Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 - 1683 het Surinaams museum, Paramaribo KDV architects, Paramaribo 2003
Ten geleide: deze transcripties ooit vervaardigd op basis van slecht leesbare fotocopieën, zijn door medewerkers en vrijwilligers van het Zeeuws Archief te Middelburg in 2009 en 2010 voor een groot deel met behulp van de nieuwe foto’s gecorrigeerd en aangevuld. Er blijft echter nog veel aan te vullen! Het ligt in de bedoeling dat deze transcripties, opgesplitst naar de individuele brieven, in combinatie met de foto’s van de originele documenten vanaf juli 2010 worden gepresenteerd op de website van het Zeeuws Archief. Vanaf die datum houden we ons zeer aanbevolen voor suggesties en correcties(naar
[email protected], onder vermelding van “brieven Suriname”). Middelburg, maart 2010
1
Voorwoord In 1974 bood het Provinciaal Bestuur van Zeeland aan het Surinaams Museum te Paramaribo een serie van 4 boeken aan. Deze vier boeken bevatten kopieën van alle archiefbescheiden, zich bevindende in het archief van de Staten van Zeeland en hun gecommitteerde Raden, inventarisnummer 2035, in het Rijksarchief van Zeeland. De beschrijving van het inventarisnummer luidt als volgt: “Stukken uit Suriname en omliggende kwartieren ingekomen 1667 – 1681. Met een dossier betreffende den verkoop van Suriname in 1683, en de afrekening van den Heer van Odijk over dezen verkoop en ook over andere zaken gedaan”. De copieen werden in 1974 ter provinciale griffie van Zeeland vervaardigd op last van gedeputeerde staten van die provincie en met medewerking van de rijksarchivaris van Zeeland. De vier boeken hebben alle jaren in de bibliotheek van het Surinaams museum te Paramaribo ter inzage gelegen. Echter, de moeilijk leesbare handschriften met hun afwijkende letters, maken dat de boeken slechts voor een enkeling toegankelijk zijn. Geen wonder dat ze er vandaag de dag nog als nieuw uitzien. In augustus 2000 vatte de archiefafdeling van het architectenbureau KDV het plan op om de boeken deels te digitaliseren, en zo de vroege Zeeuwse bronnen over Suriname toegankelijk te maken voor een breder publiek. De archieven zijn “vertaald” door Rasijem Karijosemito en Philip Dikland van het betreffende bureau. Einde 2003 werd het werk afgerond. De collectie van 450 documenten is voor ongeveer 60% volledig gedigitaliseerd, en van alle andere documenten zijn korte samenvattingen vervaardigd. Alles tezamen ontstaat een gemelleerd en interessant beeld van de jonge en kleine kolonie Suriname – en het is goed leesbaar. Wij lezen onder andere over de ontwikkeling van de plantages, de grote vraag naar kolonisten en slaven, de joodse gemeenschap, en de oorlog met de indianen. Overigens zijn er ook documenten uit Berbice, Essequibo, Pommeroon, en Tabago, destijds allemaal onder Zeeuws bestuur. En zo, 30 jaar na het geschenk van Zeeland aan Suriname, gaat het geschenk retour. Het Surinaams Museum te Paramaribo, samen met het architectenbureau KDV, schenkt met trots de gedigitaliseerde zeeuwse archieven over Suriname aan het provinciaal bestuur van Zeeland, en het rijksarchief van Zeeland. Het museum hoopt, dat het document op het internet wordt geplaatst, als bijdrage aan de gemeenschappelijke geschiedschrijving van Suriname en Zeeland. Paramaribo, januari 2004 Laddy van Putten, directeur Surinaams Museum, Paramaribo.
[email protected] Philip Dikland directeur architectenbureau KDV, Paramaribo
[email protected]
2
Inleiding De positie van Suriname in de Nederlandse handelspolitiek 1667 - 1680 Na de grote koloniale expansie van Spanje en Portugal in de 16e eeuw, was Nederland het derde land dat zich ontwikkelde tot een handelsgrootmacht van wereldformaat. Feitelijk is het onjuist om van een "land" te spreken. Het latere Nederland was niet meer dan een groepje van 7 provincieen van het Spaanse rijk, druk bezig zich los te vechten van Spanje. De handel gaf hun de noodzakelijke financieen om de strijd vol te houden. Pas in 1648, na een onafhankelijkheidsoorlog van 80 jaar, werden de zeven provincieen een zelfstandig land. Maar dit kleine landje was wel het grootste handelscentrum ter wereld, met als centrum Amsterdam, de grootste haven ter wereld. Om de handel te continueren, was het noodzakelijk om factorijen en kolonieen te stichten vanwaar de handelswaar konden worden betrokken. Spanje en Portugal hadden hierin medogenloos de weg gewezen, en de Republiek der zeven verenigde provincieen behoefde het voorbeeld slechts te volgen. Nederlandse kolonieen werden gesticht in Azie en Zuid-Amerika. Suriname werd in 1667 een Nederlandse kolonie. Intussen waren er nieuwe handelsmachten in opkomst, waarvan Engeland en Frankrijk de voornaamste waren. Om grip te krijgen op de handel, voerden zij een protectiestelsel in: transport vanuit de eigen kolonieen mocht alleen met eigen schepen geschieden. Hierdoor werd het Nederlands aandeel in de handel langzaam teruggedrongen. Naast het protectiestelsel trachtte men ook middels oorlogen de Nederlandse positie verder te verzwakken. De z.g. "oorzaak" van deze oorlogen was steeds verschillend, maar in feite ging het steeds om consolidatie en vergroting van de handelsbelangen. In de oudere oorlogen trachtte men de kolonieen der tegenstander te vernietigen of zware brandschatting te eisen, maar bij de latere oorlogen beperkte men zich ertoe de kolonieen te bezetten, en de kolonisten toegang te geven tot de markt in het nieuwe moederland. Dit bleek commercieel aantrekkelijker. (Watts, p. 241 e.v.) In de tijdsperiode 1667 - 1783, het tijdperk dat door de Zeeuwse archieven wordt beslagen, was de Republiek betrokken bij twee handelsoorlogen: 2e Engelse oorlog (1665 - 1667): de Republiek en Frankrijk tegen Engeland Gedurende deze oorlog werd een Zeeuwse vloot naar West-Indie gezonden, om de Engelse kolonieen aldaar aan te tasten. Het was een kleine vloot van 7 schepen en 700 man onder leiding van de zeeuwse admiraal Crijnsen. Als eerste werd de Engelse kolonie Suriname veroverd. Na het nieuwe bestuur in de kolonie te hebben geregeld, zeilde Crijnsen door naar Virginia, waar een engelse retourvloot volbeladen met tabak werd ingepikt. Maar ook Engeland liet zich niet onbetuigd. Een Engelse vloot veroverde Nieuw-Nederland op het eiland Manhattan, het latere New York. De werkelijke oorlog werd uitgevochten op de zeeen tussen Engeland en de Republiek. In juni 1667 vernietigde de Zeeuwse admiraal De Ruyter een deel van de Engelse oorlogsvloot in hun eigen thuishaven tijdens de tocht naar Chatham. Dit succes maakte het mogelijk dat de Republiek een redelijk sterke positie kon innemen bij de navolgende vredesonderhandelingen in Breda.
1 - David Watts, the West Indies - patterns of development, since 1492, uitg. 1987, p. 241 e.v.
3 Bij de vrede in augustus 1667 bleef Suriname in het bezit van de Republiek, en Nieuw-Nederland werd afgestaan aan Engeland. Vlak na de vredessluiting echter plunderde de Engelman Hermans met 7 schepen en 1200 man de kolonie leeg. De Republiek protesteerde scherp, maar Engeland reageerde daar merkwaardig traag op. Hermans verdween uiteindelijk met de buit naar Barbados. In Mei 1668 nam Abraham Crijnsen de verarmde kolonie opnieuw officieel in bezit. 3e Engelse oorlog (1672 - 1674/78): de Republiek tegen Engeland en Frankrijk Tijdens deze oorlog werd Curacao werd aangevallen, maar niet ingenomen, St. Eustatius en Saba werden verwoest. Deze oorlog is aan Suriname voorbijgegaan. In de archieven wordt hij nauwelijks genoemd. Alleen af en toe merken we dat de Republiek in oorlog is, zoals in Mei 1673, toen een kleine vloot van 5 schepen onder leiding van de admiraal Cornelis Evertsen de Jongste ("Keesje de Duivel") op de Surinamerivier verscheen om victualie in te nemen. Evertsen heroverde St. Eustatius, maakte een Engelse vloot te Virginia buit, en heroverde New York. Ook nu werd de oorlog op zee uitgevochten, en weer was het admiraal de Ruyter die middels een sterk optreden in de slag bij Kijkduin (juli 1673) een voor de Nederlanden redelijk vredesverdrag mogelijk maakte. Met Engeland werd in februari 1674 vrede gesloten (de vrede van Westminster), en de partijen gaven elkaar netjes alle bezittingen terug. De oorlog met Frankrijk duurde nog tot 1678, maar dat land was op zichzelf te zwak om een bedreiging te vormen. De Ruyter voerde in juli 1674 nog een (mislukte) expeditie uit bij de franse kolonie Martinique. Hij heeft tijdens die tocht Suriname niet aangedaan. Hoewel Suriname niet aan rechtstreeks oorlogsgeweld heeft blootgestaan, heeft de oorlog toch de situatie in de kolonie beinvloed. De handel met de kolonieen werd door Engelse en Franse kapers zeer bemoeilijkt, en de grote financieele inspanning die de oorlog eiste, maakte dat er maar weinig geld overbleef voor de ontwikkeling van de kolonieen. In het kort: Er kwamen geen schepen, en er was geen geld. Wij zien in die periode de gouverneurs klagen over het structureel gebrek aan levensmiddelen, soldaten, ambachtslieden, enzovoorts. Men voelde zich - terecht of ten onrechte - in de steek gelaten. Na de 3e engelse oorlog verloor Nederland langzamerhand de suprematie op zee aan de Engelsen. De Nederlandse handelsvloot bleef één der grootste ter wereld, maar de Nederlandse marine zakte af tot een tweederangs niveau. De ontwikkeling van de kolonie tot 1682 De republiek der zeven verenigde provincieen mocht dan in naam één land zijn, maar in werkelijkheid traden de provincieen als dat zo uitkwam onafhankelijk van elkaar op. Ook in het geval van Suriname kwam dat tot uiting. Suriname was door een Zeeuwse vloot veroverd, en volgens de Zeeuwen was Suriname daarom niet Nederlands, maar Zeeuws. En het waren de Staten van Zeeland die de ontwikkeling aanvingen. Deze ontwikkeling van de kolonie werd volgens het internationaal gebruikelijk systeem ter hand genomen. Als eerste moest de kolonie tegen de Europese concurrenten worden beschermd. Daartoe was een fort nodig, en een garnizoen. In het geval van Suriname was dat eenvoudig: het fort Willoughby was ten tijde van de verovering reeds half afgebouwd. Daarna moest de kolonie zo snel mogelijk tot productiviteit worden gebracht. Daartoe moesten plantages worden gesticht - er waren dus planters nodig, die in Nederland en in het Caribisch gebied werden aangeworven. Verder waren er arbeidskrachten nodig - die werden uit Afrika gehaald, de Nederlanse slavenhandel was sedert het midden van de zeventiende eeuw uitgegroeid tot een grote bedrijfstak. En tenslotte velerlei bouwstoffen, en vaklieden om de gebouwen en fabrieken op te richten. Kortom: er was in korte tijd heel veel nodig, en dat lukte niet altijd. De
4 Zeeuwse archieven zijn daarom één doorlopende bede om kolonisten, slaven, vaklieden, en materialen. De kost ging daarbij voor de baat uit, dat zal duidelijk zijn. De kolonie was door de Engelsen uitgeplunderd, en produceerde niet veel. Niemand had contant geld. Men betaalde daarom "in schulden" : Slaven en goederen werden ingekocht met de opbrengst van 1 of 2 nog te volgen oogsten. Voor de leveranciers (de Staten van Zeeland en de West-Indische compagnie) was dit geen gelukkige situatie, maar een andere mogelijkheid was er niet. In 1682, toen er nog steeds geen winst kwam, besloten de Staten van Zeeland de kolonie te verkopen. De koper was de WestIndische compagnie (voor F 260.000,-) die Suriname onmiddelijk doorverkocht aan de pas opgerichte Geoctroyeerde Societeit van Suriname, waarin de WIC voor 33% deelnam, de stad Amsterdam eveneens voor 33%, en de familie Van Sommelsdijck voor de resterende 33%. Vanaf die tijd verdwijnt Suriname uit de Zeeuwse archieven. Uit de archieven van de Geoctroyeerde Societeit weten we, dat Suriname daarna grote kapitaalsinjecties kreeg en tot 1770 een bloeiperiode beleefde. Het doel van de kolonie was de rijkdom van Zeeland te vergroten, en de kolonisten, soldaten, en vooral de slaven werden slechts beschouwd als het middel om dit doel te bereiken. Wij zien dat zij werden behandeld als de pionnen op het schaakbord van de koloniale expansie ; met hun wensen werd alleen dan rekening gehouden, als die niet tegengesteld waren aan de belangen van Zeeland. Het bekendste voorbeeld hiervan is de geprotectioneerde en daardoor dure handel, direct in het voordeel van de Nederlandse reders en kooplieden, maar zwaar in het nadeel van de kolonisten en dus nadelig voor de ontwikkeling van de kolonie. Desondanks heeft het systeem bijna 200 jaar bestaan. In de zeeuwse archieven kreeg de belangentegenstelling vorm via de dringende petities van de inwoners aan de Staten van Zeeland, waarin zij over het algemeen zinvolle dingen voorstellen, die echter zelden werden toegestaan. Indianen en weggelopen slaven Tot 1678 schijnt er vrede en samenwerking te zijn geweest tussen indianen en kolonisten. Indianen werden nauwelijks tot slavernij gebracht ; in 1671 waren er slechts 500 "rode" slaven tegenover 2500 afrikaanse slaven. De indianen werden meer benut als handelspartners: men betrok cassave en verfhout bij hen, in ruil voor een "cargasoen" van textiel, kapmessen en bijlen. Ook fungeerden zij als gidsen en soldaten. In 1678 kwam aan de vrede een einde, en zien we het begin van een grote opstand onder de indiaanse leider Pryari, die de kolonie op de rand van de afgrond bracht. De reden voor deze opstand wordt in de archieven niet genoemd. Wel schreef gouverneur Heinsius dat het de eerste keer is dat Arowacken en Caraïben gezamenlijk optreden. Dit gaf hem dan meteen een middel in handen om de angel uit de opstand te halen: hij zette de twee stammen tegen elkaar op. Uiteindelijk zou de opstand 4 jaar voortduren, tot in de tijd van gouverneur van Sommelsdijck. De indianen werden bijgestaan door een klein guerillalegertje van weggelopen slaven onder hun leider Gamindt. Zij waren de voorlopers en de wegbereiders voor de velen die nog zouden volgen.
5
Gids
1667 1667 - 14 juni - brief Abraham Crijnsen 2035 - 001 Gericht aan de Staten van Zeeland. Verslag van de gebeurtenissen in het Caribisch gebied Mei Juni 1667. Op 20 Mei was er een schermutseling bij de kust van St. Kitts Nevis tussen de gecombineerd Zeeuws / Franse vloot en de Engelsen. Deze eindigde onbeslist. Ed: Mo: Heeren, Den 19e Meije deses jaers met het advijsjacht heb UEd: Mo: in 't breede geadviseert vande veroverde (gebieden), alsmede de plaetsen dije volgens UEd: Mo: ordre beset gelaten heb aen Surinam, Isekepe, Pouroma, en Tabago ; de reden van 't stueren van 't advijsjacht is oock, dat capt. Lesage ende den commandr Roijs na Isekepe en Pouroma hadde gesonden. oock van het conjungeeren met de fransen daer op command(erend)e den Lt generael De La Bare, en zeijnde 14 fransche schepen en twee branders om de (engelse) schepen aen Mibes (= Nevis) leggende te gaan attaqueren ; zijn met d' voorn: schepen den 20e dito d'selve int gesicht gecomen, zij quamen terstondt onder zeijl doch dicht bij de wal houdende, verthoonden haer met 17 schepen daeronder twee branders. Daer wij na eenige uren nadat mons: De La Bare ende sijn bijhebbende schepen haer geprepareert hadden, zijn daernatoe geseijlt. De voortocht was aen de fransen, daer sij seer op stonden, 't welck haar toegestaan was. Ten 10 uren voormiddaeghs begosten eenige wijniche schooten te gaan ; d' Engelsen lagen na de wal & de fransen die seer wel in 't midden costen zeijlen, lijerden na de achterste schepen, soodat zij beneden windt van d' engelsen zeijlden. Ick hebbe terstondt seijn gedaan voor Esquate onder mij bescheijden, om te aborderen alsoo als voren UEd: Mo: bekent gemaakt hebbe. Wij de windt hadden, maar waren geen dije volgden als 's Lants schepen, dije mij trouwe hebben bijgestaen, want den admirael daer ick op aen hadde gelegen om te aborderen, was nijet wachtende, maer settede alle d' zeijlen bij ; was op een schiplengte na aen zijn boort, en bracht hem door Godes hulp zoo verde dat de courage van haer geweken was, ende haer wiste van achterop vluchten, bleven mede sijn wissers in t geschut stekende. Soodat nijet en hadde getwijffelt of zoude den admirael gecregen hebbe, soo de franzen maer hadden gevolcht. Maer zij zijend (= zo is het): wij nijet gesecondeert wierden, quamen met 2 branders op mij af, daer seer geluckelijck ben nijet van geraekt. De fransen bleven voorts voor den wint zeijlende, soo dat met s' Lants schepen mede hebbe moeten volgen om Monsr De La Bare te vragen wat reden dat hij hadde om te wijcken, dewijl de vijant door Godes genade alreede soo verde hadde gebracht dat zij alle op den andere trapten, ende met volle zeijlen souden gestrant hebben, zoo men haer behoore hadde aengetast, daer al één van d' Engelse t'selfde dede ; oock één sprongh van haer op, vertrouwe door sijn eijgen cruijt.
6 Hij maeckte veel excuses : doordijen sijn Capts nijet wel en vochten, mede d' onbeseijlte van haer schepen, en dat verscheijde zijden papier zoude van noode hebben om UEd: Mo: correctelijk de saeck te ontleden. Verhoop tz. aen UEd: Mo: mondeling verhael te doen. De Engelsen, siende de wijckingh van onse schepen, zijn gevolcht en zouden de Fransen toetaliter geslagen hebben, ten ware wij met 's Lants schepen weder na d' Engelsen staken, dije soodra zij ons gewaar werden, sijn bij de wint gesteken. De Fransen seijlende na St: Cristoffel op de reede, ende d' Engelsen naer Mibes. Soodat soo voorts van den anderen gebleven zijn. Ed: Mo:, op 's Lants schepen sijn soo dooden als gequesten 31 a 32 ; te weten: op mijn schip 5 dooden en 16 gequesten ; capt. Cuvelaer een doode en 8 a 10 gequ. , doch van Cuvelaer 4 naderhandt van de quetsuren gestorven ; capt: Bastaen heeft één gequeste. De Fransen hebben geen ofte weijnich dooden, gelijck UEd: Mo: mogen mercken uijt voorgaend. Wij sijn met de voorn: Fransen op de 21 dito van St: Christoffel geseijlt, capt Lesage ende den commandr Roijs een dach na de slagh bij ons gecomen sijnde. De Fransen coers geset na Martinice, ende wij volgens UEd: Mo: ordre na de martinic, ende wij volgens Ued. Mo. ordre na d’....... leggen op heden bij de Caep Henry om noch met den getije de Engelsen meijnen te besoecken. Den commandr Andriessen zal UEd: Mo: verder toestant van de vijant ende wat verder gepazseert is pertinenter bericht doen. Verhoope en bidde Godt de Heer, hij voor ons gena wilt trecken, en UEd: Mo: selven de vrucht van ons werck sien. Mij in de gunst van UEd: Mo: bevele, wiens voorspoede regering van den almacht sijn biddende, blijve, Ed: Mo: Heeren, UEd: onderdn dienaar, Abraham Crijnsen In 's Lants schip Zeelandia ontrent de caep Henry onder zeijl om den vijandt te gaen besoeken, den 14e Juni 1667 Hiernevens gaen aen UEd: Mo: de lijste van de suijckeren die geladen zijn, daer UEd: Mo: pertinenter sal van doen lijste toecomen. AC
1667 - 6 maart - extract uit het verdrag tussen Crijnsen en Byam 2035 - 002 In dit extract worden de voorwaarden vermeld onder dewelke de (Engelse) inwoners uit Suriname mogen vertrekken. Feitelijk staat er, dat hun niets in de weg zal worden gelegd. De praktijk was anders: het vertrek van de Engelsen werd min of meer actief tegengewerkt door de Nederlandse gouverneurs Crijnsen en Lichtenberg. Zie ook 2035 - 061 - 070 (de zaak Banister). Extract uijtte artijckelen geslooten tusschen den Commandeur Abraham Crijnsen en William Bijam Den 6 Martij 1667 5 art In cas eenige inwoonders van dese colonie 't avont ofte morgen, intentie hebben om van hier te vertrecken, soo sal hij vermogen sijne goederen te vercoopen ; ende den Gouverneur sal in
7 soodanigen geval maecken, dat hij - mits redelijcke vracht gevonde - met sijne goederen getransporteert wort. 19 art Dat degene die gesint sijn van hier te vertrecken een schip sal verschaft worden om haer met haer slaven en goederen te embarqueren met passeport van den commandeur Crijnsen, ende sullen vermogen haer sloep mede te neemen, mits met ons uijtseijlende.
1667 - 15 october - brief Claes Reiniersen & Abel Thisso 2035 - 003 Gericht aan de Staten van Zeeland. Reiniersen en Thisso bevinden dat bij hun aankomst op de Surinamerivier de weg is versperd door 4 engelse schepen, die inmiddels Suriname hebben heroverd. Mon Seigneur, Mon tres honoré seigneur, Ce present vous sera scavoir comme c' est que nous sommes arrivé devant la riviere de Sernaeme le 15 octobre ou c'est que nous avons trouvé trois grand navires englois, de quoi nous n' avons peu entrer dedans, a cause que nous avons craint qu'il ni eust de dites Englois dedans la riviere. Nous avons pris nostre cours droit a Berbise afijn de scavoir comme il se passe a Sernaeme, et scachant comme il est tijl, est Englois ou s'il est encor nostre. Nous le fesons scavoir a nos Seigneurs au bientost qu'il le pourra ; et s'il est anglois, mon capitaine a resolu de s'en aller croisse au dessus de la riviere … jours ou trois sepmaines, sij nous pouvons avoir des vivres a Berbisses, car les vivres nous manquent pour advertir sij d'avanture ; il y avont quelque navire qui vient de Zeelande afyn de n'entrer pas dedans, et nous en retournes tout au mesme instant logis. Rien autre pour le present finoy que il nous fait fort …. que nous ne pouvons pas mellieur services rendre au pays, et prie Messeigneurs de vouloir excuser car il est escri a la haste, en demeurant, Monseygneurs Vostre tres obeyssant serviteurs, Claes Reniersen et Abel Thisso. De schip Titverdrief, le 15 october 1667.
1667 - 18/28 december - protestnota Willem Hendrix 2035 - 004 Willem Hendrix is kapitein van het schip Schakerloo, en is door de Staten van Zeeland gemachtigd om de Zeeuwse kolonien die in Engelse handen zijn weer over te nemen. Dit wordt geweigerd door de Engelse gouverneur Willoughby, omdat hij hierover nog geen bericht vanuit Engeland heeft ontvangen. Hendrix dient een officieel protest in tegen Willoughby's handelswijze. Kennelijck sij allen ende een ijgelijck die desen sullen aengaen, dat alsoo ick onderget: Willem Henrix capiteijn vanweghe de Ho: Mo: Heeren Staaten Generael der Verenigde Nederlanden, commanderende op het 's Lants schip genaemt Schakerloo, volgens de expresse ordre van de Ed: Mo: Heeren Staten van Zeelant aen den capiteijn Johan du Bois, off
8 in desselfs afwesen aen den eerste officier, uijt Middelburgh van dato den eerste September deses lopende jaers ge-emaneert op den 17/27 december aen den hoogh edelen gestrengen heer Henrij Willougbij Lt generael vanwegen Sijn Conincklijcke Majt: van Groot Brittanien van het eijlant Barbados, die reste van de Caribische eijlanden, ende de vaste custe van Guiana, ende de colonie van provincie van Surinam daerin gecomprehendeert, in presentie van sijnen Raedt ende schipper Jacob Fret ende Christaen Coolman ende schipper Adriaen Geleijnssen Groenevelt als getuijgen daertoe versogt, hebbe vertoont ende geëxhibeert : een opene acte off patente soo in Latijn als Engelsch gepasseert onder het grootzegel van Engelant ende onderteijkeninge des conincx, dienende tot weder ruijminge ende overgevinge van soodanige plaetsen, eijlanden, sterckten, ende colonien die de Engelsen nae den 10/20 Meij op de Nederlantsche natie mochte hebben genomen ofte gerecupereert, ende uijt crachte van de voorn: opene acte ofte patente versocht ende gesommeert : om het fort en de colonie van Suriname met alle oppendentien en dependentien van dien aenstonts in te ruijmen en over te leveren in mijnen handen, in soodanige staet als die ter tijt van de verthooninge ende exhibitie van de geseijde opene acte ofte patente is geweest, sonder eenige veranderingen, achterhoudingen, ruine ende verderff daerontrent te doen ; Hetwelcke de welgen: heer Lt: generael Willoughbij weijgerende, in voorgeven dat Sijn Ed: tot noch toe niets seekers (wist) van de hant van sijn meester den Coninck van Groot Brittanien, nochte desselfs Capiteijn Generael in dese gewesten, sonder wiens expresse ordre hij niet en vermochte te doen (aleer sij) van de gepretendeerde vreede vernomen hadde, vermoedende nochtans dat het wel mochte wesen, maer absolutelijck afslaende alle voorslagen ende profijtten die tot de versochte inmediatie overleeveringe sonder verder order van den heer Capiteijn Generael soude mogen tenderen. Soo ist dat ick ondergesz. Capireyn Willem Hendrixsen uijt name ende ten dienste van mijn Hooggem: Heeren ende Meesters de staeten generael der verenigde Nederlanden, ende door krachte van de geseijde ordre ende macht ; in tegenwoordigheijt van Godt Almagtight ende de ondergesz. getuijgen daertoe versocht alsvoorens, den welgem:en heer Lt: generael voor oogen gestelt hebbende van wat dangereuse consequentie sijne weijgeringe is, als sijnde regelregt tegens de vreede ende voornamentlijck tegens het 17e artl van het tractaet staende te wesen, dat hij daerdoor sal incurreren de straffe daerin vermelt, behalven dat hij daermede veracht, weijgert, ende violeert de expresse ordre ende patente van sijn coninck, ende bijgevolge vervalt in desselfs hoogste indignatie. Geprotesteert heb ende protestere mits desen op alle wettelijcke & behoorlijcke wijse tegens den welgem:en heer Lt: Generael heer Willoughby, over alle diminutie, achterhoudingen, detactie van wat nature die oock souden mogen wesen, ruine off verderff, dewelcke van dese tijt der voorn: verthooninge ende exhibitie der geseijde acte ofte patente alreede in dese provintie ofte colonie van Suriname - uijt oorsaecke van soodanige weijgeringe der versochte inruijminge van dien alreede gedaen, geattendeert ende geleden, ofte hiernaemaels gedaen ofte geattendeert sullen worden, aen wat persoon het oock soude wesen. Mitsgaders alle de groote onheijlen die daeruijt tot groote ontrustinge, oncosten, en prejuditie van Mijne Hooggemelte Heeren & Meesters soude mogen komen te ontstaen Ter verconden hiervan heb ick dit tegenwoordigh instrument van protestatie met mijn eijgen hant ende pitsier(?) bekraghtigt, actum Paramaribo den 19/29 December 1667,
9 gesz. Adr: Geleijnsen Groenevelt, Chr: Colemans
1667 - 29 december - verklaring Suet, Koolemans en Groenevelt 2035 - 005 Jacob Suet, Christiaen Koolemans en Adr: Geleijnsen Groenevelt verklaren dat zij zijn opgetreden als getuigen bij de overhandiging van Hendrix protestnota (z. hierboven) aan Willoughby.
1667 - 30 december - verklaring Suet, Koolemans en Groenevelt 2035 - 006 Jacob Suet, Christiaen Koolemans en Adr: Geleijnsen Groenevelt verklaren dat zij zijn opgetreden als getuigen bij de overhandiging aan Willoughby van de acte met de sommatie van de overdracht van Suriname aan Nederland. Zij verklaren dat Willoughby heeft geweigerd te gehoorzamen.
10
1668 1668 - 13 Januari - brief Johan Tressry 2035 - 007 Brief van Johan Tressry, door de Staten van Zeeland aangesteld als secretaris van Suriname. De adressering op de enveloppe is doorgehaald ; A: Hulst. Maar waarschijnlijk is de geadresseerde Abraham Crijnsen. In een andere brief van dezelfde datum (2035-009) schrijft Tressry n.l. dat hij een brief aan Crijnsen zal sturen. Ook de zin ".. waertoe die vogels, die U:E:Dt te Nevis ontgaen sijn de oorsaecke sijn ..." duidt op Crijnsen. De brief beschrijft de gebeurtenissen in Suriname vanaf juni 1667 tot en met januari 1668. De Engelsen waren met een vloot naar Suriname gekomen, en de zeeuwse interim gouverneur De Rame had de kolonie overgegeven. Tressry laat zich niet lovend uit over De Rame. De Engelsen hebben flink huisgehouden en veel weggedragen of verruïneerd. Ten tijde van de brief is Suriname nog onder Engels bestuur, maar zal binnenkort weer worden overgedragen. Tressry prijst de kapitein Du Bois, en hoopt dat deze De Rame zal opvolgen. Mijnheer, 't Seedert mijn laeste van den 9 Juny sijn hier groote veranderingen voorgevallen, de Engelsche vloote bestaende in thien scheepens ende twee regimenten te voet, hebben dit fort weederom geëmporteert(?) naedat se alles te Cajane verdestrueert hebben ; soude het selve hier ooc gedaen hebben, ten waere de wijsheijt van den admirael het verhindert hadde, want sij considereerende dit landt als rebellig ende meriteerende de uijterste ruijne, waertoe die vogels, die U:E:Dt te Nevis ontgaen sijn de oorsaecke sijn ; souden nogh in lange tijt niet van 't overgaen geweeten hebben, waerdoor dit ontgeval soude voorgecommen sijn, dat het Landt over de 120.000 pondt suicker, jae meer, veragtert ende verarmt heeft. De franse vloot bij Martinique heel verdestrueert sijnde, ende de Engelsche attaque op St: Cristoffel met verlies van 12 a 1500 misluckt sijnde, soo hadde de vloot weinig te doen, totdat se gerenforceert waere uut Nieu Engelandt ende andere plaetsen met volck ende vivres ; ondertusschen gingen sij een ... nae deese quartieren maecqen, dat haer wel geluckt is ; hoe mijnheer de Rame in sijn gouvernement ende in dese attaque hem g(ed)raegen heeft, kan U Edt: light gissen, die hem soo veel kent als ick. Het en is niet anders geweest als wij van hem tevooren gepresumeert hebben ; maer in kort dog niet geremedieert (kan) worden, Ick hebbe alles int breede aen de heer de Huijbert pensionaris geschreeven ; soo het moogelijck is sal UEd: copie daervan hiernevens senden. De vreede is ons seer aengenaem: bidden God, dat het lang mag deuren tot welvaert van bijde natien ; wij hoopen onder haer Ed: Moog: regeeringe vreetsaemelijck hier te leeven ; ende twijffelen niet off sij sullen alle goede middelen aenwenden om het op te houden ende te doen floreeren ; waervan ick voorgenoomen hebbe een discours aen de heere de pensionaris ende de secretaris de Huijbert met de eerste gelegentheijt te adreseeren: dat den stant ende de gelegentheijt van dese landen maechtelijck sal voor ooghen stellen, ende door wat middelen
11 hetselve te brengen sij tot een seer considerable ende florissante collonie, waervan ick UEd: een exemplaer sal mededeelen om daermede te betoonen de danckbaerheijt die ick UEd: vanwegen meenigvuldige oblijgaties schuldig ben. Den Gouverneur noch niet van sijnen Cooninck verseeckert sijnde van de vreede, ende bevoolen om dese plaets te restitueren, toondt hem entre deux, doch met alle beleeftheijt ; het oorlogschip verblijfft nl. hier in de rivier om te beletten dat de collonie niet vermindert werde, dat door eenige swaerte geesten gedrevent word, die het soecken te ruineeren liever als op te geven, ende willen hebben dat elckeen hier van daer sal gaen met de eerste scheepens die van Barbados verwacht worden, het ophebbende volck sal in de naeste collonie soo veel moogelijck ververscht worden, tot verder ordre ende tijdinge van de staet, daegelijcx verwacht worde, met de ratifficatie van de vreede, alsmeede de confirmatie van onse artijckelen van de staet, Wat ick UEd: schuldig ben sal niet manqueeren met de eerste scheepen die van hier gaen te senden, met het letterhout, ende sien dat de andere goederen aen UEd: van eenige debiteerende ooc gesonden worden. De Engelschen hebben niet favorabel met dit landt geleeft, soodat veele meulens ontbequaem gemaeckt sijn, tot groot nadeel van 't landt omdat de negers daer afgehaelt ende naer Barbados gesonden sijn. De heer capn: Du Bois commandeert tegenwoordich in absentie van de hr: de Rame, als eerste volgeling, sijn commissie ; ick meen als de collonie sal gerestitueert sijn, hij sal sich seer aengenaem ende bequaem maecken onder ons, omdat de Engelsche spraecke wel verstaet, ende lange jaeren een genegentheijt tot de natie gedraegen heeft, waervan hij een goet begintsel gedeurende sijn verblijff alhier gedaen heeft, en twijffel niet, off het sal met groot contentement der inwoonders .... continueeren, sonder een ander te begeeren. Monsieur Munnick presenteert sijn ootmoedige dienst aen UEd: Ick sal afbreecken, ende UEd: beveelen in de bescherminge des Heeren, biddende dat soo daer yets van UEd: dienst alhier is, mij de eere willen doen van mijn persoon daertoe te employeeren, sullende hetselve bereijtwillig doen, om te betoonen dat ick ben, Mijn Heer, UEd: alder verplichtste ende ootmoedige dienaer, Johan Tressry Suriname den 13 Januarij 1667 (schrijffout! moet 1668 zijn) Mijn Heer, Door kortheijt van tijdt heb ick de copie van den beloofden brief van mijnheer de Huijbert niet konnen (insluiten), waerom versoeck mij te excuseeren : UEd: brief heb ick ontfangen, en sal niet manqueeren UE: versoeck met de naeste schepen te voldoen ; in groot haest, verblijve, Mijn ... ootmoedigste dienaer, Johan Tressry Suriname den 16 Januarij 1667 (sic)
1668 - 24 juli - vonnis James Bannister
12
2035 - 008 Een officieel rechtsbesluit, opgesteld door Abraham Crijnsen. Hij verklaart dat de majoor James Bannister heeft getracht de Engelse inwoners aan te zetten tot vertrek uit Suriname. Hij stuurt daarom Bannister naar Zeeland voor verdere berechting. Zieover deze zaak ook 2035 - 061 t/m 070. Translaet van de copie. Abraham Crijnse Cap: commandeur chef ende opperhooft van dese provincie, ende de Ed: van sijne Raedt, bij de Heeren Staten geappointeert, Alsoo de sergeant James Banister voor ons is verscheent en niet alleen bij monde, maer bij geschrifte insolentelijck begeerde in den naem van het volck, die intentie hadden om aff te gaen, nadat de major Bannister hadde gedaen de eedt van trouwe nevens de recte van de inwoonders, en nadat denselve door ons in de naem van de heeren Staten hebben geseijtd dat sijluijden van de heeren Staten soude ontfangen alsulcks satisfactie en previlegie in dese colonie was verleent en geprovideert werde van slaven en andere coopmanschappen dat ijdereen door Godts hulpe haest soude comen in een florerende staet, 't welck met een groot contentement van dese was aengenomen naer alle twelcke den gen: major Banister de inwoonders heeft gejudiceert te removeren, en in haer naem versoeck ende geschrifte gemaeckt datse haer slaven mochte weghvoeren, 'twelck directelijck tegen de articulen is, nade verclaerde intentie van diverse van hun, ende instelijck versocht in de papieren, van Crijnse en sijn raedt vrijheijdt voor hun om aff te gaen, 'twelck haere begeerte niet en was. Alle welcke dingen sijn tegen de vrede en rechte van dese colonie, 't welck bij mij ende Raedt sijnde geconsidereert, hebbe goede gedachte, den major Bannister te senden int schip genaemt Vriendtschap aen de heeren Staten van Zeelandt, om te verantwoorden sijn alsulcks assumerende maghte. Dit gedaen int schip Suriname te anckere voor het fort Zelandia in de riviere van Suriname den 24 Julij 1668, geteijkent Abrahem Crijnse getranslateert uijt de Engelse tale door de ondertekent nots:, actum Vlissinge de 6 octob. 1668, Tobiassem nots: ju: (in de margine de handtekening: J: no: Sressij)
1668 - 13 januari - brief Johan Tressry 2035 - 009 De geadresseerde staat niet vermeld. Tressry beschrijft de handelingen van de - inmiddels gerepatrieerde - interim gouverneur De Rame. Hij heeft weinig goeds over hem te vertellen. (174)
13 Mijnheer, Het en is van noode dat ick UEm: met eenige woorden te kennen geve hoedanigh de regeringhe van mijnheer De Rame geweest sij, dewijlle UEd: in particulier sijne bequaemheijt ende humeure alte wel kent, het schijnt dat hij niet door verranderinge van klymaet sijn eigenschaep heeft konnen veranderen. 't Welcke door de vergrootenisse van eere seer merckelijck aengewassen is. Soo dat ick geloove dat hij met weijnich moijte soude konnen gebracht worden hemselven in te beelden dat hij een prins was. Mijn laeste brief aen UEd: was van den 9 junij, 't seedert heeft hij mij niet alleen in alle manieren soecken te affronteren, maer affbreuck gedaen in de proffijten en de emolumenten van mijn ampt, die - gelijck als UEd: weet - tot weederseggen van den Staet vergunt waeren. Monsr: Munnick heeft hij gedreigt te bastonneren, ende mij heeft hij gewijgert mijn stemme in de raedt ; pretenderende dat ic daer maer sat als secretaris en niet Raedt ; 'twelcke UEd: seer wel weet te strijden tegen de commissie, ende onse discours daerover gehat ; ende nu bevinde ick wat ick UEd: eens verhaelt heb doen wij na Alonse plantagie gingen, ende van die materie discoureerden : dat het beeter is met een man van groot verstaent ende discretie om te gaen, als die maer de naem daervan hebben, sonder de daet. Ick hebbe de stouticheijt genoomen om den heer pensionaris van alles int breede te informeeren ende soo de tijdt het toelaet sal de copie daervan hiernevens laeten gaen, ootmoedich versouckende, soo de gelegentheijt presenteert hetselve te willen voor de waerheijt recommandeeren, want ben niet beschaemt hetselve daertoe versocht sijnde te avouweeren, ende met veele testemonien te verifieeren. Wij bevinden nog dagelijckx het ontgeluck, dat UEd: niet bij ons is gebleeven, ende UEd: memorije is nog soo versch onder ons, dat bijaldien de collonie weederom gerestitueert worden aen den Staet, ende dan de reste der middelen gebruickt worde om het te doen floreren, soo mogt wel niet onwerdig sijn van UEd: persoon, om deselve int ...rste gesagh te laeten gebruicken ; want wat konnen de ingeseetenen requireren tot haer welvaeren, als hetgeene bij UEd: te vinden is, ende daer se alreede genoegsaem de werckteeckening van ghesien hebben : Ervaerentheit in de wetten ende policijs, gematightheijt inde 't afsien ; sachtmoedicheijt ende beleeftheijt in de maniere ; ende comportement, verstaent van de spraecke, overeenkomminge met de manieren, constitutien, ende humeuren der ingeseetenen, ende dat nog crachtiger is, een seecker treckinge van de genegentheijt der inwoonders tot UEd:, spruijtende uut een opinie die se s(elv)e hebben, van dat UEd: met de planters wel soude leven, ende de gerechtijgheijt verstaen. 't Welck heel contrarie bevonden is inde persoon van capn: De Rame, die wij verhoopen noijt wederom hier sal kommen, tensij dat de Staet int sin heeft om dit landt te depeupleeren, want hij soo weijnich bemindt is van de Neederlanders selfs als van de planters. Wij hebben alrede groote oorsaeck te gelooven dat de heer capn: Du Bois in alle de voorgaende dingen een ander spoor sal volgen, hebbende alreede inde transactien 't seedert sijn Ed: komste alhier gethoont dat hij gecoomen is om de collonie te conserveeren ; waeraen de inwoonders niet en debiteeren, omdat hij altijdt een seer groot genegentheijt tot de natie gehadt heeft. Ende daerom verblijt sijn dat onsen Dictator absq tamen facultate dictandur op soodanigen manieren geabdiceert is, dat de heeren Staeten nisi rem par ditam verint hem niet wederom hiernaetoe sullen senden, ende dat een persoon hem succeedeert door kracht van commissie die op een beter voet, als hebbende een stercker genegentheijt tot de natie, met de ingeseetenen sal
14 tewerck gaen ... en twijffelle niet of de experientie sal mijn woorden confirmeeren, ende dat ons daegelijckx sal oorsaeck gegeven worden, om sijn verblijff onder ons te versoecken, en hoef UEd: niet te seggen dat mijnheer Rame seer wijs was in p.... opinie, ende daerom geen Raedt van noode hadde ... mij wonder dat UEd: soo quaedtlijck bedoelt ..... van hem eenige toe te voegen ? Seecker het is een affront dat niet licht af te vaegen is, ende ick soude mijnheer Crijnssen raeden, hem tenminste om excuse te bidden, ende te belooven dat het niet sal gedaen worden als hij wederom als gouverneur terugge komt. Maer ick weet beeter raedt : sie dat hij den heer Prince van Carante off den Graeff van Stieron persuadeere om haer gouvernement te verlaeten, want dit is veel beeter als het haere, altijdt gelijck als mijnheer Rame seijdt, die haer niet en wilde cedeeren, den tijtel ommers van Viceroij is beeter als van simpel gouverneur ende het leeven ende doot der inwoonders alleen in de handen te hebben, als van anderen gecommandeert, ende van de wetten gelimiteert te worden. Ick ben van meeninge om een discours van dese collonie aen de heer pensionaris ende secretaris De Huijbert met de naeste gelegentheijt te adresseeren, waerin ick sal tragten den staet des Lands te vertoonen, ende desselfs gelegentheijt ende eijgenschappen ende de middelen om het doen floreeren ende op te houden ; waervan UEd: een exemplaer sal senden, alsmede aen mijnheer Crijnssen die wij verhoopen wel int vaderlandt geadriveert, alsoo capn: Hindrick sijn Ed: ontrent daertich mijllen van de wal ontmoet heeft. Wat Ick hem ende UEd: schuldig ben sal je met de eerste scheepen die vracht inneemen senden ; de tijdinge van de vreede heeft ons seer verheugt, ende wij verlangen om eens in een geruste staet te leeven, hetgeen dat wij niet en konnen verwachten, totdat de restitutie van het landt gedaen is, dat wij vreesen nog 5 a 6 maenden sal treijneeren, daerom soo heeft de capn: dit scheepje expres ...nck aen Haer Ed: Moog: afgeveerdigt, dat wij verhoopen met goede despeches aen ons sal in korten tijt gerenvoijeert worden. Biddende om d' eere van U Ed: goede correspondentie dat aen mijne kandt in alle getrouwicheijt niet en sal mancqueeren ende waerin ick UEd: kan dienen, sal mij ten hoogsten geluckig achten soo UEd: sal gelooven dat ic ben en altijdts sal blijven, van, Mijnheer, UEdht: ootmoedigste ende getrouwe dienaer, Johan Tressry Surynam den 13 January Mijnheer, Ick bidde mij te willen excuseeren dat ick niet kan senden de copie van Mijnheer Huijbert's brief, maer alsoo die wat lanck is, ende de tijdt kort is, soo heeft het niet konnen geschieden. Doet mijn ghebiedenisse aen neef Herle, en seght hem dat ick tenminsten een antwoordt van hem verwacht had. Mijnheer, ick ben, UEd: gheaffectioneerde ende alderverplichste ootmoedige dienaer, Jo: Tressry Surynam den 16 January 1668
15
1668 - 31 maart - brief Dirck Carstens 2035 - 010 Gericht aan de heer de Huijbert. Carstens meldt dat hij door De Rame is aangesteld tot ondercommies, waarbij over het salaris niets is afgesproken. Carstens verzoekt om vaststelling van een redelijk salaris (met terugwerkende kracht, hij vervult de functie reeds drie maanden). Hoogh Edele Erenfeste wel wijse ende Voorsienige Heer, Mijnheer Raetpens: De Huijbert, Mijnheer bekent zijnde, dat ick voor desen corporael geweest zijnde, van de compagnij van mons: De Rame ontbooden ben geweest met mijn vrouw en kindt, van voorw: De Rame om te coomen tot Suriname, streckende tot mijn avancement. Soo ist, dat wij met 't schip de Rijsende Son metten 5 andere bij ons hebbende schepen tot Surinaem coomende, met ons ter contrarij uitvallende tot ons groot leetwesen, ende ick Mijnheer Du Bois onderweegs eenige dienste gedaen hebbende, waerdoor hij mijn bequaemheit heeft aengesien, ende mijn gestelt voor ondercommis, tot assistentie van commis Nicolaes Combe, doch sonder eenige tractamente te belooven. Sheggende dat aen Haer Ed: Moo: heeft geschreeven, om Haer Ed: Moo: te laeten disponeren wat Haer Ed: Mo: mij sullen gelieven toe te leggen. Alsoo dan mijn vriendelijck versoeck is, dat Haer Ed: Mo: gelieven in te sien, de smerigheit, vettigheit ende verslijten van linnen en wollen, waerbij ick daeglicks in de magazijn veel verkere en omgae gelijck een ondercommis toestaet te doen. So ist dat ick onderdaenich ben versoeckende, Haer Ed: Mo: mij een redelijcke soldij gelieven toe te leggen, ende 'tselve aen mijnheer Du Bois te laeten weeten, om mijn daernaer te connen reguleren. Voorts versoecke onderdaenigh, Haer Ed: Mo: haer goede gratie, affectie ende goede genegentheit tegen mijn gelieven te continueren. Mijn aengaende, Haer Ed: Mo: eenige dienste connende doen, verblijve altijt verobligeert. Sal sien Haer Ed: Mo: commando in alle manieren te effectueren. Alsoo ick nu dese plaets over de drie maenden hebbe bekleedt, ende mijnheer Du Bois mijn hier in Barbicies bij 's lands siecken heefft gelaeten, so heeft mijn de noodt gedwungen, eenige nootdrufften te coopen van schipper Cornelis Mariniesen, bedragende 6 pont : 2 st : 8 : Versoecke oodmoedigh aen mijnheer dese penningen te laeten contenteren aen voornoemde schipper, neffens noch 29 guldens aen mijn confrater Nicolaes Combe, ende de penningen op mijn rekeninge te laeten decorteren. 't Schip de Rijsende Son heefft hier in de mont van de rivier gelegen, also deselve niet op heefft connen laveren. En mijnheer Du Bois Suriname wederom in possessie hebbende, heefft het volck met enige vivres met de snauw te Sername laten haelen. En de vleuijt is uit de revier geloopen, waernaertoe is onbekent, commandeur Cornelis Willemse met de schipp: Cornelis Markus van 't schip de Rijsende Son zijn overleden en hier in Barbicies begraven. Hiermede sluitende, wensche mijnheer gesontheit, prosperiteit, en welvaert, en goede zegen tot Haer Ed: Mo: regering ; en verblijvende Haer Ed: Mo: onderdanigstene en verobligeerde dienaer, Dirck Carstens, voor desen corporael van de compagnij van mons: De Rame, tegenwoordigh ondercommis van Haer Ed: Mo:
16 Actum in Barbicies desen 31 Maert = Ao 1668
1668 - 11 mei - salarislijst ambtenaren fort Kijkoveral 2035 - 011 ""....Lijste van de persoonen in dienst sijnde geweest van de geoctroijeerde West Ind: Compie: ter camer van Zeelandt, gaende naert fort Kijckoveral in de reviere van Isequepo, mitsgaders 'tgene haer over verdiende maentgelden is competeerende...." De lijst bestrijkt de periode 13 dec. 1667 - 31 mei 1668. Totaal 8 personen: Joannes van de Reviere (commandeur van het fort ; overleden) ; Michiel Oenius ; Pieter Rocheun ; Steven Tournaelje ; Hendrick Jansen ; Jacob Hendricksen ; Jochum Middach ; Benjamin van de Velde.
1668 - 29 april - brief Lansman 2035 - 012 Gericht aan de staten van Zeeland. Jean Lansman was in april 1667 door Crijnsen als commandeur naar Tabago gestuurd om dit eiland namens Zeeland te koloniseren. Hij stond aan het hoofd van een klein garnizoen, en de term "commandeur" betekent niet dat hij hoog in de krijgsorde was gesitueerd. Blijkens 51 had hij de rang van sergeant. Mes Seigneurs, Despuis ma derniere dattée du premier jour de Mars 1668, est arivé ycy le 22 avril un Anseigne (= vaandrig) Abel Thissau. Envoyé de vos segneuries pour commander ycy en lisle de Tabago, ayant avec luy 15 soldats e quelques habittans. Voyant lhotoritté de vos Seigneuries je luy ay tres vollontiers cedé le commandement. Il est tres honneste homme, e est veneu fort a propos pour les interest de cette isle. Il y a desia plusieurs habittans venus tant de la Martinique, Gaudelouppe, que de la Grenade. Suivant leur dire il en doit venir beuacoup d' autres. Le 7 'd Avril est arrivé ycy un gentilhomme francois nommé De Lisle avec 25 negres e quelgues habittans e une barque a luy, appartenante de la Martinique. C'est un tres honneste gentilhomme nous luy avons accordé le plantage de Mr. de Wit qui est dans la grande baye. Hier 29 d'Avril est arrivé ycy une barque de l'isle Martin(i)que avec 26 personnes tant vieux que nouveaux habittans ; On a fait …. le bruit en tous ces cartiers de l'Amerique que la garnisson de Tabago avoit esté esgorgée ; graces a Dieu nous nous portons tous bien de coeur. Il y a quelque soldats qui sont incomodes des jambes ; il en est mort despuis un an quatre ; Je l'ay escrit a vos Seigneuries par ma derniere. Deplus, mon suseseur suivant le journal de Tabago fait par ses lettres mention de tout ce qui est nesesaire pouradvertir vos Seigneuries. Il y a encore beaucoup de cassave e de fruis en cette isle ; Il ny a que la chaie (wijnkelder) qui soit dificille a recouvrer. On m'a a despuis six mois fourny deux mille cent soisante e trois livres une partie a sinqte quatre sols la livre Des la fin du mois d'octobre Iay manqué de toute sorte de vivres. Sans les habittans j'estois fort incommodé. Ils m'ont fourny de viande, de casave, e d'eau de vie jusques a la somme de six cens quarante huit livres trois sols e demy. Jay aussi enprunté du sel quil fault randre au double.
17 Les soldats ont fait par mon commendement quatre mois d'avant leur casave. Jay mesnagé les mieux quil ma esté possible. En viande despancé: quatre cent sinquante e deux livres huit sols e demy. En casave: cent quarante une livre quinze sols. En eau de vie: cinquante e quatre livres. Vos Seigneuries seront adverties que Jay traitté paix e amitié avec tous les Indiens de ces cartiers, comme ceux de la Domingue, de St. Vincent, e de la Grenade. Pour ceux de cette isle nommez Galiby ils sont tout a fait bons amis. Ils sont tous venus de tiere ferme pandant que Jay escrit la presante, ils sont environ soysante bons archers e fort fidelles. Il ny a que je sache que les Nipoirs qui sont les mutins. Ils m'ont menacé plus de quatre mois durant de venir avec vint pirogues me faire la guerre. Le ne... leur a seigné e se souvienne encore du premier jour de Septembre 1667 qu'ils furent chassez de cette isle … repete de tous leurs lits branlant, une pirogue ou guenault, e quelques Indiens ; nostre party estoit de quarante Indiens de Galyby avec le canonnier, le trechemen, e un soldat, tous trois armez d'une carrabine. Les Nipoirs estoient plus de cent cinquante. J'attans le retour de Mr: Crince pour prandre de luy telle resolution qu'il plaira a Vos Grandeurs. Je prie Dieu quil benisse vos labeurs e vostre estat, demeurant a Vos Seigneuries, Mes Seigneurs, Tres humble e obeissant serviteur Lansman a Tobago ce 29e Apvril 1668
1667 - 30 april - 1668 - 7 april - dagjournaal Lansman 2035 - 013 en 013a Beschrijft het verloop ve zeeuwse kolonisatie van Tobago. Boven het journaal staat: Anno 1668. Uit de tekst blijkt dat het journaal aanvangt in april 1667 en eindigt in dezelfde maand van het jaar 1668. Ano 1668 Een memorijael op 't Eijlandt Tabago april 30 Op Saaterdag soo ben ick Jan Lansman hier opt Eylandt Tabago gecommandeert met vier en twintich man uit naam & last van Haare Eede: Moogende Heeren Staaten van Zeelandt ; van den capitn: commandr: Abraham Crijnsz, dewelcke ons montcosten gegeven heeft voor vijf maanden. primo meij Op Sondagh gaven wij rasoen broot, drey pd voor acht daagen. Op den selven daato soo isser twee van ons volck sieck geworden. Meede op dien dato soo is den bottelier van den E: capt: commandeur Crijnsz alhier begraven. den 2 ditto Bleven onse esqr. scheepen nochal op de reede ten ancker & overdagh aen landt & des avens aen boortt ditto 3 Des s'avens soo is capitn: Couwelaer in Zee geloopen & in de voornacht is den capitn: commandr: Crijnsz meede in zee geloopen / & alsoo vertrocken /
18 ditto 4 Gaven wij een ransoen speck aent' volck jderman 1/2 pd & van stockvis, gaven voor de weeke 1 1/4 pd ; meede is capitein Couwelaer voor de wint geloopen naer de scheepen die aen de andere sijde van 't eijlandt laagen ; op dien selven oock begonnen schans corven te maacken. ditto 5 soo is den s'churchien meede sieck geworden ditto 6 waaren wij doende met eenige van 't volck om aen het fortt te wercken, gingen denselven oock eens sien of de Indiaenen noch waaren, daer wij eerst op 't landt comende haer gevonden hadden. Maer vonden haar niet, dan eenige hoenders die ons volck doot schooten & meede brachten. ditto 7 waaren nochal doende met ons te verstercken ditto 9 Is overleeden Pieter Wellemsz, soldatt van de compie: van capt: Laagevelt. ditto 10 a 11,12,13,14 waaren nochal doende om ons te verstercken ditto 15 Soo ben ick met 4 man gaen sien naer de wilden / maer vonden se niet / want sij waaren gaen woonen aen de andere syde van 't landt. ditto 16 tot den 20 ditto toe Soo isser veel van ons volck sieck geworden ditto 23 waaren der al 14 van ons volck sieck & bleven alsoo sieck den Luijtenant met den Constabel waaren doen oock heel sieck. Junij 7 Vernaamen wij twee indiaenen dewelcke oock bij ons quamen & naar alle bewijsinge & verclaaringen dat ze onse vrienden waaren / seyden dat se van Sinte Vencent waaren gecoomen / & dat haar Canoa aen de andere zijde vant landt lach & sijn des achtermiddags weer vertrocken ditto 15 Soo quamen de wilden met acht man & wij beweesen haer alles goets & sij seijden dat sij des anderen dagh s'morgens met ses man wilde comen om met ons te handelen. ditto 16 Soo zijn deselve wilden gecomen & stierden ses man vooruijt sonder geweer / & deselve sochten ons volck soo wat lange de strant te soeken / maer ons volck van boven int huijs kreegen int gesichte datter een trop Indijanen aen boschaade lach & versochten ons volck alsoo het padt af te snijden & dood te slaen, maer het beliefde Godt niet & zij daerop rittirerden met haer allen op 't spoedigste. ditto 25
19 Ben ick oock sieck geworden Julij 18 Soo is hier aen Tabago per gevall een prijsje gecomen van capitn Loncque, gelaaden met eenige ficktualie & was gedestineert naer Serrenaeme ; deselve heeft ons tot onderhoudinge van 't volck gelaaten een tonne speck, een tonne soute macreel, met een oxhooft gereucte visse, met een oxhooft broot & dat door orsaake dat niet naer Serrename conde opcomen. ditto 22 Is hier op de reede gecomen een hamborgerman van Madeera, gelaaden met wijn. ditto 24 Hebbe een pijpe madeerese wijn tot onderhoudt van het siecke volck gecocht & de gesonde een pintte per weeke & de siecke alle daagen, soo lange alst duert. ditto 29 Zijn de twee voorgen: schepen 't zeijl gegaen & seijden dat sij naar Curacao wilden Augosto 14 Soo is hier een franse berque van de Granades aen het landt gecoomen om te jaagen / 't welck hem is toegestaen & brachten ons hier drey a vier man van Martennique die hier aen het landt zijn blijven woonen. August 15 Is hier een Canoa aengecomen van Sinte Vinsent dewelcke brachten ons twee schiltpadden & zijn den selven avont vertrocken. ditto 16 Soo is drey man van ons volck naer de Coursijde(?) gegaen, daer de voorgen: berque lach & vonden aldaer de wilden die tevooren voor ons gevlucht waren & door presant de fransen maakten doen vrientschap met haer ditto 17 Is overleden Philip Leerdy soldaet van de compie: van Cappitein Wassen Hooven Marin. ditto 20 Soo zijn de indijaenen van de Cour zijde weederom bij ons comen woonen. ditto 24 Brachten ditto indiaenen ons een vercken te coopen. ditto 31 Zijn hier drey canos met indyanen van Trinidad ofte Cuil aent landt gecomen. Waerop de indijanen die hier te vooren bij ons gewoont hadden ons quamen waerschouwen & seijden dat de andere indijanen haere & onse vijanden waeren ; & dat zij ons sochten te choppen & vraagden dry a 4 man tot hulpe om de anderen van het landt te keeren ofte jaagen ; 't welck geschiede. september 1 Quamen ons volck met de indijanen beneeden aen het landt bij de vreemde indijanen & stelden haer vechtenderwijse tegen haer & de anderen vans gelijcken & ons constabel werdt met een pijl
20 in zijn rechter arm geschooten ; dreven haer op de vlucht hoewel zij dreymael stercker waaren, alsoo zij bij gissinge ontrent drij hondert sterck waaren. ditto 3 Is overleeden Jan Hendricks soldtt. ditto 16 hebben de indijanen ons een schiltpadde te coop gebracht. ditto 17 hebben wij verstaan datter twee canos met indijanen van Sinte Vincent beneeden aen 't landt gecoomen waaren. ditto 18 Zijn hier twee canos met indijanen van Trijnedados gecoomen. ditto 25 Is hier te lijwaerts van 't landt een engelsche barcque gecomen & de franse barcque die daer lach om te jaagen ; mackten daer jacht op & is hem in zee naer geloopen ; soodat hij selver door de stroom van het landt wirdt ontsteeken, soodat hij twee man van sijn volck achter uijt seijlde. ditto 26 Zijn twee canos met indijanen beneeden aen de Zantpunt gecomen. Onse indyanen sijden dat het onse vijanden waaren ; hebben ons daerop claar gemaackt & met neegen man neven de indijanen daernaertoe gegaan ; bij haer comende waaren 't onse vrienden van de Granades ; zijn alsoo naer ons fortt vertrocken. Septembr 28 Soo zijn deselve indyanen van de Granados met haare canoos bij ons aen het fortt gecomen ; wij deeden haer alle vrientschap & zij van gelijcken aen ons. Octobr 5 Zijn de vooreseijde indyanen weederom van hier aen de Granados vertrocken. ditto 9 Zijn eenige ofte meeste partt van de indyanen die hier bij ons woonen met twee canoos naer de cust gegaen ; daer een soldaat met een vrijman met haar gegaen door ordere. ditto 10 Zoo waaren van de indyanse vrouwens die hier woonen naer de groote bay gegaen ; dewelcke ons quamen waerschouwen & seijden dat sij daer seven cristenen met twee indijanen gesien hadden ; soo is daerop ses man van ons volck daernaertoe gegaen met vier indyanen, maer hebben dit volck niet connen vinden ofte verneemen. ditto 15 Gaven wij het leste ransoen speck uijt aen het volck. ditto 25 Is hier aen het fortt de franse barcque gecomen die hier neegen weeken aen het landt gejaaght hade.
21 Denselven dach quamen hier aen 't fortt dreij prauwen ofte canoos met indyanen van de kust, thuys hoorende aen Doominike. ditto 26 Soo is de vooreg(enoe)mde: barcque met de canos indijanen vertrocken ; de barcque naer Martenique & canoos naer Dominique. 1 Novembr 2 Soo is hier een canoa met indyanen gecomen van de Cust. ditto 4 Zijn ditto indyanen naer de Granados vertrocken & de andere indyanen met de vrouwen die soo lange hier gewoont hadden zijn meede naer de Granados gegaen. ditto 5 Soo is hier dichtebij de reede een barcque voorbijgeseijlt. Decembr 13 Is hier een barcque van de Martennique gecomen brenggende meede eenige huijsgesinnen meede van oude inwoonders deses lants, cleijn & groot 55 persoonen in alles. ditto 19 Isser een kint van de overcomenden gestorven & begraven. 1668 februwary 17 Des Morgens soo zijn hier acht man van de Zantpunct over landt gecomen die daer met haer schip laagen & des achtermiddachs soo zijn zij weederom naer haer schip gegaen met een van de inwoonders van dit landt, om het schip op de reede te brengen & quamen van Gerritdoloupe om het landt alhier te helpen habitueeren. ditto 25 Soo is het voors: schip alhier op de reede gecomen & bragte hier ontrent veertig menschen soo oudt als jonge & naerdat het voors: schip haere inhebbende goederen gelost hadde soo is hij wederom van hier vertrocken naer de Barbados Maert 5 Soo is hier bij ons gesien een schrickelijcken Roede aen den heemel firmment recht in het wessten snijden, wirdt gesien cortt naer het ondergaen van de sonne ; waer schrickelijck om aen te sien ; Godt weet zijn beduijdinge. ditto 29 Des Nachts soo zijn de indyanen die hier bij ons gewoont hadden met de soldaat & vrijman Jan Cornelis alhier gearriveert, commende van de vaste Cust.
22 april 7 Zijn de voorgen: Indijanen een partij daervan weeder naer Trinidados gegaen. Den selven dato is hier een barcke van Martennique aengecoomen met intentie om hier te blijven met volck & alles, met ontrent noch 25 neegroos Lansman
1668 - zonder datum - staat der uitgegeven plantages door Lansman 2035 - 014 Eerste grondregistratie van Tabago. Uit de lijst blijkt dat veel plantages werden heruitgegeven. De reden staat niet vermeld. Waren de vroegere bezitters gestorven of vertrokken ? Als breedtemaat wordt de "treede" of "pas" gehanteerd. Het is niet bekend wat dit voor een maat is. Jan van Ruyven, de eerste naam op de lijst, werd later secretaris van Suriname. Ook De Lisle en Dufour zijn bekende 18e eeuwse surinaamse namen, maar daarvan is het niet bekend of ze relatie hebben tot de kolonisten van Tabago. Nottissie van de plantagien die bij den commandeur Jan Lansman begeven zijn Jan van Ruyven : de plant. van Welhem ten Bergen breet 800 treeden. Jacobus Lanse en Philip Sijmoen: de gront van Jacob Lombert breet 300 treeden. Jan Marsies: voor desen Lambert Bastyans, 200 treeden. Fransoijs Martijn: voor desen Samuel van Stetten: 100 treeden Mons: Charles del Furno Escuier Sr: de Lisle: voor desen Anthony de Witth groot 600 Treeden. Pierre Belviele: voor desen Marcus Maljaert 150 treeden Monsr: Pierre Inbert met zijn maet Charles du Four: voor desen Isaack Basel breet 400 passen. Jan Cornelis Craij: voor desen Guljaem de Vett, 100 treeden Michiel Noel: voor desen Joos Vinck & Johannes Mouweris, 200 treeden breet Juliaen Dija: voor desen Gerrit Borgemeester & Jacob Bursou, breet 200 treeden David Renniers Risseljeu: noch 50 treeden tot zijn oude gront. Do 12 Lansman
1668 - 30 April - brief Abel Thisso 2035 - 015/016 Gericht aan de Staten van Zeeland. Abel Thisso was als gouverneur (? - of in ieder geval als leidinggevend persoon) aangesteld. Zijn eerste brief beschrijft uitgebreid de situatie op Tabago, en zijn handelingen en voorstellen ter verbetering. Voorts de afkondiging van zijn aanstelling. Coppie EEDe Moogende Heeren Mijne Heeren Staaten van Zelandt Naer Reverentelijcke Salutatien,
23 Op Sondach den 22 April ben ick door Godts hulpe in de Roode Clipbay aen het eylandt Tabago met mijn bijhebbende volck geluckigh gearriveert. Bende Avonts voort aen Landt gecomen, hebbe het guarnisoen met den commandr sterck bevonden een en twintich man, saagen vrij wat soober uit. Wat fortteressen aengaet, soo is daer niets in gedaen ; naer alles gelijck den capitn: commandr: Chrijnsen het gelaaten heeft. Hebbe meede een goet getal vrijlieden gevonden, waervan de lijste der naamen hiernevens gaet. Op den 24 ditto hebbe mijn comissie voor de volckeren laaten pubbliceeren & meteen geresolveert & voorgehouden: de plaatse van het oude fortt te laaten gelijckmaacken & sullen soo het Godt belieft op maandach naastcomende een begin maacken, om vooreerst een huijs daerop te setten & battarijen rontom te maacken. Wat het landt aengaet staat mijn heel wel aen & hebbe in de Roode Clipbay aen de Zeecant 9 a 10 stuck huijsen soo groot als cleijn gevonden, maer in het landt is alles verdestrueert soo verbrandt als vergaen ; Soo van moolens als andere gereetschapen & huijsinge van de vruchten, soo is het een groot yamer dat alle de schoone vruchten soo moeten verlooren gaen. Van het cattoen dat kan nu niet wel gegaerdt werden: dewijle de bomen soo verwildert zijn & in de rughte geloopen, soodat deselve zullen moeten afgecapt worden & van nieue schooten het catoen gaaren. Van het suijckerriet is meer apparentie dat soo wanneer dat van nu af aen bij Haare Eede: Moog: in consideratie genoomen wierde, van goede adsistentie te doen van noodige mattriaelen tot der suijcker bouw, datter eenige wercken tot perfectie conden comen, binnen den tijt van 8, 9, a 10 maanden een goet quantiteijt suijcker soude connen gemaackt werden. Wat de vrijlieden aengaet soo zijn deselve heel arm & hebben ellendich gesworven & alles verloren, ende connen derhalven onmoogelijck tot eenigen profijt te maacken comen, sonder goede adsistentie als alderhande gereedtschappen, soo tot den suijckerbouw als anders, meede van paarden, bestiaelen & principael van neegers,sonder deselve can niet uitgericht worden. Ick sien apparentie, soo wanneer de voorengen: vrijlieden van nu af aen negros & gereetschap mochten hebben, met de hulpe van Godt binnen den tijt van 1, 2, a 3 jaaren alles soude connen betaalen. & dan soo soude beijde: landt & lieden, floreren. En sonder adsistentie soo isset onmoogelijcker, want de slechte lieden moeten toch het werck doen ; & de rijcken sullen vooreerst soo niet comen. Van vordere sterckte & een forma van justitie te conformeeren, hebbe om de corttheijtswille van tijt niet connen doen, maar refirere hetselve tot den naasten. Van den commandr: Jan Lansman zijn derigeeren sende van alles hiernevens coppie ; hebbe een timmerman aengenomen om meester te weesen van het voorsz: huijs & werck, tegen dertich guldens ter maent & voor ses maanden vast. Versoecke derhalven reverentelijck, dat toch alle nootwendicheeden tot het opbouwen van het voorverhaalde fortt, op het alderspoedigste mochte overgesonden werden ; alsmeede hantwerckslieden: smedts, timmerlieden, metselaars, kuijpers, & oock méér gereedtschap als persoonen, want men vinden ondertusschen wel hantwercklieden die geen gereedtschap hebben. Meede affuijten tot het canon ; & heel nootsaakelijck een schip dat hier het landt dient, als te weeten een snauw, ofte hoecker etcra: om de vrije lieden te transportteeren met haere goederen ; en connen sonder vaertuigh hier niet te rechte comen. In mijn voorgaende vermelt van de bercque van Granades die herwaerts was gegaan ; soo is nu al dreij maanden verleeden dat zij daerginder van daer is gegaen & hier noch niet gecomen ; vreesen
24 dat zij verongeluckt zijn. Daer was den chirurgijn Jan Robem met sijn familie in met noch 6 a 8 duijtsche lieden in. hier is noch een van de oudste planters van dit landt genaemt Jan van Eijcken, dewelcke noch hier op een plaatze dry stucx canon begraven heeft : het zijn dry vierponders. Versoecke dat Haare Eede: Moogendh: gelieven te ordoneeren wat ick daerin doen sal. Hier is een chirurgijn, maer heeft geen medicamenten & dit landt houdt de lieden, principael de eerstcomenden, vrij wat onderworpen met siekte & seere beenen ; soo datter medicamenten nootsaakelijc van nooden zijn. Een barbier vrijman is hier nu ontrent over twee maanden gecomen, dewelcke wat medicamenten heeft & deselve heeft voor mijn comste het volck bedient ; sonder dat, soo waaren hier veele van de quade beenen bedorven. Ick sal genootsaackt sijn, met denselven te accordeeren & te gebruicken tot naader secours. Achte meede noodtsaakelijck bij Haare Eede: Moogendh: in consideratie te neemen van een bequaem predicant herwaarts te destineeren, omme alsoo de diensten Godts te hanthavenen, & mettertijt een kercke te bouwen, want hier veele onnoosele lieden zijn. Wat aengaet de Indyanen hierontrent, soo weeten niet beeter als van vreede ; maer connen deselve niet betrouwen. Zullen derhalven met Godt altijt op onse hoede weesen. Hier is voor het overgang van dit landt een indyanschen jongen geweest bij den geweeste commandeur Brouwer, een soon van den grooten Baba van St: Vincent ; desen jongen is hier geweest als tot een assurantie van vreede met haar & is met het overgaan van het landt door de Engelsen naer de Barbados gevoert. Dat deselve hier door Haare Eede: Moogendh: conde weederom gekreegen worden & denselven aen haar te restitueeren ; achte het een groote saacke voor ons te sullen weesen. Aen belangende fictualie ofte vyvers daervan sende coppie wat ick in Sername hebbe ontfangen soo datter naar kan gissinge gemaackt worden van de montcossten. Hier op 't landt is noch wel wat carssavy, maer verre van de handt & veel verrott & grootelijcx inde ruchte. En dewijle ick nu met Godt aen het arbeijden van het fortt gaan, soo sal ick moeten van de vrijlieden voor het guarnisoen carssavy laaten maacken. Van vleesch is altemet wel wat te beschaaren, maer connen voor het guarnisoen geen gissinge maacken ; soodat het landt diesaengaende van alles sal moeten versien worden, maar geen boonen ofte ertten, maar gordt noodich. Ick sal alle moogelijcke deboijr aenwenden om de vrije lieden soo veel vijvers te laaten planten als 't moogelijck is. Achte meede noodich wat cargasoen te hebben, bij occasie van indijanen, van bijlen, cappmessen, coraelen, en messen met cromme puncten volgens de lijste daervan gemaackt. Van de eijgendommen der oude inwoonderen van plantagien & gronden, wenschte dat bij Haare EEde: Moogendh: een corte termijn mochte gestelt worden, dat diegeene binnen sulcken beraemden tijt niet en comen: dat de gronden aen Haare EEde: Moogendh: sullen vervallen ; anders soo sullen de geleegene plaetsen te lange oopen & leedich blijven leggen. & de presente planters daerbij grootelijcx intresseeren. Ick geve haar wel verlof om te moogen planten op de geleegene plantzen, maer de gronden niet, en dat ze de vruchten daervan sullen genieten. Maar sij, voorgevende geen lust te hebben om arbeijt & oncosten te doen op gronden daer zij niet van verseekert zijn om te moogen behouden. Hetwelck streckt tot naadeel van 't landt ; versoecke derhalven op 't spoedigste daervan order & last te moogen hebben.
25 Commandr: Lansman heeft beginnen eenige plantagien te begeven, waar de lijste hiernevens sal uitwijsen, door wien deselve vóór deesen zijn bewoont geweest & aen wien zij nu zijn begeven. Cortt voor mijn comste soo zijn hier twee persoonen van Martenique met een bercque aengecomen ; seggen haar franse Eedellieden te weesen. Den eenen meedebrengende drey en twintig neegroos cleyn en groot, met een meesterknecht, & den anderen twee stucx neegroos & de bercque is hier met nog 5 a 6 man gebleven. Den Monsres voorgentt zijn genegen om hier te habitueeren. Zij zijn van 't Rooms gesinte. Naerdat van haar als anderen versaan, soo zijn se door den swaaren lasten & perssequeeren van de franse compie: als van spijt sonder verlof van daer gegaen. Den eenen sijn naem is Charel du Four Escuyer Sr: d'Lisle, & den anderen Pierre Imbert escujer Sr: de Maison Sulle. Versoecke dat mijn mach van haare EEde: Moogend: perfecte instructie gesonden worden, opdat ick in alles mach weeten waer naer dat ick mijn sal hebben te reguleeren. Versoecke dat ick mach met eenigh taafelgoet bedacht worden, alzoo hier gants niet te becomen is. Meede als Haare EEde: Moogendh: het guarnisoen comen te verlossen, dat daer met neerstigheijt mochte op gelett werden : dat hier geen vreemde naatien noch geen Roomse .... gesonden worden, maer oprechte duijtsche volckeren ; dewijle hier vrij wat vreemde naatien sijn & noch staan te verwachten & meestal van de Roomse religie. Derhalven ist dat de onheijlen die daerdoor mochten comen te onstaen soo veel moogelk is moeten seecker voor te comen. Hebbe meede in mijn vooregaande van de Garnades vermelt, dat ick hebbe vijfthien persoonen soo cleijn als groot vrije lieden hier gebrocht. Op dese instantie soo sijn hier acht man voor landt gecomen van de Coersijde, die aldaar met een bercque van Martenique waaren aengecomen met vrije lieden ; meest oude duijtsche volckeren, die vóór desen hier op 't landt hebben gewoont & de bercque is soo besich om booven het landt om te zeijlen om de reste van het volck hier op de reede te brengen. Zij seijden haar sterck te zijn in alles ses en twintich persoonen soo cleijn als groot, waervan de naamen per naaste zullen oversenden. Hebbe meede een persoon hier gevonden die bequaem is om des Landts Registeren waar te neemen, genaemt Cornelis van Leijrop. Hoore heede getuijgenissen van denselven ; hij heeft in bouwerom lange gewoont & is wel bekent onder de capiteinen als capitn Jan Doens & tot Vlissingen & meer andere, & verstaat de dingen van dese landen, soodat soo een persoon bij mijn noodich achte om Secretaris te weesen. & Versoecke derhalven dat Haare EEde: Moogendh: hem met de vooreng: plaatse gelieven te vereeren ; mijn sal groot faveur geschieden. Wil reverentelk: aen haare EEde: Moogendh: recomanderen de huijsvrouwe van den bovengenoemde Cornelis van Leyrop, die door het geruchte van dat al het volck op Tabago waaren doot geslaagen, van Martenique naar het Patria is gegaan ; dat bij haar verthooninge met de aldereerste scheepen herwarts comende, moeste passagie verleent worden om hier te comen. Door de vuer? coomende, met dese laeste bercque verstaan dat mijn Lord Welluchby met seven scheepen aen de franse eijlanden is geweest & heeft oock met alle de Caribische indyanen van de eijlanden geaccordeert & vreede gemaackt & vorder dat soo wanneer zijlieden een Christen hetzij Engels, Duijts of Frans - comen doot te slaen ofte eenige andere hostiliteijt te gebruijcken : dat zij zullen alle naatien van Christen tot vijant hebben. Op dese tijt weete sonderlingh niet meer, maer sal mijn van alles naerder informeeren & ordere stellen & voor dese tijt alles refireren tot den naasten. Sal ondertusschen het welvaaren & voordeelen van Haare EEde: Moogh: landt soecken & naar oprechte consientie hanthavenen, &
26 naar reverentelijcke salutation Haare EEde: Moogendh: in de genaderijcke protexie van den Almoogenden Godt recommanderen, Haare EEde: Moogendh: geaffect: & getrouwe dienaer, A: Thisso Actum Nova WAlcheren den Ultmo april anno 1668
1668 - 30 April - brief Abel Thisso 2035 - 017/018 origineel van de voorgaande brief.
1668 - 25 mei - brief Nicolas Combe. 2035 - 019 Gericht aan de Staten van Zeeland. Nicolaas Combe was aangesteld als commies te Suriname. De brief handelt over boekhoudkundige zaken. Nobles puissants Seigneurs, Jay escrit le conte des habits pour l'envoyer a Vos Nobles Puissances par la fleuijte Rijsende Son, afin que les soldats morts, et ceux qui s'en retournent en Zeelande, comme aussi quelques matelots qui ont pris des habits de V:N:P: par l'ordre de monsr: le capt: Dubois, avant qu'ils soyent payer, V:N:P: puissent rabbattre sur leurs gages. Jay prie monsr: Dubois de vouloir signer le dit conte ; il m'a respondu qu'il auroit bien a faire de voir tous les contes et de les signer, et qu'il ne s'en vouloit mesler. Sur cette response iay envoyé le dit conte au commandr: Abraham Crinsen au fort, et l'ay prié puis qu'il est le commandeur en la riviere de me donner advis, si je dois envoyer le dit conte a V:N:P: sans estre signé, ie n'ay point en de response iusques icy, puis qu'on l'attend icy de iour a autre ; Jay livré a monr: Dubois le conte des vivres, il y a six semaines passees, pour le signer ; il est encor entre ses mains, sans que i'aye peu le retirer. Quand ie dois de livrer quelque chose, ie ne puis avoir aucun escrit signé de monr: Dubois, mais il veut que ie le face a sa parole. Ie ne puis pas respondre de ma commission sur la parole d'autrun ; item le dit capitaine a entre les mains les clefs de touts les coffres, et n'en ay aucune que celle du magazin ou sont les vivres, et prend hors des coffres de cargaison ce qu'il luy plaist sans ma cognoissance ; et estant adverti de cela, iay prié le dit capt: de ne rien prendre sans ma cognoissance, afin de tout escrire. Sur ce il me donne de mauvaises paroles injurienses, et dit qu'il en est le maistre, et que ie n'ay rien a dire, et me menace de me casser. Jay prié plusieurs fois le dit capne: de me donner les clefs pour visiter si tout est dans les coffres selon ma liste, iusques icy il ne ma voulu ottroyer ma demande. Et quand ie dois livrer quelques habits aux soldats, il envoye les clefs par un de ses valets qui les reporte d'abord. J'espere que le commandr: Crinsen remediera a tous ces desordres.
27 En dechargeant la fleuijte iay trouvé de manque un stave viercant smeets ijser, et nay trouvé 15 platte, deplus qu'il est marqué en ma liste ; item ie trouve de manque une demi tonne de teer qui a esté employee a la fleuijte, et 30 deelen ou planches, comme aussi un tonneau de hagel ; J'envoye icy point un petit conte de ce que le smitt a fait pour la fleuijte. J'appens qu'il est arrivé la semaine passée au fort un hoecker chargé de vivres, i'entens qu'il ny a point de pain, ce qui nous est le plus necessaire. De la cassave il en faut payer une livre de succre pour chasque livre, et elle n'est pas tant proffitable comme le pain, et a peine en peut-on trouver. Je tache de mesnager le bien de Vos N: P: le mieux qu'il m'est possible, et faire touttes choses en rondeur de consience, afin de pouvoir rendre bon conte de mon administration a V:N:P: et a ce grand Dieu qui espie touttes mes actions. Sur ce Nobles Puissants Seigneurs, ie prie Dieu de tout mon coeur, qu'il vous ait en sa saincte et digne garde, et seconde tous vos desseins, afin que le tout reucisse pour l'avancement de la gloire de Dieu, et suis, Nobles Puissants Seigneurs, Vostre tres humble, tres obeissant et obligé serviteur, Nicolas Combe a Thorarica ou Middelbourg nouveau sur la riviere de Serename, le 25e May 1668.
1668 - 30 april - memorie Nicolas Combe 2035 - 020 Bijlage bij de voorgaande brief "memorie van goederen genmaeckt door Goetals 's Landts smit voor de reparatie van de fleuijte Rijsende Son, den 30 aprilis 1668"
1668 - juni - brief Johan Tressry 2035 - 021 Gericht aan de Staten van Zeeland ; ongeveer dezelfde inhoud als de volgende brief.
1668 - juni - brief Johan Tressry 2035 - 022 Gericht aan de Staten van Zeeland. Uitgebreide brief over de voorvallen in Suriname omstreeks juni 1668. Interim-gouverneur Crijnsen is zwaar ziek. Men verwacht de nieuwe definitieve gouverneur Lichtenberg.
Edele Mogende heeren, Mijne heeren, Met het vertreck van de Surinam heb ik UEd: Mog: den inhout van het neffensgaende duplicaat aangedient, dat ick verhoope al lange het geluck sal gehadt hebben van UEd: Mog: wel ter handt gekoomen te sijn.
28 Aanstonds naa desselfs afgaan is d' heer commandeur met een tweeden brief van Mijlord Willoughbye besocht, welck inhout smaeckende naa een superbe vermetelheijt, ende merckelijck tendeerende tot ontrustinge van de gemoederen alhier, ons confirmeert int gevoelen, dat het versenden van d heer Banister seer nootsaeckelijck, ende tot securiteijt van de colonie is gedaan. Mij dunckt dat de heer Willoughbye bemerckende dat hij alreede wat te diep in deese affairen sich heeft ingelaaten, geen beeter remedije kan beoogen, als 't selve staande te houden, volgens de opinie van d' heijdensche poeet ontrent soodanige criminelle persoonen, als hij seght, Jupiter, quas inquinat aequat. Maar dit masker heeft sijn schrik al verlooren, en dient tegenwoordigh tot geen ander gebruick als om hetselve voor een ijdele Rodomontade te doen passeeren, tot geen ander eijnde geformeert, als om Sijn Excellentie aen het hof van Engelandt het aansien van een vigilant persoon te geven. Want men bespeurt niet dat het de habitanten tot het versochte vertreck willigh maakt ; of omdat se het soecken te doen hiernaemaels met minder nadeel, en ter geleegener tijdt ; of omdat se begeerig sijn alhier te verblijven, ende naa geen andere colonien (op een onseeckere hoope) te vertrecken. Wat dat het sij, een ijder doet sijn devoijr om de soetigheijt van sijn arbeijdt, in de soetigheijt van de ruste ende een goede regeeringe te vinden ; waerin ongetwijfelt UEd: Mog: oock soetigheijt sullen genieten. Het begonnen devoijr om deese Colonie met habitanten van de eylanden ende andere plaetsen te versien, wordt daaglix van d'heer commandeur met groote vigilantie gecontinueert, waarvan ons de retraitte van den commandeur van Abrewacka met sijn onderhebbende volck bestaande in 7 a 8 persoonen hier naa toe, ende komste van verscheijde persoonen met den commandeur Evert Evertsen van de Fransse Eijlanden alhier, een sterck bewijs verstreckt. Metten eersten, op beloofte - onderhandt - om hem uijt het eerste schip van UEd: Mogende met twaelf negers te versien, uit het tweede acht, en een stel keetels, moolenwerck en toebehooren, als hij het van nooden heeft, en dat op redelijcke prijs, tijdt van betaalinge ende intrest, als ontrent andere inwoonders sal gheobserveert werden. Ende opdat die plaats bij sijn vertreck niet in franssche handen soude vervallen (die daar seer op vlammen) soo heeft d' heer commandeur, op versoeck van gemelte commandeur Van Mildert, de possessie daarvan voor UEd: Mog: genoomen. Sullende eenige van de tegenwoordige habitanten aldaar verblijven tot gelegener tijdt, waarvan hij een van de voornaamste tot commandeur ghestelt heeft, mits doende sijn eedt aan UEd: Mogende ; Welke precautie om de fransse alle elargissement te beneemen, ende onse visscherije aldaer te verseeckeren, ende de Indiaenen, alreede tot ons geneegen, onder onse devotie te houden, hij oock in de riviere van Marrawijne ende vandaer tot Sinnamarij toe (vóór deesen een fransse colonie, ende in deesen oorlogh van de Engelschen verdestrueert), alsmede Corentijn, int werck gestelt heeft. De reputatie van dit landt in de eylanden groeijt daaglix, waartoe verbot van de negotie der vremdelingen aldaar, niet weijnig helpt. En de geneegenheijt tot Tabago schijnt heel te versterven, soodat de cautie die den commandeur Evertsen (alhier van daar over weijnigh daagen weder gearriveert) was medegegeven ontrent die saecke, van weinigh belang is geweest. Diverse habitanten aldaer, soo Nederlanders als Franssen inclineeren tot deese plaats, als sijnde gevoeligh van haare slavernije onder die natie, ende de onmatige lasten ende pressure, jae, extortien der Fransse Compagnie, die van een Saturnijne complexie schijnt te weesen, ende alles devoreert dat onder haer handen valt. Dan alsoo het afvoeren van slaven ende goederen hun
29 apparentelijck niet en sal toegestaan worden, soo mocht het noch wel wat daarmede tardeeren, totdat se daarvan ten besten kunnen disponeeren. Echter soo schijnen de Fransse gouverneur hetselve niet als onder de handt te weijgeren, laatende wel toe dat eenig volck van gering belang afgaan, maar heimelijck difficulteerende het vertreck van die van beeter middelen ende qualiteijt ; als blijckt bij de 20 die de gouverneur van Gardelouppe heeft laaten passeeren, waarvan 8 tot Tobago ende 12 alhier gekommen sijn. Daer nochtans andere te Martenica (schoon sulcks belooft was ter wederkomste van de voorschreven commandeur aldaar) het in effect niet en hebben kunnen obtineeren. De inwoonders van Tabago sijnde geallarmeert door het rapport van schipper Pieter Marcus (die aldaar een nacht geanckert heeft) dat dat eijlandt wederom soude vervallen onder de heeren Lamsens ; sijn seer ontevreeden, ende soo het sulcks soude waar sijn, genegen om van plaats wederom te veranderen.Welicht hiernaatoe als se sullen verneemen met wat alacriteijt ende vergunninge van vrijdom, deese colonie van UEd: Mog: behartigt werdt. Waarmede oock voorsigtelijck colludeert het devoijr van d'heer commandeur, soo door schrijven, als mondelinge intimatie aan den schipper van seecker barkien, dat onlangs expres van den commandeur Thijsso hiernaertoe verveerdight is, met versoeck van eenig secours (dat sonder die onkosten te doen alreede aan hem ghesonden was) ende informatie van den staat van 't eylandt. Twelck soo door inwendige armoede, als vreese van de Indiaenen, die men seght voorneemens waaren haar alle uyren te attackeren, seer slecht geschaepen staat. Ende oock om onderdessen de bequaamheijt van deese plaats af te sien, ende informatie daarvan aan anderen te geven, die ongetwijfelt met hem de resolutie sullen vatten, om haar spoedelijck met haare familijen te transporteeren om alhier neer te sitten ; Schoon eenige haar hebben laaten aansien, alsof se wederom naa de eijlanden wilden vertrecken. Gedachte heer commandeur niet avoueerende noch contradicerende dat gerucht (als 't eenemael daarvan onkundigh) maar met een vermenginge van ongewisheijt haar de gedachten van vertreck hiernaartoe, als de plaatse wiens welstant ende voortsettinge UEd: Mog: boven alle andere beoogmercken, meer ende meer insinueerende ende addouceerende, waarvan wij een goet effect met hetselve daaglix tegemoet sien. Waartoe seer a propos sal koomen den commandeur Claes Reyniersen, die met den hoecker voor deesen gevaert van Daniel Verdiest, ontrent seeven weecken gepasseert daer nae toe ende de Fransse eylanden gesonden is. Twelck bij mij te meer geloof erlanght van goet success, daar de hoope die de heer De La Barra ons geschonken heeft geduerende sijn kort verblijf alhier, van alle beleeftheijt ende goede vriendschap aan deese colonie te sullen betoonen. En off men de Fransse complimenten wel verstaat, soo soude het wel konnen gebeuren dat die voor als nu met geen windt gestoffeert sijn, omdat hij den heer commandeur, en passant nae Patria, aldaar verwacht, die op bevindinge van 't contrarij Sijn Edt: weinigh danck daarvoor weeten soude. Een prouve daarvan heeft hij ons gegeven, als hij de huijsvrouwe van eenen monsr: Vermeulen tegenwoordigh alhier resideerende, met alle haare slaaven, van Caiaane hiernaartoe heeft laaten transporteeren. UEd: Mog: sullen verstaan hebben dat Sijn Edt: met sijn traagh schip te liewaart vervallen, in sijn medehebbende chaloupe gestegen, ende daarmede sijn reijse voorspoedelijck volbracht heeft, latende ordre aan den capiteijn van hem alhier te verwachten. Sijn Edlts verblijf was maar van weinig daagen, sijn affaire een compliment af te leggen, onder welck schaduwe hij soekt in te brengen het versoeck van de restitutie van eenige negers, die eenen Pieter Wroth Caiaan, nae den termijn van Loftchteijt(?) als deese colonie noch onder de Engelschen stont, onthandight, ende alhier verkocht heeft. Maar alsoo d'heer commandeur met bondige redenen vertoonde dat hij niet dorft op hem neemen (sonder particuliere ordre van UEd: Mog:) het decideren van differenten, die de Croonen van Vranckrijck ende Engelant toucheren, ende waarover hij bemerckte, uijt
30 hetgeene Sijn Edt: hem alreede had gecommuniceert van de transactien tusschen hem ende Mylord Willoughbye in de saecke van St: Christoffel voorgevallen, dat hij sijn gravamen alreeds aan d' heer Willoughby had voorgestelt, ende op weijgeringe van sattisfactie tegens hem geprotesteert. Daarop verder invoerende, dat Sijn Edt: de vergoedinge van deese schaade van geen twee tegelijck konde eijschen : soo is deese saeck daarbij gebleven. Ende heeft mij de heer De La Barre daarnae geseydt, dat men lichtelijck konde mercken, dat hij sijne krachten tot maintenu van dit sijn versoeck niet heeft willen inspannen. Sijne andere is met eenige particuliere Jooden geweest, die van Caiaan verdreven, haar alhier bevinden, ende niet wederom derrewaarts inclineeren, wiens Landt van de Jesuiten en andere te Caiaan gepossedeert, hij van haar voor een kleijnigheijt gekocht heeft, secreterende (als men vermoedt) d' ordre van sijn Kooninck, om hetselve absoluijtelijck te restitueeren ; waeruijt men soude moogen besluijten, dat de Jesuïten haer meesters sijn int bedriegen, ende equivoceeren. Den staat van Caiaan (hoe geerne de franssen het soecken te verbloemen) is swack ende impotent. De companie is alreede soo veel int verschot, dat se beginnen te verflaeuwen, en wilden wel om Caiaen dat se haar ses tonnen gouts, die se seggen dat het haar alreede gekost heeft, wederom hadden, daar weinig apparentie toe is. Mons: de Noell (voor deesen gouverneur van Sinamary, ende van de Engelschen van daar gevangen wechgevoert) is aldaar voor gouverneur uijt Vranckrijck gearriveert ; dat d' heer De La Barre ende sijn broeder seer gedegouteert heeft, die tevooren het commando voerde ; doch als een verstandigh heer, heeft het different dat hij voorsach daaruijt te ontstaan, soodanigh voorgekoomen heeft, dat de heer De Noell niet en vermagh te doen, ende te arresteeren als met het consent ende onderteijkeninge van den chevalier. Doch (gelijck men gemeenlijck siet in alle verdeylde machten) sal deese bemiddelinge die colonie weinig baat bij brengen, ten waare dan uijt partijschap enig goet te verwachten is. Sijn Edt: verspoedigde sijne reijse soo veel mogelijck, om - als hij seijde - d'ordre van sijn Kooninck aangaande de restitutie van St: Christoffel aldaar tegemoet te sien, die hij daeglix was verwachtende, schijnende oock eenig naadencken te hebben, dat soo deselve voor sijn komste aldaar aanquam, de Chevalier de St: Laurens, gouverneur aldaar, veellicht tot sijn naadeel, ende sonder behoorlijcke cautie daarin mocht koomen te precipiteeren. Doch hoe ick deese vreese, met het verwachten van ses scheepen van oorlog uijt Vranckrijck, sal doen accordeeren, en weet ick niet. Soo sijn Maiesteyt van Vranckrijck stip blijff staan op de preallables van d'heer De La Barre te moeten ingewillicht ende afgedaan werden, eer dat hij tot de restitutie sal konnen treeden, en dat vice versa sijn Majesteijt van Groot Brittanijen daartegen opiniatreert, soo moghten se lichtelijck malkanderen met andere als papieren waapens in de eylanden bejegenen. De voornoemde Preallables sijn deese: Satisfactie voort onderhout van d' engelsche gevangens ; voor de vergoedinge der plantagien aan de occupanten, welcke moeten gherestitueert werden, ende laestelijck voor injurien ende contraventiën gedaan nae d'expiratie van termijn ; het geheel gheschat op drij milhoenen ponden syijcker. Waartegen oock de Engelschen de haare van geen minder importantie hebben ingebracht. Wat uijt deese ontoegevende stercke collisie van deese hooge parthijen sal ontstaan, konnen wij, die sooverre geëloigneert sijn van de hooftraederen, waervan deese saecke sijn eerste beweginge ontfanght, niet oordeelen. Hier sijn voor weinig daagen gearriveert twee Engelsche scheepen: Het eene koomende van Guinea met ses en 't negentich negers ; Het andere van Barbados om met consent boomstucken ende timmerhout te laaden, dat hun vergunt is, mits geen persoonen sonder verlof af te voeren, noch eenige suijckeren.
31 Met het laeste heeft d' heer commandeur ontfangen een duplicaet van My lords voorige brief ende ordres met bijvoeginge van eenige regels onderaen, bevattende een confirmatie daervan. Waarop de heer commandeur voorhebbens is, met hetselve schip te antwoorden. Sijn Excellentie moet seer gheabuseert sijn, als hij uijtgeeft dat dit schip expres van hem is afgesonden om sijn Maiesteijts onderdaenen alhier, die genegen sijn te vertrecken, te assisteeren, daar het notoir is, dat hij het maar bijgeval heeft gedaan. Alsoo de koopman van Mijlord niet dependeert, ende deese reijse voor ende sonder sijn weeten, voor ende aengenoomen heeft. Doch het minste frivole pretext is goet genoech, om ons te doen gevoelen dat deese verre gehaalde voorwendtselen hem niet verder aan 't herte gaan, als om hem een schijn bij sijn Kooninck te geven, dat hij hem wel gequeeten heeft. De tijdinge die wij bij deese occasie ontfangen, soude ons geerne doen gelooven, dat de Engelschen de restitutie van St: Christoffel soo niet in der minne, met gewelt sullen versoecken. Ende dat tot dien eynde eenige scheepen uijt Engelandt te verwachten stonden. Dit is seeker: dat veele insolentien ter zee ghepleeght worden ; ende soude vier commissien van Mijlord sijn uijtgegeven, tot wat eijnde is onbewust. Het gevoelen is tegen de Franssen. Een aan capiteyn Morris ; een aan capiteijn Renatus Enijs ; d'andere twee hebbe niet konnen verneemen. D'eerste vermoedt men deselve te weesen, die de hostiliteijt tegen de commandeur Evert Evertsen, bij het eijlandt Martenico, koomende van Gardeloupe, onlangs ghepleeght heeft, schietende diversse reijsen met grof canon ende musquetten op hem, om hem tot sijn devotie te dwingen, maar is door vigilante toesight, met behulp van riemen, en de nacht, dat perijckel ontgaan, sonder andere schaade als in sijn seijlen. Den anderen seght men op deese custe in een kleijn fregatien, met sestien man te kruijssen. Mij dunckt dat deese practijcken daar naa hellen, om de vreede met alle natien, als met de Spaniaarden uijt deese quartieren, aan geen sijde van den Tropicus te bannen. Het schip met negros is door leckheijt gedwongen hier binnen te loopen, om hetselve te repareeren. Den capiteyn bevindende dat het wat tijdt vereyschte, versocht om sijn negers aen eenige habitanten te verkoopen, dat d'heer commandeur op sijn & haar versoeck heeft toegestaan, alsoo het seer avantagieux voor haar en hem was, en de colonie int generael met een goet getal negers vergroot, voor 't geene dat men ... , sonder naedeel van de Nederlanders, ende haare commercie alhier wel missen kan : De koopers ende verkoopers betaalende den tol van 4 1/2 parcent, beloopende tot op vier braave negers, waarmede d' heer commandeur van voornemen is, om een plantagie van kost ende andere behoeflijckheeden tot dienst van 't fort, daerontrent te laaten maecken, laatende deselve ondertusschen aen de fortificatien arbeijden. En schoon dat het claarlijck blijckt, dat deese handelinge soo voordeeligh voor deese colonie, ende geensins tot prejuditie van de duijtsche coopluijden ende negotie is, als daardoor quijtraeckende 't geen alhier van weijnigh weerde ende van haar niet aangenoomen ende getrocken is, soo laeten haar nochtans twee toonen, die 't selve improbeeren, ende den heer commandeur lastig gevallen hebben, onder schijn van dat het de negotie verderft ; Sonder eens te beseffen, dat de conniventie aan het schip van Barbados, om eenige, doch weynige medegebrachte goederen te verkoopen, tot groot profijt van de Schoties uijtgevallen is, die daardoor haare waaren, daar se hier geen apparentie toe saegen in langen tijdt te verhandelen, van de handt gekregen hebben. En 'tgeen dat se daarvoor geruijlt hebben, nae Patria gesonden. Waervan het gevoelen aen sommige niet onaangenaem is. En selver de malcontenten (soo de reeden bij haer in weerde is) sullen moeten toestaan, dat het verbieden daarvan onbeleeft soude weesen te deeser tijdt, wanneer dat twee scheepen van den Engelsman gehuijrt sijn om sijne boomstucken nae Barbados te voeren ; waarin dat eenige van haare reeders ende principaelen selver geïnteresseert sijn, die het met geen goede oogen souden aansien, dat sij reciproquelijck
32 alsoo tot Barbados getracteert wierden als se begeeren dat men deese Engelschen alhier soude doen. Op klachte van de Indiaanen, dat de Arrowacken van de riviere van Berbices int wederkeeren van de reviere van Marrawijn (alwaar sij eenige familyen van haar natie hadden ingenoomen, ende van daar gevoert) op den 8 passato een cannoe met drij indiaenen, ontrent vier mijlen beneeden deese riviere hadden overweldicht ende medegenoomen, met al hetgeen datter in was ; naedat se daeghs tevooren twee vrije luijden uijt deese riviere hadden gehaelt die van haar natie waeren ; ende waer dat se quaemen wel onthaelt waeren ; Waarop d'heer commandeur met de snaeuw die nar Berbices reijsveerdigh lagh, aen den commandr. Bergenaer daerover heeft gheschreven, versoeckende dat hij int toekoomende volgens gedaane belofte tegens soodanige insolentien der Arrowacken ghelieve te versien. Ende de genoomen persoonen, boot, ende goederen, sonder difficulteijt te restitueeren, of dat hij daervan gevoeligh soude moeten weesen : Alsoo de Indiaanen haar om sijne justitie gedraagen, niet willende haarselven revengeren, als met sijn voorweten ende consent, ghelijck als d'heer Commandeur haar op verscheijden voorvallen al lange geleeden had doen indrucken ende verstaan. Ick twijfel niet of dit - schoon van gering aansien, nochtans van groot belang voor ons die onder de Caribische natie woonen, ende daeglix met haar te doen hebben - sal van hem wel opgevolght werden, opdat door een exempel ghestatueert werde aen beijde de natien, waarnae haar te richten, om in vrede met malkanderen te leeven. Alsoo beijde colonien onder nederlantsche regeringe staan, en daarom de maxime van de Engelschen om altijt den brandt van oneenigheijt tusschen deese twee natien te voeden, niet en sal achtervolght werden. Ende dat het particulier intrest van een private colonie, behoorende aan twee persoonen, niet en sal getrocken worden, voor een van onvergelijckelijck veel grooter belang, inmediatelijck dependierende van UEd: Mog: Den Hoecker, die UEd: Mog: brieven heeft gevoert, ende in de Marrawijn door misverstant (als gheseght wordt) was ingeloopen, ende aldaer ontrent drij weecken hem opgehouden heeft, is verleeden Saterdagh hier gearriveert, ende sijn gisterenmorgen UEd: Mog: missiven den heer commandeur wel ter handt gekoomen. Het jacht Marrawijn is 10 a 11 daagen geleden daarnae gesonden, om daar tot dienst van 't fort was gekocht, ende gereedt lach te haalen, maeckende des te meer haast, om den hoecker in cas van noodt te assisteeren. Want d' heer commandeur niet alleen vigilant is om tegen alle gevallen van buyten te versien, maar stelt oock sijne voorsichtigheijt ende goede menage te werck om broot ende andere vivres van dees en geene plaats in te ruijlen ende te verkrijgen, om den last van 't onderhout vant fort te verlichten. Sijne indispositie, veroorsaeckt door menigte van apostemata ende bloetsweeren, die hem een geruijmen tijdt successivelijck met seer groote pijne het lichaem ghelijck als overdeckt hebben, is de oorsaecke dat de beloofde liquidatie van de weghgevoerde en de noch resteerende geconfisqueerde goederen tegenwoordigh niet kan mede gaan. Welcke accidenten hem soo haast niet verlaeten (hadden), ende in de hoope van sijn voorige gesontheijt ende capaciteijt om in sijne affairen te konnen besoigneeren gestelt heeft, of de cholijck heeft hem aangetast, en die gedachten gedwongen aan een kant te setten. Waerin hij tot noch toe continueert, met hoope nochtans dat het niet lange sal dueren, dat Godt geve. Wij hebben met groot vernoegen verstaan dat UEd: Mog: den persoon van capit: Lightenbergh tot onsen gouverneur hadden gedestineert, die een ijder alhier als seer wel tot sulcken ampt gequalificeert, met verlangen begeert, ende verwacht ; waarvan beeter vruchten te verwachten staat, als de voorige, die door manquement van experientie in politijcke saecken schipbreuke in haar reputatie, ende renomme geleden hebben. Sijn retardement geeft ons weinig contentement,
33 soo uijt de oorsaecke daarvan, als dat wij soo lange in een ongewisheijt van een gestabiliseerde regeeringe moeten leven. Alsoo verhoopen met sijn komste een vaste regeeringe sal gestelt werden, dat in frequente revolutie niet te vinden is. Doch soo lange als wij het geluck hebben van den heer commandeur Crijnsen alhier te behouden, soo konnen wij niet klaegen, alsoo sijn discretie, goet beleijdt, vriendelijcke beleeftheijt, ongecorrompeerde, onpartijdige rechtspleginge, ende obligatien aen een ijder, ons de oorsaecke daarvan beneemt. Ick sal sluijten als ick laest gedaen heb, met de ootmoedige erinneringe ontrent een zielsorger, als weesende nu meer als tevooren daartoe aangeprickelt, uijt de resolutie van domine Basselier, om ons - doch tegen ons danck ende genegentheijt - met verlof van UEd: Mog: te quitteeren. Niet, als ick seeckerlijck vermeijne te weeten, uit wansmaeckelijckheijt des Landts, ofte tegenstellinge van toe gedaan heeft tot hetselve. Wiens wederdeel ick noyt grooter in ymant gesien hebbe, als hem, en die sijn humeur ende naturel soo wel daermede heeft weeten te accommodeeren. Maer een lanckduerig uijtwendigh toeval van ongesonde smertelijcke inconvenienten, die hem seer beswaaren, ende doen apprehendeeren (niet sonder reeden) dat sijn langer verblijf alhier deselve tot een halsterriger uijtslagh ende quale mochte doen vervoeren ; ende andere insichten meer, ontrent sijne particuliere affairen ende studien. 't Welck hem nochtans niet afschrickt ofte deswadeert, van ons sijn getrouwen arbeijdt weeckelijck deelachtigh te maacken. Waarmede hij genoeghsaam bewijst, dat sijne lasteraers hem onschuldigh bekladden, met verdachte leugenen, die se selven wanneer se op de proeve gestelt worden, sullen met schande moeten verloochenen, ende bevestigen de Godtspraecke van de alderwijsten kooninck, daar hij seght: Het Broodt des Leugens is den mensche soet ; maar daarnaa sal haar mont vol santsteenkens worden. 't Is een van de kenteijkens van de aanstaande nacht der natuure, dat de tamme creaturen haar tot ruste retireeren. 't Is oock een van de nacht der prophetie ende godtsaligheijt, wanneer vroome getrouwe leeraeren van ons wechgenoomen worden. Mijn oordeel sal daarover stille staan, totdat ick sie wat licht UEd: Mog: ons in sijn plaatse sullen gelieven te schicken. Indien het meer van de lanteern als anders heeft, sal dan moeten besluijten, dat wij dan noch wel een ander kenteyken van de nacht mochten te verwachten hebben ; namelijck dat de wilde verwoede dieren, welcke daer sijn stomme leraeren, uijt gebondeheijt van sonden ende dwalingen met volle sprong uijt haere dennen ende duijstere schuijlplaetsen hervoorkoomen, om den wijngaart des Heeren gantsch uijt te roeijen. Wat omen dit landt daeruijt te trecken heeft is dengeenen niet verre te soecken, die de heijlige blaren insien, welcke de grootste onheijlen van een landt stelt int ophouden van de prophetie, wechneeminge van den kandelaar, ende vervallinge der kercke in een meer als cimmerische donckerheijt. Mijn bidden tot den Heere sal altijdt weesen, dat hij de herten van UEd: Mog: soodanigh gelieve te dirigeeren opdat ons dit ongeluck niet en overvalle ; waaraan geensins twijfelende, recommandeere deselve in de heijlige bewaerige ende toeversicht des alderhoochsten, ende verblijve,
34 Edele Mogende Heeren, Mijn heeren, UEd: Mog: ootmoedigste ende onderdanigste Dienaar Johan Tressrij
1668 - 14 juni - zeilinstructie Abraham Crijnsen voor schipper Spits 2035 - 023 Instructie voor Schipper Jan Pietersen Spits. Geschreven door Crijnsen "int lants schip Suriname geanckert voor 't forte Zeelandia"
1668 - 19 juni - brief Abraham Crijnsen 2035 - 024 Gericht aan de Staten van Zeeland. Korte beschrijving van de gebeurtenissen omtrent juni 1668. Ed: Mo: heeren, Mijne twee laeste missiven aen UEd: Mo: afgeveerdicht op den 9e en 10e Meij gedateert, hoop op behoorlijcke tijdt aen UEd: Mo: sullen gecomen sijn. Ick sal alleen bij desen UEd: Mo: voordragen wat voor tegenwoordigh voorgevallen is. Op den 4e deses is alhier aengecomen een barck van d' Barbados, daerop commandeerde eenen majoor Niedem, voor desen in de Engelse tijdt is eens afgezonden door sijn quade comportementen, edoch naderhandt weder gepremiteert. Nadat wij de voorgaende voyage dese colonije onder de macht van UEd: Mo: hadden gebracht, wiert toegelaten volgens d' artiqulen, dat ijder vrijheijt hadde om te vertrecken, ofte te blijven. Den voornoemde majoor, genegen sijnde om sijn verblijfplaets te houden, zijnde de voornaemste van de Colonije, bij mij gecomen seggende, dat hij in veele lasterlijcke woorden tegen den Staadt was agerende, daernevens soo hij bleef in de colonije, met noch 3 en 4 van sijn compagnie, dat het onmogelijck was voor haer te leven alhier, door hare quade pratijcken en tumulte actien dije sij geduijrich aenwenden. Welcke ons op dije tijdt heeft doen resolveren tot ruste van de colonyers, dito Nidem met sijnen aenhangh af te zenden. Is op dato voornt: den voornoemden Nidem aengecomen met een barck van 20 man. UEd: Mo: sullen uijt 't nevengaende sien, wat ontrent dito Nidem gepractizeert is, en door de providencie van Godt den Heer sijn aenslaegen ontdeckt sijn geworden. Hoewel een van de snootste fielten is in sijn woorden dye ick oyt heb gesien. Een aenslach, om de colonye en inwoonders te ruijeneeren ende in een bloedtbadt te brengen, comende op soodaniche wijse ons beoorloochgen, daerin ick nyet en twijfele of UEd: Mo: zullen in cordt daerin versien. En hoop dito Nidem met degeen dye UEd: Mo: sullen schuldich kennen, noijt meer te zien, opdat ijder van sulcke schrickelijcke pratijcken een afkeer mach crijgen. Want zijn commissie spreeckt van alle d'Indianen op de vaste cust, except d' Caribische natie, daer d'geheele cust gemengd is, soo in de Comewijne, Marrawijne, Suranica, en met Caribesen, Arawacken, Sapoyer en Wayrouwen, t welck UEd: Mo: onderdanen sijn, want sij om hals
35 werdend gebracht van diergelijcken, zoud dye natien op ons aenvallen en nyemant connen in sijn plantage blijven. Op gisteren is van hier vertrocken schipper Jacob Bisschop na de Barbados om te zien of eenich tijdinge van oorloch met Vranckrijck was. Heb hem dese nevensgaende missive overgelevert, om op sijn vertreck aen den Lt: Generael ofte gouverneur van de Barbados te laten besendigen. Dito Bisschop is hier aengecomen met 101 negers ende alsoo geen ofte weynich zuijcker claar was in dese colonie, gaf voor na de Carybese eijlanden te gaan, en om dito negers nyet te laten passeren, sijn door mij en capt: Cuvelaer gecocht, om te betalen een plantagie dye wij gecocht hadden, en de rest daerop te gebruijcken. Alsoo wij verhoopen met andre liefhebbers d' vervallen colonye weder op te verlichten. 't Schip Zeelandia vertreckt soo mede, daer d'heeren capt: van der Swaluw & van Booten en den vendrichs Zuijtlandt en Evertsen mede comen. d' Voorn: Heeren sullen UEd: Mo: van alles pertinent berigt geven, dye geduyrich de saacken bij hebben gewoont met groote eenicheijt onder den anderen. Soo is dat moet vertrecken na Para creeck, om d' inwoonders dye in dat quartier woonen rekeningh af te eyschen van 't wech gaen en op wat tijdt, principaelijck beoogend UEd: Mo: intresten van degeen dye eenige planting van UEd: Mo: beset hebben. Sal in alle ijver en getrouwicheijt zoecken uijtt te visschen 't geen UEd: Mo: competeerdt. Capt: Cuvelaar heeft 12 a 13 dagen heel sieck gelegen, is bijna weder tot sijn voorgaende gesontheijt. Hoop met hem UEd: Mo: besoignes soo cort af te doen, als 't mogelick sal sijn. Op eergisteren is hier aangecomen een bark van Cajanna, daerin den soon van den opperste Indiaen aldaar, rapporteeren d' Joden daer mede overgecomen, dat den gouverneur van Cajana voor desen daer was met 100 man en 250 negers, met presentatie van den voornoemde Indiaen dat sij wilden leven onder UEd: Mo: Regeringhe, en dat het landt ons eerst toequam en zij het ons wilden overleveren, en indien wij nyet en quamen, dat sij d' Franschen souden om hals brengen, want d' Indianen hier aen de vaste cust geen franschen mogen lyen, oock d' Engelsen hier te lande haer seer haten. UEd: Mo: connen sien, in rupture comende met Vranckrijck, dat wij licht souden meester geraacken van Cajana voornt: Soo is aengecomen den commandr: Bergenaar daar wij alles mede sullen trachten op eene vasten voet te crijgen op dese cust met de Indianen, opdat sulcx gedaan siende, soo licht eenige attaque nyet zal te ondernemen wesen. Ick bidde UEd: Mo: mij gelieven verexcuseren dat voor dees tijdt de .... nyet sende van den ...... alsoo eenige dingen door andre handen nyet gaarne laet passeren. Afin, sal met mijn nader schrijven met een fergadt dat ick meijn meest in dye tijdt in Patria can weesen als 't schip Zeelandia, daer ick UEd: Mo: de motiven sal bekent (maken) waarom voor dees tijdt nyet largo schrijve. Mij in UEd: Mo: gunst bevelend, wiens voorspoedige regeringhe van den Almachtige sijn biddende, dye d'selve met heyl en segen gelijeft te croonen, Eed: Mo: heeren de gecommit. raden van d' Staten van Zeelandt,
36 UEd: Mo: alderonderd: dienaer, Abraham Crijnsen In 's lants schip Suriname, geanckert in de r. Suriname voor fordt Zeelandia, den 19e Juny 1668 Ed: Mo: heeren, den commandr. Verdienst is op den 5e Juny na Pourama vertrocken, van daer na Tabago, en verder na d' eijlanden. Hoop succes mach nemen om eenige duijtsche planters daervandaen te crijgen. Ed: Mo: heeren, no. 1 - de commisse van den majoor Nidem no. 2 - sijn valsche instructie no. 3 - de examinatie van hem ende sijn volck no. 4 - 't geen bij nacht gevonden is no. 5 - een missive, afgesonden na de Barbados.
1668 - 1 mei - 15 juni - zaak William Nedham Zoals blijkt uit de brief van Crijnsen dato 19 juni, was Nedham naar Suriname gezonden met geheime instructies om oorlog te voeren met de indianen. Nedham werd opgepakt, op 8 en 15 juni ondervraagd, en op 22 juni met zijn bemanning naar Nederland gezonden voor verdere berechting aldaar. document 1 - 6 mei - instructie aan William Neadham 2035 - 025 Instructie van Christopher Codrington aan William Nedham, met onschuldige inhoud. Codrington instrueert Nedham om waar mogelijk handel te drijven met christenen en indianen, en allen beleefd te behandelen. Gesteld in de Engelse taal. document 2 - 19 juni - korte begeleidende brief Crijnsen 2035 - 026 Korte begeleidende brief. document 3 - 1 mei - geheime instructie aan William Nedham 2035 - 027 Instructie van William Willoughby aan William Nedham. Dit was blijkbaar een geheime instructie, die Crijnsen op de een of andere manier in handen heeft gekregen. Willoughby instrueert Nedham, om oorlog te voeren met alle indianen, uitgezonderd de Caraiben, met volmacht om dezelve "doot te slaen en te destrueeren". De instructie is in het Nederlands gesteld, en is dus blijkbaar een vertaling, geaccordeerd door Johan Tressry.
37 document 4 - 1 mei - geheime instructie aan William Nedham 2035 - 028 Copie van document 3. document 5 - 6 mei - instructie aan William Neadham 2035 - 029 Nederlandse vertaling van document 1. document 6 - 6 mei - instructie aan William Neadham 2035 - 030 Beëdigde vertaling van document 1, door Johan Tressry. document 7 - 15 juni - inventaris van het jacht van Nedham 2035 - 031 Inventaris van het jacht "de twee gebroeders". Zeilen, touwen, ankers, gereedschap, enige wapens, kruit, levensmiddelen, "calcksteen tot ballast". Geen handelsgoederen. Inventaris opgemaakt en ondertekend door Johan Tressry, Karel Evertsen, Pr. Versterre. document 8 - 16 juni - brief Abraham Crijnsen aan Willoughby 2035 - 032 Copie van de missive afgezonden aan de Luitenant Generaal Willoughby. Gesteld in beleefde diplomatieke bewoordingen (Er was immers vrede tussen Engeland en Nederland). Crijnsen meldt Willoughby dat hij op 1 mei met een eskader schepen de colonie Suriname weer heeft overgenomen, en verzoekt om schadevergoeding van de door Willoughby weggevoerde zaken. Crijnsen meldt de komst van Nedham om volgens instructie van Willoughby de indianen te beoorlogen. Hij meldt Willoughby dat Nedham is opgepakt, het jacht in beslag is genomen en Nedham en de bemanning naar Nederland gezonden voor verdere berechting. Hij meldt dat hij met fregatten voor de kust zal kruisen, en iedere Engelsman met verdachte bedoelingen opbrengen. Hij verzoekt Willoughby "dit alles wel te overwegen ende geen verdere oorsaeck geven" Verder beleefdheden: Crijnsen betuigt zijn medeleven met de zware brand op Barbados, en biedt Willoughby de diensten van de kolonie Suriname aan bij de wederopbouw. document 9 - 19 juni - verslag van de examinatie van Nedham en zijn volk. 2035 - 033 Op 8 juni werd de scheepsbemanning voor het eerst ondervraagd. Zij verklaarden toen dat zij in Suriname waren om zeekoeien en schildpadden te vangen. Nedham, op dezelfde dag apart ondervraagd, verklaarde hetzelfde. Crijnsen was niet tevreden, en stelde dat Nedham pas mocht vertrekken als hij een borgtocht van 20.000 gulden had gesteld, terug te geven als hij zich tot aan zijn vertrek voorbeeldig zou hebben gedragen. Nedham bleek niet in staat iemand in de kolonie te vinden die borg voor hem wilde staan. Volgens het verslag kwam hij hierop met de geheime oorlogsinstructie voor de dag "hemselven siende gebracht tot de uitterste noodt". Maar in wat voor nood was hij dan wel, dat hij een instructie waarmee hij zichzelf in zware staat van beschuldiging stelde, zo maar overhandigde ?
38 Vanuit Nedham's standpunt is dit onverklaarbaar ; er lijkt iets anders gebeurd te zijn, maar dat wordt in het verslag netjes overgeslagen. Op 15 juni werd de bemanning met de geheime instructie geconfronteerd, en zij bekenden nu volmondig daarvan op de hoogte te zijn geweest. Waarop door de krijgsraad werd besloten de Engelsen naar Nederland te sturen voor verdere berechting, en hun scheepje te confisceren voor landsdienst. Ondertekend door: Abraham Crijnsen, Ch: Vanier Verbalme, onleesbaar, B: Ceuvelaer document 10 - 19 juni - verslag van de examinatie van Nedham en zijn volk. 2035 - 034 Copie van document 9. document 11 - 15 juni - inventaris van het jacht van Nedham 2035 - 035 Copie van document 7
1668 - 20 juni - contract tussen Crijnsen en Bergenaer 2035 - 036 handelsovereenkomst. Maar het product waar het om gaat is onleesbaar .... Wij ondersz. Abraham Crijnsen capt. en commandeur en sis over 's lants schepen en volck, en proceratie hebbende van Ed: Mo: heeren Staten van Zeelandt om aen te gaen seker accoort met den commandeur Matthijs Matthijsen Berger over de handel van de oranje .... in Ijsekeepe, soo ist dat wij op heden daerover met den ander hebben gesproken ende sijn overeengecomen in de naervolgende maniere: 1 - Eersten, dat den commandeur Crijnsen sal verobligeert sijn te leveren aen commandeur Bergenaer soodanigen cargasoen hij sal ...geven sonder dat hij eenige risico daerin sal loopen van den ..... 2 - Ten tweeden, dat den commandeur Bergenaer met den ontvanck deser cargasoen ofte op credit, of soodanich cargasoen .... in Ijsekeep zal bij handt gevonden worden, sal dese andel van de .... met d' indianen int werck stellen, daertoe hij sal mogen gebruijcken 's lants slaven en volck die daertoe bequaem sijn. 3 - Ten derden is geaccordeert dat den commandeur Bergenaer sal genieten voor de directie een rechte achste part van het netto provenu dat vant cargasoen sal werden geprokereert, wel verstaende - dat Gode verhoede - het tweede cargasoen ofte die daernaer sullen versonden werden, quame achter te blijven, sall gecargeert werden op de retour en van afgetrocken werden, alsmede sall afgetrocken werden d' oncosten vant volck die in dese negotie sullen werden geïmployeert. 4 - Ten Vierden is geaccordeert, dat dit accoort ofte contract sal duijren den tijt van drie jaeren vast, langer soo het Haer Ed: Mo: heeren Staten van Zeelandt gelieven, & sall de Ed: Mo: heeren Staeten verobligeert sijn ider jaer rekeninge te geven aen die den commandeur Bergenaer sal ordineeren, van 'tgeen cargasoen gekost heeft en wat van de nieuwe is gecomen, om alsoo sijn
39 gerechtigheijt te crijgen. Van gelijcken sal den commandeur Bergenaer senden rek: vant cargasoen hij ontfangen heeft, en hoeveel bollen ..... hij heeft geruijelt. 5 - Ten vijfden blijfft den commandeur Bergenaer verobligeert alle twee maenden ofte 9 a 10 weken in Ijsekeepe te comen om te sien den handel wel wert gedreven ende de .... naer behooren werden ..... Aldus gedaen ter presentie van capt: B: Ceuvelaer ende Nicolaes Pietersz: ende ter nacominge met ons gewoone aenteijcken onderteijckent, acto in 's lants schip Suriname den 20 Juni 1668. Abraham Crijnsen M: Matissen Bergenaer B: Ceuvelaer als getuige, & N: Pietersz:
1668 - 21 juni - brief B: Ceuvelaer 2035 - 037 Bericht over het contract met Bergenaar (zie hierboven). De achtergrond van het contract schijnt te zijn, de indianen door ruilhandel aan zich te binden, en zodoende "geen noot hebben ondermijnt te worden".
1668 - 20 juni - contract tussen Crijnsen en Bergenaer 2035 - 038 copie handelsovereenkomst. Ook hier is het handelsproduct onleesbaar. bollen Weewe? Veeuwe? Veruwe? Verf ! (orleane). Zie ook 2035 - 071
1668 - zonder datum - lijst van het cargasoen voor Essequibo 2035 - 039 "Lijst van het carchesoen, dienende tot den handel in Isekepe". Dit is de lijst van benodigde ruilgoederen met de indianen, volgens het handelscontract tussen Crijnsen en Bergenaar. o.a: bijlen, kapmessen, "carsavebeijtels", messen, scheermessen, spiegels, cristal, "valckebellen".
1668 - 22 juni - brief Abel Thisso 2035 - 040 Gericht aan de Staten van Zeeland. Beschrijving van de gebeurtenissen april - juni 1668 op Tabago. Eedle Moogende Heeren, Mijne Heeren Staaten van Zeelandt, Mijne Gebiedende hrn Saluijt,
40
Mijnen laasten aen Haare EEdle Moogende is geweest ultimo april 1668 ; pr. commandr. Claes Rennierse naer Sernaeme. Hier is 't sedert niets sonderlings gepasseert, dan dat ick met meest al het volck met mijn hier gecomen hebben vrij een swaare aenstoot van cortzen & andere siekte gehadt. Hebben derhalven met het ...... heel weinich voortganck connen maacken. Op den 18e deser maant junij is commandr Daniel Verdiest hier gearriveert van Sername, dewelcke adviseert dat capitn commandr Crijnsen heeft posessie genoomen op het fortt & landt Sername, op den eersten Meij ; Capitn: Crijnsen schrijft dat ick sal capitn: Ceuvelaer ontrent over 14 daagen naer dato deeses hier verwachten, om soo eenige volckeren te verlossen & soo naer het patrija te gaen. Soo wil ick mijn daeraen reffireren, om dan van alles perttinent registeren & rollen van volck & alles over te senden. En alsoo desen voorgen: Verdiest in Pouwerom & hier eenige vijvers gebracht heeft, & gaet nu naar de fransche eijlanden, om wat passagiers & volck van planters te krijgen om hier ofte in Sernaem te brengen ; soo hebbe nu dese weynige regulen afgeveerd, nevens coppie van mijn voorgaende, waerin alles soo van den staat vant landt als anders hebbe geschreven. Verhoope dat het wel sal ontfangen zijn, & in goede consideratie genoomen ; ick wil noch Haare EEdle: Moogend: op het hoogste bidden & recomandeeren de goede voorsorge & adsistentie aen dit UEEd: Moog: landt, edoch dan ben verseekert met de hulpe van Godt almachtich dat dit een heel goet landt sal worden, want het zijn vruchten geeft meer als gemeen. En zonder goede adsistentie connen de vrije lieden gants niet uitrichten, want hier niemant is die yts van zijn selven can doen om tot profijt te connen maacken. En wanneer dat Haare Eedle Moog: niet geneegen waaren, om het landt & volck te adsisteeren, soo soude ick voor mijn oordeelen, dat de costen soo van guarnisoen als anders vruchteloos souden sijn, want als vooren verhaalt de lieden connen van haar selfs niet doen. Maer adsistentie genietende sien dobbel cans dat zij alles sullen wel betaelen. Op den 20 Meij zijn hier aen het landt vier canos Caribisen gecomen, comende van de vaste cust & 't huijs hoorende aen St: Vincent. Zij brachten een particuliere brief meede die zij gecreegen hadden aen het eylandt Testigo uit een bercque die hier hadde willen weesen & was daer vervallen. Het is de bercque daer ick voor desen van vermoet hebbe, dat meende verongeluckt was, daer den chirurchijn Jan Robien in was. Verwachten haar noch hier. Dese voorgen: indyanen bethoonden alle vrientschap & in het vertrecken soo hebben zij ses stucx negroos meede van het landt gevoert, met forsze ofte willens van de negroos, niet wel weetende. Dit waren negros van mons: De Lisle voor desen in de ande(re) brieven genoemt. Den 4 juny zijn hier twee canos indyanen meede van de cust comende. Dit waaren indyaenen van de Garnades & zij hadden een fransman bij haer. Zij brachten een brief meede van den gouvernr: van de Garnaedes, dewelcke schrijft in alle minnelijckheijt & vriendtschap en dat hij verstaan hadde dat zijn Majestt: van Franckrijck met Haare Hoogh Moogende een niewe alyantsie & verbondt van vreede gemaackt hadden. Godt de Hre geve zijn seegen tot vreede etcra. Hebbe aen den Gouvernr: voorntt: geschreven over het wechvoeren van de neegros van Mons: de Lisle voorgentt: Ick verstaan meede tot den brief van de Garnados, dat daer een schip van Vlissingen was over comen zeijlen tot de Garnados in vijf weeken tijt, die aldaer 2 stucx chaloupes heeft laaten opsetten & is van meeninge om beneeden naer de spaanse plaatsen te gaen.
41
Den 4 juny zijn hier twee canos Caribische Indyanen gecomen, van de vaste cust. Hoorden aen de Garnados thuis. Hadden een fransman van de Garnados met haer. Brachten een brief van de Gouvernr. meede, D'welcke schrijft in alle minnelijckheijt van vreede, dat verstaan hadde dat Zijn kong: Maijest: van Vranckrijck met Haare Hooge Moogend: een nieuwe alleijantze van vreede & verbont gemaeckt hadde. Godt de Hre geve zijn Zeegen tot het succes. Hebbe wederom aen den voorn: Gouvern: geschreven over het wechvoeren van de neegros. Soude hier heel noodtsaackelijck achten een nett ofte zeegen van ontrent vyftich a sestich vaadem te hebben ; 't soude een groot adsistentie aen de montcosten connen doen. Meede een Jserwerck ofte meer tot suickermoolens & keetels nevens alle toebehoorende mattrijaelen ; niet heel swaar werck, maer ontrent van 20 duijm in de dijameeter. Van negroos versoecke gedaen te weesen Ijrsse paarden souden hier heel goet sijn & eesels en muijlen van Stt: Jago etcra. Meede alle ontbodene behoeftigheeden tot het timeren ; hebbe noch een timmerman aengenomen voor 20 guldens ter maant ; maer hij is meede oock al sieck gevallen. Soodat het schijnt dat wij alle voor de intresse moeten betaelen ; verhoopen van beeterschap. Versoecke meede dat haare EEde: Moogenh: gelieve te ordoneeren een cleijn schepie om hier het landt te dienen ; een snauw ofte hoecker ; 't segge een snel vaartuijgh want hier crappe stroomen zijn & connen sonder deselve niet weesen. Op dato soo opstont, soo is hier noch een bercque gecomen van Martenicque brengt meede noch 10 passagiers waervan de naamen per naaste zullen oversenden ; Rapporttrt. datter noch veel volck aen de franse eijlanden zijn die geneegen zijn om hier te comen. Hier is een Yresman die heeft quaet van dit landt geschreven ; daer souden om anders in plaats van thien passagiers wel 40 gecommen hebben ; maer sal denselven van 't landt bannen & naer Sername senden. Nu sonderlingh met meer, maer recomandeere mij in haare EEde Moogenh. haare graatie vanweegen het landt ; eyndigende ; Ende verblijve haare EEde: moogh: geaffect: ende getrouwe dr. P: Versterre Actum Nova Walcheren den 22 juny Ao: 1668.
1668 - 22 juni - brief Abel Thisso 2035 - 041 copie voorgaande brief.
1668 - 1 juli - kort bericht J: Halloy (Falloo?) 2035 - 042 Kort bericht aan de Staten van Zeeland. Halloy schrijft dat hij met het schip Zeelandia op 5 juni uit Suriname is vertrokken met commandeur Verdiest. Op 10 juni te "Bouron"[Pommeroon]
42 gearriveerd. Schrijft dat daar alles wel is, maar weinig kost en enkele doden, waaronder de chirurgijn.
1668 - 1 juli - zakennotitie J: Halloy (Falloo?) 2035 - 043 1 - een kwitantie opgemaakt in het schip Zeelandia dato 24 juni 1668, ondertekend door C. Jolijt. Hij heeft 1/3 deel van het cargasoen ontvangen, met een totale geldswaarde van "84 pont 7 s 8 1/2 ct". 2 - idem, dato 1 juli 1668, ondertekend door J. Halloy, eveneens voor 1/3 deel
1668 - april - lijst van goederen voor Tabago ; kwitantie 2035 - 044 Ongedateerd. "Lijste van de goederen ontfangen van de capitein du Bois in Surniam voor Tabago". Het betreft kleding (hemden, broeken, rokken, hoeden) naaibenodigdheden, spiegels, vishaken, messen, houwers en bijlen, kruit, papier en pennen, en victualie (brood, zout, gort, vlees, spek, stokvis, dranken). In Tabago werd een ton met vlees weer met de schipper Reiniersen mee gegeven. Mogelijk was het bedorven. 2035 - 045 Kwitantie opgemaakt te "Nova Walcheren" dato 30 April 1668, ondertekend door Claes Reijniersen. Hij heeft uit handen van Abel Thisso 1 ton vlees ontvangen. Zie ook 044
1668, 19 juni en 4 juli - goederenlijsten voor Tabago 2035 - 46 Lijsten van op Tabago ontvangen goederen 1 - lijst van goederen per commandeur Daniel Verdiest uit Suriname, 19 juni 1668 2 - idem per capitein Van Der Zwalem uit Suriname, 4 juli 1668 3 - idem van Claes Reinierse, ongedateerd 2035 - 047 "Lijste van de goederen gesonden na Tabago met de commandeur Daniel Verdiest" 1 - goederenlijst ondertekend door Daniel Verdiest (zelfde lijst als 46 no. 1) 2 - aanvullende goederen "gesonden na tabago met het 's lants schip Zeelandia den 20 Junij 1668".
1668, 18 januari – kledinglijst voor rio Pauroma 2035 - 048 "Rekeninge van de cleedsel die ick van monsr Dubois heb ontfangen voor 't garnison van Rio Pauroma door .... van haer Edl Moog. heden Staaten van Zeelant" De lijst is niet ondertekend, maar is ongetwijfeld opgesteld door de commandeur Theodorus Sael.
43 De lijst op zich (kleding) is niet interessant. Maar op de lijst staat ook vermeld aan wie de kleding werd toebedeeld, en zo ontstaat een indruk over het garnizoen aan de Pommeroon. Theodorus Sael, commandt. Bratius van Tangeren, chirurgijn Mattgens Cock, tamboer onder Capt. Johan Habriel binnen 't Sas van Gent. Bon Avontuer, corporaal in Suriname, aengenoomen bij capt. Lichtenbergh Jan Lucassen, onder capt. Missou Carel Cost, onder capt. Brunswelt binnen ter Veer Jan van Dors(?), onder de Cornel Veniske binnen ter Veer Wouter Tas, onder capt. Lissenian binnen Hulst Jacob Bloeckel(?), onder de Cornel Veniske binnen ter Veer Matheu Bedou, van Suriname, bij Lichtenbergh aengenoomen Peere Bodin in Suriname, bij Lichtenbergh aengenomen Barent Rebell, onder capt. Everwijn binnen Hulst Pieter de Man onder capt. Lotoll binnen Hulst Jan Nachtegael, tolck, bij mij aengenomen in Suriname Wouter Benie(?), matroos van de .... die mons. Labaars wgh brochte Pieter Tienpont, matroos sijnde van de selfde .....
1668, 28 juni – inventarislijst rio Pauroma 2035 - 050 ".... Lijste van de goederen die ick (aan) de Command. Johan Falloo op de 28 junij 1668 overgegeven hebbe in Rio Pauroma ..... .... Ick ondergeschreevene, Johan Falloo Command. in Rio Pauroma (tot naer & vanwege haer Edl. Moog. van Zeelant) bekenne dese bovenstaende goederen ontfangen te hebben uit handen van de geweesen Command. Sael, actum in Rio Pauroma, dagh maent jaer ut supra, (get.) J. Falloo ...." De lijst is opgesteld ten behoeve van de bestuurswisseling tussen Theodorus Sael, de vertrekkende commandeur, en Johan Salloo, de nieuwe commandeur. Waarschijnlijk gaat het hier om een inventarisatie van het militair magazijn. Voornamelijk geweer- en kanonbenodigdheden (kruit e.d.), en gereedschap.
1668, 5 juli – inwonerslijst eiland Tobago 2035 - 050 Inwonerslijst, waarschijnlijk volledig. Het garnizoen staat niet vermeld. Het stuk is ondertekend door Abel Thisso, en is een bijlage bij zijn brief van 7 juli (053).
Slaus(?) deo Nova Walcheren den 5: July anno 1668 Notissie van de naame der vrije Liede die soo op dato op dit Landt werden bevonden Jan Marsinse pieter Cotpein fransoijs Martijn fransman Machiel Ursinus met vrouw & Soontie
44 Jan Dirichz. Cattoe met vrouw & Zoontie Nicolaes Vaudem met vrouw & Zoontie Marija Benningh met 3 kinderen : de man Phelip soldaat Noel Bruel met vrouw zijnde: neegerin Bartholmeus ferdinandus vrij neeger : vrouw & 3 kindern negros Machiel Noel frans Rennier David Risselieu frans Mouris peropaua(?) met vrouw en docgter, moeder, zuster & kind : alle brasilnams Roelandt Peerinck(?) frans Jan van Ruyven met vrouw: een groot dogter 2 cleijne ditto 4 st negros Robbert Thulieu... Chyrurchyn: frans Jan Gilboa: frans Pierre mettin frans Martijn Dran frans Deneijs Arnolt frans Isaack merciers frans Deneijs Churiers frans Edewart Roelandts Engelsman Jan Roelants duijts Machiel moroch ijresman met vrouw Pierre Brone frans Robbert Brombeij Isaack Willich engels Anna Gilboos weeduwe van Clement Windiet Richard Bottler ijresman Michiel Pleuro frans Jean Jaraens dit du Pree frans Francois Julien frans Jamerija dios frans Jacob Lanje van wijck ter duersteede Charles Langewin frans Jan Cornelis Crau Cornelis Jans zijn Zoon Pierre .......d' Montdor frans Jean Paliet frans Pierre Belville met vrouw en soontie Julia Dias spanjaard Francois ……frans Phelip pigneu frans Jean Picardt frans Hr Jan van Zijches met vrouw 2 soonen & 4 docgters Mr Hendrich Daniels met vrouw & Zoon timmerman (in dienst) Jacob Charpantier met vrouw Jan Jans Jongen Mons: Charles du Four Escuier Sr de Lisle Mons: Pierre Jmbert Escuier Sr. de maison Sulle Jean ...........met vrouw en knegt Jan Anthony Chatteu Elizabet L Bursou met haar kindt Gerrit Burmeester met vrouw
45 Juffra Chatarina Legett weeduwe van Johs Mouriss........ met haar kint fransoys fonteijn met zijn vrouw en kindt pierre parijs frans jochum jans timmerman (in dienst) fransijntie degeijns weeduwe Lowies Marijn nicolas d' Cheene met vrouw Jean Flamma Jan Jans Jongman pierre bijnett frans (in dienst) Matthies Lattin Matturein de nie met vrouw en kindt (in dienst) Mouris Noijer met vrouw en kindt Jan frans Jan Faber Huijbret Arnouts Giljame de Vetth met vrouw en kindt A. Thisso
1668, 6 juli – verrekeningsstaat van het afgeloste volk op Tabago 2035 - 051 "Reekeninghe van de afgeloste volckeren van Nova Walcheren". De afgeloste militairen vertrokken met het schip Zeelandia naar Zeeland, en de kleding die zij tijdens hun diensttijd hadden ontvangen werd van hun gage afgetrokken. De lijst is ondertekend door Abel Thisso, en is een bijlage bij zijn brief van 7 juli (053). De afgeloste militairen zijn: Commandr. Jean Lansman Constabel Dominicus Singelten Chijrurchijn Jan van Laaven Gerrit Gerritz. van Armeloo, Jan van Straaten, Jan Steijdel, Phelip Henningh, Jan Tieleman,
sergeant van de compie. van luijtnt. Coronel Jacob Campe van het schip van capitn. commandr. Crijnsen van het schip van capitn. commandr. Crijnsen soldaat van de compie. van captn. Aertsholt soldaet van de compie. van captn. Magol soldaat van de compie. van capt. Langhvelt soldaat, aengenoomen van commandr. Jan Lansman op Nova Walcheren den 10 januarij 1668 onbequaem int landt
1668, 7 juli – lijst van benodigdheden op Tabago 2035 - 052 "Notissie van de noodtwendicheden voor dit Landt ; memoriael voor haare Edle Moogendheden". De lijst is ondertekend door Abel Thisso. De lijst is een bijlage bij een brief van Thisso aan de Staten van Zeeland (zie 053)
1668, 7 juli – brief Abel Thisso
46 2035 - 053 Gericht aan de Staten van Zeeland. Beschrijft de gebeurtenissen 22 juni - 7 juli op Tabago. Eedle Moogen: Heeren Mijne Heeren Staaten van Zeelandt, Mijne Gebiedende Heeren, Saluijt ! Mijne laeste aen haare Eedle Moogendh: is geweest den 22 junij per Comand: Daniel Verdiest op de Caribische Eylanden waervan hiernevens coppie gaet / wil mijn daeraen reffireeren. Hier is 't sedert niets sonderlings gepasseert. Den 25 Junij is hier een frans caaperschip gecomen, & stonde dat hij wilde op de spanjaerts zijn fortuijne soecken. Hij wilde mijn geen commissie thoonen. Hij soude hier moogelijck geen profijt gedaen hebben aen ons / maer wij waaren wel op onse hoede Hebbe noch 2 stucx timmerlieden aengenoomen , een voor 30 f. per maent, & den andere 18 f. per maent. Op de 4 julij soo is hier het schip Zeelandia van Surniam aengecomen, brengt eenige goet meede, waervan de nottissie ofte lijste hiernevens gaet. D' Hrn. Capiteins & de andere monsieurs nu hier present, hebben dit landt nu wel besichtight, & zullen van derselve staat & deppendentie in alles wel connen goede mondelinge rapporten doen. Waeraen ick mijn ten volle reffirere. Sende hiernevens een lijste ofte memoriael van de nootsaackelijcke behoeftigheeden - wil hoopen, dat Heeren Eedle Moogenh: zullen met de hrn: Capiteins die desen brengen comuniceren & beraamen het beste. Van eijgendommen der plantagien, can niet langer ophouden als met groote moij.... is heeden ... het tot groote naedeel van het landt is streckende, omdat wey de quartieren ten volle niet connen besetten ; maer den eene hier, & den andere daer, & de beste plaatsen blijven oopen leggen. Derhalve als vooren noch versoecke dat haare Eedle Moogh: gelieven een cortt termin te beraamen & die binnen denselve niet comt, dat de gronden aen de presente moogen begeeven worden. Sende hiernevens Rolle van alle de 's Landt dienaers meede het getal van vrije lieden. Hier gaet meede coppie van Reekng. wat ick hebbe ontfangen. D' Hrn. Capiteinen hebben meede goet gevonden dat hier nu een chirurchijn is aengenoomen tot 30 gulden ter maent. Haare Eedle Moogendh: gelieven te ordoneeren, dat van den Capitein, waeronder Comandr: Jan Lansman sergiant is, soo veel van zijn verdiende gagie in te houden als te weeten: vier en sestich stucx guldens, want hij hetselve hier van slechte lieden heeft genooten ; hebbe hem laten gaen & het landt daervoore debet gestelt. Soo gelieve toch de voorgenoemde somma in te houden & hetselve herwarts te transportteeren met de aldereerste. Insgelijck van den Constabel Dominicus Singelt in te houden een soma van Een hondert en vier guldens en derthigh stuivers. Hebbe hem mede laaten gaen & het landt daervoor debet gestelt. Hebbe nu laestleeden van Commandt. Daniel Verdiest 1/2 oxhooft madeerische wijn gecogt tegens 300 pd. suijcker, alsoo ick met veel van 't volck sieck waren & ick meende daermeede dertich guldns. Hij Verdiest wel weetende dat ick geen suijckeren hadde, viel mijn lastigh (en) wilde een brieffie hebben van f. 60,- aen gelt ; ick hebbe hem een brieftie gegeven ; Versoeck dat hij mach betaelt worden ; soo, wat geoordeelt wordt dat de wijn waerdich is.
47
Ick hebbe nu noodicheeden voor mijn gecogt van eenen Adrijaen Thissen & geassingneert guld. 64: 19: stvrs. Sende hiernevens elf musquetten onbequaem waervan Comandr. Jan Lansman een hout voor de capitn: van zijn compie: met neegen stucx carrabiens onbequaem. Van de Caribische indijanen weet ick niet hoedaenich dat daermeede hebben. Want zijn sonder mijn kennisse hier van 't Landt gegaen. Eijndige voor dit present & als vooren aen de mondelinge rapportten reffireere ; ick sal niet manqueeren bij alle occasien te advijseeren. Recomandeere mijn in Haare Eedle Moog: haer goede gratie van dit Landt, & in de genaade rijcke bescherminge godts beveele, Haare Eedle Moogendh. geafffect(eerde) & getrouwe dienaer A. Thisso Actum Nova Walcheren den 7 julij anno 1668.
1668, 8 juli – brief J. van Ruyven 2035 - 054 ontbreekt. 2035 - 055 Moeilijk leesbaar ; gaat voornamelijk over de grondrechtensituatie op Tabago ; nieuwkomers mogen de oude verlaten plantages wel weer in gebruik stellen, maar krijgen geen eigendomsrechten. Als de oorspronkelijke eigenaars terugkomen mogen zij hun bezit opeisen. Deze situatie frusteert de ontwikkeling van het eiland. Acgt Julij Anno 1668 a Tobago, Mijn Heeren, voor eerder hebbe nooijt de ... durven neemen om aen UEd: te schrijven, maer alsoo teegentwoordig de hoop dat hadde van de voortsettinge tot cultivatie vant ijlant Tabago schier ten eijnde is, hebbe niet connen naerlaaten UEd: met een wijnige reegelen te begroeten ; indien 't quaalick gedaan is, bidde ootmoedelijck den stoutighijet te excuseeren. Want eer ick hier quam, maakte men mij wijs dat het ijlant Tabago niet en soude manqueeren. Maer met neegers en alle dingen gefourneert (= geleverd) worden , ja selfs dat er al twee scheepen laagen, dewelcke de inwoonders avanceerden met al 't geene noodig hadden , indien dat soo gevoegt. Maar soude seer goet geweest sijn. en teegenwoordig een schip of twee met suijcker en catoen hebben connen overlaaden. ; Want het lant in sighselven is het vrugtbaarste van alle Caribische Ijlanden. Maar wat ist : sonder neegers en beesten als ossen, koeijen en paarden can men niets uitrigten. Den 25 febr. laastleden ben hier met 40 mensschen op mijn ijgen costen gecoomen, denckende dat er alreets een beginssel wass. Dan vont wijnig anders als 't guarnisoen en die soo quaalick ....
48 als niet magtig waaren d' een d' ander te helpen, soodat indien ick niet gecoomen waar en een goet sirurgijn meede gebracht hadde, sij in veel grooter extremitijten souden vervallen sijn. Monsr. Lansman dewelcke doentertijt commandeur ware, heeft mij volgens sijn commissie en magt die hij hadde van Mons. Crijnssen de plantagie van eenen Willem ten Bergen saligr. ingeruimt en gegeven voor eeuwig en ....lijck. Waarop seedert gedurig heb laaten wercken en groot onkosten gedaan en nog doe. omme weeder wat in effect te brengen ; want geheel in ruine was. En nu verstaa, dat haare Ed. Moogende een ijgelijck die hier vóór deesen lant gehat heeft hetzelve weeder geeven wanneer coomen. 't Welck oorsaack is dat de plantagien woest blijven liggen ; en waare veel beeter datse mogten gegeven worden aan de eerst coomende om se te becoomen. Want een ijder segt : sal ik op een lant gaan arbijden sonder verseeckert te weesen over de rechten van genot, ..... sottigheijt en voor een slegt persoon die niemant en heeft voor sigselven omt ....... soo dat de luijden meer genegen sijn om weg te gaen als hier te blijven. Aengaende mij of(?) hiernaer mogt gebeuren dat de weewe of iemant anders mij mochten ... plantagie mol...teeren, hoope UEd: mij sullen bevreijen opdat geen schaade mag coomen te lijden. Consider(er)e wat dienst met mijn arbeit ant lant gedaen hebbe, en noch doe, want met alle geleegentheeden op mijn schrijven Planters van de Ijlanden gecoomen sijn doordien hier al bekent ben ; wenschte maer dat volgen mogt t geene hoope ; Voor seecker, dit Lant soude in de tijt van 3 a 4 jaaren soo veel coopmansschappen uitleeveren als een van de andere ijlanden indien niet sullen moeten patientie hebben en op andere middelen bedagt weesen. Want soo te leeven als (wij) nu doen, can niet dueren ; Gelijck als de Mess: Van Zwaluwe en Van Borselen mondeling sullen connen rapporteren. Ick woon tot noch toe alleen int lant ; de anderen al ronttom 't fort d'oorsaack gelijck voorsigt ; durven geen plantagie neemen met vreese dat daernaer wederom sullen moeten gaen. Ondertusschen blijft het lant leedig liggen daer volck is om 't ... want al wij starck sijn en noch daagelijcks meer verwachten, waerin ik UEd: eenige dienst can bewijsen, bidde UEd: ....... maer sal UED: in de protectie der heeren gewenscht en nochmaels mij te excuseeren gebeeden hebbe, UEd........... J. v. Ruijven
49
1668, 24 Juli – brief Abraham Crijnsen 2035 - 056 Gericht aan de Staten van Zeeland. Korte mededeling zonder veel inhoud. Ed. Mo. Heeren & Ed. Mog., zoo komt aen boordt Capt. Pt. Leedertsen die secht op morgen te vertrecken alsoo gereet stondt om UEd: Mo: ..... in t landt te gaan verrichten. Heb den voorn. Capt. nyet willen ophouden dewijl om veele gewichte reedenen toecomende weeck afzende den capt. Boudew. Ceuvelaar met fergadt genaemt "de Vrijheijdt" om UEd: Mo: nevens mijn missive grondelijck den standt van den colonie bekent te maken en tgeen verricht is, en wat dienstich zoude zijn om UEd: Mo: Colonie haest tot een florisanten staedt te brengen. Indien ick had geweten van t vertreck van dito capt:, soude UEd: Mo: volgens mijn plicht van alles advijs gegeven hebben. UEd: Mo: de motiven ziende, verhoope mij sullen excuseren. Sal met alle ernst .... trachten uijt te voeren, 't geen UEd: Mo: mij aenbevoolen hebben om op tijdt door uijt missiven en mondelingh UEd: Mo: rekenschap te geven. Bevele mij in de gunst van UEd: Mo:, bidde den almachtige UEd: Mo: regeringe met heijl en segen gelieve te croonen, blijf: Ed: Mo: heeren de gecommitteerde Raden van de Staten van Zeelandt, UEd: Mo: .... dienaer Abraham Crijnsen In 't lants schip Surinaem geankert in de rio Surinaem voor 't fordt Zeelandia den 24e Julij 1668 .............
1668, 1 augustus – brief Nicolaes Combe 2035 - 057 Gericht aan de Staten van Zeeland. Gaat voornamelijk over diefstal van het cargasoen door de commandant Dubois. Nobles puissants Seigneurs, Je ne puis pas laisser eschapper cette occasion, sans me donner l' honneur d'escrivre a Vos Nobles Puissances pour les advertir en quel estat est le magazin, qui est bientost entierement despourveu de vivres, comme Vos N. P. le pourront voir par cette liste cyjoncte du restant. Monsr. le Commandr. Crinssen nous a desia preste deux tonnes de pain, et le Capt. Ceuvelaer quattres. Monr. Crinssen a envoyé le iacht Serename a barbities [Berbice] avec de la cargaison pour cercher de la cassave ; mais il est revenu comme il est parti, sans cassave. J' aurois envoyé le conte des vivres que jay desia livré des le 15 Juin passé a Monsr. Dubois, pour le prier de le voir et de le signer. Il est encor entre ses mains des cette heure, mais depuis ie l'ay recopié et l'ay livré
50 il y a trois semaines passees a monsr. Crinssen, pour le prier de le voir et l' examiner, afin de le signer. Monsr. Crinssen a tant de besoignes ici qu' il n' a peu vacquer a cela .... ici. Je m' asseure que V.N.P. auront receu le conte d' une partie des habits livrés aux soldats, par la fleuijte Rijsende Son, et j'envoye un petit conte joint d'un soldat qui s'en retourne par cette voye, encor que son nom soit desia escrit dans le precedent conte ; la cargaison de V.N.P. comme coral, cousteaux, bijlen etc. diminne beaucoup a cause qu' il en faut livrés beaucoup pour le service de V.N.P. par l'ordre de monsr. Crinssen. J'envoyeray rien aydant le conte la premiere occasion. Il plaira a V.N.P. de donner ordre d'envoyer d'autre cargaison, comme aussi des cloux(?) pour bastir ; Je me sens obligé d' advertir V.N.P. que Monsr. Dubois a eu entre les mains les clefs de touts les coffres de cargaison jusques au 24 Juin passé, qu'elles m'ont ester livrées par l' ordre de monsr. Crinssen, et par cy devant lors qu'il estoit question d' avoir quelque chose hors des dit coffres, monsr. Dubois envoyoit les clefs par son sergeant, ou un de ses valets, qui prenoyent ce qu' ils vouloyent, et apres reportayent les clefs ; et lors que les dittes clefs m'ont ester mises entre les mains, Jay prié monsr. Crinssen de commettre quelcun avec moy pour visiter et conter toutte la cargaison, ce que monsr. Crinssen a fait ; et avons trouvé beaucoup de cargaison de manque selon ma liste, et en avons adverti monsr. Crinssen, lequel a dit qu' au premier jour de loisir il sera rendre conte de tout a monsr. Dubois. Estant a Barbities monsr. Dubois a eu les deux coffres de cargaison no. 4 et 5 en sa chambre, et en a disposé comme bon luy a semblé ; pour les autres coffres, avant que le magasin fermat, il estoit tous les jours a voir dedans avec son sergeant. Je ne puis pas passer sous silance d'advertir V.N.P. que j'ay trouvé dans un des coffres environ 25 haut de chausses ou …… et mangees des poux(?) des bois, monsr. Dubois a eu entre les mains les clefs et ne me les a voulu confier ; il en doit respondre. Les Commandrs. de Bauweron, Isequepe et Tabago n'ont peu avoir qu' avec beaucoup de paroles, que pour chasqun de leurs soldats 1 habit, et aux autres soldats de cette garnison, il ne …. en voulait aussi point donner depuis la premiere fois, et a mieux aimé laisser gaster le bien de V.N.P. que de le donner aux soldats sur leurs gages, comme j' ay desia escrit mes plaintes par ma precedente en datte du 23 d' Avril passé des chappeaux percés des vers et mottes, que j'ay finalement distribué aux soldats a faute d' autres. Monsr. Dubois, au lieu de maintenir bonne police et bonne ordre, est cause de beaucoup de desordre et confusion par son mauvais gouvernement, et j' ose dire qu' il sera cause de la ruine de cette colonie. C'est un personnage qui ne s' accorde ny avec ses officiers, et qui maltraitte ses soldats. Je n'en parle point par aucune passion que j'aye, mais je dis la franche et nue verité, selon que je la scai en ma conscience, et m'en rapporte a ce que le Capt. Ceuvelaer en pourra dire de bouche a V.N.P. pour confirmation de la verité, qui a esté tesmoin oculaire de plusieurs particularités pendant son sejour dans cette riviere, et qui a entendu les plaintes des uns et des autres. Lors que monsr. Dubois a du vin a son commandement, il est le plus souvent yure, et apres va d'une maison a l'autre en cette estat, et fait porter des bouteilles de vin. Voila comme il garde le respect de sa personne et office. Sur ce je prie le bon Dieu qu' il achemine touttes choses a une bonne fin, et que le faut reunisse a son honneur et gloire, et l' avancement de cette colonie et qu'il ait V.N.P. en sa ste. et digne garde , et demeure, Nobles Puissants Seigneurs, Vostre tres humble obeissant et obligé seviteur, Nicolaas Combe aux fort Nova Zeelandia ce 1 aoust 1668.
51
1668, 3 augustus – brief Abraham Crijnsen 2035- 058, 058a en 058b Gericht aan de Staten van Zeeland. Overzicht van de stand van zaken in Suriname. Niet zo uitgebreid als men zou wensen ; Crijnsen zegt dat de kapitein Ceuvelaar die hij als geleide van de verbannen majoor Banister naar Holland stuurt, de zaken uitgebreid mondeling zal vertellen. Ed: Mo: Heeren & Met Schipper Jan Pietersen ende de heeren met 's Landts schip Zeelandia vertrocken, sullen UEd: Mo: verstaan hebben, hoe de saaken sich alhier hebben gedragen, ende in wat standt de Colonie was. Over acht dagen was mijnen laesten aen UEd: Mo: met capt. Pt. Leendertsen, daer alleen met een woordt aenroerde, dat om veel gewichtige redenen den capt. Ceuvelaer soude afzenden om UEd: Mo: grondelijck den standt van de Colonije bekent te maacken, en wat daarin passeert, en verder ten hoogsten noodig is om UEd: Mo: colonie haest tot een florisanten staadt te brengen. Sij in alle onderdanigheijt UEd: Mo: voorgedragen dat om de coloniers te incourageren en tot opbouwingh van dese plaats, zullen noodich sijn een goede quantiteijt van negros, paarden, bestialen, etc. Mede eenige ketels om suijckerwerken op te richten. Wij houden haer op met dese belofte, alsoo veel bequame planters geen nut connen hebben van de particuliere schepen dije met negros comen ; 't versterckt de colonije, edoch alleen voor degeenen dije de macht hebben. En zouden door dat middel ... eenige wercken vergroot werden sonder verder de colonije voor te zetten. Een goede quantiteijt negros comende, sullen UEd: Mo: connen afnemen, dat Cristenen daerbij ver(h)eijst werden om die te dirigeren. 't En is bij ons nijet gebruickelijck den anderen te vercoopen - als bij d' Engelschen geschiedt voor servants, maar wel voor eenige jaren ijnandt aen te nemen. Soude dit landt seer dienstich zijn. Voor de straetloopers en bedelaars om haar in de...itie te houden. Want ijder dije plantagieen hebben verlangen daarna om haar emplooij te geven om op de negros te passen. Zij krijgen de cost en verdienen een weijnich loon daerbij, soo dat naderhandt comen te dienen voor mr. knechts, en verder geraken. De meeste pardt (die) in de Barbados grooten staadt besittende, sijn van dije slach geweest. Onder dien rangh zoude nijet ondienstich sijn degeene dije vruchteloos in 't rasphuijs sitten, indien men deselve voor eenige jaren cost na hier toezenden, want een weinich 't landt gewent zijnde, souden niet trachten weeder te keeren, alsoo hier eerlijcke luijden met der tijdt zouden werden. Na de afcomste en qualiteijt van veel(en) hier vernoomen hebbende, vinde, al veel van soodaenigen ...... Maar vooral, zoo UEd: Mo: bekent is, tot een goed gebouw van noode een bequaem fondament en bequaeme pilaren. Daer ... principael tot dit alles een goet Mr. Daerin ick nijet en twijfel of UEd: Mo: sullen haer reflexie op nemen, om alsoo de behoorlijcke vrucht van de Colonie te genieten. Want de exsessieve costen gedaan, ende dije noch gedaan moeten werden, sonder apparentie van voordeel aen voornoemd manqueerend, soude UEd: Mo: Colonie seer doen declineren. Ick en twijfel nijet, met de comst van capt. Cuvelaer, of UEd: Mo: zullen soodaanig getrouw rapport crijgen, dat op alles behoorlijcke ordre sal gesteldt werden ; daar largo dagelijcx met den anderen hebbe besich geweest, ende in een ..... alsoo de dingen soo claar als den dach zich vertoonen, hier twijfele nijet of vele sullen geanimeert worden hiernatoe te comen, de rechte gelegenthijt van dese provintie verstaand, en ijmant hoorende selver daer geweest heeft, genegen is het zijne daarbij op te zetten.
52 't Afzenden van Capt: Ceuvelaar heeft mij te meer bewogen, om alle diergelijcke saacken UEd: Mo: grondelijck voor te dragen, oock dewijl den tijdt daer is, om de schepen met de negros te zenden. Soude anders een jaer ten achter sijn, tot groote schade van UEd: Mo:, en de desgouste van de inwoonders, ende dije hier verder gesint sijn te comen. Hier en twijfele nijet of UEd: Mo: sullen een groot getal inwoonders crijgen, sijn albereijts 12 a 13 jooden van de barbados gecomen ; heb alle quartieren - soo verre mogelijck is - beschreeven. [=aangeschreven] De Costen dije UEd: Mo: (aan)wenden, en den ijver daernevens van UEd: Mo: weet tot het voortsetten van dit werck, daar ick mijnen dienste UEd: Mo: allerwegen hijer opdragend ; oock vind mij verplicht om UEd: Mo: onder behoorlijck respect rondt uijt te adviseren. Om soo een saacke van groote apparentien op de been te helpen : Daartoe, als voorhenen, hebbe gewach gemaakt bequaame stoffe van node is, dije hier ontbreeckt. Alsoo ick weet, datter al veel sullen geïnclineert (zijn om) na hier te comen, alhier wel gederigeert (dient te) werden een verstandich en voorsichtich persoon, voor eenige jaren hier comende, den standt van de colonie verstaend, can met een voorsichtich oogh door.... en haest zien, wat behoord gedaen of gelaten te worden, en wat verder van tijdt tot tijdt tot voordeel van UEd: Mo: soude connen aengewent werden, soo van ballans geldt, hoofdt geldt, oock ijder geniet zuijcker etc. ; oock op degeen dije na desen zoude willen vertrecken , tot betaling van de costen dije tot haar beschermingh aengewent werden ; en veele andere dingen meer, dat op de bequaemste wijse soude connen geschieden ende met gewilligheijt gedragen werden. Den heer bij UEd: Mo: geordineert om den intrest op zoodanigen wijse waar te nemen, vreese nijet zal sijn, ende UEd: mij met recht zoude connen beschuldigen indien daarin na behooren nijet hadde gewaerschouwt. 't Is mij leet dat ick genootsaeckt ben, sulcx aen te roeren. Aengaende sijn militaire functie soude het hem wel ten volle toevertrouwen en soude daervoor een dienstich instrument connen sijn. Dese en diergelijcke saacken mij voortgecomen zijn ; en d' saack geen uijtstel lijden can, aen UEd: Mo: in oprechtight. bericht te doen, (en) heeft mij bewogen den capt: voornt: af te zenden, met den gewesen Gouvernr. Banister, om zich voor UEd: Mo: te verantwoorden tegens sijn beschulding hiernevens gaend. Nadat met alle beleeftheijt haer méér is toegestaen om haer herten 't onswaerts te trecken, als tegen soo een rebel(?) met zijn aenhangh betaamd, dije - na alle de genooten gunsten en gedaane eedt (en) de privilegien ende de encouragementen [aanmoedigingen] haer voorgedragen - heeft de gemoederen van velen soo ontsteldt, dat wij gedwongen sijn dit middel te gebruijcken, met te pretenderen authoriteijt te hebben in de naem van alle de coloniers. Sulcx te doen / om slaven, bestialen etc. af te voeren, de onwetende .... makend dat het is den rechten sin en meijning van d' artiq. met haar gemaackt. [dat het de ware betekenis is van het verdrag met haar gemaakt] Daar 't recht contrarij lecht 't artiq. 5. Dito Banister mij in presentie van velen over die materije aenspreeckend, (heb ik) onder ander hem voortgeworpen / daar eenige (van) haar mede contenteerd / dat indien Haer Ed: Mo: hadden gesindt geweest het Landt te ruijwineren, dat sij met groote voordeelen hadden connen doen, toen 't Landt en volck in onse handen was, vijandt zijnde, de beuijt hadden connen mededragen. Maer integendeel de intentie van Haer Ed: Mo: gesien hebbend in de proceduren met haer gehouden, om ijder in zijn volle besitting te laten. Dat het een groote stouticheijt was voor een onderdaen sulcx te pretenderen & laet staen de gemoederen van ijder daertoe gaande te maacken, en sulcx met authoritheijt te comen af-eischen. Buijten dit alles ......... en heeft zich nijet gerust connen houden, gelijck UEd: Mo: breeder uijt de nevengaende copien connen sien.
53 Wij verhoopen door dit middel hier rust te krijgen. Ick moet bekennen dat hij is een van de outste en beste planters, en sal UEd: Mo: grondelijck den standt van 't Landt bekent maacken, daar ick weet hij sijn gedachten zeer op heeft laten gaan. Want hij can door ervarentheijt spreecken, als het maar met d'waarhijt zou vermenght zijn. 't Geene UEd: Mo: bij instructie hebben aenbevolen, heb met den capt. Ceuvelaar overwogen, dije UEd: Mo: in 't breed sal rappordt doen. Sal alleenlijck maar aenraacken 't geen principaal is : Rakende op het 12e articqul van de nadere ordre, om uijt te zien na een bequaeme plaats aen de overzijde van 't fordt, om een goedt blockhuijs daer te maacken : 't geen nootsakelijck moet geschieden. Oock in tijdt van oorlooch een galije(?) op de rivijer ; zoude dan weijnich swaricheijt maken om een goede macht af te wachten. In het 13e artiq. spreeckt UEd: Mo: ordre of nijet dienstich soude zijn, een fortje aen Torarica te maacken tot defensie van de inwoonders aldaar : Soo ijets meteen ondenomen werdt, sal met de beste vrucht connen geschieden aen den hoeck van Serino. 14e artiq. secht van fortjes of redoutjes te maecken in de rio Suramica ofte Marrawina : Daer UEd: Mo: op bericht zij, dat op beijde de plaetsen volck heb geordineert, (en) met een commisie na Suramica gesonden den commandt. Reijniersen die mij rapport brenght dat d' eerste en bequaemste plaats is 7 a 8 mijlen op de rio, aen de plantagie dije toe heeft gehoordt milord Wiloubije. Is een half musquet schoot maar breedt. Waarnatoe comende weeck noch eenich volck zal zenden om bij provise een battarij op te werpen ; en sal verder laten sien of met palen nijet zoude connen werden geheijt en met een boom geslooten zoude connen sijn. Na de Marrewijne is Carel Nachtergael, dije alle dagen tegemoet zije. Sal na de gelegentheijt aldaer mede behoorlijck sorge dragen. 15e artiq. roerdt aen van cassave te planten : Is in Suramica goede gelegentheijt. Sal eenichge persoonen daertoe dienstich zoecken te crijgen, om sulcx te ondernemen. 22e artiq. ordineren UEd: Mo: het schip Zeelandia - soo 't can geschieden - aen ...... aen te zeijlen : Heeft nijet connen geschieden door vreese van de orcaen ; oock meijne (ik dat) door brieven eerst de wech beter sal gemaackt werden, daer nu een expresse met den commandt: Reijniersen van laet nemen, alsoo door schrijven van den commandt. Sael bericht zijn den Gouvernr. van Trinidaet gebreck zouden hebben van cleeren etc. Sal devoir doen bij die occasie handeling met hem te crijgen. In het 27e artiq. ordineren UEd: Mo:, dat geen slaven (en) vee en werden vervoert, oock dat geen premissie soude gegeven werden aen ijmandt om te vertrecken : Slaven, en bestiael, strijdt tegens d' artiq. en soude een ruijwijne voor de colonije sijn. Van volck met dwanck te houden soude groote onrust baren, sijn van nu af al veel meer gecomen alsser vertrocken zijn. UEd: Mo: sulcx geliefden expres(?) …. hebben. Sal nagecomen werden. 30e artic. spreeckt van uijt te zien waar best de schattingen en lasten souden connen op geheven werden:
54 UEd: Mo: sij geadviseerd dat vooralsnoch niet can geschieden, sal na mijn oordeel als voor geven: aengeroert hebbe, (dat deze maatregelen) door een voorsichtich hoofdt allenxkens wel ingebracht (kunnen) werden. In het 43e artiq. ordineren UEd: Mo: met den commandt. Bergenaar goede corespondentie te houden, ende hij na Surinaem wilde comen ; mede int 44e artiq. te spreecken van den handel van de oraengie verven, welck UEd: Mo: sullen connen afnemen : Dat geschiet is ; uijt de stucken gesonden ick en twijfele nijet of UEd: Mo: sullen in alle getrouwicheijt van hem gedient werden. Den commandt: voornoemt heeft mij een brief laten toecomen, die sich seer beklaeght over de insolente bejegening van [=door] den vendrich Jolijt, daar hij secht de attestatie van toe te zenden. 't Is seer ellendich Haer Ed: Mo: sulcke dienaaren moeten treffen. Comt mij seer buijten verwachting van hem voordt. Bij de secrete instructie hebben UEd: Mo: mij verder geordineert artiq. 11 vijf a ses maenden hier te land te verblijven ofte langer, na dat de gelegentheijt des tijts sulcx ver(h)eijst ; om op alle de gerequireerde plaatsen uijt te voeren 't geen de nadere ordre vermelt : alsoo het schip en fictaelij [=victualie] mij dan souden manqueren en begeven, en oock nijet langer vereijst werdt als noch één maende om op alles ordre te stellen, ende de attistaty en de schulden hoop clein te hebben, edoch om alles tot perfectij te brengen sal meer tijdt vereijschen, ende de forme(?) hoe of het beste UEd: Mo: voorgedragen werden. Sal door de advijes jachten de plaatsen mij aanbevolen niet laten besoecken door d'onsekerheijt van den orcaen. Ten waare UEd: Mo: met den verwachte hoecker mij contrarij ordineerd ; soude met alle vlijdt nagecomen werden ; soude 's Lants schip op den tijdt voornoemt met een bequaem persoon dan van hier senden. Na welcken hoecker seer verlanght wert, alsoo Pt. Wartels over 15 a 16 dagen hijer al gearriveerdt is. Het jaer van ijets te planten is seer tegen geloopen en bijna alle de cost verdorven door de hooge water vloet. UEd: Mo: schrijven mij in den laesten brief, over de gelegentheijt van Surinaem dat cattoen, gengeber [gember] etc. can werden geplandt, 't welck waar is, maer door den regen ordinair hier te land brenght sooveel voordeel nijet als de suijcker, en werdt dickwijls verdorven, soodat de planters daar nijet licht aen en comen. Van den verv(?) die men Trotte noemt is hier mede maar seer weijnich, maar sullen mettertijdt de indianen tot het voortplanten wel crijgen, en twijfele nijet ofte sal zoo wel groijen als in Isekepe en elders. Den chineeschen oraengienboom daer UEd: Mo: mede gewach van maken, is op 3 a 4 plaetsen voorgeset. De principaelste hebbe gesien, sal met mijn comste UEd: Mo: de proef daervan brengen. Van .... boontjes radijs groijt het seer wel, maar sal soo dra bij de handt nijet connen sijn, als wel van noode soude wesen, maar door neersticheijt sal alles mettertijdt aangequeeckt werden. Van de notenmuscaedt sal mede in ..... telen en sal op tijdt UEd: Mo: advijs werden gegeven. Dito beschrijving bevindt nijet vreu.... , sal 't geen ...... , op deselve form een beschrijvingh maken, om UEd: Mo: met mijn comste ter handt te stellen. Wat daer nu bij het fordt behoordt en verder noodich en dienstig is voor de colonie ende goede saacken zich hier gedragen hebben, hoe het staadt met de advijesjachten en wat bij haer verricht is - en wat verder mijn voornemen daarmede is - soude mijn plicht zijn om alles pertinent te
55 beschrijven, maar dewijl de saacken sijn bijgewoont door den capt. Ceuvelaer, sal (hij) UEd: Mo: op alles pertinent bericht doen. Eer ick besluijt, wil ik UEd: recommanderen den brenger dezes. Indien denselve geïnclineert was met sijn familie herwaerts te comen, twijfel nijet dito bewint van saacken hier hebbend, of UEd: Mo: souden op tijdt de gewenste vrucht daarvan genieten. En ben versekert een grooten aenhangh van andren - mij bekent zijnde - souden mede gaen. Den vendrich Versterre, dije den tijtel als Lt. alhier voert, is een persoon van seer goede capaciteijt, doet grooten dienst en wert seer bemindt. 'k Wil UEd: Mo: bidden een gunstigh oogh op hem gelieft te slaen. UEd: Mo: Colonie moet versien sijn van een neerstigh persoon als het sal door godes hulp met het resteerend UEd: Mo: voorgedragene, haest tot een florisanten staadt comen, 't welck god geeft. Mij in UEd: Mo: gunst bevelend, den almachtigen biddend UEd: Mo: regering met heijl en segen gelieft te croonen, blijf, Ed: Mo: heeren de gecommitteerde Raden van de Staten van Zeelandt, UEd: Mo: ..... dienaer, Abraham Crijnsens. In 'sLants schip Surinaem geanckert voor fordt Zeelandia In de Rio Surinaem, den 3e augusty 1668
1668, 3 augustus – brief Abraham Crijnsen 2035- 059 Duplicaat van brief 58
1668, 3 augustus – lijst van bijlagen bij brief Abraham Crijnsen 2035- 061 Copie van de stucken gesonden aen Haer Ed: Mo: met den Capt. Boudewijn Cuvelaer in dato den derden augs. 1668, ijder onder haer respective no. als volght: no. 1 no. 2 no. 3 no. 4 no. 5 no. 6
requeste van den majoor banister de antwoordt daarop versoeck van den majoor Jeems banister in den naem van d' Inwoonders brief aen den majoor banister antw. van banister voor de crijsraet sententie van banister
56 no. 7 no. 8
copie van 't contract met den commandr. bergenaer gemacht over den handel van de verwe 't cargesoen nodigh tot die handel.
1668 - juli, augustus – de zaak James Banister In brief 58 had Crijnsen al zijn visie op deze zaak uiteengezet. Volgens hem had Banister zich opruiend opgesteld, en de (Engelse) bewoners aangespoord de kolonie te verlaten. Banister werd door de krijgsraad veroordeeld om in Zeeland zijn gedrag te verantwoorden. In feite een verbanning uit Suriname. De documenten kunnen het beste worden begrepen aan de hand van de lijst van de "nevengaande stukken" behorende bij Crijnsen's brief no. 58 (zie hierboven) ; de eerste 6 documenten handelen over de zaak Banister. no. 1 - ongedateerd - verzoek van James Banister 2035-62 Gericht aan Abraham Crijnsen. Banister spreekt namens een groep Engelse inwoners, die ook allen het verzoek hebben ondertekend. B. verklaart zijn trouw aan de nieuwe regering, en verzoekt namens de E. inwoners : het recht om te vergaderen ; enige jaren vrijdom van belasting ; het afkondigen van bijwetten zodat een compleet rechtstelsel zal ontstaan ; bevestiging van het recht om vrijelijk met hun bezittingen te vertrekken ; verzoekt permissie dat schepen uit Babados vrij handel mogen drijven in Suriname, met name in timmerhout, vanwege "het droevigh accident van den brandt tot totaele ruijne ende destructie van de stadt in Barbados". De ondertekening is als volgt: van de oplantsche divisie: John Venman Levell Randon Thomas Lambert George Luibry Edwaert Giddy Fleury Massey Christoffel Rendar Sereno divisie: Jaenes Maxwell Samuel Sleigh John Millard van de divisie van Toorarica: James Banister John Holland Thomas Stantor Steven Neale Blijas Slij John Peirson Arthur Mackwort Roger Prossor
57 William Ijeo Daniel Munroo John Biggs Henrij Eevers (Revers?) Richart Laijthon John Jones John Stantor Perseval Moron Thomas Turston (Triston?) Thomas Becke Walter Brongis William Kreake (Sredalro?) Jacob Dubartes Thomas Chase John glae broocke William yarworth Thomas Stolman Ralph Vincent(?) Robbert Clercke Thomas Prighson Richard Laijton Henrij Darbij no. 2 - ongedateerd - antwoord Abraham Crijnsen 2035 - 063 Crijnsen bevestigt het recht van vergadering, maar verbiedt publieke vergaderingen ; verbiedt het uit de kolonie afvoeren van bezittingen en slaven ; stelt voor dat het in Barbados benodigde hout met "duijtsche" schepen naar daar wordt gebracht. 2035 - 064 Duplicaat no. 3 - 19 juli - petitie van James Banister 2035 - 060 Gericht aan Crijnsen en zijn raad. Banister verzoekt permissie om met al zijn bezittingen en slaven uit Suriname te mogen vertrekken, en verzoekt dezelfde permissie voor de overige engelse inwoners . Verzoekt permissie om met een schip handel tussen Barbados en Suriname te drijven. Verzoekt - als hem de toestemming wordt geweigerd om zijn bezittingen mee te nemen - permissie deze te verkopen. Ondertekend door: Jamis Banister. de heren Hendrick Massy, Math. Adcochs ; Tames Maxwell ; en Thomas Stanton verklaren dat de copiebrief eensluidend is aan het origineel. 2035 - 065 Duplicaat, niet helemaal letterlijk gelijk aan no. 60, en gedateerd 18 juli 2035 - 066 Duplicaat 2035 - 067 Origineel, in het engels gesteld
58
no. 4 - 23 juli - antwoord Abraham Crijnsen 2035 - 068 Kort antwoord, gericht aan James Banister. Uit de toon van B's request maakt Crijnsen op dat B. zich niet wil onderwerpen aan het gezag van Zeeland. Hij beveelt Banister om de volgende morgen zich aan te dienen op het "landts schip" om te worden verhoord. no. 5 - verweer van Banister Dit stuk ontbreekt in de bundel. no. 6 - 24 juli - verslag en vonnis van de krijgsraad 2035 - 069 Banister wordt veroordeeld om in Zeeland rekenschap af te leggen over zijn gedrag. Ondertekend door Abraham Crijnsen en secretaris Johan Tressry 2035 - 070 Duplicaat
1668 - 20 juni - leveringscontract tussen Crijnsen en Bergenaar 2035 - 071 Bijlage no. 7 bij Crijnsen's brief 2035 - 058. Contract voor 3 jaren tussen commandr. Mathijs Mathijssen Bergenaer van Isequepe en commandr. Abraham Crijnsen over de levering van "oriane verwe". Crijnsen zal cargazoen leveren aan Bergenaar, die daarmee oriane bij de indianen zal kopen en aan Crijnsen leveren. Als betaling ontvangt Bergenaar 1/8 deel van de opbrengst. "... aldus gedaan in presentie van Capt. Boudewijn Ceuvelaer en Nicolas Pieter Bon, tot naercominge (door) ons gesamenlijck gantschelijck onderteijkent, actum int 's landts schip Serenaem den 20 Junij 1668". NB: dit contract en bijbehorende correspondentie kwam al eerder in de collectie voor onder de nummers 2035-036-038.
1668 - 12 augustus - loonstaat fort Kijkoveral 2035 - 072 "Lijst van de persoonen in dienst sijnde geweest van de geoctroij. Westind. Comp. ter camer van Zeelant, dewelcke hebben vertrocken geweest met 't schip Den Jongen Bruijnvis naer 't fort Kijkoveral leggende in de devisie van Isequepe mitsgaders 't gene hun over verdiende maentgelden is competeerende". De lijst telt 4 personen: Hendrik Rol, Jan Jansen, Louijs Delicourt, en Mart Francois Wille.
1667 - 1668 - voorraadboekhouding Nicolaas Combe 2035 - 073 1 - "lijste van de vivres, gelevert door comijs Combe door ordre van den heer Commandr. Dubois". De lijst bestrijkt de periode 3 october 1667 - 31 juli 1668.
59 2 - "lijste van de goederen van de West-Indische compagnie, gelevert door ordre van den gnt. Dubois" De lijst bestrijkt de periode april - augustus 1668. 3 - "lijste van de goederen van de West-Indische compagnie gelevert aan de commandt. van Tabago Abel Thisso den 2 aprilis 1668".
1668 - 4 september - brief Abel Thisso 2035 - 074 Gericht aan de Staten van Zeeland. Beschrijft de periode Juli t/m September 1668. Er is niet zoveel gebeurd, behalve de diefstal van 6 slaven door indianen, die ze vervolgens op andere eilanden hebben verkocht. Aux tres puissants Seigneurs Mes Seigneurs les estats de Zeelandt, Salut Mes Seigneurs, Il vous plaiza de vouloir excuser si je nay escrit plustost, que je nay faict, mais les maladies m'ont attaqué si fort, tant moy que le secretaire, qui est encore fort mal. Et quant a moy, je n'ay la force de tenir la plume, ny de pouvoir marcher. Vous scavez, mes Seigneurs, que le pays commence fort a se cultiver, et pres que touts les habitants sont sur leurs habitations, ils plantent des vivres pour lorsque'il viendra des noirs [negers]. Depuis la derniere que j'ay escrit a Mes Seigneurs, il est arrivé ici deux petittes barques pour demeurer ici, ou les maistres ont pris chascun une habitation. Il y a deux navires hollande qui ont passé le mauvais temps icy ; l'un est charge de noirs, nommé le navire La Paix, le schipper s'appelle Jean Texel, et a vendu icy 15 ou 16 noirs. l'Autre est le capitaine Goveert qui a une habitation icy (ou) il s'en va, a Corosol. Je n'ay point eu de nouvelles de Suriname depuis que le navire de Arent a passé icy, mais il y a Pieter Marcus qui a passé icy le 7 sept., ou il a decouragé les habitants a cause qu'il a faict couzir le brut que monsrs. Lams [Lampsin] en troit de rechef en posesion de ce pays, car la plus grand part s'en veult aller en terre ferme de costé et d'autre. Et j'ay entendu de luy que mes Seigneurs ont envoyé deux navires a Suriname chargés de marchandises pour le pays, et qu'ils estoyent partis quant et luy, don’t je suis fort estonné, que si il y avait quelque ordre de mes seigneurs que Monsr. Crinsen me le feroit scavoir, car je tascherois d' envoyer une partie des habitants d'icy a Paurome et a Suriname. J'ay achepté du dit capitaine Marcus par necessité: un baril de farine couste st 40: 0 un tierce de vin couste st 40: 0 un ancre d'eau de vivre couste st 24: 0 ----------dont j'ay donné une lettre st 104: 0 de change pour recevoir aupres de mes seigneurs. Je vous ay desia donné advis comme les chefs des isles francoises envoyent de leurs gens avec les indiens qui viennent icy butiner et puis acheptent le butin ; les Caraibes des Vincent estant venus icy il y a quelques mois, sous pretexte d'amitié, enleverent les six meilleurs esclaves qu'il y eut en cette isle, et estant arrivés chez eux, un des noirs fust aussi tost enlevé par les gens d'un lieutenant de milice de la Martinique, et les cinq autres par un domestique de Monsr. Vincent, gouverneur de la Grenade, qui donna un peu d'eau de vie aux d' Caraibes. J'ay escrit plusieures fois au le Sr. Vincent pour revoir les esclaves, mais je n' en ay peu tirer aucunne response. J' aprends a present qu'il les a vendus a differends habitants de la Grenade. Si n'avez mes Seigneurs la bonté d'aporter quelque remede a cela, nous serons souvents subjects a sembables insultes, quelques forts que l'on puisse faire dans le pays, ou il y a descente par tout, et
60 les indiens mettent a terre dans des lieux escartes et inhabités, puis au travers des bois viennent surprendre le monde dans leurs habitations. Je crois, Messeigneurs, que le seul remede est - s'il ce peut et que vous le trouviez apropos de faire - une ligue avec les isles francoises contre les indiens. Je demeure, Messeigneurs, A Tabago le 24e Sept. 1668 Votre tres humble et tres obeisant Serviteur, Thisso.
1668 - 2 october - brief Abel Thisso 2035 - 075 Gericht aan de Staten van Zeeland. Eedle Moogende Heeren, Mijne Heren de Staaten van Zeelandt, Mijne gebidende Heeren, Alzoo occasie gevonden hebbe om in haest Haare Eedle Moogendheden dese weijnige regulen toe te senden door een barcque die soo in passant aencomt van Trinidados, gaende naer Martenique. Dewelcke rapporteert dat nu ontrent over een maant de snaauw van Serniam aldaer is geweest met eenige goederen & heeft met de Spanjarts handeling versocht van paarden, beestijaalen, als anders ; maer heeft nits uitgerigt. Seggen door oorsaacke dat de Gouverneur aldaer overleeden is & datter nu geen vaste gouverneur is. Zij brengen ons mede dat de Spanjaarts van Trinidat ons alhier waarschouwen dat wij op onse hoede sullen wesen doordien dat de indianen van het Eylandt Parija ons hier willen coomen beoorloogen. Wij zijn daerover meede gewaerschouwt van de Arrewackse Naatie & oock van de eylantse Caribisesen. & dat de tijt nu op 12 a 13 daagen naa ge-expireert is. Wij zijn hier heel slechtelijck gestelt om nogh oorlogh te connen voeren. Den geweese commandr. Jan Lansman heeft meede in 't verleeden jaar hier aen het landt met hulpe ofte door oproijen van de Caribisen van de vaste cust alhier doen [toen] weesende, een partij andere indijanen hier aen het Landt doot geslaagen. Dewelcke nu meede haer reventie coomen haalen. Hebbe meede een huijs alhier op de oude plaatse van de fortificatie laaten maacken & is meest claar van houdtwerck. Maer hebbe nu geen spijckers, nogh ander noodige ijserwerck daertoe dien(en)de. Ick hebbe over lange daervan aen mijnheer Chrijnsen geschreven, maer crijge geen tijdinge noch adsijstentie daervan. Weete niet wat ick daeruit sal presumeeren. Van fortificatie & battarijen op te maacken is mijn onmoogelijck te doen sonder meerdere adsistentie ; want hebbe geen montcost langer als moogelijck noch voor een maant, offte wat carssavij & dan soo isset alles op. Want door de langheijt soo isset alles sijn eijnde gecomen. Het landt is nu heel ontbloot van de oude vijvers [vivres]. Het is waer datter nu wel wat jonge vruchten schoon in de gront staan ; maer connen daer noch niet van trecken. Wij zijn nu in, ofte te seggen de quaade tijt van 't jaar gepasseert, hebbe meest alle in deselve dese tijt dootcranck gecranck geweest & hier zijn al vrij wat gestorven.
61 Ende allesoo is meede - gelijck in mijn voorgaende geschreeven hebbe - een schip van mijnheer Lampsins alhier aengeweest is, dewelcke hier uijtgestroijt heeft dat mijnheer Lampsins het landt Tabago weederom sal hebben & dewijl dat de goede ingeseetenen liever daerom hier gecomen zijn om onder het comando & opsicht te weesen van haare Eedle Moogendh., als van particulieren. Soodat ick niet langer weet de lieden te stillen, ofte wat ick tegen haer sal seggen ; want tot nogh toe niet één woort van schrijven ofte eenige order van haare Eedle Moogenden hebbe gecreegen ; soodat het mijn meede niet weijnig, maer hertelijck doet verlangen: want ick ...... in alles, soo van schrijven als anderen hebben gedaen aengaende de deppendentien van het Landt. Hadde hier een vaartuigh geweest : hier soude nu vrij wat meerder volck op 't landt weesen ; versoecke dat Haare Eedle Moogendheden mij hierin gelieven te verexcuseren & ten beste afneemen dat ick mijn hertte recht crijgen. Watt het guarnisoen aengaet, soo hebbe daeronder veele kreuppelen, soo van seere beenen, quaade voeten, als andere misseriën & oock geen coussen ofte schoenen meer. Dese sieckten veroorsaacken dat het Landt niet resschaapen geoopent wordt ; dat [als] het landt naer behooren conde geoopent worden, het soude met alle deese gen. quaalen wel beeteren. Soodat ick hierdoor met de soldaaten grootelijx verleegen ben ; want ick kan haar niet uitsenden ofte imployeeren naer behooren, als ick anders wel doen soude. Nu sonderlingh niet meer dan reffirere alles tot per naaste, & sal ondertusschen Haare Eedle Moogendheden schrijven int gemoet [tegemoet] sien met verlangen. Eijndige & naer ootmoedige saluttatie, soo beveele Haere Eedle Moogenheden in de genadereijcke bescherming van Godt almachtigh & verblijve altijt, Haare Eedle Moogende Heeren geaffecteerde en getrouwe dr. Thisso Actum Nova Walcheren den 2 octobr. Ao. 1668.
1668 - 2 october - brief Abel Thisso 2035 - 076 duplicaat van de vorige brief.
62
1668 - 3 en 4 october - brief Abraham Crijnsen 2035 - 076a en 77 Gericht aan de Staten van Zeeland. Uitgebreide brief dato 3 october, met een korte brief van 4 october erbij gevoegd. Crijnsen beschrijft de gebeurtenissen in augustus en september 1668. Het grootste deel handelt de perikelen met Willoughby, en over zijn zaakgelastigde, die in diens opdracht naar Suriname gekomen is en daar onrust veroorzaakt heeft onder de Engelse bewoners ; Crijnsen heeft hem op transport naar Holland gezet. Verder schrijft hij over velerlei zaken, o.a. dat wegens tekort aan beesten het riet niet kan worden afgemalen en op de velden wordt verbrand ; dat de ingenieur Mogge naar de Saramacca is gestuurd om een gunstige plaats voor een fort te vinden ; dat aan de afbouw van het fort voortdurend wordt gewerkt, maar dat er te weinig arbeidskrachten zijn om het werk snel af te ronden. Ed: Mo: Heeren, Mijnen laesten was aen UEd: Mo: den derden augustij laestleden per den capt. Cuvelaar. Daeruijt UEd: Mo: nevens 't rappordt van den capt. voornt. sullen verstaan hebben den standt van UEd: Mo: colonie, en hoe het zich hier hier heeft gedragen, en wat dienstich zoude zijn om UEd: Mo: provenue haast door Godes genade tot een florisanten staadt te brengen. Om de sekerheijt ende mijn aenbevolen plicht, gaen de doubl. hiernevens aen UEd: Mo:. 't Zedert heb met blijtschap ontfangen UEd: Mo: missives van den 5e 6e Meij & van den 17e dito per den commandr. Evert Evertsen op den 27e augustij laest, met de stucken en bescheijden, vivres etc. alles volgens de lijste. Oock per schipper Hoijman Adr. UEd: Mo: missive van den 11e junij met de sutaelje volgens 't conossement ontfangen. Op den 25e augustij mede met schipper D. Thijssen met een letterken van addres bij 't connessement. Den 20e Sept. de vivres overgelevert. Bedancke UEd. Mo. voor de sorgh die UEd: Mo: gelieven te dragen, sal nijet manqueeren de voorn. vivres na behooren op ijdere plaats laten afgaan en versorgen ; oock trachten de menage zoo veel als de gelegentheijt van tijt sal mede brengen. Den overvloet van 't opperwater heeft een schaers jaer van cost te planten hier gemaackt, soodat ten rechten tijdt de fictalij is toegen.... ; oock voor een ruijmen tijdt hebbe eenige uijtgesonden om cassavie te ruijgelen, want te coopen deselve dierder is als broodt. Oock zullen voor de soldaten soo 't meerder profijt levert - slaven hebbende, een stucx Landt door een bequaem persoon laten beplanten, zoodat UEd: Mo:, een vast volck hier aenleggend, sullen met weijnich cost onderhouden werden. Want de nieuwicheijt en veranderingh brenght meerder cost, verminderingh in 't volck, en weinich dienst ; want de natuere vant Landt nijet kennend, en tegen alle waerschouwinghe heijmelijck ijets overvloedigh gebruijckend, geraacken stracx onder de voet. Ick sal dan overtreden om in alles onderdanighst UEd: Mo: missives toegesonden van den 5e (en) 6e Meij laestleden te beantwoorden. Verneme seer geern UEd: Mo: de wegen banen om de resitutie van de afgehaelde goederen door de Lord Wiloubie, alsoo alles van hem is aengelecht om in den tijdt van de vrede UEd: Mo: provencie tot taliter te ruiwineren. 't Welck UEd: Mo: noch nader sullen vernomen hebben, ziende de patenten dije gegeven was van de gouverneur van de Barbodus aen de majoor Nidem. Oock hetgeen na dato noch is bijgecomen, waervan de stucken hiernevens gaen, dat zijn saack nijet en zal verlichten. Verhoope UEd: Mo: de resitutie in behoorlijcke forme te volgen. Zullen genieten.
63
UEd: Mo: schrijven mij verder dat door het lange leggen in pley.... eenen ruijmen tijdt is gegeven aen eenige ongemacken en qualijck geïntentioneerde Engelsen, om met hare persoonen, slaven, etc. uijt de colonije te vertrecken. Ick bidde UEd: Mo: mij in dese saack sullen excuseren , alsoo mij meerder becommernis daer heeft gebaert tot voltrecking van de reijs als in alle den tijdt dat ick in UEd: Mo: affaires sijn besich geweest. In caz sulcx can bewesen werden dat behoorlijck na zeemanschap met de schepen onder mij gedestineert, heb connen reijs vorderen. 'k Stelle mijselve voor UEd: Mo: om te zijner tijdt nader rekenschap van te geven, en te dragen de blame dije sulcks waardig zijn. Edoch UEd: Mo: zullen 't contrarije bevinden. UEd: Mo: roeren aen de procedure dije de Lord Willoubie en capt. Heijndrix hebben gebruijckt ... (het is niet helemaal zeker of de voorgaande pagina aansluit op de navolgende, of dat er een pagina verloren is gegaan ; de pagina's van de originele brief zijn niet op volgorde) ....... dije met gelijcke munte behoorde betaeldt te zijn geweest, en UEd: Mo: vertrouwen, dat met meerdere vigeur en nadruck aen sullen hebben voorsien volgens de mede gegeven Instructie. UEd: Mo: zullen door de Heeren Van der R.... en Borstel(?), en naderhandt door capt. Cuvelaar vestaan hebben, wat middelen tot dien eijnde sijn aengewent. Ick beken dat wij met het grootste recht souden met onse comst al die in 't fordt waren de smate(?) souden hebben connen doen gevoelen - wat die meriteerden dije tegens alle recht en billickheden possezie comen te houden maar de Instructie geexamineert hebbende met de heeren van de crijgsraet, wiert goet gevonden alle middelen aen te wenden om haer tot overlevering te dwingen, maer vooralsnoch nijet feijtelijck aantasten. Op dije tijt sijn ons voorgecomen eenige propositien en versoecken van de heer Banister en sijnen raedt, dat geen Engelsche Inwoonder vanwegen eenige actien uijt gehoorsaemheijt tot Zijn Majesteijts Vloot en Landtmacht om dese colonie te redresseren, tot desen tegenwoordige tijt toe, (en) na desen nijet souden gemolesteert werden. 't Welck ons met recht suspectie gaf, ijets toen mocht gepleeght sijn ; maer tot meerder gelegentheijt heb den Lt. Versterre & den secret. Tressry voor de crijgsraet doen compareren ende beijde afgevraecht, of eenige inwoonders haer tégen haren eedt van getrouwigheijdt gedragen hadden, dat men soude weerdich achten om 't voorgaend versoeck te weijgeren. Is van haer tot antw. gegeven, datter eenige weijnige waren, (en) dije men geloofde meer gedwongen waren door gewelt als eijgen genegentht., weshalve wiert doen [toen] voorgedragen, wat men oordeelt nu tot welstant van dese colonije, en of men haer eenig versoeck soude toestaan ofte nijet. Zijn - als UEd: Mo: gesien hebben uijt de gesonden copijen - eenige dingen toegestaan op 't voorn. rappordt, principalijck dat alle injurien van te vooren gepleecht zouden in vergetenheijt gestelt werden, mits haer naderhandt (ge)dragend als gehoorsame ondersaten betaamt. (p.agina) wel wetend (dat) dije op tijdt can wachten, die eliquanter haer noch wel sullen opdoen, en dat men dan haer met dobbel recht can straffen siende hare malisieuse genegentheijt tegen den Staadt. UEd: Mo: schrijven verder, in cas den Lord Willoubie ofte (een) van sijn instrumenten hier quamen, tot (uitvoering van) haere voorgaende deseijnen [plannen]. dat men deselve aen UEd: Mo: zouden opzenden. Dat albereijts hebbe moeten doen, soo UEd: Mo: sullen gesien hebben ; verhoopende het haer soo zuer sal vallen, dat de goetheijt van UEd: Mo: nijet meer bij haer en mach misbruijckt werden,
64 (en als er nog) eenige van dije natuer comende, sal volgens UEd: Mo: ordre met haer handelen, en op de rest een waeckent oogh houden. d' Ratificazije mij van UEd: Mo: toegesonden heb deselve secretelijck gehouden, zonder aen ijmant de minste wetenschap te geven ; oock schrijven UEd: Mo: nijet aen den secret. Tressereij, daer UEd: Mo: seggen quade doch geloofbare rapporten van gaan. Dient UEd: Mo: tot antwoordt, dat sijn nalaticheijt en slapheijt in zijn dienst mij verscheijde reijsen hebben bewogen, om hem daerover te bestraffen ; indien hij in UEd: Mo: dienst met geen meerder ijver en vigileerd, hem tot eenen quaden uijtslach zoude comen. Edoch heb tot noch toe 't sedert mijn comste op geen ont..... bevonden ofte gehoort ontrent UEd: Mo: goederen, maer ontrent andre maackt weinich werck om sijn woort te presisteeren, 't welck hem seer audieux(?) maackt. Soo na als voor mijn comste, heb vernomen dat dito Tresserij hem in groote schult bracht met goederen te coopen, 't welck mij oorsaack gaf in stilheijt te vernemen, waer de effecten zouden van comen tot betalingh ; gesien dat hij daar weijnich sorge voor draaght, en onbemint maackt, denkende indien hij sich begroot hadde, zoude sorge dragen voor sijn eig. uijtterlijck ; evenwel heeft men achterdocht van hem & ijets bevindende sal nijet nalaten UEd: Mo: contschap daarvan te geven. Aengaende van M. Munnickx heb noijt ijets .... gehoordt ofte vernomen. Ten waare UEd: Mo: eenige dingen wisten tot zijnen last mij onbekent, soude daerin dan versien, ijets bevind(ende) soude hem swaarder vallen als andre, dewijl meer obligatie op hem lecht. Sal voor UEd: Mo: nijet verborgen houden, 't zij van wie dat het zoude mogen zijn, dingen uijtcomend tot prejudicie van den Staadt ; maer na de saeck voorcomt, UEd: Mo: advijs daervan geven, offte anders straffe oeffenen na merite. UEd: Mo: ordineren mij ingevalle het fordt nijet en was ingeruijmt, dat men hetselve met macht soude mogen dwingen. Ick wenste mijn ordre van UEd: Mo: soo ampel hadde geweest met mijn comste ; soude so schrael nijet afgeloopen hebben ! Maer voor den Staadt beuijt hebbe gecregen van de tegenstanders, en verhoopende UEd: Mo: - onse intentie gesien hebbende bij 't rappordt gedaan - het aproberen sullen ten besten. Bemercke mede uijt deselve missive van UEd: Mo: misnoegen over de deferenten dije bij de hoofden sijn ontstaan. 't Is waar dat de Engelschen om haar boosheijt uijt te wercken het tot haar voordeel trocken, principael de stutte(?) van Willoubie dije in 't openbaer sprack : aen wien sullen wij 't Landt overgeven, aen een landtlooper ofte ..... ? Soo de hoofden den anderen gent. hadden ! Evenwel is dit geen excuus voor d' Engelschen, dat zij - 't Coninckx Zegel siende - volgens 't aenschrijven haer nijet hebben overgelevert. 't Zchijnt dat Willoubie een reden gedaen heeft, om een opgeraepten hoop bij den anderen te crigen, om sijne onrechtveerdige desijnen [plannen] uijt te voeren. UEd: Mo: ordineren, dat men devoir sal aanwenden liefhebbers van alle plaatsen te crijgen. Daerin heb nijet gemanqueert om vóór den verwachten orcaen den commandr. Verdiest te zenden, dije van de Eijlanden naer Tabago heeft gegaen & ontrent dertich Zielen van Karsauw [Curacao] & 41 slaven, gelijck UEd: Mo: in den brief van den commandr. Thisso zien sullen. Die Verdiest heeft 3 1/2 maend besich geweest voor zijn arrivement alhier, was met sijn comste uijt vaderlandt seer leck, hebbende nijet als van alles gebreck, is op dije tijdt weder dicht gemaackt, clagen weder van meerder noot, comt soo leck in dat indien hij over landt hadde
65 connen comen hij den hoecker soude verlaten hebbe, secht geen bequaem seijlen meer te hebben, en siet nijet als duijsent clachten. Sal devoir doen, om den hoecker te laten versien. Wij sijn ongeluckigh in onse vaertuighen, .... werend 't galjoot was onbequaam om op de rivier te drijven, en geen remedije om te helpen, soo dat de timmerluijden den meesten tijdt aen schepen en vaertuighen besich zijn, dat 't werck seer verachtert. Ick hoop UEd: Mo: eenige (schepen) in toecomende sendende, behoorlijck sullen verdobbelt sijn, en van erpuijs, calck, en roedt [pek] wel versien, daar UEd: Mo: wat van hebben gelieven te zenden ; 't welck 't nootsakelijckst was, dat wij van noode hadden, alsoo nijets in de colonie was van die substantie. UEd: Mo: ordineren mij de vaertuigen verder besich te houden tot het vorige eijnde ; ende den capt. Cuvelaar daertoe te gebruicken ; 't en waare mij - om veel gewichte redenen - 't afzenden van den capt. voornt. gedwongen was geweest, zoude UEd: Mo: ordre hebben opgevolcht. Verhoope, UEd: Mo: sal welgevallen wat dies aengaende is gedaan. Den commandr. Evertsen doet sich nijet vremt toe op dat werck. Verhoope een goede uijtslach . 'k En twijfele nijet of zullen een groot gedeelte embarqueeren ; edoch 't wildt al naer Tabago, hoewel de instructie van de commandr. meest zecht : na hier, gelijck UEd: Mo: intentie mede zien. Als sij de plaets van UEd: Mo: zullen zien, sullen lichtelijck eenige van den planters besluiten om na hier te comen, want de vastigheijt van dit Landt & welvaert daer is goede planters hier te crijgen. d' Placaten van vrijdom gecomen van UEd: Mo:, heb laten .... en aenslaen, wert groot contentement genomen. Edoch die nu haar nijet wel aen en stellen, moeten verbastert sijn. Den eedt is bij de Inwoonders in 't leven aengedaan, op de form als voor desen heb uijtgelaten. Den naam van Willoubie nam evenwel sijn voortganck. 't Geen UEd: Mo: mij dies aengaende ordineren (van den eedt ongelimiteert te laten doen), sal met UEd: Mo: goetvinden, een weijnich sijn tijdt moeten hebben. 'k En twijfel nijet, of sulcx sal heur wel schicken, dewijl de ....eden daar leggen, ende het hare plicht is. Ed. Mo, degeen dije van hier vertrocken zijn, wat bij haer is mede gevoert, en waar sij haer onthouden, sal UEd: Mo: met de resteerende stucken toegesonden werden. 't Geen Ued: Mo: mij van dije materij verder schrijven, zal wel gemenageert blijven, en mijn gedachten daerop besich houden, of op tijt ijets geordineert wiert om de Exsecusie(?) op dije plaatse te doen ofte anders UEd: Mo: - soveel als mij sal bekent zijn - advijs geven. 't Geen UEd: Mo: mij commandeerden van den aenqueeck van alles, als oock van forteficatie, refreere mij aen dese nevensgaende copie en aan capt. Cuvelaar, alsoo geen macht en is, om sulcx gelijck in 't werck te stellen, maar de plaatsen vastgesteldt zijnde, met cracht van stoffe en werkvolck sal dienen bearbeijt te zijn, in cas het UEd: Mo: soo sullen gelieven goet te vinden. Oock de ontlastingh van 's Landts soldaten en werckluijden. Sal na d' gelegentheijt des tijdts - soo altijts heb getracht - UEd: Mo: van de costen soo veel mogelijck is zoecken te bevrijden. UEd: Mo: sullen bij de nevensgaende lijste zien wat soldaten haer garnisoen noch alhier houden. Alsoo du Plessis den naem van majoor voerdt en UEd: Mo: mij ordineren de comijs Combe daertoe te gebruicken, sal devoir doen om contentement te geven, soo aen d' een als d' ander. UEd: Mo: ordre sal daerin gevolcht werden, sulcx absoluijt ordinerend. Sal onderwijl verhoop tot contentement van UEd: Mo: en tot welstandt van de colonie soeken op de beste wijse te derigeren.
66 UEd: Mo: schrijven van een pertinente lijste te zenden van alle de inwoonders, slaven, bestiael, enz. ; Oock een pertinente lijste van 't wechgevoerde met de attistatie daernevens, 't zedert de comste van capt. Heijndrix. Ick hadde nijet getwijfelt of zoude bij desen tijdt UEd: Mo: alle de stucken dije noodijch toegesonden hebben, maer niettegenstaande alle mijn devoir dije ick aengewent heb, soude nijet al gelijck nu hebben connen comen ; Zal in persoon op alle de plantinge gaan, om nijet na gissingh ende een anders seggen, de lijste te zenden. UEd: Mo: gelieven vaste staadt te maacken dat al 't vooren(staande) cort sal volgen, alsoo in 't laeste van October eenige schepen sullen claar wesen. UEd: Mo: roeren aen de besettinge van de Marowijne & Suramica, welck UEd: Mo: ..... al gedaan is. Heb den ingenieur Mogge een reisen laten doen na Suramica. Is goede gelegentheijt om een fordt te maacken en (is) van een musquet schot wijdt. Ick heb bij provis(ie) 2 a 3 stuckjes daer geplant, en wat laten afsetten tot den tijdt dat UEd: Mo: op alles sullen gelieven order te ztellen. UEd: Mo: sullen mede uijt den nevengaende connen sien, soo van 't versoeck van de inwoonders, alsmeede wat ontrent die van de Barbados gepasseert is. Alhoewel capt. Cuvelaar is medegegaan, sal de vrijheijt gebruicken om de copieen van de brieven onder no. 1 en no. 2 toe te zenden aen UEd: Mo:, wat over die materij geschreven heb aen Willoubie. Om een proef te nemen na de Eijlanden met wat houtwerck was mijn intentie, gelijck UEd: Mo: mij mede aenschrijven. De resteerende waren sijn voor tegenwoordigh nijet getrocken, alsoo twee schu(i)tjes van d' Eylanden met hun waren met den commandr. Verdiest hier sijn gecoomen. De missive van UEd: Mo: van de 7e meij gesien hebbend, over de ordre dije UEd: Mo: (hebben gegeven) van de capt. Du Bois met de eerste gelegentheijt in patria te senden, nevens den vendrich Versterre, om haar verantwoording voor UEd: Mo: te comen doen. Alsoo uijt alle de comportementen van den vorengen. Versterre, en sijn bequaemheijt in 't omgaen soo met de inwoonders als soldaten, dacht eenige jaren UEd: Mo: (hem) in dese provencije zonderlingen dienst soude connen doen, en vast staadt maackten van sijn persoon, alsoo hem oordeelde tot verblijf in dese plaats de bequaemste officier. Daerbij hem noijt de faute heb hoeven toeschrijven van ijets ... dat zoude mogen gepasseert zijn. Dewijl het sich laet aensien, of int corte noch een schip van de Barbados mocht comen, alsoo een Engelsman genaemt Rugier Joons van de Barbados met een kits is gecomen, ende in de Corentijn aen landt geset, met eenige brieven van de Lord Willoubie, waervan copieen aen UEd: Mo: onder haer respective nommer achter zullen volgen. Dit overwogen hebbende, om voorsichtich hare zaken (na) te gaen, also den bals haest ten eijnde sije & alsoo 't placaat haer seer animeert, en Willoubie tot zijn voornemen nijet soo hij meijnt sal comen, want de meeste part sijn streecken wel kennen, 't geen hij in den sin heeft zullen wij in 't cort gewaar werden. En alsoo de voorn. affaires van UEd: Mo: moeten verricht werden, ende meer als één bequaem officier op 't fordt ver(h)eijst werdt in desen tijdt, dewijl wel in haest altijts in 't fordt can sijn, maer nijet altijts blijven, om het andere werck nijet te laten stilstaan, en d' inwoonders contentement te geven, die dagelijcx met haar versoecken comen, alsoo in 't eerste wel wat meer moet gedaan werden als wel naderhandt, soo heb mij genootsaeckt gevonden tegens hare listen te waacken en bij mij te houden den vendrich Versterre, voor 4 a 5 weeken. Verhoope UEd: Mo: mij sullen excuseeren. Sal dito vendrich afsenden met den commandr. Ruijs ofte capt. Dimmensen.
67
Zijnde een veerdich sergandt aen UEd: Mo: zendende met de stucken voornt. Alsoo verhoope na dien tijdt stilstandt van wapenen mach zijn, en Milord met zijn ongefondeerde brieven mach ophouden & dije onder sijn nommer achter volcht. UEd: Mo: vinden goedt, dat mijn verblijf alhier sal sijn tot nader ordre van UEd: Mo: ; zal met alle vlijdt nacomen soo langh als UEd: Mo: mijnen dijenst hier gelieven te gebruicken, den tijdt ongelimiteert, alsoo ick naar wens tot soo een aparenten uijtslach ijets coste toebrengen om UEd: Mo: colonie door godes genade op tijdt met een groot getal van inwoonders en (wel)vaert mach verciert zijn. Ed: Mo:, ick heb met capt. Cuvelaer geschreven dat den tijdt nijet langer zoude ver(h)eijschen als noch een maendt voor mij hier te blijven, om de attistatien te crijgen. Maer is soo nijet uijtgevallen als zich de apprentie liet aensien. Oock daarbij - in cas UEd: Mo: met den verwachten hoecker nijets contrary mand(ateren) - dat de dingen claar wesend het gouvernement soude aen de hr. Du Bois gelaten, volgens ordre. 't Is mij seer aengenaem dat UEd: Mo: hebbe versorcht van soo een claer ordre van verblijf, want in cas de hr. Du Bois van UEd: Mo: nijet was ontboden geweest, en ick na 't vertreck van 's Landts schip hier eenige tijdt hadde moeten blijven, zoude (hij) te doen hebben gehadt met een edelman, soo hij sich noemt. Edoch heel onwetend, alsoo eer de bevelen van sijn vertreck waren ter handt gesteldt, d' ander eerst aen hem liet gaan, alsoo hij bij de eerste meijnde hier te blijven ; ginck seer absurt aen, want sijn fauten dagelijcx soo toenamen dat ick nijet na patria soude connen comen hebben, ende 't selve middel gebruijken als UEd: Mo: hebben gelieven te doen. Bedancke UEd: Mo: mij van dat pech hebben gelieven te verlossen. Sijn faute en zijn leven hier geleijt sijn soo openbaar, dat soo de minste ijets gevraecht werdt, het openbaer sullen getuijgen ende langx de straaten loopt. 't Geen UEd: Mo: bij desen recommandeer is van de franschen (of: tranches?) te ontlasten, welcke als UEd: Mo: connen sien, gedaan is, oock de verminderingh. Het aanbrengen van bestiaelen heb - als UEd: Mo: uijt den nevengaende gelieven te zien - den capt. Reijniersen na de Trinidaet gesonden, alsoo de gouverneur van dito eijlant aen den vendrich Sael uijt gebreck ges. heeft. Hoop een goeden uijtslach mach nemen, om daer de vaart te crijgen om beestialen herwaerts te brengen. 't Is een misslach dat den vendrich Sael de copie van den gouverneurs brief nijet aan mij gesonden heeft, alsoo alleen schrijft in cort, dat capt. Claes voornt. in een creeck soude moeten comen en aldaar dan door den indianen den gouverneur contschap geven, sonder de creeck te noemen waar ofte ontrent. Heb 't jacht eerst na Pomerone moeten zenden, dewijl den commandr. Saloo hetselfde mede schreef om nader onderrichting. Heb van den Capt. Reijniersen een letterken ontfangen gedatteert den 7e augustij. Van Pomerone vertrocken zijnde naar ses mijlen zee, wisten hem nijets aen te wijsen. Zecht, zijn devoir sal doen om onverrichter zaack nijet weder te keeren. Sien hem alle dagen tegemoet & soude een groote saeck en dienstich zijn voor onse colonije, daer de voet in te crijgen. Indien eenige persoonen comen aen de cust onder den tijtel ofte commisie van de WestIndische compangie, sal haer onverhindert laeten vertrecken daer sij willen, volgens UEd: Mo: ordre. Bij de heer Du Bois is voor mijn tijdt eenigh goet aengeslagen, waervan hij UEd: Mo: sal moeten rekenschap geven. Ick verhoop dat UEd: Mo: geen saacken met de compangie sullen vastgesteldt hebben vóór mijn vorige missive, ofte te desen tijdt, ofte dat het nijet mach strecken tot nadeel van 't accoordt dat gemaackt is met den commandr. Bergenaer.
68
UEd: Mo: schrijven mij mede in wat wegen dat men dije soude straffen, dije tegens hare wettelijcke overicheijt hebben derven bestaan soo verre te vergrijpen, om de fortresse van den Staadt te bezetten en 's Lants soldaten te dixarmeren. UEd: Mo: sullen sien, wat dobbel recht nu is, dije na alle desen noch authoriteijt comen te pretenderen, in den naem van 't volck. Edoch indien de heer Du Bois in eenige brieven dije hij mij schreef van Torarica, in 't overleveren van 't fordt daer hij pretendeerde eerst in te .... als het zoude gelevert werden, alsoo hij soo lange hier geweest was. UEd: Mo: connen dencken dat indien sijn versoeck was toegestaen dat daar misnoegen soude sijn geweest bij de andere capiteijns, maar dito heer en schreef noijt in die tijdt, dat hij sijne soldaten hadde laten dixarmeren ; souden de gedachten dan wel anders geloopen hebben. Want nadat hij het mij te kennen gaf van 't geweer, heb soo mondelingh als schriftelijck versocht dat hij eens geliefde per memorije over te geven, op wat forme sijn geweer was ontnoomen, op wat tijdt en met wat ...instantie, opdat op zijn tijdt dije soude connen doen bevelen. de wijse wetende, en door wiens ordre, heb het nijet connen crijgen ; soodat met 't vertreck van Banister hem Banister hij in persoon 't geweer aen mij overlevert (heeft), 't welck is geschiet sonder ijets meer te weten. UEd: Mo: de reden siende, en daarbij de instructie om nijet feijtelijck aen te tasten, dat evenwel soo verre is geweest, dat voor 't laeste protest haar wiert voorgelesen. In cax sij het zouden geaxcepteert hebben & als rebellen sonder quartier te geven aengetast souden hebben geweest, dijegenen dije het zouden hebben durven bestaan de wapens aan te grijpen. Verhoope UEd: Mo: sullen gelieven de saack in te zien als bij doen laest nevens d' ordre. En approberen 't geen bij den crijgsraet alsdoen is gedaan, 't welck bijde Capitns. overvloedigh UEd: Mo: sullen verstaan hebben. Siende UEd: Mo: ernstige meijninge in deser, ten waare eenighe merkelijcke redenen UEd: Mo: onbekent waren. De saack, in haare nature aengevadt, en ons soo claar hier hadde voortgecomen als UEd: Mo: schrijft, soude met recht dije straffe hebben moeten dragen, en bij ons nijet over 't hooft hebben gesien geweest & 't geen UEd: Mo: hebben gesonden, daerop slaende blijft gesecreteerdt. UEd: Mo: ordineren mij wel te menageren en secreteren voor den secretaris Tresserij ; heb noijt met opene deuren ontrent hem gewandelt(?) of mijn brieven bekent gemaackt, veel min laten schrijven. Heeft bij occasije - gelijck als te deser tijdt - ijets getranslateert, waarop hij mijn concepten noijt heeft geweten, want aen UEd: Mo: daerover schrijf. Ick heb voren in dese missive aengeroert soo veel mij bekent is van dito Tresserij, doe daerbij dat ick oordeele - in cas nijet can bewesen worden van hem - (het) sij vóór als noch onder een goed oogh UEd: Mo: dienst zoude connen waernemen, alsoo stoffe [personeel] hier ontbreeckt. Evenwel sal soo veel mogelijck in stilheijt ondersoeck doen, en mijn plicht getrouwelijck daerin als in alle andre saacken voldoen. Den Engelschen predikandt daer UEd: Mo: over schrijven is geresolveert met den commandr. Ruijs over te varen, anders soude het nootsakelijck geweest hebben, hem dije passagie aen te wijsen.
69 UEd: Mo: zullen verstaan hebben dat de kerckelijcke goederen door Willoubie sijn afgehaeldt als de quitancy onder sijn handt gegeven uijtwijsen. Soo dat met goetvinden van UEd: Mo: - eenige duijtschen hier comend en duitsche schepen - dat ijets voor de kerck soude mogen gegeven werden & voor de dienaer desselfs .... de placaten spreecken van een absoluten vrijdom. Den predikant Basseliers bevind (ik) seer getrouw in sijn dienst, en van een goet leven, en zoo bequaem om hier te zijn als weijnigh souden gevonden werden. Nijet verlegen in verscheijde voorvallen hem ontmoet, welk met groot contentement heb gesien. Meriteerdt een heerlijck tractement welck nijet en twijfel of UEd: Mo: sullen hem dat toevoegen. Sien mede UEd: Mo: van voornemens sijt een schip met behoeften na hier te zenden. Ick verhoope gaen er bequame werkluijden daernevens, opdat UEd: Mo: de costen cordt mogen doen en nijet swaarder geraacken bij manquement van de goederen te laten leggen zonder te gebruijcken. UEd: Mo: schrijven mede, de fleuijt haest tegemoet zije ; met eenige ladingh prime. trou.... hoop van hier te zenden. Loopt wat tegen door de veelheijt van de scheepen, alsoo nu soo veel zuijcker nijet en zal becomen, dat wij in 't eerste - sonder 't arriveren van de schepen - meest d' oncosten van de fleuijt souden hebben mogen toppen. Oock dat UEd: Mo: dese exseszive costen moeten doen van schepen hier te houden, is door Willoubie, daer UEd: Mo: in de missive breeder gelieven van te zien, en met recht op sijn kerfstock mach staan. Aengaende de plantagien van UEd: Mo:, sijn seer weijnich weerdt, alsoo 't bloote lant maar weijnich is, maer opdat de schade soude connen gerekent werden, soo heb vijer persoonen gestelt om deselve te waarderen. Sal 't meeste profijt voor UEd: Mo: daerin zoeken. Ick sal dan hier besluijten, dus verre [ik ga nu verder] met UEd: Mo: missive te beantw. van de 7e meij gedatteert. Den brief van UEd: Mo: aen de Gouverneur van Trinidaet & commandr. Bergenaer sal op tijdt zenden, de snaauw gecomen sijnde ; verhoope eenen vrije handel daer te crijgen. UEd: Mo: schrijven mij per den schipper Heijman Adr. in dato den 15e junij, welck hier gearriveert is den 25e augustij, dat UEd: Mo: onderricht werden dat het met de (ge)wicht hier nijet recht toe en gaet, invoegen dat eenige daarop zouden verlooren hebben dertich percenten en meer, ten hondert ; alsmede dat de zuijckeren eenen competenten tijdt behoorden in de vorm te staen : Aengaende van de wicht : na den eersten julij deser jaers wert nijet anders als met amsterdamsche wicht vercocht. De suijckeren nijet wel gecureert wesend, en ontfangen werdend, is de schuldt van den ontfanger, want alle conditien altijts seggen zouden spreecken te leveren bequaem suijckeren ; in cas sij willen siroop ontfangen als sij met fores [met force, persé] zoo willen hebben, can nijet geweten werden aen die het levert. 't En is geen wonder dat 30 percent met de voorgaende schepen verloren is. Sal de vrijheijt nemen om UEd: Mo: met een woordt bericht te doen. In dien tijdt wiert nijet gebruijckt als Engelsch wicht, scheeldt 12 ten hondert met amsterdams ; blijft 18 percent ordinaris ; wert 3 a 4 prcent op de vaten in patria verloren aen de rechte wichten daervan ; blijft maer 11 percent het ordinarij ; van de eijlanden - soo UEd: Mo: gelieven daer na te vernemen - is 13, 14, 15 tot 16 percent ; en op den voorschreven tijdt is mij bericht dat de
70 schippers en andre 't suijcker ontfingen staend maer 7 a 8 dagen in de vormen ! Geeft mij wonder dat zij niet meer hebben verlooren. Goede Surinaemse suijcker, heb de proef genomen, boven acht ten hondert nijet laqueert. Aengaend 't geen hier wel wilt groijen: Is aen UEd: Mo: in de missive met Capt: Cuvelaar aengeroert, maar privé sal 't mondelingh UEd: Mo: voordragen ; In toecomende vertrouw met goedtvinden van UEd: Mo: de fijne zaden beter in dichte blasen in de kajuijtten opgehangen zoude goet blijven. Alsoo 't meeste van 't zaedt leggende onder de tarra verstickt was, en weijnich daervan tot prefeuye is gecomen. Ick sal mij aen den voorgaende nevens capt. Cuvelaer gedragen en een cort relaas doen, hoe het 't zedert dije tijdt in dese colonie heeft toegedragen. De voorgaende schepen vermoet zijn ijder op sijn datum voren aengeroert op haer arrivement capt. Jacob Bisschop den 18e junij laest van hier vertreckend na de Barbados, sonder ijmant de minste kennisse te geven ; schreef bij die occasie een brief aen den Lord Willoubie, daer de copie als aengeroert is onder no. 1 hiernevens gaet ; en naderhandt den 2e augustij een dito aen hem geschreven, gaet onder no. 2 ; dije milord bemerck ontfangen heeft, alsoo het schip van hier in drij dagen aan de Barbados seijlde, en 2 a 3 dagen maer aan de Barbados gelegen heeft, gevend voor hoe het met de fransen en onsen Staadt stondt aldaar. Dito Willoubie roerdt nijet aen van den ontfangst, maar zendt een onverwachten ambassadeur van de Barbados dije een edelman genaemt wert in sijn Instructie. Heeft over eenige jaren hier gewoont en meest bij de Indianen in 't bos verkeert, alhoewel subtyl comt met een brief van milord Willoubie, daer de copije van onder no. 3 aen U Ed. gesonden werden. Daer bemerck met wat valscheijt hij daerin ageert alsdat den schipper voornt. zoude verclaart hebben, dat het hem verboden was geen brieven na de Barbados te nemen ; Om sijn valscheijt soo van 't een als van het ander te kennen gegeven, heb de voornaemsten (inwoners) alhier den brief overluijdt laten voorlesen om haar de ontvangst te laten zien, en dat sij met haer monden al hebben contrarij moeten getuijgen haer noijt sulcx belet was, maer nijet en wisten waar dat den capt. zijn reijs soude nemen. Droegh haer bij die occasije voor, dat soo vals en onrechtveerdich hij hierin was, hetgeene hij haer wilde wijsmaaken dat het van denselven aerdt was. Hij derf [durfde] gaan disputeren, 't geen Sijn Majesteit door den secretaris van Staadt aan Haar Hoo: Mo: geteijckent zendt, en lipt uyt 3 en sesde artikulen, welck de rechte meyning is dije hierop slaedt, en nijet - als hij wil - bewesen uijt artiq. 7, dat alle roerelijcke goederen blijven aen den laesten overnemer, en derhalven verwacht hij mijn oprechticheijt dat 't geen van de Royael compangie en andre toebehoordt, en bij ons verconfisqueerdt en daarna soo hij secht weder ontnomen, mach gerestitueert werden wanneer sulcx ver(h)eijst wert. Mij dunckt, dat den Lord Willoubie in 't openbaer comt te spotten - nadat hij onrechtveerdich na den tijdt dat de vrede in Barbados was ...... UEd: Mo: goederen ende eenige van de inwoonders berooft heeft. Ick verhoop de dingen door UEd: Mo: zoo zullen werden gederigeert dat den hoon ende den spot op zijn cop mach vallen. Uijt de instructie van de voorn. gouvr. sullen UEd: Mo: zijen, wat extravagante woorden dat hij dorst gebruijcken ; Dat hij soude vernemen of het met verraedt was genomen, ofte in 's Conincx bevel. Artiq. 17 spreeckt bovendien noch van hare verdere roverijen. Uijt de copien gaende onder no. 5, dije sij voorgeven bije majesteijts order te zijn aen Willoubie, onderteijkent van Willoubie voor de ware copije ; sijn majesteijt can met geen recht UEd: Mo: onderdanen ruijneren want het wech nijet als tot verderf van haar zoude strecken. Soo dit "de
71 ware copije" is gelijck Willoubie voorgeeft, steunt op een slecht fondament. Nadat dese gecopieert waren, heb gesonden na den gewesen gouverneur Banister sijn huijs, met order dat door een getrouw persoon de brieven raackende de overleveringh van 't landt mij souden werden toegesonden om te zien wie mij het landt zoude overleveren in zoo een forme als het geweest is, den tijde dat den vrede door capt. Heijndricx hier is bekent gemaackt. In welcken brief /die onder no. 6 gaet/ nijet minder en bevind (dan in) den dije van Willoubie onderteijkent is, hoe dat onderdanen (door) haar soo verde verbastert connen werden (dat) die de parool derven eijsschen, en aen de andere zijde (voor)geven van de colonie nijet te restitueren, al ware 't dat een order quam van sijn majesteijt contrarij ; en wat dito gouverneur belast wiert ontrent de restanten van 't geen hij nijet heeft connen roofen en de onderdanen van UEd: Mo: ten 't laeste van al, dat bevind abominael, dat hij ordineert een pertinente lijste te maken van dijegeen dije van voornemen zijn te vertrecken, en oock dije genegen zijn te blijven, daer hij d' laesten secht voor wederspannigh sullen gehouden werden, (en) met hare nacomelingen en uijtgeslooten van de previlegie van haar natije, en met oneer gebrandmerckt werden. Dat is geen conincx ordre. Ed: Mo: de kits voornt. daer desen edelman mede in de corentijn aengecomen is, geven voor, door de onbeseijltheijt weder vandaar na de Barbados was vertrocken. Dito edelman met de brieven over landt comende addreseerde sich aen 't fordt daer de heer Du Bois was, bekent maackend aen dit heer, dat hij brieven van de Barbados gecomen was, soo aen mij als aen de hr. Banister en verscheijde andren. Alsoo doen met 's Lants schip boven in 't versche water lach, om 't bederf van de wor(m)en soo nijet onderworpen te zijn, en oock 's lants schip daer claar te crijgen, soo was mijn last aen de hr. Du Bois, in cas eenige scheepen inquamen ofte ijets 't minste voorvallen, hij terstondt deselve zoude opzenden en op 't spoedigst contschap doen. & Daer dito Joons twee dagen bij het fordt zijn liberteijt hadde gegeven voor(gevende) dat hij moede was van reijsen, daer dito heer de saack van Nidem nijet onbekent was, maar behoord met een getrouwe persoon terstont opgesonden te sijn geweest. Welcke hem geen vermoijtheijt zoude bijgebracht van 5 a 6 uren te varen. Daer wiert doen voor hem 't veldt open geset, om sijn valschen brieven te zaijen. Den derden dach na sijn comste, sonder de minste kennisse te hebben, bracht mij den brief, dije onder no. 3 aen UEd: Mo: gaet. Heb terstondt gevraecht na zijn instructie, welcke hij heeft getoondt, daer de copie ervan op sijn nombre mede gaet. Oock wat brieven hij mede hadde gebracht, en aen wije [wie] geadresseert, en die de meeste part bestelt waren. Vraechde hem de namen scherpelijck af, (hij) gaf doen het lijsken, was doen te laet om hem te stutten, gaf hem liberteijt om te gaen waar 't hem geliefde, mits onder dat pretext onse inwoonders nijet soecken onrustigh te maken. Op den dagh doen hij bij mij gecomen was, creegh tijdingh dat de colonie seer onrustigh was, ende de colonijers seer ontsteldt door dese tijdingh, heb terstondt eenige persoonen onder haer gesonden, het contrarij haer versekerend. Sijn vele van de inwoonders bij mij gecomen, dije in de grootste becommeringh van de weerelt waren. Gevend voor: blijven wij, soo werden wij gebrandmerckt ende onse nacomelingen ; gaan wij wech, soo sijn wij geruijwineert. Heb dije schrik en wech genomen ; (Ik) thoonde haer onder de Conincx handt(?) de valsheijt dije hij hiertoe gebruijckte, alsoo zijne papieren strijdich waren tegen sijn majesteijts, daerbij doende dat noijt van diergelijcke dingen - als Willoubij voorgeeft van sijn Majesteijt selve vóór den oorloch sijn gepractizeert geweest, maer dat soo in Engeland als Nederlandt geduijrend den oorloch aen wederzijts is gewoonte geweest ; en noijt (vóórdien) diergelijcke ontmoet is ; en dat zij beschermt wierden van dije daer sij onder leefden, en haer onderdanicheijt daer aen schuldich waren ; & verhale dat nijemant de minste swericheijt behoefde te maacken, dat sij niet minder waren te verwachten onder de regeringhe van UEd: Mo:, daer sij albereijt de proef van hadden en verder het zouden ondervinden.
72 Zijn met groot contentement vertrocken. Alhoewel vertrouwe dat wel eenige zijn dije contrarij van gevoelens mogen wesen, waertegens een waakent oogh sal houden. 't Lands schip dat dese depeches UEd: brenght onder directie van de schipper Jacob Tuew, verhoope de reijs in cordt in patria mach doen. Indien verdobbelt was - hoewel extreme costen voor UEd: Mo: - zoude in dese conjunctuer van tijdt noch 1 a 2 maenden hier hebben gehouden. Maer zoude nijet gaarne soo een costelijck capitael de perickelen laten loopen van 't bederf. (OPM: Crijnsen blijft voor alles een zeeman. In de west-indische tropen maakte men voor het eerst kennis met de paalworm, die de scheepshuid aantastte en een ware verwoesting veroorzaakte. Men reageerde hierop door de scheepshuid dubbel uit te voeren, en later met koper te bekleden) Van 's Lants matroosen heb bij mij gehouden tot mijn dienst acht, en een quartiermr., twee timmerluijden & twee jongens om te gebruijken daer het ver(h)eijst wert. Voor 't verwachte van de Barbados, sijn groote oncosten voor UEd: Mo: alsoo 't (d)en rechten tijdt is om al de vaertuighen te gebruijcken soo om de garnizoenen op de plaetsen te versien, als om volck van de eylanden te crijgen ; zal geduijrich op mijn hoede moeten zijn met 1 a twee vaertuighen, alsoo ick verseeckert zijn dat Willoubie nijet rusten zal en eenijge schepen ofte vaartuighen met den eersten zal zenden. UEd: Mo: gelieven gerust te zijn dat ick hoop door goede genade haare goddeloose desseijnen met voorsichticheijt tegen te gaan, en soo ick mercken can uijt de schepen ofte vaertuijghen dije gesonden werden, macht weder const om ons gewelt aen te doen. Sal alle middelen aanwenden om sulcke vijanden tegen te gaan na behooren. Ed: Mo: heeren, alsoo geen balast van steen cost crijgen zoo veel noodich was, zijn eenige bij mij gecoomen om eenige goederen in te laden ; heb haer lesencie gegeven, en soo veel 't can suijcker en letterhout er ingenomen als UEd: Mo: gelieven te sien volgens de lijste. Heb tegen al in 't generael gesecht van 's lants dienaers, dat sij nijets souden verkrijgen, van op dese facture hare goederen te laten stellen, daer anders het sal verbeurt zijn contrarij bevindend. Ende de vracht na UEd: Mo: discretie sal betaelt werden. Capt. Dimmensen van Middelb.. is op den 20 augustij alhier gearriveert met 180 negros, was geen macht van de coloniers om te coopen. Als op tijdt hebbende over de hondert duijsent pt. suijcker claar van de negros van capt. Bisschop. Heb de inwoonders bij den andren geroepen alsoo 't schande zoude zijn, om een neger schip uijt de rivijer te laten gaan. Heb, doen zij gecomen waren, deselve gezocht tot twee duijsent pt. suijcker de een door de ander, te betalen 200.000 pt. en de rest in wissels, en haar gepresenteert dat wij dije zouden verdeijlen, en geen meerder previlege begeerden als de meeste ; welck wiert geoordeelt goet te zijn en aengenomen bij eenigen, edoch versochten, dat zij mochten ijder haer gerief neemen, alsoo op sommigen een slecht lodt mogt vallen daer de luijden tot groote schade dan streckt. Heb 't selve toegestaen om haer te meer aen te moedigen, en vercocht op 2, 3, 4, en ses maenden & tot twaelf maenden. En haar daerbij aenseggend datter negros van den Staadt sullen comen, en dat reflexie sal genomen werden op neerstige en eerlijcke persoonen, al was 't enigen tijdt te wachten na de betalingh, 't welck haer seer verbindt. Ick verhoope UEd: Mo: dit nijet qualijck zullen nemen dat ick mij in dito coopmanschap voor deez tijdt heb ingelaten, oock in 't coopen van een plantagie in compangie met capt: Cuvelaar, alsoo ick geen ander insicht en hebbe, alsmeede de steenen te helpen aendraegen tot opbouwingh van UEd: Mo: colonie ; op hoop van na de gedaane costen de soeticheijt daervan mach vlo(e)ijen.
73
't Zeedert de inwoonders hebben gesien UEd: Mo: met zulcken ernst meijnen, daerbij dat ick een plantagie heb bij de handt genomen, zijn velen dije bos kappen en verscheijde dije nijeuw plantagien maken, soodat ick nijet en twijfel, of zullen door dese ..... zijnde, het hooft opsteken tegens alle dije het zouden mogen benijden ende het verderf zoecken. Wat ver(h)eijst werdt in UEd: Mo: colonie sal UEd: Mo: door de rapporten en schrijven genoechsaam bekent zijn. Sal daerbij voegen dat veele 't ongeluck van dit jaer hebben gehadt, van hare beesten te verliesen, soodat - soo op mijne als andere plantagien - 't riedt nijet con uijtgemalen werden, maer moet verbrandt werden bij manquement van peerden. Eenige scheepen daerom gaande is apprentie van groot profijdt. Oock daernevens werden veel nijeuw plantages gemaeckt ; de nootsakelijckheden hier betracht werdend sal seer toenemen ende veel suijckeren gemaackt werden . Een Engelsche schipper genaemt Fletscher comend met 's Landts schip over, met eenige goederen van sijn gebleven schip alhier in de rivijer, bewijst met attestatien dat hij geforseert is geweest tot innemen van 's landts en kerckelijcke goederen, dije hier hebben moeten smelten(??) in de rijvier. Dito schipper comt aen mons. Jan Gill ; Sal UEd: Mo: versoecken om licenzie te crijgen om derwaerts te comen om van Seelandt peerden te brengen, en daarna om slaven te gaan (halen) ; 'k En twijfele nijet of UEd: Mo: zullen hem het eerste vergunnen. UEd: Mo: sullen hieruijt zien dewijl veel bos en nijeuwe plantagien gemaakt werden, oock door 't aenbrengen van slaven etc. waer de imposten naderhant connen opvallen, soo van 't Landt hooftgelt, ballans, etc. Hiernevens gaet de uijtteijkeningh van UEd: Mo: fordt alhier, den voortganck heeft soo nijet toegenomen als ick wel gewenscht hadde, alsoo wij 't ongeluck hebben gehadt van veele ziecken, zoodat maer twee metselaars dickwils gewerckt hebbe. Indien macht hadde geweest van werkluijden, soude 't fordt rontom in effect hebben te desen tijdt gecregen, (en) soo van de compangie daer soldaeten gecommandeert sijn geweest, de metselaars en timmerluijden waren uijtgespaart, (en) soude met minder cost b(a)racken en al hebben connen claer wesen, daer wij noch nijet aan connen beginnen. Ick en sal nijettemin alle devoir doen van dese voortganck desselfs te bevlijtigen, daerop UEd. Mo. ten volle mogen gerust sijn. Ed: Mo:, alsoo van noode is een goede quantiteijt tot opbouwingh van 't fordt, en dat teveel klinckert daertoe zoude gebruickt werden, soo een aenschrijven gedaan aen degeen dije negros genoech hebben, om ijder één a twee te geven voor den tijdt van twee maanden, latende daerin dije van 10 tot 20 negros hebben gerust ; oock daerbij latend het mede aen de principaelste haer beleeftheijt, zoo zonder verlet geschieden can ; dito negros sullen gebruijkt werden om steen te kappen, om 't fordt in postuur te brengen. In cas men haer met force wilde dwingen, soude streckx schijnen dat men 't placaet van vrijheijt zoude willen een weijnich aen een zijde stellen ; sal sorgen dragen dat na UEd: Mo: gelieven in alle sijn delen wert nagecomen. 't Fordt heb versien uijt 's lants schepen, principael uijt 's lants schip Suriname, met zoo veel cruijt als 't mogelijck was ; behoudende 2200 pt. aen boort, volgens de lijst van de constabel. De comijs secht nu in 't fordt te hebben, 47 vaetjes buspoeder, sal van de rest dat voor desen is gebruijckt geweest rekenschap moeten gedaan werden aen UEd: Mo: ; sijn voorts in 't fordt voorsien van ammonitije sooals UEd: Mo: van tijdt tot tijdt na hiertoe hebben gesonden.
74 Ed. Mo., de coperslager - een man seer goet van leven - hebbe dienstich geacht noch eenigen tijdt hier te houden, hoewel 't coper verwerckt is van 't landt ; sal hem onderwijl tot dijenst van de colonijers laten gebruijckt werden, en 't geen hij souden mogen comen te winnen, sal tot verlichtingh van sijn gagie zijn. De lijst van 't geen hij versoeckt gaet hiernevens, & is van ijder een weinich méér comend, connen onder een getrouwe persoon tot dienst van de colonije en UEd: Mo: voordeel gebruickt werden. Ed. Mo. Heeren, op den 23 deser is alhier gecomen een Pienas schip comend van de eijlanden met den Lt. generael De la Bare, voerend 22 stucken. Dito La Bare is acht mijlen hierboven wesend met een advijs jacht na Cajana geseijlt met intentie om binnen 3 a 4 weecken hier te comen, daer 't voorengen. schip op wacht. Sij verhaelen dat op den 2e, 3e 4e alsmede den 7e Augustij een aertbeevingh is geweest aen 't eijlandt Martinice met schrickelijke donder en blixem, sonder windt, soo sterck dat het fordt dick zijnde 5 voet, de mueren om verre sijn gevallen. Ed. Mo., ick heb van den commandr. Bergenaer een brief ontfangen gedatt. den 13e augustij, daerin hij schrijft dat met het eerste schip dat na patria gaet sijn versoeck sal doen aen UEd: Mo: alsmede aen de Heeren van Peere (of van Rhee) om een reijs int vaderlandt te doen. Secht op den handel van de verve wel goed ordre zal stellen door een getrouw persoon ; ageert voor reden dat hij UEd: Mo: sodanige informatie sal doen van dese cust, ende eenige dingen zal aenwijsen, waerdoor ick hoop de exsezive costen van UEd: Mo: alleenskens mogen gestut werden. De voorn. heeren sullen een weijnich opzien. Ick heb in mijnen voorgaende brief gedattert den 3e augustij, aen UEd: Mo: geadvijseert dat den commandr. Bergenaer sich seer beclaecht over de insulentie bejegens (hem) van den vendrich Jolijt, dije hij secht hem uijt zijn huijs jaechde, en seer vileijn uijtscholdt. Secht verder indien 't niet ten respecte hadde geweest van UEd: Mo: dat het feijtelijck soude hebben uijtgebarsten. Secht alleen dese attistatie sendt, dat ten respect van mij raeckt. (dije onder no. 9 medegaet). Ick heb den commandeur Bergenaer over sijn fouten scharpelijk aengeschr. en dat alhoewel hij accoordt met mij gemaackt hadde, dat sonder kennisse van de commandr. Jolijt nijet behoorde deselve aengetast te hebben. Alhoewel 't accoordt daer lach over de slaven te gebruijcken in UEd: Mo: dijenst, maer dewijl den commandr. Jolijt - nadat hij 't accoordt hadde gelesen - met sulcke woorden uijt quam te bersten, bidde UEd: Mo: d' oorsaeck gelieven te laten ondersoecken, wat dito tot mijnen last heeft, wat tot voordeelen van mij soude gedaan zijn. 't Waare noodijch - om bevrijt te zijn van scheldingh - de instructien van UEd: Mo: ijder voor te leggen, wat UEd: Mo: mij hebben aenbevolen. 'k Verzoeck UEd: Mo: daerover gevoelich mogen zijn, de saack soo bevindend. Ed: Mo: werd bericht zoo door den commandr. Bergenaer als anderen, dat een garnisoen van 14 a 15 man volcomen genoech is ; daeronder een timmerman, smidt, kuijper, en barbijer, maar wél versien van geweeren, alsoo verscheijde negros daer zijn dije met 't geweer wel connen omgaen, en altijts daerontrent zijn ; sal na de gelegentheijt des tijts, UEd: Mo: van de costen daermede verlichten. Ed: Mo: heeren, den dienaer ofte edelman van Willoubije daer de stucken voornt. van gewach maecken, dije soo stoudt heeft geweest om zich te laten gebruijcken in sulck een commissie ondernomen hebbend dat hij soo bij de indiaenen als inwoonders de gemoederen zodanich opgeraekent (heeft) - seggend dat sij mosten vertrecken, of zouden vandaer gehaelt werden, en rebelen anders souden zijn - tegen de waarschouwing dije ick hem contrarij gegeven hadde ;
75 ziende mede dat hij sijn logement begost te nemen in de mondt van de revier, ongetwijfelt op de verwachte schepen van de Barbados (wachtend) en bedreven als des schepen loots, om het volck te depeupleeren (debaucheren?), hebbend borden aengesicht ; soodat ick mij gedwongen vint vooralsnoch de instrumenten van Willoubije UEd: Mo: toe te senden, om sijne aenbevolen instructie te gaen verantwoorden daer behoordt [naar behoren]. d' Attistatien waren noodich om naer UEd: Mo: mede gesonden te werden tot zijn beschuldigingh om 't voorn. tot sijnen last te bewijsen ; Indien ick deselve hadde soecken te crijgen, soude hem terstondt hebben ter (h)ooren gecomen en in 't landt sich wech gemaackt hebben en meer quaadt soude uijtgewacht hebben. Ick verhoope UEd: Mo: de quade instrumenten hebbend, en bovendien de bewijsen crijgend, UEd: Mo: te corten expiditie sullen hebben voor sijn majesteijt. ; de attistatien te sijne laste sal met het eerste vaertuigh dat vertreckt UEd: Mo: toecomen. Op voorn. connen UEd: Mo: staedt maken, dat ick bewijsen sal ; op 't minste bidde UEd: Mo: het nijet qualijck mogen nemen dat dito zende tot grote last en cost is voor UEd: Mo:. Hier straffen soude meer quaet uijtgewrocht hebben, ten waare sooveel meriteerd met de doot gestraft te werden. Ick hoope UEd: Mo: met dese waerachtigh beschuldigend hem wat op mogen houden ; alsoo sijn verblijf hier gants schadelijck was. Mij in UEd: Mo: gunst bevelend, oock 't afzenden van 's Lants schip Surinaem bidde UEd: mij daer UEd: Mo: gelieven gedachtich te zijn, en daer nijet mach van verstoken zijn. Edoch in 't geen UEd: Mo: gelieven te doen, en waar, en op wat schip mijnen dienst noodich bevind, sal altijt bereijt sijn. De voorspoedige regeringe van den almachtige bidde, dije deselve lange jaren met heijl en zegen gelieft te croonen, als waer mede blijve, Ed: Mo: Heeren de gecommiteerde Raden van de Staten van Zeelandt, UEd: Mo: alderond. dienaer, Abraham Crijnsen. In 's Lants schip Surinaem, den 3e octob. 1668 geanckert twee mijlen van de rio Surinamen. Ed: Mo: Heeren, Alsoo het volck een weijnich door malcander aen de gracht van 't fordt gewerckt hebben en in cas UEd: Mo: haer gelieven ijets weten toe te leggen, soude de luijeaers nevens de neerstige te voorschijn comen. Ick versoecke UEd: Mo: uijtgesteld moge werden tot mijn comst. klein aan de hoofdbrief toegevoegd bericht: Ed: Mo: Heeren, Ed: Mo:, sooals desen aen UEd: Mo: geschreven hebbe, comt aen den capt. Reijniersen van de Trinidaet, die op de missive van den vendrich Sael den 9e augustij laest van hier is vertrocken. Soo voren heb aengeroert, heb een proef laten nemen, alsoo hij schreef den gouverneur van Trinidades groot gebreck hadde van cleederen etc. en zij met hanghmatten cleederen mosten haere naecktheijt bedecken, oock dat den gouverneur aen monsr. Sael hadde over dije materije geschreven.
76 Hadde om sijn assistentije den capt. Reijniersen (gezonden), comend tot het oogmerck zoo verde dat de creeck daer indiaenen logeerden, heeft zijn brieven aen den gouverneur laten gaen, is terstondt de gouverneur bij hem gecomen, (aan) hem (ge)presenteerd den brief dije ick aen hem hadde geschreven, met aenbieding van de dienst van dese colonije, daerbij dat wij hem brachten 't geen wij dachten vast verplicht te zijn, dewijl mij bericht was van den commandr. van Pomeroen dat Sijn Ed: aen hem geschreven hadde en assistentije versocht, daerbij hem een present liet aenbieden van een ocxhooft spaensche wijn, ende een stuck zijde (en) oock andere goederen dije mede gesonden wierden, soo stoffen als indiaens cargesoen van UEd: Mo:, en hem presenteerende gelijck het ons coste ; heeft alles afgeslagen en verclaert noijt geen brief geschreven te hebben na Pouroom aen ijmandt, en gaf voor hij sijn hoofdt zoude verliesen wanneer hij 't minste van alles toestondt. Daerbij oock seijde dat alle dagen een schip verwacht wierdt met een andere gouverneur, en hij noijt daertoe zoude resolveeren. Heeft niemant willen laten aen landt comen van capt. Clarijs volck en scheepwacht, en na geen protestatien en versoecken van de capt. voornt. door den taelman heeft willen luijsteren. Nadat 5 dagen lanck de proef hadde genoomen is met brief van den gouverneur (onder 't no. 10 gaende) na hier gecomen, cost nijet crijgen als een weijnich brack water. De missive van den vendrich Sael sal per naesten aen UEd: Mo: senden - alsoo mijn goederen gepackt sijn en 'slants schip nijet langer op wil houden - opdat UEd: Mo: connen zien met wat fondament ende de grootste apprentie van de werelt de reijs begonnen is. Daer sal evenwel moeten gepractiseert werden om van den coninck van Spanje sooveel te crijgen dat schepen van den Staadt ijets gebreck hebbend, daer mochten aenloopen om verversingh ; soude dito beesten dan connen vers en levendich gebracht connen werden ter plaetse daer 't behoorde. Indien de voet maer eens daerin costen crijgen was gedaan, want het ten hoogsten noodich is, en ick heb dito gouverneur laten versoecken om eenige planten van Cauw Caun(?) ; Seijde geen te hebben, daer nochtans mij contrarij in Zeelandt van de Trinidaet bericht is. Beesten voor tegenwoordich is 't noodtsakelijckst in UEd: Mo: colonije. Mij in UEd: Mo: gunst bevelend, wiens voorspoedige regering van de Almachtige zijn biddend, dije UEd: Mo: selve lange jaren met heijl en segen laet becleeden, blijve, Ed: Mo: heeren de gecommitteerde Raden van de Staten van Zeelandt, UEd: Mo: Alderonderdaenigste dienaer, Abraham Crijnsen In 'slants schip voornt. den 4e octob. 1668 P.S. Ed. Mo. heeren, hiernevens gaat een lijste onder no. 11 wat de ondervindinge leert dat hier wel groeijt.
1668 - 18 juli - verzoekschrift James Banister 2035 - 077
77 Copie van no. 60 / 65 / 66 / 67 ; zie aldaar.
1668 - october 3 en 4 – lijst van bijlagen bij Crijnsen's brief 2035 - 079 Lijst van de "nevengaande stukken" behorende bij Crijnsen's brief no. 76a-77 no. 1 no. 2 no. 3 no. 3 no. 4 no. 4 no. 5 no. 5 no. 6 no. 7 no. 8 no. 9a no. 9b no. 9c no. 10 no. 11
brief aen den Lord Willougbij gesonden door capt. Bisschop den 16e junij 1668. copie van den brief aen mijlord gegaan in dato den 2 augusti 1668. brief van Mylord Willougbij aan de heer commandeur Crijnsen in engels van barbados den 28 junij 1668 oude stijl. copie van een brief van mylord Willougbij aan den heer commandr. Crijnsen in duijts van barbados den 28 junij 1668 oude stijl. ordre en instructie van mr. Jones geemployeert naer Serename van de mylord Willougbij in duijts, den 28 junij stilo veteri. ordre en instructie van mr. Jones geemployeert naer Serename van de mylord Willougbij in engels, den 28 junij stilo veteri. copie van een brief gesonden van Sijne Majt. aen Mijlord Willougbij, soo hij seijt, om de inhout in Suriname te executeeren, in duijts getranslateerd. copie van een brief gesonden van Sijne Majesteijt van Gr. Britt. aen Mijlord Willougbij, soo hij seijt, om den inhout deses in Suriname te executeeren, den 28 junij stilo veteri. copie van een brief van Mylord Willougbij aen majoor Banister den 28 junij 1668 stilo veteri. facture van de ingeladene goederen int lands schip Suriname. lijste van de goederen tot begouste van slandts coperslager, nodigh tot sijn werck, den 20 7bris 1668. attestatie wegens den vendrig Jolij, commandeur op Isequepe lijste van de soldaten present op fort Zeelandia lijste van de dooden een brief van de gouverneur van Trinidaet lijste van de gewaschen hier te lande.
1668 - 16 juni – missive Abraham Crijnsen 2035 - 080 bijlage no. 1 bij Crijnsen's brief 076a-77. Missive afgezonden aan de Luitenant Generaal Willoughby. Zie ook de copie 2035 - 032. Gesteld in beleefde diplomatieke bewoordingen (Er was immers vrede tussen Engeland en Nederland). Crijnsen meldt Willoughby dat hij op 1 mei met een eskader schepen de colonie Suriname weer heeft overgenomen, en verzoekt om schadevergoeding van de door Willoughby weggevoerde zaken. Crijnsen meldt de komst van Nedham om volgens instructie van Willoughby de indianen te beoorlogen. Hij meldt Willoughby dat Nedham is opgepakt, het jacht in beslag is genomen en Nedham en de bemanning naar Nederland gezonden voor verdere berechting. Hij meldt dat hij met fregatten voor de kust zal kruisen, en iedere Engelsman met verdachte bedoelingen opbrengen. Hij verzoekt Willoughby "dit alles wel te overwegen ende geen verdere oorsaeck geven" Verder beleefdheden: Crijnsen betuigt zijn medeleven met de zware brand op Barbados, en biedt Willoughby de diensten van de kolonie Suriname aan bij de wederopbouw.
78
1668 - 2 augustus – missive Abraham Crijnsen 2035 - 081 bijlage no. 2 bij Crijnsen's brief 076a-77. Korte missive afgezonden aan de Luitenant Generaal Willoughby. Crijnsen had nog geen tegenbericht ontvangen op zijn missive dato 19 juni, en refereert daar in het kort naar. Hij stelt voor de route Barbados - Suriname gezamenlijk met engelse en nederlandse schepen te onderhouden.
1668 - 28 juni – brief William Willoughby 2035 - 082 bijlage no. 3 bij Crijnsen's brief 076a-77. Gericht aan Abraham Crijnsen, gesteld in de engelse taal. Willoughby verklaart van de Engelse kroon het officieele bevel te hebben ontvangen om Suriname over te dragen. Hij stuurt Roger Jones om dit verder af te handelen. Hij benadrukt dat volgens de vredesartikelen de Engelse bewoners het recht hebben om te vertrekken zo zij dat willen.
1668 - 28 juni – brief William Willoughby 2035 - 083 bijlage no. 3 bij Crijnsen's brief 076a-77. Gericht aan Abraham Crijnsen, nederlandse copie.
79
1668 - 28 juni – instructie Rogier Jones 2035 - 084 bijlage no. 4 bij Crijnsen's brief 076a-77. Nederlandse copie. Jones wordt door Willoughby als een soort ambassadeur afgezonden om de engelse belangen af te handelen. Hij moet nagaan of aan de inwoners het recht om te vertrekken daadwerkelijk is toegekend, en hij moet trachten de geconfisceerde bezittingen van de Royale Compagnie vrij te krijgen.
1668 - 28 juni – instructie aan Rogier Jones 2035 - 085 bijlage no. 4 bij Crijnsen's brief 076a-77. Engels origineel.
1668 - 4 februari – instructie Engelse kroon aan Willoughby 2035 - 086 bijlage no. 5 bij Crijnsen's brief 076a-77. Nederlandse vertaling. Willoughby wordt opgedragen om Suriname aan de Staten van de 7 provincien over te dragen. Hij moet verder alle Engelsen in Suriname bevelen om onmiddelijk te vertrekken, en hun assisteren bij de voorbereiding daarvan.
1668 - 4 februari – instructie Engelse kroon aan Willoughby 2035 - 087 bijlage no. 5 bij Crijnsen's brief 076a-77. Engels origineel.
1668 - 28 juni – brief William Willoughby 2035 - 088 bijlage no. 6 bij Crijnsen's brief 076a-77. Gericht aan James Banister. Nederlandse vertaling. Willoughby verwijt Bannister dat deze de kolonie heeft overgegeven zonder kennisgeving aan hem. Hij draagt B. op om zorg te dragen dat de goederen van de Royale Compagnie in handen blijven van "de overwinnaar" (dus de Engelsen ten tijde van het vredestractaat). B. moet voorts de Engelse bewoners instrueren om te vertrekken, en een lijst daarvan opstellen. Hij moet een aparte lijst opstellen van degenen die NIET willen weggaan. Deze zullen worden "uitgesloten van de privilegien van de Engelse natie".
1668 - 20 september – koperslagersbenodigdheden 2035 - 089 bijlage no. 8 bij Crijnsen's brief 076a-77.
80 Lijst van de goederen tot begouste vant' landts coperslager, noodigh tot sijn werck, den 20 7bris 1668. 4 4 12
bladeren van 26 a 27 pt. 't stuck boodems, de grootste van 3 1/2 voet, de andere naer advenant roode copere boodems van ontrent 1 1/2 voet de grootste, en de clijnste van ontrent één voet. 12 geele panne boodems, van de grootste slagg swarte ketels, de grootste van 2 groote emmer vat, en de kleijnste van een stoop 5 a 6 bladeren van ontrent 30 a 35 a 40 pt. 't stuck. 30a40 pt. swart dick cattoen een rinck dun beck(?) keteldraet twee ringen pannendraet, d' een wat dunder als d' andere 200 enckel bleck 100 dubbel bleck 200 pt. loot een copere gewigte, dat in malkanderen sluijt, tot 1/2 vierendeel, het merckijser van 't landt om op maeten en gewichte te setten. ..... merckijsers van A B C 25a30 pt. omsin(?) tin 1/2 ring van geel dun ijserdraet, om int bleck te leggen één pt. salmiack één maet van een stoop van tin één maet van een canne één pintje één halff pintje één muddeker één halff muddeker gelieven Haer Ed: Mo: méér laeten senden, voor al dese dingen zijn noodigh, in cas dat Haer Ed: Mo: gelieven meer te senden, ijdert naer proportie meer.
1668 - augustus – attestatie Bergenaer 2035 - 090 bijlage no. 9a bij Crijnsen's brief 076a-77. Opgesteld door Lancelot Kraechum en Lourents Woutersen en Lambert van Oserne. Gaat over een dispuut tussen Matthijs Bergenaer (commandeur van Berbice?) en Jolijt (commandr. Isequepe?). Bergenaar heeft ter uitvoering van zijn contract met Crijnsen de Lands slaven aan het werk gezet. Jolijt ziet het contract meer als een privézaak tussen Bergenaer en Crijnsen, en acht het inzetten van de slaven daarom onrechtmatig.
1668 - 2 september – brief Pacheo de Villoria 2035 - 091 bijlage no. 10 bij Crijnsen's brief 076a-77. Brief van de Gouverneur van Trinidad aan Crijnsen. Opgesteld in de Spaanse taal.
1668 - 15 augustus – brief William Willoughby
81
2035 - 092 Gericht aan Abraham Crijnsen. Nederlandse vertaling. Willoughby komt over als een geoefend schrijver, die - in tegenstelling tot bv. Crijnsen - duidelijk en bondig kan formuleren. Mijnheer, Ontrent het begin van July heb ik expresselijk mr. Rogier Jones met sijn Majesteyts ordres aan den Gouverneur van Surinam tot desselfs overleveringe gesonden. Hier was alsdaen een geruchte, maar geen seekerheijt daarvan. Maar drij weecken na sijn vertreck heb ick uw schrijven van den 16 junij ontfangen, met advijs dat ghij het ontfangen hebt, & klachte over het overvaeren van verscheyden goederen uijt de colonie, ende van de commissie gegeven aan majoor Nedham tegen de Arwacken. Wat het eerste aangaat, ick weet niet datter yets van daar gevoert is, als wat de artijckelen van Vreede toestaan ; ende daar is noch veel terugge, dat ons toehoort. Ick meen van roerlijcke goederen genoomen in den oorlog, hetwelke, indien de gerechtigheijt uw Leijdtsman is, ghij niet weygeren kondt van te restitueren, soo ghij als ghij seght de artikelen wilt onderhouden. Aangaande het tweede, ick sal het geven van commissien tegen de Arrawacken, ofte eenige van die natien die vijanden tegens ons sijn, defenderen, vermoedende dat ghij diegeene bent, niet sij, die vervat sijt in onse geluckige vrede. Noch kan oock niet gelooven, dat ghij soo verre soudt gheabuseert sijn, als uselven in te beelden dat ghij met het besit van Suriname heeren sijt geworden van 't heele vaste Landt van America, ofte dat alle die barbarische natien uwe onderdaenen daardoor ghemaakt sijn, ende van uw moogen geprotegeert worden van onse rechtvaardige wraak over de injurien die sij ons aangedaan hebben. En schoon dat ghij goet gevonden hebt om een arme sloep te surpreneeren, die geen injurie tegen u voorhadde, ende tegen eere en gherechtigheijt hetselve aen te houden, en de persoonen daerin (ghij seght) nae Zeelandt te senden : Soo geloof ick, dat wanneer ghij considereert 'tgeen ick gheschreven heb, het sal berouwen wat ghij gedaan hebt, of soo het ongedaan is, sulcx niet te doen ; Want ghij mooght verseeckert sijn dat volkomen satisfactie sal gherequireert worden van uwe handen, van alle de schaden die sij hebben geleeden of sullen lijden. Aangaande de persoonen die ghij seght vijf indianen van de riviere van Marrawijn genoomen hebben, ick weet daar niet van. Indien ick te weten krijge dat hij yets tegen de artyckelen van de vreede gedaan heeft, twijfelt niet aan justitie, als hij in mijn macht komt. Ick verwachte de restitutie van Collonel Codringtons sloep, alsoo ick niet en vinde tegen den Commandeur gheallegeert, ofte van hem gedaan, als 'tgeen sijn commissie medebrenght, die ik moet verdedigen. En ick gelove beeter, als ghij kont het senden van haar nae Zeelandt, op sulck een slechten pretext, indien ghij soo gedaan hebt. Het is onmoogelijck om een vriiendelijcke visite te doen, op de termen daar ghij alsnoch op staet, waarom ick dat uijtstelle totdat ick satisfactie ontfange van de injurien gedaan aan mijn Souverain, ende mede-onderdanen. Ende ghelijck als hij beveelt, soo sal ick ghehoorsaamen. Ick hebbe naaderhandt een brief van u ontfangen gedateert den 2 Augusti st. no. [stilo novo] ende daerin een verhaal van u strengh comportement tegen Collon. Banister Gouverneur van Suriname en de reste van mijne mede-onderdaanen onder sijn commando, waarin (soo ick recht
82 geïnformeert ben, als ick geloove dat ick ben) ghij ghebroocken hebt de artijckelen van vreede, alsmede uw eijgen artijckelen met de inwoonders, als ghij de plaats eerst hebt ingenoomen ; met aan hem ende andere haare vrijheijt te weygeren, om haar selven met haare goederen te transporteeren, daar 't haar ghelieft. Bij de artijckelen versta ick het Landt alleen u toe te behoren, ofte uwe meesters, ende dat de onderdaanen van mijn meester niet als gevangen behooren gedesineert te worden, ofte gheweygert haare goederen ende negros te transporteeren. Twelck ick verstae dat se sijn, nae de maat hij ende anderen sijn van UEd: afgeslaagen geweest om te vertrecken, met wat van rechtswegen haer toekomt. Ende Collonel Banister, als asserteerende de artijckelen van vreede, ende de privilegien van 's Koonincks onderdaanen onder sijn commando, gevangen gesonden aan uwe Hoogh Mogenden. Indien ghij ende ick van onse meesters ghestelt werden als richters in deese saacke, ick sal trachten om mijn eygen actien te justificeeren, ende u misschien eenige moeyte toebrengen, maar in dat sal order ghehoorsaemen, ghelijck als ick tot noch toe gedaan hebbe, ende seer cautieus sijn van 't breecken van die gheluckige vreede, tot Breda gemaeckt. [OPM: vrij slecht vertaald. Het origineel luidt: ... I shall endeavour to justifye my own nation, and perchance trouble you. But in that I shall obey orders, as I have hitherto done, and be very cautious of the breach of that happy peace concluded at Breda] Ick verneeme uijt deselve brief, dat ghij niet voorhebt om mij toe te laeten eenige Engelsche scheepen, bij middel van traffijck te senden ; 't Welck ick oock niet en sal doen totdat ick uwe directe antwoorden hierop ontfange, dat ick met deese ghelegentheyt ben verwachtende, ende sende hetselve tot geen ander eynde ende opsight. Ende met hetselve verwachte ick de weederkomst ende restitutie van Coll. Codrington's sloep, ende de personen daertoe behoorende. Ende naadat ick uw antwoordt ontfangh, sal ick vervolgens voorraadt maacken tot het transporteeren van soodanige van sijn Majesteyts onderdaanen die begeerigh sullen sijn om te vertrecken. Mijn voorneemen is openhertelijck met u te handelen, ende in deese affayre (verder te handelen) als een getrouw onderdaan toestaat aan mijn Souvereyn, ende een lieve vriendt aan alle in vrientschap met hem. Hetwelck ghij altijdt sult bevinden van Uw Dienaar, William Willoughbije Barbados, den 15 Aygusti 1668 st. vt.
1668 - 15 augustus – brief William Willoughby 2035 - 093 Gericht aan Abraham Crijnsen. Engels origineel van 2035 - 092.
83
1668 - 5 october – brief William Willoughby 2035 - 094 Gericht aan Abraham Crijnsen. Nederlandse vertaling. Korte begeleidende brief bij een tweetal documenten, te weten: - copie van Willoughby's brief dato 15 augustus - copie van de orders van de Engelse kroon aan Willoughby. Volgens de orders moet Willoughby accomodatie bieden aan alle Engelsen in Suriname die van daar willen vertrekken. Hij stuurt een schip naar Suriname om deze landverhuizers te vervoeren.
1668 - 5 october – brief William Willoughby 2035 - 095 Gericht aan Abraham Crijnsen. Engels origineel van 2035-094.
1668 - 10 october – brief Abel Thisso 2035 - 096 Bericht over de situatie op Tabago de eerste week van october 1668. Thisso heeft groot gebrek aan alles, en verwacht bovendien problemen met indianen. Eedle Moogende Heeren, Mijne Heeren Staaten van Zeelandt Mijne Gebiedende Heeren, Mijnen Laesten aen Haare Eed: Moogenden is geweest den 2 deser october 1668, over de Caribische Eijlanden, waervan hiernevens coppie gaet. Hebbe daerin geschreven wat hier passeert & den rechte toestandt van 't Landt. Hier is 't sedert niets gepasseert. Dan hebbe op de rapportten van oorloch met de indijanen, met raet van de albereijts gestelde officieren van dit landt, wachtplaetsen beraemt, corttuguardes te maacken. En hebbe soo de gemente op Sondach den sevenden deser vergaadert gehadt & haer voorgehouden te waacken en wacht te houden ; Soo hebben sij daerop geantwoordt, dat haer goede beschermingh was belooft & dat sij hierontrent het fortt wel wilden waacken, maer op de buijtenwachten niet. Dat de soldaaten dat doen moeten. Zijn confuijs gescheijden. Maer hebbe daernaer één voor één laaten roepen & haer afgevraaght of sij reuizeerden te waacken met de inwoonders & de soldaaten verdeelt om te waacken ; ijmmers soo veel moogelijck sal zijn. Maer sien ondertusschen het grootste jaamer van de werelt met het volck ; den eene heeft geen geweer, den andere is sieck, den derde heeft niet te eeten. En hebbe noch order noch cost om haer meede te deelen. Een deel en hebben oock geen gereedtschap om meede te wercken, noch beijl noch cappmes, & van cost moet al uijt het bosch beschaert worden. Die sieck is moet vergaen. Als zij jaagen, soo can geen voortsettingh van werck doen in de plantagie. Soo dat int cortte gesecht : soo hier met alder spoet geen ontsett en comt, soo vreese voor een groote confuijsie onder het volck sal ontstaen. Want lieden en hebben niets, soodat den eenen den anderen niet kan helpen.
84 Soodat ick nu genootsaeckt ben om de onheijlen voor te comen die daerdoor mochten ontstaen, een kleijn bercque alhier hebbe gehuurt om naar Surniam te gaen, om mijnheer Crijnsen sulcx bekent te maacken. & oock om te verneemen of aldaer geen naader missive s ofte advijs is van dit Landt ; om alsoo de inwoonders wat te stillen tot naerder uitcomste. Hebbe moeten voor vracht van de bercque belooven 2200 pt. suijcker & hebbe sulcx aen mijnheer Crijnsen geschreven, dat hij de man aldaer betaelt met eenige waaren ofte suijckeren. 'k Hebbe hier niets soodat ick anders niet can doen. .... meede weegens het guarnisoen met mijn cost ten eijnde, soodat noch maer voor ontrent veertien daagen ofte drij weeken ten langste sal connen toecomen. Ben seer beducht in deesen de soldaaten staat ; hebbe twee timerlieden moeten haer afscheijt geven, want hebbe noch cost nochte spijckers ; het geruchte van dit landt is aen de franse eijlanden seer goet & groot geweest. En comt dese tijdingh daer, vreese dat het tot groote naedeel sal strecken. En meede soo isset duijsent jaaren van toegegaen dit schoone vruchtbaere landt ; dat alle zijne vruchten soo wel geeft, dat de handt daer niet aen geboden wordt, gelijck genoeghsaem voor desen geschreven hebbe. Wat aengaet de planters die geen geweer hebben, ben genoodsaeckt deselve te helpen met geweer, cruijt, & loodt., soo veele ik sal connen doen. Eijndige & naer mijn ootmoedige gebidenisse beveele Haare Eedle Moogendheden in de genaaderijcke bescherminge van Godt almachtich, & verblijve ondertusschen, Haare Eedle Moogende heeren Geaffect. & Getrouwe dienaer, Thisso Actum Nova Walcheren den 10 Octob. Ao. 1668.
1668 - 18 september – brief Claes Reijnischen 2035 - 097 Schrijft: "... ick zoude niet naegelaten hebben aen UEd: Mo: tr schrijven van tijt tot tijt, indien ick soo wel ter penne was als veel anderen. Maar hebbe dat geluck niet ..." Schrijft verder dat hij als commandr. op de hoecker is aangesteld in de plaats van de overleden commandr. Daniel Verdiest. Hij is onderweg naar "Tabago, Martineco en Garloupe" om - zo mogelijk - enkele inwoners aldaar te verhuizen naar Suriname. Daarna gaat hij naar "Bauwerona" om vivres af te leveren. De brief is geschreven op zijn schip, de hoecker Wester Souburg.
85
1668 - lijst van kleding 2035 - 098 "Lijst van de hemden broecken ende schoenen op 29 november par commandr. Claes Reijniersen ontfangen ende op 22 december aen dese naervolgende soldaten uijtgelevert". De lijst is ondertekend door J. Falloo. De volgende namen komen voor: Jan Franssen onder collonel Sidenskij Adriaen Lijs onder capt. Carbonnier Pr. Dupuis onder capt. Carbonnier Jan La Briere onder capt. Suitlant Jan Olivier onder capt. Suitlant Cornelis Bogaert onder capt. Campen Jan van Oosten onder capt. Van Campen Meeus van Cappelle onder capt. Van Campen Jan Dingenis onder capt. Van Campen Jan Moinje onder capt. Gijselingh Matthieu Anglo van Cajana gecomen Jan Jeuljen van Cajana gecomen Pierre Anderiessen van Cajana gecomen Louijs Lutel van Cajana gecomen Dijngeman Jobsen onder capt. Sijdemissrij Jochem Cornelissen onder coll. Merucault Louwerijns Engels onder coll. Merucault Willem Tittebacq onder capt. Enout Francois Chambonnois onder lt. coll. Bruese Matthieu Cottemi onder commandr. Hoedemaker Jan Du Bloije onder coll. Merucault Dircq Vogelsanck alhier door mij aengenomen Jan Janssen den tolck alhier aengenomen
1668 - 12 december - 1e contract Robert Bartlett 2035 - 099 Contract van koop en verkoop. capt. Robert Bartlett, ter ener zijde, verkoopt 96 slaven "soo jongh als oudt, mans, vrouwen, ende kijnderen, de suijgelingen sullen op de coop toegaen" voor de prijs van 3500 goede "Bullijhout boomstucken" per negro. De kopers ter andere zijde zijn capt. William Lea, capt. James Maxwell, Alonso de Fonseca, en Raphael Aboab. Het contract wordt ondertekend in tegenwoordigheid van Abraham Crijnsen en Johan Tressry secretaris.
1668 - 19 december - 2e contract Robert Bartlett 2035 - 100 Vervoerscontract. capt. Robet Bartlett chartert het schip van capt. Simon Aertsen voor het vervoer van een lading boomstukken naar Barbados. Het contract wordt ondertekend in tegenwoordigheid van Johan Tressry, secretaris, en twee getuigen.
86
1668 - 9 october - kledinglijst 2035 - 101 "Lijste van de klederen gelevert aen de volgende officieren, ambachtsluijden, soldaaten en bootsgesellen door ordre van den heer Commandr. Crijnsen, den 9 octob. 1668". De lijst is aangevuld met de levering van een set timmergereedschap aan commandr. Jolijt, en de levering van bouwmaterialen aan de commandr. Voys. De lijst is opgesteld door de commies Combe, en werd op 21 december 1668 geaccordeerd door Abraham Crijnsen. De goederen geleverd na 21 december werden geaccordeerd door Pieter Versterre. De volgende personen komen op de diverse lijsten voor: gelevert aan officieren en soldaten: Jan Simon, chirurgijn Carsten, ondercommijs Corbet, sergeant Larmy, sergeant Lieven van der Bosch onder col. Vrijbergen Adrian Vercrust onder Vrijbergen Jacob Haspel onder Vrijbergen Pieter Ramaker onder den heer Rijngraeff Jan de Coster onder Rijngraeff Philippe Bossart onder Rijngraeff Arent Houn onder Rijngraeff Pieter de Castro onder vice-admiral Evertsen Martin Bronges onder Evertsen Philippe de Sout onder Evertsen Anthony Viring onder de heer van Noortwijck Gerrit Denijs onder van Noortwijck Pieter Herbert onder van Noortwijck Gillis van Heffen onder van Noortwijck Herman Cornelissen onder commandr. Louche Anthony leFevre onder lt. col. Boerese Jan Grison onder prins Fritz Lieven van Brakel onder Fritz Machiel Volleman onder Fritz Casar Pulmul onder Fritz Jan Kerckhoff onder capt. Vrijbergen Raijnier Casmer onder Vrijbergen Willem Homs onder Vrijbergen Jan de la Fosse onder Vrijbergen Francois Garde onder capt. Eijnhout Pieter Pieterse onder lt. col. Seijs Joost Rombouts onder Seijs Gillis Teunisse onder Seijs Dominicus la Voor onder Seijs Guillaume Ville onder capt. Bedaride Daniel Lambert onder Bedaride Jan de la Haije onder maj. Lyon Albert Suntz onder capt. Giffen Isaac la Haije onder Gissen
87 Jacob Jansen onder Gissen Thomas van de Winckel onder capt. Beaufort Hendrick Willemsen onder capt. Van Heck Pieter Machielsen onder Van Heck Gerrit Lendersen onder Van Heck Gisebret Vessel onder Van Heck Jan Calvier onder capt. Oldenburg Andries Ijs onder Oldenburg Jan Machielsen onder maj. Valandre Jaques Perrin onder Valandre Bon la Rue onder Valandre Anthony van Loke onder capt. Cabeliau Noe Bastianse onder Cabeliau Jacob van Lieven onder de vacante comp. van capt. Boreel Marijn Bavus(?) onder capt. Rollandt Maliaert Hagebaert onder Rollandt Pieter Hagebaert onder Rollandt Willem Marou onder capt. Van Borstel Jan Rott onder Van Borstel Jan Hemelsberg onder col. Sauge Hendrick Derickse onder Sauge Abraham Rogiers onder capt. Berrij Laurens de Cock onder Berry Olivier de Blick onder Berry Jacob Masareel onder capt. Winckelman Anthony Segelaer onder Winckelman Jacob Rames onder Winckelman Robert Sarasé onder capt. Beerlandt Egbert Jansen onder Beerlandt Jan Gouliart onder Beerlandt Joost Sanders onder Beerlandt Jan Crous onder capt. Looper Willem Scot onder Looper Jan Lavart onder capt. Arsolt Jan Vrijlandt onder Arsolt Hans Pere..... onder Arsolt Berne Dingemansen, constabel Cornelis Martensen, constabel Ambachtsluijden: Willem van Duijne, timmerman Joannes Gillisen, schiptimmerman Jan Jansen Caspersen, schiptimmerman Francois Coppé, smitt Andries Nicasius, kuijper Maerten Gerrissen, commandr van nigros Cornelis Pietersen Baes Lau gelevert aen volck van den jacht genaemt jacht Marowijne:
88 Jan van Drijwegen, commandr. Francois Bonnet Matthijs Fransch Joost Pietersen Guillaume Zaquers Pieter van Mal gelevert aen volck van den jacht genaemt Serename: Jan Brussel Gerrit Ferdinandus Jan Brans gelevert aen volck van den snauw genaemt Tijtverdrijff: Erasmus Hendrickse Jan Isaacsen Willen Vermeul Cornelis Hendricksen Andries Bruijnstaart Leijn Adriansen gelevert aen volck van den hoeckert genaemt Wester Souburg: Jan Stevense Pieter Rotiese Jacob Livensen Joost Joosten Adrian Cornelissen Het achterdeel van het document bestaat uit een aantal kleine leveringen aan diverse personen en plaatsen. De volgende personen worden genoemd: ingenieur Mogge debet één trecksage met een feijl mr. Simon, chirurgijn Jan Louijsen Baeckenbaert, sloup roijer van den commandr. Crijnsen Abraham de Keijser sloup roijer van de sloup van den hr. commandr. Crijnsen Jacob Pietersen sloup roijer van dito sloup Theunis Bellart bootsgeselle op de fleuijte Landt van Beloften
89
1669 1669 – januari 4 – brief Abraham Crijnsen 2035 - 106 Crijnsen schrijft met een moeilijk leesbare hand, waarschijnlijk zijn eigen handschrift en niet gecopieerd door een schrijver. De stijl is ook niet die van een geoefend schrijver. Ed: Mo: Heeren, [eerste regels niet leesbaar] ..... Heb den Commandr: Reijniersen daer op gestelt,..... zijne diensten aen d’Eylanden wel aen te leggen, om volck van daer te brengen. s'Lants hoecker Oesterhoud is op den 24e passado gearrivt: mede brengende 12 passagiers van cleijne conditie doch sehr dienstig. Heeft mede eerst aen Tobago gebracht, daer waeren eenige planters van Martinica claer om over te comen, wat meerder craght hebbend om sich een plantagie te maacken , maer d'gouverneur daer nijet zijnde, speelte den genen dije t Commando daer heeft ..... veijnsent. dito commandr: op den 16 novb: omtrent t Eylandt Martinico comende, hebbende ontmoet een pinas comende nae gem: toe, met een Statenvlagge aen gem: bevallend, zo ontrent een half meijl van 's lants hoecker zijnde, sont sijn boodt na gem:. Dichtbij wesend, riepen sij uijt de boot vanwaer sij waeren, - antwoordde: van Vlissinghen en sij haar ..... seijden van t Ierlandt te wesen, ende van Caen te comen ; versogten uijt d'boot een touw, om van de hoecker naer haer schip gesleept te werden. & den Commandr: bemerkend in dit gespreck, veel volck daerin en sach eenig geweer uijtsteeken, heeft terstondt haer afgewesen, en niet eene aen boort begeert ; het schip onderwijl aencomend, riepen dergelijcx, van waer sij waren, - antwoordden als voren, en sij riepen van Jamacien te weesen. Sij vraegen waar den Command: nae toe seijlde. Antwoorde: nae Suriname. - Waerop den Engelse begeerde, [dat] hij sijn boot zoude uijtzetten, 't welcke hij excuseerde. (en seijde, een Staten schip hadde sulcx nijet bij nacht versocht te doen, maer gelijefde hij zijn sloep te zenden met 5 a ses man, hij willkom zoude wesen). Den Engelsmn, nijet begeerende om sulcx te doen, seijde ..... verruineren sijn schip ..... .... en d' musquetten, die in de boot waeren, ..... stil weesend, heeft s’Lants hoecker d'rijemen te boordt gelecht en is met geduijrich schietten achtervolcht, en dewijl nijet........... eer sij buijten schoots waren, wijl de laegh van de Engelse op haer gelost, ende is soo van hem gescheijden ; heeft geen schade geleden, aen volck ofte schip, als alleen eenige schooten door zijn zeijlen. Hij schrft: het engelse schip op hadde 30 en 32 stukken & soo verre mij bekent is (uijt journael van den Commandr: & stuijerman, en welcke twee UEd: Mog: is voortgedragen) Den hoecker alsoo het den beste tijdt is, ende eenige veranderingh aenstaend is, aen d'eijlanden sal binnen 4 a 5 dagen weder uijtzeijlen, verhopend een volle vracht met bequaeme luijden. Den Commandr: Thiso heeft op den 11e: novb: een barcq gesonden, bevracht voor 2200 Pd: suijcker alleenlijck met een brief, vermeldende dat hij boven de drij weecken cost niet en hadde, daerbij dat eenen January een schip van de Hrn: Lampsins een dach daer was aengeweest, en uijt
90 hadde gestroijt, dat eijlant weder aen dito Heeren zoude comen, waerdoor 't volck weijnich moet creegen, en eenigh vertrouwen dat hier zullen comen. Ick heb den Commandr: geantwoort daervan nijet weetent, en dat het afzenden van de boot nijet nootsakelijck was, alsoo hij wel wist d'suijckeren hier schaers vallen, en noijt gemanqueert hebbe vivres te senden, want denselve geen drij dagen na t vertreck van d' barque aen Tobago quam. Twijfel nijet, of de reijs van de Commandr: Reiniersche succes hebben, alsoo d' Generael De La Bare, die van Cajana acht dagen hier heeft geweest, zal ter d' selver tijt aen d' eijlanden wesen. Heeft mij belooft, nijemant af te wijsen die vertrecken wilde na dese plaets. Heeft mede op mijn versoeck gelicentieert eenen monsieur Ver.... van Amsterdam met alle sijn Negros & diverse hiernae aen habitants. Een van sLants vaertuijgen is na Apenwacka, dat bij die van Amsterdam beset is, en bij den Commandr: en eenige wert verlaten, die hier comen habiteren. Heb UEd: Mo: Comissie daer overgelecht en laten lezen, neevens een instructie aen de bequaemste persoon aldaer ; sal alleslijck dienen om vremden daeruijt te senden, sal weijnich voor UEd: Mo: costen voor tegenwoordigh, dewijl geen guarnisoen daer gelecht en hebbe, en altijts naderhant UEd: Mo: ordres daer op in connen stellen. Hebbe alleenlijck een ancker brandewijn nevens een ancker olij beschickt ; zijn van cassavij al versien. Heb in mijnen voorgaenden aen UEd: Mo: geschr: , dat den vendrich Versterre zoude afzenden primo November met d'stucken en bewijsen van t wech genomene, alsoo alle d' boecken en bescheiden door onachtsaemht: of puren moetwillichht: wech geraeckt zijn. Soo van de vercochte negros van Capt: Loncq en comt alles op een slordigh ..... voort. Heb om veel redenen een sachte wech ingegaen, opdat dije dijven naderhant mogen in de clem geraken, voor ald’ werelt mach blijcken hoe seer d’ welvaert van ijder was gesocht, met soo een ruijme tijt patienty te geven (en) na alle den Tijdt die verloopen is, soo voor d’ laeste reijs een placaat laten aenslaen, dat dije gene die noch eenige negros schuld e.. nijets gereserveert van den Staadt mochten in handen hebben, sulcx binnen den tijt van twee maenden sullen hebben belet en maken, op poene dije naderhandt daerop bevonden wiert, te dragen de straffe die sulck weerdig zijn. Soo dat met 't fergadt de Seven Gebroeders,, Ued: Mo: d’ stucken soo ver daer zijn zullen toecomen, is binnen 8 a 10 dagen claar, soo dat door d’ Loop nu eenige dagen gedurend / en noch bijblijft /, mijn plicht daarin niet hebbe afgeleijt en oock om in het breed, een omstandich bericht te geven aen Ued: Mo: Doe bij 't voorige dat bidde Ued: Mo: het nijet qualijck zullen nemen, dat de vendrich Versterre noch bij ons houde tot uijetcomste, alhoewel ick UEd: Mo: ges. hebbe met de Commamdt: Ruijs soude volgen, dewijl nijet en meer bij de ..... Hoop selve geen sieckte van ongemack verder voortcomt . Zedert mijne laeste is hier geaariv: Schipper D: Tobiassen den 20 octob: daer de missiven van UEd: Mo: ende goederen volgens vracht van Ued:ontfange hebbe. Die, nadat hij eenige mans hier gelost heeft, in den compange van de Lt generael De Labare vertrock de 20e Novemb: naer d’ Eylanden. Oock is geweest eene Schipper J: Cleyne van Middel ....... noorweegh & de soute Eylanden, brengende paerden en 4 a 5 koebeesten, hebbende 40 paerden ingenomen welcke door gebreck aen water gestorven zijn ; sijn vercocht van 700 pt. tot 1700 pt., edoch de Coopers hebben schade geleden, dewijl door de groote ongemack en gebreck uijtgestaan, de helft qualijck in 't leven zijn.
91
Mede is een buijsken van Amsterdam, gecomen van de soute eylanden met 26 koebeesten, heeft deselve hier vercocht tot 650 een stuck, alsoo deselve seer slecht waren ; Hebbe daermede gehandelt volgens Ued: ordres. Verder is hier gearriv: de barcq, voor desen gegaen nae d’ Barbados, van Banister met een weinich kalcksteen, daer een missive van d’ Lord Wiloubie mede heb ontfangen, gaende onder La: J. Schipper M: Stoop, den 5e dezend , daer eenige goederen van Ued: Mo: mede ontfangen hebbe zonder connossement ofte missive, als alleen een recommandatie ontrent ........ penningh daerin nyet hebbe gemanqueert hem in 't bijsonder 't effect te doen genieten van Ued: Mo: gelieven(?), alsmede d' ordre volgens mijn plicht ....... Zijnde met dito Stoop ingecomen, een Engels Coopvaertschip comend van Guinea, wesende zeer leck, dat het schip nijet boven water conde houden, hebbende 94 negers soo groot als cleijn, die versocht preaemissie om zijn schip te mogen aen de grondt halen, ’t welck hem hebbe vergunt. Onderwijl eenighe inwoonders bij mij comende, versochten van de negros te mogen coopen, daerbij remonstreerende dat sij dan in betere capaciteit souden wesen om meerdere negros in toecomend te connen coopen. De betalingh te doen in boomstucken. Hebbe haer toegestaen van haer soo allerwegen te verplichten, en strickte ordre gestelt geen Zuijcker na eenige quartiere magh afgevoert werden als naer Zeelandt. Sijn gecomen 48 neegers mans en 20 vrouwen, ende de rest kinders tot de 94. Hebbe vijer van d’ beste laten uijtkiesen tot dienst van Ued: Mo: om cost te planten voor ’t fordt, soo boontjes, spaans cooren, patatten, enz. dije daer present besig mede sijn, alsoo meijne den tol soo veel wel bedragen sal, dewijl dit schip per accident zoo is ingecomen (sooverre Ued: Mo: welgevallen zal wat dies aengaend is gedaenen). Soo meer quamen soude nijet toelaten, en achterdocht hebben dat het was een desseijn ons gedaen ; maer alsoo van dese schip bewijs is door de noodt hem gedwongen hadde, en het tot voordeel van d’ Colonie streckte om d’ luijden wat te laten verdienen ( en het haer meede verhelpt om in toecomend negros te coopen, dewijl geen zuijkeren werden voor gegeven ) en onderhand(?) geschickt tot het zuijker wercken. Op de 7e desend is mede van de Barbados gecoomen een pinas met een missive van d’ Lord Willoubie sijnde copie van d’ voorgaende, onder Ltra. J. Daerbij een order aen hem gesonden van t hof van Engelandt bij hem geteijkend d’ waere Copie te zijn, dije vóór desen heb gesonden, onder No: 5, daer bij een brief gaende onder No: 2. Heb den Commandr: van ’t Schip geexamineert tot wat eijnde hij hier quam, en daerbij zijn instructies afgevraecht ; heeft geantw: hij aen particul(ieren) behoorde en zijn instructie daervan hadde, die hij aenthoonde ; daerneevens dat hem belast was van Milord Willoub, desen brief aen mij te behandigen, en hem gerecommandeert was soo eenige wilden meecomen, hij deselve passagij soude geven en accomoderen na behooren ; & (Ik) antwoordde hem mij verwonderd eenige particuliere schepen waren comende, dewijl contrarije advijs hadde ; maar dat hem zijn versoeck zoude premiten [= permitteren] , om zijn kalcksteen te lossen met twee pijpen wijn en en wat tabacq die hij in hadde, en hij boomstucken in de plaats conde nemen ; oock dat hij sich nijet soude bemoijen met eenige affaires, onder schijn deses, en borge stellen daerover ; oock zonder premisses, nijet soude wegvoeren noch menschen, noch goederen. Met dito sijn gecomen twee a drie vrouwen van d’ Barbados die haer mans hier waeren soeken, moeten borge stellen bij Milord , met dit schip weder souden retour wesen, & doch en houden
92 haer belofte nijet, maer blijven hier, daerbij beter connen voortgeraken, als in eenige van haer gewesten alsoo Ick weet geen en connen vertrecken en hun valscheijt omtrent den andre dat ick stracx notizie can hebben & soo is dese liecenzie toegestaen om in Stilheijt te zien tot een proef hoe de gemoederen leggen (want als ick sach een gedeelte begeerig waren om te gaen, soude onder een of andere pretext hen wech zenden, alsoo fundamentele reden genoegh can vinden dewijl haer namen volgens gebruijck drie weecken van te voren moeten opstaen eer zij connen afgaen). Dit schip is binnen 14 dagen claer, sal daer ‘t mede beantwoorden d’ voornoemde brief van de Lord Willoubie en de Copie dan aen Ued: Mo: zenden. Eenige Duijtsche schippers genegen zijnde om met boomstucken naer d’Barbados te gaen voor vracht voor hunnen schip, hebben mij om raedt gevraecht of zij die reis souden onderneemen , soo [heb ik] haer geantwoord vooralsnoch liever het sekerste zoude kiesen, om een ander reijs te practiseeren, alsoo d’ onrechtveerdigen actien gepleecht van Willoubie in den tijd van vreede oock weinich werk zoude maken om op een ongesonde pretecx van een barcq haer eenige moeijlijckheijt aen te doen, maer dat ick nijet en twijfelde of zoude in corten daerin voorsien wesen, en de’ vaert reciproque soude gaen, soo met Duijtsche als met Engelsche schepen, of anders geen vaert soude wesen. Maer om haer nijet te schijnen tegen te wesen, hebbe het aen haer gelaten, dewijl bij haer meesters rekenschap mosten geven van haer gedane reijs – maer vooral haer gerecommandeerdt voorsichtig te wesen, en te nemen suffisante borge voor alle inconvenienten alsmede voor de vracht. Den schipper Kleijne voornt: heeft een vracht aengenomen met het Amsterdamse buiske "den uijtslach". Hoop 't haeren beste. In het comen van het Engelsche schip voornt: waren 1 a 2 planters na drij dagen daerna bij mijn, versoekend om premissie om af te gaan na d’ Barbados om haere vrienden te besoeken. ’t Welck hebbe toegestaan (dewijl vrouwe & kinderen en ’t geen zij hadden hier lieten), maer daerna verstaen hebbende dat Milord niemant wilde premitten om van daer te rebarqueren als onder borgtocht, zijn bij mij gecomen en bedanckt voor de gunst aen haer gethoont, en staeckent haer reijs, en koosen sekerheid. Ick verhoop Ued: Mo: wel mach gevallen, dewijl soo veel [als] in mij is, sal waken tegen zijn listige aenslagen, ofte onder schijn, ofte met geweer, sal nijet toelaten dat eenige wechgevoert werden van onse onderdanen die sij de hare noemen. De valsheijt van alles sal haest in ’t licht comen, (want de grooten in Engelandt, ontrent sijn Majesteit daar zeer ........... als andre quartieren dije op haer versoeck seer veel connen obtineren), .... sij zeer nijdich zijn en niet gaarn souden sien dat d’ Duijtschen een bequaemer plaets hadden om Zuijcker te maacken, want in den Engelschen tijt al jaloers sijn geweest van dese plaets ; oock daerbij declineert d’Barbados, en weeten zeer wel laeten de prijs met d’ Zuijker loopen, zoo het riedt het landt hier meer geeft [met] minder oncosten, & &. Zoodat wij altijt d’prijs van d’Zuijcker minder soude connen(?) geven / des noots sijnde / als sij, en te boven blijven. Ick loof den Almachtige, ons het hooft te laten bovensteken en Ued: Mo: Colonie florissant zal groeijen en vrucht geven, tot spijdt van degeen die ons benijden. Schipper Pr: van Delft is de laeste desent hier gearriveert, daer Ued: Mo: missive mede ontfangen hebbe, met extract uijt Ued: Mo: Resolutie in dato den 25e augustij ; ‘t geen Ued: Mog: in dito missive aenroeren, sal gem..... werden daar 't behoordt en ge...... werden tegen 'tgeen UEd: mij ordineren. het vertoef van den brenger dezes, soo een lange tijdt inde 't rivijer, is alleenlijck , daer gedacht hadde dije van de Barbados wat in t werck zoude gestelt hebben , en hoopte door godes genade
93 met 's landts fluijt en d'vaertuijgen dije wij hadden - soo sulcx hadde gebeurt - na gelegentheijt des tijts behoorlijck hebbe tegen gegaan. d'Costen van UEd: Mo: zijn door Willoubie seer hoogh aengeloopen, alsoo door die reden - als voor desen, UEd: Mo: heb geadviseert - altijts eenig vaertuigh inde buurt houde, dije tot ander emploij tot eenig voordelen soude connen hebben gebruijckt geweest. d'Missiven en stucken met 's Landts schip Surinaem gegaan, sullen de deels(??) met Capt: Barensen volgen aen UEd: Mo:, alsoo door mijn krankseijn nijet mogelijck ; en ick refereere mij verder aen den Commandr: Ruys, dije ick heb gerecommandeert en geordineert om getrouw rapport na waerheijt aen UEd: Mo: te doen, gelijck UEd: Mo: breeder gelieven te zien in dese nevengaende instructie. afbreeckend, bidde den almagtige UEd: Mo: regering lange jaren met heijl en segen gelieve te croonen, amen & waarmede blijf, UEd: Mo: heeren, mijn heeren d' gecomiteerde Leden van de Staten van Zeelandt, Surinamen, den 4 Januari 1669, UEd: Mo: alderond: dien: Abraham Crijnsen P:S: Ed: Mo: heeren hierneevens gaen een weijnich appels van China hier groeijend, wert oock voortgeplant. UEd: Mo: zij mede bekent dat d' Cost van eenige kalck te senden verhoopende ten eijnde is, omdat als 's lanst hoecker van Tobago hier comt ende sonder verlet gaen daermede ..... te belasten ; heb alreeds een goede quantiteijt goede kalcksteen hier becomen.
1669 – 4 jan. – instructie Abraham Crijnsen aan de commandant Ruys 2035 - 107 Ordre en Instructie voor de Commandr: Ruijs Eerst zal den Commandr soodra mogelijck is uijt d’rivier zeijlen en zijn coers nemen na patria. 2e – Oft het gebeuren in het uijtzeijlen om eenig schip ofte schepen ontmoeten, sult haer nijet soecken te spreecken maar haar mijden, ’t zij van wat natie die zijn, maar ziende een schip van gewelt, weder binnen comen onder ’t fordt. 3e – Sult U:E: pertinent lijste met U:E: comste aen d’ Heeren van den Raad overleveren, van d’ Ingaende suijkeren in ’s Lants schip. 4e - Sult U:E: getrouw rapport hebben te doen aen d’ Heeren van d’ Raedt – wat hier pazzeert / en daernevens U:E: Journael ofte dachregister overleveren Suriname, den 4e Jannri 1669 Abraham Crijnsens
94
1669 – 4 jan. – instructie Abraham Crijnsen aan de commandant Ruys 2035 - 108 Copie van de voorgaande instructie
uit andere bron:
advertentie oprechte Haerlemse courant, 1668 De advertentie stond dat jaar 2x in de krant, maar werd daarna niet meer herhaald. Waarschijnlijk heeft men in andere kranten uitgebreider geadverteerd (bv: middelburgse courant) De Gecommiteerde Raden van d'Edele Mogende Heeren Staten van Zeelandt, maecken een yder bekent, dat, alsoo het Casteel en Provintie van Suriname eyndelingh op den eersten dagh van de Maent van Meye, dese loopenden Iaers, is gerestitueert en overgegeven in handen van den Capiteyn Commandeur Abraham Crynsen, die wy tot die eynde derrewaerts hadden gesonden, en dat nu alles aldaer in goede ordre en dessentie wierde gebracht, en dienvolgende alreede in soodanigen staet is, om alle een yder, die haer derrewaerts willen begeven, aen d'eene zijde een seeckere Protectie, en aen d'andere zijde bequaeme Gronden en Landen, tot Culture van Suckeren en andere Gewassen, te geven in een Quartier en Climaet, daer toe boven alle andere Landen in die gewesten bequaem en vruchtbaer, mitsgaders vry van de dangereuse Stormen, die men Orcanen noemt, dat aen alle en yder, die genegentheydt hebben, 't zy alleen ofte met haer Huysgesin en gevolgh van dien, haer naer Suriname te begeven, en aldaer neder te slaen, om Suyckeren en andere Gewassen te queecken, ofte wel sich met eenigh Ambacht te generen, dat aldaer seer profitabelijck geschieden kan, niet alleen sullen vergunnen een vryen en onbekommerden toeganck en derselven transport derrewaerts, haer aen ons aengevende, so veel mogelijck, sullen faciliteren, maer oock soodanige persoonen en Familien daer te Lande sullen voorsien van bequaeme en ruyme Plaetsen en Velden, tot Culture en den queek van de voorsz. Gewassen en onderhout van Menschen en Vee; en voorts aen de selve toe staen vrydom van alle Lasten en Impositien, voor den tijt van vijf achter-een-volgende Iaren, te reeckenen van den Dagh dat sy in Suriname sullen wesen aengekomen, gelijck aen de jegenwoordige Ingesetenen aldaer gelijcke Vrydom voor den tijdt van twee Jaren is vergunt.
1668 - 10 October – Brief Abel Thisso 2035 - 111 Duplicaat van 2035 - 096 ; Bericht over de situatie op Tabago de eerste week van october 1668. De brief was samen met twee andere dato 24 october, en dato 9 januari 1669 verstuurd. (zie hieronder) Copie Eed: Moogend: Heeren, Mijne Heeren Staaten van Zeelandt, Mijne gebidende Heeren, Mijne laasten aen Haere Eed: Moogenden is geweest den 2 deser October 1668 over de caribische Eylanden waervan hiernevens copie gaet. hebben daerin geschreven wat hier passeert & den
95 rechten toestandt van 't landt. Hier is 't sedert niets gepasseert , dan hebbe op de rapporten van oorlogh met de indijanen, met de albereijts gestelde officieren van dit Landt wachtplaatsen beraamt corttuguardes te maacken & de inwoonders met de soldaaten verdeelt om te waacken , ymmers soo veele moogelijck zal zijn. Oock hebbe de gemeente vergaadert gehadt op Sondach den 7: deser & haar voorgehouden te waacken & wacht te houden. Soo hebben een deel geantwoordt dat haer goede beschermingh was belooft & dat sijlieden hier dichtebij wel wilde waacken, maer op de buijtenwachten niet. Dat de soldaeten dat doch mosten zijn consuijs gescheijden. Maer daernaer Een voor een laeten roepen & haer afgevraeght of zij den dienst van 't Landt reuiseerden & haer alsoo daertoe bewillight. Maer sien ondertuschen het grootste jaamer & armoede van de werelt met het volck. Den eene heeft geen geweer, den anderen is sieck , den derden heeft niet te eeten. En hebbe noch order noch cost om haer meede te deelen. Een deel hebben geen gereedtschap noch beijl nochte cappmess, & van cost moet alles het bos beschaart worden. Die sieck is moet vergaan. Als zij jaagen soo connen zij geen voortsettinge doen in de plantagien. Soo dat int cortte gesecht, soo hier met alder spoet geen ontsett en comt, soo vreese voor een groote confusie onder het volck sal ontstaan, wandt de lieden en hebben niets, soo dat den eenen den anderen niet can helpen. Soodat ic nu genoodtsaeckt ben, om de onheijlen voortecomen die daerdoor mochten ontstaen, een cleijn bercquen alhier hebbe afgehuert om naer Surniam te gaen om mijnheer Crijnsen sulcx bekent te maacken. Ende oock om te verneemen, of aldaer geen naerder order ofte advijs is van dit landt, om alsoo de inwoonderen wat te stillen tot naader uitcomste. Hebbe moeten voor de vracht van de barcque 2200 Lbs: suijker belooven, & hebbe sulcx aen mijnheer Crijnsen geschreven dat hij de man aldaer betaelt met eenige waeren ofte suijker. Ick kan anders niet doen. Ende ben meede weegens het guarnisoen met mijn cost ten eijnde, soo dat noch maer voor ontrent veertigh daagen ofte dreij weecken sal connen toecomen. Ben seer beducht in deese desolaaten staet, hebbe twee timmerlieden moeten haer afscheijt geven, want hebbe noch cost, noch spijkers. Het gerucht van dit Landt is aen de franse eylanden seer goet & groot geweest, en comt dese tijdinge daer, vreese sal tot groote nadeel strecken. En meede so isse t duijsent jaamer vanweege dit schoone vruchtbaare Landt, dat alle zijne vruchten soo wel geeft datter de handt niet aengebooden ... wordt gelijck genouchsaem voor deesen geschreven hebbe. Wat aengaet van de planters die geen geweer hebben, ben genoodtsaeckt deselve te helpen met geweer, cruijt & loodt, soo veel sal connen doen. Eyndige, Actum Nova Walcheren, den 10 Octob: 1668, A: Thisso.
96
1668 - 24 October – Brief Abel Thisso 2035 - 110 Verslag van de situatie op Barbados de tweede en derde week van october 1668. Inmiddels zijn enige vivres gearriveerd, het ergste leed is geleden, en Thisso schrijft aanmerkelijk rustiger dan in zijn voorgaande brief. Eed: Moogende Heeren, Mijne Heeren Staaten van Zeelandt Mijne Gebiedende Heeren, Mijn laeste aen haere Eed: Moogenden is geweest den 10: deser maent October van Surniam, waervan hiernevens coppie gaet. Hier is ’t seedert niet sonderlings gepasseertdan dat den Commandr: Evert Evertsen met den hoecker van Surniam op den 20e deser maent October alhier gearriveert meede brengende eenige vijvers [= vivres] & dat het verders in Surniam alles wel is. Wat den Oorlogh aengaet met de Indijanen, soo hebben noch nergens van gehoort. Wat daer verder van comen sal, dat sal den tijt leeren & hoopen om het beste. Hier zijn eenige plackaaten van mijnheer Crijnsen gesonden betreffende Surniam, met order om deselve alhier te laaten pupliceeren. Hebbe deselve van de inwoonders laaten leesen, maer achte onnoodigh deselve hier aen te slaan, alsoo het een ’s Heerenlandt is. Ende wij zullen hier met de hulp van Godt beeter placcaaten int gemoet zien, want hier meerder armme lieden sijn, soodat den een, den ander niet can helpen. Soodat zij meerder privilegien van doen hebben. Den Comandr: Evertsen gaet nu soo naer de franse Eijlanden om passagiers van planters te crijgen, voor hier & Surniam. Hebbe meede gecoght van Comandr: Evert Evertsen een cleijn visnett, voor vijf en twintig guldens. & van stuurman Pieter Symons een ancker brandewijn voor dertig guldens. Haare Eed: Moogenden gelieven mijn toch te verexcuseeren dat ic nu en dan wat stercke dranck coope, want ick can zonder deselve niet weesen, want men moet soo met de Eversz comende lieden als anders verkeeren, & de lieden beschencken om haer alsoo couragie te geven & kennisse te maacken. Hebbe meede gecoght van Commandr: Evertsen een tonne vleijs voor acht en twintigh guldens & aen den Chiruchijn Robbert Chullier op zijn gagie gegeven. Haere Eed: Moogenden gelieve te doen betaelen ; ic sal hem daerover Debet stellen. Eyndigende & naer mijn Reverentelijcke Salutatien, soo beveele Haare Eed: Moogenden in de genaaden ende protexctie van Godt den alderhoogsten, & verblijvealtijt die ick ben, Actum Nova Walcheren, den 24 Octob: Ao: 1688 Haare Eed: Moogenden Geafecteerde ende Getrouwe wat ick vermach, A: Thisso.
1669 - 9 Januari – Brief Abel Thisso
97
2035 - 109 Verslag van de situatie op Tabago december 1668 - januari 1669 Eed: Moogende Heeren, Mijne Heeren Staaten van Zeelandt Mijne Heeren, Naer mijne Reverenten Salutatien, Mijne laeste aen Haare Eed: Moogenden is geweest den 10 decembr: 1668 waerin hadde geschreven watter doen passeerde ; Hier is ’t sedert niets sonderlings gepasseert. Op den 5 deser Januari 1669 soo is capitein Pieter Constant voerende een schip van mijne Heeren Lampsins alhier gearriveert, brengt 12 a 14 persoonen meede voor dit landt ; alsmeede een brief van de voorgen: Heeren waer uijt staen dat de Heeren Lampsins hier int landt meede zullen participeeren. Maer verlange met seer groot verlangen naer brieven van antwoordt op mijne vooregaende schrijvens aen Haere Eed: Moogenden ; om regulamenten te moogen hebben & adsistentie aen ’t Lant te connen doen. Wat de coltuere & populatie aengaet : soo gaet daermede heel wel toe. De quartieren vóór desen bewoont zijn nu al meest bewoont op ’t nieu : & ben beesich om staende bos te begeven, soo boven aen de cleijne baijtiens als hier omtrent de roode Clipbaij. Hebbe meede een begin gemaekt om de Zantpunct te besetten. Verwachte de hoecker Ooster Souburg alle uuren van de franse eijlanden met habitanten voor hier & voor Zurinam. Versta uit de brief van de Eed: Heeren Lampsins dat den vorst van Coerlandt een schip met volck hier naertoe heeft gedestineert, om de Coersijnde also zij hier soo genoemt wordt, te besetten. En alsoo ick geen order en hebbe om andere nationen van volck op dit landt te gedoogen / tenzij dat zij onder onse commissie willen staan / derhalven soo sal ick haar Eed: Moogenden Landt soecken suijver te houden ; ijmmers soo veel moogelijck er sulcke natien af te weeren. Ten zij met order van Haare Eed: Moogenden. Ick ben nu alle daagen mijnheer Crijnsen van Zurniam verwachtende & sien hem tegemoet. Watt mijn person aengaet : soo ben ick Godtdanck van hertte gesont. Maer Godt beetert seer qualijcq te passen aant recten van het lichaem, alsoo door colijcque heel lam van arm & been ben, en soo wanneer mijn verlossinge nu met mijnheer Crijnsen niet en comt & dat het met mijn niet beeter wil, soo wenschte ick wel dat Haare Eed: Moog: geliefden mijn te verlossen om naer het patrija te comen. Soo mijn verlossing met mijnheer Crijnsen niet comt, soo sal ick met Godt met mijnheer Crijnsen bovengenoemt perttinente lijsten oversenden met naem & toenaem van alle die hier op ’t Landt zijn, nevens de gestalten van de plantagien als anders. Ick hebbe genoodtsaackt geweest om ½ oxhooft franse wijn te coopen met 1 ancker brandewijn van capitein Pieter Constant ; de wijn tot F 25,- & de brandewijn tot F 24,-. Haare Eed: Moogenden gelieven t te doen betaalen ; het monteert F 49,-
98
En alsoo ick nu soo lam ben dat ick mijn handtteeken niet kan setten, soo sal ik aender, singnatie ervan getrocken, mijn singnett doen setten, tot een teeken der waerheijt. Eijndige & beveele Haare Eed: Moogenden in bescherming van Godt den alderhoogsten & verblijve dien ick ben, Mijne Heeren, Haare Eed: Moogenden Geaffecteert & getrouw dienaar, Tot last van Abel Thisso Actum Nieuw Walcheren Den 9 Januarij 1669
1669 - Januari 16 - kort bericht Abraham Crijnsen 2035 - 112 Ed: Mo: Heeren, Per den Commandr: Ruijs, voor 6 dagen heb Ued: Mo: geschreven , dat d' stucken en bescheijden zoude afzenden met Capt: Dimmey, maer t zedert heeft de Loop dagelijcx soo toegenomen, dat mijn swackheijt sulcx belet heeft, en mij onmogelijck van in tegenwoordige Ued: Mo: breeder satifaije te doen. Sal mij verder moeten refreeren aen 't mandels rapport van Capt: Drimmensen en anderen. Wensche en bidde den almachtige Ued: Mo: regeeringe met heijl en segen wil croonen, blijf, Ed: Mo: Heeren de gecommitteerde Raden van de Staten van Zeelandt, Ued: Mo: alderonderdaen: Abraham Crijnsen Surinaame, de 16e Januari 1669.
1669 - Januari 31 - brief Abel Thisso. 2035 - 113 Messeigneurs, Messeigneurs, Ces lignes sont pour vous assurer de la continuation de mes tres humbles obeissances, et vous donner advice comme le Capne: Clas est arrivé depuis deux jours en cette isle avec 27 a 28 personnes pour y demeurer. Il y en a bien autant et davantage qui vont avec luy a Suriname. Je fitz hyer faire justice d Ms Iroiz condamné au fouet et au banissement perpetuel hors du pays. Je ne manqueraj point de vous envoyer par la premiere occasion, l'Instruction de son proces. Je suis toujours incommodé et veritablement tant que l'ordinaire. mais je ne puis encores agu que me fesant porter en chaise, sans quoy il me seroit impossible de faire mes affaires. J espere par la
99 premiere comodité vous rendre plus amplement mes devoirs. Cependant, agreez 's Il vous plait, les protestations que Je faits d estre toute ma vie avec respect et fidelité, Monseigneurs, Je vous supplie s' il est possible d' envoyer un autre secretaire pour cette isle, celuy que Jay pour le presant se croist si fort capable et si entendu dans les affaires, quil ne veut recevoir d' instruction de personne, outre quil est suiez a des desfauts que je ne veux pas vous desduire ici par respect. Messeigneurs, Vostre tres humble tres obeissant serviteur Abel Thisso De Tabago le dern: Janvier 1669.
1669 - 19 februari - placcaat 2035 - 114 - 115 Dit plakkaat regelt de rechtsverhouding in de kolonie. Het introduceert het Hollandse rechtssysteem, tot die tijd was het Engelse recht van kracht. Den Gouverneur met sijnen politieken Raet, allen die deesen sullen sien ofte hooren leesen, Saluijt. Doen te weeten alsoo volgens de artijculen van accoort met d' inwoonders van dese provintie gemaeckt, dese Landen moeten geregeert worden volgens de Nederlantsche Wetten, sonder kennis van dewelcke geen van de ingeseten van dien connen weten waernaer dat sij haer hebben te reguleren. Soo ist dat nae rijpe deliberatie goetbevonden hebben gelijck wij goetvinden mits dese, bij provisie over dagelijx voorvallende saecken, deese naer volgende Wetten en Statuijten te estabileeren, begeerende ende bevelende alle ende eenijeder, van wat natie die soude wesen, ende in Surinaem woonende ofte commende, om deselve preciselijck te gehoorsamen ende te optempereeren, op de peine daer in vervatt. Ende opdatt niemandt vremt vinde, dat in sommige wetten de peinne en straffen niet sijn gespecificeert, maer aen de rechter gelaten, werden hierin de wetten breder geexprimeert. Soo wordt een eijgelijck verseckert midts desen, dat hetselve alleenlijck gedaen is, opdat de meest ende minst sondigende in sodanige voorvallende saecken niet mogen egaliter gepeineert werden, maer dat een eijgelijck volgens de groote ende swaerte van sijn feijt sijn rechveerdige sententie daer over ontvange. Versekerende insgelijcks alle inwoonderen dat in cas eenige saeck soude connen commen voor te vallen, waerover noch geen rechten sijn gestabilieert, dat deselve volgens gerechticheijt, oprechtichheijdt, ende equiteijt ompartijdelijck ende soo veel als mogelijck is conform de voorige usantien ahjier sullen gedecideert werden, ende ondertusschen op alle incidenten saecken mettertijt bequame wetten, acten, statuijten, ende ordonnantieen geformeert worden, dewelcke sullen bevonden werden tot beste voordeel van de Colonie ende respective inwoonderen van dien te strecken. Wetten ende Ordonnantien ontrent erffenissen Alle Erffenissen sullen devolveeren aen de naeste erffgenaemen defrendeerende in directe linie, dat is van ouder tot kinderen, ende soo voorts, soo langge als van de directe linie gevonden werden, dewelcke cesseerende, soo neemt de colatoral linie plaets, dat is van broeders en susters,
100 ende dije van geener afcomstigh sijn, welcke in cas daer geen testament is gemaeckt, alle gelijckelijck hebben te erfen, sonder onderscheijdt van sex, ouderdom, ofte ponckheijt, welverstaende, dat in cas de naeste erfgenaem is coomen te overlijden, sijne kinderen int selve recht sullen succederen t geen hij in sijn leven gehadt heeft ende niet verder. 2 – Een Iegelijck vermach sijn testament te maecken ende in deselve vrijelijck van alle sijne goederen, roerende ende onroerende, disponneren, het sij absoluijt Fide Commis off bij Legaeten, mits observeerende dese naervolgende solemiteijten : Alle ouders, coomende te sterven, sijn gehouden om ten minsten aen haere kinderen ende die in directe linie van haer descenderen, een legitime portie te geven, ‘twelck is het derde part van ‘tgeene hij ofte sij soude gehadt hebben indien de testateurs zonder testament hadden comen te sterven, ten sij in cas van groote ondanckbaerheijt als volgt, ontdeckt in attentaten op het lijf en leven van hare ouders, desamatie, ontroovingh van haere leven en credit, het luxurieus ende ongebonden leven van dochters, nadat hun van haere ouders een bequaem persoon aengeboden met een behoorlijcke portie, ende diergelijcke meer Welverstaende, dat deselve legitime moet suijver ende onbeswaart sijn met legaten, Fide Commis ende alle andere lasten, welcke onbeswaert sijnde vermach een testateur sijne goederen Fide Commis te maecken ende andersindts niet. 2 - Een jongman sijn testamendt willende maecken moet sijn veertien jaeren, ende een vrouwe twaelff jaeren int volcomentlijck. 3 - Eijmandt een testament willende maecken, sal gehouden sijn daerover te roepen twee getuijgen van goede name ende leven, mitsgaeders den secretaris ofte soodanige publijck persoon, die tot dien eijnde in elck divisie onder wet sal gestelt worden, sullende alle andre testamenten die deese solemniteijten niet in hebben nil ende van geender waerde sijn. 3 - Alle persoonen sich in den houwelijcken staadt begevende sonder voorgaende houwelijcx contract worden de goederen gemeijn, ende beijde ofte een comende te sterven met testament, mogen van haere competerende goederen Junctim aut Separatim disponneeren naer welgevallen, ende beijde ofte een comende te sterven sonder testament, soo vervallen sijn ofte haere goederen aen de naeste vrinden ende erffgenamen van den afstervende. 4 - De doot van Testateurs, ofte die eenige goederen nae gelaten hebben sal van de erfgenamen vrienden ofte anderen daerin geconcerneert - binnen acht dagen naer haer overlijden aen den gouvernuer te kennen gegeven worden, ende sullen deselve noch geen van haeren, vermogen aen te nemen de administratien van haere goederen, totdat haer sulcx van den gouvernuer vergunt is, op pene van de erffenissen vervallen te sijn aen het Landt. 5 - Bij gebreck van Testament ende wettelijcke hetsij directe ofte collaterale vrienden om te erven, soo gaet de erffenisse aen de naeste ascendeerende, te weeten, vader, moeder, ooms, moeijen, ende die van haer descendeeren, maer die cesseerende, soo vervallen de goederen aen 't Landt. 6 - Een eijgelijck vermach Testamenten te maecken soo lange als hij leeft, doch in alle gevallen soo breeckt het laeste testament alle voorgaende, ende sal alleenlijck effect sorteren mits dat het op behoorlijcke wijse geschiede en sijn volcomen solemnitijten hebbe. Wetten ende ordonnantieen ontrent Vooghschap ende Voogdije
101
1 - Imandt comende te sterven, onmondige kinderen ofte erffgenamen sonder in sijn Testament voogden daerover gestelt te hebben, soo sal den Gouvernuer met sijn Politijcken Raet de voogdije daervan aenveerden, ende daertoe onder haer authoriseeren ende constitueeren sodanigen persoon ofte persoonen van wiens oprechtigheijt ende eerbaerheijt sij wel geinformeert sijn, hetsij uijt de naeste vrienden, ofte die sij daertoe sullen bequaem vinden. 2 - Alle voogden hetsij bij Testament ofte den Gouvernuer met sijne politicque Raet gestelt, sullen gehouden sijn aen deselve rekenschap te geven van haere administratie ende voogdije ter expiratie van den onmondigheijt van haere pupillen, ofte eerder soo sij sullen bevonden ofte gesuspecteert werden fraudeleuselijck te handelen, ofte dat sulcx van haer wordt gerequireert, opdat daerin met alle voorsichticheijt tot meeste profijt ende preservatie van de pupillen mach tijdelijck voorsien werden. 3 - Vaders ofte moeders comende te hertrouwen, sijn gehouden vooraf het vaderlijcke ofte moederlijcke goet aen haere kinderen te bewijsen ende uijt te keeren, ten ware hij ofte sij tot voogdt daervan gestelt sijn die haer in dat Cas als andre voogden sullen hebben te dragen. 4 - Alle manspersoonen sijn mondich met vijf en twintich ende vrouwspersoonen met twintich jaeren, ofte wanneer dat sij getrouwt sijn, ten ware den Gouvernuer met sijn Politicque Raet noodich houde om eijmandt op bewijs van desselfs bequaemheijt ende capaciteijt tot het bewint van sijn goederen mondich ende jarich te verklaren, ende vermogen geene pupillen voor dien tijt sonder dees redenen van selfs sich van haer voogdije te onttrecken, ende andere te kiesen in desselfs plaets. 5 - Een ijder is vrij te trouwen als hij wil, mits dat een man veertien jaren, ende een vrouw twaelf jaren gepasseert sij, ende dat het geschiede met consent van hare ouders ofte voogden, sonder welcke hetselve niet gepermitteert en is. 6 - Alle persoonen die sich willen in den houwelijcken staet begeven, sullen moeten persoonlijck bij den Predikant veschijnen & aldaer hare naem laeten aenteijckenen, ende ondertrouw doen, ende sullen dan verder drie gebooden drie achtereenvolgende sondagen in de kerck afgeroepen werden, opdat degeene die eijts daertegen hebben in te brengen , hetselve mogen doen, maer die tijt geexpireert sijnde, sullen vermogen te trouwen. Sullende alle soodanige persoonen die sonder het opserveren van dese solemniteijten haer 't saemen .... gestraft ende gecorrigeert werden, als die geenen, die hoererij bedrijven. 7 - Alle die geene, die getuijgenisse moeten geven, sullen haer achtiende jaer volbracht hebben, sonder hetwelcke niemants getuijgenissen voor valide aengenomen werde. Van Publijcke Acten ende Instrumenten Alle Contracten, Verkoop-brieven, Obligatien, Procuratien, Attestatien, Hypotheken, Transpoorten, Opdrachten, ende alle andere publijcke acten ende instrumenten, van wat nature ofte qualiteijt die sullen moogen wesen, dagelijck tussen man ende man occurerende, sullen gedaen werden in de secretarije voor de secretaris ende twee getuijgen, ofte diegeene die daertoe in iedere divisie sal gestelt ende beedigt sijn ende twee getuijgen. Welcke aldus gedaen weesende, sullen voor alle andere, die op die mannier ende met de voorverhaelde Solemniteijten met gedaen sijn, valideeren, welverstaende, soo se onder de
102 Duijsent ponden Suijckeren bedragen. Maer alles dat daerboven is, sal gedaen worden bij het Hof van Justitie, ofte bij den Secretaris ende twee Raeden van Justitie. Criminelle ende penaele Wetten en ordonnantien 1 - Alle Criminelle saecken sullen werden afgedaen bij den Gouverneur met sijn Politijcken Raedt, ende alle Civiele saecken bij den Gouverneur met sijn Raedt van Justitie, sullende van geene sententie geweesen of int Criminel of int Civile eenigh appel vallen , ende alle saecken hoorende tot het Criminele Hof sullen en vermogen afgehandelt ter eerster sessie, indien hoorsaecke gehouden wert, ende die van het Civile Hoff, ter weder sessie, nae de citatie. Sullende de Sessie van de Gouverneur met sijn Politijcken Raet alle drie maenden gehouden werden, beginnende met den tweeden Woensdagh in Junio naest comende, ende soo vervolgens. Ende die van het Hof van Justitie op den eersten Woensdagh in elcke maendt. 2 - Alle geciteerden die alhier plantagien, familien, huijsen ende seekre woonplaetsen hebben, sullen hebben te compareren ten aller langsten op den tweeden rechtsdagh nae den ontfangst van haere citatien, op pene van in contuinatie te vervallen, ende alle diegeene die alhier geene plantagien, familien, huijsen ende seekre woonplaetsen hebben, arrestabel sijn ende gehouden op den eersten rechtdagh te compareren op peine van contuinatie. 3 - Alle Crimen, van Lasa Majestatis, rebellije, seditie, ende alle andere diergelijcke hooge crimen ende feijten, moordt, dootslagh, kerckroverije, slaen van ouders, huisbraeck, onwettelijcke destructie ende stelen van vee, sullen met de doodt geboet werden. 4 - Alle persoonen, die subitelijck violentelijck ende onnatuurlijck ofte sonder dat men oorsaeck daervan weet commen te sterven, sullen gevisiteert ende beschoudt werden van de beedigde persoon, ofte persoonen, in elcke divisie gestelt, in tegenwoordicheijt van twee getuijgen, sonder welcke deselve niet mogen begraven worden, uijt wat pretecxt het soude connen ofte mogen wesen, bij eenige persoon ofte persoonen wie die oock soude mogen weesen, op verbeurte van schuldich gehouden te sijn voor de onnatuurlijck subijte ende violente doot van sodanige persoon ofte persoonen als hij ofte eenigh van hun sal contrarie deese Wett, statuijt ende ordonnatie vervoeren ofte begraven. 5 - Alle die Godts naem lasteren ende misbruijcken, sullen nae exigentie van de saecke, of met de doodt, of andere straffen, met grootste rigeur sonder conniventie gestraft ende gecorrigeert werden. 6 - Alle persoonen die den Christelijcken Sabbath niet behoorlijck onderhouden, ofte sullen bevonden werden haere dienstboden ofte slaven op dien dach aen 't werck te setten, ofte op de riviere sullen bevonden werden in booten ofte canoen, ofte eenich ander vaertuigh groot ofte kleijn te reijsen, sullen sonder exepstie van natie vervallen in de boete van 200 Lbs Suijcker voor ijder persoon, waervan de helft te sullen geappliceert aen het publijck , een vierde part aen den armen, ende een vierde part aen den officier. 7 - Allen die eijmandts goede naem ontroven, vechten, smijten, krakelen, ofte eenige questie moveeren , tot ontrustinge van de gemeijne vrede ende rust, sullen nae verdiensten ende grootheijdt van het delict gestraft werden.
103 8 - Allen die in diefstal bevonden worden, het sij wat het is, sullen na de qualiteijt van het delict aen den lijve gestraft werden , waeronder oock verstaen wordt begrepen te sijn, het wechnemen van booten ende canoen sonder permissie van de eijgenaer. 9 - Alle die droncken int Hoff van Justitie coomen, sullen aenstont hechtenisse genomen ende daerenbooven met een swaare boete gecorrigeert werden, de helft daervan te sullen geappliceert worden aen het publijck , een vierde part aen den armen, ende een vierde part aen den officier. 10 - Indien een getrout man ofte een getroude vrouwe, met een getroude vrouwe ofte man comt te boeleeren, ende alsoo haer Echt te buijten gaen, sullen met den doot gestraft werden. 11 - Indien een getrouwt man ofte een getroude vrouwe, met een ongetroude vrouwe ofte ongetrouwt man compt te boeleeren, in soodanigh gevall sal de getrouwde man ofte getrouwde vrouwe met den doot, ende de ongetrouwde man ofte de ongetrouwde vrouwe nae exigentie van saecke swaerlijck en rigoureuselijck gestraft werden. 12 - Alle hoereerders, ende die in onkuijsheijdt leeven, sullen rigoureuselijck gestraft werden, nae verdienste van saecke, sonder conniventie ofte aensien van persoon. 13 - Sal niemandt hem vervorderen, ofte verstouten om de hooghste souvereijniteijt van dit Landt int meest oft minste directelijck ofte indirectelijck te calomnieeren, ofte te lasteren - ofte tot haer naedeel te sprecken, ende de regeringhe alhier van haer dependerende, met woorden ofte wercken te injurieeren, op peine van behoorlijcke riguer aen den lijve ofte andersints gestraft te werden. 14 - Ende alsoo het onbetamelijck ende ontoelatelijck is dat particulieren qualijck sprecken van gekroonde hoofden, principaeldelijck degeene die in een nauwe aliantie ende religieuse verbintenissen staen met onsen Staet, als daer is Sijn Conincklijcken Majesteijt van Groot Brittanjen int particulier, waertoe eenige sonder dese restrictie de vrijpostigheijt mochten op gaen neemen, het sij uijt d'eene oorsaeck ofte d'ander, soo ist dat het selve mits deese strictelijck wert verbooden, soo aen Nederlanders als Engelschen, ofte anderen van wat natie die sullen mogen wesen, tegenwoordich woonachtich ende rissideerende in dese colonie ofte die hier sullen komen ende rissideeren, op peine van met behoorlijcke riguer te sullen werden gestraft ende gecorrigeert, volgens de trappe van haer misdaedt. 15 - Ende alsoo dickwils door scheldt ende verwijdt woorden, de natien raeckende, veele dispuijten ende krackelen coomen te ontstaen, tot ontrustinge van den gemeijne vreede, soo werden deselve soo aen de duijtschen als engelsen 't eenemael verboden, op poene dat se sullen gestraft werden als pertubatuer van de gemeijne vreede. 16 - Werdt gelast, dat geen ander gewicht nae desen in den Provintie, Rivieren ende Districten van dien sal gebruickt worden als de Amsterdamse, bestaende 100 Lbs uijt uijt 112 Lbs Engelsche, ende geen andere maten als de Middelburghse in Zeelandt, waer ...... Ellen ...... Engelsche gaerden maecken. Op pene van telckens als sij ter contrarie sullen bevonden worden te doen, verbeuren hetgeene, dat anders sal gewogen en gemeten worden, en 500 Lbs Suijcker, waervan de helft te sullen geappliceert werden aen het publijck , een vierde part aen den armen, ende een vierde part aen den officier. Actum Paramaribo den 19 Febr: 1669 onder stondt:
104
Ter ordonnantie van den Gouverneur met sijnen Politijcken Raet. Johan Tressrij, Secr:
1669 - 6 maart - brief M: Matissen Bergenaer. 2035 - 117 Gericht aan de Staten van Zeeland. Geschreven aan de rio Isepeso (vroege schrijfwijze van Isequebe = Berbice). De schrijver meldt de aankomst van de nieuwe gouverneur Lichtenbergh, en stelt de persoon van Lankslot Craerkon voor als commies van koophandel aan de rio Isepeso. Onder aan de brief vermeldt de schrijver iets over zichzelf: "...alsoo ick deese landen nu al 26 jaeren ghefrequenteert hebbe ..." Bij de brief is een lijst van benodigdheden gevoegd.
1669 - 12 Maart - brief Le Lisle 2035 - 118 Gericht aan de Staten van Zeeland. Geschreven in Suriname. Het is een verslag van een kort verblijf op Tobago.
1669 - 16 Maart - brief Abel Thisso 2035 - 119 Verslag van de situatie op Tabago januari t/m maart 1669. Eed: Moogende Heeren, Mijne Heeren Staaten van Zeelandt, Mijnen laesten aen haare Eed: Moogendh: is geweest den 9 Januarij laestleeden. Waerin den toestandt van 't Landt hebbe geschreven gehadt. Op den 16 Februarij is hier aen de Coer zijde een schip gecomen van de vorst van Coerlandt, & alsoo de oude plaatse vant Fortt besett hadde, soo hebbe haer afgehouden dat sij met geen goet aen Landt sijn gecomen, dewijl geen order van haare Eedle: Moogenden en hebbe, om freemde Natien op het Landt te admitteeren. Ditto zijn de Coersche officieren hier in de Roode Clipbaij gecomen, te weeten: den Commandant, met den Coopman van 't schip ; zij thoonden een donnatie brief van den Coninck van Engelandt van jaar 1664, van dit geheele landt Tobago. Waervan de coppie pr: naaste, nevens de rolle van al het volck der vrije lieden van dit Landt. Sal oversenden met het oorloghsschip gelijck voor deesen geschreven hebbe. Den 19 ditto soo zijn de Coersche volckeren met schip en al vertrocken, vertrouwe naer de Barbados, & seijden sich breeder bescheijt te zullen brengen van Haare Eed: Moogenden. Den hoecker Wester Soeburgh is op de 8e Februarij naer de beneeden eijlanden gegaen, om passagiers voor hier en Zurniam. Verwachte denselven alle ure hier weederom. Ditto 18: soo is een schip van mijne Heeren Lampsins alhier op de Reede gecomen, waer capitn: op is Marcus Pietersen, heeft niets meedegebracht als vier paerden, eenige jonge koebeesten & schaapen voor de plantagie van de voorgen: Heeren. Hebbe meede van ditto Captn: verstaen dat het oorlogsschip Schaackerloo al ses weecken voor sijn vertreck naer Zurniaem was vertrocken & den meer gemelten Capitn: Marcus is nu vijf weeken van Vlissingen hier op de reede overgeseijlt.
105 Hebbe tot noch toe vant gen: oorlogsschip niets vernoomen, noch eenige tijdingen van Zurniam. Ben daer over ten hoogste verwondert. Want sien alle daage met groot verlangen haare Eed: Moogenden naadere order & resolutie van dit Landt tegemoete. Weete niet wat ick dencken sal, dat het soo lange aenloopt. Wil verhoopen dat het geensins door foute is van grondich onderricht, dewijl mij altijt daeraen hebbe laaten gelegen sijn. Hebbe de twee posten met guarnisoen besett, te weeten, hier inde Roode Clipbaij & aen de Coer zijde. Het volck is noch reedelijck te passen, maer gants naackt van cleedinge, soo van schoen, cousen, en alles, soodat daarmeede gants geen raat weete hoedaenigh te stellen met de soldaaten. Den toestandt van t Landt is meede reedelijcken, & alle daagen teegenwoordigh schoon weeder, alleen manqueert eenige adsistentie van slaven & meede eijndelijck wie dat wij toebehooren. De inwoonderen verhoopen immers met de hulpe van Godt anders geen meesters te hebben als haere Eed: Moogenden. De vrije lieden zijn sterck ontrent de twee hondert zielen behalven s'lants dienars & slaven, & daer is verleeden al een goet getal naer Zurnaem gegaen. & al het volck dat hier op t landt is hebben zulcke goede moet om voorwaerts te comen, soo wanneer haer de handt maer geboden worde om eenige macht te hebben om ijts te connen doen ; warvan de neegroos de fleur zijn. Hier is meede een bercque ofte boot van St: Christopher van eene Monsr: Volmerein gecomen, brenght meede eenig goet aen zijn maat / een planter hier /, met 2 a 3 eesels tot een begin. Van mijn gesontheijt beginne nu Godt danck een weijnigh te beeteren & hoope de continuatie. Van eenigh ander nieus weete niets, dan hoore datter vijf Cooninghs schepen met eenige branders aen de franse eijlanden zijn, om aldaer de handelaers vandaen te suijveren. Van de Indijanen weeten niet beeter als van vreede. Eijndige & verblijve altijt die ick ben, was ondertegekent, [spellingsfout: ondergetekent] Actum Nieuw Walcheren, Op 't fortt Vlissingen Maert 16 Ao 1669 Haare Eed: Moogende geaffecteerde & getrouwe (niet gesigneerd ; Abel Thisso)
1669 - 16 Maart - brief Abel Thisso 2035 - 120 Duplicaat van brief 2035 - 119.
1669 - 16 Maart - brief Abel Thisso 2035 - 122 Duplicaat van brief 2035 - 119.
1669 - 16 Maart - brief Pieter Versterre.
106 2035 - 121 Eerste brief van Pieter Versterre ; Verslag van de situatie in Suriname februari - maart 1669 ; beschrijft o.a. het overlijden en de begrafenis van Abraham Crijnsen op 1 februari, en de aankomst van de nieuwe gouverneur Lichtenberg op 12 februari. Versterre heeft dus heel kort gefungeerd als interim-gouverneur. Ed: Mo: Heeren, Mijn Heren, van dat het Godt de Heere gelieft heeft, den heer Commandr: Crijnsen in dese landen te besoecken met swaere sieckten, eerst het lichaem vol bloet gebeeren, daerna bloetloop, die hem lange bij bleeff, waerop volgende een brandende coors die hem in 't lengte soo aentreste, dat hij op den 1e Febr: deses jaers ontrent vier uren in den morgenstondt, in den Heere is ontslapen. Heeft ons alle genoechsaem reden gegeven om over sijn doot bedroeft te sijn, door sijn goede regeringh en godtvruchtigh leven, 't geene hij bijsonder thoonde in sijn laetste uren , wanneer hij ons aensprack met veele schoone spreucken, en seer deftige schriftenije plaetsen ; dat jammer is sijn doot niet is beschreven, daerom men gemeent heeft, soo geleeft, soo gestorven. Wij hebben t lichaem dien eijgen dach begraven, met soo veel eer en pracht als mogelijck is geweest, met losbranden van canonnen, decharsieren van musquetten, doch sijn parsoon heeft meer gemeriteert, maer hebben sijn verdiensten niet genoech in dese Landen cunnen uitdrucken, sullen 't verder aen Haer Eed Mo: gerecommandeert laten. Den Heer Commandr: saliger heeft mij int laeste gerecommandeert de saecken van t landt, die ick getrouebleert heb waergenomen, tot de blijde comste van den Heer Lichtenbergh, die op den 12 febr: alhier is gearriveert. Hebbe hem aenstondts den standt van t landt met alle de papieren in behoorlijcke forma overgelevert, soo die bij mij sijn gecomen. Ick hadde gehoopt dat haer Eed: Mo: mijn met de comste van de heer Gouverneur, uijt dese post souden hebben gerecommandeert, edoch bevinde contrarie, doordien haer Eed: Mo: mijn verder hebben gelieven te commanderen de post te houden, t' geene is streckende tot groot nadeel van mijn persoon, doordien het mij onmogelijck is te cunnem bestaen met tractement 't geene haer Eed: Mo: mijn als vendrich sijn toeleggende, doordien ick werde geconsidereert als tweede hooft van 't landt. En hebbe somtijts veel aenstoot en groote onrusten doordien alles hier dobbelt moet betrecken. En verder hebben haer Ed: Mo: gelieft, dat ijder sijn eijgen menagie sal doen, waertegen ick mij niet hebbe geprepareert, soo dat die lasten bij mijn onmogelijck sijn om op te halen, off ten waere haer Eed: Mo: gelieffden naer te comen, t'geen sij mijn op 't vertreck belooffden, dat wanneer den Capt: du Bois quam te vertrecken, off te overleijden, haer Ed: Mo: mijn in soodanigen qualiteijt en tractement souden considereren, als aen sijn persoon was vergunnt. Soo dat verhoope voor mijn goede diensten alhier, met voorsz: sal beloont werden, ick soude aen haer Eed: Mo: gunst niet hebben getwijffelt, indien de heer Comdr: Crijnsen in 't leven hadde gebleven, doordien ick verseeckert was hij haer Eed: Mo: ten vollen contentement over mijn parsoon soude hebben gegeven, soodat bijsondere reden heb om over sijn doot bedroeft te wesen, maer verhoope t' geene bij den Heer Comandr: saliger niet geschiet is, soo veel te meer bij den Heer Lichtenbergh sal worden gedaen, van wiens beleeftht: wij alle ten vollen vergenoecht sijn, soo dat haer Eed: Mo: voor 't senden van sijn persoon alhier hartelijck hebbe te bedancken. Wat aengaet de Colonie van Suriname, begint weder te floreren, en een ijder naerstich aen 't planten te vallen, t' geene daegelijcx meer en meer staet te gebeuren. En hebben nu met het laetste schip van Capt: Webbeljoch, die hier op den 27e Jan: is gearriveert, over de twee duijsent negros in de rivieren, en daerbij twee en dertigh suijkermolens, die dese crop naer gissingh hebben
107 gemaelt veertich hondert duisent wegens suijker en verhoope eer een jaer ten eijnde, vrij wat meer sal gemaeckt werden. Wij hebben van desen natten tijt een ongemeen schoon weer voor de planters, soo dat het nu soo veel te beter, als voorleden jaer te slechter was. Ende een schoon saeijsoen voorhanden staet, soo als wij uijterlijck daervan cunnen oordelen, het staedt oock seer apparent , een goedt landt van dese riviere te maecken, soo ons maer veel inhabitanten toecomen, dat wij lustich mogen bos cappen, ’t geene te meer gesontheijt verweckt. Haer Eed: Mo: guarnisoen is nu in een goede staet, de soldaaten gesondt als in ’t vaderlandt. Die voor een nieucoomende den eersten stoodt hier can uijtstaen is een geluckigh man, den Heer Gouverneur met sijn geaccompagneerden alsulx gecomen, beginnen mede al in den buijck te clagen, ’t welck d’ eerste oorsaeck is van ’t quaet. Edoch verhoope haere gesontheijt met de continuatie van dien. Vult meer om dese te verlengen, sal afbreecken, en mijne verdere recommanderen in haer Ed: Mo: goede gunst, en verhoope in consideratie sal werden genomen, en een goet appostil op mijn ootmoedich versoeck sal becomen, sal altijt haer Eed: Mo: commando in alles getrouwelijck pareren, soo .... een trouwe soldaet toestaet ende behoort te doen. Waermede eijndigende, Ed: Mo: Heeren, Bidde Godt almachtich hij Ued: een lange duerige gesontheijt wil spaeren, en wijse regeringh gelieven te segenen, verblijve, Ued: ond: getrouwe dienaer tot der doot, Pr: Versterre, T’ Fort Zeelandia, den 16e Maert, 1669.
1669 – 16 maart – Brief Julius Lichtenbergh 2035 - 123 Eerste brief van de nieuwe gouverneur Lichtenbergh. Kort bericht, waarin hij meldt in Suriname te zijn gearriveerd. Edele Mogende Heeren, Alsoo Schipper Daniel Tijssen vandaech staet te vertrecken, Soo ist dat ick Ued: Mo: bij desen notificeere, dat ick Godt sij gelooft, den 12 Febr: geluckelick ben gearriveert, hebbe sint mijn arrivement op alles soo veel doenlick is order gestelt, en ben besich om de brieven dies aengaende te schrijven om Ued: Mog: daervan succructelick(?) rapport te doen, twelck Ued: Mog: toekomende maendach of dijnsdach ten uijttersten daer de hoecker die ick oordeel hier niet van doen te sijn sal toesenden, welcken hoecker ick verhoop immers soo vroech in Zeelandt te sullen sijn als brenger deses. Ick hebbe een wisselbrief gepasseert van hondert en twintich pont vlaems op Ued: Mo: vanwegen vier negers die Boeteman gelevert sijn op rekeninge van Schultz die hem is competeerende vanwege plancken die hij aen het fort gelevert heeft. Alsmeede een van vierhondert en tachentich guldens & ses stuyvers, vanwgen eet- en drinckwaren die den Heer Commandeur Crijnsen ten dienste van sijn tafel alhier van schipper Daniel Tijssen gekocht heeft, ende een wisselbrief van duisent guldens vanwegen vier negers die schipper Daniel Tijssen aen Capiteijn Mangelaa verkocht heeft, welcke Ued: Mo: op sijn reekeningh konnen afkorten. Versoecke dat Ued: Mo: deselve gelieven te betalen, - Capiteijn Mangelaa sal ick soodraeij de vaertuijgen van Bonevan(?)
108 en Iezkeepe met de soldaten herwarts sullen gekomen sijn oock afveerdigende ; hier mede Godt biddende dat hij Ued: Mo: regeeringe gelieve te segenen, ben ick, Edekle Mo: Heeren, Ued: Mo: onderdanigen dienaer, J: Lichtenbergh Hebbe mede een wisselbrief gepasseert van een en vijftich pond vlaems van eet- en drinckwaren, gelevert aen d’officiers van t Fort door Schipper Philip van Deest, die deselve actie geresigneert heeft op Tomas Adelbergh.
1669 – 18 maart – brief Julius Lichtenbergh 2035 - 124 Beschrijft de gebeurtenissen in Suriname februari - maart 1669. Edele Mogende Heeren, Den 4 december van voor Vlissingen ’t Seijl gegaen sijnde, soo ben ick Godt sij gelooft den 12 Febr: het scheepsvolck ende altemael de passagiers, sonder een gestorven ofte sieck te sijn, niet tegenstaende wij horible stormen ende groote fatige hebben uijtgestaen, geluckelick alhier in Suriname gearriveert, ende voor de eerste en de droevichsten tijdinge de doot van de Heer Commandeur Crijnssen verstaen, dewelcke generalick bij alle d’ inwoonders is geregretteert. Hebbe derhalven datelick sijne Raden, welcke waren Monsieur Versterre, Monsieur Munnicks, en Monsieur Soute, mitsgaders de Secretaris, bij mij ontboden, ende mij terstont van den staet van ’t landt ende voorts van alles geinformeert, die mij sucoinctelick van alles rapport gedaen hebben. weshalven ick haer voor de goede directie die sij in ’s Landts saecken hadden helpen toebrengen, in Ued: Mo: naem hebbe bedanckt, ende volgens de Ed: Mog: instructie mij mede gegeven, politicke Raden gestelt, ende daertoe nevens den Luijtenant en den vendrich gekosen, Monsier Munnicks, Monsieur Soute, en Monsieur Kruijtpenninck, ende tot Raden van Justitie de selve drie Nederlanders, alsoo hier geen stof van Duijtsen is, en capit: Jan Toorn, ende Jan Venman, die volgens een generael rapport ’t geen van haer gegeven wort, wel van de conscientienste onder d’ Engelsen sijn, en dat onder een eet. Waervan de copie is hiernevens medegaende, dewelcke ick hoop dat haer nevens mij soodanich in haer emploij sullen quijten, dat alles tot contentement van haer Eed: Mog: ende den besten welvaert van dese colonie mach gedaen werden. ’t Selve gedaen sijnde hebbe aenstonts , alsoo ook wist dat Bannister en andre quaatwillige de geruste Engelsche alhier die impressie willen geven , dat zij arbitralick sonder wetten souden geregeert worden, ende dat sodoende sij bij de minsten faut die sij souden komen te maeken, sij noch van haer lijf, noch van haere goederen konden verseekert sijn, soo hebbe ick aenstonts eenige wetten op daechlicks in..deerende saecken geformeert ende laeten publiceeren, denwelcke ick oordeelde dat de situatie van het landt ende de humeuren van de inwoonders be... requireerde, hebbe soo veel ick hebbe konnen merken bevonden dat het d’ Engelsche aengenaem was, seggende dat sij nu eenichsins wisten waerna dat sij haer souden hebben te reguleeren, soo dat ick niet en twijffel of alles sal hier wel op een effen voet raecken, indien maer slechts geen nieuwe dreijgementen uijt Engeland van den koninck gedaen worden, want de luijden meest altemael gerust sijn, en niemandt spreeckt van te vertrecken, alsoo alhier brieven van Antigua gekomen
109 zijn van diegeene, die van hier derwaerts vertrocken sijn, in dewelcke sij haer vertreck van hier beklagen, t’geen hier de gedachte van te verhuijsen t’eenemael wechneemt. Is oock goedt dat Ued: Mog: een resolutie genomen hebben dat Bannister hier niet meer komen mach, welcke mij den 21 febr: door de schipper van het galjoot Susanna ter handt gekomen is, sal hem indien hij hier komt, want hij sijn mijt geschreven heeft met d’ eerste gelegentheijt te sullen hier sijn, in één van de vaertuijgen setten en soo na Antigua senden, want hier veel quaet doen soude, doordien eenige van sijn aenhangh hier heeft, op welcke ick mijn oogh houde, sullende den eersten die ick met fatsoen kan straffen soodanich aentasten dat de andre daer een exempel aennemen sullen. Ick hebbe oock de Engelsche te doen geloven, door den generael Willougbij alhier gebruijckt, heel qualijck neemt, de copie van den brief van den coningh aan Willougbij geschreven laeten copieeren en door ’t Landt verbreijden, t welck ick gemerckt heb haer gemoederen seer gerust gestelt, oock seer gesurprenneert heeft, Wat aengaet dien brief alsoo Willougby niet in de Barbados maer in Engelandt is, hebbe die noch onder mij en oordeel onnoodich na de Barbados te senden, alsoo ick verseckert ben dat die geene die aldaer nu het bewint heeft, antwoorden sal een brief te sijn voor Willougbij voor sijn particulier, en derhalven daerin niet doen en kan, versoecke derhalven dat Ued: Mog: met d’eersten gelegenheijt gelieven te ordonneren wat ick daerin doen sal. Alhier leggen rechtvoort twee Engelsche schepen in derivier die ick op mijn komst alhier gevonden hebbe. Kiddingh ladende, sijn bevracht van een Engelsman die uijt Angola komende, ende sijn schip vanwege leckheijt niet langer boven konnende houwen, alhier in de riviere is gekomen, ende sijn negers, met permissie van de heer Commandr: Crijnsen voor kiddingh verkocht heeft, onder die conditie van de kiddingh te mogen uijtvoeren. Welck contract ick niet hebbe willen breecken, alsoo daerdoor 96 schoone negers in ’t landt sijn gekomen, sijnde oock hier niet één Zeeuwsch schip dat vracht op de Barbados wil aannemen, ende derhalve niemandt prejuditie daerin lijdt, alsoo geen coopmanschappen hier gebracht hebben, ende in cas gehadt hadden nauw regard is genomen dat geen verhandelt is. Den 17 febr: is alhier met een vaertuigh van Tobago, ’t geen den heer Commandeur Crijnsen na d’ Eijlanden gesonden hadde, een planter genaemt Monsieur de le Isle met 18 negers, 3 Christenen, en drie ketels, gekomen, hadde intentie om naer Boueron te gaen, doch door veel persuasien en beloften hebbe hem alhier gehouden. Wenste derhalven, ende bidde oock, dat Ued: Mog: in consideratie geliefden te nemen, ’t geen de luijden alle herwaerts komen belooft worden, ende hoe men 2 mael aen d’ inwoonders is toegeseijt, en waerover mij de luijden dachlicks moeijelick vallen, ’t geen ick noch aen mijnheer Stavenisse, mijnheer Engelsen, en mijnheer Huijbert op mijn vertreck hebbe voorgedraegen, ende tot Ued: Mo: voordeel moet uijtvallen, namentlick dat Ued: Mo: een schip of twee naer de kust van Guiné dienden te senden om negers aldaer af te halen, ende gelijck voor desen de Roijale Compagnie alhier gedaen heeft, op credijt onder een behoorlijcken interest te verkoopen, en insgelijcks op dieselfde voet een schip of drie met beesten, soudende soodoende de planters die een neger of twaelf hebben, op credijt daer soo veel bijkrijgende, datelick een molenwerck konnen opsetten, t’welck met weinich negers niet geschieden kan, en derhalven streckt tot groote prejuditie vant lant. Koomende daer noch bij dat Ued: Mog: nooijt verliesen konnen, want twaelf negers op credijt leverende aen ijemant die der twaelf of min of meer heeft, soo hebben Ued: Mog: in alle geval guarant op de 24 ofte soo veel alsser sijn, mitsgaders den gantschen staet van
110 die man die de Ed: Mog: crediteeren, en komt daer oock bij dat alle die luijden soo valt alhier gelet worden dat nimmermeer van t’ lant sullen afgaen. Versoecke derhalven andermael reflexie daerop te nemen, en indien Ued: Mog: het niet soude believen hetselve ter handt te nemen, daer eenige welgestelde en stijfgebeursde kooplieden toe te krijgen, dewelcke indien der geen in Zeelandt t’selve souden willen doen, te Amsterdam, gelijck mij de Joden hier seggen, genoech souden te vinden sijn. Sijnde dit het rechte middel om dese Colonie te doen floreeren, van alle kanten planters herwaerts te trecken, ende groote quantiteijt Suickeren te maecken, UEd: Mo: versekerende dat soodoende in den tijt van drie jaeren sestigh suijkermolens alhier sullen sijn, die ik kan rekenen bij d'inwoonders gesticht worden, van dewelcke sommige in tien jaer, ja, misschien nimmermeer soo ver niet en sullen geraecken. t'Is wel waer dat hier negerschepen genoech komen, en noch dagelijckx staen te komen, oock is waer dat sij de planters crediteren, maer soo te crediteeren is ruineeren, wandt sij de luijden, die de negros op credit coopen, deselve hoogher doen betaelen als se weerdich sijn, en dat op soodanige sware intrest ende korte termijnen, dat de luijden onmogelijck niet subsisteren ende haer contract volbrengen connen, daer bijcomende noch de groote onbeleeftheijt van sommige schippers, die de geringe luijden die om een neger of twee op credijt te copen aen boort komen, sehr brutael bejegenen, soodat veel Engelschen daerover klagen, seggende dat het voor desen soo niet en was, en dat een man die bevonden wiert neerstich te sijn, altijt met credijt te geven voort gepousseert wiert, en diergelijcke woorden meer, soo dat hetgeene ick UEd: Mo: dienaengaende geremonstreert heb geheel nootsaeckelick is. Was oock te wenschen, dat UEd: Mog: wilden resolveeren, om al die rasphuijsboeven en hoeren en al die vagabonden en bedelaers die langs de straten loopen, op te laten nemen en herwaerts te laeten brengen, om voor drie jaeren niet verkocht maer onder een harde discipline verhuert te worden, soudende soodoende dit lant met veele menschen, en deselve genootsaeckt te wercken, met veele goede planters versien werden. Indien UEd: Mog: hetselve gelieven in 't werck te stellen, sal tot een groote verbeteringe van de Colonie strecken, ende sult van veele vagabonden veel eerlijcke luijden maecken. Wat nu belangt de Indianen, dewelcke tot securiteijt van de plantatien, wij wel dienden aen onse sijde te hebben, sal deselve soo veel mogelick is door alle middelen van civiliteijt en politie die daertoe moeten aengewendt worden, trachten te obligeeren, ende mijn best doen om de tael te leeren, want het een volck is dat als men dermede spreeken kan, men leijden kan soo men wil, t'geene d'Engelschen groot voordeel doet, want hier bijkans niet eenen Engelsman is, of spreeckt goet Indiaensch, t'welck oock mettertijt onse natie leeren sal. Ick hebbe al de passagiers, soodraeij ick gekonnen heb, ijeder aen Landt geholpen, die rechtevoort lustich besich sijn met werken en planten, wenschte wel dat met ijeder schip soo veel quamen. Daer is over een weeck of ses een hoecker na d'eijlanden afgesonden, twijffel niet of sal eenich volck mede brengen. Daer leggen rechtevoort behalven de twee Engelsche schepen die hier als boven gementioneert hebbe kiddingh laden, oock drie Seeusche schepen en het nieugekomen galljoot, ende staen nadat ick hoor noch verscheijde te verwachten, vreese dat de schippers altemael met contentement niet sullen vertrecken, alsoo door het ongehoorde opperwater t'geen voorleden jaer hier geweest is, het meeste riet verdorven en derhalven weijnich suijcker gevallen is. Doch tegen toekomende drogen tijt, derwelcke begint in September, sal veel suijcker gemaeckt werden, alsoo veel riet in de gront is. Versoecke diesaengaende, indien eenich quaet rapport van het landt hoorden, hetselve te considereeren als voortkomende van een deel luijden die haer contentement volgens haren
111 wensch niet gehad hebben, ende hetselve niet konnende krijgen, gelijck de meesten part van haer gewoon is, haer kolere met onweetende en quaetspreekende woorden moeten breeken. Dit is voor sover mij bekent is de staet van het landt. Ende hebbe UEd: Mog: de rechte middelen om de Colonie in korte jaren terdege te doen floreren aengewesen. Hoope dat UEd: Mog: daer ijets in doen sullen. Wat aengaet de fortificatie hebbe het fort in Zeelandt op het papier uijtgetrocken gesien, doch hetselve alhier komende geheel niet in soodaenigen staet bevonden. De verhooginge van het muurwerck aen de rivier is 19 dagen na mijn arrivement maer eerst afgedaen, beneden de wal is maer één battrie, en aen d'ander was niet eens begonnen, de faussebré die ick docht dat in volle postuur was, is noch niet een handt aen geslagen, ende de vest die ick meende dat haer volkomen breete en diepte hadt, is doordien noch sluijs noch sluijsdam gemaeckt is, wederom wel twee voeten toegegroeijt. En in het fort is noch magasijn, noch brack van steen gemaeckt. Hebbe derhalven soo aenstonds als ick hier gekomen ben, de timmerluijden die met mij int landt gekomen sijn int werck gestelt, en ontrent de 80 negers gecommandeert om hier aen 't fort te komen, om de faussebré en de vest, die ick tien voeten breeder sal laten delven, t'eenemael af te maecken, ende eenige metselaers, om een magasijn int fort te setten, mede te werck gestelt, om alsoo met kracht van handen het werck in sijn postuur te brengen. Versoecke derhalven dat UEd: Mog: met d'eersten gelegenheijt pannen gelieven over te sturen, om het magasijn en bracken in het fort te decken. Canon isser soo in swaerte als in veelheijt genoech, doch manqueeren d'affuijten tot 4 stucken van 24 pont die ongemonteert sijn, 4 affuijten tot stucken van 12 pont die oock ongemonteert leggen, 2 voor stucken van 10 pont en ses affuijten voor stucken van 6 pont, waervan d'affuijten t'eenemael verrot sijn. Kruijt isser 30 vaetjes, t'welck voor soo swaeren schut als hier leijt, in cas ick geattacqueert wierde, in korten tijt soude verschoten sijn, en is oock nootsaeckelick lonten van doen. Vivres sijnder geweest toen ick hier gekomen ben, soo veel als UEd: Mog: uijt de nevengaende lijste van den Comijs sien konnen. Hebbe van capiteijn Mangelaer noch eenige bijgenomen, alsoo hetselve voor soo veel volck soo vant guarnisoen als werckluijden ende het volck op de vaertuighen, niet langh kan uijthouden. Versoecke derhalven instantelick dat UEd: Mog: dese bovenstaende nootsaeckelickheden soo haest het mogelick is gelieve herwarts te senden met victualie en rijckelick kruijt, ten minsten tot een getal van 12.000 pont, sullende daermede het debourseeren een eijnde nemen ende het fort in postuur sijn om wel te konnen gedefendeert worden. Het getal van de soldaten die rechtevoort hier op het fort sijn, sijn bij 72 buijten diegeene die in de Marrawijn, Corentijn, en Surammica sijn, ick hebbe twee vaertuijghen, een na Boueron, en d'ander na Issekeepe gesonden om de soldaten volgens UEd: Mog: order af te halen, ende een Commendeur in plaets van den vendrich Solijt te stellen. Soodraaij deselve sullen gekomen sijn, want ick se alle daech verwacht, sal den Commendeur Crijn Mangelaer afveerdigen, ende den vendrich Solijt , alsoo den vendrich Versterre, voor soover ick noch sie, hem heel wel compoiteert, ende bij d'inwoonders bekent ende wel gesien is, mitsgaders den vendrich Manaut die genegen is om na huijs te gaen, en alle de franse soldaten, alsoo veel brieven mentie van apparente oorloch met die natie maecken, insgelijcks de sloeproeiers, die den Commandeur tot sijn gebruijck alhier gehouden heeft, ende den andren hoecker, alsoo aen drie vaertuighen hier
112 genoegh hebbe, als uijt d'eijlanden sal wederom gekomen sijn met d'eerste gelegentheijt na huijs senden, om UEd: Mog: van die onkosten te ontlasten. UEd: Mog: sullen misschien niet wel nemen dat ick den Hoecker leegh t'huijs sende, hebbe al om vracht door het landt laeten vernemen, maer alsoo sach dat weijnich suijcker niet de pijne weert soude ingekregen hebbe, sijnde meest alle de planters in schuldt aen de schottjes [= kooplieden in allerhande, aan boord van kleine kustvaarders] ende factoors van de negers die hier verkocht sijn, waervoor sij de suijker houden om in haer schepen te laden, en dat oock de schippers daerop murmureerden, inbrengende dat sij lastgeldt moeten betalen, ende Staten schepen met haer vrachten doorgingen, siende daer geen ofte weijnich profijt te halen was, soo hebbe hetselve duerende misschien lange tijt om vracht moeten leggen wachten, also geraetsaem gevonden hetselve leegh naer huijs te sturen. De groote Snauw laet ick klaer maecken om een reijs na d’Amazones te doen om seekoeijen voort’ guarnisoen en andere coopmanschappen die der zijn te handelen. Sal, doordien hier geen of weijnich carkesoen van Ued: Mog: is volgens de nevengaende lijst, eenich carkesoen ‘tgeen ik voor mij hebbe mede gebracht daertoe mede geven, weshalben het seer nootsaeckelick is, dat het fort daervan wel voorsien sij, want daer seekoeijen en alderhande verversingen voor geruijlt konnen worden, ende soodoende Ued: Mog: van de onkosten van vleijsch herwaerts te senden souden ontlast worden. T’selve vaertuigh sal int wederom komen eenich volck van Abruake, die genegentheijt hebben om herwaerts te komen, afhalen. Sal oock een persoon met carkesoen de riviere van Corentijn opsenden om te handelen, met last, om die plaets daer die boomen sijn die die kruijdige basten hebben, op te soecken met een compas om alle creeken in plaetsen daer wat te halen is af te teekenen, ende indien het mogelick is het landt en de lack van Parima te ontdecken. Sal ontrent een jaer uijt sijn, wederom gekomen sijnde, sal Ued: Mog: indien mij Godt int’ leven bewaert, sijn reijs succincktelick met al sijn wedervaren bekent maecken. Ued: Mog: schrijven in haer brief intentie te hebben om het guarnisoen alhier af te lossen, mijn advis soude weesen, onder Ued: Mog: welnemen, die soldaten die rechtevoort hier sijn hier te houden, also de lucht van dit landt gewent en frisch en gesont sijn, principalick nu men wederom van oorloch spreeckt, want meest alle nieuw inkomende sware sieckten ende voornamentlijck de roode loop subject sijn, ende veele van die sieckte sterven. wat mij aengaet hebbe al een stootje uijtgestaen, en ben nog niet wel te pas, sijnde gelijck men in ons landt van sodanige sieckte secht, niet heel sieck, en oock niet gesont, ’t welck mij seer embarrasseert, alsoo ick overal wel diende het oogh over te hebben, opdat alles wel gedaen worde, hoope met Godt dat mettertijt sal beteren. Wat het ander volck aengaet twelck met mij overgekomen is, sijnde een deel van oock geheel sieck geweest, doch is Godt sij gelooft niemant gestorven. Sijn oock weijnich siecken int landt, alsoo een schoon jaer is, Godt geve dat het mach continueeren. De plantatie op Parhamhil sal ik sodraaij der een schip met negers int landt komt, bij der handt nemen en uijt het eerste schip met vee een half dousijn koebeesten nemen om voort te setten, om alsoo t'avont of morgen van alle vivres wel versien te sijn. De wisselbrieven die ick op UEd: Mog: gepasseert hebbe vanweegen eet en drinckwaren en andere schulden, hoope dat sullen betaelt sijn, hebbe nu aen d'officiers aengesecht dat in cas sij ijets willen hebben buijten het rantsoen van het magasijn, dat op haer reekeninge moeten doen, opdat UEd: Mog: van die onkosten mogen ontlast sijn, doch wil UEd: Mog: dat tegemoet voeren, dat den Luijtenant Versterre bij lange met sijn tractement niet kan subsisteeren, en derhalven
113 indien het UEd: Mog: soo goet konden vinden, in sijn gage diende verhoocht te worden. De voordere schulden die UEd: Mog: hier noch schuldich sijn en wat UEd: Mog: daertegen uijtstaende hebben, sal Ued: Mog: soo draaij de papieren van de Heer Commandant Crijnssen ondersocht hebbe, sijnde daer rechtervast mede besich, sal oversenden, opdat UEd: Mog: ten rechten mogen weten, hoe de saecken dies aengaende hier staan. Hiermede eijndigende, bidde ick Godt dat hij UEd: Mog: regeeringe gelieve te segenen, en sal altijt sijn, Edele Mogende Heeren, UEd: Mog: onderdanigen dienaer, Lichtenbergh Actum Suriname den 18 Maetij 1669.
1669 – 18 maart – brief Julius Lichtenbergh 2035 - 125 / 126 / 127 Duplicaat van de voorgaande brief
1669 – 1 april – Brief Julius Lichtenbergh 2035 - 128 Verslag van de situatie maart 1669 in Suriname. Aan het fort wordt gewerkt. Vivres en kleding mankeren. Edele Mogende Heeren, Alsoo ick in mijnen brief gedateert den 18 Martij, UEd: Mog: toegesonden door Claes Remiersen Commendeur van den hoecker OosterSoeburgh, circumstantelick de staet van dese colonie, ende de middelen die aangeleijt moeten worden om deselve te doen floreeren, hebbe bekent gemaeckt, ende hetselve uijt het duplicaat van dien brief, t'welck hier nevens gaet, in cas den voornoemden hoecker 'tgeen Godt verhoede niet behouwen over quame, konnen sien, soo ist dat mij daeraen refereere, en UEd: Mog: iteritive ben versoeckende doch reflexie te nemen op t'geene UEd: Mog: daerin hebbe geremonstreert, want anders hier nooijt een goede Colonie van maecken sult. De inwoonders hebben mij diesaengaende een request gepresenteert, ende versocht aen UEd: Mog: over te senden, hebbe haer goede moet gegeven, en gesecht dat niet en twijffelde of UEd: Mog: soude hetselve doen, t'welck indien niet en geschiede, haer seer discourageeren sou, als geen apparentie tegemoet siende om eenige assistentie te krijgen, en te vreesen staet dat veel Engelsen soude doen resolveeren om na eenige Engelse plantatien te gaen, daer sij assistentie connen genieten. 't Welck t'eenemael de reputatie van dese colonie soude ruineeren, en derhalven UEd: Mog: seer schadelick ende prejudicabel soude sijn. Het fort ben rechtevoort besich om in korten in een goet postuur te brengen, de battrie, daer niet aen begonnen was toen ick hier quam, is bijkans gedaen, alsoo maer eenige plancken manqueeren
114 om in eenige schietgaten gewerckt te worden, het schut, hebbe derbij provisie laten inbrengen, de negers, die ick geprest hebbe, sijn aen 't werck om de vest te diepen en breeder te maecken, en de timmerluijden int bosch om al het paelwerck klaer te maecken 'tgeen aen de faussebré en brugge sal moeten gebruijckt worden, soo dat binnen den tijt van 2 a 3 maenden met dat t'eenemael sal klaer sijn. Doch affuijten daer ick om geschreven hebbe, kan hier niet wel gemaeckt krijgen, weshalben ick UEd: Mog: eernstich versoecke deselve met d'eerste gelegentheijt over te senden, met het kruijt daer ick om geschreven hebbe, also niet wel daervan versien ben, ende derhalven geobligeert hebbe geweest acht vaatjes van Capitein Crijn Mangelaer uijt sijn schip te nemen. Alle de franse die hier sijn, alsoo men spreeckt van oorloch met die natie, sende ick hiernevens thuijs, en eenige duijtse die sware en pijnelijcke accidenten hebben die hier miserabel sijn, en resteert hier het getal van soldaten, soo hier als in d’omliggende rivieren, volgens de lijst die hier mede gaet, welck getal, indien oorloch wort, ick Ued: Mog: ernstelick doch via en met d’eerste gelegentheijt te vermeerderen. De soldaten ’t eenemael van kleeren, hemden, koussen en schoens en hoeden ontbloot. Soude derhalven, indien het Ued: Mog: geliefden goet te vinden, heel nootsaeckelick sijn dat soodanigen goet van alderhande soorten herwarts gesonden wierde, om haer eenichsints in de kleederen te houden. Ued: Mog: konnen hare gage daertegen inhouden, sij hebben mij alle int generael daertoe versocht. Ick hebbe voor haer eenige toeback van capiteijn Mangelaer gekocht om van haer gage afgetrocken te worden, ende een briefken op Ued: Mog: aen den voorn: capiteijn gegeven, welcke ick versoecke dat doch gelieve te betaelen. Ick hebbe mede, alsoo het magasijn gantsch onversien was, van Capiteijn Mangelaer de victualie overgenomen die hier op dese nevensgaende lijst gespecificeert staet, onder die conditie, dat hij daervoor genieten soude den ordinaris prijs en winste die de kooplieden hier ordinaris trecken, dat is gelijck sij ’t noemen een center(?). Ick hoope dat Ued: Mog: hem hetselve sullen accorderen, ofte tenminste sooveel geven dar hij geen reden heeft van klagen, want hij om sijn victualie, alsoo heel goet is, van veel planters is aengesocht geweest, ende met soodanige profijt heeft konnen afraecken. Ued: Mog: sullen misschien verwondert sijn dat sooveel brandewijn hebbe genomen, de reden hiervan is dat de soldaten alle dagen aen de Heij sullen moeten werken, en swaren arbeijt doen, dewelcke derhalven altemael een dronck brandewijn moeten hebben, of souden anders sieck worden. Ick hoop niet dat Ued: Mog: dit nemen van victualie qualick nemen sullen, want ick Ued: Mog: diesaengaende voor mijn vertreck dickwils aengemaent hebbe, ende, daer niet op volgende, gesecht hebbe geobligeert te sullen sijn hetselve te moeten doen, ’t welck van Ued: Mog: niet is tegengesproocken ofte verboden. De soldaten van Boueren hebbe volgens Ued: Mog: instructie laten afhalen, ende den Commandeur Salloo is mede hier gekomen, die sich seer verwondert datter geen order van de drie steden van Walcheren voor hem of iemant anders gekomen is. Na dat ick uijt hem hooren kan, soo dunckt mij, dat alle d’ inwoonders, het guarnisoen wech sijnde, genegentheijt souden hebben om herwaerts te komen. Indien Ued: Mog: gelieven te resolveeren om het guarnisoen van Tabago te lichten, sal al mede dien treijn gaen, en sult dien verspreijden hoop bij malkander trecken. Van Isekeepe hebbe mede den vendrich Jolijt ende de soldaten laten afhalen, uijtgenomen twaelff die daer gelaten sijn onder het Commando van eenen Lansloet Krakon, die aldaer met advijs van Bergenaer tot Commandeur gestelt is, met een commissie van mijn handt, in den naem en
115 vanwege Ued: Mog:. Denselven Commandeur heeft mij een briefken geschreven, gelijck oock den Commandeur Bergenaer gedaen heeft, dat geen Indiaens carkesoen is ende derhalven seer noodigh dat daervan versien worde, om de negotie van de verwe, daer soo Bergenaer schrijft groot profijt mede te doen is. Alhier is eenigen tijt geleden een schottje uijt de Berbiches gekomen met eenige goederen, toebehoorende aen de Heeren van Veere ende Van Ree, ick hebbe denselve, alsoo geen commissie hadt om hier te mogen handelen, en oock met geen schip Commissie daertoe van Ued: Mog: hebbende overgekomen was, vijf parcent doen betalen en het goed in het magasijn doen brengen. Ick versoecke dat Ued: Mog:, in cas eenige diergelijcke Schottjes uijt eenige Seeusche schepen die hier maer verbij seijlen en geen Commissie hebben om hier te handelen, met eenige goederen aen lant geset wierden, om alhier die te verhandelen, mij gelieven te laeten weten of hetselve permitteeren sal of niet, en wat ick haer sal afeijschen, opdat diesaengaende niet en mach ...ecceeren. Ick hebbe tegen den 4, 5, en 6 van April alle de inwoonders ge(in)viteert, om voor mij te compareeren, ende accuratelick de quantiteijt van hare gekapte en ongekapte landerien, blancke menschen, negers, suijcker molens, en vee op te geven, om alsoo den rechten staet vant Landt te weten, soodraaij hetselve sal gedaen sijn sal Ued: een lijst daervan toesenden. Alsoo ick, soodraeij den Hoecker WesterSoeburgh uijt d’ Eijlanden sal gearriveert sijn, van intentie ben om mede na huijs te senden, alsoo, gelijck mij gesecht worde, seer van de worm gegeten is, ende daer d’ eene boot hier soo leck is dat qualick ineens varen kan, soo versoecke dat Ued: Mog: een groote wel beseijlde snaauw herwarts gelieven te senden, sijnde dat vaertuigh hier wel alderbequaemst. De snauw daer ick Ued: Mog: affgeschreven hebbe dat klaer maeckte om na d’ Amasones te gaen, is vertrocken. Daer is hier hooch noodich Arpuijs, en Pick, en touwerck voor de vaertuighen, en teer om de affuijten te onderhouden, van doen, t’welck ick oock met d’eerste gelegentheijt sal verwachten. Hiermede eijndigende, bidde Godt dat hij Ued: Mog: regeeringe gelieve te segenen, en sal altijt sijn, Edele Mogende Heeren, Ued: Mog: onderdanige dienaer, J: Lichtenbergh ; Actum Surinam den 1 April 1669.
1669 – maart – petitie inwoners 2035 - 129 Aen de Wel Ed: Gestrenge Heer Philips Julius Lichtenbergh, Gouverneur van de provintie, rivieren ende districten van Surinam, ende capiteijn van een companie voetknechten ten dienste van de Vereenigde Nederlanden. Vertoonen met behoorlijcken Eerbiedigheijt, wij d’ ondergeschreevenen habitanten van deese Colonie, uijt namen van ons selven ende onse mede-coloniers, dat, alsoo wij ganckbaerlijck gevoeligh sijn van de groote gunste, ijver, ende welgewoogentheijt, die de Ed: Moogenden Staaten van Zeelandt hebben hebben tot deese colonie, omme deselve te vereenen tot den hoogsten trap van welvaert, ende alle middelen te embraceeren die haer sullen werden voorgedraegen ende aengedient om daertoe te geraecken. Ende dat het ons gesamentlijck ten
116 hoogsten aengaet, om den wege die daer natoe leidt aen te wijsen, ende om ons uijterste devoir te gebruijcken om de gewenste vruchten daervan te genieten. Soo hebben wij ons verstout, om de naevolgende propositien aen U Eed: te presenteeren, met ootmoedigh versoeck, van deselve aen haer Ed: Mog: de heeren Staaten van Zeelandt te remonstreeren, als het eenigste middel, waerdoor deese Colonie sal connen bestaen ende floreeren, ende sonder hetwelck / nae alle apparentie / deselve sal verswacken ende te gronde gaen. Ende de beloften aen ons gedaen van de heeren, die so voor als nae de restitutie van dese Colonie het oppergesagh alhier hebben gehadt, niet werden voldaen, tot ons naedeel ende leedtwesen ; Tot ons naedeel, omdat wij daerop gesteunt hebbende, onse affaires daernae hebben aengestelt ; Tot ons leetwesen, omdat daerdoor occasie soude werden gegeven aen de quaetwillige, om de ..... te laecken, ende de.. , als het gedaene en nog te doene beloften, voor suspect te houden. 1 – Dat haer Eed: Moo:, op haer eijgen costen, gelieven drie achter een volgende jaeren deese colonie met negros, paerden, beesten, coopere ende ijsere moolenwerck te versien, op twee @ drij jaeren tijdt van betalinge, mits genietende behoorlijcken interest, waerdoor deselve in staadt sal gestelt worden om naederhandt contant te betaelen. 2 – Dat deselve gelieven op bequame middelen bedacht te wesen, om deese Colonie met blancken, het sij servants ofte diergelijck, te versien. 3 – Dat, alsoo deese Colonie meest bestaet uijt Engelschen, dien de duijtsche taele onbewust is, haer Eed: Moo: dienen deselve te versien met een vroom godtsaeligh predicant in de Engelsche tale, ofte beijde, wel ervaeren, waervan deselve nog een geruijmen tijdt gedepriveert is geweest. Wij en twijfelen niet of U Ed: sal ons, in dit ons oodmoedigh versoeck, gunstelijck te wille vaeren, ende sijn devoir bij haer Ed: tot verkrijgingh daervan, geerne imploijeeren. Ende daernevens hoogdringende motiven tot dit versoeck te vooren brengen, bestaende uijt de naevolgende reden: 1 – Den toevoer van negros bij particulieren, gelijck als tot nogh toe is gepractiseert, is tot naedeel van de planters, als gevende geen genoegsame tijdt van betaelinge, ende stellende deselvige op sodanigen prijs, dat de planter daer niet bij kan behouden blijven. 2 – De onfeijlbaere maxime van de culture van deese lande, ende het avancement derselven, bestaet uijt credit, dat vergunt wert aen de planters, twelck genauwer ende besnedener hetselve is, hoemeer dat het tendeert tot onderdrucking van den colonie, principaelijck die maer even op de beene gewascht is, alsoo den persoon, die voor tegenwoordigh onmachtigh is om voor een, twee, of meer negros te betalen op een bekrumpen tijdt, rijckelijck capabel is om hetselve in twee @ drij jaeren te doen, met insluijting van den een reedelijcken interest. 3 – Soo dit niet gedaen en wordt, so sal seeckerlijck daeruijt volgen de verswackinge ende misachtinge van deese Colonie. Verswackinge, omdat waer de cooper niet werdt geanimeert, de vercoper weijnich profijt te verwachten heeft. Misachtinge, omdat het onmoochelijck is dat de coopers / de meest daertoe, door voorvallende gelegentheijt ende necessiteijt, verplicht ende gedreven sijn / als sij so nauw gedwongen worden , haere beloften connen punctueel volvoeren, waerdoor occasie ontstaet van twistprocessen, quaetspreecken ende kleijnachting. 4 – Hetselve can worden gedaen met groot profijt ende reputatie van haer Ed: Moo: omdat de Colonie, staende onder haer regeeringe, de betalingh altijt verseeckert is, ende den interest soodaenigh, dat die dubbelt ende meer sal beantwoorden den gemeijnen interest in Patria. Ende
117 comt noch daerbij, dat de habitanten hiervoor tastelijck sullen bespeuren dat haer Eed: Moo: immediatelijck met haer eijgen beurs, tot haere meeste verlichtinge ende voordeel, deese colonie soecken te beneficieeren : Hetgeene niet en kan geschieden soo het door particulieren wordt uijtgevoert, wiens oogmerck niet soseer is op het welvaeren van den Colonie, als haer particulier. 5 - So sal ijedereen daervoor verplicht werden aen haer Eed: Moo: door een ander bandt, als die van de gehoorsaemheijt alleen. Ende de gedachten dergeene, die andersints wellicht soude inclineeren te repatrieeren, ofte van hier te vertrecken, daervan afgetrocken, ende tot haer vast verblijff alhier verbonden werden. Die dan sonder twijvel haer devoir sullen inspannen, om anderen hiernaetoe uijt te nodigen ende te trecken. 6 – Het senden ende suppleeren van Servants ofte soodaenige persoonen waeruijt mettertijd Laboradores connen werden geformeert, So het aller essentieelste ende gelijck als de Ziele van den Colonie, sonder hetwelcke die niet en can bestaen. Het is het Seminarium, waeruijt t aller tijdt goede ende verstandige planters moeten voortcoomen. Dat bespeeurt wordt in den Colonien, daer hetselve wordt achtervolgt. Daer, ter contrarie, die plaetsen die haer daeran weinigh ofte niet laeten gelegen sijn, vervallen als geen inwendige cracht hebbende om sich te supporteeren ende te verheffen, ende tegens in – ende uijtwendige voorvallen, als daer is door fouten van slaeven, invasie van vijanden, ende diergelijcke accidenten meer, daer deese gewesten seer onderworpen sijn, met macht te defendeeren ende tegen te gaen. Haer Eed: Moo: souden met het suijveren van tuchthuijsen ende het relegeeren bedelaers, vaegebonden, ende andere mindere criminelle persoonen hier natoe, om voor den tijdt van drij jaeren meer ofte min, op haer te dienen. Haer provintie van een groot getal aldaer onnut gespuijs coomen ontlasten, ende deese Colonie krachtigh doen aengroeijen, daer de noot veele van haer sal dwingen, tot den verwisselinge met den deugt, ende die haer brenge tot eere ende welvaert, daerse anders apparentelijck noijt hebben toe gecoomen. Wij en twijffelen niet, of haer Eed: Moo: sullen dit behartigen, in haere wijsheijt daerin voorsien, nae de importantie van de saecke. Wandt het is seecker Aphorisma in de medecijne : Cessante causa, cessant effectus. De planters bevinden hetselve onfeijlbaer in haer ambacht . Want daer geen ofte weijnich toe en coomen, ende veele verminderen, kan niet anders op volgen, als de ruine vant Landt. Ten Laetsten, so sijn wij gevoert tot het versoeck van een Engelschen Predicant, door dese redenen, omdat het niet alleen een middel is om de planters van haere overheerssende fauten ende debauches tot een civiel leven te brengen, maer oock de gemoederen der Engelsche habitanten gerust te stellen. Ende door den bandt van religie ende policie tesaemen te verbinden om alle gedachten van vertreck t’eenemael te abandoneeren. Dit is hetgeene, dat wij ontrent het geproponeerde hebben goedtgevonden U Eed: voor te draegen, oodmoedigst biddende, dat U Ed: hetselve gelieve te verweerdigen met U Ed: goede acceptatie ende recommandatie aen den staadt, waervoor U Eed: deese Colonie ten hoochsten sal verplichten, die wij wenschen dat onder U Eed: verstandige regeeringe lange magh floreeren, tot een trap, tot denselven trap des gelux daer deese addresse .... 't Welck wij altijdt danckbaerlijck sullen erkennen, ende verblijven mijn Heer U: Ed: D: Oodmoedige ende danckbaerste Dienaers, John Brunings Marc Munnicks P: A: Cuijpenningh Hennique de Caseres
Johan Tressy Simon Das(?) Christiaen Colemans, 1669
118 Alonso Desso Rowland Simpson Isaque Jabay Ke.... Rick Scot Aron da Silva Chr: Rendar Gabri..... Andrew B...... , 1669 Semuel Nassi .... aft mory ; George Liell Za.... Montezines Hendrijck Balthasar van der Meulen Ishak e Baruch daCosta Willm: Davissonn Raphaell Aboab Baltus Gordijn Samuel de Saparay Sam: Sleugh Benjamin de Caseres John Venman Jacob ..... Dirck Carstens Abraham Bodu.... Leendert Blaes Devid de Fonseka(?) Jacob van de Velde Selomoh de Fonseka Tobias van de Broucq ...... Meza Nicolaes de Zoutte Shaqrie(?) Pereira Jan Willems Jacob Nunes Jan Tinneijnt(?) Daniel Mesiah Cornelis Berger Ben(?) Ishac de Caseres Brano Daniel Vignon Joseph Caraalho James Griffin ……… Ike Chase x 't marke of Colonel Saxton Thomas Rogier John Thorne Augustijne Gasell Wm: Elsinge Ol: Humpky Francis Watson
119
1669 – 1 april 1669 – brief Nicolas Combe 2035 - 130 Franse brief. Gericht aan de Staten van Zeeland. Combe beschrijft de toestand der vivres, en geeft wat details over de werkzaamheden aan het fort, ongeveer hetzelfde als Lichtenbergh in zijn brief dato 1 April.
1669 – 3 April 1669 – Sententie rechtzaak Renee Gulgemont 2035 - 131 Gulgemont had diefstal gepleegd op het nabijgelegen eiland Tobago. Hij werd gestraft met geseling, brandmerking op de rug, en verbanning. “..... Actum Nova Walcheren in fort Vlissinghe, den derden April 1669 Was Ondertekent, Abel Thisso Cap: Jacob Bartin Geret van der Burmester M: Conjaert Mij bekent als schrijver daertoe versoght, Jacob Cools .....”
1669 – 4 April 1669 – Brief Abel Thisso 2035 - 132 Verslag van de situatie op Tabago 2e helft van Maart Eed: Mogen: Heeren Mijne Heeren staaten van Zeelandt, Mijnen laesten aen haer Eed: Moog: is geweest den 16 deeser maent Marty; waervan Copie hiernevens sende. Hier is ’t Seedert niet sonderlings gepasseert, Dan op de 17 deser soo is hier een hoecker schip van particulieren van Middelburg van Zurnaem gecomen. Hij soeckt hier ijts te verhandelen. Hebbe daeruit een brief van mijnhr: Ligtenbergh ontfangen & verstaen dat mijnhr: Crijnsen op den eersten februarij is overleeden in Zurnaem. Weegens voortsettinge van dit Landt, van eenige adsistentie verneeme gants niet, tot mijn leetweesen. Met deesen genoemde hoecker is Monsr: Boudewijn de Witte van Zurnaem alhier gecomen. Verwachte het oorloghschip Schaackerloo alle daag van Zurnaem. Hebbe in mijn voorgaende geschreven van de Coerlander. Sende hierbij Coppie van de gemelde sommatiebrief en een lijst van ‘t volck die opt’ Landt zijn ; nevens een lijst van ’t arbeijtsvolck die het huijs hebben gemaeckt, als daer vivres voor ’t guarnisoen van genooten hebben & haer brieffjen gegeven op haare Eed: Moogenden. Dewelcke door den handelaer werde ingeruijlt.
120 Den hoecker WesterSoeburgh waer Commandr: op is Evert Evertz: is op den 29 deeser hier gearriveert, comende van de franse eijlanden ; brengt meede in de dertigh passagiers soo groot als cleijn, voor hier & voor Zurnaem. Hij brengt geen nieus meede, dan dat daer strenge order wordt gehouden , dat van daer niet één pondt suijcker mach gescheept worden dan alleen op francrijk & dat de franse orloogh scheepen al de duijtse handelaers wechjaagen ; sonder aensien. Alle diegeene die van hier naer Zurnaem willen steeken laeten haer vrij gaen. Zende hiernevens een lijste van al diegeene die van hier naer Zurnaem zijn vertrocken. Hier gaen nu met desen hoecker 12 a 13 persoonen met 8 a 9 slaaven behalven die van de Eijlanden gecomen zijn. Van huijsinge : soo hebbe hier inde Roode Clipbay een huijs laeten maaken & een huijs aen de Coersijde. Haere Eedle Moogenden hebben gelieven te verleenen aen de weeduwe van ... Pieter Beekart Salgr: een somma van een volmacht om haere landerijen op dit eijlandt weederom aen te vaarden. Soo is ‘t, dat de voorgen: weeduwe haere Eed: Moogenden grootelijcx heeft geabuseert ; dewijl dat zij daer...... dat haer Landt, huijsinge & alles nu met deesen laetsten orloogh is verlooren & nu pretentie maeckt op haere oude landerijen , die al over twalf jaaren verlaaten is geweest & dat het voorgen: landt bij den tijt van mijn heeren Lampsins al vergeven & weederom vergeeven vercocht & weer vercocht, soodat daer in weijnich raat weet om wel te doen ;/ sal evenwel sien dat ick naer vermoogen uitwerckinge doe / maer sulcke requesten schuijlen veeltijts groote abuijsen. Vandagh hebbe eenen franschen man genaemt Renee Gullemont eenighe justie gedaen , doordien hij alhier van inwoonder bestoolen hadde, waervan de sententie aen de Eedle heer Lichtenburgh gesonden hebbe die Ueed: can over stieren. Met de voorste gepasseert den secretaris Cornelis van Leijrop is mede vertrocken naer Zuremane alsoo nu geheel ontbloot ben, ’t welcke hebbe gegeven een briefie op de Eedle heeren van de somma van vijf en dertigh gulden op sijn verdiende gagie, ende sende sijn reekeningen mede aen de Eedle heer Lichtenburgh. Actum op h(et) Eijlandt Nova Walgeeren den vierden april 1669 Abel Thiso
1669 – 6 April 1669 – Brief Julius Lichtenbergh 2035 - 133 Edele Mogende Heeren, Nadat mijnen brief gedateert den eersten April hebbe toegedaen, ende den capiteijn Mangelaer hadde gedepescheert om te vertrecken, soo sijn gisteren alhier van de Barbados twee schippers met een kleijn vaertuijgh gekomen die hier ten tijde van de heer commandeur Crijnssen hiddingh ingenomen hebben voor schipper Robert Bartlet, die deselve voor negers alhier gekocht heeft, ende permissie van de heer commandeur hadt om deselve te mogen afvoeren, gelijck ick Ued: Mog: in mijnen brief van den 18 mart hebbe bekent gemaeckt ;
121 dese schippers genaemt Jacob de Kleijne van Middelburgh met sijn onderhebbende schip genaemt den Burgh van Middelburgh , en Simon Aertsen van Amsterdam met sijn onderhebbende schip genaemt Hommerecht, met den ingeladen hiddingh aen de Barbados komende, waerop sij bevracht waren, sijn aldaer aengebracht en hare schepen gecoonfiskeert, volgens en uijtwijsende de copie van de sententie hiernevens medegaende ; hetselve dunckt mij het onrechtvaerdichste dingh van de weerelt te wesen, alsoo met eede willen verklaren dat niet een stuck coopmanschap aldaer verkocht ofte gelost hebben, maer alleenlick dien hiddingh hebben gebracht, waervan sij niet een stuck hebben gelost vooraleer verlof daertoe van den gouverneur, dewelcke is eenen Codrington in d’absentie van Milord Willougbij, gehadt hebben. Dese schippers hebben in het contract t’geen sij met Bartlet gemaeckt hebben, gestipuleert tot securiteijt van hare schepen, dat alle de effecten die Bartlet hier in Suriname heeft, in cas haer eenige moeijelickheijt in de Barbados aengedaen wierde, daervoor souden verbonden sijn. Deselve bestaen, alsoo formeel al de negers aen d’Inwoonders verkocht en gelevert sijn, alleenlick in hiddingh ontrent het getal van twee hondert duijsent stucks min of meer, waeruijt, indien na de Barbados mochten gevaeren worden, alsoo ijedere hiddingh dan twee pont suijcker gelt, sij genoechsaem haer guarant souden krijgen, doch hetselve verboden sijnde, soo sie geen middel om haer hier te konnen helpen, ick sal ondertuschen alle de goederen die ick kan uijtvinden aen Bartlet toe te behooren ofte aen eenige Engelse in de Barbados of elders buijten dese provintie woonende, aenslaan, doch vreese dat hare schade niet sal bijlange egaliseeren, ick wenste wel dat acht dagen vroeger hier gekomen hadden, sijnde alsdoen die twee Engelsche schepen die hiddingh hier geladen hebben, van hier vertrocken. Soude deselve oock aengeslagen hebben, en souden de schippers daeruijt rijckelick haer guarant gevonden hebben, doch hetselve nu soo niet sijnde, sullen hetselve elders anders moeten soecken tot mijn groot leetwesen. De selve schippers refereeren voor nieuws dat eenen Jonathan Taijler, die Luijtenant geweest is van Nidem op die expeditie als hier in de rivier was om eenige indianen af te halen, in Engelandt uijt het gevangenhuijs gebroocken sijnde, in de Barbados is, en daer een Commissie gekregen heeft om op deselve voet hier te komen als Nidom voor deesen hier is geweest. Indien hier komt en ick hem kan attrappeeren, sal hem soo een dans doen dansen die hij voor de tweedemael in de Barbados niet vertellen sal. De Commissie soude wesen als een brief van repressalie vanwegen die boot, daer Mainor Nidem de expeditie mede hier in Suriname gedaen heeft, daer Codrington verscheijde brieven over aen den Command: Crijnssen geschreven heeft alsoo hem toebehoort heeft, ende hem geweijgert is, gelijck sonder twijffel den Commend: Crijnssen Ued: Mog: wel bekent gemaeckt heeft. Dese boot is rechtevoort noch hier, en wort hier tot een vaertuigh om langs de kust af en aen te varen gebruijckt. Indien Ued: Mog: deselve gelieven gerestitueert hebben, sullen het gelieven te laten weten, want soo langh Ued: Mog: order daer niet toe hebbe, deselve houden, als een vaertuijgh gebruijckt om rooverije te pleegen (?? Zo staat het er !). Dese schippers rapporteeren mede, dat eenen schipper genaemt Jan Cornelissen Delcaet, vaerende van Middelburgh als een lorrendraeijer (gelijck sij dat onder haer noemen) in die tijt als hare schepen sijn geconfisceert geweest, een van de bitterste en hartste spreeckers ontrent die saecke is geweest, qualick spreeckende van de Hooge regeeringe ende int’ generael onse gantsche natie, en veel leugens liegende dat d’Engelsche natie hier gantsch qualick gehanteert wort, ‘tgeen geen goedt in haer saecke gedaen heeft. De reden die hij daertoe heeft, oordeel ick dat is omdat ick hem gerefuseert heb hier te handelen, geen Commissie daertoe van Ued: Mog: hadde, waerop ick hem buijten dat heel civil en beleeft getracteert heb. Ick versoecke dat Ued: Mog: dien gesel als thuijs komt tot een exempel van andre op sijn vingers gelieven te kloppen, opdat in toekomende soodanige villaine discoursen van onse eijgen natie niet meer gevoerdt worde, want
122 de bitterheijt van d’Engelse tegen ons groot genoech is, al wordt sij van sulcke impertinente esels niet gevoeijt [gevoed]. Hiermede eijndigende bidde ick Godt dat hij Ued: Mog: regeeringe gelieve te segenen, en sal altijt sijn, Edele Mogende Heeren, Ued: Mog: onderdanighe dienaer, J: Lichtenbergh Datum den 6den April 1669.
1669 – 16 April – Brief Abel Thisso 2035 - 134 Verslag van de situatie op Tabago 4 t/m 16 april 1669. Aen de Eed: Moogende Heeren , Mijn heeren Staaten van Zeelandt, Mijnen laesten aen Ued: Mog: den 4 April 1669 met den hoecker Westersoeburgh over Surnamen gesonden, waervan de copies van den 16 maert en den 4 april hier neffens gaet. Sedert sonderlingh niet voorgevallen, als: Op den 12 April is Capn: Mangelaer alhier aen de Zandt Punt gearriveert, ende ’s anderdaghs daer aen met hem gesprooken. Maer niets voor mijn mede braghte, waerover verwondert ware, alsoo geheel verleegen ben van alles, soo van vivres als lijnwaet, coussen en schoenen voor de soldaeten, dat alle dagen genootsaackt ben geweest, om van desen handelaer genampt Cap: Slep van Delft te coopen. Daerom genootsaeckt ben geweest om op de Eed: M: heeren wissels te trecken, daer die lijste alhier neffens gaet, van alle diegene die voor de garnesoenen en anders gelevert hebben. Alsoo de soldaeten geheel naeckt en bloot zijn, ende nu noch sal genootsaeckt wessen te doen. Alsoo de Eedle Mog: niet met al en stueren waerover alle de soldaeten mijn moeijelicken vallen. Alsmede de Inwoonderen zijn grootelickx verwondert dat er geen order en compt van de Eedle Moog: Heeren Staaten, alsoo men haer wijsmaeckt dat het Lant aen de heren Lampsins sal weder gegeven werden, daerom niet wel tevreden, maer soude liever met aller herten sien dat alleen de Eed: Moog: Heeren haare heeren en meesters moogen wesen en blijven. Alsoo het landt alle daghe van dage toenempt van volck die oock selver slaven meebrengen, op hope dat het van de Eedle Mog: sal onderhouden worden alsoock voor gestaen werden. De Indianen die comen nu alle dage hier en sprecken altijt van vrede, daer oock mijn best en toe doen om deselve te ondercomen soo veel mij moogelicken is, alsoo het een van de principaelste ende nootsaackelickxse dingen sijn om het Lant voort te planten. Daer mankeert anders niet dan slaven en beestiaelen om het Landt in beste(?) te stellen, alsoo den vrughten genogh sijn om deselve te onderhouden , soo van suicker rijt, catoene, en gemgeber
123 cassave om haer de kost te geven ; maer sulcke matriallen niet hebbende, kan niet uijt gezeght werden. Vandage ben alhier dry indiaensche canoo van de cust gecomen, die aen S: Vincent koomen brengen nieuws alsdat de Spaenjaerts in Orenocko van de Engelsche capers geheel geruineweert hebben alles datse hebben. Ick hebbe van Cap: Crin Mangelaer genooten voor de waerdie [waarde] van hondert en een en dertigh Carolus guldens voort garnasoen, alsoo daerom geforseert ben geweest. Verhope de Eedle Moogen Heeren Staaten het niet qualick sullen af nemen. Alsoock van Cap: Slip van Delft hebbe genooten soo voor linwaet als voor andere waren voort garnesoen, te weten een alf ooxhooft madere wijn, noch 25 deelen, noch 22 elen osenbr: linnen, ditto noch 120 ellen osenburgh linnen, ditto noch 21 ½ vlams linwaet, ditto 2 ll garen, en vier paer schoenen, ende hebbe alles uijtgedeijlt ende op haer rekenighen geschr:, ende noch 14 guld: voor de serjant, bedraght in alles hondert en vijftigh gulden. Hier naer en naer cordiale groetenisse, wensche U Eedle Moogenden veel segens, en beveele U Eedle Moogende in de protexie des alderhoogsten, ende bleive Ueedle geafexioneerde dienaer, Actum Nova Walgeren Den sestienden April anno 1669 Abel Thisso.
1669 – april – inwonerslijst Tobago 2035 - 135 “Liste des Abitans, femmes, enfans & negros de Tabago”. Zeer interessante lijst, ingedeeld per district. Op de lijst komen veel franse namen voor. Enige namen zijn ook in Suriname bekend, o.a. Godefroy, Fontaine, Plichot, Arnout. Ook dominee Chaillou, die later in Paramaribo heeft gediend, is erbij.
1669 – rekening Jan Marsis 2035 - 136 en 137 “Ontvangen van Jan Marsies. door order ende last van de Comdr: Jan Lansman die naer ..... wat ick Dominicus Snigolffer notisie van gehouden hebbe,1667” Een rekening voor de levering van vlees(?) gedurende de jaren 1667 en 1668. De rekening is ondertekend door: Lansman, Willem van Hintel, en Dominicus Snigolffer. Zeer onduidelijk geschreven. Bij de rekening hoort een begeleidend schrijven, ondertekend I.M. (Jan Marsis). Het totale bedrag is 318 guldens en 17 stuivers.
1669 – April – lijst van emigranten van Tobago naar Suriname 2035 - 138
124
Liste van volck die met haer eijgen vaertuijgh alsoock den derden April met den hoecker Ooster en Wester Soeburgh naer Zurnamen vertrocken ben Met zijn eygen vaertuijgh den 12 desember 1669 [schrijffout: 1668] Schipper Jan Gillison, met een vrouw en een kind, zijn drij zielen Bastiaen Jansen
3 1
Den eersten februarie met den hoecker OosterSouburgh Mons: Caharel del Senno Sr: de Lille Sijn kneght Matile du Gil Achtien werck negers 2 kinders, een mullatie kint Mr: Loms Arnouts Piere Miet Denies Arnouts Mariaen Duraen Charel Langewijn Fransoeis Martin Mighiel Monrogh, gebannen
1 1 18 3 1 1 1 1 1 1 1
Den derden April met den hoecker WesterSouburgh 1669 naer Zurnamen Sr: Jan van Ruijven met vrouw en drij kinders Met ses negers groot en kleijn Jacob Bursoo met vrouw en kint Met drij negers Piere Beniet Marta Roberts Mr: Jacob de Mervelje Cornelis van Leijrop secretaris Rene Gullemont, gebannen uijt last van Abel Thisso
5 6 3 3 1 1 1 1 1
1669 – lijst van schuldbrieven, op last van Abel Thisso 2035 - 139 “Liste van alle de assingenatie briefen die op de Eemoogende heeren Staaten van Zeelant gegeven hebbe, soo van werckluiden als van vijvers [vivres] voor het garnesoen – 1669”
125
1669 – 29 april – Brief Julius Lichtenbergh 2035 - 140 Verslag van de situatie in Suriname 6 t/m 29 april 1669. Edele Mogende Heeren, In mijnen laesten Ued: Mog: toegesonden door Capiteijn Mangelaer, hebbe ick Ued: Mog: de rencontre, die twee schippers genaemt Jacob de Kleijne en Simon Aertsen in ’t brengen van eenigen Hiddingh aen de Barbados, bekent gemaeckt. Toekomende woensdach, dat is overmorgen, op welcke ick alle de debiteuren van Barlet haeren bevrachter hebbe geciteert, om voor mij te compareeren, en het oock Court dach is, soo sullen hare saecken afgedaen worden. Meene dat ten naestebij een wech sal gevonden worden om haer ofte ten minsten Jacob Cleijne aen sijn guarant te helpen. Ick versoecke, doordien de geheele West Indien .... de gouverneurs weten hoedanich sij met de schippers, haer schepen, ende ingeladen goederen moeten handelen, in cas sij tegen verbodt aen haer gedaen eenige coopmanschap verkoopen, dat Ued: Mog: mij een order gelieven toe te senden hoe ick, hetselve mij gebeurende, daer in doen sal, of ick schip en goet voor Ued: Mog: sal confiskeeren gelijck in alle andere colonien geschiedt, ofte niet. Ued: setten mij wel in mijn instructie, dat ick geen handelingen sonder Ued: Mog: consent sal toelaten, doch setten der geen straffe bij indien hetselve sonder mijn order gedaen wordt, wenste derhalve dat ick deselve hoe vroeger hoe liever hadde, want ick tegemoet sie dat hier veele schepen onder het een of ander pretext sullen komen, en ick haer attrapeerende verlegen soude sijn op wat manier ick haer soude tracteeren. Met die kits van Vlissinge komende van de Barbados die de schippers welckers schepen aldaer geconfiskeert sijn hier gebracht heeft, sijn mede eenige brieven van verscheijde inwoonders van dito colonie gecomen, inhoudende dat tuschen den Coninck van Engelandt ende de Staten generael soude geconvenieert sijn, om d' Engelsen alhier te mogen met haer neegers beesten en ketels afhalen, ick wil hoopen, niet tegenstaende ick geloof dat weinich souden vertrecken, dat echter die tijdinge onwaerachtigh is ; d' executeurs van dat werck, gelijck de brieven luijden, souden sijn Bannister en nidem , dewelcke met eenige oorlochschepen daer toe van den Coninck herwarts souden gesonden worden, indien hetselve soo mochte uijtvallen, t'geen ick qualick kan gelooven, soo bid ick UEd: Mog: ootmoedelick mij doch op dat subject een punctuele instructie over te senden, om daerop haer te bejegenen volgens UEd: Mog: welgevallen, want ick verseeckert ben sij duijsent insolentïen sullen plegen, dewelcke ick niet geern van haer soude lijden. Het fort begint nu daechlicks te avanceren, de Batterie is gedaen, ende de breete van de trens(?) ten naestenbij gedolven, en toekomende weeck sal men de faussebré gaen beginnen te formeeren, sal dan maer resteeren dat UEd: herwaerts stueren de nootsaeckelicke behoeften van vivres, affuijten, kruijt, en andre ammonitie van oorloch daer ick Ued: om geschreven hebbe, ende volck ; want met soo weinich volck als hier is, uijtwijsende de lijste die ick Ued: Mog: hebbe toegesonden, kan onmogelick dit fort niet gedefendeert worden ; sal hetselve dan met d'eerste gelegenthijt verwachten en ondertuschen vigileeren om de Colonie in goede order en ruste gelijck sij rechtevoort is te houden, en sal altijt sijn, Edele Mogende Heeren, UEd: Mog: onderdanigen Dienaer, J: Lichtenbergh Actum Suriname 29 April 1669
126 Ick hebbe volgens Ued: Mog: Instructie monsieur Hubert op den 15 April als vendrich voorgestelt.
1668 - 1669 de zaak van schippers Simon Aertsen en Jacob de Kleijne Het betreft hier de zaak waarbij de schepen en lading van de schippers Aertsen en De Kleijne door het gouvernement van Barbados werden geconfisceerd. Copieen van alle gerechtsstukken werden netjes met de schippers meegegeven. In Suriname volgde daarna de verbeurdverklaring van de goederen van de opdrachtgever, capt: Bartlett. Alle stukken gaan als bijlagen bij de brief van Crijnsen dato 29 april 1669. De totale verzameling bestaat uit 13 documenten. a - ongedateerd – vonnis Simon Aertsen RAZ, zonder nader nummer. "The jury findeth .... It is therefore considered ...." Vonnis van de overheid te Barbados, betreffende de confiscatie van schip en lading van kapitein Simon Aertsen. Het vonnis is ondertekend door Thomas Pargiser. Deze copie werd blijkbaar met Aertsen meegegeven. b - 1668 - 17 februari - tenlastelegging Simon Aertsen door att. gen. William Kilburne 2035, zonder nader nummer. Tenlastelegging door William Kilburne, attorney general of the Island of Barbados. Beschrijft dat in februari 1668 Simon Aertsen in overtreding van de wetten van Engeland handel had gedreven op Barbados, etc. etc c - ongedateerd - vonnis Jacob de Kleijne 2035, zonder nader nummer. d - 1668 - 17 februari - tenlastelegging Jacob de Kleijne. 2035 - 142 e en f - copie van a en b 2035 - 143 g - z. datum - verzoek om schadeloosstelling van schipper Jacob de Kleine, met inventaris 2035 - 144 Soucke met behoorlijcken eerbiedicheijt, de persoon van Jacob de Kleijne, gewesene schipper vant schip de Brack, aen d'edele Heer Gouverneur en Raaden, dat magh Restitutie gedaan worden over de geleedene schaade, door het onrechtveerdig confisqueeren van mijn schip en goederen aen 't eijlant Barbados door d'Engelsche regeeringhe aldaar, gehuert en bevracht zijnde door capt: Bartsell, met consent van d' Ed: Hr: Capt: Commandeur Aham Crijnsen geweesen opperhooft over de provintie van Surinam. staet en inventaris vant schip de bracke, met sijn bijhebbende goederen en coopmanschappen. (volgt de inventarislijst ten bedrage van F 11.168:12) Voor schaaden, die hebben geleeden doordien dat niet hebbe connen mijn Reijs vervoorderen, naer Bon Eijeren [Bonaire] om Zout ; noch voor oncosten, die hier in Rio Surnam sal doen / en hebbe gedaen. Noch een partij goet, dat niet kan genoemt worden, behoorende bij het schip.
127 Soucke dat d'Ed: Gouverneur & Raeden mij hier ... apostille op te verleenen onderstont U: E: ootmoedige onderdaenige dienaer Jacob de Kleijne h - 1669 - 14 maart - verklaring 2035 - 145 Onduidelijk ; het betreft passage voor de schippers en hun volk vanuit Barbados naar Suriname. Ongesigneerd. Zie ook n. j - 1669 - 3 mei - verbeurtverklaring goederen capt: Bartlett in Suriname ten gunste van schipper Jacob de Kleijne. 2035 - 146 Den Gouverneur met sijnen raet van Justitie gesien hebbende seeckere Contract gepasseert tusschen schipper Jacob de Kleijne ende Capt: Robert Bartlett, van daetto den negenthienden dach van decemb: des jaere sesthien hondert acht en sestich voor de secretaris van dese provintie ende twee geloofweerdige getuijgen, waermede hij Capiteijn Bartlett voor alle sijne goederen & effecten verbint, die hij in handen van Capt: Lea, Capt: Jaemes Maxwell & Seignr: Alonso de Fonseca Meza & Seignr: Raphael Aboab geeft. Dat hij de voors: de Kleijne in sijn goet & schip aen de Barbados niet en sal gemollesteert worden, uijt wat oorsaecke dat het oock soude moghen weesen , ende dat bij sententie blijckt dat het schip & goet van de voors: de Kleijne in de Barbados is aengeslaegen en geconfisqueert, so is 't dat wij hetselve contract wel & rijpelijck overwoogen hebbende, ende gesien copie van de sententie in de Barbados ge-emaneert, alle de effecten berustende in de handen van de voors: Capt: Willem Lea, Capt: Jaemes Maxwell, Seignr: Raphael Aboab, en Seignr: Alonso de Fonseca Meza, voor sooverre als de schaade beloopt die hij schipper voornoemt door deselve confiscatie heeft geleeden, bij dese onse formeele sententie toewijssen aen de voors: De Cleijne, tot vergoedinge van de schaade die hij gerechtelijck sal bewijsen geleden te hebben, Actum Toerarica den 3 meij 1669 / onderstont / J: Lichtenbergh ; Johan Treffrij secr. k - 1669 - 3 mei - idem ten gunste van schipper Simon Aertsen 2035 - 147 l - 1669 - 3 mei - regeling van de betaling door het hof van justitie 2035 - 148 m - copie van k 2035 - 149 n - 1669 - 3 mei 2035 - 150 beedigde verklaring van de 2 schippers, dat zij voor de passage van Barbados naar Suriname van henzelf en hun bemanningen een prijs van 60 gulden hebben afgesproken en niet meer. So waerlijck helpe hun Godt almagtigh .......
1669 - 5 mei - brief Abel Thisso
128 2035 - 151 "Messeigneurs, Il ne s' est rien passé de nouveau " ….. reportage van Abel Thisso vanuit Tobago over de periode 16 april - 5 mei 1669.
1669 - 5 mei - brief Abel Thisso 2035 - 153 Duplicaat van de voorgaande brief.
1669 - 4 juni - brief Abel Thisso 2035 - 153 Ingesloten tevens een copie van de brief van 5 mei (zie hierboven). Verslag van de gebeurtenissen op Tabago in de periode 5 mei - 4 juni 1669. Thisso vertelt over ontmoetingen met indianen. Onderin de brief schrijft hij: "Il me reste a vous dire que je n'ay point voulu vous escrire jusques present touchant le Pasteur qui nous est venu de france et qui avait servi cette eglize quatre ans et demy devant la guerre des anglois, jusqu'a ce que j'ousse voir, par l'experience de quatre mois quil nous a servi depuis son retour, S'Il seroit agreable aux habitants de cette Isle …" De naam van de geestelijke wordt niet vermeld. Is het Chaillou, die later in Suriname diende ?
1669 - 8 juni - brief Alexander Cruijsemingz 2035 - 154 Cruijsemingz was door de Staten Generaal en de Staten van Zeeland afgevaardigd om de ambtseed van gouverneur Lichtenberg af te vorderen. Deze brief is gericht aan de heren Staten van Zeeland. Beschrijft de eedaflegging ; Spreekt verder over de goede toekomstmogelijkheden van Suriname, als er maar voldoende slaven komen.
1669 - 10 juni - brief Alexander Cruijsemingz 2035 - 155 Duplicaat vorige brief, 2 dagen later geschreven
1669 - 15 Mei - eedsaflegging Julius Lichtenberg 2035 - 156 / 157 / 158 In tweevoud : aan de staten-generaal der Nederlanden, en de staten van Zeeland ; dan nog 3 copieen. Ick Philips Julius Lichtenbergh beloove en sweere in de presentie van Godt almachtigh dat ick de Ed: Moog: Heeren Staaten van Zeelandt als Cheff en Opperhooft van de Provintie en districten van Surinam sal ....., getrouw en gehoorsaem wesen, volgens de Commissie mij van haer Hooge Moog: ter handt gestelt, dat ick in saecken raackende de emolumenten en voordeelen en alles t'geene het utile dominium concerneert, geen andere orders als die van haer Ed: Moog: sal pareeren en naerkomen
129 Soo waerlijck helpt mij Godt almachtigh In de provintie van Surinam tot Paramaribo, den 15 Maaij naarmiddagh A. 1669
1669 - 10 juni - brief Alexander Cruijsemingz 2035 - 159 Gericht aan de Staten Generaal. Beschrijft de eedaflegging van Lichtenberg. De eedbrieven van Lichtenberg (zie boven) zijn bijlagen.
1669 - 12 juni - brief Nicolaes Combe 2035 - 160 "Nobles puissants Seigneurs… " Franse brief. Combe beschrijft de toestand der vivres, zegt dat de aangekomen giftgoederen voor de indianen ongeschikt zijn (spiegeltjes e.d), en verzoekt om goede giftgoederen (bijlen en kapmessen). Beschrijft de conditie van het garnisoen ; kleding en schoeisel ontbreekt. Noteert dat commandeur Evert Evertsen in Suriname is gekomen, met 19 pasagiers en hun 8 negers. Lichtenberg geeft Evertsen opdracht om zo snel mogelijk naar Tobago te gaan om daar de bevolking in te schepen, die weg wil omdat zij bang zijn dat de heren Lampsin het eiland zullen bezetten. De meeste landverhuizers arriveren bijna zonder enige mondvoorraad, en Combe verstrekt hun goederen uit het magasin de vivres, in opdracht van Lichtenberg.
1669 - 17 juni - brief Julius Lichtenberg 2035 - 161 / 162 / 163 Verslag van de gebeurtenissen te Suriname vanaf 29 april - 17 juni 1669 Edele Mogende Heren De twee blicke doosen met alle de ingesloten papieren, en daeronder twee brieven van UEd: Mog:, eene van den 6 marty, ende den andren van den 22 febr:, alsmede een commissie ende een aenschrijvens van de Heeren Staten Generael, ende een commissie van de Heeren Staten van Zeelandt, sijn mij door Schipper Jacob Thieren den 11 meij ter handt gestelt, hebbe volgens Haer Ho: Mo: ende UEd: Mog: aenschrijvens in handen van Monsieur Alexander Kruijtpenningh den geobedineerden eed afgelecht in soodanigen forme als UEd: Mog: uijt dit nevengaende papier konnen sien, hebbe mede den eet van getrouwicheijt van de militie soo wel aen Haer Ho: Mo: als aen Haer Ed: Mog: afgenomen, als UEd: Mog: mede uijt dit nevengaende papier konnen sien, doch van de inwoonders hebbe hetselve noch niet gedaen ; en dat om twee redenen, Eerstelick, omdat de gantsche Colonie vol is van een gerucht, dat Bannister hier met eenige Coninckschepen sal komen, met order van den Coninck en consent van de Staten Generael, om alle d' Engelsen hier af te halen, 'twelck ick haer uijt het hooft niet en kan krijgen, en derhalven doordien sij die impressie hebben, best geoordeelt heb om daermede te tarderen, tegemoet siende dat veele van de welgenegen Engelse planters, uijt vreese van Bannister en sijn aenhangh qualick te sullen gehandelt worden, refuseeren souden dien eet te doen, en ick volgens UEd: Mog: order
130 soude geobligeert sijn om haer uijt de Colonie te doen vertrecken, dewelcke die vreese door den uijtslach van de saecke van Bannister verlost sijnde, nooijt gedachten sullen hebben om te verhuijsen, en derhalven grootelicks schadelick soude sijn voor dese Colonie. De tweede reden is, dat ick vreese dat alle d' Engelsen int generael daertegen sullen strevelen, seggende dat dien eet directelick strijdt tegen den tweede artikel van de Capitulatie, die sij int overgaen van het Landt gemaeckt hebben, waerin sij gestipuleert ende bedongen hebben, in cas den Coninck van Engelandt ofte Milord Willougbij dit Landt quame te attaqueeren, dan niet gehouden sijn te vechten, maar haerselfs in soodanigen gelegentheijt gerust te houden. Mij seer wel indachtich wesende, als ick haer een eet in soodanigen forme als desen is voorleijde, dat altemael uijt eenen mont seijden, liever alles te verliesen als deselve te willen doen, en door geen argumenten en dreijgementen, niettegenstaende in noot waren, daertoe konden gebracht worden, en derhalven versoeck dat UEd: Mog: ontrent hetselve eens gelieven haer consideratien te laten gaen, voornamentlick in dese conjuncture van tijt, in dewelcke de quade geest van Willougbij en sijn adherenten gedurich besich is, om ijets tot ontrustinge van dese Colonie uijt te vinden, mijns oordeels denkende (onder UEd: Mog: welnemen) dat best soude sijn dat daermede gesuspersedeert wiert, totdat alle die quade wences van die quade geesten die nu in korten tijt een eijnde staen te nemen, eens sullen dootgeloopen sijn ; wat belangt den eet int generael, alsoo UEd: Mog: in een missive van den 22 febr: op het subject van den eet mij schrijven in dese woorden, ten ware U:L: eenige andre redenen mochte hebben om hierin anders te disponeeren, die wij niet kennen voorsien, ende daerom U:L: voorsichtigheijt dese liberteijt laeten, ende in een ... missive van den 6 maert seggen op hetselve subject: sonder dat wij U:L: soodanich willen binden of deselve sal vermogen na gelegentheijt van saecken in dese point eenige veranderingen te doen, soo wanneer den dienst van het Landt sulcks notoirlick sal komen te vereijschen ; soo neem ick de vrijmoedicheijt van UEd: Mog: een concept van een eet voor te dragen die alle de bovengemelte swaricheden niet subject is, in dese volgende manier: Ick K:V: beloove ende sweere in de presentie van Godt Almachtich dat ick de Hooch Mogende Heeren Staten Generael der Vereenichde Nederlanden mijne souveraine overicheijt soolangh ick onder haer regeeringe leve, ende de Edele Mogende Heeren Staten van Zeelandt de eijgenaers van dese Colonie, gehouw ende getrouw sal sijn, en dat ick mij in alles als een getrouw onderdaen van haer sal composeeren : soo waerlick helpe mij Godt almachtich Desen eet is, ick beken, in geen speciale termen, doch generaelick obligeert hij haer tot alles, waerin men begrijpen kan wat men wil, en soo doende sullen geen exceptien of tegenstrevelingen konnen vallen, en alsoo sullen alle quade inbeeldinge en quade geruchten, die ordinaris daerop volgen, want sij maer hoorende dat mentie [to mention] van tollen en ...mpositien gemaeckt wierde, vastlick haer soude inbeelden, also een uijtnemende umbrageus(?) volck is, dat UEd: Mog: haer datelick schatten en scheeren wilden, t'eenemael wechgenomen sijn. Ick hoope dat ick in desen allen niet gedaen heb, t'geen eenich miscontentement ontrent UEd: Mog: soude veroorsaecken, weshalven ick om alle de boven gementioneerde redenen met het afnemen van den eet van d' inwoonders sal wachten totdat antwoort van UEd: Mog: op dit point sal gekregen hebben, na hetwelcke mij preciselick en punctueelick in hetselve te executeeren alsdan sal reguleeren. Voor reden van nalaticheijt in desen hebbe ick in mijn brief aen Haer Ho: Mo: geallegeert mijn sieckte, die mij meest den gantschen tijt die ick hier geweest heb heeft getravailleert, doch Godt sij gelooft mij nu eenichsints schijnt te willen verlaten, gelijck UEd: Mog: uijt de open missive aen Haer Ho: Mo: konnen sien, welcke reden ick verhoop dat van haer, want ick maer eenige dagen geleden uijt het sieckbedde ben opgestaen, voor valide sal opgenomen worden.
131 Ondertusschen hebbe mij sooveel doenlick is geweest gereet gemaeckt, in cas Bannister hier met gewelt komt en eenige violente attentaten komt uijt te vechten, om gewelt met gewelt tegen te gaen ; en wat aengaet om het volck door Surammica of Corentijn af te halen met haer vee, ketels, en negers: dat is volgens mijn opinie onmogelick, en in cas konde gedaen worden, soo sal ick, debito tempore et modo, met goede wachten op die plantatien te setten daer ick eenige quade suspicie van soude konnen hebben, hetselve wel beletten ; met een strict placcaat daernevens, dat alle diegeene die de mine maer maecken [to make up theit mind] van t'selve te beginnen, alle haere goederen sullen geconfiskeert sijn ; soo dat ick in dat point geensints bekommert ben. Aen eenige passagers en die dertich soldaten sal ick noch van dese weeck Landt uijtdeijlen om haer als toekomende planters in te stellen, doch alsoo onder die stricte orders die op de plantatieen moeten gebruickt worden, haer niet sullen konnen buijgen, want sij al dienende op groote plantatien bequaem moeten gemaeckt worden, soo vrees ick dat anders niet als caens en patattes planters sullen blijven, ende derhalven niet veel nuts aen het Landt sullen toebrengen ; Servants moeten der sijn, en indien UEd: Mog: daertoe konnen resolveeren soo verseeckere ick UEd: Mog: van een florissante Colonie. De Ammonitie en vivres heb ick ontfangen, doch 18 tonnen speck voor vier vaertuijgen en sooveel soldaten konnen niet langh uijthouden, doch sal daer soo mesnageerlick mede leven als mogelick is, en sal, om soodraaij als wesen kan uijt de kosten van broot, erten, en gort te raecken, soodraeij der een schip met negers in de rivier komt, volgens mijn Instructie de plantatie van Daramhill [Parham hill] bij der handt nemen. Hebbe mede een vatje Indiaans carkesoen ontfangen, doch buijten de 10 dousijn messen en 50 pont kralen die der in sijn, is de rest (alsoo in een deel blicke spiegeltjes, hoeken naelden, en spelden bestaet) van geen waerdije en kan niets mede uijtgerecht worden, weshalve UEd: Mog: eernstich ben versoekende, een suffisant carkesoen herwarts over te senden, doch most bestaen uijt bijlen, capmessen met ijsere huijsingen, kralen, messen met witte hechten, en scheeren, want men daervoor broot en alderhande verversingen van d'indianen coopen kon : is oock seer noodich dat UEd: Mog: eenige kleederen, schoenen, koussens, hembden, en hoeden voor de soldaten oversondt, want bijkans naeckt en van alles ontbloot sijn, weshalven ick al aen veele haer in die miserabelen staet niet konnende sien, credit verschaft heb. UEd: Mog: konnen gelijck voor desen in Brasil is geschiet, haere gagen laten inhouden, en de soldaten thuijs komende afreekeninge en afkortinge van t'geene sij gehadt hebben laeten betalen. De suijkeren die d'Inwoonders alhier debiteerende sijn aen UEd: Mog:, alsoo bij de sieckte en overlijden van den Commandeur Crijnssen niet en sijn ingemaendt, en door de menichvuldige affaires en bijkans continueele ongesontheijt die mij geduurich getravallieert heeft, heebe verhindert geweest hetselve te doen, staen noch onder de luijden ; sal nu tegen den droogen tijt, wanneer de suijckermolens sullen beginnen te gaen malen, alle deselve invorderen en oversenden en alleenlick maar soveel hier houden t'geen suffisant sal sijn om de werkluijden en het hout en planckwerck t'geen aen het fort moet gebruickt worden, te betalen. Wat belangt den staet van het Landt, getal van blancken en negers, meulens, ketels, vee, etc. hebbe die opgenomen een weinich nadat ick hier int Landt gekomen ben, en sal deselve, alsoo door de subite sieckte van den secretaris niet int net geskreven is, met de eerste gelegentheijt oversenden. Den Hoecker Wester Souburgh is den 15 meij alhier uijt d'Eijlanden gearriveert, heeft hier gebracht 18 blancken en acht negers, heeft een goet getal volck van de franse Eijlanden aen
132 Tobago gebracht, en willen daer qualick vandaen, alsoo een Landt vol wilt is, ende veele oude provisie daer sij voor een tijt op luijeren(??) konnen daer in de gront is. Wordende, gelijck mij gerapporteert wordt, door den Commandeur Thisso ende de luijden van de Lampsins, vastelick negers toegesecht vanwegen UEd: Mog:, t'welck haer, indien UEd: Mog: geliefden te resolveeren om het guarnisoen van daer te lichten, UEd: Mog: intentie in dat point soude doen sien, ende haest int generael soude resolveeren om herwarts te komen. Den commandeur Evert van den bovengenoemden hoecker, alsoo seer klaeght over het onthael van de fransen, ende datter weijnich apparentie is om veel meer volck van de franse eijlanden af te halen, de franse verboden wordende om te vertrecken, en de duijsen, omdat niet mogen afvoeren, niet konnende opbreecken, sal alleenlick omdat die luijden die van Tobago hier gekomen sijn heel wel gecontenteert sijn, en derhalven gelooft dat door schrijven meer volck daervandaen herwaerts sullen trecken, eer hem na huijs sende noch een tocht na Tobago laeten doen, om meteenen wat kalcksteen hier te halen. Sal oock noodich sijn dat UEd: Mog: een goede partij tras hier stueren om een regenback int fort te maecken, alsoo de put door het maecken van de vest brack geworden is. De keuren en de politijcke ordonnantien van Zeelandt sal ick overlesen, ick wenste wel dat op mijn komste al hier gehadt had, soude alles daernaer gestelt hebben, doch deselve niet hebbende gehadt, hebbe eenige wetten geformeert, na dat ik docht dat best met de situatie van het landt ende de humeuren van d'inwoonders overeenkomen, die nu al t'eenenmael onder d'Engelsen bekent en in pracktijck sijn, en derhalven voor een tijt lanck sullen dienen stant te houden. Ick hebbe om de klachten voor te komen dat de suijckeren niet genoech gecureert sijn, een placaet laeten publiceeren, waerbij alle planters en coopluijden verboden worden eenige suijckeren te leveren en te accepteren als die drie weecken in de cur potten hebben gestaen, op paene van confiscatie van deselve, en daerenboven op verbeurte van een boete van 5000 Pd: suijcker ijeder, soowel den leveraer als den acceptant, t'welck een ijegelick wel sal doen omsien. Wat belangt de debauches die hier geschieden is hier qualick middel om hetselve te beletten, want het volck seer genegen is tot den dranck, gelijck dat aen alle Eijlanden toegaet. Ick hebbe, soo veel ick daerin hebbe konnen doen, alle de Tappers bij mij ontboden, en aengesecht, in cas sij die luijden die met haer handen de kost moeten winnen, borgen, dat in cas van wanbetalinge geen recht daerop sal gedaen worden ; volgens mijn advijs soude goet wesen, dat UEd: Mog: schippers uijt het vaderlandt komende een expresse order gaven, om geen dranckwaeren te mogen verkoopen als met mijn permissie, ick sal dan wel maecken dat die kroegen soo veel van dranck niet sullen versien sijn, ende sodoende het middel aen die dronckers om te drincken ontnomen sijn, want om hetselve op een ander manier te doen sie ick hier weinich kans toe. De saecke van de twee schippers die haere schepen aen de Barbados verloren hebben, met namen Jacob Kleijne en Simon Aertsen, is den 3 meij afgedaen, hebbe deselve soo ingeschickt, dat de debiteurs van Bartlett wiens effecten hier voor haer schepen verpandt waren, geobligeert sijn voor ijeder 1000 stucks hiddingh te betalen 425 Pd: suijcker, waeruit in de 90.000 Pd provenieren, waervan ijeder pro rato een part volgens de groote van sijn schade is toegelecht, en na mijn van schippers die hun schepen gekent hebben gesegt wordt, genoechsaem buijten schade sijn, en de planters, omdat het kappen van de hiddingh haer ten naesten bij soo veel kosten moet, geen reden hebben om over de veranderinge van de betalinge te klagen. Daer leggen rechtervoort hier ses schepen in de rivier, doch de meeste van deselve, alsoo de meulens maer over twee a drie maenden aent malen gaen, sullen soo langh moeten blijven leggen,
133 doch meene dat deselve, indien geen meer schepen toe en vallen, wel haer volkomen vracht sullen krijgen. Met de Colonie int generael gaet het, Godt sij gelooft, heel wel, sullende van dit jaer, daer rechtevoort een ijeder mee besich is, meer als twaelf hondert akers landt gevallen en met riet beplant worden. Één dinck manqueert der maer, t'welck ick UEd: Mog: al verscheijde malen hebbe voorgedragen, en, omdat òf den welstandt òf den qualickstandt van de Colonie daer aen gelegen is, mij niet kan abstineeren om hetselve wederom voor te leggen : negers op credit , gelijck voor desen de Roijale compagnie gedaen heeft, moeten hier bij UEd: Mog: gesonden werden ; t'welck doende, sult niet alleen de planters hier animeeren, maer sult een ongelooflick getal van menschen overal vandaen herwarts trecken ; doch indien UEd: Mog: hetselve niet en gelieven te doen, soo veel geldts als dat soude komen te kosten niet en willende emploijeeren, soo bidde ick UEd: Mog: eerstelick ten minsten eenich semblant(?) te doen, ende maer een schip of twee, t'welck soo veel niet kosten kan, met negers herwarts te senden, want alle de luijden daerop wachten, alsoo haer dat soo menichmael belooft is, en sullen daermede eenichsints contentement hebben, op hope van continuatie van hetselve ; ende dat geruchte sal veel volcke hier trecken, hieraen niet willende twijffelen omdat soo hoochnoodich is. Sal ick afbreeken, en Godt bidden, dat hij UEd: Mog: Regeeringe gelieve te seegenen, en sal altijt sijn, Edele Mogende Heeren, UEd: Mog: onderdanigen dienaer , J: Lichtenberg Actum Paramaribo in Surinam, den 17 Junij 1669.
1669 - 17 juni - verslag Julius Lichtenberg 2035 - 164 / 165 / 166 Gericht aan de Heren Staten Generaal der Verenigde Nederlanden. Lichtenberg beschrijft kort de gebeurtenis van de eedaflegging op 11 mei ; vergezeld van in totaal 7 stuks eedbrieven, 2 origineel, de rest copie. ; zie ook het soortgelijk verslag van de speciale gezant Kruijspenning dato 10 juni.
1669 - 17 juni - brief Julius Lichtenberg 2035 - 167 duplicaat van de lange brief van die datum.
134
1669 - 10 juli - brief Abel Thisso 2035 - 168 Gericht aan de heren Staten van Zeeland te Middelburg. Moeilijk leesbaar handschrift, mogelijk Thisso's eigen hand. Verslag over de gebeuirtenissen te Tabago in de periode 4 juni - 10 juli 1669. . Ed: Mog: Heeren, Mijne Heeren Staaten van Zeelandt, UEd: Moog: mijnt laeste van den 4 juny ..... dateert, aen mijne E:E:D:Moog: heeren over de Caribische Eijlanden, waervan de Copie ben sendende hier neffens deeses. E: E: Mog: gebiedigde heeren also een ruimen tijts geleegen dat wij geene assistentie so uit patria veel minder uit Seenrame krijgen ende niet weeten hoe het met dit Eylandt staet, waerover niet alleyne ick neffens mijne onderhebbende Soldaaten :/: maer oock de habitants seere verwondert sijn :/: So dat wij leven als schaapen die sonder herders sijn. Bovendien so hebben de heeren Lamssons alhier meede een schip gesonden, ende een quantiteijt met .... vlees hetwelck sij aen den inwoonders vercocht hebbe voor twintich gulden de tonne maer sulcke vlees diende op deese plaetsen niet gebracht te worden, maer soude eene quaade ziekte veroorsaecken door den quaaden reuck daer het meede besmet is, ende weenich besonders, so hebben ....... de inwoonders ....... niet hebben willen coopen, so heeft de schipper met sijne Berckque eene groote partije beneden(?) aen de West.. .... Eilanden gebracht ende aldaer verhandelt. Ick hebbe in mijn magazijn in den tiedt van drie maenden geen één half gros speck, vlees, boonen, erwten, gord, (ofte?) eenige noodsakeheden van vivres gehadt, als hetgene van dobbel ... gecoght is, als de E:E:D:Mog: heeren hebben gesien bij mijne missive. Maer hebbe alle de reste moeten van de plantters coopen, so Cassave alsmeede bosvlees, om mijn garnesoen te onderhouden. Hebbende aen de E:E:D:E: Mog: heeren geschreven vant vlees dat ick tevooren genooten hebbe van dito schip van de heeren Lamssons. ....... sal moeten van t vlees noch coopen vant schip voor mijn Garnesoen, Aengaende vanweegen de Indijaenen daer hebben wij met godes hulpe geen nood van doordien sij eenen harden stoot gehadt hebben so dat onder de natie gecontinueert heeft eene groote Zieckte so dat wel vertrouwe haer grooste macht gebrooken is. 5 der inwoonders vertrocken(?) binnen den tiedt van een jaer, een goede crappe ......
135 hebben sullen, het manqueert anders niet als slaven op dit elandt. Als de inwoonders een ...... mochten genieten, souden haer wel te passe coomen. Zij hebben reedeleik cost in de grondt, maer de cassave is noch wat te jong ; Morgen is de schipper van meening weederom te vertrecken naer Martenico(?) meede voerende vier stucks peerden(?) welcke de schipper haere matrosen aen mijn versocht heeft. so hebbe hem sulckx niet connen wijgeren, also ick gene order hebbe van de E:E:D: Mog: heeren deselve aen landt te laeden ; ick hebbe meede vernomen, als dat van de matrozen ende den schipper selfs uit den mondt gevallen is ende teegen de plantters gesprooken, dat het Landt aen de heeren Lamssons is, so versoeckt reverenteleiken aen de E:E:D:Mog: heeren dewelcke ick wel sulcks toebetrouwende ben, mij sulx wel sullen verwittigen, want ick van meening ben hetselve niet over te leveren als door absolute order van mijne E:E:D:Mog: mijne gebiedende heeren. Also ick daervoor mijnen Eedt van getrouwicheyt gedaen hebbe, dat ick oock met godes hulpe doen sal ; E:E:D:Mog: gebiedende heeren ick hebbe voor deesen aen de E:E:D:Mog: heeren geschreven hoe lange den tiedt mochte duren vant vervallen van planttagie van persoonen die doot sijn, dater eenig erfgenaemen coomen pretentie op maaken. Ick hebbe verstaen was een jaer en ses weeken, verhoope de E:E:De: Mog: heeren sullen sulx met den eersten laeten .... genieten, doordien meest dagelickx daerover groote moeijte hebbe insonderleijk den saecken, also de plantage hier dichte ofte omtrent het gvrt: pl.... ende geslooten leggen, daer het beeter weesen soude, dat het Landt geopent was, eedoch sal hierop van Mijne E:E:D:Mogende gebiedende heeren Resolutien verwachten. E:E:D:Mog: heeren, also Cornelis van Staycoop geweesen secretaris alhier, is van dit Eylandt vertrocken naer Sernaame, so hebbe ick den persoon van Frederick Vlarick(??) geboortich van ConigsLuttgen .......Broenswijck...... ende ..... onder de Commissie van de heeren(?) Staten generael ende de Sire prins van Oranje over de ....... ....... sijn ......... is Cornelis van Heijcoops planter als Secretaris aengenoomen van dit Eylandt ; verhoope, dat de E:E:Mog: mijne gebiedende heeren daer geen miscontentement in hebben sullen. Hiermeede bevele u E:E:D:Mog: mijne gebiedende heeren in de grate der aller hochsten ende blijve u E:E:D: Mog: mijne gebiedende heeren onderdanigen dienaer,
136
A: Thisso Actum op t Eylandt Tobago gesegt Nieu Walcheren den 10 Julij 1669 Versoecke reverentelickes aen de E:E:D: Mog: heeren een groodt ende kleen zeegel voor landbrieven te gebruiken ; E:E:D:Moog: heeren also mijn servandt Willem van Bentem(?) ende ick als meede de soldaaten ende habitanten niet wel connen accordeeren & hij teegenwoordich wat apsent is. Sal met de naeste occasie mijne E:E:D: Mog: gebiedende heeren breeder daerover schreiven.
1669 - 12 juli - Brief Julius Lichtenbergh 2035 - 169 Kort verslag over de gebeurtenissen te Suriname in de periode 17 juni - 12 juli. Edele Mogende Heeren, Alsoo ick UEd: Mog: in mijnen laesten geschreeven den 17 Junij omstandelick de staet van het Landt hebbe bekent gemaeckt, t'geen UEd: Mog: mede uijt het nevengaende duplicaet konnen sien, soo refereere mij aen deselvens. Ick hebbe daerin UEd: Mog: voor reden, dat den Staet van het Landt het getal der blancken en negers niet oversondt, de sieckte van den Secretaris Treffrij geallegeert ; deselve is den 19 junij overleden, nalatende een gebr.... de secretarie, daer ick groote moeijte mede sal hebben om in order te brengen ; ick hebbe bij provisie ijmandt gestelt om deselve charge waer te nemen, totdat UEd: Mog: daerin sullen versien hebben, waertoe ick UEd: Mog: ernstich ben versoeckende, een fatsoenlick en verstandich man te emploijeeren, die het ampt met respect en kennisse, onder d'oogen van d'Engelse, tot welstandt van de Colonie mach administreeren want dat ampt wel een eerlick man voeden kan. Hier is een dach of acht geleden een negerschip in de rivier gekomen met 136 negers welcke toekomende Maendach bij lot sullen verkocht worden, sal daer tien a twaelf stucks uijt koopen om de plantatie van Paramhil bij der handt te nemen, ende mijn beste doen om noch tien of twaelf oude negers daerbij te krijgen dewelcke te samen capabel sullen sijn om de plantatie in soodanigen postuur te houden, dat suffisant sal sijn, om het guarnisoen van broot, boonen, erten ende andre eertvruchten te versien, soo dat UEd: Mog: geen andre kosten als van wat vleijsch en olije sullen hebben te dragen ; de negers sal ick betalen uijt de suijckeren die UEd: Mog: hier uijtstaende hebben. Met mijn gesontheijt is het wederom slimmer als het was bij het afsenden van mijn laesten van den 17 Junij, twelck, alsoo ick dagelicks meer ende meer afgae, niet tegenstaende alle middelen van de waerelt aengewendt hebbe ende noch daechlicks aenwende, mij bekommert maeckt over de herstellinge van deselve ; ick sal terwijl ick noch de krachten heb om mij op te houden, niet wetende wat cans het nemen wil, soo veel mijn capaciteijt sal vermogen, op alles gerequireerde orders stellen, en ben verblijt dat ick sie, dat den Luijtenant Versterre een nuchter en bequaem man is, die de affaires van het Landt, in cas aflijvich quam te worden, met capaciteijt sal connen dirigeeren, waerin UEd: Mog: vrij gerust gelieven te wesen, also ick bij mijn sieck leggen te bedde ick bevonden hebbe, dat alles in behoorlicke forme gedaen heeft.
137 Hier mede afbreckende wil ick godt bidden dat hij UEd: Mog: regeeringe gelieft te segenen, en sal altijt sijn: Edele Mogende Heren, UEd: Mog: onderdanigen dienaer, J: Lichtenbergh Actum Paramoribo in Surinam, den 12 Julij 1669 Versoecke dat UEd: Mog: twee Klocken, gelijck op d'oorloch schepen gebruijckt werden, gelieven herwarts te senden.
1669 - 10 juli - brief Abel Thisso 2035 - 170 Duplicaat van brief 2035 - 168.
1669 - rechtszaak Congaers 2035 171 / 172 / 173 Dit is een ruzie over cassave te Tabago ; het betreft de volgende stukken: ooggetuigeverslag 1, 2, 3, 4 Uit ooggetuigeverslag 1 het volgende: .... van de heer Commandeur Abel Thisso gestelt bij de E:E:Dd: Moog: heeren Staeten van Zeelandt ..... gepasseert den 11 Julij 1669, bij ........ 1 .... voorleden Sondach houde den 14 deeser Maendt, so heeft de heer Commandr: gevraagt: aen Congaers(?) of hij de cassave gecoght hadde van ..... , waerop hij geandwoord heeft: Ja ; of hij deselve betaelt heeft ; heeft geantwoord: Neen ; so heeft de Commandeur versocht aen Congaert of hij hen deselve beliefde over te laeten, doordat hij deselve noodsaeckelick van noode hadde voor sijn garnesoen. 2 So sijn daer eenige woorden gepasseert, als dat de heer Commandr: voorn: seijde, ick sal deselve .... betaelen als ghij, waerop Mons: Congaert andwoorde: ghij sult deselve niet hebben ; ende de heer Command: seijde: ick sal deselve hebben, waerop de heer Command: Abel Thisso geseyt heeft teegen ...... : compt morgen als Maendach ... sal u E: van alles volgens u E: begeerte contantement doen. 3 etc. etc. etc. etc……
1669 - 1 augustus - brief Abel Thisso 2035 - 174 Verslag van de gebeurtenissen op Tabago periode 10 juli - 1 augustus 1669. De Ed: Moog: heeren Staaten van Zeelandt
138 E:E:Moog: heeren, mijnen laeste aen de E:E:Moog: is geweest over de Caribische Eylanden, gedateert den 10 July, waer neffens de copie ben sendende, daerin meest alle de gelegentheijt geschreven, so dient neffens deesen als de E:E:Moog: te adverteeren, alsdat den 1 Augustus alhier gearriveert is den hoeker van Surnaeme, daer Commandeur op is Eevert Eevertsen, den hoeker genaemt Westersouburg ; om calcksteen, maer hij heeft voor het garnesoen niets gebracht alhier, tot assistentie, waerover seer verwondert ben, also ick alhier met mijn garnesoen gebreck leide, ende qualick cassave .....neeren can om haer te geven ende deselve te onderhouden, met het slechte vlees, dat ick van het schip van Lamssons voor nood hebbe moeten coopen, hebbende meede verstaen door den commandeur Eevert Eevertsen alsdat het Landt coomen sal aen heeren Lamssons. Wenschte wel dat den tiet al verschenen was, also ick verlange verlost te weesen met mijne soldaeten, eedoch can de E:E:Moog: gene wetten stellen. Ick hebbe aen de E:E:Moog: gesonden een assingnatie over thien tonnen vlees, met een pott visjen(?) olije, die ick genooten hebbe met het schip van de heeren Lamssons voor het garnezoen. Bedragende twee hondert en drie gulden, verhoope de E:E:Moog: sullen ordre stellen, dat deselve wel sullen betaalt worden, Neffens noch een assnignatie aen de heer Gerrit Boreerster van acht en twintich gulden, over Cassavebroodt die ick meede ontfangen hebbe voor het Garnezoen, tot mijn volcoomen contantement, ick hebbe alhier meede laeten oprichten een Landts Balance, maer sijn niet versien van gewichten, om in toecoomende jahren te weeten watter iegelix uit het land gebrocht wordt, so de jenige die het Landt dan toecoomen sal, sal moeten sorge draegen voor gewichten. E:E:Moog:, aengaende de gelegentheijt van de Serjandt Willem van Nentes, de saecken sijn bijgelecht door goede beloften die hij gedaen heeft ; Hiermeede endigende, bevele de E:E:Moog: in de protectie des allerhochsten die u E:E:Moog: gelieve te spree.... in langduerige gesontheijt ; ende bleive U:E:E:Moog: D:W: dienaer, A: Thisso, Actum Tabago geseijt Nieu Walcheren, den 1 Aug: 1669
1669 - 1 augustus - brief Abel Thisso 2035 - 175 Gericht aan De E:E:Moog: heeren de Staeten van Zeelandt ; copie van de voorgaande brief.
1669 - 12 augustus - brief Abel Thisso 2035 - zonder nader nummer Gericht aan De E:E:Moog: heeren de Staeten van Zeelandt ; kort briefje meegegeven met het schip van de heren Lamssons ; schrijft dat hij bij de schipper wat vlees voor het garnisoen heeft gekocht, en verzoekt de E:E:M:heren om voor de betaling zorg te dragen.
139
1669 – 20 augustus – brief Johannes Basseliers 2035 - 176 vertaling overgenomen uit het boek: J: M: van der Linde, Surinaamse suikerheren en hun kerk, uitg. H: Veenman, Wageningen, 1966 Ed. Mogende Heeren. Mijn Heeren. Ik hoop niet, dat ik alreede bij UU EE of voor incivil of ondankbaar gevonnist ben als ik UU EE beleeftheden niet alleen maar ook gunste niet eer beantwoord hebbe. Ik leg de schult op de last van mijn dienst niet, maar op een schielijke overval van een quaat humeur, dat mij tot tweemaal, juyst met 't vertrek van twee schepen, so dapper trof dat het mij selfs ten dienst onbequaam maakte. Welke reden ik niet twijfel of sal een suffisante apologist sijn om mijn onschult bij UU EE te verdedigen, terwijl ik dankbaar blijve voor genote eer en gunste, gelijk ik hebben cunnen asueren uyt UU EE angenamen van 17 Meert, die mij tsijner tijt ter hand quam; waarin mij behalven dat leet was te verstaan alschoon so als gemelt, dat tgene sonder eenige gedagte dat het een principaele reden sou sijn van mijn ootmoedig versoek om te repatrieren, gestelt hadden, egter van UU EE daar voor is opgevat (twas de blame en laster over mijn persoon en dienst die mij so mondeling als door brieven van tijt tot tijd te voor quam) wijl er UU EE in den inhoud van deserve haar meeste, ja alleen Haar EE gedagten op gestelt hadden. Ik weet dat daar gevoelig af was en ook geschreven hebben, maar ook dat de principaelste reden van gemelt request was mijn geduurige continuerende indisposity en onbequaamheyd tot den dienst, en het principaalste van den inhoudt een ernstig versoek tot reparaty van eenige noodsakelijke oncosten die op mijn eygen costen had moeten doen en de somme van mijn tractement al vrij te boven gingen. Dat UU EE discrety soude oordeelen, dat die den Evangelio dienen daarvan behoorden te leven. Dat ik aangemerkt ik geen gagie of tractement beding als ik so vrijwillig aannam den dienst van Gods kerk hier te lande waar te nemen, versogt (bij occasy dat 't kerkelijke goedt vervoert was) maar alleenlijk van UU EE mogt getracteert sijn als andere predicanten van haare maatschappijen, van welk in UU EE missive niet een woort gementioneert vinde, als alleen dat van UU EE estime van mijn dienst getoont in die levende preuve met 't verhoogen van mijn gagie, daar ik ten dank voor verpligt blijve, met hope van derselver genegentheyds continuaty. Maar ik hadde of gehoopt, dat Haar Ed. Mogende mij iets voor gedane costen souden toegeleyd hebben of immers mijn tractement, ik meen dat van 1200 gulden, souden hebben laten aanvang nemen met den aanvang van mijn dienst, 't welk na mijn swager mij berigt op sijn request niet is toegestaan, waarom 't mij in tegenwoordig bij UU EE 't versoek doet re-itereren, niet als onvergenoegt sijnde, maar om reden boven gemelt, latende efter tselve aan UU EE gewone beleeftheyd, met hope dat UU EE in achtingc sullen nemen den grooten last van dese provincy (labor Herculeus) die meer als twee predicanten requireert (waarvan bij occasy UU EE al berigt hebbe), die niet estimerende ten aansien van de menigte, maar de wijtstandigheyd van plaatsen, t.w. 10 duytsche mijlen van den anderen gelegen, en die overhand sonder aansien van de injurien van de lucht, nagt of dag, coude en hitte etc. te bedienen. Welke moeyelijkheyd ik 't ook van die twee bovenmelde overvallen moet dank wijten. Ik soud ook in desen so openhertig niet insisteren of mijn request re-itereren, tensij ik bespeurde dat ik weynig profijt uyt UU EE gunste en liberaliteyt geniet, omdat daar ik te voor tot assistenty van het tractement van 8oo gulden iets uyt het magazijn genoot van leeftogt, in tegenwoordigheyt, nadat ik met den heer Gouverneur daarover sprak, daarbuyten gesloten ben, dewijl Sijn E. dagt dat Haar EE intenty was in 't verhoogen van mijn tractement, twelk tegen den anderen gestelt schadelijker als profijtelijker wesen soude, waarom ook UU EE interpretaty daarover van mij gewenscht en tegemoet gesien
140 wort. Dog 't zij hoe 't zij indien ik soveel obtineer dat ik als predicant van mijn dienst leven can, dat tot nog toe niet heb connen doen, ik sal UU EE versekeren, dat noyt request daarover meer presenteren sal, daarom bij desen alleen mij in mijn dienst en met deserve aan UU EE goedvinden, gunste en gewone beleeftheyd refereren, nog eens dankseggende en dankbaar blijvende voor de genotene, als ook daarvoor dat ik tegen vileyne lastermonden in UU EE bescherminge wesen sal. Maar aan d'ander zijde - Ed. Mog. ook assurerende, dat ik op UU EE recommandaty, door Gods genade, niet vertragen sal als die mij te jong daartoe gedevoveert hebbe, en van de Leydsman mijner jeugt op te wonderlijke wijse daar gebragt en bij de hand gevat ben. Ons gestadig gebed is maar om wasdom van Sijn geest, terwijl wij planten en nadt maken. Daar ik boven iets van den last van den dienst gewaagt hebbe, had wel nog vergeten een principals reden, de extravagante en hemeltergende godloosheyd van de natien der bij te stellen, maar dank heb dien groten Opperheer en nevens Hem UU EE wijsheyt en voorsigt, die ons so deftigen opperhooft hebt toegeschikt, een man die, behalven verstandig van goed beleyd en met alles begaaft wat men ten aansien van regeringe hier te lande sou wenschen, ook in 't weeren van publike private godloosheyt pius is; ons gebed is voor hem ter zaligheyd, en so die ook in 't tijdelijke leven leydt, meest om ons hier lang bij te wonen. Wat mij belangt Ed. Mogende, ik vind mij met deserve genegentheyd tot dit land als te voor, om daar in Gods kerke dienst te doen, indien UU EE goedheyd mij volgens belofte gelieft te assisteren, daar ik op hopen sal, met hope dat het ons vorder aen noodsakelijke middelen tot voortsettinge van Gods kerk en dienst te sijner tijd niet en sal mancqueren, waartoe scholen dienst niet weynig sal toebrengen, om niet alleen onse Christen jeugt maar ook die van uytlandsche en ingebore duysterlingen in 't ligt van de zonne der geregtigheyd op te queecken, en daarin te leeren wandelen, terwijl 't nog boven de kimmen van onsen horizont is. Ik vrees dat dese UU EE in gewonelijke gewigtiger besigheden al sullen verhindert hebben, waarom met pardon versoek over tselve afbreke. De Coning der coningen regere, heylige, zegene en zalige UU EE personen, regeringe, plaatsen en volkeren uwer heerschappije, welk de wensch en bede is van Ed. Mogende Heeren ootmoedigste en onderdanigsten dienaar (w.g.) Johan Basseliers. Suriname den 20 Aug. 1669.
1669 - 29 augustus - brief Nicolaes Combe 2035 - 177 Combe uit zijn bezorgdheid over het gebrek aan vivres. Hij zegt dat het getal der soldaten, matrozen en handwerklieden tezamen bijna tweehonderd man groot is. Nobles Puissants seigneurs, J' envoye cy ioinct le conte [= rekening] d'un bootsgesel ou matelot, qui a servi dans la fleuijte nommee Landt van Belofte, qui depuis son arrivee icy au fort a eu l'inspection sur les ouvriers ; avec le conte d'un autre soldat qui s'en retournent ensemble en Zeelande. Les autres deux soldats ont estés en garnison a Isekepe, le commandeur Jolijt leurs a livrés quelques habits sur leurs contes, je m'asseure que le le dit Commandeur a livré a V:N:P: le dit conte, ils n'ont rien reçeu de moy ; nous attendons icy des vivres a la premiere occasion, nous avons icy pres de 200 hommes, soldats, matelots, et artisants a entretenir, iay encor pour 6 ou 7 semaines de vivres dans le magazin ; monsr. le Gouverneur a acheté quelques noirs pour l'Estat, pou faire planter des vivres,
141 la cassave demeure en la terre 12 ou 14 mois, avant qu elle soit meuve, les iamus presques autant, les feues, patates et mil environ trois mois. Je supplie tres humblement V:N:P: de mettre ordre de faire envoyer bonne provision de sel ; sur ce je continue a prier dieu de plus en plus pour la benediction et prosperité de vostre noble gouvernement, et suis, De Vos Nobles Puissances, Le tres humble tres affectionné et obligé serviteur Nicolas Combe a Suriname ce 29e aoust 1669.
1669 – 30 Augustus – Brief Julius Lichtenbergh 2035 - 178 Verslag van de gebeurtenissen in Suriname in de periode 10 juli - 30 augustus 1669. Edele Mogende Heeren, Alsoo sedert mijnen laesten van den 10 julij alhier niets voorgevallen is, soo hebbe U:Ed: Mog: niet veel te schrijven, als dat Godt sij gelooft de Colonie int generael redelick gesont is, ende alle d'inwoonders in goede rust en eenenheijt sijn levende, en een ijeder om ter neerstichst om sijn plantatie te vergrooten, selfs de creaturen van Bannister , dewelcke siende dat soo langh achter blijft van sijn komste, beginnen te despereeren, ende wederom beginnen de handt aen het werck te slaen. Verleden Sondach sijn twee barken met eenige suijcker alhier van Caiane gekomen om vleijsch ende speck daervoor te handelen ; alsoo groot gebreck daer lijden, hebbende in seven maenden tijts daer niet een frans schip geweest, daer is met deselve een comijs van de compagnie mede overgekomen, dewelcke met abundante complimenten de vrije negotie op Caiane aengeboden heeft, ende mij versocht dat de saecke soodanich omtrent U:E:Mog: soude dirigeren dat alle herwarts komende schepen daer mochten aenspreeken, opdat sij haer belangh daeruijt souden mogen bekomen. Ick hebbe aen deselve barcken alsoo met contante suijcker quamen, de handel toegestaen, ende den comijs met deselve munt van complimenten aengaende sijn propositien betaelt, en wat dat aengaende, alsoo U:E:Mog: daer seer aen gelegen is dat Caiane in soodanigen kleijnen staet gebracht worde als mogelick is, eerstelick omdat te windwaert van Surinam leijt, ende in tijt van oorloch sterck sijnde, capabel soude sijn om .... & vrijen de vaert alhier te krencken, en ten andren omdat in allen tijt, sterck wordende alsoo insolente buren sijn als maer eenigsints mocht hebben, te vreesen staet dat ons de schildpadde vangst, die meest daer omtrent valt, souden trachten te beletten, gelijck sij alreede ten tijde van d'Engelsen begosten te doen, soo soude U:E:Mog: raden in plaets van de negotie op Caiane toe te staen, alsoo niet veel profijts daeraen vast kan wesen, wordende daer niet veel suijcker gemaeckt, dat U:E:Mog: alle de schepen die herwarts komen, in haer commissie specialick verboden daer aen te loopen, op pane van contrarie doende van den handel alhier sullen verstoken sijn ; soo doende geloof ick dat Caiane groote moeyte sal hebben om op te komen, en mijn opinie is, dat daechlicks meer en meer afgaen sal, en in allen gevalle sullen altijt gehouden sijn met gereet suijcker de coopmanschappen met haer eijgen vaertuijgen ten duursten hiervandaen te halen. Het vaertuijgh t'welck na d'Amesones had gesonden, om te sien of daer eenige negotie kost(?) aengestelt worden, is wederom gekomen rapporteert dat aldaer oorloch onder d'Indianen was, en derhalven de rivier niet konden opraecken, hebben een groote hoop seekoeijen vleijsch mede gebracht, t'welck rechtevoort in plaets van ossevleijsch of speck onder het guarnisoen uijtgedeijlt
142 wordt ; het sal noodich sijn dat UEd: Mog: met d'eerste gelegentheijt wat speck en vleijsch en sterken dranck wederom herwarts stueren en een goede quantiteijt goet indiaens karkesoen, geen spellen, naelden, hoeken of trompen der onder, om broot voor te handelen, ondertuschen dat het broot, daer sij nu mede besich sijn met planten, opkomt, en soo doende sullen U:E:Mog: het guarnisoen met weijnich kosten houden. Ick heb U:E:Mog: in verscheijde brieven geremonstreert dat noodich is dat de soldaten haer gage ingehouden worden, om daeruijt alhier gekleet te worden, bevindende daechlicks meer en meer dat nootsaeckelick is, alsoo veele soldaten vrijluijden worden, ende sij luijden versoecken, dat het gelt t'geene sij goet hebben mach geëmploijeert worden tot betalinge van een neger, die haer mochte gecrediteert worden. Ick sal nu den vierde van September weten wat voor schulden U:E:Mog: noch hier uijtstaende hebben, hebbende alle de debiteuren tegen dien dach geciteert(?), konnende het selve uijt den gebrouillieerden staet en papieren van den overleden secretaris niet terdege vernemen. Sal alsdan deselve gaen inmanen, en met d'eerste gelegentheijt de suijckeren oversenden ; Daer is groot gebreck van sout in de Colonie en de schippers willen niettegenstaende haer goede vrachten aengeboden worden deselve niet aennemen ; soodat UEd: Mog: int senden van een quantiteijt sout sullen dienen hebben sorge te draegen, alsoock swits(?) koolen die hier bekans op sijn, wat goede scheppen en spaden, en een nieuwe vlagge ; Eenige Joden hebben gisteren bij mij geweest, ende versocht dat UEd: Mog: versoecken soude, dat eenen Joodsen doctor genaemt Serrano, een fatsoenlick man gelijck sij seggen, bij UEd: Mog: ontrent den schipper, daer hij mede overkomen sal, mach gerecommandeert sijn, want sij hem nu gebeden hebbende, door belofte van UEd: Mog: toedoen een gemakkelicke passage toeseggen ; hiermede afbreekende, bid ick Godt dat hij UEd: Mog: regeeringe gelieve te segenen, en sal altijt sijn, Edele Mogende Heeren, UEd: Mog: onderdanigen dienaer, J: Lichtenbergh, Actum Suriname den 30 Augustus 1669.
1669 - 8 september - brief Andries Crana 2035 - 179 gericht aan de Staten van Zeeland ; Crana is een commies op de kust van Sonho in Afrika Mijn heeren U:E:E:Moochende patente verleent aen den Cappn: Nicolaes Raes om op dese custe van Angola met zijn fregat de Goude Poort sijn slaevenhandel te doen, hebbe naer alle behooren gereverendeert ende den Cappn: tot inhandelinge van sijn competente slaven getrouwelick gevoordert, ende alsoo U:E:Mo: haer niet weinigh laeten gelegen wesen om de provintie van Suriname tot een welgeboude Colonie in staet te brengen is nootsaeckelic van noode tot dusdaenige voorplantinge (aengesien sulcx door de naturele aldaer niet geschieden kan) het geduerigh aenbrengen van slaven, waervan U:E:E:Mo: overvloedigh op dese custe jaerlicx soude konnen geprovideert worden, t'gene in ses jaren merckelic hebbe bevonden , ende dat principalic over drie jaren in dese provincie van Sonho, in welcken tijt door den oorlogh met Congo tot twee dieverente reijsen (wijsen?) desen prins sich van soo een magtich conninckrijk heeft meester
143 gemaeckt vanwaer veele duizenden van slaven op dese gansche cust sijn verhandelt, soodat nu door dese overwinning de wegen geheel tot den slaef- en tandenhandel sijn geoopent die van te vooren altijt over dese sijde sijn geslooten geweest, alsoo alle de slaven die in Congo te becommen waeren, bij de portugijsen alleen vernegotieert wierden. Ende nu soo U:E:E:Mo: maer en gelieven de handt daeraen te houden ende met desen prins ofte heer des Lans goede correspondentie te hebben (waertoe hij alle genegentheijt is betoonende conform sijnne nevengaende missive) wil verhoopen niet alleene van groot profijt voor U:E:E:Mo: jaerlicx te bewinnen soude sijn, maer van groot afgunst voor de portugijsen in hare negotie van Bresil, (t'gene de Ed: Generaele Geoctroieerde West Indische Companie ....... genoegh hebbe in differente reijsen voortgedraegen), maer t'schindt dat sij het weinigh achten veel min haer daeraen laeten gelegen wesen, alsoo sij Godt beetert haer eijgen recht bij octroie van haer hooch Moeg: vergunt voor een kleine prijs daegelicx sijn vercoopende, principalic de heeren Lessins hebben door respective(?) camer van Amsterdam, die anders niet en doen dan dese gansche cust verderven, ende dat door de menichte van scheepen die sij hier soo over hoop naertoe senden ; ick hebbe waerachtich bericht van de schippers selfs, die mij verclaert hebben den gene die 200 ducatonnen de bewinthebbers vereerde, daedelic ende d eerste hier naertoe geexpidieert wiert als geschiet is bij t schip Santa Maria schipper Volckert Clasen Room. Wadt gewelt dat de schippers ende comisen van de scheepen de prins te peert, America, Auropa, ende den gt: van hier op dese arme cust, tot naedeel ende onderganck van de gansche Companie gedaen hebben, is onmoogelic hier alles te connen relateeren (ende niet tegenstaende de Ed: heeren bewinthebbers van Amsterdam schoon aen haer dicmaels daerover hebbe gedoleert en geven mijn rechtveerdighe clachten geen gehoor) soodat genoodtsaeckt ben met desen gelegentheijt mijn toevlucht tot U:E:E:Mo: te neemen, opdat mij daernaer geen schult moechte geven worden, alsoo godt beetert daertoe bitter vianden genoegh hebbe, ende dat aleenelic omdat ic met al te groote getrouwigheijt de Ed: Companie altijt hebbe getracht te dienen, t welcke (ik in) den tijt van ses jaeren die ic onder de genaede en ongenaede int verdraeghen van veele slaegen, moetwil ende ghewelt, hebbe uijtgestaen, genoegh betoont hebbe ende dat onder dese barbarsche heijdenen ; nochtans bij de Ed: Companie alles wel geweeten maer mij geen secours ofte onset gedaen, dan alleen voor alle mijn getrouwen dienst ende gepasseerde arbeijt compt men nu over ses weeken met t schip Amsterdam van Del Mina om mij welgeboeijt daer naertoe te brengen, voorwaer een loon die de Generaele West Indische Companie aen haere getrouwe dienaers gewoon is te geven, niet tegenstaende dese quaede belooning voor mijn getrouwen dienst ende voor desen door haer bij mijn groote geleeden schaede over het ongefondeerde usurpeeren vant schip de Pietas ten jare 1660. Sal nogtans mij ten allen tijden betoonen te wesen een getrouwen dienaer van haer Ed: Moegende, t gene breeder bij den cappn: Raes U:E:E:Moogende sullen gelieven te informeeren. Waerom desen becortende sal Godt almachtich bijdden hij met sijnen goddelicken segen U:E:E:Mo: veele prosperiteijt & lanc leven tot aughmentatie van den staet gelieve te verleenen. UEd: Moegende DW: en onderdaenigen dienaer Andries Crana Sonho, den 8 September 1669
144
1669 - 20 September - introductiebrief 2035 - 180 Gesteld in het portugees ; ongetwijfeld de introductiebrief van de prins van Sonho, zie hierboven.
1669 - verslag van een rechtszaak 2035 - 181 t/m 185 document 1 - ??? ; vergezeld van 2 attestaties document 2 - 2 getuigenverklaringen document 3 - 2 getuigenverklaringen (attestaties) document 4 document 5 - attestatie
1669 - 3 october - brief Nicolaas Combe 2035 - 186 Gericht aan de Staten van Zeeland. In het frans gesteld. Vergezeld van 3 bijlagen: 2035 - 187a lijste van goederen van de West Indische Comp: gevisiteert door ordre van heer comm: Crijnssen saliger, in presentie van de heeren Lieut. Versterre en vendrich Margout, en ondertekent met hare namen, en gestelt in de handen van de Commijs Combe den 17 oct. 1668. NB: deze inventaris van het cargasoen werd opgesteld naar aanleiding van diefstallen begaan door commandr. Dubois ; zie hierover Combe's brief 2035 - 057 2035 - 187b lijste van goederen van de West Indische Comp: gegelevert door ordre van heer comm: Crijnssen saliger, periode 23 oct. - 31 dec. 1668 ; de lijst is geaccordeerd door Ptr. Versterre. 2035 - 187c lijste van goederen van de West Indische Comp: gelevert 't sedert den comste van den Edele Heer gouverneur Lichtenberg. De lijst bestrijkt de periode 14 mei 1668 - 8 oct. 1669 ; de lijst is geaccordeerd door J. Lichtenberg
1669 - 22 october - brief J: Lichtenberg 2035 - 188 Gericht aan Pr: de Huijbert, raadspensionaris van Zeeland, residerende te Middelburg. Mijnheer, Tot noch toe continulick zonder intermissie, soo langh ick hier int Landt geweest hebbe, gemedisineert hebbende, en siende dat door de onkenisse van de chirurgijns alhier, al hetgeene ick daertegen gedaan hebbe, mij int minsten niet en helpt, maer alleenlick swack en mager maekt, en dat met een groote verstoptheijt in mijn slincker borst, continueele pijn en swaere kloppingen
145 van t’ hert, en een sware swaermoedicheijt geaffligeert blijft, en derhalven een miserabel en languissant leven ben leijdende, t’geen mij bijkans desperaet maeckt, soo ist dat ick mij geforceert vinde, U:E:Mo: bij desen ootmoedelick en instantelick te versoecken, doch die goetheijt voor mij te hebben, om mijn rechtmatich versoeck om verlof, aen Haer Ed: Mog: gedaan om eens te mogen repatrieeren, met U:Ed: gunst te patrocineeren, ick wil immers hoopen dat U:Ed: die mij soo menichmael en overvloedich sijn genegentheijt heeft getoont ende mij of den trap van fortuijn heeft gebracht daer ick rechtevoort op ben, mij in dese gelegeentheijt sijn gunst niet en sal refuseren, te meer omdat den publijken interest van de colonie, gespecificeert in mijnen brief aan Haer Ed: Mog: geschreven, aan welcke mij refereer, ten hoochsten vereijst, principalick over die twee pointen: van het bewoonen van het landt en het opstellen van impositien, dat hoe vroeger hoe beter eens bij Haer Ed: Mog: ben om haer van alles terdegen, also het selve onmochgelick schriftelick niet doen en kan, mondelingh te informeeren, dese hoope doet mijn courage nemen om mijn ongeval met patientie te endureeren, steunende hier benevens op UEd: belofte aan mij gedaan, omtrent het point van mijn maistres, welcken tijt sijnde 18 maenden, rijcklick sal geexspireert sijn, als mede op de discretie van Haar Ed: Mog: die benevens UEd: geen plaijsier sullen neemen, om mij miserabel en languissant, bij manquement van cure, te laeten sterven, principalijck nu op alle voorvallende saecken vaste orders sijn gestabilieert, daer een ijeder sich na is reguleerende, ende dat den Luijtenant Versterre, die in d'affaires van het Landt geverseert is, met volkomen capaciteijt, t’geen UEd: met assurantie verseekeren kan, soo langh absent ben, genoechsaem alles sal dirigeeren, ick wil derhalven niet twijffelen of sal een favorabel apostill op mijn rechtmatich versoeck obsineeren, en sal hetselve met brenger deses, die ick expres ten dien eijnde afgeveerdicht hebbe, tegemoet sien, en sal UEd: soo doende met alleen voor mijn fortuijn, maer voor mijn gesontheijt en leven, en het obtineeren van mijn maistres, daer ick bij refus van verlof, benevens mijn gesontheijt mede van sal gefrustreert sijn, eeuwich verobligeert sijn : wat nu belangt de plantatie, daerin UEd: een part in mijen laeste brieven hebbe toegesecht, is in goeden staet, de timmerluijden sijn besich om de meulen op te letten, ende met d'eerste regen die wij allen dageen verwachten, sullen de 90 akers lands die van dit iaer gevallen hebbe, met riet en 9 akers met provisie, beginnen beplant te worden, uijt welcke krop, benevens het riet twelckt rechtevoort in de gront staet, en over een maent of 9 sal beginnen rijp te worden, soo veel suijker, indien geen merkelick ongeluck overkomt, sal gemaeckt worden, om de plantatie, sijnde alreede twintich da op(?), met 40 goede negers ende 12 peerden, daer ick den brenger deses mee eenen om sende, en al het geene voorders tot de plantatie hoort, te betalen, waervan UEd: op mijne thuijskomste tot een stuijver toe correctelick sal blijck doen, na welcken tijt hertelick verlangende, sal ick afbreeken, ende, na presentatie van mijn onderdanigen dienst aen wie(?) vrouw UEd: alderliefste, de heer en vrouw van Burgh ende UEd: andre twee soons altijt sijn. Mijnheer, UEd: onderdanigen dienaer, J: Lichtenbergh Actum Suriname den 22 octob: 1669
146
1669 – 26 october – Brief Julius Lichtenbergh 2035 - 189 Verslag van de gebeurtenissen in Suriname in de periode 30 aug. - 26 oct. 1669. Lichtenbergh, zwaar ziek, begint te beseffen dat Suriname hem wel eens het leven kan kosten, net zoals dat bij Crijnsen is geschied. Hij weet dat men hem geen verlof zal toestaan, en neemt daarom zijn toevlucht tot een andere aanpak: hij dringt aan een reis naar patria te mogen maken, om persoonlijk enkele belangrijke zaken toe te lichten. Deze aanpak heeft hem uiteindelijk succes opgeleverd, en hij is één van de weinige gouverneurs uit de begintijd die Suriname heeft overleefd. Edele Mogende Heeren, Tot noch toe U: Ed: Mog: niet als int generael den staet van het Landt hebbende konnen toeschrijven, alsoo den Secretaris, stervende, mij een gebrouilleerde secretarie naliet, soo ist dat ick, deselve nu in een behoorlicke order gebracht hebbende, niet hebbe konnen nalaten, UEd: Mog: bij desen den staedt van het Landt alles gespecificeert, hoe dat op mijn komste alhier is geweest, ende na mijn gissinge rechtevoort is, mitsgaders een authentijke copije van alles t'geen hier int stuck van politie vastgestelt is, over te senden, ende daer benevens te remonstreeren, wat tot een totale vaststellinge van dese colonie, hoe vroeger hoe beter diende gedaen te worden, op dat UEd: Mog: konnen sien wat de Colonie vermindert ofte vermeerdert is, wat wetten en orders alhier sijn gestabiliseert, ende wat meerders op de geproponeerde pointen dient int' werck gestelt te worden. Wat belangt den staet van het Landt geconsidereert in de quantiteijt van planters, negers, beesten, molens, etc. refereere mij aen de nevensgaende lijst, gelijck in de maent van Aprill opgenomen heb, ende na mijn gissinge rechtevoort is, sullende toekomende maendt van meeste, alsoo ick bevinde dat veel volck buijten de rivier of om te vischen of om te handelen sijnde, sich niet aengegeven heeft, ende daerenboven al het volck t'geen met mij alhier, en sints dat hier geweest heb, soo uijt het vaderlandt als van andre plaets gekomen is, daer mede niet op gespecificeert staet, opnieuw correctelick het getal van alles opnemen, opdat U:Ed: Mog: tot een man toe en alles incluis mogen weten t'geen in de colonie is ; konnende UEd: Mog: in passant dit verseeckeren, in cas hier suffisantelick negers en beesten gebracht worden om het nieu gevallen Landt, t'welck wel is twaelf hondert akers, te bewerken, en dat maer de coopluijden voor een redelicken tijt credijt willen geven, dat de colonie t'eenemael uijt haere schulden sal geraecken, en dat tenminsten uijt die krop benevens hetgeene uijt het oude riet provenieeren sal, vijftien a sestien kloecke schepen vol suijckeren sullen afgescheept worden, ende indien daer benevens servants hier gebracht worden, dat binnen korte jaren een opulente florissante en populeuse colonie sult hebben. Wat aengaet de wetten en ordonnantiën die hier int' point van politie gestabiliseert sijn, refereere mij aen den copie van het notulboeck hiernevens medegaende, en sal UEd: Mog: diesaengaende seggen, dat, na menichvuldige reprimandes die aen sommige bentvogels [zo staat het er] gedaen hebbe, ende verscheijde straffen die ontrent eenige quaatwillige hebbe gepleecht, een ijeder rechtevoort pais..lick sonder murmureeringen na deselve sich gedragende ende alle int' generael gerustelick na den inhoud derselve sijn levende. Wat nu belangt hetgeene tot een totale vaststellingh van de colonie diende int werck gestelt te worden, sal UEd: Mog: de pointen aenwijsen met het instellen van dewelcke hoe vroeger hoe
147 beter en voornaementlick ontrent het point van het berooven van Surinam niet dienen getardeert te worden. De pointen dan sijn dese: 1 - Eerstelick hoe en op wat manier de impositiën alhier tot meeste profijt van UEd: Mog: en minste belastinge van de inwoonders moeten en konnen ingestelt worden, want impositien als bij exempel, het hooftgelt opstellende, gelijck in de franse eylanden, soo sullen UEd: Mog: heel weijnich trecken, gelijck ick UEd: Mog: met verscheijde redenen sal konnen aenwijsen. 2 - Hoe en op wat manier Surinam moet bewoont en beplant worden, want soo continueerende streckt tot groot nadeel van UEd: Mog: en groote swackheijt van de colonie, waerin derhalven hoe vroeger hoe beter diende versien te worden. 3 - Wat voor encouragementen aen de Joodse natie alhier dienden gegeven te worden, want daerdoor veele Jooden alhier souden gelockt werden. 4 - wat tot kleijnmaecken van Caiane diende int'werck gestelt werden 5 - Hoe men een notable negotie met de franse compagnie op d'Eijlanden soude konnen aenstellen, twelck, ick niet en twijffel, alsoo groot profijt voor haer daeraen vast is, of sullen toestaen en een groote saecke voor Surinam soude sijn. 6 - wat orders int generael op de negotie alhier dienden gestelt te worden. 7 - Hoe men hier veel metselaers en timmerluijden sal konnen krijgen sonder kosten van UEd: Mog: 8 - waer en hoe men een hooftfortresse alhier diende te maecken, en hoe hetselve met weijnige kosten van UEd: Mog: soude konnen geschieden. UEd: Mog: sullen sonder twijffel verwondert sijn dat dese pointen voorstellende, daer benevens niet en allegeer en aenwijse suffisante argumenten en redenen, waerom en op wat manier dit alles ten besten diende gedirigeert te worden ; de reden hiervan is, dat onmogelick hetselve schriftelick niet en kan doen, om de menichvuldige aenwijsingen, argumenten, en debatten die ontrent sommige pointen vallen, en absent sijnde niet kan beantwoorden. Is derhalven mijn ootmoedich versoeck alsoo de saecke wel dobbel van mondelinge aenwijsinge requireert ; ende den publijcken interest ten hoochste deraen gelegen is, dat UEd: Mog: mij een acte van Verlof gelieven te vergunnen, en met d'eerste gelegentheijt toe te senden, om toekomende somer eens te repatrieeren, om UEd: Mog: alsoo van alles mondelinck terdeegen te informeeren, ende niet qualick te willen nemen, dat ick benevens dese publijcke reden voor een wettelicke reden, dat eens gaerne thuis soude sijn, allegeer mijn continueele quijnende sieckte, die mij tot noch toe sonder intermissie getravaillieert heeft, ende daer geen middel ter weerelt sie om hiervan genesen te worden : want gelijck natuurlick is, verlangh ick seer, eer 't eenemael ge....eert is, gelijck ick vrees, dat alreede niet veel en scheeldt, om daervan gecureert te sijn, ende hebbe het vertrouwen, indien ick onder een goeden doctorshand was, die mijn sieckte kende, daer dese chirurgijns de minste kennisse niet van hebben, dat in korten wel herstelt en tot mijn voorige gesontheijt soude gebracht werden. Ick hebbe al over langh van verscheijde van de voornaemste van het Landt, die mij het perijkel van soodanigen sieckte als ick hebbe voor oogen stelden, aengeport geweest om van UEd: Mog: verlof te versoecken, om te mogen repatrieeren, doch alsoo ick hebbe gesien de groote confiance die UEd: Mog: ontrent mijn persoon hadden, dat de colonie in goede order en d'Inwoonders in onderlinge eenicheijt soude brengen, soo hebbe hetselve niet willen doen, doch ter contrarie een resolutie genomen om met patientie, niet tegenstaende weijnige ofte geen middelen tot herstellinge van mijn gesontheijt tegemoet sach, alles te endureeren, en ondertuschen soo veel mijn capaciteijt ende krachten hebben konnen bijbrengen, op alles requireerde orders te stellen,
148 mij verseeckerende, dat UEd: Mog: genoechsaem geinformeert sijnde van mijne continuele indispositie, ende siende haer colonie in goede order gebracht, geen difficulteijt souden maecken om mij eens tot herstellinge van mijn gesontheijt te laeten repatrieeren. UEd: Mog: sullen misschien swaricheijt maecken om mijn versoeck toe te staen, uijt reden dat misschien sullen aprehendeeren, dat de colonie bij mijn absentie geen gouverneur hier sijnde, niet wel soude gedirigeert worden. Ick sal UEd: Mog: diesaengaende seggen ende verseekeren, spreekende nu niet als ijemandt die geerne thuijs soude sijn, maer als ijemandt die besich is om het meeste part van sijn middelen alhier aen te leggen, en derhalven int' wel of qualick gaen van de colonie ten hoochsten geïnterresseert is, dat den Luijtenant Versterre met soodanigen capaciteijt alles sal konnen dirigeeren als UEd: Mog: souden konnen desireeren, sijnde een persoon nuchter van leven, ende alsoo alle d'affaires van het Landt bijgewoont heeft, in deselve t'eenemael geverseert, t'welck mij de vrijmoedicheijt doet nemen, om UEd: Mog: bij desen te versoecken, alsoo ick niet en twijffel, of UEd: Mog: sult sijn tractement, waervan hij onmogelick alhier niet en kan leven, gelijck ick alreede in mijnen brief gedateert den 18 Meert UEd: Mog: hebbe voorgedragen, verhoogen. Dat doch meteenen de goetheijt gelieven te hebben om hem met de caracter van Capiteijn, gelijck du Bois gehadt heeft, te beneficieeren, want soodanigen caracter een meerder impressie van respect aen d'inwoonders en principaelick aen d'Engelse die wat hoochhertich sijn, is inprentende alswel de caracter van Luijtenant, ende in allen gevalle is goet voor de colonie, bij absentie of sterven van den gouverneur, dat d'inwoonders hetselve behoorlick voor een tweede hooft hebben, principaelick alhier, daer bij overkomen van soodanigen geval, alle authoriteijt op hem is dezolveerende. Dese bovenstaende remonstrantien dan UEd: Mog: met behoorlicke eerbiedicheijt en sincereteijt voorgedragen hebbende, sou en wel niet twijffelen of UEd: sullen mij mijn rechtmatich en gefundeert versoeck toestaen, ende mij de Acte van versoeck, met brenger deses, die met d'eerste gelegentheijt wederom staet herwarts te komen, toesenden, sullende soodraeij ick van dit quijnende quaet mij sal bevinden genesen te sijn, om niet alleen hier, maer in wat plaets en wat gelegentheijt het oock soude mogen wesen, UEd: Mog: commandementen met behoorlicken onderdanicheijt en ijver te embrasseeren ; Hiermede dese materie afbreekende sal verders UEd: Mog: notificeeren wat sedert het afsenden van mijnen laesten brief alhier gepasseert is. Ick hebbe eenige dagen geleden door een boot, die ick naer Poveron(?) gesonden hadde om broot te ruijlen, een brief gekregen van den commandeur Salloo, waerin hij mij schrijft, dat de inwoonders aldaer tot noch toe eenich secours van de drij steden van Walcheren tegemoet gesien hebbende, ende hetselve niet vernemende, geresolveert sijn altemael herwarts te komen, en derhalven versoeckt om vaertuigen derwarts te senden om se af te halen, weshalven ick den hoecker die ick gemeent hadde na huijs te senden, hebbe laeten klaermaecken, die over drij a vier dagen sal gereet sijn om derwarts te gaen en deselve hier te brengen. Sedert mijnen laesten brief waerin UEd: Mog: schreef dat de colonie redelick gesont was, veel volck door de groote hitte, die de meer als gemeene droogen tijt causeert, sieck gevallen, ende oock redelick veel gestorven, ende en sie, alsoo in ses maenden hier geen schip uijt het vaderlandt geweest is, geen andre in de plaets komen, t'welck de rechte wech niet en is om de colonie te populeeren, en derhalven, indien alreede niet geresolveert hebt, nootsaeckelick sijn sal dat UEd: Mog: het inbrengen van servants toestaen, want dat het rechte middel is om niet alleen het Landt te populeeren, maer om het Landt van goede planters te versien, die nootsaeckelick, door den dwangh daer sij onder sijn, daeruijt moeten groijen, 't geen alle soo franse als Engelse Eijlanden heeft in die staet gebracht, daer se rechtevoort in sijn.
149 Drij dagen geleden is hier een negerschip voor de rivier geweest, toebehoorende aen de Heer Daubé, waervan de stierman, bij aflijvicheijt van den schipper genaemt Bartel Nauters(?) schipper sijnde, hier bij mij geweest is, het schip buijten de rivier laetende, ende de negers heeft gereijlt te verkoopen, doch is niettegenstaende meer als de helft voor courante wisselbrieven, volgens de prijs daer hier voor van de voorgaende schippers sijn verkocht geweest, heeft konnen quijtraecken, en daerenboven de rest aen goede suffisante planters voor 2000 pd suijcker, binnen een jaer te betalen, soude hebben connen vercoopen, t'welck hem alles hebbe geremonstreert, na de franse eijlanden geseijlt, mij niet anders replicierende als : dat sijn order was, in cas geen contant suijcker voor sijn negers alhier konde krijgen, na de franse eijlanden te loopen. soo dat in cas alle die negerschepen die hier staen te komen, soodaenigen order hebben, te vreesen staet, dat een groote partije van die 12000 akkers landt die met riet staen beplant te worden, niet sal konnen bij manquement van negers beplant ende bewerckt worden, alsoo alle de planters int' generael soo kleijn als groot in geen staet sijn om negers voor contant suijcker te konnen koopen, sijnde soo wel den eenen als den andre vol schult, en soo vol, dat van dit jaer niet sullen haere oude schulden konnen betaelen, en dat ick gehouden sal sijn, siende dat de coopluijden alias Schotties alle rechtdagen sententie tegen de planters obtineeren, en niet anders spreecken als van negers en beesten van de plantatien te halen, want daerop alleen de executien hier vallen konnen, veele executien te refuseeren om alsoo verscheijde groote plantatien, daeraen welvaren van de Colonie in bestaet, en die anders geruineert souden sijn, en toekomende jaer genoech .... sullen konnen betalen, te salveeren en staende te houden. Ick wil derhalven hoopen dat UEd: Mog: op het request van d'Inwoonders op het point van de negers een favorabel apostill sult gegeven hebben, 'twelck sij alle uren met groot verlangen tegemoet sien, en ick verblijt soude sijn om haer dat goed nieuws te geven, want dat de rechte wech is, om de colonie in weijnigen tijt te brengen tot een staet daer anders langh sult mede besich sijn. UEd: Mog: sullen mede, indien geen victualie onder weech is, eenige gelieven over te senden, ende wel doen van het guarnisoen altijt wel van indiaens cargesoen versien te houden, want men daer alles van d'indiaenen voor ruijlen kan. De suijckeren, die UEd: Mog: sijn competeerende vanwegen de confiscatie gedaen bij het overgaen van het Landt, ben besich om in te vorderen, waervan de schulden, die int regard van de fortificatie sijn gemaeckt, sal betalen, en voorts de rest met het eerste schip sal thuijs senden. UEd: Mog: sullen mede gelieven: pick, teer, arpuijswant, seijldoeck en wat voorders daertoe behoort herwarts te senden, of de vaertuijgen sullen alle in de gront raecken ; Hiermede eijndigende, bidde ick Godt dat hij UEd: Mog: Regeeringe gelieve te segenen, en sal in alle gelegentheijt altijt sijn, Edele Mogende Heeren, UEd: Mog: onderdanigen dienaer, J: Lichtenbergh Actum Paramaribo in Surinam den 26 Octob: 1669.
1669 – 26 october – Brief Julius Lichtenbergh 2035 - 190 Duplicaat van de voorgaande brief.
1669 - 15 november - ordonnantie Julius Lichtenbergh
150
2035 - 191 Philips Julius Lichtenbergh, gouverneur van de provintie & revieren ende districten van Surinam, ende Capt: van een Compaignie voetknechten ten dienste van de Vereenigde Nederlanden, Alsoo ick verneem, dat door eenige quaet spreekende tonghen, worden uijtgestroijt eenige quade geruchten tot disrespect van dese Colonie, streckende, alsdat de inhabitanten van de Engelsche natie alhier woonachtich, tegen haere danck en wil, alhier gehouden worden en geen libertheijt hebben, om met haer goederen van hier te vertrecken, ende voorts geen vrijheijt hebben, neffens ons en andere natien, haer profijt voor te setten, soo ist, dat ick Philips Julius Lichtenbergh, gouverneur, houde gemelt , om sodaenige valsen geruchten en uijtstroeijsels, voor te comen, in de naem & vanweege de Hoogmogenden Heeren Staeten Generael der Vereenigde Nederlanden ende de Edele Mogende Heeren Sraeten van Zeelandt, alle engelse natie, die tegenwoordich hier sijn, ofte hier naemaels haer residentie hier souden connen te nemen, ....... , te sullen genieten alle rechten, privilegien, en vrijheeden, die de duijtsche ofte eenige andere natie hier van te vooren gehadt hebben, nu presentelick hebben, en in toecomende souden connen genieten, Declareerende bij desen in cas eenich persoon ofte persoonen, niet geneegen sijn onder dese onse duijtsche wetten en reglementen ofte dit tegenwoordich gouvernement haer te submitteeren, maar liever geneegen zijn, dishalven, de Colonie te quitteeren ende te verlaaten, ende haerselven na eenig andere colonie te transporteeren, dat deselve sullen hebben vrije libertheijt om hetselve te doen, mits contenteerende alle haere creditteuren, die eenige pretentie tegen haer souden moogen hebben in te brengen, sullende de welgemelte haer gouverneur haer scheepen fourneeren, tot dien eijnde om haer met haere goederen te transporteeren, mits betaalende redelijcke vracht, en vier en halffe percento van hetgeene sij sullen uijtvoeren, als voor desen betaelt is geweest aen de Loordt Willobij, en opdat diegeene die geïntentioneert sijn van hier te vertrecken, tijdelijck van suffisante scheepen moogen versien worden, sullen deselven haer aen de Gouverneur binnen de tijt van ses weecken nae publicatie deses, hebben aen te geven, nae welcks expiratie haer noch ses maenden gegeven wordt, om met gemack en tot haer meeste voordeel, haere goederen te vercoopen. & opdat een ijegelijck mach kennelijck sijn, dat in dese alle een senceere intentie is, soo verobbligeerdt gem: de gouverneur bij desen, alle soodanige neegroos, die sij vóór de reductie van de collonie gehadt hebben, indien sij deselve niet vercoopen cunnen, alle selven aen te nemen, op soodaenigen prijs, als de ordinaire prijs van oude neegers alhier in deese colonie is, en deselve alle hulp en bijstant toebrengen, opdat haer voorseijde goederen met alle imaginabele spoet tot her meeste voordeel mogen vercoopen.
Actum Surinam den 15 9bre 1669, [onder stondt] per ordonnantie van den welgemelten heer gouverneur J: Lichtenbergh Dirk Carstens Abs: Sec:
151
1669 - 19 November - declaratie Simon Aertsen 2035 - 192 declaratie van schipp. Sijmon Aertsen over de reijse van de riviere van Surinaem naer Barbados: "de Dijcklijrasije van hoe dat wij aen Barbados aen Landt bekomen sijn" Dit is het getuigenverslag van Aertsen over zijn onfortuinlijke reis naar Barbados, waar zijn schip in beslag werd genomen. Zie ook 2035 - 133 en 140 ; en de juridische documenten na no. 140. Het document is opgesteld ten overstaan van de provisionele secretaris Dirck Carstens. Als getuigen treden op W: Mogge, en Samuel Nassi
1669 - 23 november - brief Julius Lichtenberg 2035 - 193 Gericht aan Pr: de Huijbert, raadspensionaris van Zeeland, residerende tot Middelburg. Mijnheer Ick wil hoopen dat mijne brieven met het schip het Seepaert afgevaerdicht, door mijn sergant wel sullen behandicht sijn, en dat op mijn instantich versoeck aen Haer Ed: Mog: gedaen, soo uijt consideratie van den publijken interest, als uijt consideratie van mijn quijnende sieckte (die ick vrees mij noch ondermoffelen sal) vooraleer mijn iteratief versoeck sal aengekomen sijn, verlof om te mogen repatrieeren sal erlangt hebben ; waertoe UEd:, in cas noch niet mochte gedaen sijn, ootmoedelick bidde sijn gunstige patrocinatie te willen toebrengen, want ick met soodanigen pijn in mijn lincker borst en voort' hert gequelt ben, dat ick somwijlen van pijn niet weet te duuren, en daer benevens heb ick een brief van mijn maistres gekregen, waerbij sij mij schrijft, dat sij hoort dat haer vader haer aen een ander uijttrouwen will, welcke tijdinge, wat cordiael, voor een sieck mensch is UEd: genoechsaem kan afmeten, doch evenwel, alsoo ick altijt een vaste resolutie in haer gesien heb, ben in dat point, indien maer verlof krijge, niet bekommert, alsoo sij mij schrijft dat sij dien bal, indien sij maer verseekert is van mijn thuijskomst, wel sal afkaetsen ; ontrent welcke saecke, buijten mijn indispositie UEd: sijn reflectie sal gelieven te nemen, wat mij daeraen gelegen is, ende wil derhalven niet twijffelen of sal hetselve verlof door UEd: patrocinatie erlangen. Wat belangt de Plantatie daer UEd: Part in belooft heb, daer sijn rechtevoort een en veertich schoone negers op, die besich sijn om het nieuw gevallen landt soo met riet als met provisie te beplanten, waeruijt, benevens het oude riet datter op staet, ick meene soo veel sal gemaeckt worden, om alles t'geene sal gedebousseert sijn te konnen betalen ; de molen met het molenhuijs gelijck ick UEd: geschreven heb sijnde timmerluijden mee besich, en sal binnen twee a drij maenden alles in sijn volle postuur sijn, soo datter niet sal manqueeren als de peerden, daer de sergant mede omgesonden hebbe, dewelcke gekomen sijnde, men sal beginnen te malen. Ick hebbe met vreuchde uijt andre particuliere brieven verstaen, dat de Heer van Burgt geworden is Raetsheer van den Raet van Vlaendren, waermede UEd: veel geluck ben toewenschende, ende versoecke van mijnentwegen aen Sijn Ed: deselve geluckwenschinge te doen ; doch hebbe hiertegen met droefheijt vernomen dat de doot van de Heer van Rengerskerke, twekck mij seer gesurprenneert heeft, sijnde een sterck en gesont edelman doen ick van huijs vertrock ; Hiermede afbreekende, recommendeere ick UEd: andermael mijnen grooten interest van repatrieeringe, en sal, na presentatie van mijn onderdanigen dienst aen mevrouw UEd: Alderliefste ende de Heer en Vrouw van Burght, altijt sijn, Mijnheer, UEd: onderdaenigen dienaer,
152 J: Lichtenbergh, Actum Surinam den 23 Novenb: 1669
1669 - 20 november - brief J: D: Huybert 2035 - 194 Gericht aan de Staten van Zeeland ; bedankbrief voor een bevordering. Edele Mogende Heeren, Ick vinde mijnselven ten allerhooghsten verplicht, Uwe Ed: Mo: bij desen met alle schuldich respect te bedancken voor de Eere en Jonste [=gunst] die Uwe Ed: Mog: mij soo favorabel hebben gelieven te bewijsen van mijn persoon, in dese gewesten door de handt van de heer Gouverneur Lichtenbergh, te hebben doen versorgen met een vendel(?) ; Uwe Ed: Mog: versekerende dat ick all mijn leven daervoor sal verobligeert blijven, om hetselve als een braef en couragieus soldaet met alle getrouwe diensten aen den Lande en met alle behoorlijcke respect aen Uwe Ed: Mo: te verschuldigen ende daerdoor occasie capteren(?) om door Uwe Ed: Mo: Jonstege genegentheijdt tot verdere digniteijten te werden geavanceert ende vervolgens mijnselven meer en meer tot den dienste van den Lande en Uwe Ed: Mo: te bequaamen, om welck vast vertrouwen desen met alle schuldich respect besluijtende sal mij onderschrijven te sijn en alle mijn leeven lanck te blijven, Edele Mogende Heeren, Uwe Ed: Mo: gehoorsamen en getrouwen dienaer, J: D: Huybert Surinaeme int fort Zelandia den 28 november 1669
1669 - november 30 - brief Pieter Versterre 2035 - 195 Gericht aan de gecommitteerde raden van de Staten van Zeeland ; bedankt voor de extra jaarlijkse toelage groot F 300,- "voor sijn taefel".
1669 – 4 december – brief Julius Lichtenbergh 2035 - 196 Verslag van de gebeurtenissen in Suriname in de periode 5 nov. - 4 dec. 1669. Edele Mogende Heeren, Na het schrijven van mijnen laest en gedateert der 05 novemb: sijn hier in de rivier gekomen twee negers schepen, de schipper van het eene schip is genaemt Teunis Post ende de schipper van het ander is genaemt Claes Janssen, den eenen 300, en den andren 150 negers in hebbende, doch na dat en mij en de planters vier en vijf dagen in hoope gehouden hebben om de negers hier te verkoopen, ten langer lesten hebben mijn finael antwoort gegeeven alsoo geen contant suijcker konden bedingen, dat haer order was na de franse Eijlanden te loopen, den eenen nu uijtseijlende en den andren binnen twee dagen staende te volgen, soo dat wij in passant het gesicht en de
153 fransen het genot van de negers hebben. Alwaer sij meenen dat het al geschotelt is, en nadat ick hoor altemets jaren moeten loopen, eer haer betalinge konnen krijgen ; daer ick haer aangeboden hebbe dat binnen een jaer totaliter souden betaelt sijn. Aengaende het Placaat ’t geen door Haer Ho: Mo: ende de Ed: Mog: order alhier gepubliceert is, waervan de Copie hiernevens is meegaende, sie niet dat ijemandt van de Colonie mij sal moeijelick vallen om schepen tot haer transport te hebben, alsoo alle int generael genegen sijn om hier te blijven, seggende ront uijt dat nergens weten te gaen daer beter souden sijn als hier, soo dat de Colonie bij dit Placaat niet één inwoonder armer worden sal, ende geloove vastelick in cas dat buijten Bannister en noch twee a drij andre, al wierde een placaat om met haer negers af te gaen gepubliceert, dat geenige vertrocken souden, want een plantatie te formeeren groot gelt kost, ende sich eens wel geset vindende, te verhuijsen geen kleine saecke maar een halve ruijne voor een planter is : hiermede afbrekende bidde ick godt dat hij U Ed: Mog: Regeeringe gelieve te segenen en sal altijt verblijven, Actum Surinam den 4 Decemb: 1669, Edele Mogende Heeren, Ued: Mog: onderdanigen dienaar, J: Lichtenbergh
1669 - 10 december - ordonnantie 2035 - 197 Acte gemaeckt bij den gouverneur en sijnen politijcken Raadt den 10 december 1669 aengaende het contract tuschen Captn. Theunis Post en Schipper Daniel Thijssen. Den gouverneur met sijnen politijcken raedt hebbende gesien contract gedateert den 4den december 1669, tusschen Captn: Theunis Post en schipper Daniel Thijssen, waerbij hij Daniel Thijssen van Captn Theunis Post gehuert is, om met hem naer de eijlanden te reijsen om aldaer bevraght te worden, en daer benevens gehoort hebbende de intentie van Captn: Theunis Post, dewelcke ons geremonstreert heeft, in cas van sijn contract konde ontslagen worden, groote genegentheijt soude hebben, en vast geresolveert was om sijn negers alhier te vercoopen ; Soo is 't, dat wij verseekert sijnde, dat den Schipper Daniel Thijssen ontrent de aengenomen reijs, de minste onkosten niet gedaen heeft, en siende dat dit contract directelick tot groot nadeel van de Colonie is streckende, alsoo de negers tot beplantinge van de nieuwe gevallen landerijen hoogh noodich van doen sijn, soudende bij manquement van deselve veele landerijen onbeplant moeten blijven leggen, nae rijpe deliberatie hetselve contract geannuleert en verklaert hebben nul en van geender waerde, gelijck wij hetselve bij desen annuleeren en verclaren nul en van geender waerde, ontslaende den voornoemden Captn: Theunis Post van het voors: contract, en hem ontlastende van alle kosten, schaeden en interesten, die den schipper Daniel Thijssen suffoseert bij non suffeeringe(?) van het contract, geleeden te hebben. Actum Paramaribo den 10den Decemb: 1669 (onder stont) J: Lichtenbergh Ter ordonnantie van de Gouverneur en sijnen politijcken Raadt,
154 Dirck Carstens Secr: prov: Concordat cum originale J: Lichtenbergh
1668 - 19 December - contract Jacob de Kleyne 2035 - 198 Transportcontract tussen Robert Bartlett en Jacob de Kleyne, waarbij laatstgenoemde een lading boomstammen naar Barbados zal transporteren. De "gezworen klerk" Johan Tressry treedt op als notaris. N.B. Deze reis is onfortuinlijk verlopen, de Kleijne's schip werd op Barbados in beslag genomen. Zie ook 2035 - 133 en 140 ; en de juridische documenten na 140.
1669 - 22 december - de zaak Montel, Pietersen en Brouwer Een incident tussen soldaten op Tobago. Het wordt zwaar opgenomen, en gehouden voor muiterij. Eén der drie schuldigen wordt bij loting ter dood veroordeeld, de twee anderen naar Nederland verbannen. document 1 - getuigenverklaring 2035 - 199 Op hueden den 22 december 1669, compareerde voor mij, Freederick Bolderik(?) Secretaris vant eijlandt Nieu Walcheren ofte Tabago, ge.... bij de EE: Moog: hoge officieren met getuigen hier naer genaembt, eerstelick so ist gepasseert, den huize van Mooris parosau(?), daer Moris parosau met eenige vrienden saeten en dronken namentlich met Pietter du Ron in stilheid ende vreede gene moeiyte maeckende, so bennen de soldaeten daer meede gecomen insonderlick eene Rib genaembt ende heeft sijne geweer blood doort venster gestooken droncken sijnde, ende also het venster geoopent, ende siende sitten Pietter du Ron ; seijden: compt buitten want jou moeten wij hebben. Waerop Pietter Duron buijten quam ende sijn so voorts in handt gevegte geraect ; dit geeindigt sijnde, hebbens weederom willen peijs [=pais] drincken; ondertuschen is serjandt Willem van Rentel gecoomen ende gesprooken, Pietter, ghij moet meede booven gaen , daerop Pietter du Ron verclaarde: door wiens ordre, waerop hij sijnen houwer genoomen ende op Pietter du Ron gecapt. daerop hij hem den houwer ontweldiget ende in de caamer van Mooris parosau gebragt den serjandt ; daerop de heer Commandeur meede inlang gecoomen ende teegen de serjandt gesprooken: wat hij daer deede. So seijde de Comm. tot hem: ghij doet meer als ghij order hebt. So heeft den Com. hem willen slaen met den deegen. So heeft den serjandt voornoembt hem teweergestelt. So ist daet de serjandt heeft teegen de soldaeten geseijt: gaet booven ; darop de heer Commandeur gesprooken teegen Daniel van Santfoort: staet mij bij mijne vroome ondersaeten want sij willen mij overvallen; daerop bennen eenige inhabitanten boven gecoomen seijde de serjandt: Alle(?) staet mij nu bij ende geefer vijer op ; daerop sij hare pal stelden ende hebben vijre op de habitanten gegeven, so isser gepasseert dat cortelick verhaelt is dat dit also gepasseert is sullen de persoonen betuigen ..... met gestaeffde eede, Datum als boven Actum ut Supra, Dirck IJaco... Se..... dit ist merck van: Pieter du Ron [PR]
155 dit ist merck van: Mooris pesopaur [+] document 2 2035 - 200 getuigenverklaring, ondertekend door Hendrick Scats(?) ; Cornelis Cornelisse ; en Pieter Mars document 3 2035 - 201 verklaring Robert Thullier, chirurgijn te Tobago (in het Frans gesteld) document 4 2035 - 201a vonnis 1669 opt Eylandt Tabago. Op heeden den 23 xber 1669 heeft de heer command: Abel Thisso kriegsraet gedaen met sijne respective bij gevoechden kreijsraet over de rebellie van sijne onderhebbende soldaaten principael over sijnen serjandt Willem van Rontel die hem toegevoegt is als sijn seconde. De heer Commandeur versogcht met sijnen bijgevoeghden kriegsrath: Wat haer ja moveert heeft sulcke rebelly te beginnen tegen de heer Command: ende het gehele landt Nieu Walcheren alin Tabago in een bloedbad te helpen, sullen hier oorteluk gelieven te andwoorden tot goede autorijteit der heer Commandeur voornoemt. Also de heer Commandr: is ingehouden(?) van de srjant Willem van Rontel als meede lit, dat sij sullen over haer lang leven sullen speelen op de trommel also sij grootelicx hebben gerebelleert en het heele landt in een bloedbad te stellen ; hetwelcke sijn saaken van quade consequentie ende dienen niet ongestraft te bleeven. De Serjandt Willem van Montel, also hij overtuicht word over sijne geaccuseerde fauten, alles ontkent dat hij hetgene gepresteert heeft teegen den Commandeur. Crijn Pietersen meede in eene verhooringe gecoomen is meede over sijne accusatie leugenagtig bevonden doordien hij meede gesogt heeft het landt in een bloedtbad te stellen, sijnde saaken van quade consequentie ende dienen niet ongestraft te bleeven. Rijs Braower tot .... gecoomen ende groote accusatie daer hij meede beschuldigt is, dewelcke reusseert ende ... noyt geweer gehad te hebben, ende is overtuicht door attistatie ; sodat de saecken bennen overgeleijt tot breder order ; Daer is geordonneert ende beslooten door den E: kriegsraet alsdat de persoon Willem van Rontel, Cryn Piettersen, ende Rijs Braower sullen met haer drieen briefjes trecken om verlenging van haer leven, ende de twee andere resteerende rebellen sullen gesonden worden int vaderland aen de E:E:Moog: ander harer gebiet ende harer gagie geconfisceert ; ende also de persoonen voornoembt meer genade als regt gesgiet als groote rebellen die het landt in een bloedbad willen stellen ende al gepresenteert hebben, so is sulx opt Eijlandt bovengemelt vast beslooten sonder weederroepen, ende de persoonen sullen tot executie plaatsse gebracht worden, aldaer dengeene die het treffen sal sijn recht te ontfangen. Actum Ut supra datum als booven, Mij bekent Frederick Weerick(?) secretaris 1669
1669 - 24 December - brief Pieter Versterre
156
2035 - 202 Ed: Mo: Heeren, Mijn Heeren, Ick hebbe niet gemanqueert haer Ed: Mo: in mijnen voorgaenden te bedacken voor het tractement t'geene mijn jaerlicks voor mijn taefel is toegeleght, van de tijt dat ick als Comdr: van het fort ben gestelt. 't Geene Haer Ed: Mo: in mijnen voorgaenden heb vergeeten bekent te maecken, als sijnde geweest van de 1e octob: 1668 wanneer de Capt: du Bois is vertrocken, en alsdoen van den heer Capt: Comr: Abraham Crijnsen daertoe geauthoriseert, en tot noch gecontinueert, soo versoecke ootmoedich Haer Ed: Mo: daerop gelieven te ordonneren betalinge op mijnen wisselbrief gepasseert aen Capt: Claes Roes ofte sijne ordre, de somma van duijsent gulden voor vijff stucx negros van hem gecocht, tot het maecken van een plantagie waertoe mijnselffs mede heb begeven, als siende hier noch eenigen tijt sal moeten verblijven, maer verhoope op een beeter, als nu, alsoo met s'lants magasijn seer sleght gaet, en neem(?) weijnich tot mijn onderhout uijt gemelte. Ick can oock niet manqueeren Haer Ed: Mo: bij dese occasie met een letter bekent te maecken den welstant van deese Colonie daer het alles naer wens gaet, en is een ider besich met riet planten, soodat het toecomende jaer sonder ongeluck (dat Godt verhoede) alhier een ongelooffelijcke quantiteijt suijcker sal werden gemaeckt, waertoe mede wel te passe zijn gecoomen de negros van Capt: Theunis Post, sijnde 300 stucx, die op den 10e deser alhier bij lootinge voor 2000 Pd: suijcker het stuck sijn vercocht, te betaelen uijt de naeste crop. t'Geene wij in het toecomende niet meer cunnen doen, maer sullen tijt moeten hebben tot de tweede crop, doordien het Landt veel schuldich is, t'welck verhoope Haer Ed: Mo: sal doen resolveeren eenige schepen met slaven voor haer reeckeninge hier te senden, om ons daerdoor tot het planten te animeren, waernaer wij seer verlangen. Voorts niet meer om deesen t' verlengen, sal afbreeken, en mijn parsoon altijt gerecommandeert houden in Haer Ed: Mo: goede gunst. Sal oock niet manqueeren, den Almogende te bidden voor Haer Ed: Mo: gesontheijt en lanck leven, waermede verblijve, UEd: Mo: getrouwe en dienstverplichten dienaer, Pr: Versterre t'Fort Zeelandia in de riviere Sourename, den 24e xber 1669.
157
1670 1670 – januari 24 – brief Abel Thisso 2035 -203 Verslag van de gebeurtenissen op Tabago in de periode 7 t/m 24 januari 1670 Tabago, Sdg 24 January 1670 E:E:Moog: mijne gebiedende heeren de heeren Staten van Zelandt, E:E:Moog:, mijne laeste aen de E:E:Moog: is geweest den 7 January, daer is ......., over de total rekeninge van alles sins de tiet van mijn Comando van de 22 April 1668 tot den jaer 1670 ; meede ben hierneffens sendende het dagelickxe juernael, de rekeningen, de rekeningen van de timmerlieden, neffens alle oncosten met hetgene de soldaeten hier hebben opgenoomen ; alsoock bij alle voorvallende occasies die hier gepasseert sijn, als de E:E:Moog: Heeren sien connen. Hierneffens gaen de attestatien over de rebellye van mijnen soldaeten, hetwelcke mij groot herttenleet heeft toegebragt. E:E:Moog: mijne gebiedende heeren, versoecke verderdelicks op de E:E:Moog: eene nieuwe medicamentkiste, door dien deselve vercocht is, als de E:E:Moog: connen sien bij de bijgevoegde rekeninge van den chirurgijn Robbert Tullier, ende heeft het garnesoen van de E:E:Moog: moeten versien voor een halve, ende de reste van de medicamenten beginnen aodt te worden ; ende boovendien, indien 't de E:E:Moog: schlaagten ons te versien met een goedt Chirorgijn, hetwelcke wij verwachten sullen van de E:E:Moog:. E:E:Moog: also de periago [scheepje] noch niet in sijne volle effect is, hebbende niet connen vinden de gelegentheijt U E:E:Moog: de rekeninge te senden, maer met de naerste occasie sal sonder faalen U E:E:Moog: ter handt gestelt werden, edoch hebbende te voren aen de E:E:Moog: mentie over de saecken gedaen ; verhoopende daermeede onse vijand de Indiaenen groote afbreuck te doen, vertrouwe dat deselve wel bij de drie ofte vierhondert gulden sal coomen te staen, E:E:Moog: gelieven meede te ordonneren te betaelen per assingnatie aen U E:E:Moog: geadresseert voor de heeren Lamssons hondert en vijf gulden vijfthien stuivers, dyto noch een ander vierhondert vier en tachtelich guldens, noch per assingnatie aen Cpt: Pieter Marcus van twee en sestig guldens, alsmeede een assingnatie aen Mons: Dobbelbock van twee hondert en twaelf guldens agthien stuivers. ende ben van meening indien t Godt behage morgen met de Jacht Zelandia ofte de priage in zee te gaen, hebbende alhier noch drie gevangenen. Was van meninge deselve over te senden aen de E:E:Moog: met het schip van Capt: Pietter Marcus maer doordien hij aen andere eijlanden gaet, heeft sulx geweygert. Sal deselve senden met de eerste occasie die haer presenteert naer Surname. Hiermeede bevelende de E:E:Moog: in de protectie des allerhoochsten die de E:E:Moog: gelieft te spaeren in langduerige regeeringe ende mij in de E:E:Moog: goede gratie [aanbevelende],
158 U E:E:Moog: Db: dienaer, A: Thisso. P.S. E:E:Moog: also den persoon van Frederick Weerick(?) hebbe aengenomen voor secretaris in plaetse van Corn: Heycop die van hier vertrocken is naer Sernaeme, versoecke denselve aen de E:E:Moog: also den persoon gene gagie wint ofte geniet, of het de E:E:Moog: verstaen hem gagie te geven ende hoeveel. Verwagte hierop van de E:E:Moog: andwoord ende aen hem alhier gegeven een tonne vlees ; dit dient corteluk de E:E:Moog: tot advies ; A: Thisso.
1670 – februari 8 – brief Lichtenbergh 2035 - 204 / 205 / 206 Edele Mogende Heeren, Ued: Mog: brieven met Capiteijn Frans Reijs en Daniel Tijssen aen mij gekomen, hebbende den 25 Novemb: met Schipper Osan Barbarij beantwoort, soo hebbe Ued: niet veel te communiceeren, als dat meest alle de nieuwgevallen Landerijen beplant sijn, waervan Ick hoop te de vruchten, Surinam in een ander reputatie sullen brengen als tot noch toe eenige quaetwillige gedaen hebben ; Daer sal tegen die tijt grootelicks vee in de colonie van doen sijn om in de molens te wercken, want veele planters daervan onvoorsien sijn, sijnde in den gantschen tijt dat hier geweest hebbe, niet meer als veertien kleijne beessies van St: Jago hier gebracht, ende nadat ick hoor geen schepen onderweegh om hier of peerden of hoornbeesten te brengen. Weshalven Ued: Mog: sullen wel doen daer in tijts te in versien, opdat een goede quantiteijt peerden of ander vee herwarts gebracht wiert, sijnde diegeene die se van doen hebben meest capabel om deselve te konnen contant betalen. Ick geloove dat vóór het arrivement van dese, den schipper Daniel Tijssen Ued: Mog: sal klachtich gevallen hebben over het annuleren van een contract tusschen hem en capteijn Teunis Post gemaeckt, bij mij ende mijn politijken Raet gedaen ; Ick sal Ued: Mog: dienaengaande seggen, dat hetselve uijt geen andre consideratien is geschict als den puren interest en welvaren van de Colonie, gelijck Ued: Mog: uijt de nevensgaende Copije van de Acte konnen sien, ende derhalven niet en twijffel of sal bij Ued: Mog: geconfirmeert worden, hebbende den schipper bij het annulleren van het contract geen schade ter werelt geleden als diegeene die hij bij sijn .... tegen mijn aenmaninge na huijs te seijlen sijn selfs ende sijn reeders heeft aengedaen, tot fondament van sijn vertrek seggende dat onder sijn reeders Heeren waren die meerder macht hadde als ick ende diegeene die ’t gedaen hadden, dewelcke hij verseeckert was dat al dit werck genoechsaam souden omver werpen, ende hem in sijn saecke mainteneren, ende diergelijke discoursen meer, die mijn na sijn vertreck sijn tot ooren gekoomen, ende na mijn dunckt van die Heren die sijn reeders sijn in plaats van gesupporteert selfs diende gereprimandeert te worden. Ick sende Ued: Mog: hier nevens volgens cogniscement tien brandewijnstucken, elf oxhoofden en twee half oxhoofden met suijker, hebbende hier netto gewogen 14.996 Pd: , gemerckt ZZ, sijnde een deel van de geconfiskeerde goederen van de Roijale Compagnie, en andere schulden Ued: Mog: bij confiscatie competeerende ; waertoe de resteerende sijn geemploijeert, sal Ued: Mog: op
159 mijn thuiskomste correcte reekeninge afdoen, niet geloovende dat de onkosten van paelwerck en planckwerck omtrent het fort gedaen sullen konnen betalen. Daer is hier den 17 Januarij een Engels schip van de Barbados gekomen met een brief van den gouverneur Codrington aan mij, inhoudende, dat, alsoo verstaen hadde dat den Coninck sijn Meester order gegeven had, dat haestige sorge gedragen worde, om de Engelse wegens haer request in Engelandt aen den Coninck gepresenteert af te halen, volgens sijn plicht een schip tot dien eijnde herwaerts stuerde, om alsoo diegeene die geneegen soude sijn om te vertrecken, ende wettelick hetzelve mochten doen, met hetgeene haer belanght af te voeren ; Ick hebbe den schipper beleefdelijck onthaelt ende (verseeckert sijnde dat niemant afgaen soude alsoo niemant op de publicatie van het Placaat zich aengegeven heeft om te vertrecken, maer ter contrarie alle int generael seggen dat hier blijven willen, ende al hadde genegentheijt, om de menichvuldige schulden daer in gewickelt sijn, hetselve niet connen doen) aengeleght dat sich conde informeeren wie dat genegentheijt hadde om af te gaen, ende dat dezelve, mits betaelende haere schulden, ende niets ongeoorloffs met sich nemende, konde afvoeren; doch daer heeft sich niemandt op gedaen; met het selve schip sijn mede particuliere brieven gekomen van eenige aldaer woonende Joden, aen verscheijde Joden alhier, en specialelijck van eenen Louis Dias aen Isack de Mesa sijn swager woonende alhier, meldende, dat het planters afhaelen van Surinam maer een pretext was, om met fatsoen een schip in Surinam te krijgen, om te sien of een negotie van laddingh in houtwerck tusschen Surinam en Barbados conde geformeert worden; Ick hebbe derhalve den Schipper, alsoo niemandt om te vertrecken vondt, ende mij versocht om enige Laddingh te mogen afvoeren, onder pretext dat Louis Dias een van sijn vaders was die een part in de plantatie van Mesa heeft, aen dewelcke hij schipper geconsigneert was, hetselve toegestaen, ende aen hem ... verder mentie afmaeckende, den voornoemden Mesa laste gegeven aen Louis Dias te schrijven, als die van de Barbados suijker of eenige soodanige waren hier brachten, en die van de Barbados wilden toelaten , dat de duijtse schepen ende met laddingh daer komen mochten, dat van dese kant geen swarigheijt soude gemaeckt worden om alsdan een vaste negotie te stabiliseren, ’t welck de Joden hier meenen, op [basis van] die brieven die sij van Louijs Dias gekreegen hebben, alsoo hij haer schrijft, dat beneevens hem de principaelste van Barbados het schip toebehoort, ende gelooven dat den gouverneur self daer geconcerneert is, dat die van de Barbados sullen toestaen, ’t welck een brave saeck voor Surinam soude sijn ende den tijt ons in korte, of het lucken sal, sal leeren; na dat mijn de principaelste joden die voor desen in Barbados gewoont hebben seggen, soo souden oock groote apparentie wesen om een negotie tuschen nieuw Engelandt en dese colonie te stichten, en peerden, meel, en visch hier te brengen, voor Kilduijvel en siroop daer de planters t’avont ofte morgen niet wel sullen konnen afraecken, ick hebbe derhalve aen eenen Henrico de Casseres order gegeven, om uijt sijnen naem aen eenige van sijn Correspendenten daar eens over te schrijven, en vernemen of hetselve soude kunnen geschieden, hetselve soo wesende soude een groote saecke voor de suijcker molens in Surinam sijn, ende meene vastelick dat daerdoor veele manufacturen mede hier van daer souden getrocken worden, ende derhalver int’ minste niet prejudibel voor de negotie soude sijn, wat apparentie daertoe is sal met dat andre werck binnen den tijt van ses weecken konnen weten, ende UEd: Mog: op mijn thuijskomste mondelinck van rapport doen. daer is rechtevoort gebreck van victualie int’ landt en principael voor speck en vleijsch, soo dat, indien in korten geen schip in de rivier comt, aengaende het guarnisoen en de vaertuijgen seer sal verlegen sijn, daer is rechtevoort een vaertuijgh uijt om broot te ruijlen, twelck binnen 2 a 3
160 weeken sal hier sijn doch vleijsch kan ick hier niet in korten fourneeren, sullende wel 3 a 4 maenden doorloopen, vooraleer de snauw die nu klaar gemaeckt worde om na d’ Amasones te gaen om seekoeijen wederom kan hier sijn, sijnde oock schandelick door twee franse fielten die op Paramhil geset hadde, ende vanwegen mijne continueele indispositie niet op de hacken hebben konnen sitten, door haer luijicheijt ende onachtsamheijt, ende oock veel door de groote droochte die der geweest is, van den staet die gemaeckt hadde om veel boonties te hebben gefrustreert, twelck mij heeft doen resolveeren om de negers aen eenen Balthasar van der Meulen te verhuuren, die voor 12 negers in huur, 15000 pond broot voor het guarnisoen jaerlixs sal fourneeren, soo dat UEd: mog: in die kosten sullen moeten vallen om het guarnisoen het gantsche jaer door met gort en vlijes en asijn te versien alsmede met wat stercken dranck voor d’ officieren en soldaten, ende t’ elkens tegen de maent van december, als wanneer het seekoeije vleijsch eenich sints begint te bederven, sijnde gevangen in de maent van april, meij en junij; voor 5 en 6 maenden speck voor hetselve herwarts te senden, en goet carkesoen om de seekoeijen van d’ indianen als mede visch die hier omtrent in den droogen tijt veelvaer te ruijlen: ick wil hoopen dat UEd: Mog: onderentuschen sullen eenige vivres en voornamentlick speck en vleijsch, herwarts met Jan Andriessen, die wij alle dagen hier verwachten, gesonden hebben, want wij hetselve hooch noodich sullen van doen hebben: den eet van getrouwicheijt sal nu in het eerste van meeste van d’ inwoonders, volgens UEd: Mog: order en forme mij toegesonden, afnemen, waer ontrent ick geloof niemande difficulteijt sal maeken, soo veel als ick merken kan, d’ Engelse met de regeeringe wel tevreeden sijnde: .......het bovengemelte schip van de Barbados brent tijdinge, dat het schip twelck in Englandt gedestineert was om Bannister hier te brengen vóór hem uijt Engelandt vertrocken was, doch hebbe tot noch toe noch hem noch eenich soodanigen schip vernomen: .... hier mede afbreckende bidde ick godt dat hij UEd: Mog: regeeringe gelieve te segenen en sal onder en tuschen altijd sijn, Edele Mogende Heeren, Ued: Mog: onderdanighen dienaar, J: Lichtenbergh Actum Surinam den 8 febr: 1670 Hiernevens gaen mede de copieen van de sententien van de geconfisceerde schepen aen Barbados, ende de declaratien van de schippers, lestmael vergeten overgesonden te worden. Edele Mogende Heeren, Sende Ued: Mog: hier benevens den Commandeur met sijnen onderhebbende Hoecker, alsoo deselve hier geen dienst meer kan doen, hebbende het volck van Boueron [Pommeroon] voor het leste, ’t geen sijn reijse na huijs soo langh getardeert heeft, hier gebracht ; soo dat daer nu niet een mensch meer is, daer niet langer vanwegen d’Indianen durven blijven, hier mede afbreckende bidde ick godt dat hij UEd: Mog: regeeringe gelieve te segenen en sal onder en tuschen altijd sijn,
161 Edele Mogende Heeren, Ued: Mog: onderdanighen dienaar, J: Lichtenbergh Actum Surinam den 8 febr: 1670
1670 - februari 11 - brief Abel Thisso 2035 - 207 E:E:Moog: de Heeren Staeten van Zelandt, Also dato den 9 Feb: 1670 is alhier gearriveert Capt: Laorens Francke Dobbelmints, met sijn onderhebbende schip genaemt St: Anna van Sernaeme 2 uuren voor sonnen ondergang, maer also den Capt: voornoemt niet als de sonne onderging aen landt gecoomen, hebbe denselve cito ontbooden door een canonschoote, als de sonne onderging, ende is gecoomen sonder brieven maer doordien niet hebbe connen zeijlen boven het eijlandt is hier op de reede gecoomen, so haest de Capt: hierboven gecomen seer verwondert seijde: waerom dito Capt: niet boven gecomen is ? ; hebbende hem de schoote doen betaalen, want doordien de vlaggen niet ......... , waerover sijn selven hochlicken verexcuseert hebbende ; so bennen wij in propoosten gevallen, om eenige gevangen meede te nemen, waerop de Capt: andwoorde: so ick deselve meede neeme, moet deselve int ruim setten, ende also naer mijne sustenye volcoomene belofte gedaen hadde, om de personen mede te nehmen, waerop des anderen daegs mijnen respective kreigsraet ontbod ende de persoonen van P... Moujet ende Melchior Cooper verhoort hebbende, ende beslooten met den kreegsraet, dat die twee saoden gesonden worden, naer de E:E:Moog: naer patria Hebbende naer dato den Capt: Laorens Francke bovengenoembt gesprooken volgens sijne belofte van gisteren avond, maer heeft mij sulx geweijgert: ofse naer dato ...... ; so de heer Commandr: meergem: daertoe per forsse persuadeerde, sulx doen most ; maer also de heer Commandr: hem daerover heeft willen geven een volcoomen attistatie dat hij gedwongen geweest is, sulx te anvaerden, heeft sulx noch meer gereusseert Want doordien mijne brieven claer waaren deselve te senden aen de E:E:Moog:, nu ben sendende aen de E:E: Moogende twee attestatien die ick over de saecke gelast hebbe, hiermede eindigende bevele de E:E:Moog: in de protectie des allerhoochsten ende blijve, U:E:E:Mog: D:b: Dienaer A: Thisso, Actum Nova Walcheren alias Tabago den 11 Feb: 1670.
1670 - februari 12 - geaccordeerde lijst van magazijnuitgiften. 2035 - 208 de magazijnuitgiften bestaan uit 2 lijsten, opgesteld door commies N: Combe: a - lijste van vivres, gelevert aen de soldaeten en planters door Commis Combe sedert den 1 octob. tot 1 januarij 1670 door ordre van den Edele heer gouvernr: Lichtenbergh
162 b - lijste van de cruijt uijtgegeven door ordre van den heer gouverneur 18 maart t/m 28 oct. 1669 (totaal 1065 Pd) Onderaan de laatste lijst staat de accordering van de gouverneur: "...Dese bovenstaende reekeningen gesien en geapprobeert den 12 febr: 1670 - J: Lichtenbergh ...."
1670 - februari 14 - brief Nicolaes Combe 2035 - 209 Gericht aan de Staten van Zeeland, gesteld in de Franse taal. Nobles Puissants Seigneurs, Monsieur le Gouverneur m'a commandé d'escrire a V:N:P: pour les supplier en toutte humilité, qu' il leur plaise avoir la bonté de nous faire envoyer des vivres, en estant entierement desnuez de tout, et sans cela ne pouvans subsister. A l'arrivee de CommandR: Frans Roijs iay acheté par ordre de mon dit Seigr: Gouvernr: quelques vivres de luy, autant qu'il m'en a peu livrer, lesquels sont consumez, nous avons une forte garnison a entretenir, les soldats qui demandent leur congé pour devenir planters, demandent des vivres sur leurs gages : d'autre costé il vient bon nombre de personnes en cette colonie pour habiter, qui n'apportent aucuns vivres, ausquels il faut donner quelques vivres pour commencer, d'autres personnes viennent ici qui sont incapables de rien faire, comme vieillards, femmes vefues et enfants, lesquels ne sont pas si tot arrivez, courrent a la porte de Monsr: le Gouvernr: et vers moy pour estre assistez de vivres, nous avons besoin de travailleurs, et non point de telles gens, qui ne sont que de la charge pour V:N:P:, ce qui fait que nos vivres diminuent beaucoup par le moyen de telles susdittes personnes ; La semaine passee, par l'ordre de monsr: le gouvernr:, iay esté a Torarica vers les navires pour acheter du pain et du lard, ou emprunter d'eux iusqu'a ce qu'il fust venu un navire, ie n'ay peu ….onner une livre [=levering] a presser ou a acheter. Monr: le Gouvernr: a envoyé un ordre expres aux planters qui ont de la cassave pour la faire, et l'envoyer au fort pour la subsistence de la milice ; la petitte provision que le Capt: Claes Reyniersen a apporté pour luy, est aussi consumee pour le fort. Il y a quattre semaines passees que Monsr: le Gouvernr: a envoyé le Commandr: Pr: Jacobsen avec son iacht a Correntin, avec bon nombre de bijlen, hackmessen, witte cralen en messen que ie luy ay livrez, pour trocquer des Indiens contre de la cassave en ces quartiers et a Bauveron [Pommeroon] ; ayant telle susditte cargason on peut avoir assez de cassave. Monsr: le Gouvernr: avoit acheté des noirs, pour le conte de V:N:P: qu'il avoit envoyez a Parahill au plantage de V:N:P: avec deux chrestiens pour les commander, pour faire planter de vivres ; la feicheresse a esté quelque temps contraire a planter, (et) quand le temps favorable est venu, ces gens ont perdu leur temps, au lieu de l' employer a planter, nous estions a l' attente de recevoir des fruits de leur travail, bien loin de nous fournir quelques vivres, ils en venoyent demander pour leur subsistence, de qu' ayant veu Monsr: le Gouvernr: a chassé les susdittes personnes, et a loé les dits noirs au Sr: VanderMeule, qui en donne par an 7500 livres de cassave, qu' il doit payer a la fin de l' annee. Monsr: le Gouvernr: vouloit contracter avec le dit sr: Vandermeule qu'il deust payer une partie en cassave, et l'autre partie en fenes ou boonties, pour distribuer aux soldats en lieu de poix blancs. Le sr: Vandermeule ne s'est pas voulu obliger cela, ne pouvant faire aucun estat sur les boonties, les boonties veulent bien croi…. icy vertes, lors qu'elles sont meures et deviennent feiches, et
163 presses(?) a cueillir, il arrive souvent des pluyes la dessus, qui font tout perdre, et de les planter contre la feicheresse, elles ne veulent pas si bien croissre, par ainsi on ne peut pas s'affeurer la dessus et est incertain. Il sera necessaire pour la subsistence de la garnison, qu'il plaise a V:N:P: de nous faire envoyer bonne provision de gort, comme estant fort sain(?) et proffitable pour les soldats ; et supplie tres humblement V:N:P: a l'advenir de ne nous pas faire envoyer des poix blancs ou fort peu, venque de vingt tonneaux que ie recois, ie n'en ay pas quelques fois quattre qui foyent bons que les soldats puissent manger, ils sont contraints de les revendre, pour donner aux bestiaux, et ainsi c'est de l'argent mal a propos despencé. J' envoye cy ionct le conte de vivres, avec le conte de la cargaison de la Compe: occident: il y a eu davantage de cargaison, selon la lijste que la ditte Compe: a peu produire, le Lieutt: duBois a eu entre ses mains iusqu'a son despart la ditte cargaison, comme i en ay adverti V:N:P: en son temps, lors que feu Monr: Crijnssen de bonne memoire, m'ordonna de recevoir la ditte caraison, ie le priay me faire la grace, d' ordonner au Lieutt: Versterre et enseigne Maentout, d'estre presents quand la ditte cargaison me seroit mise entre mains, a fin d'estre tesmoins de la verité, et signes sur mon livre au bas, ce qui me seroit mis entre les mains. Comme ils ont fait, comme V:N:P: le pourront voir par la signature du conte icy iont du Lieutt: Versterre, iay entierement delivré la ditte cargaison a la premiere commodité de monsr: le gouvernr: ie luy seray voir mes autres contes de cargaison pour les signes, et les envoyer a V:N:P: J'envoye aussi le conte du Commandr: Evert Evertsen de tout ce qu'il a receu de moy depuis sa venue iusqu'a son despart. Je suplie encor en toutte humilité V:N:P: d'avoir la bonté de faire envoyer les choses tres necessaires contenues en ce memoire. le deuzieme iacgt de V:N:P: sera bien tost accommodé, les deelen ou planches, le tarre, peck, arpeuse(=arpuis) et spickers manquent pour le troisieme ; il est necessaire tous les six ou huict semaines de faire goderonner d'arpeuse les navires, pour les preserver contre la pourriture des vers, qui ruinent et gastent entierement en ce pays tous les navires et tonneaux, sans arpeuse nous ne pouvons pas conserver une miserable chalouppe : les affuits et roopeerden [=rolpaarden] de canons doivent estre aussi de temps en temps goderonner de tarre, pour les preserver conte la pourriture et soleil ardent. Monsr: le Gouvernr: a donné ordre au Capt: Claes Reyniersen de preparer son iacht pour aller aux amazones avec bonne provision de sel, que Monsr: le Gouvernr: a acheté pour lui donner, pour aller querir bonne provision de seekoe ou vache de mer, pour la subsistence de la garnison, en luy donnant de la cargaison pour trocquer(?) contre du Zeekoe. Je finis la presense en priant Dieu de plus en plus qu'il benie votre gouvernement, et qu'il vous ait Nobles et Puissants Seigrs: en sa saincte et divine garde, et suis, de Vos Nobles Puissances Le tres humble, tres affectionné et obligé serviteur Nicolas Combe a Suriname ce 14 fevr: 1670.
1670 - maart 21 - brief Abel Thisso 2035 - 210 Verslag over de gebeurtenissen op Tabago in de periode 11 febr. - 21 maart 1670. E:E:Moog: de heeren staaten van Zeland,
164 UEd: Moog: heeren, mijnen lasten aen de E:E:Moog: is geweest den 11 februarij 1670 : daerin breeder verhaelt de gelegentheijt ende toestandt deeses landts. Op gistern 20 Maert is alhier een schip gearriveert, de schipper genaemt Arijaen Graussen & sijn onderhebbende schip genaemt des Landts Welvaeren, is van meeninge te vertrecken naer de Liwaertsche Eijlanden. Waerover niet hebbe naerlasten connen de E:E:Moog: te adverteeren onse teegenwoordigen staet Dient tot inleidinge aen de E:E:Moog: alsdat een seeker person genaamt Jan Hendrixen Buis coopman, die alhier eenige goederen vercocht heeft, deselve met een klein berckque (=bark) van meeninge geweest is naer Trinidados te gaen : So hebbe den persoon voornoemt een brief meede gegeven aen den Gouverneur des Eylandts om te vernehmen of aldaer van mijn volck mochte weesen, gelijk hierneffens ben sendende de copie. daeruit de E:E:Moog: connen sien wat ick aen den Gouverneur geschreeven hebbe, en also Jan Willemse Buis een ongeluck becoomen door het verliesen van sijn mast, heeft nootsaeckelick voor de wind laeten afdrijven en is geraekt aen de Garnades, om aldaer sijn selve wederom versien met een mast ; ondertuschen is daer bijgevallen een frans conigs oorloch schip gearriveert. De boot daer vindende heeft deselve voor prijs verclaert ende deselve opgebracht aen Martinico tot Mons: de Bas ; hebbende de Berckque geplondert ende alles daeruit genoomen, ende mijnen brief die ick gesonden hadde aen den Gouverneur van Trinidados opgebrooken. Ick hadde meedegegeven van der E:E:Moog: cargesoen, als messen ende peerels, maer de franssen hebben sulx meede pris gemaeckt. Verders so dient de E:E:Moog: bekent te maaken alsdat wij met de Indiaenen in oorloch noch leven, hebbende twee indiaenen becoomen door de Bercke opgebracht van Pietter van ..... dewelcke noch wel bewaert worden in de 't fort. Daer is een seeker pater Jesuwijt bij de Indiaenen onse viant, die alhier een brief gesonden heeft om tot een vreede te coomen. Als de E:E:Moog: sien connen bij dese bijgevoegde, wat conditie sij ons voorleggen ; maer sijn niet van meeninge harer voorslagen te accepteeren veel minder toe te staen, want wille liever oorlogh hebben teegen de barbaaren als vreede, doordien sij niet te vertrouwen sijn, want soude onder de dekmantel van vreede als sij haer cans schoon krijgen weederom eenige doot cloppen. Darom is mijn versoeck aen de E:E:Moog: indien 't moogelick soude connen weesen, ons te versien met 2 sneedige vaertuygen ider met thien a 12 goede matroosen ; soude ons goeden dienst connen doen om de Barbaaren van onse cust te .houden ; de priago die wij haer ontweldigt hebben doet ons goede dienst, edoch hoopende de E:E:Moogende sullen ons met een paer vaartuygen versien, waran wij niet twijffelen. de oncosten die ick gedaen hebbe aen de priaga bedraegt in alles twee hondert vier en t sestich gulden ende twee stuivers, als blijckt bij mijn boeck. Doet meede te adverteeren aen de E:E:Moog: dat alhier den 5 Maerte deeses dages gecoomen is bij de ree vant Coersfort een schip met Negros omtrent 140 stucks, ende dochte in de ree te coomen gelijck als sij geseijt hebben, want sij hebben aen land geweest met haer boot sterck sijnde 7 persoonen, om te weeten of het Tabago was. Want sij hebben niet geweeten waer sij waeren. Als sij hoorden dat het Tabago was, sij hebben gevraegt aen den Corporael commandeerende opt fort of hij geliefde een man aen boort te senden om haer te wijzen de incomste van de ree, welcken corporaal heeft gevraegt aen de soldaaten wie met haarlieden aen boord gaen wilde, sonder te vragen naer den nahme van de Capt: veel minder naer de Nahme van het schip, so heeft de Corporael gesonden eenen soldaet met nahme Jacob Lutter, als sij aen boord gegaen sijn ist heel stille geworden, dat sij niet de ree hebben connen becomen ende so beneden afgedreeven, ende bovendien so bennen sij slegt versien geweest van vivres, meenden hier hare selven te versien met alle nootduegligeeden, want hij bij de 14 maenden is van Gues
165 geseijlt geweest ende brengt tiedinge dat een grood nieu schip van Middelborgh is verongeluckt hetwelcke sijn eerste reijse was. hierneffens gaet de rekeninge van Toomas Janssen die overleeden is den 19 Maerte deeses jahrs, Aengaende de geleegentheijt so dient verders aen de E:E:Moog:, alsdat de soldaaten die noch teegenwoordich onder mijn comando bennen door favoor van de E:E:Moog: sijende sterck in alles, noch met mijn persoon, Barbier en Constaapel, twee en twintig. So versoecke aen de E:E:Moog: mij te attisteren met eenige soldaaten. Want doordien noch eenige gequest sijn met de landtziekte so versoecke aen de E:E:Moog: dat de E:E:Moog: gelieven verversingen te senden, also de oude soldaeten die al bij de drie Jahren ende het landt hebben helppen te veroveren geerne verlost willen weesen. Cortelick tot besluit de E:E:Moog: te adverteeren alsdat ick van meeninge ben de copie te senden aen Mons: de Bas van den brief van de pater Jesuwijt : daerin verneemende ofte de saecken aen Mons: d: Bas bekent sijn ofte niet. Doordien wij noch niet gesproocken hebben van eenige vreede te maaken met de Barbaaren als boven vermelt word. Verhoopende de E:E:Moog: also wel weet het landt de E:E:Moog: toecoomende, sullen gelieven lavieten(?) te senden voort canon ; also meede eenige materialen de fortificatie te maeken, want alhier alle dingen moet den duersten betaelt worden, hiermeede tot besluit alsdat Capt: Marcus Piettersen is gearriveert aen de santpuente, waeromme hebbe cito gesonden 3 soldaeten om te .... maer sijn sloepje gesonden hebbende om te laeten weeten dat hij gearriveert was. hadde verwacht eenige assistentie van de E:E:Moog: maer daer compt weinich, warom seer verwondert ben. Edoch is mij onbekent of de Capt: noch eenige brieven heeft ofte niet. Sal hierop met de naerste occasie andwoorden, also de tiet te cort was. Waermede beveele de E:E:Moog: in de protectie des Allerhoogsten & blijve UE:E:Moog: D.W.D. Thisso ... Novo Walcheren ofte Tabago dri Maerte 1670
1670 - februari 25 - brief franse Jesuitische pater 2035 - 211 Franse brief, geschreven "en nostre maison de la Comp: de Jesu a la Martinique" ; onduidelijk ondertekend met "...Vtre tres humble serviteur & fr. U'a.... J.J. ...". Dit is ongetwijfeld de brief met het vredesvoorstel van de indianen, waarover Abel Thisso schrijft in zijn voorgaande brief. Waarschijnlijk was het voorstel als bijlage bij Thisso's brief gevoegd.
1670 - maart 20 - rekening van de soldaat Thomas Jansen 2035 - 212 Bijlage bij brief Thisso dato 21 Maart. Jansen was op 18 Maart overleden. Hij had een totale schuld van 43 gulden en 13 stuivers.
166
1670 - januari 17 - brief Abel Thisso 2035 - 213 Bijlage bij brief Thisso dato 21 Maart. Gericht aan de gouverneur van Trinidad. Gesteld in de latijnse(!) taal.
1670 - maart 22 - request inwoners Tabago 2035 - 214 Gericht aan de Staten van Zeeland. Verzoek om assistentie, door het zenden van enige vaartuigen voor de verdediging van het eiland tegen de indianen ; tevens een verzoek om slaven, om te helpen op de plantages.De inwoners schrijven dat er onder hun 19 doden zijn gevallen in de oorlog ".. so mans, vrouwen, ende kinders ...." De brief is ondertekend door 14 inwoners, maar de secretaris voegt eraan toe dat hij geldt "voor de geheele gemeente van t Eijlandt Tabago geseijt Nova Walchria ...."
1670 - maart 25 - brief Abel Thisso 2035 - 215 Gericht aan de Staten van Zeeland, in de franse taal. Thisso schrijft over een indiaanse aanval waarbij 19 doden zijn gevallen onder de kolonisten ; hij schrijft ook over de rebellie onder de soldaten, en noemt een rebellie onder de burgers. In alles blijft hij echter uiterst vaag, zonder beschrijving van feiten en gebeurtenissen. A mes tres honnorés et souverains Seigneurs des Etats de Zelandes, Salut Messeigneurs, Celle cy vous servira pour advertissement, comme tout se passe dans votre Isle de Tabago, ditte Nouvelle Valcre, dans le mois d'octobre, le jour que j'ay escrit auparavant, advertissant Messeigneurs de ce qui s'est passé et de ce qui est arrivé, de quoi ie ne puis scavoir que sont devenus dix neuf personnes, ayant pourtant trouvé les corps de quelques uns non en chrestiens mais massacrés en Barbares, et c'est ie qui m'oblige moy et mes habitants a me vanger d'un tel corcaict qui crie veangance devant Dieu ne voulant contracter une paix avec une telle nation (ce que iamais ne ceray) aymant mieux la mort que la vie, et s'il my vient quelque assistance ie suis resolu d'eles aller trouver, ou s'ils me viennent trouver, ie les recevray avec poudre et plomb (car si ie ments). Ie veux qu'il ny ait point de quartier pour moy, ou ie vaincray ou ie mourray, c'est la mon dernier ressort. Maintenant les habitants de votre Isle sont tous d'une union ensemble, s'il y a eu quelques different auparavant, iay ensuitte recognue la fidelité qu'ils ont eue envers nostre personne, non point de mon nom, mais de Messeigneurs et Maistres. Maintenant ils recognoissent qu'ils sont sous le Commandement de Messeigneurs et Maistres, et qu'ils les reverrent, de quoy ils sont fort res..uis d'entendre que Messeigneurs gardent une Isle qui porte plustost le nom d'un pays que non pas d'une Isle.
167 Messeigneurs peuvent dire qu'il y a eue grande rebellion dans cette Isle. 1t envers les habitants, 2t envers mes soldats, de laquelle rebellion ie suis respondre touttes et quantes cois que Messeigneurs et Maistres le requereront. Ie suis maintenant comme un homme hors de ses sentiments, ie voudrois d'un grand coeur qu'il ne fut pas arrivé ; mais pour conclure les choses qui se sont passées, desquelles iay donne ma signature, i'en respondray en touttes occasions qu'il plaira a Messeigneurs et Maistres comme aussi des actions qui se sont passées durant le temps que i'ay eu le commandement dans la ditte isle. Estant arrive icy le 2jme apvril avec quatorze soldats, suivant que iay peu avoir de Monsr: duBois, une partie par force, une partie par amitié, de quoi I'ay voulu louer un bastiment qui vouloit passer a Tabago, pour my transporter moy sixiesme, la ou Messeigneurs et Maistres m'avoient envoyé, ou iay enduré beaucoup de peines et de travaux: car iy ay perdue toutte ma force. Messeigneurs consideront par leurs bonne volonté, que ie me suis desnué de touttes mes forces a leurs services. Alors I'ay receu une commission de Messeigneurs et Maistres, pour me rendre a mon devuoir ce que ie n'ay pas encor refusé, ayant tousjours fait tout ce qui m'a esté possible pour le service de Messeigneurs et Maistres. S'il y vient des plaintes, I'en ay envoyé une copie a Messeigneurs et Maistres, par laquelle ie crois qu'ils n'improuveront pas la maniere de laquelle I'en ay agis, de quoy ie crois que vous en …. les sentences prononcées par le conseil de guerre icy dans vostre Isle de Tabago estably. J'en tiens encor trois avec deux Indiens desquelz ie voudrois estre quitte, s'il m'estoit possible, mais comme j'ay escris a Messeigneurs et envoyé les sentences il n'est plus a mon pouvoir de les delivrer, mais de les livrer a Messeigneurs ou bien entre les mains de Gouverneur de Surenam, c'est ce que ie vous peux dire. La garnison qui est icy avec moy, s'en va en decadance ; car il y a longtemps q'une partie est dans le pays, comme iay escrit une autre fois et qui ont beaucoup murmuré ; mais neantmoins ceux a qui ie me fiois, le plus sont eux mesme qui m'ont trahis. Mais ie remercie l'Eternel qui y a mis sa misericorde. Car ils ont faicts(?) non point comme des soldats mais comme des traitres. Ceux qui sont icy pour le present et qui m'ont esté fidels, ils pourchassent d'estre relevés car il y a environ trois ans qu'ils sont icy et surplus ; s'il est la bonté de Messeigneurs, ils feront un nouveau changement. Car I'ay toussiours creu que la nation flamande m'auroit esté fidelle, mais I'ay esté trompé. Je remercie l'Eternel que ie suis demeuré en vie moy et ma femme ; car leur dessein estoit tout a fait mauvais, comme nous l'avons approuvé. Si ie donne quelque advancement a mes soldats sur leurs gages, ie crois que Messeigneurs et Maistres - quoy que ie n'aye point leurs ordres - ne le trouverront pas mauvais, veu [=aangezien] qu'ils ne peuvent point servir tout nuds [naakt], ny sans chausses, souliers, ny habits, et sans aucuns rafraisschissements. Pour ce qui regarde la guerre des Indiens, ie ne m'en mets pas beaucoup en peine, pourveu(?) que iaye encor quelque petitte assistance. Ie me tiens fort de les deffaire et leurs deffendre l'entree de nostre isle. Ce que i'espere de la bonté de Messeigneurs et Maistres moyonnant les deux petits bastiments que I'ay demandé par mes premieres lettres.
168 C'est tout ce que ie puis escrire a Messeigneurs les suppliant de vouloir excuser s'il y a quelque manquement cy dessus escript. C'est tout ce que ie puis vous mander vous demandant assistance finissant, ie prie l'Eternel qu'il donne bonne prosperité en tous vos desseigs. Et a tous jamais Mes Seigneurs, vostre tres humble aff. servitr., A: Thisso de Tabago ce 25 Mars 1670.
1670 – april 30 – brief Lichtenbergh 2035 - 216 Handelt over het vertrek der Engelse bewoners. Hooch Mogende Heeren, Uwe Ho: Mo: door Schipper Jacob Turen, die den 18 febr: uijt dese colonie vertrocken is, hebbende geschreven, dat op de publicatie, die volgens Uwe Ho: Mo: order hier gedaan hebbe, concerneerende het vertreck van de Engelse coloniers, niemandt noch groot noch kleijn sich aengegeven heeft, soo dient desen tot nader confirmatie: t’ sedert die tijt is hier een schip uijt Zeelandt ingekomen, met sich brengende verscheijde particuliere brieven, inhoudende, dat Uwe Ho: Mo: op de harde instantien van den coninck van Engelandt, souden toegestaen hebben, dat het de Engelse inwoonders van hier willende vertrecken vrij sal staen, de negers af te voeren die voor het overgaen van het landt gehadt hebben, in cas het selve soo is, soo notificeere Uwe Ho: Mo:, al wierde haer vergunt alle de negers die hebben aftevoeren, in cas dat maer door geen dreijgementen uijt naem van den coninck geforceert worden om te vertrecken, ende dat haer schulden moeten betalen, dat buijten Bannister en sijn schoonsoon, niemand in de colonie van fatsoenlicke inwoonders ken, die genegen is om te vertrecken; sijnde oock meest alle in ’t generael door de schulden, daer haer van tijt tot tijt, soo draeij die loopende geruchten, die door de brieven van Bannister al ontrent een iaer geleden hier in de colonie sijn gespargeert geweest, gehoort hebbe, door haer negers uijt de ingekomen neger schepen te doen hebben, ingewickelt hebbe, soodanich geengageert, dat al hadden genegentheijt om af te gaen, het selve niet te vreesen is; verders is de colonie in goeden staet, ende is niet te twijffelen, in cas godt sijnen segen daerover gelieve te geven, ende eenichsints de handt aen deselve gehouden wort, of sal in korte iaren floreeren, t’ welck godt geve die ick bidde dat Uwe Ho: Mo: regeeringe gelieve te segenen, sullende onderentuschen altijt verblijven. Hooch Mogende Heeren De Ho: Mo: onderdanigen dienaer, J: Lichtenbergh Actum Surinam den 30 april 1670 De hierna volgende periode 31 april 1670 t/m 13 februari 1671 ontbreekt in de archieven.
169
1671 1671 - februari 14 - brief Abel Thisso 2035 - 217 Verslag over de gebeurtenissen op Tabago in de periode 11 februari 1670 t/m 14 februari 1671. Een periode van ruim een jaar ! Het is niet duidelijk waarom Thisso in die tijd niet meerdere brieven heeft geschreven. Verscheidene inwoners zijn door indianen vermoord, en Thisso heeft op zijn beurt de doden zwaar gewroken. E:E:Moog: heeren de heeren Staten van Zeelandt. E:E:Moog:, mijnen laesten is geweest aen de E:E:Moog: den 11 february 1670, per Capt: Laurens Francke Dobbelmints, darin gemelt onsen teegenwoordigen staedt als de E:E:Moog: gesien hebben ; nu dient cortelick, also ick grootelix verleegen geweest ben door manckement van vaertuigen, aen de E:E:Moog: te adverteren de naervolgende ende gepasseerde saecken : den 19 Meert 1670 is alhier gearriveert een scheepje genaemt Het Welvaeren vant Landt daer schipper op was Adrijen Franssen, ende aen hier eenige goederen met eenen coopman gebracht, om het landt te assisteren. Also wij hier groot gebreck hadden, ende de soldaten alsmeede eenige persoonen die des landts dienst gedaen hebben, assingnatien vergunt op de E:E:Moog: verhoopende dat de E:E:Moog: deselver sullen accepteren, ende laeten voldoen. Den 22 dito is Adrijaen Franssen vertrocken naer de Liwaertsche eylanden. Dito is gearriveert Capt: Marius Pietterssen overland te alhier in de Roclipbaye, maer sijn schip liggende aen de Zantpuente, genaemt Het Lam. So is Capt: Marius Piettersen vertrocken naer Estehr(?). den 9 April sijn onse gevangene soldaeten met de twee indiaenen, die nochtans welgecloncken waren in de isers, uitgebrooken. Daerop alarm geschooten ende cito gecommandeert eenige habitanten om haer te vervolgen. Maer hebben haer niet connen bemercken. Sijnde weederom gecoomen teegen den Morgen, waerop des anderen daegs kriegsraet gehouden met de officieren ende beraetslaeght hoe men in de soecken best doen soude, so sijn eenige habitanten vrijwilligers, die ick belooft hebbe des daeghs dertich stuivers. Den 18 dyto so is de partije gearriveert die gesonden waren die uitgebrookene te vervolgen, brengende niews, dat sij de Indijaenen betrapt hadden, eene dootgeschooten ende de andere gequest hebben, dien tot een teeken een oor van den indiaen gesneeden meede gebracht. Den 30 April is hier gearriveert een snauwe van Surnaeme daerop commandeerende commandeur Pietter Jacobssen genaemt, het vaertuich de Jacht Sernaeme, sijn gecoomen over landt van den Coersfort, met Mons. van Loo, den 2 May is hem vragent een commissie aen den commandr: Pietter Jacobssen om het landt te infiltreeren vanwegen de indiaenen. Is den 9 dito gearriveert, brengende niews dat sij niets vernoomen hadden, meede brengende eenige schiltpadden, den 10 dito eenige brieven claer gemaeckt aen de Gvr. Lichtenbergh naer Sernaeme. Edoch heeft de
170 Jacht Sernaeme eenige vivres gebracht aen den Coersfort, is also naer gedaenen dienste den 12 dyto vertrocken naer Surnaeme. Den 11 Juny is alhier gearriveert Adriaen Dobbelbock ende een tiet lang alhier geweest, heeft een reijse willen versoecken naer Trinidado, ofte naer de Wilde Cust, waerop is medegegaen onsen Indiaen die so lange bij ons gewoont hadde, ende eenige habitanten ; de reijse aengenoomen den 8 Aug: etc. Den 18 dito hebben wij besloten een fortificatie te maaken alhier in de Roclipbaye daer tot benefitie vant landt, om also te beletten een subiten aenval van de Barbaeren, ende bovendien een retret [retraite] voor vraowen ende kinders. En weederom is gecoomen den Indiaen, die so lange bij ons gewoont heeft, so is deselve den 14 7br: alhier gearriveert met een priago int oude quartier. So haest mij hetselve was geraporteert, so hebbe versocht eenige vrienden vrijwilligers om daernaer toe te gaen. Soo is gegaen Mooris Peropaus, de Jaager, Pietter Maes, ende de twee stiefsohnen van Steven Christiaensen, Michel & Francois, ende haer belast dat sij moesten vernehmen of den Indiaen geene brieven ofte nieuws van Dobbelbock hadde, om also cito weederom te coomen. So is noch bij gevalle den soon van Mertton Geertssen uit het oude quartier meede gegaen. Daer gecoomen soude naer hetgeene haer belast geweest is met hem gesproocken, so hebben de Barbaren (naerdat onsen Indiaen sijn vrouw en kinders gehaelt hadde) drie personen schandelicken vermoordt: Pieter Maes, Michiel Christiaenssen ende den soon van Merten Geertssen, ende de jongen sijn herte uit het lijf geslacht. Ende also Dobbelbock noch tot dato niet gearriveert is, vertrouwe dat de indiaenen hare meede vermoord hebben, also wij haer niet vernoomen hebben. Ende so sijn de indiaenen vertrocken, daerop datelicken volck gesonden om de doden te haelen ende sijn des anderen daegs begraeven. Waerover geresen is een groote revolte van de habitanten den 28 October, hebbende tidinge becoomen dat de indiaenen aen de Coerssiede vermoord hadden eenen fransman, hem schandelick tracterende, met afsnijden sijnen baert, ooren, neuze, ende sijne manlickeijt, ende bovendien sijn buick opgehaelt als vreede menschen. Wij continueeren noch met de Barbaren in den oorloch. Alsmeede over het droevige nieuws van den 4 December, so sijn den habitanten gegaen om eenige schiltpadden ofte iets te jagen tot haerer nooddruft. Coomende in de .... bij de Santpuente, is de canao van de baaren [golven] omgeslaegen ende sijn vijf persoonen verdroncken. Hetwelcke ons hoochlicken bedroeft heeft. Verders dient tot besluit aen de E:E:Moog: dat alhier gearriveert is de berckque van Bartel Noterssen(?) van Sernaeme, maer heeft ons weenich meede gebracht tot assistentie, als ses passagiers, waeronder 2 personen sijn die insonderheijt wel noodich sijn opt landt, namentlick chereugiens also sij wel versien sijn met medicamenten. Neffens desen ben sendende aen de E:E:Moog: aengedaene oncosten van voorleeden jahre alhier opt Eijlandt, als de E:E:Moog: sien connen. Neffens bijgemelde docementen, daerbeneffens wat sijn selve toegedraegen heeft naer Dato, alsmeede het Journael watter gepasseert is voorleden jaer. Anno 1671 den 12 January, sijn gecoomen vier indijaenen, met een fransman van de Coersfort. So bennen deselve naer booven gebracht door mijne ordre. Int fort deselve indijaenen laeten in de
171 boeijen setten ende welbewaert. Daerop hebbe ick doen vergaeren mijnen respectiven raet bij avondt. Haer de saecken voorgehouden alsdat sij waeren gecomen om vreede te maaken ende dat sonder bewijs eenich woord gerigtelick van de franse generael ofte gouverneurs. Daerop hebben sij met malkanderen geresolveert de gen: scheepenen, also sij gecoomen waeren sonder bewijs, dat sij spijons waeren, daerop sijn deselve naer geslootene conclusie beeter bewaert, den 13 dyto met lemeeren van den dach naer de drevalje(?), so hebbe ick gesonden vier soldaeten uit de RooClip baye neffens de andere drie uit de Coersfort, ende de fransman die met de indiaenen gecoomen was, gesonden naer den Coersfort om de beslootene saecken int werck te stellen. So sijn de soldaeten wederom gecoomen twee uuren naer middach, tidinge brengende dat sij drie indijaenen om den hals gebracht hadden, ende vier die den dans ontsprongen, hebben haer vrouwen ende drie kinders gevangen overgebracht. Daerop so hebbe ick ontboden mijne respectiven raet, over de saecke geconcludeert ende beslooten datter drie van de indyaenen die hier gecoomen sijn, op een plaetse gebracht ende van laagerhandt, door degenen die gecommandeert worden, worden doorschooten, uitwijsende sententie, om also haer te vergelden gelijck sij onse vrienden gedaen, haer eedoch geschiede meer genaede als recht, dit is also gepasseert. Wat sijn selven meer gepresteert heeft sal verclaert worden door den corporael van den Coersfort also hem ben verwachtende. Dyto den 14 hebbe deselve saecken int werck gestelt dat [=zoals] beslooten was, ende also mijne respective bij gevoechde scheepenen doen vergaeren, ende goede resolutie daervan te nehmen. Maer also wij staende spraeken so schijnt dat mij gerapporteert word alsdat de habitanten versochten niet alleine helpen de groote indiaenen aen een kant, maer oock de vrouwen ende kinders versochten om den hals te hebben. Maer also deese beslooten was daegs tevooren, so hebben wij sulx niet connen wederroepen willen, waerop Michiel Orsinus andwoorde met can t de inwoonders naer haeren sin niet maken ende dat hij liever het collezij quiteren wilde, dan so geperturbeert te weesen van de inwoonders. Waerop ick vraeghde wie die genige waeren die daer iets teegen hadden. Daerop Orsinus andwoorde: altemael de heele gemeente, daerop ick den constapel geroepen dat hij het canon clar maaken soude, daerop Orsinus seijde: mijn heer laet sulx blijven ende doet het niet, want niemand van de habitanten soecken mijn hier te afronteeren, daerop sijn de scheepenen naer buiten gegaen, waerop Orsinus seijde dat hij van nu af hem niet meer soude moeijen met de saecken, die haer daermeede moeijen willen mochten t doen, hij voor sijn part hij scheider uit, ende seijde: Messieurs dat gaet u voor, ende is also uit het fort gegaen, seggende: ick gae naer mijn huis. Daerop ben ick met eenige soldaeten ende eenige habitanten met 4 indijaenen naer ..... gegaen ende de respective scheepenen haer gebracht ter plaetsse die verordonneert was, om te sterven de indijaenen met haer drie aen posten gebonden, ende also doorschooten datter de dood op gevolgt is, naer uitwijsen der sententie. Naer gedaene executie so is de jongen indijaen in de boeijen weederom booven gebracht, present domine Chaljer ende in de ijsers bewaert, daerwaermeede beslooten dat schriftelicken voorgelezen is (aen) den gemeente dat de twee vrouwen met harer kinders sullen in de ijsers bewaert werden, tot het arrivement van een schip der E:E:Moog: ende dan sal ordre gestelt worden wat men met de resterende indijaenen doen sal. Dient verders de E:E:Moog: te adverteeren dat hier gearriveert is Capt: Marius Piettersson, hebbende genooten tot behoefte vant landt ende het garnesoen aen vleis, speck, schoenen, teer, talk, ende hagel, de somme bedraegende vijf hondert negen en vijftich carolus gulden vijfthien stuijvers ; dito aen Mons. Bormester aen cassave twee en sestich gulden en acht st., alsmeede een assingnatie op Mons. Jacobus Congaert aen vleis ende andere materialen de somme van twee hondert seven ent negentich gulden. Gelijck de E:E:Moog: sullen sien bij deese bijgevoechde rekeninghe.
172 Vostre tres humble et obeissant serviteur, A: Thisso Tobago den 14 February Ao. 1671
1671 – februari 24 – brief Lichtenbergh 2035 - 219 Verslag over de aftocht van de engelse bewoners. Edele Mogende Heeren, Na dat den maioor Bannister nu vijf weeken in de rivier is geweest, soo vindt sich het getal van blancken en negers, die sich aengegeven hebben om aftegaen, (van dewelcke mischien noch al veele sullen afdruipen) gelijck Uwe Ed: Mog: uijt dese nevensgaende lijste konnen sien; onder welck getal sich niet meer vinden als drij persoonen in de lijste met kruijssies geannoteert, die hier onder de luijden van fatsoen gereekent worden, waervan twee seer groote reden tot het vertreck hebben, den eenen omdat hij een ouden rijcken kinderloosen broeder, en d’ ander een seer rijcken vader in Barbados heeft, van dewelke deselve al over langer tijt ontboden sijn, ende den derden, te weten, Samuel Slij, de welcke den eenichsten is die een suijcker werck hier heeft, uijt consideratie dat hem voor desen in sijn insolente hoovaerdige passien tegen gegaen hebbe (na het schijnt) sich gestomacheert vindt, ende derhalven mede afgaet, sijnde de rest eenen hoop seer geringh volck, daer niet meer als eenen ambachtsman, sijnde een timmerman, onder is, ende de meeste part een schurftige canaillie, die tuschen de sestich en seventich sterck niet eenen neger konnen uijtmacken, daer men reden soude toe hebben om te wenschen van ontslagen te sijn, indien het landt wat meer gepopuleert was, soo dat die schade die Bannister hier sal komen te doen van geen de minste importantie ter werrelt is, sijnde alle de plantatien van eenige note met duijtse planters, die deselve ingekocht hebben, versien, soo dat om dit vertreck van die Engelse niet een pont suijcker te minder sal gemalen worden: onder het getal van dat geringe volck vinden sich veele die een weijnich tijts voor het arrivement van Bannister verscheijdemalen gesecht ende gesworen hebben dat in geenderhande maniere wilden vertrecke ende nochtans nu het selve doen, dit doet mij gelooven dat onder de handt door Bannister ende die Commisarissen die hier int’ landt genomineert sijn, veele persuasien sijn uijtgestrooijt, daer ick tot noch toe geen seckere kennisse van hebben, doch alle mogelijcke vlijt sal aenwenden om terdegen na te vernemen; ick hebbe met den bovengenoemden Bannister in verscheijde conferentien, die hij versocht heeft met mij te hebben over sijn ongefondeerde sustenuen, ende Interpretatien van de orders van haer Ho: Mo: veele hacquetterijen gehadt, gelijck UEd: Mog: uijt de nevensgaende copije van de notulen, vant’ geene ontrent die saecke gepasseert is, sullen konnen sien, doch het schijnt dat hij nu seer wel gecontenteert is, hebbende mij versocht hem soo veel te favoriseeren, dat ick door mijn intercessie ontrent de crediteuren van eenen Tomas Stantor ende sijn schoonsoon Henrij Massij soo veel soude willen te wege brengen, dat deselve met andere suffisante luijden aengevende haere schulden (van wegen dewelke hij anders niet vloten konnen) mochten te vreden sijn, t’ welk ick, sijnde geen prejuditie ter werrelt voor de colonie, hem belooft ende gepresteert hebbe, sullende hem vorders en d’ andre commissarissen met alle mogelicke civiliteijten , gelijck ick tot nogh toe gedaen hebbe, trachten op te proppen, opdat diesaengaende geen reden van klagen mogen hebben, en omtrent de publijcke affaires met soodanigen voorsichticheijt gaen, dat bij alle de waerelt evidentlick sal konnen gesien worden, dat ick puncktuelick Haer Ho: Mo: orders geexecuteert hebbe, waeromtrent Ued: Mog: vrij konnen gerust sijn –
173 Wat nu belangt de Colonie is alles in een gewensten staet, het volck – godt sij gelooft – int generael gesont, ende het gewas nae wensch, ons anders niet manqueerende als peerden (waervoor ick hoop dat Ued: Mog: sullen sorge gedragen hebben) en blancke menschen alias servants, aen dewelcke absoluijt den welstandt en welvaert van de Colonie gelegen is, want het getal der blancken daechlicks decresceert, ende het getal der negers, welcke na mijn gissinge buijten de kinders en die Bannister staen afvoert te worden, omtrent 2600 a 2700 sterck sijn, onder deselve een groote quantiteijt geraffineerde gasten, kan seer beswaerlick door soo weijnige blanken als hier noch sijn, in den toom gehouden worden, weshalve ick Ued: Mog: iterativelick , gelijck ick soo menichmaelen gedaen hebbe, ootmoedelick ben versoeckende, een serieuse reflexie daeraen te nemen, of dat hetselve mach geeffectueert worden, want anders deese Colonie op de voet staet om beginnen te floreren nootsaeckelick moet te gronde gaen, sulx ick Ued: Mog: in mijne voorgaende brieven met verscheijde argumenten en redenen hebbe aengewesen, ende op mijn thuiskomst noch nader mondelinck sal doen, hoopende godt in het midden van Meert van hier te vertrecken ; Hier mede afbreekende bid ick Godt dat hij Ued: Mog: Regeeringe gelieft te segenen en sal onderentusschen verblijven, Edele Mogende Heeren, Ued: Mog: onderdanige dienaer Lichtenbergh Actum Surinam den 24 febr: 1671 P:S: Seedert het arrivement van Beerent Harmensse Voocht van Amsterdam, met negers uijt Angola, sijn hier noch twee Amsterdamse schepen ijder met omtrent de 160 Calabarij negers gearriveert, die ick mede, geen commissie van Ued: Mog: hebbende, vijf parcent hebbe doen betaelen, waervan Ued: Mog: op mijn thuiskomste reekeninge sal doen ; mede is hier gearriveert Pieter Heerense met negers uijt de Calabarij.
1671 - 24 februari - brief J: Lichtenberg 2035 - 220 Verslag over de aftocht van de engelse bewoners. Hooch Mogende Heeren, Nadat wij den Majoor Bannister alhier lange tegemoet hebben gesien, soo is hij ten langen lesten den 19= januarij in de rivier in qualiteijt als eerste commissaris van den Coninck aengekomen, ick hebbe met denselven in verscheijden conferentien, die hij versocht heeft met mij te hebben, veele harquetterijen gehadt, alsoo hij pretendeerde eenige ongefundeerde interpretatien over U:Ho:Mo: orders te maecken (gelijck U:Ho:Mo: uijt nevensgaende copije van de notulen vant'geene ontrent die saecke gepasseert is konnen sien) die ick oordeelde geensints met U:Ho:Mo: intentie overeen te komen, doch het schijnt dat hij nu t'eenemael vergenoecht is, hebbende hem op sijn versoeck ontrent sijne particuliere affaires alle civiliteijt bewesen, gelijck ick oock aen d'andre commissarissen gedaen hebbe, ende tot het eijnde van haer vertreck, t'welck ten uijtersten sal wesen den 9 Martij, sal continueeren, soo dat U:Ho:Mo: diesaengaende geen klachten sullen hebben te verwachten, sullende mij verders ontrent de publijcke saecken soodaenich gedragen, dat bij alle de werelt evidentlick sal konnen gesien worden, dat ick punctuelick U:Ho:Mo: orders achtervolgt hebbe.
174 Onder het getal van 98 persoonen die sich aengegeven hebben (uijtwijsende dese lijste) om van hier te vertrecken, bevinden sich niet meer als drij, die hier onder de fatsoenlicke luijden gereeckent worden, en onder deselve een eenige die hier een suijckerwerck heeft, sijnde de rest maer eenen hoop seer geringh volck, waeronder het getal van tuschen de 60 en 70 sterck met haer allen niet eenen neger konnen uijtmaecken, 't welck een pure schurftige canaillie is, die sich meest met bedelen onder d'indianen opgehouden heeft, daer men reden soude toe hebben om te wenschen van ontslagen te sijn, indien het Landt wat meer gepopuleert was, soodat de schade, die Bannister hier sal komen te doen, van geenige de minste importantie is ; sullende om dit vertreck van die weijnige Engelsen niet een pont suijcker te minder in de colonie gemaeckt worden, alsoo alle de plantatien van eenige note van de afgaende Engelsen, bij duijtse planters sijn ingekocht. Hiermede afbreekende, bidde ick Godt dat hij U:Ho:Mo: regeeringe gelieve te seegenen, en sal verblijven, Hooch Mogende Heeren, U:Ho:Mo: onderdanigen dienaer J: Lichtenbergh Actum Surinam den 24 febr. 1671
1671 - 24 februari - brief J: Lichtenberg 2035 - 221 origineel van de voorgaande brief.
1671 - 22 januari t/m 6 maart - correspondentie tussen Lichtenberg en Bannister 2035 222 / 223 / 224 De afgesproken tijdsduur voor Bannister's missie was 6 weken. In die 6 weken trachtte hij zoveel mogelijk Engelsen te overreden met hem uit de kolonie te vertrekken. Lichtenberg streefde uiteraard naar het tegenovergestelde. Hij kondigde een aantal ogenschijnlijk redelijke maatregelen af, die het de Engelsen vrijwel onmogelijk maakten om weg te gaan. In de ordonnantie dato 22 februari staat b.v., dat iedere transactie met een Engelsman IN CONTANT SUICKER moet geschieden. Maar niemand in de kolonie had contanten , dus de Engelsen konden hun schulden niet afbetalen noch hun plantages verkopen ..... uitgebreide correspondentie, bestaande uit: 01 - notificatie Lichtenberg aan de engelse inwoners dato 22 januari. 02 - idem 24 januari. 03 - idem, idem 04 - bevel Lichtenbergh aan capt. Benjamin Simons, dato 30 januari 05 - brief Lichtenberg aan maj. Bannister, 30 januari 06 - brief maj. Bannister aan Lichtenbergh, dato 7 februari 07 - brief Lichtenberg aan maj. Bannister, 7 februari 08 - brief maj. Bannister aan Lichtenbergh, dato 8 februari 09 - brief Lichtenberg aan maj. Bannister, 13 februari 10 - brief maj. Bannister aan Lichtenbergh, dato 13 maart
175 11 - brief maj. Bannister aan Lichtenbergh, dato 3 maart 12 - brief Lichtenberg aan maj. Bannister, 3 maart 13 - brief maj. Bannister aan Lichtenbergh, dato 5 maart 14 - brief Lichtenberg aan maj. Bannister, 5 maart 15 - korte protestnota engelse commissarissen aan Lichtenbergh, zonder datum 16 - antwoord Lichtenbergh, den Haag, dato 19 september 1671 (2035 - 223) 17 - uitgebreide protestnota engelse commissarissen, dato 6 maart (2035 - 224)
1671 – maart 11 - petitie inwoners 2035 - 225 Petitie van de voornaamste inwoners van Suriname, gericht aan de Staten van Zeeland. De voorgestelde maatregelen ter gezondmaking van de kolonie zijn over het algemeen zinvol en goed doordacht – en nooit uitgevoerd. Tevens geeft de brief exacte informatie over de staat van het land. Er zijn 500 blanken, 2500 negros en 500 indiaanse slaven. Er zijn 52 plantages met suikermolens, en daarnaast nog vele kleinere. Edele Mogende Heeren, De hieronder gesigneerden, inwoonders van Zuriname, uwe Eed: Mog: getrouwe onderdaenen, hebben naer voorgaende rijpe deliberatie, geoordeelt van hunnen pligt te zijn hun bij deesen te adresseeren [&] aen Ued: Mog: zelve te verthoonen, de waere geschapenheijt ende toestandt, waerinne de voors: Colonie zigh tegenwoordig bevindt ; gebruickende meteenen de vrijmoedigheijt aen Ued: Mog: onderdaenighlijck voor te slaen, eenige middelen waerdoor zij vasten vertrouwen dat de voors: Colonie in wijnige jaeren zoude konnen worden gebracht tot zoodanige Aenwas & Sterckte, dat de inwoonders vanselve daarinne niet alleene souden vinden een volkomen zeeckerheijt voor hunne persoonen & goederen, maer bovendien, dat de navigatie & commersie van de inwoonders van de vereenigh Neederlanden daerdoor .... soude konnen worden verbeetert & vermeerdert ; ende bij ontstentenisse van welke middelen het te geloven is dat de voors: Colonie niet alleenelijck niet en sal aenwassen, maer integendeel allengxkens sal declineren, & met de eerste opkoomende oorlogh geheel daer henen storten, tot haere uijtterste ruine. Om Ued: Mog: dan int korte te onderrechten van den tegenwoordigen staet van de Colonie, Boven een groot getal van mindere plantagien, zoo zijnder in dezelve 52 plantagies voorsien met goede suijckerwercken, het getal van de negros is omtrent vijffentwintigh hondert & van de Indiaensse slaeven omtrent vijffhondert, ’t samen omtrent drieduijsent slaeven, daer staet een zeer schoone suijcker oogst te velde & indien het niet en manqueert aen peerden, waervan hier groot gebreck is om de moolens te trecken, zoo staet hier de koomende krop ofte suijckeroogst over de t sestigh mael hondert duijsent wegens suijcker gemaelen te worden ; Maer het getal der blancke menschen is zedert dat de Colonie door de wapens van Ued: Mog: is gebracht aen den staedt van de vereenigh Neederlanden, merckelijck vermindert, gelijck t zelve dagelijckx nog is verminderende, zijnde meerendeel veroorsaeckt doordien veele Engelsen ten tijde van .... van dese colonie, van hier sijn vertrocken, gelijck er nu wederom opnieuw met de komst van mayor Bannister & andere Commissarissen van de koninck van Groot Brittanien, met de schepen tot dien eijnde bij Sijne Majt: gesonden, een groot getal van de Engelse Natie van deese Colonie afgegaen is. Zijnde 't getal van de Blancken oock vermindert door het afsterven van selve, alsoo dit landt sedert vier a 5 jaeren nu & dan met extraordinaeren Zieckten & Sterfte besocht is geworden, hetwelcke de Indiaenen ruijm zooveel als de Europeanen heeft getroffen, &
176 teegens alle dese verswackingh komt zoo weijnigh volck van Europa inde plaets, dat zulx niet meriteert genoemt te worden Zoodat het getal van blanken, zoo christenen als van de Joodsche natie, hier tegenwoordigh niet en is boven 500, vrouwen & kinderen daerinne begreepen ; ende dese sijn daerenboven noch door dit groote landt op de riviere Zerenam & Commewine, alsmeede langs die hooghop navigabele kreeken ofte killen, die in de voors: rivieren uijtwateren, zeer verre van de anderen verspreijdt. Waardoor dese geringe magt noch zoo merckelijck verswackt & genoeghsaem onbequaem gemaeckt wert om eenige den minsten vijandelijcke aenval te resisteren, dewelcke hun in cas van eenige Rupture zoude konnen over den hals komen, Want de fortificatie aengaende , het fort Zeelandia gelegen omtrent drie mijlen van de zee op de riviere aen Paramaribo, is de eenighste in de gantsche Colonie, & behalve dat hetzelve niet en is van zoodanige sterckte om teegens eenige considerable macht te worden gedefendeert, zoo en kan door die fortresse niet worden belet dat eenige inkoomende vijant met zijne schepen hetzelve fort passerende de riviere opzeijle, zooverre dezelve navigabel is (’t welcke is 10 nederlandsche mijlen boven het voors: fort) & dat sij de gantsche Colonie ruineren. En Zoo konnen Ued: Mog: hieruijt wel tegemoet zien dat het meerendeel van de Coloniers, considerende dat sij in cas van eenige Rupturen tusschen Uwe Eed: Mog: & eenige andere considerabele macht van Europa aen de vijanden van Ued: Mog: zouden zijn tot een zeekere gemackelijcke preijs, hunne gelegentheden daerhenen zullen dirigeren om zoohaest mogelijck hun met hunne familien en goederen elders te transporteeren ter plaetse daer sij sullen gelooven in een seeckerder staet & stercker protectie te wesen. ; waardoor dese Colonie in plaets van te avanceren, allenxkens decreseren sal & zoo eijndelijck zal vervallen tot een totale ruine. Ende om nu te komen tot de middelen waerdoor wij vastelijck vertrouwen , dat de Colonie zoude konnen worden gebracht tot eenen zeer spoedighen aenwas & tot eene van de voornaemste suijcker Colonien van de geheele Westindie, zoo zullen wij zeggen met alle eerbiedigheijt, dat deselve naer ons gevoelen voornamentlijck bestaen in het navolgende: Vooreerst int vergunnen van eene vrije open handel op dese colonie voor alle natien in vrede ofte neutraliteit zijnde met Ued: Mog: ; de experientie geleert hebbende, dat dit is een van de kragtigste middelen, om de colonie te doen floreren, & het contrarie vandien doorgaens is geweest de ruine van deselve. Ten tweede exemtie van Lasten voor een goet getal jaeren voor degene die als Coloniers zullen gelieven herwaerts te komen, met bijgaen belofte van nae het verloop van dezelve jaeren van exemtie, niet meer, maer minder belast te worden, als de Coloniers van andere zoo franse als Engelsche colonien hier in de Westindien. Ten derde datter gedeurichlijck toevioer gedaen werde van blancke dienstboden, die verbonden zijn tenminste voor 3 a 4 jaeren, ten eijnde van dewelcke zij zouden hebben reedelijck loon van hunne meesters & bovendien partij Landerijen & eenige negros op credit om deselve Landerijen ter culture te brengen. Gelijck aen de franse & Engelsche colonien gebruickelijck is, waerdoor Ued: Mog: hunne Landen van veele arme luijden souden konnen ontlasten & hunne Godshuijsen(?) zeer zouden konnen soulageren. Ter vierde om veele coloniers van alle quartieren naer Zerename te trecken, zoo ist noodsaeckelijck (ten minste gedurende eenighe jaeren) aen de eerst aenkoomende coloniers te beloven & te geven eenige negros op credit van 3 a 4 jaeren, jaerlijcx een gedeelte uijt de vruchten van hunne culture te betaelen. Ten vijfde alsoo ijdere colonier niet vermogend is een suijckerwerck op te rigten, tot welken om slagen een groot capitaal noodigh is & dat nogtans de proffitabelste vrucht van het landt bestaet in
177 suicker, zoo waere het noodsaeckelijck, dat vanwegen Ued: Mog: op bequame plaetsen publijcqe molens zouden worden gebouwt, ofte dat Ued: Mog: andere persoonen (bij het gunnen van groote voordeelen) daertoe geliefde te animeren, welcke meesters van publijcke meulens souden gehouden zijn om de daeromme leggende plantagien het riet uijt te maelen, gelijck die herom leggende planters oock zouden gehouden zijn hun riedt aen zoodaenighe meulen ter maling te brengen & dat op zoodanige conditien, gelijck in de Landen & oock in Brasijl, gebruickelijck zijn. 6. Het is oock noodsaekelijck, dat haere Ed: Mog: te wege brengen, dat naer deese colonie toevoer van peerden & koebeesten mach geschieden, zijnde deselffde voor de meulens & oock anders ten hoogste noodigh. 7. Mede is het landt van ambagts luijden zeer onvoorsien, waaromme dat de toevoer van zoodaanige Luijden, voornamentlijck van timmerluijden, metselaers, smits, scheepstimmerluijden, ofte sloepmaeckers, & houtzaagers, hier ten hoogsten noodigh is. 8. Mede is ten hoogste noodsaeckelijck dat dese colonie van meerdere & betere fortificatien voorzien worde, met goedt garnizoen & ammunitie in deselve, opdat de coloniers & haere goederen te zeekerder beschermt & anderen mogen worden geanimeert om hun herwaerts te transporteren, gelijck oock sommigen om hun capitael, anderen goede bewintluijden, (en) in dese colonie in zuijckerwercken & anders aen te leggen. Ingevalle Uwe Eed: Mog: konde geraede vinden de handt in deser voegen aen dese colonie te slaen, zoo sijn wij vastelijck vertrouwende dat dezelve in weijnighe jaeren zal konnen gebracht werden tot een ongelooffelijcke grootheijt ; de schoone & bequaeme Landerijen, navigabele rivieren, & gesont climaet daertoe gevende een zeer wenschelijcke bequaemheijt. Ende ter Contrarie indien datter geen andere middelen tot vorderinge van dese colonie etc. Worden aengewendt, als tot noch toe is geschiedt, zoo konnen wij Uwe Eed: Mog wel verseeckeren, dat het meerendeel der coloniers, van wat natie deselve zouden mogen sijn, hun allenxkens van tijt tot tijt met hunne goederen van hier zullen vertrecken, waardoor de colonie (gelijck hiervooren aen Ued: Mog: onderdanighlijck is vertoont) zal vervallen tot haere uijtterste ruine, t welcke wij hoopen dat Ued: Mog: goedentierlijck zullen gelieven voorkomen, waernaer wij alle van gantscher harten zijn & Langende Waermede afbreeckende, zullen wij Godt bidden dat hij Ued: Mog: neme in zijn heijlighe protectie & sullen blijven, Ed: Mog: Heeren, Uwe Ed: Mog: gehoorsaemen & getrouwe onderdanen, Paramaribo, 11 maart 1671,
Basseliers P: Barent Munnicx Nachtegael J: v: Milderz Maerten Lemx(?) 1671 Ad Schoone Wm: Cowell
178 Wm: Leaff John Venman Lourens Ludolff Meijns Simon van Cleeff Ja:s Liouns Rowland Simpson Hieromes Westhorp Edward Haulkes(?) John Brunings Daniel Vignon William Pemgoll Augustus G....... Edward Gordon David Nassi Will Wiatt .......... Izak de Meza Ranciad de Belleplace Ishak Arias Ishac Arias & Izaque Montesinos Ishac Arias de ....... Is Pereira Samuel Nassi Aron da Silva Daniel Messiah Ishack Dacosta Mary .......eth Ben.. Dacosta Henrique de Casseres Benjamin de Casseres Alonso de ..... ......... Raphaell Aboab Jacob Nunes Abram: Nunes Boudewijn de Witte Marcus Brandt Pieter van Lansing M: v: Thuijnhuijsen Abram de ...... – 1671
1671 – maart 3 - brief Lichtenbergh 2035 - 226 Edele Moogende Heeren, Nadat de majoor Bannister veelvoudige civiliteijten, so in sijn eijgen particulier als voor sijn goede vrienden die hij wenste met sich te moogen afvoeren ende sonder mijn intercessie
179 onmogelijck niet konde doen, van mij genooten heeft, soo is hij den 7 Martij sijn afscheijt aen mijn huijs van mij komen nemen, en tot recompense van alle mijne beleeftheden een protest vol leugens en impertinentien tegen mij gedaen, t’ welck indien eenigh ander redelijcke luijden uijt Engelandt als hij ende een deel quade geintentioneerde inhabitanten in dese colonie, bij hem daertoe aen den Coninck ofte sijnen Raedt gerecommendeert, tot Commissarijsen waren aengestelt, noijt te verwachten hadde geweest, gelijck ick hem oock mondelingk, het protest gedaen sijnde, gesecht & oock waerachtigh is, het fondament van dit protest .... uijtspruijtende als uijt een ..... haat die hij tegen dese Colonie & den welvaert derselven heeft, die hij, indien het in zijn macht ware, seer geerne in een nieuwe trouble soude brengen, ’t welck hij mij int particulier geseght heeft, dat ick niet vreemd vinden moste, daer hij so groote affront van de Staten van Zeelandt ontfangen hadde, & is so den 9 dito vertrocken ; Ick sende de Copie van het protest & de formaliteijten die daerontrent gebruijckt sijn bij dese gelegentheijt niet over, also hetselve om de menigvuldige affaires die in handen hebbe, niet circumstantelijck kan doen, & oock so .. ten naestenbij sal int vaderlandt wesen als deesen mijn brief, als wanneer ick alles beter sal konnen mondelinck deduceeren, & Ued: Mog: vseeckerende dat ick evidentelijck sal konnen aenwijsen dat alle de articulen van het protest, of ’t eenemael leugenachtig en valsig, of t’ eenemael inpertinent absurd & geckelijck sijn, en dat Bannister met eenige van sijn medecommissarissen om die clandestine machinaties die sij aengerecht hebben (Indien den Coninck sijn intentie is oprechtelijck in dese saecken te handelen) als pertubateuren van de gemeene ruste veriteeren gestraft te worden, sijnde door deselve, en voornamentlijck door de maioor Bannister, meest alle de voornaeme inwoonderen, die voor sijn arrivement t’ eenmael gerust en tot dese regeeringe seer genegen waren, ende de minste genegentheijt tot vtrecken niet en hadden, & geresolveert waren om een deputatie aen Ued: Mog: te doen om hare genegentheijt voor de Colonie aen Ued: Mog: te remonstreeren, (sonder twijffel door dreijgementen) so verre gedebaucheert, dat een request aen den Coninck hebben afgesonden, waerin versoecken dat binnen acht ofte tien maenden het Sijn Majesteijt gelieven soude, eenige schepen wederom herrewaerts te senden om haer gesamentlijck af te haelen, ..... dat bij dese gelegentheijt hetzelve niet en hebben konnen doen, om de menighvuldige schulden daer sij in gewickelt sijn, waervan zij haer tegen die tijt souden ontlasten, om also tegen die tijt t’ eenemael claer & gereet te sijn, so dat door die procedures van Bannister de colonie nu in meerder onrust gebracht is als ooit geweest is, t’ welck ick geloof geensints de intentie van Haer Ho: Mo: is geweest, maer alleenlijck om deselve uijt een onrustige in een tranquille staet te brengen, met te laeten afgaen diegeene die willigh waeren om af te gaen. Ick hoope met Godt den 25 deser maendt van hier te vertrecken, om also int begin van Maeij te connen int vaderlandt sijn, als wanneer van alles de evidente openingen sal connen doen ; Ontrent de order die Ued: Mog: mij hebben toegesonden, om het Oorloogh schip naer Tabago te senden & aldaer het guarnisoen ende alle die vrijwilligh afgaen willen, af te halen, hebbe ick tot de beste mesurge voor Ued: Mog: goetgevonden, het scheepje van Adriaen Cornelisse Cant te huuren voor 450 guldens ter maendt, t’ welck ick in passant met een bequaem man gen: Capiteijn Nachtegael, benevens s’Lants vaertuigen daer selfe brengen sal, om also met de Luijden daer self te spreecken & deselven tot het herwaerts komen soveel mij mogelijck is te encourageren. Hiermede afbreeckende, bidde ick Godt dat hij Ued: Mog: regeeringhe gelieve te zeegenen & sal vblijven, Edele Mogende Heeren Ued: Mog: onderdanigen dienaer, Lichtenbergh
180 Actum Surinam den 13 Maert 1671, PS: Majoor Bannister so draeij als hij sijn volck aen Jamanijck sal aen lant geset hebben, gaet volgens sijn seggen wederom nae Engelant toe.
1671 – maart 24 – brief P: Versterre 2035 - 227 Brief gericht aan de Staten van Zeeland. Versterre meldt het vertrek van gouverneur Lichtenbergh. E: Mo: Heeren, Mijn Heeren, indien het Ued: Mog: heeft gelieven te vergunnen permissie aen de Heer Gouverneur Lichtenbergh om een keer te mogen repatrieren tot verrichtinge van sijn Ed: affaires, ende also heb cunnen bemercken dat sijn Ed: niet sal genegen weesen weeder herwaerts te comen om gewichtige redenen, dewijl gedurende sijn verblijff alhier met veele pijnen en swaere sieckten is gequelt geweest, ende oock sijn Ed: natuer met dit climaet geentsints is overeenkoomende, soo ben haer Ed: Mo: bij desen ootmoedich versoeckende en recommandeerende dat voor ons alhier gelieven sorgh te dragen, dat de plaetse van sijn Ed: int cortte weeder mach worden gesuppleert met een genereus ende bequam persoon, alsoo deese colonie niet lange sonder een gouverneur mach weesen door de grootht: van sijn begrijf(?) ende sijn menigvuldige besoignes. Op de geruchten van een oorlogh met den Coninck van Vrankr: , soo sal Haer Ed: Mog: bij desen gerecommandeert laeten indien tot een rupture quame uijt te barsten, sorge te dragen dat dit guarnisoen in tijts mocht werden versien met recruijt van volck, victualie voor s’Lants magasijn, ende eenige ammunitie van oorlogh, alsoock affuijten en wielen volgens de lijste als Ued: Mog: door den heere Gouv: voor deesen toegesonden, oock meede niet te vergeeten twee trommels met eenige vellen en snaren, alsmeede een vlagge voor het Fort die Ued: Mo: ons meede gelieft te senden ; Wij hebben oock meede alhier seer van nooden eenige timmerluijden tot verder opbouwinge van de fortificatie, ende verdere noodicheden die de Heer Gouv: aen Ued: Mog: mondelingh sal voordragen. Wat belanght de comste ende het vertreck van den Majoor Bannister, en de vorme van sijn procedures ende insolente actien alhier gepleeght, sullen Ued: Mo: genoeghsaem connen bemercken uijt de stucken die door den Heer Gouv: int breede aen Ued: Mog: sullen werden getoont ende ter handt gestelt. Ick hebbe Ued: Mog: meede in mijnen voorgaenden bekent gemaeckt soo onmoogel: het is geweest ende noch is, alhier te kunnen subsisteeren op soo cleijne tractement als mijn van Ued: Mo: is toegeleght, ende alsoo tot noch toe mijne missivens geen gelooff hebben gemeriteert, soo sal mijn gedragen aen de mondelinge rapporten van de Heer Gouv: die Ued: Mo: voor waerachtig sal verclaren dat t’ sedert sijn Ed: comst alhier ofte in twee jaeren niet één stuck eeten uijt s’ Lants magazijn hebbe genomen t’ geene bequam is geweest om op een eerlijck mans tafel te setten, soodat daerdoor heb moeten vallen in groote onkosten, als het koopen van wijn, booter, kaes, blom, olie kaerssen, ende voorts eenige verversingen hier te lande, als van hoenders ende kallekoenen die hier groot gelt kosten ; soo versoecke haer Ed: Mo: ootmoedich mijn hierin te hulpe te komen, ende voor mijn onkosten toe te leggen de somme van een duizent en twee hondert gulden voor al den tijt ick hier ben geweest, ’t geene voor waerachtich verclaere op de meeste menagie boven mijn Tractement hebbe verteert – t’geene UEd: Mo: genoechsaem sullen kunnen bemercken uijt de declaratien van de heer Gouv: die vertrouwen door sijn genereusht:
181 ende tot bewaeringe van Ued: Mo: respect met de comste van den Majoor Bannister ende sijn bijhebbende Commissarissen soo veel heeft gespendeert ende verteert als hem door Ued: Mo: voor een jaer is toegeseght. Soo veroorloofe Ued: Mo: in t mijne meede consideratie sullen gebruijcken, ende in mijn geringe versoeck consenteeren, alsoo met het vertreck van de Heer Gouv: alle onkosten op mijn sullen komen, ende soude gaerne soo veel in mijn vermogen Ued: Mog: respect ontrent de vreemde natien soo veel doenlijk sij bewaeren. Sal dan hierop Ued: Mo: liberaelheit afwachten nevens versoeck dat de voorn: penningen mogen werden gegeven aen Sr: Guiliaume de Backer vendue meester te Vlissinge, die mijn de provisie daervoren heeft toegesonden, sal altijt trachten de recompensen daervoor met goede diensten te vergelden, indien Ued: Mo: mijn daer bequaem toe oordelen. Wat belangt deese Colonie is jegenwoordigh in een goeden staet van veel schoone gewassen als suijcker riet en andere vruchten, soo dat deselve in’t korte boven andere Colonien staet te floreren, indien Ued: Mo: ons maer toevoer doen van Christenen, soo servants als vrije planters ; door dien de Colonie met het vertreck van den majoor Bannister al een weijnich is verswackt geworden, t’geene verhoope door toedoen van Ued: Mo: int cortte weeder sal werden gesuppleert ende noch meer daerenboven , t’welck wij verhoopen dagelijcks tegemoet te sien ; ende sullen met uijtgereckte halse daernaer wachten ; Waermede eijndigende, sal verblijven, naer ootmoedigen dienst, E: Mo: Heren, Ued: Mo: getrouwe dienaer, Pr: Versterre, T’ fort Zeelandia in de riviere van Zurinam, Den 24e Maert 1671
1671 - 25 maart - brief Nicolaas Combe 2035 - 228 Gericht aan de staten van Zeeland. Gesteld in de franse taal. Gaat uitsluitend over voorraden en vivres, etc. Annex bij de brief gaan: 2035 - 229 lijst met goederen, geleverd aan gvr. Lichtenberg 16 febr. 1669 - 20 maart 1671 2035 - 230 lijst van vivres, geleverd op order van gvr. Lichtenberg 1 july 1669 - 1 maart 1671 2035 - 230a lijst van cargasoen [= indiaanse ruilgoederen] geleverd aan gvr. Lichtenberg 1 januari 1670 - 1 maart 1671
1677 - 23 april - brief Hugo Uitterscho 2035 - 231 Verkeerd in de verzameling gevoegd ; zie bij april 1677
182
1671 – mei – brief Pieter Versterre 2035 - 232 Edele Mogende Heren, Mijn Heeren, T’ Sedert mijnen laetsten met de Heere Gouvr: Lichtenbergh waer aen mijn gedraege, is hier niets van consideratie voorgevallen, daer is alles noch in den selven staet gelijk Sijn Ed: heeft gelaeten, maer bevinde daegelijcx meer ende meer onder d’ Engelse natie die van intentie sijn om met d’ eerste occasie aff te gaen, tot welcken eijnde sij weederom verwachtende den Majoor Bannister die haer heeft belooft in acht maenden weder hier te sullen wesen, met een kraghtiger commissie, om alle die genegen souden sijn aff te gaen naer sijn majts: dominien off elders te voeren waer het haer sal goetduncken, maer verhoope Ued: Mo: sulcx veel sullen voorkomen, alschoon men seght dat Bannister niet veel heeft uijtgericht heeft echter soo veel te weegen gebracht dat kan bemercken niet een van d’ Engelse natie sal wesen die dit jaer een boom onder de voet sullen willen om te planten, maer setten haer een ijgelijck die geen riet hebben te maelen op het letters hout kappen, om daermede haere schulden te betaelen en dan ongemolesteert te kunnen affgaen, soo dat Ued: Mo: Colonie die alreede verswackt is geworden, met vertrecken en sterven apparent staet t’ onder te gaen, indien geen middel wort beraemt om inwoonders en christen servants hier te senden tot welcken sijnde de heer gouv: Lichtenbergh Ued: Mo: genoechsaeme middelen sal aenweijsen, om deselve te hier doen komen, op wiens rapporten wij alle (die hier sijn ) hoopen en seer verlangen, Naer het vertreck van Schakerloo sijn ondertussen hier gearriveert, schipper Cornelis Bastiaensen met de paerden, hebbende 10 op de reijse verlooren, maer de rest gesont hier gebracht, schipper Jacob Prek met cargasoen alsmede schipper Daniel Janssen, met dewelcke hebbe ontfangen een extract uijt Ued: Mo: resolutie van dato den 26 septemb: 1670 inhoudende dat alle de soldaeten van dit guarnisoen, als van Tabago en Isequebe, sou laten repatrieren, maer alsoo Ued: Mo: resolutie niet en hebbe ontfangen als op den 4 april 1671 t’ welck is naer den vervatten tijt in de resolutie, dat deselve in het vaederlant mochten wesen aengelant den 15 martij. Soo hebbe deselve hier gehouden tot Ued: meerder ordre en resolutie, maer sijn die van Tabago hier noch niet aengecomen, soo dat geen occasie hebbe gehadt om Ued: Mo: Missive aen den comd: Abel Thijsso aff te vaerdigen, off te behandigen, alsoo de heer gouv: Lichtenbergh op den 25 martij van hier naer Tobago is vertrocken mede nemende s’ lants vaertuijgen om daer mede herwaerts te senden alle de planters en inwoonders van Tabago die souden genegen wesen haer selven hier neder te setten, tot welcken eijnde wij aen den predicant Dominus Cialjou jegenwoordigh aldaer, hebben belooft en toegeleght uijt de gemeene beursen indien herwaerts will komen, de somme van 7 â 800 gulden s’ jaers, t’geene wij hebben gedaen ten insichte om daerdoor alle de planters hier te creijgen, alsoo denselven seer is bemint, en ten anderen dat dit lant, sijnde groot in begrijp, wel twee predicanten noodich heeft, daerom verhoope Ued: Mo: dit in consideratie sullen trecken, en ons in het toecomende van die lasten bevrijden. Wij beginnen hier nu voor vast te gelooven dat de heer gouv: Lichtenb: niet sal resolveeren weeder herwaerts te komen (om gewichtige redenen) soo sal Ued: Mo: andermael gerecommandeert laeten, dat de plaetse van sijn Ed: weder bij een genereus, ende verstandich heer gelijck sijn Ed: is, mach werden bekleedt, die wij in het korte verhoopen tegemoet te sien, waernaer wij seer verlangen.
183 Sal Ued: Mo: mede ootmoedich versoecken indien de saecken met Vranckrijck en onsen Staet tot een rupture comen uijt te bersten, ons gelieve gedachtich te weesen, ende in tijts van alle noodicheden (Ued: Mo: wel bekent) te voorsien, om des noots sijnde den vijant die dickwils machtich komt, wederstant te konnen bieden, ende aff te weeren, opdat soo een schoone colonie als dese (alhoewel in weijnich extune bij Ed: Mo: gelijck wij kunnen bemercken) Ued: Mo: niet mach werden ontruckt, want ick wensche en bidde menichmael dat Ed: Mo: deselve eens konden sien door een verrekijcker, of dat Ed: Mo: deselve eens levendich kon werden voorgeleght met alle sijn schoone en heerlijcke velden vol riet en andere gewassen, ick sou verseeckert weesen, dat Ued: Mo: deselve met meerder ernst soude voortsetten, dewijl het nu met soo weijnich assistentie te doen is, en noch meer dewijl wij merckelijck sien, dat Godt de heer dit landt en de vruchten zegent met een aengenaemen tijt des jaers, dat bij menschen gedencken in Surinam niet is gesien, want een planter kan jegenwoordich alles planten wat hij will en behoeft naer geen tijt te wachten ; soo dat wij dit jaer sullen beginnen te floreren, indien geassisteert werden met paerden, en sullen oock alle de schepen die hier jegenwoordich sijn, en dit jaer staen te komen, haer laedingh kreijgen, gelijck blijckt bij brenger deses Daniel Thijssen, die soo vol is dat niet een halffe meer kan innemen. 14 daegen hieraen sullen volgen Bartel Wouters en Claes Pieters: haeren mede vol, en goet en kort daeraen de resterende, t’ welck verhoope Ued: Mo: sal doen animeren, om dit landt tot een tweede Brasil te brengen, t’ welck staet te hoopen, dewijl wij mede (godt sij loff) van weijnich ofte geen sieckten weeten, en is alleenich t’ sedert het vertreck van de heer gouv: Lichtenbergh hier gestorven en overleden mr: Mercus Munnick die eenige jaeren seer imponent is geweest, weete oock van geen andere, soo dat wij door godts genaede jegenwoordich een gesonden tijt hier beleven, die verhoope lang mach dueren tot onser zalicheijt; de amunitie van oorlogh door Ued: Mo: ordre gescheept in het schip van Cornelis Bastiaensen sijn hier volgens cognissement wel gearriveert, alsmede de vivres in het schip De Gekroonde Put gescheept hebbe wel ontfangen, waervoor Ued: Mo: seer bedancke. Waermede eijndigende, bevele Ued: Mo: in de bescherminge des Alderhoochsten, ende sal verblijven. Edele Mogende Heeren, Ued: Mo: getrouwen dienaer. P: Versterre Suriname den [niet ingevuld] meij 1671
1671 – augustus 1– brief Pieter Versterre 2035 - 233 Edele Mogende Heeren, Mijn Heeren, Alsoo t’ sedert mijnen laetsten aen Ued: Mogendh: hier niets van consideratie is voorgevallen, sullen dese weijnige alleenigh dienen tot een ootmoedich versoeck, dat Ued: Mogende ons bij eerste occasie gelieven toe te laeten komen verscheijde goederen hier ten hoochsten noodich tot defensie ende behoudt van dese colonie, (te weeten) : wielen tot de affeuijten, soo van 4. 6. 8. 12 en 24 ponders, doordien nauwelijcx een affeuijt gemonteert is om in eenige rencontre te gebruijcken, alsmede trommels ende een vlagge, alsoo wij in drie maenden geen marsch geslagen, noch coleur hebben konnen thoonen;
184 Gelijck wij oock mede seer noodich hebben een advijs jacht om langst de kust te gebruijken, doordien beijde de oude jachten al eenigen tijt hebben omhoogh geseeten ende sijn onbequaem om te repareren, doordien van de worm seer sijn doorgevreten, soo wenschte wel dat wij mede van nieuwe werden voorsien. Hebbe oock, door de continuele geruchten van oorloge ende de daegelijcxe verminderinge van ons Guarnisoen alhier, uijt de omleggende rivieren (te weten) de Maraweijne, Surammeka, ende Correnteijn het volck laeten lichten, ende hebbe het waepen van de generaliteijt aldaer geplant, tot een teijcken dat die rivieren bij ons niet verlaeten, maer noch werden aengehouden, ende sullen d’ indianen, indien eenige vreemde schepen aldaer komen, ons daervan in tijts advertentie geven, soo dat het volck bij provisie soo lange sal hier souden, tot eenigh recruijt sullen hebben bekomen, ofte Ued: Mogende ordre, doordien wij in alles seer sober gestelt sijn. Het soude seer jammer weesen dat dese Ued: Mogende colonie door soo een geringe middel ende kleijne onkosten als daermede deselve diffensie kan werden gemaeckt, niet sou werden aengeleght, daer deselve anders lichtelijck tot een prooij sou konnen weesen, dewelcke jegewoordich in soo een schoonen en florisanten staet is, ende overvloedich voorsien met riet hetwelck alle de scheepen wel sullen uijtweijsen die van hier gaen, gele: medebrenger deses, die sijn schip soo vol heeft dat niet een halff ocx: meer kon bergen, soo dat vertrouwe dewelcke voor desen soo een sleghte opinie van Surinam hebben gehadt hierdoor heel anders sullen beginnen te discoureren, t’ welck verhoope Ued: Mo: mede sal aenmoedigen ons in het toekomende wat meer gedachtich te sullen wesen, waarmede eijndigende. Edele Mogende Heeren bidde godt Almachtigh hij Ued: Mo: regeeringe gelieve te zegenen ende sal verblijven die altijt ben geweest. Ued: Mogende getrouwen dienaer Pieter Versterre Surinam den 1 aug 1671
1672 de periode augustus 1671 - maart 1672 ontbreekt in de archieven
1672 - 2 april - instructie Staten van Zeeland 2035 - 234 ondertekend door P: de Huibert. De gecommitteerde Raeden van Ed: Mo: Heeren Staten van Zeelant, authoriseren en gelasten bij desen den Lieutenant Dominique Potteij, gaende met sestich man nae Suriname, om in cas van eenige vijandelijcke attacque, 't sij van de Engelsche ofte Francoisen, het commando niet alleen te voeren over het voorn: volck, maer oock over het geheele schip en boodte-volck daer toe
185 gehoorende. Werdende den schipper Pieter Voncker met sijn volck gelast, in soodanigen geval de orders en commandementen van den voorn: lieutenant Potteij te pareren en te gehoorsamen ; En soo is haer Ed: Mo: intentie en begeerte, dat alle occasie, om bij eenige vijant te komen, en in eenich gevecht te treden, sal werden vermijt, en alleene toegelecht om de reijse naer Suriname te spoedigen. Tot welcken eijnde onderwegen, soo het mogelijk is, geen lant ofte eijlanden sullen worden aengedaen, als alleen uijt noodt en om eenige noodtwendige ververschingen, en dat voor soo weijnige dagen als doenlijck sal wesen ; sullende den schipper met sijne stuerluijden goede sorge hebben te dragen haere courrsen wel te setten ; en komende aen d' soute eijlanden, om over te steecken, het ruijm soo hoogh te nemen, datse boven Cajana uijtkomen, om alsoo de reviere van Suriname seeckerlick te beseijlen, die sij oock ten spoedichsten sullen hebben in te loopen, en de soldaten aen het Casteel te lossen. Doch in cas buijten alle apparentie, de colonie van Suriname door ijemant mochte wesen bemachtigt, en dat over sulx mette militie aldaer tot secours ofte andersints geen dienst soude te doen wesen ; soo sal den voorn: lieutenant metten schipper te saemen overleggen waer en op wat plaetse de voorn: militie best soude konnen gebracht, ofte tot affbreucke van den vijandt gebruijckt werden ; Doch sullen haer wel wachten eenige quade geruchten ofte tijdingen onderwegen van Suriname aen te neemen, veel min te gelooven, maer haere reijse derrewaerts te verhaesten, en aldaer met eijgen oogen de waerheijt te gaen sien en ondervinden. Actum ten rade in 't hoff van Zeelant binnen Middelburgh, den 2e April 1672 Ter ordonnantie van welgemelte raedt, Pr: de Huijbert
De periode april 1672 - december 1672 ontbreekt in de archieven.
186
1672 – december 29 – brief Pieter Versterre 2035 - 235 Edele Mogende Heeren, Mijn Heeren, T sedert het affgaen van mijnen laetsten per schipper Jan Andriessen, waervan de duplicatie aen Ued: Mo: ben sendende, is hier geene veranderinge voorgevallen, maer hebbe door rapport van eenige indianen verstaen alsdat op den 4 octob: laestleden ontrent de riviere van Correnteijn sijn geseijlt thien engelsche schepen, dewelcke van intentie waeren om herwaerts te komen, maer sijn des nachts door een groote travade ende onweer alle [schepen] gaende geraeckt ende te leijwaerts gesmeten, de seckerht: daervan is, soo mijn de indianen van de voornoemde riviere hebben verhaelt, dat en op den sesden octob: hebben gesproocken met dien Engelsman genaemt Pieter Raedt waervan Ued: Mo: in mijnen voorgaenden hebbe gespr:, denwelcken mede in die vloot was geweest met een groote Barcque, maer des naghts onder de wal gelegen hebbende, was alsoo het onweer ge..ppeert, ende bleeft vier daegen omtrent de riviere van Correnteijn cruissen, om te sien off hier de schepen niet weeder souden opdoen, maer niemandt vernomen hebbende, is weederom de leijewaert geloopen ende de vloot gaen soecken. Naer het verhael van de indianen gen: haer van desen Pieter Raet was geseght , waeren de schepen lange onderwegen geweest, soo dat haer de victualie begon te mancqueren, ‘t geene haer apparent terugge heeft doen keeren, ende is ‘t sedert die tijt hier op de kust niets vernomen ; Jck wil oock hoopen dat ons sulcx jegenwoordich niet magh overkomen, want wij seer benaert sijn om vivres ofte provisie voor het guarnisoen ; maer wat belanght onse fortificatie hebbe deselve door Godes ge[holpen] in soo goeden postuur en deffentie gebracht, dat deselve bequaem is om een stoot te kunnen uijtstaen, maer den honger dewelcke een scharp swaert is, doet de sterckste steden ende fortressen ter weerelt dwingen. Ick moet Ued: Mo: voor waerachtigh verclaeren, dat jegenswoordigh soo veel provisie in het s’Lants magasijn niet en is, om ons twee daeghen te kunnen spijsigen, mijn soldaten sijn nu soo ranck als winthonden, doordien sij soo weijnigh te eeten krijgen, sijn nu altemet geweest een twee en drie weecken sonder broot, alsoo niets en hadde om haer te geven, waerop het gantsche guarnisoen bij mijn is gekomen, ende seijden dat het haer onmogel: was langer soo te kunnen leven oft dienen, ende seijden gelijckerhandt dat sij haere waepens wilden neder leggen, om dan de kost te gaen soecken onder d’ indianen, want onder de planters is soo weijnigh als onder het guarnisoen. Waerop haer met goede woorden ende beloften van verbeeteringen met het eerste schip aensprack, dat sij haer weederom souden begeven tot haeren dienst ende devoir, ende een deel dreijgementen daer bij doende, sijn sij weeder gekeert, maer gants niet tevreden, soo dat Ued: Mo: wel kunnen considereeren hoeveel sulcke gasten genegen souden weesen om te vechten, en off een eerlijck man in sulcke een occasie veel eer sou kunnen behaelen, alscheen [=ofschoon] ick en de rest van de officieren hier sijnde, voor den dienst van Ued: Mo: geresolveert sijn te steunen, soo en soude wij echter niet mans genoech weesen om te kunnen resisteren, want mijn vreese is met anderen (indien het Godt de heere niet merckelijck en voorsiet) indien wij van eenigen vijant komen besoght te worden, dat de soldaeten ons souden begeven, want het wordt daegelijcx noch sleghter, gelijk brenger deses Ued: Mo: mondelinge can verhaelen. Ick hebbe het guarnisoen daegelijcx met goede woorden nochal onderhouden, hoopende op een goede uijtkomste, gelijck Ued: Mo: mijn vooreerst hebben gesegd dat in cortte daegen met Pieter Doncker eenighe schepen souden vertrecken uijt Zeelandt waerop wij altijt hebben gehoopt, maer in plaetse van kortte daegen is hetselve nu seven maenden, waeruijt wij genoeghsaem konnen bemercken dat Ued: Mo: haer weijnigh aen den welstandt van dese schoone Colonie gelegen
187 laeten weesen, alsoo het Ued: Mo: niet onkundig is dat ick altijt t’ sedert het vertreck van de Heer Gouvr: Lichtenbergh van hier, aen Ued: Mo: hebbe versoght om vivres voor s’Lants magasijn, maer hebbe Godt beetert weijnigh bekomen, alhoewel Ued: Mo: genoeghsaem weeten dat ick het volck sonder vivres niet can onderhouden, ende gants geen staet op de vrughten van dit Landt te maecken is, Daerom will ick nochmael Ued: Mo: naest Godt bidden dat in het toekomende beeter sorgen magh worden gedraeghen voor ons allen die hier te Lande sijn, want het anders voor eenigh eerlijck man onmogelijck sou weesen om ‘s Lants militie in goede staet en discipline te houden, noch veel minder daermede te kunnen doen t’geene een eerlijck gemoet betracht, dat is een oude refutatie te leggen ten dienste van Ued: Mo: t’welck van mijn met lijff ende siel wert gedesireert. Ick ben oock genootsaeckt in dese occasie, tegens mijn hardt & gemoet, een begin te moeten maecken van s’Landts en deser Colonies Ruine (dat is, dat alle weecken voor ‘s Landts guarnisoen moet slaghten vier koeijbeesten, waervan de minste vijffthien hondert Pd: suijcker waerdich is, ende noch meer omdat deselve alle bequaem sijn om dienst in de meulens te konnen doen) denk hebben alreeds 36 beesten geslaght. Ick will hoopen dat Godt een uijtkomste sal geven met het nieuwe jaer, waernaer wij seer verlangen eer dat het verderff verder sal gaen, Waermede eijndigende, sal afbreecken, ende Ued: Mogende toewenschen den Zeegen des Heeren, ende sal verblijven die tot noch toe geweest ben, Edele Mogende Heeren, Ued: Mogendes getrouwen dienaer, Pr: Versterre, Suriname, den 29 Xber 1672
1672 – december 29 – brief Pieter Versterre 2035 - 236 copie van de voorgaande brief
188
1673 1673 – januari 2 – Brief Nicolaes Combe 2035 - 237 Brief gericht aan de Staten van Zeeland. In het Frans gesteld. Combe meldt – evenals Versterre in de voorgaande brief – dat het ‘s Lands magazijn leeg is, de soldaten op zwaar rantsoen gesteld, en dat Versterre van de planters met een suikermolen, koebeesten heeft gevorderd ter onderhoud van het garnizoen. Hij verzoekt dringend om provisie voor de ondervoede soldaten.
De periode januari - april 1673 ontbreekt in de archieven
1673 – april 22 - brief A: Thisso 2035 - 238 Brief gericht aan de Staten van Zeeland. In het Frans gesteld. Thisso verzoekt om bevordering tot Luitenant. De aanhef van de brief luidt: De Sername, ce 22 apvril 1673. Tisso was dus in Suriname op dat moment, en niet meer op Tabago. De reden is niet bekend.
1673 – April 20 - Lijst van vivres, door Nicolaes Combe 2035 - 239 “Lijste van de vivres gelevert door order van den Hr: Commandt: P: Versterre aen de garnison van Suriname sedert den 1 July 1672 tot 1 April 1673, door Commis Nicolaes Combe” Lijst van vivres, opgesteld door Nicolaes Combe, en ondertekend door Pieter Versterre. Het – eenzijdige - dieet van het garnizoen bestond uit: brood, cassave, vlees, vers vlees, spek, witte en grauwe erwten, gort, azijn, olie, en zout. Alleen voor de officieren was er stokvis. In de lijst staat geen vermelding van dranken. De enige extraordinaire vermelding betreft de levering van 4 oxhoofden zout aan de Gouverneur op 8 maart, die deze vervolgens heeft uitgedeeld aan de planters. Er was een groot tekort aan zout in de kolonie.
189
1673 april 22 – Lijst van uitkeringen boven de normale gage, door Nicolaes Combe 2035 - 240 “Reekeningh van de soldaaten van ‘t geene dat sij in Suriname ontfangen hebben op haer gages, sonder te reekenen ‘t geene sij ontfangen hebben in Zeelandt voor haer vertreck” De lijst is opgesteld in het handschrift van Nicolaes Combe, en ondertekend door Pieter Versterre. De lijst telt 15 namen, en geeft dus geen volledig overzicht van het garnizoen. Op 25 maart 1675 werd er wel een complete lijst van het garnizoen opgesteld.
1673 mei 6 – brief Pieter Versterre 2035 - 241 Brief gericht aan de staten van Zeeland. Versterre vermeldt de komst van vlootvoogd Cornelis Evertsen op de rivier, maar geeft zoals gewoonlijk nauwelijks een beschrijving. Edele Mogende Heeren, Mijn heeren, Seedert het affgeven van mijnen laetsten per schipper Pr: Voncker aen Ued: Mo: waervan de duplicata aen Ued: Mo: ben sendende, is hier op den [niet ingevuld] Feb: wel gearriveert s’Landts Hoecker boot genaemt De Endragt, met eenige victualie die extreem wel te passe quam alsoo wij doenmael in een groote noot ende elende waeren. Maer alsoo niet meer als voor drie maenden speck daerbij en was, soo sullen wij haest weedrom in die selve droefheit & gebreck komen, daer wij soo lange in sijn geweest, want van de drie maenden nu al twee verstreecken sijn, soo dat nu niet meer als voor een maendt speck in ‘s Landts magasijn hebben, doch wil hoopen, ende Godt bidden, dat ondertusschen weeder een ander schip magh komen, t’geene ons weeder wat assistentie magh bijbrengen, anders sal genootsaeckt weesen wederom op de planters te vallen, ende haere beesten te dooden, gelijk alreeds in de t’sestigh gedoot sijn ende ijder met een kalff in het lijff, soo kunnen Ued: Mo: wel oordeelen, wat schade ende nadeel dit voor de Colonie is, t’welck verhoope de Heere sal voorsien. Met den voornoemden Hoeckerboot en hebbe geene missive van Ued: Mo: bekomen, maer op den 27 Maert is alhier gearriveert de Heer Commr: Cornelis Evertsen met sijn bijhebbende schepen, van denwelcken Ued: Mo: missive mij ter handt is gestelt, waernevens Ued: Mo: mijn hebben gelieven toe te senden een permissie voor de heer Lt: de Huijbert om te repatrieren, tot welcken eijnde hij op de voors: schepen is gegaen, ende sal den Heer Abel Thisso in sijne plaets als Lt: voorstellen. Uedele Mo: hebben mijn mede gelieven te ordonneren, alsdat goede sorge sal draegen voor s’Lants welstandt alhier, ende s’Lants militie en fortificatie in goede ordre houden, t’geene aen mijn niet sal manqueren, en sal oock soo strict naer komen, als eenichsints leijt in mijn vermoghen. Oock hebben Ued: Mo: geordonneerd om een leijst over te senden van ‘t geene ons manqueert, dewelcke hiernevens gaet. Uedele Mogende hebben mijn met het schip van Pr: Doncker gelieven te ordonneren alsdat op alle de slaeven van dese Colonie hooftgelt soude opstellen, maer ‘t selve als doen noch niet geraeden vindende gelijck aen Ued: Mogende daervan de reeden hebbe geg:, ende versoght dat Uedele Mo: ‘t selve nogh voor een tijt souden gelieven uijt te stellen, maer alsoo t’selve nu aen de kant van een jaer geleden is, dat Uedele Mo: goetgt: voor de inwoonders van dese Colonie
190 hebben gelieven te seijn van haer noch soo lange uijtstel te gedoen, soo dunckt mijn (hetz: oock verscheijden van haer selven seggen) dat nu tijt sal gaen worden, ende sal nu preparatie gaen maecken om ‘t selve in het werck te stellen, ende Ued: Mo: daervan pertinente reeck: laeten toekomen. S’Lants Snaeuw genaemt Tijtverdrijff, alhier eenigen tijt in den dienst van Uedele Mo: geweest sijnde, is door ouderdom en onbequaemheijt om dienst te doen afgeleght, naedat deselve door den Heer Commdr: Evertsen met alle sijn timmerluijden is gevisiteert geweest, ik versoght sijn Edele om de Snaeuw dewelcke bij hem was in de plaets van de oude alhier te mogen houden, om den dienst van ‘t Lant waer te nemen, alsoo ten hoochsten daerom verlegen ben, maer seijde daertoe geen ordre te hebben, off ‘tselve niet durffde doen, soo sal Uedele Mo: nu bidden dat doch weederom een goede ende bequame snaeuw, wel gedobbelt en van alles wel voorsien, op het spoedighste magh werden in de plaets gesonden, alsoo den dienst van t’Landt ten hoochsten daeraen is gelegen. Sal oock Ued: Mo: recommanderen den parsoon van Claes Reijniersen, om weeder met de snaeuw hier te mogen komen, alsoo hij een parsoon is die sijn dienst alhier eerlijck ende trouw heeft waergenomen, sijnde oock een man van een seer goet leven, altijt nuchter ende sober, soodat mijns oordeels Uedele Mo: alhier te Lande geen bequamer souden konnen senden doordien hij hier op de kust welbekendt is. Den Heer Commr: Evertsen alhier met sijne schepen in de riviere gekomen sijnde, soo hebbe verwisselt uijt dit guarnisoen elff franse soldaeten tegens soo veel nederlanders, ende hebbe boven die noch vier nederduijtsche soldaten medegegeven die verminckt ende impotent waeren, ende onbequaem om alhier eenigen dienst te konnen doen, aleenich de victualie te consumeeren. Hier was onder de inwoonders van dese Colonie groote Vreught en blijdtschap als wanneer de schepen inde riviere quamen, hoopende ende voor vast vertrouwende dat deselve waeren hier gekomen om eenige maenden alhier post te houden, gelijck Uedele Mo: per schipper Pieter Doncker aen mijn doenmaels hebben gelieven te schrijven, alsdat wij een secours van vivres neffens twee a drie schepen van oorlogh hadden aff te wachten, soo hebben wij alle gemeent dat dese deselve waeren, daer Ued: Mo: van hebben gelieven te schrijven, maer siende dat deselve schepen nergens anders om sijn gekomen als alleenigh om wat te ververschen en schoon te maeken, soo is de blijtschap verandert in groote droefht: ende vermenght met een groot misnoegen over den staedt ronde…. uijt seggende dat Haere Edele Mogende niet geresolveert sijn deese Colonie te behouden, te meer omdat de officieren van dese schepen tegens de planters seijden, wanneer de planters bij haer quamen om om eenige assistentie, dat men in Zeelandt niet anders seijde als dat Suriname de eenighste ruïne van de provintie van Zeelandt was, ende sij seijden t’selve mede, waerop alle de planters seer gemisconteert heene gingen, voornaementlijck de Joodsche natie, ende sij allen onder malkanderen seijden dat sij dan wel wenschten hoe eer hoe liever onder een ander beschermheer te weesen, alsoo sij sulck een vreemde antwoordt niet en hadden verwacht. Maer het meeste t’geene de planters tot sulck een desperatie bracht van soo te spreecken, is het groot gebreck ende extreem noot van levensmiddelen, waerin sij alle sijn gebracht bij manquement van schepen ende voornaementlijck van Soudt, t’geene groote sieckten causeert, soo wil nochmael bidden en hoopen Ued: Mo: in tijts dese onse groote swaerigheit trachten te verlighten, ende ons te hulpe comen eer wij tot het uijtterste gevaer sullen sijn gebracht daer Godt ons vooren will behoeden.
191 Gelijck ick den Almaghtigen oock bidde voor den welstandt van ons lieve vaderlandt, t’geene nu voor een groot gedeelte alreede door den vijant is affgescheurt, t’geene mijn de hairen doet reijsen als ick sulx hoorden, maer wil hoopen dat Godt de Heere Uedele Mo: waepens onder het beleijt van sijn Hoogst: den Heere Prince van Oranijen sal zegenen, dat sij alles weederom sullen moeten verlaeten, gelijck sij het hebben gecregen. Ick hebbe in mijn groote noot aleer s’Lants hoeckerboot hier was gearriveert, als wanneer sonder sout en eenige victualie was, de snaeuw gesonden naer de Barbicies om te sien off daer eenige victualie was te bekomen, soo hebben sij een weijnich soudt, speck en vleesch aen ons overgelaeten tot de somma van vier hondert en vier Carolij guldens, waervan Capt: Claes Reijnierssen een wisseltje in mijnen naem op Uedele Mogende heeft gepasseert, alsoo den Capt: niet wilde borgen, totdat de goederen in Suriname waeren gekomen, daerom versoecke Uedele Mogende t’selve gelieven te doen betaelen. Ick hebbe Uedele Mogende nu aen de kant van ses jaeren alhier te lande eerlijck ende trouw gedient, ende Ued: Mog: noijt moeijlijck gevallen om te repatrieeren, alsoo ick oordeelde dat met den vreeden niet veel fortuijn en was te maecken, maer doordien wij nu in soo een heevigen oorlogh sijn gebracht ende nu den tijt gebooren is om voor een eerlijck man sijn fortuijn bij de waepens te maecken, doordien sulx te lande daer geen of weijnigh apparentie toe sie, soo sal Ued: Mo: bij desen ootmoedich bidden ende versoecken, dat mijn permissie van te mogen repatrieren met de naaste schepen moge werden toegesonden, gelijck ick mede ben versoeckende verloff voor alle de oude soldaten die met mijn ende de Heer Comdr: Crijnsen salr: hier int Lant gekomen sijn, sijnde omtrent sestien a twintich int getal, die mij daervoor seer moeijlijck hebben gevallen ende gebeden dat ick doch sulcx bij Ued: Mo: wilde versoecken, gelijck sij mijn oock daegelijcks hebben moeijlijck gevallen om met dese schepen naer huijs te mogen gaen. Soo hebbe haer daermede noch gecontenteert, dat haer belooffde dat sij met mijn souden vertrecken, ‘t welck nochmaelz ootmoedich ben versoeckende, ende sal niet manqueren altijt voor den welstandt ende gesontheit van Uedele Mogende de Almachtigen te bidden, gelijck alle de oude soldaeten mede hebben belooft te sullen doen. Den Heer Comdr: Cornelis Evertsen hier sijnde heeft mijn elffhondert Pd: buskruijt gelanght voor ‘s lants magasijn, neffens noch eenige cleijnicheden; hiernevens gaet de reeck: van de fransche soldaeten van ‘t geene sij alhier hebben afgenomen. Sal Uedele Mogende mede bij desen bekent maecken alsdat alhier uijt het guarnisoen sijn weghgeloopen ses fransche ende ses hoogduijtsche soldaeten, waervan de Lijste hiernevens gaet. De ses laetste vertrouwt men vast dat door den schipper Pieter Doncker ofte Cornelis Franschen Cudde van hier sijn gevoert, alsoo sij op dieselve tijt sijn gemist, als de schepen uijtseijlden. Soo wil Ued: Mo: ootmoedig bidden, daernaer te laeten vernemen, en de schippers te doen straffen naer behooren, anderen ter exempel. Hebbe bij dese occasie een wisseltje op Ued: Mo: getrocken in minderinge van mijne verdiende gagie, van drie hondert Carolij guldens, t’geene ootmoedich versoecke dat door Ued: Mo: ordre magh worden betaelt. Sal bij desen oock versoecken van Ued: Mo: meerder ordres te mogen weeten raackende het opstellen van het hooftgelt alhier op de slaeven, doordien Ued: Mo: mijn int generael hebben gelieven te ordonneren dat hetselve op alle slaeven soude stellen, maer ick wil gelooven dat daermede d’intentie van Ued: Mo: geweest, alleenich op diegeene die vijff jaeren een plantagie hebben beseeten, ofte alhier gewoont, volgens het plaeccaet tot dien eijnde ge-emaneert ende bij Ued: Mo: ordre alhier gepubliceert, in den jaere acht en sestigh, door den Heere Comdr: Abraham
192 Crijnsen salr:. Soodat vooreerst niet diegeene sal een aenvanck nemen totdat naerder ordre van Ued: Mo: daerop sal hebben bekomen, Waermede eijndigende, Edele Mogende Heeren, bidde Godt Almachtich hij Ued: Mo: wijse regeeringe in deese bedroefde tijden wil zeegenen, ende te verleenen t’geene Ued: Mo: saligh is, ende sal ondertusschen verblijven, Ued: Mo: getrouwen dienaer, Pr: Versterre Suriname den 6e Meij 1673 P:S: Hebbe noch op Ued: Mo: moeten trecken een wisseltje van dartich gulden voor timmermans gereetschap alsoo den ontfanger geen suijcker wilde accepteren, ende t’selve seer noodich van doen was doordien wij jegenswoordich besigh sijn met nieuwe wielen te maecken en door de hardicht: van’t hout veel gereetschap wert geconsumeert, soo versoecke dat Ued: Mo: t’selve gelieven te doen betaelen aen den persoon van Isaacq Mattheussen. –
1673 – juni 7 – slavenverkoop fregat “America” te Curacao 2035 - 242 Uit het procesverbaal van verkoop blijkt, dat het hier niet gaat om een reguliere verkoop, maar om de verkoop van in de oorlog buitgemaakte slaven. De Zeeuwse vloot onder Cornelis Evertsen kruiste in die tijd in de West, en de verkoop van dergelijke “prijzen” werd beschouwd als normaal oorlogsgebruik. Opvallend is, dat de slaven waar mogelijk als familie staan genoteerd. Ook zijn er veel Indiaanse slaven. Zeker heeft Evertsen de slaven dus niet opgepikt van een slavenhaler, maar heeft hij ze buitgemaakt bij overvallen op plantages in vijandelijke kolonien. Carsouw, den 7 juni 1673 Notitie van de slaven alhier aangecomen met het fregat America daer Commandr: op was Jan Moense Van Oosthuijsen en ... Jansen de Graft van der Wouw als luijtenant en stuurman ; gecommand: door de commandeur Bijncker en de Commandr: Cornelis Evertsen de Jonge om met 206 slaven nae Carsouw[Curacao] te gaen en deselve daer te verhandelen ofte vercoopen voor gelt ofte coopmanswaren , soo sijn de voors: slaven in gelt en ... gout vercogt ende betaelt in Stucken van Achten en quaertjens soo hetselve sal uijtwijsen:
Een jongen out 12 jaren Een meijske out 16 jaren Een man out 35 jaren Een man out 25 jaren Een man out 50 jaren Een man out 25 jaren Een man out 35 jaren Een man out 35 jaren Een man met een vrouwe out 60 jaer Een meijsken out 4 jaer Een indiaen out 6 jaer
st. v. 8 40 31 20 18 18 ½ 29 26 36 94 14 7½
st.
qu.
193 Een vrouwe out 25 jaren Een vrouwe out 40 jaren Een vrouwe met een suijger out 30 jaer Een vrouwe out 40 jaren Een vrouwe out 40 jaren Een vrouwe out 45 jaren Een vrouwe out 50 jaren Een man en vrouwe out 100 jaren Een man out 55 jaren Een vrouwe out 50 jaren Een vrouwe out 70 jaren Een meijsken out 10 jaer Twee vrouwen en 3 kinderen oud 90 jaren Een vrouwe out 25 jaren Een vrouwe out 30 jaren 2 Een man en een vrouwe oud 90 jaer 1 vrouwe out 25 jaren 1 vrouwe 50 jaren out 1 vrouwe out 70 jaren 1 man out 25 jaren 1 man out 25 jaren 1 vrouwe 30 jaren out 1 jongen out 15 jaren 1 meijsken oud 15 jaren 2 Een vrouwe en kindt out 50 jaren 1 een jongen out 14 jaren 1 een meijsken oud 14 jaren 6 Een man vrouwe met 4 kinders 1 vrouwe van 20 jaeren 1 meijsken 15 jaeren 1 jongen 15 jaer 1 jongen 15 jaer 4 een man vrouwe en 2 kinders out 100 jaer 6 een man vrouwe en 6 kinders out 70 jaer 1 vrouwe van 50 jaeren 1 vrouwe van 55 jaeren 1 vrouwe van 50 jaeren 2 Een man en vrouwe out 70 jaren 1 vrouwe out 60 jaren 2 Een man met een vrouwe out 70 jaeren 3 Een man vrouwe en kindt out 60 jaren 2 man en vrouwe out 60 jaren 3 Een man vrouwe en kindt out 70 jaren 3 Een man vrouwe en kindt 3 Een man vrouwe en kindt out 60 jaren 2 Een man met een vrouwe out 60 jaren 2 Een man met een vrouwe out 70 jaren 2 Een man met een vrouwe out 60 jaren 1 Een man 55 jaren out 1 Een vrouwe 30 jaren out
29 ½ 14 40 ½ 19 ½ 17 21 19 19 8 10 ½ 2 50 139 4 37 20 ½ 7 18 1 40 90 62 53 70 30 ½ 61 61 106 83 91 64 56 86 172 18 18 25 105 17 79 87 83 80 56 86 86 54 57 43 ½ 20
194 1 Een man out 40 jaren 1 Een man out 45 jaren 1 man out 60 jaren 1 vrouwe out 40 jaren 1 vrouwe out 30 jaren 1 vrouwe out 40 jaren 1 vrouwe out 30 jaren 2 Een man met een vrouwe out 60 jaren 1 vrouwe out 20 jaren 2 Een man met een vrouwe out 70 jaren 1 vrouwe out 24 jaren 1 vrouwe out 45 jaren 1 man out 38 jaren 2 Een man met een vrouwe out 10 jaren 1 man 25 jaer out 1 jongen out 16 jaren 1 meijsken out 14 jaren 2 Een man met een vrouwe out 40 jaren 2 Een man met een vrouwe out 70 jaren 2 Een man met een vrouwe out 70 jaren 1 meijsken 15 jaer 3 indiaenen vrouw en kindt 1 man out 70 jaren 1 vrouwe out 40 jaren 2 Een man met een vrouwe out 70 jaren 3 Een vrouwe met haer kinders out 50 ja 1 vrouwe out 40 jaren 1 vrouwe out 40 jaren 1 man out 35 jaren 1 jongen out 20 jaren 1 man 50 jaren out 1 vrouwe out 55 jaren 1 jongen out 20 jaren 1 meijsken 15 jaren out 1 een kint 6 jaren out 1 man out 80 jaren 1 vrouwe out 45 jaren 1 jongen out 20 jaren 1 jongen out 25 jaren 1 meijsken out 18 jaren 5 een man vrouwe en 3 kinders out 60 jaer 3 een vrouwe met 2 kinders out 40 jaer 1 jongen 13 jaren 5 een neger met een indiaense vrouwe met 3 kinders 1 jongen 16 jaer out 1 jongen out 17 jaer 1 vrouwe out 25 jaer 2 een man met een vrouwe out 80 jaer 4 een indiaen vrouwe met twee kinders 2 een man met een vrouwe out 70 jaren
50 66 43 31 28 22 81 53 ½ 71 64 69 46 49 60 100 79 64 91 52 ½ 52 41 90 23 25 77 60 46 ½ 30 71 51 30 ½ 17 ½ 51 46 35 10 ½ 22 61 31 56 114 108 52 57 62 77 ½ 36 ½ 53 105 138
195 2 een man met een vrouwe out 50 jaer 1 een indiaensche jongen out 18 jaer 1 meijsken 10 jaren out 1 meijsken 12 jaren out 1 jongen out 18 jaren 1 meijsken out 14 jaren 2 indiaennine out 40 jaren, met een jongetje 5 een indiaen vrouwe met drie kinders out 70 jaeren 2 een indiaen met sijn vrouwe oud 30 jaer 3 een indiaen vrouwe met een kint oud 80 jaeren 4 een indiaen vrouwe met twee kinders out 90 jaeren 1 jongen out 11 jaren 2 een man en vrouwe out 70 jaren 1 indiaensche jongen 1 dito out 20 jaren 3 een indiaense vrouwe met 2 kinders 1 ditto vrouwe out 25 jaren
85 8 75 50 51 16 12 85 19 31 43 51 60 40 ½ 52 ½ 40 25
t saemen 206 coppen die tot het schip America geweest hebben. bedraegt t saemen aen stucken van acgten
6542
st. v. 8 Nae de vercoopinge quam een vrou weder doordien sij met de vallende siekte was besmet, en is vercogt den eersten dagh voor 17 stuck van acgten, ende den anderen dag weeder om voor vier vercogt, soo dat wij de 13 stuck van acgten mosten laeten vallen. Wij hebben nog tot het schip 46.800 Pd: campetij hout in betalinge 1872 voor de negers t’gene van het capitael moet afgetrocken worden, bedraegende aen Stucken van Acgten Nog aen de gouverneur voor de slaeven aen onkosten betaelt 155 Nog aen de vendutij meester voor het vercoopen 75 Nog tot vercoopen van de slaaven 67 Nog 2 slaven die de capiteijn toequam 60 Nog voor een slave die de vallende sieckte hadde die daer na minder 13 heeft gegolden
st.
Stucken van Aghten
2242
40
Het geprocureerde van de slaven bedraeght de somma van St. Van Agt: Daer moet nu af in t generael de oncosten met het campetij hout gelijck hierboven vermelt staet de somma van St: van Agten
6542
40
2242
40
Soo dat resteert St van 8
4299
60
Nu dit gelt tsaemen par Rato elck nae sijn volck gedeelt, de hollanders seven hondert en vier coppen comt voor de zeeuwen vijf hondert en twee en veertig koppen
2429 1870
3.5 4.5
qu.
196 stuck van achten: bedraegt als bovenstaend:
2242
40
Nu de onkosten voor de capiteijns op Karsouw gemaeckt : 500 ll stockvis noch 12 levende geijten van de gouverneur Een oxhooft wijn uijt cast van de capt: Een half same uijt cast van de commandr: Bijnckes Een tonne vleesch tot strecken van de erte te Carsouw gecogt noch eijers voor de meester gecoght noch 5 kasen die bijnckes aen boort stierde moeten betalen noch twee te Carsou gecoght
41 12 30 15 6 1 5 2
52
112
5
2
48 15 3
2
2
8
stuck van acgten
66
10
2
Soo dat de oncosten afgetrocken van het capitael bedraegt
1803
38
6
42
st.
2
Dit gelt nu par Rato van elck sijn volck gedeelt also wij achtien man en de Hollanders 24 man sterck waeren so dat de Zeeuwen moeten betaelen noch voor verteerde costen op Corsou noch aen het volck verschoten die met de commandr: gevaren hebben aen Van der Linde 1/2 stuck van acgten Aris Martensen een stuck van acgten Jacob van Sen en Symon Leendertsen elck 2 gulden comt t saemen
Inde eene sack aen stuck van acgten en halve : negen hondert vijf en tacgentich, en inde andere 818 - 36 stuck van acgten, comt tsaemen 1803 - 36 st. noch voor oncosten van traenvis ... een schaep aen fero gecoght tot nootdruft van de cajuite en scheepsprovisie tgene de zeeuwen aengaet comt tesaemen : comt aen st. van 8
1802
44
tans nocg aen Jacob van Rotterdam gegeven omdat hij was verlegen van redenen also hij niet en hadde om aen te doen, varende met de commandr. Cors: Everts
1
5
comt aen st. van 8
1801
14
2
1674 de periode juni 1673 - december 1674 ontbreekt in de archieven, met uitzondering van 1 brief
197
1674 – januari 2 - Brief S: R: D: Plessis du Bellay 2035 - 244 particuliere brief gericht aan Mr: Justus de Huijbert, raadt secretaris van Haar Ed: Mog: de Heeren Staten van Zeelandt, tot Middelburg. Een nietszeggende brief, interessant is echter dat de naam Du Plessis reeds in 1674 in Suriname voorkwam. Edele Wijse Voorsienighe Heer, Mijnheer, Wij waren doodt door de slechte tijding doch beginnen te herleven door de betere tijding ons hier door Captn: Pieter Jaspersen toegebraght ; Hoopen dat Godt ons lieve Vaderlandt sal gelieven te seegenen, wij sijn hier alsnoch door sijn genade, want altijt van Vivres seer slecht voorsien geweest sijn, ongemolesteert van vijandt gebleven, ’t sou sonde en jammer sijn, dat dit landt, ’t welck een groote Commercie nu van tijt tot tijdt aen de Provintie sal geven, aen een ander Heer, ’t sij op wat manier ’t mocht sijn, sou geraken, Wat ons aengaet hoopen het tot de eerste May courageusselijk te defendeeren om ten dienste van ons Heere en Meesters wel te doen. Bid Ued: mij behulfrigh te willen sijn als Mons: Kempe ten mijne reguarde Haar Ed: Mog: sal besolliciteeren. Afbrekende, bidde dat Godt Ued: Mevrouw uw gemalin en Ued: familie gelieve te bewaaren in gesontheit en lang leven. Waarmede be-eynde, Edele Wijse Voorsienighe Heer, Mijn Heer, U Ed: seer onderdanighe ootmoedighe dienaar, S: R: D: Plessis du Bellaij Surinauw, den 2 Jany 1674
198
1675 1675 – januari 9 – brief Pieter Versterre 2035 - 245 Edele Mogende Heeren, Mijne Heeren, T’sedert ........ Capt: Dirck Tobiassen, is alhier niets bijsonders voorgevallen t’geene waerdich is Uedele Mogende te adviseeren, als alleenig : dat de Heer Secretaris Oostermans op den sesden deser alhier gerust in den Heere is ontslaepen, indien Ued: Mogenden wederom een ander in desselfs plaetse gelieven te senden, hij sal ons van harten wellekom weesen. Sal oock met groot verlangen Ued: Mo: ordres tegemoet sien nopende de herstellinge van onse fortificatie, en desselfs noodige reparatie, alsoo sulcx ten hoochsten wort vereijscht. Sende met brenger deses Capt: Jan Onercussen volgens Ued: Mo: ordre, thien van s’lants soldaeten van de outste uijt het guarnisoen, welckers affreeck: door de Scrs: Salr: SRo. 1 nevens gaet, de rest noch overighe soldaeten sullen met het naeste schip komen, versoecke ootmoedig dat Ued: Mo: ons weeder een cleijn re.... van 20 a 25 mannen in de plaets gelieven te senden ; alsoo het guarnisoen met het afsenden van dese soldaeten, alsoock het sterven en wechloopen van anderen merckelijck is versobert. Hiernevens gaet noch onder SRo. 2 de Reeck: van de laetste gesondene behoeften voor s’Lants guarnisoen, waervooren s’Lants soldaeten gedebiteert sijn geweest, ende nu op haer reeck: affgetrocken, monteerende de somme van L 223:5:8 grooten Vlaems, ende de goederen bedroegen, volgens Ued: Mo: Reeck: mijn toegesonden, de somma van L 212:5:6 grooten Vlaems, soodat deselve noch elff ponden over hebben gehaelt. Oock gaet onder SRo: 3 de Reeck: van ’s Lants guarnisoen t’geene sij noch suijver op haere gagie te goet hebben, van de tijt dat int Landt sijn geweest tot primo Jan: 1675, volgens Ued: Mo: ordre aen mijn gesonden, waeronder de soldaeten gecomen met den Lt: Hugo Uijtterschee niet begreepen sijn, alsoo deselve noch weijnich off niets tegoet en hebben. Hebbe de vrijmoedichht: genomen, op het sterck aenhouden van den Joodsche Natie, Ued: Mo: met een duplicaet van haer request weder moeijlijck te vallen, met versoeck dat Ued: Mo: daer omtrent soodanigen favorabelen appostille gelieven te verleenen, als eenichsints lijdelijck is, alsoo de behoudenis van Ued: Mo: schoone Collonie voor een groot gedeelte daer aen gelegen is. Eene van de principaelste inwoonders van de hebreeusche natie alhier, met naeme Sr: Samuel Nassij, heeft mijn een seeckere saecke bekent gemaeckt, niet ondienstich & profitabel voor Ued: Mo: Collonie, indien deselve quaeme te succedeeren, naementlijck, dat den Agent van den Coninge van Spaingie met naemen Manuelo de Belmonte in de stadt van Amsterdam, aen den voorn: Sr: Nassij versocht heeft aen hem ten deesen de bequaemht: van de Colonie ofte riviere van Suriname bekent te maecken, alsoo hij vertrouwde dat de handelingen van de ......... op Crassou weegens de slaeven door de Coninginne Regente van Spaingie, te int nou [=nauw] gebracht werden, en dat men genegen vond dien selven handel op Surinamen te brengen. Die
199 mijns oordeels seer proffitabel voor de Colonie soude weesen, indien deselve door eenige cleijne benefitien voor de Spaingnierts te weege conde werden gebracht. Sal wel niet twijffelen off Ued: Mo: sullen trachten ‘tselve te obtineren, indien sulx voorkomt. Waermede eijndigende, sal verblijven met Ued: Mogenden toegewenschst te hebben een gelucksaligh nieuw jaer ende den Zeegen des Heeren oock Ued: Mogenden wijse regeeringh, die tot noch toe geweest ben, Edele Mogende Heeren, Ued: Mogende getrouwen dienaer tot der doot, Pr: Versterre Suriname den 9e Jan: 1675
1675 – petitie Joodse inwoners 2035 - 246 Petitie omstreeks december 1674 van "de gedeputeerden & gantse Corpus van de Hebreeuwse Natie", gericht aan gouverneur Pieter Versterre, met als doel de Joodse inwoners te vrijwaren van het algemeen ingestelde Zondagsverbod. De brief is gesteld in vreemd lopend Nederlands, met engelse woorden en uitdrukkingen ertussendoor. De Joodse natie was er blijkbaar nog niet in geslaagd om goede tolken in de Nederlandse taal te vinden. Vanaf punt 8 vertaling overgenomen uit het boek: J: M: van der Linde, Surinaamse suikerheren en hun kerk, uitg. H: Veenman, Wageningen, 1966
Aen den Ed: Heer Mijn Heer Comm. Versterre Governeur van de Rivier & Districten van Surinam, Capt: van een Companie Voetknegten in dienste van de Vereenigde Nederlanden. Uit beveel ende Last van Ued: heeft ons de gedeputeerden & gansche Corpus van ’t Hebreuwsse Natie in deesse Colonie van Surinam residirende, tot dien eijnde bijeen genodight [door] den Jurator van desse divisie Samuel Nassy, geinsinueert & condigh gemaeckt, hoe dat [op] ’t Instantie van de Heeren int geestelijckheijt Ued: hadde geresolveert Placaten uijt te laeten geeven & Asigeren(?) om te verbieden op Sondagh & andere feestdagen alderhande werck op plantagie & moolens, als ’t vaeren langs ’t Rivier, welcke verbood sich verspreijde tot onsse Natie inkluis & al sulcke verstaen hebbende, daer over discussieerende met de meeste intentie tot het bequaemste ende beste middel, hebben geresolveert sich reverentelick & ootmoedig aen Ued: [te] representeren gelijck wij doende nu [bij] dessig, dat Ued: gelieft te considereren & ooghmerck nemen op desse apontementen hier int coort verhaelt, dewelcke men soude connen verbreijden, noot vereijschende deselve examineren om daer uijt te schep[p]en soodanige Remedie als Ued: sal gelieven goet te vinden, om te sluijten & repareren, de inconvenienten schaede(?) & groote incomoditeit, dat dit gansche Natie daeruijt soude spruijten, besorgende deselve te repareren & voor te comen door het goedste & bequaemste die Ued: sal weten te vinden, soo wel int regarde van de Benefitie van de Staet, als Voorspoet & augmentatie van de Colonie, & gedagtelijk voordeel van de voors: Natie. Ued: is Notorie & Beckent dat wij alhier sijn geadmiteert onder privilegie geoocknogeerd 1e [to acknowledge = erkennen] & geconffirmeert, in naeme & vanweege onsse Soverijne meesters
200 van desse Colonie, om te moogen Leeven in publick observatie van de wettige Statuten & sermoenen die [door] ons van desweege sijn ingestelt ; sulckx sijnde, wilende ons eenijdrig [eenieder] dwingen met het verbiden van enige feesten, [ons] te mogen onteeren tot het vieren van andere Hooft daegen buijten onsse Religie is een seckere Braek & Verminderinge van Libertijt die ons is vergunt & wij ter goedere trouwe hebben geacepteert onder een Termijn zonder lemit, ende niemant can ontkennen dat het ophouden ofte abstineeren van wercken in de Sondg. is een van de principaalste puncten in de observatie van de Religie; soodat door dien middel wij niet allenich werden gefraudeert in de weeckelijcke Beneffitie maar oock in de geestelijcke ; tegen het loopelijck [loffelijk] inst[el]lingh van de Heeren Staeten om niemant dienaengaande te molesteren ofte violeren. Soo de insult in desen is, het schandaal die daeruijt soude spruijten, ’t can gans geen 2e plaets hebben als met diegeene die van de Eijgenste Religies sijn, doordien hij int particulier violeert ’t geene int generael wort geobserveert, maer voor diegeene die different sijn in wetten ende sermoenen behoort het voor[gaande] geen schandaal genoemt te werden gelijck per exempel wij weetten hoedanigh de gemeente van de gerefformeerde & Luijtersche Religie sich draeijen in regarde van de observatie van de minste point die de paus gesint, [maar] die van de andere willen dwingen te observeren, niettegenstaende tesaemen onder de naem van Christenen sijn begrepen ; Estimeeren deselve dwange voor een Godloosse Tiranie tegen de Drij Ziellen begaen & dat nooch de sovereijn door eenige politique Redenen soude dit gebood willen mantineren in de bewoonplaetsen daer de schandaal enigesins meerder plaets soude connen hebben, soude aparente hebben van Recht & Reede ; maer int plaette Landt daer de ingesseetenen alhier soo verre van malkanderen sijn woonen[de], dat ’t naerste gebuur t’ minste een half mijl van malcanderen sietten, wilde wel weeten waar de schandael vandaen soude comen, & ofte dit ’t selve niet is gelijck t’ werck die idereen in sijn huijs met geslooten deuren doet ; want de Christen die in sijn feestdaegen kenis creijght van ’t geene de Jooden in sijn plantagie off in sijn huijs doet, moet noodsaeckelijk comen ter plaettse daer hij is & daardoor versuijmen sij[n] devotie in de geestelijcke saecken daer hij in geplicht is, waerdoor de anderen met Reden connen van hem geschandaliseert werden, maer niet van de Jooden anders gesint ende ver[r]e van de hant. Alwaer t’ Scheen dat UEd: door enige ocasie ofte fondement soude resolveren dusdanige 3e ordre te estableseren [to establish = instellen] int generael sonder exeptie van persoonen; UEd: gerecht ende Politie selffs niet nootsakelijck .....; ...sijn de Executie van dien ophoudende soo veel ons belang .... want indien men t soo wilde observeren, ongetwijffelt alle onse plantagien & verre dependentien vandien conde in ruine loopen, met merckelijcke tegendeel van de colonie alhier ende van de coophandel van Zeelant, want sijnde ’t Jaar van 365 daegen, van dewelcke wij 78 Sabath feestdaegen moeten vieren als ons van Godt ingegeven sonder enige dispensatie ofte versuijm ; soo ons daer van ’t andere sijde bijcans soo veel meer worden afgedwongen soude de helft van ’t jaer heenloopen ; de vrucht die ons daermede stont te verwachten blijft tot discresie van diegeenigen, dit sonder patie sullen insien, verflauwende de dependentie van de negotie ende andelingen. Behalve de boven verhaelde Reedenen wesende hart in ons tegendeel, en is niet minder 4e secker de pensoen(?) die wij jaarlijckx hebben door het langh durende reegenen waardoor de ..... Landen incapabel blijven om in den halven van t’ jaere its te connen uijtrechten in benefficie van de plantagien , benemende ’t minste t’ derde part van ’t jaer alhier. Dat wij 'sweeks soude twee
201 daeghen stihl staen, dewelcke bijcans 3 sijn door t vruch[=vroeg] uijtsceijden uijt t werck des vrijdagh & t laet intreeden des maendaghs, doordat sich de negers verlojen met het ....... Soodat van het geheelle jaer sogaer 1/3 soude connen inplojeren int avantement ende ..... van onsen noodicheeden & dagelijcken behoeften. Hieruijt sal idereen wel bemercken off wij op soodanige wijse connen uitstaen het menichte van incomoditijten & swaere oncosten die dagelix voorvallen buijten de ordinaire lijffrechten , t' stueren van negroos & .... als 't cresellen(?) van de moolens & andere schier ontelbaere dingen ; t'welcke alles soo sijnde, onbehoorlijck is dat imant sijne & sijn familien ruine zoude willen uijtstaen & verwoesten. 5e Godt de heere heeft de Sabatdag ingestelt en gebooden te vieren, door redenen idereen beckent, dewelcke de hebreuwen observeeren ongeviolert, andere Natien hebben geintroduzert 't Sondech & somige 't Vrijdech etc. dooch alle tot een insicht dat men begeert één dach in seven te rusten van de wekeliche saecken, om deselve in godes dienst te imployeren. Gaet voor diegeene die enigesins kennisse van Godt hebben & enige religie volgen ; maer voor hijdenen, barbaren die van Godt nooch sijn gebootwetten, tot wat voordeel ofte imploy dinnen haer dusdanige feestdaegen ? UEd: weet t' wel & 't is idereen bekent dat sij die doorbrengen met ureren, droncken drincken, steelen & diergelijck, soo dat sooveel can aenneemen als sij daertoe grooter comoditijten hebben & tijt om die te vermeerde ; 6e Het best & saliger dat se doen connen is haer plantagieen waer te neemen daertoe hebben sij aen een dach in de weeck genoech om goede jaerlijckse cost te becoomen ; meer soude allenelijck ..... om haer voor plantagieen & vruchten te vermeerderen & daerdoor goede schelmstucken berichten met het overschot die sij vercoopen & ter contrarie haer meesters affaires verminderen & gaen teruge, bovendat sij beelden haer in, dat de meesteren geen volcomentlijck macht over haer hebben siende dat se gedwongen worden te doen dat se niet begeeren & daerdoor verstouten sij haer sooveel dat se niet één ... uijt de wech soude nemen dat men sij ... doen ; & soo men se daertoe wilde dwingen, 't soude uijtbersten in duijsende van difficulteijten & valse clachten ; de opinien van alle de Christenen ....... leering is, dat soo men de feestdagen soude imployeren in speelen, drincken uijtermaet, ofte in diergelijcke exercitie, veel beter & bequamer is deselve om te brengen in matelijck arbijt, en soomige willen nooch sustineeren dat wel zo goet is voor diegeene die niet veel werelse middelen heeft, een gedeelte van de dach om te brengen om sijn nood te repareren naer verh.... , als grotelijcke devosie te exerceren. Concludeert ter halve [= derhalve] dat de negroos de twee dagen in de week moeten imployeren op een van twee manieren, te weten: in schelmstucken, off in haer plantagie waer te nemen. De eerste is seer onbequaem ende [d]angereus ; de tweede - wat diferentie isser ! doet se voor haer aarbeijden ofse voor sijn meester, gans niet als 't geene voor is verhalt. 7e Ende voor seeker heer, indien diegeene die onder de esel van Religie alenich soecken huijt haet 't bederf van de hebreusse Natie (van ons onverdient) ; alles naer behooren considereerde soude vinden dat hieruijt soude connen spruijten mal-contentement aen de negros van de andere natie ; siende dat de onse 2 dagen rusten hebben & sij qualijck een, dat ....sien soude ...... prejuditie van goede meesters(?) ende colonieen 8e Het is oock te considereren, dat wij voor desse onsse vrienden ende beckende hebben voorgeslagen ende geraeden, dat se haewars soude begeven haer soekende met 't goede tractement die wij hier waren genietende, met voornemen de colonie te augmenteren, nu orende een soodanige prohibisie sullen lichtelijck haer meninge ende resolutie veranderen.
202 9e Alle vrije ende liber verstant sal wel begrijpen, dat de liedens die sich begeven uyt andere bevesten van langer hant bewont, vool van alle sevilitijt ende abundatien van alles, om te comen woonen ende leven in dessen wusteynen vool gebrecken ende pericullen, die men alhier soo menichmael heft uytgestaen, is allenich om te sien met bilick arbijt ende eerlijcke exercisie ies te moogen avanseren in alle mogelichijt, maer dat men dien middellen souden soecke te benemen ende beletten, de hoop daervan verlisende, t'reede dittert dat als sulx niet can geschieden veel beetter is de wooninge te neemen in soodanige plaetsen daer alles overvludich is, meyende dusdanige wusteynen vool gebrecken. 10e Het is U Ed. oock beckent, dat'tjacht van wilde dieren voor diegeen die se gebruycken (ons verboode) een groote hulp is om met cleyndcr costen de nooddruft te hebben, om welcke orsaek onsse montkoost veel costel is die se coopende alles wat zeewaerd comt, daerin implojerende sjarlijckx een groote some suycker, om welcke orsaek wij dienen veel meer vrucht te trecken van onsse plantagien als de andere planters die sich behelpen met 't geene ons verbooden is. 11e Heer, wij mercken wel, dat degeenen die dit in onsse prejuditie soliciteren, soude connen segen dat de sowerijn doenen wat dat sij willen ende dat men haer ordre moeten obedieren. Wij weeten de weten van absolute macht, maer haer H.M. Estaten generaellen sijn gewent deserve te meeten met weten der gerechtichijt ende vaederlijcke liefde, soodat sij wel sullen considereren dat wij hier sij gecomen onder haer geb(iet) met privilegien van voolcomentlijcke libertijt, waerop in wert gealterert een point voor ons van soo groote consequentie, dat, indien ons sulckx te vooren waeren voorgestelt, niet en soude werde toegestaen, al soude wij grooten interesten staen te verwachten, dat intrest niet lichtelijck is te vinden. Soo is het dat wij verhoopen, dat Haer H.M. Staeten Generaellen mitsgaeders Haer Ed. M. Staten van Zeellandt propaetarissen van desse colonie soellen dessen onsse versoek met vaderlijcke liefde toestaen, belaestende dat de Sondagen in regaerde van ons sullen worden gehouden als in vaderlandt gebruyckelijck is, ende geobservert wort in de Sondagcn die in May ofte November commen te vaellen aengaende 't verhuyssen ende verder dependentien van dien niet toelaetende dat wij van contrarie gevoelle sijnde des aengaende worden gemolestert, alsoo wij in alle voorvallende ocasien hebben onsse obedientien wel laeten blijcken als trouwen vasallen ende patrioten behooren te doen, daer U Ed. goede getuyge van is. 12e Door alle desse voor verhalde reedenen blijckt, dat soowel tot het suyver onderhout van onsse religie als tot augmentatie van onsse goederen ende 't last van 't leeven, scheynt onmogelijck te sijn dat wij moogen verdragen een soodanige acte van soo groote consequentie voor onsse natie. In alles in desse verhalt is, uyt noot gedwongen, keeren wij aen U Ed., van haerten versoeckende believe te repareren met een favorabele toesegginge, dat wij daeruyt werden gesloten, verseeckerende U Ed. geen midelle koonden vinden om deserve te semuleren ofte observeren met 't gewoonelijck obedienten altoos beweesende aen U Ed. orderen. Ende 't geene ons meest verdriet is, dat indien U Ed. niet en vint 't selve te repareren, nootsaeckelijck sullen gedwongen sijn ander middel van leven te bespeuren onder 't protectie van Haer H. M. op soodanige wech als ons onsse goede Godt sal openen, alsoo wij weeten ende hoopen, dat 't U Ed. ook notory is, dat eenige persoonen desse saeke deregeren tot onsse meest desaventagie, ende geloove niet dat de heeren onsse soverijnen aengenaem sal sijn dat doordat se ons willen dwingen dat ons niet toestaet te doen allenich om haer patie [passie] tegemoet te comen, sullen willen aharderen [op ‘t spel zetten], dat 40 ofte 50 familien sullen genoodsaek sijn de colonie te ruymen, dat tegen onsse danck soude gcschieden soo desse rigeur ons wart continuert. Hiermeede sluytende, verhoopende ende verwachtende U Ed. favorable ende vacderlijcke resolutie etc.
203 Was getijckent bij de naervolgende persoonen: David Israel Perera. Isaq Josseph Drago. David Nassi. Isaq Perera. Jacob Nunez. Isaq da Costa. Jahacob Perera. Isaq Gabay. David … ….pha ….. Salamon Desolis. Isak Aries. jsaq Rs. de Prado. Mosseh Nassi. Josseph Nassi. Mosseh Baruh Soizada. Moddeh da Costa. Isaq Baruh. Jsaq de Britto. Aron Perera. Aron de Fonceca Meza. Abraham de Casseres. Jeossuah Nassi. Benjamin de Caseres. Jacob Nassi. Jsaq de Avilar. David Baruh Carvaljo. Aron Perera Machabeo. Jacob Nunes de Crasbo. Alonco da Fonceca. Abraham Nunes. Josseph Baruh Carvaljo. Gabriel Antunez. Aron de Fonceca Meza.
Isaq Montezinos.
Samuel Nassi.
1675 – maart 21 – reisverslag ‘s Lands adviesjacht de Swaluw 2035 - 247 Het verslag is geschreven door een hoge ambtenaar die met “s’Lands snauwe de Swaluw” van Vlissingen naar Paramaribo reisde om daar zijn commissie te aanvaarden. De reis ving aan op 21 november 1674, en men arriveerde te Paramaribo op 3 Maart 1675. De reis was vrij voorspoedig, behoudens wat moeilijkheden met de losbandige schipper, die bij iedere haven het schip verliet om enkele dagen de bloemetjes buiten te zetten. Op instigatie van de schrijver werd hij na aankomst in Paramaribo in het fort Zeelandia vastgezet. De schrijver van de brief (de handtekening is helaas onleesbaar – Heinsius?) was al eerder in Suriname geweest, en constateert: “.....Ick bevinde dese riviere in vrij betere staet als over twee jaren, want hier dagelix veel suijkeren werden gemaeckt, het manqueert meest aan inwoonders soo als van ijder come te verstaen ......”
1675 – maart 22 – brief Nicolaes Combe 2035 - 248 Gericht aan de Staten van Zeeland, gesteld in de Franse taal. Combe bedankt de “nobles puissants seigneurs” uitvoerig voor zijn aanstelling tot ontvanger der in- en uitgaande rechten. Hij meldt dat hij aan Versterre het verzoek heeft gedaan, om een registerrol aan te leggen met een beschrijving van iedere plantage en haar inwoners, om zo te kunnen komen tot de heffing van hoofdgeld. Versterre heeft dit toegezegd. Voorts heeft Combe voorgesteld de inrichting van 3 publieke Wagen, één te Paramaribo bij het fort, één voor de divisie Thorarica, en één voor de divisie Commewijne. Versterre heeft gezegd hierover geen orders te hebben, en dus geen actie te zullen ondernemen. Bovendien denkt
204 Versterre dat het logistiek onmogelijk is. Naar Combe’s mening is het best te doen, men zal alleen een aparte bootsdienst moeten instellen voor het transport van de suiker naar de waag. De kosten van deze dienst worden verhaald op de planters. Hij brengt onder Versterre’s aandacht, dat de suiker op de plantages slecht wordt gewogen, de één gebruikt een steen als gewicht, de ander een stuk hout. Tenslotte liegen de schippers over het gewicht van hun lading, zodat zij minder uitgaande rechten behoeven te betalen. Zolang er geen waag is, kan dit alles niet worden gecontroleerd. Hij overweegt om bij het laden der schepen controleurs aanwezig te doen zijn, maar omdat de meeste schepen geen eigen balans hebben is dat geen effectieve maatregel. Hij verzoekt de Ho: Mo: de instelling van de publieke waag te overwegen, en om twee balansen te sturen, elk met duizend pond aan gewichten “d’Amsterdam”. Tenslotte schrijft Combe, dat de 2000 francs om het fort te repareren, ten enemaal onvoldoende zijn. Het fort is in zeer slechte conditie, de batterij van Crijnsen is bijna volledig buiten werking, en de batterij aangelegd door Lichtenberg moet feitelijk opnieuw worden aangelegd. Hij stelt: “... en un mot, le fort devient fort vieux, et a besoin d’un nouveau...”
1675 – maart 25 – brief Pieter Versterre 2035 - 249 / 250 Edele Moogende Heeren, Mijne Heeren, seedert het afgaen van mijnen laesten aen Ued: Mo: waeraen mijn gedraegen soo sijn mijn ondertusschen Ued: Mo: missiven per Commandr: Claes Reijniersz: ende Adriaen vande Vijver op den 3 Maert 1675 alhier wel ter handt gecomen met de nevensgaende placcaten en ordonnantien d’welcke volgens Ued: Mog: ordre aenstonts hebbe doen pupliceeren ende allomme bekent maeken. Oock hebbe aenstonds den ontfangh van dien in handen van den Commies Combe gegeven, ende sijn commissie ter handt gesteldt die Ued: Mog: ten hooghsten daervoor doet bedanken, met belofte en verseeckering dat hij alles als een eerlijck ende trouw dienaar sal waernemen. Ued: Mog: hebben mij mede gelieven te t’ ordonneren dat alhier noch een twede persoon neffens den commies Combe soude stellen, om s’Landts middelen te helpen invorderen, maer alsoo tot noch toe geen bequaem persoon hebbe connen vinden, soo hebbe alles gegeven aen den commies Combe dien Uedelen versouckt van preuve te mogen nemen om alles alleen op het goedtvinden van Ued: Mo: te mogen waernemen, uijtgenomen s’Landts Boucq raeckende het hooftgelt van de negers en de indiaense slaven, t’selve sal onder mijn behouden, tot Julij naestkomende 1675 als wanneer het jaer wederom verstreecken sal sijn, dat een ijgelijck planter de gereghtigheijt sal moeten betaelen, en dan sullen wij met goetvinden van Ued: Mo: de nieuwe lijsten doen opkomen. Waeronder alle de Blancken mede sullen begrepen sijn, die aen Ued: Mo: alsdan pertinent sullen worden toegesonden. Ick hebbe Ued: Mog: in mijn voorgaende missive geadviseert, hoe dat alhier op Ued: Mog: ordres in het beginnen van den oorlogh mijn toegesonden met den Lt: Potteij, het hooftgelt in de maent Julij 1674 hebbe opgehaelt(?), welcks ordres alleenigh luijden op negers ende indiaenen, waerop alle de oude ingesetenen soo van Engelsche en Joodsche Natie Julij naestkomende 1675 vier jaeren sullen hebben betaelt, waervan vrij wat over soude hebben geschoten indien wij soo veel koebeesten in den oorlogh niet hadden moeten slaghten, edogh vertrouwe eghter dat met het eijnde vant vierde jaer met 45 cort sal coomen waervan aen Ued: Mo: pertinente Reeck: sal toesenden. Oock mede brengen, om aen Ued: Mo: selfs in parsoon verhael te doen, als wanneer
205 van mijn Commandement sal sijn ontslagen en het geluck magh hebben, om Ued: Mog: te congratuleeren. Ued: Mo: hebben in het eene placcaat gelieven uijt te doen drucken, dat van alle uijtgaende suijckeren vier percent aen de Wage ofte Balance sou worden betaelt, maer alsoo Ued: Mo: niet duijdelijck hebben geordonneert aen mijn, ofte den Commies Combe, dat alhier de balansen souden worden opgesteldt, soo hebben wij voor het presente met den anderen goet gevonden, dat de 4 percent sal worden ontfangen op d’ verclaringe van de Schippr: en sijn Carga-boeck, tgeene alles sal uijtwijssen, tot de tijt ende wijlen Ued: Mo: ordres ons sullen worden toegesonden, met de Ballansen daernevens, alsoock op wat plaetsen deselve sullen moeten werden gesteldt. De lijste die Ued: Mogenden hebben gelieven te ordonneren over te senden, van alle weerbare mannen uijt alle d’inwoonderen alhier, en hebben niet kunnen gereet vallen, om met den brenger deses, om de cortheijt des tijts wille, aen Ued: Mo: over te senden, alsoo dit landt groot en wijt is ende met meer als 10 a 12 daegen tusschenbeijden is geweest, alsmede d’lijste van de Engelsche natie, wie van haer genegen souden wesen om met de scheepen te vertrecken, die haer hebben mede excuseerd, en senden haer meninghe soo op staende voet, niet en conden verclaren, voordat sij malcander eens gesproocken hadden, maar sullen mede niet manqueeren per naeste haere intentie te verclaren, sal oock volgens Ued: Mo: ordre bij het innecomen van Engelsche scheepen, ofte geene commissaris omtrent die saecken, soo veel voorsightigheijt gebruicken dat aen haer geen reeden tot klacht sullen worden gegeven, ende het respect ende recht van Ued: Mog: sal worden behouden, waerop Ued: Mo: van gerust gelieven te weesen. Ued: Mo: ordres raeckende het opsenden naer Cajana om d’ Craght ende sterckte van dien te verneemen, sal mede met d’eerste occasije worden naer gecomen, edoch wat belanght het guarnisoen ende inwoonderen van Cajana, d’selve leven volgens rapport van indianen in een seer miserabelen staet en crijgen gants geen assistentie en moeten alles op credit van de indianen coopen, tot haer schip, t’geen sij verwaghten, sal gecomen sijn. Ued: Mo: ordres nopende het cleijne zegel, sal vooreerst noch niet wel naergecomen cunnen worden, alsoo ons geen zeegels noch stempelen om deselve te maecken is toegesonden. Alsoo vertrouwe d’intentie van Ued: Mo: te sijn, dat deselve moeten weesen gelijck men die in Zeelandt gebruickt. Hierneevens gaet d’lijste van sLants guarnisoen bestaende in soldaeten ende mattroosen, en wat belanght haere passepoorten wanneer die sullen worden gegeven, daerin sal claer worden uijtgedruckt ende gespecificeert, hoe lange sij alhier in den dients van Ued: Mo: sijn geweest, wat sij ter maent hebben gewonnen, ende wat daerop in cleedingh als anders hebben ontfangen, ende sullen volgens Ued: Mo: ordres van mijn ende den commies worden onderteeckent. Nopende d’Reecqueninge van Soldaten gagien, d’selve sal volgens Ued: Mo: ordre op mijne thuijscomste worden gedaen, dewelcke door den Commies moeten worden gemaeckt, doordien hij maer ... altijt de boecken van den Edele .... , die hem in handen sijn gegeven door de Hr: Gouvernr: Lightenbergh, ende ....... alle drie maenden de Reecq: van de ..... gagie aen Ued: Mo: overgesonden, wat deselve in dien tijt op haere gagie hadden opgenomen, ende bij mijn onderteeckent dat sulcx met mijn permisse was geschiet. Eghter niettemin sal naer behooren in alles Ued: Mo: goet contentement traghten te geeven.
206 Ued: Mo: hebben mij oock gelieven te ordonneeren seeckere particuliere saecke raeckende eener Tobias d’Volder, stadthouder in Welferdijck, belangende eenige schulden die den selven alhier door sijnen soone soude uijtstaende hebben, om deselve in te doen vorderen, ende aen hem De Volder over te senden, maer gemerckt dat d’selve effecten sijn gecomen van seeckere goederen hem Davidt De Volder den jongen medegegeven op halve winste door eenen Cornelis Cenvelaer coopman tot Vlissingen, ende in tegenwoordich in Surname, alsmede door eenen Johannis Jan Sonius, mede Coopm: tot Vlissingen, die deselve effecten alhier van Davidt De Volder hebben doen beslaen ende arresteeren volgens haere Reecq: en bewijsen hierneevens gaende, d’welcke meer comen te bedragen als alle d’effecten die hier sijn gebleven ; soo dat mijn vremt geeft [het mij vreemd voorkomt] dat d’vader Ued: Mo: soo menighmael over die saecke durft impertineeren als wetende dat niets van sijn soone can erven vooraleer d’schulden sijn betaelt, waerop d’selve effecten al voor lange in handen van de voornoemde Cenvelaer ende Sonius hebbe gegeven, op conditie dat sij aen den vader van den voorn: De Volder claere openingh ende bewijs van de saecken sullen doen hebben door Johannis Jan Sonius tot Vlissingen. De duisent Pd: buskruijt, een duisent vijff hondert Pd: lonten, en twee duisent vier ...... mijn op Ued: Mo: ordre door den Equipagie meester van Vlissingen toegesonden sijn ons door schippr: Adrian van ..... op den 16e Maert .... ter handt gecomen waer Ued: Mo: ten hooghsten voor hebbe te bedancken waerop volgens Ued: Mo: ordre alle het oude kruijt t’geene noch in slandts magasijn is met d: eerste scheepen, die ’t selve cunnen bergen, aen Ued: Mo: sal afscheepen. Wat belanght Ued: Mo: ordres op het inkoomen van de scheepen alhier sonder commissis van Ued: Mo:, deselve sullen mede promt worden naergecomen ende aghtervolgt: ende haer het Lastgeldt volgens ordonnantie, tot voordeel van Ued: Mo: doen betalen, ende sal oock in alles soo veel moogelijck en doenlijck sal sijn, den commies Combe uijt kraght van sijne commissis d’ stercke en behulpsame handt bieden, waer hij dien van nodich sal hebben. Wat belanght d’ gemoederen van den Engelsch natie alhier jegens d’ franz:, daervan vertrouwe dit, en ben volgens haere voorige discorssen oock seecker, dat indien wij het ongeluck alhier souden crijgen van de franz geattacqt: te worden, dat deselve eendraghtelijck d’ wapenen neffens ons tegen die vijanden souden opnemen alsoo sij haer haten als de pest en haer op het besten geen ander naem geven als franz doghs. Sal oock niet manqueren Ued: Mo: met alle bequame scheepen te adviseeren den toestandt van dese colonie als mede die van onse nabeuren met prima secunda en Tertica volgens Ued: Mo: orders mijn dies aengaende toegesonden. Ick hadde gehoopt gehadt op het arrivement van de Lt: Pottey, dat bij desen tijt ordres van Ued: Mo: soude ontfangen hebben tot het opbouwen ende repareeren van de fortificatie die in eenen soberen staedt is, maer alsoo Haer Ed: Mo: ons hebben gelieven te ordonneeren dat jaerlijcx niet meer als aght duisend Pd: suijcker aen de fortificatie magh worden tegoet geleght, soo sal dan genootsaeckt weesen alle de benedenwercken ende batterijen die jegenwoordigh meest onder de voet leggen ende onbruickbaer sijn, ongerepareert moeten laten leggen, want deselve onder d’veertigh duijsent Pd: Suijcker niet wederom naer behooren souden konnen opgemaeckt werden. Wat belanght Ued: Mo: ..... Colonie is voor het presente door de Gooden Zeegen noch in een goeden staedt ende alle de inwoonders seer gesont, maer schijnen een weijnich te sughten over d’lasten die Ued: Mo: hebben gelieven op te leggen, waerop schijnen eenighe Requesten te willen overgeven, meest raeckende d’vier percent , alsoo sij seggen inde Engelz en Franz: eijlanden het gebruijck maer van tweeen is, eghter niettemin bekennen de goeden, dat sLants vloote oncosten moeten goedtgemaeckt worden, waertoe sij gaerne naer vermoogen willen contribueeren.
207 Brenger deses Mr: Johan Simon, die Ued: Mogenden in den jaere 1667 op den 17 Augustij neffens ons naer Suriname hebben gelieven te senden, in qualiteijt als chirurgijn, ende alhier nu omtrent de aght jaeren geweest sijnde, ende sijnen dienst wel waergenomen hebbende, heeft mijn menighmaelen moeijelijck gevallen om sijn verloff ofte paspoort te mogen hebben, alsoo om sijne hooge jaeren en onpasselijckht: niet wel alles naer behooren conde waernemen, soo hebbe hem ‘tselve toegestaen, ende sijn verloff vergunt om te mogen repatrieeren. Alsoo hij mijn eerst een brief thoonde van sijnen vrinden, die den voornt: Simon schreven, dat hij sijn paspoort van Ued: Mo: hadden geobtineert, en dat hetselve met het schip d’ Susanna sou worden overgesonden, Soo wil hoopen dat Ued: Mo: niet qualijck sullen nemen ........................ alsoo tot voordeel vanden Landen is geschiet, want iemant gagie te geeven, die sijn ampt dickwils door ongemacken bijnaght niet can waernemen, t’geene meest door de hooge jaeren comt, dunckt mijn ongeraden, ende maer schaeden voor ’t landt te weesen. Eghter niettemin heeft den voorn: Jan Simon geduerende sijnen tijt sijn ampt als een trou dienaer waergenoomen. Waermede Eijndighende, Edele Moog: Heeren bidde Godt almaghtigh hij Ued: Mo: Wijse Regeeringh wil zeegenen ende Ued: Mo: in dese becommerde tijden verleenen ‘tgeene tot voorspoet ende zaligheijt van noode is, Verblijve, Ued: Mo: getrouwen dienaer, Was geteeckent Pieter Versterre Surinamen den 25e Maert 1675.
1675 – maart 25 – garnizoensregister 2035 - 251 Lijst opgesteld in het handschrift van Nicolaes Combe, en ondertekend door Pieter Versterre. Lijste van den garnison in Suriname, den 25 maert 1675. Den Heer Versterre Lieutenant Tisso Lieutenant Veersche Vendrigg Duplissis Commis Combe Sergeant Jan Anthonij Sergeant Daniel Josias Sergeant Robert Chense(?) Sergeant Outshoorn Meester Damaert Chirurgijn Connstapel Jan Pietersen Job Abrahamsen timmerman Corporal Boudewijn Corporal Lobbert Corporal Rutgaerts Capt geweldiger Court Blom Arnout van der Banck Jacobus Goeman
Jacob Dere Jan Uijtbogaert Jan Gijsol Jan Smal Nicolaes Verborgg Pieter de Weij Mindert Evertsen Jan Coveij Simon de L’ eau Hendrich Pas Jan Gouliart (Goukart) Hendrich Bullaert Adrian Vercruis Cobus van de Ende Guillaume Arseel Andries Simonsen Jan Pietersen Frederic Chapenbagh
208 Jems Stigers Anthonij Verschiere Adrian van Gastel Jacob Pieck Jacob van Bellegen Hans Roode Jan Bomi Pieter Fransisco Pieter Andriesen Jan Parmentiers Pieter de Swart Thomas Hendricksen Cornelis Jansen Jan Veersche(?) Gerret Jansen Joost van Mellen Jan Pirson Maarten van der Bant Jan de Parle Simon Dircksen Engelbert Schouten Cornelis Rosé Jan Jansen de Jonge Abraham de Vogel Jan Crois Lieven Lievensen Jacob de Put Willem Scot Machiel van der Weij Jacob Pietersen Charel Massuij(?) Hendrick Lisses Jan van Eijck Pieter duPré Jaques Ire Pieter Coopman Joris Vrage Claes Ramakers Louijs Verbec Jacob Jansen Claes Pietersen
Jan van Dore Anthoni Dickert(?) Hendrich Coeij Maerten de Bock Jan Pissert (Visser?) Pieter Stevenaers Jan Rendolf Simon Leendertsen Jan Martin Jan Jansen van Bewijs Engel Gerretsen Cornelis Romlaers Machiel Adriansen Lieven van Brakel Claes Willemsen Pieter Steenbach Nicolas de Cock Joost Demare Cornelis Adriansen Jacob Dircksen Jan Rogers Bastiaen Dircksen Mels van Verbec Willem Brouton Barent Content Willem Crijnen Pieter Mulder Hans Clinckhamer Laurens Andriesen Frans Daens Pieter Schutter Isaac Satou Roulant de Clossi(?) Francois le Brun Cornelis Vinc Jan Grison Jan Machielsen Bruijn Ruijmout Joost Joosten
matroosen van de s’ Lands Boot: Abraham Pietersen Jan Dircksen Henrij Thierson Pieter Jacobsen Den 25e Maert 1675, P: Versterre
209
1675 – Schuldenlijst Davidt de Volder 2035 - 251a “Liste van de Uijtstaende Schulde van Mr: Davidt de Volder”. Zie brief Versterre 25 maart. Een schuldenlijst ter waarde van 2451 pont suijker, geleend van: Pieter Versterre, Dominee Basseliers, Merkus Munnicx, Mr: Springel, Hendrick deKastrije, Samel Nasij, Hend: Arre..dt, en Jan de Backer.
1675 – Maart 25 – getuigenis Cuvelaer & Sonius 2035 - 252 Betreft de boedel Davidt de Volder. Cornelis Cuvelaer & Daniel Sonius verklaren dat Davidt de Volder in het jaar 1671 ter waarde van twee en zeventig pond vlaams aan koopmansgoederen naar Suriname heeft meegenomen. Deze waren bij genoemde heren in consignatie afgenomen.
1675 - 25 maart - brief Pieter Versterre 2035 - 253 duplicaat van 2035 - 249 / 250
1675 - 25 april - brief Nicolaas Combe 2035 - 254 Gericht aan de staten van Zeeland. Gesteld in de Franse taal. duplicata Nobles puissants seigneurs, Jay reçeu la commission de Ontvanger van 's landts middelen, qu'il a pleu a Vos Nobles Puissances me faire l' honneur de m' envoyer : ie rens graces tres humbles avec un profond respect et sousmission a V:N:P: pour le dit honnerable office, ie prie ce grand Dieu, du plus profond de mon coeur et intime de mon ame, qu'il luy plaise me donner la sagesse, prudence, capacite, diligence, et conduitte requise, pour exercer le dit employ en rondeur de conscience, pour le bien et prosperité de V:N:P:, le contentement des habitants, et le salut de mon ame, afin de pouvoir tousiours rendre un bon conte de mon administration a ce grand Dieu, et a V:N:P:. Ie ne manqueray, Dieu aydant, de mettre peine de recuter(?) les ordres de V:N:P: le plus punctuellement qu'il me sera possible. Iay prié monsr: le Commandt: Versterre de faire adiourner les habitants de cette colonie, pour faire un roolle ou description distincte des plantages de chasque division, des blancs, et esclaves, du nombre des ackers de terre qu'un chascun possede, suivant l'ordre de V:N:P: pour pouvoir envoyer les copies du dit roolle a V:N:P:, lequel dit Dr: Commandt: m' a promis de ce faire apres le despart de ce navire ;
210
Iay prié aussi mon susdit Commandr: de establir trois balaces publiques pour apporter tot le suecre, pour y estre pesé, pour recevoir droits de V:N:P: ; et apres le transporter aux navires, scavoir : une balance a paramaribo, ou quartier du fort, ou l' on pourroit apporter le suecre de la division de Para, et de Sereno. Une autre 2e balance pour la division d'en haut, et division de Torarica. La 3e balance pour la division de Commewijne. Le susdit Sr: Commandr: m' a respondu qu'il n' avoit aucun ordre de V:N:P: pour establir des balances, qu' il ne pouvoit faire sans un ordre de V:N:P: ; de plus me respondit que les planters ne pouvoyent porter leur succre a la balance, n' ayant pas des boots, ou vaertuijgen, pour cela, et que obligeants les Schippers, a envoyer querir le succre aux plantages pour le porter a la balance, pour le peser, et apres le reporter aux navires, ce seroit trop d'embarras pour les dits schippers. Ie respondis au susdit Sr. Commandt., que l'on pouvoit trouver un moyen plus commode pour ce faire, scavoir : d'establir un homme, qui eust cinq ou six negres en chasque division, qui eust une bonne boot, ou pont, pour aller querir le suecre aux plantages, pour le porter aux balances, en luy donnant tant pour sa peine, pour chasque oxhoofft de suecre. Le susdit Commandt. me demanda qui payeroit ses frais, ie respondis le planter la moitié, et le marchand qui reçoit le suecre l' autre moitié. Avec le profond respect, et sousmission que ie dois a V:N:P:, il me semble que cette voye est la plus facile. Le susdit commandt. me respondit qu'il ne pouvoit establir cet ordre, sans le commandement de V:N:P:. Par ainsi l' on pourroit empescher toutte fraude et tromperie, qui se glisse a livrer le succre, autrement ny ayant point de balances, les schippers et marchands disent qu'ils ne doivent payer la balance, de plus y ayant des balances, on ne pourra livrer de mauvais suecre comme sont une grande partie, qiu livrent de syrop pour du succre, de plus avec permission de V:N:P:, ie diray que plusieurs planters sur leurs plantages ont de fort mauvais poids, ou gewichten. l' Un a une pierre, l' autre un block de bois, l' autre a un poids anglois, qui disent peser tant, et venant a repeser le succre, on trouve des cinquante, et soixante livres de succre de manque sur un ocxhoofft, n' y ayant point ….. de balances establies, il faut que ie m' en rapporte a la declaration des schippers des succres embarquez a leurs navires, pour recevoir les droits de V:N:P: ; ou autrement, de mettre des gardes sur les navires. Il seroit necessaire d'avoir une garde sur chasque navire, puis que les navires l' un va a l' anchre a Torarica, l' autre un peu plus bas, l' autre demeure au fort, et l' autre en un autre endroit, et ainsi il faudroit une garde a chasque navire qui seroit de grand frais, et cette garde ne pourroit encor peser le succre, puis que la plus grande partie des navires n' ont point de balances. S' il plaist a V:N:P: d'establir des balances publiques, ie les supplie bien humblement avoir la bonté de faire donner ordre d' envoyer deux balances, avec chascune mille livres de poids, ou gewichten d' Amsterdam. Mons: le Commandt: m' a dit qu' il gardera le livre du pais de hoofftgelt, iusqu' au mois de juillet prochain 1675, et qu' il rendra conte a V:N:P: de ce qu' il a reçeu, et qu' en ce temps la le terme est escheu aux habitants de payer derechef(?), et apres me livera au susdit temps entre mes mains le dit livre, pour recevoir les droits de V:N:P:. Le dit Commandt. m' a aussi dit, qu' il continuera a recevoir le hoofftgelt de ceux qui n' ont pas encore payé, afin de payer les debtes de ceux qui ont fourni des livres, et autres chases pour le fort, le dit Sr. Commandt. m' a dit qu' il y aroit bien cint et cinquante mille livres de succre a payer des vieilles debtes, a ceux qui ont livre des vivres, et autres denrees(?) pour l' entretien du fort, lesquels d' aucuns ont desia [= deja] credité pres de quattre ans, sans recevoir aucun payement, qu' il sera necessaire de payer avant touttes choses. J' envoye cy joinct le duplicata a V:N:P: du conte des vivres livrez par l' ordre de mons. le Commandt.
211 Ayant pleu a V:N:P: de m' envoyer un ordre pour limiter la reparation du fort, affuts, et roopeerden, de ne desbourser que la somme de douze cents francs pour choses necessaire, avec le profond respect et sousmission que ie dois a V:N:P: ie diray que la somme est bien petitte, que l' on ne peut pas faire grande reparation pour ses derniers les deux grandes batteries le long de la riviere, que monsr. le Commandt. Crijnssen defunct(?) a commencees, et que monsr. le gouvernr. Lichtenbergh a achevees, sont entierement pourries, ont besoin d' estre renouvellees tot de nouveau, et faire une teste le long des dittes batteries, pour empescher la riviere qui avance beaucoup, et mine les dittes batteries, en un mot le fort devient fort vieux, et a besoin d'un nouveau, cependant ie ne manqueray de suivre les ordres de V:N:P: le mieux qu'il me sera possible. Ayant pleu encor a V:N:P: d' ordonner dans les placaaten d' affirmer le zegelpacht, iay demandé a monsr. le Commandt. les Zegels ou un cooper stempel pour marquer les zegels, le susdit Commandt. m' a responde, qu' il n' en avoit point receu, ie luy ay demandé son advis la dessus, lequel m' a dit que l' on ne pouvait rien faire, que premierement l' on aye des zegels, ou un cooper stempel, ie supplie avec profond respect et sousmission V:N:P: qu' il leur plaise avoir la bonté de faire envoyer les ordres, comment on se devra reigler en cet affaire, afin de les executer ponctuellement, ie suis ….. d' impertuner V:N:P: d' un si long discours mal arrengé, ie crois estre de mon devoir d' en advertir V:N:P: Ie finis la presente, priant Dieu du plus profond de mon coeur, et intime de mon ame, qu' il benie de plus en plus les armes defensiues de V:N:P:, et qu' il vous ait Nobles Puissants Seigneurs en la saincte et digne garde, et suis, De Vos Nobles Puissances, Le tres humble, tres obeissant, et obligé valet, Nicolas Combe. A Suriname ce 25 avril 1675.
1675 - 1 Mei - brief Nicolaas Combe 2035 - 255 Gericht aan de staten van Zeeland. Gesteld in de Franse taal. Nobles puissants seigneurs, Par ma precedente envoyee a Vos Nobles Puissances, suivant la copie eyionte, iay escrit a V:N:P:, que I' avois prié monsr. le Commandeur, de faire adiourner les habitants, pour faire un roolle, ou description des habitants de chasque division, et du nombre des ackers de terre, qu' un chascun possede, le dit Commandr. m' avoit respondu, que cela se pourroit faire, apres le despart du precedent navire party. Depuis ce temps la iay prié le susdit Sr. Commandr. de ce faire, lequel m' a respondu qu' il n' estoit pas de besoin de faire la ditte description ou roolle, avant le mois de iuillet prochain, qu' en ce temps la le terme sera escheu aux habitants de payer derechef, ce que iay mal entendu. Le dit Sr. Commandr. m' ayant dit depuis, qu' au dit mois de iuillet prochain 1675, l' annee commencera aux habitants pour payer, et que les dits habitants ne pourront estre contraints a payer derechef, que sur la fin de l' annee, iay creu estre de mon devoir d' en advertir V:N:P:.
212 Ayant pleu a V:N:P: de m' envoyer un ordre a la venue de la fleuyte nommee Eendracht d' Amsterdam, ou le Schipper Jan van Rechter commande, de faire mesurer la ditte fleuijte, pour voir si elle ne contient pas plus de cent lasten, suivant la declaration des maistres du dit navire, ie me suis enquis, si il y avoit pas quelcun ici, qui eust une parfaitte cognoissance de mesurer les navires, iusques ici n' ayant trouvé personne. Iay prié monsr. le Commandr. de me vouloir ayder en cela, lequel m' a respondu qu' il ne scavoit aussi personne qui eust cognoissance de mesurer les navires, qu' il croyoit que la ditte fleuijte ne pouvoit pas contenir plus de cent lasten, suivant le dire de plusieurs. Je me trouve aussi obligé d' advertir V:N:P: que la ditte fleuijtte Eendracht a apporté grande quantité de caves ou kelders [verpakking voor flessen] de 15 et 12 boutteilles pleines d' eaux de vie, et vin, comme aussi plusieurs pulles aussi pleins de vin, et eaux de vie, iay voulu pretendre le droit de V:N:P: des dittes caves et pulles, monsr. le Commandr. m' a dit, que n' estant pas specifié dans le placaet de V:N:P: , ie ne pouvois demander le dit droit, les Schippers voyant que ces choses sont exemptes de l'inpost a l' advenir en apporteront une grande partie. Dans le placaet de V:N:P: il est dit, que l'on devra payer les droits mis sur les vins, eaux de vie et biere, avant qu' on les descharge a terre. Plusieurs schippers et marchands estants arriver ici, ont de coustume de mettre leurs marchandises a terre, dans un packhuijs, pour les vendre ; monr. le Commandr. m'a dit, que ie ne pouvois pas demander les droits de V:N:P: des vins, eaux de vie, et bieres, avant qu' ils soyent vendus, et estants vendus on ne paye pas ici en argent, puis que l' argent ne roule pas comme en d' autres pays, mais l' on paye en succre, et avant que de pouvoir payer en succre, il faut le recevoir, ou souvent(?) le faire. Ainsi le dit Sr. Commandr. m' a dit, que ie ne pouvois promptement recevoir les droits suivant le placaet, mais quand les dit schippers ou marchands me payeront les dit droits, avant le despart du navire, ie n'ay rien a dire, iay creu estre de mon devoir d' en advertir V:N:P:, afin que V:N:P: puissent voir, que ie tasche d'executer leurs ordres le plus ponctuellement qu'il m'est possible. Avec le profond respect et sousmission que ie dois a V:N:P:, ie re-itere encor ma tres humble requeste, qu'il plaisera V:N:P: d' avoir la bonté de faire ordonner des balances, pour eviter toutte fraude et tromperie qui se pourra glisser, ny ayant point de balances, il faudra pour les droits de V:N:P: (suivant l' advis de monsr. le Commandr.) que ie m'en rapporte a la declaration des schippers, lesquels sans doute taiseront une partie de leur propre succre embarqué, pour s' affranchir des droits, et declareront le succre d'un autre. Je supplie encor bien humblement V:N:P: qu'il leurs plaise ordonner, qui devra payer les quattre pourcent a la balance, pour les droits de V:N:P: , y ayant contestation entre les vendeurs et acheteurs, iay respondu le vendeur en doit payer la moitié, et l' acheteur l' autre moitié, l' acheteur respond que cela n'est pas specifié au placaet de V:N:P:, iay prié monsr. le Commandr. de vouloir reigler ce different, lequel m'a respondu qu'il n' avoit point d' ordre pour cela. Sur ce iay respondu aux vendeurs et acheteurs qu' entre eux ils s'accordent, que je veux avoir les droits de V:N:P: . De plus, les marchands disent que ny ayant point de balance establie, ils ne doivent payer la balance, veu qu' ils sont tromper tous les iours sur les plantages, par les faux poids que d' aucuns planters ont. Monsr. le Commandr. m' a aussi dit, que ie ne pouvois pas aussi demander le droit de V:N:P: du succre que l' on embarque dans les navires arriver, devant le dit ordre venu de V:N:P:. Dans le placaet de V:N:P: il est fait mention que les blancs et negres payeront le hoofftgelt, n' estant pas specifié les indiens esclaves, que d'aucuns habitants ont en nombre, pour le sevice de la
213 chasse, pesche, et naviger sur la riviere en des boots, que les dits planters disent estre exempts de hoofftgelt, puis qu'il n'est fait aucune mention dans le dit placaet. Il y a quelques semaines passees qu' il est arrivé ici une grande fleuijte envoyee du Roy de la grande bretagne, pour advertir les anglois, qu'il doit encor venir deux autres navires d'Angleterre, pour transporter les dits anglois en d'autres colonies angloises, avec leurs negres, et meubles, ou en Angleterre. La plus grande partie ont fait dessein de partir, d' aucuns ont desia vendu leurs plantages et bestiaux, a la reserve de leurs negres et chandieres qu' ils gardent pour porter a d' autres colonies. Le despart des dits anglois causera une grande perte a cette colonie, et rendra le negoce fort sterile. Sur ce ie finis la presente, priant Dieu qu'il vous ait Nobles Puissant Seigneurs en sa sainte et digne garde, et qu'il benie de plus en plus vos armes defensives, et suis, de Vos Nobles Puissances, Le tres humble, tres obeissant, et obligé valet, Nicolas Combe a Suriname, ce 1er May 1675.
1675 - 1 Mei - brief Nicolaas Combe 2035 - 256 Gericht aan Pieter de Huybert, Raat pensionaris van de Ed: Mo: heren Staten van Zeelandt, heer van Burgt(?),Hemstede, etc. tot Middelburgh. Gesteld in de Franse taal. Combe bedankt De Huijbert uitvoerig voor zijn benoeming als ontvanger der rechten en inkomende rechten. Schrijft dat vele inwoners van plan zijn te vertrekken vanwege de te zware belastingen.
1675 - 8 Mei - brief Pr. Versterre 2035 - 257 Edele Mogende Heeren, Mijne Heeren, t' sedert het affgaen van mijnen laesten aen UEd: Mo: per Capt: Cornelis Jacobsen ....... waervan de duplicaten hiernevens gaet, soo sijn mijn ondertusschen UEd: Moogende ordres ende missiven alsmede de resolutien van haere Hooch Mogende nopende het affgaen der Engelschen, per het schip de Susanne was ter Landt gecomen, welcke Haere Hooch Mogende ordres niet en sal manqueren promptement naer te komen soo veel eenichsins in mijn vermogen sal liggen ; De goederen mijn bij UEd: Mo: ordres per het schip de Susanne gesonden, en sijn noch niet ontfangen, alsoo het schip de riviere voorbij is geloopen, ende jegenwoordich noch niet opgecomen en is, maer ontfangen sijnde, sullen naer behooren werden gemenagieert. Op den 7e April laestleden is alhier binnen gecomen een Engels fluijtschip uijt Engelant, genaemt de Hennerie and Sara of London, met een Engels parsoon genaemt Johan Frost, die bij UEd: Mo: gepermitteert is vooruijt te komen ende onderwijlen de lijste van de willige vertreckende Engelsche op te nemen, waermede hij t' sedert den 10e April laest, tot nu toe, besich is geweest, maer heeft deselve tot noch toe niet punctuelk. kunnen overleveren, alsoo noch verscheijdene sijn, die niet willen resolveren voor en alleer de Engelsche Commissarissen met d' andere Engelsche schepen alhier sijn aengecomen.
214 Edoch niettemin, soo kan UEd: Mo: dit seggen, alsdat de engelsche natie alhier noch sterck sijn hondert en twintich mans parsoonen, daeronder de vrouwen en kinderen niet gereeckent, als alleenich de weduwen die haer eijgen staet moeten regelen ; van welcke hondert en twintich soo ick verstaen hebbe, wel hondert sullen vertrecken, waeronder niet meer als drie suijkerwercken zijn, en de resteerende overblijvende twintich, sijn meest alle suijckerwercken die mede wel souden willen vertrecken, doch naer Out Engelandt, indien sij alle haeren staet voor contante penningen aen ymant .... conden vercoopen, maer tot noch toe geene Coopluijden connende vinden, sullen genootsaeckt sijn te verblijven ; maer indien sij conden, souden liever alle marcheren, alsoo sij mekanderen opmaecken tot vertrecken, en wenschen diegeene die blijven duijsent duijvels op haer lijff ; maer ick en kan niet vernemen dat den parsoon weegens sijn Majt. hier gesonden, sulcke taelen voert , maer t' sijn de planters onder malkanderen. Soo dat haer edele mo: hieruijt wel konnen mercken, wat liefde dese gasten tot de duijtsche natie hebben, onder wiens reegeringe sij alle vet en tot een staet gecomen sijn. Ick maecke staet ofte gissine dat sij over de vijffhondert negros met haer sullen voeren, wanneer sij sullen vertrecken, en het heucht mijn seer veel, als wij hier int landt gecomen sijn, dat alle dese gasten niet boven de vijftien slaven souden hebben uijtgemaeckt, soo gelieven Ued: Mo: eens te considereren, ofte sijne Majt. van Groot Brittaignen te oordelen, hoe qualk: sijne Majt. onderdaenen alhier getracteert sijn geweest. Sij geven uijt dat sij voordaegen niet genegen waeren om te vertrecken, maer meerder genegentht: gehadt hebben alhier te verblijven, en noch souden doen, ten waere sij niet en vreesden de groote veranderingen die alhier staen voor te vallen. Vooreerst seggen sij de veranderinge inde regeeringe, ofte gouvernement, indien de heer Gouverneur Heijnsius hier komt dat alsdan de Colonie verpacht sal wesen onder sijn Ed:, ende eenen mons. Nicolaes Clement ; ofte soo den Gouv. de Molin komt, niet geerne van franschen aaert souden geregeert worden. Weegens dese verpachting spreecken verscheijde passagiers die met het schip de Susanne gecomen zijn, die hetselve uijt den mont van Nicolaes Clement hebben verstaen. (ten tweeden) Over de schweere lasten die Haer Edele Mo: nu onlangs hebben gelieven op te stellen, alsoo sij seggen deselve schweerder te weesen dan onder haer Coningh, en deselve dan noch liever aen haer Coningh dan aen de Duijtschen willen betaelen. Edoch t' en sijn niet alleene de Engelschen die daerover roepen en claegen, maer de duijtsche en joodsche natie niet minder, alsoo ick voor waerachtich weete, dat de Joodsche natie van intentie sijn twee gedeputeerdens met d' engelsche natie naer Jamaica willen senden, om te sien wat previlegien sij aldaer bij den Gouvr. voor haer souden kunnen bedingen, en de duijtsche natie verstaen hebbende uijt passagiers met de Susanne gecomen, dat het eijlandt Tabago bij de provintie van Hollandt zal worden aengenomen, soo sijnder veele die het hooft daernaertoe beginnen te hangen, en maer alleenich de uijtslach van dit werck willen verwachten. UEd: Mo: en souden niet gelooven hoe swack dese Collonie van blancke inwoonders sal sijn, wanneer d' engelsche natie sullen vertrocken sijn, welcker swackht. Ued: Mo: met dit schip niet en hebbe derven adviseeren, omdat hetselve niet al te diffensieff en is , gelijck UEd: Mogende mijn mede hebben gelieven te ordonneren, oock staet met dit schip in Compgnie. te vertrecken een hoeckerboot waermede oock niet en derven adviseren, maer vier weecken naer deesen staet Capt. Raes met sijn fregat van hier te vertrecken, waermede Ued: Mo: alles ampel sal adviseren. UEd: Mo: getrouwe onderdaenen van de duijtsche natie ende joodsche natie hebben mijn seer moeijelijk gevallen ende gebeeden, dit neevensgaende request aen Ued: Mo: te addresseeren, 't geene sij seer demoedich met smeecken ende bidden aen UEd: Mo: sijn presenteerende, met ootmoedich versoeck dat Ued: Mo: haer een favorabel apostille daerop gelieven te verleenen, volgens de gelegentht. van den tijt.
215 also sij alle noch seer diep (volgens haere claghten) in de schulden sijn, en dese lasten haere schult seer sal beswaeren, 't welck sij alle op mijn versoght hebben, UEd: Mo: voor te draegen, en dat UEd: Mogende een weijnich reflectie gelieven te nemen op de behoudenisse van UEd: Mo: schoone Collonie, welckers opkomste off ondergangh hier meest aen gelegen is. UEd: Mogende biddende dit mijn schrijven niet qualk. aff te nemen, alsoo d inwoonders mijn niet met vreeden hebben gelaeten, voor en alleer haer belooffde aen UEd: Mo: in haer ..... te sullen schrijven, en oock mijn plicht is, wanneer sulcke donckere wolcken hier opkomen, om Ued: Mo: in tijts daervan te adviseren. UEd: Mogende gelieven uijt dit mijn schrijven niet te oordeelen, dat de duitsche ofte joodsche natie alhier, haer selven willen stellen jegens de Gouvnrs. die UEd: Mo: haer sullen gelieven toe te senden om haer te gouverneren, maer ter contrarie sullen deselve, wie het soude mogen wesen, met alle beleeftht. ende onderdanichht. ontfangen, gelijck sij schuldich sijn te doen. De Engelsche natie die van meeninge sijn van hier te vertrecken hebben meest alle haere vaste goederen ende koebeesten alreede aen de duijtsche ende joodsche natie verkocht, alleeninemen sij alle haere negros ende meulenwerck mede, en eenige cleijnicheden die ons geen hinder sullen doen. Soo dat de Commissarisen hier komende, niet lange werck ofte moeijte hier sullen hebben, off ten waere dat sij hetselve souden soeken, gelijck ick vrese voor eenen Marcus Brandt, die in de plaetse van de heer Ferdinand Goerijes is gestelt, also dien parsoonen een onversoenlijcken haet jegens de duijtsche natie ende het gouvernement heeft. Hij heeft oock al verscheijde luijden, wanneer voorleden jaer hiervandaen ging, gedreijght te crouwen(?). Dien selven Brandt heeft aen den heer Gouvr. Lichtenbergh soo veel reeden gegeven, dat Sijn Ed: selfs hebbe hooren seggen, dat indien sijn Ed: op een ander plaets als hier in Surinaeme waere geweest, hij dienselven Marcus Brandt met sijne tanden vaneen sou hebben gescheurt, daerom hadde liever gesien, dat hier andere Commissarisen in plaets van hem waeren gecomen, edoch sal echt mijn debvoir doen, haer de maet vol te geven, dat geen reeden van claeghen sullen hebben. Het hadde oock seer noodich geweest, dewijle d' Engelschen soo veel faveuren bij haer vertreck van UEd: Mo: hebben bedongen en verkreegen, datter een articul tot haeren laste in mijne orders ofte reglement waere ingevoeght (te weeten dat sij bij haer vertreck van hier, haer souden hebben te wachten, d' indianen ofte naturellen van dese cust niet jegens de duijtsche ende joodsche natie op te maecken, ende in haere waepenen te doen komen, gelijck sij in de tijden van de heer Gouvr. Lichtenbergh bij het vertreck van den majoor Bannister deden, d' indianen gingen wijs maecken, dat soo haest d' Engelschen vertrocken waeren, wij haer alle souden dootslaen, soodat de heer Gouvr. Lichtenbergh genootsaeckt was, het meeste guarnisoen uijt het fort te lichten, om tot gerustht. van de onderdaenen, het landt door te senden ; en sulcke geruchten beginnen nu weederom door het landt te loopen, alsoo sij niet anders sullen betrachten, als onse natie alle spijt, affront, en schaade aen te doen. Doch sal niet manqueeren, om in tijts 't selve met allen ijver en vlijt trachten voor te komen. Dese thien soldaeten die met dit schip hebbe laeten repatrieren, sijn hier meest ses jaeren int lant geweest, en sijn de reste die jegens de vijffentwintich man gecomen met den Lt. Hugo Uijtterschoo, bij UEd: Mo: ordre worden verlost, ende heeft een ijgelijk van haer sijn behoorlk. passepoort ende verificatie van den Commies Combe, waarmede eijndige, Edele Mogende Heeren, Bidde Godt Almachtich hij UEd: Mo: wijse regeeringe in dese becommerde tijden wil zeegenen, ende UEd: Mo: alles verleenen t' geene tot salich(eij)t noodig is Amen, ende sal verblijven die tot noch toe geweest ben,
216 UEd: Mogen getrouwen dienaer tot den doot, P: Versterre, Surinamen den 8e Meij 1675.
1675 - mei - verzoekschrift inwoners 2035 - 258 gericht aan de staten van Zeeland. Betreft voornamelijk een petitie tegen de verhoogde belastingen. Versterre schreef hierover in zijn voorgaande brief. Ondertekend door: Was geteijkent voor d Jootse Natie: Davidt Nassie ; Aron da Silva ; Samuel Nassie ; Isack Drago ; Raphel Aboab ; Isack de Avilaer ; Isack Gabaij Sid ; Isack d. Costa ; Daniel Missiah ; Jacob Nunes Sentigo ; Samuel Perrera ; Bento d. Costa ; Isaq en Jacob Perrera ; Jacob Nunes d. Castao ; Gabriel Antones Was geteijkent door d'duijtsche: C: Nachtegael ; J: V: Ruijven ; Cor. Snelleman ; AB. Schoors ; R: D: Plessies ; Jan Scherphuijsen ; J:(?) Wobma ; Pieter van Lancam ; Ab. Schedeijn ; La Fortune ; Michiel van Dee ; Jan Frederick Bachman ; D: Sonius
1675 - 8 mei - brief P. Versterre 2035 - 259 duplicaat van zijn voorgaande brief van die datum.
1675 - 4 Juli - brief P. Versterre 2035 - 260 Wel Edele Heer, Mijn Heer, Ick hebbe voor desen eens de vrijmoedich(eij)t genomen van Ued: met een letter moeijlijck te vallen, waerin als doen UEd: den toestant van de schoone collonie Surinaeme ten deele hebbe bekent gemaeckt ende hoe licht deselve tot een florisanten staet sou kunnen werden gebracht, 't geene verhoope UEd: niet qualick sal hebben genomen. Soo hebbe nu wederom bij dese occasie ende met het inenkomen van de engelsche commissarisen alhier met Sijne Majts. scheepen, niet kunnen naerlaeten, UEd: de lijste van de vertreckende engelsche onder No. 1 uijt dese collonie, toe te senden, waerbij UEd: kan sien, wat parthije Sijne Majts. schepen sullen medevoeren, ende hoe veele noch bij ons sullen blijven. Het getal van de engelsche natie hier in dese collonie int generael is, of wort gereekent op hondert en twintich families, ende daervan maecke staedt dat tachentich sullen vertrecken, voor so vele ons voor t' merendeel bekent is, waeronder gereekent acht suijckerwercken, gelijck UEd: in de lijste sult geannoteert vinden. Maer worden alle op twee naer wederom bij de duijtsche en de joodsche natie beseeten, soo dat wij in dien reguarde wel niet veel en verliesen, maer ten aensien van de goede ende bequaeme planters, soo kreijght de collonie van Surinaemen een grooten krack, ende wort daerdoor oock soodanich verswackt, dat sij een goede hulpe ende assistentie (te weeten van blancke inwoonders) van nooden heeft, off loopt perijckel van t'eenemael te gronde te gaen ; alsoo de duijtsche natie
217 hier seer swack is, gelijck UEd: mede uijt dese nevensgaende lijste onder No. 2 van de weerbaere mannen, sonder het guarnisoen, sult kunnen affmeeten ; ende op de joodsche natie niet veel staedt en is te maecken, wiens lijste hiernevens mede onder No. 3 aen UEd: wort gesonden, alsoo sij geduerich ook de sweere lasten, die men haer nu op wil leggen, clagen, waeraen onse natie oock niet schuldich en blijft. De Engelsche commissarisen hier binnen gecomen sijnde, is bij ons een dagh beraemt, wanneer wij bij den anderen sullen komen, om alle differenten ende schulden tusschen d' engelschen en de duijtschen te effenen, t' welck sal weesen op den twintich deser maent Julij, als wanneer ick hoope, ende Godt bidde, dat alles in der minne sal afloopen ende eijndigen, waertoe aen mijn sijde niet sal manqueeren, alle devoiren aen te wenden, ende oock niet en twijffele, indien sij maer geen onredelijcke ofte onwettelijcke dingen van mijn komen te eijschen, die tot merckelijcke prejuditie van dese collonie souden comen te strecken. Wat belanght haere paerden, koeijbeesten, ende meulenwercken, blijven alle hier, doordien sij deselve aen de duijtsche ende joodsche natie hebben vercocht ende in betaelinge gegeven, t' geene een groote versterckinge voor dese collonie is. Soo haest dese saecke een uijtslach ofte eijnde sal hebben becomen, sal niet manqueeren mijn selffs d' eere te geven, van die aen UEd: bekent te maecken. Voorts niet meer hebbende om desen te verlengen, sal afbreecken, ende naer U Wel Edele alle heijl ende zeegen toegewenscht te hebben, veblijven die tot noch toe geweest ben, Wel Edele Heer, UEd: dienstverplichten dienaer, P: Versterre Surinam den 4e Julij 1675
bijlage 3 - de lijste van weerbre. mannen der Joodsche natie 2035 - 261
Abraham Perera Abraham Sema Abraham Caun (?) Abraham d: Caseres Aron d: Perera Aron d: Silva Aron d: Alfonseca Abraham d: Pina Barugh de Costa David Nassij Benjamin Perera David Perera David B: Carnasso Daniel Mesia David Amsalem Isaacq Jacob Perera Isaacq da Costa Isaacq Gabaisi Isaacq d: Fonseca Mesa Isaacq Mesa
218 Isaacq Roiz de prado Isaacq Joseph Drago Isaacq Lesena Isaacq Avelaer Isaacq Paeto Isaacq Parra Isaacq Barrugh Isaacq Arias Jacob Nunes henricq Jacob Nunes d: Castro Jacob Nassij Jacob Roiz d: prado Jacob B: Benjamin Isaacq d: Brito Isaacq Montesinos Jacob preto Joseph Nassij Joseph de Souza Montesinos Joseph franco Josua Nassij Josua Barrocas Moses B: Louzada Moses da Costa Moses Nassij Raphael Aboab Moses Januz Mariana Roiz Hana (Bana?) Roiz neto Samuel Nassij Samuel parera Samuel Neto Gabriel Antimes Salomon de Solis Samuel Angulter (Augulter?) Samuel d: la parra Sl: Henricques Perrera d: Castres Brabo Isaacq Mesia Mendose
bijlage 2 - de lijste van weerbre. mannen der duijtsche natie 2035 - 262 Jacobus Conjard sijn broeder Gerard Wobma Charles d: Lile Cornelis Snelleman Nicolaes Snelleman Joannis Backman
219 dome: Basseliers Johan van Ruijven Johan van Scherpenhuisen Samuel Puicgion (Pincgion?) Carel Naghtegael Harmanus Wagemeester Abraham Schoor Jooris Darval Alexander Batij Pieter Verhagen Jan Janz Sorghdrager Jan d' Poffer La Fortuijne Aran Bastiaen Thijssen Roelof Hendrickz Joannis Robbertz Cornelis Cen..au Daniel Sonius Balthaser Swaeck Robbert Telje Balten Perduijn Pieter van Lanckum Isaaq van Milder Nicolaes Groencock Pieter Willemz Andries Robbertz Dego Spanjaert Reijnier Warnar Ranciad d'Belleplaets Abraham Vignon Francois Violet Pierre Poisson Roelandt Corbet Jan Adriaenz Schouten Jan d': Backer Daniel le Rouce Willem Pitie Joannis Colins Claes Warnar Bartholomeus Heijmers: Jan Jolle Philip Bael Cornelis Boogaert Jacob le Roucxe Jan d'Matte Thomas Adelborgh Francois Martens Vincent Cravean Anthony Wosseion Volckert v. Alpeien(?)
220 Philip Braght Wouter Assueros(?) Michiel van Den(?) Nicolaes d'Soute Harman Alexander Pieter Pistorius Jan Gerridtz Daniel van Wilder Leonard Benoij Mattueijn(?) Benon Spanjardt Daniel Pieters Francois Beljaert Pedro del Nordt Pieter van Houtten Jan Hendrickz van Cuijlenb: Poulus van Kerckhoov Willem Manzo Pieter Muller Huijbreght Gille Daniel Lambert Jan Brandt Jan Stratius Thomas Lambert Abraham d'Smith Jan d'Noorman Jan Peterse met sijn mt. David van Hooghstadt Dirck Casteleijn Jacob Weijens Cornelis Adriaenz. Cornelis Loel(?) Robbert d'Cuijper Jacob Bolders Anthonij Jeroenz Graljam Pieter Monbre d'knight van Scherpenhuijsen Johan d'la Borde Christiaen d' Lange Abraham Schedijn Johan du Pon Laurens Davidts Jan Meckman Thomas d' Jonge Abraham Simon Davidt Snoeck Joannis Kerckhooven
221 Jacob d'Later Joannis Camig... Pieter Stevenaer Jacob Delre Hendrick Franz Justus Wedens Jan Slinger Abraham Hagens Claes Solomon Fortuijn Jan van de Velde Jan Heijs Phelip Crick Gelijn Vervest Simon Factoor Adriaen Crijs (Crije) Anthony Dammart Isaacq Erens (Evens?) Qurijn Francqen Jooris Lemerchier Paulus Holms Jacob d' Graeff Anthonij lefeber Roelandt d'Clotij Simon d'Leouw Arent Gever Abraham Thomas Clement Pieterssen
bijlage 1 - De Lijste van Engelz die van meening sijn uijt dese colonie te vertrecken, als: 2035 - 263 Uijt d' oplandz divise: Elias Elij met vrouw & kinderen (suickerwerck) Richard Schatt Andrew Kinghte met vrouw & kinder Arthur Morris als idem Pieter Manton idem Robbert Hutson Thomas Abraham Henrij Ferris met vrouw en kinderen Michiel Morris George Goarden met idem Arthur Jollij John Horne Ann Mattheias Thomas Sparkes
222 John Spenar met sijn vrouw Ralph Larken James Grimes John Wordword William Carpenter met vrouw William Jearwood met vrouw & kin. William Vahan met vrouw James Baker idem John Tailor idem Robbert Crowne idem Roger Phelips idem Righard the Drimmer idem Surniauws divise: Kronnin Westhorp met vrouw (suickerwerck) Eduwart Saulls idem (suickerwerck) Alexander Wilson vrouw & kinderen Robbert Gates William Rotherford met vrouw Thomas Right Eduwart Edij vrouw en kinderen Thomas Scattergood en vrouw John Horne Thomas Thorpe mrs. Neale met haer kint (suickerwerck) Matthieu Jde met vrouw & kint Para divisie: Olivier Hampson met vrouw Henry Conge John Conge James Davis vrouw en kinderen Andrew Robbertson & vrouw John Horton idem Joseph Relij(?) Ann Walter William Paule(?) en vrouw Francois Watson idem John Foster idem William Smith idem William Haite idem Isaacq Ritherson Joseph Starling & idem & kinderen Robbert Smith Alexander Godwin idem Thomas Jambes idem John Commers idem William Cu..ngen idem Thomas Region Scharles Graves idem & kinderen
223 John Chambers idem Cleah donneford idem Thomas Foster idem James N William Bleir N. Arlo Commewine divisie: Samuel When en vrouw John Morrius William Wyatt vrouw en kinderen (suickerwerck) Eduwart Watton Henri Pierson idem Abraham Baker idem Abraham Walker Pieter Clerck idem Benjamin Pins idem Robbert Morlon
1675 - 4 juli - brief Nicolaes Combe 2035 - 264 Nobles puissants seigneurs, J'envoye cy joinct un recepisse de vingt vaeties de buscruit fort humide, pour faire repasser au moulin, dont on ne se peut seruir, ayant esté ici au magasin l'espace de sept ans, embarqué dans le navire Goude Poorte de Middelbourgh, ou le capt. Claes Vaes commande. Le 5e du mois de may passé, il est arrivé ici deux navires d' Amsterdam avec des negres, seavoir une fregatte et un kits. A l' arrivee des dits navires, iay demandé a monsr. le Commandr. Versterre, si il trouvait bon que ie misse sur les dits navires des gardes, pour empescher toutte fraude et tromperie, lequel me respondit que non, que faisant telles choses, cela obligeroit les schippers de sortir de la riviere, et parter ailleurs leurs negres. Sur ce ie dis au Sr. Commandr. s'il estoit necessaire de dire aux dits schippers, de ne vendre aucuns negres avant que ie les eusse conté, et reçeu les droits de V:N:P:, lequel Sr. Commandr. me respondit, qu' il auroit luy mesme soin de cela. Cela estant ainsi, un des schippers denuict vendit une bonne partie de ses negres aux anglois qui s'en vont ; estant adverti de ces choses, i'en donne cognoissance au dit sr. Commandr., s'il avoit permis au dit schipper de vendre denuict en cachesse ses negres, avant que d'avoir payé les droits de V:N:P:, lequel Sr. Commandr. me respondit, que ie n'avois rien a dire, quand le dit schipper me donnoit la declaration de nombre de ses negres apporté en cette riviere. Le dit schipper apres fit apporter une partie de ses negres a terre, que ie contoy, ou il n'y avoit pas la moitié, qu' il vendit a terre, et le restant de ses negres, les vendit de iour et de nuict en son navire. Entendant ces choses, ie me transportay au logis du dit Sr. Commandr.; lequel me dit qu'il avoit reçeu douze negres pour les droits de V:N:P: ; lesquels il desiroit garder, pour payer les anglois qui s'en vont, ausquels il est deu pour le conte de V:N:P:,ie respondis au dit Sr. Commandr. qu'il pourroit payer les dits anglois avec les vieilles debtes du hoofftgelt, qu'il a encor en mains, le dit Commandr. me respondit, qu'il pretendoit garder les dits negres, ie priay le dit
224 Commandr. de me vouloir donner une descharge pour pouvoir respondre a V:N:P:, lequel dit qu'il le feroit. Les dits schippers ayants vendus leurs negres, sont venu a moy pour escrire leurs passeports pour passer le fort, suivant la costume, pour aller en haut avec leurs navires a Torarica, ou Santpunt. Je demande a voir la lijste de leurs negres, a qui ils ont ester vendus. Le schipper du kitz me monstra la ditte lijste, ou il en avoit cinquante six en nombre, lequel me dit qu'il avoit payé les droits au dit Sr. Commandr., i'escris le passeport au dit schipper, lequel le porte au dit Sr. Commandr. pour le signer pour passer le fort. L'autre schipper nommé Christophel Lents me refuse demonstrer la ditte lijste, disant pour excuse qu'il ne l' avoit pas, que c'estoit ses marchands nommez Cornelis Snelleman et Samuel Nassij planters ici, qui avoyent la ditte lijste ; ie respondis que ie ne pouvois escrire son passeport, avant que de voir la ditte lijste. Le dit schipper s'en alla trouver le dit Sr. Commandr. pour luy permettre de passer le fort, le dit Sr. Commandr. m'envoya querir pour me demander le suiet qui m'empeschoit d'escrire un passeport au dit schipper. Ie respondis au dit Sr. Commandr., avant que d'escrire le dit passeport, ie desirois de voir la lijste des negres a qui il les avoit vendus, pour voir si ceux, qu'il avoit vendus de nuict en cachette aux anglois, et autres, estoyent sur la ditte lijste, et que d'autre costé i'avois donné charge a quelques personnes en secret, de s'enquerir des matelots du navire du nombre des negres, lesquelles personnes m'ont rapporté, avoir entendu du chirurgien du navire et des matelots, que le dit schipper avoit apporté en cette riviere 550 negres, et que le dit schipper en ayant seulement livré douze negres, il en sous troyoit quattre et demi, des droits de V:N:P: ; Le dit Commandr. me dit, que le schipper m'envoyeroit apres la ditte lijste, ie respondis au dit Sr. Commandr. que c'estoit un signe evident que le dit schipper avoit envie de tromper, puis qu'il refusait demonstrer la ditte lijste, que ie le prios de me maintenir en cela. Le dit Commandr. me respondit, qu'il laisseroit aller le dit schipper avec son navire, et se prit a m'injurier menaçer, et a donner des mauvaises paroles: depuis le dit temps passé, iay demandé plusieurs fois au dit schipper la ditte lijste, sans la pouvoir obtenir, a la fin ces iours passez, le dit schipper m'a donné le memoire cyionct en presence du dit Sr. Commandr, que i'envoye a V:N:P; ne m'ayant voulu monstrer la lijste des negres, de ceux que les ont acheter, de peur que ie ne descrouvrisse ses fraudes ; sur ce ie priay le dit Sr. Commandr. d'ordonner au dit schipper de me faire voir la ditte lijste des debiteurs, le dit Sr. Commandr. m'a respondu en presence du schipper, qu'il n'estoit obligé a cela. Par la peut on facilement croire, que le Commandt. et schipper ont intelligence ensemble, ce qui me donne suiet d'en donner cognoissance a V:N:P: pour les supplier en toutte humilité et reverence, d'avoir la bonté de me vouloir maintenir. Il y a quelques semaines passees, qu'il est arrivé qu' un anglois par malheur a esté noyé dans la riviere, et un autre anglois a esté tué d'un negre, lesquels ont laissé quelques esclaves, et biens, que le dit Commandt s'est approprié, iay demandé le dit Commandr. comme Receveur de V:N:P: qu'il luy pleust me livrer les dits esclaves et effets des dits anglois sans parents ici, pour les vendre au plus offrant en public, pour ayder a payer les frais de la garrison. Le dit Commandr. m'a respondu, que cela luy appartenoit ; le dit Commandr. voudroit bien recevoir les droits des navires de negres et de ceux qui meurent sans faire testament, et que ie payasse les vieilles debtes de pays, ayant desia plusieurs fois assigné des vieilles debtes du pays sur moy, des le moment que iay reçeu la Commission de Receveur de V:N:P: ; sur ce iay respondu au dit Sr. Commandr. que ie priois bien humblement de vouiloir payer les vieilles debtes du pays, puis qu'il reçoit encor les debtes du hoofftgelt, et les droits des navires de negres, que ie payerois les debtes nouvelles que ie foy pour acheter des vivres pour la garnison, aussi tost que i'aieray reçeu de quoy payer, ce qui fasche le dit Sr. Commandr., est que du temps passé, il a reçeu les droits du hoofftgelt, et des navires qui sont venus ici sans commission de V:N:P: qu'il y a fait payer, et de ceux qui sont
225 morts sans faire testament, sans en donner cognoissance a personne et qu' a present suivant les ordres de V:N:P:, ie veux avoir cognoissance de ces choses, ce qu'il ne luy plaist pas. Je n'ay encor rien reçeu des droits de V:N:P: mis sur les vins, eaux de vie, et bieres. Le dit Sr. Commandr. m'ayant dit, que ie ne pouvois pretendre le payement, avant qu'ils soyent vendus et reçeu le payement, avant le despart des navires. Dieu aydant, i'auray soin de faire payer les schippers. Iay fait pendre deux grandes balances, une a Paramaribo ou quartier du fort, et l'autre a Torarica ou Santpunt. Monsr. le Commandr. a fait a Torarica pour balance-meester un certain Daniel Sonius, et moy ie prendray garde a paramaribo, pour le succre qui vient de Commewijne, et d'alentour paramaribo. Ie fais faire a Torarica, par advis de Monsr. le Commandr. un warehuijs, n'en ayant point trouvé a vendre proche la riviere propre a cela, i'en ay loei une autre pour six mois de temps, ne me l'ayant voulu loër a moins de temps. Les charpentiers sont a present dans le bois a cercher du bois commode a faire deux wippen(?) pour charges et descharger le succre, cela estant fait, les balances commenceront a avoir leurs cours, manque de charpentiers, cet ouvrage n'a peu estre fait plus fort. A Paramaribo iay acheté une maison commode, proche la riviere, pour mettre la balance, par advis de Monsr. le Commandr. ; laquelle maison aura besoin de reparation, ie tascheray e faire le tout au meilleur proffit, et petitte despence des V:N:P:; sur ce je finis la presente, priant Dieu de plus profond de mon coeur, qu'il ait Vos Nobles Puissances en la saincte et digne garde et qu'il benie de plus en plus les armes defensives de Vos Nobles Puissances, et suis, De Vos Nobles Puissances, le tres humble, tres obeissant, et obligé valet, Nicolas Combe a Suriname, ce 4e juillet 1675
1675 - 6 juli - brief Pr. Versterre 2035 - 266 Edele Mogende Heeren, Mijne Heeren, .....uen laetsten aen UEd: Mo: is geweest per 't fluitschip de St. Jooris genaemt, waervan de duplicata hiernevens gaet, waerin UEd: Mo: doenmaels het gepasseerde ten meestendeelen hebbe bekent gemaeckt. Onderentusschen soo sijn hier op den 14e junij laestleden in de riviere gecomen de engelsche commissarisen van Sijne Majt. van Groot Brittaignen met haere schepen, die door mijn naer behooren met alle civilitijt sijn ontvangen, die haer tot noch toe in 'tgeene voorgevallen is seer civiel hebben gethoont, soodat bij ons ende haer edelheden een dach is beraemt om alle de inwoonders van dese collonie te doen vergaederen, om alle openstaende schulden ende verschillen die tusschen de duijtsche, joodsche, en de vertreckende engelsche natie souden mogen openstaen ende oneffen sijn, te ballanceeren ende effen te maecken, t'geene alhier aen Paramoribo op den thienden deser sal weesen, als wanneer ick verhoope ende Godt bidde, dat alles aen wedersijden met contentement sal afloopen ende eijndigen, t'geene UEd: Mo: alsdan met het naest daeraen volgende schip sal adviseeren.
226
Sende UEd: Mo: per brenger deses Capt. Claes Raes volgens UEd: Mo: ordre 2000 Pd. van ons out buskruijt, ende het resteerende sal mede met de naeste scheepen die t'selve kunnen bergen, volgen. Hiernevens sende noch met t'selve schip ses van s'Lants soldaeten, waeronder vijff, die alle passepoorten van UEd: Mo: hebben becomen om te repatrieeren en den sesden heeft een schwer accident, t'geene hier te lande niet genesen kan worden ; en daerom mijn seer moeijlijck heeft gevallen om te mogen vertrecken, om sijn selffs te laeten genesen ; echter niettemin, is over de drie jaeren int landt geweest. De passepoorten die Ued: Mo: aen dese soldaeten hebben gelieven te verlenen sijn meest van diegeene, die met den Lt: Potteij int Landt gecomen sijn, soodat diegeene die 5 a 6 jaeren en daerenbooven int landt sijn geweest, seer misnoeght worden en vraegen dat in den eewich(eij)t geen verlossinge voor haer sal weesen, t'geene sommige van haer doet resolveeren wegh te loopen ; soo dat UEd: Mo: seer vriendelk. ben versoeckende, om sulcke en diergelijcke onheijlen voor te komen, ons weederom een retruijt van vijffentwintich man gelieven toe te senden, opdat de ouden soldaeten oock eens mogen vertrecken, ende 't guarnisoen weder wat versterckt mach worden. Hiernevens sende UEd: Mo: onder No. 1 de lijste van de vertreckende engelschen, voor sooveele haer tot noch toe hebben gedeclareert. Waeronder acht suijckerwercken sijn, volgens d'annotatien inde lijst, waervan ses wederom bij de duijtsche ende Joodsche natie worden beseeten, maer de twee andere vreese dat tot ruine sullen komen. De vertreckende Engelschen nemen niets met haer, als alleenich haer negros, voorts alle paerden, koeijbeesten, ende meulenwercken blijven hier. Alhoewel het getal van de vertreckende engelsche natie niet seer groot is, soo salt echter niettemin een groote krack voor UEd: Mo: schoone collonie weesen, ten aensien van de goede ende ervaeren planters, die de collonie daerdoor komt te verliesen, soo dat wil hoopen, UEd: Mo: wederom sorge sullen draegen, dat de collonie opnieuw met inwoonders sal worden versterckt ende geassisteert ende bij mancquement van dien is den onderganck light tegemoet te sien. Noch gaet onder no. 2 eene lijste van alle de duijtsche ende fransche inwoonders alhier, waeruijt UEd: Mo: de schwackht. van dese collonie lichtelk. sullen kunnen bemercken, en nauwelijcx te gelooven is, dat in soo een groot landt soo weijnich blancke menschen sijn, en daer jaerlicx soo veel suijckeren worden gemaeckt gelijck Ued: Mo: uijt dese nevensgaende lijste onder no. 3 kunnen sien, hoeveel scheepen met haere volle laedinghe tusschen mey 1674 en meij 1675 sijn affgescheept. Noch gaet hiernevens aen UEd: Mo: onder no. 4 een pertinente lijste van de weerbaere mannen onder de Joodsche natie, behalven haere vrouwen en kinderen, waeruijt UEd: Mo: nu int generael kunnen sien, de kracht en sterckte van dit landt, alsoo de lijste van s'Landts guarnisoen onder no. 5 soo t'selve heden ten daege wort bevonden, mede hiernevens gaet. Seecker nieuws van Cajana hebbe tot noch toe niet kunnen becomen, als alleenich rapport bij een indiaen genaemt Jan van der Goes aen Cajana woonachtich, bij veele van de duijtsche natie bekent, denwelcken ontrent thien daegen geleeden hier bij mijn is weest ende naer sijn beste kennisse de gelegentht. verhaelt heeft, doch gelijck UEd: Mo: wel hebben hooren verhaelen, dat een indiaen niet boven het getal van vijff kan tellen, soo hebbe geen bescheijt uijt denselven kunnen vernemen als alleenich dat de franschen aldaer dickwils om victualie veleegen waeren, alsmeede bij wijlen seer sieckelijck. Doch tot meerder verseeckeringe ende nauwer ondersoeck
227 soo hebbe nu vier weecken geleeden 's landts snauwe opgesonden met een soldaet van s'landts guarnisoen dewelcke de tael van de indiaenen seer wel kan spreecken, tot ontrent thien mijlen naebij Cajana in een groote kreeck, alwaer de fransen dickweils met een boot ofte chaloup komen vissen, ende sien off conte door d' hulp van de indiaenen aldaer eenige fransen kunnen bespringen, om soo uijt haeren mondt de gelegentheijt van Cajana te kunnen verstaen, t'geene dan aen UEd: Mo: pertinent sal adviseren. s'Landts fortificatie alhier begint daegelicx meer en meer te vervallen, soodat het fort perickel loopt van over een jaer of 2 in de riviere te storten, doordien de twee groote batterijen genaemt Oranje ende Nassouw t'eenemael vergaen sijn, dat geen schut aldaer meer gebruijckt kan worden, en de geordonneerde ordonnantie bij UEd: Mo: vastgestelt, van niet meer als acht duijsent pd. suicker s'jaers aen de fortificatie te mogen besteeden, al aen de binnenwercken uijtgeleght ende besteedt sijn, soo moet alles ongerepareert en in disordre blijven leggen, waermede eijndigende, Edele Mogende Heeren, bidde Godt Almachtich hij U Edele Mogende met een fonthijne van zeegen wil overstroomen, ende sal verblijven die tot noch toe geweest ben, UEd: Mogende getrouwe dienaer, Pr: Versterre Surinaemen den 6e Julij 1675
1675 - 16 october - brief Nicolaes Combe 2035 - 267 duplicata Nobles puissants seigneurs, J' envoye cy ionct un 2e recepisse de 20 vaeties de vieille buscruijt, pour livrer a Vos Nobles Puissances, ou a leur ordre, pour faire remoudre au moulin, embarqué dans le navire nommé Regenboogh de Vlessingen, ou le schipper Adriaen van de Viver commande ; par mes precedentes iay envoyé aussi deux recepisse de 20 autres vaeties de vieille buscruijt, embarqué dans le navire nommé Goude Poorte, ou le capt. Claes Vaes commande Par mes precedentes iay mandé a V:N:P: que monsr. le Commandr. avoit fait pour balance meester a Toerarica aliter Santpunt, un certain Daniel Sonius, lequel lors qu' il a esté question de prendre en possession le dit office, vouloit en faire la fonction par un homme, qui a peine peut escrire son nom, disant pour sa raison, qu' il ne pouvoit tousiours s' obliger de demeurer sur le lieu, qu' il avoit un plantage a prendre garde, et des debtes des marchands a solliciter le payement ; ie respondis au dit sr. Sonius, que il s' avoit intention d' accepter le dit office, il estoit necessaire d' en faire la fonction luy mesme, et s' obliger a demeurer au dit Santpunt autant qu' il est possible, lequel me respondit qu' il ne pouvoit obliger a cela, pour laisser perdre ses propres affaires. Sur cette responce i' en fis le rapport a monsr. le Commandr. et le priay de m' en vouloir un autre, lequel me dit d' en chercher un autre.
228 Iay eu peine d' en trouver un autre, faisant difficulté de vouloir s' obliger a demeurer sur le lieu. A la fin iay trouvé un certain Jan Robertsen qui sollicite ici les debtes de plusieurs marchands de Zeelande, qui a accepté le dit office de balance-meester a Santpunt. Il y a trois semaines passees que les balances avec les wippes pour descharger le succre sont erigees, depuis ce temps la il est venu fort peu de succre a la balance. Ie scay bien que depuis deux mois passer, la plus grande partie du succre a esté embarqué dans les navires anglois, ie crois aussi d' autre costé, qu' il a esté plus embarqué de succre dans nos navires, que ce qui a esté declaré: la plus part des navires voyants que les balances s' alloyent establir, sont allez a l' anchre a une lieu, d' autres a demi lieu, ou environ de Santpunt, pour pouvoir a leur ayse de nuict passer de l' autre costé de la riviere avec leurs chalouppes pour aller a leurs navires descharger leur succre, sans le porter a la balance ; voyant cela iay prié monr. le Commandr. d' ordonner aux navires d' aller tous a l' anchre a Santpunt, ou a Paramaribo aliter quartier du fort proche des balances, affin qu' on puisse voir les dits navires quand ils chargent du succre, ce qu' il m' a refusé, disant qu' il ne le pouvoit faire, qu' il estoit en la liberté des schippers d' aller avec leurs navires a l' anchre ou bon leur sembloit ; sur ce iay prié le susdit Sr. Commandr. de defendre a tous planters, de ne peser aucun succre sur leurs plantages, ains le faire porter a la balance pour estre pesé et recevoir la le succre, comme cela se prattique dans les isles françoises ou il n' est permis a personne de peser sur son plantage plus haut que la somme de vingt et cinq livres, mais au poids royal, par ainsi on pourrait empescher toutte fraude et tromperie. Le susdit Commandr. m' a aussi respondu qu' il ne le pouvoit faire, que ce seroit trop grand embarras pour les planters, de courira chasque fois a la balance, et de mettre des gardes la nuict pour croiser sur la riviere a l' entour des navires, ce seroit trop grand frais pour Vos Nobles Puissances. Le dit Commandeur m' a respondu qu' il seroit mieux que Vos Nobles Puissances en Zeelande fissent porter tout le succre des navires a la balance pour estre pesé et recevoir la le droict. Cela seroit bien, si les navires alloyent arriver tous en Zeelande, (mais) les uns vont en Hollande, les autres en d' autres havres, et d' autres iroyent pet estre en angleterre, en france, estant la paix, ou ailleurs vendre une partie de leur succre, et ainsi Vos Nobles Puissances seroyent privez de ce droict. Monsr. le Commandr. laisse en la liberté des schippers, sans le descharger a terre pour le peser a la balance. Les schippers et marchands qui ont de vieilles debtes d' un an, deux, trois, et quattre ont passez, disent qu' ils ne doivent payer le droict de la balance, disants que si on les avoit payez au dit temps, ils seroyent exempts de payer a present le droict de la balance ; iay prié aussi le dit Seigr. Commandeur de vouloir reigler ce different, luy disant qu' il me semble que les schippers et marchands (qui) ont quelque droict, et quand les debiteurs seroyent obligez de payer le droict de la balance, ou au moins la moitié, on ne leur feroit point de fort(?), puis qu' ils ne payent point d' interest. Le dit Commandr. m' a respondu, qu' il n' avoit point d' ordre pour cela de Vos Nobles Puissances, il tient tousiours le party planters, a cause que luy mesme est un grand planter, ayant plusieurs plantages. Ie tasche de faire mon devoir autant qu' il est possible et empescher toutte fraude et tromperie, si ie ne suis maintenu, ie ne puis rien faire ; sur ce je finis la presente, priant Dieu de tout mon coeur, qu' il ait Vos Nobles Puissances en sa saincte et digne garde, et benie de plus en plus vos armes defensives, c' est le souhait de celuy qui est, et sera a iamais, de Vos Nobles Puissances, le tres humble, tres obeissant et obligé valet, Nicolas Combe a Suriname, ce 16e octob. 1675.
229
1675 - october 17 - brief Nicolas Combe. 2035 - 268 gericht aan de Staten van Zeeland, gesteld in de franse taal. Het waagrecht was per 25 juli 1675 ingesteld. Het recht a 4% werd in suiker voldaan. Combe stuurt in october de sedert die tijd ge-inde rechten naar Zeeland in 2 schepen, en verleent de schippers daarvoor een borgtocht (vermoedelijk een vrijdom van invoerrechten in Zeeland). Combe meldt dat hij nog steeds zwaar wordt tegengewerkt bij het innen van het inkomend recht van de slavenschepen, en dat ook het innen van het waagrecht nog niet soepel gaat.
1675 - october 24 - brief Nicolas Combe. 2035 - 269 gericht aan de Staten van Zeeland, gesteld in de franse taal. Ook het innen van de rechten op sterke drank verloopt niet vlot. Als tussenoplossing wordt toegestaan, dat diegenen die nog oude vorderingen op het land hebben, deze vorderingen mogen gebruiken als betaalmiddel voor de diverse rechten, in plaats van contante suiker. Maar toch zullen zij ook een deel contant moeten betalen, anders heeft het land geen contanten voor de locale aankoop van vivres etc. Combe meldt zonder verdere bijzonderheden, dat op 19 augustus het grootste deel der Engelsen is vertrokken, met meer dan 1000 negers.
1675 - december 16 - brief Pr. Versterre 2035 - 270 Waarschijnlijk gericht aan Pr. de Huijbert. Ongeveer dezelfde inhoud als de brief van dezelfde datum aan de Staten van Zeeland (zie navolgend)
1675 - december 16 - brief Pr. Versterre 2035 - 271 Beschrijft de grote uittocht der Engelse bewoners met 3 schepen. Uit andere bronnen is bekend dat dit waren: het oorlogsschip HMS. Hercules, en de transportschepen America, en Henry and Sarah. De passagierslijsten van deze schepen zijn bewaard gebleven. Zij brachten hun passagiers naar Jamaica. Edele Mogende Heeren, Mijne heeren, 't Sedert het afgaen van mijnen laesten aen UEd: Mo: per capt: Adriaen van de Vijver waerin UEd: Mo: hebbe geadviseert hoeverre alhier de saecken met de Commissarisen van sijne Majt: waeren gebracht en dat ick niet beeter en dachte off sij waeren volgens haeren eijsch in alles voldaen gelijck sij menichmaelen geprotesteert en verclaert hebben, waervan de attestatie onder no. 1 hiernevens gaet ; Maer op den laetsten dach wanneer haer soude uijt convoijeeren met 's landts snaeuw, soo bennen de heeren commissarisen bij mij aen boordt gecomen, en over het ophouden der hebreeuwsche natie jegens mijn geprotesteert, van welck protest de copia hiernevens onder no. 2 aen UEd: Mo:
230 wordt gesonden. Op welck gedaene protest ick andermael op de parsoonen van de duijtsche en joodsche natie die bij mijn present waeren, versoght dat sij mijn doch oprecht haer gevoelen op mijne ordres wilden verclaeren, waerop sij nochmael neffens mijn verclaerden dat de heeren commissarisen geen ander recht en hadden, als die van den engelsche natie (waeronder wij oordeelden de schotten en ijren mede begrepen waeren) en konden pretenderen, waerop dan het protest hebbe laeten voortgaen. Het is oock waerrichtich dat ten tijde wanneer de engelsche commissarisen alhier in de riviere quamen, ende naer mijn alle de ordres van Haere Hooch Mo: als die van UEd: Mo: overgelevert hadden, mijn versoghten de riviere op te mogen gaen, om met die van de engelsche natie te mogen spreecken, 't geene haer aenstonts consenteerde, waerop haer oock vraegde off oock sij orders hadden om met eenige andere natie te spreecken, daerop sij tot antwoort gaven van neen, alsoo sij met geen andere, maer alleenich met de engelsche natie te doen en hadden, ende naer eenige daegen boven geweest sijnde, meest de ronde in alle divisien gedaen hebbende, sijn deselven commissarisen wederom bij mijn gecomen ende geseght dat veele van de engelsche natie haer gedeclareert hadden om aff te gaen, maer spraecken mijn doen noch al van geen jooden, maer int laetsten, wanneer het op een scheijden sou gaen, quamen sij met dese nieuwe pretentie, en trachten soo de collonie van Surinamen op die tijt 't eenemael onder te brengen, omdat sij genoechsaem konden sien, dat de collonie door het affgaen van alle de engelschen al aen het sincken was, en vertrouwe indien wij eenichsins haere pretentien hadden kunnen toestaen, sij souden daernaer al weeder met een andere gecomen hebben, waeruijt oordeele indien Sijne Majt. van groot Brittaignen jegenswoordich niet in alles voldaen en is, hij noijt voldaen sal weesen, als met het leveren van de gantsche collonie ; alsoo ick de voorgaende saecke oock hebbe bijgewoont soodat ick oordeele een eerlick man seer ongeluckich is, die met die natie te doen moet hebben. Ick kan UEd: Mo: mede verclaeren dat haere drie groote ende machtige scheepen neffens noch een jacht dat sij hier gecocht hebben - maecken vier in t getal - alle soo vol waeren, dat indien noch een familie hadt willen resolveeren tot het vertrecken, sij genootsaeckt souden sijn geweest om noch een ander schip te hueren, gelijck oock selffs uijt de brieven van den commissaris Cranfild hebbe gehoort ende gesien, die hij mij voorlas ende soo geslooten aen het engelsche hoff sondt, en dat het getal veel grooter was als sij haer selffs oijt ingebeeldt hadden. Wij hadden oock groote sorgen ende commer om haere scheepen wel uijt te kreijgen, want sij gingen seventhien voeten diep. Den laetsten dach wanneer de engelsche scheepen uijt souden seijlen, sijn eenige vrije indiaenen ofte naturellen van dit landt bij mijn gecomen en claegen dat ontrent de dartich vrije indiaenen van haere vrunden aen het boordt van de engelsche scheepen waeren, die d' Engelschen gepersuadeert hadden ende met haer aff wilden vaeren, 't geene sij niet en verstonden dat soude geschieden, maer begeerden deselve alle wederom aen landt te hebben, off zij souden t hiernamaels op mijn en de gantsche duijtsche natie verhaelen. Sulcx seggende in presentie van verscheijde luijden, edoch waeren maer vier die d' indiaense tael verstonden, die sulcx oock geattesteert hebben, waervan de attestatie hiernevens gaet. Waerop oock aenstonts aen boort van de heeren commissarisen hebbe gesonden, ende versoght dat de indiaenen wederom aen aen landt mochten gesonden werden ; daerop aenstonts ses van hetselve schip daer de heeren commissarisen op waeren, aen landt gelevert werden, maer deselve een weijnich tijts daer sijnde, werden wederom door d' engelschen gepersuadeert aen boort te gaen, doordien d' engelsche natie alle de tael conden spreecken. Waerop dan jegens de heeren commissarisen hebbe geprotesteert weegens alle onheijlen, moorden, branden en rooven, die onse natie hiernaemaels van de Caribisen ... dat wechvoeren soude overkomen. Waerop de heeren commissarisen weeder jegens mijn protesteerden, omdat ick de vrije indiaenen haer affvorderde ; alsoo sij oordeelden, onder haere families te sijn, omdat sij altemet voor haer wat gevist off gejaeght hebben. Edoch s' lants
231 snaeuw met de engelsche scheepen uijtseijlende om haer buijten te lootsen, hebben de heeren commissarisen de ses voorgaende indiaenen weeder aen snaeuw overgelevert, maer in d' andere scheepen sijn sij gebleven ende also wechgevoert gelijck dese ses indiaenen voor mijn hebben verclaert, ende oock eenige met naeme genoemt hebben. Het can ons weijnich schaeden off voordeel sijn, indien sij hondert indiaenen met haer hadden gevoert, maer d' indiaenen een volck sonder reeden sijnde, oordelen aenstonts dat haere vrunden ofte kinderen voor slaven verkocht sijn, gelijck d' indiaenen oock seggen, dat d' engelschen onder haer sulcx uijtgestroijt hebben, alsdat wij d' indiaenen aen haer voor slaven souden vercocht hebben. Op welck geruchte alreede een droevich ongeluck is geschiet, want twee engelschen van mijn een passepoort versoght hebbende om in de beneden rivieren onder d' indiaenen te gaen handelen, gelijck meermaelen geschiet is, soo sijn die twee engelschen onderweegen van de indiaenen doot geslaeghen, t' geene noch noijt hier gebeurt is, haer seggende gelijck ons verhaelt is, ghij komt hier om noch meer indiaenen wech te haelen en te vercoopen. Waerop aenstonts s' Landts snaeuw met eenich volck naer beneden hebbe gesonden, en sien off men de dadigers kan attrappeeren, van welckers weedervaeren UEd: Mo: per naeste sal adviseeren. Het is waerachting dat ten tijden van den engelschen Gouv. William Byam hier een indiaen versocht om met een engelsch schip t'geene hier in de riviere was, naer Jamaica te gaen, t'geene hem den Gouv: toestont, maer den indiaen sijne vrienden sulcx verstaen hebbende, hebben den Gouvr. soo lastich gevallen met te seggen dat hij den indiaen vercocht hadde, dat hij genootsaeckt is geweest een scheepje te hueren om den indiaen weeder van Jamaica naer de vaste kust te brengen, om soo weeder bij sijne vrienden te kunnen comen. Soo dat vertrouwe UEd: Mo: genootsaeckt sullen weesen t'selve van Sijne Majt. te versoecken, dat de affgevoerde indiaenen weeder aen de kust mogen gelevert worden, off anders sal het onmogelijck weesenom voor onse natie alhier langer te kunnen leven, off wij loopen perijckel van alle gemassacreert te worden, doordien de luijden hier wijt en sijt van den anderen woonen, soodat UEd: Mo: bidde in tijts daerin gelieven te voorsien, opdat sulcke droevige plaegen voor ons mogen affgeweert worden. Want het is seecker dat eenige indiaenen bij mijn sijn geweest ende geseijht, dat geen blancke meer uijt dese rivieresou laeten gaen, als met een goet gewij(?) van indiaenen uijt dese riviere, die haer noch vriendelijck tegens ons thoonen, waeruijt genoechsaem blijckt, dat de vertreckende engelsche haer devoir genoech gedaen hebben, om de heijdenen jegens ons op te maecken. De Saecke die UEd: Mo: mijn heeft hebben gelieven te recommandeeren, oock ordonneeren, dat wel op mijn hoede sou sijn met het inkomen der engelsche scheepen, dat sij alhier onder schijn van d' engelsche aff te haelen, algeene negotie souden drijven, t'geene maer al te veel geschiet is niet alleene bij de schippers, maer bij de commissaris Brandt selffs, die van alhier wel de somma van 70 a 80.000 pd. suijcker voor sijn vercocht cargasoen heeft medegevoert, waerover onse coopluijden seer hebben gedoleert, dat sij moeten betaelen alle lasten en impositien, alleenich met sleghte assignatien tevreeden mosten weesen, daer d' engelsche alle de contanten met haer sleepten. Waerbij onse coopluijden wel hondert duijsent Pd. suijcker schaeden hebben geleden, op welckers clachten den schout van dese provintie jegens den commissaris Brandt en alle anderen die hier genegotieert hebben, heeft geprotesteert, waervan de copia hiernevens aen UEd: Mo: ben sendende. Waerop hiernevens oock gaet een attestatie van verscheijde eerlijcke luijden dewelcke attesteeren, dat den commissaris Cranfild den commissaris Brandt in volle compe. van wel twintich parsoonen van alle natien, heeft verweeten en te lasten geleght dat sijne Majts. scheepen hier 14 daegen langer in de riviere moghten vertoeven om de retouren van sijn cargasoen in te vorderen,
232 niet waerdigh sijnde den naem van een commissaris te voeren, daer hij een schotje ende preker was, met veele andere scheltwoorden meer. 't Geene hij commissaris Cranfild seijde aen Sijne Majt. te sullen claegen. Waerop den commissaris Brandt dan weeder aen commissaris Cranfild seijde, indien hij Cranfild ijts diesaengaende wilde claegen, dat hij genoechsaem wilde bethoonen, dat hij commissaris Cranfild soo veel hadde genegotieert als Brandt selve, soodat sij den tijt van haer verblijff alhier lustich met malkanderen overhoop hebben geleegen. Dit is alles t'geene UEd: Mo: vant gepasseerde alhier kan adviseren. Den secretaris Adriaen van Gheluwe alhier met UEd: Mo: commissie gecomen sijnde, hebbe denselve aenstonts in die bedieninge bekent gemaeckt ende hem in die qualitijt voorgestelt, maer gemerckt dat dat ampt alhier door het vertrecken van de engelsche natie soodanich vervallen en verswackt is, dat het onmogelijck is voor een eerlijck man daerop te kunnen leven, laet staen van twee, op welcke oorsaecke den secretaris Batij alhier affstandt van haere bedieninge heeft gedaen, omdat hij gants geen voordeel meer daeraen en sagh ; soo versoecke seer gedienstich dat UEd: Mo: t'selve in consideratie gelieven te trecken, en dat ampt als secretaris t'eenemael aen de secretaris van Gheluwe gelieven op te draeghen, also hij een vigalant parsoon is die t'selve eerlijck en trouwelijck sal waernemen ; oock dat UEd: Mo: voor denselven secretaris die goetheijt gelieven te hebben, dat de acten (=aanstelling) als notaris aen parsoonen alhier verleent om t'selve ampt alhier te bedienen, mogen worden ingetrocken, off anders blijft den secretaris evenwel onder den voet (wet?), doordien sij soowel als den secretaris sullen geemploijeert worden.
waermede eijndigende, Edele Mogende Heeren, bidde Godt almachtich hij Ued: Mo: wijse regeeringe gelieve te zeegenen, ende sal verblijven, UEd: Mogende getrouwen dienaer, Pr. Versterre, Surinamen, den 16e Xber 1675.
1675 - correspondentie tussen Versterre en de engelse commissarisen document 1 - 14 december 1675 2035 - 272 attestatie van Francois Chaillouth, Abel Thisso, Robert du Plessis, Cornelis Snelleman, Johan van Scharphuijsen, en Samuel Nassij. Deze verklaren dat bij verscheidene gelegenheden de engelse commissarisen zich gunstig hebben uitgelaten over de wijze waarop zij door Versterre zijn ontvangen en behandeld. document 2 2035 - 273 protestnota engelse commissarisen. Zij protesteren dat Versterre heeft geweigerd de hebreeuwse natie en vrije indianen te laten vertrekken. De engelsen claimen dat dezen "his majesty's subjects" zijn, omdat ze reeds ten tijde van de engelse kolonisatie in Suriname woonden, en dus het recht hebben om te vertrekken volgens de artikelen van het vredesverdrag van Breda.
233 Versterre antwoordt, dat het meenemen van indianen zal betekenen dat de rest van de stam wraak zal nemen op de achterblijvende kolonisten, en dat kan hij niet toestaan. Ook heeft hij aan Engelse joden toegestaan te vertrekken, maar niet de overige joodse bevolking. document 3 - 14 december 1675 2035 - 274 attestatie van Robert du Plessis, Cornelis Snelleman, Johan van Scharphuijsen, en Samuel Nassij. Deze verklaren dat de commissarisen Brandt en Cranfild met elkaar ruzie hebben gemaakt, waarbij duidelijk werd dat beiden naast hun officieele taak een groot cargasoen prive-goederen hebben verhandeld. document 4 - 16 december 1675 2035 - 275 protestnota van opperschout Ranciad de Belleplace tegen het handeldrijven der engelse commissarisen, omdat dit in het nadeel van de kolonie Suriname zou zijn. De Belleplace confisceert bij wijze van uitzondering de goederen niet, maar verwacht wel dat de koning van Engeland hierover rekenschap zal afleggen aan de Staten van Zeeland. document 5 - 21 augustus 1675 2035 - 276 protest van Versterre tegen het afvoeren van vrije indianen, omdat het meenemen van indianen zal betekenen dat de rest van de stam wraak zal nemen op de achterblijvende kolonisten, en dat kan hij niet toestaan. Hij verzoekt om uitlevering van ca. 30 indianen aan boord van de engelse schepen. De engelse commissarisen antwoorden dat de indianen uit vrije wil aan boord zijn gegaan, overigens deels reeds zijn uitgeleverd, en voor de rest worden beschouwd als engelse onderdanen, en behoren bij engelse kolonistenfamilies. document 6 – 2035 - 277 niet leesbaar op de copie, zeer dun geschreven. Waarschijnlijk is het origineel wel leesbaar. document 7 - 16 december 1675 2035 - 278 Attestatie van Cornelis Snelleman en Samuel Nassy, dat zij aan de gouverneur hebben verzocht om maatregelen te nemen tegen het afvoeren van vrije indianen.
1675 - 17 december - borgstelling 2035 - 279 borgstelling van Cornelis Snelleman en Samuel Nassy ten behoeve van capt. Arent Gijssen van het schip 't Gecroonde Radt, op punt van vertrek naar het vaderland, voor het bedrag van 1608 pd. suiker, zijnde 4% van de waarde van de lading. Gijssen zal dit bedrag de volgende keer dat hij in Suriname is, betalen aan de ontvanger Nicolaas Combe. Als hij in gebreke blijft, zullen de borgen worden aangesproken. Zie ook de brief van Combe dato 28 maart 1676.
1675 - 17 december - borgstelling
234 2035 - 280 copie van het voorgaande
1675 - 17 december - borgstelling 2035 - 281 idem, ten behoeve van capt. .... voerende het schip den Gouden Griffioen, ten bedrage van 8080 pd. suiker. Zie ook de brief van Combe dato 28 maart 1676.
1675 - 18 december - brief Abel Thisso 2035 - 282 De datering van de brief is onjuist. Thisso schrijft duidelijk 1675 ; maar de gebeurtenissen die hij beschrijft (aankomst Heinsius ; gebeurtenissen rondom Anthony Barbier en de grote indiaanse aanval) vonden alle in 1678 plaats. Barbier werd in dat jaar berecht. Zeker heeft Thisso een dateringsfout gemaakt. De brief wordt behandeld bij de stukken van 1678.
1668 - 1678 rekening tot laste van den heer commandeur Pieter Versterre salgr. 2035 - 283 Rekening in het handschrift van Nicolaas Combe, opgemaakt na het overlijden van Pieter Versterre. Deze rekening is abusievelijk bij de stukken van 1675 geplaatst. Hij wordt behandeld bij de stukken van 1677, na de dood van Versterre in April van dat jaar.
235
1676 1676 - lijst militie 2035 - 284 "Memorie van den militie en haere betaelinge voor den jaer 1676" ; niet gesigneerd of gecertificeerd. Totaal 92 officieren en soldaten, maar geen enkele bekende naam. Thisso noch Versterre worden genoemd. Onder de officieren zijn er vele met hoge rang (majoor, colonel, etc.). Deze mensen hebben zeker niet in Suriname gediend. Het lijkt erop dat de lijst in de archieven is verdwaald geraakt, en niets met Suriname te maken heeft.
1676 - 19 maart - lijst van vivres 2035 - 285 lijst van aan het garnizoen geleverde vivres in de periode 1 maart 1675 tot 1 febr. 1676. op de laatste pagina staat ook het geleverde buskruit. Opgesteld door commies Nicolaas Combe, en gecertificeerd door Pieter Versterre op 19 maart 1676.
1676 - maart 18 - brief Nicolas Combe. 2035 – 286a Duplicaat van de brief dato 17 october 1675, zie aldaar. Combe dateerde blijkbaar zijn duplicaten niet conform de oorspronkelijke brief, maar gebruikte de datum van de dag waarop hij het duplicaat schreef(?). Gericht aan de Staten van Zeeland, gesteld in de franse taal. Het waagrecht was per 25 juli 1675 ingesteld. Het recht a 4% werd in suiker voldaan. Combe stuurt in october de sedert die tijd ge-inde rechten naar Zeeland in 2 schepen, en verleent de schippers daarvoor een borgtocht (vermoedelijk een vrijdom van invoerrechten in Zeeland). Combe meldt dat hij nog steeds zwaar wordt tegengewerkt bij het innen van het inkomend recht van de slavenschepen, en dat ook het innen van het waagrecht nog niet soepel gaat.
1676 - maart 28 - brief Nicolas Combe. 2035 – 286b Nobles Puissants Seigneurs, Messeigneurs, I'envoye cy ionct conte de vivres livrez par l'ordre de monsr. le Commandeur a la garnison ; i'envoije aussi ionct a V:N:P: les copies de deux borghtocht, l'un du capt. Christophel Lentz d'Amsterdam, montant a la somme de huict mille et huictante livres de succre, et l'autre du schipper Arent Gijsel aussi d'Amsterdam, montant a la somme de seize cents et huict livres de succre (opm: deze bijlagen zijn in het zeeuws archief losgekoppeld van de brief, en werden
236 hiervoor al vermeld) pour le droict de la balance du succre embarqué en leurs navires, provenant de la vendition de leurs negres, apportez en cette riviere ; iay voulu faire payer le dict droict aux dits schippers, suivant l'ordre de V:N:P:, monr. le commandr. m'a dit que quelques planters avoyent escrit a V:N:P: en faveur des dits schippers, pour prier V:N:P: avoir la bonté de vouloir relascher le dict droict. Monsr. le Commandr. m'a dit, que les dits schippers mettants caution suffisante pour leurs sommes, ie n'avois rien a dire, iusqu'a la response de V:N:P:, ie n'aye peu avoir plustost les dittes copies de nostre secretaire, pour les pouvoir envoyer a V:N:P: selon mon devoir. Ie ne puis avoir aucun payement des imposts mis sur les vins, eaux de vie, et bieres, comme aussi le droict de la balance des succres que l'on embarque, l'un dit un tel schipper a mis caution pour ce qu'il doit payer, pourquoi le dit schipper a il plus de preference qu'un autre, l'autre dit on a envoyé requeste a Leurs Nobles Puissances, il faut attendre la response de la ditte requeste avant que ie paye, l'autre dit quand ie verray un autre payer, ie payeray aussi ; Ie suis obligé par l'ordre de Monr. le Commandr. d'acheter les vivres pour l'entretien de la garnison et autres choses necessaires pour le pays. Depuis le temps que iay reçeu la commission de V:N:P: de Receveur, ie ne puis rien recevoir de personne, en moins que ie ne doive pour le conte du pays, que ie leurs rabbats: ceux ausquels il est deu pour le conte de V:N:P: sont tous les jours a ma poste a me demander le payement, et mesme des debtes faittes il y a 4 et 5 ans passez avant que ie fusse receveur, d'aucuns a me donner des mauvaises paroles, d'autres a me menaçer de me battre pour leurs payements, me disants pour leurs raisons, pourquoij i'achete d'eux si ie ne les veux payer. Les soldats aussi en nombre considerable, ont estez a deux diverses fois a ma poste a me demander leur payement, disant que ie suis receveur de V:N:P:, c'est a moy de les payer de leurs gages. Par cy devant les schippers avoyent de coustheme de me declarer une partie de leurs succres,avant que de les embarquer, sans estre obligé de les faire peser a la balance, depuis quelque temps passé, personne ne me declare plus aucun succre, les dits schippers embarquent a leur vouloir et plaisir, sans que I'en aye aucune cognossance, et estants sur leur despart, m'apportent la copie d'une partie de leur charge, c'est a dire environ le quart, ou tierce partie, ne me voulant contenter a cette declaration, disent que leurs navires sont chargez en partie de lemsen sap, et une partie de bois a brusler, ils font des protests contre moy, prennent des attestations de paroles interpretees en un autre sens que ie ne les ay dites, cerchent des chicanes, disants que leurs navires demeureront ici a mes frais et despens, et pour mon payement me donnent une assignation de quelque meuvaise debte qu'ils ont, que monsr. le Commandr. m'obligue a recevoir. Ie me suis plaint plusieurs fois a monsr. le Commandr. et l'ay prié bien humblement d'avoir la bonté de vouloir remedier a ces desordres, et de faire payer ceux qui doivent des droits, afin de pouvoir payer ceux qui ausquels il est deu. Il me promet tousiours beaucoup sans aucun effect, et au lieu de me proteger et maintenir, il m'est contraire en tout ce qu'il peut en cachette animé, et incite d'avantage les uns et les autres contre moy, en leurs disants que ie le tourmente tous les iours pour faire executer ceux qui doivent des droits. Avec les dits droits et imposts ie m'attire la malediction et haine des habitants et gens de mer, qui fulminent et disent a mon absence : il faut tuer de coups le commis Combe, quand il viendra nous demander les droits, l'autre dit, il ne le faut pas tuer, mais il le faut tant battre, qu'il enmeure, afin que personne a l'advenir n'aye envie de faire la fonction du dit office, et nous face payer les dits droits. C'est ainsi qu'ils mordent la pierre, sans s'arrester au bras qui la iettee : monr. le Commandr. a reçeu le hoofftgelt de l'annee passee, et a payé les debtes qu'il a voulu, la plus grande partie des debtes pour le conte du pays sont encor a payer. Au mois de iuillet prochain, le hoofftgelt sera derechef escheu a payer. Iusqu'a present ie n'ay peu encor avoir du dit Sr. Commandr. la lijste entiere des blancs et negres de cette colonie seulement d'une partie:
237
il seroit a desirer ici, qu'il y eust un meilleur ordre. Les soldats ne commettrayent poinct tant d'insolences, comme il arrive tous les jours a se mutiner, et bander contre les officiers, ayants dernierement conspirez ensemble de tuer les officiers et se rendre maistres du fort, un sergeant s'estant apperçeu de cette conspiration en advertit les officiers, qui de nuict coururent au fort ; les dits soldats se mirent a jetter de pierres et coegels, contre les officiers, contre le magazijn, et rompre les tuiles. Le lendemain les dits officiers s'estants plaints a dit Commandr. de ce tumulte, et saisi un des principaux autheurs de ce crime, au lieu de le faire chastier promptement en exemple aux autres, l'a on laissé eschapper de la prison. Ce qui m'oblige de recouvrir par celle cy avec un profond respect et sousmission a V:N:P: pour prier bien humblemnt. de me vouloir maintenir dans mon dit office, autrement il m'est impossible de m'en pouvoir acquitter selon mon devoir. Priant bien humblement V:N:P: d'avoir la bonté de faire remedier a ses desordres suivant leur sagesse et prudence, sur ce je finis la presente, priant Dieu de tout mon coeur, qu'il benie de plus en plus vos armes defensives, et qu'il vous ait Mobles Puissants Seigneurs en sa saincte et digne garde, et suis, De Vos Nobles Puissances, Le tres humble, tres obeissante, et obligé valet, Nicolas Combe a Suriname, ce 28e de Mars 1676.
1676 - 10 april - brief Pieter Versterre 2035 - 287 Edele Mogende Heeren, Mijn Heeren, Ick hebbe UEdele Mogende in mijnen voorgaenden met Capt. Christoffel Lens toegesonden t'geene alhier tusschen de Commissarisen van Sijne Majt. ende ons is voorgevallen, oock daernevens UEd: Mo: bekent gemaeckt t'geene ontrent de indianen was gepasseert, hoe dat deselve twee christenen hadden vermoort ; tot welcken eijnde s'Lants snaeuw met eenich volck derwaerts hadde gecommandeert, die deselve indiaenen hebben achtervolgt ende int laest aengetreft, die daervan vijff mannen hebben neder gehackt ende vier vrouwen gevangen gebracht, maer den oppersten en hebben sij niet kunnen (krijgen) ; die daernaer wanneer dese actie geschiet was de christenen even sterck bleeff dreijghen van deselve te sullen achtervolghen en alles wat conde begaen te massacreren, waerop s'Landts snaeuw drie weecken daeraen weeder uijt sondt om te sien off sij den oppersten niet conden attrapeeren, maer denselven was haer weeder ontsnapt. Maer hebben wederom een (per)soon met een geweer van hem door de voet geschooten, ende drie vrouwen gevangen gebracht, ende is den oppersten ofte Capt. nu t'eenermael gevlucht ende heeft de riviere van Coppenhame verlaeten en de reste van de Indianen haer nu still (houden) en wat daer verder van comen sal moet tijt leeren, ondertusschen sal niet manqueeren mijn debvoir te doen om alles tot ruste en vreeden te brengen. UEdele Mogende hebben mijn gelieven te ordonneren om aen UEdele Mo: over te senden alle de stucken ende bescheeden van eenen Jan Robbertsen alhier raeckende de plantagie Rack a Rack toebehoorende de weesen van wijlen Salomon Maertens , soo sal UEdele Mo: hierop bekent
238 maecken alsdat alle deselve sijn gegeven in handen van eenen Capt. Claes Raes om deselve in handen van UEd: Mo: te leveren, die wij verstaen hebbe al lange bij UEd: Mo: gearriveert is, ende wil niet twijffelen off sal deselve stucken volgens beloften al lange aen UEd: Mo: overgelevert hebben, soude anders deselve weederom door Jan Robbertsen hebben laeten uijtschrijven. Maecke UEd: Mo: mede bekent alsdat in het schip de Susanna alhier voor reeckg. van weduwe van Capt. Quirijn Mangelaer sal sijn gescheept ses en twintich duijsent Pd. suijcker, de reste onder handen van eenen Bastiaen Thijssen staende, sullen met de naeste schip oock volgen en sal alsdan de reeckg. ten laste van Capt. Mangelaer mede oversenden. De scheepen alhier op laedinge leggende maecken traegen voortganck bij manquement van suijckeren, die hier jegenswoordich seer weijnich sijn, het is naeuwelijcx te gelooven hoe seer dese collonie door het vertrecken der engelschen verswackt is, t'geene men dachelijcx meer en meer gewaer wort, soodat UEd: Mo: sullen genootsaeckt weesen de handt wat beter aen dese collonie te houden, off anders vreese dat deselve noch te gronde sal gaen, alsoo die moet en couragie van alle de planters meest begint te vallen, alsoo sij sien dat naer behooren met negros worden geassisteert, t'geene wel het principaelste poinct is, want sonder deselve can t'verlies door d'engelschen geleeden niet weeder opgehaelt worden, en daerom t'selve seer gedienstich ende ootmoedich aen UEd: Mo: ben versoeckende, dat UEd: Mo: d' inwoonders van Surinaeme met slaven gelieven gedachtich te weesen ; off anders (sal) hier, gelijck nochmael moet seggen, tot mijn leetweesen de collonie t'onder gaen. Ick ben mede nochmael genootsaeckt UEd: Mo: bekent te maecken den sleghten ende seer soberen staet ende gelegentht. van onse fortificatie alhier, die jegenswoordich soodaenigh vervallen en ontramponeert is dat van de veertich stucken die op en om het fort leggen, maer 9 a 10 sijn die gebruijckt connen worden bij manquement van affuijten en vloeringe voor de batterijen, t'geene alles verrot ende vergaen is, soodat hier een seer noodige reparatie vereijst wordt die onder de hondert duijsent Pd. suicker niet te doen sal weesen, waertoe de twaelff duijsentt suijcker die UEd: Mo: tot de reparatie hebben gelieven te ordonneeren weinich can helpen, ende sijn deselve oock voor dit jaer al geconsumeert en bij den commies Combe betaelt. En moet de reste in soo een desolaeten staet blijven leggen, daer eenijder hier te lande genoech op spreeckt, t'geene oock weijnich moet ende couragie aen den Gouvr: geeft ; oock weijnich reputatie alsoo eenijder die soo een vervallen fortresse siet het sijne daervan oordeelt, denckende te met sulcx de foutte en negligentie van den Gouvr. te weesen, waervan ick mijnselven t'eenemael voor Godt en de waerelt vrij kenne, alsoo noijt gemanqueert hebbe UEd: Mo: sulcx bijtijts met verscheijde scheepen bekent te maecken, maer tot mijn leetweesen noijt ordre tot reparatie van UEd: Mo: daerop bekomen hebben. Maer sal sulcx noch als vooren met verlangen tegemoet sien. Het guarnisoen alhier verswackt ende half siek waervan UEd: Mo: per naesten een pertinente lijste sal oversenden. De swackheijt van het guarnisoen komt meest uijt het verloopen van de soldaeten die de schippers met haere scheepen wechvoeren wanneer sij manquement van volck hebben, en ofschoon ick verseeckert ben dat eenige soldaeten in de scheepen sijn ende aldaer een sergeant met eenige musquettiers naer beneden sende om deselven te soeken, soo sijn deselve soodanich versteeken dat niet te vinden sijn, en als de sergeant wat lange wil soecken, gebiet den schipper hem te willen haesten off set sijn seijlen bij ende dreijght hem oock mede te nemen. Op sulcke en diergelijcke mannieren worden wij hier bejegent en soo UEd: Mo: daerin niet en gelieven te voorsien soo ist ommogelijck eenich soldaet ofte vrij man die op UEd: Mo: transportgelt overkomen hier te senden.
239
Waermede eijndigende, Edele Mogende Heeren, bidde Godt Almachtich Hij Ued: Mo: wijse regeeringe in dese becommerde tijden wil zeegenen ende sal verblijven die tot noch toe geweest ben, UEd: Mogen getrouwen Dienaer, Pr. Versterre Suriname, den 10e April 1676
1676 - 20 april - brief Abel Thisso 2035 - 288 beschrijving van een voorgevallen rebellie, klaarblijkelijk ontstaan doordat de 3 luitenants (waaronder Thisso) de wachtposten niet in orde bevonden en dit hardhandig corrigeerden ; gesteld in (moeilijk leesbaar) frans. De omzetting is niet 100% correct, en dient nog gecorrigeerd te worden. A vos nobles et puissants Seigneurs mes seigneurs les conselliers des estast de Zeelande, Mes Seigneurs suppliant me vouloir excuser sij (=si) je prendt l'hardiesse de vous escrire ces deux lignes pour me recommander a Vos Hautes Puissances, et pour vous faire scavoir l'estaest comme ce gouverne vostre collonie. C'est que depuis que l'on a parle qu'il venoit un autre gouverneur l'on nae fait aucune reparation aux fortifications, car tout s'en va en ruine et desordre. Voyant cela a nous trois luitenant - scavoir: Monsr. De Huijbert et Monsr. Utrechaijt et moy avons presenté une requeste a nostre gouverneur Pieter Versterre pour scavoir comme ce qu'il avoit dessain a le faire, comme Nos Seigneurs verrons la copie et la response dans le lettre qui nous envoyons a Nos Seigneurs. Et aussi depuis ce temps il ny a justice ny discipline pour la milisse : car il est arrivé il y a un mois que monsr. Utrechaijt et moy tout au soir vinsenes a la garde ; ou c'est que nous trouvames la garde toute eejurée sauf le sergeant ou le corporal, et tous en dispute ; Et quelle lors voyant cela nous mismons ordre le plus quil nous fust possible et en firent mettre quelques uns aux fer : cela estant un peu apaisé, nous allames trouver mons: de Huijbert pour lui raconter ce qu’il estoit passé. Nous ne susmes pas arrivé a son logis que voicy nouvelle de la garde quil estoit pire (= erger) que par devant: tout incontinant. Nous sommes allé tout trois ensemble ou c'est que nous avons fait tout nostre possible. Et avons resolu …. de nous trois dans la garde. Et lá este moy qui a commansé, Mons: de Huijbert et Mons: Utrechaijt se son retiré et ait fait fermé la porte du fort ; un petit moment apres voler briques, boulets et vielle grenade par dessus les tuilles du Corp de garde et a traver tout le fort, come s’il auroit tout abismé. (een ogenblik later vlogen er stenen, kanonskogels, en oude granaten over de dakpannen van het wachthuis en over de hele breedte van het fort, alsof het geheel vernietigd moest worden) Je fust contraint (= gedwongen) de faire ouvrir le fort par le sergiant et envoyer querrir les deux Messieux, et me tenir a la porte jusque a ce quil fusse venu. Et estant antré je dit a Monsr de Huijbert : prener garde vous recevons tout a … un boullet sur vostre teste! Je ne… pas dit la parole qu’il fust jusi un boulet desis livré, quil luy tomba sur la jouse, de quoy il en fust blessé jusqu’au sang. Car s’il auroit tombé un peu plus haut il auroit peut-estre bien tué ;
240 Et ce tintamara (= rumoer) dura environ jusque a once heure. Et Mons: de Huijbert s’ en alla en son logis, mais au paranant je fust trois ou quatre fois sur le rampart lespee (gekwetst) a la main ; je ne trovaij personne que les sentinelles ; me estant informé eux qui c'estoit qui fesoit cela, il ne scavions rien ; nous fismes relever (aflossen) les sentinelles, et fismes tout venir tous ceux qui estoijent dans le fort aux corp de garde ; ayant visité par tout, tout cela ne …. de rien, estant tout ensemble il recommansa de nouveau puisque jamais. Et ne pouvant jamais scavoir qui c'estoit qui fesoit cela, je fait fermer le fort jusqu'a ce que le gouverneur Versterre est venu qui estoit sur son plantagie, ayant envoyez querrir a la pointe du jour par le sergeant : et l'on ne peut rien scavoir l'on … mist quelques uns dans les fer. Cela a demeuré jusqu'a presant. Et trois ou quatre jours apres, estant en compagnie de monsr. Utrechait songeant(?) en moy mesme, je dit: allons nous ensemble dans le fort, il faut aller visiter, je croy que jay trouvé le principal de la rebellion se estuy la, qui a jettée la ballot comme je dit il estoit jusi. Car il y avoit un soldaet nommé Cacten qui estoit dans les fer (in de boeien) dessus un bastions, attaché a une piece de canon, qui sortoit son pied de fer quant vouloit comme nous trouvames, lors je le fismes attacher de deux piedt et en advertir Monsr. Versterre de quoy il ne s'en ….... ; et a present il a rompu les fer et s'est sauvé et aussi une autre personne, pour luy faire scavoir quil tenoit tel propos, quil souyatoit fort, quil puisse partir avec le premier navire qui sortira d'icy, et quil fussent fris? des francois nos ennenes afin de pouvoir reusir icij, prendre son revanche a quil pillesoit? pire que les … ennemis voullant dire par sa parole, que s'il pouvoit il les ameneloit icy. Mons: Veersterre me respondit que il scavoit bien cela, (mais) il a plus de quinze jours et ne en a tenu comte ; ayant esté fort estonné de la response que je me prit a dire en sa presense, que s'il ne vouloit point faire justice de ….. que voila mon Espe… que je luy jestaij en pied dans le forrau ; disant que ce n'estoit point une chosse pour laisser aller de la forte car c'est un grand crime, comestrant (contre) un serviteur de Mes Seigneurs qui a prononces les parroles nommé Jean Schoot constabel du fort, qui a les cles des poudres et amonitions. Et scachant(?) comme sont les fortifications …. du pays ; lors vinsomes en grande dispute me appellant pour une jurougne. Je respondit que je n'estoit point jure, mais je savoit bien que je disoit ce que fesait ; et luy dit encor: se n'est pas moy seul qui en fera le mesme, mais nous sommes trois luitenant qui en feront le mesme, ou bien vous nous ferez justice, car vous faites ce que vous voulez sans nous recognoitre ; Alors il me dit qu'il n'estoit point obligé de nous donner cognoissance d' aucune chausse ; lors je suis sorti de son plantagie avec le secretaire Van Gelouwe qui estoit allé avec moy afin de luy mieux con.... come s'estoit en langage flaman acause que je croyoit qu'il ne me entandit pas fort bien quant je parle flaman, rien autre pour le present si non me referant aux lettres de mijnheer de Huijbert et monsr: Utrecheijt, car desirons de servir fidellement et maintenir la justice et bon reiglement ; Mais pour luy pour veu qu'il puisse bien remplir sa bourse ne se sousie d'autre. Et dans l’ annee 1675 nous avons parlé a luy pour scavoir quelle intantion de faire il avoit pour les fortifications. Et aussi pour nostre entretien et autre chosses ; a la fin luy avons presenté une requeste signé de nous trois luitenant, comme nous envoyons une copie a Nos Seigneurs, et reponse de ce quil nous a donné ; Et depuis le premier de Janvier nous n’ avons receu aucune chosse de magasin, ny moy, ni Mons: de Huijbert, luy ayant parlé souvente fois que c’ estoit inpossible que nous puissions vivre avec le peu l’ on nous donnait ; il nous a respondu que c’ estoit la faute du commis Nicolas Combe : estant allé aupres du dit commis Nicolas Combe il nous a respondu que il avoit ordre du gouverneur Pieter Versterre de ne nous livrer pas davantage que de coustume ;
241 Donc puis(que) a presant nous ne recevons rien ; ny d’ un costé, ny d’ autre, ny logement, non plus car si nous voulons avoir logis, il le nous faut faire a nos depans (= onkosten) come nous avons fait monsr: de Huijbert et moij ; Mais ce neantmoins (=niettegenstaande) je met tout entre les mains de mes Seigneurs ce quil leur plaira ordonner, ne refusant le services, et me rendre a mon delvoir tout ce qui se pourra de ma capacité : car je ne croit pas partir de ce pays. Finissant, je prie l’ Eternel qu'il veulle benir vos armes et donner prosperité a vos province et a vos hautes personne, et demeure toute ma vie, Vostre tres humble et affectioné et obeissant serviteur, A: Thisso Sername, le 10 april 1676
1676 - 20 april - brief Nicolas Combe 2035 - 289 Nobles puissants Seigneurs, Messeigneurs, celle cy sera pour dire a V:N:P: que ce iourdhuy 20e d'avril, trois personnes de cette colonie sont venus a moy pour me demander des passeports pour s'en aller en Zeelande avec ce navire porteur de la presente, ausquels iay respondu, qu'il falloit qu'ils me payassent premier le hoofftgelt de leurs personnes, et apres ie leurs donnerois un passeport, lesquels m'ont respondu, qu'ils ne me devoyent rien, et dire : nous te battrons pour ton hoofftgelt, un autre a respondu : s'il faut payer un certain Otto Heedy planter payera pour nous, iay respondu que ie voulois avoir le payement du hooftgelt avant que de livrer le passeport. Sur ces paroles dittes, le dit Otto Heedey est venu courir en mon logis en grande colere, avec un baston, me disant pourquoy je ne voulois donner le passeport a ces gens, a commencé a lever son baston pour me frapper ; voyant cela, ie me suis reculé, et suis entré en ma chambre ayant fermé ma poste, disant quand ie te trouveray sur la rue, ie te battray tant que tu t'en souviendras Apres ces paroles iay envoyé chez le Lieutt. Tisso (Monsr. le Commandr. demeurant sur un de ses plantages, a demi lieu du fort) pour le prier de vouloir mettre de l'ordre a cette insulte, lequel a commandé au dit Otto Goodey de payer le dit hoofftgelt, suivant ordre de V:N:P:. Le dit Otto Heedey entendant ces paroles s'est retiré, disant qu'il estoit suffisant pour payer le dict droict s'il faloit le payer, les habitants ayant pris la resolution de ne payer pas, de me battre et maltraitter pour mon payement. Apres ces choses le dit Lieutt. Tisso a envoyé un sergeant au plantage de monsr. le commandr. pour lui faire recit de cette insulte, et de me vouloir proteger et maintenir contre les malfaisants, lequel a respondu au dit sergeant que ie ne devois pas donner les passeports a ces gens la, qu'ils ne m'eussent payé le hoofftgelt. Je n'ay pas si tost fait avec l'un, que l'autre recommence, voyant que le dit Commandt. ne me protege et maintient pas. Si le dit Commandr. tenoit bonne reigle et chastioit les malfaisants, les desordres et mutineries qui se commettent ici tous les iours n'arriveroyent pas, plusieurs personnes nouvellement venus de Zeelande, voyants ces choses passer la soste(?), commençent a prendre une aversion pour ce pays, puisque le plus fort l'emposte. Ie supplie avec un profond respect et sousmission V:N:P: d'avoir la bonté de faire remedier a ces desordres, priant Dieu de tout mon coeur, qu'il vous ait Nobles Puissants Seignrs. en sa sancte et digne garde, et suis,
242
De Vos Nobles Puissances, Le tres humble, tres obeissant et obligé valet Nicolas Combe a Suriname ce 20e d'avril 1676
1676 - 1 juni - brief Nicolas Combe 2035 - 290 Duplicaat van de brief dato 28 maart 1676.
1676 - 19 maart - lijst van vivres 2035 - 291 Bijlage bij de duplicaat-brief van Combe dato 1 juli 1676. Lijst van aan het garnizoen geleverde vivres in de periode 1 maart 1675 tot 1 febr. 1676. op de laatste pagina staat ook het geleverde buskruit. Opgesteld door commies Nicolaas Combe, en gecertificeerd door Pieter Versterre op 19 maart 1676. De lijst is een copie, en kwam al eerder in de verzameling voor.
1675 - 17 december - borgstelling 2035 - 292 Bijlage bij de duplicaat-brief van Combe dato 1 juli 1676. Borgstelling van Cornelis Snelleman en Samuel Nassij, ten behoeve van capt.Christophel Lens. voerende het schip den Gouden Griffioen, ten bedrage van 8080 pd. suiker. De borgstelling is een copie, en kwam al eerder in de verzameling voor. Zie ook de brief van Combe dato 28 maart 1676.
1676 - 1 juli - brief Claes Deynussen 2035 - 293 De ondertekening is onduidelijk. In brieven van anderen wordt de schrijver Claes Reyniers of Reynierssen genoemd. Edele Mogende Heeren, Alsoo wij nu met ons schip 't jacht de S... ten dienste van UEd: Mog: collonie van Zerrename over de twintich maenden hebben gekruijst, zoo is het dat door het continulle cruijssen zoo inde opene zee als in de revieren van de voorschreven collonie ons want en zeijllen zoodanich sijn versleten ende ontramponeert geworden dat wij omme UEd: Mog: dienst langer te connen waernemen zullen moeten werden voorsien van een stel nieuwe zeijllen, een trosse tot het groote want, ende een rieme kardos papier, alle hetwelcke als ten hoochsten nootsaklick Oock mede het sensement van onse matrosen alsoo dat haer 2 jaren daerse voor aengenomen ben wel rijcklick sullen omweesen eer dat hijer ander volck kan wesen om haer te vervanghen. Mede is mijn versoek dat Haer WelE: Mog: gelieven mijn soo faverabel te wesen dat mijn huijsvrouwe soude mogen wat gelt krijgen om mijn hier wat fitaelie te stueren, alsoo dat het
243 onmogelick is dat ick hier langer stellen kan, twelcke ick met het eerste schip naer dese collonie gedisteneert afwachtende sal. Ondertusschen Godt almachtich bidde dat hij genaedichlick dese kollonie gelieve te bewaren (en) in voorspoet te laeten toenemen, ende UEd: Mog: met een goede langdurijge ende voorspoedige regieringe tot welstant van gemeijne besten te segenen hetwelck van herten wenst, Edele Mogende Heeren, UE: mogende alderootmoedichsten ende getrouwen dienaer, Claes Deynussen (onduidelijk) A Paramaribo 1 juli 1676.
1676 - 1 juli - brief Claes Deynussen 2035 - 294 copie voorgaande brief
1676 - 9 juli - brief Abel Thisso 2035 - 295 copie van voorgaande brief dato 20 april (2035-288). Gesteld in (moeilijk leesbaar) frans.
1676 - 20 october - brief Claes Deynussen 2035 - 296 Ed: Moog: Heeren, Mijn Hrn, Zedt. mijnen laesten alsdoen met 's Landts Snaeuw aen Cajana sijnde, per Capt: Fabricius hebbe UEd: Mo: geadviseert d' standt van de snaeuw dat nauwlijcx met d' selve langer conde zee houden, sijnde aen en op deselve geen meer bequaem want, noch zeijlen ; en versoghte UEd: Mo: geliefden soo ras doenlijck was mijn sulcx te laeten toecomen ; manqueren eerstelijck zeijlen, een cabel, een tros van 36 : 21 : 15, alsmede een tot het groot want 't Volck begint mede seer te morren en murmureeren, voornamentlijck doordien sij d' sleghte betalingh dagelijx ter hooren comen. Wil UEd: Moo: bidden hierin te versien, en mijn t' voors. soo ras oft met de eerste occasij doemlijck (is) te laeten toecomen, anders sal genootsaeckt sijn eer drie maenden bennen gepasseert d' snaeuw aen d' wal te haelen. Versoecke demoedelijck, soo UEd: Mo: het raetsaem geliefden te oordeelen mijn met het volck te doen repatrieeren, en anderen in haer plaetse te laeten coomen ; kan nauwelijcx met d' selve het langer stellen, d' reeden hier soo een schaerssen, soobren, en sieckelijcke conjencteure van tijt is, sijnde nauwlijx provisien om het leeven te behouden te becomen. Eijndigende naer hertgrondige groettenisse met wensingh dat den Almogende UEd: Mo: met wijssheijt en prosperiteijt wil croonen, zeegenen, en bewaeren, Sal blijven die tot noch ben geweest, Ed: Moog: Heeren, Uw Dienstverplighte dienr: Claes Deij..schen
244 Parimaribo in Suriname den 20 Octbr. 1676 adres: Ed: Moog: Heeren Mijn Hr. d' gecommitteerde Raeden van Ed: Mo: Heeren Staten van Zeelandt, resideerende tot Middelb. Per Capt. Pieter Heerentz. die Godt wil bewaren
1676 - 22 october - brief Pieter Versterre 2035 - 297 Edele Mogende Heeren, Mijne Heeren, ick hebbe uw Edele mogende in mijnen laesten per Capt: Tobias Adriaensen bekent gemaeckt, den sleghten en miserabelen toestandt van de forteresse ende magazijnen alhier waerin wij tot onser aller hart- en leetweesen noch moeten continueeren. De fortresse belangende, kan UEd: Mo: voor waerachtich verclaeren dat gants niet bequaem is om gediffendeert te kunnen worden, de twee batthareijen genaemt Oranje en Nassauw, die de meeste craght van de fortresse sijn, gemonteert d' eene met acht, d' andere met seven stucken, sijn t' eenemael en gants onbruickbaer, doordien niet een stuck meer daerop kan geroert worden, de battharijen t' eenemael vergaen, en de affeuijten onder de voet leggen, ende met de punten op het fort gaet het niet beeter, alsoo wij naeuwelijcx soo veel schut konnen gebruicken, om de scheepen te bedancken die het fort begroeten. Met de vivres is het soodanich gestelt dat wij nu wederom bij gebreck van speck en vlees alsreede over de 20 stucx koeijbeesten voor het guarnisoen hebben moeten slaghten, ende Godt weet wanneer sulcx noch op sal houden, alsoo van geene scheepen en hoore noch verneme, t'geene niet alleene streckt tot groot nadeel van s'Lants middelen, maer oock tot een merckelijcke ruine en ondergangh van dese collonie, t'geene seer beswaerlijck int laeste sal kunnen geredresseert worden. UEd: Mo: kunnen wel considereren ende licht reeckenen wat sulcx verschilt, want indien ick hier soutte vlees uijt het patria hadde t geene men hier ordinair voor 250 a 300 Pd (= Pd suiker) de ton coopt, soude het guarnisoen met 5 a 600 Pd. Suicker s'weecks voor vlees kunnen onderhouden, en nu moeten wij alle weecken twee beesten slaghten en ijder beest het minsten 2000 Pd de stuck, en strecken deselve noch soo verre niet als twee tonnen vlees, waerdoor de casse soodanich moet ten achteren raecken, dat alhier niet opgehaelt sal kunnen worden. Bovendien can UEd: Mo: noch verseeckeren, dat onse soldaeten altemet wel veerthien daegen sonder broot sijn, soodat het guarnisoen alhier seer miserabel getracteert wort, waerom men oock naer becoomen een soldaet sijn plight niet wel kan doen onderhouden, want daer geen soldije noch levensmiddelen volgens geloften worden gegeven, daer can een soldaet niet in goede discipline worden gehouden, want den honger is een scherp swaert. Ick wil oock voor vast gelooven indien nu alle kunnen weghloopen, wij officieren al lange alleene souden hebben geweest. Daerom mogen UEd: Mo: wel verseeckert weesen, indien wij van eenigen vijant souden worden geattaqueert (dat Godt de heere genaedelick wil verhoeden) het seer sleght met ons sou affloopen, oock temeer omdat Godt de Heere d' inwoonders van dit landt soowel de naturellen, negros, als blancken, met een generaele en swaere coors heeft gelieven te besoecken, waervan magh ick met de waerheijt wel seggen, geen thien vrij en is geweest. Oock die de coors niet
245 gehadt en heeft is deselve noch subject te creijgen, waerdoor oock veele blancken, indiaenen en negros sijn weghgeruckt, soodat bij menschen gedencken noijt soo een jaer alhier beleeft is, en neemt de sieckten noch geen eijnde, doordien de menschen bij manquement van de europische vruchten niet veel en kunnen becomen. Ick hebbe UEd: Mo: mede van tijt tot tijt versoght om mijne verlossinghe en dat UEd: Mo: die goetheijt voor mijn gelieven te hebben nu sulcx te concenteeren, alsoo nu den tijt van thien achtereenvolgende jaeren alhier te lande eerlijck ende trouw hebbe gedient, ende mijn natuur door de continuelle hitte t' eenemael begint te veranderen en te verswacken, hebbende nu meest een geheel jaer onpasselijck geweest, ende al gaen quijnen met een quade maght alwaer hier te lande niet van geholpen kan worden, doordien de chirurgijns mijn alle den raet geven naer de coude landen te trecken om genesen te cunnen worden. Daerom sal UEd: Mo: nochmael seer instantelijck bidden en versoecken dat UEd: Mo: mijn verloff gelieven toe te laeten comen, opdat jegens het naestcomende voorjaer door Gods genaeden van hier magh vertrecken, waertegens mijn sal gereet houden, alsoo wel verseeckert ben UEd: Mo: mijn voor een dienaer maer voor geen slaeff en sullen houden en ijmandt meer op te leggen als hij draegen can. Waermede eijndigende, Edele Mogende Heeren, bidde Godt Almachtich hij UEd: Mo: regeeringe wil zeegenen, ende UEd: Mo: verleenen t'geene tot zalichheijt noodich is, verblijve, UEd: Mogende getrouwen dienaer, Pr. Versterre Surinamen den 22e Octob: 1676
1676 - 2 december - brief Pieter Versterre 2035 – 298 Edele Mogende Heeren, Mijne Heeren, t' Sedert het affgaen van mijnen laesten per capt: Pieter Heerensen, is alhier niets gepasseert t'geene waerdigh is UEd: Mogende te adviseeren, als alleenigh het overleijden ende affsterven van den vendrigh Robbert Duplessis, die int beginne van de voorleden maent 9ber is overleden, alsmede verscheijde soldaeten, soodat ons guarnisoen alhier seer verswackt ende schier onmogelijck is om eenige resistentie mede te cunnen doen. Want als den vendrigh Duplessis begraeven soude worden, soo commandeerde ick het guarnisoen in de waepenen te comen voor het lijck te marcheren, ende bevonde deselve te sijn in rijen en gelederen twintich mannen, en noch twaelff die het lichaem droegen, maeckten tesaemen twee en dertich, t'geene ons geheele guarnisoen was waeronder noch eenige naeuwelijcx bequaem om de waepenen te draegen, door swackheijt. Daerenboven is het noch al soo sleght met de fortificatie als met de militie, die mede t'eenenmael onder de voet ende vervallen is, ende naeuwelijcx een stuck dat gebruickt can worden, door het vervallen ende vergaen van de affuijten die t'eenemael veroudert sijn. Soodat die somme die UEd: Mo: ons hebben gelieven te ordonneeren jaerlijcx aen de affuijten te gebruijcken int minsten daer niets aen kan helpen, alsoo vertrouwe dat de noodige reparatie alhier onder de 200.000 Pd. suijcker niet sal kunnen geschieden, doordien alles vergaen is ; soodat UEd: Mo: wel kunnen oordeelen in wat postuur wij ons souden kunnen brengen jegens eenigen vijant, daer verhoope Godt de Heere ons genadelijck voor verhoeden wil.
246 Ick sal UEd: Mo: nochmael bij desen gants vriendelijck ende ootmoedigh versoecken dat mijn verloff magh becoomen om met het naestcoomende voorjaer van hier te mogen vertrecken, doordien het voor mijn onmogelijck is van alhier langer te cunnen verblijven door mijn continuele sieckten daer hier te lande niet van genesen can worden, doordien de natuur door de lange jaeren dat hier geweest ben, te veel verswackt is, en daerom alle de chirurgijns alhier mijn geen anderen raet connen geven als hoe eer hoe beter van hier naer de coude landen te vertrecken. Waerop mijn t' eenemael op de goetht. van UEd: Mo: sal verlaeten, ende niet wil twijffelen off UEd: Mo: sullen in dit mijn versoeck concenteeren, alsoo haer Ed: Mo: 'tselve mildelijck aen andere officieren hebben verleent oordeele oock niet meer slaeff te weesen als andere, dat men mij sou willen houden jegens natuur, daer UEd: Mo: mijn al bijnae over de twee jaeren geleden hebben gelieven aen te schrijven van mijn gereet te houden om te repatrieeren, waerop te meer vertrouwe dat mijn versoeck bij UEd: Mo: niet sal worden affgeslagen, maer goedertierentlijck daerin sal worden geconcenteert. Waerop mijn selfs jegens het naestcomende voorjaer gereet maecke om dan door Godes Genaeden van hier te vertrecken met capt. Tobias Adriaensen, waermede tot dien eijnde veraccordeert ben, Ende off het quame te gebeuren dat soo ras geen Gouvr. hier conde weesen om mijn te verlossen, soo versoecke gants gedienstelijck dat haer Ed: Mo: mijn bijtijts gelieven te ordonneeren ende toe te staen dat het Commandement aen den naest commandeerenden officier magh overleveren, die 't selve wel soo lange tot UEd: Mo: een ander sullen gelieven te senden wel sal waernemen, also niet gaerne hetselve sou laeten verloopen, t'geene nochmael sal gedienstich van UEd: Mo: versoecke mijn sulcx magh worden vergunt, Waermede eijndigende, Edele Mogende Heeren, bidde Godt Almachtich hij UEd: Mo: alle tesaemen wil zeegen(en) ende in een langhderige en voorspoedige gesontht. wil spaeren, ende sal verblijven die tot noch toe geweest ben, UEd: Mogende getrouwen dienaer, Pr. Versterre Surinamen den 2e Xber 1676
247
1677 Het jaar 1677 ontbreekt vrijwel geheel in de archieven.
1677 – april 27 – brief Hugo Uijterscho 2035 - 231 Brief gericht aan de Staten van Zeeland. Deze brief is door de archivaris van Zeeland abusievelijk geplaatst bij de stukken van 1671 ; uit de context blijkt dat dit 1677 moet zijn, zoals ook blijkt uit de originele datering van de brief. Uiterscho blijkt nogal wat klachten te hebben over de zojuist overleden commandant Pieter Versterre en diens secretaris Adriaen van Gheluwe, die hij ronduit beschuldigd van corruptie. Maar hij verzekert de Hoogmogenden, dat het onder het nieuwe bestuur van Abel Thisso beter zal gaan. De functie van de briefschrijver is niet bekend. Edele Moog: Heeren, Mijn Heeren, ’t Heeft godt almagtigh gelieft d’ hr: Pieter Versterre uijt dit dal der Tranen wegh te rucken en tot hem, op den 30 meert verleden deser jaers, ’t nemen, ende is daer op in sijn E: plaets gesuccedeert, d:hr: L: Abel Thisso die met toestemmingen van meest al d’: gequalificeertste inwoonderen voor haeren Commandeur is erkent. Ende Electie genomen hebbende, aenstont heeft bedanckt d: hr: Raeden soo van politie als justitie die den voorn: hr: Versterre met haeren raat hadden bijgewoont, soodanighe in haer plaets stellende als Haer Ed: Mo: door d: E: H: Thisso : in de toegesonde acte van kiesingse, sullen gelieven te beoogen, sijnde eerlijcke lieden: daer onder d: hr: Zects: Adriaen van Geluwe om reeden hier soo veel Jmbrolimenten, en forma van concept, deser regeeringhe begonde te maeken, door Sijn E: om geen verdere onheijlen te moveereen is gesteldt voor Raedt van justitie en politie. d’: Regeeringh heeft int leeven van den E: h: Versterre soodanige hier gesteldt geweest, dat geen regeeringh anders dan een wanschapen Corpus geleeck, daer veel claghten int gemeen, en van ijder int bijsonder als onverdraegelijck langer te dulden over quamen, spelende in alles naer sijn gevallen [naer sijn gevallen = naar het hem uitkomt] d’ Roll om d’ collonie van inhabitante, coophandel in somma te ruineeren, sijn personagie ...... nergens anders op siende t’ geen d: hr Zects: sijn intentie soo ick bemerk oock is, als sijn beurs, die begonde te vollen, soodanigh te vollen, dat eenmael dese provintie door sijn onreghtmatige handelingen dan hebbende gevilt, soude connen coomen te repatrieeren. Wil haer Ed: Mog: vseeckeren dat d: Hr: Commandr: Thisso geen andere insigten heeft, om dese schone Collonie bijna aen ’t hellen, uijt al sijn vmogen met sijnen raat soo veel doenlijk is te reformeren, en in corten tijt, daer Godt sijn zeegen wil toe geeven, brengen in een soodanigen Standt, dat met reght Haer Ed: Mog: den koopman en inwoonderen alhier getuijgenisse zullen geeven, dese collonie van haer ingewickelde Corruptien ontlast, een gulde gedaente [heeft] becomen, en in forma van regtmatig regeeringh, de goede de hant gebooden, en liegers en bedriegers uitgeroeijt, sal worden gebraght.
248 Haer Ed: Mo: soude ick wel den standt van t guarnisoen deser fortresse Zeelandia notificeren, maer gedraghe mijn aen de resolutie, resumptie en attestatie en lijste dienaengaende door den Hr: Commandr: Abel Thisso [aan] Haer Ed: Mo: toegesonden. ’t Heeft Godt d’ Hr: gelieft te bewaeren en voor invasien der Franse vijanden te bevrijden, dese Haer Ed: Mog: provintie, haer onthaelingh en recontres aen Tabago soude haer Ed: Mo: seer geern mededeelen, maer een saeck bij forma van twemael te verhaelen, dencke onwijs te sijn, altijt wil niet twijffelen off d’ Ed: Hr: Abel Thisso sal Ued: Mog: volcomen relasieeren(?) d’Inwoonderen neffens mijn persoon, thoonen haer in dese gestalte van tijts, als dese is, daer eenijder nootdruftigh [is] sonder provisien van alle hulp [verstoken] – alhoewel, die op Godt hoopt, nooit verleegen valt - haer seer getroost, om in alle occasien , lijff, goedt en bloet, ten dienste van Haer Ed: Mo: ende deese Haer Ed: Mo: Provintie in occasij van attacque tegens d’ algenen vijanden op te setten. Haer Ed: Mo: souden niet gelooven in hoedanigen gestalte , ten tijden van Hr: Pieter Versterre, ijder in sijn particuliere negotie, dese Haer Ed: Mo: schone Collonie is gesteldt, onderhouden en d’ hant gebooden geweest, niemant conde eijts, tot voortsettingh van sijn plantagie , stadt, huishoudingh, & & becomen, die niet en hadde Sijn E: gunst, als noch laest voor waraghtigh aen alle sijn onguntstelingen, waervan ick een ben, met het incomen van Capt: Jan van Arle is gebleecken, dat wel expresselijck den voorz: Capt: is verbooden, geen officieren alhoewel courante betalingh , jae particuliere inwoonderen, geen negros conde becomen, off soude den Capt: Sijn Ed: gunts verliesen. Soo dat wij als in slavernije door sijn ingevoerde en aengematighde authoriteijt , hebben als onderdruckt geleeft, daer wij nu niet en twijffelen een weijnigh aemtocht sullen becomen. D’ Fortificatie wort in allen ijver, om in behoorlijcke standt van diffentie comen, bij de handt gevatt, d’ battarijen sijn soo ver gecomen, dat bijnae bequam sijn, alle d’ affuijten, roopaerden & & gemaeckt, dat in corte dagen sal sijn gedaen. Omme van deselve te connen cannoniseren ..... hier vallen vocatien(?), om alles in forma te brengen, soo veel, off men een nieuw en eerst begonnen werck soude bij der handt vatten. Capt: Claes Reijniers dato 18 9ber 1676 met slandts snaeuw uijtgesonden, niet wetende waerhenen, is op den 30 Xber door een frans fregat omtrent Cayana genomen, vandaer mede gevoert naer Martinico, en door d’ franschen op Tabago gebraght, van waer, met seecker boot off barcq van hier herrewaerts om contschap gesonden, alhier de 15 April arriveert, & voors: barcq is door d’ Hr: Commandr: en sijne Raden, alsoo geen vaertuigh bequam om dienst te doen hier hebbende en een seer hoognodigh sijnde, gecoght, die den voorz: Reijniers deselve hebben toegeschickt, voor sijnen gedane dienst, int diverteeren der Franz: om dese riviere aen te doen, largo in sijn missive, en [die van] d’ Hr: Commandr: Thisso vervat, Haer Ed: Mog: bekent gemaeckt. Endelinghs recommandeert mijn persoon in Haer Ed: Mog: gunts, en versoucke seer gedienstelijck dat Haer Ed: Mog: de goetheijt, waeraen niet twijffele, gelieven te gebruijcken : Om den besoliciteerder van mijn Tractement, tot soulagiment van mijn huishoudingh alhier ; soodanigen somma van penningen gelieven te laeten toecomen als Haer Ed: Mog: raetsaem sullen bevinden te belooven, waervooren Haer Ed: Mo: sal hertelijck danckbaer sijn, en blijven, met toewensingh van veele prosperiteijten, heemelsche zeegeningen, ende dat Godt de bestierder van alles, Haer Ed: Mo: een lange regeeringh ende met een heijlsame goede bestendige vrede, ons lieve vaderlandt en dese Collonie wil geven, Amen, die tot noch ben: Ed: Mog: Heeren, Mijne Heeren, Ued: Mog: seer getrouwe en dienst verplichte dienaer. Hugo Uytterscho
249 Paramaribo in Surinam, den 27 April 1677.
1668 - 1678 rekening tot laste van den heer commandeur Pieter Versterre salgr. 2035 - 283 Rekening in het handschrift van Nicolaas Combe, opgemaakt na het overlijden van Pieter Versterre op 30 Maart 1677. Uit het overzicht blijkt duidelijk dat Versterre behoorlijk misbruik heeft gemaakt van zijn positie. In totaal had hij bij zijn overlijden een schuld aan het land van 345.171 Pond suiker, vergelijkbaar met de waarde van 12 goede plantages. De vraag is nu: was Versterre een uitzondering, of was dergelijk gedrag normaal onder 17e eeuwse koloniale gezagdragers ? Versterre is in ieder geval niet ontslagen, terwijl men in Zeeland via de brieven van de ontvanger Combe goed op de hoogte was van het misbruik. Interessante punten: no. 24 ; 31; 42 ; 43 ; 44 ; 45 ; 46; 54 Versterre heeft de gage geïnd van bijna alle weggelopen of overleden soldaten. Totaal ongeveer: 56.500 Pd. suiker no. 35 voor gage van een slandts timmerman die op sijn plantage omtrent 3 a 4 maenden geaebeijt heeft in de jaar 1674. 1600 Pd. suiker no. 40 Een groote partije clinckers, moppen, steenen pannen, ijser, smitscoolen ongezet, etc. ; arbeitsloon van twee a drie smits, meer als halftijt voor sijnen plantagen gearbeijt, en altemets voor particuliere planters tot sijn proffijt, den tijt van ses jaeren nae gissinge weerdigh : 27.000 Pd. suiker no. 41 voor een groote partije calcksteen ongetelt van Tabago, met twee scheepjes door den gr. Lichtenbergh salr. tot 's lands dienst gesonden, en een groote partije aen de particuliere planters tot sijn proffijt vercocht, nae gissinge ontrent weerdig : 6000 Pd. suiker no. 53 voor de 4 percento van verscheijde suijcker, met diverse scheepen nae huijs toegesonden : 9716 Pd. suiker no. 56 ontfangen volgens boven letter A folio 110 van verscheijde planters wegens hoofftgelt : 35.110 Pd. suiker
250 no. 57 voor de hoofftgelt van sijn beijde plantage genaemt Corcabo in compagnie, en plantage gent. Imotapi, voor de jaeren 1673, 1674, 1675, 1676, 1677, en 1678, tegens 60 slaeven ontrent gehadt, een jaar door mecandre: 18.000 Pd. suiker no. 59 voor de hoofft en ackergelt van sijn plantage van Para creeck tegens 40 slaven, en 400 ackers. 2400 Pd. suiker no. 60 voor de hoofft en ackergelt van sijn plantage gent. Sterrenburgh voor de jaeren 1674, 1675, 1676, 1677, en 1678, tegens 40 slaven, en 400 ackers. 12.000 Pd. suiker no. 61, 62, 63, 64, 65, 66 Versterre eigende zich de bezittingen toe van kolonisten, die zonder testament waren overleden. Zo verkreeg hij plantages, slaven, etc. etc. Totaal ongeveer : 140.000 Pd. suiker
1677 - 26 november - aanstelling Johannes Mulder 2035 - 299 resolutie van vergadering van de heeren Vereenigde Raden ter Admiraliteijt resideerende binnen Amsterdam Johannes Mulder wordt aangesteld als commandeur van Tobago, op een maandelijks tractement van 50 gulden. Hij zal de commandeur Brinckes aflossen. De carriere van Mulder wordt beschreven: hij had de VOC 15 jaren gediend, als vaandrig, luitenant, koopman, lid van de politieke raad, en als ingenieur, in welke functie hij verscheidene plaatsen had gefortificeert of helpen veroveren. Hij was raad-fiscaal op Makkassar, en laatst fiscaal en lid van de brede raad der retourvloot.
251
1678 1678 - 2 februari - aanstelling Johannes Mulder 2035 - 300 Formele resolutie van aanstelling, ondertekend door de prins van Oranje
1678 - 15 januari - aanstelling Johannes Heinsius 2035 – 301 Aanstelling van Johannes Heinsius als gouverneur van Suriname, door de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden. Heinsius wordt geoordeeld "capabel & gequalificeert" te zijn. Hij had eerder gediend als secretaris van de Raad van Justitie te Brazilie. In de aanstelling worden de richtlijnen van bestuur vermeld: Heisius moet alle inwoners de eed van trouw doen afleggen, handel en commercie bevorderen, en de raad van recht en justitie kiezen. Op 15 januari legde Heinsius te 's Gravenhage de gouverneurseed af: "Op huijden den vijfthienden January v. Jaere achtentseventigh heeft Johannes Heinsius gedaen in handen van heer president in haer Ho: Mo: vergaderinge, den behoorlijcken eedt als Gouverneur en opperhooft van colonie van Surname int' witte deses breeder vermelt, Mij present, H: Fagel"
1678 - 3 Maart - verzoek J: Atkins 2035 - 302 To the Ho.ble John Heinsius governor of Surinam I am importuned by sum of the english nation inhabiting wth. you att. Surinham, to interceade wth. you that they may carry of themselves wth their effects to sum(=some) of his mats. plantations, the incursions (=insurrections) of the Indians haveing put them in such feare that they seeme to dispaire of their safety otherwaijse. If you can aford them this favor I shall take it kindly from you. I have writt in behalf of sumne(=some) of them already to the prince of Orange but have na returne as yet, if itt cannott be done otherwise I shall pursue that point, If I can serve you in anything here you will finde me very ready Sir, Your very affected ffreind, J: Atkins
1678 - ongedateerd - antwoord op verzoek Atkins
252
2035 – 302a? Mijnheer, Ick hebbe ontvangen uwe Ex.tie. missive in dato 3 maert, waerbij gesien hebbe dat eenige van d' engelse natie alhier woonachtigh aen uwe Ex.tie. gesz. hebben om voor haer t' intercederen ten eijnde deselve sich met hare effecten van hier mogen transporteeren. Ick can uwe Ex.tie. verseeckeren dat tot noch toe niemant van d' engelse iets versocht heeft dat haer is gewijgert & sal na tijt & gelegentheijt haer alles toestaen t'gene oordeele voor mijne Hrn. ende Mrs. te connen verantwoorden. Brenger deses is Jan van der Spijck commandeur op het Jacht de Morgenstarre door ordre van d' Ed: Mo: Hrn. Staten van Zeelant ge-equipeert om hier op de revier dienst te doen ; t'welck goetgevonden hebbe na de Barbados te laeten afgaen geladen met eenige heddingh etc. ; oock voorsien van eenige contanten om vivres te coopen die hier nodich sijn. Tot factoor gaet mede David de Fonseca. Versoecke dat uwe Ex.tie. gelieft toe te staen dat gemelte persoonen haren handel mogen drijven ende met vivres geladen weder hier comen, waermede uwe Ex.tie. ons bijsonderlijck sult verobligeren om bij alle voorvallende gelegentheijt uwe Ex.tie. & die bij uwe Ex.tie. souden mogen gesonden worden wederom te dienen, verblijvende, (ongesigneerd, ongedateerd)
1678 - 3 Maart - verzoek J: Atkins 2035 - 303 copie, zie hierboven
1678 - ongedateerd - antwoord op verzoek Atkins 2035 – 303a? copie, zie hierboven
1678 - 3 Maart - verzoek J: Atkins 2035 - 304 copie, zie hierboven
1678 - 10 september - vergadering Staten van Holland 2035 - 305 Extract uijt de resolutien van de Heeren Staten van Hollandt ende West Vrieslandt in haer Ed: GrootMog: Vergaderinge genomen op Vrijdagh den 10 Septembr. 1678 Is ter Vergaderinghe gelesen de Reqste van Johannes Heinsius, bij haer Ho: Mog: mitsgrs. bij Sijn Hoogheijt den heere Prince van Orange aengestelt tot Gouverneur over de colonie van
253 Suriname, houdende dat hij supplt. bij instructie gelast sijnde om de voorschreven colonie bij alle bedenckelijcke middelen ende door de bequaemste wegen aen te queecken ende te cultiveren, soo veel in sijn vermogen soude sijn, ten hoochsten noodigh heeft allerhande soorte van luijden, soo tot den lantbouw, ende het bevaren ende cruijssen der rivieren, en bequaem als om in de militie ge-emploijeert te worden. Ende nademael hij supplt. daertoe de bequaemste oordeelde luijden van vreemde natie als hooghduijtsers, Brabanders, Gulickers, Zuijckenaers, ende andere vreemden inde arbeijt geoefent, ende door den oorlogh uijt haer Landt gejaeght ende hier in dese provintie gevlught, die hij supplt. van meeninge was tot den voorschreven lantbouw als anders aen te nemen, om binnen Suriname voornt. te emploijeren, Dat hij supplt. der liefste moghte sijn, aen hem te verleenen speciale authorisatie omme in derselver provintie alomme sodanige luijden te mogen aannemen ende naer Suriname overvoeren die hij vermeijnen mocht tot dienste ende aenqueeck van de voorsz. colonie nodigh te hebben Dat mede derselver geliefte mochte sijn, te permitteren dat na sijn supplts. vertreck bij hem eenige persoonen alhier soude mogen werden aengestelt, omme soodanige luijden van tijt tot tijt aen te nemen om vervolgens bij bequaeme gelegentheijt affgescheept te worden sonder dat hem daerinne eenigh empeschement soude mogen wedervaeren, Waerop gedelibereert sijnde, hebben haer Ed: Gr: Mog: den voorn: supplt. geauthoriseert, soals hij geauthoriseert wort mits desen, omme allomme in dese provintie soodanige luijden te mogen aennemen ende naer Suriname voornt. over te voeren die hij vermeijnt tot dienst ende aenqueeck van voorsz. colonie van noden te hebben, mitsgrs. oock omme (na) sijn vertreck eenige persoonen te mogen aenstellen om soodanige luijden van tijt tot tijt aen te nemen, ende vervolgens bij bequaeme gelegentheijt derwaerts aff te scheepen, sonder dat hem supplt. off sijne voorsz. geauthoriseerdens daerinne eenigh empeschement sal mogen werden gedaen, Welverstaende dat hij supplt. ende de voorn. sijne geauthoriseerden niet sullen vermogen aen te nemen eenige persoonen die in hollandts dienst sijn, off haer van de voorn: dienst te debaucheren. Accordt. met de voorsz. Resolutie, was geteijkent Simon van Beaumont.
1678 - 18 october - verklaring commandr. Christians met zijn officieren 2035 - 306 Verklaring betreffende stormschade. Er is iets mis met de datering. De storm was 13-15 november 1678, de verklaring 18 october 1678. Wij ondergesz. officieren op het schip de Bruijnvis, verclaren bij desen dat des nachts tusschen den 13 & 14 Novembr. 1678 de wint liep N:N:W: met harde storm, soodat genootsaeckt waren alle onse zeijlen in te nemen en het op Godts gena te laten drijven, des morgens sijnde den 14e dito verswaerde het weer noch meer en meer ; soodat diversche sware ze-en over cregen. Ons roer wierde t'eenemael losgeslagen soo datter nauernoot aen malkanderen door Godts providentie bleef hangen : ons sonnendeck wierde t' eenemael in stucken geslagen (en) waeren genootsaeckt drie stucken die in lij stonden overboort te werpen. De diverse zeen en water die wij in het schip kregen gouzeerden veel water in het ruijm en cajuijt, soodat veel van het broot en alle stockvis, cruijt als andere goederen seer beschadight wierden ; den 15 dito nam het weer Godt danck wat af, dogh kregen als nu en dan nogh sware zeen over, doordien het schip niet op de zee konde leggen.
254 Smeten ons wurpancker en peerdelijn buijtenboort, op hope dat het schip daermede wat beter op de zee soude leggen ; dogh brack dadelijck in stucken. Tegen den avondt was het weer Godtdanck sooveel afgenomen dat wij ons schover seijl bij maeckten. Den anderen daeghs bevonden wij dat het schip door den voorsz. storm seer was geontramponneert, oock dat het roer 't eenemael los was en bij de natgewordene fictualie niet bequaemelijck connende comen ; noghte het roer oock niet versien, tensij dat wij op een bequaeme reede waren ; soo hebben wij ondergesz. na rijpe deliberatie en alles overleght wat te overleggen stont, nootsaeckelijck gevonden onsen koers na de zoute eijlanden te zetten, omme aldaer versien dat. Dan alsoo is geschiet. Actum in het schip de Bruijnvis, den 18 october 1678, was geteijkent: Abraham Christiaensen, commandeur ; Theunis Pieterse, stuerman ; Evert de Lieffde, onder stuerman
1678 - 13 t/m 15 december - rechtszaak Anthony Barbier Anthony Barbier was op 13 december 1678 met een kano met 4 indianen naar Paramaribo gekomen, en werd ervan verdacht dat hij spioneerde ter voorbereiding van een indiaanse aanval op Paramaribo. Hij werd opgepakt en gevangengezet in het fort Zeelandia. Op 15 december werd hij ter dood veroordeeld. Zie ook de hierna volgende brief van Thisso. document 1 - 13 december 1678 2035 - 307 1e ondervraging Anthony Barbier. Deze bekent dat hij op de hoogte was van het indiaanse aanvalsplan, maar dacht dat het niet door zou gaan. document 2 - 14 december 1678 2035 - 308 2e ondervraging. Dit is geen letterlijke ondervraging (zoals de eerste), maar het verslag ervan. Blijkens dit verslag bekent Anthony Barbier dat hij kwam spioneren ter voorbereiding van een indiaanse aanval. document 3 - 15 december 1678 2035 - 309 Vonnis. De gouverneur en zijn commissarisen vonnissen Barbier om ".. gebracht te werden ter plaetse patibulaire(?) & aldaer gestraft te worden met de coorde dat de doodt daernaer volght, confisquerende verder alle zijne goederen ten profijte van de lande. Aldus gedaen op de fortresse Zeelandia desen 15 Xber 1678, getkd. A Thisso ; Wm. de Bruijs ; H: ..... ; Daniel Bonte ; Pouwlus Schrijns ; Jacob Jansen, mij bekent A: van Gheluwe...."
1678 - 18 december - brief Abel Thisso 2035 - 282 De datering onder de brief is onjuist. Thisso schrijft duidelijk 1675 ; maar de gebeurtenissen die hij beschrijft (aankomst Heinsius ; gebeurtenissen rondom Anthony Barbier en de grote indiaanse aanval) vonden alle in 1678 plaats. Barbier werd in dat jaar berecht. Zeker heeft Thisso een dateringsfout gemaakt. Wel Edele wijse doorluchtige heer
255 Mijn Heer, Wij sijn ten hoochsten veblijt door eener afgezondenen boot te hebben vernomen de aenkomste van Uwen Ed: tot voor de riviere deser provintie, nevens een goet aantal soldaten ende ander gereetschap van oorlogh, die in dese conjuncture van tijden alhier ten hoogsten nodigh zijn tot subsistentie deser colonie ende preservatie van het leven ende goederen van de inwoonderen derselver. Wij wenschen u Wel Edele met het gouvernement soo veel geluck, heijl en voorspoet als wij voor onsen eijgen persoon souden willen ofte mogen desidereren. De tijdinge van de generaele vrede is ons lieff en aengenaem, als door dewelcke dese colonie staet te floreren en vermenighvuldigen, daer wij van harte sijn na verlangende ; aen d andere zijde druct het ons ten hooghsten dat wij aen u Wel Edl. dese provintie niet konnen overgeven in soodanigen staet van vrede en correspondentie met de indiaenen, als sij voor deser wel is geweest. Het is tot ons grote leetwesen voorgevallen dat de voorsz. wreede ende moetwillige indianen, sonder nochtans de minste reden toe te hebben gehadt, uijt pure jalousie ende wraaclust onderlinge hebben gecomplotteert wel den tijt van vier a vijf maenden geleden, omme de gehele duijtsche en joodsche natie in haer totaliter te extirpeeren(=extermineren) dat zij nu over eenige tijt hebben beginnen int werck te leggen, beginnende eerst aen Pirica inde Camewijne ende aldaar doodende ontrent thien christenen. Een ander partije aen Para-crequi alwaar men rekent gesneuvelt te zijn ontrent dartigh christenen soo mans als vrouwspersoonen, nevens verbrandingh & distructie van meest alle de suickerwercken in Para krequi gelegen. Een derde partije heeft aenslag gemaact boven Torarica en hebben aldaar verscheijde moorden begaen, soo omtrent madame de Chastires haer soon en nichte als andersints, meijnende alsoo van boven op de Santpunct aen te vallen ende haere moorderije int werck te stellen, daertegen die van de Santpunct noch doende sijn, sonder dat wij eenige verdere swaricheijt daervan hebben vernomen. De vierde partije soude hebben aengevallen aen Paramaribo ende sulcx soude seeckerlijck sijn geschiet, tenwaere wij eenen Anthonij Barbier sijnde enen halven indiaen op den 13e december voorleden naer de middagh alhier aenkomende als spion, nochtans onder den deckmantel van handelinge te willen doen, hadden doen in hechtenisse nemen, ende naar genomen examen ende sijn eijgen confessie hem hadden doen ophangen, welcke naar alle apparentie heeft verhindert dat de tocht bij de indianen besteecker(?) op Paramaribo geen voortganck heeft genomen, & door U Wel Edle. komste soodanig ge-intimideert dat sij vanself om vrede ootmoedich sullen komen bidden, dat wij van gantscher harten wenschen, dat de goede Godt sijn zegen en genade tot welstant van dese colonie ende voortsettinge van de handel op deselve daartoe gelieve goetgunstelijck te verleenen, waermede blijve Wel Edle wijsen en voorsienigen heer, immer UEd: ootmoedigen en dienstbre. dienr., en was getijck(en)t A: Thisso Paramaribo Sondagh den 10e decenber A 1675.
1678 - 28 december - brief Johannes Heinsius 2035 – 310/311/312 Edele Mogende Heeren,
256 Den 26 Octob. aen ancker leggende voor Den Briel hebbe Uwe Ed: Mo: kennisse gedaen, hoe dat doe(=toen) al een maendt op het schip de vergulde Son na een goede wint hadde gewaght. Desen dient om Uwe Ed: Mo: advijs te geven dat den 27 Octob: van voor Den Briel sijn onder zeijl gegaen dogh niet eer hebben konnen in zee geraecken als den 2 novemb. 's avonts, ende sijn den 16 december ontrent 8 mijlen boven de rivier Suriname ten ancker gecomen, na gissinge drie mijlen van de wal, dogh alsoo niet wel verkent waren, is den Commandr. Walingh Jansz. met de chaloupe na landt gesonden, om bekent te geraecken ; maer heeft niet weder konnen aen boort komen, hebbende geweest in groot gevaer van te vergaen, soodat sonder langer na de chaloupe te waghten den 20 sijn onder t' seijl gegaen en dien dagh geluckigh in de rivier gearriveert, beneffens het jaght de Morgenstarre met ons uijtgeloopen, dat dienselven dagh sonder kennisse vant lant gehadt te hebben voor de riviere bij ons gekomen is, hebbende seven dagen in vortmuyen(?) gelegen om eenige lecken te stoppen. In de riviere gecomen is den commandeur Walingh Jansz met sijn chaloupe volck ons tegemoet gekomen, sijnde op den barcke met intentie om ons daermede te komen opsoecken, sijnde voor 8 dagen gevictualieert alsoo het met de chaloupe niet hadde konnen doen, noghte oock met de boot van schipper Tant, daer se al twee dagen mede hadden in zee geweest. Met den avond sijn ontrent een mijl vant fort Zeelandia ten ancker gekomen, en den 21 s'morgens ten acht uijren voorbij geseijlt, alwaer diverse van de voornaemste inwoonderen ons sijn komen verwellecomen, alsmede den vaendrich-majoor uijt den naem van de Hr. Thijsso mij komen aenbieden sijne barge om aen landt te gaen. Hebbe de bijhebbende soldaten aenstonts altemael in een kleijn vaertuijgh doen embarqueren ende ben ontrent ten tien uijren met een aensienelijcke compagnie soldaten onder het geleijde van Capt: Bernard Plijster aen landt getreden, sijnde deselve verdeelt in drie divisien en vooraen met een trompetter en twee tamboers. Aen t' landt komende hebbe gevonden een compagnie borgers in de wapenen onder het commando van capt: Balthasar Perduijn, en is de hr. Thijsso mij tegens gekomen om te verwellecomen, met wie na het casteel ben gemarcheert, die voort selve comende de sleutels mij heeft overgelevert, en ben soo met Sijn E: binnengetreden, daer de soldaten in de wapenen stonden, in de dertigh sterck, voor wie mijne drie commissien hebbe doen voorlesen, waerop dat se den eedt van getrouwigheijt hebben gedaen, versouckende niettemin verlost te worden. Hierop ben ick beneffens de hr. Thisso weder buijten het Fort gegaen, alwaer mijne medegebraghte compagnien alsmede de compagnie borgers in de wapenen stonden, aen wien de commissien oock sijn voorgelesen, en hebben den eedt van getrouwigheijt mede gedaen. 't Schip de St. Joris daer 42 passagiers op sijn, den 27 Octob. uijt de Maes geloopen, is hier nogh niet gearriveert, alsmede de snaeu de Bruijnvis die daeghs nae ons vertreck soude volgen, d' oorsake dat niet met ons uijtgeloopen is, is omdat den commandeur sonder ordre was na Rotterdam gegaen. Hierop sijn 32 persoonen soo soldaten als matroosen. Alsoo geen kost voor de soldaten konde aen land genomen werden, hebbe de commijs Combe geordonneert dat hij haer voor een dagh a twee provisie soude geven, die verclaerde datter geen 50 pont broot int magasijn was, ende geen 100 pont vleijs, en bij d' inwoonders niets te krijgen. T' is uwe Ed: Mo: bekent wat moeijte en schade ick door dit werck van Suriname in den tijt van seven jaren geleden hebbe, en nu meenende na soo veel uijtgestane moeijelijckht. en verdriet de vrughten van mijnen arbijt te genieten, vinde de saken heel anders gelegen, ende de colonie in d' uijterste gevaer gebraght te wesen, door de samenrottinge van d' indianen, sijnde soo mij beright wort ontrent tien duijsent sterck, die voorgenomen hebben de christenen uijt haer lant te verdrijven, tot dien eijnde doot slaende soo blancken als negros, verbrandende de molens, en
257 ruinerende de vrughten ; en tweemael van secretaris van Geluwe gevordert hebbe Uwe Ed: Mo: omstandigh beright te doen. Hoe desen oorlogh nogh sal werden bijgeleght kan ick Uwe Ed: Mo:vooralsnogh maer weijnigh bescheijt van geven, dan dat d'inwoonderen hierdoor verhindert worden op te brengen t'gene Uwe Ed: Mo: van de selve sijn verwaghtende is wel seecker, ende staen in gevaer van alles te verliesen ; t'sal derhalven nodigh wesen dat uwe Ed: Mo: ten spoedighsten gelieven ordre te stellen om de colonie met sufficante middelen bij te springen ; dewijl niet sien kan dat de planters in een geruijmen tijt maghtigh sullen wesen om soo veel op te brengen als waermede t' guarnisoen souden kunnen werden onderhouden, sijnde jegenswoordigh niet bequaem - soo mij van de principaelste wert geïnformeert - om de kost te versorgen voor 50 slaven om hierontrent het fort te gebruijcken, daer se anders wel gewent sijn tot dienst van de colonie eenige honderden af te senden, ende kost daernevens te fourneren. Uwe Ed: Mo: konnen nu wel sien dat ick geen ongelijck gehadt hebbe sorge te dragen om soowel kost ende geweer etc. als volck herwaerts te brengen, die wel sufficant is voor mijn volck maer niet om de gantsche colonie te versien, staende de planters generalijck gebreck van kost te hebben, doordien datter voorlede jaer een misgewas is geweest ontrent de levensmiddelen ; en nu, sijnde den principaelsten tijt om te planten, t'selve verhindert wort door den opstant van d' indianen, daer d' inwoonders continuelijck voor in de wapenen moeten staen. Uwe Ed: Mo: konnen sien bij de copie van de nevensgaende twee resolutien wat datter aengaende den wederstant van d' indiaenen is geresolveert en daerbij te noteren dat d'hr. van Ruijven difficulteerde op te gaen vooraleer hem van 4 tonnen vleijs dede versien, waerbij Uwe Ed: Mo: konnen sien hoe het hier gestelt is. Int incomen van de reviere sijn bij ons gecomen Paulus Schrijvers en Daniel Bonte, leggende met hare schepen geladen, waghtende na den sprinckvloet om uijt te lopen, die seijden dat wij hier in een aerts paradijs souden gecomen sijn ingevalle den oorlogh met d' indianen niet was voorgevallen. Ick kan Uwe Ed: Mo: verseeckeren dat het jegenswoordigh wijnigh daerna gelijct, dogh het lant is tot groote perfectie te brengen en steeckt int selve - na het seggen van eenige van de voornaemste planters - meer voordeel als (soo vertrouwe) oijt Uwe Ed: Mo: is bekent gemaect ; deselve spreecken van groote dingen en bijsonderlijck kan hier aen Paramaribo een schone stat gebout worden, vrij beter als Middelburgh, maer jegenwoordigh ist een open vleck met eenige verstroijde huissen, hebbe voor mijn logement niet konnen becomen als een sael in maniere van een boereschuer van ons landt, soodat ick mijnselven met een sware familie niet weinigh verlegen vinde, verscheijde fatsoenelijcke luijden die mede gekomen sijn weten oock geen logement te becomen, oock sijn de plaatsen daer de luijden in woonen meer gelijck na pallissaden met stroo ofte bladeren van boomen gedect als huijsen, sijnde te verwonderen datter geen andere sorge gedragen is tot accommodatie ende verseeckeringhe van de luijden. Dat seer wel te doen is: een borstweringe met pallisaden in maniere van een halve maen getrocken, soude dese plaets volcomen verseeckeren tegens alle aenval van de indianen, daer nu de luijden van deselve met haer goet int Fort sijn komen vlughten, onder andere den commijs Combe en d' hr. Thijsso selve, soo ick wel berigt ben. Nu t' Fort is een plaets daer geen logement voor een fatsoenlijcke familie in te vinden is, gelijck blijckt dat diversche planters met hare familien en goederen aen de schepen sijn komen vlughten, onder andere d' hr. Snelleman selve, die een van de Raden is. Daer wanneer Paramaribo tot een stadt gemaeckt, en met een wal versien was, soude het een sekere burght en toevlucht wesen voor de gantsche colonie.
258 Wat aengaet het fort t'selve is in redelijcke postuer van defentie, maer heeft diversche defecten die tot een conservatie van t selve nootsaeckelijck moeten gerepareert wesen, waertoe Uwe Ed: Mo: ordre ben versoeckende, oock connen der qualijck 25 soldaten behoorlijck in logeeren, soodat eenige baracken moeten gemaect werden. Om nu dese colonie buijten swarigheijt te stellen en int korte tot een frorisanten staet te brengen, soo wete geen beter middel te bedencken, alsdat Uwe Ed: Mo: bij Hare Ho: Mo: gelieve tewegen te brengen dat de respective collegien tot admiraliteijt van Hollandt en Zeelandt gevordert werden, successivelijck bij alle vertreckende schepen een goet aantal soldaten herwaerts te senden, tot de nombre van duijsent in den tijt van één jaer, beneffens hondert gulden aen geldt bij ijdere soldaet, waervoor dat ick se sal aennemen alhier te lande vier jaren te doen dienst doen, sonder verder iets tot laste van den Staet te brengen, en daerenboven het transport van gemelte soldaten te betalen ; en hiermede soude de colonie volcomentlijck werden geadsecureert en in goet postuer gebraght, daer anders deselve groot perijckel sal loopen, en ten besten genomen blijven quijnen, want de vrienden van t' Vaderlandt die aengenomen hebben hare negotie hier te maken en volck over te senden, sullen nu t'eenemael wesen geintimideert ; soodat tensij den Staet de colonie ten spoedighsten gelieft bij te springen, Hare Ed: Mo: niet konnen verwaghten datter eenige bijsondere vrughten van sullen comen. Ende is mede ten hooghsten nodigh dat bij de respective Collegien ter Admiraliteijt vijf snaeuwen herwaerts werden gesonden ijder voorsien met 20 matroosen, ende gevictualieert voor 18 a 20 maenden, om hier op de rivier ende kuste dienst te doen, soo sal den staet van desselfs gelegentht. oock behoorlijcke ende pertinente informatie connen ontfangen daer haer sonder twijffel veel aen gelegen is, alsoo hier vrij wat te doen is, soo ten aensien om coloniën te maecken, als negotie te drijven. Aengaende den opstant van d' Indianen en de reden die haer daertoe heeft gemoveert, referere mij aen de twee nevensgaende brieven die mij int opcomen aen de revier door Walingh Janse sijn ter handt gestelt, d' eene van d' hr. Thijsso, d' ander van den commijs Combe ; verders hebbe terloops gehoort dat aen haer genoughsame reden van offentie is gegeven, de schult soo t schijnt wort wel van d' en op d' ander geleght, t'welck soo sal laten berusten totdat het mij op een ander manier wert aengebraght, ofte dat van Uwe Ed: Mo: hiertoe speciale ordre sal hebben ontfangen. Verders is mij verhaelt, dat d' indianen Caribisen genaemt, gewesen vrienden van ons volck, voor desen aen d' hr. Thijsso hebben connen versoucken dat hij haer met eenige blancken soude willen assisteren tegens d' Arowacken hare vijanden, sijnde een andere natie van Indianen, die oock een differente tael spreecken, datse malkanderen niet konnen verstaen, t'welck bij twee persoonen in mijn dienst sijnde wert geconfirmeert, die den eenen goet Caribes en den anderen Arrowacks spreeckt, omdat den gouverneur van de Barbisches d' Arowacken met gewapende blancken doorgaens was assisteerende, t'welck soo verde soude hebben geopereert dat d' hr Thijsso aen den gouverneur van de Barbisches soude geschreven hebbe dat hij soude willen nalaten d' Arowacken met volck t' assisteren, ofte dat hij anders genootsaeckt soude wesen van gelijcken aen de Caribisen te doen ; t' welck soo verde soude hebben geopereert dat den gouverneur van de Barbisches een vrede tusschen de twee Indiaense natien heeft tewege gebraght, sijnde dit nu aght maenden geleden. Sedert welcken tijt dat de Caribisen, die gewent sijn altijts tegens d' Arrowacken t' oorloghen, metten anderen souden beraetslaeght hebben om ons volck op 't lijf te vallen, behalven dat haer reden van misnougen soowel bij eenige uijt de Jootsche als van onse natie al over langhe sijn gegeven, en soo sommige seggen souden d' Indianen al over drie jaren dese conspiratie int sin gehadt hebben, andere rapporteren het weder op een ander manier.
259 Uwe Ed: Mo: sullen connen sien hoe dat door de politie van dese twee commandeurs om de twee indiaense natien te bevredigen, alle die van onse natie op de wilde cust sijnde int uijtterste gevaer gebraght sijn, alsoo volgens de confessie van Anthonij Barbier d' Arowacken mede souden geresolveert hebben op denselven tijt als de Caribisen ons volck hier alomme aentasten, die van de Barbisches, Isequebe, etc. op het lijff te vallen, en uijt te roijen. Nu wort bij eenige van de voornaemste planters voorgeslagen dat het dienstigh soude wesen een besendinge te doen aen den gouverneur van de Barbisches om hem te persuaderen d' Arowacken op te wercken en t' animeren om den oorlogh de Caribisen weder aen te doen, aghtende dit een bequaem middel te wesen om de Caribisen tot den vrede te brengen. Hierop hebbe ick dan goet gevonden de twee Raden aen de Commewijne hare residentie houdende, die sigh nogh niet vertoont hebben, op te ontbieden, om met haer beneffens d' hre. Snelleman en van Ruijven over dit werck te delibereren. De snaeu is godtdanck mede gearriveert, in wat gevaer deselve geweest is connen UEd: Mo: sien uijt de nevensgaende verclaringe van den commandeur met sijne officieren, sijnde genootsaeckt geweest drie stucken canon overboort te smijten, en indien d' andere drie mede hadden connen overboort werpen, soude t'selve gedaen hebben. Deselve storm hadden wij mede in de Spaense zee op de hoogte van de Barles, waerdoor de roerpin dighte bij ons roer quam af te breecken, soodat in seer groote verlegentht. souden sijn geweest ten ware middel gevonden hadden om de naesten dagh een nieuwe te maecken. Op onse aenkomste heeft mr. Smith, sijnde getrout met madam Couwel, van mij versoght ses soldaten tot bewaringe van sijn plantagie die hij seijde d' eenighste te wesen die in Para-creeck overigh was, waermede hij verseeckert was deselve te connen defenderen, alsoo die was versterckt, ende met twee stucken canon versien, dewelcke hem toegestaen hebbe ; soo ist dan gebeurt dat hij den 26 s'morgens, medebrengende den corporael, mij is comen besoucken met sijn huijsvrouw, wanneer dienselven avond een brief ontfangen hebbe van sijn directeur dat sij beijde gader door d' Indianen waren vermoort, als Uwe Ed: Mo: bij d' ingeleijde missiven breder sullen connen sien, dat opnieu een groote verslagentheijt onders de planters heeft gegeven, hebbe aenstonts den vaendrigh Selevers met dertigh man daernatoe gesonden, met ordre om daer te blijven ende soo veel afbreuck te doen als mogelijck is. Hebbe gemelte vaendrigh den eersten dagh van onse komste met twintigh man oock derwaerts gesonden, die weders gekeert is sonders eenige indianen te vernemen ; naderhandt isser Capt: Perduijn met een groote maght geweest, die van gelijcke weders is gekeert sonders eenige indianen vernomen te hebben. De voornaemste inwoonders seggen sat soo d'Indianen int korte niet konnen gedempt ofte tot vrede gebraght werden, datse dan altemael geruineert sijn, alsoo hare plantagien d' eene voor d' andere na staen afgebrant te werden, dat Godt wil verhoeden. Ick sal sorge dragen voor de bewaringen vant Casteel en de verseeckeringe van Paramaribo soo veel mogelijck sal weesen, hebbe tot dien eijnde openinge beginnen te laeten maken met tien soldaten en tien negros, ontrent een mijl van hier te landewaert in, om een pallisaetwerck daer op te werpen, dienende tot een voorwaght, en sal meteenen een kostplantagie aldaer laten beginnen. Ben geinformeert dat ten tijde van de Engelsen wel dertigh a veertigh kostplantagien die wegh uijt geweest sijn, waervan jegenswoordigh niet een is overgebleven, hoewel ijdereen affirmeert dat van hier wel seven mijlen te landewaert in het beste lant is van gantsch Suriname, soodat Uwe Ed: Mo: klaerlijck konnen sien dat t'gene versuijmt is daer aldermeest op diende aght gegeven te worden, namentlijck de verseeckeringe van Paramaribo ende levensmiddelen, daer soo t blijckt niet eens om is gedaght geweest.
260
Diverse van de planters hebben mij al komen versoucken om haer ijder een brandewijn stuck met hart broot over te laten, sijnde alreede verlegen om kost, en bevreest datter een seer groote schaersheijt daervan sal wesen, indien die van de Barbados hier geen vivres comen te brengen. t' Is Uwe Ed: Mo: bekent dat soo een oorlogh uijt te voeren geen werck is voor een particulieer, ick meen alrede seer veel gedaen te hebben dat het land door d' assistentie die ick hebbe aengebraght, bij provisie is gesalveert, want de luijden rontuijt verclaren dat sonder mijne komste en het medegebraght secours sij niet maghtigh soude wesen tegens d' indianen te bestaen, bidde derhalven op het alderonderdanighste uijt den naem van de gantsche colonie, dat Uwe Ed: Mo: goedertierentlijck reflextie gelieve te nemen op den standt van deselve, om die met volck, ammonitie, en kost te secunderen, en principaelste van alles is volck, want ick Uwe Ed: Mo: kan verseeckeren dat de colonie het wel waerdigh is, vinde het lant vrij beter als ick selve hadde geimageneert, en is waerlijck in corte jaren tot grooter perfectie te brengen als Brasil oijt voor de West-Indische Compie. is geweest, hoewel dat deselve soo om dat landt te winnen als te verliesen vier en twintigh jaren heeft doorgebraght beneffens veele milioenen aen geldt. De goede inwoonders van dese provintie hopen dat Hare Ho: Mo: een hondert duijsent gulden sullen gelieven te laeten aenleggen tot behout ende preservatie van dese colonie, daerse soo liberael sijn geweest in hare consenten om weapoca tot eene colonie op te reghten, welck lant bij Suriname in geen consideratie komt alsoo diversche revieren soo bij oosten als bij westen aen dese connen werden geïncludeert, en soude - onders Godts zegen - met gemelte somme aennemen alles te redresseren ; en in weijnigh tijt de colonie in soodanigen stant te brengen dat een opstant van d' indianen noijt meer te vreesen souden wesen. Bidde dat Hare Ed: Mo: mij gelieven te excuseren dat alles niet in soodanige ordre wert geadviseert en de bijlagen daer bij gevought als wel behoort ; de kortheijt des tijts ende menigvuldige affairen sijn daervan de oorsake, want mij geen tijt gelaten wort om te slapen. Ick hadde Capt: Plijster belast een pertinent beright op te stellen aengaende de constitutie ende gelegentht: vant casteel met de defecten die daerin werden bevonden, dogh alsoo heden door een neger advijs komt dat den vaendrigh Selevers in Para creeck door d' indianen wierde aengetast, hebbe gemelte Capt: met de meeste militie derwaerts gesonden, beneffens capt. Perduijn met eenige vrijwillige, en t Casteel ten deele met matroosen doen besetten, dit is d' orsake dat dit beright nu niet kan overgaen ; soo bidde Haer Ed: Mo: onder anderen spoedigh gelieven te senden t'gene bij den commijs Combe is opgestelt. Daer wort sonderlinge voor gebreck van kost gevreest, want alsoo men de negros niet kan laten planten worden deselve insolent en consumeren veel meer kost als tevooren, soo dat selfs gevreest wort de negros metterteijt oock wel soude mogen opstaen. Het is Uwe Ed: Mo: bekent hoe dat altijt voorgeslagen hebben de nootsaeckelijckheijt van blancke persoonen in dit landt te brengen, sijnde te verwonderen datter niet eerder een opstant van d' indianen ofte van de negros is voorgevallen. Can nu niet verder largeren, maer sal afbreecken, Godt bidden voor den welstandt en prosporiteijt van Uwe Ed: Mo: regeringe, Edele Mogende Heeren, Uwe Ed: Mo: gantsch ootmoedigen en onderdanigen dr. (ongesigneerd) Paramaribo, den 28 decemb. 1678
261
1678 - 28 december - brief Johannes Heinsius 2035 - 313 Kort begeleidend schrijven bij de hoofdbrief van dezelfde datum; benadrukt de noodzaak van 200 extra soldaten, een fregat, en vivres. In Nederland had men blijkbaar Combe gerecommendeert, en Heinsius bericht hierover: ".... sal de recommandatie aengaende Nicolaes Combe in aght nemen, gemelte persoon wert bij velen gehaet en qualijck van gesproocken, maer het can wesen dat het geschiet omdat hij wel doet, alsoo den predikant die ick mede gebraght hebbe tot sijnen huijse gelogeert is, die getuijgenisse geeft dat hij van een vroom leven is ...."
1678 - 30 december - kort verslag Heinsius 2035 – 313a (heeft eigenlijk per abuis geen nummer) Niet gesigneerd, in haast opgesteld door Heinsius. Gisteravond laet is Capt. Plijsters met de troupen op mijn ordre uijt Para creeck wederom gecomen, aldaer latende op t' huijs van mr. Smith een sergiant met sestien man om die post te bewaren, om gemelte creeck niet te abondoneren. En volgens het rapport van den vaendrigh Selevers waren deselve wel tweehondert sterck doese op het huijs aenvielen, en quamen met soodanige onversaeghtht. dat diergelijcke noijt van d' indianen is gesien, ende vindende luijden sigh in hare condiwite t'eenemael bedrogen, seght dit d' eerste mael te wesen datter in Para creeck sijn gerepouseert van alle t'gene datse aldaer hebben ondernomen. D' hr. van Ruijven is gisters avont mede van de Santpunt gekomen, 't gene aldaer voorgevallen is gaet hiernevens bij geschrifte. De Messrs. vinde haer selven mede bedrogen ontrent gemelte indianen, want daer se die soo maer meenden te verdrijven, sijn selfs voor haer geweecken ; nu heeft de hr. van Ruijven voorgestelt dat ijdereen soude gaen om sijn eijge plantagie te bewaren, waarover van dese morgen raed gehouden sal worden, den uijtslagh kan ick Uwe Ed: niet bekent maken, alsoo desen inde morgenstont afgaet met een expresse barcke na de schepen van Schrijvers en Bonte die belooft hebben buijten de revier te waghten, langer hebbe haer niet connen ophouden. Bidde noghmaels om godes wille dat ten eersten secours magh werden gesonden, bijsonderlijck van volck, alsoo alle de plantagien in seer groot gevaer sijn van verbrant te werden en 't plattelant verwoest. Wat aengaet het Casteel ende Paramaribo t'welck tot een stadt meene te maken, sie weijnigh swarigheijt omt selve te bewaren, maer de plantagien alle te beschermen met een wijnich soldaten is - als Uwe Ed: bekent is - onmogelijck. Ben van intentie een compie. negros op te reghten en tot soldaten te maken, belovende haer ten eijnde van vier jaeren dienst vrijdom ; In Brasil hadden de portugesen een regiment negros onders den collonel Henriques Dias, een neger met één arm, t'welck ons meer afbreuck gedaen heeft als eenige ander regiment van de portugesen Paramaribo 30 decemb. 1678 (niet gesigneerd)
262
1678 - 31 december - korte brief Heinsius 2035 - 314 Introductiebrief aan de commandeur van Essequibo. Heinsius noemt de vrede tussen Arowacken en Caribisen de voornaamste oorzaak van de indianenopstand in Suriname. Verzoekt dat de commandeur van Essequibo helpt, dat de vrede tussen de twee stammen wordt verbroken. Verzoekt tevens om bijstand van 8 a 10 soldaten, of anders bevriende Arowackse indianen. Deze zullen gevangengenomen vijandelijke indianen als oorlogsbuit krijgen.
1678 - 31 december - korte brief Heinsius 2035 - 315 Introductiebrief aan de commandeur van Berbice, ongeveer dezelfde inhoud als de voorgaande. Heinsius verzoekt om bijstand van 20 soldaten, alsmede bevriende Arowackse indianen. Deze zullen gevangengenomen vijandelijke indianen als oorlogsbuit krijgen.
263
1679 1679 - 18 januari - verslag 2035 - 326 Afzender noch geadresseerde worden vermeld. De afzender is een joodse kolonist in Suriname. De geadresseerde is waarschijnlijk Claes Bruijningh Wilderlandt, zaakwaarnemer van gouv. Heinsius in Nederland. Want het verslag is een bijlage bij een brief van Claes Bruijningh Wilderlandt dato 25 April 1679. Copie van een brief geschreven uijt Surinaeme den 18 januarij 1679 en over Barbados gearriveerd. Verleeden hebbe ick geadviseerd weegens den oproer der indiaenen en vant vermoorden van verscheijden Joden en cristenen tegenwoordig. Hebben eeniegen uijtvallen gedaen, soo Cristen als Jooden, benevens enieghe indiaen onse vrinden, daar waeren 36 cristen, 17 Joden, mijn broeder was capitain, ende had de arier gaerde (= achterhoede). En van deese 17 joden hebben de Indiaenen 4 joden en een fransman afge.... Wij hebben, met de 60 Indiaenen die met ons waeren, in een heeviege Bataijllie geweest. De veijanden hebben nogh 4 van de cristen doot geschooten, en wij hebben van haer een capitain met nogh twee aenderen de cop afgehouwen en de rest is in de moeras ghevlucht. Wat dooden sij over hebben, is nogh onbeckend en mijn broeder is miracluselijck (= miraculeus) ge-eschapeerdt door de diligentie van mijn 2 indiaenen, dewelcke met rondassen(?) hem hebben beschermpt. De grodte perijckel dat heij gehadt heeft, ontstont door de 100 negros die achter waeren en alle vlughten. Tegenwoordigh sijn redts 70 blancken doot, wij hebben 2 pieragos (= kano's) nae Correntine ghesonden om te verneemen van de indiaenen aldaer of sij oock met de rebellen aenspannen soo die niet met onssen vijanden houwen, soo hoopen 50 pieragos tot assistentien van haer te crijgen, ende wij gaen daermeede te dwingen alsoo de rebellen die haer int bos onthouden maer 400 starck sijn, doch deweijl seij haer in de bossen en moerassen onthouden ist onmogelijck om bij te comen. Wij Jooden maecken een starck huijs om ons te beschermen afwachtende waet eijnde desen tumulten sullen nemen. Godt wil ons een goedt sucxes geeven, wij hoopen soo de indiaenen van de cust niet met de vijanden houwen alles wel sal gaen. Tegenswoordigh sijn alle plantagies geabandonneerdt maer de negros blijven met groot gevaer nogh op de plantagies. Wij hebben tot nu toe ontrent 30 van de belhamers opgehangen ende wel nogh soo veel ghevangen ende dootgeschooten, maer soo geen menschen uijt vaderlandt werden gesonden en de indiaenen van de cust onse vijanden sijn, soo sullen wij t landt moeten verlaeten, dat Godt verhoede. (niet gesigneerd)
1679 - 29 januari - brief Lucas Caudri
264
2035 - 316 Korte brief, geschreven op het fort Nassau, gericht aan Johannes Heinsius. Lucas Caudri was commandeur van Berbice. Hij schrijft dat hij de hoofdlieden der Arrowacken had ontboden, en met hen had afgesproken dat de Arowacken weer de oorlog zouden verklaren aan de Caribisen, en heeft 6 kano's met arowackse indianen & enige christenen naar Suriname gezonden, voorzien van ammunitie en victualieen.
1679 - 4 januari - brief Lucas Caudri 2035 – 316a Korte brief, geschreven op het fort Nassau, gericht aan Willem de Bruijn, factoor en commis van de Edele West-Indische comp. te Suriname. Persoonlijke brief, zonder veel inhoud.
1679 - 24 maart - brief Johannes Heinsius 2035 – 317/318 Edele Mogende Heeren, Den 6 Meert hebbe Uwe Ed: Mo: per Joost Jansen gesz. en van alles ampel bericht gedaen. Hebbe Uwe Ed: Mo: versocht dat mij in eijgendom mocht werden toegestaen de gront van t'gene late bebouwen, alsoo t'gene daerop timmere Uwe Ed: Mo: niets van in reeckg. sal brengen ; alsmede dat de camer ofte schuer die hier gevonden hebbe, sijnde bij den commandant Versterre voor Uwe Ed: Mo: reeckg. getimmert, aen mij van gelijcke erffelijck mochte werden toegestaen, alsoo daeraen ontrent timmere, ofte soo Uwe Ed: Mo: mij dit niet gelieven te vergunnen, dat het dan mach werden gepriseert, alsoo daer oock een gedeelte van een huijs op soude stellen. Sijnde ten hoochsten nootsakelijck dat hier andere huijsen werden gebout als tot noch toe is geschiet, om de menschen bij hare gesontheijt te houden ende de goederen buijten bederf ; alsoo het niet te woonen is in soodanige huijsen als hier sijn, dewelcke vol ongedierte sweven ende lochte en dampen daer soo door trecken, dat alles ten eersten beschimmelt & bedorven wort ; oock isser gebreck van huijsen, soodat de luijden die nieuw overgecomen sijn geen plaets vinden om te connen logieren, dat haer seer verdrietigh valt, bijsonderlijck omdat bijna ijdereen int eerst iets schort, seer ve.... met quade beenen(?) gequest, dit alles maect vele luijden seer ongeduldich, en beclagen haer datse hier gecomen sijn. Indien der nu bequame huijsen gebout wierden, soo souden verscheijde ambachtluijden herwaerts getrocken werden, bijsonderlijck timmerluijden, en souden de luijden vrij gesonder leven ende hare goederen beter bewaren connen. De soldaten hebben oock geen logementen dat sieckte veroorsaeckt, en daer is geen gasthuijs, soo datter bijna niets is van t'gene hoorde te wesen. Wat aengaet het invorderen van s'Lants gerechtigheijt, t'selve valt seer difficyl, alsmede het doen leveren van goede suijckeren, tensij dat alles hier gelost en geladen wort, en dan isser een hooft noodich, dat ick souden aennemen te maecken & onderhouden ingevalle Hare Ed: Mo: mij gelieven toe te staen vier Pd. suijcker van ijder stuckgoet dat gelost wort, sijnde van de groote van een half aem, minder half soo veel & grooter als een oxhooft dobbel, alsmede vier Pd. suijcker voor ijder oxhooft suijcker voor het aen landt doen & wederom afschepen, oock vier Pd. om elck stuck van de incomende goederen van 't hooft t'huis te brengen ofte in een packhuijs te doen.
265 Op dese manier souden de fraudes connen voorgecomen werden, oock gelt datter geene suijckeren als volgens de keure afgescheept wierden, doch soo als t nu gaet doen de luijden wat se begeren, en 't is niet mogelijck de gerechtigheden in te vorderen, als Uwe Ed: Mo: connen sien bij de nevensgaende lijste van de suijckeren die int schip van Joost Jansen geladen sijn, die de schipper mij ter hand gestelt heeft om de vier pcto. in te vorderen van de planters die daertoe t'eenemael onwillich sijn, en vele exceptien bijbrengen ; en eer dit can geschieden soo sijn vele van de luijden of doot of insolvent, gelijck blijckt dat tot heden van de vier pcto. niets is betaelt, uijtwijsende het bouck van den commijs Combe t'welck hiernevens gecopieert gaet, ende souden de planters daerbij schuldigh wesen 175541 pd. suijcker dat se refuseren te betalen, seggende aen Hare Ed: Mo: versocht te hebben daervan geexcuseert te mogen sijn ; alsoo Uwe Ed: Mo: daerop alsnoch niet op hebben geantwoort, pretenderende derhalven vrij te wesen ; Hiermede - soo den Commijs mij secht - souden de meeste oude schulden connen betaelt werden, t'welck vertrouwe Uwe Ed: Mo: intentie te wesen, en dat derhalven de planters de vier pcto. gehouden sijn te voldoen ; doch soude alles veel gemackelijcker connen geschieden soo hier geld int lant was. t' Is sulcx dat het weijnige geld dat hier is soo hooch ge-estimeert wort, dat de luijden liever een stuck van achten ofte rijcxdaelder hebben als vijftich pd. suickers, ende wort in betalinge doorgaens een pd. suicker ofte een st. voor een ende t'selve gehouden & bij de meeste t' geld voor suijcker geprefereert, soodat het nu niet practicabel is een pd. suicker tot 2 st. te reeckenen & ist oock onmogelijck de soldaten onders 8 stuijvers ofte 8 pd. suijcker daeghs te connen onderhouden, dat Uwe Ed: Mo: gelieven in consideratie te nemen. t'Is seer nodich dat hier geld int Lant gebracht wort om alles daermede te connen coopen & betalen, dat voor de menschen gemackelijcker soude wesen, ende veel beter betalinge omgaen, en s' Lants gerechtigheijt met gemack connen ingevordert worden, mits alles hier wort gelost ende geladen. De Suickerhrn. souden hare suijckeren dan oock beter maken, en de luijden met het gewicht ende quade suickers soo niet bedrogen worden & omdat het geld niet uijt het lant gevourt soude worden diende het verhoocht al was t dat een schillingh tot 10 st. gingh & soo alles naadrehant. Alsser geld omgingh, soo soude de suijcker in voorraet connen opgecoght worden, oock na de deucht betaelt, & soude inde packhuijsen gevonden worden ; soodat de schepen int corte soude connen afgeladen werden, daer nu veel tijt vereijst wort om de suijckeren van de plantagien af te halen, soodat de schippers dan voor minder vracht deselve souden overvoeren ; en soude hierdoor meer volck int landt gequeect worden soo om in de waech te arbeijden als op en neer de revieren & kreecken te varen om de suijckeren af te halen, daertoe gebruict souden connen werden een manier van schuijten als in ons vaderlant, daer nu niet als open booten toe werden gebruickt, daer de luijden geen lijfberginge in hebben, dat groote ongesontheijt veroorsaect om datter doorgaens seer veel regen valt, de dagen heet, en de nachten cout sijn. t' Wort oock geremarckeert dat dit de gesontste plaets van 't Land is, en t volck op de schepen minder comt sieck te worden ende te sterven soo wanneer als se hier blijven leggen, dan of se na andere plaetsen gaen om te laden. Soo, wanneer hier alle goederen gelost ende geladen worden, sal de principaelste negotie hier werden gedreven en vele menschen bijeen getrocken, waerdoor de stadt in postuer gebracht sal worden om gedefendeert te connen werden, bij alle voorvallende gelegentheijt. Ende sullen Uwe Ed: Mo: oock staet connen maken op het ontfangen van haere incomsten, die met gemack sullen connen ingevordert werden daer het nu bijna onmogelijck is & niet na behooren can geschieden ; en dewijl de luijden tegens het ackergeld seer steecken en het hooftgeld oock niet wel in te vorderen is, soo dunct mij int welnemen van Uw Ed: Mo: dat dit beijde conde werden afgenomen,
266 uijtgenomen dat eene hondert pd. suijcker conde betaelt werden voor ijder neger als se eerst aencomen & vercoght worden, ende in plaets van 4 pcto., 6 pcto. betaelt voort uijtgaen van de suijckeren. Vertrouw Uw Ed: Mo: hare reeckg. daer beter bij souden vinden, doch soude nodich wesen dat Uwe Ed: Mo: een nieu placcaet hiervan oversenden, met ordre om t'selve stricktelijck te doen observeren, ende niet toelaten eenige schepen van hier na andere plaetsen te gaen laden, oock niet een oxhooft suijcker te laten afschepen voordat de gerechtigheijt betaelt was. En soo de luijden wilden opposeren gelijck se seer mutineus vallen, soo soude een exempel moeten gestatueert werden, en d'een of d'ander rigoureus gestraft, want de luijden t'eenemael onwillich vallen om te doen als se hooren, conspirerende genouchsaem metten anderen om Uwe Ed: Mo: ordres ende placcaten t' opposeren, gelijck gebleecken is bij die van de Commewine die genouchsaem mutinie hebben aengerecht, als Uwe Ed: Mo: sullen gesien hebben bij het request met haer 47 geteijckent, daer se al de planters hebben willen intrecken ten ware het bijtijts ware geprevenieert geweest. En is 't selve requeste geteijckent ten huijse van Isaack van Mildert, sijnde Raed van Justitie & Politie, hadde hooren tegen te wercken , soo geve Uwe Ed: Mo: in bedencken ofse soo een man niet souden goetvinden t' ontbieden om hem gevoelich te maken van t'gene gedaen heeft, opdat anderen daer exempel aen meugen nemen, alsoo met dit volck geen huijs te houden is, sijnde gewent na hare fantasije te leven & niet anders te doen alsse begeren, ende niet te betalen tensij dat se willen, doende vele vergeefse tochten doen ; ja, wanneer se de suijckeren de luijden hebben toegesecht & met hare mercken doen mercken, leveren se die niettemin dickwils aen andere, alle t'welcke soude connen werden voorgecomen soo wanneer stricktelijck geordonneert wierd alhier aen de waegh betalinge te doen. Uwe Ed: Mo: connen sien bij de lijste van de suickeren bij Joost Janse overgelevert, hoe dat hij maer 71 oxhoofden stelt in te hebben voor sijne meesters, daer hij een schip met peerden hier gebracht ende goede betalinge ontfangen heeft. Soodat na alle apparentie wel een hondert oxhoofden ofte anderhalf verswegen heeft ; en dit can niet verhindert worden tensij de schepen hier laden. De planters seggen dat de schippers altijt so gewent sijn te doen, en dit maect dat se mede t' onwilliger sijn het hare op te brengen, daer oock geen ander bewijs voor is als de lijste van de schippers die se veeltijts geen geloof willen geven, seggende dat de schippers de suijckeren van de planters over aengeven om haer eijge te verswijgen, ja, dickwils valsche namen gebruijcken en dan ist niet doenlijck een boot te senden om bij d' eene 24 bij d' andre 48 pd. suijcker te halen en so voorts Bidde derhalven dat Uwe Ed: Mo: hierop reflexie gelieven te nemen, want het nootsakelijck is dat op vele dingen andere ordre wert gestelt ; hoewel het de planters niet mochte gevallen, welckers intentie is om te blijven leven na hare fantasije, en haer schuldenaers in betalinge te geven watse willen. 't Segel soude mettertijt oock noch iets connen opbrengen, als het in treijn conde gebracht werden, doch t' soude nodich wesen dat uwe Ed: Mo: gesegelt papier daertoe oversonden, alsoo hier geen segels sijn, soo behelpe mij met papiertjens als hier ingeslooten, in plaets van segels, doch het beschiet noch weijnigh ; hier soude oock wel een wapen dienen te wesen voor dese provintie. 't Regent hier dagelijcx extraordinair meer als luijden die hier twintigh jaren int lant geweest sijn oijt gesien hebben, soodat al het suijckerriet onder water staet datter niet één molen is die malen can, en al de cost wijt verdroncken, soodat de luijden voor groot gebreck vreesen. Luijden die hier lange jaren gewoont hebben seggen dat dit het slechste lant is 't gene bij ons volck beseten wort ; doch de navigabelste revier, maer dat in de Marrawine, in de Courentine en
267 de kreecken daerontrent veel beter lant is, soodat mettertijt in die quartieren schoone plantagien souden connen gemaect worden. 't Is oock nootsakelijck dat op diverse plaetsen guarnisoen gehouden wort om tegens het samenrotten van d'indianen wacht te houden, want het een volck is dat men niet vertrouwen can, sijnde wispelturich ende bedriegelijck. Hebbe Uwe Ed: Mo: gesz. dat genootsaeckt was schipper Van der Bosch int Casteel te doen logieren, t'gene hij gedaen heeft sullen Uwe Ed: Mo: bij de nevensgaende bewijsen connen sien ; ende alsoo door versoeck van diverse ten uijttersten niet is geproduceert maer de saecke met den fiscael is afgemaeckt voor ses stucx negers, waervan hij voor sijn derde twee heeft ; oordeele d'andere vier voor Uwe Ed: Mo: te wesen, versoucke niettemin te weten hoe dit bij Uwe Ed: Mo: wert verstaen. Den Commijs de Bruijn heeft ernstich versocht dat dit ontrent de Westindische Compie. mocht verschoont blijven & daervan niet over gesz. werden, doch can niet nalaten Uwe Ed: Mo: alles bekent te maken om te beter te mogen weten hoe mij in diergelijcke voorvallende saecken sal hebben te dragen, daerop Uwe Ed: Mo: rescriptie versoucke. Ben mede geïnformeert dat als hier luijden comen te sterven sonders erfgenamen de middelen aen den staet vervallen sijn, ende bij den gouverneur werden aengeslagen ende behouden, ofte soodanigh reeckg. van oncosten ingebracht dat Hare Ed: Mo: daervan niets genieten, 't welck vastelijck vertrouwe Uwe Ed: Mo: intentie niet te wesen, soo versoucke te weten hoe Uwe Ed: Mo: dit verstaen, of soo wanneer van soodanige sterfhuijsen behoorlijcke reeckg. wert gedaen Uwe Ed: Mo: niet verstaen dat den gouverneur daer de helft ofte een derde van is toecomende, ende of Uwe Ed: Mo: t' resterende niet souden goetvinden te laten ge-emploijeert werden tot opbouwinge van de stadt Suriname. Soude wel nodich daertoe bij Uwe Ed: Mo: eenige incomen wert beraemt, niet twijffelende of Uwe Ed: Mo: sullen van gevoelen sijn dat het ten hooghsten dienstigh ende nodich is datter een stadt wert gebout gelijck men siet dat bij die Spaengiaerts ende Portugesen overal in dese landen is geschiet, die haer aenstonts hebben begeven tot opbouwinge van steden, en hebben deselve versien met kercken, kloosters, raedthuijsen, arcenaelen en diergelijcke publijcke plaetsen ; daerbij ons volck tot noch toe hier niet gedaen is, jae niet één bequaem huijs gebout is om in te wonen ; hoewel Uwe Ed: Mo: verseckeren dat in gatsch America geen soo bequame plaets te vinden is als dese om een stadt te bouwen. Geve Uwe Ed: Mo: oock in bedencken oft niet dienstich soude wesen in ons lant een collecte te laten doen tot opbouwinge van een kerck alsoo hier niet hebben als een slecht opstel van plancken met bladeren van booven gedeckt , daer de luijden niet droogh in connen sitten alst regent, gelijck sulcx veeltijts geschiet Oock ist seer kleijn dat indien de gemeente toeneemt - gelijck se sedert onse comste gedaen heeft - soo salder geen plaets voor de menschen wesen, want de kercke met hondert vijftich menschen heel vol is en nu comen der alreede ordinair over de hondert. Sijnde dom: Backer die ick mede gebracht hebbe seer ijverigh ende van een goet leven, waerdoor de luijden tot den Godtsdienst getrocken worden, daer dom: Chaillou een persoon is om de luijden uijt de kerck te drijven, alsoo hij sijn werck maect van drincken ende eer hij daertoe geselschap van fatsoenlijcke luijden soude manckeren, soo haelt hij indianen & negers om hem te helpen drincken, soodat die predicant in plaets van stichtinge, groote ergernisse geeft & in de Commewine niet soude dienen alsoo de luijden die daer woonen gehouden worden te sijn van een ongebonden ende gedeboucheert leven, ende van selfs genouch drincken, soo soude daer wel een ander predicant vereijst worden, dom: Chaillou jegenwoordich na de Berbiches vertrocken is om eenige kinders daer te gaen doopen.
268 Hebbe dom: Backer maer 800 gls. jaers belooft mits alle drie maenden te betalen ; nu connen Uwe Ed: Mo: wel dencken dat dit ten minsten geld moet wesen als int Vaderlant gaet, en dan sal hij t' noch scrap genouch hebben om met een familie te connen leven. Als Uwe Ed: Mo: gelieven goet te vinden dat in plaets van dom: Chaillou een ander predicant mach ontboden werden om in de Commewine te gaen dienst doen, t'soude seer dienstigh wesen om die wilde luijden tot een gesetter leven te brengen. Een proponent tegens vierhondert gulden s' jaers soude mede hier wel te passe comen. 't Soude oock wel dienstich wesen dat vooraen de Commewine bij provisie een fort wierde gelecht om die luijden wat in ordre te houden, oock op het incomen & uijtloopen van de scheepen te letten, om mettertijt een considerable fortresse daer te maecken, dienende om eenige vijantlijcke schepen het oploopen te beletten, indien Uwe Ed: Mo: t'selve soo mochten goetvinden, doch dit soude wel gelt costen. Aengaende t'gene ontrent d' indianen sedert mijnen laesten gepasseert is, referere mij aen het genoteerde van de dagelijckse voorvallen hiernevens gaende, twijffele niet of die menschen sijn nu aen t' eijnde der loop van haer quaetdoen gecomen, ende den oorlogh selfs moede, alsoo daer bij gebreck van vele dingen comen te lijden ; doch 't sal nodigh wesen te vigileren & op diverse plaetsen guarnisoen te leggen, opdat van samenrottingen werden afgehouden, om daer bij te wesen soodrae alsse iets mochten ondernemen, tot dien eijnde sal den Capt: Del Campo met sijn volck moeten werden in dienst gehouden. Wanneer hier erst gecomen was, waren de luijden in een seer verslagen conditie, vresende datse door de indianen souden gedrongen worden 't Lant te verlaten ; nu het soo verde gebracht is dat het na alle apparentie met d' indianen vrede is, soo sijn de luijden noch niet vernoucht, maer souden de hoofden wel willen gedoot, en d' indianen verders gestraft hebben, niet considererende dat se selfs d' oorsaeck vant werck sijn, oock dat het onmogelijck is dat d'indianen souden handelen om haerselven over te leveren om gestraft te worden. Soo dunct mij dat het bij provisie wel is dat die luijden soo verde gebracht sijn datse met moorden & branden ophouden, verders sal men haer dan wel connen voorschrijven wat se sullen hebben te doen ofte te laten. Doch daer sijn meer blancke persoonen int lant nodich, ider van de planters soude het wel na sijn sin willen hebben, de minste pretendeert een corporael te wesen, ende soo veel te seggen te hebben als den Gouverneur selfs, weinich reflexie nemende op het secours dat haer hebbe toegebracht & indien geen cost hadde medegebracht soo waren wij van honger al lange gestorven & voor onse familie selfs hebbe weijnich anders als soute vleijs & stockvis om van te leven ; & wat het 's lants incomen aengaet hebbe tot nogh toe geen vijf duijsent ponden suijcker ontfangen. Dewijl de luijden het soo breet voor hebben om 't Land te willen verlaten & na andere colonien te gaen, soo dunct mij onders correctie dat haer die lust wel soude vergaen in gevalle als men soo één of twee van de voornaemste selver wech sont en ondertusschen hare plantagien dede vercopen, vertrouwe dat se dan gevoeligh souden gemaect worden van hare onredelijckheijt ende onwetenheijt, alsoo de meeste planters van niets tot groote gelegentheijt sijn gecomen. Hebbe Uwe Ed: Mo: per Joost Jansen gesonden de redenen bij de voornaemste van de colonie bij geschrift gestelt, die d' indianen gemoveert hebben om tegens ons volck op te staen ; de copien daervan connen nu niet mede gesonden worden, vermits de cortheijt des tijts. De hrn. van de Commewine Van Mildert en Schoor sijn tot noch toe in gebreecke gebleven 't gene haer daervan bekent is bij geschrifte te stellen. Den Commijs Combe heeft aengenomen de boecken van den overleden Commandant Versterre te copieren om met schipper Tant te connen overgaen.
269
Hiermede Godt biddende voor Uwe Ed: Mo: gesontheijt ende welvaert, verblijve, (niet gesigneerd) Surinamburgh den 24 Meert 1679.
1679 - 29 maart - brief Nicolas Combe 2035 - 319 Nobles puissants seigneurs, J' envoye cyjoinct a V:N:P: le conte des vivres livrez, depuis le 20e du mois de mars 1678, par l'ordre du commandeur Tisso, iusqu'á la venue de monsr. le Gouverneur Heinsius ; iay livré a mon dit seigneur Heinsius, les livres du hoofftgelt receus par monsr. le commandeur Versterre defunct, avec la copie d'iceux, que ie crois que mon dit seigneur gouverneur envoye par cette occasion a V:N:P: Apres la mort du dit commandeur Versterre defunct, iay reçeu quelques postes du dit hoofftgeld, pour payer les frais de l' entretien de la garnison, par ordre du dit commandeur Tisso, comme il appert par les quittances que iay. Jay esté obligé de continuer a escrire sur le livre du hoofftgeld de monsr. Versterre defunct, manque de livre nouveau, ou papier suffisant pour cela ; iay prié monsr. le Gouverneur Heinsius de luy rendre mes contes du peu que iay receu, et luy faire voir par bonnes quittances ou ie l'ay employé, afin d' en faire rapport a V:N:P: pour ma descharge ; il m'a respondu qu'il n'avoit point encor de temps pour cela. Monsr. le gouvernr. a present fait recevoir le hooftgelt, de ceux qui n'ont voulu payer ; iay livré aussi a mon dit seigneur gouverneur Heinsius le livre des quattre pourcent du succre embarqué par les planters, depuis le 25e juillet 1675 iusqu'a sa venue, lesquels planters iusques ici ont refusé de vouloir payer, lequel succre le dit seigr. gouverneur commence a recevoir le payement. Ie supplie bien humblement V:N:P: d' avoir la bonté de me faire ordonner un traittement pour l' office de Receveur, qu'il a pleu a V:N:P: de m' honorer, lequel iay exercé l'espace de quattre ans, lequel par la malice des habitants et peu de maintien des commandeurs m' a causé tant de peines, maledictions, et fascheries ; Monsr. le gouverneur suivant ma tres humble requeste, m' a fait la grace ces iours passez, de me descharger de mes offices, ie rens graces tres humbles a V:N:P: du plus profond de mon coeur et intime de mon ame, de l' honneur qu'il a pleu a V:N:P: me faire de me tenir si long temps en leur service. s'il plaist a ce bon Dieu nous donner la paix avec les indiens, mon dessein est de demeurer dans le pays, et faire un petit plantage, et vivre la en repos, cependant V:N:P: ayants a faire de mon tres humble service, peuvent tousiours disposer entierement, de celuy qui est, et sera a iamais, de Vos Nobles Puissances, Le tres humble, tres obeissant, et obligé valet, Nicolas Combe a Suriname ce 29e mars 1679.
270
1679 - 1 april - brief Heinsius 2035 - 320 De geadresseerde is niet vermeld. Pieter de Huijbert ? Korte brief, met daarin enkele zaken die Heinsius in zijn brief van 24 Maart aan de Staten van Zeeland ook al had geschreven.
1679 - 1 april - brief Heinsius 2035 - 321 Edele Mogende Heeren, t' Sedert uwe Ed: Mo: den 24 passado van alles kennisse gedaen hebbe, volgens het nevensgaende, heeft schipper Van den Bosch hier getardeert, ende is voorgevallen op den 27 dat d' oude soldaten altesamen gecomen sijn voor mijn logement, begerende haer afscheijt, seggende voluijt niet meer te willen dienen, soo dat se t' eenemael hebben gerebelleert ; hoe dit int werck gegaen is, & wat daertegens gedaen hebbe sullen Uwe Ed: Mo: connen sien bij nevensgaende beschijden. t' valt moeijlijck over sulcke luijden te gouverneren als hier int lant sijn ; derhalven nochmaels bidde dat Uwe Ed: Mo: spoedich secours van soldaten gelieven te senden, indien het noch niet mochte geschiet wesen, want sonder desen hier geen huijs te houden is, Sijnde de planters seer onwillich om te doen soo als se hooren, sijnde van een tumultieusen geest, groote drinckers, gebruickende groote extravagantien met glasen breecken, malkander met wijn te begieten, & andere exorbitantien meer, waerdoor deselve haer hoofden op de loop laeten ; en dan isser niet na haer sin, gelijck bij die van de Commewine gebleecken is sijnde d' aenlijders van mutinie die de soldaten onder de hand sóó gesustineert wort, dat mede in stijven ; & Isaack van Mildert sich als hooft getoont heeft te wesen van de oproerigen in de Commewine, als Uwe Ed: Mo: geadviseert hebbe, ben alsnoch van opinie, dat soo een man hoorde uijt het Landt gesonden & alle sijne goederen publijck vercoght te worden, tot soodanich gebruick als Uwe Ed: Mo: sullen goetvinden te ordonneren. Aldaer is noch een seer mutineus persoon, een Engelsman sijnde geweest een caper aen Jamaica genaemt Philip Hael, die gehouden wort een groote oorsaeck vant werck te sijn ; bidde dat Uwe Ed: Mo: soodanige aenschrijvens aen mij gelieven te doen dat mij aenbevoolen mach werden justitie te plegen & straffe te exerceeren over diegene die haer comen te buijten te gaen. 't Soude na mijn opinie een groot ontsach maken dat men soo een voornaem planter ofte twee 't Land uijtsond & sijne goederen ex tempore soo publijck dede vercoopen, opdat hij seffens mochte geruineert wesen. Ick meen andere souden een exempel daeraen nemen, want de luijden clagen van weelde, sij comen nergens soo welcomen als se hier sijn ; 't sal aen geen andere planters manckeren alser maer volck comt, ende negers genouch gesonden worden, hier is een schip met 348 stucx gearriveert die aenstonts vercocht sijn, niettegenstaende voor groot gebreck van cost gevreest wort, & vele sijn daerenboven gediscontenteert datse geen hebben connen becomen. Verstae dat het altijt gebruickelijck is geweest dat den gouverneur ofte commandeur de prijs van de negers heeft helpen maecken ende genouchsaem geordonneert wie negers & wie geen negers soude hebben ; doch hebbe mij daermede niet gemoeijt, maer den commijs van de West Indische Compie. met de planters laten omspringen, dat hem seer wel heeft gevallen. Doch diverse van de voornaemste planters die misgedeelt sijn hebben gesecht dat het niet na behooren is toegegaen &
271 datse een request daerover aen mij souden presenteren, maer hebbe het niet vernomen. Ben van opinie dat het best is dat de negotie onder haer gedreven wort na haer eijgen goetvinden, doch sal telckens 40 a 50 negers sien te becomen om aen de cleijne planters uijt te deelen, dat een bijsonder voordeel aen de colonie sal geven ; hebbe twee van haer ijder meet een neger geaccommodeert, d' een sijnde een houtsaeger, d' ander een schilpadtvanger, die seggen dat d' kleijne planters noijt negers hebben connen becomen, t' welck ten uijttersten nadeligh is voor de colonie, want soodanige kleijne planters veel tot onderhout ende welstant van de colonie connen contribueren & mettertijt groot worden. Dewijl de Compie. soo weijnich negers sent, wort voor vast ende seecker gehouden dat het een seer groot voordeel voor de colonie soude wesen, ingevalle particulieren mochten geanimeert worden hier negers te brengen. Hiermede (eindigende) sal Godt bidden voor Uwe Ed: Mo: gesontheijt ende welvaren, ende verblijven, (niet gesigneerd) Surinamburgh den 1 April 1679
1679 - 10 april - brief Heinsius 2035 – 322/323 De geadresseerde is niet vermeld. Pieter de Huijbert ? Wel Edele Gestrenge Heer, Den 1 deses hebbe Uwe Ed: laest gesz. per schipper Jan van den Bosch, waervan hiernevens de copie gaet alsoock eene aen Hare Ed: Mo: ; hebbende noch wel weeder per gemelte schipper gesz. ende diverse bijlagen daer naer nevens gesonden, onder anderen de copien van de bewijsen tegens hem Van der Bosch, hebbende bij compositie aen de fiscael betaelt ses negers tot straffe van sijne insolentie alhier gepleecht, doch alsoo denselven Van den Bosch een boosaerdige persoon schijnt te wesen, als blijct bij 't gene sedert sijn vertreck aen een arme vrouwe gedaen heeft, volgens het ingeleijde bewijs. Ende alsoo een van de mutineuse soldaten die sich vluchtigh hield ende ingedacht was op pene van dat sijn naem aen de galge geslagen soude worden, mede genomen heeft, soo twijfele of wel soo insolent mochte wesen als het packet brieven voor Hare Ed: Mo: mede gegeven, achter te houden ; alsoo wanneer de recepisse teijckende gesecht heeft datter niet veel goet voor hem in soude steecken, dat goetgevonden hebbe Uwe Ed: Mo: bekent te maecken, opdat Hare Ed: Mo: mogen weten dat niet gemanckeert hebbe van alles bericht te geven, gelijck hope te continueren, soo Godt mij gesondheijt gelieft te geven. Soude gern verstaen oft niet dienstigh ende nootsakelijck was, dat den naem van gemelten Van der Bosch aen de galge wert geslagen, beneffens den naem van de persoon die hij heeft sonder consent wechgevoert, opdat de schippers exempel mogen nemen & voortaen niemant sonder paspoort medenemen, ende d' orders van den gouverneur beter mogen observeren, sijnde de luijden hier doorgaens seer ongebonden ende dissoluijt als Uwe Ed: sult hebben connen sien door wat moeijlijckheijt hebbe moeten passeren, en 't erchste is datter van de planters niets te becomen is, hebbe tot noch toe niet één suijcker connen machtich worden.
272 Op dese manier ist onmogelijck te bestaen, want er sorge moet gedragen worden om nieuwe vivres etc. t' ontbieden, voor d' eerste twee a drie jaren sal t seer hart vallen te connen bestaan, maer daerna sal der wel canse wesen om voordeel te doen, ende soude Hare Ed: Mo: wel durven beloven tien duijsent gulden s'jaers te geven, inganck nemende met het uijtgaen vant jaer 1682 & soo ijder jaer duijsent gulden meer voor den tijt van veertich jaeren, soodat Hare Ed: Mo: met het eijnde van den jaer 1722 f 50.000,- s' jaers incomens souden hebben, ende soude het dan daerbij dienen te blijven. Doch in die jaren alser oorlogh voorviel soude niets moeten werden betaelt, want het dan niet mogelijck soude wesen iets op te brengen, als Uwe Ed: bekent is, dat de colonie dan meer als te veel met haerselven soude te doen hebben, ende apparent wel nodigh sijn datse bij Hare Ed: Mo: wierde bijgesprongen in welcken gevalle t'selve oock soude dienen te geschieden, mits in vrede het wederom wierde gerembourseert ; vertrouwe dat op dese conditie wel medestanders souden te vinden wesen, bijsonderlijck soo int corte secours van volck & geld comt, om alles te connen in ordre brengen, ende 't Land verseeckeren. Daertoe verscheijde dingen nodich dienen gedaen als: een nieu fort gebout ofte het oude gerepareert, en met twee hoofden versien voort instorten ; daerom een nieu fort geoordeelt wert beter te wesen, doch dit soude veel costen, ingevalle het na behooren wierde gemaect, geloove niet dat hondert duijsent gulden daertoe genouch souden wesen, als men al op het allermenagieerlijckste te werck ginck ; alsoo het een roijaal fort diende te wesen, dat na mijn opinie diende gemaect te werden daer ick een huijs late bouwen, sijnde ontrent 500 voeten vant fort & soude 't selve huijs int fort connen getrocken worden beneffens een kelder en packhuijs dat daernevens late bouwen om voor een magazijn te dienen. Soo een fort soude door 't canon van de schepen niet wel connen werden geïncommodeert, tensij het aen Landt wierde gebracht, dat veel swaerder valt als daer men met schepen can voor comen ; dan soude aen elcke sijde vant fort op de riviercant een suffisante batterije dienen gelecht te worden, ider voorsien met twaelf halve cartouwen, vóór met boomen gepallissadeert tegens de wallen aen, soo datter geen canon coegel soude connen doorgaen. Dewelcke meer afbreuck aen de schepen souden connen doen als het jegenswoordige fort & veel minder schade staen t' ontfangen, behalven dan den afbreuck die uijt het voorgestelde fort soude connen geschieden, welck seer suffisant can gemaect werden om veel menschen in te connen bergen, daer int jegenswoordige fort qualijck hondert soldaten connen logieren, dan soude de stadt dienen bewalt ofte tenminsten met pallissaden omcingelt & met bequame huijsen voorsien worden, t'welck alles wel diende int werck gestelt worden, om iets goets daervan te maken. Ontrent de Commewine soude mede wel een fort nodich wesen om t'incomen van de schepen soo veel mogelijck daermede te beletten, oock op de vertreckende schepen te beter te connen letten, datse niet doen gelijck Van den Bosch gedaen heeft, die eerst den vierde dagh nadat hij sijn afscheijt genomen heeft vertrocken is, hebbende s'avonts voor sijn vertreck noch geweest bij den commijs van de Compie. soodat hij drie dagen later heeft connen schrijven als ick gedaen hebbe, dat na mijn opinie seer ongerijmt comt, dat de luijden aen den gouverneur soo weijnich defereren; 't sal noch veel meer moeijte costen eer dat men de luijden haer devoir sal connen brengen, 't is seer nodich geweest een fiscael aen te stellen, die ick bevinde te wesen een seer fraij man die vrij wat ontsach onder het volck begint te brengen, derhalven soo d' hr. Lijens comt dat hij dese plaets sal moeten verlaten, sal 't wel dienstich wesen dat hij met iets anders wort bedacht. Ick bevinde dat dese man heel wel is, alsmede capt: Plijster. Op dese twee persoonen can ick staet maken, wat de rest aengaet can noch niet veel seggen, doch sal Uwe Ed: van tijt tot tijt van alles kennisse doen, ende bidde van uw Ed: particulierlijck als van een vriend, onderrichtinge te mogen
273 ontfangen, hoe mij in alles hebbe te gedragen, alsoo mijne inclinatie noijt anders is geweest als om t' gemene beste te betrachten. Hoewel bevinde dat weijnigh reflexie op wert genomen, soodat groote reden hebbe om mij te beclagen, dat oijt aen Suriname hebbe gedacht, want soo ick nu come te sterven soo is mijn vrouw en kint absoluijt geruïneert, alsoo in lange noch niet sie in te crijgen t'gene door dit werck hebbe verloren, ende daer moet van alles nieuwe provisie gemaect worden ; bidde derhalven onderdanich dat Uwe Ed: het goede beste gelieft te doen, ten eijnde Hare Ed: Mo: de twee getrocken wisselbrieven ijders van duijsent ponden Vlaems op den vervaldach gelieven te betalen, sonder t'welcke ick hier niet bestaen can. Verders soo kan niet anders sien als dat het seer dienstich ende nodich soude wesen, dat den hooft gemaect worde, met stricte ordre van Haer Ed: Mo: alles daer te doen lossen & laden, gelijck gesz. hebbe, dan salder middel wesen om de luijden de gerechtigheijt te doen betalen, daer het nu in jaer en dach van haer niet is te crijgen, oock niet soo alst hoort, dewijl te veel can verswegen worden, dat dan niet sal connen geschieden. Oock sullen de planters genootsaect wesen goede suickeren in betalinge te geven daer se nu veeltijts seer onbequame suickeren leveren, als bij de dagelijckse klachten te sien is. Doch soude dienstigh wesen dat in plaets van vier pcto:, ses betaelt wierd voort uijtgaen, & het hooft- en ackergeld daertegens afgenomen wierde, mitsgdrs. het het kleijn zegel, t'welck alles niet als met seer groote moeijte can werden ingevordert, sijnde de luijden oock genegen veel te verswijgen ontrent het getal van hare negers, onder pretext dat het kinderen sijn ofte niet wercken & soo voort. & Wat de geringe luijden aengaet ist seer difficijl iets van haer te halen, als Uwe Ed: bekent is ; soodat oordeele het veel gemackelijcker sal wesen dit af te schaffen, ende 2 pcto: meer op het afschepen van de suickeren in te vorderen. Alleen soude van opinie wesen dat op het aencomen van de negers van ijder eens vooral hondert Pd. suijcker p. hooft wierde afgevordert, dan soude de 3 pcto: van de negers dienen gecontinueert & de ses gulden op de natte waren, mits deselve in geld alst int vaderlant gaet betaelt wert, ofte in suickeren tegens een st. gereeckent, want de schippers niet één man begeven over te voeren onder dertich gulden ofte ses hondert pd. suijcker, niettegenstaende Hare Ed: Mo: geordonneert hebben datse met 300 Pd. suijcker sullen moeten tevreden sijn. Aengaende het Letterhout soude versoucken dat hare Ed: Mo: t'selve als een Regael aen haerselven gelieven te houden, gelijck in Brasil het Brasilien hout was, want het letterhout maer met discretie dient gecapt & overgesonden, ofte anders ist d'oncosten niet werdich, ende soo Hare Ed: Mo: mij dit gelieven te vergunnen sal in plaets van 2 pcto: als voor het uijtvoeren moet betaelt worden, ses pcto: geven. Op alle t'welcke bidde dat Uwe Ed: reflexie gelieft te nemen, alsoo niet twijfele of Uwe Ed: sult bevinden dat het op dese manier soo best soude gaen ; Doch daer is een groote swaricheijt ontrent het fort dat seer vervalt ende (s)onder veel geld niet is te repareren, hebbe al diverse nootsakelijckheden doen helpen, doch daer manckeert seer veel aen, soodat niet wete hoe het daermede sal stellen, & alsoo aent fort dagelijcx wel te repareren valt, daer de werckluijden na toe moet senden, can tot noch toe niet eens in een huijs geraecken, maer blijve wonen als op straet, tot seer groot ongemack ende schade ; t' is waerlijck met alles hier seer slecht gestelt, doch met assistentie is een groot land hiervan te maecken, dat metter tijt groote negotie staet uijt te leveren. Verscheijde plaetsen sullen noch dienen met soldaten beset om tegens d' indianen te waecken, daer nu in eenigen dagen niet veel van gehoort hebbe ; twijfele niet of sij sijn den oorloch moede ende vinden haer verlegen bijsonderlijck omdat d' Arowacken op haer gevallen sijn ende
274 considerabele schade gedaen hebben - soo verstaen hebbe maer niet met de grootste sekerheijt, alsoo men op de rapporten van negers ende indianen dickwils weijnich staet can maken. Ick ben seer verlangende na soldaten om d' oude te mogen licentieeren, sijnde een seer quade sake dat men de luijden over haer tijt hout, t'welck een groote oorsake vant verlies van Brasil is geweest, want de luijden dan t'eenemael onwillich worden. 't Soude veel beter wesen datse vóór haer tijt wierden afgedanct op conditie van int Land te blijven, en al wast dat Hare Ed: Mo: alle jaer duijsent soldaten gelieven te senden mits alleen honderd gulden bij ijder daernevens sendende, neme aen deselve hier vier jaren int Lant te houden, ende voort meeste gedeelte tot planter te maecken, en dit is d'eenige wech om t' Lant te populeren ende verseeckeren, want de beste landen noch onbewoont leggen en dan ist een seer nootsakelijcke saecke om beijde revieren de Marawine & Courentine aen de colonie te hechten. Alsoo niet sien can hoe het incomen van de planters sal weten te becomen, hebbe een brief aen de voornaemste gesz., als Uwe Ed: cunt sien bij d' ingeleijde copie, versouckende dat de suickerhrn. iders tien a vijftien oxhoofd suijcker willen afleveren op reeck. van t'gene de planters schuldigh sijn, maer vinde geen gehoor, hoewel haer genouchsaem geremonstreert hebbe dat haer eijgen welvaren daeraen gelegen is, alsoo der sorge moet gedragen worden voor nieuwe vivres souden de soldaten onderhouden worden, en dat t'selve beter is, als dat men de beesten & cassavij van hare plantagien comt halen, doch alles wil niet helpen ; soodat geen beter middel can bedencken om 't incomen van den staet in te vorderen als 't gene boven geschreven hebbe. Alsoo den Fiscael al diverse luijden bij compositie heeft gestraft waervan hij gehouden is reeckg. te doen, ende hem een derde is toecomende & voor Hare Ed: Mo: twee derde dienen te wesen, soude geern weten of Hare Ed: Mo: niet souden goetvinden mij de helft daervan toe te leggen, soo datter voor Hare Ed: Mo: één derde soude wesen van alle de boeten die bij den Fiscael ontfangen werden, 't welck Hare Ed: Mo: noch eenich incomen soude geven, & mij oock wel accommoderen, alsoo hier vooreerst soo veel incomen niet tegemoet sie als de lasten importeren, ende soude hierdoor geanimeert wesen naeu toe te sien om den Fiscael tot het doen van reeckg. etc. te houden. Hiernevens heeft Uwe Ed: copie van een brief bij dom. Backer aen de classis van Amersfoort gesz. daer hij geëxamineert is, ten eijnde noch een predicant herwaerts mocht werden gesonden, die seer nodich is, bijsonderlijck als d' hr. Basseliers soude vertrecken, gelijck Sijn E: gesecht heeft daertoe inclinatie te hebben, ten minsten om eens over te gaen tot reddingh van eenige sterfhuijsen ; hebbe Sijn E: alsoock dom: Backer maer achthondert gulden s'jaers toegelecht hollants geld, dat hier gereeckent wort één pd. suicker tegens één st., gelijck al 4000 pd. aen dom. Basseliers voor drie maenden dienst betaelt hebbe. t' Soude oock seer dienstich wesen dat Hare Ed: Mo: een proponent tegens 4 a 500 gulden 's jaers geliefden toe te staen, t'welck oock soo weinich is als een persoon van leven can. Hiermede Godt biddende voor Uwe Ed: gesontheijt ende welvaren, verblijve, (niet gesigneerd) Surinamburgh 10 April 1679.
1679 - 10 april - brief Heinsius 2035 – 324/324a
275 copie voorgaande brief
1679 - 25 April - brief Claes Bruijningh Wilderlandt 2035 - 325 Gericht aan Pieter de Huijbert, raadspensionaris van Zeeland. Geschreven te Amsterdam. In de vergadering van 10 sept. 1678 der staten van Holland was afgesproken dat door Heinsius ".. eenige persoonen alhier (= in Nederland) soude mogen werden aengestelt, omme soodanige luijden van tijt tot tijt aen te nemen om vervolgens bij bequaeme gelegentheijt affgescheept te worden ...". Blijkbaar was Wilderlandt door Heinsius aangesteld als zo een zaakwaarnemer. Hij schrijft dat hij met het oog op de benarde toestand in Suriname 130 matrozen en soldaten gereed heeft voor vertrek, maar geen kolonisten heeft kunnen werven. Hij heeft uit eigen zak zorggedragen voor kleding en wapens, en moet nog victualie inkopen. Hij verzoekt om met terugwerkende kracht een tractement te mogen ontvangen, en naar Suriname te worden uitgezonden in de functie van kapitein over de door hem geworven troepen, met behoud van de hem door Heinsius vergunde Eerste Raadsplaats. Bij de brief is een copie gevoegd van een briefje dato 18 januari 1679 over de toestand in Suriname. De situatie was in Suriname inmiddels weer wat rustiger geworden, maar dat kon Wilderlandt niet weten.
1679 - 18 januari - brief 2035 - 326 Afzender noch geadresseerde worden vermeld. De afzender is een joodse kolonist in Suriname. De geadresseerde is waarschijnlijk Claes Bruijningh Wilderlandt, zaakwaarnemer van gouv. Heinsius in Nederland. Want het verslag is een bijlage bij een brief van Claes Bruijningh Wilderlandt dato 25 April 1679. De brief geeft details over de indiaanse opstand. De brief wordt behandeld bij januari 1679.
1679 - 1 mei – resolutie kopergeld 2035 - 327 Komt ook in de verzameling voor bij 2035 - 330 ; zie aldaar
1679 - 3 mei - brief Heinsius 2035 - 328 Wel Edele gestrenge heer, Den nevensgaende is copie van mijnen laesten aen Uwe Ed: gesz. per schipper Teunis Willemse Sluijs van hier op Amsterdam vertrocken. Bij een postscriptum van deselve hebbe uwe Ed: advijs gegeven dat sich wederom nieuw veele van d' indianen opdeden, niettegenstaende men alle dagen verwachtende was een confirmatie van den vrede, daer de vijanden schenen toe geinclineert te wesen ; doch soo het schijnt is 't een volck daer men geen vertrouwen op can stellen, sijnde
276 wispelturich & moordadich gelijck se sedert wederom begonnen hebben haer te vertoonen niet verde van hier (hebb)ende verbrant de plantagie van mr. John Browningh die tevoren al eens verbrant geweest & nu wederom ten deele was opgemaeckt. Daerna sijn se met groote macht gecomen & hebben op den 23 April s' morgens vrouch aengetast twee plantagien dichtbij den andere op dese revier gelegen, op d' eene sijnde directeur Andries Verbrugge, die sich d' eenige blancke persoon bevont aldaer te wesen, heeft niettemin sich weten te salveren met de meeste negers, d' andere is de plantagie van Joris Jaspersen en Cornelis Adriaense in compie. daer se met haer seven blancke persoonen op waren, en hebben haer seven gedefendeert van smorgens voor dage tot s'namiddachs ten twee uijren, wanneer d' indianen sijn geretireert. In dese actie is aen een coogel dootgebleven Cornelis Adriaense, een jonghman die seer beclaeght wert. Joris Jaspersen beneffens noch drie andere sijn gequest geworden, & is de plaetse daer se in waren tot negen malen van d' indianen in brant gesteecken, doch telckens bij haer met assistentie van de negers geblust geworden, hebbende juijst verscheijde vaten met water binnenshuijs. Voorts is de molen ende 't molenwerck verbrant gelijck op de plantagie van Verbrugge alles verbrant is, dit heeft een groote verslagenheijt onder ijdereen gecauseert, temeer omdat bij d'indianen sich diverse negers bevonden hebben die onsen negers toeriepen datse bij haer souden comen daer se wel souden wesen, goede cost hebben ende niet behouven te wercken. Onder andere sijn de voornaemste hiervan geweest vier negers eenigen tijt geleden van de plantagie van Joris Jaspersen wechgeloopen ; oock is geobserveert dat bij d' indianen verscheijde roeren sijn gebruijct geworden, dat se veel stouter sijn als men haer oijt tevoren heeft geweten. Sommige twijfelen of se eenige blancken bij d' indianen gesien hebben, doch 't is seecker dat se geroupen hebben dat ons volck die met schepen gecomen waren, wederom met schepen mosten wechgaen, dat het land haer toecomt, ende alles geconsidereert sijnde soo wert bevonden dat de macht van d' indianen toeneemt, daer wij dagelijcx verswacken, soo door de mutinie van d' oude soldaten sijnde acht man quijt geworden, als de rest blijvende onwillich om langer te dienen. Het nieuw volck is veel met sieckte ende bijsonderlijck met quade beenen gequest, hoewel tot verwonderinge van ijdereen weinich tot noch toe sijn gestorven, doch wert verwacht dat met den droogen tijt die haest aencomt de sterfte grooter sal wesen. Uijt de Commewine is onlanghs wech geloopen Otto Eden, een persoon die doorgaens hier wel moeijlijckheijt heeft aengerecht & sijn diverse blancken met hem gegaen, onder andere noch een planter genaemt Jacob St. Roux & hebben samen wel dertich a veertigh negers mede genomen ; vele luijden versoucken dagelijcx te mogen vertrecken, ende spreecken generalijck van t' land te sullen moeten verlaten. Idien d' indianen soo voortgaen met de plantagies te verbranden salders nootsakelijck een hongesnoot ontstaen & niet mogelijck wesen de negers de cost te geven, dewijl bij niemant cost te vinden is, hebbende ijders weijnich genouch voor sichselfs, soodat die uijt sijn plantagie gebrant is geen raet weet om sijn negers de cost te geven. Daerenboven isser een groote vreese dat de negers haer met d' indianen sullen vougen ofte tegens haer meesters opstaen, t'is een ongehoorde sake dat men soo veel slaven sal in toom houden met soo weijnich blancken, en daerenboven sooveel duijsent indianen rontom sich hebbende die altijt vijanden connen worden, gelijck nu gebleecken is. 't Is mijn groot ongeluck dat ick hier in soo een tijt onder soo veel moeijlijcke menschen gecomen ben, die nu int minste geen contentement can gegeven worden, laet men oock doen wat men wil. 't Is onmogelijck d' indianen overal waer te nemen & om haer selfs te gaen soucken is onse macht te kleijn toe, oock manckeren wij bequame persoonen om haer in bosschen ende door d' moerassen te connen volgen, hebbe lange gesocht na een bequam persoon om als capt: Del Campo te dienen, en wanneer meende een gevonden te hebben, te weten Pieter van Houten met
277 sijn cameraet Engel Claesen, luijden die lange gewent sijn onder d' indianen om te gaen, die oock belooft hadden met een partije indianen hier te comen verstaen, dat dese luijden mede souden sijn doorgeloopen, niettegenstaende haer een maend voorleden vier negers sijn toegesecht vanwegens de colonie over hare gedane diensten. Hier blijct datter geen staet op menschen te maecken is, ende alles wel geconsidereert sijnde siet het hier suer uijt, ende staen van dach tot dach niet als alderleij verdriet te wachten, ende hebben weijnich hoop van redres, tensij een spoedich secours uijt het vaderlant ons toecomt, waerdoor mogen bequaem gemaect worden om de vijanden selfs te aentasten & uijtroijen, alsoo het sich nu laet aensien dat d' indianen ofte wij het lant verlaten moeten, alsoo der met goetheijt ontrent haer niet te doen is. Doch soo Hare Ed: Mo: geen suffisant ende spoedich secours procureren, sal dese colonie niet te behouden wesen, in dese tijt ist qualijck mogelijck met de militie die hier is, ons eijgen volck in toom te houden. t' Is nu al over de vier maenden geleden dat hare Ed: Mo: ons arrivement bekent gemaact ende om secours gesz. hebbe, hope daerop reflextie sal sijn genomen, vertrouwe niet datter iemant sal gevonden worden die voor soo weijnich gelt soo veel soldaten sal aennemen hier int lant t' onderhouden, als ick gepresenteert hebbe, al stueren hare Ed: Mo: alle jaer duijsent, mits dat beneffens ijder maer een honderd gulden aen geld comt, soo sal de colonie met Godt tegens alle vijanden van binnen & van buijten connen verseeckert worden ; doch sooder geen spoedich secours comt sullen de planters hier niet te houden wesen, vele spreecken van na Tabago met hare negers te willen gaen, jae slaen voor om gelijckelijck daerhenen te trecken, want de luijden sij vol ancxt ende vreese, ende vele (die) seer quaetwillich ende veel schuldich sijn, verlangen maer na sulcke veranderinge. De vreese van gebreck van cost neemt seer toe alsoo der alreede luijden gevonden worden die gebreck daervan beginnen te crijgen ; 't schip met cost uijt nieu Nederlant comt oock niet te voorschijn, t' most hier al lange geweest hebben, en dat van cost er is buijten twijfel verongeluct. Verders weet men niet dat eenige schepen te verwachten sijn, soodat t' eenemael op het secours van Hare Ed: Mo: sijn dependerende, Godt geve dat het haert mach comen, want hier gebreck van alles is. Hier is ten hoochsten kleijn vaertuighen nodich als barcken & booten, oock drie a vier snauwen alsoo één weinich uijtrechten can, dewijl daeraen dicwils getimmert moet worden. Hier is waerlijck een heerlijcke colonie van te maken, doch daer wort gereetschap toe vereijst ende soo het bij onsen Staet niet wert versocht, staet alles verloren te gaen, dat Godt verhoeden ; en dan sal sonder twijfel gebeuren dat de fransen of d' engelsen hier een costelijck lant van sullen maken, tot groot nadeel van onsen Staet ; 't Schijnt dat die natiën daer een ander wijse op stellen, mij wort verseeckert dat doe ons volck t' lant innamen datter wel vijftien hondert engelsen in waren, en nu sijnder naulijcx vijfhondert blancken in te vinden, dat er nochtans t' eenige welvaren & behout vant lant in de menichte van menschen bestaet. Desen gaet over de Barbados met het Jacht de Starre dat sende om te sien of daer cost te becomen is. De barck die van hier derwaerts gegaen is, is wedergekeert, doch met weijnich cost alsoo het medegenomen hout niet veel gerendeert heeft, maer de twee engelsche scheepjens die van de Barbados hier gecomen waren & beloofden met vivres weder te comen, sijn niet gearriveert ; Hebbe een brief ontfangen van den gouverneur van de Barbados waervan hiernevens copie gaet, hij versouckt dat d' engelse met hare effecten mogen vertrecken ; schrijve daerop antwoorde als bij de copie hiernevens gaende te sien is.
278 Van de barcke den 22 maert na de Barbiches gesonden om enige arrowacken tot onse assistentie te becomen, hebben tot heden noch niets vernomen, hoewel het niet boven veertich mijlen van hier is. Drie a vier bercken om langs de cust te vaeren sijn hier seer nodich, beneffens verscheijde dingen meer, want hier niet als alles gebreck is. Daerom op een spoedich secours uijt het vaderlandt sijn verwachtende, dat Godt wil geven wij haest mogen becomen, biddende den Almogenden Uwe Ed: in sijn protexie te willen nemen, verblijve, (niet gesigneerd) Surinamburgh 3 meij 1679.
1679 - 3 mei - brief Johannes Heinsius 2035 - 329 duplicaat voorgaande brief
1679 - 10 mei – resolutie kopergeld 2035 - 330 transcriptie overgenomen uit: J: A: Schiltkamp e.a., plakaatboek Suriname dl. I, uitg. Emmering 1973, plakaat no. 80. Den Gouverneur van de provintie van Suriname met den gevolge en aancleven van dien. Allen dengenen die desen sullen sien ofte hooren lesen saluyt; doen te weten dat vermits alhier te lande geen cours van geld is, seer groote moeylijckheyt ontstaet in het coopen van goederen ende betalen van schulden, bijsonderlijck van kleynicheden, soodat de luyden beswaerlijck van den anderen connen comen; oock dat het bijna onmogelijck is 's lants gerechtigheyt t'ontfangen die d'Heeren Staten van Zeelant verstaen dat punctuelijck sal werden voldaen. Soo ist dat wij dacrin willende voorsien, goetgevonden hebben tot accomodatie van d'ingesetenen te doen maken seeckere copere penninxkens van 1, 2 & 4, die ganckbaer sullen wesen voor sooveel ponden suycker als se genombreert sijn, waer mede ydereen sal connen te marct gaen ende alle beuselingen als anders af betalen, sonder daervan bouck te houden gelijck tot noch toe heeft moeten geschieden; daerenboven alsoo bevonden wort dat vele ambachtsluyden tot seer groot nadeel van de colonie een gewoonte maecken van in de herbergen te gaen drincken ende considerabile quantiteyt suyckeren verteeren voor dat se het eens hebbe verdient, waerdoor dan veeltijts comt te gebeuren dat de herbergiers op hare betalinge niet passen om de schippers ende andere varende luyden daer se stercken dranck van gecocht hebben op haer tijt te betalen, maer laten se vertrecken sonder te voldoen, 't welck in 't vaderlant een groote blame op dese colonie is brengende. Soo ist dat wij geordonneert hebben gelijck wij ordonneren bij desen dat van nu voortaen geen herbergiers aen iemant wie het oock soude mogen wesen eenigen dranck sal tappen sonder de betalinge daernevens t'ontfangen, op pene van dat geen recht gedaen sal worden op iets dat de herbergiers sullen hebben uytgeboeckt. Ende opdat bovengemelte penninxkens tot geriefen van ydereen mogen strecken ende van handt tot hand voor betalinge dienen, soo nemen wij aen ses weecken voor het vertreck van yder schip des versocht sijnde, aen de schippers, matroosen ende Schotse coopluyden die daermede staen over te gaen, suyckeren te doen leveren voor soodanige penninxkens als se aen onse ordre sullen
279 ter hand stellen, ende tot allen tijden deselve penninxken voor 's lants gerechtigheyt aennemen, waerna sich ydereen sal hebben te reguleren, alsoo wij sulcx ten dienste van den lande hebben bevonden te behooren. Aldus gedaen in Surinamburgh den 10 meij ao1679.
1679 - 20 juli - resolutie kopergeld 2035 – 330a transcriptie overgenomen uit: J: A: Schiltkamp e.a., plakaatboek Suriname dl. I, uitg. Emmering 1973, plakaat no. 80. Wij JOHANNES HEINSIUS Gouverneur van de provintie van Surinaame met den gevolge ende aenkleven van dien. Allen dengeenen die desen sullen zien ofte hooren leesen saluit; Doen te weten alsoo ons dagelijkx klachte toecoomen dat de herbergiers ende andere persoone eenige waaren ofte goederen te koop hebbende, refuseeren te ontfangen de kopere pennikxkens van no 1, 2, 4, tot accommodatie van ydereen in treyn gebracht omme deselve voor sooveel suiker te werden goet gedaan, alles volgens onse ordonnantie ende placcaat in dato 10 mey laast. Ende alsoo de suikeren volgens ordre van:de Edel Mogende Heeren Staten van Zeelandt altijt zijn gewent gerekent te worden en in betalinge cours te hebbe tot twee stuyver 't pondt, daar wij op onse aankomste alhier gevonden hebben dat tussen een stuyver en een pondt suiker bijna geen differentie is gemaakt geworden, 't welck wij soo hebben laten passeeren en zijn de pennikxkens ook naar advenant gerekent, strekkende 't zelve tot zeer groot gerief van ydereen. Zoo wert egter bevonden dat diverse persoonen uit een verkeerde drift tot nadeel van de gantsche colonie dit goet gebruik van de opgemelte penninkxkens voor suiker aan te nemen trachten te verhinderen ende omverre te stoote, arbydende om een lb suiker noch lager te brengen als een stuyver, daar het veel meer waardigh is. Makende tot dien eynde twederly prijsen van haere goederen, eene te betalen in zilver geldt en 't ander ongelijk hooger in kopere penninkxkens, 't welck alles is strekkende tot zeer groot nadeel van de colonie ende de goede ingesetenen van dien, als daardoor werdende een fondament geleght om de suickeren niet alleen in prijs te doen vallen, maar ook het wynige silvergeldt dat in 't landt is te doen weghvoeren en soo de colonie te verswakken en ontblooten van haare behulpmiddele, waarmeede de negotie gedreeven ende ydereen van noodsakelijkheeden versorght werdt. Soo is 't dat wij ons genootsaakt vindende daarin te voorzien, hebben geordonneert en gestatueert, ordonneren ende statueeren mits deesen dat van nu voortaan geen twederly prijsen sullen werden gemaakt in 't vercoopen van goederen, maar alles vercoght werden te betalen met suikeren, ende sullen gene kopere penninkxkens mogen gerefuseert werden onder de quantiteyt van een oxhooft, dat is sevenhondert ponden, op de verbeurte van de vercoghte goederen en duysendt ponden suiker daarbooven; nochtans werdende gepermitteert dat den verkooper zilvergeldt sal mogen aannemen tot een stuyver voor een pondt suiker indien den kooper 't selve gewilligh is te geven, maar anders niet. Werdende wel expres verbooden eenige middelen te praktiseeren om deese onse ordonnantie lluysoir te maken, op pene van arbitralijk aan den lijve gestraft te worden; ende soo eenige herbergiers refuseeren kopere pennikxkens voor haare kost ofte drank aan te nemen, sullen voor d'eerstemaal ses weken gesuspendeert worden van haare neringe en daarenboven voor die tijdt in haare huisen geconfineert blijven, en voor de tweedemaale uit het landt gebannen worden. Ende opdat dese onse ordres te beter mogen werden g'observeert, wert wel expresselijk verbooden eenige zilvergelt uit het landt te voeren, op verbeurte van 't zelve geldt en 't schip daar het zal werden in gevonden en daarenboven sal den schipper arbitralijk werden gecorrigeert.
280 Ordonnerende derhalve den fiscaal, schouten en andere officieren van de justitie hierop naau regard te geven, ten eynde onse ordres werden geobserveert en nagekoome, also wij sulckx ten dienste van den lande bevinden te behooren. Aldus gedaan in Surinamburgh den 20 july 1679, was getekent J. HEINSIUS. Ter ordonnantie van den gouverneur, was getekent J: C: Bovetius.
1679 - 28 mei - brief John Atkins 2035 no 331 Sir, I have reed yo: lettrs. by the two ships that arrived from you here, the first of them out of charitable consideration of yo: greate necessities I was content to admitt to .... themselves with a small proportion of provisions such as we could spare, butt the great drought that have hapned lately amonghst us, has so exhosted all plantation provisions that can no longer permitt the carrying away any more, having in reason need to take care of ourselves in the first place ; therefore I desire you will send no more ships hither, lest they fall under the extreamity of the law, having complyed already all yo: necessities as far as we can ; For the proposition made me by Fonseca (as I conceive from you & yo: councele) I shall communicate itt to the King my mastr., according to the resolucons I shall receive from him, I shall give yo: further satisfaction if yo: continue in the same minde and soe I bid yo: hearty fare well, under stood: sir, yo: very affect ffriend, was inscribed: J: Atkins the superscript was: To the Hoble. John Heinsius governor of the province of Surinam.
281
1679 - 29 mei - brief Nicolas Combe 2035 no 332 in de margine staat: Monsr. le gouvernr. a fait battre de la monnoye de cuivre (= koper) comme des deuten d' un, 2, 3, et 4 sols piece, il paye avec le dit cuivre, ceux qui sont en son service, les personnes francs ; d'aucuns ne veulent recevoir le dit argent en payement, ie crains que cela causera beaucoup de bruit dans le pays. Noble et tres honnoré seigneur, Celle cy sera pour dire a monr., que iay entendu par le dernier navire arrivé, que monsr. s'alloit derechef marier avec madame Sgeutenires, si le mariage est accompli, ie souhaitte par celle cy a monsr. et madame autant de benedictions, et prosperité, tant en l' ame, comme aux corps, comme i'en puis souhaitter pour moymesme ; Ie re-itere encor ma tres humble requeste a monsr. (s'il est possible) de faire recevoir mon payement, des assignations que monsr. hempera(?) entre mains, comme aussi pour le reste de mon payement du Lieutt. de Huijbert ; i'escris par cette occasion a messeigrs. les Estats, ie les prie de me faire la grace de m' ordonner un traittement pour mon office de Receveur, pour l'espace de quattre ans, qui m'a causé tant de peines, et fascheries, par la malice des habitants, et le peu de maintien des commandrs. Monsr. le gouvernr. fait recevoir les arrerages du hoofftgelt, de ceux qui n'ont voulu payer, comme aussi les quattre pourcent du succre embarqué par les habitants depuis 25 juillet 1675 iusqu'a sa venue. Les habitants fulminent beaucoup contre le dit gouverneur et (il) experimente a son tour leur malice ; Il y a quelques iours passez, a ma tres humble requeste, monsr. le gouvernr. m'a fait la grace de me descharger de mes offices Le dit gouvernr donne une petitte rantson aux soldats et officiers, parfois des vivres gastez, les soldats crieyent contre moy, pourquoy ie ne parle pour eux, et vouloyent que ie fist des loix au dit gouvernr. ; le dit gouvernr m' avoit aussi reiglé ma rantson, et obligé a faire la garde pour simple soldat avec les bourgeois, choses inouies pour un commis. Autreplus le dit gouvernr est si mesfiant, qu'il ne me confient pas les clefs des ammonitions de guerre et des vivres, i'estois obligé de porter les clefs chez luy, et de les aller querir quand i'en avois a faire. Autreplus me tenoit si suiet pour son service, que ie ne pouvois vacquer nullement a mes propres affaires, et estre suiet a entendre du bruit des uns et des autres, par la che… rantson et payement des uns et des autres. Le dit gouvernr. pretent faire payer aux soldats 40 sols par semaine pour leur rantson, et aux officiers a l'advenant, disant puis qu'il faut que nous payions nos vivres, que l'on nous donne donc des vivres qui soyent bons, et non gastez. Le dit gouvernr. est un homme regardant de bien pres, pour espargner les gages d'un commis, il fait faire la fonction tantost par l'un, tantost par l'autre ; le dit gouvernr. m'a promis de me faire payer des deniers desboursez pour le pays, si les habitants payent les 4 pr 100 du succre embarqué, et ce qu'ils doivent du hoofftgelt, cela se montera a une bonne somme ; si il ne tient sa promesse a me faire payer, ie seroy contraint de luy faire un present pour l'obliger a cela. Cette semaine, Dieu aydant, iay envie de traitter chez moy le dit sr. gouvernr. sa famille et les officiers, ayant destiné un bon agneau (= lam) de mon petit troupeau pour cela. Le 9e de may passé il a pleu a Dieu d'appeler en son repos mon pere, il n'a esté que trois iours malade, il est esteint comme une chandelle ;
282
s'il plaisoit a ce bon Dieu nous donner la paix avec les Indiens, ie m'en irois acheter un plantage et demeurer la a le faire cultiver a repos. Les Indiens nous font encor fortement la guerre ; ils ont bruslé et destruit entierement des plantages de messrs. Munninc avec un autre plantage Voisin, ayants tué quelques blancs des dits plantages. S'il ne nous vient du secours et Dieu nous ayde, ie crains que nous serons obligez d'abandonner Surename, les indiens menacent de brusler entierement les cannes de succre en la seicheresse (= droge tijd), qui sont en ce temps la fort seiches (= droog) et fort faciles a brusler ; et apres destruire les plantages, et nous massacrer, disants qu'ils veulent que nous sortions de leurs pays, qui leurs appartient, ayants estez violentez et maltraittez des nostres en leurs propre pays, s'estants plaints des torts (= onrecht) et injures faites a eux a nos commandrs, on ne leurs a iamais donné satisfaction ny maitenu dans leur propre pays, disants qu'ils sont …. de souffrir davantage. Voila les fruicts du mauvais gouvernement de Serename, et du peu d' ordre, qui y a regné depuis le despart de monsr. Lichtenbergh de bonne memoire, pour... que les commandrs ayent fait leurs affaires, et espargné des biens en prenants des presents de corruption, ils ont negligé le bien public. Un chascun songe a desloger et sortir d'ici, si le gouvernr. vouloit laisser aller, un veut aller a Tabago, un autre aux isles francoises et angloises, un autre s'enfuit sans congé comme un Otto Heedey, avec d' autres sans payer leurs crediteurs. J'entens que monsr. le pensionaire a acheté une part de plantage de monsr. van Crunningen son fils, lequel m'a envoyé procuration pour solliciter le payement du directeur, ie commence par ce navire a envoyer quelques ocxhooffts de succre pour payement a monsr. van Cruningen, estants capables de pouvoir rendre quelque service davantage a mes dits Seignrs. Ils peuvent disposer entierement de leur tres humble serviteur. Par le prochaine navire, Dieu aydant, ie me donneray l'honneur d'escrire un mot de lettre a monseignr. le pensionaire pour luy presenter mes tres humbles services, cependant ie finis la p(rese)nte en presentant mes tres humbles respects et services a ma noble dame incognue, mademoiselle, messrs d'Oosterlant, et a toutte la famille, et suis, Noble et tres honoré Seigr. Le tres humble tres obeissant et obligé valet Nicolas Combe, a Suriname ce 29 May 1679.
1679 - 30 mei - brief Johannes Heinsius 2035 no 333/334/335 Edele Mogende Heeren, Den 4 deser is alhier gearriveert schipper Daniel Bisschop met wie becomen hebbe Uwe Ed: Mo: ordres van den 19 Janrij 7.ii. ende 14 febrij, waerop dient dat vertrouwe wanneer Uwe Ed: Mo: nader informatie sullen ontfangen hebben aengaende de saecken hier te Lande, Uwe Ed: Mo: hare resolutien sullen comen te veranderen.
283 Hebbe tot dien eijnde eenige aemmerckingen op het papier gestelt, die hiernevens gaen, soo Uwe Ed: Mo: deselve gelieven te laten geobserveert werden, twijfele niet ofte sal tot groot voordeel van de colonie strecken & Uwe Ed: Mo: incomen veel beter ingevordert connen werden. Doch boven al moeten volck gesonden worden of Uwe Ed: Mo: connen geen staet maken datse een colonie hebben, gelijck oock d'inwoonders haerselven van hare plantagien niet seker houden, soo lange alsser geen meer blancken int lant sijn. Den oorloch van d'indianen en de continuele vrese die der is dat de negers haerselven tegens hare meesters mochten comen op te werpen, doet idereen in groote vertwijfelinge & benauwtheijt leven, ende vele verlangen van 't land af te wesen, 't welck haert soude cesseren, ingevalle een suffisant getal soldaten hier was om d' indianen onder te brengen, en de colonie verders in verseeckeringe te stellen, tot welcken eij(n)de op diverse plaetsen guarnisoen dient te worden gelecht. Oock wort hier meerders zeemacht vereijst als één snaeu, ende hoe eerders dat de behoorlijcke requisiten overcomen, hoe eer dat het lant in goet postuer is te brengen, connende Uwe Ed: Mo: verseeckert wesen datter een machtigh coninckrijck van te maken is, vant grooste ende beste gedeelte heeft ons volck noch naulijcx kennisse. Samuel Nassij heeft de revier ver boven op geweest die seer veel van de grootheijt en de schoonheijt van t lant weet te seggen, hebbe hem versocht t'selve bij geschrifte te willen stellen. t' Is al de werelt bekent hoe dat d' engelse ende franse coloniën sijn bevolckt ende tot perfectie gebracht door de menighte van servants ofte dienaers, die se daer gebracht hebben om voor 4 a 3 jaren t' arbeijden, en dewijl soodanige dienaer in ons land niet te vinden sijn, soo isser voor ons geen ander middel als de bevolkinge met soldaten te doen, van dewelcke Uwe Ed: Mo: can verseeckeren dat ick goede planters sal connen maken. Uwe Ed: Mo: hebben gelieven te resolveren dat bij alle schepen op ijder twaelf Last één persoon na herwaerts sal werden overgevoert, doch met soo weijnich volck ist land niet te populeren, 't soude één persoon dienen te wesen voor ijder twee last, en dan moeten het luijden wesen die verbonden sijn vier jaren hier int lant te blijven, maer sulck volck niet als schipper Bisschop medegebracht heeft, sijnde van de sesse, vijf die wederom meugen vertrecken alsse willen, den laetsten is een om diverije uijt Vlissingen gebannen, die den schipper secht voor reecknge van den baillou medegebracht heeft, om daervan na sijn welgevallen te disponeren, sonder den gouverneur te kennen, gelijck hij oock een persoon is die pretendeert te mogen doen wat hij begeert, seggende nergens toe gehouden te wesen, als den intrest van sijn meesters ende sijnselven te betrachten, gelijck meest alle de schippers oock soo spreecken, sijnde meest alle onwillich om eenigen dienst te doen aen de colonie, tensij dat se daer voordeel bij sien, om met hare schepen ergens op een plaets te gaen leggen daer se suijcker verwachten, ofte een man twee a drie te leenen op een plantagie daer de belofte hebben suijcker t' ontfangen. Alsoo de schippers weijgerich blijven 't volck voor 300 Pd: suijcker per hooft over te voeren, sijnde dit oorsake geweest dat gemelten Bisschop geen dertich soldaten heeft medegebracht, alsoock captn Bonte daer tevooren gelijck getal, die d' heeren Boudaens aengenomen hadden met ijder schip te senden. Indien sulcx hadde gevolckt soo was Suriname half ontset, want hier boven alle defecten die menichvuldigh sijn, niet sooseer als (aan) soldaten gebreck is. Sal 't derhalven ten hoochsten nodich wesen, dat de schippers willich gemaect worden om volck over te voeren, al wast dat men haer 5 a 600 pd. suijcker soude betalen ; Uwe Ed: Mo: souden het lastgeld vier gulden connen verhoogen, om het daeruijt te vinden, want daer sullen geen schepen
284 manckeren om de suijckeren te comen afhalen, bijsonderlijck als het lastgeld hier & niet int vaderlant wert gevordert ; Ende connen Uwe Ed: Mo: verseeckert wesen dat het hierop 't nauste sal connen worden ingevordert, gelijck Uwe Ed: Mo: connen sien bij de nevensgaende lijste vant schip van Teunis Willemse Sluijs uijt Spangien hier gecomen om een ladingh suijcker te soecken, die volgens sijne inladinge betaelt heeft tegens 140 lasten, sijnde een schip kleijnder als dat van Paulus Schrijvers, waerbij Uwe Ed: Mo: onderscheijt connen sien, ende hoe dat alles hier mettertijt exact sal connen invorderen, bijsonders wanneer de schippers recht willen gaen gelijck vertrouwe desen gedaen heeft. Anders sal men oock als alles in beter ordre is, daertoe connen houden, maer nu doet vast ijdereen wat hij wil, sijnde voort meeste gedeelte seer moeijlijcke luijden, bij wie selfs niet al te seecker ben, soodat met groot verlangen assistentie ben tegemoet siende, sonder 't welck het hier niet te stellen sal wesen, alsoo d' indianen onse vijanden dagelijcx meer aengroeijen, sijnde een vals moordadich volck daer men geen staet op can maken, ende soo de saken nu staen, sal ons volck hier in verseeckeringe niet connen leven, tensij dat se voor een groot gedeelte uijtgeroeijt worden. Nu hebben wij tot ons groot leetwesen verstaen dat 't schip de St. Joris daer 42 passagiers op waren om herwaerts aen te comen, tot Algiers is opgebracht, dat een seer groot verlies is, onder andere wasser een boer op, met sijn vrou en 8 kinderen, die wel twee jaer gewacht heeft om met mij mede te gaen. Noch was herwaerts comende schipper Pieter Gerritse Toffel, sijnde één vant volck van d'hr. Apricius, die een seer bequaem scheepjen heeft, daer hij af en aen d' eijlanden mede meende te varen om die van onse natie die daer tegens haer sin woonen af te halen & hier te brengen ; hij heeft selfs sijn vrouw aen d' eijlanden, schipper Bisschop secht dat hij drie weecken voor hem van de soute eijlanden herwaerts aen vertrocken is, inhebbende sout, vis, ende elf esels, en alsoo hij wel over twee maenden hier conde geweest sijn, wort gevreest dat hij mede om hals is, tot seer groot nadeel van de colonie, alsoo hij een heel fraij man is, genegen om hier met sijn familie te woonen, en af en aen d' eijlanden te blijven varen. Oock soude sijn scheepjen hier jegenwoordich goeden dienst connen doen, dewijl hier ten hoochsten gebreck van vaertuijch is. Hebbe gesien dat d'hr. Lijens hier staet te comen in qualiteijt als Landdrost, sal hem gaen tegemoet sien, hoewel hier een bequaem persoon tot Fiscael hebbe aengestelt, als Uwe Ed: Mo: laest geadviseert hebbe, vertrouw dat d' instructie vor den Fiscael waervan hiernevens de copie gaet, oock voor den landdrost sal connen dienen, daerop Uwe Ed: Mo: resolutie sal tegemoet sien. Als mede of den Fiscael ofte de Landdrost niet bevoucht is de soldaten t' apprehenderen die hij bevint te delinqueren, t' sij tegens malkanderen oftewel tegens een borger, t'is gebeurt dat den Fiscael heeft geapprehendeert een soldaet die hij vont te vechten met een borger, t' welck sich den vaendrich Sillevers aentrock, daerover quam clagen, seggende dat als t'selve toegelaten wierd dat dan sijn dienst quiteerde & noijt geen staet meer begeerde te dienen, met andere expressien waerdoor hij na mijn opinie meriteerde als inhabil wechgesonden te worden, als een aenlijder van mutinie, temeer alsoo de twee luijtenants mede van intentie waren om haer afscheijt te comen versoucken, doch sijn noch achtergebleven. Hebbe dit soo late passeren ten aensien van den vaendrich (die) bij de soldaten bemint is & oock sijn devoir wel verstaet, doch sulcke luijden die aen haerselven nemen om te blijven of te gaen na sij selfs begeeren, dienen ons niet ; soodat naer verlange na d'aencomst van soldaten hem sijn dimissie te geven, beneffens alle d' oude soldaten die t'eenemael bedorven sijn door teveel licentie die se gehadt hebben. Die vrouwen hebben, begeren niet uijt te marcheren tensij dat men haer dubbel rantsoen geeft ; sulcx is in Brasil noijt gebruijckelijck geweest. Oock hebben de soldaten daer noijt soodanich rantsoen gehadt als ick haer geve, te weten vier pd. hart broot, ofte seven pd.
285 sacht broot, drie pd. vleijs, een pd. speck, en een canne gort, sijnde meer als ick haer belooft hebbe. Aengaende den Fiscael hebbe gesecht dat soo wanneer hij een soldaet vint te delinqueren daer geen officier ontrent is, dat hij bevoucht is die te apprehenderen mits in de hooftwacht sendende, anders dat hij den officier daermede sal laten begaen, als breder bij een nader instructie daerop gemaect te sien is. 't Can gebeuren dat een soldaet een ander can dootsteecken, eer een officier die dan noch om een sergiant met eenich volck moet senden, bij de wercke comt, dat door den Fiscael die sijn dienaers altijt bij hem heeft can belet worden. Een soldaet can iemants persoon ofte huijs berooven en doorloopen eer een officier bij de wercke sal sijn, dat door den Fiscael can worden voorgecomen, & soo voorts. Ick hebbe op het Recif een Sergiant geweten die moeijte aenrechte tegens een borger, t'welck den Schout willende beletten, heeft hij sich tegens hem geopposeert, waerover den sergiant bij den Raed van Justitie met de strop om den hals is gegeesselt. Sal dan een Fiscael niet geauthoriseert wesen alle menschen tegens te gaen en de quaetdoenders op de daet vindende te apprehenderen ? Bidde dat Uwe Ed: Mo: mij hierontrent hare positive resolutie gelieven te laeten toecomen, om te weten waerna mij hebbe te reguleren. De Moeijte ende moeijlijckheijt die hier dagelijcx hebbe is sonder eijnde, en 't respect dat mij toegedragen wordt is kleijn, als onder andere Uwe Ed: Mo: connen sien bij twee actien die den Fiscael gejustitueert heeft, d' eene tegens Andries den Haen, die in een geringe boete is condemneert, en d' ander tegens Jan La Borde, welcke persoon ick oordeelde dat most werden gebannen, doch conde het daer niet toe brengen, soo was van gedachten hem evenwel uijt het Land & aen Uwe Ed: Mo: te senden, maer daer sijn soo veel ende dat vande rechters zelve, die hem wel in acht a tien duijsent pd. suijcker wilden gecondemneert hebben, voor hem comen spreecken dat hij mocht ontslagen worden, dat t'selve niet was af te seggen, soo hebbe hem losgelaten op conditie dat de sake in state blijft, en soo hij onderentusschen iets comt te misdoen voort eene ende ander gestraft sal worden. Bidde van Uwe Ed: Mo: te verstaen hoe mij hierin sal hebben te dragen, want sooders geene straffen geschieden daer de luijden exempel mogen aen nemen, salt hier niet te stellen wesen, alsoo de luijden doorgaens te boosaerdigh sijn & onwillich om iets tot dienst van het land te contribueren, gelijck laest gebleecken is wanneer eenich volck na Para soude gaen, dat van huijs tot huijs selfs hebbe moeten gaen bedelen om eenige neegers te crijgen om een pirague voort te helpen, sonder 't welcke de soldaten niet conden derwaerts gebracht werden, en dit in een sake van d' uijtterste extremiteijt, wanneer ijdereen sich excuseerde onders pretext dat andere niets deden en soo voorts. Soo datter andere middelen uijt het vaderlant moeten comen ofte alles sal verlooren gaen. En dewijl de luijden hier seer uijtgelaten sijn, sijn de soldaten nodich om haer in toom te houden & sullen deselve moeten gebruict worden tot invorderen tot 's lants gerechtigheijt, dewijl niet sien can dat de planters op andere middelen daertoe te brengen sijn. Behalve dat, een considerabele macht gerequireert wort om d' indianen onder te brengen, welcker getal dagelijcx aengroeit, en om de waerheijt te seggen t' is soo een volck dat men qualijck weet wie vriend ofte vijand is, sijnde boosaerdich vals ende wispelturigh. Aengaende de suijckeren tot 2 st. t' pd te reerckenen, is hier jegenwoordich t'eenemael buijten practijcke, alsoo een stuijv: immers soo veel als een pd suijcker geestimeert wort, soo verwachte
286 dat Uwe Ed: Mo: ordre sullen geven om t' geld te verhoogen wanneer het int lant sal blijven & uijtgegeven worden, daer het de luijden nu bij haer houden om bij gelegentheijt te versenden. Alsoo het bijna onmogelijck is dat men s' lants gerechtigheijt can invorderen, soo hebbe seeckere kopere pennincckens gepractiseert, soo tot accommodatie van de luijden als om daerdoor de gerechtigheden te beter te connen invorderen, alsoo nu betalinge sal connen geschieden, al wast dat iemant maer één oxhooft suijcker geladen heeft, & sal int corte hiervan t' effect connen werden gesien. Bij provisie sijn de luijden tot haer eijgen gerief hiermede seer wel gedient. Hiernevens gaen eenige daervan tot een monsters, alsmede het placcaet daervan ge-emaneert. Hebbe gesien dat Uwe Ed: Mo: aen de West Indische Compie. het lastgeld geremitteert hebben van de schepen die hier met slaven comen, alsmede het halve recht van de suijckeren die per schipper Bonte staen afgevoert te werden. 't Welck voor mij ten hoochsten prejudicabel is, alsoo Uwe Ed: Mo: bekent is, dat het heele incoomen mij is toegestaen en daerop hebbe een sware equipagie gemaect tot voortsegginge van de colonie, en vinde nu dat het verwachte incomen int minste niet can toereijcken d' onkosten die der moeten gedragen worden. Want vermits den oorloch met d' indianen vallen de lasten ongelijck swaerder en 't incomen merckelijck minder, want niet half soo veel suijckeren afgescheept worden als anders soude gedaen worden. En soo de planters seggen sal t' naeste jaer noch slimmer wesen, omdat geen suijckerriet geplant nochte bos gevelt wort, soo dunct mij int welnemen van Uwe Ed: Mo: dat van de Compie. oock soo veel vorderen mach als van anderen, want daer noch genouch te cort sal comen & sonders Uwe Ed: Mo: assistentie is de colonie niet te maintineren, de soldaten connen onder acht pd suijcker daechs niet onderhouden worden, en liever acht stuijvers soude van Uwe Ed: Mo: daertoe ontfangen, als hier acht pd. suijcker van de planters vorderen. Uwe Ed: Mo: maken staet dat een predikant voor 12000 pd suijcker 's jaers t' onderhouden is, maer bij het request van dom. Backer sullen Uwe Ed: Mo: connen sien dat hij met 16000 pd. die hem geve niet sustineren can, dese man verliest oock 1500 gulden aen goet int schip van Coster, hij verclaert meer als drie duijsent gulden ten achteren geraeckt te sijn. 't Valt oock verdrietigh opt pericul van sijn leven te comen dienen, en dan niet te connen subsisteren. In Brasil had een predicant 1200 gl. 's jaers en 12 gl. s' weecx aen costgeld. Uwe Ed: Mo: gelieven oock te weten datter geweer & medicamenten moeten wesen, die in de lijste niet gedacht sijn. Daer moet oock verversingen gecocht werden voor de siecken, sonder t' welcke dat de luijden vergaen die anders int leven connen gehouden werden. Een garthuijs moet er nootsakelijck gebout werden, een corte guarde van gelijcken, en aen t' fort moet dagelijcx reparatie gedaen worden, eenige booten onderhouden worden, ende diverse andere oncosten meer gedaen, soodat in plaets van 't incomen te verminderen, t' selve nootsakelijck diende vermeerdert, alle t'welcke bidde Uwe Ed: Mo: in consideratie gelieven te nemen. Dewijl d' officieren op hare pointilles staen ten reguart van de soldaten, soo ben van gevoelen dat Uwe Ed: Mo: verwachten dat het recht der burgers en planters bij mij sal worden gehandhaeft, soodat een soldaet met een borger questie hebbende te rechte sal staen voor den Gouverneur beneffens één van d' officieren en de drie Raden, ofte drie uijt de magistraet, van gelijcke soo een soldaet met een matroos questie heeft, waerbij conde gevoucht worden den schipper vant schip daer hij op dient, alsmede soo de questie is tusschen twee matroosen. Hierop sal Uwe Ed: Mo: resolutie tegemoet sien, ende ondertusschen dit soo practiseeren. Hiernevens gaet een lijste van oorlochsbehouften die bidde ten eersten mogen werden overgesonden.
287 Hebbe int schip van Tant geladen 31 stucx bedorven boscruijt inhoudende 3610 pd volgens nevensgaende notitie van de constapel. 't Cruijt bederft hier geweldich, daer sal haest noch meer bedorven cruijt connen overgesonden worden, oock is inde St. Joris 2200 genomen, soo datter cruijt nodich dient gesonden en bijsonderlijck fijn cruijt, daer is groot gebreck van. Hebbe schipper Tant voor Uwe Ed: Mo: medegegeven drie halve amen suijcker, sijnde beter als ordinaris, tot een monster, en een vaetjen limoensap. Bij gelegentheijt hope occasie te hebben om meerder aen Uwe Ed: Mo: te connen senden. Dat Godt gaf dat wij van d' indianen verlost waren, soo soude alles alhier mettertijt noch welstaende gaen, en daer is geen cans toe tensij Uwe Ed: Mo: ons secours gelieven toe te senden, daer wij seer na verlangen dat int corte mach comen, want wij alle dagen geallarmeert worden, dan van d' ene cant dan van d' ander. Nu isser weer quade tijdinge gecomen van de Marawine, die volgens het laetste ingebrachte nieus van Pieter van Houten, onse vrienden schenen te wesen, en hebben nu sijn camraet Engel Clasen weghgejaght ; d'Indianen is een volck daer gantsch geen staet op te maecken is, sijnde wispelturigh ende valsch. Uwe Ed: Mo: sullen dan wel considereren dat wij een goede macht nodich hebben om haer te connen tegengaen, op hope van haer te verdrijven ende voor een gedeelte uijt te roijen, daer het behout van de colonie in bestaet. Gemelte van Houten hadde gemeent met een deel indiaenen en eenige vrijwilligen af te comen om te lijwaert tegens onse vijanden te gaen, maer nu salder een macht selfs na de Marawine dienen gesonden. Sende oock hiernevens de copie van de boucken van d'hr Versterre mij door Sr. Combe ter hant gestelt. Hiernevens gaet mede de lijste van de suijckeren soo schipper Tant mij opgegeven heeft in sijn schip geladen te sijn, waerbij blijct dat wel 70 last suijcker in heeft, hoewel secht bijna 100 oxhoofden saufraict(?) heeft, en sijn paspoort luijt maer 58 last, soodat Uwe Ed: Mo: wel sien connen dat het lastgeld hier tot meerder voordeel can werden ingevordert. Hebbe evenwel het voor 58 last laten passeren, doch een pd suijcker tot één st. gereeckent, op conditie dat als hij mij gelt brengt, dat dan voor een st. hem wederom één pd. suijcker sal leveren, doch doet niet als clagen dat hij eens soo veel betaelt als hij schuldich is, hoewel minder betaelt, en alhoewel sijn schip niet vol is, refuseert een vrouw met twee kinderen over te voeren wiens man is dootgeschooten & van den armen onderhouden wort, sijnde al eens door Jan van den Bosch aen land geset, soodat Uwe Ed: Mo: claerlijck connen sien dat de schippers niet anders doen als t'gene dat se selfs willen. Derhalven salt nodich wesen dat men haer tot beter reden brengt. Hier is van Curassou gearriveert een schip met ontrent hondert negers bij den directeur van die plaets herwaerts gesonden, volgens de eerste partije, waervan hiernevens de copie gaet, alsmede de copie van de twee requesten bij den commijs De Bruijn daertegens ingelevert, maer alsoo den schipper noch selfs niet weet of de negers hier sal vercoopen ofte met deselve weder vertrecken, soo is op de requesten noch niet gedisponeert. In gemelte schip wert gesecht wel ses duijsent stucken van achten te wesen, die hier souden besteet werden ingevalle datter maer suijckeren te becomen waren ; wort derhalven hooch nodich geoordeelt dat het geld verhoocht wort, om door dat middel hier int Lant te blijven & ganckbaer te worden, want die het nu in handen crijgen houden het op om weder uijt het land te senden, verders referere mij aen de nevensgaende bijlagen. Hiermede Godt biddende voor Uwe Ed: Mog: gesontheijt & welvaren, verblijve, Edele Mogende Heeren, Uwe Ed: Mog: gantsch ootmoedige & onderdanigen dienr,
288 J: Heinsius Surinamburgh 30 Meij 1679.
1679 - 30 mei - brief Johannes Heinsius 2035 no 336 geadresseerde onbekend. Pieter de Huijbert ? Ongeveer dezelfde inhoud als de voorgaande brief.
1679 - 1 juni - brief Daniel Witboom 2035 no 337 “.. extract uit sekeren brief geschreven door schipper Daniel Witboom voerende het fregat d' Anna Maria liggende in de rivier van Suriname, aan dhr Geleen Lampsins tot Vliss(inge)n in dato den eersten Junij 1679....” Witboom schrijft dat de gouverneur zijn schip in beslag heeft genomen, en dat hij "als een schelm gelijck" is behandeld, en huisarrest had gekregen. Hij schrijft dat hij de soldaten die hem bewaken, heeft dronken gevoerd om snel een brief te kunnen schrijven.
1679 - 19 juni - brief Daniel Witboom 2035 no 338 “... extract uit een brief geschreven door schipper Daniel Wittboom voerende het fregat d' Anna Maria, aan d'heer Geleijn Lampsins tot Vlissingen in dato 19 Junij 1679 uijt Suriname....” Ongeveer dezelfde inhoud als de vorige brief. De reden van de inbeslagname schijnt te zijn, dat Witboom niet de juiste hoeveelheid ingeladen suiker had opgegeven. Maar zie ook brief Heinsius dato 18 september.
1679 - 18 augustus - memo Johannes Heinsius 2035 no 339 Verzoek om de achterstallige gage van oud-soldaat Jan Smal (inmiddels begonnen met een kleine plantage) uit te betalen.
1679 - 18 augustus - brief Johannes Heinsius 2035 no 340 Edele Mogende Heeren, Den 30 Meij hebbe Uwe Ed: Mo: laest gesz. per schipper Adriaen Tant. 't Sedert hebbe ontfangen Uwe Ed: Mo: resolutie in dato 28 April per schipper Pieter van Eede op den 22 Julij alhier gearriveert, waerbij gesien hebbe dat Claes Bruijninck Wildelant Uwe Ed: Mo: geïnformeert heeft
289 100 soo soldaten als matroosen aen de hant te hebben, om daermede van Amsterdam herwaerts te komen. Denselven Wilderlandt is op den 26 julij alhier met het schip de Susanna wel gearriveert, medebrengende ontrent 20 soo soldaten als matroosen, behalven noch eenige passagiers soo mans als vrouwspersoonen, samen 36 sterck, t'welck een groot verschil is van 100 soldaten, die hier nu jegenwoordich extraordinaris wel souden te pas komen ; alsoo d'indianen niet tot reden te brengen sijn, tensij datter meerder militie uijt het vaderlant ons toekomt, dewijl alle bedenckelijcke middelen tot sware oncosten daertoe hebben aengewent, oock uijt de Barbisches een secours van 250 Arowacken beneffens 20 cristens becomen, die ons meer quaet als goet gedaen hebben, alsoo deselve sonder iets op onse vijanden te tenteren weder uijt de revier vertrocken sijn, waerdoor deselve te stouter sijn geworden, ende hebben sedert verscheijde negers van diverse plantagien wechgehaelt, t'welck de luijden seer mismoedich maect, durvende de negers naulijcx meer int velt laten gaen, t'sij om te planten ofte suickerriet te cappen, waerdoor bijna niets gedaen wort, soodat de planters op dese wijse haerselven comen te consumeren, ende niet sullen connen uijthouden tensij datter int korte een secours van twee a driehondert soldaten uijt het vaderlant comt, waerdoor wij mogen machtigh gemaect wesen om d'indiaenen onse vijanden van ons af te drijven, opdat ijdereen mach bequaem sijn den lantbouw na behooren voort te setten, t'welck jegenwoordich onmogelijck is. En daerenboven isser een generaele vrees dat de negers tegen haer meesters wel mochten comen op te staen, soodat niemant sijn leven seker schijnt, tensij datter spoedich meer blancke persoonen int lant gebracht werden, waermede dese aensienlijcke colonie is te verseeckeren en machtich te maken. En daertoe wert hulp ende assistentie uijt het vaderlant gerequireert. Want het incomen is jegenwoordich niet machtigh om t' guarnisoen t' onderhouden, en daerenboven is het nootsakelijck om dese colonie na behooren te verseeckeren datter guarnisoen gelecht wert inde Marawine, alsoock in Coppenamme, Surammeka, en Courentine, om d' indiaenen haer bijeenkomst te water te connen beletten, t'welck alles soude strecken tot grootmakinge ende verseeckeringe van de colonie. Alsoo der vele luijden geinclineert souden sijn aldaer plantagien te maken, dewijl se oordelen de beste landen aldaer te sijn, doch daer is niet goets te hoopen tensij datter op middelen gedacht wort om van tijt tot tijt een goet aental blancke persoonen alhier int lant te brengen ; Uwe Ed: Mo: connen oordelen in wat perijckel de luijden leven, daer se haer bevinden op hare plantagien met 40, 60 a 80 negers en niet boven twee a drie blancken, ja, sommige maer één, om de negers met gewelt van slagen en extraord. straffen tot haer devoir te houden, & daerenboven dagelijcx in vreese leven om van d' indiaenen overvallen te werden. Mr. Suncombe heeft mij verklaert van desen oorloch wel vijfmael hondert duijsent pd suicker schade geleden heeft, ende nu sooveel suicker niet weet te maken als om voor de cost te betalen die hij voor sijn negers moet coopen. Verders referere alles aen de nevensgaende bijlagen waerbij Uwe Ed: Mo: connen sien datter niets versuijmt is int werck te stellen t'gene geoordeelt is geweest eenichsints tot onsen beste te connen dienen, gelijck tot noch toe daermede besich sijn. Ende wederom in Para aen een plaetse genaemt Topibo een sterckte gaen beginnen, om daerdoor de plantagien in de bovenlanden gelegen soo veel mogelijck voor het overloopen van d' indiaenen te bevrijden. Doch wij sijn te swack van volck om te connen doen t'gene vereijst wort ; sijn derhalven alsnoch op een spoedich secours uijt het vaderlandt hopende, ten eijnde dese colonie mach werden gepreserveert en d' inwoonders voor verdere ruine bewaert ; dat godt wil geven die Uwe Ed: Mo: in Sijne heijlige bescherminge gelieve te nemen, verblijvende,
290 Edele Mogende Heeren, Uwe Ed: Mo: seer ootmoedigen en onderdanighen dienr. J: Heinsius Surinamburgh, den 18 Augtij 1679 't Jacht de Morgenstarre den 4 Meij van hier na de Barbados gesonden om cost te halen, comt soo t' arriveren, hebbende tien weecken onderwegen & aen Essequebe vervallen geweest ; t' Schip dat uijt Nieu Nederlant met cost verwachte en in de maent van febrij alhier hoorde te wesen, arriveert mede, soodat nu Godtdanck van cost genouch versien sijn, en van dranck meer alsser nodich is, datter nu twee a driehondert soldaten quamen t' arriveren, soo was onder Godes zegen de colonie herstelt.
1679 - 21 augustus - brief Johannes Heinsius. 2035 no 341 "Hooge ende Mogende Heeren ....". Dit is Heinsius' eerste brief aan de Staten Generaal sinds het aanvaarden van het gouverneurschap. Hij geeft een kort overzicht van de gebeurtenissen vanaf december 1678 tot augustus 1679. Verzoekt om 3 a 400 soldaten, of anders zal de kolonie verlaten moeten worden. Hij schrijft, dat de Joodse natie om hulp van de Engelsen heeft gevraagd: ".... Soo ist gebeurt dat het Jacht de Morgenstarre van hier gesonden hebbe na de Barbados om eenige vivres te coopen, daervan gevreest wiert hier groot gebreck te weesen, waermede is overgegaen seeckere Jode met namen David de Fonsequa, die volgens een brief van den Gouverneur van Barbados aen mij gesz. waervan hiernevens de copie gaet, sich daerontrent (= hulp of overname door de Engelsen) schijnt uijtgelaten te hebben, sonders dat daertoe de minste ordre gegeven hebbe, apparent dat die van de joodse natie sulcx op hem hebben begeert, alsoo de principaelste van haer dit Lant niet geern souden ruijmen..."
1679 - 29 augustus - brief Lucas Caudri 2035 no 342/343 Uitgebreide brief van Caudri, gouverneur van de Berbisches, aan Heinsius. Caudri had Heinsius een legertje van 20 blanken en 250 indianen te hulp gezonden. Heinsius was niet tevreden over hun prestatie, en had geklaagd over de vivres die zij consumeerden. Dit is Caudri's antwoord op Heinsius' klachten. Hij analyseert de veldtocht, waaruit blijkt dat het volgens hem niet aan onwil van zijn leger heeft gelegen dat deze is mislukt, en gaat in op de andere klachten. Op 1 october 1679 heeft Heinsius de brief geantwoord, zie aldaar.
1679 - 18 September - brief Heinsius 2035 no 344 Korte brief. De geadresseerde is niet bekend. Heinsius spreekt hem aan met "... doorluchtigh Furst, genadigh Heer..". Misschien de prins van Oranje ? Heinsius verzoekt om 3 a 400 soldaten.
291
1679 - 18 September - brief Heinsius 2035 no 345 "Hooge ende Mogende Heeren ....". Heinsius' tweede brief aan de Staten Generaal. Kort verzoek om "secours van volck".
1679 - 18 September - brief Heinsius 2035 no 346 Gericht aan de Staten van Zeeland Edele Mogende Heeren, Den 18 Augts was mijnen laesten pr capt. Marinus Willemse waermede Uwe Ed: Mo: van alles hebbe bescheijt gegeven, 't sedert sijn alle devoiren aengewent tot dempinge van d' indiaenen, doch met weijnich succes, als Uwe Ed: Mo: uijt nevensgaende dagelijckse aenteijkeningen kunnen sien. Soodat de luijden mismoedich worden ende van het behout vant lant beginnen te despereren, sijnde onder deselve vele die wel wensten dat se met hare slaven daer uijt mochten trecken, wanneer sij bevrijt souden wesen van hare schulden te betalen ; Niet wel tevreden sijnde dat ick hier gekomen ben, waerdoor sij daervan sijn verhindert geworden, en dewijl de conditie van de colonie dagelijcx verergert hebbe gedacht mijn plicht te wesen aen Hare Ho: Mo: ende Sijn Hooght: daerover te schrijven, gelijck Uwe Ed: Mo: konnen sien bij de nevensgaende copien, alsoo dit Lant sonder assistentie van volck niet is te mainteneren. Oock isser bijna niets te krijgen van het incomen van t' lant, alsoo de luijden t'eenemael onwillich sijn om te betalen, bijsonderlijck de 4 prcto. die se volgens de boucken schuldich sijn. Daerom soude versoucken dat Uwe Ed: Mo: een positive ordre gelieven te senden om de luijden t' executeren die niet betalen, alsoo bijna alles qualijck nemen t' gene ick doe, hebbende vant begin aen gelijck als een haet geset om datse haer inbeelden dat ick gekomen ben voor reeck. van de pachters, t'welck haer tot noch toe niet uijt het hooft kan werden gebracht. Ick hebbe int begin van Daniel Witboom gekocht voor 35.000 pd suijcker aen goederen tot dienst van de soldaten waervan hij tot noch toe niet meer als 22.000 pd heeft weten te becomen, soodat hem noch 13.000 schuldich ben, ende alsoo hij met capt: Sander Matthijsen vertreckt heeft gerefuseert een oblig: aen te nemen om t'selve aen sijn ordre te betalen, ende alsoo sijn scheepje tot dienst van de colonie is aengeslagen, t'welck hij gerefuseert heeft wederom te nemen als Uwe Ed: Mo: breder konnen sien bij de nevensgaende bewijsen, soodat die man niet als klachten Uwe Ed: Mo: staet toe te brengen, doch alles is geschiet met advijs van de Raden, tot defensie van de colonie ; daerom hope dat het Uwe Ed: Mo: haer sullen laten welgevallen. Met schipper Tant hebbe 20 oxh suijcker overgesonden tot betalinge van medicamenten die mr. Clifton heeft overgebracht int schip van Paulus Janse ; hebbe oock in de 20 oxh van de Jootse natie gekregen in plaets van vijftich die se belooft hadden daer in te schepen, dewelcke niet genouch sijn om te betalen de vrachten voor de passagiers en de vivres die hij voor mij heeft overgebracht. Uwe Ed: Mo: hebbe aen mij toegestaen dat vier schepen vóór andere souden werden afgeladen, doch kan niet verkrijgen dat een schip daer ick mede overgekomen ben sijn ladinge bekomt ;
292 oock wete sooveel suicker niet te bekomen als om te betalen de vrachten van het volck en de vivres daermede overgekomen sijn. De Jootse Natie die belooft hadden vijftich oxh. daer in te schepen hebben tot noch toe maer vijf geladen en van de cristenen sie seer weinich te becomen, soo dat hier tot mijn ruïne schijn gecomen te sijn, tensij Uwe Ed: Mo: daerin gelieven te voorsien. Ende hetgene te beklagen is dat de luijden noch misnoucht sijn dat het Lant door onse komste gesalveert is, toonende haer in alles onvernoucht, hoewel tot noch toe niet anders als placcaten ende ordres sijn uijtgegeven dienende om de luijden tot haer devoir te brengen, sonder eenige executie te laten geschieden die ick verwachte dat Uwe Ed: Mo: mij ordonneren datse geen reden pretenderen te hebben van haer t' opposeren. Hebbe Uwe Ed: Mo: van alles int brede kennisse gegeven, verwachtende van Uwe Ed: Mo: te verstaen wat wel ofte qualijck mocht gedaen sijn om mij int toekomende daerna te reguleren, doch hebbe tot mijn leetwesen tot noch toe nergens op eenich antwoordt gekregen. Schipper Bastiaen Wagenaer is hier wel gearriveert, waerbij Uwe Ed: Mo: eenige vivres ende ammonitie van oorlogh gelieven te senden, maer van soldaten die aldermeest vereijst worden geven Uwe Ed: Mo: niet één woort advijs, t'welck een groote verslagenheijt onder de luijden alhier heeft gebracht, despererende van eenich secours te sullen becomen, en soo stellen de meeste luijden de colonie verlooren, dat Godt wil verhoeden, en kan oock niet sien dat daer noot van is, maer wel dat de luijden werden geconsumeert ende uijtgeput, soodat se onmachtich gemaeckt worden hare schulden te betalen, tensij datter een prompt secours van volck komt, soo staet alles te Ruïne te gaen, derhalven onderdanichlijck biddende dat Uwe Ed: Mo: t'selve gelieven voor te komen & volck te senden. Hebbe capt. Sander Matthijsen de vlagge die gewent is vant Fort te waijen medegegeven, alsoo deselve t'eenemael onbequaem is om gebruickt te worden, en versoucke dat Uwe Ed: Mo: een ander gelieven in de plaets te senden, want het geweldich slecht staet dat men geen vlagge kan laten waijen alsser schepen inkomen, hebbe aen gemelte capt: oock mede gegeven tien vaetjes bedorven kruijt en sal noch meer pr andere gelegentheijt daervan oversenden. Hebbe met gemelte Sander Matthijsen afgereeckent die meende dat de gerechtigheijt soude betalen en geeft briefjens op de planters, dat is soo wel alsof hij mij stelde om sijn quade schulden in te manen, soodat alles niet als puijr verdriet is hier te wesen, hebbende uijt een genegentheijt om mijn vaderlandt dienst te doen een goede gelegentheijt verlaten & mijnselven geruineert. Hiermede Godt biddende voor Uwe Ed: Mo: welvaren & prosperiteijt, verblijve, (niet gesigneerd) Surinamburgh, den 18 Septemb. 1679
1679 – 11 juli t/m 13 oct - extract van de daglijckse gebeurtenissen Het extract 11 t/m 31 juli 1679 werd eerder gepubliceerd in de West Indische Gids en is hieruit overgenomen. Deze periode komt overigens niet voor in de archiefcopieen van het !! Waar zijn deze dan wel te vinden? De periode na 19 sept. – 13 october komt voor onder 2035 no 347/348 Den 11 July (1679)
293 sijn hier van de Berbiches gearriveert acht canoen met Indianen sterck 250 meest Arowaquen met haer overste Waray, geaccompagneert met ontrent 20 Cristenen onder het commando van Jan Hendricx Warin, en is oock mede gecomen Jan Martins Schot, voornaem planter ende Raed van de Colonie Berbiches, van wie de Gouvernr: verstaen heeft dat dit secours, bij den Commandeur van Berbiches [Caudri] ons toe gesonden, in Coppename was geweest ende aldaer gemoet hadde 't Fregatjen d'Anna Maria, 't welck op een sterck huys, bij d' Indiaenen aldaer gemaeckt, veel hadde geschoten en dat sy oock gemeent hadden te landen, maer was achtergebleven ; wat de reden daervan waeren, wird bij de hoofden niet eenderley verhaelt; verstonden dat Gideon de Bourse Secretaris en Raed van de Colonie [Berbice] mede gecomen was met de barck, van hier na de Berbiches gesonden ende vertrouden deselve binnen een dach a twee hier soude wesen. Soodra is dit volck niet aengecomen, ofte hebben geroepen om kost, seggende al eenige dagen daervan gebreck gehadt te hebben; so is daer op order gestelt en sijn de Blancken in een herberg gelogieert en getracteert, soodat se meest droncken sijn geraekt en heeft men haer naulijcx 's anderen daechs savonts in haer vaartuygh connen krijgen; nadat van broot, brandewijn en andere nootsakeleijkheden versien waren, heeft den Gouverneur aan den hr. Van Ruyven gesz., ten eynde dat d'Indianen onse vrienden beneffens eenige blancken op een tocht mochten worden gesonden, om te sien of eenigh voordeel op haer conde werden gedaen. Den I2en dito tegen den avond is het secours van de Berbiches gecomen, met eenige vrijwillige van ons volck, na Para vertrocken om te sien wat afbreuck dat aen onse vijanden kan gedaen werden. In de voornacht is de barcke gearriveert, daer d'Hr. Gideon de Bourse sectr: en raad van de Berbiches mede gecomen is, sijnde een persoon, die de Gouvernr lange jaren tot Londen gekent heeft, soodat sich verseck(er)t hout, dat alles, wat in hem lijt, sal contribueren tot assistentie van dese colonie. Den 13en dito Is Capt. Walinck Janse met het jachtje d' Anna Maria mede van Coppename gecomen en heeft Pierre de Chuyes [Commandeur over de militie] gerapporteert, dat daer gecomen sijnde vooreerst getracht hadde d'Indianen aen Boort te krijgen, onder voorgeven dat se Engelse waeren, latende geen vlaggen wayen; dat deserve achterdocht gaf, soodat gene aen boort gecomen sijn en alsoo geen Engelse vlagge was te becomen geweest, heeft sich daer niet van connen bedienen: heeft dan, na eenige dagen wachtens, geresolveert de sterekte van d'Indiaenen te beschieten, maer bevonden groot defect int cruyt te wesen; oock waren maer versien geweest met weynich cougels tot het canon, hoewel alle de twee en drie ponders mede hadden, die in het magazijn waren ; secht verder dat acht canoen met Arowacken, van de Berbiches tot onse hulpe gecomen, aldaer in de riviere van Coppenamme quamen, doen se daer.... dagen hadden geweest en dat gaerne gesien hadde, dat se gesamentlijck souden hebben gelant, maer dat d'Arowacken daer toe niet conden gebracht worden, onder voorgeven dat de Caribisen te sterk beschants waren en de wegen met doornen beset hadden, hoewel oordeelde daertoe cans genouch was; dat derhalve beducht over de rechte Intentie van d'Arowacken, te meer alsoo Warray, sijnde den Oppersten onder haer, aen lant gegaen was en met Priary, synde den principaelsten van de Caribissen van dat quartier, hadde gesproocken en sich als vriend van desselve getoont; oock hadden gesecht van wederom na de Berbiches te willen gaen, soodat groote moeyte gehadt hadde om haer te persuaderen na Suriname te comen, hebbende haer van Broot moeten versien, sonder 't welcke niet begeerde te gaen. Heeft de Gouverneur een chaloupe met 12 man onder commando van den sergiant Robbert Cherisey na Para gesonden soowel tot assistentie van d'Arowacken, aldaer sijnde, indien sulcx vereyst wort, als om te sien of se iets mochten nodich hebben.
294 Den 15en dito 's namiddachs sijn d'Indianen, van de Berbiches gecomen, uyt Para weder gekeert, rapporteerende diverse van ons volck, dat se in Para gelant en na eenigen tijt marcherens gecomen waren aen een waterachtige plaets, daer se op het diepste tot onder d'oxels mosten int water gaen, om te comen na een voomaem dorp van d'Indianen achter Pipebo gelegen ; de voortrop bestaende meest uyt volck van Suriname en hadde niet verde vandaer ontmoet een canootje met vier Indianen als wanneer de voornaemste gidse teruggeginck, zeggende aen d'Arowacken: hier syn nu de Caribissen ende daer is occasie om met haer te vechten, doch heeft weynich genegentheyt onder haer gevonden, seggende dat se int water niet conden vechten en dat de Caribbissen sterck van volck waeren, die men bij nacht most verrassen; soo is wedergekeert bij de voortrop en bevonden dat ons volck een Indiaen in de canoe geschoten hadde, die neerseech, soo sprongen d'andere drie buyten boort en haelden hem met het haer daaruyt; waerop mede geschoten wierd en soo gemeent wort, syn se gequetst geworden alsoo een gekerm onder haer hoorden, soo wanneer ze aen 't lant waren gecomen; verders hebben een groot geschreeuw gehoort onder d'Indianen van het dorp en sijn soo weder teruggekeert; alsoo d'Arowacquen t'eenemael onwillich waren om voort te trecken, soo hebben se hier en daer wat kost uyt de gront gehaelt en hier gecomen sijnde, weder geklaecht van gebreck aen kost; soo heeft den Gouverneur een brandewijnstuck met hart broot toegesonden en oock brandewijn doen geven, en aan de blancken gesonden 20 roggebrooden van 4 .. stuck beneffens vier stoop Canariwijn; verders hebben d'Hren: van de stadt een beest laten slachten en aengenomen de blancken met wijn en d'Indiaenen met brandewijn te tracteren etc. Den 16en dito Is den vaendrich Sillevers met de snaeu uyt de Corentine gearriveert, medebrengende de broeder van Annassabo met noch twee Indianen, rapporterende verders dat Annassabo haar wel hadde getracteert ende alle vrientschap betoont, seggende, dat hij met ons in vrede wilde blijven ende binnen drie weecken hier soude wesen met vier piraguen met Indiaenen om ons 't assisteren; de reden waerom niet eerder gecomen was, seyde te wesen, omdat verstaan hadde dat de Gouverneur van Suriname al de Caribbisen liet doodslaen; dat hij om daervan onderricht te wesen een bootjen met drie man hadde uytgesonden, die niet waren wedergekeert, soodat staet maeckte deselve dootgeslagen ofte verongeluct te wesen. Dese drie Indianen van Annassabo mede gecomen beneffens de twe Indianen van het volck van Capt. Irikay, die met de snaeu mede gegaen sijn, sijn gelogeert geworden bij James Turner synde een particutier vriend van dit volck. Den I7en dito Is James Turner met Pierre de Chuyes bij den Gouverneur gecomen, seggende dat de vijff Indianen Caribissen niet wist te bewaren tegens d'overlast van de Arowacken dat ze dreychden in syn huys te breecken ende haer dood te slaen niet tegenstaende datter een schildwacht voorstont; soo heeft de Gouverneur deselve int Casteel doen logeren ende verseeckeren. Is Gerrit Wobma, luytenant van de Bovenlantse Divisie bij de Gouverneur gekomen, rapporterende dat op gisteren ons volck van boven was uytgetrocken met 22 blancken, 22 negers en 40 Indiaenen wel versien van geweer om te sien of eenig voordeel op onse vijanden souden connen verkrijgen, staet maeckende, dat d'Arowacken noch in Para waren. Den 18en dito 's Morgens sijn de Arowacken na vele persuatien gepermoveert geworden na boven te trecken, in hope, dat se van daer een tocht op de vijand souden doen; verstonden, dat d'Arowacken seer
295 t'onvreden waren, dat se de drie Caribbisen van de Courentine gecomen, niet mochten doot slaen, seggende, dat het schelmen waren, die de Blancken quamen bedriegen. Den 20en dito Heeft den gouvernr: brieven ontfangen, de Hr: van Ruyven adviseerende, dat ons volck, aan de Santpunt uytgeweest synde, weder gekeert waren, sonder den vyant vernomen te hebben. Den 28en dito Is de hr Van Ruyven van Torarica gekomen, doende rapport, dat hij beneffens Samuel Nassy wel vijf dagen besich was geweest met d'Arowacken en d'Indianen bij ons sijnde, om te sien of te samen een tocht op onse vijanden mochten doen, doch hebben haer daertoe niet connen brengen, sijnde bij haer een groote onwillicheyt soowel onder d'Arowacken als de Blancken bij haer sijnde, d'een leggende de schult op d'andere, soodat van haer niets hadden te verwachten, 't welck tot groot nadeel van de Colonie stond te strecken dewijl onse vijanden te stouter souden worden, ingevalle d'Arowacken sonder iets uyt te rechten quamen te vertrecken. Den 29en dito 's avonts sijn d'arowacken van boven weder gekeert sonder iets ondernomen te hebben. Den 30en dito 's morgens is Jan Hendricks Warin, Commandr: over het volck van de Berbiches, bij den Gouverneur gecomen, seggende dat d'Arowacken noch van dezen namiddach wilden vertrecken en souden sien ofte in Surammeka en Coppename de Caribissen conden aendoen ende afbreuck toe te brengen. Gevraagt sijnde hoe dat het quam, dat geen tocht van boven na Surammeka hebben willen doen, seggen, dat se door te veel water bij desen natten tijt souden moeten passeren en dat de Caribisen sterck waren ende overal gewaerschouwt en dat Irikaye selfs soude gesecht hebben, dat het niet raedsaem was alssoo se door veel water mosten passeren, dat soo se mosten retireren veel dooden ende gequetsten souden becomen, dat verders geremarqueert hadden, dat de Indiaenen die ze aen Coppenamme gesien hadden onder d'Indianen waren, die sich onse vrienden toonden te wesen, soodat het seecker is, dat se malcanderen van alles verwittigen. Dit sijn de reden, die bij de hoofden van het volck, die door den Commandr: van de Berbiches tot onse assistentie gesonden sijn, geallegeert worden, daer ter contrarie aen onse cant een seer groote onwillicheyt by haer is gespeurt, bijsonderlijck bij de Blancken, die voorgaven onder geen commando te staen, en niet schenen gecomen te sijn, als om haer wel te doen tracteren en soo se gelegenheyt sien hier en daer wat te rooven, gelijck in Para gebleecken is, dat coper ende stael uyt een molen hebben uytgebroocken en medegenomen. Verders lieten se blijcken, dat het haer onaengenaem was d'Indianen van de Courentine ofte een gedeelte van dat volck als Annassabo met de syne, die onse vrinden syn, daervoor t' erkennen gelijck of t' selve tegens haer particulier interest strecte; oock heeft men van haer niets connen verkrijgen. Den 31en dito Is de hr: Snelleman met Irikaye zijnde de voornaemste Indiaense Capt., die aen onse syde is gebleven, bij den Gouvernr: gecomen, seggende expres afgecomen te sijn, denckende d'Arowacken hier noch te vinden, om haer beschaemt te maecken over hare leugens; dat hij haer gesecht hadde te sullen brengen bij de Caribisen door een droogen wech ende goede cans was om haer afbreuck te connen doen en dat hij selfs met sijn volck soude medegaen. (Periode 1 - 18 sept. ontbreekt).
296 19 Septemb. Nadat de brieven bij de Gouvernr pr Sander Matthijsen gesz. ware gedepecheert, is de barcke van de Barbisches gearriveert die int wederkomen in de Courentine is aengeweest, vanwaer Anassabo met sijn broeders heeft mede gebracht, die toonde genegen te sijn om met ons in vriendschap te blijven. s'Nachts is capt Plijster met de groote boot met vivres ende ammonitie na Para vertrocken, medenemende den Luijtnt Grevenbrouck met soldaten om de Luijtnt Schoppens met het volck aldaer guarnisoen houdende af te lossen, ende alvorens met het mede genomen volck en sooveel als uijt het Fortje can werde gemist een tocht op onse vijanden te doen, sijnde tot dien eijnde vier indiaenen medegegaen om de wech te wijsen. 20 Is gearriveert t' schip Juffr. Susanna schippr Willem de Vlaminck, den 12 julij uijt Zeelant geseijlt, daermede vivres ende ammonitie van de staet voort guarnisoen gecomen sijn. Jonckhr. Paulus Lirne die in qualiteijt als Lantdrost overquam is bij de wech overleden. Cornelis Bolle medegecomen voor onderdrost, met ordre van de staet om hem te laeten succederen. Verders sijn eenige weijnige passagiers medegecomen & onder andere Francois Beljaert voor oppercommijs van de Westindische Compie. 21 Is Jan Booms ingecomen die met de barcke van schippr Claver was uijtgeweest, dewelcke volgens resolutie van den 6 deses soude dienen tot assistentie van den tocht bij d'hr Schoor uijt de Commewine te ondernemen, welcke barcke met ses man door schippr Cocq bemant is ende voor één maend van cost versien. Die hoewel maer drie dagen was uijtgeweest bij gemelte Cocq gerefuseert wiert te laten weder in zee gaen, & wanneer hij daertoe was gepersuadeert, heeft sijn volck onwillich geweest ; soodat den gouvernr genootsaeckt is geweest de barcke van de Barbisches gecomen te gebruicken om Booms wederom uijt te senden, die ingecomen is voorgevende dat hij de boot van Willem de Vlaminck hadde gesproocken die seijde dat ontrent twintich indiaense vaertuijgen hadde gesien, soo dat vreesde in de Commewine mochten geloopen sijn, alsoo ons volck niet hadde vernomen op de bestemde plaets quam ; derhalven sien hoe het inde Commewine gelegen was, & alsoo volck (= volgens) heden vandaer gecomen berichten dat in de Commewine alles wel was en de hr. Schoor op de bestemde tijt vertrocken. Soo dat geoordeelt wert dat Jan Booms op de rechte plaetse niet was geweest, ende qualijck gedaen hadde opgecomen te sijn, en dat na alle apparentie het indiaense vaertuijgh dat gesien was dat van ons eijgen volck sal geweest ende twee voor één sullen getelt hebben gelijck sulcx wel meer gebeurt. 26 Septemb Is gearriveert t' schip Malga schipper Paulus Schrijver den .... uijt Zeelant geseijlt hebbende, in Noorwegen aengeweest, vanwaer vijftich peerden medegebracht heeft, beneffens vier soldaten door d'heer Boudaens hem mede gegeven. Is mede gearriveert Barent Roelantse Boogaert van hier na de Barbados om cost geseijlt, doch heeft maer weijnich connen becomen, vermits door de groote droochte aldaer selfs manquement was. Secht dat aen de Barbados tijdinge was datter wel vijfentwintich France oorlochs schepen met een deel branders aen d' eijlanden waren ; datse derhalven alles claer maecten & in ordre brachten, hoewel de spraecke ginck datse iets op de Spanjaerts int sin hadden. 29
297 Is Nicolas Combe tegens de avond bij de gouvernr gecomen, seggende dat een neger van hem hebbende wesen jagen - eenige hutten van indianen gesien hadde ontrent de gouvernrs plantagie, ende het vuer daerin noch brande ; waerop een sergiant met ontren(t) 20 man is uijtgesonden om te sien wat van de sake is, die s' anderendaeghs s' morgens is wedergekeert, rapporterende dat eenige hutten hadde gevonden daer hij oordeelde in tien dagen niemant in hadde geweest, dewelcke hadde laten in brant steecken. Is tijdinge van boven gecomen dat d' plantagie van Madam Montasinus door d' indiaenen t'eenemael verbrant was. 30 Is Jan Booms met de barcke wedergecomen, seggende dat soo verde als de Marawine hadde geweest, maer van d' hr Schoor niet hadde vernomen, soodat weder was gekeert, waerop de Gouvernr hem hadde tegemoet gevoect dat hadde hooren verders te gaen om daerna te vernemen, dewijl hij wiste dat d' intentie was om na Amanabo te gaen, soo hebbe hem geordonneert na de Commewine te gaen om te vernemen of daer eenich nieus van d'hr Schoor was gecomen. 1 octob. Is Jan Booms weder bij den Gouvernr gecomen, seggende dat in de Commewine verstaen hadde dat ons volck van daeruijt getrocken van intentie ware om soo verde te gaen als eenige vijantlijcke indianen soude vinden, al wast tot Cajana toe. En soo heeft sich gewillich getoont om met de barcke weder uijt te gaen, temeer omdatter cost ende andere nootsakelijckheden daerin waren die ons volck buijten twijffel sullen nodich hebben, soo is gemelte barque desen avondt wederom uijtgerust ende van een nieuwe focke voorsien. 2 Is Pieter de Chuijes met de snaeuw na de Courentine vertrocken waermede gegaen is capt: Mabare met noch vier indianen vant volck van Anassabo, blijvende hij selffs hier bij ons, om een van sijne vrienden te persuaderen tot onse assistentie te comen. 7 Is Jan Booms met de barque weder gecomen rapporteerende dat hij die van de Commewine int wederkeren hadde gemoet ende van d' hr Schoor verstaen dat se in de Marawine en de Amanabo, ontrent vijtich indianen soo mans, vrouwen, als kinderen hadden becomen en de meeste daervan dootgeslagen, behoudende ontrent twintich soo vrouwen als kinderen gevangen. Dat verder alles hadden verbrant ende geruineert daer bijgecomen waren, soo van huijsen als vaertuijch, refererende sich verders aen het rapport van de hr. Schoor die binnen éee dach a twee soude hier wesen ; verders secht dat d'indiaense vaertuigen bij de boot van Willem de Vlaminck gesien, die van ons volck uijt de Commewine waren geweest. 8 Is tijdinge van boven gecomen dat d' indianen bij haer hebbende den bewusten Neger Gaminet, gecomen waren op de plantagie over eenigen tijt bij Dirck Castelijn begonnen, die diverse van sijn negers hadde na hem getrocken onder voorgeven dat se wel souden getracteert worden, andere waren door booten die daer op af quamen gesalveert, en Castelijn wierd gehouden óf dootgeslagen óf wechgevoert te sijn. Hierop heeft den Gouverneur de Luijtent. Schoppens met eenige soldaten derwaerts gesonden om te sien wat hierontrent te doen is. 10
298 Is de luijtent. Schoppens wedergekeert, rapporteerende dat d' indianen geweest waren aen de plantagie van Thomas Duncombe, alwaer se eenich ried in den brant hadden gesteecken, en vandaer over de revier gecomen waren aen de plantagie van Coignard daer se resistentie hadden gevonden, soodat niets uijtgerecht hadden, maer hadden Dirck Castelijn ontrent het bos bij sijne negers gevonden die wechgeruct hadden sonders te weten of hij dootgeslagen was of dat se hem int leven hadden gehouden, verders waren der wel dertich van sijn slaven wech, meest vrouwen, sijnde dit een seer groot ongeluck. 10 Octob. Is gemelten Luijtent. op het versoeck van de vrou van Castelijn met eenige soldaten na Para gesonden met ordre om noch meer volck uijt het fortjen te lichten en te sien of ergens iets van haer man conde vernemen, alsoo veele van gedachten waren dat hij wel mochte int leven behouden sijn. Is Jan Coole commandr. van de vrijwilligers van Torarica gecomen, medebrengende een brief van d'hr. van Ruijven inhoudende dat gemelte vrijwilligers geordonneert waren uijt te trecken om te sien of d'indianen die op de plantagie van Castelijn het quaet hadden gedaen ergens te attraperen souden wesen, doch comende op de plantagie van Bastiaen Thijssen daer se haer cost deelden, refuseerden de meeste part voort te marcheren onder voorgeven dat se negers manckeerden om haer cost te dragen ; soo waren se met haer sestienen bij d' hr van Ruijven geordonneert haer geweer ende ammonitie af te leggen, versouckende wat hij verders hierontrent soude doen. Waerop is goetgevonden den commandr. Coole wederom te laten opgaen met brieven aen gemelten Van Ruijven dat hij alle het aengenomene volck onder haer commandr. soude senden na de creecq Pranarewacke om te sien of daer eenich van des vijants vaertuijgh, dat geoordeelt wiert daer in de creecq verborgen te wesen, conden vinden ende ruineren en dat dan verders het volck soude hebben herwaerts te doen comen om informatie over haer wandevoir genomen te werden. 11 s'Nademiddachs heeft dom: Backer den Gouvernr bekent gemaeckt dat van sijn plantagie tijdinge becomen hadt dat d' indiaenen eenige van sijn negers hadden dootgeslagen ofte wechgevoert, versouckende eenich volck derwaerts mocht werden gesonden om te sien of noch eenige negers conden gesalveert worden. Soo is een sergiant met eenigen soldaten derwaerts gesonden die weder gecomen sijnde rapporteerde dat geen indianen hadde vernomen en datter twee negers en twee negerinnen gemist wierden. 13 Is den Luijtent. Schoppens wedergekeert, rapporterende dat hoochop in Para hadde geweest, maer nergens geen indianen vernomen, sijnde weijnich apparentie dat van Castelijn bescheijt te krijgen is, die vermoet wort seeckerlijck gedoot te sijn. Dit is een persoon die gehouden wort een van de beste planters te wesen, hebbende een schoon suijckerwerck in Para gehadt met veel bestiael.
1679 - 26 September - zaak Bovetius 2035 no 349 Deze zaak wordt behandeld bij de stukken van october 1679.
1679 - 22 september - bericht Staten van Zeeland
299
2035 no 350/351/352 De Staten van Zeeland schrijven bericht te hebben ontvangen, dat in Suriname vele personen in gouvernementsdienst zijn aangenomen tegen exorbitante salarissen en vergoedingen. Zij informeren naar de juistheid van dit bericht. Heinsius antwoordt dat het bericht onwaar is, en geeft secretaris van Gheluwe opdracht om een volledige lijst van salarissen en vergoedingen op te stellen ; deze lijst ("declaratie van salarissen") is als bijlage bij het antwoord gevoegd. Ook is toegevoegd een verklaring van de commies van de WIC Willem de Bruijn, die verklaart dat hij aan het gouvernement afdraagt 3% recht op de inkomende slavenschepen, en 4% recht op de uitgaande schepen.
1679 - 25 september - order op het waken der burgermilitie 2035 no 353 Den Gouverneur van de provintie van Surinaame met den gevolge en aankleven van dien, Alsoo ons door de heeren Officieren over de burgerwacht van Suriname is getoont: de groote nalaticheidt ontrent het waken en d’ onwilligheidt in het betalen van de boeten bij ons daarop gesteldt, waaruit te volgen staat indien sulckx langer getollereerdt wordt, dat de wachten dagelijkx meer en meer sullen declineeren en vervallen, ’t geen in dese conjuncture van tijdt, tot merckelijk nadeel soo van deese stadt, als de geheele colonie is strekkende, Soo is ‘t, dat wij met advis van de heeren officieren boven gemeldt, ordonneren dat alle burgers die haare wacht laaten overslaan en op haare geordonneerde uuren daar niet compareren, en wederom van daar vertrekken ; d’ geordonneerde boete van twintigh ponden suiker den dagh na haare wacht voor sonnenondergangh sullen in handen brengen van den deurwaarder Davidt Piek, die wij daartoe gequalificeert hebben om gemelde boeten te ontfangen, en te brengen in handen van de hr. Cap. B: Perduin, en bij foute van dien ordonneren wij den voorz, deurwaarder om hetselve de naaste dach in te vorderen, met een boete van vijf ponden ten profijte van gemelten deurwaarder. Doch bij vorder weijgeringe ordonneren wij den deurw voorz een sergeant en twee soldaaten tot sijne adsistentie te nemen en de defaillanten te executeeren, bij gijselingh met een boete van vijftigh ponden suicker daarboven ; de helft ten profijte van opgemelde deurw. En d’ andre helft ten profijte van de sergeant en soldaten. Also wij sulckx ten dienste van den lande bevinden te behooren. Aldus gedaan in Suriname den 25 September 1679 Was getekent Heinsius Ter ordonnantie van de gouverneur Was getekent P. Sanderus
1679 – 1 october – brief Heinsius 2035 no 354/355 Gericht aan Lucas Caudri, commandeur van de Berbiches ; antwoord op diens brief dato 29 augustus 1679.
300 Heinsius zegt nogmaals dat de hulptroepen uit Berbiche niet wilden vechten, en dat hun komst nadelig is geweest voor Suriname. Verder een hoop heen en weer gepraat. Zegt dat de officieren van het hulpleger van Berbiche dieven zijn “ ... die haar besoetelt hebben met het beroven van de Copere en de Staalen van de molen van de hr. Dirck Castelijn in Para ....... dit sijn nu de weldoende vrinden daar Ued: (= Caudri) van schrijft...”
1679 – 3 t/m 5 october – notulen van resoluties 2035 no 356 “... Notulen van de resoluties genomen bij de Wel Ed: Heer Johannes Heinsius gouverneur van de provintie van Zerenamme met ..... aencleven van dien, ende desselfs politique Raade ...”. Notulen opgesteld door secretaris A: van Gheluwe o.a.: Claes Bruijn Wilderlandt wordt de comissie gegeven van Eerste Politieke Raad.
1679 – 23 aug. t/m 5 october – zaak Jan Eldersen document 1 – 5 october 1679 - vonnis 2035 no 357 Jan Eldersen, matroos op het schip De Star onder capt Jan van der Spijck, heeft diverse malen dienst geweigerd en de kapitein beledigd, en eenmaal geslagen. De Fiscaal Stephanus Schut eist de doodstraf door ophanging. Onder de eis staat de beslissing van Heinsius vermeld: Jan Eldersen wordt veroordeeld tot 3 x van de ra doen vallen, en vervolgens 50 zweepslagen, en moet 4 jaren in de oplandse divisie werken, zonder in Torarica of verder benedenwaarts te mogen komen. Zijn gage wordt geconfisqueerd. document 2 – 23 augustus 1679 - getuigenverklaring 2035 no 358 Getuigenverklaring Arie Cox, stuurman ; Hendrick Francen, bootsman ; David Gernaer, matroos. De verklaring is opgesteld door secretaris A: van Gheluwe. De getuigen zeggen dat Jan Eldersen, matroos op het schip De Star onder capt Jan van der Spijck, diverse malen dienst heeft geweigerd, de kapitein beledigd, op wacht geslapen, en daarop door de kapitein (waarschijnlijk met slagen) gewekt, heeft hij teruggeslagen. Bij het inkomen van de Surinamerivier was hij wederom “dol rasende”.
1679 – 26 sept. t/m 6 october – zaak Bovetius document 1 - 26 September - getuigenverklaring 2035 no 349 Getuigenverklaring van: Cornelis Ponsaer, majoor ; Barbara Bissenbroeck, diens vrouw ; en Catharina Jagers. Deze verklaren gedrieen dat de secretaris Bovetius, destijds wonende in het huis van Francois le Bruijn, en later in het huis van Abel Thisso, bij diverse gelegenheden in hun bijzijn had geklaagd dat gvr Heinsius diens belofte om hem secretaris van geheel Suriname te maken, niet was nagekomen. Zij hadden hem meerdere malen horen zeggen revenge te zullen nemen met een pistool. Hij had op een zondag voorbereiding getroffen om de gouverneur in de kerk dood te schieten, maar had daarvan afgezien.
301
document 2 – 6 october 2035 no 359 “de heeren Raden van Politie ende Justitie der provintie van Suriname zijnde geassembleerd omme te resumeren de bewijsen van het delict dat naergegeven wort bij den secretaris Bovetius ontrent den heer Gouverneur deser provintie van Suriname Johan Heinsius met woorden en dreijgementen in het werck te willen stellen, verklaren haer sentiment ende gevoelen dien aengaende te wesen als hieronder ....” Jacob Vlam zegt geen uitspraak te kunnen doen. De getuigenverklaring van Ponsaer acht hij niet geldig, want Ponsaer en Bovetius hebben woorden gehad en Ponsaer acht hij dus partijdig. Barbara Bissenbroeck als echtgenote van Ponsaer is eveneens ongeloofwaardig ; Blijft over Catharina Jagers, die geen sterke getuigenis heeft afgelegd. De Raden J: van Ruijven, J: van Rijnsoever, en Cornelis Snelleman, confirmeren zich met het oordeel van Vlam.
1679 – 7 october - request Jean Elie Francois 2035 no 360 Het request is opgesteld in het handschrift van Nicolas Combe, die Elie Francois blijkbaar vertegenwoordigd. Combe heeft het document echter niet ondertekend. Jean Elie Francois is een R:K: priester op doorreis naar de Franse eilanden of Spaanse en Portugese gebiedsdelen. Hij heeft besloten te vertrekken naar Brazilie met het schip de Juffrouw Sara, en vraagt toestemming aan de gouverneur. Deze had nl. toegezegd de transportkosten te zullen betalen. Onder het request staat de beschikking van de gouverneur. Het verzoek wordt toegestaan, Combe wordt geordonneerd de transportkosten te regelen met de schipper.
302
1679 – 6 en 7 october - notulen van resoluties 2035 no 361 Enige besluiten : omtrent plantages: Rac A Rac (zaak tussen Martinus Martens en Jan Robbese); en Oud en Nieuw Accaribo ; omtrent een extra belasting om de kosten van de oorlog met de indianen te dekken ; iets over een schip ; over klachten van de militie vanwege te weinig voeding.
1679 – 8 october – over de hermeting van “de rijzende zon” 2035 no 362 Ick onderz: beloove burchte te weesen, voor capt. Willem Seal, voerende het schip De Rijsende Son, voor 20 ½ Last, dat meer ofte grooter bevonden is geweest als de metinge gedaan in Zeelandt, ende dat tegen 160 Pd: suiker, ofte 16 gl. Per Last, te weeten indien de Hrn Staaten van Zeelandt verstaan, dat het betaalt moet worde. Suriname 14 oct 1678, getekent Samuel Bridges. Monsr Combe werdt versogt den Gouverneur te berighten hoe het bovenstaande is gepasseert, om sich daar naer te reguleeren. Suriname 8 octob: ao 1679, getekent Heinsius Schipper William Seale, is in Suriname gearriveert met sijn schip genaamt de Rijsende Son, om suiker te laaden, met een comissie van Mijn Ed: Heeren de staaten van Zeelandt. De duitse schipps sijn bij den command: Thissou gecoome, om te belette dat do schipr in deese rivier soude laaden, seggende voor haar beede, dat do schip van Londen was, en geen duits schip volgens de meninge van Haar Ed: Mog:. Den Hr: Thissou dat hoorende, woude verbieden aan do: schipr , (so is) den heer Thissou wesende gewaarschout van eenige persoonen niet te beletten in do: schip te laaden, wesende tegen d’ order van Haar Ed: Mog: Do: Hr: Thissou gaf permissie aan do: schip te laaden, op die conditie, dat hij soude zijn schip hier wederom laaten meeten, om te weeten de regte groote. Tot dien eijnde de Hr: Thissou ordonneert comis Combe, do: schip te laaten meeten door twee scheeps timmerluiden ; Do: comis heeft zighzelve getransporteert na do: schip met twee scheepstimmerluiden om do. Schip te laten meeten. De schippr gaf tot antwoord dat zijn schip alreede in hollandt gemeeten was, volgens ’t bewijs van de passeport en equipagemr. Joost van Breen, niet willende sijn schip laten meeten. Do: comis, brengende dit rapport aan den voorz. command. Thissou, liet haalen do: schipr. int fort, hem gevende quaede woorden, waarom hij woude niet zijn schip wederom laten meeten, settende do: schipr. gevangen in ’t fort. Enige daagen daarover soo langh, dat do: schipr per coopman genaamt Samuel Bridges accoorde(e)rt met do hr Thissou, om de schipr te lossen, dat zij zouden toelaaten do schip te laaten meten. Wierden de capts Pieter Heresen en W: de Vlaming daartoe geordonneerdt met twee scheepstimmerluiden, dewelck schip gemeeten zijnde, wierde bevonden 20 ½ lasten grooter als de meetinge int vaderlandt gedaan. Eer do: schip mochte uitzeilen, do: coopman Bridges wiert geconstringeert door de hr: Thissou, een borghtoght van zijn handt te schrijven, te betaalen voor do: schipr de bovengemelte 20 ½ Last a 16 gl per last, als blijckt indien ’t de Hrn Staaten van Zeelandt zoo verstonde Getekent Nicolas Combe
303
1679 – 15 october – Brief dominee Basseliers 2035 no 363 Gericht aan gouverneur Heinsius(?). Basseliers verzoekt om uitbetaling van zijn achterstallige gage. Klaagt dat buurman van Ruijven op zijn(=Basseliers) grond een kostgrond heeft aangelegd, en zijn slaven er brandhout hakken. Vraagt om een hermeting van de scheidslinie.
1679 – 16 october – bericht Heinsius 2035 no 364 Kort bericht van Heinsius aan de “Hooge ende Mogende Heeren” staten generaal. Verzoekt om secours.
1679 – 19 december ; 1680 – 13 febr – brieven Cornelis Bolle 2035 no 365/366 De eerste brief is dun geschreven en slecht leesbaar ; de tweede brief is goed leesbaar Surinamhburg 19 decemb 1679 Desen nevensgaende is copie van mijnen laetste met capt Paulus Janse op Amsterdam gesonden. De zaken van dese colonie sijn ’t sedert van sleght tot veel arger geloopen, sijnde nogh eenige plantagien geruineert en andere verlaten, veel negers loopen dagelijckx naer den vieant, voorleden weeck hebben eenige slaven wegh gehaelt ; alle dese dingen komen mij niet vremt edoch wel droevigh voor. Ick ben nu tusschen drie a vier maenden hijer geweest, in welcke tijt wel veel resolutien sijn genomen om den vieant tegens te gaen, edoch niets int werck gestelt ; daer den droogen tijt wel goede gelegentheit toe gegeven heeft. Wij sijn hijer alle seer verwaghtende, dat Ued: Mo: eenige naerder ordres tot redres in de regeringe sult afgesonden hebben, want op dese wijse kan ick .... versekeren dat wij dit goede lant in corten quijt sullen geraken ; de levensmiddelen beginnen alreede te manqueeren, soodat ick een droevigh eijnde tegemoet sie. Edoch sooder één persoon met wijsheijt, couragie en genereusheijt (die ongetwijffelt bij de suickerheeren en gemeente aen gene soude sijn) met maer een hondert soldaten werde afgesonden met één vaertuigh van 10 a 12 stucken, soo soude ick niet twijffelen ofte wij souden behouden blijven. Maer op dese wijse (offschoon wij soo ruineusen oorlogh niet en hadde) soo soude het lant verloren moeten gaen ; daer en is niet één persoon, van de grootste tot de minste, ofte klagen met fondament van ongelijck, de justitie wort vertreden en staet meest in de ... van een persoon naerdat sijn hooft hem nu of dan tegens de geregtigheit dicteert. Mijn emolument daer den maerschalck heeft connen van leven, worden mij t’ eenemael afgenomen ; ick hebben geen actie ofte rangh in eenige vierschaeren. Wil ick ijets ex officis versoecken, moet sulckx als een particulier bij requeste doen. Als ick met sijn Ed: daerover in debat kome, dat sulckx..... (7 regels onleesbaar) de zaken tot soodanige extremiteit gekomen sijnde, mij volgens eet en plight te ontlasten van Ued: Mo: in eenige deelen aen te wijsen ter wat oorsake dit schoone lant verloren staet te gaen, en
304 mij tot de uitterste extremiteijten te vervallen ten ware Hare Ed: Mo: daer int corten gelieven te versien. Edele Mo: Heeren Desen is copie van mijnen laetsten met capps Bonte gesz, waeraen mij gedrage ; wij sijn hijer in groot verlangen naer eenigh goet redres in de regeringe en secours, Want ... heeft tot de uitterste extremiteit te komen. De indianen doen nu en dan nogh al veel schade. Bovendien loopen veel negros wegh, en wij sitten naer gewoonte stil, sonder de vieant te gaen vinden. Jae, wort selver gevreest, dat se ons hijer op Surinaemsburg en tegelijck op Torarica sullen overvallen, daer se goede occasie toe hebben, want wij leggen open, sonder eenige de minste beschansinge tot onse defentie te maken. Het schijnt (dat) het genoegh is den Hr: Gouvernr sijn huijs en fort maer goeht te bewaeren, latende de planters en borgers ter prooije van die barbaren. De levensmiddelen sijn alreede soo schaers, dat veele gebreck hebben, soodat te vreesen is een disperate resolutie bij veelen sal genomen worden, ten ware in Corten secours en verlightinge quam. Den Heer Gouvr heeft permissie aen eenige van de engelse natie gegeven om met een goet getal negros aftegaen, hetwelcke ons ingesetenen onwilliger maeckt om hijer langer te verblijven. Het is wel waer Ed: Mo: heeren, dat ick hebbe geremarqueert dat int 5 articul van de laetste vrede tot Westmunster gesloten, het afgaen van de Engelse natie is toegestaen, wanneer sijn Majest eenige schepen tot transport van sijn onderdanen sal willen seijnden, sulckx bekent sal maken aen Hare Ho: Mo:, die daerop dan aen den gouverneur van Suriname sullen gelasten alle soodanige Engelsen als vrijwilligh te laten afgaen. Edogh Edle Mo: heeren, sulckx is in desen in geenen deele geschiet, soodat wij niet wel en weten, wat den hr gouvr hijermede voorheeft. Wel, Ed: Mo: Heeren, ick sal afbreecken, mij verder refererende aen mijne vorige missives, Ued: Mo: biddende deselve in favorabele recommandatie te nemen. Wenschende Ued: Mo: in hare personen en regeringe veel voorspoet, verblijve, Edele Mog: Heeren, Uedle Mo: Onderdanigen en gehoorsamen dienaer, Cornelis Bolle, Surinaemsburgh, 13 febr 1680 P.S. Desen is blijven leggen tot heden, t’ sedert hebben de indianen met hulpe van eenige negros een sprongh in dese plaets gedaen tusschen 8 en 9 uure savons, dight bij daer de Borgerwaght vergad: ; brekende int huijs, doodende een man, een vrouw en kint soodanigh quetsende datter geen hope van leven is. Eergisteren hebben hijer op de revier de plantagie van Conjart geattaqt., hem levendigh met nemende die een miserabele doot staet te verwaghten, een ander swaerlijck quetsende. 16 feb: 1680
305
1679 - calculatie 2035 no 367/368/369/370 De overheidsboekhouding van het jaar 1679 document 1 2035 no 367 “...Notitie van al t’geene van s’lants gerechtigheijt hebbe ontvangen...” Dit zijn de werkelijk ontvangen inkomsten van 1679. De lijst is per inwoner of kapitein gespecificeerd ; in totaal zijn er maar 20 posten ; het totaalbedrag aan inkomsten is 297.482 pd. Suicker ; hiertegenover staan 1.633.612 pd suicker aan uitgaven. de lijst is opgesteld en ondertekend door Nicolaes Noordingh, als boekhouder van de provintie van Suriname, en geaccordeerd door Heinsius. document 2 2035 no 368 grootboek (debet / credit) De totale uitgaven bedragen 1.633.612 pd suicker ; de creditzijde bedraagt 715.183 pd suicker, het negatief saldo 918.429 pd. Maar dit is een fictief saldo, want lang niet alle belastingen waren werkelijk betaald. De werkelijke inkomsten bedroegen slechts 297.482 pd, zoals gespecificeerd in document 1. Het reeele tekort bedroeg dus 1.336.130 pd suicker. Aangezien de uitgaven de inkomsten verre overtreffen, zal het duidelijk zijn dat lang niet alle rekeningen en salarissen zijn uitbetaald. Wie wel, en wie niet werd betaald, staat niet aangegeven. de boekhouding is opgesteld en ondertekend door Nicolaes Noordingh, als boekhouder van de provintie van Suriname, en geaccordeerd door Heinsius. document 3 2035 no 369 Specificatie van ’s lands uitgaven, opgesteld en ondertekend door Nicolaes Noordingh, als boekhouder van de provintie van Suriname, en geaccordeerd door Heinsius. De specificatie is opgebouwd uit: 3.1 - jaarsalarissen van de ambtenaren. Deze rekening is de specificatie van de debetpost 1 van het grootboek (zie document 2) Creijgsvolck Aen den heer gouverneur bij de resolutie toegelegt. Voor tractement van 31 meij 1678 tot 21 xber 1679 toe, a 4300 gl pr jaar Voor 3 raden a 1200 gl Voor een secretaris Voor een reeckenmeester & opperhouder Voor een klerk Voor een bottelier Voor 2 predikanten a 800 gl Voor een schoolmeester Voor een opperchirurgijn Voor een apothecar Voor een onderchirurgijn
gl 4500 6827 3600 600 1200 600 300 1600 300 600 450 300
Pd
306 Voor een geweldiger
300 21177
423555
3.2 – jaarsalarissen officieren en soldaten. Deze rekening is de specificatie van de debetpost 2 van het grootboek (zie document 2) Officieren en soldaten Aen den Captn & 2 knegten Aen den Captn Luijtent. met 2 kneghten Aen 3 luijtenants ijeder een kneght Aen een vandrigh met een kneght Aen een majoor a 24 stc Aen 6 sergeanten a 16 stc Aen een schrijver a 16 stc Aen 2 corporaels van de adelborsten Aen 2 appointees a 16 stc Aen 1 Captn des armes a 16 stc Aen 6 corporaels a 12 stc Aen 2 tamboers a 12 stc Aen een trompetter a 16 stc Aen 150 soldaten a 8 stc
gl 1168 876 2190 584 438 1764 294 588 588 294 1314 438 294 21900 32730
pd
654600
3.3 – jaarsalarissen commandeur & matrozen. Deze rekening is de specificatie van de debetpost 3 van het grootboek (zie document 2) Commandr & matroosen Voor haer maentgelden van 2 9ber 1678 tot 2 9b 1679 toe, bedraegt Van 2 9b 1679 tot 21 Xb toe
gl
Pd
12410 1661 14071
281420
3.4 - specificatie van ’s lands uitgaven. Deze rekening is de specificatie van de debetpost 4 van het grootboek (zie document 2) Suriname 10 April 1679 Reeck: van het bouwen van een groote schoorsteen int casteel tot gebruick van de soldaten, alsoo bevonden wiert datter perikel van brant was, door het vuermaecken op verscheijde plaetsen in de baracken. 4000 klinckers a 200 pd t 1000 2 oxh calck a 250 pd per oxhooft Een metselaer met de cost a 70 pd daeghs Een knegt a 45 pd daeghs Voor hout & ijserwerk Nogh oncosten aen t Fort Zelandia gedaen
gl
Pd 800 500 700 450 70
307 Aen de metselaer betaelt: Voor 6 dagen gewerckt met de cost a 70 pd daeghs Nogh voor 6 dagen gewerckt Aen den opperman voor 6 dagen a 45 pd Aen 2 metselaers & 1 opperman 6 dagen Nogh 2 metselaers & 1 opperman 6 dagen
420 420 270 1110 1110
Aen steen & calck
Voor 5000 steen a 150 pd ’t duijsent & 2 oxhoofden calck a 200 pd
1150
Aen de timmerlieden
Aen den timmerman voor 6 dagen met de cost a 70 pd Nogh aen den timmerman voor 6 dagen a 70 pd Nogh aen 2 timmerlieden ijeder 6 dagen a 70 pd Aen den fabricq 6 dagen a 100 pd Aen 2 timmerlieden yeder 6 dagen a 70 pd Voor 100 delen a 15 pd ’t stuck Aen spijckers Aen het dack & repareren Overig: Aen medicine volgns reeck fol. 646 Voor packhuijshuer 800 pd smaents Voor mijn huijshuer a 1200 pd smaents Voor 125 snaphanen a 300 pd t stuck Voor 60 puck & half precken & drie .... 2 trommels, eenige vellen, 4 helbaerden en 260 gl samen 150 pd musfuet cogels a 20 gl ‘t 100 pd 100 patroontassen a 40 pd Een cortegaerde gebouwt a Huer van een jaer vant logement van de ... a 300 pd ½ Jaer huer voort zieckenhuijs a 200 pd Aen de indianen in diverse malen gegeven cargasoen (rocken, hoeden, coralen, messen, wijn & brandew. &) Voor een groote boot aen capt Theunis Sluijs betaelt Voor een chaloup aen Joost Jansz betaelt Voor een canootje betaelt om in Para te dienen Voor provisie gegeven aen mr. Jan Elise Roomse priester met captn Burgh Jacobz vertrocken bedraegt Aen Poulus Janz voor 2 ijsere stucken & toebehooren betaelt Aen Nicolaes Combe commis voor 4 ½ maent tractement Voor rantsoen a 96 stc s weex Voor brandewijn aen de soldaten voor mijn comste aen Teunis Sluijs betl. die nae Para gingen Voor de kuijper int magasijn gewerckt alsmede negros int kruijt op diversse tijden & Voor 6 weecken cost gt. soo van soldaten als matroosen voor Rotterdam & den Briel van 130 man a 7 st daeghs
420 420 840 600 840 1500 500 600
12920 9600 14400 37500 5200 300 4800 8000 3600 1200 10000 7000 2100 400 510 2000 2955 1728 224 3000 38220
308 Voor werfgt van 100 man a 12 gl per hooft Voor provisie gefournt voor 42 passagiers opt schip van schippr Costen van der Turck 9 ... a 30 gl Uwe Edle soldaten mutineerden & deselve van de nieuwe soldaten int fort wierden geleij... aen een yeder een nieuwen hoet gegeven
24000 25200
1920 233497
3.5 - specificatie van de passagierskosten. Deze rekening is de specificatie van de debetpost 5 van het grootboek (zie document 2). De totale kosten bedragen 28540 pd suicker voor 44 passagiers “in de cajuit” en “onder het deck”. Document 4 2035 no 370 Specificatie van de inkomsten, opgesteld en ondertekend door Nicolaes Noordingh, als boekhouder van de provintie van Suriname, en geaccordeerd door Heinsius. Deze specificatie komt overeen met creditpost 1 t/m 5 van het grootboek (zie document 2).
Surinamburgh den 21 Xb 1679 Lastgelden van schepen 11 posten, gespecificeerd per kapitein, totaal: 3 pcto van incomende negros 3 posten, gespecificeerd per kapitein, totaal: 4 pcto gereghtigheijt van uitgaende suickeren 9 posten, gespecificeerd per kapitein, totaal: gerechtight van stercken dranck 13 posten, gespecificeerd per handelaar, totaal: ontfangen negro’s van hr. Tijssou 13 stuks negers, totale waarde: diversen 4 posten, totaal: In de laatste rekening(“diversen”) zitten 2 opvallende posten: Per hr van Ruijven voor de waege aen de Santpunt hem vercogt Per Jan van Ruijven voor ’t huis van dom: Basseliers hen vercoght
gl
pd 124080 82810 80753 57186 40625 22729
1500 2000
1679 – schuld van plantage Nieuw Accaribo aan het gouvernement 2035 no 371 schuldoverzicht vanaf 3 juli 1673 t/m 13 april 1679. De plantage was eigendom (of alleen onder directie van?) van: Julius Lichtenbergh (1673-74) ; Balthasar Swaeck (75-78) ; Thomas Coignard (78-79). In 1675 werkten er 6 blanken en 35 slaven, op een areaal van 300 akkers. In 1679 was het areaal gegroeid tot 400 akkers. De plantage werd door het gouvernement aangeslagen voor hoofdgeld, akkergeld, en 4% uitgaand recht op de suiker. Deze belastingen waren deels in natura voldaan, door het leveren van “coebeesten” aan het fort. Desondanks was er in 1679 een negatief saldo van 7466 pd suicker.
309 Het rekeningoverzicht is waarschijnlijk opgesteld door Thomas Coignard, de laatste directeur. Hij protesteert tegen de aanslagen van 73 en 74 ; want, zo stelt hij, de plantage werd door Lichtenberg in 71 gesticht, en behoort volgens placcaat 5 jaar vrijgesteld te zijn van belasting.
1679 – notulen aengaende differente saecken 2035 no 372 Verslag, zonder nadere datum, opgesteld door A: van Gheluwe. Aan de Ed: Mog: Staten van Zeeland wordt gevraagd wat te doen indien gouv. Heinsius komt te overlijden. Wie moet hem ad interim opvolgen ?
1679 – december 5 – onderzoek Julius Caesar Bovetius document 1 - 5 dec. 1679 2035 - 373 Interrogatie van Catharina Jagers, de dienstmaagd van secretaris J: C: Bovetius, betreffende een – al dan niet serieus –moordcomplot op de gouverneur Heinsius door diens secretaris Julius Caesar Bovetius. De voornaamste aanklacht was, dat Bovetius had gezegd “op de gouverneur met een pistool zijn revenge te zullen nemen”. Verder had Bovetius zijn dienstmaagd ertoe aangezet om regelmatig pluimvee bij de gouverneur te stelen en dit op zijn tafel te serveren..... document 2 - 5 dec. 1679 2035 - 374 Interrogatie van Barbara Biesenbroek, huisvrouw van Cornelis Ponsar. Ook mevr: Biesenbroek kon weinig ernstige zaken melden. document 3 - 5 dec. 1679 2035 - 375 Interrogatie van Meijndert Jansen van Leeuwen, oud 16 jaar.
1679 – december 22 – verklaring schipper Jan van der Spijck 2035 - 376 Van der Spijck’s schip was gecharterd door Samuel Nassi en Johannes Heinsius om goederen in Cayenne te verhandelen. Zij hadden Lieven de Wever aangesteld als koopman. Volgens van der Spijck’s verklaring kon hij deze reis vanwege weersomstandigheden niet volbrengen, en werd daarop door Lieven de Wever gesommeerd om naar Suriname te retourneren. In plaats daarvan zette van der Spijck koers naar Barbados. Om zijn onschuld in deze zaak aan te tonen, eiste De Wever van de schipper een getekende verklaring. Zie ook “extract der daghelijckse gebeurtenisse”, 1680 januari 18.
1680
310
1680 - januari 1 - Brief gouverneur Johannes Heinsius 2035 - 377 Edele Mogende Heeren Den 16 Octob: hebbe uwe Ed: Mo: seer ampel gesz: pr: Schippr: Paulus Janse van Amsterdam, ende den 27 Novembr: pr: t’ Schip de Provintie van Suriname waarvan hier nevens de copien gaen; soo dat Uwe Ed: Mo: van alles omstandich bericht sullen hebben. Sal jegenwoordich niet veel seggen maer mij refereren aen de dagelijckse voorvallen waarvan hiernevens een extract gaat & sullen Uwe Ed: Mo: connen sien hoe dat onse saacken van dagh tot dagh slimmer worden & sonder een prompt secours alles wel tot ruïne mocht loopen. Daer wort gereeckent datter nu al seven a agt hondert Negers soo doorgeloopen als van den Vijant sijn wechgevoert ; ende wort gevreest dat ons noch meer quaat als van d’ Indianen selve sal toegebragt werden, als sijnde deselve veel stouter & assuranter als d’Indianen, daerenboven weet men niet wie dat men vertrouwen mach, selfs niet de dienaars & slaaven van ‘t huys. Ende bevinde trouloosheijt onder de voornaemste Zeeluijden die in dienst genomen hebbe, als gebleecken is aan Jan van der Spijck Schippr: op t’ Jacht de Morgenstarre, die doorgaens geprotesteert heeft dat hij al sijn leven mij wel wilde dienen & int minste geen quaat vertrouwen van hem gehadt hebbe ; Soo ist evenwel gebeurt dat hij met bovensz: Jacht is doorgegaen beneffens Lieven de Wever die daer een Cargasoen in hadde om aen Cajana te gaen verhandelen, hebbe daerover gesz: aen den Gouvernr: van de Barbados & aen Antonio Rodrigues Rezio ten eijnde dat den Schippr: mach werden achterhaalt, als Uwe Ed: Mo: uyt de nevensgaende copien connen sien. Soo bidde dat Uwe Ed: Mo: na gemelten Jan van der Spijck gelieven te doen vernemen ten eijnde hij mag werden gestraft. Hij heeft sijn vrouw tot Maeslandsluijs. Ben oock seer bedroogen in Walingh Janse die ick bijsonderlijck alles goets toevertrout hadde denckende dat hij een Persoon was daer men sich op mocht verlaten, maer vindende de saken hier niet als verwacht hadde, heeft vant begin aen sig al dwars aengestelt, tot drincken begeven in plaats van sijn dienst na behooren waer te nemen, om soo het mij moede te maken, ende alsoo de Schippr: van de Snaeu sijn swager is die mede deselve gange gegaen heeft al meer als een half jaer geleden, om geld spreeckende juijst als hij stont om met d’ Saeu in see te loopen, en hoewel haar wel genegen ben geweest suijckeren te geven, soo hebbe ‘t selve niet weten te wege te brengen vermits van de Planters niets te becomen is. Ick meende haer evenwel te betalen uyt seventien ocxhoofden suyker die int schip hebbe van Captn: Tobias Adriaense, doch daer hebbe ‘t volck van Schippr: Wittboom mede moeten voldoen, die meest met hem overgaen, sijnde dit scheepjen oock aangeslagen tot dienst vant Lant. Doch alsoo met het wechloopen van Jan van der Spijck geoordeelt hebbe dat dese twee luijden daer kennisse van hebben, soo hebbe haer beijde gevangen doen setten & de Snaeu met een andere Schippr: versien, op datter mede geen ongemack over soude comen. De verdere matroosen hebben hare betalinge hier meest ontfangen & wort haer van tijt tot tijt alles gefourneert dat se nodigh hebben. Hebbe nu over het jaer het Guarnisoen onderhouden & de soldaten tot den 21 decembr: afbetaelt, ende hebben deselve noijt manckement van cost gehadt maer op extraordinaire occasie hebbe haer brandewijn ende taback doen geven, soo dat deselve tot nochtoe in seer goede ordre sijn, doch sonder Uwe Ed: Mo: assistentie is het mij onmogelijck hier staende te blijven.
311 Uwe Ed: Mo: connen sien bij de nevensgaende Rekeningen hoe dat mij is comende 1336130 Pd: suyker ofte F 66.806,10 behalve noch diverse oncosten die gedaen sijn soo aen de Snaeu, Barque, Booten, etc: ; aen ‘t Fort geschiet oock weder reparatie ; bij Mr: Clifton sijn diverse medicijnen & verversinge voor de siecken gekocht daer hij noch geen rekeningen van gegeven heeft. De Snaeu is weder naar Courentine vertrocken met de hooftman Annasabo om d’Indianen onse vijanden te beletten datse die van de Courentine mede niet opmaken om haer toe te vallen, alsoo gevreest wort dat eenen Tonaij die onse slimste vijand is tot dien eijnde daer na toe is, ‘t welck een seer nadelige sake soude wesen indien sulcx quam te gebeuren. Sende den gewesen Schippr: van de Snaeu Teunis Pieterse met Captn: Tobias Adriaense over sonder afrekeninge mede te geven, alsoo van opinie ben dat hij als een mutin ende fauteur van quaat hoort gestraft te worden, als breeder bij de dagelijckse aanteijckeningen te sien is. Den Major Ponsar wert mede wechgesonden pr: Schippr: Bonte sijnde bij den Crijchsraet daer toe gecondemneert als bij de sententie hiernevens gaende te sien is. Hebbe nu al diverse malen gesz: hoe nootsakelijck het is dat alles hier gelost ende geladen wort alsoo s’Lants gerechtigheijt andersints na behooren niet can worden ingevordert, alsoo de Schipprs: van de stercken dranck niet meer aengeven alsse selfs willen & oock volgens ordre aenstonts geen betalinge doen, maer naderhant comen klagen dat een gedeelte is uytgeloopen ofte scheep uytgedroncken, pretenderende noch grooten afslagh die men haer dient te geven. Aengaende de suykeren synde gewent een lijste over te leveren van ‘t gene dat se in hebben , waerin dat se seer bedriegelijk handelen, gevende verkeerde namen op, en geven dan in betalinge assignatien op luijden daer niet van te krijgen is, gelijck noch laest bij Sander Matthijsen is gepleecht. Hebbe het nu soo verde gebracht dat se met de copers Penn:[?] betalinge aen het Comptoir comen doen, volgens de lijsten die bij de schippers werden opgegeven, daerin dat se soo veel verswijgen connen als se begeren, sijnde onmogelijck dat de vier pr: Gto [4 % gerechtigheid] behoorlijck can werden ingevordert & gewogen als wanneer alles na behooren sal conne werden geobserveert Oock sullen de luijden behoorlijcke betalinge genieten voor hare geleverde goederen als men de suykeren haer toeweecht , ende bijsonderlijck soo wanneer deselve gekeurt worden, dat de colonie in reputatie sal brengen daer nu ijders klaecht over bedroch, soo int gewicht als inde suykeren selve. Uwe Ed: Mo: speciale ordre wort vereijst om de vier pr: Gto in te vorderen die volgens de boucken uytstaen omdat de luijden die anders absoluijt refuijseren te betalen, hoewel int generael niet connen verstaen om iets te betalen datse aent Land schuldigh sijn, en sooder eenige weijnige sijn die betalen soo seggen d’ anderen: ben je geck dat je den Gouvernr: betaelt, oock sijn met dese oorloch veel extraordinairen oncosten bij d’ Ingesetenen selve gedaen die se begeeren dat dat haer in reeckg: sullen valideren. Indien Uwe Ed: Mo: nu niet gelieven mijn wisselbrvn: te voldoen, ten eijnde dat ick mijn credit mach behouden, ende hetgene betalen dat nootsakelijck van doen hebbe tot onderhout van de colonie, soo ist voor mij onmogelijck te bestaan & wensche maer doot te wesen, want het leven op dese manier mij al te grooten cruijs is. Ende alhoewel mij van Uwe Ed: Mo: is comende F 66.806,10 soo ben nu maer F24000,- op Uwe Ed: Mo: treckende, te weten: F18000,- te betalen aen Hendrik Panzer ende F6000.- aen d’Hr Burgem: van Naerssen.
312 Op het alder onderdanichste biddende dat Uwe Ed: Mo: gelieven ordre te stellen tot betalinge van gemelte sommen alsmede de voorige getrocken F 12000,- sijnde mij andersints onmogelijck de colonie te preserveren. Met het resterende sal noch wat wachten, ende over een half jaar Uwe Ed: Mo: wederom Reeckg: senden, als oock Reeckg: van de vivres van Uwe Ed: Mo: ontfangen, hoopende soo alles mettertijt in ordre te brengen. Niet twijfelende of Uwe Ed: Mo: sullen in corte jaren een goet incomen uijt dese colonie trecken als d’Indianen eens sullen sijn tot ruste gebracht & een middel beraemt sal sijn om vele menschen hier te doen subsisteren, daer alles aen dependeert. Doch nu moet de colonie nootsakelijck verlooren gaen sonder Uwe Ed: Mo: assistentie van volck en gelt: als blijckt bij de voornaemste van de Zeeluijden die ontrou bevonden sijn, hoewel gedacht hadde datse seer trouwe luijden waren, maar vreesende datse geen betalinge souden krijgen heeft haer gebracht om quade wegen in te gaan, en soo het nu quam te gebeuren dat de militie van alles niet conde versorghen, soo souder niets in ordre te houden sijn, alsoo van de Planters niets te becomen is als voor desen, dewijl dat se selfs gebreck hebben en dagelijcks van vertrecken spreecken, derhalve Uwe Ed: Mo: connen oordeelen in wat conditie dat wij sijn. Alsoo Claes Bruijninck Wildelandt volgens de nevensgaende bescheijden niet alleen onwillich is geweest d’ eerste politique Raets plaats aen te nemen, maer met groot empressement begeert heeft te vertrecken hoewel tot noch toe hier blijft, soo hebbe in sijn plaets aengestelt Bastiaen Thijssen die mij inbeelde dat reckelijck & wel sal wesen. Wil hoope t’ selve Uwe Ed: Mo: aengenaem sal sijn. In plaets van de secretaris Bovetius daer vrij wat op te seggen valt volgens nevensgaende bescheijden, is Adriaen van Gheluwe & alsoo de Raden niet ge-inclineert sijn over hem reets te spreken soo hebbe hem verlof gegeven om na het vaderlant te gaen soo dra passagie can vinden. Hebbe Schippr: Bonte mede gegeven duijsent pont bedurven buskruijt & 81 stucx geweren waervoor andere in de plaats versoucke, als oock de kleijne [kleding?] behouften volgens nevengaende lijste indien die noch niet gesonden sijn alsoo seer nootsakelijk sijn. Hiermede Godt biddende voor Uwe Ed: Mo: gesontht: en prosperiteijt, verblijve: Edele Mogende Heeren, Uwe Ed: Mo: gansch ootmoedig en onderdanigh dien: J: Heinsius Surinamburgh, den 1 jan: 1680
1680 – januari 9 – brief gouverneur Heinsius 2035 - 379 / 380 Duplicaat van de voorgaande brief
1680 – januari 9 – brief gouverneur Heinsius
313 2035 - 381 Een korte brief gericht aan Wm: Stapleton, gouverneur van de engelse caribische eilanden, als antwoord op diens verzoek om - in overeenstemming met het tractaat van Breda – engelse planters te laten vertrekken met het schip Dexford onder capt: James Aire. Heinsius antwoordt dat dit helaas niet mogelijk is, omdat bij Stapleton’s verzoek geen brief van de Nederlandse Staten Generaal is gevoegd, zoals in het tractaat voorgeschreven. Zie over deze zaak het “extract der daghelijckse gebeurtenisse”, 1680 januari 7-9.
1680 – januari 9 – brief gouverneur Heinsius 2035 - 382 Een korte brief gericht aan James Aire, schipper van de Dexford, met ongeveer dezelfde inhoud als de voorgaande brief.
1680 – januari 15 – verzoekschrift Tomas Jonckombe 2035 - 383 Jonckombe verzoekt om samen met huishouden, have en goed te mogen vertrekken met het schip de Dexford, capt: James Aire In de magine staat Heinsius beslissing vermeld; hij staat toe, dat Jonckombe’s vrouw met 50 oude slaven mag vertrekken.
1680 – januari 16 - proces Jan Reunier 2035 - 384 Korporaal Reunier had de leiding over een groep soldaten gestationeerd op de plantage van Heinsius. Hij had een koe van de plantage laten slachten. Enige dagen daarna slachtten de negerslaven der plantage een kalf, en gaven een deel aan de militairen om op te eten. Ook plukten de militairen regelmatig vruchten. De Fiscaal eiste de doodstraf middels ophanging. Op 15 januari veroordeelde de krijgsraad Reunier tot geseling en verbanning Op 16 januari werd dit oordeel verzwaard tot de doodstraf middels ophanging, na een ingekomen belastende verklaring dat Reynier van plan was geweest te muiten. Na een gratieverzoek van 23 burgers, waaronder Samuel en Joseph C: Nassi, werd uiteindelijk besloten tot uitvoering van de eerste straf, zijnde geseling en verbanning.
1680 – januari 20 – brief Heinsius 2035 - 385 Korte brief, niet ondertekend, maar waarschijnlijk van Heinsius, met het verzoek tot uitlevering van schipper van der Spijck van het jacht “de Morgenstarre”. Zie ook “extract der daghelijckse gebeurtenisse”, 1680 januari 18.
1679 – december 23 - verklaring gouvernement Barbados
314
2035 - 386 “Be it known to all whom this presents”; officieele verklaring van het gouvernement van Barbados, dat Lieven de Wever, koopman van het schip “de Morgenstarre”, zich onmiddelijk na het binnenlopen van het schip bij het gouvernement had gemeld met het verzoek schipper van der Spijck in hechtenis te nemen. Echter was de Morgenstarre in de duisternis van de nacht weggezeild. Verklaring opgesteld door Edwyn Stede Esq:, deputy secretary & sole notary publique of the island of Barbados. Zie ook “extract der daghelijckse gebeurtenisse”, 1680 januari 18.
1680 – januari 21 - brief Samuel Nassi 2035 - 387 Zakenbrief Mijn Heer, Mijn ongesontheijt & het wechloopen van veele van onse Negros die wij meenen te vervolgen is d’ oorsaack dat ick niet bij Ued: coome om van Ued: te versoecken dat dit schip mach opcomen om met beddinghs te laden alsoo hij bevracht is voor de helft & heeft maer 30 dagen Leeghdagen; Het bevrachten van sulcke schepen is om iets te connen senden waermede in cas van noodt provisie soude connen koopen dat anders niet connen doen, alsoo de penningen die men daer conde hebben met dagelijcx te trecken tot een eijnde comen, en al wat van sulcke natuur van goet van hier versonden wert, is proffijt voort Lant; Het schip brengt geen ladingh als calck steen, doordien ik gesz: hadde dat met de comste van Nicolaes Verbraeck hier cost genoegh was; Mongoij ben ick dagelijcx verwachtende met paarden en provisien & sal noch met het vertreck van dit schip om meer senden om alsoo te beter te connen subsisteren tot dat wij uijt het vaderlant assistentie krijgen; dat ik hoope sal int corte wesen alsoo de brieven van Barbados sulcx confirmeren ; Den alderhoochsten wil ons assisteren ende Ued: van alle onheil bewaren waer mede Ued: noch eens versoecke dat het schip mach opcomen omdat ick sulcke groote schade niet sal lijden als ick soude doen indien hij omlaagh soude laden; breecke af verblijvende ED: Heer Mijn Heer Ued: onderdanigh dienr: Was geteijkt: Samuel Nassi Surinam den 21 janrij 1680
1680 – januari 23 – brief gouverneur Heinsius 2035 - 388 Waarin wordt verklaard dat het aan de huisvrouw van Tomas Jonckombe en 50 slaven wordt toegestaan om met het schip de Dexford onder capt: James Aire te vertrekken, uit consideratie voor de door Jonckombe’s geleden verliezen. De korte brief is niet geadresseerd en ook niet ondertekend, maar is waarschijnlijk een briefje van Heinsius aan James Aire, of mogelijk aan Stapleton.
315
1680 - proces Hans Christoffel Coenen Hans Christoffel Coenen en Dirck Jansz. , beiden soldaten, waren in een vechtpartij verwikkeld. De sergeant van der Perre, pogende de partijen te scheiden, werd zijn degen (“rappier”) ontfutseld en door Coenen met de botte kant enige malen geslagen. document 1 - ongedateerd 2035 - 389 Interogatie over het gebeurde. De 4 ondervraagden, Jaspersen, Boudewijns, Verbeek, en Carelsen, allen soldaten, bevestigen het voorgevallene, maar zeggen dat de sergeant niet met de degen is geslagen. document 2 - 1680 – Januari 25 2035 - 389a De soldaat Coenen werd ten laste gelegd, dat hij de orders van de sergeant van der Perre had genegeerd, de sergeant zijn degen had afgenomen en hem daarmede had geslagen. De Fiscaal eiste de doodstraf middels ophanging. Op 25 Januari veroordeelde de krijgsraad Coenen tot 10 x spitsroeden lopen
1680 - januari 30 - Verzoekschrift van Samuel Nassi 2035 - 391 Aen den Wel Ed: Heer Johannes Heinsius Gouvernr: van de provintie van Zuriname met den gevolge ende aenkleven van dien, Geeft met behoorlijcke onderdanigheijt te kennen d’ Heer Samuel Nassi . hoe dat een gedeelte van sijn Supplte: vriendens Negros sijnde wel ten getale van 60 a 70 gesamentlijck sijn weghgeloopen, en naer alle apparentie haer bij d’Indianen onse vijanden onthouden. Van welck getal hem Supplt: door hulpe van sijn Indianen 9 a 10 weders in handen gecomen sijn, en alsoo de Supplt: wel considereert dat deselve als verraders en schelmen, indien langer onder sijn handen verblijve, de reste van sijn Supllt: Negers mede tot soodanige dilicte souden soecken te debaucheren, sijnde toevallen die indien quame te gebeuren in dese hooch bedroefde & commerlijcke tijt van oorlogh niet alleen de Supplt: persoon neemaar de geheele colonie sijn concernerende, & alsoo de schade indien de gemelte wedergekregen Negros naer verdienste met de doot gestraft wierde veel te considerabel is om boven de genoemde voorgaande te dragen, soo keert den Supplt: hem bij dese sterck makende voor sijn Ed: vrienden, tot U Wel Edt: ootmoedelijck versoeckende dat deselve Negros uyt dese colonie naer de Barbados mogen getransporteert worden om aldaer tot des Supplt: voordeel verhandelt te worden. ‘t welck doende, In margine stont: Den Gouverneur staat den Supplt: dat hij de versochte wechgeloopen Negros in handen gekregen negen a tien na de Barbados magh versenden. Zuriname, den 30 January 1680. was geteijckent Jn: Heinsius Lager stont: Ter ordonnantie van de Hr: Gouvernr:, A: van Gheluwe Noch stont:
316 Naer gedane collatie is desen met met den originele bevonden t’ accorderen t’ welck ick getuijge A: van Gheluwe
1680 - januari 30 - Verzoekschrift van Isaac Mesa 2035 - 391 Verthoont met behoorlijcke Eerbiedight: Capt: Isaac Meza als ordre hebbende van Sijn Ed: Swager d’Hr Louis Diaz woonachtigh in Barbados, hoe dat hij Supplt: de effecten en intresten van gemelte Louis Diaz heeft gederigeert en waergenomen, en alsnoch is derigerende en waarnemende. En in soodanigen qualiteijt van L: Dias voornt: ordre heeft becomen, om het restant van sijne Negers en effecten alhier onder sijn Supplt: directie sijnde, van hier naer Barbados te transporteren dewijl de plantagie verbrant is, en de meeste slaven soo door de vijanden gerooft als bij haer overgeloopen sijn, om daerdoor noch het weijnighe overschot van sijn verlooren staet alhier te mogen genieten, te meer alsoo genoemde L: Dias sijnde een natuurlijk onderdaen van sijn majt: van Groot Brittanien dit octroy bij alle voorvallen is competerende volgens het vredens tractaat tusschen sijn majt: voornt: en Hare Ed: Ho: Mo: Derhalve keert den Supplt: hem tot U Wel Edt: versouckende ootmoedigh dat u wel Ed: hem t’ bovenstaende gelieve te accorderen. ‘t welck doende etc: In margine stont: Den Gouvernr: verklaert den Supplt: sijn versoeck niet te konnen accorderen alvoorens behoorlijcke brieven & instructie van de Hrn: Staten Generael aan hem werde vertoont volgens het vijfde arteijkel van het vredens tractaat daer den Supplt: sich op beroept. Zuriname den 30 Janrij 1680, was geteijkent: J: Heinsius Lager stont: Ter ordonnantie van de Hr: Gouvernr:, A: van Gheluwe Noch stont: Na gedane collatie is desen met met den principalen bevonden t’ accorderen t’ welck ick getuijge A: van Gheluwe
1680 – februari 5 – brief J: van Ruyven 2035 - 392 Van Ruyven doet verslag van de Indiaanse overval op zijn plantage nabij Thorarica, waarbij 5 soldaten en een aantal negerslaven zijn omgekomen. Van Ruyven deelt mede dat hij besloten heeft de plantage te evacueren. Zie ook “extract der daghelijckse gebeurtenisse”, 1680 februari 1 – 4. Wel Edele Heer, Mijnheer, met droefheijt moet UEd: bekent maken het ongeluck dat dese achter middagh op mijn plantagie is voorgevallen, sijnde de corporael Joris Verhagen met drie soldaten en een blancke kuijper met hare vijven, beneffens een partij van mijn Negersmans daeronder 5 a 6 mede met roeren versien, die naer haer plantagie om cost gingen, van de Indianen int weders terugh comen
317 overvallen en Godt betert, naerdat haer wel geweert hebben, alle vijf dootgeslagen, met een neger & drie swaerlijck gequest, gelijck als uijt de mont van de negers die ge(e)chappeert sijn verstaen hebbe. & deerlijck ongeluck 't welck oorsaeck sal sijn dat ick mijn plantagie sal genoodsaackt sijn te verlaten, want ben beducht datter geen blancke op sal connen houden, of ten ware dat UEd: mij beliefde te adsisteren, alsoo 't verlaten van mijn plantagie haer nog veel stouter sal maken als oijt, terwijl se niet anders en trachten als ons tot vertrecken te dwingen. De Heere gelieve ons een uijtcomste te geven, want sonder secours sullen niet wel connen bestaen. UEd: aengename dato Pmo. Febrij. is mij voorleden Saaterdagh avondt behandigt door Captn. Cocq, die ick desen morgen assignatien gegeven hebbe voor den inhout van die UEd: hem belieft heeft te geven ; hoope dat sullen betaelt worden, maer dom. Basseliers heeft het gerefuseert en gesegt niet te willen betalen, om datter niets uijtgericht was. Vreese dat de andere haare daer als voor desen weder aen sullen ergeren, en mede soo doen. Eijndigende, hiermede, verblijve, naer UEd. in de protexie des alderhoochsten bevolen te hebben, Mijn Heer, UEd. Dienstw. dien. / was geteijkent / J. v. Ruijven Torarica den 5 febrij. 1680
1680 – februari 6 – inventaris aangekochte vivres 2035 - 393 “Memorie vande Vivres door ordre en acto van haer Ed: Mog: d’geeerde gecomitteerde Raeden van de Staten van Zeelant, in dato 6e february 1680 – gecoght en gereet gemaekt voor de colonij van Suriname” De lijst betreft een aanzienlijke hoeveelheid vivres, waarvan een deel werd afgescheept in het schip van de heren Van Pere, terwijl de rest voorlopig achterbleef in ’s Lands magazijn te Middelburg.
1680 – februari 12 - proces Heinsius contra Roys 2035 - 394 Bij de schotse koopman Pieter Roys woonden een aantal vrije Arowakken. Een dezer had een indiaanse slavin van Heinsius tot vrouw genomen, echter zonder diens medeweten. Hij was bij zijn vrouw – dus bij Heinsius - gaan wonen. Dit zinde Roys niet, en hij overtuigde de Indiaan om weer bij hem te gaan wonen. Heinsius beschuldigde daarop Roys van diefstal van een vrij mens. [sic] . Roys liet daarop de indiaan teruggaan naar zijn echtgenote, doch had er geen vrede mee, en probeerde hem met enig geweld weer mee te nemen uit het huis van Heinsius. Heinsius deed daarop Roys een proces wegens kidnapping aan. Tijdens het verhoor bejegende Roys de Gouverneur & Raden dermate “disrespectvol”, dat de Gouverneur (Heinsius!) zich genoodzaakt zag hem in het fort Zeelandia op te sluiten totdat hij geleerd zou hebben Gouverneur en Raden “civieler” te woord te staan.......
1680 – februari 13 – betaling passage du Croij en Pietersen
318
2035 - 395 1 - De Raden van Zeelandt verordonneren de gouverneur van Suriname tot betaling van de passage van Daniel du Croij. Kosten 300 pond suiker. Ordonantie gedateerd 27 februari 1679. 2 - Verklaring van kapitein Bisschop, dat de gouverneur van Suriname de overtocht van Brian Pietersen heeft betaald. Gedateerd 13 februari 1680 De ordonnantie en de verklaring zijn beide in één brief samengevoegd ten bewijze dat de Gouverneur aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Onder aan dit briefje staat een korte protestnota, waarin wordt aangegeven dat du Croij een veroordeelde dief is, en dat de kolonie dergelijke mensen niet nodig heeft.
1680 – februari 13 – verzoekschrift Hermanus Wagenaer 2035 - 396 Wagenaer verklaart al geruime tijd in zware detentie en met boeien gevangen te zitten, en verzoekt om vrijlating onder borgstelling, om zijn zaken af te kunnen handelen. In de margine staat Heinsius beslissing vermeld; Wagenaar wordt, na zijn schulden te hebben afgelost, naar Zeeland gezonden. Zie ook “extract der daghelijckse gebeurtenisse”, 1680 januari 13
1680 – februari 13 – verzoekschrift Pieter Roys 2035 - 397 Roys verzoekt om ontslag uit arrest, om dringende zaken af te handelen. In de margine staat Heinsius beslissing vermeld; Roys wordt onder borgstelling 2 x 24 uur in de gelegenheid gesteld om zijn zaken af te handelen, en moet zich daarna weer op het fort melden. Onder Heinsius beslissing staat een borgstelling, getekend door 4 personen
1680 – februari 14 – proces Theunis Pieterse Goethart 2035 - 398 Januari 22 – Verklaring van koopman Lieven de Wever over de gebeurtenissen aan boord van de “Morgenstarre”, ten tijde dat het schip voor de kust van Suriname verankerd lag met bestemming Cayenne. Zegt met name dat Theunis Goethart, schipper van ’s Lands bark dichtbij geankerd, 3 weglopers heeft geholpen aan boord van de “Morgenstarre” te komen. De verklaring werd afgelegd in het bijzijn van de secretaris Adrian van Gheluwe, en enige getuigen. zie ook “extract der daghelijckse gebeurtenisse”, 1680 januari 18. Februari 14 – Verklaring van De Wever voor Gouverneur & Raden. Ongedateerd Extract van de notulen van Gouverneur en Raden betreffende het onderwerp. Goethart is geexamineerd en heeft uiteindelijk bekend. Men besluit Goethart te ontslaan uit ’s Lands dienst en te deporteren naar Nederland.
319
1680 – februari 14 – verzoekschrift capt: Bisschop 2035 - 399 Bisschop verzoekt om betaling van 9000 ponden suiker, die Gouverneur Heinsius aan hem schuldig zou zijn voor het inzetten van zijn schip en bemanning tijdens een krijgstocht in Para. Bisschop adresseert zijn verzoek niet aan de gouverneur, maar aan de Raden van Politie. In de margine staat de beslissing van de Raden vermeld: De Raden constateren, dat dergelijke diensten in ’s Lands belang door alle andere kapiteins altijd gratis zijn verleend. Zij kunnen geen vonnis vellen en zeggen “zijn actie te sullen institueren daer en soo hij te rade worden sal”. Met andere woorden: de zaak wordt op de lange baan geschoven.
1680 - februari 16 - Brief gouverneur Johannes Heinsius 2035 - 400 / 401 Edele Mogende Heeren, Den 1 passado sijn van hier vertrocken de Captnen: Tobias Adriaense & Jan de Bonte, waermede aen Uwe Ed: Mo: laest gesz: hebbe ende alsoo ons sedert geene schepen uyt het vaderlant sijn toegecomen, sijnde nu omtrent vijf maanden dat dat het laetste van daer alhier arriveerde, soo sijn de luijden al eenigen tijt in desperatie geweest niet weetende off er secours te verwachten is, dan of se sullen verlaten blijven. Uwe Ed: Mo: gelieven te considereren, dat het nu veertien maanden is dat ick hier gearriveert ben, voor alles sorge gedragen hebbe, soo dat aen de soldaten & matroosen nooit haer rantsoen heeft ontbroken, en andere extraordinaire oncosten gedaen, sonder bijna eenige incomen te ontfangen, nu om een oorloch uijt te voeren hebben Uwe Ed: Mo: mij niet gesonden, oock ist selve onmogelijck sonder assistentie van volck, geld, & vivres etc:, alsoo onse saecken dagelijcx verloopen. Soodat wij verswacken & de vijanden stercker worden, sijnde nu soo verde gecomen dat alles in gevaer is, en wij in dese plaets pericul loopen van gemassacreert & alles verbrant & geruineert te werden, alsoo onse macht doorgaens afneemt, en die van de vijanden aengroeyt en t’ manckeert haer maer aen couragie om ons tot ruine te brengen als se willen, want daer is geen volck int Land om d’Indianen overal te comen waernemen, die door hare successen dagelijcx ge-encourageert , en door den toeval van Negers stouter gemaekt worden. Soo dat de luijden maer wachten na tijdinge uijt het Vaderlant omt Lant gesamenlijck te verlaten, sooder geen assistentie comt. Uwe Ed: Ho: hebben niet één soldaat gesonden, en die mij belooft hadden volck na te senden sijn in gebreke gebleven als aen Uwe Ed: Mo: geklaecht hadde. ende dewijl Uwe Ed: Mo: mijn wisselbrvn: niet voldoen soo weet ick oock geen raed om meer kost en andere behouften te laten comen, alsoo Uwe Ed: Mo: bij de Reeckg: pr: de Bonte over gesonden connen sien dat het incomen niet vierde part kan opwegen d’onkosten dieder moeten gedaen worden: derhalven sonders behoorlijck secours int corte t’ ontfangen, hebben Uwe Ed: Mo: niet anders als een seeckere ruïne van dese colonie te verwachten. De Joden hebben tijdinge over Barbados datter drie a vier hondert man geordonneert sijn om herwaerts te comen, maer stellen soo weijnigh vertrouwen daerop datse eenige Engelse schepen houden tusschen hier en Barbados te varen om of de noot aen de man quam daermede te connen wechtrecken.
320 Verder vinde sooveel moeijlijcheijt met alderleij slach van menschen, dat waer ick tevoren dacht int vagevier gecomen te sijn, beelde mij in nu al int voorburgh zvan de hel te wesen want de luijden soo buytensporich dat het niet te spreken is, ijders willende de dingen naer sijn fantasie hebben sonder liefde ofte eenicheyt onder den anderen, doende niets als klagen & schelden sonders recht ofte reden, frequenterende d’herbergen tot laet inde nacht. Daer den Landdrost sich bij laet vinden, soo dat de herbergiers selfs over hem klagen, seggende datse ten tijde van de Fiscael rust hadden, dat de luijden doe[toen] voor tien uyren na huijs gingen, daer hij haer nu selfs tot twee a drie uren in de nacht comp[agn]ie hout, verders is hij een persoon die onder een glas wijn veel praats voert en niet onderlaet tot nadeel van de Gouvernr: te spreecken, seggende dat hij gecomen is om toe te sien dat den Gouvernr: recht doet dat sijn commissie van den staat is, en met de Gouverneur niet te doen heeft, en dergelijcke absurde dingen meer, daer ick mij niet aen gestoort hebbe, totdat het te grof gegaen is, en hebbe hem in de Raed ontboden & het bovenstaende voorgehouden, in presentie van een herbergierster daer hij noch de 9 deser tot twee uijren in de nacht hadde sitten drincken, en sich soo vindende overtuijcht heeft beterschap belooft, hoewel daechs tevoren de confidentie hadde om in de Raed te seggen dat het leugens waren, hebbe hem oock gesecht dat soo der iets op mij te seggen viel dat stonde onder correctie van Uwe Ed: Mo:, maer hem hadde sijn devoir aen te wijsen, en na exigentie van sacken te corrigeren en hebben hen hier mede laten henen gaen: Uwe Ed: MO: gelieven te weten dat soo een Lantdrost hier weijnich goet doet maer ter contrarie de saecken die op een goeden voet gebracht waren heeft laten vervallen, wij souden het hier met den Fiscael wel afgesien hebben, doch van d’ hr: Liens indien die door de doot niet was geprevenieert hadden vrij wat anders verwacht. Daer desen mede overgaat is schippr: Gabriel Bisschop een moeijlijck persoon die doorgaens veel geraes hier gehouden heeft en van tijt tot tijt vele quade diensten gedaen, sijnde soo hij secht niets gehouden te doen als ‘t gene tot sijn Mrs: interest strect, soo pretendeert hij 9000 Pd: suijckeren voor dienst aent Lant gedaen daer al ses schipprs: uijt de revier vertrocken sijn, die met meerder bereijtwillicheijt den selven dienst volbracht hebben sonder daer voren iets te pretenderen. Hij weijgert oock een misdadiger van hier af te voeren die op t versoeck van de burgers bij t’ leven is gehouden daer hij tot de galge was gecondemnt: seggende ront uijt in den raed dat hij geen schelmen uijt het land voeren wil en soomen die aen boord sent dat hij die int uijtgaen vande revier sal aen land setten & laten loopen, hoewel hem uijt de naem vande borgers voor de vracht is contentement belooft te doen, t’ is derhalven nodich dat Uwe Ed: MO: tegen dese en diergelijcke moetwillige schipprs: gelieven te voorsien en de soodanige resolutie te nemen dat men haar in ordre kan houden want se al te grof aen gaen, ende bijsonderlijck desen Bisschop die wel pretendeert dominateur vande revier te wesen ; hij heeft hier op t versouck van d’ hr: Baillou van Vlissingen een dief gebracht, voor seven jaren van daer gebannen. daer hij sonder kennisse van den Gouvernr: van gedisponeert heeft, genaemt Daniel du Croij, Uwe Ed: MO: hebben geordonneert drie hondert Pd: suijcker voor sijne passagie te betalen dat gedaen hebbe, als oock voor eenen Adrias Pieterse die hij aende Gouvernr: mede niet vertoont heeft, t’ welck int welnemen van Uwe Ed: MO: onbetamelijck is, dat den Gouvernr: de passagie sal moeten betalen voor luijden die hij niet weet ofse overgebracht sijn ofte niet. Nu manckeert hij noch drie persoonen hier gebracht te hebbern volgens Uwe Ed: MO: resolutie van den 7 febrij: 1679. Inhoudende dat de schipprs: voor ijder t’waelf last dat hare schepen groot sijn één persoon moeten over brengen ; nu, Bisschops schip is groot 60 last soo most hij vijf persoonen mede gebracht hebben die verbonden sijn voor vier jaren hier te Lande te blijven. Want andere persoonen hier niet in begrepen connen werden, dewijl deselven met het eene schip comen en t’ andere weders vertrecken, daer mede de colonie niet versterct wert, ende soude te
321 wenschen wesen dat Uwe Ed: Mo: voor ijder twee last dat de schepen groot sijn één persoon lieten over brengen voor vier jaren verbonden hier te blijven om het land te bevolcken, sonder t’ welcke hier noijt in seeckerheijt sal sijn te leven, ende het manckement van blancke persoonen is d’ eenige oorsake van het ongeval daer de colonie in blijft steecken en sonders secours niet uijt te redden is, want onmogelicke dingen niet te doen sijn. De millitie is swack, in vele plaetsen verdeelt, en de helft bijna sieck ofte creupel soo datse van selfs dagelijck afneemt behalven die door den vijant werden verslagen. Teunis Pieterse Goethart, die dacht dat met de vorige schepen vertrocken was, is noch hier gebleven & gaat nu met Bisschop over, de nevensgaende attestatie van Lieven de Wever is noch tot sijne Laste gecomen. Indiender noch soo een getuijgenisse tegens hem was souder geen swarigheijt sijn hem te doen hangen. Ick ben door Walingh Janse met sijn volck seer bedrogen, meende een eerlijck man aen hem te hebben, maer het contrarie blijct waer te sijn. Julius Caesar Bovetius die mij van een goet vrient op trou was toegesecht & voor seer bequaem gerecommandeert om als Sectrs: te dienen, is bevonden een seer pervers ende valsch persoon te wesen, daer oock geen dienst van gehadt hebbe, vermits continueel indispoost is geweest, den selven gaet oock per Bisschop over, Uwe Ed: Mo: connen bij de nevensgaende bewijsen sien hoe hij sich heeft aengestelt, de Raden sijn niet ge-inclineert geweest recht over hem te spreecken, hoewel haer opinie is dat hij als secretaris niet hoorde gebruijckt te worden. Hiernevens gaet oock copie van de Reeckg: laetst aen Uwe Ed: Mo: gesonden, waerbij mij is comende F 66806,10, waer op in alles F 36000,- getrocken hebbe. Wil hopen dat Uwe Ed: Mo: ordre tot de betalinge daervan sullen gelieven te stellen, want anders moeten wij evenwel vergaen, door gebreck van alderleij nootsakelijckheijt alsoo niets meer wete te becomen, oock niet te betalen voor de kost uyt Nieu Nederlant ontfangen, sijnde het schip dat deselve gebracht heeft met heddings na de Barbados vertrocken in plaats van met suykeren afgeladen te worden gelijck belooft was, soo dat van die vrienden geen provisie meer te verwachten is. Uwe Ed: Mo: sullen derhalve wel connen sien, dat sonder assistentie alles tot ruïne gaen moet, want soo ick soo verde gebracht werde dat de soldaten niet can onderhouden en contentement geven, staet alles in confusie te geraecken, als can gesien worden bij het ontrouwe Zeevolck die occasie genomen hebben tot wechloopen, en rooven, om datse na haer sin niet sijn betaelt geworden hoewel hoewel datse geen gebreck gehadt hebben van seer goede kost. Wat sal ick dan seggen, die sedert het jaar 1672 op ordre van hare Ho: Mo: mijn geld verschoten hebbe tot verlossinge van haer gevangenen, ende tot noch toe mijns wetens geen remboursement becomen hebbe. Ende nu tot preservatie van dese colonie alles hebbe bijgeset, soo van mijn selven als vrienden. Indien Uwe Ed: Mo: mij niet gelieven te doen betalen, wat valt er dan voor mij te wenschen als te sterven om uijt dit verdrietigh leven te wesen, en soo mijn vrou en dochters ongeluckigh na te laten, daer ick haer uyt haer welvart gebracht hebbe , alleen om mijn vaderlant dienst te doen, dat ick oock genouch moet hooren, & bevinde bij experientie dat ick soo veel dienst aen t selve niet schuldigh was ; soo bidde dan dat Uwe Ed: Mo: mijn conditie gelieven in te sien ende volgens Uwe Ed: Mo: laetste schrijvens in redelijckheijt met mij te handelen op dat ick door wel doen niet mach verlooren gaen. Hier mede Godt biddende voor uwe Ed: Mo: gesontheijt ende welvaren verblijve. Edele Mogende Heeren: Uwe Ed: Mo: gantsch onderdanigen en getrouwen dienaer.
322
J: Heinsius Verder ben mij refererende aende nevensgaende bijlagen ende bijsonderlijck aende dagelijckse voorvallen ofte geschiedenisse. Surinamburgh den 16 februarij 1680
1680 - februari 16 - Brief gouverneur Johannes Heinsius 2035 - 402 / 403 Duplicaat van de voorgaande brief.
1680 – januari 1 tot februari 16 – extract der daghelijckse gebeurtenisse 2035 - 404 / 405 Dit extract is een bijlage bij de brief van Heinsius dato 16 februari. In Heinsius’ tijd was de gouverneur nog niet verplicht een dagelijks journaal bij te houden. Heinsius rapporteerde aan zijn superieuren middels uitgebreide maandelijkse brieven, en voegde daaraan toe een maandelijks “extract der daglijckse gebeurtenissen”, in feite een voorloper van het latere gouverneursjournaal. Bij brief en extract werden bijlagen gevoegd, waarnaar regelmatig wordt verwezen: “… van inhout als bij dezelve te lesen is…” Het woord “extract” doet overigens vermoeden dat er geëxtraheert is van een uitgebreider journaal, maar dit schijnt niet het geval te zijn. Het extract is volledig overgenomen. 1680 – 1 janry Sijn na het Vaderlant vertrokken de schepen de Surinaem Coopman Captn: Tobias Adriaense en de Jonge Vogel Fenix Captn: Jan de Bonte sijnde geen van beijden volladen. Hiermede sijn diverse passagiers overgegaan, ende bevonden dat oock sonder consent is doorgegaen: Jacob La Maire, niettegenstaande beijde Captns beloofd hadden niemant sonder verlof te sullen medenemen. 2– Is alhier van Niew Jorck gearriveert een scheepje genaemt The Hunter, Schippr: Paul Crean, Inhebbende negen paerden, drie sijnde bij de wegh gestorven, ende een wijnigh cost, sijnde te verwonderen dat op soo wijnig goederen een reijse soude werden gemaekt. 3– Is de reijse van de Snaeu na Courentine voortgegaan sijnde een nieu Roer daar toe gemaeckt. 4– Is Captn: Jrihaye met vier priagus (piakka’s, indiaanse boten) Indianen van boven hier gecomen om een tocht op onse vijanden in Para te doen, sijnde lange hieromtrent besich geweest, ende soo het voornemen was souden na Serammeka & Coppename gegaen sijn, doch het hapert altijt aen ‘t een of ‘t ander, en het principaalste ongeluck is dat wij van geen soldaten versien sijn : & alsoo
323 Jrihaye versocht dat vijftien blancke met hem mochten medegaen is dan Luytent: Schoppens geordonneert met de sergeant en 13 soldaten te gaen & sijn snachts met het getij vertrokken. 6– S’ Namiddaghs is den Luitent: Schoppens beneffens Jrikaye bij den Gouvernr: gecomen doende rapport, dat sij een mijl in Para waren gelant ende gemarcheert hadden tot half wegen Serammeka ter plaetse daer se gemeent hadden een huys met Indiane te vinden om die te overvallen, doch vonden het huijs afgebroocken en soo, geen Indiane ontmoet hebbende, waren weder gekeert, Jrikaye met goetvindens verder te gaen. 7– Sijnde Sondaghs S’ morgens vrouch is bij de Gouvernr: gecomen de Schippr: van de Dextford Kitch leggende geanckert omtrent de Commewine daer Captn: op is James Aire[?], comende in 9 dagen van de Barbados, die aen hem overgelevert heeft een brief van sijn Captn: ende een van Wm: Stapleton Generaal van de Engelse Caribese Eylanden, inhoudende dat hij bovensz: Kitch sont om de subjecten van sijn Plant: van Engelandt met hare goederen af te halen sijnde verder van inhout als bij deselve te sien is ; den brief van de Captn: hout alleen in dat hij selfs soude opgenomen hebben ten ware indispoost was. 7 Janry S’ Avonts is Schippr: Bisschop uijt Commewine gecomen rapporterende dat hij aldaer gemoet hebbende den Jol van d’ Engelse kitch met vijff persoone en dat een daarvan was Hermanus Wagemr: sijnde een van dat volck die met Philip Hall waren doorgegaen, t’ welck vreemde speculatie heeft gegeven ende bijsonderlijck onder die in de Commewine ge-intresseert sijn, waarvan eenige waren tot die gedachten gebracht dat desz: kitch wel een roover van Jamaica mocht wesen, waermede Philip Hall met sijn aenhanck mocht gecomen sijn, om een deel Negers uijt de Commewine te halen. Hierop is Captn: Plijsier met drie boote ende in de twintig man soo soldaten als vrije luijden na de Commewine gegaen om te sien wat hier van mocht wesen. 8– Is de Schippr: van de kits weder bij den Gouvernr: gecomen versouckende antwoord op de brieven gisteren aen hem overgelevert, hierop is met advijs van de Raden goetgevonde d’ Hrn: Barduyn ende Greenwood te committeren om na de kits: te gaen, ende aen den Captn: van deselve te versoecken dat hij sijn commissie wilde toonen & vernemen of hij eenige nadere ordres hadde als den brief van den Generael Stapleton die versouct dat d’ Engelse met hare goederen van het Lant mogen trecken volgens de Vrede gemaeckt tot Breda & het nadere tractaat daer op gevolcht, t’ welck articul 5 datter brieven & Instructien van d’ Hrn: Staten Generaal aen haren Gouverneur tot Suriname moeten wesen. Is Hermanus Wagemr: gevangen gebracht die se in de Commewine gevonden hadden weder na de kitch varende, hebbende geweest op de Plantagie van Francois Browningh aen wie hij een brief van sijn Broeder hadde gebracht, verders ondervraecht sijnde heeft verklaart als bij het exame daarvan te sien is. 9– Hebben de Hrn: Perduyn & Greenwood aen den Gouvernr: rapport gedaen dat deselve de commissie van den Captn: hadden gesien als ook een ordre van de Generael Stapleton, doch dat hij geen brieven hadt van d’ Hrn: Staten Generael aen hare Gouvernr: tot Suriname, soo is goetgevonden aen de gemelten hr: generael te schrijven dat aen d’ Engelse geen verlof kan werde
324 gegeven om te vertrecke sonder soodanige brieven & instructien van hare Ho: Mo: te sien, en verders als bij de brief can werden gelesen. 9 – Janry Alsoo twee soldaten in de Commewine gelaaten bij haer gehouden hadden een van de vier matroosen uyt d’ Engelse Jol, contrarie d’ ordre bij Captn: Plijster aen haer gegeven, die alleen belast hadde de Jol wat op te houden tot dat hij met Wagemr: de kitch soude sijn gepasseert, en dan met de vier matroosen te laten na haer boort gaen, is een sergeant na de Commewine gesonden om de twee soldaten hier gevangen te brengen, ende d’ Engelse matroos aen sijn Captn: weder te leveren. 10 – Heeft den Gouvernr: een brief van d’ Hr: van Ruyve ontfangen, adviserende dat op den 14 deser d’ Indianen het woonhuijs & Suijkerwerck van Captn: Mesa hadden verbrant, ende daechs daer aen gecomen waren op sijn cost plantagie (te weten van Ruyvens), ende de Negers geaccompagnieert met eenige blancken hadden aengetast & overvallen doch datter maer een blancke gequest was & wel drie indiane soodat se dadelijck ware geretireert. 11 – Is den Captn: van de konincq kitch bij de Gouvernr: getracteert beneffens eenige engelse planters & anderen. 12 Janrij Is den Sergeant uyt de Commewine weder gecomen, mede brengende de twee soldaten doende verders rapport dat de matroos sijnde een Hamburger aen de Engelse Captn: hadde overgelevert en dat de soldaten hem niet hadden opgehouden, maer selfs hadde willen wech blijven, sijnde van intentie om niet weder aen boort te gaen maer sich te verbergen totdat de kitch soude wech wesen om dan hier te blijven ; gemelte Captn: heeft hiermede satisfactie genomen en den matroos doen straffen. Is hier gecomen de Wede: van John Fasters sijnde een Indianin met hare broeder wesende Sapaijn van Natie die verklaarde dat haer man wesende een Engelse Planter in Para int eerste begin van den oorlogh door de Indianen was dootgeslagen, ende sij sedert gevangen gehouden, ende nu occasie gevonden hadt om met hare broeder wech te comen, dewijl d’ Indiane meest opgetrocken waren de wech na Para, seyde oock datter over sestien dagen drie hoofdmannen uyt de Courentine ofte de kreecke daeromtrent met haer volck stond te comen om haer met d’ andere Indianen te voegen en ons soo gelijckelijk op diverse plaatsen aen te tasten. 13 Janrij Is Hermanus Wagenr: in den vollen Raad nader ge-examineert ende bevonden dat hij met vele leugens omgaet, ende na alle apparentie niet anders overgecome te sijn als om quadt te doen, hebbende mede gebragt brieven van Otto Eden aen diverse persoonen tenderende om de Planters te animeren t’ Lant te verlaten, gelijck hij Wagemr: oock den brief geszn: heeft aen d’ Hr Isaac van Mildert gedateert Antigo 12 Xber 1679, ende bekende dat die hier in de Commewine gesz: hadde op de Plantagie van Francois Browning & van daer gesonden na gemelte Van Mildert, bij welcken brief niet anders can worden geoordeelt als dat hij gecomen is om t’ Volck op te maken ten eijnde datse t’ Landt soude verlaten & met hare effecten door gaen, t’ welck een groote verslagenht: heeft gegeven onder die van de Commewine. ende te meer omdat Otto Eden schrijft van noch twee Engelse schepen die hier staen te come (met aan boord) Pieter Raet en noch een ander t’ welck gehouden wort te wesen Philip Hall, twee
325 persoonen die bekent sijn te wesen seer quade instrumenten, ende bequaam om iets te ondernemen, derhalven gevreest wort dat se wel mochten comen om een deel Negers uijt de Commewine wech te voeren, ofte d’ Indiane onse vijanden in Serammeka ende Coppename van ammonitie en gewere te versien, en de Negers die se van ons gerooft hebben haar af te handelen & soo een fondament tot onse ruine te leggen. Het is oock bevonden dat George Lies[?] met wiens wede: Wagemr: seijde getrout te wesen, noch int leven was doe hij van Antigo vertrock soo dat hij een onbeschaemde leugenaer is. Sijn op het versoeck van Captn: James Aire diverse van de voornaemste luijden aen sijn boort geweest, die hij heel wel getracteert heeft, den Gouvernr: die mede versocht was heeft sich geexcuseert. Den Gouvernr: heeft aen gemelten Captn: Aire wel ecpresselijck doen versoucke dat geen luijden vant Lant soude willen afvoeren sonder Paspoort t’ welck belooft heeft en verseeckert van niet te sullen doen, oock daarenboven sijn dienst aengeboden om met sijn Schip in Surammeka ofte Coppenamme tegens d’ Indianen te gaan, doch is t’ selve ongeraden geoordeelt. 18 Janrij Is hier van de Barbados gearriveert t’ schip Bloessem Schippr: Richard Martin, sijnde t’ eenemaal leech & soo den Schippr: slechts hier gecomen om beddings ende andere houtwerck in te nemen voor de helft. Dit heeft wederom nieuwe alteratie onder het volck gegeven, voorgevende dat de Joden dit schip hebben doen comen om haer af te halen. Met gemelte schip is mede gecomen Lieven de Wever die met Schippr: van der Spijck als coopman met de Cargasoen was mede gegaan, ende oock gedacht wiert handadich te wezen aen het wechloopen en dat sich met Van der Spijck hadde verstaan, doch het contrarie blijct nu, ende dat Van der Spijck tegens sijn wil en danck een andere cours heeft gestiert als hij gehouden was te doen, soo dat aen de Barbados gecome sijnde sich heeft geadresseert aen den Gouvernr: Jonathan Atkins ende versocht arrest op gemelte Van der Spijck, presenterende sijn persoon neffens hem gevangen te laten stellen, maar den Gouvernr: seijde dat hij eerst moest protesteren. Onderentusschen is Van der Spijck s’ Nachts doorgegaan volgens de verklaringe van de Secrts: Edwijn Steds aen Lieven de Wever gegeven. 20 – Is hier uyt Nieu Engelant gearriveert t’ Schip de Trent Schippr: George Munjoy. Den 14 Aug: van hier naar Barbados vertrocken, inhebbende acht paerden en diverse vivres, ‘t schip met de gantse lading is geconsigneert aen Samuel Nassy comt in 29 dagen overgeseijlt. 24 – Is Captn: James Aire met de kitch Deptford weder vertrocken met wie is mede afgegaen de huysvrou van Tomas Doncombe [Joncombe?] met dertigh Negers soo mans als vrouwen en twintig kinderen, uyt consideratie dat hij sijn plantagie heeft moeten verlaten en geen kost voor dezelve heeft ; oock diverse oude negers daer hij seer bevreest voor was dat na d’ Indianen souden loopen. 26 – Is het Engels scheepje The Hunter Schippr: Paul Crean de 2 Janry van Niw Jorck hier gearriveert, na de Barbados vertrocke, inhebbende eenige beddings en ses paerden die hij weder terugge neemt alsoo daer voor geen betalinge sach te becomen ; den Schippr: seijde van intentie te sijn int corte weders hier te wesen met cost geladen.
326 30 Janrij Is de Piriago met inde twintigh Indiane van boven gecomen die beneffens een sergeant met tien soldaten gesonden sijn tot op de Plantagie van Belleplace om te sien of eenige Indiane van onse vijanden daer ontrent sich onthielden , dewijl geoordeelt wierde het nu omtrent de tijt te wesen dat deselve een generale aanval souden doen , dog sijn savonts weder gekeert sonder iets vernomen te hebben. 1 Febry Is tijdinge gecome van de plantagie van de Secrts: van Gheluwe dat d’ Indiane daer geweest hadden, sijnde aengevoert door den bewusten Neger Ganimaet roepende al de Negers van de plantagie toe dat se met hem souden gaen naer d’ Indianen, alsoo daer wel leefden ende niet behoufden te wercken, hadden verders het meulenhuijs in brant gesteecken, een Neger dootgeschoten & twee doodelijck gequest ; oock was er 6[?] Negers en Negerinne na de vijanden toe geloopen. 2– Is den Luijtent: Gravenbroeck met eenige soldaten na de voorsz: Plantagie gesonden, alsoo gesecht wirt dat men daer weer hadde geschooten, doch is bevonde abuijs te wesen en dat sedert aldaer geen Indiane gewesen hadden. 4– Alsoo den Secrts: van Gheluwe geresolveert is de Plantagie in Para te verlaten sich bevindende onmachtig vermits sijn groote verliesen van Negers, om deselve na behoore te doen cultiveren, is den sergeant met eenige soldaten derwaerts gesonden tot convoij, en goetgevonden de ses soldaten die aldaer garnisoen houden te laten continueren, alsoo die post nootsakelijch moeten werden bewaart tot bevrijdinge vande rivier. S’ avonts ontrent acht uijre sijn d’ Indianen gecome aen de uytterste huysen van de Prince Straet waervan d’ eerste twee verlaten sijn. In het derde was een vrou met haer kint sijnde geweest de meyt van den Secrts: van Gheluwe, daer se ingevallen sijn, bij haere hebbende den Neger Ganimdt beneffens andere Negers meer, ende heeft gemelte Ganimdt tegens de vrou gesecht: gij sijt oorsake dat mijn Mr: Perduijn mij een oor heeft afgesneden, daarom sul je nu sterven, waerop dat se verscheijde slage met houwers & swaerden heeft gekregen, soodat se haer voor doot lieten liggen beneffens haer kint dat mede doodelijch gequest is. Int selve huys was noch een burger sijnde de schoelapper genaemt Cruijthoff die se in sijn hamach hebben vinden leggen. Eenige houwen in de kop gegeven ende een pijl in de borst gesteecke, daervan een uyr omtrent daerna is gestorven. Hierop is alles inde wapenen gecomen & sijnde de vijand sonder verders iets t’ attenteren, doorgegaen. 9– Is ‘t Schip de Trent daer nu Schippr: op is Josias Monjoy met beddings na de Barbados vertrocken, toecomende Samuel Nassi die t’ selve sont om van daer eenige cost te halen en herwaerts te brengen. 14 – Sijn twee matroosen van t Schip van Claver bij den Gouvernr: gecomen doende rapport dat d’ Indianen gister avond gecomen waren op de Plantagie Acaribo daer directeur op is Tomas Conjard die beneffens sijn officiere een wijnich buyten sijn huys gegaan sijnde, door denselve wierde aangevallen & wechgevoert, een officier ternauwernoot eschapperende.
327 Hadden verders het koockhuys half verbrant ende noch een blancke op drie plaetsen met pijlen gequest, synde dit widerom een nieu groot ongeluck & soo alle dage andere te verwachten tot wij door secours uyt het vaderlandt mogen verlost worden.
1680 – febr. 16 t/m maart 10 – extract der daghelijckse gebeurtenisse 2035 - 406 / 407 16 feb: Is Jan Stratius met de Barque van de boven kust weders gekeert raporterende dat hij vermits het ongestuymich weer niet verders hadde conne geraken als tot Sinamary ontrent twintigh mijlen van Cajana gelege soo dat de brieven aen de Gouvernr: van Cajana hem mede gegeven niet hadde bestelt, nochte ook sijn principaelste oochmerck berijct, dat is dat hij had de meenen te spreken met de Indiaense Natie genaamt Aracarisen, hebbende tot haer hooftman gehadt eene Jan van der Goes dewelcke altijt seer geneegen tot tot de Nederlanders sijn geweest. onder welcke Natie hij Stratius vier a vijf Jaren heeft verkeert ende als een Indiaan selve mede geloopen, hadde oock twee snaphanen en eenige andere goederen mede genomen om aen haer te vereeren, die hij weders gebracht heeft. Verders secht dat hij d’ Indiane langs de kust hadt bevonden seer ge-inclineert tot vrede te wesen, haer seren excuserende dat se geen quaat int sin hadden ende t’ onrechte door ons volck waren aangetast ende verstroijt gelijck hij haer gevonden hadde inde bosschen geretireert. Hebbende veel moeijte gehadt om haer door een Indiaan met hem mede genome te doen opsoecken wiens vader onder haer woont klaechde bijsonderlijck over de perkotten[..?] dat die d’ oorsack hiervan waren, ende seijde dat Pieter van Houten, Engel Classy en Isaac no Noss haer veel quaet gedaan hadden, dat die bij haer niet meer mosten comen, maer dat de Gouvernr: de barque conde wederom senden met weijnige blancke om met haer te comen handelen, dat se, dat se gebreck hadden ende souden sien broot ende hangmacken te krijgen om daartegens te geven. Waerop Stratius haer gesecht heeft dat se aen ‘t fort conden comen handelen gelijck voordesen, soo hadden se geantwoort dat se nu niets en hadden om te connen mede brengen alsoo se alles verlooren hadden en soo in de bossen niet meer conden woonen, dat se liever slaven van de blancken wilden wesen als soo te leven, dat se nu weders aen de Zeecant souden comen wonen gelijck voordesen, versouckende dat hij weder bij haer wilde comen, maer weijnich volck soude mede brengen, en dat eenige van haer met hem na de Gouvernr: soude gaen. Dat hij nu twee van dat volck soude mede gebracht hebben, maer hadden twee a drie dagen tijt vandoen om haer gereet te maken, en conde daer niet na wachten vermits de quade hant gekrege hadde, daer nodich most nagesien worden, doch hadde belooft weder bij haer te comen int begin van den droge tijt, sullende wesen inde maent van Junij. Hier mede sijn die van de Commewine nu gerust gestelt houdende haar verseeckert dat d’Indianen van de boven kust, daer se vreesden van overvallen te worden, sich nu souden stille houden ; de drie persoonen hier boven genoemt daer over de Indianen klagen ende versochten dat niet bij haer souden comen sijn handelaars onder deselve geweest, welck slach van volck geoordeelt wordt veel quaats onder d’ Indianen gedaan te hebben, ende een groote oorsaack van de oorloch te wesen: Anders soo hebben Pr: van houten en Engel Clasen goede diensten gedaen gedurende desen oorloch ende wert het daarvoor gehouden dat d’Indianen ofte Caribesen van de bovenkust sooseer tot vrede genegen sijn te wesen omdat se op verscheijde tijden sijn geslagen geworden , sijnde bij experientie bevonden dat d’Indianen int generaal sijn ontrouwe moordadige menschen ende sehr wispelturich, op wie dat men geene staet kan maken ende oock geen deech[?] van hebben sal , ten sij dat men haer onder dwangh can houden;
328 Ende is bij het rapport van Stratius gebleecken dat hij sijn persoon beneffens die van de barck onder d’Indianen seer heeft gepericuliteert, ook de barck in gevaar gestelt, alsoo de meer als veertich Indianen seffens aen boort sijn geweest, die hij hadde beschoncken ende vereeringe van kraalen en messen gegeven, sustineerende dat anders doende met dat volck niet soude sijn terecht geraect. Verders wist hij te seggen dat d’Indianen hem gesecht hadden dat se bij de Aracarisen hadden geweest om assistentie tegens de Paracouren te becomen die een deel van haer volck hadden dootgeslaggen maer dat haer voor antwoort gegeven was datse met de Duytse eerst soude vrede maken, datse qualijck deden met haer te oorlogen etc: sijnde blijde dat hij gecomen was om met haer vrede te maken, datse nu bij d’Aracarisen souden gaen en seggen dat Jan bij haer geweest ende vrede gemaeckt hadde, meenende soo van hare vijanden de Paracouren betalinge ofte revengie te gaan halen. Noch seijde van d’Indianen verstaen te hebben den chevalier de Leijse Gouvernr: van Cajana met vijf schepen met volck uyt Vranckrijck aldaer was gearriveert , sijnde weders gekeert op den tijt als hij gesecht hadde te sullen comen en dat alle d’Indianense Captns: ontboden hadde om met haer de vrientschap te vernieuwen. 16 feb: Is Adrian Hoogenkamp bij de Gouvernr: gecomen rapporterende dat Tomas Conjaert die gedacht was door d’Indianen wech gevoert te wesen, gister avond in de Rivier was gevonden in sijn rugge met een pijl geschoten die geoordeelt wird vergiftich te wesen omdat hij extraordinair was opgeswollen ; verders seijde dat het koockhuijs heel verbrant was en oock twee Negers waren weggevoert ; Also gemelten Hoogenkamp voor een derde in dese plantagie ge-interesseert is, heeft versocht de directie daervan te mogen hebben t welck hem is toegestaen ter tijt toe de principalen int Vaderlant mnader daer over sullen comen te disponeren. 17 – Is Schippr: Gabriel Bisschop na het vaderlant vertrocken mede nemende, tegens sijne ecxpresse beloften van niemant van het lant te sullen afvoeren, den sergt: Adrian van der Perre sijnde geweest een knecht van d’ Hr: Wildelant. ende alsoo Schippr: Bisschop soo seer op sijn interest staet wert gedacht dat hij de vracht voor hem heeft afgesproocken en den sergt: selfs heeft wechgesonden, alsoo niet van sijn selven heeft en door recommandatie van gemelten Wildelant tot sergt: is geavanceert: noch heeft Bisschop bij sich gehouden twee snaphanen van ‘t Lant ende een steenstuck ofte basse die aan hem gelangt waren om tegens de vijant dienst te doen , ten tijde als in Para d’ optocht geschiede , die hij doorgaens gewijgert heeft wederom te leveren seggende daervan niet te weten ende is nu bevonden dat hij de basse aen d’Hr Thisso sijn oom heeft vereert. 20 – Is hier van de Barbados gearriveert t’ Schip de hopewell Schippr: Francois Gibbon hebbende ses weecke onderwege geweest sijnde t’ eenemael ledich comt aen de Joden geconsigneert om beddinghe te laden. 20 feb: Is mede gearriveert t’ Schip Batty Schippr: William Dunskombe, comende in minder als ses weecken van Nieu Jorck geseijlt inhebbende dertigh peerden ende partijen cost. Bovensz: twee Schipprs: seijden vier mijlen boven de Revier gemoet te hebben den bekende Pieter Raet, daer voor desen van gesproocken is seijlende, soo hij haer gesecht hadde na d’
329 Amasone om met d’ Indianen te handelen, hebbende een kleijn scheepje niet boven twintigh ton ofte tien Last groot, ophebbende seven a acht man. 21 – Is het Schip de Bloessem Schippr: Richard Martin den 18 passado alhier van de Barbados gearriveert, met beddings geladen wederom derwaerts vertrocken. 26 – Is gearriveert een scheepjen genaemt The George van Limmingtoen bij het eijlant Wicht daer Schippr: op is Wm: Liege comende van fijael[?] met wijn geladen, sijnde afgesonden bij Mr: Wm: Darvall tot Nieu Jorck wiens broeder tot Amsterdam woont ende genegen is om hier een handel van kost als anders te stabilieren indien hij eenichsints sijn Reeckeninge daerbij mocht vinden, ‘t welck tot groot voordeel van dese colonie soude strecken. 29 – Is George Monjoy met het scheepje d’ Anna Maria, dat bij Samuel Nassi gekocht is, met beddings geladen na de Barbados vertrocken, om met eenige kost wederom te comen. 3 maert Is tijdinge van boven gecomen dat de vijantlijcke Indianen twee dagen geleden ‘s Nachts gecomen waren op de plantagie van de Hr: Thijssen met intentie om deselve in brant te steecken doch waren, weijnich schade gedaen hebbende, weders geretireert . Onderentusschen was Irikaye met een deel Indianen onse vrienden, sich bevindende aen de Santpunt, daer na toe gegaan, ende hadde, haer wel een mijl vervolcht hebbende,haer aangetroffen, soo dat se hantgemeen waren geworden, ende de vijanden de vlucht namen achterlatende eenige boogen, pijlen, hangmacken, etc: Aen onse sijde waren drie Indianen gequest en aen de vijanden sijde reeckende mede datter drie a vier swaar gequest waren. 7 maert Is het scheepjen The George Schippr: Wm: Leich de 26 passado alhier van Fijael gearriveert met wijn geladen, wederom vertrocken, also geen betalinge voor deselve wist te becomen, hoewel hier seer groot gebreck van wijn is. Is Captn: Irikaye met drie Piriaguen met Indianen na de Corentine vertrocken om van daer meer assistentie te halen ende daermede te comen om onse vijanden in Coppenamme ende Surammeka te beoorlogen, en is op sijn versoeck ‘s Lants Bercke mede gegaan, waarmede de Gouvernr: een brief gesz: heeft aen Pieter de Chuyer synde met de snaeu al over twee maenden na de Corentine gesonden om meerdere assistentie van Indianen van daer te becomen, doch is sedert geen tijdinge van hem gecomen, ‘t welck doet vresen dat hem ‘t een ofte ‘t ander ongeluck mochte sijn overgecomen. 8– Is tijdinge gecomen dat d” Indianen gecomen waren op de plantagie van den Gouvernr:. Soo is aanstonts een sergt: met eenich volck derwaerts gesonden, ende bevonden dat se uyt het bos waren gecomen, bekruypende eenige Neegers die daer dicht aen werckten, hadden een van deselve mede genomen ende een gequest ende waren soo weders doorgegaen . Hierop is aanstonts de sergt: met eenich volck derwarts gesonden, die niets vernomen hebbende wedergekeert sijn, hoewel op ‘t spoor van de vijant hadden hooren te vervolgen. 9–
330 Is den Majoor Cherisey voor dagen met omtrent 20 man uytgesonden om te sien of op het spoor Indianen ergens soude comen aantreffen, hebbende bij sich drie Indianen om de wech te wijsen, doch sijn tegens de middagh weder gecomen, sonder iets gemoet te hebben als eenige hutten daer d’Indianen gelogieert hadden, soo hebben niet goetgevonden verders te avanceren alsoo de wegen tot aen de middel toe vol water waren. 10 – Sijn van de Correntine alhier gearriveert twee Periaguen met inde twintigh Indianen waer mede de brief aen den Gouvernr: van Pieter de Chouyes is gecomen, van inhout als bij deselve te sien is, ende soude alles aldaer wel gaan ingevall dat wij volck van hier derwaerts conden senden om aldaer met dertigh man guarnisoen te houden sijnde seer veel aen gelegen dat d’Indianen van die Revier onse vrienden blijven, immers soo als se nu sijn voor een goet gedeelte, want aldaer oock veel Indianen gevonden worden die sich onder onse vijanden vermengen ende neffens haer ons de oorlogh aendoen. Hier eindigt het extract der dagelijkse gebeurtenissen. De archieven van Zeeland lopen door tot 1681, maar het journaal werd niet meer bijgehouden, of is verloren gegaan.
1680 – maart 10 – verslag Pieter de Chuyer 2035 - 408 verslag van de militair Pieter de Chuyer over de gebeurtenissen aan de Corantijn. Gesteld in de franse taal.
1680 - februari 27 - maart 4 – de zaak Simon Schoppens De luitenant Simon Schoppens had klaarblijkelijk een onbehouwen karakter als hij een borrel ophad, en had bij verscheidene gelegenheden diverse personen uitgescholden, waaronder de Fiscaal Stephanus Schut, de kapitein Bernhard Plijster, mevrouw Mettje Droget, en de heer Jacobus Vlam. Op 11 februari werd Scheppens in arrest genomen en er volgde een uitgebreid onderzoek. De hele zaak lijkt een storm in een glas water, de moeite van het papier niet waard. document 1 - 1680 – februari 27 2035 - 409 Interrogatie van Lt: Grevenbroeck, sergt: Jan de Jongh, en soldaat Andries Treffer. Grevenbroeck, de Jongh en Treffer waren aanwezig bij de arrestatie van Schoppens op 11 februari door de fiscaal Schut. Bij die gelegenheid gaf Schoppens toe de vorige nacht een woordenwisseling te hebben gehad met kapitein Plijster. document 2 - 1680 – februari 27 2035 - 410 interrogatie Antoni Kuyper, Jannetje Simpson zijn huisvrouw, en Mettje Harmensz huisvrouw van Elias Droget. Tijdens Schoppen’s arrestatie dato 11 februari ten huize van Kuyper, ontstond een kleine woordenwisseling tussen hem en de Fiscaal. document 3 - 1680 – maart 1
331 2035 - 411 Interrogatie van kapitein Bernhard Plijster. Plijster verklaart dat op 10 februari Metje Droget woorden had met Simon Schoppens. Jacobus Vlam trachtte hem te overreden naar huis te gaan, waarop hij deze ook uitschold, en hem met zijn degen verwondde. document 4 - 1680 – maart 4 2035 - 411a Verzoekschrift van de fiscaal Stephanus Schut ter zuivering van zijn naam. In de margine staat de beslissing van de Gouverneur vermeld: Luitenant Schoppens wordt veroordeelt “de gequeste naem eere van de Hr: Fiscael te repareren”. Hij dient publiekelijk te verklaren dat de Fiscaal een “vroom en eerlijck man” is document 5 - 1680 – februari 26 2035 - 412 verklaring Jacobus Vlam, raadsheer, en Jacobus Keyser, chirurgijn Vlam & Keyser verklaren dato 11 januari in de herberg van Jan Silver te hebben gehoord, dat Schoppens de fiscaal Lanbertus Vlam uitschold. document 6 - 1680 – maart 1 2035 - 413 interrogatie van Balten Perduin, burgemeester en krijgsraad Perduin verklaart dat op 10 februari ten huize van Elias Droget, kapitein Plijster en luitenant Schoppens een woordenwisseling hebben gehad, waarbij Schoppens Plijster heeft uitgescholden, maar zich daarna min of meer heeft geexcuseert. Plijster bleef kalm, en bracht Schoppens naar huis. document 7 - 1680 – maart 1 2035 - 414 interrogatie van Joan Bruyns Bruyns verklaart dat dato 10 februari ten huize van Elias Droget kapitein Plijster en luitenant Schoppens blijkbaar een woordenwisseling hebben gehad, en dat Schoppens zich had geexcuseert. document 8 - 1680 – maart 4 2035 - 414a verzoekschrift van capt: Bernhard Plijster ter zuivering van zijn naam In de margine staat de beslissing van de Gouverneur vermeld: Luitenant Schoppens wordt veroordeelt capt: Plijster “in sijne gequeste eere te herstellen”. Hij dient publiekelijk voor de wacht te verklaren dat het hem spijt. document 9 - 1680 – zonder datum 2035 - 415 Interrogatie Metjen Harmens, huisvrouw van Elias Droget, herbergier Op 10 februari weigerde Metje vanwege het late uur te tappen voor Simon Schoppens, waarvoor hij haar uitschold. Jacobus Vlam en de vaandrig van de burgerwacht Noordingh trachtten hem te overreden naar huis te gaan, waarop hij hen ook uitschold, en Vlam met zijn degen verwondde. document 10 - 1680 – zonder datum 2035 - 416 Interrogatie Nicolaes Noordingh, vaandrig, Crijn Francken, en Mr: Harmen Doncker
332 Deze vertellen ongeveer hetzelfde verhaal als Metje Harmens.
1680 – maart 7 brief gouverneur Heinsius 2035 - 417 Brief van Heinsius aan Pieter de Chuyer op tocht in de Corantijn, met het verzoek om bericht te sturen over zijn tocht.
1680 - maart 8 – proces Simon Schoppens 2035 - 418 Luitenant Simon Schoppens wordt ten laste gelegd een ruzie met de herbergierster Mettje Harmens, het toebrengen van letsel aan Jacob Vlam, en het beledigen van Fiscaal en gouverneur. De Fiscaal eiste de doodstraf. De luitenant Schoppens verzoekt “dat hem sijne begaene fauten mogen worden gepardonneert” Op 8 maart veroordeelde de krijgsraad Schoppens tot 3 maanden suspensie uit zijn rang van luitenant.
1680 – maart 13 – openbare oproeping door gvr: Heinsius 2035 - 419 In de colonie circuleert een missive van de vluchteling Philip Baal, waarin deze verklaart dat de kapitein Bernard Plijster zich met goud heeft laten omkopen, om niets te zien en te horen van Baal’s vlucht naar Antigua. De gouverneur roept eenieder op die het bovenstaande kan bewijzen, om zich binnen 6 maanden aan te melden, en indien niemand zich meldt, zal Plijster “puijr, suijver ende innocent” worden verklaart.
1680 - maart 18 - Brief gouverneur Johannes Heinsius 2035 - 420 Edele Mogende Heeren: Per schippr: Gabriel Bisschop hebbe Uwe Ed: Mo: laest gesz: gaende daervan hiernevens het duplicaet. Gemelte schippr: heeft niet tegen staende sijne protestatien van niemant sonder paspoort van ‘t lant te voeren, een sergeant mede genomen. Soo isser vast niet één schippr: die sich ontsiet om volck sonder consent mede te nemen. Captn: Tobias Adriaense selfs heeft twee persoons mede genoomen die aen t’ lant schuldigh sijn: Tis nu ses maenden dat wij geen schepen uyt het vaderlant hebben gekregen soo dat ijdereen sich inbeelt dat wij verlaten sijn, ende wat mijn aengaet weet het guarnisoen niet langer t’ onderhouden sonder assistentie van uwe Ed: Mo: t’ontfangen, raecke aen ijdereen schuldich en weet niemant te voldoen, want hier geen incomen is doordien de meeste plantagies geruineert sijn, en die noch schuldich staen seggen absoluijt niet te willen betalen, dewijl datter geen militie genouch int Lant is kannen haer daer toe niet dwingen.
333
De joden die belooft hadden in het schip de Son op afreeckeninge van t’ geen sij aen t’ lant schuldich sijn, vijftich oxhoofden suijck[er] te schepen hebben alleen acht oxh: gescheept soo dat het mij onmogelijck is het hier langer gaende te houden, en alsoo voor de passagie van t’ volck met het schip de Vergulde Son hiet gebracht, moet betalen volgens de nevensgaende Reeck: de somma van F5530,- daer toe ick niets kan oversenden soo ben genootsaeckt de voorn: somme op uwe Ed: Mo: te trecken, te betalen aen d’ hr: Willem Pedij tot Rotterdam, die in plaets van voordeel te doen meer als 2000 Vlaems bij dese reijs sal schade lijden, alsoo sijn schip dat ons hier gebracht heeft op en slechte vracht niet meer heeft in gekregen als 215 Surinaemse en 31 france oxhoofden suijcker hoe wel wel 1200 oxhoofden kan innemen niet tegenstaende wel vijftien maenden hier inde rivier heeft gelegen, ende door Uwe Ed: Mo: resolutie gepreviligeert is voor andere afgeladen te worden, soo heben de planters daer op evenwel geen reflexie willen nemen gelijck se oock nergens na vragen. Uwe Ed: Mo: konnen wel dencken hoe verdrietich dat het valt niet alleen mijn selven geruineert te sien maer dat noch andere vrienden soo merkelijcke schade voor mijn moeten lijden. Ick heb d’ hr: Pedij geen anderen raet comen geven als noch maer soo een schip herwaert te senden met hondert soldaten ende sich aen Uwe Ed: Mo: t’addresseren, versoeckende dat op het arrivement van gemelte schip geene suijckeren sullen mogen werden geladen tensij dit volladen is, en datse sullen hebben te betalen één stuijver per Pd: voor vracht, waer mede vertrouwe dat hij eenichsints aen sijn garant soude connen komen, sijnde onder correctie voor dese colonie dienstich dat soo een man, sijnde een vande grootste coopluij in holland, soude geanimeert werde sijn negotie hier te continueen. Alsoo Uwe Ed: Mo: comen verseeckert sijn dat ingevalle dit schip niet hier gecomen hadt ende de kost die ick hier uijt nieu Engelant versorcht hebbe, soo had dese colonie al lanch wegh geweest. Godt weet watter noch van sal geworden, dewijl deselve sonder prompt secours niet langer can bestaen. Verders referere mij aende nevens gaende bijlagen sijnde nu eenigen tijt onpasselijck geweest soo dat het mij niet mogelijck is méér te schrijven. Hiermede afbreeckende bidde Godt voor Uwe Ed: Mo: gesontheijt en prosperiteijt verblijvende. Edele Mogende Heeren Uwe Ed: Mo: gansch ootmoedigen en onderdanigen dienr: J: Heinsius Surinamburgh den 18 maert 1680
1680 – eind maart 1680 – memorie Sander Matthijsen 2035 - 421 Matthijsen geeft aan, de kapitein Pleyster wist dat Philip Baal voornemens was te vluchten, maar desondanks geen voorzorgsmaatregelen heeft getroffen, en de vluchteling ook niet heeft achtervolgd.
1680 - april 27 - Brief Nathanael Clifton
334 2035 - 422 Clifton meldt de dood van gouverneur Heinsius, op 21 April 1680. Het bestuur wordt overgenomen door de Politieke Raad. Edele Mogende Heeren: Het arrivement van het schip Wester Zouburgh op den 13 deser heeft een ijder seer verblijt als hebbende nu een beginsel van het lange verwachte secours becomen en hoe dat int kort het resterende stont te volgen, Godt sij gedanckt dat de colonie gesalveert is en soude Uwe Ed: Mo: konne verseeckeren dat int korte alles sal konnen herstart werden soo het schip met 150 soldaten komt te arriveren want het Godt danck alreeds soo verde gebracht is dat alle d’ Indianen te windewaert bevredicht sijn en hebben nu alle de Indianen en vande Courentine daer het grootste getal woont tot onse vrienden gekregen die nu besigh sijn om de indians van Coppenam tot vreden of rede te brengen, geconjungeert met eenige van d’ onse, oock sijn gemelte Courentiense Indianen voor een gedeelte genegen om onder ons te komen wonen en hebben inde Courentine een sterck huijs voor ons gebout om een partije militie daer in te connen logeren t’ welcke sal dienen tot meerder verseeckeringe van hare getrouwicheijt tot ons; over 12 dagen is Pieter de Chuijer met de Snaeu en 25 man vertrocken naer Coppenam en Surammeca verhoope in 2 a 3 dagen wat goets daer van te vernemen. De hr: Captn: Majoor Commandt: Herman de Huijbert die over quam om naest den hr: Gouvernr: Johannes Heinsius te Commanderen is op Zee gestorven, tot groote droefheijt van ons alle, alsoo vele van sijne experientie vande Indianen een groot gevoelen hadden, en veel bij haer soude te weegh gebracht hebben, doch alsoo den hemel ons daermede niet en heeft believen te begunstigen soo moeten wij getroost wesen. De oorsake waerom aen uwe Ed: Mo: ben schrijvende is desen als bekent te maken het overlijden van den Ed: hr: Gouverneur Johannes Heinsius op den 21 deses des nachts ten één uijre tussen sondagh en maendagh: hebbende ontrent twaelf dagen lam geweest met weijnich koorts en begonde sijn ledematen weder eenichsints te bewegen t’ welck ons en hem eenige hoop van herstellinge gaff maer sondaghs s’ avonts ten negen uijren krijgende een harde koorts waer aen hij twee uijren daer naer is gestorven tot groot leet wesen van ons alle ende tot groot nadeel vande colonie, want alles wel begonde te gaen niettegenstaende hij veele vijanden hadden. Hij was seer bedroeft te hooren uyt een brief gesz: van een seecher hr: woonende tot Middelburch hoe dat aen uwe Ed: Mo: was geadviseert dat hij hier soo mecanick[?] leefde en niet één dronck water of wijn voor een vrient en hadde, alsmede dat hij de soldaten weijgerde om te gaen vissen en als hij se noch t’ allen geluck liet gaen, soo woude hij een derde daer van hebben, het welcke onder correctie al te samen abominable leugens zijn, want hij noijt van ijmant een eenige vis heeft begeert, wel is waer dat als sijn indianen niet gevangen en hadden dat hij wel somtijts dese of gene heeft laten vernemen of ijmant vande soldaten ijets gevangen hadden, het welcke dan wel bij wijle gebeurde oock somtijts niet, maer altoos heeft hij haer wel twee mael meer daer voor gegeven als een ander soude hebben gedaen, het sij aen brandewijn taback of iets anders dat sij begeerde, hebbende ook menichmael aen het huys comen vragen of den den Gouvernr: geen vis begeerde, en heeft haer meesten tijt met haer ware laten henen gaen haer gevende een dronck brandewijn of wat anders na datter iets bij de hant was, soo dat ten hoochsten verwondert ben hoe dat men sulcke onbeschaemde Godloose menschen kan vinden die soo profaen tegen de waerheijt derven schriven. Het is hem oock te Laste gelecht van eenige, dat hij een dronckaart was, maer het één is soo wel waer als het ander, want indien Uwe Ed: Mo: een premie daerop stelden van duysent ducaten soo ijmant d’Hr: Gouvernr: Heinsius in Suriname ooijt vrolijck hadde gesien, twijfele niet of daer
335 souder geen gevonden worden om ‘t selve te bewaerheden, want hij een Patroon was van soberheijt. Het ware Uwe Ed: Mo: ende de Colonie goet geweest dat hij noch enige jaren in in leven hadde mogen blijven, twijfele niet of hij zoude onder Gods Zegen alles soo hebben gedirigeert dat dit Lant in korten tijt soude hebben gefloreert verre boven Brasil. Veel quade en boosaardige monden die hem in sijn leven niet en hebben mogen lijden, die wensen hem nu weders te hebben, siende hoe het tegenwoordigh gaet, want elck wil de Meester spelen, niemant wil gehoorsamen. Den eenen seght : daer is nu geen Gouverneur , den anderen seght: naer wie souden wij luijsteren, wij willen doen wat wij begeren, wie sal ons leet doen, wij hebben noch langen tijt eerder een andere Gouvernr: komt, laet ons nu de tijt waernemen. Het welcke alle saken sijn van een quaat gevolg, derhalve bidde Uwe Ed: Mo: van gantscher harten dat het Uwe Ed: Mo: gelieve de plaatse van den overleden Gouvernr: Heinsius te vervullen, hoe eer hoe liever, alsoo den dienst van den Lande daer ten hoochsten aen is gelegen. De Heeren Politique Raden sijn nu eenige maalen vergaadert geweest over hetselve subject maer konnen malkanderen niet verstaen, elck pretendeert de supperioriteit, echter hebben deselve op den 24 deser de gemeene planters besz: tegens den 6 May, offer iemant was die iets hadde tegens den persoon van Barent Plijster als eerste politique Raad voorgestelt en tegen Stephanus Schut als Captn: Luytent:, soo niet dat het Gouvern[emen]t soude weesen aen d’Hr: Politique Raden als Johan van Ruyven, Johan van Rijnsouver, Jacob Vlam, Abraham Seroock[?], Cornelis Snelleman, en Bastiaan Thijssen ; yders een maant op sijn tour, en soude Stephanus Schut van de Militie niet mogen disponeeren als op ordre van d’hrn: Raden, totdat nader door Uwe Ed: Mo: daerover soude werden gedisponeert. Aengaende mij is sulcx dat op den 3 Maart laetstleden mijn bedieninge als Chirurgijn Generaal hebbe ter neder gelecht ende de Hr: Gouvernr: heeft mijn dan belooft (omdat ick in het Lant soude blijven) een politique Raedsplaets ofte secretaris van den hoogen Raedt, het welcke mij het liefste was, op conditie dat ick noch als doctor aen sijn huys soude continueren sonders voor iemant maer te practiseren en soude mij daervoor toe voegen duijsent caroli guldens jaarlijcx. Soo hebbe dan op sijn aenbiedinge alles verlaten mij beloovende daerover aen Uwe Ho: Mo: te schrijven, en soude mijn gage ingaen den 4 Maart 1680, maer het ontijdich afsterven van denselven heer heeft het goede belet. Derhalve versoucke ootmoedich dat Uwe Ed: Mo: mij in een van de voorsz: Chargies[?] gelieve te introduceren, ofte soo het Uwe Ed: Mo: oordeelde beter te wesen voor mij de Commijs plaets van Sr: Combe (die nu al een jaer sijn demissie heeft ontfangen op sijn versouck) sult mij ten hoochsten verobligeren en sal altoos trachten Uwe Ed: Mo: van alle tegoede rekenschap te geven soo als een eerlijck en getrouw commies behoort te doen. Hiermede sal Godt bidden voor Uwe Ed: Mo: gesontheyt en prosporiteyt, ende verblijve, Edele Moogende Heeren, Uwe Ed: Mo: gantsch ootmoedigen en onderdanigen dienr: Nathanael Clifton Surinamburgh, den 27 April 1680
1680 – ongedateerd – verslag kapitein Barend Pleyster
336 2035 - 423 Pleyster heeft de Cottica verkend om een geschikte plaats te vinden voor een beschermend fort tegen de Indianen. Pleyster geeft aan dat dit moet gebeuren in of nabij de Gras-creecq, die de Cottica en de Commewijne verbindt, zodat beide rivieren door het fort kunnen worden beschermd. Hij stelt verder, dat de plaats aan de monding van de Gras-creecq “daer het oude fortje heeft gelegen”, is afgespoeld en niet meer gebruikt kan worden. Hij stelt voor een fort te bouwen op de verlaten kostplantage van Jan de Noorman een half uur boven de kreek, en een half uur beneden de onderste plantages.
1680 – dossier Bernhard Plijster Dit is een dossier vol van negatieve getuigenverklaringen over de kapitein Bernhard Plijster, betreffende een aantal onderling niet gerelateerde zaken, klaarblijkelijk aangelegd met de bedoeling de man zwart te maken. Vrijwel alle verklaringen zijn genoteerd door secretaris A: van Gheluwe.
document 1 - 1680-april 29 2035 - 424 getuigenverklaring Pieter Sanderus, Jan Dircksz: Coster, en Joris Eerlandt. Dezen verklaren het volgende: Capt: Bernhard Plijster heeft aan Sanderus bevolen de rantsoenen der soldaten te vergroten, hetgeen deze heeft geweigerd omdat dit niet binnen zijn verantwoordelijkheid ligt. Vervolgens heeft Plijster de weduwe Heinsius bevolen de rantsoenen te vergroten, die dit ook heeft geweigerd. Tenslotte heeft Plijster de magazijnmeester / commies Noordingh gesommeerd de rantsoenen te vergroten. Noordingh weigerde dit, zeggende dat hij Plijster niet langer als Commandant beschouwde, aangezien hij door H: H: Mo: uit die functie was ontheven; waarop Plijster Noordingh in arrest had gesteld. document 2 - 1680-april 29 2035 - 425 getuigenverklaring van Nicolaas Noordingh, commies, en mevrouw Elisabeth Rachijlaer, wed: gvnr: Heinsius. Idem voorgaand document 3 - 1680-mei 5 2035 - 426 getuigenverklaring van Jan Stratius, Daniel Leroux, en Francois Bruiningh Dezen verklaren het volgende: Bernhard Plijster was te Commewijne bij de bark van planter Philip Hael aan boord gekomen en had schip en inhoud in beslag laten nemen, omdat hij meende dat Hael zonder toestemming Suriname wilde verlaten. Hael had Plijster op erewoord verzekerd vrijwillig naar het fort te zullen gaan. Plijster had hiermee genoegen genomen en was weggegaan. Hael had vervolgens have en goed van zijn plantage op het schip geladen en was er vandoor gegaan. Plijster was – volgens de getuigen – bang geweest om achter hem aan te gaan. Zie over deze zaak ook de documenten 13 maart (openbare oproeping) en eind maart 1680 (memorie Sander Matthijsen). document 4 - 1680 – mei 6 2035 - 427
337 getuigenverklaring Martin Jacobz:, planter te Commewijne verhaalt over een ruzie tussen hem en Plijster. document 5 - 1680 – mei 7 2035 - 428 getuigenverklaring Johannes Ridderbagh en Anthony Adriaanse idem voorgaand document 6 - 1680 – ongedateerd 2035 - 429 getuigenverklaring sgnt: Jan de Jonghe en lt: Simon Schoppens. Dezen verklaren het volgende: In augustus 1679 waren zij onder bevel van Bernhard Plijster met 2 boten, 30 soldaten en enige timmerlieden op weg naar post Topibo. De Parakreek werd echter versperd door omgekapte bomen, waarachter Indianen zich hadden verschanst. De afspraak was dat de Jonghe en Schoppens in de voorhoede zouden varen en de bomen verwijderen, daarbij gedekt wordende door de hoofdmacht onder Plijster. Echter was Plijster ver achtergebleven en had hen niet gedekt.
1680 – mei 2 – transportcontract 2035 - 430 transportcontract tussen H: H: Mo: de Raden van Zeeland, en de Zeeuwse reder Isaac van Pere, over een reis van het fregatschip America naar Suriname. o.a.: het schip zal 15 soldaten en emigranten meenemen, en er wordt voor iedere gestorvene 5 pond vlaams, en voor iedere levend overgebrachte 10 pond vlaams betaald.
1680 – mei – petitie van de inwoners De inwoners, vertegenwoordigd door een commissie van 12 personen, bieden een vrij dwingende petitie aan bij de Raad van Politie. Zij stellen voor: 1 - een uitbreiding van de raad van 7 naar 12 met name genoemde leden 2 – het leger is gebonden de bevelen van de Raad te gehoorzamen 3 – aanwenden van de inkomsten der kolonie voor de kolonie zelf 4 – kleine zaken kunnen door de president & 2 raden worden beslist 5 – grote zaken “het land rakende” mogen niet door de Raad worden beslist. Dit moet in een soort volksvergadering gebeuren. 6 – niemand mag zonder toestemming uit de kolonie verhuizen 7 – oude toegekende privileges mogen niet worden veranderd 8 – het doen terechtstaan van het Raadslid Bernhard Plijster. De oude raad, bestaande uit 6 personen, antwoordt merendeels instemmend op de voorstellen (behalve Plijster natuurlijk). Daarna volgt een uitgebreide correspondentie, deels in duplo, over de uitvoering van de veranderingen. Tenslotte wordt de nieuwe raad geïnstalleerd en door de bewoners erkend. De totale correspondentie bestaat uit 8 brieven en copien, totaal 16 stuks. De commissie van inwoners bestaat uit:
338 N: Noordingh, Cha: Greenwood, Pieter Heerense, Jan Booms, Isaac Meza, Samuel Nassy, Raphael Aboab, Abraham Kerstens, Gerrit Wobma, B: Parduyn, C:B: Wilderlandt, J: Muldert. De “oude” Raad van Politie wordt gevormd door: B: Pleijster, Jan van Rijnsouver, Jacob Vlam, J: van Ruyven, Bastiaen Thijssen, en Ab: Schoors document 1 - 6 mei 1680 petitie van de inwoners ; alleen in copievorm in de verzameling aanwezig, zie 2035-438 document 2 - 7 mei 1680 2035 - 431 antwoord van de raad van Politie document 3 - 8 mei 1680 2035 - 432 antwoord van de commissie der inwoners document 4 - 8 mei 1680 2035 - 433 antwoord van de raad van Politie document 5 - 8 mei 1680 2035 - 434 antwoord van de commissie der inwoners document 6 - 8 mei 1680 2035 - 435 antwoord van de raad van Politie document 7 - 8 mei 1680 2035 - 436 antwoord van de commissie der inwoners document 8 - 9 mei 1680 2035 - 437 1 - verklaring van de inwoners ("suijckerheren, planters, borgers, ende gemeene ingesetenen alhier present"), dat men de nieuwe raad erkend. 2 - verklaring van de nieuwe raad, dat deze haar best zal doen de kolonie te besturen. Deze nieuwe raad bestaat uit: J. van Ruijven ; B. Plijster ; Jacob Vlam ; J. van Rijnsoever ; W. de Bruin ; G. Wobma ; Balten Perduijn ; J. van Wildert ; C. B. Wilderlandt ; Bastiaan Thijssen ; A. B. Schoors. copieen van de documenten 1 t/m 8 2035 - 438 / 439
1680 – Mei 26 – brief B: Wilderlandt 2035 - 440 Brief gericht aan de Raden van Zeelandt.
339 Wilderlandt zegt door de overleden gouverneur Heinsius bedrogen te zijn, en met zoete woorden en de belofte van een hoge positie in Suriname, overgehaald te zijn om financieel borg te staan voor Heinsius. Eenmaal in Suriname gearriveerd kwam Heinsius de gedane beloften niet na. Wilderlandt verzoekt om schadevergoeding en een goede positie.
1680 – juli 23 – brief Everhardt van Hemert 2035 - 441 Brief gericht aan de Raden van Zeeland Capitein Everhard van Hemert verzoekt om vivres en ammonitie, en meldt dat op 26 juni een veldtocht tegen de indianen is aangevangen onder commando van L: Verboom met een troepenmacht van 150 blanken en 200 bevriende indianen. Verder geeft van Hemert een overzicht van bevorderde officieren.
1680 – juli – journaal Lt: S: Schoppens 2035 - 442 Dagjournaal lopende van 03 tot 31 juli 1680, van de gebeurtenissen te Coppename, alwaar Schoppens door Laurens Verboom was geposteerd met een schip en 39 soldaten. Schoppens beschrijft de vredesonderhandelingen met de gevreesde Prijari, met geschenken van vis aan de ene zijde en sopies aan de andere zijde. Hij slaagde er niet in de nieuwe vrienden op te zetten om het guerillalegertje van de neger Gamindt op te sporen. Het journaal eindigt op 31 juli. Daar is een goede reden voor. Op die dag was er een groot drinkgelag met 200 indianen, en vervolgens hakten de nieuwe vrienden Schoppens en zijn militie aan mootjes, zoals blijkt uit de brief van Laurens Verboom dato 10 augustus. 10 man overleefden de aanslag.
1680 – augustus 10 – brief Laurens Verboom 2035 - 443 De eerste brief van Laurens Verboom, die na Heinsius’ dood geleidelijk het bestuur overnam. Deze brief is – in tegenstelling tot alle andere - waarschijnlijk geen copie door een klerk vervaardigd, maar is het origineel, opgesteld in Verboom’s eigen, moeilijk leesbare handschrift. Edele Moogende Heeren, Ick hebbe het Ued: Moogenden in mijn voorsz: [schrijven] bekent gemaeckt, datter bij ons was vast gestelt, een toogt op de vijanden te doen in de rievieren Saramacca, Koppename & de Corantijn. ick ben dan in persoon met 130 man & een capt:, 2 lnt: & 2 vadnd: & 3 sergt: op den 26 May 1680 uit de Revier van Zurinaam gevaard, nadat ick de Commando van de provintie aen Capt: Hemert hadt overgegeven & ben deselfde namiddag tussen 2 a 3 uure in de rivier van Koppename gekomen voor een burchte genaem Karassobo, alwaer de cristenen(?) verscheyde mael hadden voorgeweest, dog telckens ledig vanaff daer moesten vertrekken. soo dra ons ancker in de gront hat, liet ick de Planter Mons: Philip Braet genaemt die de Indiaansche taal heel wel spreeckt, met de Capt: van de Vijant spreken, die niet als oorlogh begeerde, denkende dat wij weder niet sout durve attaqueren, wij deden dan 10 a 12 canon
340 schoote op gem: & sij op ons met snaphanen, dat sij seer wel van versien sijn, ick liet dadelijc mijn volck in de piyages [pyaka’s] gaen, die 7 in t getal waaren, ende landde soo recgt tegen haer aen, ick hadt geluck van eerst met mijn piyage aen lant te sijn & spronck soo overboort, met handt de granaten in mijn handt, soo als ick die meynde te werpen, liep een frans man de wal op, dewelcke ick volcgde & bevond dat de vijanen waaren geweken, ick bleef op de borsweering staen, met de houwer in de vuist, tot dat al mijn volck aen lant wasch, wij hadden geen doden & maer 2 gequesten, waeronder mijn knecht de swaerste was & de andere in deese in mijn persoon sijnde licht in sijn been geschooten, ick liet capt: Cemminck daer die nagt met 90 Musquettiers & de Luit: Schoppens wat meerder geavanceert ; oock met 90 man. Des anderen daecgs begonnen wij daer een Sterck huys te maaken & kregen de kleine.... aen lant, doch brachten wij 2 stuckjes canon aen lant schietende elck een pond ijser maer vernam(?) haer sedert niet meer, den 7 Juny was ons huys gans gemaeckt wel gepalisadeert van onder & boven & wel gedect met houten tijgels, om voort .... bereyt te sijn. Nadat ick den Lt: Schoppens & mijn vaandrig Cuyl & een Serg: met 90 man hadt laaten commanderen, gaf ick de Lt: order hoe hij sicg sout gedraghen in ons ab[sentie] ...... dat soo daer Indianen bij hem quamen, & dat hij daer altijt de helft bij hem t sout houden & als daer 20 a 30 hadt dat hij se dan doot sout smijten, insonderheijd als de [indiaanse] Capt: daer quamen, welcke ordre ick hem hebbe gegeven in presentie van alle de officieren & de 2 raaden van Politie & justitie, ick daerop geroemt(?) sijnde als sijnde een man van goede .... & oock lange int Lant sijnde geweest & altijt Lt: bij den Gouverneur Heinsius Salr: vertrocken tegen de avont uit de rievier & seijlden de ghanse nagt met een moij briesje uit de O @ O te Z. Op de middagh quamen wij in de rivier van Corentijn & seijlden die op omtrent 20 mijlen & quamen de Indianen aan boort om vrienschap te houden & vaaren naer de vrienden die met ons Karassobo hadt helpen winnen, des 12 dito gaven wij haer een .... voor 15 dagen, om weder met ons naer Zaramaca te gaen, met 10 priyages Indianen, t welcke sij ons beloofden, ......manqueerden de bocken [indianen] & versochten nog 10 daagen. Ick daer nu soo lange na gewacht hebbende, con niet wel sonder haer vertrecken, gaf haer dan noch 10 daagen, met dreygementen dat diegeen die niet klaar waaren, dat wij die souden Doot smijten, alsoo wij niet wilden bedroghen sijn van haer, sij beloofden het dan voor vast & volbrachten haare belofte – soo als gereed waaren om te vertrecken & capt: Cemmijncx met 30 man al hadt gecommandeert & sijn troupen & amonitie al aen lant gedaen in dat huis dat de Gouverneur Heinsius Salgr: sich had laten maaken, soo wij op de 5 augusty de boot na ons toe [zagen] komen seijlen, waervan wij goede tijdingen verwachten, maar hoe seer vonden wij ons bedrogen & bedroeft, als wij hoorden dat de vijand haer in ons absentie op de rivier van Surinaem hadde vertoont & daer een ... doot gesmeten, maer het droevichste van al was te hooren, de groote misslach & vouten van de vermalijdijde Lt: Schoppens, die sig contrarij sijn ordres hadt gedragen, gelijck haer ED: Moogende sien connen uyt de neven gaende copijen van sijn journael met sijn eygen handt geschreven, niet alleen tegen sijn ordre maer durfte mij met klem berichten te senden, commandeerende mijn selfs geen schaade te doen aen de vijant & daer meede vreede te maacken op sijn eygen ......, de vijanden dan vreede met hem gemaeckt hebbende, quamen daer soo veel als sij wilden, & dat soo veele dat sij op de 31 juny ontrent 200 man bij hem in huys quamen om met hem te drincken, & soo als sij besich waaren met malkander te drincken, begon de Indiaense Capt: op de ... te speelen, doch vielen al de Indianen op ons volck aen & begonden die doot te smijten, beginnende van hem eerst. De Vaandrig die met Schoppens over dese daet altijt overhoop lach , wert oock seer gequest doch wel hadde een houwer & trock omlaagh , daer hij nogh 5 man vont vechtende, die hij seer aen moedichde & vocht met haer handt aen handt tot dat sij t huys weder schoon hadden. De vijanden weder gevlucht sijnde, sach hij noch 10 gesonde mannen bij hem, soo op het scheepje (dat tot
341 thuisverblijf van de post daer was gebleven) als bij hem ; de Lnt: & de Serg: met 10 man sijnde op de plaets doot gebleven & de eerste seer gequest, De vaendraeger bevindende hem te swackt om met 10 man dese 2 posten te water & te lande te versien, is geresolveert de post te verlaaten & met de gequesten na Zuenaem te vaaren met het scheepje, niet beter wetende, of wij waaren oock alle geklopt, omdat de tijd die ick haer gestelt hadt van daer weder te sijn wat langer hadt geduurt als ick hadt gesecht. Dese tijdinge brack heel mijn deseijn [krijgsplan], nu bevonden wij ons ontbloot van voeding & amonitie van oorlogh, t gene wij meest aen dat scheepje (als t sijnde het grootste) hadt gelaaten & hadt gedacht dat weder in Coppename(?) te vinden. Ick liet dan dadelijck dese levens middelen, schut & amonitie weder aen boort brengen & resolveerde van daer weder naer toe te gaen, al was t maer om die 2 stuckjes die de vaendrich hadt laaten vernagelen te haalen & soo ons huys noch stont, hetselve weder in te nemen, schoon het nu vrij stercke was & daer over wel weder post in te drijven(?). Het waare wel te hoogste noodich in de Corantijn oock een post te houden, al was t maer om die Indianen in toom te houden, & het is een schoone wijde diepe rivier & goet lant om voor Carissenen [caraiben] in te woonen & koophandel daer in te drijven. Dit is in t korte t gene ons op dese tocht is voorgevallen. Wat ons noch wedervaaren sal, moet ons de tijt leeren, & sal niet manqueren haer Ed: Moogenden met de eerste occasie pertinente kennisse daervan te geven, Wij bidden haer ED: Moogenden gelieven ons doch toe te senden amonitie van oorlogh, in sonderlijck kruyt & wat houwers als sijnde hier goet geweest, want wij t meest handt aen handt hebben moeten vechten. Dient hier noch volck te sijn, aldaer op verscheijde posten te samen wel 120 man leggen moeten, die niet anders doen konnen als post houden, & niet met ... Onse levens middelen sijn soo na opgegeten, dat wij niet weeten hoe wij t langer in Zurinamen sullen stellen, doch wij hoopen dat haer ED: Moogende daer goede Sorg voor sullen dragen. Soo dra wij weeder onder Godes segen weder in Zuernaem komen, sullen wij niet manqueren om de vijanden weder een Lant tocht te ... gelijck wij nu meede gesint sijn te doen, om van Zarammaca over Lant naer Paramibo te marseeren, sijnde boven in de rivier van Zuernaem over Para kreeck heen, daer onse meeste vijanden woonen. Capt: Cemminck bidt haer ED: Moogende seer ootmoedelijck om een commissie als Capt:, als hebbende nu alreeds de dienst soo lange voor de vijant waer genomen, & nogh sal doen tot sulcke ordre van haer ED: Moogende kome. Wij sijn oock schuldigh voor de vaandrig Adriaen Culenbrug te versoecken een commissie tot Lnt: in plaats van die infame Schoppens, als wij oock doen int generael voor alle de officieren die hier van mij sijn aengestelt, welcker naemen ick haer Ed: Moogende in mijn voorgaende hebben toegesonden, ons op haer ED: Moogende ordonnere goede belooningen, verlaatende sullen niet manqueren van Godt te bidden voor een lange & geruste regering Edele Moogende Heeren UED: onderdanige getrouwe dienaer L: Verboom Inde Rivier de Corantijn dd 10 augustus 1680, seijlende volle de rivier uit.
1680 – october 28 - brief dominee Basseliers 2035 - 444
342 Gericht aan de Raden van Zeeland. De dominee klaagt een volle brief lang over zijn achterstallige gage. In feite was hij sinds zijn aankomst in 1667 nooit betaald, en hij had dus alle reden tot klagen. Hij klaagt dat de gage bovendien is verlaagd van F1200,- naar F800,-; Heinsius had hem een regelmatige betaling beloofd, maar kwam zijn belofte niet na. Toen Basseliers vroeg om naleving van de afspraak, hield Heinsius hem – zeer onterecht – voor dat hij een plantage heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien, Basseliers klaagde hierop: “…..Zijn E: worde mij wgn: [Zijn Edele antwoorde mij deswegens] dat ik de plantagie hadde, waar op ik &woorde [antwoorde] dat mij slegts de helft toequam, dat se van de viand afgeloopen was, dat 12 slaven verloren waren, dat ik ook mijn plantagie niet konde waernemen als andern, om mijn dienst niet te schuijnen[?], en daarom ook wijnig voordele en nu niets als schade ….”
343
1681 1681 - januari 23 - Brief L: Verboom 2035 - 445 / 446 Edele Mogende Heeren Onse gebiedende Heeren Bij onse laatste afgegane missive pr: Capitein Paulus Schrijver, van dato 4 novemb: 1680 die wij verhoopen Uwe Ed: Mo: wel sal sijn ter hant gekomen, hebben wij Uwe Ed: Mo: bekent gemaakt dat den 4 novemb: dato van ons schrijven een generale velttocht te water ende te Lande bij de hant was genomen onder het beleijt van Captn: Boudewijn Keminck te Lande ende Captn: Everhardt van Hemert te water, het succes van deselve wort Uwe Ed: Mo: bij de onderstaande optentien[?] in het korte mede gedeelt. Sij sijn dan onder het beleijt als vooren den 4e november voorsz: soo te water als te Lant na den vijant gemarcheert, den 18e daar aan sijn sij sonder verliese van volk alhier behouden aangekomen, hebbende verscheijde vijandelijke dorpen geruineert, 82 stucx Indianen soo mans, vrouwen, als kinderen, ende vijf negros gevangen gekregen, van welcke eerste sij het meerderendeel in het bos hebben doen ophangen. Dese tocht dan tot ons soo remarkabel voordeel uijtvallende, wilden wij geen tijt versuijmen tot krenckinge van onse vijanden, maar sijn aanstonts naboven gevaren, omme de indianen onse vrienden met alle bedenkkelijke persuasien te doen Resolveren om aanstonts, nevens ons, eene nieuwe ujttocht op onse vijanden aan te grijpen, doch sij waren in geenen deelen tot onse Resolutie te brengen, voorwendende dat sij vermoeijt waren, plantagies mochten maken, cassavi planten om broot, ende oko tot drank te hebben, sij wilden ook joelen en drinken over de victorie, ende die haar wel hadden gekweten, tot nieuwe Capiteinen maken. Sij hadden ook een van onse vijanden gevangen, dien wilden sij eerst levendigen branden ende daarna opeeten, de martelisatie van welcken gevangen wij selfs met onse oogen hebben aanschout, tot aansettinge van welke daat ontrent de indianen onse vrienden wij het onse hebben toegebracht, wel wetende dat sulcx tusschen onse vrienden Indianen en onse vijanden, een eeuwige verbitterende soude causeren, daaraan den staat van dese colonie uijttermaten veel gelegen is. Den 26 december voorleden, hebben wij dan dat spectakel aangeschout, sij dansten met den gevangen drie dagen, hem tusschen beijden alle bedenkkelijke tormenten toevoegende, een geheele nacht hebben sij hem continuelijken op sijn bloote lijf met brandende fakkels geprikkelt, hij dan geheel bloot half gebraden ende geschroeijt sijnde, wiert met een pijl in de borst geschoten, en eijndelings dootgeslagen, ende sijne armen om te kooken afgesneden. Dit was het eijnde van desen ongelukkigen, en tegelijkke van dese heijdense tragedie, ende de oorsaak die ons heeft verhindert eene grooter nederlage onder onse vijanden te maken, daartoe nochtans de constitutie van tijt ons genoechsaam favorabel was, maar alsoo het ‘t eenemaal onmogelijk is, dat ons volk gesepareert van d’ Indianen onse vrienden, den tocht op onse vijanden
344 met goet succes konnen voltrekken, vermits sij inde bossen niet konnen marcheren, en ook de schuijlhoeken dienende tot retrait van onse vijanden inde wildernissen haar onbekent sijn, soo hebben wij tot ons leetwesen, voor die tijt moeten stille wesen, doch voor ons vertrek, hebben wij eene vaste kaarte gemaakt, om de vijanden een voordeel af te sien. Den 30e daar aan, hebben wij tot dien eijnde 42 van ons volk na boven gecomandeert, die den 7 janrij: 1681 alhier sijn geretourneert, sonder iet wat notabels te hebben uijtgerecht, alsoo sij verhindert waren door den overvloedigen regen, niet konnen: in het bos marcheren sulcx dat wij tegenwoordigh genootsaakt sijn defensive ende niet offensive te ageren, evenwel konnen wij met waarheijt schrijven dat gedurende den tijt onser aanwesens alhier d’Indianen onse vijanden aan niemant van de inwoonderen deser colonie, eenige de alderminste schade hebben toegebracht. Den voorsz: 30e decemb: is hier Captn: Keminck met de Barck vande bovenkust gearriveert, die wij daar na toe hadden gecomandeert, om onse vrientschap met de inwoonderen aldaar te renoveren ende vast te stellen, met sigh brengende de opperste van de revieren Amanabo ende Marawine, die wij vriendelijk hebben ontfangen, ende eene vaste vrede met haar geslooten. Den 13 janrij: 1681 hebben wij onse Barkke onder comando van den voorsz: Keminck na de riviere de Courentijn afgesonden, om van daar af te lossen 13 van onse soldaten, die wij aldaar hadden gelaten, ende meteenen te ondertasten de gemoederen vande Courentiners, omme ons in alle voorvallende gelegentheden daarnaar te reguleren, ende te gelijke haar, is het doenlijk, te disponeren omme met ons cunjunctim een generale tocht op de vijanden aan te vangen, welke reijs sijnde voltrokken ende het succes van deselve hebbende vernomen, sal Uwe Ed: Mo: pr: naaste schepen hetselve worden geadviseert, Wij verwachten met uijtgestrekten halse het schip Zurname met onsen nieuwen Gouvernr:, van welcken hier te bewellekomen wij wensten de eere te mogen erlangen, het wachten verveelt ons, niet wetende de oorsaak van sijn langh vertoeven, wij willen hoopen dat de goede godt hem gelukkighlijk ende gesont nevens de sijne sal laten overkomen, ende niet gedoogen, dat dese colonie de veranderingh van soo veel Gouvernrs:, en Comandrs: langer onderworpen sij. Daar benevens verwachten wij, soo ons wort aangedient, eenige vaartuijgen met levensmiddelen en amonitie de guerre de boushe, die voor alle dingen, hier ten hoochsten nootsakelijk sijn, soo tot behoudenisse van dese colonie, in het tegengaan van de vijanden, als tot enturtenue[?] van onse soldaten. Met dewelcke wij van als nu verlegen sijn, om na behooren hare rantsoenen uijt te deelen, en seckerlijk indien wij geen mankkement van levensmiddelen hadden gehadt, wij souden meer uijttochten op den vijant hebben gedaan, want soldaten te comanderen om haar leven voor het lant op te setten, ense niet te konnen provideren van levensmiddelen, beneemt niet alleen den moet van de soldaten, maar breekt aan de andere sijde den bant van onderdanicheijt in het pareeren van comandes. Ende het en ware dat wij door het schip van Adriaan Tant (buijten verwachten) dienaangaande waren gesecoureert, wij souden onse magazijnen ledigh hebben bevonden, ende onse arme soldaten van geene montkosten hebben konnen versorgen, wij willen hoopen dat Uwe Ed: Mo: daar in sullen voorsien, op dat wij tot preservatie van Uwe Ed: Mo: intresten, onse volkeren onder den bant van eene goede militaire discipline mogen houden, ende gebruijkken daar wijse sullen achten van noode te hebben. Eijndelings voor dese tijt ons ontbloot vindende van verder stoffe, sijn wij genoorsaakt af te breken, onderentusschen godt almachtigh biddende dat hij Uwe Ed: Mo: persoonen in sijne heijlige protexie gelieve op te nemen, en uwe regeeringh met zeegeningen te kroonen, ten besten
345 van ons lieve vaderlant, ende tot aanwas ende accressentie van dese Uwe Ed: Mo: provintie van Zuriname, dat van herten wenst. Edele Mogende Heeren Uwe Ed: Mo: onderdanige ende verschuldigde dienaar L: Verboom Zurinamburgh den 23 januarij 1681 Post Schriptum Is alhier in dese rieviere gearriveert het schip Zuriname, daar Capntn: op is Claas Reijnier Son nevens de afgesonden officieren ende de militie tot recruteringh van dit guarnisoen, bij Uwe Ed: Mo: afgesonden, mitsgaders de barcke omme tot een vaartuijgh op dese reviere te gebruijken, dat ons niet weijnige vreugde toegebracht heeft, te meer alsoo wij door de afgesondene vivres volkomen sijn versekert van uwe vaderlijkke voorsorge van dese provintie van Zuriname, waar over wij Uwe Ed: Mo: ten hoochsten dankbaar sijn, en sekerlijken was het noodigh (gelijk wij inde missive aande andere zijde vermelt hebben geschreven) dat ons die levens middelen toegesonden wierden, om onse soldaten in behoorlijkke discipline (ten dienst van dese colonie) te konnen houden. Wij sullen verder alle onse krachten aanspannen, omme (tot behoudennisse van dese colonie) alle goede en noodige ordres te doen observeren ; wij hadden ons vastelijk ingebeelt dat door de komste van den hr: Gouvernr: Munninxs onse schouderen in het dragen van den last deser regerings, souden hebben geworden onderschraagt, maar bevinden ons vooralsnogh in dese onse hoope bedrogen, sullen echter pr: naaste schepen sijne wel Edts: komste tegemoeth afwachten. wij hadden gewenst dat nevens het arrivement, van het voorgemelte schip medicamenten ons hadden toegesonden geweest sonder dewelkke wij geen raat en weten, om onse sieken en gequetsten te cureren. blijvende onderen tusschen. Edele Mogende Heeren Uwe Ed: Mo: onderdanige, ende verschuldige dienaar L: Verboom Zurinamburgh den 23 januarij 1681
1681 – april 14 – missive Ferolle, commandeur cayenne 2035 - 447 Gericht aan de interim gouverneur. Betreft de confiscatie door Ferolle van het schip de Tortue. Het schip was toegelaten om water en zout in te nemen, maar mocht geen handel drijven. Dit had toch clandestien plaatsgevonden, waarop het schip was geconfisceerd. Verder verzekert Ferolle, dat hij er nauw op toeziet dat geen wapensmokkel plaatvindt naar de Surinaamse indianen die in oorlog zijn met Surinaamse gouvernement.
346
1681 - april 15 – brief Nicolaes Combe 2035 - 448 / 449 Gericht aan de staten van Zeeland, gesteld in de franse taal. In een post-scriptum verhaald Combe over de aanval van de indianen op het fort: "... La nuict passee l'ennemi a esté ici au quartier du fort, il a bruslé un logis le plus esloiné du fort, et en mesme temps la maison d'un des plantages d'un certain Balten Perduijn, esloigné un grand quart de lieu du fort, ou il ny avoit personne, estant abandonné…"
1681 – Maart 18 – brief Johan Waaywel 2035 - 450 Gericht aan de staten van Zeeland. Een verslag van bepaalde gebeurtenissen tussen 22 januari en 17 maart 1681, waarbij Waaywel zelf betrokken was. Origineel & copie.
1681 - april 15 - Brief L: Verboom 2035 - 451 Uitgebreide beschrijving van de toestand van het land. De door de bewoners gekozen 12-koppige raad van Politie wordt op last van de Staten van Zeeland weer teruggebracht tot de oude formatie. Edele Mogende Heeren: Onse gebiedende Heeren Wij refereren ons aan het voorgaande schrijvens van dato 18 martij 1681 voorleden, met het schip de vergulde salm Captn: Jan Jansz de doot, over Amsterdam aan Uwe Ed: Mo: toegesonden, aanden ontfanck van dewelcke wij niet twijffelen, doch omdat het soude konnen gebeuren dat het gemelte schip (dat godt verhoede) konde sijn verongeluckt terwijle wij den tijt niet en hebben om duplicata daarvan te maken, sullen wij eenige vande bijsonderste ende voornaamste pointen daarbij gementioneert, bij repetitie verhalen , Hare Ed: Mo: sullen ons gelieven van de lanckheijt in desen te verontschuldigen. Het schip Zuriname bij onse laatste missive aangeroert, hebben wij bij alle bedenckelijcke middelen soo bij affictie van Placcaten als andersints (volgens Hare Ed: Mo: resolutie) met vracht suijckeren getracht af te laden, doch vinden onderwegen sooveel struijckelingen door het komen van Captn: Tobias Adriaanse, dien wij door sijn onvermoeijlijk aanhouden nevens die van onsen Raade hebben moeten toestaan de suijckeren in sijn eijgen schip te embarqueren. die (van sijne ende sijner Mr: goederen alhier te verkoopen) souden komen te procederen alleenelijcken uijt bedongen hebbende dat hij geene vracht goederen, van wie het ook soude mogen wesen, sigh soude vervorderen in te nemen, daarenboven dat hij geobligeert soude sijn de revenuen van sijn oude uijtstaande schulden in het gemelte schip Zuriname af te schepen, dat (naar alle apparentie) weijnigh te beduijden wesen sal, alsoo men wel kan vermoeden dat gemelten Captn: sal trachten de retouren van sijn alhier gebrachte goederen in te vorderen, ende alsoo sijn schip vol te krijgen, en liever sijn oude restanten laten uijtstaan, vermits bij sijne debiteuren die hij nu de novo komt te crediteeren, het oude sal borgen, ende het nieuwe contant sal sien in te krijgen.
347 Het schip de Vogel Phenix alhier met slaven gearriveert, doet ons in dese sake niet weijnigen ondienst, alsoo wij nevens die van onsen Raade (op de iterative versoeken, ja genoechsame protesten van d’ hr: Francois Beljaart oppercomijs van de west inde: compie:) sijn genootsaakt geweest het selfde schip vrijheijt te geven, omme de suijckeren wegens de negerschulden te imbarqueren. Dat int reguard van de ladingh van het schip Zuriname niet weijnigh verachteringh te wege brengt, sulcx dat wij vresen dat wij dien aangaande (tot onser harten leetwesen) de goede intentie van Haar Ed: Mo: niet sullen konnen doen effectueren. Het gemelte schip licht alhier tot grooten koste en laste van Hare Ed: Mo: ; wij onderentusschen blijvende verlegen ende niet wetende wat verder in dese sake aan te vangen sij, niettemin sullen wij (na den noot en tijts gelegentheijt) den intrest van Uwe Ed: Mo: met alle vlijt trachten te besorgen. Het vaartuijgh Saxenburgh alhier gearriveert sal nodigh wesen tot diensten van den lande te worden aangehouden, de nieuwe barcke alreeds toegemaakt ende verdobbelt sullen wij trachten tot goeden prijs te verkoopen, ende de suijckeren daarvan te provenieren, in het gemelte schip Zuriname af schepen, maar sien weijnigh apparentie om goede coopluijden daar toe uijt te vinden, sullen niettemin ons devoir daar toe aanwenden. Volgens Resolutie van Uwe Ed: Mo: hebben wij de magistrature alhier verandert, ende daarin gestelt tot raaden Johan van Ruijven Cornelis Snelleman Johan Waaijssel Claas Bruining Wildelandt Isaac van Mildert en Francois Beljaart Gemelten hr: Wildelandt door de doot van d’ hr: Heinsius zalr: door sijn menichvuldige verliesen daarontrent het hooft op de loop hebbende, heeft verscheijde malen inde vergaderinge onbequaam gecompareert, genoechsaam dieselve door sijne ongefondeerde redenen in confusie ende verwarringh brengende, soo dat wij (soo sulcx blijft continueren) eijndelings sullen genootsaakt wesen (tot ons leetwesen) hem te deporteren, ende een ander bequaam persoon in sijne plaatse te surrogeren dat wij willen vertrouwen Hare Ed: Mo: (als ten besten van de regeringh deser colonie gedaan) ten goede sullen gelieven op te nemen; Aangaande de Militie alhier geposteert, bij onse vorige missive gementioneert, sent den Hr: Comys Combe hiernevens de monsterrollen waaruyt Uwe Ed: Mo: sullen konnen sien wat getal van seventigh soldaten alhier nog overigh sijn, aen dewelcke wij ons refereren. Wij hebben bij onse voorgaande missive Uwe Ed: Mo: bekent gemaakt dat het schip genaamt de Tortue Schippr: Boudewijn Martensz van der Swalm om sekere ons als doen onbekende redenen door den Gouvernr: van Cajana was aangeslagen ende geconfisqueert, ende omme de oorsaak daar van te vernemen, hebben wij (volgens onse schuldige plicht) d’ hr: Captn: Hemert ende den vaandrigh Selevers daar na toegesonden, die ons dan de nevens gaande stucken (als oorsaak van de confiscatie van sijn schip en goederen) hebben toegebracht, aan dewelcke wij (om kortheijts willen) ons refereren, bestaande in dese navolgende getranslateerde ende genombreede copien, als:
348 No.1 No.2 No.3 No.4 No.5 No.6
No.7
Copie vande afgesondene missive aan den comandr: van Cajana door den heer commandr: Verboom. Examinatien ontrent den duijtsen schippr: Boudewijn Martensz van der swalm. Het arrest en beslach van schip en goederen. Auctentijcque copien van drie verscheijde attestatie van dese saak. Verscheijde verklaringen tot laste van den schippr: Boudewijn Martensz van der swalm. Bekentenisse van Boudewijn Martensz van der swalm van verhandelt te hebben 50 a 60 lowijsen van dato 18 janrij: 1681 mitsgaders copie van den eedt bij denselven van der Swalm ter deser secretarije gedaan 7 februarij 1681. Copien auctentijcq vande missive van den comandr: van Cajana aan d’ hr comandr: Verboom.
Aangaande de gemaakte kaarte met de Indianen omme den vijant gesamentlijcken te bespringen, daarvan bij onde laatste missive gewach gemaakt is, is deselve tot noch toe niet ter hant genomen doordien de Indianen deselven (op protext van niet te konnen klaar vallen) voor eenigen tijt hebben geprolongeert. Dan is sekeren tocht ondernomen door den vaandrigh Adriaan Cuilenburgh met eenige soldaten en etterlijcke Indianen na de riviere Surammeka ende daar ontrent, omme eenige japaijers [Sapaijers?] die laats onder de Caribesen aldaar onthoudende sijn, van daar te trecken ende tot onse vrientschap aan te lokken, dogh soo deselve tot de vrede niet souden wesen te disponeren hebben onse troupen last deselve doot te slaan, ende vijandelijk aan te vallen, sullen deselve troupen tusschen beijde den vijant soo veel afbreucke trachten te doen als in hare macht sal bestaan, en sijn nu al ettelijcke dagen uijtgeweest doch is van het succes van deselve tocht tot noch toe nogh goed, noch quade tijdinge vernomen. De andere tocht staat vandagh te dage te worden aangevangen waarvan (deselve sijnde voltrocken) uwe Ed: Mo: kontschap sal worden gedaan. De goede godt geve dat die tochten alle beijde mogen uijtvallen tot ruine van onse vijanden ende bevrijdinge desen colonie. Welcke laatste tocht sal worden gecomandeert door Captn: Boudewijn Keminck en sal hij sigh, met de eerste troupen hebbende geconiungeert, begeven na de reviere de Courentijn aandoende tusschen beijden alle de sterckten van den vijant omme deselve soo veel als hem mogelijk wesen sal in den gronde te verderven. Bij voorleden missive hebben wij Uwe Ed: Mo: bekent gemaakt hoe dat op het versoek volgens de ingegevene Reqte: van d’ hr: Nicolaas Combe het ontfangerschap generaal deser provintie ad interim aan d’ hr: Johan Waaijwel is gedefereert gelijck bij deselve requeste die wij voor tweede maal oversenden kan worden gesien. Wij versoeken soo het Haar Ed: Mo: welgevalt, daarvan acte van approbatie. Tot ons leetwesen moeten wij de oude klachten aan Haar Ed: Mo: renoveren aangaande het gebreck van vivres en ammonitie van oorlogh. Van vivres sijn wij redelijk wel voorsien geweest, dogh daar sulcken quantiteijt van volck moet worden uijt gespijst kanmen wel reek maken dat deselve dagelijcx worden geconsumeert, schoon dat door den comijs Combe (onder ons opsicht) deselve op de mesnagiereelste[?] maniere worden gedistribueert, sulcx dat het beter sal wesen dat Haar Ed: Mo: ons toevoer gelieven over te senden, alsdat wij hier broot en andere eetwaren ten minsten een cent boven de waardije souden wesen genecessiteert in te koopen. Het magasijn door de gedurige aantevangen tochten wort seer verijdelt ende geconsumeert, sulcx dat de toevoer van vivres uijt den vaderlande ten hoochsten noorsakelijk is, of anders kan men
349 geen uijttochten langer op den vijant doen en al wasser al gelt in het lant, door de verwoestinge van de Indianen is daar naulijcx broot te becomen. Hier nevens gaat eene pertinente lijste wegens de consumptie ende uijtgave vande rantsoenen t’ sedert de doot van den hr: Gouvernr: Heinsius zalr: uijtgedeelt, met notificatie van de quantiteijt van de alhier nogh overige levensmiddelen volgens de ordre van haar Ed: Mo: van dato 3 novemb: 1680. De notitie van de ammonitie en behoeften van oorlogh gaat hiermede nevens, ende sal het bedorgen buskruyt met het schip Zuriname overgesonden worden omme te vermaken. De alhier geposteerde soldaten vallen ons uyttermaten moeijlijk ende lastig, doch alsoo ons dunckt dat hare klachten rechtvaardigh sijn, hebben wij aangenomen voor haar aen Uwe Ed: Mo: te schrijven, sij klagen gelijk de waerheit is, ende wij oock selve sien, dat hare mede gebrachte kleeren, linnen en wollen versleten sijn, ende dat sij tot het opkoopen van andere noch gelt noch credit en hebben. Ende wij konnen haar tot ons leetwesen daartoe geen raat verschaffen, daar sijnder ettelijcke onder haar die op dÍndiaanse wijse met naakte billen alleenlijk een camiesje voor haar schamelheijt hebbende, daar heenen gaan, en soo sulcx langer moet blijven duuren, sijn wij beducht dat sij geene comande sullen willen pareren, en eijndelings (godt wil het daar toe niet laten komen) revoltern, daar uijt dan soude af te wachten staan de totale ruine deser colonie, ende het verlies van soo veel duijsenden als Haar Ed: Mo: tot opbouw van deselve hebben te koste gelecht. Alle dese groote inconvenienten konnen lichtelijk worden voorgekomen door sulck een middel als wij met permissie van haar Ed: Mo: ende onder correctie van beter gevoelen, alhier sullen ter neder stellen dat wij versoeken dat in achtinge mach worden genomen, eerstelijcken sal het hoochnodigh wesen dat Haar Ed: Mo: na dese provintie oversenden eene genoechsame quantiteijt van alderleij silvere munt omme de soldaten daar mede te konnen betalen, ten tweeden sal mede nodigh ende niet min voor haar Ed: Mo: proffijtabel wesen, dat het selfde gelt op dat het uijt dese provintie niet soude worden vervoert, worde geaugmenteert, te weten een ducaten tot vier gulden, ende een rijcxdaalder tot drie gul[den] ende gevolgelijk de kleijnder stetie [specie?] naar advenant. Ten derden sal het ook nodigh wesen dat op de selve munt alhier een stempel worde geslagen, opdat het gestempelde gelt volgens de augmentatie mach worden uijtgegeven en ontfangen, ende het ongestempelde sijn cours mach nemen volgens de permissie van onsen staat in den vaderlande. D’ hr: Raatsheer Johan Waaijwel, schijnt sigh te hebben laten verluijden dat hij van den Staat (causa offitie), is gegageert met eene somme van twaalf hondert caroli gulden ’s jaars, dat de andere raatsheeren sijne mede broederen komt te verdrieten; en ons dagelijck daar over klachtigh vallen, pretenderende dese provintie soodanigen dienst, ja grooter ten aansien van hare ervarentheijt van den Lande, te komen toebrengen als den voorsz: heer Johan Waaijwel, en over sulcx gelijk tracktement te meriteren ; dan soo niemant was geprefereert souden sij liever als voordesen het lant voor niet ende uijt liefde dienst doen, waar op wij de intentie van Uwe Ho: Mo: bij de eerste occasie tegemoet afwachtende sijn. Wat aangaat de comportementen vande predicanten Francois Chaillon, Johan Basseliers, ende Andriaan Bakker, sullen wij seggen het geene ons de ondervindinge leert,
350 van den eersten die nu den 30e maart voorleden is gestorven sullen wij vermits sijne doot, nogh goet noch quaat verhalen, aangaande den tweeden te weten d’ hr: Basseliers, weten wij tot desselfs laste niet te schrijven dat eenichsints sijne bedieninge onbetamelijck wesen soude, maar heeft bij alle vrome en verstandige de reputatie van eenen goeden en eerlijcken wandel, wat aangaat Dome: Andriaan Bakker, is van d’ hr: Heinsius gelijck wij voorhenen hebben gesz:, in dienst aangenomen, en oversulcx staat hij niet op de repartitie van Uwe Ed: Mo: ; den selven heeft sigh van sijne eerste aankomste tot huijden altijt wel ende cristelijk gedragen, alleenelijcken heeft hij pretenderende aan de gemeijnten van Zuriname niet verbonden te sijn, ende van de planters uijt de Comewijne sijnde beroepen, met aanbiedinge van een tracktement van 24000 ponden suijcker jaarlijcx, onder belofte van vaste en sekere betalinge, sigh voor een jaar daar na toe begeven gelijck wij het selve bij onse voorgaande missive bekent hebben gemaakt. Van gelijcken hebben wij bij onse voorgaande brieven (terwijl dat alhier geen zegel en is), versocht om eenighe riemen Papier met opgedruckte zegels van 24, 12 en 6 st. te mogen becomen, daar op wij tot nogh toe geen antwoorde hebben vernomen, die wij met den eersten sullen verwachten, opdat het gemelte zegel in treijn gebracht worden moge, met de doot van d’ hr: Gouvernr: Heinsius zalr: is het selve opgehouden en hebben het soo gevonden alst nu tegenwoordige is. Omme de menichvuldige questien die hier tusschen de planters ontstaan, bijsonderlijk inde Comewijne in cas van erfschijdinge, sullen nootsakelijk bij uwe Ed: Mo: een a twee geswoore lantmeters dienen te worden overgesonden. Pick teer, tot onderhout vaartuijgen zeijlgaren, traan om te branden, moet nootsakelijk overgesonden worden, alsoo den traan gants is geconsumeert soodanigh dat de soldaten bij nachte in hare corps du guarde blindelingh moeten waken. Mede is het ten hoochsten nodigh dat eene partije goede snaphanen overgesonden worden, alsoo meestal het geweer door het climaat van dese landen en gebreck van een a twee smits geheel bedorven is. Wij willen dan verhoopen dat ons de gemelte snaphanen nevens de smits sullen worden toegesonden, alsoo sonder deselve de wapenen in geen order konnen worden gehouden. T’ sedert dat onsen constapel ende bosschieter van hier wechgeloopen is, waar van bij onse voorgaande missive is gementioneert, sijn wij grootelijcx verlegen om het cruijt, rampaarden, en afsuijten in goeden stant te houden, sal derhalven dienstigh wesen dat een ander in desselfs plaatse afgesonden worden. Wij sijn hier ten hoochsten verlegen om eene goeden ende wel gestoffeerde medicament kist, om de sieken ende de gequetsten te konnen dienen, anders loopt het perijckel dat veele door gebrek van deselve een ontijdige doot sullen sterven. Wij bedancken Uwe Ed: Mo: gants gedienstelijk voor de quantiteijt toegesonden ammonitie de guerre de bouches, en wenschen dat haar Ed: Mo: daar in gelieven te continueren, dogh vinden wij niet raatsaam soo veel te gelijcke in een schip over te senden, maar hadden liever een kleijnder quantiteijt met verscheijden schepen af te wachten omdat hier het magasijn waarin de ammonitie moet werden opgesloten, ten aansien van de vochtigheijt van de plaats daarin niet lange sonder verderf konnen worden bewaart.
351 Wij sijn door onvergetelijcke danckbaarheijt aan Uwe Ed: mo: verplicht, ten aansien van het advancement aan onsen persoon in onse jonge jaren binnen dese provintie toegevloeijt, wij sullen ook in aanmerckinge van deselfde obligatie ons in onsen dienst soodanigh trachten te evertueren[?]: dat Haar Ed: Mo: (door gode's genade) de vruchten daarvan sullen komen te genieten. Dit is alleenlijk onse eenige en ootmoedige bede, dat aan ons comissie aangaande onse bedieninge mach worden overgesonden, als Captn: Majoor Comandant deser provintie, in dier voegen als die gene van d’ hr: Captn: Herman de Huijbert zalr: is gedepescheert geweest. Ons gants vriendelijk versock is mits desen dat Uwe Ed: Mo: ons geen vaandragers noch Luijtents: meer gelieven toe te senden, sullende sulcx strecken niet alleen tot mesnage van den staat, maar ook tot encouragement vande alhier wesen officieren, die sulcx door hare vroome daden sullen bevonden worden te meriteren. Wij bedancken Uwe Ed: Mo: van gantscher herten voor de comissien van het advancement van den Lijtenant Keminck tot Capiteijn, die sulcx in alle manieren betoont te verdienen, en noch nader door sijne valiandiese in sijne aan te vangen tochten gelijk wij geen andere hoope van hem konnen scheppen, sal bewijsen te sullen waardigh sijn, als ook wegens het advancement vande andere alhier wesende officieren. Wat aangaat het maken van eenige cost plantagies tot sustenue en onderhout van dit tegenwoordige guarnisoen, als bij Uwe Ed: Mo: voorgemelte resolutie geinsereert, souden deselve al lange in het werck sijn gestelt geweest ten ware wij door den indiaansz oorlogh hadden verhindert geweest, sullende geen occasie laten voorbijgaan om deselve bij de eerste gelegentheijt aan te vangen ende te perfectioneren. Wij hebben uijt de comissie van den Luijtenant Tomas de Rechte van Hemert gesien sijnen tijtel als majoor, omme hem daarin te installeren sooder geen ander persoon in die bedieninge alhier te lande was, doch alsoo wij hebben bevonden dat eenen Robert Cherisei voor onse aankomste alhier daar mede was gebenificeert, die het selve ampt wel ende loflijk bedient, vinden wij geen reden om den selven te removeren, derhalven hebben wij goet gedacht met die sake te supercederen, ter tijt en wijlen wij het geluck sullen hebben van aangaande dese sake op dit ons schrijvens Uwe Ed: Mo: nader resolutie te sullen verstaan. Dit is het gene wij voor dese tijt Uwe Ed: Mo: nodigh hebben gehadt te adviseren, de particulariteijten bij het succes vande gementioneerde tochten vernemende sullen Uwe Ed: Mo: telckens worden genotificeert, eijndelings Uwe Ed: Mo: persoonen de protectie der alderhoochsten aanbevelende (bidden wij den almachtigen) dat hij deselve genadelijk gelieve te beschermen, en uwe Ed: Mo: regeringe, met voorspoet geluck, ende heijl, te becroonen, dat van gantscher herten desireert. Edele Mogende Heeren Uwe Ed: Mogende getrouwen ootmoedige ende verschuldigde dienaar L: Verboom Zurinamburgh den 15 april 1681
1681 - april 15 - Brief L: Verboom
352 2035 - 452 / 453 / 454 / 455 Duplicaat van de voorgaande brief.
1681 – april 16 – brief Everhard van Hemer 2035 - 456 Gericht aan de Raden van Zeeland. Van Hemer bericht over de slechte en versleten uitrusting van de “ons arme en miserabele” soldaten. Hij stelt: “... want de meeste van de Soldaten beginnen al naeckts te loopen, als de indianen ....”. Hij verzoekt H:E:M: om de benodigde maatregelen te treffen.
1681 – april 16 – brief Johan Waaijwel 2035 - 457 Gericht aan "mijnheer"(de Huijbert ?). Waaywel, aangesteld als ontvanger generaal van de kolonie, bericht o.a. over frauderende schippers bij de belastingaangifte. Verzoekt dat de ontvanger de beschikking krijgt over een tentboot en 4 slaven om op de schepen controle te kunnen doen.
1681 – april 16 – brief Johan Waaijwel 2035 - 458 Gericht aan de Raden van Zeeland. Waaywel, aangesteld als ontvanger generaal van de kolonie, stelt de volgende maatregelen voor: 1. de ontvanger-generaal mag bij inspecties de hulp inroepen van de Landdrost of militairen. 2. installatie van 3 balansen: te Commewijne, te Paramaribo, en te Torarica. Alle suiker moet alvorens verscheept te worden, eerst gewogen zijn. Er moeten keurmeesters worden aangestelt om de kwaliteit te keuren. Afgekeurde suiker moet worden geconfisqueerd. 3. Verzoekt dat de ontvanger de beschikking krijgt over een tentboot om op de schepen controle te kunnen doen.
1680 – ongedateerd – brief Heinsius 2035 - 459 Gericht aan de Raden van Zeeland. Deze brief zit in de chronologische verzameling niet op volgorde, want Heinsius was getorven op 21 april 1680. Het is een begeleidende brief bij een concept-placcaat, dat de H:E:M: “ter approbatie” werd voorgelegd.
353
1681 - april 17 - Brief B: Kerminck 2035 - 460 Edele Mogende Heeren: Mijne gebiedende Heeren Den ontfanck van de comissie wegens mijn advancement van Luijtenant tot Capiteijn, aan mij overgesonden door de heer van Coppensdam, heeft mij niet weijnigh blijdtschap toegebracht, siende dat ik in gedachtenisse van haar Ed: Mo: komen, ende dat hare goetgunsticheijt ontrent mij wort besteedt, ik sal mij aan de andere zijde dragen als een eerlijk man, ende niets doen dat mijne bedieninge onwaardigh maken sal, sulcx dat haar Ed: Mo: bij tijt en gelegentheijt sullen komen afnemen dat sij een man hebben geadvanceert die altijt sal trachten te bewijsen, dat de gunste van haar Ed: Mo: niet tevergeefs ofte vruchteloos aan hem sal sijn besteedt, eijndelings (alvooren uwe Ed: Mo: persoon hebbende aan bevolen de protectie des alderhoochsten), sal godt bidden dat hij uwe Ed: Mo: regeringe tot welstandt van den staat, en te gelijcke van dese onse colonie, met alderleij voorspoet, geluck en heijl gelieve te becroonen, dat van herten wenscht. Edele Mogende Heeren Uwe Ed: Mo: gants getrouwe onderdanige, ende verschuldigde dienaar B: Kerminck Zurinamburgh den 17 april 1681
1680 – october 28 - brief dominee Basseliers 2035 - 461 Gericht aan de Raden van Zeeland. Copie, deze brief kwam al eerder in de verzameling voor. De copie is gevoegd bij een brief van april 1681, en is klaarblijkelijk bedoeld als een “reminder”.
1681 – april 18 - brief dominee Basseliers 2035 - 462 Gericht aan de Raden van Zeeland. De dominee verzoekt wederom om zijn gage, maar deze brief is veel interessanter dan de voorgaande, omdat een gedeelte is gewijd aan het wel en wee van de gemeente: “.....ANOUSR C’SAILLON [Francois Chaillon] voor eenige maanden om sijn ongewenscht leven(?) gesuspendeert zijnde (& eenige onbetamenlijke gedragingen omtrent Woord & Sacramenten), werd hem ook niet den tijt gegeven (also hij meende verongelijkt te sijn) om sich selve te verantwoorden, niet tegenstaande verscheide getuygen tegen hem waren & de waerheyt bijna aen iegelijk bekent, maar is tot ons leetwesen in die staat niet geschikt, sijnde werkelijk somwijl van God in sijn verstand geslagen, en eenigde tijt aan een moeijelijke ziekte gegaan hebbende, is voor wenighe dagen overleden, hebbende de Kerk van Paramaribo niet alleen daardoor, maar ook door t vertrek van do: Bakker na de Commawine, nu all eenighe tijt ledigh gestaan, zijnde na gelegenht: egter door dito do:
354 Bakker of mij aldaar somwijl dienst gedaan, t welck aan genoemde gemeynte droevig is maar ook schaade ...... & hoopen & bidden wij haar Ed: Mog: die plaats gelieven te vervullen met een bequaam & trouw herder, opdat door t ophouden van de prophetij t volck niet met .... mag.....”
1681 – Juli 14 – ’s Lands inkomsten 1667 – 1681 2035 - 462 Deze lijst van inkomsten 1667 – 1681 is opgesteld door de generale ontvanger Nicolaas Combe in 1681. Alle inkomsten zijn vermeld in ponden suiker. Totaal is er 345.049,- aan inkomsten over de jaren heen. De lijst is vermoedelijk opgemaakt toen Combe – op eigen verzoek – het ontvangerschap overdroeg aan Johan Waaywel. Dat was omstreeks april 1681, maar Waaywel werd formeel pas geinstalleerd op 11 december 1681.
1681 - juli 20 - Brief L: Verboom 2035 - 463 / 464 / 465 Edele mogende Heeren: Onse gebiedende Heeren Bij onse voorgaande missive gedateert den 15 april 1681 afgesonden door Captn: Andriaan Abrahamsz Tant hebben wij uwe Ed: Mo: bekentgemaakt , dat wij alle bedenckelijcke middelen, omme het schip Zuriname volgens intentie en resolutie van uwe Ed: Mo: eerstelijcken en vóór alle schepen te doen volladen; dogh dat ons daar in seer groot empesgement hadden toegebracht, de Capiteijnen Tobias Adriaansz, ende Joost Banckert, den lesten in dienst van de West Inde: Compie:, gelijk wij bij deselve missive uwe Ed: Mo: in het breede hebben geadviseert, die wij willen verhoopen wel terhant gekomen sijn sal derhalven achten wij onnodigh uwe Ed: Mo: aangaande dese sake met lankheijt moeijlijk te vallen. Wij sijn genecessiteert geweest om het gemelte schip Zuriname af te laten gaan, alhoewel het selve niet was volladen, doordien het manqueerde aan victualie van de matroosen, dat den Captn: ook bevreest was, om tegen de winter sigh met het schip in zee te begeven, derhalven hebben wij hem op sijn versoek ende itaretivelijk aanhouden gelicentieert te repatrieren, te meer alsoo hij seijde sulcx bij haar Ed: Mo: genoechsaam te sullen konnen verantwoorden; wij willen vertrouwen dat dese licentie bij haar Ed: Mo: ons ten goeden opgenomen worden sal. Aangaande de nieuwe alhier opgemaakte barcke, daar van bij onse voorgemelte missive mentie is gemaakt dat wij deselve souden trachten te verhoopen, kan sulck alsnu niet geschieden, vermits onse oude barcke "soetendal" niets meer gebruijckelijk is, door groote ontfangene schade op de laatse tocht tegens onse vijanden. Den Comijs Nicolaas Combe sent hier nevens de novo eene monsterrolle van de militie, alhier geposteert, nevens de notitie vande amonitie de guerre de Bouche. Bij voorgaande missive is mentie gemaakt van sekere tocht met d' Indianen onse vrienden te ondernemen tegens de Indianen onse vijanden, beleijt door den luijtent: Thomas de Rechte van Hemert, aangevangen den vijfden april, daar van eerst den 26 april kontschap gecomen is, dat sij
355 de sapaijers daarbij vermelt tot onse vrientschap hadden gedisponeert, en ettelijcke Caribesen onse vijanden, waar onder een grooten Captn: van Zurammeka gerekent, hadden dootgeslagen, mitsgaders eenige van haar dorpen hadden geruineert. Wat aangaat de tweede tocht bij onse laatste missive aangeroert, gecomandeert door Captn: Boudewijn Kerminck, is het succes daarvan als volcht : ten dage van sijn vertrek wij met sekerheijt sijnde geadviseert dat een frans vaartuijgh op onse kust met de indianen onse vijanden handelde, en haar van wapenen van oorlogh fourneerde, omme alsoo door dat middel onse wechgeloopen en gestoole negers (haar onder de indianen onse vijanden onthoudende) machtigh te worden ende te vervoeren, hebben wij gemelten Captn: Kerminck gelast en schriftelijke ordre gegeven, dat hij (soo het eenichsints mogelijk was) het selve vaartuijgh soude trachten te vermeesteren ende op te brengen, het welcke ook is geschiet op den 23 meij voorleden, het gene dienaangaande bij ons is ondervonden, ende dat wij dachten dat ons daarin (causa officie) te doene stont sullen wij int korte hare Ed: Mo: hier verhalen, alsoo uijt de breede informatien daarvan beleijt hiernevens gaande, in largo wort gesproocken. No.1 No.2 No.3 No.4 No.5 No.6 No.7 No.8 No.9 No.10 No.11 No.12 No.13 No.14
Voor eerst uijt het interrogatorium gehouden ontrent den persoon van mr: Jean de Sober, schippr:, ende Francois le Moine tolck. Interrogatorium waar op gehoort sijn de volgende matroosen, Andries Churget, Jean Geraard, Piere le Miere, Guilliam Tene, Daniel Duge, en Jean Morel. Interrogatorium waar op gehoort sijn Guilliam Contant, Maturijn Ectif, en Noel Lejee, alle matroosen als booven. Vaarder examinatie van den schippr: de Sober, ende Francois le Moine tolck. Sententie tot laste van de geexamineerdens. Gepretendeerde comissie waar mede sij dese kust hebben aangedaan van dato 9 feb: 1681 onderteijckent bij le comte de Blenac volgens haar voorgeven. Facture van haar mede genomen cargasoen, onderteijckent Clocher. Geslootene missive aan monsr: de Ferolle, Major van het ijlant Cajenne. Geslootene missive geaddresseert a monsr: monsr: Aumont woonende op het eijlant Cajenne. geslootenen missive geaddresseert a monsr: monsr: Boisjolij Potier a Cajenne. Idem geadresseert a monsr: Beltereau, mr: chirurgijn a Cajenne. Idem geadresseert a monsr: Fontaijne Captn: Comandt: van den Compie: voetknegten a Cajenne. Een opene missive aan den selven heer. Copie van den inventaris vande Bergantijn met sijn toebehooren, als mede van de goederen daar in bevonden.
Bij alle onse voorgaande missiven hebben wij hare Ed: Mo: bekent gemaakt de necessiteijt ende gebrek van amonitie oorloge, mitsgaders de vivres om de soldate seer[?] te onderhouden waaraan wij ons voor ditmaal nogh refereeren, alsoo deselve ons nu meer als tevooren ontbreken. Aangaande de alhier geposteerde soldaten hebben wij van gelijcken hare Ed: Mo: geadviseert bij onse voorgaande, hoe slecht het daar mede gelegen is, dat men seer wel kan bedencken want sij met slecht rantsoen haar moetende tevreeden houden, geen gelt krijgende op hare gages om daar mede haar selven te konnen dienen, sijn genecessiteert naakt sonder kleederen koussen nogh schoenen daar henen te loopen, op de wijse van de indianen, gelijk volgens onse vreese (waar van wij mede hiervooren hare Ed: Mo: hebben geadverteert) op den 20 meij is voorgevallen, dat het guarnisoen voor onse wooningh is gekomen pretenderende vleijs, speck, en olie voor haar rantsoen te hebben, daarvan het magasijn niet was voorsien, sulcx dat wij wij groote moeijte
356 hadden om haar te stillen en met gort en erreten tevreeden te doen wesen, waartoe den degenenstock gebruijckt moest sijn. Het bedorvene buscruijt ende geweer senden wij met dit tegenwoordige schip naar het vaderlant, om aldaar te worden vermaakt; waarvan de cognossimenten aan den Comijs Combe overgelevert sijn. Bij onse voorgaande hebben wij mentie gemaakt aangaande het zegel, en versocht eenige gedruckte riemen papier van 6,12, en 24st, die wij tot nogh toe niet hebben becomen, dat ons doet dencken dat hare Ed: Mo: uijt consideratie van den erbarmelijcken staat deser colonie niet langer willen hebben dat opgeheven worden sal. De lantmeters bij onse voorige missive versocht sijn hier ten hoochsten nootsakelijk, om alle geschillen voor te komen, en alle de nootsakelijkheden in onse voorgaande versocht. Op den 15 junij voorleden hebben wij Captn: Everhardt van Hemert met 50 man op een tocht gesonden vergeselschapt met de Indianen onse vrienden, nemende haar cours na de reviere de Courentijn, haar conjungeerende met den luijtent: Hemert, die sij aldaar vonden gaande binnendoor na de reviere Coppenamme, ende op de thuijsreijse ruineerende onderwegen alles wat haar voor quam, gemelten Captn: Hemert rapporteert ons uijt den mont van de indianen en sekere gevangen neger te hebben gehoort, dat de afgesonden francen met dit schip Zuriname, aan de kust van onse vijandelijcke indianen, onse gestoolen en wechgeloopen negers hebben verhandelt voor snaphanen, cruijt, loot, etc. Ende alsoo het menichmaal voorvalt dat sommige soldaten alhier mochten versoeken vrij te wesen van haren dienst, mits en onder conditie dat sij schuldigh souden sijn vier jaren in dese colonie te moeten blijven, om haar met planten of andersints te geneeren, soude ons versock wesen dat wij deselve met discretie mochten licentieen. Wij sijn alsnogh, als bij onse voorgaande gemelte, in groot verlangen van het geluck te hebben van een nieuwen Gouvernr: te sien, en ons daarbij ontlast te vinden van de seer sware lasten en moeijlijkheden daarmede wij tot nogh toe beswaart sijn geweest. Den 27 meij voorleden is alhier voor het fort gearriveert Captn: Engel Jansz Swart, voerende het schip Westcappel van vlissingen, ende den 28 junij daaraan Captn: Theunis Tanghe, voerende het schip de Florentia van middelburgh, met welcke beijde schepen wij van haar Ed: Mo: geene de minste antwoorde op alle onse voorhenen menichvuldige afgesondene inpostante missiven hebben becomen dat in ons variable gedachten te weege brenckt. Op den 16 deser loopende maant julij is de fortresse zeelandia door een canonschoot door de inkomende barcken vande tocht bij ongeluckh in brant geraakt, doordien de daacken van de soldaten bracken en de corps du guarde met bladeren bedeckt sijnde die men alhier tats noemt, seer lichtelijk konnen ontsteken worden, godt sij gedanckt dat de wint van het cruijthuijs (dat nu kortelings door de ontfangene kalck en steen nieu gemaakt is) daarvandaan af waaijde, andersints, soo het nogh in het houte hadde gestaan stonde het geschapen om het fort ende de huijsen daarontrent met de inwoonderen inde locht geworpen te worden. derhalven, om sulcke inconvenienten voor te komen, worden uwe Ed: Mo: vriendelijck versocht ende gebeden eene goede quantiteijt van pannen over te senden, omme de gemelte soldaten bracken en corps du guarde daarmede te decken.
357 Ende alsoo wij qualijk raadt weten ons langer hoe te Gouverneeren ontrent de soldaten, om de voorverhaalde groote nootsakelijkheden soo van gelt, kleederen, koussen, schoenen, die sij altemaal geene uijtgesondert ten hoochsten van noode hebben, alsook en wel bijsonderlijk ontrent de oude soldaten van d’ hr: Gouvernr: Heinsius zalr:, die nogh veel minder credit alhier hebben dan de nieuwe met ons mede gebrachte, ten reguarde dat wij niet en weten op wat repartitie deselve staan ende van wie betaalt sullen worden, vinden wij ons tenhoochsten genecessiteert (temeer alsoo wij op onse iterative schriftelijcke versocken van soodaninge inportante saken geene ofte weijnige antwoorde becomen) af te senden den persoon van Captn: Boudewijn Keminck, alhoewel hij hier ten hoochsten nodigh is, om bij haar Ed: Mo: aan te houden ende te besolliciteren alle de bovenverhaalde nootsakelijkheden, en verder te versorgen dat eenichsints mochte strecken tot restouratie ende herstellinge van dese bedroefde colonie, bijsonderlijk ontrent de gelt middellen, waarvan wij bij onse laatste missive aan hare Ed: Mo: hebben gesz:, waaraan wij ons om kortheijts wille refereeren, wij sijn ook tot dese resolutie niet weijniger gedwongen door manguement van levensmiddelen alsoo (de saken aldus blijvende staan) wij langer geen raadt sien om uijttochten te doen, en ook voor revolteeren te vreesen hebben, gelijk gemelte Captn: Kerminck uwe Ed: Mo: sulcx alles en nogh meer mondelinge voordragen sal; wij willen verhoopen dat dese anvoije ons van haar Ed: Mo: ten goeden opgenomen worden sal, als sulcx sijnde geschiet uijt onvermijdelijcke nootsakelijkheijt, uijt cincere en oprechte meijninge, ende tot preservatie van den intrest van hare Ed: Mo:. Dit is het gene wij voor dese tijt noodigh hebben geacht uwe Ed: Mo: te adviseren, latende de reste aan de mondelinge comunicatie van onsen voorsz: anvoije. Hetgeen wijders hier in dese colonie sal passeeren sullen wij uwe Ed: Mo: met de naaste afgaande schepen pertinentelijk notificeren, Eijndelings uwe Ed: Mo: persoonen de protectie des alderhoochsten aanbeveelende, bidden wij den almachtigen dat hij deselve genadelijk gelieve te beschermen, ende uwe Ed: Mo: regeringe ten besten vanden lande geluckigh ende voorspoedigh te maken, dat van herten wenscht. Edele mogende Heeren Uwe Ed: Mo: gantsch getrouwe en onderdanige dienaar. L: Verboom Int Schip Zuriname den 20 julij 1681
1681 – december 11 – extract raadsvergadering 2035 - 466 Dit extract uit de notulen van Commandeur en Raden dd. 11 dec. 1681 behandelt de resolutie waarbij Johan Waaywel wordt geinstalleerd als provisioneel ontvanger generaal. De aanwezige Raad bestaat uit: commandr: Verboom, Johan van Ruyven, Cornelis Snelleman, Johan Waaijwel, C: B: Wilderlandt, Francois Beljaart.
1681 – december 12 – verzoekschrift Jan Thomasz: 2035 - 467 Gericht aan commandeur & raden. Thomas is de directeur van de plantage Rac-a-rac. De eigenaar is Martinus Martens te Middelburg. De strekking van het verzoekschrift is niet duidelijk,
358 noch de in de margine vermelde beslissing van de Raad. In ieder geval betreft het een geschil tussen Martens en ene Jan Robbertz (inmiddels overleden). De naam wordt vermeld van Gerard van de Poele, getrouwd met de weduwe van Jan Robbertz.
1681 december 22 – brief Nicolaes Combe 2035 - 468 Gericht aan de staten van Zeeland, gesteld in de franse taal.
1681 – december 22 - brief L. Verboom 2035 - 469 [eerste pagina's ontbreken] .... in de 50 Negros rebellen dootgeslagen, ende de fortresse in ruijn en assche gelecht, niet meer als één met een pijl in de rugge gequetst die het alsoo ontkomen is, konnende sulcx aan de Indianen onse vijanden rapporteren, dat een seer goede sake is, om de Indianen onse vijanden tot vrede te disponeren, die seer nauwe en groote correspondentie hadden met den voorsz: Ganimdt ende de sijne, sijnde tot dien eijnde een breede padt gemaakt van de fortresse tot aan Zurammeka loopende, alwaar onse voornaamste Indianen onse vijanden haar onthoudende sijn. Den 21 gd: hebben wij den Luijtenant Guilliaume van der Slijp met s Lants barcke weder na den Courentijn gesonden, ende met hem 25 soldaten, omme van onse vijanden te vernemen of sij (volgens hare vorige belofte) genegen waren tot vrede, dogh vonden t soo niet geschapen als wij ons vastelijcken hadden ingebeelt, wij wilden dencken dat haar de nederlage van de voorverhaalde Negers nogh niet bekent was, om alle hetwelcke aan ons te rapporteren, den vaandrager Van den Bergh met de barcke van Courentijn is afgekomen en alhier gearriveert op den 6 december. Sulcx dat wij ons benoodigt vonden den 19 december den vaandrager Van den Bergh met twee Barcken weder na de Courentijn te senden met 36 soldaten, omme sigh met den Lieutenant van der Slijp ende de sijne te conjugeren, ende (also het anders niet wesen konde) vijandelijk te ageren, van het succes van welcke tocht wij Uwe Ed: Mo: nogh niet konnen adviseren, alsoo selfs op dese tijt wij nogh daarvan geen notificatie hebben becomen. De fortresse Zeelandia is in soo slechten ende geringen stant (gelijk wij Uwe Ed: Mo: in alle onse missiven niet hebben versuymt bekent te maken) dat het onmogelijk is deselve tegen uytheemse vijanden te konnen defenderen. Wij nemen de vrijmoedigheijt Uwe Ed: Mo: bekent te maken dat het ons lastigh en kostelijk valt, langer alhier op soodanigh tracktement te comanderen, weshalven bidden wij ootmoedighlijk dat het Uwe Ed: Mo: goede geliefte sij het Gouvernement met vermeerderinge van tractement aan onsen persoon te defereren, ofte liever dat wij van desen dienst mogen worden ontslagen, en in het vaderlant eene vaste Compagnie becoomen moge, het welck wij van Uwe Ed: Mo: gewoonlijcke goetheijt met vast vertrouwen afwachtende sijn.
359 Wij hebben den vaandrigh Cornelis van den Bergh om sijn dapperheijt geassumeert tot vaandrager in de plaats van den overleden vaandrigh Selever, welcke comissie wij gedienstelijk versochten dat Uwe Ed: Mo: bij de eerste gelegentheijt sullen gelieven over te senden. Wij bedancken Uwe Ed: Mo: voor de toegenegenheijt aan dit Guarnisoen ende ten besten deser Colonie bewesen soo in het toesenden van amonitie van oorlogh, als cargasoenen streckende ten dienste van de soldaten, bestaande in schoenen, linne broeken, linne koussen, hemden en hoeden, pr: Captn: Jan Bisschop alhier gekomen. Wat aangaat het stellen van borgen wegens de administratie wegens het ontfangerschap deser Provintie te doen door d’Hr Johan Waaywel, referen wij ons aan het extract van het vierde articul van de notulen van de Resolutie genomen den 11 Xb: 1681 tot dien eijnde hiernevens gaande. Wat aangaat het maken van de drie balancen, ende te stellen één bij bij het fort, een ander aan Thorarica, en een derde in Comewine, vinden wij daarin groote moeijlijkheden ende niet weijnigh tegenstrevelingen van de gemeene ingeseetenen, wij hebben met onse Raaden ende de voornaamsten deser Colonie daarvan gesproocken, dogh tot nogh toe geene perfecte resolutie konnen nemen, maar sullen met allen ernst trachten haar Ed: Mo: bevel tot executie te brengen, sullende alsdan haar Ed: Mo: daarvan pertinente notificatie toegesonden worden. Wij hebben ontfangen eenige gezegelde papieren te weten, soo uwe Ed: Mo: gelieven te schrijven, 25 van ses gulden, 50 van 24 stuijvers, 100 van 8 stuijvers ende 300 van 4 stuijvers, dogh den secretaris heeft ons laten sien dat op de zegels van 6 gulden één te kort komt, op de zegels van 24 st: vier, op de zegels van 8 st: vier, op de zegels van 4 st: drie, uijtbrengende stucx twaalf, sijnde sulcx veroorsaakt soo ons is aangewesen doordien abuijsivelijk in het gemelte pacquet met zegels twaalf vellen papier op een formaat gesneden, in blancko ingelecht sijn, en indien haar Ed: Mo: ‘t gemelte zegel in treijn[?] willen houden sal de novo een grooter guantiteijt dienen te worden toegesonden, in sonderheijt van de kleijnste. Wij dienen wederom te worden geprovideert van eene quantiteijt vivres en amonitie van oorlogh, die ons int korte sullen ontbreken alsoo ons Guarnisoen sterck is, ende de vaartuijgen als Saxenburgh en andere op onsen hals komen om geprovideert te worden dat wij uwe Ed: Mo: onderdaniglijk versocken in goede achtinge te willen nemen. Wij willen verhoopen dat wij pr: naaste schip of schepen occasie sullen hebben om uwe Ed: Mo: nogh beter ende aangenamer tijdingen (aangaande den welstant deser colonie) toe te senden, eijndelings niets meer van gewichte tegenwoordigh uwe Ed: Mo: hebbende te comuniceren, willen wij uwe Ed: Mo: persoonen de protexie des alderhoochsten aanbevelen, ende (na toewenschinge van eene geluckige, langdurige, ende bestendige regeringe) verblijven. Edele Mogende Heeren Uwe Ed: Mo: gantsch getrouwe verpligte ende verschuldigde dienr:. L: Verboom Zurinambugh den 22 decemb: 1681 pr. Captn: Theunis Thange Post schriptum Aangaande de saake van Geraard vander Poel als getrout hebbende de wede: Jan Robbertsz, ende monsr: Martinis Martens coopman tot Middelburgh, wegens de plantage Racq a Racq,
360 daarvan uwe Ed: Mo: ons jongst van hebben gelieven te schrijven, is deselve voor den ontfangh van uwe Ed: Mo: missive afgedaan, ende door comissarissen gedetermineert, als uwe Ed: Mo: bij de ....... [Laatste pagina ontbreekt]
1681 - december 22 – brief Jean Waaywel 2035 - 470 gericht aan de staten van Zeeland. Waaywel bevestigt zijn benoeming als s’Lands ontvanger en spreekt hierover zijn dankbaarheid uit. Bevestigt de opdracht om dominee Basseliers drie jaren achterstallige gage uit te betalen in suiker (totaal 2000 pond). Vraagt om een vast tractement, aangezien een provisie van 3% op de ontvangen gelden hem niets oplevert. het jaar 1682 ontbreekt in de archieven
361
1683 1683 - februari 20 – notificatie van verkoop van de kolonie Suriname 2035 - 471 Notificatie van de verkoop van Suriname door de Staten van Zeeland aan de geoctrooieerde West Indische compagnie. Blijkens de brief werd hierover op 6 juni 1682 en 6 januari 1683 onderhandeld en overeenstemming bereikt. De notificatie gelast alle inwoners, ambtenaren, raden van Politie, en de bevelvoerder Laurens Verboom, om de WIC te erkennen en te respecteren. “... aldus gedaen int Hoff van Zeelandt tot Middelburgh op den 20 february 1683 onder ons grootzegel daeraen doen gangen, en door onsen secretaris gedaen onderteijckent...”
1683 – januari 6 – borgstelling Van Odijck 2035 - 472 De heer van Odijck werd namens de staten van Zeeland aangewezen de openstaande schulden in Suriname af te wikkelen, waartoe een bedrag groot F24.000,- uit de koopsom groot F260.000,werd gereserveerd. Van Odijck stelde zich hiertoe borg, in de fraaie notarieele bewoordingen der 17e eeuw. De ondergesz:, Heer van Odijck, eerste Edele in de provintie van Zeelandt ende als gemagtighde van de Hove en provintie ingevolge de Resolutie van den 29 May 1679 en 30 July 1681, belooft bij desen in dien qualiteit, dat met het eerste bij de geoctrooyeerde West Ind. Compagnie te requirerene Schip na Suriname, voor Reeckeninghe van de welgemelte Heeren Staaten van Zeelandt, door de Comp: t’haren risico te laten versenden, een somma van thien duijsent guldens, dewelcke ten dien einde onder de voorz: Compagnie sal blijven berusten uyt de tweehondert en ’t sestigh duysent guldens voor de gemelte colonie uytgelooft, omme daeruyt door de gemagtighden van haer Ed: Mog: te betalen de gemeene soldaten voor sooverre hetselve sal konnen strecken ende tot verdere voldoening van de soldaten die op het aanvaarden van de possessie der voorz: Colonie bij de WestInd: Compagnie in levenden lijve bevonden worden. Soo verklare ick tot gerustheijt van de gem: Compagnie in mijn selven te sullen inhouden een somma van veertien duijsent guldens, uijt de gem: somma van tweehondert en ’t sestigh duysent guldens, boven de voors: aff te sendene thienduysent guldens, omme uyt deselve te vinden de verdere betalingh van de voors: soldaten, in leevenden lijve bevonden, ten welcken eijnde mij selven voorbetaghtelijck in mijn prive bij desen stelle als borge en principael, belovende, in cas de Ed: Mog: Heeren Staten van Zeelandt voornt: daervan in gebreecke moghten komen te blijven, het voors: aghterstal[?] ter somma van veertien duysent guldens met de voors: in te houdene somma op te leggen en te betalen, ende dat sonder eenige exceptie ofte reghtsvorderingh, renuncieerende derhalve van de bonificien Ordinis et excucsionis, den effecten van dien ten volle verstaande;
362 Zijnde tot meerdere verseeckertheijt van de voorz: ...... tevreeden, mij in den inhoude deser, bij die van den Hogen Rade in Hollandt ten allen tijde willigh te laten condemneren, constituerende daertoe onwederroepelijk van nu af aen de twee outile procureuren van denselven Hoogen Rade die nu zijn off in der tijdt Souden mogen weesen, soo omme deselve condemnatie telckens te versoucken als daerinne te consenteren ....., al was ’t op ’t versouck van de voorgedaghte WestInd: Compagnie alleen, sonder dat door dit geconvenieerde sal verstaan werden eenigsints te deroyeren ofte wegh te neemen de ectensie ende den inhoude van het eerste articul van het Octrooy, bij haar Ho: Mog: op den 23 september laatstleeden verleent, Aldus gedaan, In ’s Gravenhage den 6 januarij 1683 Accordeert met sijn Principale Joh: Althusius
Zonder datum – concept statuten geoctr. Societeit van suriname 2035 - 473 “Conditien, onder dewelcke de WestInde: Compagnie, de stadt van Amsterdam, ende de Heer van Sommelsdijck souden konnen inlaten in den eygendom etc. Van den Colonie van Zuriname....” Alhoewel niet met name zo genoemd, zijn dit de concept-statuten van de geoctroyeerde societeit van Suriname. De stad Amsterdam en de heer van Sommelsdijck nemen deel in het eigendom van de kolonie, ieder voor een derde deel. De WIC, op dat moment 100% eigenaar, behoudt het eigendom van het resterende derde deel. De heer van Sommelsdijck gaat als gouverneur naar Suriname. In het stuk wordt de onderlinge verhouding tussen de de drie partners nauwkeurig geregeld. Het stuk is niet ondertekend en evenmin gedateerd, het betreft hier geen officieele oprichtingsacte, maar slechts een concept.
1683 – betalingsoverzichten Van Odijck, 2 stuks 2035 - 474 / 475 / 476 / 477 De heer van Odijck was belast met de afwikkeling van de verkoop van Suriname aan de WIC. Hij heeft hiervoor een betalingsoverzicht opgesteld, waarin de afwikkeling van de lopende schulden wordt beschreven. Deze schulden werden betaald met een deel van de totale koopsom groot F260.000,-. Het saldo werd op 22 januari 1683 “tot Middelburgh in de banck gebracht”. Er zijn 2 overzichten, mogelijk een concept en een definitieve versie. Ze zijn niet precies hetzelfde, maar in hoofdlijnen identiek.
363
1679 – 1682 register van lastgelden van Middelburg 2035 - 478 tot en met 501 "Memorie van 'tgene bij den equipage .... lastgeld van de schepen varende na Surename, 't sedert februarij 1678 als wanneer hij daertoe bij acte van Last is geauthoriseerd" Schepen werden door de ontvanger aangeslagen op basis van hun gewicht, uitgedrukt in “lasten”. Het “lastgeld” bedroeg 8 guldens per last. Blijkens de lijst varieerden de schepen in grootte van 22 tot 90 last. De lijst omvat 24 schepen over een periode van 46 maanden. De lijst betreft uitsluitend de ontvangen gelden in de stad Middelburg, maar de schepen vertrokken niet allemaal vanuit die stad. De helft vertrok uit Vlissingen, en enkele uit Amsterdam.; Waarschijnlijk werd er betaald in de stad waar het schip stond geregistreerd. Maar andere steden zullen ook lastgeld hebben geheven, en in Suriname moest waarschijnlijk ook worden betaald. Bij het register zijn de bijbehorende kwitanties gevoegd, waarvan hier een voorbeeld: Ick onderschreven Gerson Panneel ; als geauthoriseert van de gecommitteerde Raden van de Ed: Mog: Heeren Staten van Zeelandt, tot den Ontfanck van ’s Landts Recht- ende Last-gelt der Schepen, varende op Suriname en andere plaetsen daer omtrent : Bekenne ontfangen te hebben uyt handen van d’Heer Johannes de Coningh, de somme van drij en zeventig pont 6 st: 8 ct over ’s Landts gerechtigheyt ende Last-geldt van ’t Schip genaemt de Juffrouw Geertruyd daer Schipper op is Hendrik Jansen Krijgsman, groot uytwijsende den Yck-brief daer van zijnde, vijff en vijftigh Lasten tot Acht gulden per Last, ende dat tot een Recognitie om vrijlijck te mogen varen, keeren en handelen op de colonie van Suriname, ende andere plaetsen daer omtrent, ingevolge van de Placcaten van Haer Ed: Mog: de Heeren Staten van Zeelandt : In kennisse van de Waerheyt hebbe Ick dit met eygen handt onderteyckent, Actum in Middelburgh den 19e Augusti Ao 1681:G: Paneel L 73: 6: 8: datum 1679-02-06 1679-02-06 1679-05-02 1679-06-23 1679-07-03 1679-07-06 1679-09-30 1680-07-24 1680-09-27 1680-09-27 1681-03-13 1681-05-06 1681-05-19 1681-05-28 1681-07-14 1681-08-19 1681-09-09 1681-11-15 1681-12-23 1682-05-26 1682-06-04 1682-09-10 1682-09-16 1682-10-19
betaler Lambrechtsen, Barend Lambrechtsen, Barend Soulbeecke, Leendert Willemsen, Sijmon Boot, Johannes de Vessup, Harmanus Janssen, Dirck Kerckhout, Jacob van Coenraets, Coenraed Blockerij, Josia van de Ferro, Isaack ... Kerckhout, Jacob van Coninck, Johannes de Macquet, Jan Vetsup, Hermanus Slott, Meijndert Coenraets, Coenraed Hurgronge, Isaack Hurgronge, Isaack Kerckhove, Jacob van Blockerij, Josia van de
schip de gecroonde flesse Lucretia Samuel Mallega Johannes Johanna de Jonge Gillis Hope Sara Juffrouw Moggel Westcappel Florentia Vrijheijt Gideon (hoecker) Cornelia Juffrouw Geertruijt Susanna Sara het vergulde slot Florentia Eendracht de ...... Cornelia Vrijheijt
schipper Visscher, Gabriel Goethem, Pieter van Hee, Pieter van Schrijver, Paulus Wagenaar, Bastiaen Vlaminck, Willem de Valckenburch, Cornelis Arentsen, Maerten Abrahamsen, Adriaen Adriaensen, Tobias Swart, Engel Tange, Anthonius Dircxsen, Michiel Cornelissen, Cornelis Bisschop, Jan Janssen, Paulus Roijs, Pieter Abrahamsen, Adriaen Slott, Meijndert Tange, Anthonius Roijs, Daniel Hurgronge, .... Bisschop, Jan Dircxsen, Michiel
grootte 60 last 30 22 90 40 62 45 25 60 55 30 50 60 35 50 55 55 60 28 50 60 38 50 60
364
1683 – betalingsoverzichten Van Odijck, 2 stuks 2035 - 502 / 503 / 504 Nogmaals 2 betalingsoverzichten van van Odijck betreffende de bovenvermelde F22.500,- . Het wordt er allemaal niet duidelijker op, maar van Odijck heeft in ieder geval aardig wat verantwoord. De in totaal 4 detailrekeningen zijn “voer voor boekhouders”.
1683 – Accoord van de verkoop van Suriname 2035 - 505 Dit is de officieele verkoopacte tussen de Staten van Zeeland, vertegenwoordigd door de Heer van Odijck, en de geoctroijeerde west-indische compagnie, betreffende de verkoop van de kolonie Suriname aan de compagnie. De koopsom bedraagt F260.000,“Aldus overeen gekomen ende geaccordt alhier in den Hage op den sesden van de maand Juny in den jare sestienhondert twee en tachtigh, ende door de voornoemde Contrahenten hiervan twee al eens luijdende instrumenten onderteekent, ende ten wederzijden uijtgewisselt” Na 6 juni 1682 werden nog nadere voorwaarden vastgesteld. Deze zijn onder het document gevoegd, en werden ondertekend op 6 januari 1683. “Aldus nader geconvenieert en overeen gekomen in s Gravenhage desen 6 January in den jare sestienhondert drie en tachtigh, ende door de voornoemde Contrahenten hiervan twee al eens luijdende instrumenten onderteekent, ende ten wederzijden uijtgewisselt”
1683 – Acte van transport van Suriname 2035 - 506 Dit is de officieele transportacte tussen de Staten van Zeeland, vertegenwoordigd door de Heer van Odijck, en de geoctroijeerde west-indische compagnie. Gedateerd 6 januari 1683.
1683 – Octroy 2035 - zonder nummer “Octroy ofte fondamentele Conditien / onder de welcke Haer hoogh Mog:, ten besten en voordeele van de Ingeseetenen deser Landen / de Colonie van Suriname hebben doen vallen in handen en onder directie van de bewinthebberen van de generale Nederlandsche Geoctroyeerde West-Indische compagnie” Gedrukt boekwerkje, gedateerd ’s Gravenhage 1682. Dit Octrooy regelt de rechten en plichten van de eigenaar van de kolonie (de WIC) en de ingezetenen.