Zen Centrum PRAJNA nieuwsbrief
Zenoniem nr. 37 - najaar 2009
INHOUDSOPGAVE Asp ecten va n b eoef ening In terview m et Ad v an Dun
3
Het o ng eb ore ne
13
Due l op Mukaij im a
14
De we g van de k r ijger
15
Va n b inn en na ar buit en
18
Le ve n le ren
20
Ze n in Ja pa n Be zo ek aa n Ant aiji – s ot o z en t em pel
22
Bestuu rlijk
31
Pub lica ties
31
Home is wh ere t he hear t is
32
COLOFON Ze no nie m is e en uit gav e v an St ilt ij Stiltij is o ntstaa n uit Zen Cent r um PRAJ NA Web site : www.s t ilt ij. nl Email: in fo@sti lt ij. nl
Najaar 2009
ASPECTEN VAN BEOEFENING Interview met Ad van Dun door Birgitta Putters
Als bezielend leraar van Prajna en Stiltij heeft Ad al vele inspirerende bijdragen geschonken aan de Zenoniem. Voor deze laatste Zenoniem besluiten we Ad de woorden via een interview te ontlokken. Maar hoe interview je een wijze? Gelukkig kreeg ik twee adviezen. De eerste was: ga met open hart. En de tweede kwam van Ad zelf: het gaat altijd over de Weg, over het verwoorden van waarheid. Meer naar de voorkant gaat het over de Weg die praktisch vorm vindt via Stiltij en via Ad in zijn functie als leraar.
Wat ik heel inspirerend vind is jouw toewijding aan de Weg. Ik probeer me altijd daarin in te leven, me te identificeren: steeds klaar om training te geven, om iemand te ontvangen of te woord te staan, om te doen wat nodig is. Steeds een heldere blik, nooit onaanspreekbaar, altijd benieuwd. Hoe ziet dat er voor jou uit? Kost het moeite, kom jij ook weleens je bed niet uit? Nee helemaal niet, het voelt heel natuurlijk, prettig, als een soort werk (lacht). Niks speciaals, misschien is het ook wel gewenning, het is al lang dat ik zo draai. Het heeft te maken met wat je belangrijk vindt: interesse en waardering voor het materiaal en leraren, voor wijsheid, waarheidsliefde. Dat heb ik altijd al gehad: een innerlijke interesse, een respons die ik al voelde toen ik Karl May [van de boeken van Old Shatterhand] las, of toen ik me als klein kind verloor in stenen verzamelen. Het is een gevoeligheid voor innerlijke kwaliteit, om alleen te doen wat zinvol voelt. Wanneer toewijding wél moeilijk voelt, kun je niet zeggen dat je de Weg dus te weinig belangrijk vindt. Dit is heel erg verweven met ons bewustwordingsproces, met de heiligheid ervan - zoiets kun je niet processen of managen. Toewijding is: de intentie om te volgen wat goed voelt en de nuchterheid om niet te doen wat niet goed voelt. Maar dat is makkelijk gezegd, want als je weet dat iets niet goed is maar de kracht ervan is te groot, dan doe je het toch. Zoiets moet dan voldoende uitgeleefd worden om niet meer te bedriegen, niet meer interessant of overtuigend te zijn. 3
Z e n o n i e m n r. 3 7
Dat is een subtiel groeiproces dat niet louter draait op wilskracht. Je hebt in dat proces ruimte nodig om te exploreren en op je neus te vallen - in vrijheid de gewenste keuze te kunnen maken om de Weg te leren bewandelen. En ook: de vreugde te voelen van het positieve perspectief tegenover de teleurstellingen van de negatieve perspectieven. Je kunt de Weg niet vastpakken, de hele ruimte van dit proces moet een heiligheid hebben. Je moet erop vertrouwen dat alle wendingen ten goede zijn, natuurlijk zonder dat dit tot een excuus te maken om losbollig te zijn. We leren het geheel te dienen vanuit waarheidsliefde en door er geen eigen traject van te maken. Laat je leren, laat je leiden in het besef dat er iets groters is. Vertrouw erop dat alle stappen leiden naar dat wat het beste voelt. Je kunt enkel een juiste opstelling hanteren: ontvankelijkheid, aandacht, beschikbaarheid.
Hoe onvoorwaardelijk kun je zijn in je handelen? Spelen overwegingen nog een rol bij jouw handelingen? Zou je bijvoorbeeld ook rekening houden met effecten van je activiteiten op je omgeving? Bij het handelen zit er een hiërarchie in overwegingen die optreden. De grondintentie en -verbinding (commitment) is Waarheid; die kloppendheid moet gediend worden. Dat is de meest innerlijke opstelling. Vandaaruit treed je alle vormen tegemoet. Dat moet een geïntegreerd geheel zijn. Als de vormen in bepaalde fases te lastig zijn om te integreren in de absoluutheid van innerlijke kwaliteit, dan moet je soms tussenvormen gaan hanteren. Vraagt de instandhouding van het lichaam bijvoorbeeld om bepaalde voeding die niet de meest heilige is, dan kan het zijn dat je een concessie moet doen in dienst van het proces, door kracht te tappen van een, noem het maar afgeleid soort voeding. Dat kan vaker voorkomen, dat je bewust kiest voor onaffe vormen of processen.
Geldt dat ook voor Stiltij, bijvoorbeeld in dienst van het eindperspectief om zo breed mogelijk ingangen te bieden en zo veel mogelijk mensen te bereiken? 4
Najaar 2009
Nee, dat heeft te maken met een gevoeligheid voor kloppendheid, voor de juistheid van spiritualiteit. Stiltij is een groter veld dan ik als individu, een bredere entiteit. Naar mezelf toe kan ik meer vrijheid nemen, qua voeding bijvoorbeeld. Maar Stiltij luistert nauwer. Het is niet alleen breder, maar ook nieuw gevestigd. Er zit een pioniersaspect in deze fase van Stiltij, ook met betrekking tot de regio. Ik heb ervaren dat niet altijd alles vanzelf op zijn plaats valt, dat geduld nodig is en dat je keuzes moet maken. Spiritualiteit vraagt bewust onderzoek en heeft zijn eigen interpretatie en ruimte nodig. Zodra je het gaat vermengen met andere aspecten in je leven ontstaat het risico dat de kern verloren gaat. Dit is iets waar ik in elk geval waakzaam op ben, dat het absolute karakter behouden blijft en niet verwatert tot energiewerk of persoonlijkheidsontwikkeling - dat het echt blijft wat het behoort te zijn. Dat kan dus betekenen dat je uiteindelijk minder mensen bereikt, of minder ingangen kunt aanbieden, omdat je geen concessies kunt doen in het vormenvlak. In laatste instantie zou Stiltij daardoor dus in deze regio kunnen uitdoven. Maar dat is nooit het criterium! De intentie is altijd om te dienen. Je committeert je aan de puurheid van het proces: de essentie overeind houden, en dit aanbieden in zijn breedste vorm, dat wil zeggen: op dagniveau zo efficiënt mogelijk laten draaien. Het heeft niet tot doel om in de wereld te blijven bestaan, het doel is om de kracht gewoon te laten draaien. Als ik de verbondenheid ermee blijf dienen, dat betekent het dat ik het kan belichamen. Als ik het goed belichaam kunnen anderen daar gebruik van maken en dat is het. Verder kijk ik ook niet. Eigenlijk moet ieder dus alleen zijn eigen veld dienen? Ja, je dient Stiltij het beste door de waarheid te belichamen. Er is geen andere manier. Andersom is er juist het risico dat het stagneert. Als je Stiltij gaat belichamen zonder waarheid dan houdt het snel op.
5
Z e n o n i e m n r. 3 7
Ontstaat er dan iets, als die velden op de goede manier samenkomen of samenwerken? De Weg is al garantie voor samenheid, want het is onpersoonlijke werking. Die wijsheid versterkt “elkaar” als je het zelf belichaamt, dat is het bewijs van kloppendheid. Als je elkaar kunt zien in dat licht: dát is de grootst mogelijke versterking van het proces. Wat daaruit ontstaat, dat is het. Bedachte vormen - instituties, funkties - zijn slechts faciliterend op dagniveau. Het zijn initiatieven, die steeds vragen om bijstellen, updaten en restylen. Dus moet je ook versnellen of juist dimmen wanneer gevoeld wordt dat dit kloppend is. En je wil ook een beetje rekening houden met de buitenwacht die dat allemaal niet kan bijbenen, en die een zekere consistente, stabiele, soevereine presentatie verwacht. Aan de buitenkant moet je je niet al te dynamisch kenbaar maken, je hoeft niet alle details te geven, dat doe je sowieso niet in gesprekken met mensen. Maar je moet wel een globaal beeld kunnen schetsen van een betrouwbare entiteit en een groeiproces dat hierin zit. Zoals dit bijvoorbeeld op de website zichtbaar is gemaakt, hoe Prajna is gegroeid naar Stiltij, heel organisch en stabiel. Om een serieuze partner te zijn, bijvoorbeeld voor een makelaar, moet je soms wat voorzichtig zijn in het ventileren van je nieuwste inzichten, maar aan de andere kant: als je echt een ontwikkeling meemaakt die jou een heel ander inzicht geeft, een veranderend perspectief, en wanneer het voelt als een structureel element in je ontwikkelingsproces, dan mag je niet nalaten om dat kenbaar te maken. En dan moet die makelaar maar kijken of-ie flexibel genoeg is om jou te begrijpen en te respecteren. Dat geldt ook voor de markt als geheel. Als we bijvoorbeeld op grond van inhoudelijkheid kiezen voor een uiting “krijgskunst” in plaats van “Aikido” , dan moet de markt het daar maar mee doen. Zelfs al zou het fijn zijn voor veel mensen om het over Aikido te hebben. Dus dat is wel een grens, als je voelt: om inhoudelijke redenen moet op identiteitsniveau iets veranderen, dan moet je niet morrelen aan de marketingkant. De presentatie moet zich dan maar zo goed mogelijk 6
Najaar 2009
aanpassen. Dat is het overeind houden van de kern. Zo blijkt bijvoorbeeld het ontwikkelproces van de nieuwe site anders te verlopen dan we hadden verwacht. Daardoor voelt het inhoudelijk noodzakelijk om er meer ruimte voor te nemen, dat wil zeggen: later online te gaan met de site. Dat er voorheen andere informatie naar buiten werd gebracht is dan geen reden om daarvan af te zien. De mensen moeten die nieuwe aanpak maar tot zich nemen en kijken wat ze ermee doen. Weer even terug naar het oefenproces. Je hebt weleens verteld dat Miriam een belangrijke leraar voor je is. Ja, zij is zeker een belangrijke leraar. Zoals er meerdere leraren in iemands leven zijn met elk hun inbreng, zo heeft zij me heel veel geleerd: meegeholpen, meebeschermd ook, in de facetten van mijn eigen karma die mezelf minder duidelijk waren. Daar heeft zij een ondersteunende rol in gespeeld; zij biedt versteviging of vervanging op momenten waarop bij mij lekkage draait. Dat is een belangrijke steun. Er spelen karmische aspecten die jezelf verblinden en die je over grenzen doen gaan en die een risico inhouden. Dan is er iemand naast je die je beschermt tegen risico’s, die iets bij jou kan zien dat jij zelf niet kunt zien op bepaalde aspecten - dat is de rol van een leraar. Als zo’n verbinding een leven lang aanwezig is en ingezet wordt, dan is dat een hele fijne ondersteuning. Het stabiliseert je ontwikkeling. Kun je dan zeggen dat de relatie getranscendeerd is? Een relatie kan niet transcenderen, ménsen kunnen transcenderen. Je hebt je eigen oefenproces en expressievormen, en in die zin kun je dus zeggen: de vormen worden mee getranscendeerd. In het verlengde daarvan verandert de relatie wel van karakter, het krijgt een steeds onpersoonlijker karakter, dieper menselijk contact. Daarin verschilt het ook niet van een normale relatie; een goede relatie heeft het karakter van diep menselijke verbondenheid. Daar hoef je niet per se spirituele maatstaven op los te laten. Je helpt elkaar zo goed en zo kwaad als het gaat. 7
Z e n o n i e m n r. 3 7
De verwikkelingen die je kunt ervaren in een relatie lossen niet op, maar worden steeds makkelijker hanteerbaar omdat het onderscheid tussen persoon en mens steeds duidelijker wordt. Zo kun je rondom een persoonlijke clash een ruimte ervaren van beoefenaarschap, dat wil zeggen, er bestaat dan bij jou als mens die naar de clash kijkt een bewustheid die het mogelijk maakt om dat even te laten vonken, zonder dat dit verwarring gaat veroorzaken. Dan kan dat snel oplossen - dankzij het inzien dat zulk knetteren verschillend is van de grondtoon. Dit maakt het mogelijk om te blijven zoeken naar de bedoeling van dat knetteren, en niet erin vast te blijven zitten omwille van het knetteren zelf of omwille van je eigen gelijk. In het proces van beoefening hanteert Stiltij drie fases die elkaar op een natuurlijke wijze opvolgen. Kun je wat meer over deze fases vertellen? Ieders groeiproces heeft te maken met de drie lichamen [zie kader blz.12]. Bewustwording begint met de tweepoligheid, het dualisme van grote en kleine ik, van innerlijk potentieel en uiterlijke condities. En als je de keuze voor innerlijke kwaliteit (grote ik) echt voelt en besluit aan te gaan, dan begint de drieledigheid te werken van de drie velden of lichamen waaruit we bestaan: de natuurlijke samenhang van het lijf, de adem en de geest. Vanaf dat moment begin je als het ware te zakken in de trechter van het leven, richting de kern. De lichamen lopen parallel met de oefenfases: instromer, beoefenaar en leerling. Het verloopt heel geleidelijk en organisch [zie illustratie]. Je ziet het ook terug in de oefenvormen: adem tellen, volgen en horen. Het je dagelijks vestigen in de oefening gaat altijd in dezelfde volgorde: eerst lichaamshouding, dan ademstroom, en tenslotte de gemoedsrust, de voeling van hart en geest. We zakken uit onrustige beeldvorming steeds verfijnder richting duurzame beleving. Het goed innemen van het lichaam door het tellen van de adem - “vervang denken door aandacht schenken” - geeft een besef van de heiligheid van het lichaam. En hiermee maak je de beleving tegelijkertijd neutraal: als je het lichaamsbehuizing goed inneemt, goed invoelt, valt het “ik” al weg. 8
Najaar 2009
Dan is er het volgen van de adem: “niet ademen maar geademd worden”. Adem is nog wonderlijker heilig dan het lichaam. De fijnere fysieke ademstroom heeft het werkelijkheidsgehalte van een lichaam: een verfijnd soort zintuiglijkheid, subtiele ademsubstantie. Uiteindelijk is er alleen gewaarzijn, een kosmische lichaamsbeleving. Adem is niet meer waarneembaar, het is een voelen hoe eenheid heerst, pure, onpersoonlijke intentie.
Alles wat jij bent is afhankelijk van bewustzijn. Het bewustzijn draagt en doordringt de voorste twee velden: adem en lichaam. Wat je in het begin ervaart als lichaamsbewustwording, als een concreet en voelbaar thuiskomen in je behuizing, dat kun je alleen maar dankzij het bewustzijn. Het bewustzijn schenkt jou als het ware onbewust de mogelijkheid om dat lichaam goed in te nemen. 9
Z e n o n i e m n r. 3 7
Zakkend naar adem en aandacht gaat jouw lichaamsbesef niet verloren maar het blijft intact terwijl het zich verfijnt. Ons ademlichaam heeft als het ware de fysiek tastbare gevoeligheid van het lichaam. Als je dan toekomt aan bewustzijn blijft het fysiek-ademend werkelijkheidsgehalte behouden dat je in die vorige fasen ook hebt ervaren. Dus lichaam, ook al wordt het getransformeerd of verfijnd, blijft lichaam. De ervaring in jouw lichaamsfase blijft intact, de ervaren adem blijft ook meedraaien. Het wordt allemaal geïntegreerd in bewustzijn, zodat niet alleen bewustzijn (leegte) actief kan zijn, maar het héle veld dat jij bent, inclusief lichaam en zintuiglijke waarnemingen, inclusief “wereld”. Je komt in het ‘wervelen’, in het zakken in de trechter [afbeelding blz. 9], alle fases en lichamen eigenlijk steeds al tegen. Op de bodem van van ons bestaan zitten er spleten en scheuren. Daardoorheen vangen we de lavageuren van bewustzijn op: waarheidsbesef, vervulling, eenheidservaringen. We dragen in ons hart een diep besef van waarheid, vrijheid, echtheid en dit besef geurt door alles heen. Maar het heeft niet de kracht om ons meteen thuis te brengen in onze ware identiteit, want er zitten geconditioneerde “concurrenten” in ons systeem die ons parten spelen. Het uiteindelijke thuis zijn is echt onvoorwaardelijk thuis zijn. Een geurtje opvangen is niet thuis zijn. Je wordt erdoor herinnerd aan een thuis - je hoort de echo - maar je moet nog pelgrimeren ernaartoe, en wéten dat je aan het pelgrimeren bent, dus bewust werk maken ervan. Het is te snel om te zeggen: ik heb er weet van, dus het is klaar. Zeker, je moet zo moedig en vrij zijn om onvoorwaardelijkheid toe te laten, dat wil zeggen, het perspectief innemen dat je wezenlijk gezien al klaar bent - en dan ook de kracht hebben om op je bek te gaan wanneer dat nodig is, snap je, als dat de realiteit is van het karmisch veld dat je bent. Zo’n bewustwordingsmoment maakt je weer wakker (je herinnert je weer aan je innerlijk potentieel) - via het lijden dat ermee gepaard gaat.
10
Najaar 2009
Je aansporing om toe te laten dat je al helemaal gelukkig bent, bracht mij ertoe om echt serieus werk te gaan maken van de beoefening. Ja, en om te leren wennen aan de onvoorwaardelijkheid van je leven. Het is denk ik een hele goede, reële manier om evenwicht te gaan vinden tussen die twee polen: eigen inzet en overgave aan het Leven. Als je bij voorbaat alleen maar op procesniveau blijft insteken, altijd maar zoeken blijft ríchting vervulling (“leren om te leren”), dan weet je niet hoe lang je blijft zwerven. Je geeft jezelf dan automatisch minder gezag en blijft hangen in kleinheid, in persoonlijke ontwikkeling. Maar als je het besef en het onderricht toelaat dat je in werkelijkheid al helemaal thuis bent, dan neem je dat ook als factor mee in je onderzoek en in je beleving, en dan rem je de neiging tot uitwaaieren veel efficiënter. Je bestrijdt zo de neiging om alles tot een proces te maken, en dus ook de verleiding voor het kleine ik om alles te blijven controleren. Zodra die twee kanten - vorm en leegte, uiterlijke condities en innerlijk potentieel - zijn ingebracht, kan iedereen het midden zoeken tussen “ik ben helemaal klaar” én “het retemoeilijk”. Dit is werken aan de grote kwestie, de drie lichamen innemen. Je weet: “alles is één”, het leven móet eenheid zijn... - hoe verenig ik vorm en leegte, binnen en buiten, ik en de ander: •
functionaliteit en doelen die bezielend werken: dat neigt naar je verliezen in vormenspel - daar moet je vrijheid in vinden
•
anderzijds is er de leegte van nietszeggendheid, van innerlijkheid die niet bezield is - daar moet je bezieling in ontdekken.
In beide is bezieling de verbindingsfactor: wat beweegt me, wat bezielt me? Geconditioneerde bezieling of onvoorwaardelijke bezieling, het is allebei bewogenheid. Wat ís die kracht die beweegt, wat beweegt er nou echt? Dan kom je vanzelf tot de conclusie: alle vormen, binnen en buiten, komen voort uit werking, bewustzijnswerking van het hart.
11
Z e n o n i e m n r. 3 7
DRIE LICHAMEN De drie lichamen (trikaya) zijn het werkelijkheidslichaam (dharmakaya), het energielichaam of ademlichaam (sambhogakaya) en het fysieke of veranderingslichaam (nirmanakaya). Het vleselijke lichaam is de ruwe, stoffelijke vorm en wordt gevormd door de zes zintuigen (oog, oor, neus, tong, lijf, brein). De vleesvracht is onze grofste, kortstondigste, meest veranderlijke vorm: ons biologisch hachje en de sterkste binding met “de wereld”. Het energielichaam is de fijnstoffelijke vorm en het gebied van de vijf skandha’s (vorm, voelen, denken, wensen, beseffen); het is het domein van emotie, chakra,s, dromen, magie, kunst etc. Het fysieke en het energielichaam tezamen vormen de persoonlijkheid of het ego. Dit is het karmisch terrein van karakter, vaardigheid, persoonlijke kleuren, voorkeur en afkeer. Het energielichaam sterft niet wanneer het fysieke lichaam sterft, maar blijft dolen, als een wolk, op zoek naar het licht van bewustwording, ontwaken. Het werkelijkheidslichaam is niet karmisch maar dharmisch, en heeft geen kenmerken. De dharmakaya is een ander woord voor onze ware aard (boeddhanatuur), niet persoon maar menselijkheid die we zijn. Het is de kracht van bewustzijn zelf: vormloos, tijdloos, vrij van dualiteit, onveranderlijk. Het beweegt niet, het is bewogenheid zelf.
Praktischer (in het kader van beoefening) kunnen de drie lichamen getypeerd worden op grond van locatie: het fysieke lichaam opereert met het brein als zintuiglijk centrum, het energetisch lichaam gebruikt de buik als ademcentrum, en het waarheidslichaam functioneert vanuit het hart als bron. Verdieping: Shunryu Suzuki roshi, Windbell VIII, Nos. 3-4, lente 1969 http://www.stiltij.nl/publiek/meditatie/ suzuki_trikaya.pdf
12
Najaar 2009
HET ONGEBORENE Amoghasiddhi - Die Zonder Dwalen Zijn Doel Bereikt, Onfieilbaar Succes
13
Z e n o n i e m n r. 3 7
DUEL OP MUKAIJIMA Kojiro was beledigd omdat hij had moeten wachten. Toen hij Musashi in de verte zag naderen, haastte hij zich over het strand naar de rand van het water. Geagiteerd deelde hij zijn tegenstander mee dat hij op het afgesproken tijdstip op het eiland was verschenen en hij eiste van Musashi te horen of hij te laat kwam omdat hij bang was. Musashi bleef stil, negeerde de woorden van zijn tegenstander en liep langzaam op hem af. Overvallen door woede trok Kojiro zijn zwaard en wierp de schede theatraal in het water. Musashi stond in het ondiepe water, glimlachte en sprak de nu legendarische woorden, “Je hebt verloren, Kojiro. Zou een winnaar zijn schede hebben weggegooid?” In razernij rende Kojiro richting Musashi en maakte met zijn zwaard een voorwaartse slag, gericht op het midden van het voorhoofd. Op hetzelfde moment sloeg Musashi met zijn houten zwaard op dezelfde manier en hij raakte Kojiro daarbij rechtstreeks op het hoofd. Kojiro viel neer waar hij stond. De punt van zijn zwaard had de knoop van Musashi’s hoofddoek doorkliefd en de doek gleed van zijn hoofd op de grond, maar Musashi’s houten zwaard had een directe klap toegebracht. Musashi liet zijn zwaard zakken en stond een moment stil, alvorens het snel te heffen voor een volgende slag. Kojiro lag plat op de grond, maar op dat moment zwaaide hij zijn zwaard zijdelings in een maaibeweging, gericht op Musashi’s dijen. Musashi sprong achteruit en incasseerde een snee van ruim zeven centimeter in de plooien van zijn hakama, slechts een fractie verwijderd van de slagader in zijn dijbeen. Musashi’s slag kwam nu aan en splijtte de ribben van Kojiro. Kojiro, met bloed stromend uit zijn mond en neus, verloor het bewustzijn. Musashi kroop neer en hield zijn hand boven Kojiro’s mond en neus om een teken van leven te zoeken. Hij vond er geen. Hij draaide zich naar de aanwezige autoriteiten, maakte een korte buiging, stond vervolgens op en liep kordaat weg over het strand. Behendig sprong hij in de boot en hielp de schipper om los te komen van het eiland. Spoedig was hij alleen nog te zien als een schim aan de horizon.
William Scott Wilson: The Lone Samurai; the life of Miyamoto Musashi. Kodansha, 2004, p. 56-57. Vertaling: Landau Hoedemakers. Jima is het Japanse woord voor eiland. Mukaijima betekent ‘het eiland aldaar’ en ligt tussen de twee grotere Japanse landen Kyushu en Honshu. Het eiland had aan beide kusten een eigen naam; op Kyushu noemde men het Mukaijima, op Honshu heette het Funajima (‘boot eiland’). Tegenwoordig heet het Ganryujima.
14
Najaar 2009
DE WEG VAN DE KRIJGER door Landau Hoedemakers
Sasaki Kojiro was een bedreven en befaamd zwaardkunstenaar in het Japan van 1612, het jaar waarin nevenstaande confrontatie plaatsvond. Vanwege zijn uitzonderlijke behendigheid met het lange zwaard droeg hij de bijnaam ‘demoon van de Westerse provincies’. Zijn voorkomen was opvallend verzorgd en indrukwekkend, maar zijn techniek met het zwaard bleef veruit het meest verbijsterend. Kojiro werkte als leraar voor de Hosokawa clan en runde een dojo in Kokura, een havenstad op het meest zuidelijk gelegen hoofdeiland Kyushu.1 De leerlingen van Kojiro bewonderden hem om zijn techniek en het feit dat hij ongeslagen was. De reden voor Kojiro’s enthousiasme voor het gevecht met Musashi is dat een overwinning zijn reputatie in het gebied kon doen groeien en hem dichter bij een officiële positie binnen de Hosokawa clan kon brengen. Miyamoto Musashi was eveneens een groot krijger, maar behoorde niet tot een clan of krijgsheer. Op zoek naar de vervolmaking van zijn krijgerschap zwierf hij half Japan door en droeg weinig persoonlijke bezittingen bij zich. Musashi was een vrije geest en ook naar het wapengebruik toe heeft hij zich niet gefixeerd op één wapen of techniek. Hoewel hij het zwaard diep respecteerde, gebruikte hij van alles als wapen in zijn confrontaties met opponenten om zo geen voorkeur te creëren en afhankelijkheid van het zwaard te voorkomen. In zijn leven heeft hij zestig gevechten geleverd, waarvan hij er geen enkele verloren heeft. Het duel met Sasaki Kojiro was voor Musashi niet anders dan een ‘vergelijking van technieken’. Er was volgens hem geen sprake van vijandigheid tussen de twee krijgers.2 Beide krijgers waren getalenteerde hanteerders van het zwaard, toch liep er slechts één van de confrontatie weg. 1
De vier hoofdeilanden van Japan zijn Honshu, Shikoku, Kyushu en Hokkaido. Deze vormen de scheiding tussen de Japanse Zee en de Stille Zuidzee. Aangezien het eilandenrijk in banaanconstellatie ligt, zijn de zuidelijke eilanden tevens het meest westelijk gelegen. Vandaar dat Sasaki Kojiro de demoon van de Westerse provincies werd genoemd. De havenstad Kokura lag op Kyushu en was de zetel van de Hosokawa clan.
2
The Lone Samurai – The Life of Miyamoto Musashi door William Scott Wilson, Kodansha International, 2004, p. 60
15
Z e n o n i e m n r. 3 7
Over de precieze oorzaak van de uitkomst van dit bekendste een-op-een gevecht uit de Japanse geschiedenis kan eindeloos getwist worden – en dit wordt tot op de dag van vandaag dan ook gedaan – maar een aantal zaken kunnen met zekerheid worden gesteld zonder te vervallen in speculatie. Eén daarvan is dat Musashi het gevecht mentaal al gewonnen had vóór de fysieke strijd begonnen was doordat hij zijn tegenstander op hem liet wachten. Kojiro verloor hierdoor zijn kalmte van geest. Bovendien verscheen Musashi voor de strijd met een houten zwaard dat hij tijdens de bootreis naar het eiland uit een roeispaan had gesneden. Voor een samurai was het zwaard de ziel van de krijger waartoe het behoorde. Een zwaard van bijzondere komaf werd met trots door de eigenaar gedragen. Kojiro bijvoorbeeld, had een bijzonder lang zwaard dat zelfs een naam had, de Droogstok, en dit zwaard had een reputatie op zich. Het is dus niet verwonderlijk dat Kojiro verbaasd was over de wapenkeuze van zijn tegenstander. Gekrenkte trots en ongeduld vertroebelden de heldere geest van Kojiro bij de aanblik van zijn opponent en maakten het gemakkelijk voor kwaadheid om haar intrede te nemen. Musashi hoefde hier weinig voor te doen, behalve twee uur te laat op het eiland verschijnen. De vatbaarheid voor de verstoring van Kojiro’s geest ligt in de gehechtheid aan traditionele waarden (etiquette), status en aanzien. Bovendien had hij meer belangen bij het duel dan enkel erachter te komen wie van de twee de beste techniek in huis had; het ging hem er ook om een positie te verkrijgen binnen de Hosokawa clan. Bij de zuiverheid van dat motief kun je ook vraagtekens zetten. Dit historische gevecht laat zien dat bovenal de geestelijke gesteldheid van een krijger bepalend is. Kracht alleen is niet genoeg. De ware strijd speelt zich onderhuids af, in een gevecht met interne vijanden. Je kan zeggen dat Kojiro verloor doordat hij zijn geest niet voldoende getemd had, waardoor zowel zijn uiterzonderlijke beheersing van het zwaard als zijn legendarische wapen vrijwel machteloos stonden tegenover de onverstoorbare geest van Musashi.
16
Najaar 2009
Krijgerschap valt of staat niet met excellente beheersing van technieken, maar het begint en eindigt met aanwezigheid van de geest. In het zuivere licht van een open geest smelt de kracht van de techniek als sneeuw voor de zon, of voorziet het van een harmonieuze werking die niet anders dan vrede beoogt.
Ik denk dat Miyamoto Musashi dezelfde wetmatigheid beschreef toen hij aan het eind van zijn leven negen regels noteerde voor het in de praktijk brengen van zijn martiale kunst. Twee van die negen luiden als volgt: “Ontwikkel een doorstastend oog in elke kwestie” en “onderzoek alle wegen.”3 Nóg een manier om dit te verwoorden is te vinden bij een andere Japanse krijger: “Om Vredeskunst tot leven te brengen, moet je je vrij kunnen bewegen in de drie rijken van het zichtbare, het verborgene en het goddelijke.”4
3
Miyamoto Musashi – The Book of Five Rings door William Scott Wilson, Kodansha International, 2002, p. 57 en 58
4
Morihei Ueshiba - Vrede als kunst door John Stevens, 1993, p.99
17
Z e n o n i e m n r. 3 7
VAN BINNEN NAAR BUITEN door Friso Gubbels
“Ondervinding is de beste leermeester”, iets wat mijn vader vaker zei tegen ons als wij als kinderen eigenwijs onze zin wilden doorzetten. Iets ondervinden is inderdaad de beste garantie om te weten te komen of iets klopt of niet. Als mensen aan een eerste proefles meditatie of krijgskunst meedoen wordt hun dit al heel snel duidelijk. Iets vinden (over iets) is wat anders dan onder-vinden. Door vóór het vinden te blijven kun je beleven. Beleven is iets heel anders dan er van buiten af iets over denken; iets heel anders dan er meteen een oordeel over hebben. Van buiten naar binnen kijken levert namelijk niet altijd de juiste, betrouwbare informatie op. Ik kan me goed voorstellen dat als mensen sommige filmpjes van oefeningen op het weblog van Stiltij zien, zich wel eens achter de oren krabben. Rare geluiden en bewegingen - staand, liggend, stampend, brullend en brommend. “Rare jongens en meisjes die Stiltij-gasten - rijp voor het gesticht!”. Ik kan hun, uit eigen ervaring, verzekeren dat het een heel ander verhaal is als je van binnen naar buiten kijkt. ”Doe maar gewoon, dat is al gek genoeg”, is een helaas veelgehoorde uitspraak, die echter het kindje met het badwater weggooit. Gaandeweg de jaren hebben we namelijk maar twee mogelijkheden: we blijven ‘gewoon’ doen en de boel blijft op slot, óf we merken dat iets wringt en willen daar iets aan doen. We willen toekomen aan het hele verhaal. Het verhaal van ons zelf. Dit hoeft niets spectaculairs of iets ongewoons te zijn, maar heeft wel te maken met het innemen van een ander standpunt, namelijk dat we ons eigen onderzoek moeten doen om te ontdekken wat wezenlijk is. Alles wat we tot dusver gedaan en geprobeerd hebben, had als enige doel: vervulling, geluk. Onze zoektocht is nog steeds aan de gang, want alles wat we tot nu toe kennen heeft ons nog geen definitieve vervulling gebracht. 18
Najaar 2009
Blijft dus over: het onbekende… En daarmee wordt niet bedoeld het zoveelste aspect dat we daarbuiten ergens hopen te vinden of te halen, maar het onbekende in ons zelf. Toe moeten geven dat we vaak niet eens zelf snappen waarom we iets doen of juist niet doen, terwijl we heel goed weten dat het niet klopt, is niet niks. Dat vergt moed en eerlijkheid. Het probleem dat we onszelf niet goed kennen of begrijpen is niet op te lossen door voortdurend aan de buitenzijde de boel te corrigeren of op te poetsen, maar kan alleen opgelost worden door onderzoek in de binnenwereld. Wanneer dat zwaar of moeilijk voelt, kan het helpen om te voelen dat het in de praktijk heel bruikbaar is. Simpele, praktische oefeningen kunnen ons al een glimp laten zien van wat er allemaal aan onontdekt materiaal binnen ons aanwezig is. De eerste keer zingen. Ik schrok me wezenloos. “Ik kan toch helemaal niet zingen!” Maar er werd gewoon bedoeld: de adem hoorbaar maken, zoals in een diepe zucht. Aaaah, Ooooh, Eeee.. klinken laten. Het lijkt zo gewoon, maar ik had een zekere weerstand tegen deze oefening, want het voelde voor mij zo ‘onnatuurlijk’. Het bleek achteraf een smoes die ik gebruikte omdat ik het ‘raar’ vond. Maar toch onderzocht ik het omdat ik wilde ontdekken wat het dan wél was. Onnatuurlijk werd na enige tijd onwennig. Gaandeweg ervoer ik de diepe rust, ontspanning en de kracht van de adem door hem steeds meer gezag te geven. Onwennig werd vertrouwd. Ik ging meer beleven en minder beoordelen. Vertrouwd werd dierbaar. En zo ging het met zoveel oefeningen die aanvankelijk vreemd voelden. Ik ontdekte dat veel dierbare aspecten gewoon binnen in mezelf aanwezig waren, alleen had ik ze nog nooit opgemerkt. “Alles went als het maar lang genoeg duurt”; ook zo’n populaire uitdrukking die we vaker horen. Kan best waar zijn, maar… Nooit gewend zijn aan onze aangeboren innerlijke kwaliteiten is ook een gewenning. Ik besef dat nu pas des te meer.
19
Z e n o n i e m n r. 3 7
LEVEN LEREN door Natasja van der Hout
Waar ik het meest dankbaar voor ben, is dat ik mijn vrolijke leergierigheid heb teruggevonden. Leergierigheid vooral voor het allermooiste, leukste en moeilijkste wat je kunt leren: leven. De weg van mijn leven liep misschien wel dood, het was tijd voor een nieuwe weg. De wilde strijd tegen de realiteit; in de vorm van ouders, studie, tijd, geld en uiteindelijk tegen mezelf heb ik maar opgegeven. Daar lag ik dan, de in-de-kramp-gevochten strijder, klaar om alles te laten varen, mezelf met een glimlach uit het slijk te hijsen en met vertrouwen aan iets nieuws te beginnen. Op dit punt bleek de realiteit van de anderen mijn grote vijand. Wanneer heb ik in godsnaam mijn eigenwijsheid op kunnen geven? Denk ik nu. Met mijn frisse, echt realistische kijk zag ik dat er alle tijd en ruimte was om alles aan de kant te schuiven. Dat deed ik. En voor het eerst sinds tijden maakte ik zorgvuldig beslissingen die echt bij mezelf vandaan kwamen, in plaats van vanuit een verslagenheid en een boosheid naar de wereld toe. Ik meldde me af voor de studie docent muziek en toen het stof was gedaald ben ik rustig aan wat gaan werken. De Zomerweek kwam op het goede moment. Zo werd de basis wat steviger, en ik leerde een aantal eigenschappen die me hielpen om tijdens het werken overeind te blijven. Goed luisteren naar anderen, ze als leraren zien, niet zeuren maar doorgaan, en… op tijd opstaan ;). Je hoeft maar een klein beetje om je heen te kijken (en naar Stiltij te gaan) en voor je het weet dienen zich overal om je heen leraren aan. Zo was er Landau, die me in één avond leerde dat onhandige tuinstoelen de beste spiegels zijn én hoe je door Maastricht moet fietsen! Ik had er zo’n last van door alle Maastrichtenaren boos te worden nagekeken wanneer ik met gestresste-randstad-stijl door het centrum 20
Najaar 2009
croste. Een goede oplossing: nog harder fietsen, dan ziet niemand je. En dan waren er nog al die takjes tegen mijn hoofd als ik liep te dromen. Of stenen waar ik m’n voet tegen stootte als het echt menens werd! Totdat ik mezelf alleen maar hartelijk uitlachte. In mijn enthousiasme ben ik nu ook nog eens in een studie gerold. Eindelijk weer iets dat ik leuk vind: orgel spelen. En gelukkig, een orgel kan aardig wat hebben, maar je moet het wel liefdevol behandelen wil het mooi klinken. En weer in een klasje, naar een leraar luisteren, net als alle anderen. Ik probeer net zo naar mijn leraren te luisteren als wanneer Ad iets vertelt, en ze blijken nog zinnige, zelfs wijze dingen te zeggen ook! Daar ben ik toch te eigenwijs geweest. Ik zeg niet meer zo veel, en als ik een keer een flater sla, dan schaam ik me niet, dan lach ik mezelf hartelijk uit. Of ik zeg sorry dat ik zoiets stoms heb gezegd, dat was niet de bedoeling. Het leven, ik ben het weer gaan vertrouwen. Geen plek blijkt zo betrouwbaar en veilig als er middenin. De rivier van het leven stroomt al lang, ik hoef er alleen maar voorzichtig in te stappen; mee op de stroom. Het wereldje kan nog zo groot worden, ik blijf leerling van het leven.
21
Z e n o n i e m n r. 3 7
ZEN IN JAPAN Bezoek aan Antaiji – soto zen tempel door Wouter van Marken Lichtenbelt
Stilte Ver vormt zich geluid Maanzachte klanken Eerst sereen Zwellen aan Cicadenkoor In mijn oor Daverende Stilte
Het is stil hier. Niet stil zonder geluid. Wielewaalgeluiden en Japanse Raven die laag brabbelen. Tussendoor met vlagen het getsjirp van cicaden. Geen enkel menslijk geluid. Geen auto’s, geen vliegtuigen, geen stemmen. Niets. Zo nu en dan hoor ik iemand over de lange gang lopen. Zachtjes, op blote voeten. Een wolkendek hangt laag, de toppen van de bergen in nevel hullend. Flarden mist. Af en toe een zonnetje op de tempel en de rijstveldjes met de Japanse vogelverschrikkers. Gisteren ben ik hier aangekomen. Lang in de trein gezeten. Heerlijk. Reizen per trein kan me nooit lang genoeg duren. Je hoeft niets en het landschap trekt aan je voorbij. Steile groene heuvels met cipressen en bamboebosjes. Op de vlakke delen wordt natte rijst verbouwd. Na de trein met een busje verder de bergen in. Ik word afgezet bij een snelstromend riviertje. Er staat een houten bordje met Antaiji erop. Ik wandel langs de rivier omhoog. Na een uur, eerst langs rijstveldjes en dan door bos, kom ik warm en bezweet aan bij een lange steile stenen trap. Bovenaan de trap voert een pad tussen twee kleine zentuinen 22
Najaar 2009
door naar de hoofdingang van de tempel. Het is een mooi donker houten gebouw met de typisch Japanse gebogen daklijnen. Rechts daarvan is het kloostergebouw, met slaapkamers, wasruimtes, eetruimte, keuken en nog een apart gebouwtje met de bibliotheek. Aan het einde van het hoofdgebouw woont de abt (docho san) Muho Noelke, met zijn gezin. Dat is het. Geen huizen en geen dorpjes in de verre omtrek. Het is vakantietijd en er zijn nu weinig mensen. Een vriendelijke Japanse monnik leidt me rond. In Japans en wat Engels legt hij me de belangrijkste regels en gebruiken uit. Op welke plekken dien ik te buigen, b.v. in het washok. Rituelen rond de zendo, die ze hier hondo noemen. Ik kies een zitkussen en een mat en krijg een plek toegewezen. Ook hier uitleg wanneer ik dien te buigen en voor wie en hoe ik door de ruimte kan lopen. Dan de rituelen bij het ontbijt. Hoe leg je je chopsticks neer. Hoe houd je je rijstkom vast als je om rijst vraagt en hoe neem je de kom weer in ontvangst. In de loop van de week kom ik erachter dat ik maar een paar regels te horen kreeg. De rest moet je zelf maar oppikken.
23
Z e n o n i e m n r. 3 7
Over het algemeen is veel herkenbaar, maar alles is net een beetje anders dan bij Ad. Er zijn ook veel meer regels. Veel zaken gaan strikt volgens Dogens richtlijnen; andere onderdelen zijn vrij en meer relaxed. Later op de dag gaan we eten. Dat gebeurt in stilte, zoals hier vrijwel alles in stilte plaatsvindt. Wel reciteren we een tekst voor en na het eten. De tendo (kok) heeft lekker gekookt. Het smaakt me goed. De monniken zijn om beurten tendo. Er wordt gekookt op een met hout gestookt fornuis. We eten de producten van het land rondom de tempel.
Om een uur of tien lig ik op mijn matje op de vloer van mijn kamer. Ik slaap licht en droom van vroeg te worden gewekt. Toch voel ik me uitgerust als ik om kwart voor vier gewekt word door bonken en een rinkelende bel. Het is de jikido, de verantwoordelijke voor de hondo, die met een bel in de hand hard door alle gangen van het klooster rent om ons te wekken. Daarna hoor ik een doffe klap. Het geluid komt van de hahn. Dat is een soort houten klankbord dat hangt bij de ingang van de tempel. Het is pikdonker. Ik heb een paar minuten om me aan te kleden en mijn hoofd te af te spoelen. Ook doe ik snel een paar rek en strek oefeningen. Daar hoor ik al de tweede tik op de hahn. Nu moet ik opschieten, maar weet niet of ik al naar binnen mag gaan. Gelukkig zie ik de schim van Yayoko, de enige vrouwelijk gast, voor me uit gaan. 24
Najaar 2009
Ik volg haar naar de hondo. Ik loop in shashu naar de zij-ingang. Daar staat de jikido in buiging. Ik buig ook. Dan naar binnen en weer buigen, nu in gassho. Ergens moet een lampje aan zijn, want in de tempel heerst zacht licht. Het ruikt naar wierook. Langs de achterwand loop ik tot ik ter hoogte ben van mijn zitplek en dan recht naar mijn kussen (nooit schuin door de tempel lopen). Ik ga zitten met het gezicht naar de muur. Kort daarna hoor ik voor de derde keer de hahn. Dat is het teken dat iedereen aanwezig is. Ik kijk stiekem even naar links. Vijf schaduwen op een rij voor in de tempel met het gezicht gericht naar de wand. Bevroren stilte. Driemaal klinkt een bel: precies 4 uur, aanvang zazen. Ik zit met mijn ogen open, de ogen gericht op de onderkant van de wand, ruim een meter voor me. Het is doodstil. Af en toe hoor ik het “krok” van een kikker. Van links naar rechts waart een zuchtje wind langs de rijstpapieren venstertjes, die zachtjes klapperen. Hier zit ik dan. Ik heb me hier lang op verheugd en nu zit ik er. In Japan, in de bergen, in een klooster. In de stilte. Louter Wouter. Ik denk: “Wat is het dat hier zit?” Ik zie de plint voor me. Dan zet ik mijn blik op perifeer en concentreer me op mijn ademhaling. Wel word ik nogal eens afgeleid. De eerste vogel. Kort daarna, heel langzaam, wordt het licht. Ik hoor de krekels en verschillende vogels in koorzang. Tenslotte zetten de cicaden in en zitten we in een oorverdovende herrie. Hoge schrille tonen. Dan al hoor ik de bel tweemaal ten teken van het einde van het eerste uur. Ik 25
Z e n o n i e m n r. 3 7
dacht dat ik pas een half uur zat. Kinhin. Ik zie nu voor het eerst Docho san Muho die voor me uit “loopt”. De kinhin duurt precies 10 minuten. We gaan weer zitten voor het tweede uur. Om precies 6 uur luidt weer twee keer de bel. Opstaan, kussen opschudden en snel lopen naar de eetruimte. Daar staat het ontbijt op een lage tafel klaar. Het ontbijt bestaat uit rijst, bouillon, wat groente en vaak nog een hapje. Strakke rituelen. Na een gassho gaan we in seiza zitten (arme knietjes van me). Ik moet mijn rijstkommetje laten vullen door Docho san. Opstaan achterlangs. Weer op de knieën. Kommetje zus aangeven en zo ontvangen. De leerlingen en Muho hebben een speciale oryoki set, die onder meer bestaat uit kommetjes en chopsticks. Die worden achteraf aandachtig en volgens vaste handelingen gereinigd en in een doek ingepakt. Na het slaan van een klepper en het luiden van de inkin wordt er afgewassen. Daarna poetsen. Rennend met de dweil voor me uit over de lange gangen. Leuk, echt volgens de boekjes, maar wel hijgen geblazen. Ook poets ik de hal naar de hondo. Bij de ingang loop ik al poetsend met m’n hoofd tegen de grote bronzen bel. Deze is zo zwaar dat ondanks de harde klap het vooral mijn hoofd is dat galmt. Om precies 8.30 uur werkoverleg. Muho leidt de bijeenkomst. Dan gaan we aan de slag. Ik maak een composthoop en help bij het oogsten van bonen. Een lange dag buiten. ’s Avonds lees ik nog wat in Dogens’ Shobogenzo, maar val al snel in slaap. 26
Najaar 2009
Drie dagen later wordt een sesshin gehouden. Tien uur zitten van vier tot negen en van tien tot drie. Op elk heel uur een kwartier kinhin. Een hele zit. Vooral ’s middags was het pijn lijden. Met ogen open zazen is wennen. Ik ben wel al eerder begonnen met oefenen. Ik wil zoveel mogelijk alles doen volgens de regels hier. Maar tijdens urenlang zitten werden de open ogen een ervaring op zich. Er treden allerlei illusies op. Het witte paneel tegenover me wordt zwart. De hele tempelwand kiepert om. Donker hout lijkt helder als een spiegel waarin ik mezelf zie. De matjes lijken te zweven en allerlei figuren verschijnen in de panelen voor me. Omdat mijn ogen open zijn zie ik min of meer wat er naast me gebeurt. Links van me een monnik die vrijwel steeds knikkebolt, tien uur lang... Hij is er zo consequent in dat ik af en toe bijna ik de lach schiet. Rechts van me Muho: kaarsrecht volledig stil. Daar gaat veel van uit en geeft houvast. Al zittend vraag ik me af wanneer ik er nou eens echt serieus werk van ga maken, van dat zitten. Ik laat me nog veel te veel afleiden. De krekels en cicaden, de brabbelende roeken verderop in een boom en de regen die dan weer zachtjes ruist, en dan weer klettert op het dak van de tempel.
27
Z e n o n i e m n r. 3 7
Alles trekt aandacht. Dat wil zeggen: gééf ik aandacht. Vul ik in met voorstellingen. Ik laat het niet voor wat het is. Maar ook: geleidelijk aan ontstaat er tijdloosheid. Ik ben de tel kwijt; is dit nu het 7e of het 8e uur? Af en toe verschuift er iets in me. Ik voel me opgenomen in het geheel. Ik word gedragen. Dan realiseer ik het me, voel me dankbaar, met als gevolg dat het meteen weg is en weer zit ik hier in de tempel en zingen de vogels buiten. Na de sesshin is er een officiële theebijeenkomst. De thee wordt op speciale manier geserveerd door de tendo. Als de thee op is krijgt iedereen om de beurt het woord. Je maakt een gassho en spreekt. Er kan een gesprek op volgen. Als je klaar bent maak je weer een gassho, waarna de volgende het woord kan nemen. Prettig vind ik, want er heerst echt aandacht. En als het een tijdje stil is neemt niemand het gesprek over. Je kan dus rustig overdenken voor je nog iets zegt. Muho spreekt vrij lang over het eten van witte rijst en bruine rijst. Hij vindt dat de laatste tijd te vaak witte rijst gegeten wordt. Hij onderstreept het belang van eten van bruine rijst en legt uit waarom (kauwen, tragere vertering). Er zit energie in van iedereen die mee heeft helpen planten, onkruid wieden, oogsten, verwerken en sorteren. Later op de avond bij de koffie praten we met een paar mensen nog wat na. Over zazen en over hoe moeilijk het is om zo’n klooster draaiende te houden. Van de 125 miljoen Japanners zit er momenteel 1 hier als monnik in de leer. Er is geen gebrek aan mensen die kort of voor enkele weken 28
Najaar 2009
blijven. Enkelen blijven een jaar. Maar echt voor een paar jaar is eigenlijk niemand te vinden en dat is wat zo’n klooster/landbouwbedrijf nodig heeft. Ik zelf ben hier een week en vind 10 uur zazen al lang... Ik bewonder Muho die doorzet: abt is, onkruid wiedt, zentuinen aanlegt, bedelt met nap, en iedere serieus geïnteresseerde welkom heet. Hij doet wat er moet gebeuren. Concessieloos. Een paar dagen later reis ik per trein naar Tokyo. De volgende dag vlieg ik naar Nederland. Twee dagen later zit ik te werken achter mijn bureau. Ik voel me goed en vind het prettig het werk weer op te pakken. Ik zit achter het scherm van mijn computer. Ik denk: “Wat is het dat hier zit?” Mensen vragen wat ik er aan heb gehad. Tja, ik niet weten. Het is net als met zazen. Je leert jezelf kennen, maar weet steeds minder wie je bent. Ik vind dat ik er veel aan gehad heb en denk er veel aan terug. Bijvoorbeeld aan het bijna naadloos overgaan van zazen en de handelingen in en rond het klooster. Tegelijkertijd dringt het tot me door dat het niet uitmaakt waar je zit...
Stilte Benadrukt door krekels Een deken van geluid Nevel bedekt Uit niets Komt niets Enkel Stilte
Fo to-imp res s ies v an Ant aiji: W out er v an M a r k e n L i c h t e n b e l t 29
Z e n o n i e m n r. 3 7
De b od hisatt v a J iz o ( Ks hit igar bha) , bes c h e r m e r v a n p e l g r i m s . Tekening: J ean- Paul Bar bou v an R o o s t e r e n 30
Najaar 2009
BESTUURLIJK Faciliteiten Met ingang van 2010 hanteren we een kwartaalagenda. Alle activiteiten worden dan elk kwartaal aangeboden: korte en langere sesshins, verdiepingsweekend krijgksunst, en introductiecursussen. Nieuw: de Wijze Toren-cursus over Innerlijke Kwaliteit, en de maandelijkse thema-avond “Een avond over...”. Voorzitter:
Projectbeheerder buitenplek:
Birgitta Putters
Juul Hoefsloot
[email protected] | 06 41457618
[email protected] | 06 44534541
Secretariaat:
Projectbeheerder stadsplek:
Lieke van Dun
Friso Gubbels
Halvemaanstraat 12
[email protected] | 06 10630852
6217 ND Maastricht 043 3631714 | 06 22627720
Projectbeheerder marketing:
[email protected]
Jean-Paul Barbou van Roosteren
[email protected] | 06 11537600
Financiën: Landau Hoedemakers
[email protected] | 06 44963062 ABN-Amro 410313181 t.n.v. STILTIJ
PUBLICATIES T he m a’s te r ve r w er kel i j ki ng : v er ont r us t ing, v e r w e l k o m i n g , v e r d w i j n i n g . Oefe nboe kje: pr ak t is c he aanwijz ingen v o o r Z e n b e o e f e n i n g . De Gr ote Kwe st i e : biogr af is c h- didak t is c h m at e r i a a l v a n 1 0 0 l e r a r e n . Br onk r ac ht : c it at en uit div er s e t r adit ies , t h e m a t i s c h g e o r d e n d . De Ba sa le M ens : ov er wegingen ov er k w a l i t e i t v a n l e v e n .
31
Z e n o n i e m n r. 3 7
HOME IS WHERE THE HEART IS Huisraad en lichaam verplaatsen, een heel gedoe en geregel. Maar toch, hoe makkelijk vergeleken bij het verplaatsen van deze kleine geest. Gehechtheid aan vertrouwde omgeving en levenspatroon zitten dieper dan gedacht en deze kleine geest voelt onzeker en enigszins van kracht ontdaan.
Het grote hart daarentegen klopt zoals het altijd al deed. Zijn gaan is geen verandering, dus laat maar stromen en laat los. Want wat onbestendig is zal vroeg of laat toch wel vergaan. Deze plek van mijn echte thuis kan ik nooit verlaten.
Guido Ramackers
32