Zeewieren uit de Zeeuwse Delta Inventarisatie en beoordeling van soorten voor kweek en consumptie Verkennende studie
Siep Busink Jeroen van Dalen Pim van Dalen
28 januari 2009
Zeewieren uit de Zeeuwse Delta Inventarisatie en beoordeling van soorten voor kweek en consumptie
Auteurs
Studentennummer
Siep Busink Pim van Dalen Jeroen van Dalen
35149 33497 39709
Status Eindrapport minor wateronderzoek
Opleiding Aquatische EcoTechnologie Hogeschool Zeeland, Vlissingen Semester 1 2008/2009
Begeleiding Bram Verkruysse (Aquatische Ecotechnologie) Jasper van Houcke (Lectoraat duurzaamheid en water, SPRING)
In opdracht van IMARES Milieu Educatie Centrum (MICMEC)
0
Voorwoord In het kader van de minor wateronderzoek is er de afgelopen vijf maanden gewerkt aan het onderzoek naar kweek en consumptie van Zeeuwse wieren. Tijdens dit onderzoek zijn we begeleid door A. Verkruysse van de Hogeschool Zeeland en J. van Houcke van het lectoraat duurzaamheid en water (SPRING). Bij deze willen wij de begeleiders bedanken voor hun inzet. Daarnaast willen wij Els van de Kerkhof en Marianne Sprangers bedanken voor het doorspelen van enkele onderzoeksvragen. Als laatste willen wij de heer H. Stegenga bedanken voor de vrijgemaakte tijd om ons te helpen met het onderzoek en het verkrijgen van gegevens. Zonder de de hulp van de inventarisatiegroep Neeltje Jans, waren we nooit in contact gekomen met de heer Stegenga. Bij deze onze dank naar de inventarisatiegroep. Wij vinden het jammer dat dit onderzoek slechts gebaseerd is op literatuurstudie. Wij hadden graag een praktische insteek gehad tijdens het onderzoek.
0
Inhoudsopgave Begrippenlijst 1. Inleiding……………………………………………………………………………………………………....1 1.1 Aanleiding en doelstelling 1.2 Opdrachtgevers 1.3 Begeleiding en projectmedewerkers
1 2 2
2. Methode…………………………………………………………………………………………………..…...3 3. Biologie……………………………………………………………………………………………………......5 3.1 Taxonomie en fysiologie 3.2 Levenscyclus en voortplanting 3.3 Groei
5 9 13
4. Gezondheidsaspecten………………………………………………………………………………...14 4.1 Elementaire samenstelling 4.2 Effecten op de humane gezondheid
14 18
5. Kweek……………………………………………………………………………………………………..….23 5.1 Kweekmethoden 5.2 Abiotische factoren 5.3 Oogsten
23 26 28
6. Geschiktheid van Zeeuwse zeewieren………………………………………………………..30 6.1 Criteria eetbaarheid en kweek 6.2 InventarisatieZeeuwse wieren 6.3 Beoordeling inventarisatielijst
30 33 34
7. Conclusie………………………………………………………………………………………………..…..44 8. Discussie………………………………………………………………………………………………..…..45 9. Aanbevelingen……………………………………………………………………………………..…….46 Literatuurlijst Bijlagen I Gebruik van zeewier II Inventarisatielijst III Inventarisatie en beoordeling IV Recepten zeewier
0
Begrippenlijst Abundantie Antheridium Aphotisch zone Aplanosporen Carpogonium Carposporen Carposporofyt Cellumen Chromatofoor Cortex Differentiatie
Diploïd Eulitoraal Epidermis Expositie Fragmentatie Gametangium Gameten Gametofyt Haploïd Isogamie Parenchym Perifeer Photische zone Pluriloculair Sifonaal Spermatangium Sporangium Sporofyt Sublitoraal Supralitoraal Tetrasporangium Tetrasporen 0
Een maat voor de frequentie van voorkomen van een plantensoort op een bepaalde oppervlakte. Orgaan waarin mannelijke gameten gevormd worden. Zone in de waterkolom waarin de geen licht doordringt. Hierdoor is fotosynthese niet mogelijk. Onbewegelijke sporen. Vrouwelijke geslachtsorgaan waarin eicel gevormd en bevrucht wordt Sporen gevormd na bevruchting van carpogonium, meestal met carposporofyt als tussenfase. Meercellige structuur die ontstaat uit een bevrucht carpogonium en vastzit op de vrouwelijke gametofyt. Interne ruimten in de cel, omgeven door de celwand. Drager van de pigmenten die voor fotosynthese zorgen, ook wel chloroplast genoemd. (=schors) Perifere cellagen in planten waar inwendig meerdere soorten cellen te onderscheiden zijn. Inwendig; er zijn meerdere vormen cellen te onderscheiden, bijvoorbeeld differentiatie in cortex en epidermis. Uitwendig; er zijn verschillend gevormde delen aan de plant te herkennen, bijvoorbeeld een vasthechtingsorgaan, een steel en een bladachtig deel. Het dubbele chromosoomaantal bevattend, in de celkern bevinden zich van elk type chromosoom twee exemplaren. In de getijdezone voorkomende; ook wel getijdezone zelf. Aan de oppervlakte gelegen cellaag. Blootstelling aan bepaalde milieufactoren. Opdeling als vorm van vegetatieve vermeerdering. Geslachtsorgaan waarin gameten gevormd worden. Geslachtscellen, de haploïde cellen die versmelten tot zygote. Geslachtelijke plant. Het enkelvoudige chromosoomaantal bevattend, in de celkern bevindt zich van elk type chromosoom een exemplaar. Geslachtelijke voortplanting door copulatie van twee identieke gameten. Celweefsel, meestal met grote cellumina en relatief kleine cellulaire ruimten. Aan de buitenkant of rand gelegen. Zone in de waterkolom waar licht doordringt. uit vele cellen opgebouwd(sporangia of gametangia). Plant bestaat in principe uit een enkele cel met vele kernen en chromatoforen, tussenwanden ontbreken dus. Antheridium van roodwieren, vormt meestal een onbewegelijk spermatium. Voortplantingsorgaan dat ongeslachtelijke sporen levert. Speciaal bladvormig aanhangsel dat sporangia draagt. Gebied beneden laagwaterniveau, valt niet droog. Gebied boven hoogwaterniveau, ligt altijd boven water, maar staat onder invloed van spatwater. Sporangium waarin vier sporen ontstaan. Sporen in een tetrasporangium ontstaan.
Tetrasporofyt Thallus
Uniloculair Zoösporen Zygote
0
Vrijlevende diploïde generatie bij de roodwieren, vormt tetrasporangia als voortplantingsorgaan. Plant die niet is gedifferentieerd in wortels, stengels en bladeren; zogenaamde lagere planten en speciaal zeewieren bevatten een thallus. Bij zeewieren waaraan uitwendig wortel-, stengel- en bladachtige delen te onderscheiden zijn, hebben deze delen een veel eenvoudiger anatomie dan de overeenkomstige delen van hogere planten. Sporangia met inhoud die zich opdeelt zonder dat tussenwanden worden gevormd. Geflagelleerde sporen. Bevruchte eicel.
1. Inleiding Dit eerste hoofdstuk geeft een aanleiding tot dit project, doelstelling van het project en worden de gegevens van alle betrokkenen beschreven.
1.1 Aanleiding en doelstelling Belangrijke primaire producenten in de zee zijn de zeewieren. Het gebruik van zeewier is zeer uiteenlopend. Zo wordt het onder andere gebruikt als mestbron op akkers, maar ook worden bepaalde bestanddelen gebruikt als voedingssupplement en bijvoorbeeld in de cosmeticabranche. Zeewier wordt ook gebruikt in de humane voeding, al is het in Europa veel minder bekend dan in Aziatische landen. Van oudsher wordt zeewier veelvuldig gebruikt in de Oost Aziatische gerechten, met name in China en Japan. Het is zelfs zo dat de desbetreffende zeewieren speciaal voor deze doeleinden wordt gekweekt. In Augustus 2008 is het project ‘Gezond leven met Zeeuwier’ van start gegaan. Voortbordurend op eerder opgedane ervaringen met betrekking tot toepassingen van zeewier in de keuken, in Zeeland en het Verre Oosten, zijn een aantal particuliere initiatiefnemers in Zeeland momenteel bezig dit samen met een Japanse kookinstructrice te onderzoeken. De vragen die de initiatiefgroep tot nu toe heeft zijn via het lectoraat Duurzaamheid en Water (SPRING) aan ons doorgespeeld. Het onderzoek is onder begeleiding van SPRING uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is uitzoeken welke zeewieren uit de Zeeuwse Delta eetbaar zijn, welke voedingswaarde hierbij hoort en een verkenning hoe deze wieren hier gekweekt kunnen worden. Onze hoofdvraag bij dit onderzoek is dan ook; Welke wieren uit de Zeeuwse Delta zijn geschikt voor kweek en consumptie? Uit de probleemanalyse zijn een aantal deelvragen ontstaan die in drie categoriën verdeeld zijn, de belangrijkste zijn; Biologie Wat is zeewier? Hierbij gaan we in op de taxonomie, plaats van voorkomen, voortplanting, structuur, nutriëntopname. Welke soorten wier komen voor in de Zeeuwse Delta? Consumptie Welke van de gevonden wieren worden elders gegeten? Wat is de elementaire samenstelling van de drie eetbare wieren? Welke effecten heeft het eten van zeewier op de gezondheid? Kweek Welke systemen om zeewier te kweken bestaan er? Onder welke kweekomstandigheden groeit zeewier? Welke verwerkingsmethoden zijn er om de wieren op de markt te brengen?
1
1.2 Opdrachtgevers Het lectoraat voor duurzaamheid en water (SPRING) heeft van twee opdrachtgevers de opdracht gekregen om een verkenning uit te voeren naar de kweek en consumptie van zeewieren uit de Zeeuwse Delta. Het betreft hier de opdrachtgevers: IMARES dr. AC Smaal Bezoekadres: Korringaweg 5 4401NT, YERSEKE
Postadres: Postbus 338 6700AH, WAGENINGEN
[email protected]
Milieu Educatie Centrum, Els van de Kerkhof Bezoekadres: Korenbloemlaan 5 4382 PD Vlissingen tel. 0118-417039
[email protected]
1.3 Begeleiding en projectmedewerkers Begeleiding vanuit de Hogeschool Zeeland Ir. A. Verkruysse Hogeschool Zeeland Edisonweg 4 4382 NW Vlissingen The Netherlands Tel: 0031(0)118-489384 Email:
[email protected]
Begeleiding Lectoraat Duurzaamheid en Water (SPRING) MSc. Jasper van Houcke SPRING: Projectmedewerker Hogeschool Zeeland Edisonweg 4 4382 NW Vlissingen The Netherlands Tel: 0031(0)118-489470 Fax: 0031 (0)118-489200 Email:
[email protected] Website: http://www.hz.nl/spring/
Projectmedewerkers Siep Busink Marga Klompélaan 14 4385 JL Vlissingen
[email protected]
Jeroen van Dalen Jan Campertstraat 23 4361 DD Westkapelle
[email protected]
Pim van Dalen De Deckerestraat 37 4388 HV Oost-Souburg
[email protected]
2
2. Methode Hierin is te lezen hoe er te werk is gegaan tijdens dit onderzoek. Tijdens het onderzoek zijn er verschillende onderzoeksfasen te onderscheiden. Er is begonnen met een uitvoerige oriëntatie. Hieruit zijn de behandelde deelvragen naar voren gekomen. Tijdens deze fase is informatie opgezocht over de eigenschappen van zeewieren in het algemeen, om een beeld te schetsen van hoe de wereld van de wieren in elkaar zit. Vervolgens richtte het onderzoek zich op de inventarisatie van zeewiersoorten die in de deltawateren voorkomen. Om uit te zoeken welke zeewieren van deze lijst geschikt zouden kunnen zijn is er een lijst met criteria opgesteld. Deze criteria zijn opgesteld vanuit de eerder opgezochte achtergronden, gevonden in de uitvoerige oriëntatie. Vervolgens ontstond een beoordelings fase die bestond uit het toepassen van de criteria op de inventarisatielijst. Hier uit is een conclusie ontstaan met de meest geschikte soorten voor kweek en consumptie in de Zeeuwse delta. Tijdens deze verkennende studie is onderzoek gedaan naar het voorkomen van de verschillende zeewiersoorten in de Zeeuwse delta, maar ook naar de gezondheidsaspecten en de kweekmethoden van de wieren. Door deze onderwerpen te benaderen, zijn verschillende deelvragen ontstaan. Deze deelvragen zijn onderverdeeld in drie onderwerpen; biologie, consumptie en kweek. Om enige diepgang in het onderzoek te creëren is bij bepaalde vragen toegespitst op drie zeewiersoorten, namelijk Zeesla (Ulva lactuca), Wakamé (Undaria pinnatifida) en Nori (Porphyra sp.). Voor deze onderverdeling is gekozen omdat deze zeewiersoorten wereldwijd veel gegeten en gekweekt worden en ook in de Zeeuwse delta voorkomen. Deze soorten zijn bepaald na een gesprek met zeewier deskundige Herre Stegenga. Er is voor het gesprek gekozen voor het roodwier ‘Dulse’en het bruinwier ‘Kombu’. Deze bleken in de Zeeuwse delta niet voor te komen. Om tot een deel van de achtergronden (Hoofdstukken; Biologie, gezondheidsaspecten en kweek) te komen heeft iedere projectmedewerker zich verdiept in een onderdeel. Hierbij gaat het om de volgende onderwerpen; Kweek van Porphyra sp., Elementaire vergelijking van Zeesla (Ulva lactuca), Wakame (Undaria pinnatifida) en Nori (Porphyra sp.), de gevolgen voor de humane gezondheid. Verder is met behulp literatuurresearch de benodigde informatie gevonden om tot de overige achtergronden te komen. De literatuur die gebruikt is, is niet volledig. Er is alleen gekeken naar de Nederlandse en Engelse literatuur. Literatuur in onbekende talen (Aziatisch, Frans en Spaans) kon niet worden benaderd. Hieruit ontstaat een onzekerheid over de volledigheid van de gebruikte informatie. Tijdens dit onderzoek zijn de volgende belangrijke keuzes gemaakt: Hoofd- en deelvragen, afbakening project, toespitsing op drie zeewiersoorten, criteria (met beoordeling). Tijdens de antwoorden op deze keuzes is er verbreed en versmald. Zo is er uit een groot aantal wieren versmald naar de uiteindelijke 18 gekozen soorten. Andersom is er door het grondig bestuderen van 3 bekende soorten verbreed naar een grote groep wieren. Er is meegelopen met een inventarisatiegroep bij Neeltje jans, om te kijken welke zeewiersoorten groeien en aanspoelen rond de kustlijn bij Neeltje jans. Via deze groep mensen is contact gelegd met zeewierdeskundige Herre Stegenga. Na een bezoek aan de Universiteit van Leiden en een persoonlijk gesprek met Dhr. Stegenga is een inventarisatielijst verkregen.
3
Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag, welke wieren uit de Zeeuwse Delta geschikt zijn voor kweek en consumptie, is gebruik gemaakt van een multicriteria-analyse. Er zijn criteria aan eetbaarheid en kweek gegeven. Deze criteria zijn verkregen uit de deelvragen en de drie onderzochte soorten. De keuzes die gemaakt zijn om tot de criteria te komen zijn vanuit menselijk perspectief gemaakt. Er is gekeken naar wat mensen belangrijk zouden vinden aan een eetbaar product, naar de ideale factoren voor een kweek en naar het natuurlijk voorkomen van de wieren. De criteria worden toegepast op de zeewieren uit de Zeeuwse Delta om te onderzoeken welke soorten wel geschikt zijn voor kweek en consumptie en welke soorten niet. Over vele soorten is niets of weinig bekend dus deze soorten kunnen ook niet als geschikt aangeduid worden. Deze soorten zijn toch meegenomen in de inventarisatielijst, ten eerste voor de volledigheid, ten tweede omdat er in een andere taal wellicht wel informatie beschikbaar is. Van de inventarisatielijst met 221 soorten in het deltagebied komt uiteindelijk een lijst van 18 soorten die het meest geschikt zijn voor kweek en consumptie. Aan de verschillende criteria zijn wegingsfactoren gegeven, hierdoor komt er per zeewiersoort een totaalscore. Is deze score hoger dan 80 punten, dan wordt deze soort geschikt bevonden. Er is gekozen voor een ondergrens van 80 punten, omdat dit boven de helft van de maximale score van 155 punten zit en omdat ongeveer 10 % van de originele inventarisatielijst meer overzicht biedt. Dit om een selectie van serieuze kanshebbers over te houden. Dit onderzoek kan beschouwd worden als een eerste verkennende stap naar kweek en consumptie van Zeeuwse zeewieren. Vervolgonderzoek is hiervoor vereist, zo moet er nog gekeken worden naar economische en juridische aspecten. De opgestelde criteria zullen op praktische wijze geïnterpreteerd moeten worden. Het onderzoek is geheel gebaseerd op literatuurresearch. De methoden die boven zijn beschreven lieten niet toe dat een experimenteel onderzoek plaats kon vinden. Er is om deze reden geen practisch onderzoek uitgevoerd.
4
3. Biologie 3.1 Taxonomie en fysiologie Zeewieren (Macro-algen) behoren tot de lagere planten, samen met de schimmels. Ze staan als zodanig tegenover de hogere planten, waartoe we hier de mossen, varens en zaadplanten rekenen. Ze worden gekenmerkt door een geringe uitwendige en inwendige differentiatie. Er komen geen verdelingen voor in wortels, stengels en bladeren, hoewel bij sommige soorten hierop gelijkende structuren aanwezig zijn. Verder is er in de regel geen speciaal geleidingsweefsel zoals vaatbundels bij de hogere planten. Van de schimmels verschillen de zeewieren door het bezit van fotosynthetische pigmenten. Zeewieren vertonen een grote verscheidenheid aan vormen en afmetingen, van eencelligen tot planten met een lengte van 50 meter. Ze komen vrijwel universeel voor, maar hebben voor hun groei in elk geval een vochtig milieu nodig. Wel kunnen sommige soorten gedurende lange tijd droge omstandigheden overleven.
Vegetatieve bouw In het algemeen wordt het ‘plantenlichaam’ van de zeewieren thallus genoemd. De thallus is opgebouwd uit een of meerdere cellen. Naar het onderling verband waarin deze cellen gerangschikt zijn, worden verschillende typen onderscheiden. Binnen de meercellige zeewieren worden de volgende drie typen onderscheiden: - Draadvormig type, cellen zijn in enkelvoudige rijen gerangschikt. Deze draden kunnen wel vertakt zijn. - Parenchymatisch type, cellen zijn verenigd in plaatvormige of driedimensionale verbanden. Een type dat tussen het draadvormige en het parenchymatische type staat, is het plektenchymatische (of pseudoparenchematische) type; dit is in feite draadvormig, maar omdat de draden sterk dooreen gestrengeld zijn, worden weefsels van een schijnbaar parenchematytische opbouw genoemd. - Sifonale type, komt alleen bij enkele groenwieren voor. Bij deze planten ontbreken afzonderlijke cellen: de thalli, die toch vrij grote afmetingen kunnen bereiken, bevatten veel kernen, maar zijn niet door tussenwanden gescheiden.
Plaats van voorkomen In vergelijking tot Scandinavië, de Britse Eilanden en Frankrijk heeft ons land een minder soortenrijke zeewierflora. Behalve door het ontbreken van natuurlijke rotskusten, wordt dit veroorzaakt door het gemis aan directe oceanische invloeden. Het water van een binnenzee als de Noordzee is minder helder dan dat van de oceaan, terwijl in de loop van het jaar de variaties in watertemperatuur veel groter zijn. Zo kan het verschil tussen zomer- en wintertemperatuur in de Oosterschelde soms 20°C bedragen, aan de oceanische kusten bedraagt dit verschil slechts 6 a 10°C. In Nederland groeien zeewieren zelden beneden drie meter onder het laagwaterniveau. Dit komt doordat het water troebel is, en dus weinig licht doorlaat, en het ontbreken van geschikte substraten op die diepte. De meeste zeewieren komen voor op harde substraten als steen en hout, of op dierlijke substraten en andere zeewieren. Op zachte substraten als zand en slib komen veel minder soorten voor. Omdat milieutypen met zachte substraten grote delen van de Nederlandse kust beslaan, nemen deze zeewierenvegetaties toch een belangrijke plaats in. Permanent drijvende zeewierengemeenschappen 5
komen in ons land niet voor, wel kunnen deze ’s zomers gevormd worden in de Oosterschelde en de Waddenzee. Als we het geheel van de Zeeuwse wateren overzien kunnen we verschillende milieutypen waarin zeewieren voorkomen onderscheiden: - Harde substraten, met name dijkhellingen rond de Ooster- en Westerschelde. Het rijkst aan soorten zijn de steenhellingen die tot beneden de laagwaterlijn doorlopen. - Slikken, wadden en zandplaten vallen alleen droog bij laagwater ook deze beslaan in de Zeeuwse Delta grote oppervlakten. De zeewieren die men hier vindt zijn of achtergebleven losdrijvende exemplaren, of ze zijn vastgehecht aan grotere fragmenten als steentjes en schelpen. Echt in zacht substraat verankerde soorten zijn zeldzaam. - Gebieden die niet vaak onder water komen te staan, in Zeeland schorren genoemd. Deze terreinsoort beslaat eveneens aanzienlijke oppervlakten. Door de ligging rond of iets boven het hoogwaterniveau is een grote invloed van zoet water merkbaar. Tevens komen hier vegetaties van hogere planten voor. De zeewieren groeien veelal als matten op de bodem of epifitisch op de hogere planten. Er komen relatief veel groenwieren en veel minder bruin- en roodwieren voor. Enkele soorten zijn sterk aan dit milieu gebonden en worden dan ook hier veel meer aangetroffen dan in omringende landen. - Een apart milieu vormen de zoute en brakke binnenwateren, zoals een aantal kanalen en inlagen in Zeeland, en de Grevelingen die na afsluiting een hoog zoutgehalte heeft behouden. Kenmerkend voor deze wateren is de afwezigheid van een regelmatige getijdenbeweging. De zeewierenvegetaties kunnen behoorlijk soortenrijk zijn, vooral bij een hoog zoutgehalte. Ook getij en expositie zijn bepalende factoren voor het uiterlijk en soortenbestand van de zeewierenvegetaties, vooral bij stenen dijken getij en expositie. In ons land komt een getij met twee hoog- en laagwaters per dag voor. Bovendien maken de waterhoogten per maand twee cycli door van springtij en doodtij. Hierdoor ontstaan een aantal zones die van beneden naar boven bijna nooit boven water tot bijna nooit onder water komen. De zones zijn in veel zeewierenvegetaties in het verloop van soortensamenstelling terug te vinden. De zone beneden springtij-laagwater heet sublitoraal, die tussen springtij-laagwater en springtij-hoogwater eulitoraal en daarboven spreekt men van supralitoraal. Vaak wordt het eulitoraal nog onderverdeeld in drie gelijke delen: hoog, midden en laag eulitoraal. Figuur 1. Zoneverdeling getijdewateren.
Onder expositie verstaan we hier de kracht waarmee de golven op de kust en daarmee op de wieren slaan. De twee uitersten worden gevormd door zeer zwaar geëxponeerde rotspieken midden in de oceaan en aan de andere kant nauwelijks geëxponeerde, zeer beschut gelegen inhammen. Ook in niet aan tij onderhevige binnenwateren is nauwelijks spreke van expositie. Wieren worden onderverdeeld in groenwieren, bruinwieren, roodwieren. 6
Groenwieren (Chlorophyta) De groenwieren ontlenen hun naam aan de groene kleur van de planten die veroorzaakt wordt doordat de bij alle wieren voorkomende kleurstof chlorofyl hier niet gemaskeerd wordt door andere pigmenten, zoals bij de bruin- en roodwieren wel het geval is. Het is een groep die rijk is aan verschillende thallus vormen en verschillende vormen van voortplanting. Overigens wordt met de term Chlorophyta ook wel een veel grotere groep aangeduid, namelijk alle groene planten, inclusief de hogere planten. In tegenstelling tot de bruin- en roodwieren komen groenwieren behalve in de zee ook veel in het zoete water voor. De in de zee Figuur 2. Ulva lactuca (Zeesla) voorkomende thallusvormen zijn, naast de eencellige typen (niet behandeld in dit rapport), van het draadvormige, plaatvormige of sifonale type. In het zoete water komen ook kolonievormende typen voor. Hoewel groenwieren in alle delen van het mariene milieu aan de kust voorkomen, nemen ze ten opzichte van de overige groepen bepaald een belangrijke plaats in op de meer aan de rand gelegen plaatsen, zoals op schorren, op dijken rond en net boven de hoogwaterlijn en in brakke wateren. Tevens worden groenwieren in verhouding veel in door vervuiling voedselrijk geworden water gevonden. Met name fosfaten en nitraten veroorzaken dit effect. Enkele soorten zijn; Ulva lactuca (Zeesla), Enteromorpha intestinalis (Echt darmwier) en Bryopsis plumose (Vederwier).
Bruinwieren (Phaeophyta) In de chromatoforen van de bruinwieren overheerst de kleur van geelbruine pigmenten. De gehele planten, en dan vooral de stevig gebouwde typen, kunnen vrij donkerbruin tot nagenoeg zwart zijn. Van de morfologische typen komen draadvormige, parenchymatische en plektenchymatische vormen voor. Wat betreft hun uitwendige vorm behoort een aantal bruinwieren tot de hoogst ontwikkelde zeewieren. Ook de grootste afmetingen worden in deze groep bereikt: de Macrocystis- en Nereocyctis-soorten van de Amerikaanse westkust kunnen 50 m lang worden. In Nederland behoren Laminaria digitata, Laminaria saccharina en Undaria pinnatifida met hun lengte tot 2,5 m tot de grootste zeewieren. Bruinwieren van de orde Fucales vormen het grootste bestanddeel van de zeewierenvegetaties op onze dijken. In principe bestaat de zonering in een rustig gebied van boven naar beneden uit gordels waarin de volgende soorten domineren: Figuur 3. Undaria pinnatifida (Wakame) Groefwier (Perlvetia canakicukata), Kleine zee-eik (Fucus spirales), Knotswier (Ascophyllum nodosum), en als laatste gordel Gezaagde zee-eik (Fucus serrates). Staat er iets meer golfslag, dan wordt het Knotswier vervangen door Blaaswier (Fucus vesiculosis). Bij sterkere golfslag verdwijnen de gordels van Fucales en worden hun plaatsen ingenomen door diverse (vastzittende) diersoorten. Rond de laagwaterlijn kunnen Suikerwier (Laminaria saccharina) en Vingerwier (Laminaria digitata) vegetatievormend voorkomen. Expositie is, naast de aanwezigheid van getij, de bepalende factor voor de wiervoorziening. Overige factoren kunnen echter sterk gemodificeerd werken. 7
Roodwieren (Rhodophyta) De groep dankt zijn naam aan de overwegend rode kleur van de pigmenten in de chromatoforen, al kan de kleur uiteenlopen van geelgroen tot nagenoeg zwart. Dode exemplaren hebben soms een opvallend oranje kleur. Typerend is verder het geheel ontbreken van bewegelijke voortplantingscellen. Ook de mannelijke voortplantingscellen zijn dus onbewegelijk, en worden in deze groep spermatioden genoemd (zie hoofdstuk 3.2 Voortplanting en levenscyclus). Binnen de diverse Rhodophyta worden twee klassen onderscheden: Bangiophycidae, waartoe in ons land alleen de orden Porphyridiales en Bangiales behoren, en de Florideophycidea, waartoe de overige orden behoren. Figuur 4. Porphyra sp. (Nori)
Invloed van licht op de plaats van voorkomen; Men zou denken dat roodwieren bovenin de waterkolom woorkomen, omdat het rode licht in water het eerst wegvalt. Echter de roodwieren danken hun kleur niet aan het licht dat ze opvangen, maar aan de hoge waarde van β-caroteen in de roodwieren. De verdeling is niet gemaakt op de diepte waar ze voorkomen (zoals men vroeger dacht, zie figuur 2), want alle soorten komen zowel diep als ondiep voor.
Figuur 5. Schilderij uit 1870 met het voorkomen van zeewieren in de waterkolom.
8
3.2 Levenscyclus en voortplanting Levenscyclus De gehele levensloop van een plant, inclusief alle voortplantingsstadia, wordt levenscyclus genoemd. Deze cyclus kan zowel geslachtelijke als ongeslachtelijke processen omvatten. Als we er vanuit gaan dat er in de cyclus een geslachtelijk proces plaatsvindt, dan is er dus een afwisseling van haploïde en diploïde fasen. Er worden drie typen levenscyclus onderscheiden, zie figuur 6. Haplont: de plant is haploïd en produceert gameten. De zygote is het enige diploïde stadium en maakt een reductiedeling door, het product van deze deling levert weer een haploïde plant op. Diplont: de plant is diploïd en produceert gameten, maar in tegenstelling tot het vorige type, worden deze gameten gevormd onder reductiedeling(de gameten zijn haploïd). De gevormde zygote groeit weer uit tot een diploïde plant. Haplodiplont: hier bestaat zowel een haploïde als een diploïde fase, beide als zelfstandige plant. De haploïde plant(gametofyt) produceert gameten, deze versmelten. Uit de zygote ontstaat een diploïde plant(sporofyt). De sporofyt levert onder reductiedeling sporen. Deze sporen zijn weer haploïd.
Figuur 6. de drie levenscycli van zeewieren
De levenscyclus van de roodwieren, de Florideophycidae, wijkt af van de bovengenoemde drie cycli. Zoals beschreven bij de voortplanting heeft de levenscyclus van de Florideophycidae een aantal stappen meer. De carposporofyt en de tetrasporofyt, met de geproduceerde elementen (carposporen en tetrasporen) zijn twee extra stappen die alleen voorkomen bij de Florideophycidae, zie figuur 7.
9
Figuur 7. De levenscyclus van Florideophycidae
Voortplanting De voortplanting bij zeewieren is in tegenstelling tot bij hogere planten zeer gevarieerd. Zo kan de voortplanting bij zeewieren in drie vormen voorkomen, namelijk de vegetatieve voortplanting, de ongeslachtelijke voortplanting en de geslachtelijke voortplanting. De meest eenvoudige vorm van voortplanting is de vegetatieve voortplanting. Doormiddel van fragmentatie raken meercellige thallusdelen los en ontwikkelen zich tot nieuwe individuen. Ongeslachtelijke voortplanting vindt plaats door middel van eencellige sporen, figuur 8. Deze sporen worden geproduceerd in speciale structuren of gemodificeerde cellen. Deze cellen of structuren worden sporangia genoemd. De sporen kunnen flagellen hebben en hierdoor actief bewegelijk zijn(zoösporen), of de sporen zijn niet actief bewegelijk(aplanosporen).
Figuur 8. Schematische weergave van ongeslachtelijke voortplanting van wier.
De derde vorm van voortplanting is de geslachtelijke. De geslachtelijke voortplanting gaat gepaard met een wijziging van het aantal chromosomen in de cellen. De haploïde geslachtscellen(gameten) versmelten tot een diploïde zygote, figuur 9.
10
Figuur 9. Schematische weergave van geslachtelijke voortplanting van wier. Vanaf de zygote wordt de ene plant tetrasporofyt en de ander carposporofyt.Tetrasporofyt vormt tetrasporen, wat een volwaardige plant wordt.Caorposporfyt vormt carposporen, welke ook een volwaardige plant wordt.
Gameten worden net als sporen in gespecialiseerde structuren of omgevormde cellen geproduceerd(de gametangia). Wanneer er geen onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke gemeten is wordt er gesproken van isogame geslachtelijke voortplanting. Wanneer er verschil in grootte van de gameten is dan wordt de grootste van de twee de vrouwelijke cel genoemd. Is deze cel onbeweeglijk en vaak aangehecht aan de ouderplant dan wordt de cel eicel genoemd.
Groenwieren De meeste soorten planten zich voort door middel van ongeslachtelijke voortplanting met behulp van zoösporen. Een aantal soorten door onbeweeglijke sporen. Geslachtelijke voortplanting vindt plaats door middel van gametencopulatie, de meeste soorten hebben geflagelleerde gameten met weinig of geen onderscheid tussen de geslachten.
Bruinwieren Enkele soorten planten zich uitsluitend ongeslachtelijk voort. Veel soorten planten zich geslachtelijk voort. Veel van die soorten planten zich naast geslachtelijk ook ongeslachtelijk voort. Bij bruinwieren komen twee typen voortplantingsorganen voor, pluriloculaire en uniloculaire. In een pluriloculair voortplantingsorgaan ligt een groot aantal kleine cellen en regelmatige rijen en lagen opgestapeld. Elke cel levert een voortplantingscel, meestal bewegelijk. Bij een uniloculair voortplantingsorgaan deelt een grote cel zich op in een aantal kleine cellen. Over het algemeen zijn pluriloculaire structuren gametangia en de uniloculaire structuren sporangia(ongeslachtelijk).
11
Roodwieren Binnen de roodwieren zijn twee klassen te onderscheiden, Bangiophycidae en Florideophycidae. De Florideophycidae vormen veruit de grootste groep. Bij de Florideophycidae ontstaan op de geslachtelijke plant(gametofyt) vrouwelijke carpogonia en mannelijke spermatangia. De carpogonia zijn flesvormig, in de buik bevindt zich de eicel, de hals dient om de spermatangia op te vangen. Uit een bevruchte eicel ontstaat de carposporofyt. Op de carposporofyt ontstaan de carposporangia en hierin de carposporen. Deze komen vrij en kiemen tot de tetrasporofyt. Hierop ontstaan in de tetrasporangia onder reductiedeling vier tetrasporen die vrijkomen en kiemen tot een nieuwe gametofyt. In tegenstelling tot de Florideophycidae komen bij de Bangiophycidae geen tetrasporangia voor, zodat ook de tetrasporofyt ontbreekt. Ook de carposporofyt ontbreekt. In plaats van de ontbrekende onderdelen bevind zich een sporofyt.
12
3.3 Groei De groei van zeewieren is soortafhankelijk. Zo kan Laminaria een lengte halen van 50 meter en een halve meter per dag groeien, terwijl een andere soort niet groter wordt dan enkele centimeters. Ook bestaan er eencellige zeewieren die zweven in het water. De meeste wieren hebben een harde ondergrond nodig om zich aan te kunnen hechten, dit vasthechten gebeurt doormiddel van een voet. Deze voet heeft geen functie bij de uitwisseling vannutriënten, maar dient puur als ‘anker’ voor de houvast. Figuur 10. ‘anker’ bruinwier. Net als landplanten hebben zeewieren ideale omstadingheden om te kunnen groeien hierbij valt te denken aan, licht, nutriënten, een plaats om te groeien. Dit is per soort afhankelijk. Zonlicht is erg belangrijk, deze bepaald ook de dieptelimiet voor zeewieren om te groeien. Toch is er een soort in de Cariben die op een diepte van 270 meter weet te groeien. De groei van fotosynthetische planten hangt nauw samen met de nutriëntopname en de energie die verkregen wordt vanuit fotosynthese. Zeewier vereist een grote hoeveelheid aan verschillende elementen, veel groter dan de benodigde hoeveelheid elementen die landplanten nodig hebben. Veel soorten zijn in staat om bepaalde essentiële elementen (Stikstof en Fosfor) uit organische samenstellingen te verkrijgen. Bij het aanmaken van benodigde vitaminen, is een wier in staat deze vitaminen, bij gebrek aan benodigde elementen, te vormen uit chemisch gerelateerde elementen die op dat moment wel aanwezig zijn. (Kalium voor Natrium, Calcium voor Strontium). Nutriënten worden onder verdeeld in macronutriënten (Kalium, Zwavel, Calcium, Magnesium) en in veel micronutriënten (IJzer, Mangaan, Koper, Zink, Molybdeen etc.). Deze zijn beiden belangrijk voor de stofwisseling van zeewier. Zwavel heeft een zeewieren als een component van gesulfateerde polysaccharides (carrageen, fucoidan) die belangrijk zijn voor de aanhechting aan substraten, alsmede voor de unieke eigenschappen die gezondheid bevorderend zijn, zo zijn fucoidans goed voor preventie van een aantal aandoeningen, zoals bijvoorbeeld borstkanker. Er is aangetoond dat een brede waaier van organische stikstofsamenstellingen, inclusief ureum, verschillende aminozuren en amiden, de groei van marine zeewier bevorderen (Chapman, 1970). De opname van ionen door planten in de zee is een actief proces en vereist energie, afgeleid van cellulaire metabolisme. Tijdens de actieve opname van nutrienten uit zeewater volgens een elektrochemische gradiënt, wordt natrium actief uit de cellen gepompt. Natrium is een essentieel element voor de groei van de meeste planten. De aanwezigheid van hoge concentraties in zeewater en het verdrijven hiervan uit de cellen wijst op een ecologische adaptatie voor het leven in de zee. De mate van opname van nutrienten, door een wier, stijgt vaak in rechtstreekse verhouding tot de externe concentraties van dat nutrient, bij lage concentraties in het wier, maar neemt geleidelijk aan af bij hogere concentraties in het wier. Bij verzadiging stopt de opname van een nutrient. Groeisnelheden van zeewieren zijn niet noodzakelijk gelimiteerd door nutriëntvoorraden, maar kunnen worden bevordert door het snel circuleren van de essentiële elementen in de fotische zone. Wanneer de groei van zeewier gelimiteerd wordt door de voorraad van anorganische nutriënten, eerder dan bij de mate van fotosynthese, produceert de plant meer fotosynthate dan gebruikt kan worden voor groei, of is vereist voor respiratie. Dit overtollig fotosynthate wordt of in plant als polysaccharide opgeslagen of wordt af gescheiden in de zee. Zodat bij langdurige schaarste deze voorraad gebruikt kan worden.
13
4. Gezondheidsaspecten Dit hoofdstuk bevat een tabel met de compositie van de belangrijkste voedingsstoffen in Zeesla (Ulva lactuca), Wakame (Undaria pinnatifida) en Nori (Porphyra sp.). Met een beschrijving van de gevolgen van deze stoffen voor de gezondheid.
4.1 Elementaire samenstelling(Zeesla, Wakamé en Nori) Voedingsstof
Energy Koolhydraten Lipiden
Eenheid
kcal g g
Ulva
Undaria
lactuca
pinnatifida
37,41
45,03
1
3
9,1
1,34
1
35,07 7
9,1
1
Porphyra
5,1
3
0,64
3
Voedingsstof
Eenheid
0,28
7
Undaria pinnatifida
Porphyra
Vitaminen A
7
Ulva lactuca
IU
B1
mg
3
3
9353
3
140
3
0,060
38400 3
0,250
3
0,110
3
3 3
Proteïne
g
13,6
16,0
27,8
B2
mg
0,030
0,140
1,000
Polysaccharide
%
42-461
463
50-761
B6
mg
0,0033
0,0023
1,0403
-
13-293
Mineralen Calcium
B12 mg
7302
6305
2
4708
5
Niacin
7
Ijzer
mg
87
16
Magnesium
mg
5242
4055
Fosfor
mg
2
200
5
450
845
Natrium
mg
2302
64945
10008
Kalium
mg
1532
56915
62108
5
8
g
6,300
mg
8,0003 3
10,0003 3
20,0003
C
mg
10,000
6308
D
IU
656,0003
-
8
E
mg
1,8703
1,0003
1,0003
g
0,6-1,04
0,6006
0,6001
6
Vet (zuren)
15,000
3,0003
mg
3,460
0,944
3,300
Verzadigd
g
0,180
0,100
0,1601
Koper
mg
0,6402
0,1855
0,2607
Onv. enkelv.
g
0,2204
0,1006
0,0651
mg
2
0,380
5
0,332
7
0,980
Onv. Meerv.
g
4
0,110
6
0,1101
g
12,3442
15,7245
26,1178
Omega 3
mg
36,0004
18,0006
76,0001
mg
4
6
26,0001
Aminozuren
2
5
8
g
0,076
0,043
0,167
Threonine
g
0,7102
0,7335
1,4628
Isoleucine
g
0,5142
0,7915
0,8918
Leucine
g
2
0,952
5
1,370
1,7208
Lysine
g
0,6302
1,1205
1,2618
Tabel 1. Compositie Ulva lactuca, Undaria pinnatifida, en Porphyra sp. per portie van 100g drooggewicht. IU = International Units
g
2
5
0,4308
Referenties (superscript)
5
8
0,280
2
0,358
51,600
0,200
Tryptophan
Methionine
Omega 6
4
-
Zink
Mangaan
2
23
3
10,000
1. De zeewierwinkel.nl (in samenwerking
Cystine
g
0,180
0,241
0,720
Phenylaline
g
0,7162
0,7805
0,8738
g
2
5
8
2. Briand & Morand,1997
8
3. Chapman, 1970
8
4. Ortiz, Romero, Robert, Araya, Lopez-Hernandez,
Tyrosine Valine Arginine
g g
0,340
2
0,788
2
0,644
2
0,431
5
1,684
5
0,841
5
0,704 1,495 3,039
8
met algaebase)
Bozzo, Navarrete, Osorio, Rios
Histidine
g
0,186
0,525
0,339
Alanine
g
1,1622
2,7205
3,6098
5. Kolb, Vallorani, Milanovi and Stocchi, 2004
Aspartic acid
g
1,6162
1,0185
2,5418
6. Nutritiondata.com
Glutamic acid
g
1,4002
1,0655
3,9948
7. Tititudorancea.com, 2008
g
2
5
8
Glycine
0,842
2
0,876
5
1,746
8. Ewart, 2007
8
Proline
g
0,588
0,576
1,126
Serine
g
0,7202
0,5525
-
14
Energie en koolhydraten Uitgedrukt in kcal, 1 kcal staat voor de hoeveelheid warmte om een kilogram water een graad te verwarmen. Eén ding is duidelijk, het eten van zeewier draagt weinig bij aan de energiebehoefte. Dit blijkt uit het feit dat een portie zeewier (100 g) van alle drie de soorten zo’n 40 kcal bevatten. Dit is 2% van de dagelijkse behoefte (1800 kcal) van een volwassen persoon. Lipiden en vetzuren Ondanks dat het vetpercentage in zeewier erg laag is, ongeveer 1% van het drooggewicht, verschilt de vetzuurcompositie van die van landplanten. Zo zitten er in zeewieren meer onverzadigde vetzuren dan verzadigde vetzuren. (Champan, 1970) Variaties in de vetzuren zijn toe te schrijven aan zowel de verschillen in het leefmilieu als de genetische verschillen (Nelson ed.,2002).De concentratie van verzadigde vetzuren is in roodwieren hoger dan in die van bruinwieren en vice versa voor het totaal aan onverzadigde vetzuren (Sanchez-Machado ed., 2003), dit is ook af te lezen uit tabel 1. Onder de meervoudig onverzadigde vetzuren, ook wel de essentiële vetzuren genoemd omdat het menselijk lichaam deze niet zelf aanmaakt, vallen de Omega 3 en Omega 6 vetzuren. Het voorkomen van deze vetzuren in zeewieren is erg gunstig gezien de werking van deze stoffen. De afgeleiden van deze vetzuren helpen in het goed doorlaatbaar maken van plasmamembranen, waardoor het transport van hormonen, eiwitten en enzymen door de celmembranen heen gemakkelijker verloopt. Het is van belang dat deze vetzuren in de juiste verhouding ingenomen worden. Proteïne en aminozuren Ook wel bekend als eiwitten, bestaande uit verbindingen van aminozuren. Eiwitten worden afgebroken door aminozuren, die verder gebruikt worden voor bouwstof en brandstof. Door de marine leefomgeving van de zeewieren hebben ze een speciaal metabolisch systeem, dit is het gevolg van specifieke aminozuren voor zeewier(Chapman, 1970). Proteïne (ook wel eiwit genoemd) is een lange keten van aminozuren. Aminozuren worden omgezet tot glucose en gebruikt als energie. Het menselijk lichaam heeft 20 aminozuren nodig om eiwitten te kunnen vormen. De meeste aminozuren kan het lichaam zelf maken, via een groot aantal stofwisselingsprocessen. Echter, 8 aminozuren kan het lichaam niet zelf maken, deze moeten we dus uit voeding als zeewier binnenkrijgen. Deze 8 aminozuren worden de essentiële aminozuren genoemd, zie tabel 2. -
Functie
Phenylalanine
Is voor de aanmaak van neurotransmitters in de hersenen, maakt hormonen vrij om eetlust te reguleren.
Isoleucine
Helpt afbraak van spiereiwitten te voorkomen en wordt door het spierweefsel gebruikt als energiebron.
Leucine
Helpt afbraak van spiereiwitten te voorkomen en helpt bij botbreuken en de genezing van de huid. Is nodig voor groei, weefselherstel, de aanmaak van antilichamen, hormonen en enzymen. Helpt mogelijk bij de preventie van aderverkalking door vetstoffen te verwijderen. Methionine voedt en stimuleert de oogspieren.
Lysine Methionine Threonine Tryptofaan
Helpt vetvorming in de lever te voorkomen. Wordt samen met andere vitamine en mineralen door de hersenen gebruikt om serotonine aan te maken. Serotonine is een neurotransmitter dat de slaap reguleert en stimuleert. Ook wordt serotonine geacht de gevoeligheid voor pijn te verminderen.
Valine
Voorkomt afbraak spierweefsel.
Tabel 2. Essentiele aminozuren met functie.
15
De variatie van de aminozuren tussen de drie zeewieren is te verklaren door de verschillen in habitat van de zeewieren en variatie in het seizoen. Uit tabel 1 is af te lezen dat Porphyra de hoogste hoeveelheid aan aminozuren heeft. Met name Alanine is in hoge mate aanwezig, dit heeft een licht zoete smaak tot gevolg (Chapman, 1970). Polysacchariden Dit zijn complexe koolhydraten opgebouwd uit een lange reeks monosacchariden. In zeewier zijn deze opgeslagen in het celmembraan, hierbij ondersteunen ze de structuur en stevigheid van de celwand. Zoals uit tabel 1 blijkt, bevat ruim 50% van het weefsel van Porphyra uit polysaccharide. Polysacchariden komen in zeewier voor in de vorm van agar en carregeenan, plantaardige verdikkingsmiddelen. Verreweg het grootste deel van de commerciële zeewiersector richt zich op deze stoffen. Mineralen Zeewieren bevatten meer mineralen dan elk ander voedsel, dit komt omdat het oppervlakteweefsel (polysacchariden) vrij en selectief anorganische substanties uit zeewater absorberen. Mineralen zijn belangrijke componenten voor de gezondheid. Zonder de hulp van mineralen kunnen bijvoorbeeld vitaminen niet in ons lichaam functioneren. Mineralen (ijzer) transporteren zuurstof door ons lichaam en spelen tevens een belangrijke rol bij de groei en de instandhouding en het herstel van weefsels. Mineralen zijn ook betrokken bij het samentrekken van spieren, het functioneren van de zenuwen en bij de energiehuishouding. Mineralen zijn onder te verdelen in twee groepen: de micro en de macro mineralen. Macro mineralen of macro elementen zijn de groep mineralen die men met de dagelijkse voeding in een relatief grote hoeveelheid nodig heeft. De micro mineralen worden ook wel sporenelementen genoemd, hiervan hebben we dagelijks maar een kleine hoeveelheid nodig. Dit zijn de concentratie Jodium in de drie zeewieren; Ulva Lactuca 15 mg/100g Undaria pinnatifida 8 mg/100g Porphyra 7 mg/100g Zoals hierboven af te lezen is zijn er grote verschillen in de samenstelling van de mineralen tussen de verschillende zeewieren. Bij Ulva lactuca valt de hoge concentratie van IJzer op, deze is 25 keer hoger dan de concentratie in spinazie (Chapman, 1970). De hoge concentratie van Calcium maakt Ulva na melk de voedselbron met de hoogste concentratie hiervan, het is alleen onduidelijk of de kwaliteit van Calcium in Ulva vergelijkbaar is als die van melk. Mocht dit het geval zijn dan is Ulva een ongeëvenaarde bron, in de plantenwereld, van dit mineraal. Wat bij Undaria pinnatifida opvalt is de hoeveelheid Natrium, dit wil zeggen dat er veel zout is opgenomen. Natrium is belangrijk voor de vochthuishouding in het lichaam en voor het samentrekken van spieren. In Porphyra bevinden zich de hoogste concentraties Kalium en Magnesium. Als sporenelement is de concentratie van Jodium onderzocht, over de gevonden waarden kan het volgende gezegd worden; 1 gram zeewier bevat meerdere malen de dagelijkse behoefte van een gemiddeld persoon aan Jodium. Jodium wordt over het algemeen in Europa minimaal ingenomen, hierdoor wordt keukenzout aangevuld met dit mineraal, de Jodiumconcentratie in keukenzout bevat 5 mg/100g. Jodium is een belangrijk voor de vorming van schildklierhormonen.
16
Vitaminen Dit zijn chemische verbindingen die onmisbaar zijn voor het lichaam. Ze spelen een rol bij de groei, het herstel en het goed functioneren van het lichaam. Daarnaast zijn ze belangrijk voor het in stand houden van een goede gezondheid. Net zoals de mineralen zijn de hoge waarden van vitaminen één van de opmerkelijkste voedingseigenschappen van zeegroenten (Chapman, 1970). Om een duidelijk beeld te krijgen van de gegevens in tabel 1 een vergelijking met enkele groenten/vruchten; Porphyra
Tomaat
Spinazie
Appel
A (IU)
38400
200
2600
5
B1 (mg)
0,25
0,08
0,12
0,02
B2 (mg)
1
0,03
0,3
0,03
C (mg)
20
20
100
5
Vitamine
Tabel 3. Vitamineconcentraties per 100g IU = International Units (Chapman, 1970).
In land- en zeegroenten zit geen vitamine A, maar wel β-caroteen. β-caroteen wordt door het humane lichaam omgezet tot vitamine A. De uitdrukking in IU staat voor international units, de mate waarin actief vitamine A wordt aangegeven. Hoe beter de kleur en de smaak van Porphyra, des te hoger de vitamineconcentratie. Gedroogde wieren moeten buiten het bereik van zonlicht bewaard worden om de afbraak van vitaminen tegen te gaan.
17
4.2 Effecten op de humane gezondheid Zowel de rood als de groen als de bruinwieren worden wereldwijd gebruikt voor de humane consumptie, met name in Japan worden zeewieren grootschalig gebruikt. Met name het roodwier Nori wordt veel toegepast in de Japanse keuken, in Europa bekend als de rode bladeren die om de sushi zitten. In Europa worden de wieren maar sporadisch gegeten. Vaak enkel als garnering of in salades. Frankrijk en Ierland maken van de landen in Europa het meest gebruik van zeewieren in de keuken. In Nederland worden de wieren eigenlijk niet gebruikt op culinair gebied, des ondanks de drie beschreven soorten alle drie in de Zeeuwse wateren voorkomen en zeer rijk zijn aan voedzame stoffen. Vetzuren Zeewieren zijn een belangrijke bron voor Omega-3 en Omega-6 vetzuren. Deze vetzuren staan bekend om het tegengaan van hart- en vaatziektes, artitis en depressies. Ze werken cholesterol verlagend en zijn ondermeer belangrijk voor de oogfunctie en de hersenstofwisseling. Omega-3 en Omega-6 komen het beste tot hun recht in een 5:1 verhouding. Deze verhouding is benodigd om een normale groei en ontwikkeling te regelen. In de meeste Europe voedingswaren is deze verhouding 15:1, waardoor een overvloed van Omega-3 aanwezig is, in Zeewieren is deze verhouding 1:1, Als de wieren in combinatie met de overige voedingswaren genuttigd zouden worden, trekt de verhouding meer naar de ideale 5:1 verhouding toe, optimaal voor het tegengaan van vaatziekten, hoge bloeddruk en diabetes. Inname van Omega-3 heeft een positieve invloed op de samenstelling van bloedvetten, daarvoor goed voor preventie van aderverkalking. Van de behandelde soorten bevatten vooral Nori en Wakamé uit japan een grote concentratie aan de Omega vetzuren (17,9 – 52,3 % van het totaal aantal vetzuren in de wieren.) Aminozuren In de wieren komen zo’n twintig tot dertig vrije aminozuren voor, inclusief alle essentiële aminozuren. Vaak in aardige hoeveelheden. De samenstelling van de aminozuren in de wieren is gezonder dan de samenstelling van aminozuren in landplanten. Met name Alanine komt in hoge concentraties voor. Taurine is een typerend aminozuur in wieren, aangezien het in landplanten niet voorkomt. De concentraties van Taurine zijn in de behandelde wieren niet gigantisch, in tegenstelling tot in andere wieren. Van de drie behandelde soorten is Wakamé het rijkst aan aminozuren met een totaal gewicht van 1698.6 mg/100 gram. Wakamé bevat ook de hoogste concentratie aan Taurine en Alanine. - Taurine Taurine is van origine geen essentieel aminozuur. Het wordt door het menselijk lichaam gesynthetiseerd uit L-cysteïne of L-methionine. Taurine verbeterd de opname en het gebruik van suikers en ondersteunt de werking van Insuline. Taurine wordt ook gebruikt vanwege zijn heilzame effecten op de ogen en de hartfunctie. Een tekort aan Taurine is van invloed op het goed functioneren van het hart en de hersenen, ook heeft een gebrek aan Taurine een nadelig effect op het immuunsysteem. Een overschot aan Taurine wordt door het lichaam uitgescheiden via de urine. De ADH van Taurine is 300 mg/dag. Wakamé bevat slechts 11,8 mg/100 gram.
18
Alanine Alanine heeft een cholesterol verlagende werking. Daarnaast speelt Alanine een rol in het aanmaken van eiwitten en speelt het een belangrijke rol in de transport van stikstof naar de lever. Alanine wordt ook gebruikt door het lichaam als energiebron (bloedsuiker). Een tekort aan alanine wordt geconstateerd bij mensen die last hebben van hypoglykemie, een te lage bloedsuikerspiegel, waarbij allerlei klachten kunnen ontstaan. Zoals vermoeidheid, hartkloppingen, koud zweet en neiging tot flauwvallen. Vooral Wakamé is erg rijk aan Analine, de ADH van Alanine is niet vastgeteld. Voedingsvezels De voedingsvezels in zeewieren bevatten de volgende unieke gezonde eigenschappen. De consumptie van de voedingsvezels bevorderd de protectie en groei van de intestinale flora (Fujii, Kuda, Saheki, & Okuzumi, 1992; Goni, Guidel-Urbano, Bravo, & Saura-Calixto,2001; Kuda, Yokoyama, & Fujii, 1997; Kuda, Goto, Yokoyama, & Fujii, 1998; Kuda, Goto, Yokoyama, & Fujii, 1998). De consumptie in combinatie met koolhydraat rijke voedingsmiddelen kan hypoglykemie voorkomen, een aandoening waarbij de suikerspiegel in het bloed te laag is (Goni, Valdivieso, & Garcia-Alonso, 2000). De consumptie zorgt voor grote toename van het uitwerpsel volume (Jiménez-Escrig & Sánchez-Muniz, 2000). De consumptie helpt karteldarm kanker voorkomen (Guidel-Urbano & Goni, 2002) Mineralen Zeewieren bevatten meer mineralen dan ieder ander soort voedsel. Grotendeels door de actieve werking van het oppervlakte weefsel. De aanwezige polysaccharides absorberen vrij en selectief de anorganische substanties uit het water. Hierdoor ontstaat een hoog gehalte aan verschillende mineralen die op kunnen lopen tot 38 % van het totale drooggewicht. Alle mineralen die het menselijk lichaam nodig heeft; Calcium, Magnesium, Kalium, Fosfor, Jodium, IJzer en Zink zijn in voldoende mate aanwezig. Daarnaast bevatten de wieren een groot aantal aan spoorelementen. Calcium Een voldoende inname van Calcium is bevorderlijk voor de botten. Een gebrek aan calcium kan tot Osteoporose leiden, beter bekend als botontkalking. Bij kinderen kan Rachitis ontstaan. Dit is een aandoening die leidt tot misvorming en verdikking van gewrichten en botten. In het ergste geval kunnen er spierkrampen optreden. Overmatige calcium inname komt bijna niet voor. Bij een te hoge inname reguleert het lichaam de opname. Mensen die overmatig gebruik maken van calcium (> 2500 mg) kunnen last krijgen van urinewegstenen. Door het hoge gehalte aan calcium in zeewieren, mits ze in voedzame vorm voorkomen, zouden de wieren na melk de rijkste bron aan calcium zijn. Het is nog niet bekend of de vorm waarin het calcium in de wieren voorkomt, dezelfde gezondheidseigenschappen heeft als de vorm die in melk voorkomt. Met name Wakamé is zeer rijk aan calcium. Jodium Jodium is nodig voor de regulatie van de schildklier, de hormonen die vrijkomen door de schildklier zijn belangrijk voor het ontwikkelen van het lichaam, voor de basis metabolische functies en cel reparatie. Voor zwangere vrouwen en jonge kinderen is het van groot belang, omdat Jodium benodigd is voor de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel, een tekort bij ontwikkelende foetussen en jonge kinderen kan leiden tot storing in de oog-hand coördinatie, geheugenstoornis, motorische achterstand en concentratie problemen. Een studie in Amerika heeft aangetoond dat 49 % van de zwangere vrouwen niet voldoet aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid Jodiuminname om een gezond kind te ontwikkelen. Daarnaast kan een tekort aan Jodium leiden tot krop, het opzetten van de schildklier, 19
leidend tot een vertraagde werking. Een teveel aan Jodium komt niet snel voor, omdat grote hoeveelheden opgeslagen kunnen worden in de schildklier zelf. Mensen die er gevoelig voor zijn, kunnen bij een teveel aan Jodium, een schildklier afwijking ontwikkelen. De gevolgen zijn; slapeloosheid, nervositeit en gebrek aan eetlust. Bruinwieren zijn erg rijk aan Jodium. Een halve gram aan Wakamé is al voldoende om de aanbevolen dagelijkse behoefte (ADH) van 0,2 mg te voorzien.
IJzer IJzer is een essentieel element voor het menselijke lichaam. Een tekort aan IJzer is een belangrijke oorzaak voor bloedarmoede, een aandoening waarbij vermoeidheid, een bleke huid en een verminderd prestatievermogen op kan treden. Een IJzer tekort kan bij zwangere vrouwen leiden tot een te vroege geboorte van het kind, doodgeboorte en een verminderd defensiemechanisme voor de foetus. Een tekort aan IJzer kan bij ontwikkelende kinderen leiden tot een mindere ontwikkeling van het denkvermogen en van de spiercoördinatie. Een te hoge opname van IJzer komt eigenlijk niet voor in het menselijk lichaam, bij een te hoge dosis wordt de opname verminderd. Bij mensen die overmatig gebruikt maken van alcohol daarentegen, kan een ijzeroverschot opgeslagen worden in organen, met name in de lever. Dit verschijnsel heet hemosiderose en kan leiden tot hartaandoeningen, levercirrose, leverkanker en suikerziekte. met name Zeesla is erg rijk aan IJzer. Aangezien de ADH van IJzer 10 tot 15 mg/dag is, is een portie van 15 gram Zeesla al voldoende om aan de dagelijkse behoefte te voldoen. Vitaminen Alle drie de behandelde soorten hebben een hoog gehalte aan de volgende vitaminen: B1, B2, B3, C en β-caroteen. Daarnaast bevatten Zeesla en Nori ook vitamine B-12 en foliumzuur en bevat Nori vitamine B-6. Ondanks dat er in de zeewieren geen vitamine A voorkomt, wordt het lichaam wel gevoed met dezelfde gezonde eigenschappen, aangezien β-caroteen door het lichaam omgezet wordt tot vitamine A en dezelfde uitwerking heeft op het lichaam als vitamine A in landplanten. Naast deze vitaminen zijn er in zeer kleine mate ook de vitaminen; lipoic zuur, Choline en Inositol. Lipoic zuur kan gewichtstoename voorkomen. Choline is een semi-essentiële voedingsstof die bij een voldoende aan de aminozuren lysine en methionine door het lichaam in voldoende mate gemaakt kan worden. Inositol verlaagt de bloeddruk en voorkomt haaruitval. - Vitamine A Vitamine A is een vet-oplosbare vitamine die een grote rol speelt bij de weerstand. De gevolgen van een teveel aan vitamine A kan leiden tot hypervitaminose A, hypervitaminose A is te herkennen aan de volgende symptomen: een gebrek aan eetlust, verminderd gezichtsvermogen, hoofdpijn, misselijkheid, vermoeidheid, duizeligheid, spierpijn, oogafwijkingen, haarverlies en/of roodheid en schilferen van de huid. Bij een chronisch teveel aan vitamine A, gedurende een lange tijd meer dan 3000 µg/dag (veilige bovengrens) , bestaat de kans dat bij zwangere vrouwen de vrucht beschadigd raakt. Een te lage inname aan vitamine A ontstaat een schilferige huid, ook de weerstand zal dalen. Bij een chronisch tekort aan vitamine A zal er een storing optreden in het gezichtsvermogen, waarbij nachtblindheid de eerste symptomen zijn. Dit kan leiden tot totale blindheid, door een ziekte genaamd Xeroftalmie. Met name Nori bevat een grote hoeveelheid aan Vitamine A, maar de hoeveelheid is niet dusdanig dat een portie van 100 gram de bovengrens van 3000 µg/dag nadert. - Vitamine B1 Vitamine B1 zorgt voor de verbranding van koolhydraten uit voedsel, waardoor we energie krijgen. Daarnaast speelt het ook een rol in het zenuwstelsel. Omdat Vitamine B-1 tot de vitamines behoort die 20
in water oplosbaar zijn, wordt een teveel aan vitamine B-1 uitgescheiden via de urine. Het is daarom dat er geen schadelijke gevolgen bekend zijn van een te hoge vitamine B-1 inname. Een tekort aan vitamine B-1 kan leiden tot problemen gerelateerd aan het zenuwstelsel zoals depressie, een verlaagde irritatiedrempel, concentratieproblemen en geheugenverlies. Andere verschijnselen zijn spierzwakte, verminderde reflexen, verminderde eetlust, gewichtsverlies en maagstoornissen. Na aanvulling van vitamine B-1 verdwijnen de meeste verschijnselen, maar de veranderingen in het zenuwstelsel zijn blijvend. Beriberi is een ziekte die ontstaat bij een chronisch vitamine B1-tekort. Deze ziekte kan zich uiten in gewichtsverlies, stemmingswisselingen, verstoring van de zintuiglijke waarneming, zwakke en pijnlijke ledematen en hartritmestoornissen. De ADH voor vitamine B-1 is 1,1 mg/dag. Nori is het rijkst aan vitamine B-1, met een gehalte van 0,21 mg/100 g. Pas bij 500 gram Nori is de ADH behaald. - Vitamine B2 Vitamine B2 speelt een rol bij de instandhouding van het zenuwstelsel en de spijsvertering. Ook is het van belang voor een gezonde huid en gezond haar. Ook vitamine B-2 is oplosbaar in water. Hierdoor wordt een te hoge inname uitgescheiden via de urine. Een tekort aan vitamine-B2 kan leiden tot een ontsteking aan de huid, met name in de mondhoeken. Ook kan een tekort zorgen voor een lager hemoglobine gehalte in het bloed. Van de drie soorten bevat Nori het hoogste gehalte aan vitamine B-2. De ADH van vitamine B-2 is 1,5 mg/dag. Met een portie Nori van 150 gram zit je aan deze hoeveelheid. - Vitamine B3 Vitamine B3 is goed voor de energievoorziening van cellen, het speelt en belangrijke rol bij de werking van het zenuwstelsel en is belangrijk voor een gezonde huid. Vitamine B3 komt in twee soorten voor, nicotinezuur en nicotinamide. Van een overschot aan nicotinamide zijn geen nadelige gevolgen bekend. Een teveel aan nicotinezuur kan leiden tot verwijding van de bloedvaten, zonder ernstige gevolgen. Een tekort aan vitamine B kan zorgen voor aandoeningen aan de huid, als ontstekingen en uitslag. Ook treden er veranderingen op in het slijmvlies van de mond, tong en darmen. Ook wel Pellegra genoemd. In het ergste geval kan Pellegra leiden tot bewustzijnstoornissen en dementie. De ADH voor vitamine B3 is gemiddeld 15 mg/dag, 13 mg voor vrouwen en 17 mg voor mannen. Van de drie wieren is Wakamé het rijkst aan vitamine B3, 10 mg/100 gram. - Vitamine B6 Vitamine B6 draagt bij aan een goede weerstand en spijsvertering. Vitamine B6 speelt ook een rol bij het aanmaken van rode bloedcellen. Daarnaast is het benodigd voor een goede werking van het centrale zenuwstelsel. Hoge inname van vitamine B6 kan leiden tot storing aan het centrale zenuwstelsel. Daarnaast kan een te hoge inname leiden tot lichtgevoeligheid en een verslechtering van het geheugen en het denkproces. Een tekort aan vitamine B6 kan leiden tot stuipen, gewichtsverlies en overgeven. Ook kan verwardheid,depressie, ontsteking aan de mond en aantasting van het centrale zenuwstelsel optreden. De ADH van vitamine B6 is 1,5 mg. Van de behandelde wieren bevat alleen Nori vitamine B6. Zo’n 1,04 mg/100 gram. Ongeveer 150 gram aan Nori is voldoende voor de dagelijkse vitamine B6 behoefte. - Vitamine B12 Vitamine B12 helpt een bepaald soort bloedarmoede te voorkomen. Daarnaast speelt het een rol bij de vorming van rode bloedcellen en de werking van het centrale zenuwstelsel. Van een te hoge inname van vitamine B12 zijn geen nadelige gevolgen bekend. Een tekort aan vitamine B12 kan leiden tot bloedarmoede en schade aan het zenuwstelsel. Vitamine B12 is mogelijk benodigd voor een gezond geheugen en denkvermogen. Een vitamine B12 tekort bij ouderen kan leiden tot 21
problemen met het geheugen. Van de drie behandelde wieren bevatten Nori en Zeesla een hoog gehalte aan vitamine B12. De ADH voor vitamine B12 is 1,8 µg/dag, beide wieren hebben meer dan twee keer deze hoeveelheid per 100 gram. Nori is het rijkst met 13-21 µg / 100 gram. Aangezien er geen gezondheidsproblemen optreden bij een overschot zijn deze wieren een goede bron voor deze vitamine.
- Vitamine C Vitamine C draagt bij aan een goede weerstand, daarnaast is vitamine C goed voor gezonde botten, tanden en bloedvaten. Ook bevorderd vitamine C de opname van ijzer. Vitamine C is oplosbaar in water. Bij een te hoge inname zal het overschot aan vitamine C het lichaam verlaten via de urine. Dit heeft een hoge belasting voor de nieren als gevolg, waardoor bij mensen die er gevoelig voor zijn, nierstenen kunnen ontstaan. Ook kan een teveel aan vitamine C zorgen voor een remmende opname van koper. Bij een tekort aan vitamine C verminderd de weerstand. Een langdurig tekort aan vitamine C kan scheurbuik tot gevolg hebben, de eerste symptomen hiervan zijn gewichtsverlies, slapeloosheid, grote vermoeidheid. In een verder stadium treden inwendige bloedingen en uitval van tanden op. Volwassen hebben ongeveer 70 mg vitamine C per dag nodig. Van de drie wieren bevat Nori de hoogste concentratie aan vitamine C, ongeveer 20 mg/100g. De wieren zijn niet dusdanig rijk aan vitamine C dat de ADH gehaald zal worden door enkel zeewier te eten. - Foliumzuur Foliumzuur speelt een belangrijke rol in de aanmaak van rode bloedcellen en DNA. Ook is het een belangrijke vitamine bij de celdeling en de ontwikkeling van foetussen. Foliumzuur verlaagt de kans op een open ruggetje bij babies. Daarnaast verlaagt foliumzuur het homocysteïnegehalte van het bloed. Een hoog homocysteïnegehalte wordt in verband gebracht met een grotere kans op hart- en vaatziekten. Een tekort aan foliumzuur kan leiden tot afwijkingen aan rode en witte bloedcellen. Daarnaast kan het leiden tot bloedarmoede en verstoorde opname van overige voedingsstoffen. Een te hoge inname aan foliumzuur kan leiden tot verhullen van een vitamine B12 tekort. Van de behandelde wieren bevatten Zeelsla en Nori een concentratie aan foliumzuur. De ADH van foliumzuur is 70 µg/dag. Zeelsla is het rijkst aan foliumzuur met 11,8 µg/100 gram.
22
5. Kweek Het kweken van zeewier gebeurt al vele jaren, zo is de eerste documentatie van de kweek van Nori in het jaar 1697 gevonden. In dit hoofdstuk is te lezen wat de meest gebruikte kweekmethoden zijn. Voor de zeewiersoorten Zeesla (Ulva lactuca), Wakame (Undaria pinnatifida) en Nori (Porphyra sp.) is onderzocht onder welke abiotische factoren zij het best groeien. Vervolgens wordt beschreven welke oogstmethoden er zijn voor het zeewier.
5.1
Verschillende kweekmethoden
Behandelde methoden gaan in op de grow-out van zeewier, dus alleen op het uitgroeien. De kweek van zeewier kan op vele manieren gebeuren. In dit hoofdstuk staan de meest gebruikte manieren voor het kweken van zeewier. De kweek van zeewier kan in de open zee plaatsvinden of in bassins. Kweek in open zee kan op een aantal manieren. De bronnen gebruikt voor dit hoofdstuk zijn afkomstig uit Aziatische landen en Israel. Er zijn verschillen met de wateren in die gebieden en die van de Zeeuwse delta, zo staat hier veel stroming met een getij en is het water vrij helder. Hieronder zijn de meest gebruikte systemen beschreven. Aangezien de Zeeuwse delta een uniek jong estuarium is zullen deze systemen mogelijk aangepast moeten worden voor optimalisatie.
Kweek in open zee. De kweek in open zee kan op een aantal manieren plaatsvinden. De meest gebruikte manieren zijn: Een vast systeem, een drijvend systeem en een semi-drijvend systeem. Bij kweek met een vast systeem worden (houten) palen in de zeebodem geslagen tot een diepte dat de palen vast blijven zitten. De palen worden ongeveer vijf meter van elkaar geplaatst en tussen deze palen worden lijnen of netten gehangen. Bij gebruik met netten kun je meer zeewier vastmaken aan het touw waardoor het gebruik van palen kleiner wordt, zodat er meer ruimte is voor het zeewier. Voordat de netten tussen de palen worden geplaatst wordt er eerst zeewier aan de netten bevestigd. Om de 30 cm wordt een stukje zeewier aan de netten geknoopt. Bij gebruik van het vaste systeem staat de zeewier bij vloed onder water maar bij eb komt het zeewier boven water. Hierdoor droogt het zeewier uit en is de kans op ongewenst zeewier(onkruid) en parasieten kleiner. Een nadeel van dit systeem is dat het alleen te gebruiken is in ondiep water. Een andere nadeel is dat wanneer het zeewier niet onderwater staat het zeewier ook niet kan groeien. Nog een nadeel van dit systeem is dat niet iedere zeewiersoort geschikt is voor dit systeem. Geschikte soorten zijn onder ander Porphyra en Undaria.
Figuur 11. Het vaste systeem.
Figuur 12. Het vaste systeem bij eb en vloed.
23
Bij kweek met een drijvend systeem worden netten bevestigd aan drijvend materiaal. Dit kunnen boeien zijn maar ook bamboepalen. Bij gebruik van bamboe worden vier palen aan elkaar bevestigd tot een vierkant ontstaat, hierin wordt een net gehangen. Bij gebruik van boeien worden vier boeien gebruikt waartussen netten worden gehangen. Aangezien boeien meer drijvend vermogen hebben dan bamboe kunnen tussen de boeien grotere netten gehangen worden. Bij dit systeem wordt ook eerst het zeewier aan de netten bevestigd voordat ze het water ingaan. Belangrijk bij dit systeem is dat het zeewier altijd ongeveer 50 cm onderwater staat. Een voordeel van dit systeem is dat het zeewier continu onderwater staat en dus ook continu groeit. Een ander voordeel van dit systeem is dat het gebruikt kan worden in diepere wateren. Ook kan iedere zeewiersoort gebruikt worden bij dit systeem, alleen moet dan de diepte per soort worden aangepast. Een nadeel van dit systeem is dat de kans op onkruid en parasieten een stuk groter is dan bij het vaste systeem. In plaats van de netten kan bij dit systeem ook gebruik worden gemaakt van lange touwen die tussen twee boeien worden geplaatst. Een voordeel hiervan is dat het oogsten gemakkelijker gaat, de touwen worden met gemak een boot ingetrokken en dan kan de zeewier afgeknipt worden. Een nadeel is dat er minder zeewier vastgemaakt kan worden dan bij netten.
Figuur 13. Het drijvende systeem.
Figuur 14. Het drijvende systeem bij eb en vloed.
Dit systeem is een combinatie van de twee bovengenoemde systemen. Netten worden bevestigd aan boeien. Aan deze netten wordt het zeewier bevestigd. Bij vloed drijven de netten op het water(net onder) en bij eb komen de netten droog te liggen, dit komt doordat bij eb de netten op palen komen te liggen die boven de laagwaterlijn uit steken. Een voordeel van dit systeem ten opzichte van het vaste systeem is dat de groei sneller gaat. Een voordeel ten opzichte van het drijvende systeem is dat de kans op onkruid en parasieten kleiner is. Een nadeel van dit systeem is dat het alleen te gebruiken is in ondiepere wateren en dat niet alle zeewiersoorten geschikt zijn voor kweek met dit systeem.
Figuur 15. Het semi-drijvende systeem.
Figuur 16. Het semi-drijvende systeem bij eb en vloed.
Om de kans op onkruid en parasieten kleiner te maken is er bij alle drie de systemen de mogelijk om de netten met het zeewier uit het water te halen en vervolgens gedroogd, dit duurt ongeveer drie uur. De gedroogde netten worden in plastic zakken gestopt en gedurende 48 uur ingevroren. Hierdoor vriezen de parasieten en het onkruid dood en het zeewier blijft leven. Vervolgens worden de netten weer in het 24
water geplaatst. Deze mogelijkheid van onkruidbestrijding is niet geschikt voor alle zeewiersoorten, slechts voor enkele waaronder Porphyra.
Kweek in bassins Naast de mogelijk van kweek in open zee is er ook de mogelijkheid van kweek in bassins. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van grote bassins (tot 24 m2) met een diepte van een meter. In deze bassins worden netten gehangen waaraan het zeewier vast zit. De netten zitten altijd onder water, dit omdat de kans op parasieten en onkruid vrijwel niet aanwezig is. Het water in de bassins wordt continu ververst met zeewater. Dit betekent dat de bassins in de buurt van de zee moeten worden geplaatst. Dit zeewater wordt verrijkt met nutriënten om de groei van het zeewier te bevorderen. De hoeveelheid nutriënten die worden toegevoegd verschilt per zeewiersoort. Voordelen van dit systeem zijn de mogelijk om de abiotische factoren aan te passen. De temperatuur van het water, nutriëntengehalte, lichtintensiteit, saliniteit en pH kunnen worden aangepast. Hierdoor kan de productie per m2 toenemen met 300%. Een ander voordeel is dat de kans op parasieten en onkruid kleiner is. Een nadeel van dit systeem zijn de kosten voor de aanschaf van dit systeem.
25
5.2 Abiotische condities Zeesla (Ulva sp.) Temperatuur Zeesla toont een optimale groei bij een watertemperatuur van 10 °C tot 15 °C Saliniteit De ideale saliniteit ligt rond de 30 g/l. Dit is wel afhankelijk van de temperatuur. pH De ideale pH voor Zeesla is afhankelijk van de saliniteit. De ideale saliniteit ligt rond de 30 g/l en daarbij is de ideale pH tussen de 7 en 8. Stikstof en fosfor De minimale concentratie stikstof in het water voor de groei van de plant is 1.2kg/m3. De ideale concentratie ligt hoger maar is niet exact bekend. De minimale concentratie fosfor in het water is 0.68kg/m3. Ook voor fosfor is de ideale concentratie niet bekend. Porphyra sp. Temperatuur Zeewatertemperatuur van minder dan 20˚C is een vereiste voor de groei van Porphyra. De ideale watertemperatuur ligt tussen de 10 en 16˚C. Dit geldt voor de groei van de bladen, van oktober tot begin april. Voor de ontwikkeling van conchospores in de Conchocelis is een temperatuur van 25˚C nodig, dit gebeurt aan het eind van de zomer. Voor de groei van conchospores is een temperatuur van 20 tot 22˚C. nodig. Dit gebeurt van september tot begin oktober. Saliniteit De ideale saliniteit ligt rond de 30 g/l. Dit is wel afhankelijk van de temperatuur. Bij een hogere temperatuur ligt de saliniteit ook hoger. De 30 g/l is ideaal bij een temperatuur van 20˚C. Bij een hogere temeratuur is de ideale saliniteit hoger. pH De ideale pH voor de groei van Porphyra is afhankelijk van de saliniteit. De ideale saliniteit ligt rond de 30 g/l en daarbij is de ideale pH tussen de 7 en 8. Stikstof en fosfor Porphyra groeit het beste bij een stikstofconcentratie 150 mmol/l. Bij een te hoge concentratie van N in Porphyra verkleuren de bladen. Het water wordt verrijkt met NO3- omdat hierdoor de groei meer toeneemt dan bij een verrijking met NH4+. De ideale N:P verhouding is 13-17:1. Dit betekent dat de ideale concentratie fosfor tussen de 812mmol/l ligt.
26
Undaria pinnatifida Temperatuur Aangezien Undaria pinnatifida groeit in de wintermaanden is het van belang dat de temperatuur niet te hoog is. De ideale temperatuur voor Undaria pinnatifida ligt tussen de 10 en de 15˚C. Saliniteit De ideale saliniteit ligt tussen de 28 en 34 g/l. Een lagere saliniteit gaat ten koste van de groei, de plant zal langzamer groeien en bij een te lage saliniteit sterft de plant. Ditzelfde geldt ook voor een te hoge saliniteit. Een saliniteit die zo hoog is dat de plant afsterft komt vrijwel niet voor in het wild. pH De ideale pH voor de groei van Undaria pinnatifida is neutraal, tussen de 7 en de 8. Stikstof en fosfor De minimale concentratie stikstof in het water voor de groei van de plant is 1.4kg/m3. De ideale concentratie ligt hoger maar is niet exact bekend. De minimale concentratie fosfor in het water is 0.74kg/m3. Ook voor fosfor is de ideale concentratie niet bekend.
27
5.3 Oogsten De manier van oogsten is sterk afhankelijk van de zeewiersoort. Zo worden zeewiersoorten die in de bodem leven op een andere manier geoogst dan soorten die aan substraten groeien(stenen, touw), of soorten die een soort drijvende matten vormen. In vrijwel alle gevallen is het de bedoeling dat het aangehechte deel van de plant niet geoogst wordt, omdat deze zorgt voor nieuwe groei. Hieronder een aantal oogstmethoden voor bepaalde zeewiersoorten; - Laminaria sp. met behulp van de scoubidou voor de kust van Brittannië, Frankrijk. Omdat deze zeewiersoort onder de laagwaterlijn groeit is het niet mogelijk deze vanaf de oever te oogsten bij eb. De scoubidou is een mechanisch apparaat met een gebogen ijzeren haak bevestigd aan een hydraulische arm bevestigd aan een boot. Men laat de scoubidou in het Laminaria bed zakken en wordt rondgedraaid. De zeewierbladen worden rond de ronddraaiende scoubidou gewonden waarna deze door de hydraulische arm uit de zee worden getrokken. Kleine bladeren worden door het apparaat gemist en vormen het gewas voor volgend jaar. Beperkingen worden opgelegd op het aantal boten dat mag oogsten en hun dagelijkse oogst om overexploitatie te voorkomen. Figuur 17. De scoubidou
-
Maaien van Macrocystis pyrifera; Deze zeewiersoort groeit in relatief diep water (8-25 m). Een schip is aan de voor of de achterzijde uitgerust met snijders. Deze zijn opgesteld in een ‘U’ vorm en steekt ongeveer 2 m buiten beide zijden van de boot. Achter de snijders is een ‘sloping wire mesh belt’ (soort lopende band) gemonteerd. Het normale gedrag van Macrocystis is groeien tot de oppervlakte waarna deze doorgroeit als drijvend bed langs de oppervlakte. Als de boot richting een drijvende zeewiermassa vaart laat de kapitein de gehele constructie met snijders en lopende band tot ongeveer 1 meter beneden het oppervlak zakken. Door de voorwaartse beweging van de boot wordt het zeewier op de lopende band gedwongen. Deze transporteert het zeewier naar een opslag die bijna uit de gehele oppervlakte van de boot bestaat, waar deze het zeewier evenredig over het oppervlak verdeeld. De boten in Californie zijn in staat om meerdere tonnen zeewier in 1 boottrip te oogsten. Figuur 18. Maaimachine zeewier
28
Veel zeewiersoorten worden aan touwen gekweekt. Deze worden door twee mensen en een boot geoogst. De touwen of netten worden met behulp van de boot strak getrokken. Er zijn verschillende machines ontwikkeld waarbij duikers het te oogsten zeewier knippen. Aan deze machine is een zuiger gemonteerd die het afgeknipte zeewier direct in de boot zuigt. Deze apparaten worden ook door duikers gebruikt bij de oogst van zeewieren die op de bodem groeien. De machines zijn vrij duur, maar zijn zo ontwikkeld dat ze de aanhechting van de zeewieren niet beschadigen waardoor de zeewierbedden sneller herstellen en een hogere biomassa realiseren. In veel landen waar deze machines te duur zijn worden zeewiersoorten bij laagwater met de hand geraapt/geplukt. Wieren die onder de laagwaterlijn groeien worden hier ook met de hand geoogst, hierbij gaat het om knippen of meer om de traditionele (Scandinavische) wijze met een sikkel. Voor gebruik en verwerking zie Bijlage I.
29
6. Geschiktheid van Zeeuwse zeewieren In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de wieren in de Zeeuwse Delta. Vervolgens worden deze wieren beoordeeld aan de hand van criteria. Hieruit volgt een lijst met wieren die het meest geschikt zijn voor consumptie en kweek.
6.1 Criteria eetbaarheid en kweek Om te bepalen welke zeewiersoorten geschikt zijn voor consumptie is deze lijst met criteria opgesteld. Hierbij gaat het vooral om de verse verschijning, gedroogd maakt bijvoorbeeld de structuur niet uit omdat deze wieren na drogen vermalen worden. De verschillende punten worden beoordeeld met een cijfer van 1 tot 10. Uiteindelijk resulteert uit de inventarisatielijst een lijst met zo’n 20 a 30 soorten die het meest geschikt zijn voor consumptie en kweek. Criteria Bij het toepassen van de criteria wordt een wegingsfactor toegevoegd. Hoe groter de weging, hoe belangrijker dit criterium is in de beoordeling van de soorten. Deze wegingsfactor loopt van 1 tot 5, met 5 als belangrijkst en 1 als het minst belangrijk. Per criterium vind een beoordeling plaats in de volgende verdeling: -5, -3, 0, 3, 5. Hierbij is -5 zeer ongeschikt en 5 zeer geschikt. Bij een aantal criteria worden slechts 3 klassen gebuikt in de vorm van -5, 0, 5, omdat de uitkomst van deze criteria alleen positief of negatief wordt beoordeeld. Vorm
Hierbij gaat het om de vorm van de plant. Zo zijn bladen zeer geschikt, maar de verschijning in de vorm van takjes is zo goed als ongeschikt voor consumptie. De vorm wordt beoordeeld in 5 klassen, waarbij -5 zeer ongeschikt, bijvoorbeeld als de plant uit 1 spriet of tak bestaat. -3 wordt gegeven aan een bosje van takjes. 0 is een combinatie van takjes en bladeren. 3 wordt gegeven aan een blad met een thallus en 5 is voor een plant bestaande uit alleen een blad of meerdere bladeren. De wegingsfactor voor de vorm bedraagt 2. Omdat de vorm belangrijk is in de verwerking in de keuken.
Grootte
Bij een oppervlakte van minder dan 10 cm2 ongeschikt voor consumptie, hoe groter het oppervlak, hoe hoger het cijfer. De grootte wordt ook beoordeeld in 5 klassen. Hierbij is -5 een plant bestaande uit Een aantal millimeter. -3 wordt gegeven aan een plant niet groter dan 5 cm2, 0 is van 5 tot 10 cm2. 3 wordt gegeven aan planten met een oppervlakte van 10 tot 25 cm2 en 5 wordt gegeven aan 25 cm2 of meer. Dit criterimu is het belangrijkste. Als de grootte niet geschikt is, is de plant niet geschikt voor consumptie. Hierdoor wordt een wegingsfactor van 5 toegekend.
Slijmlaag
Hoe meer slijm, des te minder geschikt. De beoordeling op de slijmlaag wordt in 3 klassen toegepast, omdat een plant een slijmlaag heeft of niet. Bij een slijmlaag wordt -5 toegekend, zonder slijmlaag wordt 5 toegekend. Een 0 wordt gegeven aan een plant die gedeeltelijk een slijmlaag bevat. De wegingsfactor voor de slijmlaag is 2 omdat dit een extra stap in de verwerking betekent.
30
Stevigheid
Hoe steviger de plant hoe minder geschikt, maar een gelachtige substantie is hierbij ook ongeschikt. Hoe meer cellagen hoe steviger de plant. Bij stevigheid wordt een verdeling van 3 klassen toegepast. Hierbij wordt -5 gegeven aan een plant die heel sponzig, of heel stug is. 0 wordt gegeven aan een plant die een beetje sponzig of stug is. 5 wordt gegeven aan een plant waarvan de textuur goed in de mond valt. De wegingsfactor voor stevigheid is een 2 omdat dit voor de consumptie van belang is.
Kleur
Helderheid van de kleur van de plant, maar ook de kleur van het natuurlijk voorkomen. Zo is een helder rode kleur aantrekkelijker dan een vaal grijze plant. De kleur wordt in 3 klassen beoordeeld. -5 voor een plant met een onaantrekkelijke kleur. 0 voor een plant met een kleur die niet vies en niet smakelijk is. Een 5 voor een plant met een mooie kleur en een heldere tint. De wegingsfactor is 2 omdat je een mooie presentatie op een bord wilt leveren.
Plaats
Hoe dieper de plant in het water groeit, hoe minder geschikt, dit met het oog op de oogst. Waar groeit de plant? Hoe dichter bij de laagwaterlijn hoe beter. De plaats wordt beoordeeld op 3 klassen. -5 staat voor een plant die altijd onderwater en dieper dan 5 meter groeit. Een 0 is voor planten die leven op een diepte van 2 tot 5 meter diepte. 5 wordt toegekend aan planten die in de getijdezone leven dus van de laagwater tot hoogwaterlijn voorvoorkomen. De wegingsfactor voor de plaats is een 3 aangezien de plaats een belangrijke rol speelt in het oogsten.
Aanhechting
Hecht de plant zich aan substraten of is het een zwevende plant. Aangehechte planten zijn geschikter dan zwevende planten. De aanhechting wordt beoordeeld op 3 klassen. Een -5 is voor planten die niet zijn aangehecht. Een 0 wordt gegeven aan planten die zich aan andere planten hechten. Een 5 staat voor planten die het vermogen hebben om zich te hechten aan substraat. De wegingsfactor van aanhechting is een 2 omdat zwevende wieren in de vrije natuur moeilijker te oogsten zijn.
Natuurlijke beSchikbaarheid Hoeveel komt de plant in het wild voor? Hoe meer hoe beter. De natuurlijke beschikbaarheid wordt beoordeeld op 5 klassen. Hierbij staat een -5 voor planten die slechts enkele keren zijn waargenomen in de Zeeuwse Delta. Een -3 wordt gegeven aan planten die slechts 2 a 3 maanden van het jaar in kleine getale voorkomen. Een 0 staat voor planten die seizoensgebonden matig tot veel voorkomen. Een 3 wordt gegeven aan planten die seizoensgebonden in grote getale voorkomen en 5 staat voor planten die het gehele jaar in grote getale voorkomen. De wegingsfactor voor natuurlijke beschikbaarheid is een 3 omdat je een plant niet kunt eten die hier nauwelijks voorkomt. Groeisnelheid Hoe sneller de plant groei, des te geschikter. De groeisnelheid wordt onderverdeeld in 3 klassen. Hierbij staat -5 voor een langzame groei. 0 staat voor een matige groeisnelheid en 5 staat voor een snelle groei. De weging voor groei is 3, omdat een snelle groei een grotere en snellere oogst betekent
.
31
Veerkracht
Het vermogen van de plant om met variaties als temperatuur, stroomsnelheid, drooglegging om te gaan. Bij de veerkracht wordt onderscheid gemaakt tussen 3 klassen, waarbij -5 staat voor een plant die weinig variatie kunnen verdragen. 0 staat voor planten die enkele factoren in variatie kunnen verdragen. 5 wordt gegeven aan planten die een hoge variatie in veel abiotische factoren kunnen verdragen. De weging voor de veerkracht is 2, omdat het afsterven van planten niet rendabel is voor de oogst.
Voortplanting Bij de voortplanting wordt beoordeeld in 5 klassen. -5 wordt gegeven aan planten die zich uitsluitend geslachtelijk voortplanten waarbij weinig ei en zaadcellen geproduceerd worden. Een -3 staat voor planten die zich alleen geslachtelijk voortplanten maar wel veel ei en zaadcellen produceren. Een 0 wordt gegeven aan planten die zich alleen ongeslachtelijk voortplanten. Een 3 is voor planten die zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten en een 5 wordt toegekend aan planten die zich zowel vegetatief als ongeslachtelijk en geslachtelijk voortplanten. De wegingsfactor voor de voortplanting is een 3. Hoe beter de voortplanting verloopt hoe gemakkelijker je de desbetreffende plant kunt kweken. Oogstbaarheid Bij dit punt speelt de diepte waar de planten groeien een rol. Op welke manier wordt de plant geoogst? Moet de gehele plant geoogst worden of kan er een deel van de plant afgeknipt worden? Hoeveel keer per seizoen kan dit? Hoe vaker hoe beter. Bij de oogstbaarheid wordt onderscheid gemaakt in 3 klassen. -5 wordt gegeven aan planten die 1 keer per jaar, op grote diepte, volledig geoogst moeten worden. 0 wordt gegeven aan planten die 1 keer per jaar op optimale diepte geheel geoogst moet worden en 5 wordt gegeven aan planten die meerdere keren in een jaar geoogst kunnen worden op een optimale diepte. De wegingsfactor voor de oogstbaarheid is 2, omdat oogsten op grotere diepten minder rendabel is dan oogsten op een optimale diepte. Houdbaarheid Hoelang blijft de plant bruikbaar na oogst? Hoe langer hoe beter. De houdbaarheid wordt onderverdeeld in 3 klassen. -5 wordt gegeven aan planten die maar een dag houdbaar zijn in verse vorm. 0 wordt gegeven aan planten die 1 tot 3 dagen houdbaar zijn. 5 wordt gegeven aan planten die langer dan 3 dagen houdbaar zijn. De wegingsfactor van houdbaarheid is 2, omdat rotte producten niet verkoopbaar zijn.
32
6.2 Inventarisatie Zeeuwse zeewieren Na een interessante meeloopdag met het inventarisatieteam Strandaanspoelsel Monitoring Project (SMP) en Litoraal Monitoring en Inventarisatie Project (LIMP) dat één keer in de twee weken de kustlijn rond Neeltje Jans inspecteren en inventariseren op aangespoelde en voorkomende organismen, is contact gelegd met de zeewierexpert H. Stegenga. Na een bezoek aan deze professor aan de Universiteit van Leiden is een inventarisatielijst verkregen van alle zeewieren die in de Zeeuwse Delta voorkomen. Dit is een lijst met Latijnse namen, die te vinden is onder bijlage II. De verkregen lijst is alleen een opsomming van soorten, hierin is niet gekeken naar de abundantie van de soorten. In totaal komen er 221 soorten zeewier voor in Zeeland, dit omvangt 90% van alle soorten die in Nederland voorkomen. Gezien de introductie van exoten, waarvan er gemiddeld twee per jaar bijkomen, is deze lijst een momentopname. Door de komst van exoten zullen inheemse soorten mogelijk verdreven worden, waardoor de lijst zal blijven veranderen.
33
6.3 Beoordeling inventarisatielijst Hierin vindt u de 18 zeewiersoorten uit de Zeeuwse Delta die het meest geschikt zijn voor consumptie en kweek na uitvoering van de multicriteria-analyse. De in hoofdstuk 6.1 opgestelde criteria zijn toegepast op de inventarisatielijst. Hierdoor heeft iedere soort waar de benodigde informatie over te vinden is een score gekregen. Zeewieren worden opgedeeld in bruin, groen en roodwieren. Deze indeling is hier ook toegepast en uit deze opdeling komen 18 soorten naar boven (6 per kleur). De inventarisatielijst met de beoordeling is in bijlage III te vinden. Deze selectie heeft plaats gevonden om de ’beste’ zeewiersoorten te selecteren, hieronder is een beschrijving van deze soorten te vinden.
Bruinwieren Ascophyllum nodosum Nederlandse naam: Knotswier Beschrijving: De planten zijn tot ca. 1,5 m lang. Ze zitten met een hechtschijf op rotsen en stenen en andere harde substraten vast. De hoofdstengels (vaak meerdere per hechtschijf) zijn afgeplat, ca. 1 cm breed en onregelmatig vertakt. De rand van de stengels en takken is vaak licht gezaagd. Karakteristiek zijn de vele drijfblazen, die op tamelijk regelmatige afstanden in stengels en takken zitten, en tot ca. 3 cm groot zijn. Bij hoog water houden zij de plant rechtop. Kleur: Figuur 19. Ascophyllum nodosum (Knotswier) Bronsgroen. Voortplanting: In de winter zijn vele gesteelde geel-oranje blaasjes (receptacula) te zien die vastzitten in de inkepingen op de rand van stengels en takken. Hierin bevinden zich de voortplantingsorganen. Op dezelfde plant komen zowel mannelijke als vrouwelijke voortplantingsorganen voor. Ze zijn te onderscheiden aan de kleur: de vrouwelijke zijn groen, de mannelijke oranje (daarvoor moet je dus die blaasjes openmaken). Leefgebied: Algemeen op rotsige en stenige kusten hoog in het intergetijdengebied. Houdt van tamelijk beschutte omstandigheden. Vaak in zeer dichte velden en met enkele andere soorten bepalend voor het aanzicht van zulke kusten. Duidelijke band in de zonering. Verspreiding: Beide zijden van de Atlantische Oceaan.
34
Fucus serratus Nederlandse naam: Gezaagde zee-eik Beschrijving: Stevige planten van ongeveer 50 cm hoog, bestaande uit een ronde steel waarop dichotoom vertakte, platte bladeren staan. Die zijn tot ca. 2 cm breed, hebben een middennerf en duidelijk gezaagde randen; vandaar de naam. Geen drijfblazen. Kleur: Figuur 20. Fucus serratus (gezaagde zee-eik) Groenachtig bruin; naar de toppen met voortplantingsorganen toe wat lichter en minder groen, de mannelijke planten neigen naar oranje. Voortplanting: Er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. De voortplantingsorganen liggen op de bovenste gedeelten van de bladeren, die echter niet verdikt zijn, zoals in sommige andere soorten van dit geslacht. Leefgebied: Deze soort vormt een aparte band in het intergetijdengebied, waar hij vaak – maar niet altijd - duidelijk overheerst en die dan ook zijn naam heeft gekregen: de Fucus serratus gemeenschap. Deze gemeenschap ligt laag in het intergetijdengebied en net in het sublittoraal. Verspreiding: Van Noorwegen tot Portugal.
Fucus vesiculosus Nederlandse naam: Blaaswier Beschrijving: Dit is de meest talrijke soort van het Fucus -geslacht en een grote: hij wordt tot 50 cm lang. Tamelijk regelmatig dichotoom vertakt. De bladeren zijn ca. 2 cm breed en ontspringen aan een soort steel die met een hechtschijf op de ondergrond vast zit. Karakteristiek zijn de stevige drijfblazen die over de bladeren verspreid aanwezig zijn. Daaraan ontleent de soort zijn naam en daarmee houdt de plant zichzelf rechtop als hij onder water staat. De bladeren hebben een middennerf. Er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. Bij beide zitten de voortplantingsorganen op de toppen van de bladeren; ze zijn sterk opgezwollen en korrelig van structuur, lichter groen tot geel gekleurd en meestal aan de top van de bladeren gevorkt. Figuur 21. Fucus vesiculosis (Blaaswier) Leefgebied: Ongeveer in het midden van het intergetijdengebied vormt deze soort een aparte band op rotsen en stenen, net onder die van Fucus spiralis . Houdt wel van beschutte plaatsen en kan goed tegen lagere zoutgehaltes. 35
Verspreiding: Van West-Europa tot Portugal.
Laminaria saccharina Nederlandse naam: Suikerwier Beschrijving: Dit grote bruinwier behoort tot de soorten die kelpwouden kunnen vormen. Het bestaat uit een tamelijk korte steel met daaraan een onvertakt blad, dat wel 2 m lang kan worden en 30 cm breed. Het blad is vaak gegolfd en gebobbeld, maar ook wel gewoon glad. Stevig, leerachtig oppervlak. Geen middennerf, hoewel de fijnere bobbels in het midden daar soms wel een beetje aan doet denken. Het geheel zit vast aan de ondergrond met een kluwentje 'wortels'. Kleur: Bruin, naar de top toe vaak wat lichter. Het is een meerjarige plant. Leefgebied: Figuur 22. Laminaria saccharina (Suikerwier) Laag in het intergetijdengebied tot ca. 20 m diepte op plaatsen met helder water, in Nederland echter veel minder diep. Op rotsen en stenen, soms op houten of metalen constructies - zoals havenpieren en pijlers van booreilanden. Het meest op enigszins beschutte plaatsen; toch wordt de soort ook wel gevonden aan de open Noordzeekust. Komt vaak samen voor met het vingerwier Laminaria digitata waarvan het goed te onderscheiden is, doordat de laatste een voornamelijk glad en duidelijk vertakt blad heeft. Verspreiding: Vanaf Noorwegen tot Portugal. Opmerking: Deze soort is samen met andere kelpwieren van commercieel belang, omdat het een bron is van agar en mannitol. De naam suikerwier komt van de eigenschap, dat zich suikerkristallen vormen op het oppervlak wanneer de plant uitdroogt.
36
Sargassum muticum Nederlandse naam: Japans bessenwier Beschrijving: Een grote soort, die in de jaren zeventig per ongeluk met oesters in West-Europa is ingevoerd vanuit Japan. De soms meterslange hoofdstelen hebben een aantal regelmatig afwisselend geplaatste zijtakken, waaraan kleine blaadjes zitten zonder middennerf. Karakteristiek zijn de kleine drijfblazen - doorsnede tot 5 mm - aan het eind van korte steeltjes. Daaraan heeft de soort zijn Nederlandse naam te danken. Figuur 23. Sargassum muticum (japans bessenwier) Kleur: Groenbruin; de drijfblaasjes zijn vaak wat geelachtig bruin van kleur. Voortplanting: Mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen zitten op dezelfde plant. Nog in de moederplant vinden de eerste delingen van de bevruchte eicel plaats. Dat wil zeggen, dat er eigenlijk jonge plantjes vrijkomen, waardoor de plant zich razendsnel kan uitbreiden als hij eenmaal ergens gevestigd is. Er breken regelmatig stukken van de plant af die zulke embryo’s in ontwikkeling bevatten: die zorgen voor een snelle verspreiding. Leefgebied: Laag in het intergetijdengebied en dieper; ook in stilstaande zoute wateren. Op rotsen en stenen en andere harde ondergrond. Kan ook goed tegen lagere zoutgehaltes. Verspreiding: Oost-Azië, met name Japan; in Europa van de zuidelijke Noordzee tot aan Noord-Spanje. Opmerking: Deze soort kan hele bossen vormen. Lastig voor duikers om doorheen te komen, maar nog lastiger voor de pleziervaart. Er zijn de nodige schroeven onklaar geraakt door dit wier. Op veel plaatsen werd het in Europa als een plaag beschouwd en er werden grote schoonmaakacties op touw gezet. Hij is waarschijnlijk ook ecologisch gezien niet onschadelijk, in die zin, dat hij plaatselijke soorten kan verdringen, onder meer door plaats in te nemen en door schaduw te veroorzaken waar sommige soorten niet goed tegen kunnen. Nu lijkt de soort weer wat op de terugtocht te zijn. Aan de andere kant zijn er ook soorten die van schaduw houden en zelfs die het bessenwier prettig vinden om op te groeien. Japans bessenwier kan dus een verandering van de plaatselijke ecologie veroorzaken. De plant sterft in de nazomer grotendeels af. In de winter zijn er slechts korte steeltjes met enkele blaadjes aanwezig. Het is, zoals de geslachtsnaam aangeeft, een nauwe verwant van het wier dat in enorme bossen drijvend in de Sargassozee (Atlantische Oceaan) wordt gevonden.
37
Undaria pinnatifida Nederlandse naam: Wakame Beschrijving: Dit is een bruinwier dat meer dan een meter lang kan worden. De kleur is olijfbruin. Het zit op de ondergrond vast met een soort wortels (rhizoid). Daarop staat een steel, waaraan een aantal langwerpig bladeren zitten, van ca. 15 cm breed, met een middennerf en met een gelobde basis. Oudere bladeren zijn als het ware in reepjes gescheurd dwars op de lengterichting, zodat je een nerf krijgt met aan weerszijden een aantal flapjes blad. Leefgebied: Intergetijdengebied en vooral iets dieper; ook in min of meer stilstaande zoute wateren. Op rotsen, stenen en dergelijke. Figuur 24. Undaria Pinnatifida (wakame) Verspreiding: Een aantal plaatsen langs de kust van Zuidwest-Europa, tot in Zuidwest-Nederlands; de Middellandse Zee; verder in Zuidoost-Azië, met name Japan. Opmerking: Deze soort is per ongeluk ingevoerd in het étang van Thau in Zuid-Frankrijk, met een lading oesters. Hij heeft zich daarna uitgebreid in de Middellandse Zee en via de kweek in Bretagne ook langs de Europese Atlantische kusten. In Bretagne wordt de soort inmiddels gekweekt, want hij is eetbaar en wordt in Japan al sinds mensenheugenis voor de consumptie gebruikt.
Groenwieren Bryopsis plumosa Nederlandse naam: Vederwier Beschrijving: Het vederwier is regelmatig geveerd, dat betekent dat de zijtakken (ongeveer) in hetzelfde vlak liggen. Het zijn geen wieren in de gewone zin van het woord, maar elk individu is in feite één grote cel, waarin zich een groot aantal celkernen en andere celonderdelen bevindt. Een al of niet vertakte buis dus: daarom heet dit type wier 'sifonaal'. Dit wier is ca. 10 cm. De kleur is een teer heldergroen. Als ze vruchtbaar zijn, zijn de vrouwelijke planten donkerder, de mannelijke planten zijn dan geelgroen. Kleur: heldergroen tot geelgroen. Voortplanting: Figuur 25. Bryopsis plumosa (Vederwier) De plant heeft uitsluitend geslachtelijke voortplanting Leefgebied: Laag inter-getijdengebied tot enkele meters diepte; vaak op wat minder beschutte plaatsen dan familiegenoten. Verspreiding: Atlantische Oceaan, West-Europa, Middellandse Zee. 38
Chladophora albida Nederlandse naam: NB Beschrijving: Chladophora albia is nogal bossig, vrij donkergroen. Wekt soms de indruk van een massa door elkaar kronkelende min of meer losse, licht vertakte draden. De groei is voornamelijk intercalair. Hoogte tot 50 cm. Vrij dunne hoofdassen en topcellen. Topcellen cilindrisch met afgeronde top. Meerjarig. Kleur: Donkergroen Voorplanting: De plant heeft zowel een geslachtelijke als individuele voortplanting. Leefgebied: Komt vrij algemeen voor in zoute, maar ook in brakke wateren. Inter-getijdengebied, poeltjes en ondiepe delen van het sublittoraal. Verspreiding: Figuur 26. Chladophora albida
Van de Middellandse Zee tot aan de Noorse kust. Ook aan de Amerikaanse oostkust.
Chladophora laetevirens Nederlandse naam: NB Beschrijving: Deze soort wordt tot 70 cm hoog. Dikte van de hoofdassen en van de topcellen aanzienlijk groter dan bij Cladophora albida (2 tot 3 keer zo groot). Voornamelijk topcelgroei en een duidelijke acropetale organisatie. Topcellen cilindrisch, met afgeronde top. Kleur: De plant is heldergroen met een paarse aanhechting. Voortplanting: De plant heeft zowel een geslachtelijke als individuele voortplanting. Leefgebied: Intergetijdengebied, in poeltjes en ondiepe delen van het sublittoraal. Zout water, dat ook een klein beetje brak mag zijn, maar niet te veel. Verspreiding: Middellandse Zee tot aan Noorwegen. Figuur 27. Chladophora laetevirens
39
Enteromorpha intestinalis Nederlandse naam: Echt darmwier Beschrijving: Deze soort van de groep van de darmwieren ziet er ook echt uit als een darm: hij is vrijwel onvertakt en vormt een buis van ca. 1 cm dikte, die er vaak opgeblazen uitziet vanwege luchtbellen die er in zitten. Deze buizen zitten aan het ene einde vast aan de ondergrond. Ze worden zo’n 75 cm lang en bovenaan zijn ze breder dan aan de onderkant. De plant is chromatofoor, wat inhoud dat het een drager is van pigmenten die voor fotosynthese dienen. Kleur: Figuur 28. Enteromorpha intestinalis (Echt darmwier) De kleur is bleekgroen tot donkergroen. Voortplanting: De plant heeft zowel een geslachtelijke als individuele voortplanting Leefgebied: Van de gemiddelde waterlijn tot boven het inter-getijdengebied; ook in poeltjes boven hoogwater. Kan heel goed tegen lage zoutgehaltes, soms lijkt het er zelfs op dat deze soort ervan houdt dat er af en toe zoet water langs stroomt. Op rotsen, stenen, schelpen, hout; vaak ook op constructies in het water, zoals steigerpalen. Verspreiding: Komt vrijwel overal op de wereld in de gematigde tot subtropische gebieden voor.
Enteromorpha linza Nederlandse naam: Breed darmwier Beschrijving: Deze soort is wat kleiner dan het echt darmwier (Enteromorpha intestinalis ). Onvertakt. Hij wordt ca. 50 cm lang. De bleekgroene tot donkergroene bladen zitten aan het ene uiteinde vast aan de ondergrond. Onderaan zijn ze smal en rond en verder naar boven toe worden het platte linten. Er zit dus geen lucht in de buizen. Bovendien zit het lint vaak gedraaid. Vaak met meerdere exemplaren bij elkaar. De plant is een chromatofoor Kleur: De plant is bleekgroen tot donkergroen Voortplanting: De plant heeft zowel een geslachtelijke als een individuele voortplanting Leefgebied: Figuur 29. Enteromprpha linza (Breed darmwier) Midden in het inter-getijdengebied, op stenen, schelpen en andere wiersoorten. Ook in het sublittoraal. Houdt erg van rustig water en kan goed tegen lagere zoutgehaltes. Deze soort komt algemeen voor. Verspreiding: Komt vrijwel overal op de wereld in de gematigde tot subtropische gebieden voor.
40
Ulva Lactuca Nederlandse naam: Zeesla Beschrijving: Deze zeer bekende wiersoort heeft bladeren van soms wel 1 meter in doorsnede. Ze zijn plat en dun, maar wel stevig, twee cellagen dik. Het gladde blad kan rond zijn of onregelmatig van vorm en kan allerlei lobben hebben. De kleur is bleekgroen tot donkergroen. Na het vrijkomen van de voortplantingscellen kunnen de bladranden wit worden. Meestal zit het jonge plantje op 1 punt vast op een schelp of steen en als hij groter wordt, wordt hij door de stroming meegenomen. Vrij in het water zwevend kan hij gewoon verder groeien en behoorlijke lappen vormen. Dat leidt soms tot grote concentraties zeesla op bepaalde plaatsen. Als die aanspoelen en gaan rotten kan dat een aardige stank veroorzaken. De plant is een chromatofoor Leefgebied: Figuur 30. Ulva lactuca (Zeesla) Deze zeer algemene soort komt voort in het inter-getijdengebied, maar kan ook dieper goed overleven. Heeft wel veel licht nodig om door te kunnen groeien. Kan goed tegen lagere zoutgehaltes. Vrij in het water zwevend of vastgehecht op rotsen, stenen of schelpen, of ook wel hout. Wordt veel aangetroffen op plaatsen waar de omstandigheden enigszins ruw zijn. Verspreiding: Komt vrijwel overal op de wereld in de gematigde tot subtropische gebieden voor. Opmerking: Er zijn meerdere soorten zeesla en ook een paar soorten die er veel op lijken, maar het onderscheid kunnen we beter overlaten aan de specialisten. Deze soort is goed eetbaar. Het enige wat je moet doen is hem overgieten met heet water.
Roodwieren Ceramium rubrum Nederlandse naam: Rood Hoorntjeswier. Beschrijving: Struikachtige plant, waarvan de struiken 30-40 cm hoog worden. Het wier zit vastgehecht aan stenen of andere substaten maar ook op ander wieren. Rood Hoorntjeswier leeft op een diepte van 0,5 tot 20 m. De cortex bevindt zich over het hele oppervlakte van de plant. Er zit geen slijmlaag op de plant. Kleur: Helder rode kleur. Voortplanting: Figuur 31. Ceramium rubrum (Rood hoorntjeswier) Plant zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voort door middel van monosporen en tetrasporen. Leefgebied:
41
Laag in het eulittoraal en in het sublittoraal. Op stenen en andere harde ondergrond, maar ook op andere planten. Houdt van tamelijk ruwe omstandigheden, en behoorlijk zout water. Je hebt dus meer kans deze soort tegen te komen in het westelijk deel van de Oosterschelde, dan in de Grevelingen. Verspreiding: Atlantische Oceaan en randzeeën, Middellandse Zee. Chondrus crispus Nederlandse naam: Iers mos Beschrijving: Thallus tot 10 - 15 cm hoog. Onderste deel plat en meestal onvertakt, daarna dichotoom vertakt. Vaak enigszins platte vorm met 'gekroesde' blaadjes. De kleur kan misleidend zijn, want hoewel hij onder water vaak purperachtig is, komen ook (vooral op beschuttere of heel lichte plaatsen) groene en geelgroene exemplaren voor. Zitten vast op de ondergrond met een hechtschijfje. Kleur: Rood tot paars maar soms ook geel tot groen. Voortplanting: Plant zich uitsluitend geslachtelijk voort. Figuur 32. Chondrus crispus (Iers mos) Leefgebied: Algemeen, op stenen en andere harde ondergrond, van het midden van het intergetijdengebied tot enkele meters diep. Soms ook in poeltjes. Meestal niet op plaatsen met erg ruwe omstandigheden. Verspreiding: Atlantische Oceaan en randzeeën; zeldzaam in de Oostzee, maar wel in zoute binnenwateren zoals de Grevelingen. Dumontia contorta Nederlandse naam: Rood darmwier Beschrijving: De thallus wordt 15 tot 45 cm hoog. Er is een relatief korte hoofdas met vele onvertakte langere zijassen. De hoofdas en zijtakken zijn hol. Ze zijn wat afgeplat en vaak wat gedraaid in het water: vandaar de naam contorta. De hechtschijf is massief, dit is in de zomer het enige deel van de plant dat blijft leven. Vooral in de late winter en het vroege voorjaar komt dit wier voor. Kleur: Helder rode kleur. Voortplanting: Plant zich uitsluitend geslchtelijk voort. Leefgebied: Figuur 33. Dumontia contorta (Rood darmwier) Vooral in het intergetijdengebied en in getijdenpoeltjes, op stenen en schelpen. Kan ook redelijk tegen brak water. Verspreiding: Noordwest-Europa. 42
Polysiphonia stricta Nederlandse naam: Fijn buiswier. Beschrijving: Deze soort vormt zoden van ijle draden op het substraat. Vanuit de kruipende draden ontspringen helder- tot donkerrode opstaande draden. Deze draden zijn tot enkele tientallen centimeters lang. Bij deze soort vindt in het geheel geen schorsvorming plaats. Centrale cellen dun, omgeven door 4 pericentrale cellen die soms spiraalsgewijs rond de centrale as liggen. Kleur: Helder tot donkerrood. Figuur 34. Polysiphonia stricta (Fijn buiswier) Voortplanting: Plant zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voort. Uniek aan deze soort is dat bij de geslachtelijke voortplanting de spermatia geen flagellen hebben(zijn passief). Leefgebied: Intergetijdengebied en daaronder, ook in binnenwateren. Houdt van ruwe, maar ook van rustige omstandigheden. Kan goed tegen lagere zoutgehaltes. Vaak als ondergroei van grote bruinwieren. Verspreiding: West-Europa.
Porphyra umbilicalis Nederlandse naam: Purperwier Beschrijving: Thallus bladvormig, slechts 1 cellaag dik, tot 20 cm in doorsnede – maar de flappen kunnen wel 50 cm lang worden! Onregelmatig van vorm en dun maar stevig. Het wier zit in het midden vast aan de ondergrond. Kleur rood tot diep paarsrood. Jonge planten zijn letterlijk nog groen, oudere zeer donker van kleur. In extreme omstandigheden of als ze bijna dood zijn, wordt de kleur bruinig. Voortplanting: Plant zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voort. De planten zijn tweeslachtig. De vrouwelijke geslachtscellen blijven als donkere vlekken over, terwijl de plaatsen waar de mannelijke geslachtscellen zijn vrijgekomen doorzichtig worden. Leefgebied: In het intergetijdengebied, soms erg hoog en dan als kleine, krullerige blaadjes. Op rotsen, stenen, zeepokken en schelpen. Houdt wel van wat ruige omstandigheden. Vaak tussen andere wieren, met name het groene darmwier en dan dus heel opvallend aanwezig. Figuur 35. Porphyra umbilicalis (Purperwier) Verspreiding: Van Noorwegen tot de Middellandse Zee. Porphyra purpurea is vrijwel gelijk aan deze soort, alleen de bladvorming is kleiner. 43
7. Conclusie Hierin staan de resultaten van het onderzoek. In dit onderzoek is gekeken naar drie soorten, die wereldwijd veel gekweekt en gegeten worden. Deze soorten komen ook in de Zeeuwse Delta voor. Het gaat om de soorten; Wakamé (Undaria pinnatifida), Zeesla (Ulva lactuca) en Nori (Porphyra sp.). Aan de hand van de kenmerken van deze planten zijn een aantal criteria opgesteld om de geschiktheid van de overige soorten te benaderen. Overige criteria zijn voortgekomen uit onderzoek naar de achtergronden van zeewier. De hoofdvraag van het onderzoek, welke wieren uit de Zeeuwse Delta geschikt zijn voor kweek en consumptie kan door de criteria toe te passen op de inventarisatielijst beantwoord worden. Deze criteria zijn verwerkt in een scorelijst, waarin ieder criterium een eigen wegingsfactor heeft. Hierdoor wegen belangrijke criteria, zoals grootte, plaats, beschikbaarheid en voortplanting, zwaarder mee. Door de scores per soort opgeteld te hebben, ontstaat een totaal score die aangeeft of een wier geschikt is of niet. De minimale score die een plant moet hebben om geschikt te zijn is 80 punten. De methode van de puntberekening is terug te vinden in hoofdstuk 6. De wieren die het meest geschikt zijn bevonden zijn: Bruinwieren:
Groenwieren
Roodwieren
Ascophyllum nodosum (Knotswier) Fucus serratus (Gezaagde zee-eik) Fucus vesiculosus (Blaaswier) Laminaria saccharina (Suikerwier) Sargassum muticum (Japans bessenwier) Undaria pinnatifida (Wakamé)
Bryopsis plumosa (Vederwier) Cladophora albida (Niet bekend) Cladophora laetevirens (Niet bekend) Enteromorpha intestinalis (Echt darmwier) Enteromorpha linza (Breed darmwier) Ulva lactuca (Zeesla)
Ceramium rubrum (Rood hoorntjeswier) Chondrus crispus (Iers mos) Dumontia contarta (Rood darmwier) Polysiphonia stricta (Fijn buiswier) Porphyra purpurea (Niet bekend) Porphyra umbilicalis (purperwier)
Tabel 4. Meest geschikte zeewiersoorten voor consumptie en kweek in de Zeeuwse Delta
44
8. Discussie Onduidelijkheden en discussiepunten die tijden het onderzoek naar voeren zijn gekomen. In de methode is aangegeven om toe te spitsen op drie soorten die wereldwijd veel toegepast worden en hier een deel van de criteria uit te halen. De onderzochte soorten zijn niet geheel representatief voor de overige van groen-, rood-, en bruinwieren. Zo heeft Wakamé een thallus en niet iedere bruinwiersoort heeft een thallus. De chemische compositie en de samenstelling van voedingsstoffen is per soort verschillend. Tabel 1 is samengesteld uit 8 bronnen, hierdoor kunnen de resultaten af wijken, doordat verschillen ontstaan zijn door de onderzoeksmethode van de auteurs. Dit zou ook voort kunnen komen uit verschillende plaatsen van onderzoek. De compositie kan per locatie verschillen door het water waarin het wier leeft. Van veel soorten uit de inventarisatielijst is in de literatuur niets over te vinden, maar van deze soorten zouden er best een aantal geschikt kunnen zijn voor kweek dan wel consumptie. Veel informatie is geschreven in voor ons onbekende talen, zo is het grootste deel van de zeewiercultuur Aziatisch. Lang niet alle informatie hiervan is vertaald. Veel Spaanse en Franse literatuur is ook onbruikbaar, gezien de projectmedewerkers deze talen niet beheersen. Via de Heer H. Stegenga is een inventarisatielijst verkregen, hieruit blijkt dat in de Zeeuwse Delta 221 soorten voorkomen. De soorten zijn langs de Zeeuwse kust en in de Delta waargenomen. Hierbij is niet gelet op de frequentie van het voorkomen en het aantal plantjes per soort. Zo staan er soorten op de lijst waarvan één plantje één keer in 1952 gevonden is, maar ook soorten die ieder jaar in grote getale voorkomen. Per jaar komen er gemiddeld 2 exotische soorten bij, deze kunnen inheemse soorten verdringen. Hierdoor is de inventarisatielijst nooit volledig. Een van de belangrijkste criteria voor consumptie is smaak, maar dit is persoonlijk en is niet opgenomen als criterium in dit onderzoek. Daarnaast is er geen mogelijkheid geweest om de smaak van de 221 soorten te testen. Over de criteria met bijbehorende wegingsfactor die zijn opgesteld valt te discussiëren, omdat deze naar persoonlijke ondervindingen zijn ingevuld. Dit geldt ook voor de wegingsfactor. Is het mogelijk dat bijvoorbeeld de gehele Ulva groep geschikt is voor consumptie en kweek? Aangezien de bekende soorten allen goed scoren, maar er ook een aantal soorten zijn waar niets over bekend is.
45
9. Aanbevelingen Hier vind u aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Er zijn nog veel onzekerheden op het gebied van zeewier. Er zal veel vervolgonderzoek nodig zijn om kweek en consumptie van Zeeuwse zeewieren te realiseren. De volgende punten zijn van belang om nader onderzocht te worden. Het is belangrijk om te weten wat er precies in de wieren, geschikt voor consumptie, zit aan stoffen. Zeewier heeft de eigenschap het water waar ze in leven te zuiveren. Hierdoor kan het voorkomen dat het zeewier hoge concentraties schadelijke stoffen bevat. De meest geschikte soorten zouden in laboratoria onderzocht moeten worden op schadelijke stoffen en voedingswaarden. Het probleem is dat de voedsel en warenautoriteit (VWA) geen eisen stelt aan het zeewier dat op de markt wordt gebracht. Hier zouden nieuwe richtlijnen voor opgesteld moeten worden. Over kweek zijn een aantal onbekende factoren. Zo moet er onderzoek gedaan worden naar de efficiëntie van kweekmethoden, hierbij wordt gekeken naar de netto opbrengst. Is het mogelijk om de zeewierkweek te combineren met andere kweeksectoren in de Zeeuwse delta, zoals mosselkweek? Gedurende dit onderzoek is er geen aandacht besteed aan de economische kant van het verhaal. Is het financieel mogelijk om een kweek op te zetten in de Zeeuwse Delta? Waar in de Zeeuwse delta is het juridisch gezien mogelijk om een kweek van zeewier op te zetten? Brengt de kweek van zeewier geen ecologische schade toe aan de systemen? Om zeewier aan ‘de man’ te brengen zijn marketingmethoden nodig. Hoe krijg je een geschikt wier op de markt zonder de mensen af te schrikken? Zo is Darmwier niet echt smakelijk om te horen. Voordat het aan de man gebracht kan worden, zal er eerst een onderzoek plaats moeten vinden om te kijken of er wel een markt voor is. De criteria zouden getest moeten worden met behulp van een kok. Een andere mogelijkheid is sensorisch onderzoek. Hierin zou de textuur, structuur, geur, uiterlijk getest worden. De houdbaarheid van verse wieren is moeilijk te achterhalen. De methoden om de verse zeewieren zo lang mogelijk wers te houden zullen onderzocht moeten worden. Na de oogst wordt zeewier zowel gedroogd als vers verwerkt. Hoe de zeewieren verwerkt kunnen worden zal in vervolgonderzoek uitgezocht moeten worden.
46
Literatuurlijst Arasaki S. Arasaki T. 1(983). Vegetables from the sea. ISBN 087040475X. Chapman V.J. (1970). Seaweeds and their uses. 2e editie. Briand X. & Morand P. (1997) Anaerobic digestion of Ulva sp. 1. Relationship between Ulva composition and methanisation Chapman V.J. (1970) Seaweeds and their uses. (2e ed., p. 39-48) Chapman, V. J., & Chapman, D. J. (1980). Seaweeds and their uses (3e ed., p. 25–42). Curhan (1997) G.C. Curhan, Dietary calcium, dietary protien and kidney stone formation, Mineral and Electrolyte Metabolism 23 (1997), pp. 261-264. View Record in Scopus D-A-C-H (2000). Referenzwerte für die Nährstoffzufuhr. Umschau/Brauw GmbH Frankfurt am Main. Dawes, C. J., Kovach, C., & Friedlander, M. (1993). Exposure of Gracilaria to various environmental conditions II. The effect on fatty acid composition. Botanica Marina, 36, 289–296. Fujii, T. Kuda, T., Saheki, K., & Okuzumi, M. (1992). Fermentation of water-soluble polysaccharides of Brown algae by human intestinal bacteria Hafting J. (1999). Effect of tissue nitrogen and phosphorus quota on growth of Porphyra yezoensis blades in suspension cultures. Hydrobiologia 398/399: 305–314, 1999. Indergaard, M., & Minsaas, J. (1991). Animal and human nutrition. In M. D. Guiry & G. Blunden (Eds.), Seaweed resources in Europe: Uses and potential (pp. 21–64). Israel A., Levy I. & Friedlander M. 2006. Experimental tank cultivation of Porphyra in Israel. Journal of Applied Phycology (2006) 18: 235–240 Israel A. M Martinez-Goss M. Friedlander M. (1995). Effect of salinity and pH on growth and agar yield of Gracilaria tenuistipitata var. liui in laboratory and outdoor cultivation. Journal of Applied Phycology 11: 543–549, (1999). Kolb Nada, Vallorani L., Milanovi Nada and Stocchi V (2004). Evaluation of Marine Algae Wakame (Undaria pinnatifida) and Kombu (Laminaria digitata japonica) as Food Supplements Kraemer G. Carmona R. Chopin T. Neefus C. Tang X. Yarish Y. (2005). Evaluation of the bioremediatory potential of several species of the red alga Porphyra using short-term measurements of nitrogen uptake as a rapid bioassay. Journal of Applied Phycology (2004) 16: 489–497. Xui-geng F.Ying B. Shan L. (1999). Kuda, T.. Goto, H., Yokoyama, M,. & Fujii, T,. (1998). Effects of dietary concentration of laminarian and depolymerized alginate on rat cecal microflora and plasma lipids.
Kuda, T., Yokoyama, M. Fujii, T. (1997). Effects of marine algae diets Hijiki, Aonori and Nor ion levels of serum lipid and cecal microflora in rats. McHugh, D. J. (2003). A guide to the seaweed industry. FAO fisheries technical paper 441. Rome: Food and Agricultural Organisation of the United Nations. Murata, M., Sano, Y., Ishihara, K., & Uchida, M. (2002). Dietary fish oil and Undario pinnatifida synergistically decrease rat serum and liver triacylglycerol. Nestel, P., Shige, H., Pomeroy, S., Cehun, M., Abbey, M., & Raederstorff (2002). The Ω-3 fatty acids eicosapentaenoic acid and docosahexaenoic acid increase systemic arterial compliance in humand. Pedersen A. Kraemer G. Yarish C. (2004). The effects of temperature and nutrient concentrations on nitrate and phosphate uptake in different species of Porphyra from Long Island Sound (USA). Journal of Experimental Marine Biology and Ecology 312 (2004) 235– 252. Sanchez-Machado, D. I., Lopez-Cervantes, J., Lopez-Hernandez, J., & Paseiro- Losada, P. (2004). Fatty acids, total lipid, protein and ash contents of processed edible seaweeds. Food Chemistry, 85, 439–444. SEAWEED CULTIVATION: TRADITIONAL WAY AND ITS REFORMATION. Le Gal Y, Halvorson H. (1998). New Developments in Marine Biotechnology. Springer. ISBN 0306459078, 9780306459078. Ventura, M. R., & Castanon, J. I. R. (1998). The nutritive value of seaweed (Ulva lactuca) for goats. Small Ruminant Research, 29, 325–327. Internetsites http://www.irishseaweed.com/documents/Seaweedcultivation.pdf http://www.fao.org/docrep/field/003/AC287E/AC287E00.htm http://www.mbari.org/staff/conn/botany/reds/lisa/index.htm http://www.mbari.org/staff/conn/botany/reds/lisa/cult.htm http://www.fao.org/fishery/culturedspecies/Porphyra_spp http://books.google.nl/books?id=M7OduQ1Oj_MC&pg=PA141&lpg=PA141&dq=porphyra+cultivation&s ource=bl&ots=vHV_w1ISK&sig=9kJoOFDS0gsQZXyjk0GTy3WOv10&hl=nl&sa=X&oi=book_result&resnum =4&ct=result#PPA141,M1 http://www.nutritiondata.com/facts/vegetables-and-vegetable-products/2617/2 http://seaweed.ucg.ie/Nutrition/ChemicalComposition.html http://www.nutriplaza.nl/index.php?click=aminozuren http://www.limafood.com/UPLOADS/PDF/VN/NL/tabel-analyse-0601N.pdf http://egov.oregon.gov/OPRD/NATRES/docs/AlgaeRegulationsSummary.pdf http://www.naturalnews.com/022506.html http://findarticles.com/p/articles/mi_m0820/is_n236/ai_19255451 http://voeding.web-log.nl/voeding/2006/05/zeewier_voor_de.html
Bijlagen I. Gebruik
II. Inventarisatielijst
III. Inventarisatielijst + beoordeling
IV.
Recepten zeewier
I. Gebruik van zeewier Humane voeding Zeewieren worden zowel vers als gedroogd geconsumeerd. Het gebruik hiervan is vooral in landen in Azië al eeuwen bekend.
Polysacchariden: Agar Agar-Agar is een onvertakte polysacharide die uit de celwanden van sommige soorten roodalg of zeewier gewonnen wordt. Agar-Agar komt uit het Maleis en betekent gelei. Chemisch gezien is AgarAgar een polymeer opgebouwd uit subeenheden van de suiker galactose. Agar-Agar polysachariden zijn de primaire ondersteunende structuren voor de celwand van een alg. Opgelost in heet water en daarna afgekoeld is Agar-Agar te gebruiken als gelatine, hoewel het bindend vermogen duidelijk groter is. Alginaten Alginaat is een hydrofiel polymeer dat gemaakt wordt uit zeewier. Het hoofdbestanddeel is alginezuur, een polysaccharide (net als zetmeel), opgebouwd uit mannuronzuur en guluronzuur. Het is verkrijgbaar in poedervorm en verhardt na mengen met de juiste hoeveelheid water in een rubberachtige consistentie. Alginaat wordt zeer veel gebruikt in de tandheelkunde om een afdruk van het gebit te verkrijgen. Voordelen van alginaat zijn: niet toxisch, snel uitgehard, en relatief goedkoop. Nadelen zijn: niet heel nauwkeurig, afdrukken vervormen indien ze droog bewaard worden De afdrukken worden meestal gevuld met gips zodat de tandarts of de tandtechnicus een nauwkeurige kopie van het gebit verkrijgt. Buiten de tandheelkunde wordt het alginaat ook gebruikt om van allerlei zaken kopieën te maken zoals in de kunst, bij restauraties en in de prothetiek. Alginaat wordt ook gebruikt als wondverband. In de voedingsmiddelenindustrie wordt alginaat onder andere als verdikkingsmiddel gebruikt. Carragenen Carrageen is een natuurlijk koolhydraat dat bestaat uit een gecompliceerd mengsel van polysacchariden. Carrageen wordt toegepast in zeer veel voedingsmiddelen als verdikkingsmiddel en stabilisator. Carrageen moet als ingrediënt gedeclareerd worden met E-nummer 407 of 407a. Functie : E407 wordt gebruikt als verdikkingsmiddel, geleermiddel en stabilisator. Toepassingen van carrageen: E407 wordt gebruikt in producten, zoals ijs, nagerechten, vruchtengelei, gebak, koekjes, taartversiering, chocoladeproducten, geleerpoeder, slasaus, zure room, kindervoeding, alcoholische drank, milkshake, spuitbus-slagroom.
Veevoer Omdat zeewier zo rijk is aan allerlei sporen, mineralen, vitaminen, proteine en koolhydraten worden zeegroenten regelmatig gebruikt als veevoer. Hierbij worden gedroogde, versnipperde bladeren door het reguliere voer vermengt. Het wordt dus als een supplement in schaarsere tijden gebruikt. Landbouwbemesting De vele voedingsstoffen die zeewieren bevatten zullen door bemesting de landbouwgrond verrijken waardoor gewassen beter groeien.
Afvalwater behandeling en nutriënt recycling Door de hoge mate waarin zeewier in staat is om nutriënten op te nemen, worden deze op allerlei gebieden gebruikt om afvalwater te zuiveren. Zo hebben ze in marine milieus de functie eutrofiering en verontreiniging tegen te gaan.
Cosmetica In cosmetica wordt zeewier gebruikt om haar voedingswaarde voor de huid. Het gebruik van zeewier in het dagelijks onderhoud van de huid wordt steeds populairder. Door de gunstige invloed van ingrediënten als vitaminen, mineralen, anti-oxidanten en essentiële vetzuren, ondersteunt zeewier de huid in een groot aantal huidcondities. Zeewier is antiseptisch en heeft ontgiftende (detox) eigenschappen. Daarnaast bevordert het de toevoer van zuurstof naar de cellen. Sommige onderzoeken beweren dat zeewier mogelijk een goede behandeling tegen cellulite geeft.
Farmaceutische industrie Een belangrijke kwaliteit van zeewier is het hoge jodiumgehalte. Dat mineraal zorgt voor de aanmaak van schildklierhormonen, die allerlei groei- en ontwikkelingsprocessen ondersteunen. Een goed werkende schildklier regelt de vorming van botten, zenuwen, huid- en haarcellen, nagels en gebit. Langdurig jodiumtekort (hypothyroïdie) kan leiden tot een vergrote schildklier, ook wel struma of krop, met allerlei problemen vandien: groeistoornissen bij (ongeboren) kinderen, hersenschade, geestelijke traagheid, concentratie- en geheugenstoornissen. Zeewier zou ook bloedvaten, zenuwstelsel en huid versterken en daarmee hoge bloeddruk, een te hoog cholesterolgehalte en veroudering (onder andere artritis) voorkomen. Recent onderzoek door de Universiteit van Berkeley in Californie wijst erop dat bruine kelp (Fucus Vesiculosus) hormoonbepalende kankersoorten, zoals borst- en baarmoederhalskanker, zou tegengaan. In Japan, waar zeegroenten dagelijkse kost zijn, komen deze ziektes beduidend minder voor dan elders. Bovendien is bij Japanse vrouwen de menstruatiecyclus langer. Lange tijd werd dit toegeschreven aan het sojagebruik in Japan, maar nu wordt vermoed dat zeewier er de oorzaak van is. Vastgesteld werd dat het hormoon oestrogeen fors omlaag ging bij ratten die regelmatig bruine kelp aten. Een meer gelijkmatige en langere menstruatiecyclus is gunstig, want vrouwen die in hun leven minder menstruatieperiodes doorlopen, zouden minder kans hebben op borst- en eierstokkanker.
Biobrandstof De SAMS (Scottish Association for Marine Science) heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om uit zeewier via een anaerobe methode methaan gas te winnen en deze als biobrandstof te gebruiken. Om biobrandstof te maken worden speciale gewassen gekweekt en verbouwd en nadeel hiervan is dat er daardoor een concurrentie ontstaat met de landbouw voor voedingsmiddelen, waardoor de prijzen van voeding stijgen. Ook kost het verbouwen van gewassen voor biobrandstof relatief veel (zoet)water. Beide problemen kunnen voorkomen worden door zeewier als biobrandstof te gebruiken. In verschillende landen, voornamelijk het Verre Oosten en in mindere maten Europa (voornamelijk Frankrijk) wordt al op grote schaal zeewier verbouwd, door zogenaamde zeewier boerderijen. Het idee is om zeewier te oogsten en in grote tonnen onder anaerobe omstandigheden door bacteriën te laten verteren bij dit proces komt dan methaan of ethanol vrij. Dit gas kan dan weer gebruikt worden voor elektriciteit of verwarming. In verhouding blijft er maar weinig restmateriaal over, dit omdat zeewier veel minder cellulose en houtstoffen bevat dan planten die op het land groeien. Wat uiteindelijk overblijft kan weer als meststof gebruikt worden.
Zeewier is een enorm productieve plant, bruinwier produceert per jaar tussen de 16 en 65 kilo biomassa per vierkante meter, dit in vergelijking met suikerriet wat per vierkante meter tussen de 8 en 18 kilo produceert. Uit het onderzoek door SAMS is gebleken dat de Schotse kust ongeveer 8000 vierkante kilometer potentieel ‘zeewierbos’ heeft waarvan op dit moment 1000 vierkante kilometer echt dicht begroeid is. Het plan is om in eerste instantie aanspraak te maken op het al aanwezig zeewier, dit omdat zeewier zich door de snelle groei snel kan herstellen. Als de methode blijkt te werken kan op den duur dan zeewier gekweekt worden voor biobrandstof. Volgens de onderzoekers is een bijkomend voordeel dat de biodiversiteit van de zeebodem vergroot kan worden omdat het ‘zeewierbos’ een woongebied voor vele zeedieren kan worden.
II. Inventarisatielijst Zeeuwse zeewieren Op deze lijst staan de tot nu toe (01-01-09) geregistreerd gevonden soorten in de Zeeuwse Delta, er vind een onderverdeling plaats in; Pheaophyta = bruinwieren Chlorophyta = groenwieren Rhodophyta = roodwieren Pheaophyta Acinetospora crinita Ascophyllum nodosum Asperoccus fistulosus Asperoccus scaber Botrytella reindobii Botrytella sp. Chilionema foecundum Chorda filum Cladostephus spongiosus Colpomenia peregrina Cutleria multifida Desmarestia ligulata Desmarestia viridis Ectocarpaceae idnet. Ectocarpus fasciculatus Ectocarpus siliculosus Elachista fucicola Elachista sp. Feldmannia globifera Feldmannia irregularis Fucus ceranoides Fucus serratus Fucus spirales Fucus vesiculosus Halidrys siliquosa Hecatonema maculans Herponema solitarium Hincksia fuscata Hincksia granulosa Hincksia hincksiae Hincksia intermedia Hincksia mitchelliae Hincksia sandriana Isthmoplea sphaerophora Kuckuckia spinosa Kuetzingiella battersii
Chlorophyta Acrochaete repens Acrocheate viridis Acrocheate wittrockii Blidingia marginata Blidingia minima Bryopsis hypnoides Bryopsis lynbgyei Bryopsis plumosa Capsosiphon fulvescens Chaetomorpha aerea Chaetomorpha ligustica Chaetomorpha linum Chaetomorpha melagonium Cladophora albida Cladophora dalmatica Cladophora globulina Cladophora hutchindiae Cladophora laetevirens Cladophora liniformis Cladophora ruchingeri Cladophora rupestris Cladophora sericea Cladophora vagabunda Codium fragile Derbesia marina Enteromorpha clathrata Enteromorpha compressa Enteromorpha flexuosa Enteromorpha intestinalis Enteromorpha linza Enteromorpha prolifera Enteromorpha ralfsii Enteromorpha stipitata Enteromotpha torta Eugomontia succalata Gomontia polyrhiza
Rhodophyta Acrochaetium balticum Acrochaetium catenulatum Acrochaetium densum Acrochaetium hallandicum Acrochaetium humile Acrochaetium moniliforme Acrochaetium parvulum Acrochaetium polyblastum Acrochaetium secundatum id. var. virgatulum Agardhiella subulata Aglaothamnion "gallicum" Aglaothamnion hookeri Aglaothamnion pseudobyssoides Aglaothamnion roseum Anotrichium furcillatum Antithamnion villosum Antithamnionella spirographidis Antithamnionella ternifolia Bangia atropurpurea Bostrychia scorpioides Callithamnion corymbosum Callithamnion tetragonum Catenella caespitosa Caulacanthus ustulatus Ceramium botryocarpum Ceramium cimbricum Ceramium deslongchampii Ceramium diaphanum Ceramium gaditanum Ceramium pallidum Ceramium shuttleworthianum Ceramium virgatum Chondria capillaris Chondria coeruslescens Chondria dasyphylla
Pheaophyta Leathesia difformis Leathesia veruculiformis Leptonematella fasciculata Mikrosyphar polysiphoniae Mikrosyphar porphyrae Myriactula sp. Myrionema corunnae Myrionema grateloupiae Myrionema magnusii Myrionema strangulans Myriotrichia clavaeformis Pelvetia canaliculata Petalonia fascia Petalonia filiformis Petalonia zosterifolia Petroderma maculiforme Pylaiella littoralis Pylaiella varia Pogotrichum filiforme Protectocarpus speciosus Punctaria latifolia Ralfsia verrucosa Sargassum Muticum Scytosiphon lomentaria Sphacelaria nana Sphacelaria plumigera Sphacelaria radicans Sphacelaria rigidula(fusca) Spongonema tomentosum Stictyosiphon soriferus Stragularia clavata Striaria attenuata Taonia atomaria Undaria pinnatifida Waerniella lucifuga
Chlorophyta Monostroma oxyspermum Percursaria percusa Prasiola stipitata Pringsheimiella scutata Rhizoclonium riparium Rosenvingiella polyrhiza Stromatella sp. Ulothrix flacca Ulothrix implexa Ulothrix palusalsa Ulothrix speciosa Ulva carvata Ulva lactuca Ulva pertusa Ulva pseudocurvata Ulva rigida Ulva scandinavica Ulva tenera Ulvella lens Urospora bangioides Urospora neglecta Urospora penicilliformis
Rhodophyta Choreacolax polysiphoniae Chroodactylon ornatum Colaconema dasyae Colaconema daviesii Colaconema nemalii Colaconema savianum Compsothamniom thuyoides Cystoclonium purpureum Dasya baillouviana Dasysiphonia sp. Dumontia contorta Erythrocladia erregularis Erythrotrichia carnea Gelidium pusillum Gracilaria gracilis Gracilaria vermiculophylla Gracilariopsis longissima Grateloupia turuturu Griffithsia corallinoides Griffithsia devoniensis Halurus flosculosus Hildenbrandia crouanii Hildenbrandia rubra Hypoglossum hypoglossoides Lomentaria hakodatensis Mastocarpus stellatus Nitophyllum punctatum Phyllaphora pseudoceranoides Phymatolithon lenormandii Polysiphonia brodiaei Polysiphonia denudata Polysiphonia devoniensis Polysiphonia elongata Polysiphonia fibrillosa Polysiphonia fucoides Polysiphonia harveyi Polysiphonia lanosa Polysiphonia nigra Polysiphonia senticulosa Polysiphonia stricta Porphyra dioica Porphyra leucosticta Porphyra linearis Porphyra purpurea
Pheaophyta
Chlorophyta
Rhodophyta Porphyrostromium boryanum Porphyrostromium sp. Pterothamnion plumula Rhodochorton purpureum Rhodothamniella floridula Sahlingia subintegra Seirospora interrupta Spermothamnion repens Stylonema alsidii
III. Inventarisatielijst + beoordeling De volgende punten staan voor het bijbehorende criteriapunt. 1 Vorm 2 Grootte 3 Slijmlaag 4 Stevigheid 5 Kleur 6 Plaats 7 Aanhechting Natuurlijke 8 beschikbaarheid 9 Groeisnelheid 10 Veerkracht 11 Voortplanting 12 Oogstbaarheid 13 Houdbaarheid Een uitgebereide omschrijving hiervan is te vinde in hoofdstuk 6. Criteriapunt
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Totaal
Wegingsfactor
2
5
2
2
2
3
2
3
3
2
3
2
2
Acinetospora crinita
-3
0
-5
0
5
0
5
-3
0
0
3
0
NB
4
Ascophyllum nodosum
0
3
0
5
5
5
5
5
5
5
3
5
NB
119
Asperoccus fistulosus
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Asperoccus scaber
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Botrytella reindobii
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Botrytella sp.
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Chilionema foecundum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Chorda filum
-3
3
5
0
5
-5
5
-3
0
0
-3
5
NB
16
Cladostephus spongiosus
-3
-3
5
-5
5
-5
5
-3
-5
0
3
-5
NB
-41
Colpomenia peregrina
3
3
0
5
5
-5
5
-3
-5
5
0
5
NB
32
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Desmarestia ligulata
3
3
-5
5
5
-5
5
-5
0
0
3
0
NB
20
Desmarestia viridis
-3
-3
0
0
5
-5
5
-5
0
0
3
0
NB
-22
Ectocarpaceae idnet.
-3
-3
0
-5
-5
-5
5
-3
-5
0
-3
-5
NB
-89
Ectocarpus fasciculatus
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Ectocarpus siliculosus
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Elachista fucicola
-3
3
0
0
5
5
0
3
0
0
3
-5
0
42
Elachista sp.
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Pheaophyta
Cutleria multifida
Feldmannia globifera
-3
-5
0
0
5
0
5
-3
-5
-5
0
-5
NB
-55
Feldmannia irregularis
-3
-5
0
0
5
0
5
-3
-5
-5
0
-5
NB
-55
Fucus ceranoides
3
0
-5
5
-5
5
5
-3
0
5
3
5
NB
41
Fucus serratus
3
3
-5
5
-5
5
5
5
5
5
3
5
NB
95
Fucus spirales
3
0
-5
5
-5
5
5
3
0
5
3
5
NB
59
Fucus vesiculosus
3
3
-5
5
-5
5
5
5
5
5
3
5
NB
95
Halidrys siliquosa
-3
3
5
-5
0
-5
5
-3
0
0
-3
0
NB
-14
Hecatonema maculans
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Herponema solitarium
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Hincksia fuscata
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Hincksia granulosa
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Hincksia hincksiae
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Hincksia intermedia
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Hincksia mitchelliae
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Hincksia sandriana
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Isthmoplea sphaerophora
-3
-3
5
-5
5
-5
5
-3
0
5
3
-5
NB
-16
Kuckuckia spinosa
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Kuetzingiella battersii
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Laminaria saccharina
5
5
-5
5
5
5
5
-3
5
0
3
5
NB
95
Leathesia difformis
-3
-3
-5
0
5
0
5
-3
0
-5
-3
0
NB
-39
Leathesia veruculiformis
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Leptonematella fasciculata
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Mikrosyphar polysiphoniae
-3
-3
5
-5
0
-5
-5
-3
0
-5
-3
0
NB
-74
Mikrosyphar porphyrae
-3
-3
5
-5
0
-5
-5
-3
0
-5
-3
0
NB
-74
Myriactula sp.
-3
-3
5
-5
0
-5
-5
-3
0
-5
-3
0
NB
-74
Myrionema corunnae
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Myrionema grateloupiae
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Myrionema magnusii
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Myrionema strangulans
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Myriotrichia clavaeformis
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Pelvetia canaliculata
0
0
-5
5
-5
5
5
3
0
-5
3
0
NB
23
Petalonia fascia
3
0
-5
5
5
-5
5
3
0
-5
3
5
NB
29
Petalonia filiformis
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Petalonia zosterifolia
-3
-3
-5
5
5
-5
5
-3
0
-5
-3
-5
NB
-54
Petroderma maculiforme
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Pylaiella littoralis
NB
-3
5
NB
5
NB
5
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Pylaiella varia
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Pogotrichum filiforme
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Protectocarpus speciosus
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Punctaria latifolia
3
-3
5
0
5
5
5
3
0
-5
0
5
NB
45
Ralfsia verrucosa
-3
-3
5
-5
-5
5
5
3
0
-5
0
-5
NB
-17
Sargassum muticum
-3
3
0
5
5
5
5
3
0
5
3
5
NB
92
Scytosiphon lomentaria
-3
3
0
0
5
5
5
0
0
-5
3
5
NB
53
Sphacelaria nana
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Sphacelaria plumigera
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Sphacelaria radicans
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Sphacelaria rigidula(fusca)
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Spongonema tomentosum
-3
-3
5
5
5
-5
5
-3
0
-5
0
5
NB
-5
Stictyosiphon soriferus
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Stragularia clavata
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Striaria attenuata
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Taonia atomaria
0
3
-5
5
-5
-5
5
-3
0
-5
0
5
NB
-9
Undaria pinnatifida
5
5
-5
5
5
5
5
0
5
5
3
5
NB
114
Waerniella lucifuga
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Acrochaete repens
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Acrochaete viridis
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Acrochaete wittrockii
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Blidingia marginata
-3
-3
5
5
5
5
5
0
0
-5
3
0
NB
33
Blidingia minima
-3
-3
5
5
5
5
5
3
0
-5
3
0
NB
42
Bryopsis hypnoides
-3
3
5
5
5
-5
5
-3
0
-5
-3
-5
NB
-4
Bryopsis lyNBgyei
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Chlorophyta
Bryopsis plumosa
3
0
5
5
5
5
5
3
0
5
-3
5
NB
81
Capsosiphon fulvescens
-3
-3
5
-5
5
5
5
-3
-5
-5
3
5
NB
-1
Chaetomorpha aerea
-3
3
5
0
5
5
5
-3
0
5
3
-5
NB
54
Chaetomorpha ligustica
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Chaetomorpha linum
-3
3
5
0
5
5
0
3
5
-5
3
0
NB
67
Chaetomorpha melagonium
-3
3
5
-5
-5
0
5
-3
0
5
3
-5
NB
9
Cladophora albida
3
3
5
5
5
5
5
3
0
5
3
5
NB
114
Cladophora dalmatica
-3
3
5
-5
5
-5
5
-3
0
-5
3
0
NB
4
Cladophora globulina
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Cladophora hutchindiae
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Cladophora laetevirens
3
3
5
5
5
5
5
3
0
5
3
5
NB
114
Cladophora liniformis
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Cladophora ruchingeri
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Cladophora rupestris
3
-3
5
-5
5
0
0
3
0
5
3
-5
NB
19
Cladophora sericea
-3
3
-5
-5
5
5
5
-3
0
5
3
5
NB
44
Cladophora vagabunda
-3
3
5
-5
5
5
5
-3
0
5
3
0
NB
54
Codium fragile
3
3
0
-5
5
0
5
5
5
5
-3
0
NB
62
Derbesia marina
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Enteromorpha clathrata
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Enteromorpha compressa
-3
-3
5
-5
5
5
5
3
0
5
3
5
NB
52
Enteromorpha fleNBuosa
-5
-3
5
-5
5
5
5
0
0
-5
3
5
NB
19
Enteromorpha intestinalis
0
3
5
0
5
5
5
3
0
5
3
5
NB
98
Enteromorpha linza
0
3
5
0
5
5
5
3
0
5
3
5
NB
98
Enteromorpha prolifera
0
0
5
-5
5
5
5
0
0
5
3
0
NB
54
Enteromorpha ralfsii
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Enteromorpha stipitata
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Enteromorpha torta
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Eugomontia succalata
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Gomontia polyrhiza
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Monostroma grevillei
3
-3
5
0
0
-5
5
-3
0
-5
-3
-5
NB
-42
Monostroma oNByspermum
3
0
5
-5
5
5
-5
3
0
5
0
5
NB
50
Percursaria percusa
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
NB
0
Prasiola stipitata
3
0
5
5
5
5
5
-3
0
-5
3
5
NB
61
Pringsheimiella scutata
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Rhizoclonium riparium
-5
-3
5
-5
5
5
5
3
0
5
3
-5
NB
28
Rosenvingiella polyrhiza
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Stromatella sp.
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
UlothriNB flacca
-3
-3
0
-5
5
5
5
-3
-5
5
3
-5
NB
-11
UlothriNB impleNBa
-3
-3
0
-5
5
5
5
-3
-5
5
3
-5
NB
-11
UlothriNB palusalsa
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
bn
NB
NB
NB
NB
UlothriNB speciosa
-3
-3
0
-5
5
5
5
0
0
5
3
-5
NB
13
Ulva carvata
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Ulva lactuca
5
5
0
5
5
5
5
3
5
5
3
5
NB
133
Ulva pertusa
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Ulva pseudocurvata
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
3
3
0
0
5
5
5
0
0
0
3
5
NB
75
Ulva scandinavica
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Ulva tenera
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Ulvella lens
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Urospora bangioides
-3
-3
5
0
5
5
5
3
0
-5
3
0
NB
32
Urospora neglecta
-3
-3
5
0
5
5
5
3
0
-5
3
0
NB
32
Urospora penicilliformis
-3
-3
5
0
5
5
5
3
0
-5
3
0
NB
32
Acrochaetium balticum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Acrochaetium catenulatum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Acrochaetium densum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Acrochaetium hallandicum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Acrochaetium humile
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Acrochaetium moniliforme
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Acrochaetium parvulum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Acrochaetium polyblastum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Acrochaetium secundatum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Ulva rigida
Rhodophyta
id. var. virgatulum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Agardhiella subulata
-3
-3
5
-5
5
0
5
3
0
5
0
0
NB
18
Aglaothamnion "gallicum"
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Aglaothamnion hookeri
-3
0
5
0
5
5
5
3
0
5
-3
-5
NB
39
Aglaothamnion pseudobyssoides
-3
-3
5
-5
5
-5
0
3
0
-5
0
0
NB
-27
Aglaothamnion roseum
-3
0
5
0
5
5
5
0
0
0
-3
0
NB
30
Anotrichium furcillatum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Antithamnion villosum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Antithamnionella spirographidis
-3
-3
5
0
5
-5
0
-3
5
5
3
0
NB
9
Antithamnionella ternifolia
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Bangia atropurpurea
-3
3
5
0
5
5
5
-5
0
5
3
0
NB
58
Bostrychia scorpioides
-5
3
5
0
0
5
-5
-3
0
0
3
5
NB
30
Callithamnion corymbosum
0
0
5
0
5
0
5
-5
0
0
-3
0
NB
6
Callithamnion tetragonum
0
3
5
5
5
0
-5
0
0
0
-3
-5
NB
16
Catenella caespitosa
-5
-3
5
-5
0
5
5
0
0
5
-3
0
NB
1
Caulacanthus ustulatus
-5
-3
5
0
0
5
5
0
0
5
3
0
NB
29
Ceramium botryocarpum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Ceramium cimbricum
-3
-3
5
0
5
-5
-5
-5
0
0
-3
0
NB
-50
Ceramium deslongchampsii
0
3
5
0
0
5
5
5
0
5
-3
0
NB
66
Ceramium diaphanum
-3
0
5
0
5
-5
5
-5
0
0
-3
0
NB
-15
Ceramium gaditanum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
0
5
5
0
5
5
5
5
0
5
0
0
NB
95
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
3
3
5
0
5
5
5
0
0
5
0
0
NB
76
Chondria capillaris
0
3
5
-5
5
5
5
0
0
5
-3
0
NB
51
Chondria coerulescens
-3
0
5
0
5
0
5
0
0
0
-3
0
NB
15
Chondria dasyphylla
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
3
3
5
5
5
5
5
5
0
5
0
5
NB
111
ChoreacolaNB polysiphoniae
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Chroodactylon ornatum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Colaconema dasyae
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Colaconema daviesii
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Colaconema nemalii
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Colaconema savianum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Compsothamniom thuyoides
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Cystoclonium purpureum
-3
3
5
0
5
0
5
5
0
5
-3
0
NB
55
Ceramium rubrum Ceramium shuttleworthianum Ceramium virgatum
Chondrus crispus
Dasya baillouviana
0
5
5
0
5
0
5
0
5
-5
3
0
NB
69
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
3
3
5
5
5
5
5
3
0
0
3
0
NB
94
Erythrocladia irregularis
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Erythrotrichia carnea
-5
-5
5
0
0
-5
0
5
-5
-5
3
-5
NB
-51
Gelidium pusillum
-3
-5
5
-5
5
5
5
-5
-5
5
-3
0
NB
-25
Gracilaria gracilis
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Dasysiphonia sp. Dumontia contorta
Gracilaria vermiculophylla
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Gracilariopsis longissima
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
5
0
5
5
5
5
5
-5
0
5
0
5
NB
75
Griffithsia corallinoides
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Griffithsia devoniensis
-3
0
5
0
5
5
5
3
5
0
-3
0
NB
54
Halurus flosculosus
-3
0
5
0
5
5
5
3
5
0
-3
0
NB
54
Hildenbrandia crouanii
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Hildenbrandia rubra
-5
-3
5
-5
5
0
5
5
0
5
-3
-5
NB
1
Grateloupia turuturu
Hypoglossum hypoglossoides
3
0
5
5
5
0
5
5
0
0
3
0
NB
70
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Mastocarpus stellatus
3
0
-5
5
5
5
5
5
0
5
-3
5
NB
67
Nitophyllum punctatum
5
3
5
5
5
-5
5
-5
0
0
-3
-5
NB
16
Lomentaria hakodatensis
Phyllophora pseudoceranoides
3
0
5
5
5
0
5
5
0
5
-3
0
NB
62
Phymatolithon lenormandii
-5
-5
5
-5
0
5
5
5
0
5
-3
-5
NB
-4
Polysiphonia brodiaei
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Polysiphonia denudata
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Polysiphonia devoniensis
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Polysiphonia elongata
0
3
5
-5
0
0
5
3
0
5
3
0
NB
53
Polysiphonia fibrillosa
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Polysiphonia fucoides
0
3
5
0
0
0
5
3
0
5
3
0
NB
63
Polysiphonia harveyi
-3
3
5
0
5
0
5
3
0
5
3
0
NB
67
Polysiphonia lanosa
-3
0
5
0
0
-5
-5
0
0
-5
3
0
NB
-22
Polysiphonia nigra
-3
0
5
0
5
0
5
0
0
5
3
0
NB
43
Polysiphonia senticulosa
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Polysiphonia stricta
0
3
5
5
5
5
5
0
0
5
3
0
NB
89
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
5
3
5
5
5
0
5
0
0
-5
3
0
NB
64
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Porphyra purpurea
5
5
5
5
5
5
5
0
5
0
3
0
NB
114
Porphyra umbilicalis
5
5
5
5
5
5
5
5
5
5
3
5
NB
149
Porphyrostromium boryanum
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Porphyrostromium sp.
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Porphyra dioica Porphyra leucosticta Porphyra linearis
Pterothamnion plumula
3
0
5
5
5
0
5
0
0
0
3
0
NB
55
Rhodochorton purpureum
0
-5
5
0
5
-5
5
0
0
5
3
0
NB
9
Rhodothamniella floridula
-3
-3
5
0
5
0
5
0
5
5
-3
0
NB
25
Sahlingia subintegra
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Seirospora interrupta
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Spermothamnion repens
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Stylonema alsidii
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
NB
Tabel 5. Inventarisatielijst Zeeuwse zeewieren + een beoordeling aan de hand van 13 criteriapunten voor eetbaarheid en kweek. NB = Niet bekend. De groen gemaakte soorten zijn de soorten met de hoogste totaalscores en worden in hoofdstuk 7 van het eindrapport beschreven.
IV.
Recepten
Tonijnsashimi
ECHT EEN TOPPER!!!!
Bereidingstijd ca 25 minuten Ingrediënten lunch- of voorgerecht voor 4 personen Saus 1 sjalot 4 cm verse gemberwortel olie 1 glas witte wijn sap van 1 limoen 1 dl slagroom 100 g boter 3 el zoete chilisaus ½ el wasabipasta 6 el Japanse sojasaus Sushi 1 pakje tempurameel 4 el gekookte sushirijst (zie basisrecept sushirijst koken) 2 velletjes nori (gedroogd Japans zeewier) 30 g rucola 300 g verse tonijn olie om te frituren paneermeel of panko (Japans broodkruim) grof zeezout
Bereidingswijze Pel en snipper de sjalot. Schil en rasp de gemberwortel. Verhit een scheutje olie in een pan en fruit de sjalot. Voeg gember, witte wijn en limoensap toe en laat tot ongeveer de helft inkoken. Voeg de slagroom toe en laat ook tot ongeveer de helft inkoken. Roer blokjes boter door de saus totdat deze helemaal zijn opgenomen. Zeef de saus. Breng op smaak met chilisaus, wasabipasta en sojasaus. Bereid het tempurabeslag volgens de gebruiksaanwijzing. Leg een vel nori op een bamboematje of een stukje aluminiumfolie en beleg het voor tweederde met rucola. Snijd de tonijn in 2 lange repen (net zo lang als het vel nori) en leg een reep aan de onderzijde op de rucola. Leg aan de bovenzijde van het vel boven de rucola een reepje gekookte sushirijst. Rol het norivel vanaf de tonijnkant op en druk stevig aan. Verwijder het bamboematje of aluminiumfolie. Maak de tweede rol op dezelfde manier. Verwarm de saus, maar laat hem niet meer koken (Als je de saus per ongeluk toch laat koken, kan de boter gaan schiften. Giet er dan een scheutje koude slagroom bij en roer goed met een garde tot de saus weer glad is). Verhit de olie tot 180°C. Doe de panko of paneermeel in een schaal. Haal de rollen door het tempurabeslag en rol ze vervolgens door de panko of paneermeel. Frituur de rollen ca 1 minuut in de hete olie zodat de buitenkant mooi goudgeel en knapperig is en de tonijn van binnen nog rauw is. Snijd de rollen in plakjes en leg ze in de warme wasabi-soja-roomsaus. Bestrooi de rollen met grof zeezout. Basisrecept sushirijst koken Kook 125 g sushirijst in 165 g water in ca 10 minuten gaar. Verdeel de rijst over een platte schaal laat uitdampen. Meng 50 ml sushi azijn door de nog warme rijst en laat afkoelen.
Gevulde Zeewierrolletjes Een snelle en makkelijke manier om zeebanket te serveren,verpakt in zeewier en in de wok gebakken
Ingrediënten 300 gr. reuzengarnalen 200 gr. zalmfilet 100 gr. waterkastanjes uit blik,uitgelekt 50 gr. lente-uitjes,fijngehakt 2 theel. rijstwijn 1 1/2 theel.zout 2 theel. aardappelmeel 2 theel. sesamolie witte peper 1 theel. bakpoeder 4 blaadjes gedroogde zeewier 1 liter plantaardige olie 1/2 theel. peper 1/2 theel. suiker 1/2 teentje geperste knoflook 1/2 theel. gemberpoeder
Voorbereiding Maak de garnalen schoon en verwijder de darmen,was de garnalen onder de koude kraan,dep ze droog met keukenpapier en pureer ze in een keukenmachine. was de zalm onder de koude kraan en dep hem droog met keukenpapier,snijd hem in reepjes snijd de waterkastanjes in dunne schijfjes, pureer de zalm,waterkastanjes en lente-uitjes in de keukenmachine. doe het mengsel in een schaal. meng in een andere schaal de rijstwijn,1 theel. zout,aardappelmeel,sesamolie,een snufje witte peper en bakpoeder. roer het door de gepureerde ingrediënten. laat het op een koele plaats rusten. schep circa 4 eetl. van het mengsel op elk blad zeewier. rol het in de lengte op en druk de randen aan zodat de vulling er niet uit kan. zet de rolletjes eventueel met prikkertjes vast
Bereidingswijze Verhit de olie in een wok en bak ieder rolletje 3-4 min. haal ze eruit en laat ze iets afkoelen. doe alle rolletjes weer in de wok en bak ze nog 1 min. laat ze uitlekken. verwijder de prikkertjes en snijd de rolletjes in ringen van 2 cm. bestrooi de ringen met peper,overgebleven zout,suiker,knoflook en gemberpoeder en 1/2 theel. witte peper. serveer ze met een beetje overgebleven vulling als dipsaus
Serveertips Serveer er gekookte groente en gekookte rijst bij
Miso Soep Gezond, bijvoorbeeld als ontbijt. Soep op de afbeelding heeft andere groenten gebruikt, dat mag ook. Bereidingstijd: 0-10 minuten Hoeveelheid: 4 personen
Ingrediënten Miso Wakame Gember Wortel Prei Tofu (gerookt) 1 liter Bouillon Peterselie of koriander Zwarte peper
Voorbereiding Wakame weken.
Bereidingswijze Week een stukje van 5-10 cm wakame (zeewier) in koud water wel goed afspoelen anders smaakt het naar zee. Olie verhitten, daarin roerbakken: De fijngesneden gember,schijfjes wortel en wat fijngesneden prei en de fijngesneden wakame. Water erbij en bouillonblokje, wat kleine stukjes (rook)tofu. Koken tot gaar. 1-2 eetl miso aanmaken met water, miso toevoegen en niet meer koken ivm behoud van de enzymen. Garneren met fijngesneden peterselie of koriander en zwarte peper naar smaak.
Op internet en in kookboeken (o.a. Zeeuwse koks koken met zeewier isbn : 9789074576093) zijn vele recepten met zeewier te vinden. Veel kookplezier!