Zelfstudie instellingsaudit 4 december 2012
Inhoudsopgave Inleiding .....................................................................................................................
3
Sterkte/zwakte-analyse per standaard .....................................................................
4
Standaard 1: Visie op de kwaliteit van het onderwijs ............................................. I. Onderwijsvisie ................................................................................................... II. Onderwijsvisie uitgewerkt ................................................................................. III. Reactie Universiteit Leiden op Strategische Agenda OCW ............................. IV. Ontwikkeling van kwaliteitscultuur en kwaliteitszorg .................................... V. Sturing in balans ................................................................................................
6 6 7 8 8 9
Standaard 2: Uitwerking in het beleid ..................................................................... I. Academische signatuur ..................................................................................... II. Focus op studiesucces van onze studenten ....................................................... III. Inspirerende docenten als spil in het onderwijs ............................................... IV. Aantrekkelijk onderwijsaanbod ........................................................................ V. Internationalisering ........................................................................................... VI. Ondersteunende voorzieningen ........................................................................ VII. Financiële middelen ..........................................................................................
11 11 14 19 22 26 29 31
Standaard 3: Meten van resultaten ........................................................................... I. Cijfers over instroom, doorstroom, uitstroom van studenten ........................ II. Kwaliteitsoordelen studenten, alumni en staf .................................................. III. Overige meetinstrumenten ............................................................................... IV. Beleidsdoelstellingen en meetinstrumenten gekoppeld ..................................
32 32 33 34 34
Standaard 4: Verbeterbeleid ..................................................................................... I. Kwaliteitszorgcyclus ........................................................................................... II. Verbinding tussen interne en externe kwaliteitszorg ....................................... III. Verbeterpunten ..................................................................................................
36 36 37 39
Standaard 5: Organisatie- en beslissingsstructuur ................................................ I. Instelling ............................................................................................................ II. Faculteit .............................................................................................................. III. Opleiding ........................................................................................................... IV. Verbeterpunten ..................................................................................................
40 40 41 42 43
Bijlagen 1. Basisgegevens instelling ..................................................................................... 2. Organogram ...................................................................................................... 3. Visie op onderwijskwaliteit en kwaliteitszorg (2010) ...................................... 4. Voorbeeld bestuursmonitor: Sociale Wetenschappen 2011 ............................ 5. Voorbeeld opleidingskaart: Geschiedenis/History ...........................................
45 50 51 58 59
Inleiding De Universiteit Leiden heeft zich in februari 2011 aangemeld bij de NVAO voor de Instellingstoets Kwaliteitszorg. Met het oog op de uitvoering van deze toets heeft het universiteitsbestuur de voorliggende zelfstudie opgesteld. Hierin beschrijft zij, aan de hand van de vijf standaarden van de NVAO, haar visie op onderwijskwaliteit en kwaliteitscultuur (standaard 1), de wijze waarop deze visie geconcretiseerd is in beleid (standaard 2), de monitoring van resultaten van het beleid (standaard 3), de procedures waarin geborgd is dat noodzakelijke verbeteringen tot stand komen (standaard 4) en tenslotte de organisatie- en beslissingsstructuur waarin dit alles plaatsvindt (standaard 5).
Wij vragen het beoordelingspanel een professioneel oordeel over het kwaliteitsbeleid van de Universiteit Leiden en feedback op de wijze waarop wij onze verbeterpunten willen oppakken. Op deze manier kan de instellingsaudit niet alleen bijdragen aan het vertrouwen van externe partijen in onze kwaliteitszorg, maar ook aan ons eigen beleid van verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.
Namens het college van bestuur,
prof.dr. S.E. Buitendijk, vicerector magnificus
De zelfstudie begint met een samenvatting van de sterke en zwakke punten, geordend naar de vijf standaarden. Deze punten worden nader toegelicht en in een context geplaatst in de volgende vijf hoofdstukken. Wij zetten per onderwerp uiteen wat de ambitie is van de Universiteit Leiden en hoe zij deze wil realiseren. Vervolgens geven wij aan in hoeverre het beleid tot de gewenste resultaten leidt. Voor zover dat nog niet het geval is, geven wij aan hoe de instelling hiermee omgaat. Voorbeelden uit de onderwijspraktijk illustreren de doorwerking van het instellingsbeleid naar de faculteiten en opleidingen. Ter voorbereiding op de audit is in 2012 een proefaudit uitgevoerd door een extern panel. Het panel noemde als belangrijk aandachtspunt de discrepantie tussen universiteitsbreed geformuleerde doelstellingen en de haalbaarheid hiervan op facultair en opleidingsniveau. De instelling heeft een aantal doelstellingen inmiddels opnieuw geijkt en bijgesteld, naar aanleiding van de bevindingen van het proefauditpanel, en deze opgenomen in de onlangs gemaakte prestatieafspraken met het Ministerie van OCW. Deze laatste zijn een reactie van de universiteit op de Strategische Agenda van het ministerie. Velen binnen de Leidse universiteit hebben een bijdrage geleverd aan deze zelfstudie. Hij is besproken met faculteiten, opleidingen en instituten en is aangepast aan de commentaren en inzichten van het Onderwijsberaad, het Bestuursberaad (beide zijn overleggremia van het college van bestuur met de faculteitsbesturen), de universiteitsraad, de deelnemers aan de leergang Onderwijskundig leiderschap en de raad van toezicht.
3
Sterkte/zwakte-analyse per standaard Sterk
Zwak
Visie op de kwaliteit van onderwijs • De universitaire onderwijsvisie wordt breed gedragen. Hoofdkenmerken zijn verwevenheid van onderwijs en onderzoek en focus op studiesucces. • Centrale rol voor wetenschappers bij de inrichting van onderwijs en onderzoek waardoor de verscheidenheid in wetenschappelijke tradities recht wordt gedaan.
• De wijze waarop in de verschillende onderwijsprogramma’s de onderwijsvisie inhoudelijk en didactisch zijn beslag krijgt, vraagt continu aandacht van de betrokkenen op alle niveaus in de organisatie.
Uitwerking visie in beleid • Verwevenheid van onderwijs en onderzoek krijgt vorm, doordat onze onderzoekers als docent optreden en door een systeem van onderscheid in cursusniveaus binnen de opleidingen. • Ambitieus programma voor verbetering van studiesucces: aanscherping bsa, brede implementatie toetsbeleid, invoering studieplan, aanscherping rol examencommissies, verbeterde studiebegeleiding en scriptiebegeleiding. • Sterk ontwikkeld scholennetwerk met hoogwaardige aansluitingsactiviteiten vwo-wo. • Kwalitatief hoogwaardige staf, hoge waardering door studenten van het niveau van onze docenten. • Vanuit sterke disciplinaire basis vernieuwing van het onderwijsaanbod in multidisciplinaire en internationale programma’s. • Breed aanbod aan Engelstalige masteropleidingen. • Ambitieus en samenhangend programma van excellentie-onderwijs. • Goed geoutilleerde universiteitsbibliotheek, met tal van initiatieven die het onderwijsbeleid direct ondersteunen.
• In de curricula is de verwevenheid van onderzoek en onderwijs niet overal expliciet herkenbaar voor studenten. • Rendementen blijven nog te vaak achter bij de streefwaarden. • Onderwijs komt nog niet overal voldoende aan bod in de jaarlijkse resultaat- en ontwikkelingsgesprekken. • Beleid voor Seniorkwalificatie Onderwijs is nog niet ontwikkeld. • De belangstelling van studenten voor het Honoursonderwijs blijft achter bij de ambitie. • Verdere doorvoering van internationale leerervaring is gewenst. • Administratieve procedures en huisvesting internationale studenten behoeven verdere verbetering. • Optimale benutting van studenteninformatiesysteem uSis vraagt nog aandacht.
Meten van resultaten • Hoogwaardig operationeel universitair managementinformatiesysteem. • Goede meetinstrumenten op opleidings-, facultair en universitair niveau (opleidingskaart, bestuursmonitor, datawarehouse).
4
• Opleidingskaarten en bestuursmonitoren sluiten niet altijd aan op de werkelijkheid van opleidingen en faculteiten. • Respons op algemene enquêtes moet hoger. • Terugkoppeling van resultaten van enquêtes en evaluaties naar studenten moet beter.
Sterk
Zwak
Verbeterbeleid • Uitgewerkte universiteitsbrede plan-do-check-actcyclus op niveau van opleiding, faculteit en universiteit, met een duidelijke rolverdeling en effectieve afstemming tussen deze drie niveaus. • Introductie van opleidingsjaarverslagen (evaluatie curricula, verbeteragenda) versterkt kwaliteitszorg op opleidingsniveau en informatie-uitwisseling tussen opleiding, faculteit en instelling. • Als onderdeel van de interne kwaliteitszorg een systeem van midterm reviews van opleidingen door panels van externe deskundigen. • Visitatieresultaten en plannen van aanpak zijn standaard onderwerp van overleg tussen college van bestuur, faculteiten en opleidingen.
• Evaluatieve functie van opleidingsjaarverslagen en facultaire executive summaries moet versterkt worden. • De uitvoering van de midterm review-procedure en het toezicht op de follow-up van visitaties zijn voor verbetering vatbaar.
Organisatie- en beslissingsstructuur • Het instellingsplan en de daaruit afgeleide bestuursafspraken leggen de basis voor overleg tussen faculteitsbesturen en college van bestuur. Afspraken worden zo nodig tussentijds bijgesteld. • Evenwicht tussen universitair beleid en facultaire autonomie: aansturing en inrichting van het onderwijs vindt, binnen universitaire kaders, plaats onder verantwoordelijkheid van de faculteiten. • Solide collegiale overlegstructuren tussen college van bestuur en faculteiten en binnen faculteiten tussen faculteitsbesturen en opleidingen en instituten. • Constructieve medezeggenschap op universitair niveau. • Sterke rol van studenten in bestuursorganen (assessoren in faculteitsbesturen, opleidings- en instituutsbesturen, universiteitsraad, Leids Assessoren Overleg).
• Spanningsveld tussen aantal en omvang van universiteitsbrede beleidsinitiatieven en haalbaarheid: prioriteitstelling verdient meer aandacht. • De horizontale en verticale informatievoorziening en -uitwisseling kunnen beter. • Niet overal functioneren opleidingscommissies naar behoren. • De implementatie van de nieuwe taak van examencommissies op het gebied van kwaliteitsborging van toetsen is nog niet afgerond.
5
Standaard 1
Visie op de kwaliteit van het onderwijs De Universiteit Leiden is een brede, internationale researchuniversiteit. Haar profiel trekt talentvolle wetenschappers uit binnen- en buitenland. Zij staat voor onderwijs met een academische signatuur van hoog niveau. Gemotiveerde studenten en inspirerende docenten vormen de kern van haar onderwijsorganisatie. Het onderwijsaanbod is breed en biedt ruimte voor eigen keuzes van de student. De Leidse universiteit wordt geleid door wetenschappers die hun sporen verdiend hebben in onderwijs en onderzoek en die daaraan gezag ontlenen. College van bestuur en faculteiten werken intensief samen bij de ontwikkeling en uitwerking van universiteitsbreed beleid. Binnen universiteitsbrede kaders hebben faculteiten, opleidingen en docenten veel ruimte om, elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, eindtermen en vorm en inhoud van het onderwijs te bepalen. De Leidse onderwijsvisie wordt gedragen door de universitaire gemeenschap. Doorwerking van deze visie naar de praktijk van alledag blijft continu aandacht vragen.
In dit hoofdstuk presenteren wij de universitaire visie op de kwaliteit van ons onderwijs en op de kwaliteitscultuur binnen de instelling. Centraal staat het Instellingsplan Inspiratie en Groei 2010-2014 dat in 2009 is vastgesteld, na diverse consultaties van faculteitsbestuurders, directeuren van wetenschappelijke instituten, de universiteitsraad en de raad van toezicht. Op basis van het instellingsplan is in 2010 de visie op onderwijskwaliteit en kwaliteitszorg geformuleerd. Hierin is beschreven op welke wijze het onderwijs aansluit bij ons karakter en onze ambities als onderzoeksuniversiteit. Het instellingsplan heeft in 2012 een update gekregen in de Reactie Universiteit Leiden op Strategische Agenda OCW. De uitwerking van de visie in beleid en de doorwerking naar de onderwijspraktijk worden toegelicht en met voorbeelden geïllustreerd in standaard 2.
I.
Onderwijsvisie
In het Instellingsplan is de missie van onze instelling als volgt verwoord: ‘De Universiteit Leiden positioneert zich als researchuniversiteit en staat voor hoogwaardig onderzoek en academisch onderwijs. Onze docenten leiden stu-
6
denten op met onderwijs dat een sterke verwevenheid kent met onderzoek, in een uitdagende studieomgeving waarvan het internationale karakter toeneemt. Onze studenten bereiden zich voor op het functioneren in wetenschappelijke of andere posities waarbij zij hun academische kennis en vaardigheden kunnen gebruiken.’ De universiteit maakt haar reputatie als researchuniversiteit waar. In toonaangevende internationale ranglijsten staat ze op diverse vakgebieden hoog genoteerd. Ook behaalt zij bovengemiddeld successen bij het verwerven van 2e geldstroom- en EUsubsidies. Kenmerkend voor het profiel van een researchuniversiteit zijn de verwevenheid van onderwijs en onderzoek, en de voorbeeldfunctie die wetenschappers vervullen voor hun studenten. Zij zijn een rolmodel voor studenten en brengen hun enthousiasme voor het vak op hen over. Vanuit het vertrouwen dat zij hoogwaardig en inspirerend wetenschappelijk onderwijs en onderzoek leveren, hebben onze wetenschappers een centrale rol in de inrichting van onderwijs en onderzoek. Een wetenschappelijk inspirerende omgeving is een voorwaarde om studenten academisch op te leiden. Omdat wetenschappelijke creativiteit bloeit bij zoveel mogelijk ruimte, past een decentrale besturingsfilosofie het beste bij het profiel van de Leidse universiteit: decentraal waar het kan, centraal waar dat een aantoonbare meerwaarde heeft. Deze besturingsfilosofie is gebaseerd op het vertrouwen van het universiteitsbestuur in de zeven faculteiten, in de 27 instituten en in de wetenschappelijke staf. In de hierna volgende paragrafen en hoofdstukken lichten wij toe hoe deze onderwijsvisie in praktische doelen is vertaald. Dit doen wij aan de hand van de volgende uitgangspunten: • Academische signatuur Ons onderwijs wordt gevoed en geïnspireerd door wetenschappelijk onderzoek. Zowel docenten als studenten maken deel uit van een academische gemeenschap. • Focus op het studiesucces van onze studenten Studenten zijn bereid om voldoende tijd en energie in de studie te steken. De universiteit stelt hen in staat om hun studie succesvol af te ronden. • Inspirerende docenten als spil in het onderwijsproces Onze docenten zijn bij uitstek vakinhoudelijk deskundig
en leggen de bevlogenheid aan de dag om hun kennis over te dragen. • Aantrekkelijk onderwijsaanbod Wij bieden een breed en aantrekkelijk onderwijsaanbod met ruime mogelijkheden voor verbreding, verdieping en verzwaring van de studie. • Internationale oriëntatie Studenten volgen hun opleiding zoveel mogelijk in een internationaal georiënteerde omgeving. Om de onderwijskwaliteit die ons voor ogen staat te realiseren, dient aan een aantal randvoorwaarden te worden voldaan: • Kwaliteitscultuur en kwaliteitszorg De kwaliteitscultuur bij onze instelling is gebaseerd op het intrinsieke kwaliteitsbesef van de staf. Die cultuur wordt ondersteund door een systeem van kwaliteitszorg. • Sturing in balans Wij hanteren een besturingsmodel waarin wij voortdurend de balans zoeken tussen decentrale ruimte en centrale sturing.
II. Onderwijsvisie uitgewerkt Academische signatuur In de opleidingen van de Universiteit Leiden verwerven studenten wetenschappelijke kennis en inzicht, en leren zij een kritische en nieuwsgierige houding aan. In onze visie is hiervoor allereerst diepgaande kennis van een vakgebied noodzakelijk. Met deze kennis leren studenten, op basis van wetenschappelijke methodes, relevante onderzoeksvragen te formuleren en zelf een onderzoek uit te voeren en daarvan verslag te doen. Kenmerkend voor de academische signatuur van het onderwijs aan de Universiteit Leiden is de voeding door het wetenschappelijk onderzoek. Van onze onderzoekers verwachten wij dat zij als docent optreden. Zij confronteren studenten met de maatschappelijke complexiteit waarmee zij in hun latere beroepsuitoefening te maken kunnen krijgen. Studenten leren met welke wetenschappelijke methoden zij wetenschappelijk en maatschappelijke vraagstukken kunnen benaderen. Resultaten van onderzoek worden ingebracht in het onderwijs. De academische signatuur van het onderwijs wordt gedragen door een vitale academische gemeenschap. In de loop van hun studie raken studenten steeds meer betrokken bij het onderzoek van hun docenten en worden zij uitgedaagd om mee te denken over actuele problemen en om bij te dragen aan wetenschappelijk onderzoek.
Focus op het studiesucces van onze studenten De onderwijsvisie van de Universiteit Leiden vraagt om studenten met een specifiek profiel. Zij dienen zich allereerst goed over de inhoud en het niveau van de gewenste studie te informeren. De universiteit biedt hun daartoe ruime mogelijkheden, bijvoorbeeld in het aansluitingsprogramma met het vwo, met open dagen en meeloopdagen. Wij verwachten van onze aankomende studenten dat zij, naast een passende vooropleiding en een brede algemene ontwikkeling, de attitude en motivatie hebben om de studie tot een succes te maken. Dit betekent dat zij tijd en energie willen steken in de studie, de ambitie hebben om op tijd af te studeren en dat zij, zo mogelijk, verder gaan dan de verplichte stof. Zij tonen daarnaast een brede belangstelling en zijn bereid om activiteiten te ontwikkelen naast de studie, bijvoorbeeld in studentenorganisaties of studieverenigingen. Van onze kant spannen wij ons in om studenten in staat te stellen hun ambities te verwezenlijken. De universiteit introduceerde hiertoe al aan het eind van de jaren negentig het Leids Studiesysteem in combinatie met het bindend studieadvies (bsa) en, in samenwerking met haar regionale scholennetwerk, een uitgebreid aansluitingsprogramma vwo-wo. Oogmerk van dit systeem, dat toen nieuw was in het wo, is dat in het eerste jaar duidelijk wordt of een student de juiste studie heeft gekozen en de juiste werkhouding heeft gevonden. Dit studiesysteem met bsa en het aansluitingsprogramma vormen nog steeds de kern van het Leidse studiesuccesprogramma. De afgelopen jaren is dit programma uitgebreid met tal van maatregelen op het gebied van studiebegeleiding, scriptiebegeleiding en toetsbeleid. Inspirerende docenten als spil in het onderwijsproces De positionering van de Universiteit Leiden als researchuniversiteit heeft directe gevolgen voor het personeelsbeleid. In principe wordt de wetenschappelijke staf benoemd in de combinatiefunctie van onderzoeker en docent: op beide hoofdtaken moet de staf uitstekend presenteren. In Leiden geeft de onderzoeker college. Docenten zijn bij uitstek vakinhoudelijk deskundig en leggen bevlogenheid aan de dag in het overbrengen van hun vak. De staf beschikt over kennis van en ervaring met diverse onderwijs- en toetsvormen, inclusief de mogelijkheden die ICT biedt. Aantrekkelijk onderwijsaanbod De Universiteit Leiden biedt een aantrekkelijk onderwijsaanbod op een groot aantal vakgebieden vanuit een sterke disciplinaire kennisbasis. De bachelor is een hoogwaardige academische basisopleiding, de masterfase wordt geken-
7
merkt door specialisatie en meer focus op de arbeidsmarkt, wetenschappelijk of anderszins. Het excellentie-onderwijs biedt extracurriculaire mogelijkheden voor studenten die extra uitdaging zoeken. Zij worden, indien zij voldoende motivatie en kwaliteiten tonen, toegelaten tot het Honours College (bachelor) of het Leiden Leadership Programme (master). Internationale oriëntatie Veel jonge academici zullen aan het werk gaan in een wereld die toenemend internationaal georiënteerd is. De universiteit vindt een internationale omgeving daarom belangrijk voor haar studenten. Eén manier om dat te realiseren is om studenten een deel van de opleiding aan een buitenlandse instelling te laten volgen. Uitwisselingsovereenkomsten en beurzenprogramma’s ondersteunen hen hierbij. Een andere manier om dit te realiseren is studenten in Leiden een internationale leeromgeving aan te bieden. Hieraan werken faculteiten en opleidingen door een internationale samenstelling van de staf en de studentenpopulatie te bevorderen, en door een groeiend aantal Engelstalige opleidingsprogramma’s aan te bieden.
III. Reactie Universiteit Leiden op Strategische Agenda OCW In de reactie op de Strategische Agenda van OCW formuleert het instellingsbestuur de volgende voornemens met betrekking tot het onderwijs aan de Universiteit Leiden: • Waar dat zinvol en mogelijk is zal de universiteit in de beginfase van de studie het onderwijsaanbod verbreden zodat studenten minder genoodzaakt zijn in een vroeg stadium een afstudeerrichting te kiezen. • De koppeling van onderwijs en onderzoek wordt meer zichtbaar gemaakt in de curricula. • Het studiesuccesprogramma wordt geïntensiveerd. De belangrijkste maatregelen betreffen de verbetering van de aansluiting met het voortgezet onderwijs, de intensivering van de studentbegeleiding, de aanscherping van de bsa-regeling, de verhoging van de onderwijsintensiteit en de docentprofessionalisering. • Het college van bestuur neemt het initiatief tot een wetenschappelijk onderzoekprogramma waarin de effectiviteit van het studiesucces- en excellentiebeleid onderzocht wordt. • De universiteit zet de investeringen in het excellentieprogramma voort. • De universiteit breidt haar programma op het gebied van ICT&O uit.
8
Deze beleidsvoornemens zijn omgezet in de volgende, in 2015 te realiseren, prestatieafspraken: • Uitval in het eerste bachelorjaar maximaal 15 procent. • Omzwaai in het eerste bachelorjaar maximaal 8 procent. • Herinschrijvingsrendement in de bachelor tenminste 70 procent. • Minimaal twalf geprogrammeerde contacturen in het eerste bachelorjaar. • 10 procent van de instroom in de bachelor neemt deel aan een van de onderdelen van het excellentieprogramma. • 80 procent van de wetenschappelijke staf met een aanstelling van 0,5 fte of meer en een dienstverband van 1 jaar of langer, beschikt over een BKO-certificaat; tevens heeft 80% van alle promovendi en medewerkers die starten met het geven van onderwijs en die niet vallen onder de BKO-verplichting, met goed gevolg een op hun specifieke onderwijstaak toegespitste cursus didactische basisvaardigheden gevolgd, zo mogelijk vóór de aanvang van de onderwijstaak. De prestatieafspraken zijn inmiddels vertaald in bestuursafspraken tussen het college van bestuur en de faculteitsbesturen.
IV. Ontwikkeling van kwaliteitscultuur en kwaliteitszorg In deze zelfstudie onderscheiden wij kwaliteitscultuur en kwaliteitszorg. Traditioneel kent de Leidse universiteit een sterke kwaliteitscultuur onder staf, wetenschappers en ondersteuners. De wil om kwaliteit te leveren is sterk aanwezig. De kwaliteitsborging van het onderwijs berust primair bij de wetenschappelijke staf. De staf formuleert en bewaakt de eindtermen van de opleidingen. De externe borging hiervan vindt plaats in de zesjarige visitatie- en accreditatiecyclus. Onafhankelijke peers ijken in de visitatie de eindtermen van de opleidingen aan de eisen van het vakgebied, en onderzoeken of deze daadwerkelijk gerealiseerd worden. Deel van de kwaliteitscultuur is de uitwisseling van kennis, expertise en praktijkvoorbeelden. Dit ondersteunt en inspireert docenten bij de ontwikkeling van kwaliteit. In de faculteiten is deze uitwisseling al gangbaar, zowel tussen opleidingsdirecteuren/opleidingsvoorzitters als breder, bijvoorbeeld in de vorm van onderwijsbijeenkomsten van docenten. De faculteit Rechtsgeleerdheid ondersteunt de uitwisseling met een digitale onderwijsomgeving. Recent is ook een begin gemaakt met bijeenkomsten over univer-
siteitsbrede, faculteitsoverschrijdende onderwijsthema’s, bijvoorbeeld over ICT & Onderwijs. Een intrinsiek kwaliteitsbesef bij de Leidse staf moet de kurk zijn waarop het systeem van kwaliteitszorg drijft. De kwaliteitszorg beoogt transparant en systematisch zicht te houden op de kwaliteit van het onderwijs. Hiermee geeft de kwaliteitszorg impulsen aan de kwaliteitscultuur. Tevens ondersteunt de kwaliteitszorg de verantwoording naar externe partijen over de kwaliteit van het onderwijs. De start van het accreditatiestelsel in 2002 heeft de organisatie van de interne kwaliteitszorg in Leiden sterk gestimuleerd. Uitgangspunt is dat de organisatie van de kwaliteitszorg primair in de faculteiten en opleidingen plaatsvindt. In 2003 is op instellingsniveau vastgelegd welke punten in facultaire kwaliteitszorgsystemen aandacht moeten krijgen. Sinds 2003 is de interne kwaliteitszorg een aantal malen geëvalueerd, de laatste keer in het project Versterking Kwaliteitszorg, uitgevoerd in 2009-2010. Deze evaluaties hebben geleid tot een aantal aanpassingen, zoals systematische cursusevaluaties bij alle opleidingen, aandacht voor onderwijs in resultaat- en ontwikkelingsgesprekken, de Basiskwalificatie Onderwijs, midterm review, opleidingsjaarverslagen en opleidingskaarten. Ook zijn de universitaire en facultaire kwaliteitszorg beschreven in brochures en zijn, voor het beter functioneren van de opleidingscommissies, de good practices in kaart gebracht. Een goed kwaliteitszorgsysteem heeft tijd nodig om zich in de organisatie te nestelen. Terugkijkend is de belangrijkste winst van het afgelopen decennium dat de kwaliteitszorg zich in Leiden ontwikkeld heeft tot going concern-taak. Kwaliteitszorg is steeds beter geïntegreerd in de reguliere planning- en controlcyclus, en is verweven geraakt met andere belangrijke processen, zoals de verbetering van het studiesucces en het personeelsbeleid. Het interne kwaliteitszorgsysteem wordt uitgebreid behandeld onder de standaarden 3 en 4.
V.
Sturing in balans
Onze positionering als researchuniversiteit is leidend voor de aansturing en inrichting van het onderwijs. Om aantrekkelijk te blijven voor wetenschappers willen wij een werkklimaat creëren waarin ruimte is voor creativiteit in onderwijs en onderzoek. Het onderwijsbeleid en de besturing zijn hierop gericht. Onze universiteit is academic led: de instituten, opleidingen en faculteiten worden geleid door wetenschappers die hun sporen hebben verdiend in
onderwijs en onderzoek en die daaraan gezag ontlenen. Ook het college van bestuur bestaat in meerderheid uit wetenschappers. In een brede universiteit als de Universiteit Leiden zijn de verschillen tussen de disciplines groot: sterrenkunde versus privaatrecht, archeologie versus psychologie, biomedische wetenschappen versus klassieke talen. Maar ook: opleidingen met een instroom van tien studenten en opleidingen met bijna 1200 eerstejaars. Het is belangrijk om voor die verschillen oog te hebben. De staf maakt gebruik van een breed scala van didactische modellen: (bijna) individueel tutoraat, onderzoek onder directe supervisie van een onderzoeker, begeleide individuele en groepsgewijze zelfstudie, werkgroepen, met de digitale leeromgeving ondersteund onderwijs en hoorcolleges. De grote verschillen tussen opleidingen vragen om een besturingsfilosofie die recht doet aan de pluriformiteit. Het universiteitsbestuur biedt zijn faculteiten de ruimte die ze nodig hebben, in het vertrouwen dat zij zich optimaal inspannen om hoogwaardig wetenschappelijk onderwijs en onderzoek te leveren. Faculteitsbesturen zijn in onze instelling integraal verantwoordelijk voor onderwijs, onderzoek en de inzet van personeel en middelen. Het college van bestuur bepaalt in samenspraak met de faculteiten de algemene strategie van de universiteit, en is verantwoordelijk voor het beheer van de middelen – geld en personeel. Tevens stelt het college van bestuur het opleidingenaanbod vast en bewaakt het de implementatie van wet- en regelgeving. In dit besturingsmodel ontwikkelt het college van bestuur, in nauw overleg met de faculteiten, per universiteitsbreed beleidsonderwerp, een generiek kader. Hierbinnen hebben faculteitsbesturen ruimte voor specifiek beleid en voor uitvoering op maat. Afhankelijk van het onderwerp verschilt de beleidsruimte voor faculteiten. Rechtspositie van studenten of docenten, financiën, efficiency, wettelijke voorschriften of transparantie kunnen meer of minder uniformiteit vereisen. Het besturingsmodel vraagt enerzijds om terughoudendheid op universitair niveau als het gaat om de inhoud en de organisatie van het onderwijs. Anderzijds is intensieve samenwerking tussen college van bestuur en faculteiten nodig bij de ontwikkeling van de instellingsstrategie en de uitwerking daarvan in beleid. Deze samenwerking krijgt structureel vorm in het reguliere overleg van de vicerector magnificus met alle facultaire portefeuillehouders onderwijs: het Onderwijsberaad. In aanvulling daarop wordt veelvuldig gewerkt met tijdelijke stuurgroepen waarin de verschillende stakeholders en soms ook ondersteunende medewerkers zijn vertegenwoordigd, en waarin gezamen-
9
lijk beleid wordt ontwikkeld. Het zijn bovendien evenzovele momenten waarop good practices kunnen worden uitgewisseld. Voorbeelden hiervan zijn: verbetering van studiesucces, onderwijskwaliteitszorg en docentprofessionalisering. Op basis van het Instellingsplan zijn met elke faculteit afzonderlijk bestuursafspraken gemaakt. Deze worden ondersteund door een degelijk managementinformatiesysteem en een solide overlegstructuur tussen college van bestuur en faculteitsbesturen. Faculteitsbesturen vertalen op hun beurt de bestuursafspraken, het monitorsysteem en de bijbehorende overlegstructuur door naar de opleidingen en instituten. Groot voordeel van dit besturingsmodel is dat de professionele verantwoordelijkheid van docenten, opleidingen en faculteiten voor de inrichting en de inhoud van het onderwijs maximaal gerespecteerd wordt. Een nadeel kan zijn dat de kritische dialoog tussen de verschillende lagen in de organisatie tijd kost, hetgeen ten koste kan gaan van het tempo waarin veranderingen worden gerealiseerd. Op de wat langere termijn zijn de resultaten echter wel beter: de organisatie groeit als het ware naar gemeenschappelijke antwoorden op vaak nieuwe vragen. Wij komen terug op de uitwerking van dit besturingsmodel in de standaarden 3, 4 en 5.
10
Standaard 2
Uitwerking in beleid In dit hoofdstuk zetten wij uiteen hoe wij de Leidse visie op de kwaliteit van het onderwijs in beleid realiseren. Het hoofdstuk volgt de hoofdpunten van de onderwijsvisie: • Academische signatuur • Focus op studiesucces van onze studenten • Inspirerende docenten als spil van het onderwijs • Aantrekkelijk onderwijsaanbod • Internationale oriëntatie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een toelichting op de voorzieningen die het beleid flankeren en op de wijze waarop wij ons beleid financieel ondersteunen.
I.
Academische signatuur
Verwevenheid van onderwijs en onderzoek is een wezenskenmerk van inspirerend academisch onderwijs. Deze verwevenheid krijgt vorm langs een programmatische en een personele lijn. De programmatische lijn komt terug in de eindtermen van de opleidingen, ondersteund door de definiëring van zes cursusniveaus. Deze lijn willen wij nog meer herkenbaar en meetbaar maken. Het bewaken van deze lijn raakt het hart van het onderwijs en is daarom bij uitstek een zaak van opleidingen en faculteiten. De personele lijn is uitgewerkt in de paragraaf over inspirerende docenten. Onze afgestudeerden kwalificeren zich voor de arbeidsmarkt door hun academische vaardigheden en een onafhankelijke en kritische denkwijze. De stap naar de arbeidsmarkt wordt ondersteund door stages, arbeidsmarktcongressen en contacten met alumni.
Wij geven vorm aan de academische signatuur van ons onderwijs door in de eindtermen en de programma’s van onze opleidingen onderwijs en onderzoek sterk te verweven, en onze studenten toe te rusten voor een loopbaan waarvoor een wetenschappelijke attitude vereist is. Eindtermen en opleidingsprogramma’s De verwevenheid van onderwijs en onderzoek is in algemene zin geborgd in de universiteitsbrede formulering van de kwaliteitseisen waaraan het onderwijs dient te voldoen. Deze kwaliteitseisen zijn opgenomen in het Kaderdocument Leids Register Opleidingen. Opleidingen hebben deze algemene formuleringen in hun eindtermen uit-
gewerkt. Deze worden periodiek getoetst in de externe visitatie- en accreditatieprocedures. Aan het eind van de bachelorfase eisen alle faculteiten een eindwerkstuk (bachelorscriptie of onderzoeksstage met verslag) dat aantoont dat studenten in staat zijn resultaten van wetenschappelijk onderzoek zelfstandig te wegen en te beoordelen op relevantie. Aan het einde van de master moeten studenten in hun scriptie laten zien dat zij de verworven kennis en analysemethoden op actieve en creatieve wijze kunnen toepassen op een door henzelf geformuleerde vraagstelling. Aan het eind van de master leidt deelname van studenten aan het onderzoek van hun docenten met enige regelmaat tot een gezamenlijke wetenschappelijke publicatie van docent en student. Een recente ontwikkeling is de introductie, vooralsnog op pilot-basis, van de Virtual Research Environment (VRE), een door de Universiteitsbibliotheek ondersteunde digitale omgeving van onderzoeksgroepen waarin ook studenten kunnen participeren. Deze VRE’s faciliteren de participatie van studenten in het onderzoek. De bacheloropleidingen zijn sterk gericht op het verwerven van de noodzakelijke basiskennis en -vaardigheden. Niettemin maken studenten ook in die fase al op verschillende manieren kennis met de onderzoekspraktijk. Het scala loopt van het kennis nemen van onderzoek via voorbeelden uit het eigen onderzoek van de docent tot het deelnemen van studenten aan lopend onderzoek van hun docent. Bij de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen maken studenten al heel vroeg in de bacheloropleiding kennis met de praktijk van het wetenschappelijk onderzoek. Zo werken studenten in de opleiding Molecular Science and Technology al in hun eerste jaar zes weken samen met onderzoekers in het laboratorium. De studenten leren een wetenschappelijke houding aan door onderzoek te doen: literatuur lezen, experimenten uitvoeren, meepraten over het onderzoek en een verslag schrijven.
In het eerste jaar van de opleiding Rechtsgeleerdheid maken de studenten een begin met het ontwikkelen van juridische vaardigheden als argumenteren, het
11
opbouwen van een betoog en tekstanalyse. Deze juridische vaardigheden zijn, behalve voor de beroepsuitoefening, ook bij het doen van onderzoek van belang, en stellen studenten in staat wetenschappelijke betogen van anderen te beoordelen. Dit laatste aspect zal de komende jaren verder in het onderwijs worden ingebouwd. In het tweede jaar krijgt de kennismaking met het onderzoek een vervolg, onder meer in de ateliers Staats- en Bestuursrecht, waarin docenten studenten confronteren met actuele uitdagingen en vraagstukken uit wetenschap en praktijk.
Een anker voor de opbouw van de programma’s is de definitie van de volgende zes cursusniveaus in het Kaderdocument: • Niveau 100: inleidende cursus, voortbouwend op het niveau van het eindexamen vwo. Kenmerken: onderwijs gebaseerd op stof in handboek of syllabus, didactisch gestructureerd, met oefenstof en proeftentamens; begeleide werkgroepen; accenten in studiestof en voorbeelden in colleges. • Niveau 200: cursus met inleidend karakter, geen specifieke voorkennis maar wel ervaring met zelfstandig studeren. Kenmerken: leerboeken of ander onderwijsmateriaal met min of meer inleidend karakter; colleges bijvoorbeeld in de vorm van capita selecta; zelfstandige bestudering van de stof wordt voorondersteld. • Niveau 300: cursus voor gevorderden (ingangseis niveau 100 of 200) Kenmerken: leerboeken, die niet speciaal voor onderwijs hoeven te zijn geschreven; zelfstandige bestudering van de tentamenstof; bij tentamens zelfstandige toepassing van de leerstof op nieuwe problemen. • Niveau 400: gespecialiseerde cursus (ingangseis niveau 200 of 300) Kenmerken: naast een tekstboek gebruik van vakliteratuur (wetenschappelijke artikelen); toetsing (mede) door middel van een klein onderzoek, een referaat, of een schriftelijk werkstuk. Cursussen op dit niveau kunnen in zekere mate ook deel uitmaken van het curriculum van de masteropleiding. • Niveau 500: wetenschappelijk georiënteerde cursus Toegangseis: de student is toegelaten tot een masterprogramma; voorbereidende cursus op niveau 300 of 400 is gevolgd. Kenmerken: bestudering van wetenschappelijk geavanceerde vakliteratuur, bedoeld voor onderzoekers; toetsing gericht op probleemoplossing d.m.v. een referaat
12
en/of werkstuk of eigen onderzoek, met zelfstandige kritische verwerking van het materiaal. • Niveau 600: zeer gespecialiseerde cursus (ingangseis niveau 400 of 500) Kenmerken: actuele wetenschappelijke artikelen; laatste vorderingen van het wetenschappelijk denken; zelfstandige bijdrage (scriptie-onderzoek) waarin een nog niet opgelost probleem wordt behandeld; met mondelinge presentatie. De zes cursusniveaus zijn breed geaccepteerd en worden ook in opleidingszelfstudies gebruikt om de opbouw en het niveau van het onderwijsprogramma toe te lichten. Voor docenten zijn de niveaus een houvast voor de inrichting van hun cursussen. Verbeterpunten Uit onderwijskundig promotieonderzoek in opdracht van het college van bestuur blijkt dat de verwevenheid van onderwijs en onderzoek als leerlijn in opleidingsprogramma’s meer herkenbaar en expliciet vorm kan krijgen. Naar de mogelijkheden hiervoor willen wij nader onderzoek laten verrichten. Ook uit de studentoordelen uit de Nationale Studentenenquête (NSE) van de afgelopen jaren blijkt dat er in de absolute waarde van de scores nog ruimte is voor verdere versterking en explicatie van de academische signatuur (zie tabel 1). Bij de vaststelling van de onderwijs- en examenregelingen toetsen de faculteiten formeel het niveau van de afzonderlijke cursussen. In de praktijk blijft dit, mede om redenen van tijdgebrek, vaak beperkt tot een steekproef. Een meer systematische aanpak voor met name de nieuwe cursussen, met expliciete aandacht voor het opleidingsniveau, zou wenselijk zijn. Een jaarlijkse controle over de volle breedte van het onderwijs zou een te grote belasting zijn en is ook niet nodig. Verbinding met de arbeidsmarkt Het merendeel van de opleidingen leidt op voor een waaier aan functies in binnen- en buitenland waarvoor een academisch niveau en academische vaardigheden vereist zijn. Veel afgestudeerden komen terecht in generalistische functies die betrekkelijk los kunnen staan van de inhoud van de studie. Een beperkt aantal opleidingen leidt direct op voor een specifiek beroep zoals arts, leraar of notaris. Deze opleidingen hebben een natuurlijk en vanzelfsprekend verband met het beroepenveld via bijvoorbeeld stages, beroepsverenigingen en praktijkbegeleiders. Voor de opleidingen met een minder directe relatie met
Tabel 1 NSE: Wetenschappelijke vaardigheden (5-puntsschaal) Cursusjaar Themascore NSE Wetenschappelijke vaardigheden
Leiden 2010
Landelijk 2010
Leiden 2011
Landelijk 2011
Leiden 2012
Landelijk 2012
3,66
3,63
3,65
3,64
3,67
3,67
Tabel 2 NSE: Voorbereiding beroepsloopbaan (5-puntsschaal) Cursusjaar Themascore NSE Voorbereiding beroepsloopbaan
Leiden 2010
Landelijk 2010
Leiden 2011
Landelijk 2011
Leiden 2012
Landelijk 2012
2,99
3,04
3,00
3,05
3,04
3,08
de arbeidsmarkt is het lastiger de relevantie van het onderwijs voor de toekomstige loopbaan van studenten helder te maken. Studenten hebben wel behoefte aan een verbinding tussen het onderwijs en hun mogelijke perspectieven op de arbeidsmarkt. Zij zijn nog niet erg tevreden over de mate waarin de opleidingen de relatie met de arbeidsmarkt vormgeven. Dit blijkt onder meer uit de Nationale Studentenenquête (zie tabel 2). Om de studenten tegemoet te komen worden twee typen initiatieven ontplooid: • Binnen het curriculum: opleidingen bieden een toenemend aantal onderwijsprogramma’s aan die zich richten op de verbinding tussen de wetenschap en de toepassing daarvan op de arbeidsmarkt. In dit type programma zijn vaak een stage en gastsprekers uit de praktijk opgenomen. Een goed voorbeeld hiervan is het programma Science Based Business dat openstaat voor alle masterstudenten Wiskunde en Natuurwetenschappen. • Buiten het curriculum: de Leidse universiteit beschikt over drie Studenten Loopbaan Services met voorzieningen voor studenten ter voorbereiding op de arbeidsmarkt. Op universitair niveau is dat de Studenten Loopbaan Service Universiteit Leiden – voor studenten van de faculteiten Archeologie, Rechtsgeleerdheid, Geneeskunde/LUMC en Wiskunde- en Natuurwetenschappen. Op facultair niveau zijn dit de Studenten Loopbaan Service Geesteswetenschappen en de Studenten Loopbaan Service Sociale Wetenschappen – voor studenten van de desbetreffende faculteiten. Deze Loopbaan Services ondersteunen studenten actief bij de overgang naar de arbeidsmarkt. Hiervoor worden middelen ingezet als individuele loopbaanbegeleiding, sollicitatieworkshops en -trainingen, stageondersteuning, voorlichtingsacti-
viteiten, arbeidsmarktinformatie en contacten met alumni. Studie- en (studenten)arbeidsmarktverenigingen organiseren daarnaast voor studenten jaarlijks arbeidsmarktcongressen en activiteiten met werkgevers en alumni. De faculteit Geesteswetenschappen ondersteunt haar studenten sinds de jaren negentig bij de overgang naar de arbeidsmarkt. De Studenten Loopbaan Service Geesteswetenschappen biedt cursussen Arbeidsmarktoriëntatie en Solliciteren aan. Er zijn workshops als Hoe vind je een baan, Het cv en de sollicitatiebrief en Het sollicitatiegesprek. Studenten en pas afgestudeerden kunnen ook terecht voor voorlichting, advies en begeleiding bij het vinden van (internationale) stages en werk. De campagne Geesteswetenschappen werkt! (2012) bracht de voorbereiding op de arbeidsmarkt extra onder de aandacht. Er maken circa 450 studenten per jaar gebruik van de diensten van de Loopbaanservice (workshops, voorlichting). Aan het arbeidsmarktcongres in 2011 namen 120 studenten deel.
13
II. Focus op studiesucces van onze studenten
Sinds 1997 voert de Universiteit Leiden met het Leids Studiesysteem met bindend studieadvies een expliciet beleid ter verbetering van het studiesucces van haar studenten. Het studiesuccesbeleid start met het aansluitingsprogramma tussen universiteit en het vwo, en loopt via intensieve begeleiding door in het eerste jaar, naar het bindend studieadvies. Recent is besloten om het studiesuccesprogramma uit te breiden met studiekeuzegesprekken vóór de start van de studie en met het studieplan, gecombineerd met een bsa-norm in het tweede jaar. In diverse bachelor- en masteropleidingen zijn strakke vormen van scriptiebegeleiding ontwikkeld. Wij gaan het effect van deze nieuwe werkvormen op het studietempo en de kwaliteit van de eindwerkstukken evalueren. Het studiesuccesbeleid wordt geflankeerd door gedegen toetsbeleid. Dit beleid is er enerzijds op gericht de student te stimuleren regelmatig te studeren, anderzijds heeft het tot doel het evenwicht tussen studiesucces en kwaliteit te borgen. Voor de bewaking van de kwaliteit van de toetsen is een belangrijke rol weggelegd voor de examencommissies. De bachelorrendementen laten een licht stijgende tendens zien. Wij slagen er echter nog onvoldoende in om onze ambities met betrekking tot het studiesucces te realiseren.
Sinds de invoering van het Leids Studiesysteem met bindend studieadvies is de bsa-eis geleidelijk opgehoogd. In 2009 heeft de Task Force Studiesucces – een gezamenlijke werkgroep van het college van bestuur, faculteitsbestuurders en opleidingsdirecteuren/opleidingsvoorzitters – een advies uitgebracht om het studiesucces in de bachelor verder te vergroten. Faculteiten en opleidingen werken aan de implementatie van de aanbevelingen. Voor de bachelorfase is onze ambitie de verhoging van het herinschrijvingsrendement naar 70 procent na vier jaar. Dit beleid is door de opleidingen met voortvarendheid opgepakt. Om de beoogde verhoging van het rendement, met behoud van kwaliteit, te realiseren wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: • Verbetering van de aansluiting met het vwo • Het Leids Studiesysteem met bindend studieadvies • Expliciet toetsbeleid van de opleidingen • Versterking van de rol van de examencommissies • Aanscherping van de scriptiebegeleiding • Ondersteuning van onderwijsinnovatie door middel van ICT
14
Deze instrumenten worden hieronder toegelicht. Aansluiting met het vwo Om gemotiveerde studenten te trekken is een aansprekend voorlichtingsbeleid ontwikkeld waarin werving en matching hand in hand gaan. Aanstaande studenten moeten een goede indruk krijgen van de inhoud én het niveau van de opleidingen, en beseffen welke inspanning nodig is om deze met succes te voltooien. Het doel is omzwaai en uitval te beperken. Ter ondersteuning van de voorlichting heeft de instelling vanaf de invoering van het Leids studiesysteem een sterk regionaal scholennetwerk met 80 middelbare scholen opgebouwd. Via dit netwerk wisselen universiteit en scholen informatie uit over het opleidingenaanbod, ontwikkelingen op het terrein van onderwijs en de wijze waarop scholieren zich zo goed mogelijk op een studie in Leiden kunnen voorbereiden. Scholieren worden vanaf de vierde klas bij hun studiekeuze ondersteund door een jaarlijks programma van aansluitings- en voorlichtingsactiviteiten. Hierbij zijn vele docenten van de universiteit betrokken. Via het WO-Sprintprogramma wordt de aansluiting van het bètaonderwijs met het vwo bevorderd. Zo is bijvoorbeeld het Junior Science Lab opgezet om leerlingen en leraren van onder meer middelbare scholen kennis te laten maken met de natuurwetenschappen. Voor vwo-leerlingen die op zoek zijn naar extra uitdagingen naast het reguliere schoolprogramma, biedt de universiteit het Leiden Advanced Pre-University Programme for Top-students (LAPPTop) en het Pre-University-College aan. Deze programma’s worden nader toegelicht in de paragraaf over excellentieonderwijs. In de aansluitingsmodule In Love with Shakespeare van de opleiding Engelse taal en cultuur bestuderen scholieren het leven, de tijd en het werk van William Shakespeare aan de hand van teksten en de film Shakespeare in Love. Zij maken opdrachten en leveren hun werk in via de digitale leeromgeving Blackboard. Een student-assistent van de opleiding, met de studiecoördinator van de opleiding als achterwacht, beoordeelt dit werk op basis van een beoordelingsmodel en beantwoordt vragen van deelnemers. Gemiddeld melden zich circa 20 scholieren per jaar aan voor deze achtweekse cursus. De meerderheid van de deelnemers zegt na afronding van de module beter te weten of Engelse taal en cultuur voor hen de juiste opleiding is.
Een nieuw initiatief is de ontwikkeling van een studiekeuzeportaal, dat aankomende studenten digitaal ondersteunt bij het maken van een studiekeuze. Voorts is de universiteit gestart met een proef met studiekeuzegesprekken. Deze vinden vóór de aanvang van de studie plaats en moeten leiden tot het terugdringen van de vroege uitval in het begin van de studie. Hiermee doen verschillende opleidingen in 2012-2013 ervaring op. Op basis hiervan wordt in 2013 een besluit over universiteitsbrede invoering van deze gesprekken genomen. Om beter zicht te krijgen op de effectiviteit van de aansluitingsactiviteiten en de studiekeuzegesprekken zullen wij deze de komende tijd nauwkeurig gaan monitoren. De uitkomsten van de NSE wijzen er overigens op dat studenten in het algemeen vinden dat de Leidse opleidingen redelijk goed aansluiten bij hun verwachtingen (zie tabel 3). Leids Studiesysteem met bindend studieadvies De kern van het Leids Studiesysteem met bindend studieadvies is dat in het eerste jaar voor zowel student als opleiding duidelijk wordt of een student de juiste studie heeft gekozen. In het eerste jaar geeft de opleiding de student intensieve begeleiding. De wijze waarop de studiebegeleiding is ingericht, verschilt per faculteit. Dit kan ook niet anders, gezien de grote verschillen in studentenaantallen, organisatie en inbedding in het onderwijsprogramma. Wel is van belang dat elke student kan rekenen op een bepaald niveau van ondersteuning. De student heeft bij de start een kennismakingsgesprek met een docent of studieadviseur. Vervolgens krijgt de student een mentor toegewezen. Door het jaar heen zijn er studievoortgangsgesprekken. Het programma is daarbij zo ingericht dat de studenten in het eerste jaar een goede indruk van inhoud en niveau
van de studie krijgen, onder meer door regelmatige toetsing. Door de intensieve begeleiding mag het bindend advies aan het eind van het studiejaar niet als een verrassing komen. De norm van het bindend studieadvies is in het cursusjaar 2012-2013 40 EC. Daarnaast kan de opleiding eisen dat bepaalde vakken behaald zijn. De propedeuse moeten studenten binnen twee jaar afronden. Tabel 4 geeft een overzicht van het percentage niet-negatieve bsa’s. Een goed voorbeeld van een integrale aanpak van de implementatie van het Leids Studiesysteem is de vernieuwing van de propedeuse Rechtsgeleerdheid. Deze faculteit is bij de aanvang van studiejaar 2007-2008 gestart met het nieuwe ‘Studiesysteem propedeuse’. Hiermee streeft de faculteit naar een minder vrijblijvende houding van voltijdse eerstejaarsstudenten, naar meer betrokkenheid van docenten bij studenten en naar meer binding van studenten met hun opleiding. Dit systeem, dat nu in zijn vijfde jaar is, kent vier componenten: verplicht werkgroeponderwijs met sancties bij afwezigheid, conditionele herkansingen, versterkt tutoraat van docenten en studenten, en vast samengestelde werkgroepen. Uit de evaluaties komt naar voren dat de genomen maatregelen een zeer positief effect hebben op de werkhouding van eerstejaarsstudenten en daarmee op het rendement van de opleiding.
Aandacht voor de studievoortgang is voor studenten met een niet-westerse achtergrond van nog groter belang dan voor autochtone studenten. Via het Diversiteitsproject zijn voor deze doelgroep diverse voorzieningen getroffen waar-
Tabel 3 NSE: Beeld van de opleiding (5-puntsschaal) Jaar
Leiden 2010
Landelijk 2010
Leiden 2011
Landelijk 2011
Leiden 2012
Landelijk 2012
Themascore NSE Inhoud opleiding
3,73
3,71
3,76
3,73
3,79
3,76
Aansluiting van het beeld dat je bij aanvang had
3,79
3,75
3,83
3,78
3,86
3,81
Tabel 4 Bindend studieadvies Cursusjaar % Niet-negatieve bsa’s
2009-2010
2010-2011
2011-2012
81%
85%
86%
15
onder de POPcorner van de faculteit Sociale Wetenschappen. De faculteit Sociale Wetenschappen heeft eind 2010, in nauwe samenwerking met studenten van diverse culturele achtergronden, POPcorner (Propedeuse Ondersteuning Punt) 2011 opgericht. POPcorner is gericht op de bevordering van studiesucces van alle studenten. Twee instrumenten zijn hierbij cruciaal: het creëren van voorwaarden om een goede studiestart te maken, en het vergroten van academische binding. Een betere studiestart wordt gestimuleerd door het aanbieden van op maat gesneden taalondersteuning, studievaardighedenprogramma’s en individuele begeleiding. Binding wordt bevorderd door het aanbieden van sociale activiteiten en panelgesprekken, en door een verbindende rol te spelen in het contact tussen student en opleiding. Dit alles in nauwe samenwerking met studieadviseurs, studieverenigingen en de Studenten Loopbaanservice Sociale Wetenschappen. In het afgelopen studiejaar hebben meer dan honderd studenten hun weg naar de POPcorner gevonden; voor het studiejaar 2012-2013 zijn in oktober al meer dan vijftig aanmeldingen binnengekomen.
Als uitvloeisel van de aanbevelingen van de Task Force Studiesucces is in 2011 onderzocht hoe de studiebegeleiding bij de faculteiten is georganiseerd en ingericht. Om de studiebegeleiding te verbeteren en de aandachtspunten uit de inventarisatie aan te pakken is een model voor studiebegeleiding opgesteld. De faculteiten zullen dit model, dat uitdrukkelijk ruimte biedt voor invulling op maat, gebruiken om in hun faculteit de inrichting van de studiebegeleiding te toetsen en te optimaliseren. Uit het universitaire Vernieuwingsfonds worden middelen ter beschikking gesteld om de studieadviseurs op basis van facultaire plannen verder te professionaliseren. Wij hebben vastgesteld dat studenten het, na het behalen van een positief bsa, in het tweede jaar vaak kalmer aan doen, met studievertraging als gevolg. Om te bevorderen dat studenten op tempo blijven, wordt, indien dit wettelijk mogelijk is, de bsa-regeling met ingang van 1 september 2013 uitgebreid naar het tweede jaar: van studenten wordt gevraagd dat zij in de eerste twee jaren van hun studie tenminste 90 EC behalen, waarvan tenminste 45 EC in het eerste jaar. Met de verhoging van de bsa-eis in het eerste jaar naar 45 EC wordt de nadruk op voldoende studietempo versterkt. Om het regelmatig en gestructureerd studeren te stimuleren zullen faculteiten erop toezien dat er
16
voldoende contacturen worden aangeboden in het eerste jaar. Uitgangspunt is een minimum van twaalf. Daarnaast wordt met ingang van studiejaar 2013-2014 in het tweede studiejaar het studieplan ingevoerd. Hierin legt de student de planning van de studieonderdelen met de daarbij behorende toetsmomenten vast, inclusief de keuzeonderdelen en de extracurriculaire on-derdelen die worden gevolgd. De planning wordt vastgelegd, waarbij de opleiding ten minste twee keer per jaar contact heeft met de student over de studievoortgang. In de jaren 2011-2012 en 2012-2013 wordt proefgedraaid met het studieplan. Op termijn is uitbreiding van het studieplan naar het derde bachelorjaar voorzien. Toetsbeleid Studiesucces wordt mede beïnvloed door de organisatie en de kwaliteit van de toetsing. In het eerder aangehaalde rapport uit 2009 heeft de Task Force Studiesucces de volgende aanbevelingen gedaan: • De eerste (deel)toets wordt vroeg in het eerste jaar afgenomen. • De studievoortgang wordt frequent en gevarieerd getoetst via deeltoetsen. • De toetsmomenten sluiten zo dicht mogelijk aan bij het onderwijs. • Herkansingen worden beperkt tot 1 per jaar per cursus. • Er is ruimte voor compensatorisch toetsen, waarbij compensatie niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de afgestudeerden. • Aangegeven wordt hoe de kwaliteit van de toetsing wordt bewaakt. • ‘Struikelmomenten’ worden geïdentificeerd en problemen worden, voor zover mogelijk, opgelost. De faculteitsbesturen hebben vervolgens de implementatie van deze aanbevelingen ter hand genomen. Het toetsbeleid is uitgewerkt in de toetsplannen van de afzonderlijke opleidingen en wordt geëvalueerd in de opleidingsjaarverslagen. Het in 2010 geïntroduceerde toetsplan is een uitwerking van de Onderwijs- en Examenregeling. Het plan bevat een beschrijving van de toetsing in relatie tot de leerdoelen en een uitwerking van bovengenoemde aanbevelingen. Alle bacheloropleidingen beschikken sinds het cursusjaar 20112012 over een toetsplan. Voor het cursusjaar 2012-2013 is in de universitair vastgestelde model Onderwijs- en Examenregeling de beperking van de herkansingen opgenomen. Compensatorisch toetsen is onderdeel van de zak/ slaagregeling. De zak/slaag-regeling valt onder de bevoegdheid van de examencommissie. Dit geldt ook voor de bewaking van de kwaliteit van de toetsen. Het faculteitsbestuur kan op deze punten wel kaders aangeven.
Versterking van de rol van de examencommissies Naast de implementatie van adviezen van de Task Force Studiesucces zijn er op basis van de verscherping van de wettelijke voorschriften ook maatregelen doorgevoerd voor examencommissies. In 2011 zijn, in nauw overleg met het Onderwijsberaad, de volgende universiteitsbrede uitgangspunten voor de kwaliteitsborging van toetsen en tentamens vastgesteld: • Eindwerkstukken van bachelor- en masterstudenten worden altijd door twee examinatoren beoordeeld. • De beoordeling van eindwerkstukken wordt vastgelegd op een door de examencommissie goedgekeurd beoordelingsformulier. • Elk tentamen behoort aan minimale kwaliteitseisen te voldoen (bijvoorbeeld: heldere en eenduidig geformuleerde vragen die aansluiten bij de leerdoelen). • De examencommissie vergewist zich regelmatig van de kwaliteit van afzonderlijke tentamens. Voor een aantal faculteiten betekent invoering van deze uitgangspunten dat er nog veel werk verzet moet worden. Per faculteit biedt het ICLON de examencommissies training en onderwijskundige ondersteuning aan. Het college van bestuur volgt de implementatie hiervan nauwlettend. De verwachting is dat het verscherpte toezicht op de kwaliteit van toetsen zal bijdragen aan het studiesucces van studenten. De faculteit Archeologie heeft de vernieuwing in het toetsbeleid en de versterking van de rol van de examencommissie in 2011 voortvarend opgepakt. In de bachelor zijn alle eindtermen van de opleiding weergegeven in een matrix, waarbij voor elke eindterm wordt gecontroleerd of deze voldoende wordt getraind en getoetst in opeenvolgende jaren. Algemene academische vaardigheden worden centraal aangeboden in zowel het eerste als het laatste jaar en tussentijds in kleinere groepen getoetst. De opleiding, en in het bijzonder de examencommissie, werkt momenteel aan centrale beoordelingsformulieren voor papers, discussies en presentaties, zodat de beoordeling binnen de opleiding eenduidig wordt.
Scriptiebegeleiding De Task Force Studiesucces heeft aanbevolen systematisch aandacht te besteden aan het leren en ontwikkelen van de vaardigheden die de student nodig heeft voor het schrijven van de scriptie. Het markeren van een duidelijk begin- en eindpunt, fasering in een aantal stappen volgens de werkwijze van een professioneel onderzoeker, gestructureerde
begeleiding en inbedding in een cursus geven de student houvast bij het schrijven van de scriptie. De opleidingen hebben, op een wijze die het beste bij hen past, aan deze aanbeveling van de Task Force gevolg gegeven. Deze aanbeveling wordt niet alleen in de bachelor maar ook in de master toegepast. Studenten in de bacheloropleiding Informatica doen tegen het einde van de bachelor een individuele, originele studie: het bachelorproject. Het bleek voor studenten lastig om dit project op tijd af te krijgen. Daarom is enige jaren terug besloten een zogeheten bachelorklas op te zetten. Alle derdejaarsstudenten nemen verplicht deel aan dit studieonderdeel (16 EC) dat voor het grootste deel plaatsvindt in het voorjaarssemester. Om gezamenlijk een start te maken begint de klas al eind november. Vanaf februari tot en met mei komen de studenten elke week bij elkaar. Drie maal tijdens het semester geven de studenten een presentatie over hun onderzoek. Tijdens de sessies wordt steeds de voortgang van de studenten besproken, onder leiding van twee stafleden. De bedoeling is dat tegelijk met de eindpresentatie ook het schriftelijke verslag, een scriptie van circa twintig pagina’s, klaar is. De resultaten zijn zeer bemoedigend: het aantal studenten dat nominaal studeert neemt toe, en ook oudgedienden slagen er in hun bachelorscriptie af te ronden. Naar analogie van het succes van de bachelorklas is er nu ook een masterklas voor het afstudeerproject in het tweede masterjaar.
In de bacheloropleiding Politicologie biedt het bachelorproject een gestructureerde setting voor het schrijven van een bachelorscriptie in groepsverband (vijftien studenten per groep). De opleiding bepaalt het (ruim omschreven) thema en geeft bijbehorende kernliteratuur op. De student kan in het eerste deel van het project binnen het hoofdthema een individueel traject kiezen en een opzet uitwerken. In het tweede deel wordt de individuele scriptie geschreven en vindt in kleine subgroepen van drie à vier studenten begeleiding en peer review plaats. Studenten ontvangen individuele feedback op een conceptversie voordat de eindversie wordt ingeleverd. In de masterfase kunnen studenten gebruik maken van het scriptieatelier van de faculteit Sociale Wetenschappen. Het scriptieatelier is ingericht met 22 pc’s waarop specifieke software en hardware geïnstalleerd
17
is. In het atelier lopen medewerkers rond die kunnen adviseren over bijvoorbeeld het zoeken van literatuur en het selecteren van de juiste statistische methode.
tentamen is geslaagd tegenover 30 procent in voorgaande jaren. De opleiding wil deze werkwijze volgend jaar uitbreiden naar andere vakken.
De Universiteitsbibliotheek is in 2011, als pilot, met een aantal opleidingen begonnen met het opzetten van een digitaal archief van scripties, het Scriptierepositorium. Scripties zijn voortaan op een centrale plek te vinden en bovendien is het archief op verschillende wijzen doorzoekbaar. Studenten kunnen zich oriënteren op het schrijven van een scriptie en opleidingen hoeven scripties niet meer fysiek te archiveren.
• Open course ware. Deze lijn richt zich op het digitaal beschikbaar stellen van onderwijsmateriaal in het publieke domein. In de afgelopen jaren is een aantal pilots op het gebied van open course ware uitgevoerd. Deze pilots waren erop gericht inzicht te krijgen in mogelijke doelgroepen, mogelijke doelstellingen van de betrokken opleidingen en in vraagstukken van kwaliteitszorg. Doelgroepen zijn studiekiezers die zich in aanvulling op mastersinleiden.nl en de E-gids verder willen oriënteren aan de hand van onderwijsmateriaal uit de praktijk. Een tweede doelgroep betreft – met name buitenlandse – masterstudenten die de keuze voor Leiden gemaakt hebben en vooruit willen werken, deficiënties willen wegwerken en de docenten willen leren kennen. Uit de pilots blijkt dat meer professionele ondersteuning nodig is om een goed kwaliteitsniveau te bereiken bij de productie van multimediale leermaterialen. • Virtual research environments. VRE’s zijn digitale onderzoeksomgevingen die door onderzoeksgroepen gebruikt worden om onderzoeksgegevens te verzamelen, uit te wisselen en te archiveren. VRE’s lenen zich goed voor participatie van studenten. Er zijn op dit moment twaalf VRE’s actief. Deze digitale onderzoeksomgevingen bevatten zowel een besloten gedeelte als een publiekssite met eigenschappen van een community. Op deze openbare site worden onderzoeksdata ontsloten en andere vormen van Open Educational Resources gepraktiseerd.
Ondersteuning van onderwijsinnovatie door middel van ICT In ICT & onderwijs (ICT&O)-vernieuwingsprojecten investeert de Universiteit Leiden uit centrale middelen op jaarbasis circa 300.000 euro. Een aantal ICT&O-toepassingen wordt ondersteund door de digitale leeromgeving Blackboard. Dit is de standaard digitale leeromgeving van de universiteit. Zij heeft een sleutelfunctie in het functioneren van ICT&O. Het functioneel beheer van Blackboard is belegd bij het Expertisecentrum Student- en Onderwijszaken. De belangrijkste lijnen in ons ICT&O-programma zijn: • Blended learning. Deze lijn sluit direct aan op het studiesuccesprogramma. De Universiteit Leiden ziet blended learning als een belangrijk middel om studenten tot meer zelfstudie aan te zetten. Bij blended learning worden face-to-face- en online-onderwijs gecombineerd. Tussen de contactmomenten door werken studenten online verder aan opdrachten waar vervolgens op voortgebouwd wordt. Ook biedt blended learning goede mogelijkheden om regelmatig digitaal tussentijdse diagnostische toetsen af te nemen. Momenteel lopen er kleinschalige pilots bij negen opleidingen. De eerste bevindingen zijn positief. Daarom wordt een bredere uitrol bij een aantal grote opleidingen voorbereid. In het project Van Pionier naar Mainstream voert de opleiding Culturele antropologie een pilot uit met formatief, digitaal toetsen, met als doel studenten vroegtijdig van feedback te voorzien over hun voortgang. De opleiding heeft de toetsen bij studenten getest en aan de hand van hun commentaar verbeterd. De eerste resultaten zijn uitermate bemoedigend. De schatting is dat minstens 75 procent voor het eerste
18
Resultaten De resultaten van studiesuccesbeleid worden pas na verloop van enkele jaren zichtbaar. Beleid moet immers vertaald worden in onderwijsprogramma’s en in regelingen voor studenten, en heeft in veel gevallen pas effect voor nieuw instromende cohorten van studenten. De bachelorrendementen van de afgelopen jaren zijn weergegeven in tabel 5. Deze cijfers laten wel een stijgende tendens zien, maar tonen ook aan dat de studiesuccesmaatregelen nog niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Een streefcijfer van 90 procent postpropedeuserendement was voor alle faculteiten vastgelegd in de bestuursafspraken 2010-2014. Dit was in lijn met de ambities van de Task Force Studiesucces. De kloof tussen deze ambitie en het gerealiseerde rendement van rond de 65 procent bleek echter erg groot. Daarom zijn de streefcijfers in 2012 bij-
Tabel 5 Herinschrijvingsrendement bachelor na 4 jaar Cohort Herinschrijvingsrendement bachelor
2005-2006
2006-2007
2007-2008
57,7%
57,4%
62,7%
gesteld. Een rendement van 70 procent van de herinschrijvers na vier jaar voor de periode tot en met 2016 acht de instelling haalbaar en realistisch, zo heeft zij in de prestatieafspraken met de staatssecretaris aangegeven. Tussen de faculteiten bestaan aanzienlijke verschillen in de mate waarin zij erin slagen het rendement in de bachelorfase te verbeteren. Hierbij spelen onder meer factoren als kwaliteit en motivatie van de instroom en de moeilijkheidsgraad van de studie een rol. Om aan deze verschillen recht te doen, gaan de nieuwe bestuursafspraken uit van (beperkte) differentiatie tussen faculteiten. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is, dat alle faculteiten de komende jaren hun bachelorrendement met circa 10 procent verbeteren. Deze inzet geldt voor alle faculteiten, of zij nu een lager dan gemiddeld, gemiddeld of bovengemiddeld bachelorrendement hebben gerealiseerd. Deze afspraken worden ondersteund door plannen per faculteit. Elementen hierin zijn bijvoorbeeld de didactische aanpak, de rol van contacturen, studiebegeleiding en scriptiebegeleiding.
III. Inspirerende docenten als spil in het onderwijs
Om de verwevenheid van onderwijs en onderzoek te borgen, streeft de Leidse universiteit naar benoeming van de wetenschappelijke staf in combinatiefuncties van onderzoeker en docent. De universiteit stelt duidelijke eisen aan haar docenten. Jaarlijks maken leidinggevende en medewerker in het resultaat- en ontwikkelingsgesprek afspraken over te behalen resultaten en gewenste ontwikkeling. Docenten hebben een eigen professionele verantwoordelijkheid en ruimte om te bepalen hoe zij deze resultaten behalen en hoe zij vorm geven aan de afgesproken ontwikkeling. In de komende periode willen wij de aandacht voor onderwijs in de resultaat- en ontwikkelingsgesprekken vergroten. Goed onderwijs vereist, naast gedegen inhoudelijke vakkennis, didactische basisvaardigheden. Daarom breidt de universiteit de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) uit naar de zittende staf. Bovenop de BKO wordt de Seniorkwalificatie Onderwijs ontwikkeld. Om het onderwijskundig leiderschap bij opleidingen te versterken, wordt de gelijknamige leergang gecontinueerd.
Het Human Resources-beleidsplan vormt het universitaire kader voor het personeelsbeleid. De uitwerking en concrete invulling ligt bij faculteiten. Uitgangspunten van het personeelsbeleid voor de wetenschappelijke staf zijn: • Benoeming van de wetenschappelijke staf in een combinatiefunctie van onderwijs en onderzoek • Duidelijke afspraken tussen leidinggevende en medewerker over resultaten • Aandacht voor scholing en ontwikkeling. Combinatiefunctie van onderwijs en onderzoek De Universiteit Leiden streeft ernaar de wetenschappelijke staf in de combinatiefunctie onderzoeker/docent te benoemen. In een enkele specifieke situatie wijkt een faculteit om inhoudelijke redenen van deze beleidslijn af (bijvoorbeeld de faculteit Geesteswetenschappen in het geval van taalvaardigheidsdocenten). Daarnaast zien faculteiten zich om financiële redenen soms genoodzaakt tijdelijke aan-
19
stellingen te beperken tot uitsluitend onderwijs. Dit komt met name voor bij opleidingen die plotseling sterk groeien in studentenaantallen. De promotie is een voorwaarde voor een benoeming als ud, uhd of hoogleraar. Het college van bestuur benoemt alle gewone hoogleraren. Het college toetst daarbij op basis van een uitgebreid dossier de wetenschappelijke én de onderwijskwaliteiten van de voorgedragen kandidaat. Om de onderwijskwaliteiten van een sollicitant te kunnen beoordelen maakt een presentatie in veel gevallen deel uit van de procedure. Een gevolg van de combinatiefunctie onderwijs en onderzoek kan zijn dat de individuele medewerker ervaart dat beide taken om voorrang strijden. Een punt van zorg vormt de hoeveelheid onderzoekstijd per individuele medewerker. Het universiteitsbestuur krijgt signalen dat de tijd voor onderzoek in een aantal faculteiten door de grote onderwijstaak onder druk staat. Daarbij hebben stafleden vaak het gevoel dat inzet voor onderwijs onvoldoende erkend en beloond wordt. Om hierin de juiste balans te vinden krijgen onderwijs en onderzoek in de resultaat- en ontwikkelingsgesprekken meer en meer een gelijkwaardige plaats. Tevens probeert de universiteit de waardering voor onderwijs meer publiek uit te dragen. Naast onderscheidingen voor onderzoek kent de universiteit jaarlijks de Onderwijsprijs toe aan de docent van het jaar. Deze wordt uitgereikt op de dies natalis van de universiteit. Een aantal faculteiten heeft eigen onderwijsprijzen ingesteld. Resultaat- en ontwikkelingsgesprekken In 2004 is, als opvolger van de functioneringsgesprekken, de systematiek van de resultaat- en ontwikkelingsgesprekken geïntroduceerd. Deze systematiek is gericht op het maken van concrete, toetsbare afspraken tussen medewerker en leidinggevende en geldt voor zowel het wetenschappelijk als het ondersteunend personeel. Elk resultaat- en ontwikkelingsgesprek bevat in de Leidse systematiek tevens een beoordeling. Een positieve beoordeling is een voorwaarde voor een periodieke salarisverhoging of een bevordering. De introductie van deze gesprekken is ondersteund met een uitgebreid pakket van cursussen en trainingen voor medewerkers en leidinggevenden.
Essentieel voor het slagen van een dergelijk systeem is de discipline waarmee de gesprekken gehouden worden. De afgelopen jaren is het, mede dankzij een strakke monitoring, gelukt het percentage gevoerde resultaat- en ontwikkelingsgesprekken op ruim 70 procent te krijgen (zie tabel 6). Een factor van belang is hierbij zeker ook dat de gesprekken vanaf het begin consequent vanaf de top zijn ingevoerd. Zo voert het college van bestuur resultaat- en ontwikkelingsgesprekken met de decanen van de faculteiten en de overige leden van het faculteitsbestuur. De decanen voeren op hun beurt gesprekken met de wetenschappelijk directeuren van de instituten (zie tabel 6). Wij zouden graag zien dat dit percentage op 90 procent komt. Dat is dan ook vastgelegd in de bestuursafspraken tussen het college van bestuur en de faculteiten. Het aantal gevoerde resultaat- en ontwikkelingsgesprekken is een terugkerend punt van bespreking in het bestuurlijk overleg tussen de faculteitsbesturen en het college van bestuur. De kwaliteit van het door een docent verzorgde onderwijs wordt periodiek gemeten aan de hand van studentevaluaties, collegiale intervisie (peer review) en jaarrapportages. Dit onderwerp behoort, sinds 2011 ook formeel, voor de wetenschappelijke staf tot de vaste agenda voor het jaarlijkse resultaat- en ontwikkelingsgesprek. Het formulier voor de resultaat- en ontwikkelingsgesprekken is hierop aangepast. Via geanonimiseerde steekproeven wordt periodiek onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de gesprekken. Dat onderzoek heeft uitgewezen dat de bespreking van het onderwijs vaak nog te wensen overlaat. Wij willen hierin, in nauw overleg met de faculteiten, de komende periode verbetering brengen. Didactische professionalisering Voor het doceren aan de universiteit zijn – naast inhoudelijke kennis – ook professionele, didactische vaardigheden vereist. Vanaf 1 januari 2008 is de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) ingevoerd voor nieuwe docenten. Voor hen is het bezit van een BKO-certificaat voorwaarde voor een vast dienstverband. Kenmerkend voor het Leidse BKO-traject is dat de eisen duidelijk zijn vastgelegd, maar ook dat de docent zelf beslist op welke manier hij of zij de eindtermen
Tabel 6 Percentage geregistreerde resultaat- en ontwikkelingsgesprekken (R&O) Kalenderjaar
2009
2010
2011
% R&O-gesprekken
63%
70%
74%
20
binnen een bepaald tijdsbestek bereikt. De maximale termijn hiervoor is twee jaar. Hierbij kan de docent gebruik maken van door het ICLON aangeboden cursussen, maar dat is niet verplicht. Aan het einde van het traject toetst een facultaire toetsingscommissie BKO door middel van een dossier of de kandidaat aan de eisen voldoet. Alle docenten die Engelstalig onderwijs verzorgen, moeten bovendien voldoen aan de eisen van de Basiskwalificatie Engels. In 2008 is gekozen voor een beperkte start van het BKOtraject om ervaring met het nieuwe instrument op te doen. De BKO-verplichting is geleidelijk uitgebreid. Tabel 7 geeft een overzicht van uitgereikte BKO-certificaten. Met ingang van 1 januari 2011 is het BKO-certificaat ook een voorwaarde bij bevorderingen, en vanaf 1 september 2012 is de zittende staf verplicht het certificaat te behalen. Hiervoor maken de faculteiten implementatieplannen. In de prestatieafspraken is met OCW afgesproken dat in 2015 80 procent van de zittende staf over het BKO-certificaat beschikt.
is de centrale registratie van de BKO verbeterd en zullen in 2013 de facultaire BKO-uitvoeringsregelingen op onderlinge consistentie getoetst worden. De BKO is een startkwalificatie. Van elke docent wordt verwacht dat hij of zij in het vervolg van de loopbaan met enige regelmaat aantoonbaar aandacht besteedt aan het bijhouden van didactische kennis en vaardigheden. Er is een duidelijke behoefte aan vervolgcursussen en trainingen voor docenten die in het bezit zijn van de BKO. Even belangrijk als het formele kwalificatietraject is hierbij de permanente uitwisseling tussen collega’s. Faculteiten en opleidingen ondersteunen dit door middel van workshops en studiemiddagen, verspreiding van goede voorbeelden en collegiale intervisie. Een open en collegiaal werkklimaat en een stimulerende opleidingsdirecteur helpen hierbij.
Om te waarborgen dat de invoering van de BKO universiteitsbreed procedureel en administratief goed verloopt, heeft de interne auditdienst in het voorjaar van 2012 een interne audit uitgevoerd naar de wijze waarop de BKO administratief is ingevoerd. Als follow-up van deze audit
De faculteit Rechtsgeleerdheid heeft in 2010, naar het voorbeeld van de rechterlijke macht, een systeem van intervisie tussen docenten ingevoerd. Hierin vormen collega’s duo’s die bij elkaar aanschuiven tijdens het onderwijs (college, werkgroep). Na afloop bespreekt het duo collegiaal en informeel de sterke en verbeterpunten van het gegeven onderwijs, zoals waargenomen door de observerende collega. De eerste ervaringen met dit systeem zijn zeer positief. Een kleine
Tabel 7 Aantal uitgereikte BKO-certificaten Kalenderjaar Aantal uitgereikte BKO-certificaten
2009
2010
2011
13
23
104
Tabel 8 NSE: Waardering voor docenten (5-puntsschaal) Jaar
Leiden 2010
Landelijk 2010
Leiden 2011
Landelijk 2011
Leiden 2012
Landelijk 2012
Themascore NSE docenten
3,80
3,73
3,81
3,74
3,83
3,76
Inhoudelijke deskundigheid
4,29
4,17
4,31
4,18
4,31
4,20
Didactische kwaliteit
3,75
3,65
3,77
3,66
3,79
3,68
Bereikbaarheid
3,66
3,70
3,70
3,71
3,70
3,74
Betrokkenheid
3,65
3,64
3,68
3,66
3,70
3,69
Kwaliteit begeleiding
3,69
3,65
3,71
3,66
3,72
3,69
Kwaliteit feedback
3,60
3,54
3,58
3,55
3,61
3,58
Inspiratie
3,78
3,60
3,80
3,62
3,79
3,65
Kennis over de beroepspraktijk
3,96
3,86
3,95
3,86
3,99
3,88
21
IV. Aantrekkelijk onderwijsaanbod groep docenten heeft een training gevolgd voor het voeren van intervisiegesprekken en geeft op haar beurt instructie aan collega’s. Op deze manier zullen steeds meer afdelingen en docenten aan de intervisie gaan deelnemen.
Naast de BKO zijn onlangs twee andere professionaliseringstrajecten gestart. • Het ICLON verzorgt sinds september 2011 een korte didactische training, in aansluiting op een al eerder op facultair niveau ontwikkelde praktijk. Deze is met ingang van 2013 verplicht voor onderwijsgevenden die niet onder de BKO vallen, zoals docenten met kortlopende aanstellingen, studentassistenten en aio’s. Aio’s kunnen deze training in het kader van hun loopbaanontwikkeling gebruiken als start voor het opbouwen van hun BKO-dossier. • In januari 2012 is voor de eerste maal een leergang Onderwijskundig Leiderschap gestart. Belangrijkste doelgroep van deze tweejarige leergang zijn de (toekomstige) opleidingsdirecteuren/opleidingsvoorzitters en faculteitsbestuurders. Maar ook andere wetenschappers met een leidinggevende rol in het onderwijs kunnen aan de leergang deelnemen. De Stuurgroep docentprofessionalisering met vertegenwoordigers van faculteiten, het ICLON, de universitaire HRM-afdeling en de directie Academische Zaken, werkt aan een programma voor didactische professionalisering. Inmiddels is besloten tot de volgende aanvullende acties: • Evaluatie, consolidatie en verder uitbouwen van de BKO • Ontwikkeling van de Senior Kwalificatie Onderwijs • Periodiek organiseren van de Leergang Onderwijskundig Leiderschap. Waardering door studenten Uit de Nationale Studentenenquête blijkt dat onze studenten hun docenten waarderen vanwege de inhoud, het niveau, de samenhang en de inspiratie in het onderwijs. Op deze punten ligt de waardering van de Leidse studenten boven het landelijk gemiddelde. Met name inhoudelijke kwaliteit scoort opvallend hoog (zie tabel 8).
22
De Universiteit Leiden biedt van oudsher een breed palet aan van onderwijsprogramma’s met disciplinaire diepgang als uitgangspunt. Om de aantrekkingskracht en de actualiteit van ons onderwijs te vergroten, lichten wij regelmatig het portfolio door en stemmen wij dit af op de eisen van de arbeidsmarkt. In de afgelopen jaren is intensief gewerkt aan de totstandkoming van nieuwe programma’s in de bachelor en in de master. Deze initiatieven hebben geleid tot een aanzienlijke groei van de studentenbelangstelling. In de bachelorfase hebben studenten substantiële ruimte voor eigen keuzes. Wij bieden hiervoor voorgeprogrammeerde onderwijspakketten in de vorm van minoren aan. De Universiteit Leiden biedt een van de meest uitgebreide excellentieprogramma’s in Nederland aan. Getalenteerde en gemotiveerde studenten kunnen in verschillende fasen – als scholier al voorafgaand aan de studie, als bachelorstudent en als masterstudent – deelnemen aan excellentietrajecten. Door het vroegtijdig scouten van talentvolle studenten en de verbreding van het aanbod willen wij de deelname aan deze trajecten verder stimuleren.
Vernieuwing in de bacheloropleidingen Met ons bacheloraanbod willen wij een breed publiek van vwo’ers het perspectief bieden van een hoogwaardige academische basisopleiding. De universiteit biedt momenteel 46 bacheloropleidingen aan (peildatum 1 september 2012). Het onderwijsaanbod in het bachelorsegment is de afgelopen jaren met een aantal nieuwe programma’s uitgebreid. Leidend bij dergelijke vernieuwingen zijn de toenemende complexiteit van maatschappelijke vraagstukken en de voortgaande internationalisering van arbeidsmarkt en samenleving. Dit vraagt in een aantal gevallen om een multidisciplinaire aanpak. In het bacheloraanbod heeft dit geleid tot een aantal nieuwe programma’s, veelal met een internationale oriëntatie. Voorbeelden zijn het Leiden University College en de opleiding International Studies die beide in Den Haag worden aangeboden. International Studies is een opleiding van de faculteit Geesteswetenschappen. Daarnaast zijn in deze faculteit enkele specialistische opleidingen opgegaan in brede portals opdat studenten beter in staat zijn een afgewogen studiekeuze te maken. In sommige gevallen is er ook verbreding en multidisciplinariteit gezocht in sa-
menwerking met de TU Delft (bijvoorbeeld in de gezamenlijke opleidingen Life Science and Technology en Molecular Science and Technology) en de Erasmus Universiteit Rotterdam (bijvoorbeeld Informatica en Economie).
Rechtsgeleerdheid. EBM-studenten bouwen naast bestuurskundige ook financieel-economische kennis op, waardoor zij maatschappelijke en bestuurlijke problemen in de beleidspraktijk kunnen analyseren vanuit beide disciplines. Daarmee wordt aangesloten bij een groeiende behoefte aan economisch onderlegde generalisten in de publieke sector. Het programma voorziet duidelijk in een behoefte. In het eerste jaar van aanbieding (2010-2011) trok het honderd eerstejaars en in het tweede jaar (2011-2012) 120.
Wij zijn erin geslaagd om meer studenten te interesseren voor onze bestaande en nieuwe opleidingen. De instroom in de propedeuse is de laatste jaren licht gestegen en de meest recente gegevens laten zelfs een sterke groei zien (zie tabel 9). Hierna volgen twee voorbeelden van programma’s met een grote aantrekkingskracht op studenten.
Herordening, profilering en verbreding in het masteraanbod In de masterfase krijgen studenten de mogelijkheid hun studie te verdiepen. Om studenten ook voor te bereiden op de internationale arbeidsmarkt, en om de programma’s toegankelijk te maken voor buitenlandse studenten, worden veruit de meeste masters in het Engels aangeboden. Per september 2012 biedt de Universiteit Leiden 71 masteropleidingen aan (inclusief researchmasters, educatieve masters en postinitiële, d.w.z. niet-bekostigde, masteropleidingen).
De Engelstalige bacheloropleiding International Studies is in september 2012 in Den Haag gestart met 376 eerstejaarsstudenten, van wie 147 uit het buitenland. International Studies biedt een unieke combinatie van regiostudies in een internationale context, met de mogelijkheid een vreemde taal te leren. Na een algemeen semester specialiseert de student zich in een van de regio’s van de wereld en kiest hij/zij een of meerdere talen. De student analyseert de regio vanuit culturele, economische, historische en politieke invalshoeken en vergelijkt deze in internationaal perspectief.
Ook het masteraanbod is de laatste jaren aangepast, mede als gevolg van landelijke herordeningsoperaties. Enkele afstudeervarianten zijn verzelfstandigd. Afzonderlijke opleidingen in de Geesteswetenschappen zijn ondergebracht in landelijk vastgestelde, brede masterlabels, om zo inefficiënties en verkokering tegen te gaan. In de natuurwetenschappen is – net als in de bachelor – verbreding gezocht door samenwerking met de TU Delft in de gezamenlijke master Industrial Ecology.
Economie, Bestuur en Management (EBM) is een afstudeervariant van de bacheloropleiding Bestuurskunde. EBM is uniek in Nederland en richt zich op complexe, actuele vraagstukken op het snijvlak van economie en bestuur. In deze track wordt samengewerkt met de afdeling Economie van de faculteit
Tabel 9 Instroom eerstejaarsbachelorstudenten Cursusjaar Eerstejaarsinstroom bachelor (eoip)
2010-2011
2011-2012
2012-2013
3854
4102
4563
Tabel 10 Instroom masterstudenten Cursusjaar Eerstejaarsinstroom master (1-jarig + 2-jarig) e
e
1 semester (I), 2 semester (II) en totaal (T)
2010-2011
2011-2012
2012-2013
2512 (I)
2616 (I)
2983 (I)
779 (II)
704 (II)
3291 (T)
3320 (T)
23
In beginsel gaat de Universiteit Leiden al sinds 2002 uit van ‘de harde knip’ tussen bachelor en master. Op de toepassing hiervan zien wij, ook vanwege de wetgeving, sinds 1 september 2012 strenger toe. Om studievertraging te voorkomen hebben studenten op twee momenten gelegenheid om in te stromen in een master. Aan hbo-studenten bieden opleidingen schakeltrajecten aan.
zenuwstelsel, de neurofarmacologie en de gedragswetenschappen, en doen kennis op van cognitieve psychologie, neuro- en psycholinguïstiek, en van hersenaandoeningen die van invloed zijn op cognitie en emotie. Ook de diversiteit aan studentachtergronden draagt bij aan het interdisciplinaire karakter van deze populaire minor. Jaarlijks schrijven circa zestig studenten zich in.
Het masteraanbod van de Universiteit Leiden blijkt aantrekkelijk te zijn. Het aantal studenten dat instroomt in een master is na de aanloopfase in 2004 en 2005 toegenomen van 2072 studenten in 2006 naar 3289 studenten in 2011 (zie tabel 10).
Uit een tweetal evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de inhoud en de organisatie van de minoren. Het minorstelsel is een relatief recente ontwikkeling maar de groei in het aantal deelnemers geeft reden tot optimisme. Het aantal deelnemende studenten is gegroeid van 664 in 2009-2010 naar 1153 in 2012-2013. De aantrekkelijkheid van de minoren willen wij de komende jaren zorgvuldig blijven volgen. De universiteit wil begin 2013 onderzoek doen naar de wijze waarop studenten hun keuzeruimte invullen en naar de overwegingen op grond waarvan zij dat doen.
Minoren en keuzevakken Studenten hebben in de bacheloropleiding een vrije ruimte van 15 tot 30 EC om eigen keuzes te maken. Zij kunnen binnen die ruimte kiezen uit een gevarieerd aanbod van minoren en keuzevakken, een academische stage of een studieverblijf in het buitenland. De invulling van de vrije ruimte met keuzevakken behoeft goedkeuring van de examencommissie. Sinds het cursusjaar 2009-2010 kunnen studenten voor de invulling van de vrije ruimte gebruik maken van minoren: voorgeprogrammeerde pakketten van 2 x 15 EC. De universitaire minorcommissie toetst de minorprogramma’s, in totaal rond de 50, vooraf op kwaliteit.
Excellentieonderwijs In aanvulling op het reguliere aanbod aan bachelor- en masteropleidingen profileert de universiteit zich met een uitgebreid excellentieprogramma voor degenen die extra academische uitdaging aankunnen en willen. Al in de jaren negentig introduceerde de Universiteit Leiden het honours-programma. Dit programma is de afgelopen jaren met stimulans van SIRIUS verbreed en omvat nu initiatieven voor vwo-scholieren en voor bachelor- en masterstudenten: • Pre-University College en LAPP-Top, gericht op vwoleerlingen • Honours College, gericht op bachelorstudenten in reguliere opleidingen • Leiden Leadership Programme, gericht op masterstudenten • Leiden University College The Hague, een bachelorprogramma van de faculteit Campus Den Haag. Deelname aan deze programamma’s is weergegeven in tabel 11.
Een voorbeeld van een succesvolle, interdisciplinaire minor is Brain and Cognition. De minor Brain and Cognition wordt aangeboden door het Leiden Institute for Brain and Cognition, een samenwerkingsverband tussen het faculteit Geneeskunde/LUMC en de faculteiten Geesteswetenschappen, Sociale Wetenschappen en Wiskunde en Natuurwetenschappen. Zo veelomvattend als het brein is, zo divers worden de cognitieve neurowetenschappen in deze minor benaderd. Studenten verwerven inzicht in de neuroanatomie en -fysiologie van het centrale
Tabel 11 Instroom excellentie-onderwijs Cursusjaar
2010-2011
2011-2012
2012-2013
Pre-University
90
90
90
Honours College
170
172
161
–
48
57
107
90
114
Leiden Leadership Leiden University College The Hague
24
Om de synergie te vergroten, zijn recent de eerste drie programma’s ondergebracht in één organisatorisch verband, de Honours Academy, met aan het hoofd een hoogleraar in de rol van dean. De Honours Academy is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van inhoudelijke en didactische samenhang in het excellentieonderwijs. Studenten worden in het excellentieonderwijs uitgedaagd om zich te ontwikkelen tot toekomstige, authentieke leiders. Dit gebeurt in een kleinschalige, stimulerende en veeleisende onderwijsomgeving, waarin de directe interactie tussen docent en student en tussen de studenten onderling centraal staat. De samenhang tussen de programma’s wordt gecreëerd door de gemeenschappelijk doelstelling, uitwisseling van best practices tussen programma’s, de wijze waarop studenten worden geselecteerd en beoordeeld, en de meester-gezelrelatie die steeds wordt gecreëerd tussen docenten en studenten. Ten slotte is een belangrijk gemeenschappelijk kenmerk dat alle programma’s stimuleren tot het opzetten en uitbouwen van een professioneel, interdisciplinair en internationaal netwerk (de Honours Community). Aanstaande studenten: Pre-University College en LAPP-Top Wij willen talent al vroeg interesseren voor een universitaire studie, bij voorkeur aan de Universiteit Leiden. Het Pre-University College biedt een tweejarig programma waarin getalenteerde en gemotiveerde vwo-scholieren kennismaken met wetenschap en universiteit. Het LAPP-Top programma (Leiden Advanced Pre-University Programme for Top-students) richt zich op de scholieren die een extra uitdaging zoeken op een bepaald vakgebied. In 2011 zijn bijna 300 scholieren na selectie tot het LAPP-Top-programma toegelaten. De bredere maatschappelijke doelstelling van deze programma’s is om gemotiveerde scholieren een extra uitdaging te bieden. Een derde van de studenten die de afgelopen drie jaar aan Pre-University College of LAPP-Top deelnamen, schrijft zich daadwerkelijk voor een studie aan de Leidse universiteit in. Studenten kiezen regelmatig voor een andere universiteit als de opleiding die ze willen volgen in Leiden niet wordt aangeboden, zoals op het gebied van techniek of economie. Scholieren die het Pre-University College succesvol afronden, zijn vrijgesteld van eventuele lotingsprocedures. Bachelorstudenten: Honours College Bachelorstudenten die een extra uitdaging zoeken, kunnen opteren voor het Honours College. Dit biedt extracurriculaire honours-trajecten van (minimaal) 30 EC. Toelating gebeurt op basis van selectie. In de honours-trajecten
maakt de student individuele keuzes in nauw overleg met een docent in de rol van ‘talentcoach’. Studenten kiezen al in het tweede semester van hun eerste bachelorjaar voor extra activiteiten. Die lopen door tot en met het derde bachelorjaar. Alle faculteiten hebben honours-trajecten ontwikkeld of participeren daarin. Honours College – traject Wetenschap en Samenleving – faculteit Sociale Wetenschappen In dialoog met eminente wetenschappers en vooraanstaande leiders in de samenleving ontdekken studenten in dit traject hoe kennis in de verschillende wetenschappelijke disciplines tot stand komt. Daarnaast krijgen ze inzicht in de manier waarop belangrijke maatschappelijke vraagstukken de onderzoeksagenda beïnvloeden en hoe nieuwe wetenschappelijke inzichten invloed hebben op maatschappelijke discussies en beleidsplannen. Studenten leren in interdisciplinaire groepen vanuit verschillende perspectieven zinvolle vragen te formuleren over belangrijke maatschappelijke problemen. Momenteel nemen 68 studenten in twee cohorten deel. In het tweede semester stromen 60 eerstejaarsstudenten in. Studenten worden geselecteerd op basis van motivatie, goede studieresultaten (7,5 en hoger) en een nominale studieduur. Deelnemende studenten beoordeelden het Honours College van de faculteit Sociale Wetenschappen gemiddeld met een 8.
Bachelorstudenten: Leiden University College Voor gemotiveerde en talentvolle studenten biedt de Universiteit Leiden in Den Haag sinds 1 september 2010 het Leiden University College (LUC) The Hague aan. Studenten volgen een driejarige Engelstalige bacheloropleiding in de Liberal Arts & Sciences. Het centrale thema in het programma is global challenges. Studenten wonen én studeren op de Haagse campus en het onderwijs wordt gegeven in kleine groepen om persoonlijke aandacht, ontwikkeling en begeleiding te waarborgen. Deze aanpak werpt zijn vruchten af: de uitval in het eerste jaar is substantieel lager dan bij andere opleidingen. Circa de helft van de studenten komt uit het buitenland. Het University College heeft onlangs het NVAO-kenmerk voor kleinschalig en intensief onderwijs verworven. Ambitie In het studiejaar 2012-2013 stroomden 114 studenten in het University College in, en 161 studenten in het Honours College. De ambitie is dat in 2015 10 procent van de Leidse
25
bachelorstudenten deelneemt aan excellentieonderwijs. Dat betekent dat er een flinke groei moet worden gerealiseerd. Het Honours College moet een sterker profiel krijgen, onder meer door meer nadruk te leggen op de ontwikkeling van leiderschap. Ook zal het programma flexibeler worden, onder meer door meerdere instroommomenten en meer keuzemogelijkheden. De instroom in het University College zal naar verwachting een extra impuls krijgen als per 1 september 2013 de nieuwe huisvesting in Den Haag beschikbaar komt. Daarnaast wordt het programma aantrekkelijker voor een brede groep studenten, onder meer door de ontwikkeling van de nieuwe afstudeerrichting Sustainability. Masterstudenten: Leiden Leadership Programme In september 2011 is het excellentieprogramma uitgebreid met het Leiden Leadership Programme. Dit extracurriculaire programma biedt excellente masterstudenten de mogelijkheid om naast hun reguliere opleiding leiderschapskwaliteiten te ontwikkelen. Het programma bestaat uit een vaardigheden- en een praktijkdeel gericht op persoonlijke groei en ontwikkeling. Het is in Nederland uniek in zijn soort. Het programma is opgezet met medewerking van 15 bedrijven en maatschappelijke organisaties, waaronder Akzo Nobel, TNT, Rabobank, VNG en OXFAM Novib. Hoewel het programma nog relatief nieuw is, zijn de eerste resultaten positief. In de evaluatie onder studenten scoort het programma hoog. Diverse studenten uit het eerste cohort hebben bovendien een baan aangeboden gekregen bij een van de partnerorganisaties. Ook de externe partners zijn enthousiast; zij hebben opnieuw hun medewerking toegezegd. Facultaire maatwerktrajecten Een aantal faculteiten biedt hiernaast maatwerktrajecten aan voor zeer goede en ambitieuze studenten. Een voorbeeld daarvan zijn de, in de onderwijs- en examenregelingen vastgelegde, dubbele bachelorprogramma’s van de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen (bijvoor-
beeld Natuurkunde en Wiskunde). De Leidse universiteit streeft ernaar om ook deze vormen van excellentieonderwijs door SIRIUS erkend te krijgen.
V.
Internationale oriëntatie
De Leidse universiteit streeft ernaar een internationale leeromgeving voor haar studenten te creëren. Ook wil zij aantrekkelijk zijn voor buitenlands talent. De ontwikkeling van de internationale leeromgeving vordert gestaag: de samenstelling van de staf en de studentenpopulatie wordt internationaler. De internationale reputatie van de Universiteit Leiden, gebaseerd op de kwaliteit van onze staf en van onze opleidingen, is goed te noemen. Het aantal structurele samenwerkingsrelaties met buitenlandse instellingen neemt toe. Verbeterpunten voor de komende tijd zijn het verhogen van het aantal buitenlandse studenten en het op peil houden van het aantal studenten dat een deel van de opleiding in het buitenland volgt. Vanwege het toenemend aantal buitenlandse studenten vraagt ook het niveau van de voorzieningen voortdurend aandacht.
De instelling heeft de doelstellingen van haar internationaliseringsbeleid uitgewerkt in het Werkprogramma internationalisering 2011-2014. De belangrijkste doelstelling hiervan is dat een substantieel deel van onze studenten de mogelijkheid krijgt om een internationale leerervaring op te doen. Deze kan de vorm hebben van een buitenlands studieverblijf, maar ook van onderwijs in een international classroom, met een gemengde studentenpopulatie. Subdoelstellingen van het werkprogramma zijn: • Groei van het aantal internationale studenten en staf • Versterking van onze internationale reputatie • Bevordering van internationale samenwerking en uitwisseling • Een goede support-structuur.
Tabel 12 Aandeel internationale studenten en staf Universiteit Leiden (excl. LUMC), percentage internationale studenten, staf en promovendi-in-dienst (per 31 december). 2007-08
2008-09
2009-10
2010-11
2011-12
3,2%
3,0%
2,8%
3,0%
3,0%
Master
16,0%
14,7%
14,5%
15,4%
14,6%
WP
22,8%
23,7%
25,0%
27,1%
27,0%
PhD
28,8%
34,7%
35,5%
39,8%
40,3%
Bachelor
26
Groei van het aantal internationale studenten en staf Om een internationale leeromgeving tot stand te brengen is een toename van het aantal internationale stafleden en studenten nodig. In tabel 12 is opgenomen hoeveel procent van studenten, staf en promovendi-in-dienst een buitenlandse nationaliteit heeft. De Universiteit Leiden heeft in 2012 haar ambitie ten aanzien van de buitenlandse instroom in de masteropleidingen naar beneden moeten bijstellen: de instelling streeft thans naar een buitenlandse instroom in de masteropleidingen in 2015 van 20 procent (in plaats van de eerder geformuleerde doelstelling van 50 procent buitenlandse instroom in de Engelstalige masteropleidingen). De matige groei van het aandeel internationale studenten in de afgelopen jaren was deels te wijten aan te trage toelatingsprocedures. Deze zorgden voor te veel uitval van geïnteresseerde, gekwalificeerde studenten. De eerste fase van digitalisering van het toelatingsproces is in 2012 afgerond. Dit moet vanaf 2013, wanneer ook de werkprocessen in de faculteiten gestroomlijnd zijn, leiden tot kortere tijd tussen aanmelding en toelating en daarmee tot een hogere conversie van aanmeldingen naar daadwerkelijke inschrijvingen. Om de universitaire doelen te bereiken is in 2011 een programma Internationale marketing en een doellandenbeleid vastgesteld. Kern hiervan is dat op instellingsniveau de inspanningen gericht zijn op een zestal doellanden (China, Brazilië, India, Turkije, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk). De Universiteit Leiden vindt overigens naast groei ook een grote diversiteit aan nationaliteiten op haar campus van belang. In het lopende studiejaar telt de universiteit 94 nationaliteiten onder haar studenten. Om internationale staf en studenten te ondersteunen wordt informatie zoveel mogelijk in het Nederlands én in het Engels gegeven. Dit geldt ook voor de website en bijvoorbeeld de bewegwijzering en de personeelsinformatie.
Tot nu toe richten onze inspanningen om meer buitenlandse studenten te trekken zich met name op de masterfase. Het aanbod aan Engelstalig bacheloronderwijs is op dit moment beperkt tot het Leiden University College The Hague en de opleiding International Studies. Het aanbod voor bachelorstudenten wordt in 2013-2014 uitgebreid met een Engelstalige bachelor Psychology. Ook wordt met ingang van 2013-2014 de bachelor Talen en Culturen van Zuid- en Zuidoost Azië in het Engels verzorgd. Het wervingsbeleid wordt (bescheiden) ondersteund met een eigen beurzenbeleid. Leiden heeft een eigen beurzenprogramma, het Leiden University Excellence Scholarship Programme (LexS), dat in 2011 financiële steun gaf aan 88 talentvolle studenten van buiten Europa. Versterking van onze internationale reputatie Het onderwijs in Leiden wordt door de internationale studenten zeer goed gewaardeerd. In de International Student Barometer (ISB) ligt de tevredenheidscore op de academische onderwerpen boven het Nederlandse en het wereldwijde gemiddelde. Met wereldwijd wordt hier bedoeld: alle ISB-deelnemers, dat zijn 1200 instellingen in 24 landen. De Universiteit Leiden neemt sinds 2010 wereldwijd de vierde positie in en in Nederland de eerste positie (zie tabel 13). Opmerkelijk goed worden de internationale Leiden Law Masters (LLM) gewaardeerd: ze staan al jaren in de top-10 van meest populaire LLM-programma’s ter wereld. Minder positief zijn internationale studenten over loopbaanondersteuning, administratieve procedures en huisvesting. Wat betreft het eerste punt, de loopbaanondersteuning, zijn de mogelijkheden van de universiteit beperkt. De opleidingen proberen in de voorlichting en werving zorg te dragen voor realistische verwachtingen. Het tweede punt, stroomlijning van de administratieve procedures en verbetering van de huisvesting, staan wel op de agenda.
Tabel 13 ISB: Tevredenheid internationale studenten over het onderdeel Learning (kwaliteit van colleges en docenten, inhoud van de vakken, taalondersteuning etc.) Jaar
Leiden (% tevreden)
ISB totaal (% tevreden)
Nederland
Rank ISB
Rank Nederland
2007
79,8
78,2
–
19
–
2009
87,6
85,9
86,9
13
2
2010
87,8
85,1
84,5
4
1
2011
86,8
84,8
81,2
4
1
27
Bevordering van internationale samenwerking en uitwisselingen Het aantal Leidse voltijdstudenten dat als onderdeel van de studie een periode in het buitenland heeft doorgebracht, schommelt de laatste jaren rond de zevenhonderd studenten per academisch jaar. Dit aantal is tamelijk bescheiden. Gezien de toenemende druk op het studietempo is evenwel niet te verwachten dat het substantieel zal toenemen. Om het aantal uitgaande studenten op dit niveau te houden, zijn betere voorlichting over de mogelijkheden en betere benutting van de keuzeruimte nodig. Een meer structurele onderwijssamenwerking biedt de mogelijkheid om mobiliteit beter in te passen in het curriculum. De Leidse universiteit neemt op dit moment deel in drie Erasmus Mundus programma’s, waarvan twee op masterniveau (Mathematics en Industrial Ecology), en het Europaeum programma (European History and Civilization). Verder is er samenwerking via facultaire en universitaire netwerken, zoals de League of European Research Universities, SaRFAL en de Coimbra Group. Mobiliteit van academische staf – vanwege Erasmus, maar vooral in Europese en internationale onderzoeksprojecten – speelt een belangrijke, aanjagende rol bij deze samenwerking. De universiteit neemt ook deel aan een groot aantal internationale uitwisselingsprogramma’s voor studenten. Naast nationale en Europese beurzen biedt de universiteit uitgaande studenten een tweetal eigen beurzenprogramma’s (Outbound Study Grant en LUSTRA). Een geslaagd voorbeeld van een structurele onderwijssamenwerking is te vinden bij de opleiding Biomedische Wetenschappen.
De opleiding Biomedische wetenschappen van de faculteit Geneeskunde/LUMC onderhoudt al meer dan tien jaar een succesvolle, intracurriculaire uitwisseling met het Karolinska Institutet in Stockholm. Meer dan 170 bachelorstudenten van beide partners hebben daar inmiddels aan deelgenomen. Gedurende het eerste semester van het tweede bachelorjaar volgen wederzijds circa tien studenten Engelstalig onderwijs bij de partnerinstelling. De studenten ervaren een andere onderwijskundige aanpak, een ander studentenleven en een andere taal en cultuur. Ze lopen geen risico op studievertraging, omdat de inhoud van de semesters in beide steden op elkaar is afgestemd. Ook studenten die niet uitwisselen komen tijdens dit semester in contact met studenten uit een ander land.
Een goede support-structuur Om internationalisering meer mainstream te maken heeft de instelling in 2010 haar internationaliseringsactiviteiten ondergebracht in de lijnorganisatie (met name bij Academische Zaken, Student- en Onderwijszaken en Strategische Communicatie en Marketing en, decentraal, bij de faculteiten). De verbreding van het Engelstalig aanbod in de bachelorfase stelt nieuwe eisen op het gebied van voorzieningen – zoals tweetaligheid in de werving, goed lopende toelatingsprocedures, Engelstalige studiebegeleiding en voldoende huisvesting. Bij het ontwerpen van nieuwe Engelstalige programma’s worden deze aspecten zoveel mogelijk meteen meegenomen, zoals recent bij het nieuwe programma International Studies.
Tabel 14 NSE (2012): Oordeel studenten over voorzieningen (5-puntsschaal) Universiteit Leiden
WO Nederland
6.493
84.748
Studiefaciliteiten
3,7
3,7
Onderwijsruimten
3,8
3,8
Werkplekken
3,7
3,7
Beschikbaarheid werkplekken
3,4
3,2
Opleidingsmateriaal
3,8
3,8
Bibliotheek/mediatheek
3,9
3,9
ICT-faciliteiten
3,5
3,6
Digitale leeromgeving
3,6
3,7
Aantal geënquêteerde studenten
28
VI. Ondersteunende voorzieningen
Universiteitsbrede voorzieningen zijn essentieel voor het studie- en werkklimaat voor studenten, wetenschappers en ondersteunende staf. Ze moeten daarom van hoge kwaliteit zijn. Sterke punten van onze instelling zijn de gebouwen in Leiden en Den Haag, de Universiteitsbibliotheek en de voorzieningen voor studenten met een functiebeperking. Er is een nieuw, up-to-date studenteninformatiesysteem(uSis) geïntroduceerd. Helaas laat de invoering hiervan nog veel aanloopproblemen zien. Om hieraan het hoofd te bieden wordt op alle niveaus hard gewerkt aan de harmonisatie van de administratieve procedures en het verhogen van de gebruikersvriendelijkheid van het systeem. Ook de vernieuwing van de universitaire ICT-werkplek staat hoog op de agenda. In het algemeen beoordelen studenten de onderwijsondersteunende voorzieningen als voldoende.
De Universiteit Leiden streeft naar een goed werk- en studieklimaat voor studenten en staf. Studenten zijn redelijk tevreden, zo blijkt uit het overzicht van de beoordelingen door studenten in de NSE. Wel nemen wij, zoals hieronder nader is toegelicht, op enkele specifieke gebieden stappen om de tevredenheid te verhogen. Gebouwen, onderwijs- en tentamenruimtes De Universiteit Leiden heeft het afgelopen decennium veel geïnvesteerd in gebouwen zoals in het Kamerlingh Onnes Gebouw en de Sterrewacht, beide voor de faculteit Rechtsgeleerdheid. Het komende decennium zal een nieuwe bètacampus verrijzen. Ook in Den Haag is en wordt passende huisvesting gerealiseerd. Kleinschaligheid, overzichtelijkheid en binding met de faculteit zijn richtinggevend voor de inrichting van de facultaire gebouwen. Alle gebouwen beschikken over onderwijs- en tentamenruimtes. Voor grootschalige tentamens wordt gebruik gemaakt van het Universitair Sportcentrum of van externe ruimtes zoals de Pieterskerk. De faculteiten beheren de onderwijs- en tentamenruimtes en de uitrusting; zij zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit ervan. Sommige faculteiten besteden deze taken uit aan het Universitair Facilitair Bedrijf. Onderwijsondersteunend personeel Het onderwijsproces is zeer afhankelijk van de inzet van ondersteunend personeel. Het gaat hier om bijvoorbeeld onderwijsbeleidsmedewerkers, studieadviseurs en -coördinatoren, medewerkers van onderwijsadministraties,
medewerkers van informatiebalies, portiers, bibliotheekmedewerkers en ICT-ondersteuners. Voor zover relevant voor de instellingsaudit komt dit personeel aan de orde bij de bespreking van diverse inhoudelijke onderwerpen. De medewerkers vallen organisatorisch onder een faculteit of een expertisecentrum. Studentwerkplekken De studenten van Universiteit Leiden hebben de beschikking over ongeveer 1100 studentwerkplekken, verspreid over de diverse universitaire gebouwen. Deze worden door het ICT Shared Service Centrum (ISSC) ondersteund. Op dit moment wordt hard gewerkt aan een update van deze werkplekken. Het aantal studentwerkplekken lijkt toereikend, zeker nu een toenemend aantal studenten met eigen mobiele apparatuur inlogt op EDUROAM, het draadloze netwerk van de universiteit. Wel is de spreiding over de diverse locaties voor verbetering vatbaar. Alle ICT-voorzieningen, zoals toegang tot de computerwerkplekken bij de faculteiten, de bibliotheek en Plexus, e-mail, de digitale Universiteitsbibliotheek, Blackboard en het universitaire studentenadministratiesysteem uSis, worden voor de studenten ontsloten via het ULCN-netwerk van de universiteit. In het ICT-Meerjarenplan 2012-2015 is het beleid voor de middellange termijn vastgelegd. Hierin is ook opgenomen de uitbreiding van het gebruik van portals in het onderwijs. Studenteninformatie- en volgsysteem De Universiteit Leiden heeft in 2010 uSis, een nieuw en up-to-date studenteninformatiesysteem, ingevoerd. Eigenaar van dit systeem is het Expertisecentrum Studenten- en Onderwijszaken, waar het functioneel beheer en het gebruikersoverleg voor dit systeem belegd zijn. Ondanks een zorgvuldige voorbereiding heeft de invoering van het systeem aanloopproblemen gegeven. Deze problemen zijn medio 2011 geïnventariseerd en geanalyseerd. Zowel intern als extern zijn maatregelen getroffen die hebben geleid tot verbeteringen aan het systeem en het gebruiksgemak ervan. De belangrijkste maatregelen waren het verbeteren van de gebruikersvriendelijkheid en het beperken van het aantal nieuwe releases. Daarnaast vindt een traject plaats waarbij de processen van facultaire studenten- en onderwijsadministraties geharmoniseerd worden. Ook is het functioneel beheer versterkt.
29
E-studiegids Het Leidse onderwijsaanbod wordt ontsloten via de Estudiegids. De gids is primair bedoeld voor intern gebruik. Daarnaast heeft de E-studiegids een rol in de werving, vooral voor de masterfase. Een potentiële student die zich in het programma wil verdiepen, raadpleegt de E-studiegids. Het systeem wordt beheerd door het Expertisecentrum Studenten- en Onderwijszaken. De faculteiten en opleidingen zijn verantwoordelijk voor de vulling ervan. De inbreng van faculteiten en studenten is geborgd in een hoofdredacteurenoverleg en een Change Advisory Board.
theekcommissies ingericht en is een uitgebreid faculty liaison-programma opgezet, waardoor er goed zicht is op de wensen van gebruikers en faculteiten. De directie van de UBL overlegt tweemaal per jaar over de kwaliteit en de dienstverlening van de UBL met de Universitaire Bibliotheekcommissie Studenten, waarvan alle assessoren lid zijn. Elke vijf jaar wordt een meerjarenbeleidsplan uitgebracht. Het huidige beleidsplan Partner in kennis beschrijft de plannen van de UBL voor de jaren 2011-2015. Op basis daarvan worden concrete jaarplannen opgesteld. Jaarlijks wordt verslag gedaan van wat gerealiseerd is.
Bibliotheekvoorzieningen De bibliotheekvoorzieningen van de Universiteit Leiden zijn van uitstekende kwaliteit. Zij zijn samengebracht in één centrale universitaire organisatie: Universitaire Bibliotheken Leiden (UBL). UBL wordt aangestuurd door een directeur, tevens de bibliothecaris van de Leidse universiteit. De UBL omvat zes locaties: de Universiteitsbibliotheek en de bibliotheken bij de faculteiten Sociale Wetenschappen, Rechten en Wiskunde & Natuurwetenschappen, de East Asian Library, en het Library Learning Centre Campus Den Haag. De UBL onderhoudt samenwerkingsverbanden met bibliotheken en erfgoedinstellingen op lokaal, nationaal en internationaal niveau. De UBL bezit een omvangrijke collectie wetenschappelijke informatie, zowel op papier als in digitale vorm: 4,2 miljoen boeken, 1 miljoen e-books, en 600 miljoen online artikelen. Daarnaast beheert zij en biedt zij toegang tot bijzondere collecties van internationale allure. Toegang tot al dit materiaal verloopt via één zoekmachine, ondergebracht in the cloud. Kerntaak van UBL is het beschikbaar stellen en toegankelijk maken van informatie ter ondersteuning van onderwijs en onderzoek. Verder ontwikkelt de UBL diensten en expertise als partner in kennis op het gebied van Virtual Research Environments, onderzoeksdata, repository-diensten en digitale informatievaardigheden. Studenten hebben behoefte aan studiefaciliteiten met zeer ruime openingstijden. Daarom is de centrale UB zeven dagen per week geopend, op weekdagen van 8.30 uur tot 24.00 uur. Een lopend, ambitieus programma om de fysieke bibliotheekvoorzieningen grondig te vernieuwen eindigt in 2013 met de oplevering van de vernieuwde studiezalen en een mediacentrum in de Universiteitsbibliotheek. Het onderwijs van informatievaardigheden wordt zo veel mogelijk ingepast in het curriculum, in samenwerking met de opleidingen.
Ondersteunende voorzieningen voor studenten Studentencentrum Plexus herbergt een aantal universiteitsbrede voorzieningen zoals het Frontoffice Studentenen Onderwijszaken en de afdeling Studie- en Studentenondersteuning (SSO) met studentendecanen, studentenpsychologen en studiekeuze/loopbaanadviseurs. Deze deskundigen zijn direct toegankelijk voor alle studenten en studiebegeleiders. Ook kunnen facultaire studieadviseurs studenten met specialistische vragen naar hen doorverwijzen. Naast individuele gesprekken worden workshops en trainingen aangeboden. Voor internationale studenten heeft SSO een International student support group. Deze bestaat uit professionals voor de opvang en ondersteuning van internationale studenten, zoals een international student advisor, een international student counsellor, een legal and financial counsellor en carreer counsellors. Voorts organiseert de afdeling een aparte introductiebijeenkomst voor internationale studenten. Voor de afstemming met de faculteiten voert SSO regelmatig overleg met de facultaire studieadviseurs. Voor deze groep organiseert SSO ook regelmatig workshops, en daarnaast is er een Blackboard-groep voor het verspreiden van informatie. Voor internationale studenten is er in Plexus het International House. Hier kunnen (internationale) studenten bijeenkomen. Het International Student Network organiseert er activiteiten. Ook studentenorganisaties die internationaal georiënteerd zijn, zijn in Plexus gehuisvest.
De UBL onderhoudt nauwe contacten met haar primaire doelgroepen om de dienstverlening zo goed mogelijk af te stemmen op hun wensen. Daartoe zijn facultaire biblio-
30
Voorzieningen voor studenten met een functiebeperking Het Disability Centre Fenestra is ingesteld als centraal steunpunt en verzamelpunt voor informatie over, begeleiding van en advies over studeren met een functiebeperking. De begeleiding voor deze studenten bestaat uit een netwerk van eerstelijns- (studieadviseur), tweedelijns(Fenestra) en derdelijnssignalering (GGZ). Fenestra volgt alle studenten met een functiebeperking die zich melden. Sinds het studiejaar 2011-2012 is voor eerstejaarsstudenten met een functiebeperking universiteitsbreed een persoons-
gebonden faciliteitenpas ingevoerd. Hierop staan de faciliteiten vermeld waarop de student recht heeft. Op basis van het landelijke actieplan ‘Terugdringing belemmeringen voor studenten met een functiebeperking’ is in Leiden het beleidsplan ‘Beperking, geen belemmering’ (2009-2014) opgesteld. De voorzieningen en het beleid voor studenten met een functiebeperking van de Universiteit Leiden voldoen aan de eisen die het referentiekader van OCW (commissie Maatstaf) stelt. Sinds 2008 laat Fenestra om de drie jaar een enquête uitvoeren onder de studenten met een functiebeperking. Die geeft informatie over de waardering van het beleid. Op de volgende punten lopen verbeteracties: • De bekendheid van docenten met de gevolgen van een functiebeperking voor het studeren vergroten • Toegankelijk maken van alle gebouwen • Beschikbaar maken van meer speciale (tentamen)voorzieningen.
de faculteiten ook ten laste van hun eigen begroting in vernieuwing. Deze bedragen zijn exclusief de gelden die de universiteit met ingang van 2013 van OCW hoopt te ontvangen voor de uitvoering van de prestatieafspraken over studiesucces. Deze middelen, die naar verwachting oplopen tot 8,5 miljoen euro in 2016, zullen voor een substantieel deel worden toegewezen aan de faculteiten. Dit gebeurt op basis van de bestuursafspraken die het college van bestuur en de faculteiten eind 2012 maken ter bevordering van het studiesucces. De middelen worden voor het overige gereserveerd voor universiteitsbrede initiatieven.
Klachten De Leidse universiteit heeft een ombudsfunctionaris voor studenten. Deze behandelt klachten van studenten die menen onbehoorlijk te zijn behandeld door een medewerker of een bestuursorgaan van de universiteit. Deze ombudsfunctionaris heeft een onafhankelijke positie en een geheimhoudingsplicht zodat de vertrouwelijkheid is gewaarborgd. De ombudsfunctionaris rapporteert periodiek en geanonimiseerd aan het Onderwijsberaad en de universiteitsraad. Daarnaast kunnen studenten met klachten zich wenden tot de opleidingscommissie of de assessor in het faculteitsbestuur. Tegen beslissingen van de examencommissie staat beroep open bij het College van Beroep voor de examens. Tegen besluiten van het college van bestuur is beroep mogelijk bij de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften. De Universiteit Leiden biedt haar studenten toegang tot haar regelingen voor klachten via het Digitaal Klachtenloket.
VII. Financiële middelen De universiteit reserveert jaarlijks middelen voor vernieuwing van onderwijs en onderzoek. Zoals uit het voorgaande al bleek, wordt voor het onderwijs geïnvesteerd in maatregelen ter bevordering van het studiesucces, de vernieuwing van het onderwijsportfolio, het excellentieonderwijs en toepassing van ICT. Hiermee was in de periode 2009-2012 gemiddeld 1,4 miljoen euro op jaarbasis (inclusief ICT&O) gemoeid. In de komende vier jaar wordt dit bedrag meer dan verdubbeld naar een gemiddelde investering van 2,9 miljoen euro per jaar. Bovendien investeren
31
Standaard 3
Meten van resultaten De Universiteit Leiden investeert al jaren in voorzieningen voor managementinformatie. Hiermee ondersteunt zij verantwoordelijken op het niveau van opleiding, faculteit en universiteit bij het volgen en evalueren van de mate waarin visie en beleid worden gerealiseerd. Sleutelbegrippen in het informatiebeleid zijn betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en toegankelijkheid. Met het instellen van het datawarehouse en het digitaal beschikbaar komen van informatie door middel van ereports zijn recent nieuwe, belangrijke stappen gezet. In 2010 is universiteitsbreed de opleidingskaart geïntroduceerd. Met dit instrument wordt de kwaliteitszorg op opleidingsniveau versterkt. Een aandachtspunt is de afnemende respons op studenten- en alumni-enquêtes.
Voor het meten van de resultaten van visie en beleid onderscheiden we de volgende vier typen van informatie: • Cijfers over instroom, doorstroom en uitstroom van studenten • Kwaliteitsoordelen van studenten, alumni en staf • Externe opleidingsbeoordelingen • Uitkomsten van onderwijskundig evaluatieonderzoek. I. Cijfers over instroom, doorstroom, uitstroom van studenten Datawarehouse en e-reports Al geruime tijd verzamelt de instelling op universitair niveau managementinformatie over onderwijs, personeel en financiën. Inmiddels staat deze informatie in het datawarehouse en komt zij beschikbaar door middel van ereports. Het datawarehouse biedt een groot assortiment managementinformatie over onderwijs, bijvoorbeeld over instroom, doorstroom en uitstroom van studenten, studieduur, studietempo en resultaten bsa. Het datawarehouse is het bronsysteem op basis waarvan overzichten per opleiding, per faculteit en voor de universiteit als geheel worden gemaakt. Daarnaast kunnen daartoe gerechtigde medewerkers van een opleiding of een faculteit zelfstandig informatie uit het systeem opvragen. Voor het onderwijs wordt het datawarehouse gevoed door universitaire en landelijke bronsystemen.
32
Bestuursmonitor Ter ondersteuning van de monitoring van de bestuursafspraken tussen college van bestuur en de faculteitsbesturen wordt al meer dan tien jaar per faculteit een bestuursmonitor opgesteld. Sinds 2009 zijn in één plaatje per faculteit – het ‘spinnenweb’ – de doelen, de uitgangssituatie en de realisatie op de peildatum samengevat. De bestuursmonitor bevat de belangrijkste onderwerpen waarover college van bestuur en faculteitsbestuur afspraken hebben gemaakt: naast gegevens over studenteninstroom en studiesucces betreft dit gegevens over personeelsbeleid, onderzoek, en tweede en derde geldstroom. De bestuursmonitor wordt gevoed door het datawarehouse. Daarnaast worden uitgebreide managementrapportages ter beschikking gesteld. Een voorbeeld van een ‘spinnenweb’ is bijgevoegd als bijlage 4. Opleidingskaarten Sinds 2010 stelt het Bestuursbureau jaarlijks rond 1 december voor alle opleidingen (bachelor en master) afzonderlijk een opleidingskaart samen. De kaarten worden via de faculteiten over de opleidingen verspreid. De opleidingskaart is een beknopte standaardset van kerncijfers op het formaat van één A-4. De kaart heeft tot doel de kwaliteitszorg op opleidingsniveau te ondersteunen. De kaart geeft een overzicht van de resultaten van de opleiding in de afgelopen drie jaar, met een benchmark van universitaire en facultaire gegevens en, waar mogelijk, resultaten van zusteropleidingen in het land. De kaarten worden om redenen van onderlinge vergelijkbaarheid en van efficiency geautomatiseerd en volgens bepaalde standaarddefinities geproduceerd op basis van het datawarehouse. Een voorbeeld van een opleidingskaart is bijgevoegd als bijlage 5. Verbeterpunten Enerzijds verwelkomen gebruikers de opleidingskaart als een handzaam hulpmiddel bij de evaluatie van het onderwijs, anderzijds melden zij dat de kaart slechts een deel van de werkelijkheid op de werkvloer weergeeft. Het blijft een uitdaging om de selectie van de op te nemen gegevens en de definitie ervan zo te kiezen dat de opleidingskaart voor alle gebruikers een duidelijke meerwaarde heeft. In een aantal gevallen, bijvoorbeeld bij de dubbelstudies van de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen, is gekozen voor maatwerk. Om redenen van vergelijkbaarheid tussen opleidingen en van efficiency moet de hoeveelheid
maatwerk echter beperkt blijven. Wat betreft een aantal andere wensen van gebruikers, geldt dat bronsystemen als uSis op dit moment nog niet alle gegevens bevatten om de gewenste informatie op betrouwbare wijze te leveren. Dit geldt bijvoorbeeld voor het uitsplitsen van gegevens naar afstudeerrichtingen. In overleg met de gebruikers zal de opleidingskaart de komende jaren verder ontwikkeld worden.
II. Kwaliteitsoordelen studenten, alumni en staf Instelling Het college van bestuur stelt jaarlijks een kalender vast waarin alle universiteitsbrede enquêtes zijn opgenomen. Deze enquêtekalender biedt duidelijkheid aan faculteiten en opleidingen en garandeert dat de informatieverzameling over de volle breedte plaatsvindt. Universititeitsbreed worden periodiek de volgende enquêtes afgenomen: • Instroomenquêtes bachelor en master onder eerstejaarsstudenten (eenmaal per twee jaar) Dit betreft enquêtes onder de eerstejaarsstudenten in de bachelor en in de master om te achterhalen met welke motivatie de student voor deze opleiding gekozen heeft en welke andere opleidingen in Leiden of aan andere instellingen overwogen zijn. • Nationale Studentenenquête (NSE) onder alle studenten (eenmaal per jaar) Deze vraagt naar inhoud en niveau van de studie, de kwaliteit van de ondersteunende voorzieningen en de studieomgeving. Het landelijk karakter van het onderzoek maakt vergelijking mogelijk met de resultaten van andere universiteiten. Een aantal kerngegevens van de NSE wordt opgenomen in de opleidingskaart. • International Student Barometer (ISB) onder alle internationale studenten (eenmaal per twee jaar) Deze wereldwijde enquête onderzoekt het oordeel van internationale studenten over onderwijsaanbod, communicatie, huisvesting en faciliteiten. De resultaten hiervan worden ter beschikking gesteld aan faculteiten en opleidingen. • WO-monitor onder recent afgestudeerde alumni (eenmaal per twee jaar) Landelijk onderzoek onder recent afgestudeerde masteralumni van Nederlandse universiteiten. • Personeelsmonitor onder alle medewerkers In 2010 heeft voor het eerst een personeelsmonitor onder alle medewerkers plaatsgevonden. Ondanks de ongunstige uitgangssituatie – de enquête vond plaats kort na een periode van reorganisaties – was de tevre-
denheid van medewerkers vergelijkbaar met die van andere universiteiten. Dit onderzoek is in het najaar van 2012 herhaald. Faculteit De middelen die faculteiten inzetten om oordelen over hun onderwijs te verzamelen, wisselen per faculteit en hangen sterk af van de interne organisatie. Een aantal voorbeelden: • De faculteit Rechtsgeleerdheid organiseert met enige regelmaat faculteitsbrede enquêtes onder studenten en personeel over de kwaliteit van faciliteiten. De faculteit Geesteswetenschappen laat, naast de WO-monitor, specifiek onderzoek verrichten onder haar alumni, met een bredere scope dan de WO-monitor die alleen recent afgestudeerden ondervraagt. • Verschillende faculteiten – Wiskunde en Natuurwetenschappen, Sociale Wetenschappen, Geesteswetenschappen – hebben facultaire standaardvragen voor cursusevaluaties geïntroduceerd. Hieraan kunnen opleidingen specifieke vragen toevoegen. • Faculteiten (of opleidingen) organiseren regelmatig alumnidagen. De persoonlijke uitwisseling met alumni verdiept en nuanceert de uitkomsten van de WO-monitor. • Op het niveau van faculteiten of opleidingen zijn er externe raden van advies. Waar ze nog niet bestonden, zijn ze recent ingesteld. Deze raden functioneren op het niveau van de faculteit of op het niveau van het instituut. Ze zijn samengesteld uit voor het veld gezichtsbepalende werkgevers, alumni en/of onderwijsdeskundigen en geven input op het onderwijsprogramma vanuit de buitenwereld. Opleiding In alle opleidingen zijn cursusevaluaties onder studenten onderdeel van de kwaliteitszorg. Aan het einde van een cursus vullen studenten een schriftelijke vragenlijst in. Bij kleine studentenaantallen wordt de kwaliteit van het onderwijs mondeling besproken in studentenpanels. Mondeling overleg wordt ook gebruikt om de resultaten van de schriftelijke vragenlijsten te verdiepen en aan te scherpen. Indien daarvoor aanleiding is, bijvoorbeeld in het geval van een algehele curriculumherziening, wordt studenten gevraagd naar hun waardering voor het gehele programma. De staf heeft inbreng in het onderwijs via werkbesprekingen bij de eigen de opleiding. Dit gebeurt bijvoorbeeld op ‘heidagen’, in docentenvergaderingen, in opleidingscommissies en in de examencommissies, of in tal van informele contacten tussen docenten.
33
Terugkoppeling Uitgangspunt voor de terugkoppeling is dat de informatie uit enquêtes, evaluaties en andere onderzoeken terechtkomt bij het gremium dat op basis van deze informatie actie moet ondernemen. Bij de opleidingen hebben opleidingscommissies en opleidingsbesturen hierin een centrale rol. De NSE wijst uit dat op dit punt nog de nodige verbetering mogelijk is. De Universiteit Leiden scoort op dit aspect laag (2.71 op een 5-puntsschaal), ook in vergelijking met andere universiteiten (landelijk gemiddelde 2.83). De uitkomsten van de cursusevaluaties worden in elk geval teruggekoppeld naar de opleidingscommissie en naar de betrokken docent die hierover rapporteert aan haar of zijn leidinggevende. De precieze routing hangt af van de facultaire organisatiestructuur. De kerngegevens van de NSE en de WO-monitor worden, bij voldoende respons per opleiding, vermeld op de opleidingskaarten. Ook de informatie uit de personeelsmonitor wordt per faculteit en per instituut beschikbaar gesteld, waardoor dieper in de organisatie kan worden besproken op welke punten actie nodig is. ICLON – afdeling Hoger Onderwijs Het ICLON is het onderwijskundig centrum van de Universiteit Leiden. Met behulp van het EvaSys-systeem (internettechnologie voor kwaliteitsmeting op grote schaal) ondersteunt het ICLON het opstellen en verwerken van vragenlijsten voor cursus- en curriculumevaluaties. Met behulp van een vragenbank en, zo nodig, advies van een onderwijskundige, kunnen de vragenlijsten worden afgestemd op de specifieke onderwijssituatie. Dit maatwerk is in onze ervaring essentieel voor een optimale respons enerzijds, en voor een adequate follow-up anderzijds. Verbeterpunten Bij alle enquêtes onder studenten en alumni is het responspercentage een punt van aandacht. Bij cursusevaluaties in een gecontroleerde omgeving – afgenomen bij het laatste college of het tentamen – ligt de respons in het algemeen hoog tot zeer hoog. Bij digitaal afgenomen vragenlijsten ligt de respons aanzienlijk lager. Dit geldt nog sterker voor universiteitsbrede enquêtes zoals de Nationale Studentenenquête, waarvan de respons blijft steken op nog geen 30 procent. Dit lage percentage bemoeilijkt de acceptatie van de uitkomsten en een goede follow-up door faculteiten, opleidingen en docenten. Dit is overigens geen uniek Leids fenomeen. De instelling beraadt zich op mogelijkheden om deze respons te verhogen, en kijkt daarbij ook naar good practices van andere instellingen voor hoger onderwijs.
34
Een specifiek aandachtspunt is een adequaat bestand van Leidse alumni. Onlangs zijn stappen gezet om dit bestand beter te verankeren in de universitaire organisatie. De volgende stap is het up-to-date maken van het bestand zelf.
III. Overige meetinstrumenten Beoordelingen externe opleidingsvisitaties De externe beoordelingen door visitatiepanels zijn een toetssteen voor de kwaliteit van de afzonderlijke opleidingen in nationaal en soms ook internationaal verband. De uitkomsten maken deel uit van de managementrapportages die ten grondslag liggen aan de bestuursmonitoren. Ze worden altijd besproken in de follow-up van visitaties en midterm reviews. Deze procedure wordt verder toegelicht onder standaard 4. Onderwijskundig evaluatieonderzoek Naast de periodiek terugkerende enquêtes wordt regelmatig onderzoek gedaan naar de implementatie en effecten van nieuw beleid, bijvoorbeeld naar de werking van het bindend studieadvies en het Leids Studiesysteem. Het excellentieonderwijs wordt zorgvuldig geëvalueerd evenals het minorenonderwijs. Recent is onderzoek gedaan naar studeren met een functiebeperking. Voor de komende periode staan op de rol: het effect van de studiekeuzegesprekken, de verhoging van de norm voor het bindend studieadvies en het effect van het studieplan in het tweede jaar. Daarnaast laten faculteiten specifiek onderzoek uitvoeren. Doorgaans voert de afdeling Hoger Onderwijs van het ICLON dit onderzoek uit, zowel in opdracht van de faculteiten als in opdracht van het college van bestuur. Het college van bestuur en de faculteiten beschikken over ‘uren’ voor onderwijskundige diensten van het ICLON. Over de besteding van deze uren worden jaarlijks afspraken gemaakt.
IV. Beleidsdoelstellingen en meetinstrumenten gekoppeld Hierna ziet u een samenvattend overzicht van de beleidsdoelstellingen uit hoofdstuk 1 en 2, gekoppeld aan de meetinstrumenten zoals besproken in hoofdstuk 3.
Tabel 15 Overzicht beleidsdoelstellingen > meetinstrumenten Beleidsdoelstelling
Meetinstrument
Academische signatuur
Cursusevaluaties, NSE, ISB, WO-monitor, externe visitaties, externe Raden van Advies
Focus op studiesucces
Rendementen, onderwijskundig evaluatieonderzoek, externe visitaties
Inspirerende docenten
Cursusevaluaties, R&O-gesprekken, NSE, ISB, BKO-certificering, externe visitaties
Onderwijsaanbod
NSE, instroomenquêtes
Internationale oriëntatie
ISB, externe visitaties
Voorzieningen
NSE, facultaire enquêtes, externe visitaties
35
Standaard 4
Verbeterbeleid Het verbeterbeleid van de Universiteit Leiden is volgens het plan-do-check-act-principe georganiseerd en bestaat uit drie kwaliteitszorgcirkels. Het hart van de kwaliteitszorg is de opleiding. De opleiding ontwikkelt het onderwijs, voert het uit en evalueert onderwijs en docenten. De cyclus op opleidingsniveau is de afgelopen jaren aanzienlijk versterkt met het opleidingsjaarverslag en de opleidingskaart. De faculteit vormt de tweede cirkel. Zij houdt toezicht op de kwaliteit van de opleidingsprogramma’s, verdeelt de personele en financiële middelen, ontwikkelt eigen beleid en vertaalt universitair beleid naar de faculteit. De buitenste cirkel is het instellingsniveau. Het college van bestuur is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de universitaire visie en het beleid, ontwikkelt instrumenten voor implementatie en monitoring, bewaakt de afspraken met de faculteiten en zorgt voor een gezonde financiële positie van de instelling. Voor de interactie tussen de cirkels zorgen enerzijds de bestuursafspraken (interactie tussen facultair en universitair niveau) en anderzijds de opleidingsjaarverslagen met bijbehorende facultaire executive summary (interactie tussen opleiding-faculteituniversiteit).
I.
Kwaliteitszorgcyclus
Voor de inrichting van de kwaliteitszorgcycli zijn de volgende uitgangspunten van belang: • Elk van de drie niveaus – opleiding, faculteit, universiteit – moet ruimte hebben om zijn specifieke taak en verantwoordelijkheid in te vullen. • Voor het functioneren van de universiteit als organisch geheel zijn de verbindingen tussen de cirkels essentieel. De belangrijkste zijn de bestuursafspraken en de opleidingsjaarverslagen, en de facultaire samenvattingen daarvan. • De cirkels moeten een aanknopingspunt geven voor zowel de input als de follow-up van de externe kwaliteitsborging. Invulling van de cirkels De kwadranten in de cirkels zijn met concrete voorbeelden ingevuld. Deze invulling is echter geen absoluut gegeven of voorschrift. Met name de rol- en taakverdeling tussen
36
faculteit en opleiding is sterk afhankelijk van de facultaire organisatie, het aantal opleidingen en de organisatie van ondersteuning en voorzieningen. De opleiding, de binnenste cirkel, vormt het hart van de kwaliteitszorg. • Plan: opstelling van het onderwijsprogramma, met inbegrip van eindtermen, aandacht voor de verwevenheid van onderwijs en onderzoek, toetsing en roostering; opstellen van (inhoud) Onderwijs- en Examenregeling (OER) en E-studiegids • Do: uitvoering van het onderwijsprogramma, zorg voor de opleidingsspecifieke voorzieningen • Check: evaluatie naar aanleiding van vak- en cursusevaluaties, kwaliteitscontrole toetsen, studieresultaten, opleidingsjaarkaarten, stafbijeenkomsten, visitaties en midterm reviews • Act: opstelling van opleidingsjaarverslag, jaarverslag examencommissie en plannen voor verbetering naar aanleiding van evaluaties. De faculteit, de middelste cirkel, bewaakt de kwaliteit van de opleidingen en zorgt voor een adequate middelentoewijzing. • Plan: vaststelling van het onderwijsprogramma van de faculteit; formulering van streefcijfers voor instroom en rendement; ontwikkeling van facultair beleid voor onderwijs, personeel en middelenverdeling; vaststelling OER-en en E-studiegids • Do: implementatie facultair beleid, bewaking R&Ocyclus, uitvoering Basiskwalificatie Onderwijs • Check: evaluatie naar aanleiding van managementinformatie over instroom en rendementen, enquêtes en evaluaties (studenten, alumni, personeelsmonitor) • Act: terugkoppeling naar opleidingen over opleidingsjaarverslagen; opstelling facultaire executive summary, vaststelling van plannen voor gewijzigd of nieuw beleid. De instelling, de buitenste cirkel, ontwikkelt de universiteitsbrede visie en beleid en ziet toe op de uitvoering. • Plan: ontwikkeling van universiteitsbreed beleid op de gebieden onderwijs (met inbegrip van de onderwijsvisie), internationalisering, personeel en financiën; vaststelling van Bestuursafspraken met faculteiten; vaststelling van onderwijsaanbod in Leids Register; opstellen model-Onderwijs- en Examenregeling
Kwaliteitszorgcyclus
d lei ng be eri ijs lis eid rw na el id de tio lsb ele en k On rna nee l b ra te o iee sp - eid In Pers anc rsaf ijs bel rw n e Fin stuu de el on dd Be ir mi s lta n R id fer cu - e E le cij Fa eels O tsbe reef e t on To n s a rs pe ale mm p ra n, g Be og e in pr rm ter ijs dte os rw in ro de l. e en On inc ing s et to
Faculteit
Va sts t
B ell Be estu ing st ur ge uurl safs wi ijk pr jzi ov ak gd e en of rleg o p Te nie lei rug uw Ex din ko Pla ec gs pp be u lei j e nn ti aa li d en ve rv ng e s o nie um rs p uw m lag be ary en lei d
Universiteit
Ve O p rs lei la di Ve g ex ngsj rb am aa et en rv er c er ag om sla en m g da i s s ie
Opleiding
• Do: implementatie universiteitsbreed onderwijsbeleid; organisatie excellentieonderwijs; middelentoewijzing aan faculteiten; inrichting universiteitsbrede voorzieningen • Check: evaluatie van universiteitsbreed beleid en bestuursafspraken op basis van managementrapportages, bestuursmonitoren per faculteit, analyse van resultaten Nationale Studentenenquête, WO-monitor, personeelsenquête en dergelijke • Act: Bestuurlijk overleg met faculteiten (twee maal per jaar); vaststelling van plannen voor gewijzigd of nieuw beleid; herijking bestuursafspraken. Essentieel voor het functioneren van dit systeem is dat er goede koppelingen bestaan tussen de drie niveaus. Wij
Or
Ui tvo
er ing ga M un Un nisa idd iver ive tie el sit rs ex ent air ita c oe on ire elle w de vo nti ijzin rw or eo g ijs zie nd be lei nin er d ge wijs n
er in Be g fa w a cu Ui kin ltai tvo g r o er R&O nd ing - er BK cycl wijs O us b
ele i
d
on Op der Uitv le wi oe vo iding jspr ring or ss og zie p ra nin eci mm ge fiek a n e Ui tvo
s ge ta s or pp tor te ra ni uê nt mo nq me rs n e ge uu va na est en Ma B ltat su Re
s en tie at ua n ult al ste en es ev m ets ier vak nko to ten ud n e le r St - e ije tro kaa en us afb n ar el rs st sco ja rd n Cu fo it gs oo te en In alite idin rne en re e em tai Kw pl xte O E n d si s re iver ête en un qu m it en oo e u ire str ti ta In rma acul fo f In
A P C D
hebben de afgelopen jaren gewerkt aan de versterking van deze koppelingen. Dit gebeurt zowel top-down, via het instrument van de bestuursafspraken, als bottom-up, via de opleidingsjaarverslagen en de facultaire executive summaries. Verbinding instelling-faculteit-opleiding: bestuursafspraken Het instellingsplan ‘Inspiratie en groei‘ is in 2009 vertaald in bestuursafspraken tussen het college van bestuur en de faculteiten. Hierin zijn kwantitatieve doelstellingen afgesproken over thema’s als groei, rendementen, uitval en resultaat- en ontwikkelingsgesprekken. De eerste set bestuursafspraken gold voor de periode 2010-2014. In 2012 is, zoals voorzien in 2009, tussentijds de balans opgemaakt.
37
Medio 2012 heeft het college van bestuur, mede op basis van de realisatie van de eerdere afspraken en gelet op de prestatieafspraken met OCW, voorstellen gedaan voor nieuwe bestuursafspraken voor de periode 2013-2016. Faculteiten zijn uitgenodigd hierop te reageren en om in een plan van aanpak aan te geven hoe zij de doelstellingen willen bereiken. Dit plan is de basis voor de dialoog tussen college van bestuur en faculteitsbestuur over de haalbaarheid van de doelen en het startpunt voor de close monitoring van de afspraken de komende jaren. Op het moment van schrijven van deze zelfstudie wordt de besluitvorming over de herijking van de bestuursafspraken 2013-2016 afgerond. De faculteiten vertalen de bestuursafspraken tussen faculteit en college van bestuur naar afspraken met hun afzonderlijke opleidingen en instituten. Op deze manier vormen de bestuursafspraken een doorgaande verbinding tussen instelling, faculteit en opleiding. Sommige faculteiten (Sociale Wetenschappen, Wiskunde en Natuurwetenschappen) hebben met dit type afspraken al ervaring, voor andere zijn ze nieuw. Verbinding opleiding-faculteit-instelling: opleidingsjaarverslag en facultaire executive summary In 2010 is universiteitsbreed het opleidingsjaarverslag geïntroduceerd. Dit omvat een terugblik op het onderwijs in het afgelopen cursusjaar, een reflectie op de studentevaluaties, resultaten en knelpunten en een verbeteragenda voor het komende jaar. In het verslag, een beknopt document van circa vier pagina’s, komen de studentevaluaties, observaties van docenten en effecten van eerder genomen maatregelen samen. Op basis van deze gegevens beziet de opleiding welke veranderingen in de komende periode noodzakelijk zijn. Het opleidingsjaarverslag wordt opgesteld door het opleidingsbestuur in overleg met de opleidingscommissie. Een dergelijke vorm van verslaglegging bestond al bij de faculteiten Wiskunde en Natuurwetenschappen en Archeologie. Van de ervaringen in deze faculteiten is gebruik gemaakt voor de verbreding van dit instrument naar de andere faculteiten. Het opleidingsjaarverslag is in de eerste plaats een document van en voor de opleiding, maar is ook de input voor de dialoog tussen opleiding en faculteitsbestuur over de kwaliteit van het onderwijs en de wenselijke ontwikkeling van de opleiding. Tegelijkertijd met de opleidingsjaarverslagen is de facultaire executive summary geïntroduceerd. In dit eveneens beknopte verslag geeft het faculteitsbestuur op basis van de opleidingsjaarverslagen zijn visie op het facultaire onderwijs, de geboekte resultaten en de te varen koers. Het faculteitsbestuur zendt de facultaire executive summary en de opleidingsjaarverslagen aan het college van bestuur. Op deze manier is het college goed geïnfor-
38
meerd over de stand van zaken bij de opleidingen en faculteiten. De bespreekpunten naar aanleiding hiervan komen op de agenda van het bestuurlijk voorjaarsoverleg tussen faculteitsbestuur en college. De invoering van dit type evaluatieve verslaglegging is voor alle lagen van de organisatie een leerproces. Inmiddels zijn twee rondes achter de rug. De discipline en de routine in het schrijven van de verslagen groeit. Met name de evaluatieve functie kan echter nog versterkt worden. Om van elkaar te leren worden voorbeelden van opleidingsjaarverslagen en executive summaries aan de faculteiten ter beschikking gesteld.
II. Verbinding tussen interne en externe kwaliteitszorg Sinds de introductie van het accreditatiestelsel in 2002 kent de Universiteit Leiden strakke procedures rond de voorbereiding en de follow-up van opleidingsvisitaties. Daaraan is in 2006 een externe tussentijdse beoordeling toegevoegd, de midterm review. Voorbereiding zelfstudie Elke opleiding wordt overeenkomstig de Wet op het Hoger Onderwijs één maal per zes jaar beoordeeld door een panel van externe peers. Deze beoordeling vormt de basis voor de accreditatie van de opleiding door de NVAO. Ter voorbereiding van het bezoek van het panel stelt de opleiding een zelfstudie op die voldoet aan de standaarden van de NVAO. In toenemende mate zullen de opleidingsjaarverslagen in de toekomst de input voor de zelfstudie vormen. Op deze manier vormen de resultaten van de interne kwaliteitszorgcyclus de basis voor het externe proces. Het faculteitsbestuur keurt de tekst goed en legt deze voor aan het college van bestuur. Het college is eindverantwoordelijk voor de inhoud van de ingediende zelfstudie en geeft zijn fiat; vervolgens wordt de zelfstudie aangeboden aan het externe visitatiepanel. Follow-up visitatie De beoordeling van het panel wordt vastgelegd in een visitatierapport. Het college van bestuur verzoekt het faculteitsbestuur binnen een redelijke termijn na het uitkomen van het rapport een plan van aanpak in te dienen. Hierin wordt aangegeven hoe en volgens welke planning de opleiding de aanbevelingen van het visitatiepanel gaat uitwerken. Deze agenda en de voortgang daarvan worden weer gemeld in het opleidingsjaarverslag. Het college van bestuur reageert op het plan van aanpak in een gesprek met het faculteitsbestuur en de opleidingsdirecteur en geeft, zo nodig, aanwijzingen voor bijstelling van het plan.
De negatieve conclusies van de visitatiecommissie over de Leidse opleidingen Rechtsgeleerdheid vroegen in 2004 om een grondige bezinning op de inhoud en organisatie van de opleidingen. Daarom heeft het faculteitsbestuur in het voorjaar van 2004 in overleg met het college van bestuur een omvangrijk vernieuwingsproces in gang gezet. De eerste stap was het opstellen van een lijst van 25 aandachts- en verbeterpunten voor de inhoud en de organisatie van het onderwijs, onder meer gebaseerd op de conclusies en de aanbevelingen van de visitatiecommissie. Dit heeft geresulteerd in elf projecten die het fundament vormden voor verbetering van de opleidingen en die tevens de kapstok waren voor de voorbereidingen van de visitatie en de accreditatieaanvraag voor 2006. De belangrijkste projecten waren: Onderwijsfilosofie, Kwaliteit en uitvoering onderwijs, Studiebegeleiding, en Versterking financiële positie faculteit. De teams van de projecten – elk onder leiding van een lid van het onderwijs- of het faculteitsbestuur – waren zo samengesteld dat alle geledingen van de organisatie waren vertegenwoordigd. Bovendien is gebruik gemaakt van kennis en ervaring van buiten de faculteit. Nadat de projecten waren afgerond, is een implementatietraject in gang gezet. Een speciaal team, geadviseerd door een externe deskundige, heeft eerst alle in gang gezette veranderingen geïnventariseerd. Vervolgens is met de meest direct betrokkenen per onderwerp een implementatieplan opgesteld. Het team besprak aan de hand van een geaggregeerd implementatieplan wekelijks de voortgang, stelde de prioriteiten vast, signaleerde knelpunten en zorgde ervoor dat die werden opgelost. Dit was een uiterst intensief en inspirerend proces dat uiteindelijk tot een positieve externe beoordeling en heraccreditatie heeft geleid, en bovendien tot een hoge plaats in de jaarlijkse rankings van Elsevier en de Keuzegids Hoger Onderwijs.
ding formuleren in overleg de precieze vraagstelling, stellen een gezamenlijk informatiedocument op en stellen het panel samen. Het rapport van de peers wordt met een reactie van het faculteitsbestuur voorgelegd aan het college van bestuur. Het college reageert hierop in een gesprek met het faculteitsbestuur en de opleidingsdirecteur/opleidingsvoorzitter. De midterm review-procedure is in 2006 ingevoerd. Opleidingen en faculteiten ervaren de midterm review als leerzaam. De rapporten zijn in de regel openhartig en geven daarom een goed inzicht in de verbeterpunten waarop de opleiding zich volgens de peers moet richten. Bij een aantal opleidingen is, in onderling overleg, afgezien van een midterm review. Dit speelde met name bij de faculteiten Rechtsgeleerdheid en Geneeskunde waar het visitatierooster noopte tot een aanzienlijk hoger tempo van externe visitaties dan gebruikelijk. Ook is in een aantal gevallen de midterm review later of met een minder scherpe vraagstelling uitgevoerd. De opleidingsjaarverslagen zullen in de toekomst ook input geven voor het informatiedocument (de beknopte zelfstudie) voor de midterm review. De manier waarop de opleiding verbeterpunten uit de midterm review doorvoert, rapporteert zij in het opleidingsjaarverslag.
III. Verbeterpunten Op de volgende twee punten willen wij ons kwaliteitszorgsysteem de komende tijd verbeteren: • De evaluatieve functie van de opleidingsjaarverslagen en de facultaire executive summary moet versterkt worden. • De opzet van en het toezicht op de uitvoering van de midterm review worden op korte termijn geëvalueerd en zo nodig aangescherpt.
Midterm review Halverwege de periode tussen twee visitaties wordt, naar analogie van de onderzoeksbeoordelingen en als onderdeel van het interne kwaliteitszorgsysteem, een midterm review bij de opleidingen uitgevoerd. Deze beoogt tussentijds een extern oordeel te verkrijgen over de kwaliteit van de opleiding, ook in het licht van de aanbevelingen van de visitatiecommissie. De midterm review wordt uitgevoerd door peers van buiten de opleiding, en in de meeste gevallen ook van buiten Leiden. Het faculteitsbestuur en de oplei-
39
Standaard 5
Organisatie- en beslissingsstructuur Kenmerkend voor de organisatie en de beslissingsstructuur van onze universiteit is de gezamenlijke beleidsontwikkeling door faculteitsbesturen en college van bestuur. Deze gezamenlijkheid krijgt vorm in het Bestuursberaad, het Beraad strategische communicatie en marketing, het Onderwijsberaad en het Overleg bedrijfsvoering. Een vergelijkbare overlegstructuur vinden we terug in de faculteiten waar de faculteitsbesturen op hun beurt intensief overleggen met opleidingen en instituten. Studenten spelen niet alleen een rol in de medezeggenschap, maar nemen als assessor ook actief deel aan het werk van de faculteits- en opleidingsbesturen.
Drie bestuurlijke niveaus vormen de kern van onze organisatie rond onderwijs en kwaliteitszorg: • De instelling • De faculteit • De opleiding We beschrijven in de volgende paragrafen per niveau achtereenvolgens de verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de overlegvormen en de medezeggenschap.
I.
Instelling
College van bestuur De taken en bevoegdheden van het college van bestuur zijn vastgelegd in het bestuurs- en beheersreglement van de universiteit. Het college van bestuur is overeenkomstig de wettelijke bepalingen belast met het bestuur van de universiteit als geheel en met het beheer daarvan. Voor het onderwijs- en kwaliteitszorgbeleid betekent dit concreet het volgende: • Het college van bestuur is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de strategie van de universiteit. In de Leidse praktijk ontwikkelt het college deze strategie, gebundeld in het instellingsplan, samen met de decanen. • Het college van bestuur stelt jaarlijks het opleidingenaanbod vast. Dit aanbod is vastgelegd in het Leids Register Opleidingen. • Het vastgestelde onderwijs- en kwaliteitsbeleid wordt vertaald in een model-Onderwijs- en Examenregeling. Dit model wordt jaarlijks geactualiseerd.
40
Onderwijsberaad Aan onze universiteit bestaat een jarenlange traditie van gezamenlijke ontwikkeling van het onderwijs- en kwaliteitszorgbeleid. Hiervoor komen de portefeuillehouders onderwijs van de faculteitsbesturen tenminste één keer per maand bijeen in het Onderwijsberaad onder voorzitterschap van de vicerector magnificus. De vicerector is in het college van bestuur verantwoordelijk voor de portefeuille onderwijs. In het Onderwijsberaad komen onderwerpen aan de orde als studiesucces, kwaliteitszorg, excellentieonderwijs, docentprofessionalisering, ontwikkeling onderwijsaanbod en ICT&O. Daarnaast biedt het Onderwijsberaad een platform om elkaar te informeren over de implementatie van het beleid, good practices en andere relevante ontwikkelingen. De vicerector magnificus overlegt verder op regelmatige basis met elke portefeuillehouder onderwijs afzonderlijk over specifieke facultaire zaken. Naast het Onderwijsberaad bestaat er een ambtelijke werkgroep van beleidsmedewerkers onderwijs uit alle faculteiten en de directie Academische Zaken – het Ambtelijk onderwijsberaad (voorheen de Klankbordgroep). Deze werkgroep bereidt agendapunten voor het Onderwijsberaad voor en draagt zorg voor de implementatie van besluiten van het beraad. Indien daaraan behoefte is, wordt voor specifieke projecten een afzonderlijke stuur- of werkgroep ingesteld waarin de verschillende niveaus vertegenwoordigd zijn. Een goed voorbeeld hiervan zijn de Stuurgroep en de Werkgroep kwaliteitszorg, die de afgelopen jaren de versterking van de kwaliteitszorg onderwijs en de voorbereiding op de instellingsaudit hebben ondersteund. De hier beschreven overlegstructuur is arbeidsintensief. Zij draagt echter in belangrijke mate bij aan het tot stand brengen van universiteitsbreed draagvlak voor nieuwe beleidsinitiatieven. Op eenzelfde leest geschoeid als het Onderwijsberaad is het universiteitsbrede overleg tussen faculteitsdecanen en college van bestuur in het Bestuursberaad, en het overleg van de portefeuillehouders bedrijfsvoering en het college van bestuur in het Overleg bedrijfsvoering. Onderdeel van het Bestuursberaad is het Beraad strategische communicatie en marketing. LAssO en LSR LaSSo is het overleg van assessoren in de faculteitsbesturen. In het overleg worden best practices uitgewisseld. Per jaar bepalen de assessoren gezamenlijk hun speerpunten. Dit
jaar focust het LAssO zich onder andere op medezeggenschap over de kwaliteit van het onderwijs, community building en excellentie. Daarnaast bestaat de Leidse Studentenraad (LSR). De LSR is door het college van bestuur ingesteld om de stem van de Leidse student te laten horen. Tot de taken van de raad behoort onder meer de voordracht voor de jaarlijkse onderwijsprijs. De vicerector magnificus voert met beide organen regelmatig overleg. Universiteitsraad De universiteitsraad is het centrale medezeggenschapsorgaan van de universiteit. College van bestuur en universiteitsraad overleggen op regelmatige basis over het centrale universitaire beleid op het gebied van onderwijs, onderzoek, financiën, personeel en organisatie. De universiteitsraad brengt gevraagd en ongevraagd advies uit en heeft op een aantal in de wet per geleding (studenten en medewerkers) vastgelegde onderwerpen instemmingsrecht. Eenmaal per jaar informeert het college van bestuur de raad over de uitkomsten van de externe opleidingsvisitaties. Raad van toezicht De raad van toezicht houdt toezicht op de uitvoering van werkzaamheden en de uitoefening van bevoegdheden door het college van bestuur en staat het college met raad ter zijde. De raad heeft wettelijk de taak om toe te zien op de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg voor onderwijs en onderzoek. Het college van bestuur informeert de raad van toezicht aan de hand van relevante beleidsnota’s, jaarverslagen en mondelinge presentaties.
II. Faculteit Faculteitsbestuur De Universiteit Leiden heeft gekozen voor het model van het meerhoofdige faculteitsbestuur. Dit bestaat standaard uit de decaan, de portefeuillehouder onderwijs, meestal tevens vicedecaan, de portefeuillehouder bedrijfsvoering en een student. Deze student neemt actief deel aan de bestuurswerkzaamheden en wordt hiervoor door de universiteit gefaciliteerd. Het faculteitsbestuur is in het domein onderwijs verantwoordelijk voor: • De inrichting en de kwaliteit van de opleidingen van de faculteit • De vaststelling van de Onderwijs- en Examenregelingen • De inrichting van kwaliteitszorg in de faculteit en de bewaking van de uitvoering daarvan
• De middelenverdeling • De uitvoering van het personeelsbeleid (onder meer resultaat- en ontwikkelingsgesprekken, BKO) • De benoeming van de leden van de opleidingsbesturen, examencommissies en opleidingscommissies. De Universiteit Leiden herbergt de faculteiten Archeologie, Geesteswetenschappen, Geneeskunde, Rechtsgeleerdheid, Sociale Wetenschappen, Wiskunde en Natuurwetenschappen en Campus Den Haag. Per september 2008 zijn de voormalige faculteiten Letteren, Kunsten, Wijsbegeerte en Godsdienstwetenschappen samengevoegd tot één faculteit Geesteswetenschappen. In 2011 is een aantal activiteiten van de Universiteit Leiden in Den Haag ondergebracht in een nieuwe faculteit, de faculteit Campus Den Haag, waarmee het totaal aantal faculteiten op zeven komt. De faculteit Campus Den Haag is in opbouw en moet haar procedures en routines nog ontwikkelen. De faculteiten omvatten tezamen in totaal 27 instituten. De instituten zijn de basiseenheden voor het onderzoek en de personele capaciteitsgroepen voor het onderwijs. Aan het hoofd van een instituut staat een wetenschappelijk directeur. Deze wordt, evenals de opleidingsdirecteur of het opleidingsbestuur, benoemd door het faculteitsbestuur. In de faculteiten Sociale Wetenschappen, Wiskunde en Natuurwetenschappen, Archeologie en Campus Den Haag loopt de indeling in instituten parallel aan de indeling in opleidingen. Complexer is de structuur in de faculteiten Geesteswetenschappen en Rechtsgeleerdheid waar de opleidingen in een matrix hun personele capaciteit betrekken uit diverse instituten. Een dergelijke complexe matrix vereist goed overleg tussen opleidingsdirecteuren/opleidingsvoorzitters en wetenschappelijke directeuren en, bij conflicterende belangen, een doortastend faculteitsbestuur. Overlegstructuur binnen de faculteiten De afgelopen jaren is een praktijk gegroeid dat de faculteitsbesturen een paar keer per jaar met de opleidingsbesturen gezamenlijk overleggen. Zij spreken over beleidsontwikkelingen binnen faculteit en universiteit, en over de consequenties daarvan voor de opleidingen. Eenzelfde overleg voeren zij met de wetenschappelijke directeuren. Zo vaak als dat nodig is, vinden gesprekken plaats met individuele opleidingsdirecteuren/opleidingsvoorzitters. Naast het overleg met opleidingsbesturen voeren de faculteitsbesturen periodiek overleg met de opleidingscommissies en examencommissies van hun faculteit.
41
Faculteitsraad De faculteitsraad is het medezeggenschapsorgaan voor personeel en studenten in de faculteit. Het faculteitsbestuur en de faculteitsraad overleggen met elkaar over het facultaire beleid. De raad heeft instemmingsrecht op de vaststelling van de Onderwijs- en Examenregeling en adviseert over tal van onderwijsgerelateerde aangelegenheden.
Om de rol van het opleidingsbestuur te versterken heeft het college van bestuur recent het initiatief genomen voor een tweejarige leergang ‘Onderwijskundig Leiderschap’. Deze leergang wordt betrokken van de Universiteit Utrecht en is gericht op voorzitters van opleidingsbesturen/opleidingsdirecteuren/opleidingsvoorzitters. De eerste leergang is in januari 2012 van start gegaan, en zal na evaluatie regelmatig worden aangeboden.
III. Opleiding Binnen opleidingen functioneren drie organen: • Het opleidingsbestuur of de opleidingsdirecteur • De opleidingscommissie • De examencommissie In de regel worden deze organen per opleiding ingesteld. Voor verwante opleidingen stellen de faculteiten met het oog op een doelmatig bestuur een gezamenlijk bestuur en gezamenlijke opleidings- en examencommissies in. Daarnaast bestaat per masteropleiding nog een toelatingscommissie. Deze speelt echter geen expliciete rol in de kwaliteitszorg. Opleidingsbestuur/opleidingsdirecteur Het faculteitsbestuur benoemt per opleiding of groep van opleidingen een opleidingsbestuur. Dit bestuur bestaat doorgaans uit een voorzitter, een staflid en een student. In een aantal faculteiten is gekozen voor het model van een opleidingsdirecteur. Deze heeft dezelfde taken en verantwoordelijkheden als het opleidingsbestuur. Het opleidingsbestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering, de samenhang en de kwaliteit van het onderwijs. Om samenhang en kwaliteit te realiseren is het wenselijk dat het opleidingsbestuur tenminste één keer per jaar een teambijeenkomst met de onderwijsstaf organiseert. Het opleidingsbestuur, in het bijzonder zijn voorzitter, heeft in de opleiding een ‘spin in het web’-functie. Dat betekent dat het opleidingsbestuur de opleidingscommissie en de examencommissie regelmatig informeert over relevante ontwikkelingen en zich ontvankelijk toont voor signalen uit deze organen. Het opleidingsbestuur behoort kennis te nemen van de uitkomsten van cursusevaluaties en van de adviezen van de opleidingscommissie hierover, en toe te zien op een adequate follow-up. Over personele aspecten vindt overleg plaats met het toeleverende instituut (of instituten). De precieze rol van het opleidingsbestuur dan wel de opleidingsdirecteur is per faculteit geregeld in het faculteitsreglement, zodat een optimale aansluiting met de specifieke facultaire organisatie geborgd is.
42
Opleidingscommissie Wettelijk heeft de opleidingscommissie de volgende taken: • Advisering over de vaststelling van de Onderwijs- en Examenregeling • Beoordeling van de uitvoering van de Onderwijs- en Examenregeling • Advisering over andere aangelegenheden die de opleiding(en) betreffen. In de praktijk ligt de nadruk in het werk van de opleidingscommissies op de tweede taak, de evaluatie van het onderwijs: bespreking van de uitkomsten van studentevaluaties en advisering daarover aan het opleidingsbestuur. Daarnaast besteden opleidingscommissies, los van formele evaluaties, aandacht aan signalen en klachten van studenten. De opleidingscommissies bestaan voor de helft uit studenten en voor de andere helft uit docenten van de betreffende opleiding(en). De faculteiten bieden elk jaar rond oktober een introductie aan voor nieuwe leden van opleidingscommissies. De deelname hieraan laat overigens te wensen over. Het functioneren van de opleidingscommissies wisselt sterk per opleiding en per jaar. Daarom hebben de studentleden van de faculteitsbesturen – de assessoren, verenigd in het Leids Assessoren Overleg LAssO – in 2011 een inventarisatie gemaakt van good practices voor het functioneren van deze commissies. Deze inventarisatie heeft geleid tot de volgende aanbevelingen: • Zorg voor continuïteit in de bezetting van opleidingscommissies. Een zittingstermijn van twee jaar voor studenten en docenten is wenselijk. • Zorg ervoor dat de opleidingscommissie bekend is bij de studenten van de opleiding. Maak zo mogelijk gebruik van de studievereniging. • Organiseer als opleidingscommissie en opleidingsbestuur periodiek overleg. • Organiseer als faculteit in het najaar een introductie voor nieuwe leden van opleidingscommissies.
De conclusies zijn besproken in het Onderwijsberaad en daar overgenomen. Het Onderwijsberaad organiseert binnenkort een bijeenkomst met leden van opleidingscommissies. Overwogen wordt om daarnaast, op voorstel van de Leidse Studentenraad, een pool van ervaren studentleden van opleidingscommissies op te zetten die commissies in concrete situaties kunnen adviseren en coachen. Op initiatief van LAssO wordt in december 2012 bij wijze van proef een gezamenlijke informatiemiddag van een aantal faculteiten georganiseerd voor leden van opleidingscommissies. Examencommissie In het najaar van 2010 zijn de bepalingen in de Wet op het Hoger Onderwijs met betrekking tot examencommissies uitgebreid en aangescherpt. Tot dan had de examencommissie de volgende taken: • Het op objectieve en deskundige wijze vaststellen of een student voldoet aan de eisen voor het examen • Het aanwijzen van examinatoren • Het nemen van maatregelen in het geval van fraude • Het nemen van besluiten over vrijstellingen. Toegevoegd in 2010 is dat de examencommissie toezicht houdt op de kwaliteit van tentamens en examens. De onafhankelijke positie van de examencommissie heeft in de wet een nog sterkere nadruk gekregen. Op grond van deze wetswijziging zijn de faculteitsreglementen aangepast. Verder hebben Onderwijsberaad en college van bestuur een aantal uitgangspunten geformuleerd voor de kwaliteitsborging van toetsen en eindwerkstukken. Deze zijn toegelicht onder standaard 2 in de paragraaf over studiesucces. Het kost tijd, inspanning en scholing om examencommissies en examinatoren aan hun nieuwe rol te laten wennen. De wijze waarop en het tempo waarin zij zich deze nieuwe taken eigen maken, is een punt van aandacht in de jaarverslagen van de examencommissies.
beter. Zowel de verticale als de horizontale communicatie willen wij verbeteren. Dat kan bijvoorbeeld door het (frequenter) organiseren van thematische, faculteitsoverstijgende bijeenkomsten en ontmoetingen tussen bestuurders en docenten. Een tweede punt is onze ambitieuze beleidsagenda. College van bestuur en faculteitsbesturen zetten veel in gang en zij zijn zich daarvan bewust: standaard 2 is het meest omvangrijke hoofdstuk in deze zelfstudie. Het universiteitsbestuur krijgt signalen dat de staf vanwege de toenemende vraag om verantwoording en verslaglegging, intern en extern, ervaart dat de ruimte voor de inrichting en verzorging van het onderwijs onder druk komt te staan. Het universiteitsbestuur wil blijven sturen op een goede balans tussen de monitoring die noodzakelijk is voor de gewenste kwaliteitsverbeteringscyclus en de extra werkdruk voor de staf die voortkomt uit diezelfde monitoring. Een duidelijker prioritering, bijvoorbeeld in de vorm van een jaarlijkse beleidsagenda, kan hierbij helpen. Wij zullen dit punt meenemen in onze reflectie op de interne beleidsprocessen naar aanleiding van de voorbereiding op de instellingsaudit. Voor zover de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen dat toelaten willen wij de komende jaren niet alleen veel aandacht besteden aan het ontwikkelen van nieuw beleid, maar ook aan het efficiënt effectueren en evalueren van bestaand beleid. Beleid ontwikkelen en uitvoeren blijft immers mensenwerk en het zijn juist de mensen, de inspirerende staf en de gemotiveerde studenten, die de Universiteit Leiden maken tot wat ze is: een brede researchuniversiteit, waar onderwijs van hoog niveau wordt gegeven. Het bestuur van de Universiteit Leiden wil zich blijven inspannen om beleid te ontwikkelen dat ‘werkt’ en waarin studenten en medewerkers zich herkennen. Uiteindelijk hopen we dat het ertoe bijdraagt dat zij zich optimaal kunnen ontplooien en zich bij onze universiteit thuis voelen.
IV. Verbeterpunten Het goed functioneren van examen- en opleidingscommissies staat hoog op onze agenda, zoals hierboven toegelicht. Daarnaast signaleren wij twee verbeterpunten die hun wortels dieper in de organisatie hebben. Universitaire organisaties zijn complex. Dat leidt ertoe dat docenten en studenten van opleidingen niet altijd op de hoogte zijn van overwegingen en argumenten die geleid hebben tot bepaalde beleidsbeslissingen. Omgekeerd weten universitair en facultair niveau niet altijd precies wat de problemen in de dagelijkse onderwijspraktijk zijn. Ook de uitwisseling van good practices tussen opleidingen kan
43
44
Bijlage 1
Basisgegevens instelling Naam: Universiteit Leiden Status: Bekostigd Locaties: Leiden, Den Haag Personeelsbezetting per faculteit per 31-12-2011 fte wp (Alle cijfers exclusief promovendi) Faculteit/eenheid
Totaal wp in dienst
Faculteit Archeologie
37,6
Faculteit Geesteswetenschappen
304,7
Faculteit Campus Den Haag
41,2
Faculteit Rechtsgeleerdheid
133,2
Faculteit Sociale Wetenschappen
191,9
Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen, inclusief CML
353,4
ICLON
28,3
Overig
7,9
Eindtotaal excl. LUMC
1098,3
Ingeschreven studenten per opleiding Stand uSis: 06-12-12, peildatum 1 oktober – hoofdinschrijvingen (ontdubbeld) Per faculteit Archeologie
2012
wv. dt Real. 2011
wv. dt
443
435
Campus Den Haag
1185
920
Geesteswetenschappen
4.695
306
4.295
357
309
57
283
63
4.497
401
Lerarenopleiding Geneeskunde/LUMC
2.465
Rechtsgeleerdheid
4.809
344
Sociale Wetenschappen
4.499
156
4.383
195
Wiskunde en Natuurwetenschappen
2.307
9
2.032
9
20.712
872
19.328
1.025
2012
wv. dt Real. 2011
wv. dt
Totaal universiteit Per opleiding (bekostigd)
2.483
Archeologie B
Archeologie
270
311
M
Archeologie
130
92
M
Archeologie (research)
43
32
Campus Den Haag B
Bestuurskunde
580
454
B
Liberal Arts and Sciences: Global Challenges (LUC)
292
189
M
Crisis and Security Management
37
M
Management van de publieke sector
62
M
Public Administration
214
277
M
Political Science and Public Administration (research)
pm
pm
20
23
205
194
26
30
Geesteswetenschappen B
Afrikaanse talen en culturen
B
Chinastudies
B
Duitse taal en cultuur
45
B
Engelse taal en cultuur
335
39
357
46
B
Film- en literatuurwetenschap
99
B
Franse taal en cultuur
57
12
71
82 13
B
Geschiedenis
698
53
662
78
B
Godgeleerdheid
15
4
35
11
B
Griekse en Latijnse taal en cultuur
66
67
B
Hebreeuwse en joodse studies
8
6
B
Islamitische theologie
16
B
Italiaanse taal en cultuur
21
12
36
26
B
Japanstudies
337
353
B
Koreastudies
57
41
B
Kunstgeschiedenis
178
B
Latijns-Amerikastudies
120
B
Liberal Arts and Sciences: Global Challenges (International Studies)
371
B
Midden-Oostenstudies
B
Nederlandkunde/Dutch Studies
B
Nederlandse taal en cultuur
B
Oude culturen van de mediterrane wereld
45
223
13
63
122
77
83
47
55
155
154
61
55
49
54
106
97
samenvoeging van de volgende opleidingen in afbouw (einddatum 31-12-2014): • Egyptische taal en cultuur • Talen en culturen van Mesopotamië en Anatolië B
Russische studies samenvoeging van de volgende opleidingen in afbouw (einddatum 31-12-2014): • Slavische talen en culturen • Ruslandkunde
B
Taalwetenschap Deze opleiding is samengevoegd met: • Vergelijkende Indo-Europese taalwetenschap (31-12-2014)
B
Wereldgodsdiensten
B
Wijsbegeerte
B
Zuid- en Zuidoost-Aziëstudies
51
10
58
9
101
14
111
19
40
47
samenvoeging van de volgende opleidingen in afbouw (einddatum 31-12-2014): • Talen en culturen van Indonesië • Talen en culturen van India en Tibet Masteropleidingen Geesteswetenschappen per 1-9-2012 M
African Studies
8
2
M
African Studies (research)
18
19
M
Arts and Culture
82
M
Arts and Culture (research)
M
Asian Studies (120 ec)
44
M
Asian Studies (60 ec)
48
M
Asian Studies (research)
M
Classics and Ancient Civilizations
M
Classics and Ancient Civilizations (research)
M
History
22
93
24
181
4 21 18 191
M
History (research)
56
M
International Relations
90
19 51
M
Latin American Studies
26
21
M
Latin American Studies (research)
11
7
M
Linguistics
66
M
Linguistics (research)
33
46
31
6
8 43
17
M
Literary Studies
34
M
Literary Studies (research)
M
Media Studies
91
M
Middle Eastern Studies
17
M
Middle Eastern Studies (research)
M
Neerlandistiek/Dutch Studies
26
M
North American Studies
10
7
8
M
Philosophy (120 ec)
23
M
Philosophy (60 ec)
19
M
Russian and Eurasian Studies
M
Theology and Religious Studies
14
3
24
3
19
7 10
Masteropleidingen Geesteswetenschappen in afbouw (einddatum 31-12-2014) M
Afrikaanse taalkunde
M
Arabische, Nw-Perzische en Turkse talen en culturen
M
Area Studies: Asia and the Middle East (research)
1
1
8
24
37
44
M
Duitse taal en cultuur
5
7
M
Boek en digitale media
25
49
M
Egyptische taal en cultuur
M
Engelse taal en cultuur
7 76
11 34
137
42
M
Film and Photographic Studies
18
M
Franse taal en cultuur
18
9
23
9
3
19
3
M
Godgeleerdheid
13
M
Griekse en Latijnse taal en cultuur
12
30
27
M
Hebreeuwse en Aramese talen en culturen
1
1
M
Indian and Tibetan Studies
2
7
M
Indonesian Studies
8
10
M
Islamic Studies
2
6
M
Islamic Theology
5
7
M
Italiaanse taal en cultuur
6
13
M
Literatuurwetenschap
7
13
M
Nederlandkunde/Dutch Studies
4
8
M
Nederlandse taal en cultuur
45
100
M
Ruslandkunde
11
16
M
Slavische talen en culturen
M
Study of Art and Literature (research)
2
4
24
39
M
Taalwetenschap
10
16
M
Talen en culturen van China
22
45
M
Talen en culturen van Indiaans Amerika
3
7
M
Talen en culturen van Japan
27
46
M
Talen en culturen van Korea
2
1
M
Talen en culturen van Mesopotamië en Anatolië
2
2
M
Vergelijkende Indo-Europese taalwetenschap
M
European Union Studies
2
6
pm
54
Lerarenopleiding M
Algemene economie
22
3
19
4
M
Biologie
21
2
13
2
M
Biology and Education
M
Chemistry and Education
M
Educatieve master Geesteswetenschappen
M
Maatschappijleer en maatschappijwetenschappen
M
Management en Organisatie
2 1 183
1 32
177
32
30
3
32
8
8
1
9
5
47
M
Mathematics and Education
M
Natuurkunde
M
Physics and Education
1 9
3
7
3
M
Scheikunde
19
8
10
5
M
Wiskunde
16
5
12
4
Geneeskunde/LUMC B
Biomedische wetenschappen
204
203
B
Geneeskunde
1.562
1.914
M
Biomedical Sciences
127
123
M
Geneeskunde
572
243
Rechtsgeleerdheid B
Criminologie
381
15
346
16
B
Fiscaal recht
357
43
309
52
B
Notarieel recht
B
Rechtsgeleerdheid
M
Criminaliteit en rechtshandhaving
M
Criminologie
M
Fiscaal recht
M
Forensische criminologie
158
8
181
11
2.646
169
2.522
199
90
2
102
14
27 136
14
76
4
M
Jeugdrecht
33
M
Notarieel recht
85
4
70
3
M
Rechtsgeleerdheid
910
87
877
104
20
700
108
1.637
Sociale Wetenschappen B
Culturele antropologie en ontwikkelingssociologie
243
B
Pedagogische wetenschappen
707
B
Politicologie
506
B
Psychologie
1.651
268 438
M
Cultural Anthropology and Development Sociology
47
53
M
Developmental Psychopathology in Education and Child studies (research)
29
28
M
Education and Child Studies
360
M
Political Science
109
M
Political Science and Public Administration (research)
M
Psychology
M
Psychology (research)
25
28
375
137
33
99
22
18
752
714
73
53
Wiskunde en Natuurwetenschappen B
Bio-farmaceutische wetenschappen
322
B
Biologie
304
1
271
2
285
B
Informatica
158
B
Life Science and Technology
140
4
125
B
Molecular Science and Technology
128
131
B
Natuurkunde
142
120
1 3
B
Sterrenkunde
B
Wiskunde
M
Astronomy
35
32
M
Biology
166
132
M
Bio-Pharmaceutical Sciences
113
109
M
Chemistry
80
73
M
Computer Science
M
ICT in Business
M M
48
3
169
74
2
63
136
2
131
60
54
117
59
Industrial Ecology
73
51
Life Science and Technology
59
50
M
Mathematics
81
72
M
Media Technology
71
51
M
Physics
48
54
Totaal universiteit Niet-bekostigde geaccrediteerde masteropleidingen
20.712
872
19.328
1.025
2012
wv. dt Real. 2011
wv. dt
4
5
Geneeskunde/LUMC M
Vitality and Ageing
Rechtsgeleerdheid M
Advanced Studies in Air and Space Law
22
27
M
Advanced Studies in European Business Law
40
39
M
Advanced Studies in International Tax Law
45
31
M
Advanced Studies in Public International Law
43
33
28
42
182
177
Sociale Wetenschappen M
International Relations and Diplomacy
Totaal niet-bekostigde geaccrediteerde masteropleidingen
49
Bijlage 2
Organogram Universiteit Leiden Raad van Toezicht
College van Bestuur
Universiteitsraad
Faculteiten: ■ Archeologie ■ Campus Den Haag ■ Geesteswetenschappen * ■ Geneeskunde ■ Rechtsgeleerdheid ■ Sociale Wetenschappen ■ Wiskunde en Natuurwetenschappen De faculteiten bestaan uit 27 instituten
Expertisecentra/ondersteunende diensten ■ ICT Shared Service Centre (ISSC) ■ Leiden University Research and Innovation Services (LURIS) ■ Studenten en Onderwijszaken (SOZ) ■ Universitair Facilitair Bedrijf (UFB) ■ Universitaire Bibliotheken Leiden (UBL) ■ Vastgoed (VG) Bestuursbureau ■ Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken (ABJZ) ■ Academische Zaken (AZ) ■ Bedrijfsvoering (BV) ■ Strategische Communicatie en Marketing (SCM) *
50
De faculteit Geneeskunde vormt samen met het Academisch Ziekenhuis Leiden het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC)
Bijlage 3
Visie op onderwijskwaliteit en kwaliteitszorg (2010) I.
Missie en kernwaarden
In deze notitie geeft de Universiteit Leiden een uitwerking van haar Instellingsplan 2010-2014 ten aanzien van de doelstellingen en ambities inzake het onderwijs. De notitie geeft daarmee het kader voor de kwaliteitsborging van het onderwijs en voor projecten ter verbetering van de kwaliteit ervan. I.1 Missie De Universiteit Leiden positioneert zich als researchuniversiteit en staat voor hoogwaardig onderzoek en academisch onderwijs. Onze docenten leiden studenten op door onderwijs dat sterke verwevenheid kent met onderzoek, in een uitdagende studieomgeving waarvan het internationale karakter toeneemt. Onze studenten bereiden zich voor op het functioneren in wetenschappelijke of andere posities waarbij zij hun academische kennis en vaardigheden kunnen gebruiken. I.2 Kernwaarden De Universiteit Leiden heeft als devies Praesidium Libertatis, bolwerk van de vrijheid. Kernwaarden voor onze universiteit zijn de vrijheid van geest, denken en meningsuiting, de ongebonden ontwikkeling van de wetenschap, verantwoordelijkheid jegens de samenleving, en integriteit. Eigenzinnigheid en respect gaan daarbij samen. Onze universiteit leidt academici op die in de samenleving op verantwoordelijke posities komen. Van hen mag worden verwacht dat zij op die posities de waarden uitdragen die de universiteit hun heeft meegegeven.
II. Context II.1 Internationalisering van onderwijs en arbeidsmarkt Vanwege de toenemende internationalisering van arbeidsmarkt en samenleving zullen academische opleidingen zich steeds meer internationaal moeten oriënteren en studenten moeten opleiden tot academici én wereldburgers die in staat zijn op internationaal niveau te functioneren. De invoering van de bachelor-masterstructuur heeft geresulteerd in het organiseren van het hoger onderwijs in drie cycli: bachelor, master en PhD. In de komende jaren
zal het systeem zich verder uitkristalliseren. Effecten daarvan die relevant zijn voor het onderwijsbeleid van onze universiteit, zijn: • Bachelor-, master- en PhD-opleidingen zullen zich ontwikkelen tot zelfstandige opleidingstypen met eigen eindtermen en instroomeisen. • De route van bachelor naar master en van master naar PhD zal in de toekomst vaker verlopen via een periode op de arbeidsmarkt of een andere tussentijdse onderbreking. • Vanwege tussentijdse uitstroom en een toenemende internationale instroom krijgen opleidingen met name in de master- en PhD-fase te maken met een meer heterogene instroom. • De bachelor-masterstructuur heeft een grotere studentenmobiliteit tot doel. Om deze te faciliteren wordt binnen Europa gewerkt aan harmonisatie van het onderwijs in de vorm van vergelijkbare doelstellingen en meer geüniformeerde kwaliteitscriteria en accreditatiekaders. Hiermee wordt een betere internationale vergelijkbaarheid van de kwaliteit van opleidingen in de Europese onderwijsruimte beoogd. II.2 Nederland Het Nederlandse overheidsbeleid vormt een van de kaders voor het onderwijsbeleid van onze universiteit. Ontwikkelingen die relevant zijn voor het onderwijsbeleid van onze universiteit, zijn de volgende: Het is een gezamenlijke doelstelling van OCW en de VSNU om het aantal hoger opgeleiden te vergroten. Om dit te bereiken geven OCW en de VSNU in hun beleidsprogramma’s prioriteit aan het terugdringen van uitval, het vergroten van studiesucces en onderwijsrendement, en het bevorderen van excellentie in het hoger onderwijs. Deze ontwikkeling is des te belangrijker, omdat de verwachting is dat de komende jaren landelijk de instroom in het hoger onderwijs fors zal toenemen. De universiteiten staan voor de opgave deze toestroom te accommoderen met behoud van kwaliteit. In 2011 wordt een nieuw landelijk stelsel van accreditatie van kracht, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen instellingsaudit en opleidingsbeoordeling. De organisatie en kwaliteit van de interne kwaliteitszorg vraagt in verband hiermee om hernieuwde aandacht.
51
Verwacht wordt dat de komende jaren ruimte zal ontstaan voor een toenemende profilering van hbo en wo ten opzichte van elkaar en tussen de wo-instellingen onderling.
III. Positionering en ambities III.1 Doel van het wetenschappelijk onderwijs Ons wetenschappelijk onderwijs heeft de taak aan studenten kennis over te dragen en bij hen begrip en inzicht te ontwikkelen. Het bevordert de ontwikkeling van een nieuwsgierige en kritische instelling, waarbij het stellen van de juiste vragen even belangrijk is als het geven van de juiste antwoorden. Doel is dat de student kritisch en reflexief leert omgaan met wetenschappelijke kennis en inzichten. Het onderwijs confronteert de student tevens met de maatschappelijke complexiteit waarmee hij in de latere beroepsuitoefening te maken krijgt, en bevordert daarbij de ontwikkeling van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Onze universiteit wil haar studenten opleidingen bieden waarbinnen zij zich deze kwaliteiten kunnen eigen maken. III.2 Academische signatuur Het onderwijs van de Universiteit Leiden kenmerkt zich door een academische signatuur met een sterke verwevenheid van onderwijs en onderzoek. De betekenis daarvan is voor de verschillende studiefasen en de verschillende opleidingen een andere. In alle gevallen krijgen bachelorstudenten het overgrote deel van hun onderwijs van docenten die ook onderzoeker zijn en worden zij geconfronteerd met wetenschappelijke vraagstukken en methoden. Voor masterstudenten geldt dat zij hun opgedane kennis en analysemethoden van het vakgebied op actieve en creatieve wijze kunnen toepassen op een vraagstelling in eigen onderzoek voor hun scriptie of door tijdens hun opleiding daadwerkelijk deel te nemen aan onderzoek van de wetenschappelijke staf. Niet om hen allen tot onderzoeker op te leiden, maar om hun te leren de vraagstukken waarmee zij in de toekomstige beroepspraktijk zullen worden geconfronteerd met een kritische academische instelling en een wetenschappelijke methode te benaderen. Het onderwijs brengt studenten daartoe hoogwaardige en state of the art kennis op het eigen vakgebied en academische vaardigheden bij en het wordt zowel vanuit onderzoeksvragen als vanuit maatschappelijke praktijk geïnspireerd. In onze PhD-opleidingen staat het zelfstandig verrichten van wetenschappelijk onderzoek centraal en is de opleiding ondersteunend aan de ontwikkeling van de promovendus tot zelfstandig onderzoeker.
52
III.3 Ontwikkeling onderwijsaanbod Groei De Universiteit Leiden wil zowel in het bachelor- als in het mastersegment groeien, om de volgende redenen: • Onze universiteit wil de studentenmarkt beter bedienen door de aantrekkelijkheid van het onderwijsaanbod te vergroten. Zij wil dat doen door beter aan te sluiten bij interesses van studenten en maatschappelijke behoefte. • De verwachting is dat de instroom in het hoger onderwijs de komende jaren landelijk zal groeien. Onze universiteit streeft ernaar dat een substantieel deel daarvan naar Leiden komt. • Onze universiteit ziet het als haar maatschappelijke verantwoordelijkheid om eraan bij te dragen dat het Nederlandse wo meer afgestudeerden op de arbeidsmarkt aflevert. Zij zal zich inspannen om niet alleen meer studenten op te nemen maar een groter aantal daarvan in een kortere tijd op de arbeidsmarkt af te leveren dan thans het geval is. • Onze universiteit wil groeien naar een landelijk marktaandeel van 10%. Om dat te bereiken zal de universiteit haar opleidingenaanbod heroverwegen en scherper profileren, vernieuwingen doorvoeren en belangstelling hiervoor wekken bij potentiële studenten. De groei is voor onze universiteit belangrijk, omdat die ertoe bijdraagt dat zij haar brede profiel en de kwaliteit daarvan in stand kan houden. Nieuwe opleidingen Het Leidse onderwijsaanbod is zeer breed. Daarbij zijn onze opleidingen veelal klassiek mono-disciplinair van opzet. Om beter in te spelen op de belangstelling van studenten en hen beter toe rusten voor de arbeidsmarkt van morgen wil de Universiteit Leiden een aantal nieuwe bachelor- en masteropleidingen starten. De nieuw te ontwikkelen opleidingen zullen in veel gevallen inbreng van verschillende disciplines vergen en qua thematiek inhoudelijk inspelen op maatschappelijke thema’s die relevant zijn voor de latere beroepsbeoefening of aansluiten bij een van de recent vastgestelde profileringsgebieden. Ook zullen nieuwe opleidingen in veel gevallen inspelen op het feit dat onze studenten in toenemende mate op de internationale arbeidsmarkt werkzaam zullen zijn. Aanscherping van de 3e cyclus In het onderwijsbeleid staan het bachelor- en masteronderwijs centraal. Profilering op de internationale markt van promovendi is echter voor de positionering van de Universiteit Leiden in toenemende mate van belang. Een goede organisatie van de 3e cyclus is daarvoor gewenst.
Met het instellen van Graduate Schools en het onderbrengen van de promotie-opleidingen in deze Graduate Schools zijn de opleidingsaspecten van het promotietraject in PhD programmes, de begeleiding van het promotietraject en de kwaliteitsbewaking ervan duidelijker in onze organisatie belegd.
IV. Inspirerende leer- en werkomgeving De Universiteit Leiden wil het studiesucces van haar studenten vergroten door studenten en docenten een inspirerende leer- en werkomgeving te bieden. Essentiële ingrediënten daarvan zijn: • Betrokkenheid • Inspirerende docenten • Gemotiveerde studenten • Ruimte voor differentiatie • Hoog niveau van organisatie en voorzieningen IV.1 Betrokkenheid Inspanningsverplichting De universiteit neemt de student die kiest voor Leiden serieus. Universiteit en student gaan een relatie aan. Van beide kanten bestaat er een inspanningsverplichting om deze tot een succes te maken: • De student moet kunnen rekenen op goed onderwijs en goede begeleiding door inspirerende docenten. • De universiteit moet kunnen rekenen op de bereidheid van de student om zich in te zetten voor de studie. IV.2 Inspirerende docenten Onze universiteit ziet de docent als cruciale factor in het onderwijs. Inspirerende docenten zijn de kern in de kennisoverdracht naar en de begeleiding van studenten. Inspirerende docenten zijn in staat om de belangstelling van studenten te wekken en vast te houden en studenten uit te dagen tot maximale inzet. De Universiteit Leiden ruimt daarom zowel in haar onderwijsbeleid als in haar HRMbeleid een belangrijke plaats in voor de professionalisering van haar docenten. Profiel Wij maken duidelijk wat wij van onze docenten verwachten. In het wetenschappelijk onderwijs wordt in de werving traditioneel meer nadruk gelegd op onderzoeksprestaties dan op onderwijsprestaties. De Universiteit Leiden wil dit veranderen en het belang van onderwijskwalificaties in de werving meer gewicht geven. Hierna geven wij een aanzet voor de formulering van het profiel van de docent die wij in Leiden graag hebben. Wij zullen dit profiel sterker gaan uitdragen in onze wervingsactiviteiten.
Kennis • deskundig op het betreffende wetenschapsgebied, op basis van eigen wetenschappelijk onderzoek • bekend en ervaren met diverse onderwijsvormen en toetsvormen • bekend met het beroepsveld, i.h.b. met eisen uit beroepsbeoefening; kennis van relevante maatschappelijke ontwikkelingen Vaardigheden • didactische vaardigheden, zowel in het contactonderwijs als in de virtuele leeromgeving • vermogen om de student te inspireren en te begeleiden in het leerproces • up to date kennis van ict en andere moderne onderwijshulpmiddelen Attitude • bevlogenheid; betrokkenheid bij het vakgebied • plezier in het overdragen van kennis • studentgerichtheid; bereidheid om de bijdragen en diensten te leveren die van een docent gevraagd mogen worden • bereidheid om zich regelmatig bij te scholen • bereidheid tot samenwerking met collega’s en studenten • betrokkenheid bij de organisatie (instituut, faculteit, universiteit)
Professionalisering Het onderwijs stelt hoge eisen aan de professionaliteit van de docent. Doceren is een vak, waarvoor professionele training vereist is. Docentprofessionalisering aan de Universiteit Leiden houdt in: • De faculteit ondersteunt de docent door coaching aan te bieden, workshops en trainingen te verzorgen, goede voorbeelden te distribueren en te zorgen voor een goede afstemming van activiteiten binnen de opleiding. Onderdeel van een professionele opstelling is ook het samenwerken met andere docenten bij het ontwikkelen en verzorgen van onderwijsonderdelen. Van vicedecanen en opleidingsdirecteuren wordt verwacht dat zij een werkklimaat creëren waarin ervaringen in het onderwijs op de werkvloer worden uitgewisseld en docenten elkaar collegiaal en professioneel ondersteunen en inspireren. • Universiteitsbreed worden alle voor het eerst benoemde wp-leden met een onderwijstaak verplicht om deel te nemen aan een trainingsprogramma. Als bewijs van de verworven kwalificatie ontvangt de docent het certificaat behorend bij de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO). Het
53
BKO-certificaat is een noodzakelijke voorwaarde voor beslissingen over bevordering en benoeming in vaste dienst. • Van elke docent wordt verwacht dat hij regelmatig aantoonbaar aandacht besteedt aan het bijhouden van zijn didactische kennis en vaardigheden. De kwaliteit van het door de docent verzorgde onderwijs wordt periodiek gemeten aan de hand van studentevaluaties, collegiale intervisie (peer review) en zelfevaluaties. De uitkomsten komen systematisch aan de orde in de R&O-gesprekken. Zo nodig wordt een niet-vrijblijvend verbetertraject afgesproken. • De Universiteit Leiden ontwikkelt een scholingstraject voor degenen die verantwoordelijkheid dragen voor organisatie en management van het onderwijs, te weten opleidingsvoorzitters en -directeuren. Op deze wijze geven wij invulling aan de Senior Kwalificatie Onderwijs (SKO). IV.2 Gemotiveerde studenten Profiel aankomende student Wij maken duidelijk wat wij van onze studenten verwachten. Hieronder beschrijven wij het profiel van de student die voor een studie aan de Universiteit Leiden kiest. Wij zullen dit profiel sterker gaan uitdragen in onze voorlichtings- en wervingsactiviteiten. Kennis • geschikte vooropleiding • goed geïnformeerd over de te volgen studie • brede algemene ontwikkeling Vaardigheden • vermogen om zowel zelfstandig als in groepsverband te kunnen studeren • mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid in Nederlands en/of Engels • numerieke vaardigheid, ict-vaardigheid, studievaardigheid Attitude • gemotiveerd voor de gekozen academische opleiding en daarop aansluitende beroepsuitoefening; belangstelling voor wetenschap • bereid om het commitment aan te gaan om voldoende tijd en energie in de studie te steken om nominaal te studeren en om zonodig verder te gaan dan de verplichte stof • brede belangstelling; bereidheid om activiteiten te ontwikkelen naast de studie, bijvoorbeeld in studentenorganisaties
54
Norm Als norm stelt de Universiteit Leiden dat studenten hun bachelordiploma in de nominale duur van 3 jaar halen. Er zijn ook studenten die hun studie als een mogelijkheid zien om zich te kwalificeren voor een maatschappelijke functie en in verband daarmee hun opleiding met diverse vormende nevenactiviteiten willen verrijken en daarin extra willen investeren. In dergelijke gevallen acht de universiteit een uitloop naar maximaal 4 jaar goed verdedigbaar. Verbetering studiesucces De Universiteit Leiden zet zich in om het studiesucces van haar studenten te verbeteren. De prioriteit ligt op de bachelorfase. Speerpunten van het beleid om dit te verwezenlijken zijn: • In de voorlichting worden potentiële studenten geïnformeerd over de eisen die een studie aan de Universiteit Leiden stelt en wordt hun duidelijk gemaakt wat zij van een studie mogen verwachten. De universiteit biedt in verband hiermee vwo/wo-aansluitingsmodules aan. De komende tijd wordt geëvalueerd hoe deze functioneren en wordt het aanbod zonodig herzien. • Het Leids Studiesysteem (LSS) geeft vorm aan het commitment tussen docenten en studenten en is de context waarbinnen het bindend studieadvies (bsa) functioneert. Het LSS omvat kennismakingsgesprekken met studenten na binnenkomst, een mentoraatsysteem als introductie op en begeleiding bij de studie (ingevuld door docenten en/of ouderejaarsstudenten), een vroege toets om studenten snel feedback te geven, en een aantal adviesmomenten waarvan het laatste met een bindend karakter. De bsa-norm staat op 40 studiepunten (inclusief voor de per opleiding vastgestelde aanvullende eisen). Het propedeutisch examen dient binnen 2 jaar te zijn behaald. Een en ander is voor elke bacheloropleiding neergelegd in een studiebegeleidingsplan. • Het Leids Studiesysteem wordt uitgebreid naar alle bachelorjaren. Alle studenten wordt gevraagd om bij de aanvang van het 2e studiejaar een studieplan op te stellen dat gedurende de opleiding regelmatig wordt gevolgd en zonodig bijgesteld. In het studieplan geeft de student aan welke onderdelen van het programma hij/zij van plan is te volgen en voor welke tentamens hij/zij zich wil aanmelden. De student legt dit plan voor aan de studiebegeleiding. De voortgang wordt gevolgd via het studentvolgsysteem. De afspraken in het studieplan geven uitdrukking aan de wederkerigheid in de inspanningen van de opleiding en de student. Vanuit de studiebegeleiding wordt contact opgenomen met de student indien de voortgang daartoe aanleiding geeft.
• De faculteit maakt inzichtelijk hoe de studiebegeleiding per opleiding is ingericht en wie welke functie daarin vervult (studieadviseur, studiecoördinator, mentor, docent). Zij draagt er zorg voor dat deze functies adequaat zijn belegd. De wijze waarop de studiebegeleiding belegd wordt, kan in de loop van de studie variëren. IV.3 Differentiatie en maatwerk In ons onderwijs staat de ontwikkeling van het individuele talent dat studenten meebrengen centraal. Dit houdt in dat ons onderwijs rekening houdt met verschillen tussen studenten ten aanzien van de keuzes die zij in het kader van hun studie maken. Excellentieprogramma’s Studenten verschillen wat betreft capaciteiten en ambitie. Voor zeer goede en zeer gemotiveerde studenten biedt de Universiteit Leiden speciale programma’s. Zij hebben twee opties: zij kunnen opteren voor de bacheloropleiding Liberal Arts and Sciences, een Engelstalige multidisciplinaire bacheloropleiding, volgens residentieel concept, of zij kunnen instromen in een reguliere bacheloropleiding en vervolgens deelnemen aan het extracurriculaire universiteitsbrede Honours College. De Universiteit Leiden onderzoekt de mogelijkheden om ook in het mastersegment een universiteitsbreed excellentieprogramma aan te bieden. Een aantal faculteiten biedt in aanvulling op deze programma’s facultaire excellentieprogramma’s aan. Voor al deze programma’s geldt dat toelating plaatsvindt op basis van selectie. Diversiteit Onze universiteit wil haar aantrekkingskracht onder nieuwe doelgroepen vergroten, waaronder studenten van het hbo met een afgeronde bacheloropleiding en studenten van allochtone afkomst. Voor beide groepen heeft de universiteit gericht beleid ingezet om de instroom en doorstroom te bevorderen. De Universiteit Leiden houdt rekening met studenten met een functiebeperking. Omdat studeren voor deze specifieke groep studenten vaak extra tijd en energie kost, is het van belang in te zetten op extra ondersteuning, begeleiding en (ICT-)voorzieningen om de gevolgen van de functiebeperking voor het studiesucces zoveel mogelijk te beperken. Onderwijskundige diversiteit De Universiteit Leiden kent een grote diversiteit aan opleidingen. Haar opleidingenaanbod is breed en loopt uiteen van opleidingen die een jaarlijkse instroom van enkele studenten kennen tot opleidingen waar jaarlijks honder-
den studenten instromen. Het spreekt vanzelf dat zulke verschillen vragen om diversiteit in didactische aanpak. Wij maken gebruik van breed scala van didactische modellen: (bijna) individueel tutoraat, werkgroepen, onderzoek onder directe supervisie van een onderzoeker, begeleide individuele en groepsgewijze zelfstudie en hoorcolleges. In alle gevallen streven wij ernaar om de student een zodanige leeromgeving te bieden dat hij/zij zich als onderwijsdeelnemer en onderwijsafnemer serieus genomen voelt en actief in het onderwijs kan participeren. Flexibilisering De studentenpopulatie van met name onze masteropleidingen wordt door zij-instroom vanuit Nederlandse en buitenlandse hoger-onderwijsinstellingen steeds heterogener. De onderwijsvraag wordt hierdoor meer divers en complex. Dit betekent dat naar grotere flexibiliteit in het aanbod moet worden gezocht om op deze vraag in te spelen, o.a. door het vormgeven van pre-masterprogramma’s, nieuwe ijking van toelatingscriteria en door modularisering van de opleidingsprogramma’s. De samenwerking met hbo-instellingen zal worden uitgebreid om de doorstroom van hbo-studenten naar geschikte aansluitende masteropleidingen te bevorderen. Dit kan door het aanbieden van pre-masterprogramma’s of minor-onderwijs, dat bij voorkeur is ingebouwd in de laatste jaren van de hbo-opleiding. Daarbij zal het toelatingsbeleid opnieuw worden bezien om te bereiken dat onnodige belemmeringen bij deze doorstroom worden weggenomen. Internationalisering Door de internationale oriëntatie van de Universiteit Leiden heeft haar onderwijs van oudsher een sterk internationaal karakter. De Universiteit Leiden bevordert dat studenten een deel van hun bachelor- of masteropleiding aan een van onze buitenlandse partnerinstellingen volgen. De internationalisering van de opleidingen is voor studenten van groot belang omdat het overgrote deel van hen in de toekomst komt te werken in een omgeving die internationaal georiënteerd is. Om haar internationale oriëntatie te versterken biedt de Universiteit Leiden (nagenoeg alle) masteropleidingen in het Engels aan en spant zij zich in om het aantal studenten dat vanuit het buitenland naar Leiden komt, te vergroten. Wij streven daarbij naar een substantieel aandeel buitenlandse studenten in onze Engelstalige masteropleidingen (50%). Daarmee wordt voor zowel de Nederlandse als de buitenlandse studenten een international classroom gecreëerd.
55
De groei op de internationale markt kan worden vergroot via samenwerkingsrelaties met buitenlandse universiteiten. Wij zullen gebruik maken van de thans geboden wettelijke mogelijkheid van joint programs en joint degrees om hierin een nieuwe slag te maken. IV.4 Hoog niveau van organisatie en voorzieningen De Universiteit Leiden heeft de ambitie wat betreft van de kwaliteit van haar onderwijs tot de beste van Nederland te behoren. Consequentie hiervan is dat wij niet alleen eisen stellen aan onze docenten en studenten: ook onze interne organisatie en ons niveau van voorzieningen dienen aan hoge eisen te voldoen. Kwaliteitszorg Om de kwaliteit van haar onderwijs te borgen werkt de Universiteit Leiden aan de versterking van het interne systeem van kwaliteitszorg. Vanwege de grote diversiteit binnen haar onderwijsaanbod leggen wij het zwaartepunt van de onderwijskwaliteitszorg bij de faculteiten: met inachtneming van een aantal universiteitsbreed gedefinieerde uitgangspunten en kaders kan de organisatie van kwaliteitszorg van opleiding tot opleiding verschillen. De Universiteit Leiden ziet kwaliteitszorg als een cyclisch proces dat op en tussen verschillende niveaus in de organisatie doorlopen wordt: opleiding, faculteit en universiteit. Kenmerk van dit cyclische proces is dat systematisch de fasen plan-do-check-act doorlopen worden: evaluatie van de voortgang en het verbinden van consequenties daaraan zijn in onze visie net zo wezenlijk als het in gang zetten van nieuwe ontwikkelingen. Deze cycli van kwaliteitszorg worden binnen verschillende tijdskaders doorlopen, variërend van eenmaal per jaar (opleiding) via eenmaal per drie jaar (midterm review faculteit) tot eenmaal per zes jaar (beoordeling in verband met accreditatie). Van vitaal belang voor het goed functioneren van dit systeem is dat de benodigde managementinformatie op orde is en op een gebruiksvriendelijke wijze beschikbaar komt. De Universiteit Leiden ontwikkelt daartoe een geautomatiseerd systeem dat de belangrijkste managementinformatie ten behoeve van de kwaliteitszorg ‘met één druk op de knop’ genereert. Academic community De Universiteit Leiden streeft ernaar zich te ontwikkelen tot een gemeenschap van studenten en docenten. Zij bevordert dat studenten zich aansluiten bij studieverenigingen. Opleidingsbesturen en studieverenigingen hebben – afzonderlijk en gezamenlijk – een belangrijke rol om studenten binnen opleidingen op te nemen en hen het
56
gevoel te geven deel uit te maken van een gemeenschap. De universiteit ziet een goede binding van de student met de universiteit en de opleiding als een belangrijke factor in haar beleid om het studiesucces te bevorderen. Verenigingsleven Het verenigingsleven is in Leiden sterk ontwikkeld en draagt bij aan de vorming van studenten. De universiteit ziet in de vele studie- en studentenverenigingen een belangrijke uitingsvorm van de manier waarop een deel van haar academische gemeenschap zich organiseert; zij stimuleert studenten lid te worden van deze verenigingen of actief te participeren in andere bestuurlijke of georganiseerde verbanden. Leden van studieverenigingen en studentenverenigingen hebben ook een belangrijke rol in de voorlichting van aspirant-studenten over de Universiteit Leiden en de mogelijkheden die de universiteit en de stad bieden. Een bijzondere categorie van voorzieningen zijn de sportfaciliteiten van onze universiteit. Zowel aan de fysieke als aan de sociale functie van sportbeoefening hecht de Universiteit Leiden grote waarde. Onderwijsondersteuning en studiebegeleiding Onderwijsondersteuning omvat onder meer voorlichting aan aspirant-studenten en hun ouders, studieadvisering en studiebegeleiding en communicatie met studenten. In de onderwijskwaliteitszorg lag in het verleden het accent sterk op de inhoud. Onderwijs-ondersteunende processen werden vaak gezien als onderwijskundig neutraal. De laatste jaren is dat veranderd. De inhoud van het onderwijs en de wijze waarop het wordt ondersteund en aangeboden, zijn sterk verweven geraakt. De impact op het onderwijsen leerproces van – bijvoorbeeld – de kwaliteit van studieadvisering en studiebegeleiding is evident. Gezien onze kwaliteitsambitie is het nodig dat ook de voorzieningen op deze gebieden aan hoge kwaliteitsstandaarden voldoen. In het kader van de acties gericht op het bevorderen van het studiesucces krijgt het versterken en professionaliseren van de studiebegeleiding de komende tijd prioriteit. ICT-voorzieningen Het onderwijs aan de Universiteit Leiden stelt contact tussen docenten en studenten en tussen studenten onderling centraal. De Universiteit Leiden biedt daarom een scala aan vormen van ontmoetingsruimtes aan, zoals collegezalen, practicumruimten, bibliotheken en groepswerkplekken. Naast de fysieke leeromgeving realiseert de Universiteit Leiden een hoogwaardige virtuele leeromgeving. Daarbij zal geleidelijk de toepassing van ICT in het onderwijs verschuiven van een middel om doeltreffendheid, variëteit en doelmatigheid te vergroten naar een middel
om het onderwijsproces zelf te innoveren en transformeren. Vanuit de fysieke leeromgeving zal de student toegang hebben tot de virtuele leeromgeving en zal interactie mogelijk zijn met docenten en medestudenten. Hiermee ontstaat een leeromgeving die optimaal wordt ondersteund door de zich steeds verder uitbreidende mogelijkheden op ICT-gebied. De Universiteit Leiden heeft voor de toepassing van ICT in het onderwijs gekozen voor de positie van volger, maar heeft wel de ambitie om op dit punt de komende jaren een slag te maken. In verband hiermee wordt jaarlijks een ICT&O-beleidsplan opgesteld en uitgevoerd. Overige onderwijsvoorzieningen Tot de onderwijsondersteunende voorzieningen rekent de Universiteit Leiden eveneens de aanwezigheid van een goed voorziene Universiteitsbibiliotheek, met ruime openingstijden en een substantieel aantal werkplekken. Studenten aan de Universiteit Leiden kunnen tevens rekenen op goede remote access-faciliteiten. In studentencentrum Plexus is een aantal voorzieningen samengebracht, zoals werkplekken, sportfaciliteiten, voorzieningen voor verenigingen en studentenondersteuning. De Universiteit Leiden onderkent dat de kwaliteit van de materiële werkomgeving een belangrijke randvoorwaarde is om tot goede prestaties te komen. Om studenten en docenten een inspirerende leer- en werkomgeving te bieden dient daarom ook de materiële infrastructuur (collegezalen, werkgroepruimtes, studieplekken) van een goed niveau te zijn. Vastgesteld door het College van Bestuur op 11 mei 2010
57
Bijlage 4
Voorbeeld bestuursmonitor: Sociale Wetenschappen 2011 Uitgangssituatie Instroom in de propedeuse Instroom masteropleidingen Masterinstroom uit het buitenland Postpropedeuserendement na 4 jaar Rendement 1-jarige master na 2 jaar Promotierendement na 6 jaar Aantal promoties 2e geldstroom + EU-subsidies (in M€) Aantal gehouden ROG-gesprekken Personeel in vaste dienst (1e geldstroom)
Realisatie 2011 1025 418 60 71% 64% 47% 17 2,6 – 76%
n Horizon 2014 n Bestuursafspraak 2012 n Realisatie 2011
Afspraak 2012 1030 672 117 85% 68% 62% 25,6 6,2 70% 73%
Instroom in propedeuse Verhouding vast-tijdelijk
150%
Instroom in masteropleidingen
100%
R&O-gesprekken
Masterinstroom uit buitenland
50%
0%
Bachelorrendement
Wervingskracht 2e geldstroom + EU
Aantal promoties
Masterrendement Promotierendement
58
1210 790 100 85% 80% 65% 32 3,6 85% 75%
Bijlage 5
Voorbeeld opleidingskaart: Geschiedenis/History Naam opleiding: CROHO-code opleiding: Datum rapportage:
B Geschiedenis 56034 1 december 2012
Organisatie Studenten Instroom (niet ontdubbeld) (opl) Waarvan deeltijd Marktaandeel instroom
Vervaldatum accreditatie: Opgesteld door:
10/11 234 22 19,3%
11/12 187 15 15,9%
12/13 232 7 NB
201 15 2 0
175 13 1
219 5
Ingeschrevenen (ontdubbeld) (opl) Ingeschrevenen (land)
686 3.858
662 3.916
697 NB
Onderwijsintensiteit Totaal contacturen in ba-1 (opl) Gemiddeld per weekk in ba-1 (opl)
10/11
11/12 456 14
12/13 NB NB
Doorstroom Naar master bij LEI (opl) Naar master bij LEI (fac) Naar master bij LEI (univ)
09/10 72% 69% 79%
10/11 76% 64% 75%
11/12 70% 50% 69%
Instroom (ontdubbeld) (opl) Waarvan deeltijd Waarvan EER (niet-Ned) (opl) Waarvan niet-EER (opl)
10
31-12-2014 BB/BV/Informatiemanagement
Proces Studieloopbaan per cohort Cohortomvang bsa 3e advies voltijd (opl) Gemiddeld EC bsa-cohort in 1e jaar (opl) Gemiddeld EC bsa-cohort in 1e jaar (fac) Gemiddeld EC bsa-cohort in 1e jaar (univ)
09/10 179 44 40 44
10/11 194 46 44 46
11/12 151 49 46 46
% 60 EC behaald in 1e bsa-jaar (opl) % 60 EC behaald in 1e bsa-jaar (fac) % 60 EC behaald in 1e bsa-jaar (univ)
34% 34% 36%
39% 39% 40%
48% 45% 41%
% Niet-negatief bsa-advies na 1e jaar (opl) % Niet-negatief bsa-advies na 1e jaar (fac) % Niet-negatief bsa-advies na 1e jaar (univ)
80% 74% 81%
81% 80% 85%
86% 81% 86%
08/09 152 63% 71% 68%
09/10 176 71% 69% 69%
10/11 184 73% 69% 68%
9% 6% 9%
11% 9% 11%
8% 8% 11%
29% 23% 23%
18% 22% 20%
19% 22% 21%
09/10 128 18,6% 2 8
10/11 126 19,2% 1 9
11/12 134 NB 2
4,0 4,0 4,2
4,5 4,2 4,2
4,5 4,3 NB
Cohortomvang (opl) Herinschrijving in 2e jaar - vt (opl) Herinschrijving in 2e jaar - vt (fac) Herinschrijving in 2e jaar - vt (land) Switch binnen instelling in 2e jaar - vt (opl) Switch binnen instelling in 2e jaar - vt (fac) Switch binnen instelling in 2e jaar - vt (land) Uitval uit instelling in 2e jaar - vt (opl) Uitval uit instelling in 2e jaar - vt (fac) Uitval uit instelling in 2e jaar - vt (land)
Waardering Studenten (NSE: 5-puntsschaal) Respons (opl) Algemeen oordeel (opl) Algemeen oordeel (fac) Algemeen oordeel (univ)
Resultaat Output Bachelordiploma’s (opl) Marktaandeel bachelordiploma’s Waarvan EER (niet-Ned) (opl) Waarvan niet-EER (opl)
09/10 244 4,2 4,1 4,1
10/11 176 4,2 4,0 4,0
11/12 144 4,2 4,1 4,1
Inhoud (opl) Inhoud (fac) Inhoud (univ)
3,9 3,7 3,8
3,9 3,8 3,8
4,0 3,8 3,8
Studieduur bachelor in jaren (opl) Studieduur bachelor in jaren (fac) Studieduur bachelor in jaren (land)
Docenten (opl) Docenten (fac) Docenten (univ)
3,9 4,0 3,8
4,0 4,0 3,8
4,1 4,0 3,9
Studiefaciliteiten (opl) Studiefaciliteiten (fac) Studiefaciliteiten (univ)
3,7 3,7 3,8
3,5 3,6 3,7
3,6 3,6 3,7
Studiesucces per cohort Herinschrijvingscohort (opl) Herinschrijv. rend. opleiding in 3 jaar (opl) Herinschrijv. rend. opleiding in 3 jaar (fac) Herinschrijv. rend. opleiding in 3 jaar (land)
07/08 85 34% 25% 27%
08/09 95 17% 24% 25%
09/10 125 22% 28% NB
Herinschrijv. rend. opleiding in 4 jaar (opl) Herinschrijv. rend. opleiding in 4 jaar (fac) Herinschrijv. rend. opleiding in 4 jaar (land)
06/07 55% 53% 53%
07/08 72% 59% 52%
08/09 63% 59% NB
Herinschrijv. rend. instelling in 4 jaar (opl) Herinschrijv. rend. instelling in 4 jaar (fac) Herinschrijv. rend. instelling in 4 jaar (land)
55% 54% 55%
72% 59% 54%
63% 59% NB
Toetsing en beoordeling (opl) Toetsing en beoordeling (fac) Toetsing en beoordeling (univ)
3,4 3,6 3,6
3,6 3,6 3,5
3,7 3,7 3,6
Studiebegeleiding (opl) Studiebegeleiding (fac) Studiebegeleiding (univ)
3,6 3,6 3,6
3,4 3,6 3,6
3,6 3,7 3,6
59
Naam opleiding: CROHO-code opleiding: Datum rapportage:
M History 66034 1 december 2012
Organisatie Studenten Instroom (niet ontdubbeld) (opl) % EER (niet-Ned) in instroom (opl) % EER (niet-Ned) in instroom (fac) % EER (niet-Ned) in instroom (univ) % niet-EER in instroom (opl) % niet-EER in instroom (fac) % niet-EER in instroom (univ) % buitenlandse vooropleiding (opl) % buitenlandse vooropleiding (fac) % buitenlandse vooropleiding (univ) % vooropleiding hbo (opl) % vooropleiding hbo (fac) % vooropleiding hbo (univ)
Vervaldatum accreditatie: Opgesteld door:
09/10 120 7% 15% 12% 13% 12% 6% 12% 23% 16% 3% 4% 5%
10/11 126 8% 18% 13% 6% 9% 6% 10% 23% 16% 4% 6% 8%
11/12 127 11% 19% 13% 10% 9% 5% 13% 25% 18% 2% 7% 8%
166
174
183
09/10 47 4,0 4,0 3,9
10/11 29 4,2 3,9 3,9
11/12 34 4,2 4,0 3,9
Inhoud (opl) Inhoud (fac) Inhoud (univ)
3,8 3,8 3,7
4,2 3,8 3,8
4,0 3,8 3,8
Voorbereiding beroepsloopbaan (opl) Voorbereiding beroepsloopbaan (fac) Voorbereiding beroepsloopbaan (univ)
2,5 2,8 3,1
2,9 2,8 3,1
2,6 2,9 3,2
Docenten (opl) Docenten (fac) Docenten (univ)
3,9 4,0 3,8
4,4 4,0 3,8
4,1 4,0 3,8
Studiefaciliteiten (opl) Studiefaciliteiten (fac) Studiefaciliteiten (univ)
3,5 3,7 3,6
3,7 3,6 3,6
3,6 3,7 3,6
Toetsing en beoordeling (opl) Toetsing en beoordeling (fac) Toetsing en beoordeling (univ)
3,6 3,5 3,5
4,0 3,5 3,4
3,7 3,5 3,5
07/08 92% 72% 78%
09/10 78% 76% 73%
4,8 5,1 5,7
4,9 5,4 5,8
Ingeschrevenen (ontdubbeld) (opl) Waardering Studenten (NSE: 5-puntsschaal) Respons (opl) Algemeen oordeel (opl) Algemeen oordeel (fac) Algemeen oordeel (univ)
Alumni (10-puntsschaal) Opleiding opnieuw kiezen (opl) Opleiding opnieuw kiezen (fac) Opleiding opnieuw kiezen (univ) Voorbereiding op loopbaan (opl) Voorbereiding op loopbaan (fac) Voorbereiding op loopbaan (univ)
60
31-12-2014 BB/BV/Informatiemanagement
Proces Studieloopbaan Uitval binnen 1 jaar (opl) Uitval binnen 1 jaar (fac) Uitval binnen 1 jaar (univ)
09/10 13% 5% 5%
10/11 14% 8% 7%
11/12 16% 6% 5%
Resultaat Output Masterdiploma’s (opl) % EER (niet-Ned) in masterdiploma’s (opl) % EER (niet-Ned) in masterdiploma’s (fac) % EER (niet-Ned) in masterdiploma’s (univ) % niet-EER in masterdiploma’s (opl) % niet-EER in masterdiploma’s (fac) % niet-EER in masterdiploma’s (univ)
09/10 81 4% 16% 11% 14% 14% 6%
10/11 89 9% 14% 11% 4% 11% 6%
11/12 101 8% 17% 12% 9% 7% 4%
Studiesucces per cohort Studieduur 1-jarige master in jaren (opl) Studieduur 1-jarige master in jaren (fac) Studieduur 1-jarige master in jaren (univ)
09/10 1,5 1,5 1,7
10/11 1,7 1,6 1,7
11/12 1,6 1,7 1,8
Rendement 1-jarige master in 1 jaar (opl) Rendement 1-jarige master in 1 jaar (fac) Rendement 1-jarige master in 1 jaar (univ)
08/09 32% 33% 25%
09/10 29% 28% 24%
10/11 27% 32% 26%
Rendement 1-jarige master in 2 jaar (opl) Rendement 1-jarige master in 2 jaar (fac) Rendement 1-jarige master in 2 jaar (univ)
07/08 61% 68% 67%
08/09 60% 67% 67%
09/10 59% 65% 66%