UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
HET BOSMAN-ARREST EN HAAR GEVOLGEN ALS VOORBEELD VAN NEGATIEVE INTEGRATIE. HOE DE HUIDIGE PROBLEMEN IN HET VOETBAL OPLOSSEN OP EEN MANIER DIE VERENIGBAAR IS MET HET EUROPEES RECHT EN MET DE RECHTSPRAAK UIT HET VERLEDEN?
Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 24435
JEFREY VAN DER STRAETEN
MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK
PROMOTOR: PROF. DR. HENDRIK VOS COMMISSARIS: DR. AN VERMEERSCH COMMISSARIS: ANNELORE OST
ACADEMIEJAAR 2009 - 2010
2
Abstract Hoewel de EU pas sinds eind 2009 de bevoegdheid heeft om een sportbeleid te voeren, oefent ze al lang invloed uit op het professionele voetbal. Dit kwam in het Bosman-arrest tot uiting. In deze masterproef, waarbij literatuurstudie werd aangevuld door interviews, wordt Bosman en haar gevolgen als voorbeeld gegeven van het negatieve integratieconcept. Dit arrest, dat nationale barrières omverwierp, leidde overal tot een groter aantal buitenlandse spelers. Ook had het invloed op de spelerscontracten en de transfersommen. Uit bovenstaande ontwikkelingen wordt een algemene onderzoeksvraag gedistilleerd, die in twee deelvragen wordt gescheiden. Hierbij wordt er naar de toekomst gekeken: hoe kan het bestaande onevenwicht binnen en tussen competities hersteld worden en hoe kunnen de voetbalclubfinanciën opnieuw gezond gemaakt worden? Daarbij wordt telkens de terugkoppeling naar de rol van het Hof van Justitie gemaakt. Zou zij de reeds geïmplementeerde of toekomstige regel aanvaarden? Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat de indirecte discriminatie die op dit moment door UEFA wordt georganiseerd via de home grown-regel, mogelijk juridisch niet zal standhouden. Ook de vorming van een regionale of Europese competitie is nog veraf. In de toekomst worden aan de bestaande licentiesystemen regels betreffende Financial Fair Play gekoppeld. Niemand vecht deze regels aan, dus gaan ze een lange toekomst tegemoet (in tegenstelling tot de invoering van een salarisplafond, wat juridisch haalbaar noch wenselijk is). Deze masterproef bewijst dat de macht van het Hof relatief groot is: er wordt aangetoond dat internationale sportinstellingen in hun beleidsvoorstellen anticiperen op een mogelijke negatieve uitspraak van het Hof.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
3
Inhoudstafel I. Woord vooraf
5
II. Dankwoord
6
1. Inleiding
7
2. Van Rome tot Lissabon: de langgerekte weg naar een EU-bevoegdheid voor sport
9
3. Theoretisch kader: professioneel voetbal in Europa als voorbeeld van negatieve integratie
11
3.1. Positieve vs negatieve integratie
11
3.2. De rol van het Europees Hof van Justitie in het integratieproces
13
3.2.1. Burley en Mattli: Hof van Justitie als politieke actor
13
3.3. Het Bosman-arrest als voorbeeld van negatieve integratie 4. De weg naar het Bosman-arrest
19 20
4.1. Beperkingen op te contracteren/op te stellen buitenlanders
22
4.2. Beperkingen bij het transfereren van spelers
25
5. Het Bosman-arrest
28
5.1. Ten strijde tegen het transfersysteem
29
5.2. Collateral damage voor de nationaliteitsclausules en de 3+2-regel
32
6. De gevolgen van het Bosman-arrest voor de aangeklaagde regelingen
33
6.1. Het nieuwe transfersysteem
33
6.2. De regeling van de nationaliteitenrestricties
37
7. De gevolgen van het Bosman-arrest op het voetbal in Europa
38
7.1. Vier belangrijke aandachtspunten
38
7.2. Gevolgen van groter aantal buitenlanders per club op identiteitsgevoel supporters
40
7.3. Gevolgen op de afgesloten contracten tussen clubs en spelers
47
7.3.1. Lengte van de contracten loonevolutie
47
7.3.2. Gevolgen voor transfersommen
48
7.4. Gevolgen op de transfersommen
53
8. De toekomst van het professionele voetbal in Europa. Hoe de huidige problemen in het voetbal oplossen op een manier die verenigbaar is met het Europees recht en met de rechtspraak uit het verleden?
56
8.1. Probleemstelling en formulering deelvragen 9. Hoe kan het evenwicht tussen en binnenin de Europese voetbalcompetities hersteld worden?
56 58
9.1. Context
58
9.2. Onderzoek
62
9.2.1. Opnieuw een beperking op de spelersarbeidsmarkt invoeren
62
9.2.2. De productmarkt (gedeeltelijk) openen
67
9.3. Deelconclusie
73
10. Welke maatregelen kan men nemen opdat voetbalclubs binnen de huidige concurrentiesituatie een gezond financieel beleid voeren? Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
74
4
10.1. Context
74
10.2. Onderzoek
77
10.2.1. Invoeren van een licentiesysteem
77
10.2.2. Een salarisplafond invoeren
80
10.3. Deelconclusie
83
11. Conclusie
84
12. Bibliografie
86
12.1. Hoofdbronnen
86
12.2. Overige geconsulteerde bronnen
92
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
5
I. Woord Vooraf Doorheen mijn vierjarige opleiding heb ik telkens bij de keuze van een onderwerp voor welke paper dan ook, lang stilgestaan. Toen ik ongeveer een half jaar geleden naar een onderwerp begon te zoeken, kwam ik uiteindelijk uit bij een onderzoek naar het Bosman-arrest. Niet omdat ik specifiek geïnteresseerd ben in rechtspraak; niet omdat het op een lijst stond met potentiële onderzoeksonderwerpen; wél omdat ik er in mijn 22-jarige leven al veel had over gehoord, zonder dat ik ook maar enige notie had van welke betekenis het eigenlijk had.
Tijdens de voetbalwedstrijden die ik zelf speel, wordt er nooit verwezen naar het befaamde arrest. Op de televisie, ligt dit wel anders: te pas en te onpas vertelt de commentaarstem dat iets “het gevolg van het Bosman-arrest” is. Aangezien het rechtspraak betrof, heb ik nooit de incentive gehad om me te verdiepen in de betekenis ervan. Rechtspraak is immers onbegrijpelijk, nietwaar?
Toen ik in de zoektocht naar een onderwerp dan toch wat opzoekwerk verrichtte, bleek Bosman tot mijn tevredenheid een belangrijkse case te zijn in de geschiedenis van het Europees Hof van Justitie. Het lezen van enkele publicaties over de gepercipieerde gevolgen van het arrest, trok me uiteindelijk over de streep om mijn masterproef over dit onderwerp te laten handelen. Wat me enorm intrigeerde, was het simpele feit dat een uitspraak van het Europese Hof van Justitie zulke grote gevolgen zou hebben veroorzaakt op het Europese voetbal., waren dus beïnvloed door dat ene arrest. De bedenking dat alle voetbalwedstrijden die ik – althans bewust – had meegemaakt, waren beïnvloed door dat ene arrest, was voor mij dé reden om mij op dit onderwerp te gooien.
Bovendien bleek er relatief veel, doch weinig samenhangende literatuur over te bestaan. Vaak werd enkel op de economische gevolgen gefocust, zoals bij Dejonghe en bij Késenne. Indien dit niet het geval was, betrof het dikwijls een louter juridische analyse, bijvoorbeeld Van den Bogaert en Vermeersch.
Met een overload aan informatie voorhanden, heb ik getracht een zo volledig mogelijke paper te schrijven die al deze in het verleden verworven inzichten verzamelt in een samenhangend geheel. Aldus hoop ik iets te hebben toevoegd aan de wetenschappelijke literatuur.
Graag nodig ik de lezer uit om te oordelen of ik in dit opzet geslaagd ben.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
6
II. Dankwoord Hoewel ik uiteraard het grootste deel van dit onderzoek zelf heb uitgevoerd, is een kort dankwoord op zijn plaats.
Ten eerste wil ik mijn promotor, professor Hendrik Vos, bedanken. Vooral aan het eind van het schrijfproces heeft hij me enorm geholpen door enkele lacunes aan te wijzen, alsook door een paar suggesties te doen. Daarnaast ook een woord van dank voor Annelore Ost, medewerker aan het Centrum voor EU-Studies. Als onderzoeker naar het Europese sportbeleid was zij de juiste persoon om op terug te vallen, en dat heb ik dan ook af en toe – succesvol – gedaan.
Daarnaast wil ik de vier personen waarvan ik een interview heb afgenomen, bedanken. Zowel Stefan Késenne, Patrick Orlans, Michel D'Hooghe als François Colin hebben mij dankzij hun medewerking in de mogelijkheid gesteld om de grote hoeveelheid literatuur over (de gevolgen van) het Bosman-arrest beter in haar context te plaatsen.
Ook aan Barbara Keppens en Lily Imschoot ben ik dank verschuldigd. Beide dames, de ene een vriendin, de andere mijn vriendin, waren er voor mij toen er last-minute nog enkele problemen opdoken.
Ten slotte wil ik mijn ouders en mijn kleine broer bedanken; zij hebben de laatste maanden immers meer dan eens te horen gekregen dat ze de stilte moesten respecteren, wat in vakantietijd niet altijd evident was.
Jefrey Van der Straeten 3 augustus 2010, Lokeren
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
7
1. Inleiding In deze masterproef gaan we dieper in op het Bosman-arrest en haar gevolgen. Wat volgt is uiteraard niet enkel een beschrijving van het arrest as such. Het arrest wordt als voorbeeld gegeven van wat John Pinder omschreef als negatieve integratie, Europese integratie die stoelt op het verwijderen van nationale barrières. Dit theorethisch kader zal in hoofdstuk drie worden uiteengezet. Daarbij wordt ook even ingegaan op de politieke rol die het Europees Hof van Justitie volgens sommigen speelt. Maar vooraleer we dat doen, heben we reeds in hoofdstuk twee de weg beschreven die van Rome naar Lissabon leidde en alsnog de Europese Unie een bevoegdheid gaf voor het domein sport.
In hoofdstukken vier, vijf en zes wordt het Bosman-arrest concreet behandeld. Achtereenvolgens overlopen we de periode voor het arrest, het arrest zelf, en de periode na de uitspraak van het Hof.
In hoofdstuk zeven wordt nagegaan welke gevolgen het arrest heeft veroorzaakt op het professionele voetbal in Europa. Op basis van vooral literatuurstudie kijken we ten eerste naar de gevolgen wat betreft het aantal buitenlandse spelers per club. In 7.2. wordt ook ingegaan op het identiteitsdebat; de vraag welk effect veel buitenlandse spelers bij eenzelfde club heeft op de identificatie van een club met haar lokaliteit of regio. Daanaast bestuderen we ook de evolutie van de spelerscontracten en de transfersommen die na Bosman respectievelijk werden afgesloten en betaald.
In hoofdstuk acht worden vervolgens twee problemen gedistilleerd uit de gedetecteerde gevolgen van het Bosman-arrest. Vanuit deze twee concrete problemen leidden we een algemene onderzoeksvraag af: hoe de huidige problemen in het voetbal oplossen op een manier die verenigbaar is met het Europees recht en met de rechtspraak uit het verleden?
Deze algemene onderzoeksvraag wordt vervolgens omgezet in twee deelvragen, die respectievelijk in hoofdstuk negen en tien worden beantwoord. De eerste luidt als volgt: hoe kan het evenwicht tussen en binnenin de Europese voetbalcompetities hersteld worden? De tweede vraag die in deze masterproef onderzocht wordt, is de volgende: welke maatregelen kan men nemen opdat voetbalclubs binnen de huidige concurrentiesituatie een gezond financieel beleid voeren? Concreet zal onderzocht worden of zowel reeds in de voetbalwereld bestaande regels, als voorstellen ter oplossing van deze problemen, de arm der Europes wet zullen doorstaan in de Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
8
toekomst. Aldus wordt zo de link gemaakt met de rechtspraak uit het verleden en wordt zo ook aandacht geschonken aan de rol van het Europees Hof van Justitie in de realiteit. Beide onderzoeksdeelvragen worden niet enkel opgelost op basis van literatuurstudie, maar ook op basis van interviews met vier verschillende bronnen, die elk vanuit hun eigen vakgebied dagelijks met het professionele voetbal in aanraking komen. Ook de posities van de verschillende stakeholders worden in het onderzoek verwerkt.
De masterproef wordt uiteraard afgesloten door een algemene conclusie en een bibliografie.
In zijn algemeenheid kan deze paper worden aangeduid als een relatief uitgebreide literatuurstudie. Echter, in tegenstelling tot vele andere publicaties, wordt in deze masterproef literatuur uit verschillende onderzoeksdomeinen op een samenhangende manier in elkaar geïntegreerd. Doordat er zowel met de economische, juridische, politieke als met de sportieve kant van de zaak wordt rekening gehouden, is deze masterproef allicht meer volledig dan eerder gepubliceerde wetenschappelijke werken.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
9
2. Van Rome tot Lissabon: de langgerekte weg naar een EU-bevoegdheid voor sport Dat we deze historische beschrijving van het EU-sportbeleid niet starten met de EGKS, is de logica zelve, aangezien de 'S' in EGKS niet stond voor Sport maar wel voor Staal. Ook in het Verdrag van Rome, dat in 1957 getekend werd, werd sport niet vermeld. Op zich hoeft dat niet verbazend te zijn, omdat sport toen nog op amateurniveau werd beoefend. Er kwamen in die tijd enkel sociaal-economische thema's aan bod.
Pas in de jaren '70, toen sportactiviteiten evolueerden naar een semi-professioneel niveau, kwam sport onder de aandacht van de communautaire instellingen. Het Europese Hof van Justitie deed in twee sportgerelateerde zaken een uitspraak die aantoonde dat sport niet buiten het toepassingsgebied van het communautair recht viel1 (2009: 7).
In de jaren '80 werd sport door de EU als een nuttig instrument beschouwd om de identiteit en het beeld van Europa bij de Europese burger te versterken. In het Europees Parlement heerste er echter bezorgdheid over de correcte toepassing van de regels inzake het vrije verkeer en de vrije vestiging in sportmiddens. Van een coherent communautair sportbeleid was toen echter nog geen sprake.
Geleidelijk groeide toch de vraag naar een coherenter beleid. Vanaf nu werden ook socioculturele aspecten benadrukt. Dit paste in het transitieproces dat de Europese Gemeenschap zelf, na enkele Verdragswijzigingen, had meegemaakt; er werden aan de Unie meer bevoegdheden gegeven dan enkel bevoegdheden met betrekking tot economische integratie. In 1994, met het Larive report, toonde het Europees Parlement “a desire to balance the economic regulation of sport with the promotion of sport‟s socio-cultural and integrationist qualities” (Parrish, 2003: 253). Een jaar later betekende het Bosman-arrest de start van het Europees sportdebat over de plaats van sport in het communautaire bestel. Sport verscheen zo in de tweede helft van de jaren '90 hoog op de Europese politieke agenda. Dit leidde tot een officiële erkenning van sport binnen het institutionele kader.
Hoewel na het Bosman-arrest er heel wat steun was voor het idee om sport een Verdragsbasis te geven, duurde het uiteindelijk tot eind 2009 – toen het Verdrag van Lissabon in werking trad – voor het een vermelding kreeg. Nadat in het Verdrag van Maastricht al o.a. cultuur en toerisme als bevoegheidsdomeinen waren toegevoegd, oordeelden velen dat, via dezelfde 1
In 1974 de zaak Walrave en Koch, in 1976 de zaak Donà (Vermeersch, 2009). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
10
redenering, ook sport zijn plaatsje zou moeten krijgen bij de volgende verdragswijziging. Echter, toen in Amsterdam, in 1997, het gelijknamige Verdrag werd getekend, stond sport niet op de lijst der bevoegdheden. Wel werd er een niet-bindende verklaring aan het Verdrag toegevoegd, hetwelk de EU-instellingen opriep om het sociale belang van sport te erkennen.
In 1998 werd er een afzonderlijke sporteenheid binnen het Directoraat-Generaal onderwijs en cultuur opgericht, die o.a. alle sportkwesties binnen de Commissie coördineert. In mei 1999 werd een eerste EU-conferentie over sport georganiseerd. In datzelfde jaar schreef de Europese Commissie een rapport “teneinde de bestaande sportstructuren te vrijwaren en de sport haar sociale functie in het kader van de Gemeenschap te laten behouden” (Europese Commissie, 1999). Daarin werden in essentie de lijnen uitgetekend voor een embryonaal EUsportbeleid.
Verder was het wachten op nieuwe institutionele wijzigingen. Ook met het Verdrag van Nice kwamen die er niet, althans niet wat sport betrof. Opnieuw werd er een verklaring aan het Verdrag gehecht. Deze verklaring was wel significant langer, zo wist Parrish (2003: 255) mee te delen: “Whilst the Amsterdam Declaration ran to just fifty-eight words, the Nice Declaration was over 1,000 words”.
Met de besprekingen in het kader van de Europese Conventie werd de vraag omtrent de plaats van sport opnieuw concreter. Uiteindelijk duurde het nog tot 1 december 2009 vooraleer sport een verdragsbasis kreeg, in het Verdrag van Lissabon. An Vermeersch (2009: 11) concludeert dat deze verdrachtsrechtelijke verankering van sport “een voorlopig hoogtepunt – maar zeker geen eindpunt” vormt in het Europese sportdebat.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
11
3. Theoretisch kader: professioneel voetbal in Europa als voorbeeld van negatieve integratie 3.1. Positieve vs negatieve integratie De hierboven beschreven geschiedenis van het streven naar een Europese sportbevoegdheid is een voorbeeld van wat Pinder een streven tot positieve integratie noemt. In een artikel waarin hij terugkijkt op de tienjarige verjaardag van de Europese Economische Gemeenschap, zoekt de genoemde auteur initieel naar een definitie van wat economische integratie is. Het antwoord blijkt een optelling te zijn: de som van positieve integratie en negatieve integratie. Pinder (1968: 90) leent beide begrippen van Tinbergen, die ze reeds in 1954 hanteerde, en past ze vervolgens aan. Toegepast op de EEG definieert hij positieve integratie als “the formation and application of co-ordinated and common policies on a sufficient scale to ensure that major economic and welfare objectives are fulfilled”. “The removal of discrimination as between the economic agents of the member countries” duidt hij aan als negatieve integratie.
Ook andere auteurs vermelden het onderscheid tussen beide integratievormen. Zo schrijft Weatherill (1995: 282) dat “positive law tends to be associated with the development of social protection, broadly interpreted”, waar negatieve integratie volgens hem het best kan worden omschreven als een proces dat de “deregulatory ethos of market liberalization” hoogtij laat vieren.
Ten slotte vermelden we ook nog het werk van An Vermeersch. Zij schreef in haar doctoraat dat positieve integratie “betrekking [heeft] op de totstandkoming van een gemeenschappelijk beleid dat de voorwaarden schept onder dewelke deze [interne] markt functioneert” (Vermeersch, 2009: 15). De negatieve vorm van integratie heeft dan weer betrekking “op maatregelen die de werking van de interne markt afdwingen door het wegnemen van (nationale) hinderpalen ten aanzien van handel, vrij verkeer en mededinging”.
Parrish vermeldt dat de strijd tussen de aanhangers van negatieve integratie en deze van de positieve integratie het hele proces van de Europese integratie in het algemeen bepaald hebben (Parrish, 2003: 250). Toch hoeft deze strijd niet voor problemen te zorgen. Stone Sweet toonde immers in 1998, samen met Brunell, aan dat internationale economische activiteit en de ontwikkeling van een wettelijk systeem hand in hand met elkaar gaan. Beide auteurs voerden aan dat hoe meer het gerechtssysteem de nationale barrières verwijdert (negatieve integratie), hoe meer druk er op nationale overheden wordt gezet om de EUHet Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
12
marktreguleringen zelf in hun wetten op te nemen (positieve integratie). Er bestaat dus een soort feedbacksysteem tussen beide vormen van integratie (Stone Sweet, 2010: 17). Wanneer men over negatieve integratie praat – en dus over het afbreken van nog steeds bestaande nationale obstakels, dan komt men vaak bij het Europees Hof van Justitie uit. Dat is immers de instelling die na een klacht van de Commissie of een lidstaat een uitspraak doet over situaties waarin al dan niet het gemeenschapsrecht wordt nageleefd. Ook kan de in Luxemburg gevestigde rechtbank prejudiciële vragen beantwoorden van nationale rechtbanken, waardoor nationale wetten al dan niet afgeschaft kunnen worden. Op beide manieren zorgt deze instelling ervoor dat wat men negatieve integratie noemt, tot stand komt. Wanneer het onderscheid wordt gemaakt tussen positieve en negatieve integratie, kunnen we dan ook niet voorbij aan de rol die het Hof in het verleden heeft gespeeld, en in de toekomst zal spelen.
In deze masterproef zal vooral worden ingegaan op het negatieve integratieconcept. In 3.3. zullen we dieper ingaan op de link tussen ons eigenlijke onderzoek en laatstgenoemde benadering van het Europese integratieconcept. Het volstaat hier om mee te delen dat we in het verdere verloop van deze masterproef het Bosman-arrest en haar gevolgen als casus zullen behandelen. Daarbij gebruiken we deze casus als voorbeeld van wat men negatieve integratie noemt. Zoals reeds gezegd, kunnen we deze integratievorm simpelweg beschouwen als een proces dat nationale (economische) barrières afbreekt. In dit afbraakproces speelt het Europees Hof van Justitie een belangrijke rol. Als rechtbank van de Europese Unie is zij immers verantwoordelijk om erop toe te zien dat de Europese verdragen en wetten worden nageleefd. Door arresten uit te vaardigen (zie infra) zorgt zij er onder andere voor dat de Europese Unie ook op een negatieve manier integreert; dit niet via het opstellen van verdragen, wetten of resoluties, maar wel via de afdwinging ervan.
Aangezien de macht van het Hof door de afgelopen decennia heen alsmaar groter is geworden, wordt in de literatuur wel eens de term constitutionalisering in de mond genomen. Ook wordt door een aantal auteurs op de politieke rol van het Hof van Justitie gewezen. De rechtbank zou niet enkel recht spreken, ze zou ook een politieke agenda hebben. Omwille van beide ontwikkelingen, die met elkaar verbonden zijn, gaan we hieronder kort in op de theorieën over de (politieke) rol van het Hof in het Europese integratieproces.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
13
3.2. De rol van het Europees Hof van Justitie in het integratieproces Wat volgt is een kort overzicht van verschillende auteurs die allemaal hetzelfde claimen: dat het Europees Hof meer is dan een gewone rechtbank; het speelt ook een politieke rol. Hoe dat gebeurt, kan u hieronder lezen. Toch willen we bij deze al het begrip constitutionalisation uitleggen, waarmee men de steeds verderschrijdende macht van het Hof van Justitie aanduidt. Deze constitutionalisering verhoogt immers aanzienlijk de capaciteit van het Hof om richting te geven aan de interacties tussen de andere EU-organen, alsook geeft het het Hof de macht om de inhoud van Verdragen en andere vormen van EU-recht te beïnvloeden (Stone Sweet, 2010: 2).
Het is een evolutie die naast Stone Sweet ook Burley en Mattli (1993) en Kuper (1998: 2) beschouwen als belangrijk én ontegensprekelijk: “one of the most significant claims made for the Court of Justice is that it has single-handedly transformed what was a traditional international agreement into the constitution of a quasi-federal Europe”.
Hierboven werd summier uitgelegd wat men bedoelt met constitutionalisering. In wat volgt, wordt dieper ingegaan op de theorie van Burley en Mattli uit 1993, aangevuld met visies en citaten van andere auteurs. De nadruk ligt daarbij op de politieke rol die het Europees Hof van Justitie volgens velen speelt.
3.2.1. Burley en Mattli: Hof van Justitie als politieke actor Anne-Marie Burley en Walter Mattli schreven in 1993 een ophefmakende paper over de rol van het Europees Hof, getiteld Europe Before the Court: A Political Theory of Legal Integration. Daarin stellen ze dat het Hof niet louter recht spreekt; de auteurs verkondigen overtuigd dat ook het Europees Hof een instelling is die aan politiek doet, waarbij “law functions as a mask for politics” (Burley & Mattli, 1993: 44). Ook Kuper (1998: 38) schreef vijf jaar later dat “the Court has to be understood as a highly political actor, even if its justifications for its actions are generally in as non-political language as possible”.
Doorheen heel hun paper voeren Burley en Mattli aan dat de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie niet zomaar in een politiek vacuüm plaatsvindt. Ze beklemtonen dan ook dat het proces dat men legal integration noemt, er niet enkel is gekomen door de power of the law, een visie die legalisten vaak aannemen. Volgens de auteurs waren juist individuele
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
14
actoren, zoals rechters en advocaten, die elk met hun specifieke motieven en doelen betrokken waren, de motor van deze vorm van integratie (Burley & Mattli, 1993: 53). Ook Karen Alter (2009: 30), die reeds sinds 1992 onderzoek doet naar de politieke rol van het Europees Hof van Justitie, benadrukt dit: “legal interpretation usually has a political element to it. It is thus usually pointless to assume that there is some unambiguous unique legal solution that appears to judges and lawyers”.
De belangrijkste actoren in het integratieproces zijn volgens Burley en Mattli de actoren onder en boven de natie-staat. Onder deze staat vormen zich belangengroepen en politieke partijen, erboven supranationale regionale instituties. Deze supranationale instituties promoten integratie, moedigen de vorming van belangengroepen aan, cultiveren nauwe banden met hen en met bevriende technocraten in de nationale administraties “and manipulate both if necessary” (Burley & Mattli, 1993: 54).
Burley en Mattli schrijven zich in in de neofunctionalistische traditie. Het is hier echter niet de bedoeling om in te gaan op deze theorie. We vermelden het enkel omdat de geciteerde auteurs belangrijke inzichten van het neofunctionalisme weergeven. Eén, zoniet het belangrijkste, inzicht was volgens Burley en Mattli (1993: 54), “the introduction of an unambigously utilitarian concept of interest politics” dat in scherp contrast staat met de “notions of unselfishness or common goods that pervades functionalist writing”. Of zoals Haas het iets gekleurder stelde: “the 'good Europeans' are not the main creators of the ... community; the process of community formation is dominated by nationally constituted groups with specific interests and aims, willing and able to adjust their aspirations by turning to supranational means when this course appears profitable” (Burley & Mattli, 1993: 54). Concreter: de supranationale actoren “seek unremittingly to expand the mandate of their own institutions to have a more influential say in community affairs” (Burley & Mattli, 1993: 55).
Burley en Mattli beschouwen ook het Europees Hof van Justitie als een dergelijke bevoegdheidsuitbreidende actor. Volgens het Verdrag van Rome was het de bedoeling dat het Hof en haar staf hoofdzakelijk in contact zou treden met andere gemeenschapsorganen en met de lidstaten. Er is echter aan het eind van het Verdrag, “almost as an afterthought”, nog een artikel ingevoegd die de mogelijkheid tot stellen van een prejudiciële vraag aan het Europees Hof mogelijk maakte (Burley & Mattli, 1993: 58). Een prejudiciële vraag is volgens Dujardin en Vande Lanotte “een vraag m.b.t. een juridisch twistpunt gesteld door een rechtscollege, vooraleer het een zaak ten gronde beslecht, aan een ander rechtscollege” (Dujardin & Vande Lanotte, 2004: 265). In deze gaat het om een vraag van een nationale rechtbank aan het Europees Hof m.b.t. interpretatie van Europese Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
15
wetgeving. Belangrijk is dat de nationale rechter die de vraag stelt aan het Europees Hof, gebonden is door de uitspraak van de rechter die de prejudiciële vraag beantwoordde (Dujardin & Vande Lanotte, 2004: 265). Nyiokos kwam overigens in een onderzoek naar de compliance met de antwoorden op de prejudiciële vragen tot de conclusie dat maar liefst 97% van de uitspraken waren geïmplementeerd (Stone Sweet, 2004: 100). De prejudiciële procedure maakt het bijgevolg mogelijk dat het Europees recht in alle lidstaten op dezelfde manier geïnterpreteerd en toegepast wordt (Sterckx e.a., 2007: 196).
Het is duidelijk dat het o.a. via deze procedure is dat het Europees Hof haar stempel kan drukken op het beleid van de Europese Unie. Aangezien het Hof op een zekere manier dus wetgevende macht heeft, is haar werking dus veel meer politiek geladen dan vele legalisten aannemen.
Volgens Burley en Mattli heeft het Hof van in het begin campagne gevoerd opdat private personen Artikel 1772 (het artikel waarin de mogelijkheid tot stellen van een prejudiciële vraag werd ingeschreven) zouden gaan gebruiken om nationale wetgeving incompatibel te laten verklaren met het gemeenschapsrecht. Wanneer procederenden “did not appear to perceive the boon that had been granted them”, zette het Hof seminaries op om hen op te leiden in het gebruik van de Artikel 177-procedure (Burley & Mattli, 1993: 62). Dat deze campagne zijn vruchten heeft afgeworpen, blijkt onder andere uit onderstaande grafiek. “The number of Article 177 cases on the Court's docket grew steadily [...] from a low of 9 in 1968 to a high of 119 in 1978” (Burley & Mattli, 1993: 58). De laatste jaren ontving het Hof ongeveer 200 prejudiciële vragen per jaar. In totaal werden er sinds 1961 ongeveer 6000 dergelijke vragen gesteld (Stone Sweet, 2010: 10). Hieronder vindt u een grafiek die de evolutie van het aantal gestelde en beantwoorde prejudiciële vragen weergeeft.
2
Nu de verdragen geëvolueerd en gewijzigd zijn, werd de procedure van de prejudiciële vraag ondergebracht bij Artikel 267 van het Verdrag. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
16
Aantal prejudiële vragen en arresten per jaar. Bron: Stone Sweet (2004: 58).
Er worden vandaag zelfs zoveel prejudiciële vragen gesteld dat het systeem een slachtoffer van haar eigen succes is geworden. Doordat ze overladen wordt met vragen, duurt het gemiddeld drie jaar eer het Hof haar preliminary ruling uitvaardigt. Hoewel het interessant lijkt om dieper in te gaan op deze problematiek, valt het echter buiten het domein van deze masterproef. We beperken ons hier tot een verwijzing naar hoofdstuk 6 in Stone Sweets The Judicial Construction of Europe, uit 2004.
Waarom men ooit het artikel betreffende de prejudiciële vraag in het Verdrag van Rome heeft ingeschreven, weet men niet precies. Alter schreef in ieder geval dat “negotiators of the Treaty acknowledge that they had not imagined that national courts would use the preliminary ruling system to challenge the compatibility of national law with EC law” (Kuper, 1998: 37).
Het gevolg van de macht van het Europees Hof is, opnieuw volgens Burley & Mattli (1993: 66), dat de evolutie van het gemeenschapsrecht ook “the substantive broadening typical of functional spillover” gemanifesteerd heeft. “EC law is today no longer as dominantly economic in character as in the 1960s. It has spilled over into a variety of domains” (Burley & Mattli, 1993: 66). “The system worked steadily to expand the supranational character of the EU, to push te integration project much further than Member States' governments would have
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
17
been prepared to go on their own, and to structure intergovernmental bargaining and the decisionmaking of the EU's legislative organs”, vult Stone Sweet (2004: 15) aan.
Het ziet er daarnaast niet naar uit dat bovenstaande ontwikkeling snel zal stoppen. Met andere woorden: de macht van het Hof zal in de toekomst niet kleiner worden. Integendeel; Kelemen toonde verschillende malen aan dat met de vervolmaking van de interne markt de EU nog meer “rule-oriented”, “legalistic” en “procedurally complex” is geworden, allemaal factoren die ervoor zorgen dat het Europees Hof van Justitie nog meer werk (en dus macht) op de plank zal krijgen (Stone Sweet, 2010: 18). Hoewel de hierboven genoemde auteurs er stellig van overtuigd zijn dat “the Court does have the power to pursue its own agenda”, kunnen rechters hun politieke agenda niet zomaar in hun rechtspraak implementeren (Burley & Mattli, 1993: 74). Indien hun arresten of antwoorden op prejudiciële vragen niet vertrekken van juridische principes of methodes, zullen ze meteen politiek aangevallen worden. “In short, a court's political legitimacy, and hence its ability to advance its own political agenda, rests on its legal legitimacy” (Burley & Mattli, 1993: 73). Daarnaast is het Hof uiteraard afhankelijk van klachten van anderen of van gestelde prejudiciële vragen. Het in Luxemburg gevestigde Hof is afhankelijk van het eigenbelang van andere actoren, zoals de Commissie, private procederende partijen en nationale rechters “to generate caseload and to supervise compliance” (Stone Sweet, 2010: 31).
Dit laatste werd ook aangetoond naar aanleiding van het Bosman-arrest, dat in deze masterproef het voorwerp van onderzoek is. Zoals verder in deze paper wordt beschreven was er een private procederende partij; Jean-Marc Bosman. De man werd bijgestaan door enkele advocaten die gebrand waren op een procedure voor het Hof van Justitie. De Europese Commissie speelde aanvankelijk geen grote rol in deze zaak. Ze nam pas hetzelfde standpunt in dan Bosman toen de zaak al aanhangig was gemaakt in Luxemburg. Wie wel een belangrijke rol speelde was uiteraard de nationale rechter. Het was immers deze rechtbank die de vraag van Bosman honoreerde om een prejudiciële vraag te stellen aan het Europees Hof. Wat er daarna gebeurde, leest u hierna uitgebreid. Het volstaat hier om te vermelden dat het Hof in haar arrest enkele bepalingen in het internationale transfersysteem in het voetbal als tegenstrijdig met het vrij verkeer van personen verklaarde. Om dezelfde reden werden de nationaliteitsclausules die verschillende nationale voetbalbonden in hun reglementen hadden ingeschreven, afgeschoten.
Zoals reeds in hoofdstuk vier werd vermeld, zorgde het Bosman-arrest niet enkel voor wat Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
18
wijzigingen in de regels van het voetbal. Met het uitspreken van dit arrest beslisten de rechters van het Europees Hof dat topsport een economische activiteit is, en dat de regels die daarin gelden in overeenstemming moeten zijn met de Europese verdragen. Aldus werd de bevoegdheid van de Europese Unie weer wat groter, zonder dat er een verdragswijziging aan te pas hoefde te komen. De link met de neofunctionalistische theorie kan dan snel worden gelegd.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
19
3.3. Het Bosman-arrest als voorbeeld van negatieve integratie In 3.1. werd reeds verwezen naar de link tussen het Bosman-arrest en het negatieve integratieconcept. Waar we in dat deel de betekenis van dit concept hebben weergegeven, gaan we nu over naar de praktische toepassing ervan.
In deze masterproef zullen we immers het Bosman-arrest behandelen als voorbeeld van hoe de Europese Unie negatief integreert en welke gevolgen dit kan teweegbrengen. Zoals hierna omstandig wordt uiteengezet, heef het Hof van Justitie het Bosman-arrest uitgesproken nadat het een prejudiciële vraag had gekregen van een rechtbank in België. In haar arrest oordeelden de rechters, op advies van de Advocaat-Generaal, dat de nationale barrières die in bepaalde voetbalregels (nog) bestonden niet conform de Europese verdragen waren. Uiteindelijk vernietigde het Hof, na jarenlang juridisch getouwtrek, deze barrières op basis van het in Rome vastgelegde vrij verkeer van personen.
Na dit arrest werden tal van uitspraken gedaan over de toekomst van het Europese voetbal. Van het competitieve evenwicht over de spelerslonen en de transfersommen tot het aantal buitenlanders per club en het daarmee samenhangende identiteitsgevoel van de supporters: alles zou gaan veranderen. In deze masterproef wordt onderzocht in hoeverre deze voorspellingen zijn uitgekomen. Aldus zal duidelijk worden wat het effect is geweest van deze uitspraak van het Hof in het bijzonder. Op die manier kunnen we meer algemeen inschatten in welke mate negatieve integratie invloed kan hebben op een maatschappelijk domein.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
20
4. De weg naar het Bosman-arrest Aan het Bosman-arrest, dat in december 1995 werd uitgesproken, en waarin enkele belangrijke regelingen uit het internationale en het Europese voetbal werden veroordeeld door het Europees Hof van Justitie, waren reeds enkele gerechtelijke uitspraken voorafgegaan. Ook tussen en binnenin de instellingen van de Europese Gemeenschap/Unie waren er al verschillende discussies gevoerd over het bestaande transfersysteem en over de restricties wat betreft het aantal op te stellen of te contracteren buitenlanders34. Hieronder volgt dan ook, vooraleer we de conclusies van het Bosman-arrest en de gevolgen ervan weergeven, een beschrijving van de pre-Bosman-periode. Deze beschrijving kunnen we echter niet starten zonder de argumenten voor de later afgeschafte bepalingen weer te geven.
Het transfersysteem, zo zei men, moest de kleine en middelgrote clubs beschermen. Zij moesten beloond worden voor hun investeringen in de opleiding van spelers. Op die manier zouden de grote clubs hun talentvolle spelers niet zomaar kunnen wegkapen, na het beëindigen van hun opleiding (Blanpain, 1996: 18)5. Ook zou op die manier de hoogte van de lonen kunnen worden beperkt, aangezien clubs al een transfersom moesten betalen voor een speler. Blanpain (1996: 19) citeert in deze hoogleraar Economie Stefan Késenne: “De transfermarkt was in oorsprong bedoeld om de weddes van de betere spelers in toom te houden en om te beletten dat alle spelerstalent zou worden geconcentreerd in enkele grote klubs (sic) zodat de competitie haar spankracht niet verliest”. Verder, aldus nog steeds Késenne, hield het transfersysteem ook in dat clubs een transfersom konden eisen voor een speler, zelfs als laatstgenoemdes contract met de club reeds was afgelopen. Dit laatste principe beperkte de vrijheid van de speler in een te grote mate, zo zou het Hof eind 1995 oordelen. Niet iedereen was het echter eens over de weldaden van het transfersysteem. Zo schreef 3
4
5
In de ene competitie beschouwde men een speler als buitenlander wanneer hij niet de nationaliteit van de lidstaat had, in de andere competitie werd hij als buitenlander beschouwd wanneer hij de nationaliteit van een niet-EU-lidstaat had. Er was ook een verschil over op welke basis de restricties voor buitenlanders werden opgelegd. In het ene land mocht men er maximaal een zeker aantal opstellen; in andere competities werd de beperking op het niveau van de transfer zelf bepaald (maximaal een aantal contracteren). Gemakkelijkheidshalve wordt vanaf nu over “op te stellen spelers” gesproken, wetende dat het in een aantal competities over “te contracteren spelers” ging. Het argument dat de transfersom een vergoeding voor de opleidingskosten vormt, werd door Advocaat-generaal Lenz afgewezen. In zijn persconferentie n.a.v. het arrest zei hij dat bovenstaand argument niet klopt, daar de transfersommen waren afgestemd op de salarissen van de spelers en niet op de opleidingskosten (Blanpain, 1996: XVI). De FIFA gaf dit in 1999, bij monde van haar vice-voorzitter David Will, toe: “Let us not pretend that these transfer fees reflected a compensation purely for training and instructional costs. The compenstaion reflected the value of the player, the value which had accrued to the player as he had developed in ability with his old club” (Will, 1999: 7). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
21
Moorhouse (1999a: 90) dat “the whole structure of such arguments, constantly asserted to be „obviously true‟, rests on nebulous empirical foundations. The idea that the transfer system is a „vital‟ element of the finances of association football, „crucial‟ to its continuance, that it „automatically‟ redistributes cash between „rich‟ and „poor‟ clubs, and so on, is confirmed only by easy anecdote, obvious confirming example, or statistics of dubious authenticity”.
De zogenaamde nationality quotas en erna de 3+2-regel, werden ooit in het leven geroepen om de kwaliteit van de nationale teams te waarborgen. Indien er minder buitenlanders in de eigen competitie zouden spelen, konden de eigen (jeugd)spelers de kans krijgen om ervaring op te doen en zich op het hoogste niveau te ontwikkelen. Ook het behoud van de identificatie met de club én dus hogere supportersaantallen werden als reden gegeven (Késenne, 2005).
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
22
4.1. Beperkingen op het aantal op te stellen buitenlanders “These Rules had not been put in place over-night. They had evolved gradually over a period of one hundred years, and they had evolved for one reason only, to support and protect football; not any particular part of football, but all of football at every level”.
David H. Will (1999:8), vice-voorzitter FIFA.
Aanvankelijk behandelde de Europese Gemeenschap eerst de kwestie van de nationality quotas. In 1976 werd het Europees Hof van Justitie gevraagd, in de zaak-Dona, of nationaliteitsclausules wel comform de wetten van de Europese Gemeenschap waren. Het Hof vond deze regels inderdaad discriminatoir en dus niet toegestaan volgens de EG-wetgeving. De gevolgen bleven echter lange tijd uit6. “The reaction of other European institutions and football authorities was rather slow and nationality quotas remained in place for 20 more years” (Garcia, 2007: 207). Dat de reactie traag was, is niet helemaal correct. Reeds in 1978, twee jaar na het Donà-arrest, deelde de UEFA aan Europees Comissaris Davignon mee dat ze de beperkingen op het aantal contracten die door clubs met buitenlandse spelers werden afgesloten, zou wijzigen. De UEFA zou het maximum opvoeren tot twee spelers (Van den Bogaert, 2005: 329). Uiteindelijk duurde het toch tot 1991 tot de UEFA, na onderhandelingen met de Europese Commissie, de restricties op basis van nationaliteit voor voetballers begon op te heffen, zij het met mate. Men voerde de zogenaamde 3+2-regel in, wat betekende dat clubs drie buitenlandse spelers plus twee geassimileerde spelers mochten opstellen. De UEFA verstond onder geassimileerd dat de speler vijf jaar ononderbroken in een land had gespeeld, waarvan drie jaar in de jeugdopleiding. Belangrijk hierin is dat de 3+2-regel “not [...] a ceiling, but a threshold” was. Nationale federaties mochten dus meer buitenlanders toelaten, indien ze dat wensten. De UEFA beschouwde deze nieuwe regel als een 'gentlemen‟s agreement‟ met de Commissie. Men was dan ook overtuigd dat dit nieuwe kader lang zou standhouden, hoewel het strijdig was met de uitspraak van het Hof van Justitie in '76 in het Dona-arrest. In een interview zei een UEFA-functionaris daarover het volgende: “At the time of the 3+2 agreement, we concluded the agreement with the commissioner that was responsible for the area. It was [Commission vice-president and responsible for internal market] Martin Bangemann. Who
6
Tot 1987 verbood de Italiaanse voetbalfederatie haar clubs om meer dan twee niet-Italianen onder contract te hebben (Van den Bogaert, 2005: 328). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
23
else could we have talked to? We were convinced that we were right because we had an agreement with the person responsible for our dossier. For us it was a deal, it was there to last and we believed this because it was good for football” (Garcia, 2007: 208). Garcia (2007: 208) was verontwaardigd dat “the Commission acceded to such agreement in the light of the ECJ‟s ruling in Donà. It is even more surprising that UEFA believed the agreement could resist legal scrutiny under EC law”. Ook ex-Europees Commissaris voor Mededinging Karel Van Miert liet zijn licht op de zaak schijnen. Hij stelde dat het compromis, dat volgens hem met veel tegenzin door de UEFA werd aanvaard, nog mijlen verwijderd was van letter en geest van het EG-verdrag. De Commissie bleef toendertijd “de UEFA en consorten hoogst vriendelijk bejegenen” (Van Miert, 2000: 162).
Het is inderdaad op zijn minst vreemd te noemen dat de UEFA in 1991 een gentlemen's agreement sloot met de Europese Commisie dat inging tegen de uitspraak in de zaak-Dona. Borja Garcia haalt in een paper drie mogelijke redenen aan waarom de UEFA dacht dat de 3+2-regel duurzaam zou zijn.
Ten eerste argumenteert hij dat de koepel van Europese voetbalfederaties duidelijk tekortschoot wat betreft kennis van de Europese institutionele architectuur. Het is daarom des te opvallender dat de Europese voetbalbond, ondanks alle problemen die men reeds had meegemaakt met de Europese wetgeving, maar in april 2003 een kantoor in Brussel opende om haar belangen te verdedigen op het Europese politieke forum (Garcia, 2007: 206).
Daarbij aansluitend voelde UEFA zich ten tweede te zelfzeker, omdat ze tot op dat moment “had never suffered the regulatory power of EU law” (Garcia, 2007: 208). In het interview waar reeds eerder uit werd geciteerd, verklaarde de UEFA-functionaris daarover het volgende: “There was an opinion that this was a political agreement, and therefore UEFA was not active on any other parts of the European institutions than the Commission”. Van den Bogaert omschreef in deze context het gedrag van UEFA eerder als blufpoker. De Europese voetbalbond zou er volgens hem gewoon op gerekend hebben dat het beginsel van autonomie van de sport zou prevaleren (Van den Bogaert, 2005: 215).
Als laatste argument gaf Garcia aan dat de UEFA allicht te veel rekende op de politieke macht van het voetbal. Politici kunnen stemmen winnen via het voetbal en daarom zou men de EGwetgeving niet zo nauw nemen en de clubs en federaties tevreden stellen7 (Garcia, 2007). Ook 7
Késenne (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli) stelt dat ook vriendschappen en persoonlijke Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
24
d'Oliveira (1997: 1062) maakt gewag van deze electorale overwegingen.
Hoewel de hele kwestie van nationality clauses minder in het oog sprong bij de uitspraak in het Bosman-arrest, werd het wel degelijk behandeld door het Hof van Justitie (zie infra). Hierin was de rol van het Europees parlement niet onbelangrijk, aangezien die vooraf de Commissie al herhaaldelijk had opgeroepen om te verzekeren dat de nationale voetbalfederaties een einde zouden maken aan de discriminatie op basis van nationaliteit.
banden soms een belangrijke rol spelen. Hij verwijst daarbij naar de band die Jean-Luc Dehaene met Club Brugge heeft. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
25
4.2. Beperkingen bij het transfereren van spelers “Having been connected with showbiz for so long I have never understood football contracts. If you rent a television you can walk away when the agreement is up. Footballers can't do that”.
Eric Hall, spelersmakelaar.
(Szymanski, 1999: 134)
Niet enkel de restricties voor het aantal op te stellen of te contracteren buitenlanders zorgden voor heel wat commotie. Ook enkele regels in het internationale transfersysteem, in het bijzonder deze over de verplichting om een transfersom te betalen voor een speler die eindecontract was, zorgde voor heel wat deining. Het leidde in een latere fase dan ook tot het wereldberoemde Bosman-arrest. Hoe kwam het echter tot dit arrest?
Reeds in 1963 vocht George Eastham, een Engelse voetballer van Newcastle United, het tot dan geldende Engelse transfersysteem succesvol aan bij de nationale rechtbank. Het 'retainand-transfer system', zoals het heette, was in 1885 ingevoerd. Het zorgde ervoor dat clubs konden weigeren om een speler te transfereren, ook al was hij einde-contract. “In theory and sometimes in practice, this enabled a club to prevent an out-of-contract player from earning a living” (Dobson & Goddard, 2001: 90). Er zouden op nationaal vlak nog justitiële uitspraken volgen. Maar wanneer kwam het transfersysteem en de hiermee gepaard gaande restricties eigenlijk in het vizier van de Europese Gemeenschap?
Op het moment dat de 3+2-regel in 1991 ingang vond, was Jean-Marc Bosman zijn juridische strijd reeds begonnen, zij het op nationaal niveau. Op Europees niveau was men reeds sinds de jaren '80 actief in het dossier van het voetbaltransfersysteem. Het is echter juister om te stellen dat het Europees Parlement zich assertief opwierp, in tegenstelling tot de Commissie, die de zaken eerder mild8 benaderde9. 8
9
Waar Garcia (2007: 208) het nog over “mild” heeft, benoemt Van den Bogaert (2005: 172) het gedrag van de Commissie als “quasi-disinterested” en “virtually inert”. Voormalig Commissielid Karel Van Miert bevestigde dit beeld enigszins door te schrijven “Toen ik in september '99 de Commissie verliet, waren nog meer dan vijftig sportgevallen of zaken die met sport te maken hadden in behandeling. In weerwil van het beeld dat in de media wel werd opgehangen van die hyperactieve mededingingscommissaris die voortdurend jacht maakte op sportwild, ging het vrijwel altijd over klachten die door concurrenten of betrokken partijen bij ons waren ingediend” (Van Miert, 2000: 158). Garcia schrijft echter bijna het tegenovergestelde, Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
26
De hierboven aangehaalde assertiviteit werd reeds in 1984 geëtaleerd, toen het Parlement een algemene Resolution on Sport and the Community aannam. Ongeveer vijf jaar later, op 1 maart 1989, werd het rapport Janssen van Raaij gestemd. Dit rapport erkende dat professionele voetballers werknemers zijn die, zoals elke andere werknemer in de Gemeenschap, bescherming moeten genieten door de Europese wet en die, in het bijzonder, gebruik moeten kunnen maken van het vrij verkeer van personen (Van den Bogaert, 2005: 168). Het rapport benoemde verder het toenmalige transfersysteem als “a latter-day version of slave trade, a violation of the freedom of contract and the freedom of movement guaranteed by the Treaties and a contravention of Article 81 of the EC Treaty” (Van den Bogaert, 2005: 169). De EP-leden wierpen niet enkel problemen op, ze deden ook een oproep aan de Europese Commissie “to institute proceedings for infringement of Article 81 EC against UEFA and/or the national football associations, as well as individual clubs in the Community, in an endeavour to abolish the transfer fee system”. Het rapport stelde voor de toekomst een gecontroleerde, geleidelijke stopzetting van het transfersysteem voor, waarbij er wel zou voorzien worden in vergoedingen voor clubs die investeren in jeugdopleiding10.
De gelijkstemmigheid bij de Europese volksvertegenwoordigers was vrij groot wat betreft deze kwestie. Aan het hierboven besproken rapport werden enkele annexen toegevoegd met voorstellen van resoluties. Een ervan werd ingediend door Jaak Vandemeulebroucke en Willy Kuipers, destijds twee EP-leden van de Volksunie. Ze riepen simpelweg op om het restrictieve transfersysteem in alle sporten te bannen (Van den Bogaert, 2005: 170).
Echter, niet alle Europees Parlementsleden waren even gelukkig met Janssen van Raaij. Ephremidis, Adamou en Alavanos dienden op hun beurt een voorstel van resolutie in, waarin werd gewaarschuwd voor de negatieve consequenties die zich zouden voordoen indien het transfersysteem gewijzigd of zelfs afgeschaft zou worden; de mogelijkheid voor een ongelimiteerd aantal voetballers om zich vrij te bewegen door de Gemeenschap, zou op een significante wijze het karakter van het voetbal wijzigen; het zou ook leiden tot een vergroting van de kloof tussen grote en kleine clubs. Bijgevolg riepen ze op om gewoon alles bij het oude te laten.
10
wanneer hij poneert dat “The Commission is very prudent in this respect, but it is safe to say that, at least, the Commission‟s approach is less belligerent than Karel van Miert‟s position back in 1996” (Garcia, 2007: 215). Verder zal u lezen dat de volledige stopzetting van het transfersysteem niet heeft plaatsgevonden. Spelers worden nog steeds voor grote sommen geld verkocht. In dat kader pleit Stefan Késenne (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli) voor “een nieuw soort Bosman-arrest, waarbij vergoedingen voor spelers die van club veranderen, zouden moeten verboden worden”. Contractbreuk moet in die optiek dan wel zwaarder bestraft worden, zowel wanneer de speler als wanneer de club dit pleegt, voegt de econoom eraan toe. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
27
Vijf jaar na het Janssen van Raaij rapport, in 1994, toen de zaak-Bosman eigenlijk al aanhangig was gemaakt bij het Europees Hof van Justitie, kwam het Larive report uit. Daarin veroordeelde het Europees parlement opnieuw het bestaande transfersysteem en riep het de Commissie nogmaals op om meteen te onderzoeken of de regels en praktijken van de voetbalautoriteiten wel compatibel waren met het EU-recht. Indien niet, moest er snel gehandeld worden om dit recht te zetten (Blanpain, 1996).
Ondanks het feit dat op verschillende momenten door het Europees Parlement formeel werd gevraagd om juridische actie te ondernemen tegen de transferpraktijken, liet de Commissie begaan. Een van de redenen was dat men het transfersysteem van de FIFA gewoon niet strijdig vond met de EU-wetten11 (Van den Bogaert, 2005). Toen toenmalig vice-voorzitter van de FIFA, David Will (1999: 8), terugblikte op de hele zaak, zei hij dat de Commissie in de jaren '70 en '80 het transfersysteem accepteerde als zijnde “reasonable and understandable”. Ten gevolge hiervan had de Commissie dan ook geen incentive om een procedure voor het Hof van Justitie op te starten. Het duurde uiteindelijk tot 1994 eer de Commissie een standpunt innam over de klacht van Jean-Marc Bosman tegen de bestaande transferregels. In tegenstelling tot wat men in 1984 had beweerd, voerde de Commissie nu aan dat deze regels inderdaad in tegenspraak waren met het Europees Verdrag (Van den Bogaert, 2005). Niet in het minst was de FIFA verrast door deze verandering in het gedrag van de hoeder van de Europese Verdragen. “From position of compromise, understanding and balance, the Commission had moved to the hard-line that sport was no different from any other economic activity and should be given no exceptional treatment” (Will, 1999: 9).
11
Dit werd gesteld in 1984, als antwoord op een vraag van Jaak Vandemeulebroucke (Van den Bogaert, 2005: 172). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
28
5. Het Bosman-arrest “Notwithstanding a distressing lack of support by his colleague football players, an almost general boycott by the clubs, heavy pressure and blackmail by the whole football establishment to drop the case or at least settle it out of court, coupled with sometimes cunning legal manoeuvres to slow down the process of the case in court, this lone cavalier persisted in his legal challenge, determined to go all the way. His personal crusade finally ended in Luxembourg, where the European Court of Justice, in an already legendary judgment, made firewood of some of the ancient football customs”.
Stefan Van den Bogaert (2005: 174).
“Mr. Lenz's opinion, which was duly followed by the Court, did come as something of a bomb-shell to us and practically overnight we had to start re-thinking the future of football in Europe”.
David Will (1999: 9), vice-voorzitter FIFA.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
29
5.1. Ten strijde tegen het transfersysteem Jean-Marc Bosman was een vrij onbekende Belgische voetballer wiens contract bij RC Luik afliep in juni 1990. Aangezien hij ontevreden was met het nieuwe contractvoorstel van zijn club, waarbij hij maar een vierde zou verdienen van zijn toenmalige salaris (30.000 BEF i.p.v. 120.000 BEF), onderhandelde hij een contract bij een Franse tweedeklasser, US Duinkerken. Daar kon hij immers 90.000 BEF per maand verdienen. De transfer ging echter niet door, toen de Belgische voetbalbond KBVB de benodigde documenten niet leverde12. Dit kon men ook niet doen, aangezien Bosmans club, RC Luik, helemaal geen transfercertificaat had aangevraagd bij de KBVB. RC Luik betwijfelde immers of de Franse club wel solvabel was. Hierdoor verviel het contract dat Bosman had getekend bij US Duinkerken (Blanpain, 1996: XIII)
Hierop ondernam Bosman gerechtelijke stappen tegen tegen de KBVB én tegen zijn club, omdat die hem had geschorst13; hij stapte naar de rechtbank van eerste aanleg. De rechtsgang begon echter niet zonder slag of stoot. Bosman werd immers danig onder druk gezet om het geschil buiten het gerecht op te lossen. Het nieuwsagentschap Belga deelde mee dat “zij uit goede bron vernamen dat Bosman [...] 45 miljoen bruto door de voetbalbonden werd aangeboden om zijn procedure te staken” (Het Belang van Limburg, 21 september 1995). Vastbesloten als hij was, weigerde de voetballer het geld.
Hij verzette zich enerzijds tegen de regels van het transfersysteem die stelden dat een transfersom mocht gevraagd worden voor een speler wiens contract met de club al was afgelopen. Anderzijds kwam hij op tegen de nationaliteitsclausules, die het aantal buitenlanders uit de EU die mochten worden opgesteld, beperkten. Bosman (en zijn advocaten) stelde dat beide zaken strijdig waren met de verdragsregels op het vrij verkeer van personen en met de regels over vrije mededinging. Naast de 100.000 BEF die hij van de KBVB en FC Liège eiste tot hij een nieuwe werkgever/club had gevonden, wou hij ook dat er een prejudiciële vraag14 zou gesteld worden 12
Een internationale transfer kan niet doorgaan indien de voetbalbond waaraan men gebonden was (door een contract te hebben bij een club aangesloten bij deze nationale bond) geen transfercertificaat levert, waarin wordt aangegeven dat alle financiële afspraken, inclusief het betalen van de transfersom, nagekomen zijn (Van den Bogaert, 2005, 175). 13 “Bosman werd niet alleen tot inactiviteit gedwongen, maar ook gebroodroofd”, schreef Karel Van Miert hierover (Van Miert, 2000: 159). 14 Volgende vraag werd gesteld aan het Europees Hof: “Moeten de artikelen 48, 85 en 86 EEGVerdrag aldus worden uitgelegd dat zij verbieden, - dat een voetbalclub bij de aanwerving van één van haar spelers, wiens contract is verstreken, door een andere club betaling van een geldsom kan eisen en ontvangen; - dat de nationale en internationale sportbonden en -federaties in hun reglementen bepalingen Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
30
aan het Europees Hof van Justitie. Ondertussen voetbalde Bosman verder op een lager niveau, omdat hij geboycot werd. Volgens Van den Bogaert (2005) werden clubs die overwogen om de speler in te lijven, aangeraden om dit niet te doen.
Op 11 juni 1992 werd beslist om o.a. een prejudiciële vraag te stellen aan het Europees Hof van Justitie over de interpretatie van Artikels 39, 81 en 82 van het Verdrag. Hierop gingen de KBVB, RC Liège en de UEFA in beroep, waardoor deze beslissing geschorst werd. Er zouden nog enkele uitspraken en beroepen volgen tot in september 1995 AdvocaatGeneraal Lenz negatief antwoordde op beide vragen die aan het Hof werden gesteld. In zijn advies aan de rechters van het Hof, die later een definitieve beslissing zouden gaan maken, verpulverde Lenz dus zowel het transfersysteem als de nationaliteitsrestricties. Hij adviseerde het Hof van Justitie dan ook om negatief te antwoorden op de gestelde prejudiciële vraag. Daarbij liet hij wel een opening om eventueel een overgangsperiode in te stellen. De reactie van de voetbalwereld was er echter één van woede. Frans Meulemans, toenmalig ondervoorzitter van de Belgische voetbalbond reageerde als volgt: “we gaan dat niet zomaar slikken. Ten eerste is een advies maar een advies. We zullen zien wat het Hof van Luxemburg over enkele maanden beslist. We hopen dat die mensen meer begrip zullen opbrengen voor de specificiteit van de voetbalsport. En, ten tweede, we kunnen ook nog de politiek voor onze kar spannen. [...] We hebben geen lessen te ontvangen van iemand die bij wijze van spreken niet eens weet dat een bal rond is” (Het Belang van Limburg, 21 september 1995).
Op 16 december 1995 nam het Europees Hof uiteindelijk een beslissing. In Jean-Marc Bosman v Union Royale Belge des Sociétés de Football Association sprak het Hof het volgende uit: “Artikel 48 EEG-Verdrag verzet zich tegen de toepassing van door sportverenigingen vastgestelde regels, volgens welke een beroepsvoetballer die onderdaan is van een Lid-Staat, bij het verstrijken van het contract dat hem aan een club bindt, door een club van een andere Lid-Staat slechts in dienst kan worden genomen, indien deze club aan de club van herkomst een transfer-, opleidings- of promotievergoeding heeft betaald”15 (http://eur-lex.europa.eu). De transferregels druisten aldus in tegen Artikel 39 van het Verdrag. De transferregels werden dus verworpen op basis van het vrij verkeer van personen, niet op basis van de
15
opnemen die de toegang van buitenlandse spelers die onderdaan van de Gemeenschap zijn, tot de door hen georganiseerde competities beperken?” (Blanpain, 1996: XIV). In het Bosman-arrest, dat in 1995 werd uitgesproken, verwijst men naar Artikel 48 van het EEGVerdrag. In de rest van deze masterproef wordt er echter naar Artikel 39 verwezen. Dit zijn echter twee exact dezelfde artikels. Echter, door het verdrag van Amsterdam werden alle nummers van de artikels veranderd. Wanneer er niet geciteerd wordt, zal dus steeds Artikel 39 (en ook 81 en 82) gebruikt worden i.p.v. Artikels 48, 85 en 86. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
31
competitiewetgeving16. Let wel: het Hof verwierp enkel het transfersysteem in its current form. Over hoe het er in de toekomst moest uitzien, daar zweeg men in alle talen over (zie infra).
Interessant was ook dat het definitieve oordeel verder ging dan het advies van AdvocaatGeneraal Lenz. Het belangrijkste verschil tussen het advies van Lenz en het definitieve arrest was ongetwijfeld het schrappen van een overgangsperiode, alvorens het transfersysteem volledig zou worden afgeschaft. Onder andere Késenne (1998: 512) verklaarde dat dit het gevolg was van het – door de KBVB aangekondigde – politieke lobbywerk dat “op de meest schaamteloze wijze werd verricht [...] om het tij vooralsnog te keren”. In een interview met ondergetekende concretiseerde de toonaangevende sporteconoom: “Wij hadden gevraagd om een overgangsperiode te voorzien. [...] Maar we werden op een bepaald moment wel heel erg geconfronteerd met het lobbywerk; zowel van de kant van Dehaene, die toen premier was, als van Commissievoorzitter Delors. Politici, zowel Europese als nationale, waren lobbyden toen zwaar bij het Europees Hof om dat transfersysteem toch maar in stand te houden. [... ] In ieder geval wilden de rechtbanken daar komaf mee maken. Ze dachten dat als ze een overgangsperiode zouden inlassen, ze nog vijf jaar gezaag aan hun oren zouden krijgen” (S. Késenne, persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli)17.
16 17
Voor meer informatie over de redenen hiervoor, zie Van den Bogaert, 2005: 217-218. Initieel leverde het overnight afschaffen van het systeem heel wat financiële problemen op. Késenne licht nogmaals toe: “het feit dat Anderlecht na 1995 een zwaar dieptepunt heeft doorgemaakt, had te maken met het Bosman-arrest. Anderlecht had net ervoor heel veel nieuwe spelers gekocht. Men zag dat als een investering voor de toekomst. Na het befaamde arrest, verloor de Brusselse club echter heel veel geld, aangezien deze spelers enkele jaren erna gratis vertrokken. Dat heeft Anderlecht pijn gedaan en enkele jaren heeft zich dat ook vertaald in hun sportieve prestaties. Ze hebben een dieptepunt meegemaakt”. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
32
5.2. Collateral damage voor de nationaliteitsclausules en de 3+2-regel Zoals reeds in de pre-Bosman-periode beschreven (zie supra), stond niet enkel het transfersysteem ter discussie. Ook de beperking van het aantal buitenlandse spelers werd door het Bosman-arrest behandeld. Ten eerste stelde het Hof van Justitie dat “Artikel 48, lid 2, [...] uitdrukkelijk [bepaalt], dat het vrije verkeer van werknemers de afschaffing inhoudt van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der Lid-Staten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden” (http://eur-lex.europa.eu). Daarnaast werd ook benadrukt dat het verschil tussen contracteren en opstellen niet gemaakt mocht worden “aangezien deelneming aan deze wedstrijden de essentie van de activiteit van een beroepsspeler is” (http://eur-lex.europa.eu). Nadat het Hof had aangetoond dat er zich wel degelijk een belemmering voor deed, werd bekeken of deze belemmering gerechtvaardigd was. Zo hadden immers KBVB, UEFA en de Duitse, Franse en Italiaanse regering betoogd dat de nationaliteitsclausules gerechtvaardigd waren om niet-economische redenen, die uitsluitend verband houden met de sport als zodanig (http://eur-lex.europa.eu). “Zij zouden immers in de eerste plaats dienen om de traditionele band tussen de club en haar land veilig te stellen”, werd gesteld (http://eur-lex.europa.eu). (Zie 7.2. voor de gevolgen van het Bosman-arrest op het identiteitsgevoel van supporters).
In het Bosman-arrest worden hierna een tiental argumenten gegeven die de bovenstaande weerleggen op basis van de praktijk of op basis van het recht. Opvallend is dat het Hof van Justitie ook de Commissie terechtwees: “Met betrekking tot het argument, dat de Commissie aan de opstelling van de 3+2-regel heeft meegewerkt, dient er ten slotte aan te worden herinnerd, dat de Commissie, behalve in de gevallen waarin haar dergelijke bevoegdheden uitdrukkelijk zijn toegekend, niet bevoegd is te garanderen dat een bepaalde gedraging verenigbaar is met het Verdrag [...]. Zij is in geen geval bevoegd om machtiging te geven voor met het Verdrag strijdige gedragingen” (http://eur-lex.europa.eu).
Ten opzichte van haar uitspraak betreffende het transfersysteem, was het Hof wat betreft de nationaliteitsclausules veel duidelijker: “the Court adopted an uncompromising stance on this point, keeping the door firmly shut for any possible techniques of somehow granting preferential treatment to domestic players” (Van den Bogaert, 2005: 371). Toch zullen we in hoofdstuk negen zien dat er sinds enkele jaren weer voorstellen worden gedaan die een directe of indirecte discriminatie op basis van nationaliteit inhouden.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
33
6. De gevolgen van het Bosman-arrest voor de veroordeelde regelingen 6.1. Het nieuwe transfersysteem Strikt wettelijk gesproken, was de directe impact van het arrest beperkt tot de concrete omstandigheden van de zaak. Alleen een transfer van een professionele voetballer met een EU-nationaliteit wiens contract is afgelopen naar een club in een andere EU-lidstaat, mocht niet meer onderhevig zijn aan het betalen van een transfersom. Omwille van de afspraken in de Europese Economische Ruimte werd dit verdict uitgebreid naar Ijsland, Noorwegen en Liechtenstein (Van den Bogaert, 2005)18.
De Europese Commissie verzond op 19 Januari 1996 een brief naar FIFA en UEFA met de boodschap dat het aangeklaagde internationale transfersysteem niet van enige uitzondering19 kon gebruikmaken. Vrij snel lieten beide organisaties weten dat het aangeklaagde deel van het internationaal transfersysteem niet langer zou gelden.
Echter, in het Bosman-arrest werd er geen uitspraak gedaan over o.a. 1) transfers binnen EUlidstaten 2) transfers van spelers die buiten de EU voetballen 3) transfers voor spelers met een niet-EU-nationaliteit. De voetbalautoriteiten grepen dit aan om het Bosman-arrest op een minimale manier te interpreteren en dus ook toe te passen. Alles bleef bij het oude, behalve dan de regeling die door het arrest van 15/12/1995 werd veroordeeld. Deze situatie leidde tot “somewhat awkward and sometimes in se thoroughly unsatisfactory situations”, aldus Van den Bogaert (2005: 219). Wanneer Manchester United op dat moment haar aanvallend 18
19
De regeling werd ook uitgebreid naar andere niet EU-lidstaten, zoals Oekraïne en Rusland. Deze uitbreiding naar bijvoorbeeld Russische spelers kwam er na de Simutenkov-zaak. Er werd geargumenteerd dat Rusland reeds aan de EU verbonden was via een partnerschapsakkoord en dat daarom ook aan hen dezelfde rechten moesten worden toegekend. Deze uitbreiding werd niet door iedereen enthousiast onthaald: “The fear also appeared that the same rule could apply also to the citizens of some 77 countries from Africa, the Caribbean and the Pacific, on the basis of the ACP agreement from 2000” (Ilesic, 2010: 478). De website van de Europese Commissie meldt echter dat “so far” nog geen zaak aanhangig werd gemaakt betreffende deze overeenkomst bij het Europees Hof (bron: http://ec.europa.eu/sport). Onder andere toenmalig Belgische premier Jean-Luc Dehaene pleitte destijds “to alleviate the effects of the Bosman decision by changing the Treaty to allow for a special statute for sports as for culture” (d'Oliveira, 1997: 1063). Hoewel Roger Blanplain Dehaene hiervoor bekritiseerde, werd de Belgische premier onder andere door d'Oliveira verdedigd. Laatstgenoemde legde namelijk uit dat de professionele sportsector speciale karakteristieken vertoont, die daarom verschilt van marktactoren in andere sectoren (d'Oliveira, 1997). Késenne, geciteerd door Blanpain, verwoordt het als volgt: “Het unieke van de sector van de professionele ploegsporten is dat er twee klubs (bedrijven) nodig zijn om de wedstrijd (het produkt) te maken en dat de kwaliteit van het produkt afhankelijk is van de krachtverhouding tussen de klubs. Een wedstrijd waar de winnaar vooraf gekend is of een competitie waar slechts enkele ploegen voor de kampioenstitel in aanmerking komen is slecht voor de publieke belangstelling en de financiële leefbaarheid van het professioneel voetbal” (Blanpain, 1996: 20). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
34
compartiment wou versterken, kon men Franceso Totti (Italiaan, speler van AS Roma) op het einde van zijn contract gratis aantrekken, terwijl men voor Rivaldo (Braziliaan, speler van FC Barcelona) een transfersom moest betalen, hoewel ook hij einde contract was.
De reactie van de Commissie liet niet lang op zich wachten. Men deelde aan UEFA en FIFA mee dat twee zaken waar het Hof van Justitie zich niet had over uitgesproken, volgens haar in strijd waren met de competitiewetgeving. Ten eerste: het betalen van een transfersom voor een transfer binnen de EU voor een speler met de nationaliteit van een niet-EU-land op het einde van zijn contract bij een EU-club. Ten tweede: de verplichting van de FIFA aan nationale voetbalassociaties binnen de EU om een nationaal transfersysteem te installeren. Aan beide organisaties werd gevraagd om met deze twee opwerpingen rekening te houden bij het formeel wijzigen van hun regels. FIFA en UEFA weigerden echter om hierop in te gaan; zij wilden enkel rekening houden met de uitspraak in het Bosman-arrest, waarop de Commissie waarschuwde dat ze naar de rechter zou stappen om een einde te maken aan deze gepercipieerde onregelmatigheden (Van den Bogaert, 2005).
Hoewel de FIFA weigerde zich te schikken naar de eisen van de Commissie, deelde de internationale voetbalfederatie mee dat ze eventueel enkele aanpassingen wilde doen aan haar transferregels. Toen er in Januari 2000 – ondertussen ruim vier jaar na het arrest – nog steeds geen concrete voorstellen van FIFA op tafel lagen, besliste de Commissie “to trigger the mechanism of the formal procedure that would eventually lead to a negative decision”. Eind april 2000 formuleerde de wereldwijde voetbalassociatie dan eindelijk enkele voorstellen die tot een gedeeltelijke doorbraak konden leiden. Maar “the momentum somehow got lost” (Van den Bogaert, 2005, 227). Enkele gespierde verklaringen van Commissaris Monti bevorderden de sfeer ook al niet te best. De voetbalinstanties zochten en vonden op dat moment de steun van invloedrijke regeringsleiders. Zowel Chirac als Blair en Schröder moeiden zich met de zaak: “the current transfer system was not perfect, but urged the parties in the proceedings to elaborate a solution respectful of the legitimate interests at stake of both the football players, clubs and associations, and pledged to fight for the preservation of the specific nature of professional football”20.
Een door de FIFA ingestelde Task Force ontwikkelde vervolgens een pakket maatregelen dat 20
Ook Dobson en Goddard hebben aandacht voor de hele lobbymachine. In hun boek The Economics of Football, dat in 2001 werd gepubliceerd, wijdden ze een alinea aan de zomer van 2000: “At the time of writing, it appears that intense lobbying has resulted in some softening of the EC's original position, as well as qualified recognition of the principle that professional sports can, in some cirumstances, be treated as a special case in respect of European employment and competition” (Dobson & Goddard, 2001: 98). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
35
te nemen of te laten was, aangezien ze allemaal met elkaar verbonden waren. Van den Bogaert (2005: 228) noemde het document echter een “everything but a watertight solution”. De Commissie aanvaardde daarom maar enkele voorstellen en bleef verder met vele vragen zitten. Daarnaast waren er enkele onderdelen van het document die manifest in tegenspraak waren met het Verdrag. Er werd een nieuwe discussieronde gestart met de voorstellen als een onderhandelingsbasis. Vooral FIFPRO, de internationale associatie van profvoetballers, beweeg hemel en aarde om meer vrijheid voor de spelers te verkrijgen, en zag die niet gegarandeerd in de voorstellen die naar voor werden gebracht door deze Task Force.
Op 10 januari 2001 werd een belangrijke stap voorwaarts gezet in het post-Bosman-tijdperk. FIFA presenteerde een rits nieuwe voorstellen, die op verregaande wijze tegemoet kwamen aan de grieven van de Commissie. Voor het eerst sinds het begin van de hele affaire zag het ernaar uit dat de Commissie, de FIFA en de FIFPRO tot een vergelijk konden komen, ware het niet dat de UEFA roet in het eten gooide. De Europese voetbalassociatie beoordeelde de maatregelen als “creating too much freedom for the players” (Van den Bogaert, 2005: 229) 21. UEFA vond dat haar grote broer niet akkoord mocht gaan met de maatregelen die op 10 januari waren voorgesteld. Deze manier van druk zetten beweest haar effectiviteit22: FIFA trok de voorstellen in en viel terug op diegene die de door haar ingestelde Task Force naar voren had geschoven.
De situatie leek in een patstelling te zijn geëvolueerd, waarbij sommige stakeholders volledig tegengestelde posities innamen. Op een moment waarop niemand het meer verwachtte, gebeurde het ondenkbare dan toch nog: twee maand nadat men in zeer troebel vaarwater was terechtgekomen, bereikten de voorzitters van FIFA en UEFA, Blatter en Johansson, een akkoord met de drie Commissarissen verantwoordelijk voor de zaak (Monti, Reding en
21
22
Het gedrag van de UEFA op dat moment was vooral te verklaren door de enorme druk die ze voelden van de G-14, de vereniging van grootste Europese voetbalclubs. De Europese voetbalbond dreigde er mee om het tornooi om de wereldbeker, georganiseerd door FIFA, te boycotten en tegelijkertijd een Europees Kampioenschap te organiseren waaraan alle Europese landen zouden deelnemen. In de laatste twee wereldbekercompetities waren respectievelijk 6 (in 1998) en 7 (in 1994) van de acht kwartfinalisten Europese landen. Het toernooi zou dus zwaar gedevalueerd worden, indien de UEFA voet bij stuk zou houden. Het is in deze wel duidelijk dat de relatie tussen de UEFA en de FIFA niet altijd even optimaal was. In een interview bevestigde een voormalig UEFA-functionaris dit beeld: “Most of the problems we [UEFA] had in the dossier of the transfer system were not with the Commission, but with FIFA. FIFA tried to strike its own deal with the players directly, whereas we tried to negotiate with the leagues, which represent the clubs (…) Of course, we also wanted to talk to the players, but we learnt one day that FIFA and the players had been secretly negotiating on their own, so the players were not willing to talk to UEFA (…) This indicates how difficult was to talk to the European Commission when in the football side we were playing tricks. So you can imagine what impression we made to the European Commission” (Garcia, 2007: 210). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
36
Diamantopoulou)23.
Onmiddellijk zette FIFA een procedure in gang om haar regels officieel te wijzigen. De Commissie reageerde door af te zien van gerechtelijke stappen tegen de internationale voetbalautoriteiten. De dag na het akkoord verklaarde toenmalig Commissievoorzitter Prodi dat hij zeer tevreden was dat “Europe has risen to the occasion and won the match, ensuring a great victory both for football and for Europe” (Van den Bogaert, 2005: 233).
23
Mario Monti was Commissaris van Mededinging, Viviane Reding van Cultuur, en Anna Diamantopoulou was verantwoordelijk voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
37
6.2. De regeling van de nationaliteitenrestricties Zo lang het duurde eer FIFA het veroordeelde internationale transfersysteem wijzigde en implementeerde, zo snel was de afschaffing van de nationaliteitsrestricties een feit. Begin 1996 besliste UEFA om de 3+2-regel met onmiddelijke ingang te schrappen. Zo werden alle belemmeringen voor EU-spelers in de UEFA-competities opgeheven.
Toch is het laatste woord nog niet gezegd en geschreven over dit onderdeel van het arrest. Immers, zowel UEFA als FIFA blijven nadenken over een manier waarop lokale spelers meer kansen kunnen krijgen in het professionele voetbal, al dan niet via verplichtingen op basis van nationaliteit. Beide organisaties hebben hiertoe voorstellen uitgewerkt; respectievelijk de home grown-regel en de 6+5-regel. In hoofdstuk negen van deze masterproef worden beide voorstellen toegelicht.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
38
7. De gevolgen van het Bosman-arrest op professionele voetbal in Europa 7.1. Drie belangrijke aandachtspunten “Door het Bosman-arrest zijn de spelers heer en meester geworden”, stelde commercieel directeur Patrick Orlans (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli). François Colin (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli), voetbaljournalist, noemde het arrest dan weer “de bevrijding van de voetballer”.
Dat iedereen binnen de voetbalwereld wel een one-liner klaar had, wanneer hem of haar naar het befaamde arrest werd gevraagd, is duidelijk. Ook de nationale federaties van de meeste Europese landen, net als UEFA en FIFA, waren er als de kippen bij om “a chorus of complaints” te starten (Késenne, 2005: 636). Ze hadden het over het einde van het professionele voetbal en vielen het arrest aan. Dobson en Goddard (2001: 101) stelden in 2001 dat het echter zo'n vaart niet zou lopen: “Even if the transfer system is eventually reformed or even abolished [...], the present authors are more optimistic than many that the resilience that has seen many clubs overcome the most outrageous financial duress in the past, will continue to favour the future survival of English professional club football at all its levels, in a form not too dissimilar to that which has proven so durable over the past 80 years”. Volgens Késenne (2005) reageerden de voetbalinstanties zo heftig omdat het arrest aan de machtige monopsoniepositie24 van de voetbalclubs en -federaties raakte. Van den Bogaert (2005: 316) verwoordde het als hadden de nieuwe regels “have altered the balance of power between the federations and the clubs and the players”. Maar wat bedoelt men nu juist met die gewijzigde balance of power? Wat zijn nu juist de gevolgen van het Bosman-arrest op het voetbal in Europa? En zijn deze gevolgen wel zo significant en dramatisch als initieel werd gepropageerd?
Hieronder gaan we na welke effecten het Bosman-arrest uiteindelijk heeft veroorzaakt op het professionele voetbal in Europa. Daarbij zullen we de volgens ons drie belangrijkste variabelen in acht nemen. De keuze voor deze variabelen is uiteraard arbitrair. Toch zijn we ervan overtuigd dat dit de meest in het oog springende onderwerpen zijn, omdat ook in de literatuur deze drie topics het meest werden aangehaald. Op basis van de vaststellingen die we in dit hoofdstuk doen, zal in het hoofdstuk tien vooruit worden gekeken naar de toekomst van 24
Het woord 'monopsonie' is een term uit de economische wetenschap. Van Dale definieert het als “marktvorm waarbij er voor een product slechts één (grote) koper aan de markt is” (Van Dale online, via Athena). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
39
het Europese voetbal.
Maar nu dus eerst het onderzoek naar de directe en indirecte gevolgen van het Bosman-arrest. Iets minder dan vijftien jaar later zullen we achtereenvolgens bekijken welke evoluties zich hebben voorgedaan wat betreft het aantal buitenlanders per club, wat betreft de contracten en de transfersommen.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
40
7.2. De gevolgen van een groter aantal buitenlanders per club op het identiteitsgevoel van de supporters Door het Bosman-arrest werden onder andere de nationaliteitsclausules vernietigd. Clubs konden hierdoor dus een onbeperkt aantal buitenlandse spelers contracteren. Volgens critici zou dit leiden tot een verdwijning van de band tussen supporters en hun club. Of dit werkelijk zo is, wordt hieronder onderzocht.
Een direct gevolg van het Bosman-arrest was een grotere aanwezigheid van buitenlandse spelers bij vrijwel alle clubs. Ten eerste werd er een eerder spectaculaire toevloed van buitenlandse EU-spelers binnen de verschillende nationale competities vastgesteld. Dit was het gevolg van het niet-behandelen van deze problematiek door het Hof van Justitie. Daardoor was het gewoon goedkoper om een einde-contractspeler te contracteren van een andere lidstaat, omdat die gratis was, in tegenstelling tot een speler uit de eigen competitie (zie supra). Ook kozen vele spelers eieren voor hun geld, en aasden op een transfer naar het buitenland wanneer ze einde-contract waren. Daar een club uit een competitie van een andere EU-lidstaat geen transfersom meer moest betalen voor hen, konden ze een hoger loon en tekengeld ontvangen25.
Naast een verhoging van meer EU-spelers, werd ook een stijging van het aantal niet-EUspelers in de Europese competities gedetecteerd. Hoewel er in het Bosman-arrest op zich niets veranderd was aan hun situatie, gingen clubs meer op zoek naar goedkope spelers in Afrika, Oost-Europa en Zuid-Amerika. “And so it happened that already in 1999, Gianluca Vialli, the Italian manager of London-based Chelsea Football Club, fielded not one single English player for a given Premier League game” (Van den Bogaert, 2005: 221). Ook Roche besteedt in zijn Citizenship, Popular Culture and Europe aandacht aan het Bosman-arrest. “The Bosman ruling, together with the new high levels of income [...] has led to a transformation in the composition of teams towards a new European-oriented cosmopolitanism. The great city clubs and their teams in the leading national leagues around Europe [...] were traditionally composed at least of fellow nationals and often of locally developed players. In a real way they were connected with the identities of the communities in which their fans lived. They are now increasingly composed of multi-national mixtures of 'star' players bought on the international football player labour market” (Roche, 2001: 89).
25
Van Dale duidt tekengeld expliciet aan als een sportterm: “geld dat een beroepsspeler ontvangt als hij zijn handtekening onder een contract zet”. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
41
Hieronder ziet men een tabel van Andreff (2006: 327) die het verschil aangeeft tussen de seizoenen 1995-1996 en 1998-1999 wat betreft het percentage van buitenlandse spelers op het totaal aantal spelers in de respectievelijke competities. Ook werden cijfers van 2009 toegevoegd die door het Instituut voor Europese Aangelegenheden (INEA, 2009: 16) werden gepubliceerd.
Eerste klasse
1995-1996
1998-1999
2009
Engeland
34
37
65
Frankrijk
18
22
40
Duitsland
27
39
50
Italië
17
33
38,5
Spanje
29
40
35,2
Uit de tabel is duidelijk af te leiden dat in de periode dat het Bosman-arrest nog geen effect had, het aantal buitenlandse spelers in de vijf grootste competities lager lag dan drie seizoenen later. Vooral in Duitsland, Italië en Spanje kon men een grote stijging vaststellen. De ratio van aantal buitenlanders op het totale aantal spelers steeg ook in Engeland, hoewel minder spectaculair. Dit is niet onlogisch, aangezien ze over het Kanaal reeds voor het arrest al aan 34% zaten26. Frankrijk blijft duidelijk achter qua percentage buitenlandse spelers. Maar 22% van de spelers in de Ligue 1 waren in het seizoen 1998-1999 van vreemde origine, terwijl dat percentage in Spanje maar liefst 40% bedroeg.
Aan deze cijfers uit de jaren '90 werden in de tabel cijfers van INEA toegevoegd. Iets minder dan 15 jaar na het Bosman-arrest stellen we vast dat in vier van de vijf grote Europese competities het aantal buitenlanders per competitie ongeveer is verdubbeld. Enkel Spanje vertoont een kleinere stijging ten opzichte van 1995-1996. Tegenover 1998-1999 tekende zich 26
Dat het aantal buitenlandse spelers in de Engelse competitie reeds ten tijde van het Bosman-arrest hoog was, was vooral het gevolg van de succesvolle transfer van de Fransman Eric Cantona in 1991 van Nîmes naar Leeds en later naar Manchester United. Deze transfer “seems to have been particularly influential in raising awareness within the traditionally insular British game of the kind of contribution gifted overseas players might be capable of bringing” (Dobson & Goddard, 2001: 96). Toch had ook het Bosman-arrest een enorm effect op de netto-transferuitgaven van de Engelse voetbalclubs. Waar men in 1995 samen 'maar' 36 miljoen pond uitgaf aan buitenlandse spelers, bedroeg dit getal in 1999 al 140 miljoen (Dobson & Goddard, 2001). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
42
daar zelfs een achteruitgang af. Door gebrek aan ruimte en tijd gaan we hier echter niet in op deze evolutie.
Het INEA maakte ook een berekening voor de twintig belangrijkste competities samen. Dit onafhankelijk instituut becijferde begin 2009 dat 56.3% van de spelers in deze Europese voetbalcompetities buitenlanders waren (INEA, 2009: 7)27.
Deze evolutie vastgesteld, gingen er de afgelopen jaren nogal wat stemmen op die deze ontwikkeling als negatief percipieerden voor de identificatie van supporters met hun team. In deze hele discussie tekenen er zich duidelijk twee tegenovergestelde kampen af.
Het ene kamp hecht veel belang aan de nationaliteit van de spelers en hun link met de locatie van de club. Michel Platini, die in zijn eigen voetbalcarrière driemaal tot Europees voetballer van het jaar werd verkozen, is zo iemand. De man die in 2007 tot UEFA-voorzitter werd verkozen, vroeg zich in 2004 luidop af of het “okay [is] that there are a dozen Africans playing for Beveren, in Belgium”. Hij ging zelfs nog verder: “I mean, why do they still call themselves “Beveren”? Why do they still play in Belgium”? (Fifa.com, 31 maart 2004). Ook FIFA-voorzitter Blatter stoort zich aan deze ontwikkeling. Om die reden pleitte hij dan ook voor de invoering van een nieuwe 6+5-regel (zie infra). Ten slotte betreurt ook voetbaljournalist François Colin (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli) deze evolutie. Hij verwijt het de voetbalorganisaties dat ze niet vroeger hebben ingezien dat er iets schorde aan hun regels. “Daardoor kon het Hof van Justitie niet anders dan deze regels vernietigen. Hierdoor bestaan er op dit moment clubs die met elf buitenlanders spelen. Ik vind dit een slechte evolutie in het voetbal”, aldus Colin. Zij die deze kwestie op bovenstaande wijze benaderen, doen dit op een volgens Hilson (2008) ethno-culturele wijze.
Aan de andere kant zijn er mensen die vooral de loyaliteit aan de club en aan het shirt vooropstellen, en niet zozeer de nationaliteit van de speler. Hilson (2008) heeft het in deze context over een “civic nationalist frame”. Volgens de Advocaat-Generaal in het Bosmanproces, Carl Otto Lenz, “the „great majority‟ of fans adopt the latter view, being „more interested in the success of their club than in the composition of the team‟” (Hilson, 2008: 197). Hilson, die een onderzoek deed naar de gevolgen van Europees beleid op het identiteitsgevoel bij de burger, gaat hier verder op in: “The question therefore remains whether Bosman has produced a clash with sub-national identities. It would appear not. [...] there had for some time, pre-Bosman, been a move away from employing local players 27
INEA is een instituut dat, op vraag van de FIFA, onderzoek deed naar de complementariteit van de 6+5-regel met het gemeenschapsrecht. Verder in deze paper daar meer over. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
43
towards more nationally composed club sides. This did not seem to have dented local identities and thus employing foreign players should not impact negatively on local identity either”. Deze laatste vaststelling is een belangrijk argument die de stellingen van o.a. Platini en Blatter falsifiëren.
Hilson staaft zijn mening niet enkel met citaten van o.a. Lenz. Hij haalt ook een Schots onderzoek28 aan uit 1997, waaruit blijkt dat 70% van de bevraagde fans van de Schotse topclub Glasgow Rangers tegen de vroegere restricties op het aantal op te stellen/te contracteren buitenlanders waren. Zij vonden goede prestaties van hun team belangrijker dan een bepaald aantal Schotten in de basisopstelling.
Ook Van den Bogaert verdedigt de stelling dat de nationaliteit van een speler niet ter zake doet voor het identificatieproces van supporters met hun club, wanneer hij het Bosman-arrest bespreekt in zijn Practical Regulation of the Mobility of Sportsmen in the EU Post Bosman. Hij staaft dit ook met een voorbeeld: “Francesco Totti, born and bred in the popular quarter of Testaccio in the eternal city, will always take a special place in the hearts of the tifosi of AS Roma, but for the rest, the fans do not really care all that much whether it is Montella from Tuscany, Cassano from Puglia or Batistuta from Argentina who partners their captain in attack. Each of them enjoys the affection and the admiration of the crowd” (Van den Bogaert, 2005: 372). De auteur gaat zelfs nog verder; hij schrijft dat het vaak het geval is dat buitenlandse spelers meer geliefd zijn dan de autochtonen, aangezien ze vaak een sleutelrol in het elftal hebben. “The legendary side of AC Milan that conquered first Italy and subsequently Europe and the rest of the world in the eighties [...] was a collection of extremely skilful Italians, but the undisputed stars of the team, who constituted the cherry on the pie, were the three Dutchmen Gullit, Rijkaard and Van Basten” (Van den Bogaert, 2005: 373).
Echter, bij deze stellingname maakt de hierboven geciteerde wel de kanttekening dat deze medaille een keerzijde heeft: fans spreiden immers vaak een grotere tolerantie tentoon ten opzichte van lokale spelers. In het algemeen zouden ze het minder accepteren dat buitenlandse spelers middelmatig of zelfs ronduit slecht presteren. Deze stelling werd vorig seizoen ook geïllustreerd bij Sporting Lokeren, een bovengemiddelde Belgische eersteklasseclub. Toen de prestaties afgelopen seizoen ronduit slecht waren (men kon maar nipt de degradatie naar tweede klasse vermijden), hoonden de supporters de vele buitenlandse 28
Meer details over het onderzoek zijn te vinden in Scotland, Football and Identities: The National Team and Club Sides van H. Moorhouse, gepubliceerd in Football and Regional Identity in Europe. Dit boek werd samengesteld door S. Gehrmann in 1997. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
44
spelers, die de seizoenen ervoor excelleerden, weg. Deze houding werd perfect in de verf gezet toen de supporters Kilian Overmeire, een van de weinige Belgen in het basiselftal, als Speler van het seizoen verkozen, terwijl hij volgens kenners net een uitermate zwak seizoen had gespeeld.
In tegenstelling tot andere auteurs erkent Roche (2001: 89) wel dat de objectieve connectie tussen een club en zijn gemeenschap na het Bosman-arrest danig wordt ondermijnd. Maar, concludeert hij enigszins verrast, “ironically (and surprisingly, given the capacity of football fans in all countries for myopic parochialism), the symbolic identifications of local fans with these new cosmopolitanized clubs and of the clubs with their host cities seem to have often intensified in spite of this”.
Na het Bosman-arrest werd er niet enkel gewaarschuwd voor de negatieve effecten op de subnationale identiteit – dus de link tussen supporter en club; Bosman zou ook een negatieve impact hebben op de nationale identiteit en dus op de link tussen de supporter en zijn of haar nationale elftal. Ook deze stelling wordt door Hilson (2008) verworpen: eerst bekijkt hij de mogelijke indirecte invloed op de nationale elftallen van het arrest uit 1995. Lidstaten met rijke competities, die hoge spelersalarissen kunnen betalen, hadden de vrees dat de zogenaamde home grown players, spelers opgeleid in eigen land, geen kans meer zouden krijgen om op het hoogste niveau te spelen. Hierdoor zou er te weinig keuze zijn voor de selectieheer van de nationale ploeg en dat wou men ten allen prijze vermijden. Deze vrees werd echter weggewuifd door Advocaat-Generaal Lenz, die stelde dat er geen aanwijzingen waren dat de invoer van buitenlandse spelers zo groot zou zijn dat de in eigen land opgeleide spelers geen kans meer zouden krijgen.
Ook Hilson (2008: 198) weerlegt die vrees verder door erop te wijzen dat het Engeland, hoewel er daar heel veel buitenlanders spelen, op het WK in 2006 één van hun beste teams ooit afvaardigde29. Het argument gaat ook niet op in relatie tot financieel zwakkere competities, zoals de Franse en de Deense, die netto-uitvoerders zijn van spelers. Hun clubs kunnen eventueel verzwakt zijn als gevolg van het Bosman-arrest; hierdoor profiteert het nationale team “from the exposure to top quality football their nomadic players receive in other Member States”. In dit kader moet men ook de uitspraak van de Nederlandse bondscoach Bert Van Marwijk zien, die in de aanloop naar het wereldkampioenschap, dat Oranje net niet won, nog zei dat de beste Nederlandse spelers de vaderlandse competitie moesten ontvluchten om beter te 29
Ook in 2010, op het WK in Zuid-Afrika, werd deze stelling herhaald. Jammergenoeg voor de Engelsen, konden zij op beide tornooien de hooggespannen verwachtingen niet inlossen. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
45
worden30.
Ten tweede, valt het volgens Hilson (2008: 198) op, dat tijdens wedstrijden op het EK of WK “the identification of some fans with their national teams has been weakened as a result of divided loyalties with the national teams in which players in their club side feature”. Daarbij doelt hij o.a. op fans van Arsenal die in een wedstrijd tussen Engeland en Frankrijk eerder voor Frankrijk zouden supporteren dan voor Engeland, omdat bij Arsenal heel wat Franse spelers speelden. Maar Hilson (2008: 199) haast zich om deze stelling meteen te nuanceren: “Nevertheless, this point has to be placed in perspective. Most clubs have few foreign players of the same nationality. And even with clubs like Arsenal, divided loyalties would only have been felt in matches against France; even then, it is unlikely that many English Arsenal fans would truly have wanted France to win”. Hilsons conclusie luidt dan ook als volgt: “While it cannot be said that Bosman has had no effect on national identity, neither is the evidence of such a clash unequivocal. It is thus no surprise to find that, although bodies such as UEFA and FIFA have sought a cultural exception from the free movement rules for sport in the form of a binding Protocol, such requests have so far been unsuccessful”.
Ook de econoom Stefan Késenne (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli) heeft een mening over het identiteitsdebat in het voetbal. Kort – maar relatief krachtig – verwerpt hij het argument dat clubs in hun transferbeleid rekening houden met de link tussen (nieuwe) spelers en de lokaliteit: “die identiteit waar men altijd naar verwijst, daar geloof ik niet veel van. Als ze een speler voor veel geld kunnen verkopen, dan doen ze het. Dan zijn ze helemaal niet meer bezorgd om de identiteit van de club. Maar nu de spelers zelf gaan beslissen waar ze gaan spelen, beginnen ze ineens over identiteit te schreeuwen. Ik vind dat een beetje huichelachtig”. De huidige commercieel directeur van Club Brugge, Patrick Orlans, reageert genuanceerd op de uitspraken van Késenne. “Identiteit is tot op zekere hoogte belangrijk, maar het economische aspect speelt uiteraard ook mee. Belgische en andere Europese spelers zijn gewoon te duur. Daarom kochten we bij Lokeren, toen ik daar werkte, zo veel Afrikanen. Soms is dat een noodzaak om te kunnen overleven”, aldus Orlans (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli).
30
Van Marwijk zei in een interview met het NRC Handelsblad, na de Europese uitschakeling van Twente, Ajax en PSV, het volgende: “Onlangs bezocht ik op zondagmiddag in Amsterdam Ajax-AZ en ‟s avonds in Milaan de derby tussen AC Milan en Inter. Een wereld van verschil. Goed dat onze toptalenten naar het buitenland gaan. Daar worden ze beter” (NRC Handelsblad, 27 februari). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
46
Gegeven bovenstaande analyse, concluderen we dat ondanks de vastgestelde grote stijging van het aantal buitenlandse spelers in alle competities, dit waarschijnlijk niet al te grote gevolgen heeft gehad op de identificatie van supporters met hun club en al zeker niet met hun nationale elftal.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
47
7.3. Gevolgen op de afgesloten contracten tussen clubs en spelers Naast het aantal buitenlanders per club, zou het Bosman-arrest ook gevolgen gehad hebben op de spelerscontracten. De algemene verwachting was dat deze in duur zouden vergroten en dat de salarissen zouden verhogen. In wat volgt gaan we op beide deelaspecten één voor één in.
7.3.1. Duur van de contracten Om te voorkomen dat ze snel einde-contract zouden zijn (en vervolgens gratis zouden vertrekken), begonnen clubs spelers systematisch vast te leggen voor een langere tijd3132. Hoewel exacte cijfers tot op heden niet werden gepubliceerd (ook de Profliga wou ze niet vrijgeven), duidt iedere analist dit aan als een zekerheid. Patrick Orlans (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli), die achtereenvolgens commercieel directeur was bij Eendracht Aalst, Sporting Lokeren en op dit moment werkzaam is bij Club Brugge, noemde dit “een logisch gevolg van het Bosman-arrest”. Késenne (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli) duidde de langere duur van de spelerscontracten zelfs aan als “het enige directe gevolg van de afschaffing van het transfersysteem”.
Uiteraard brengt deze evolutie een zeker risico met zich mee; stel dat een speler onder de verwachtingen presteert en men hem voor lange duur heeft vastgelegd, dan is dat een serieuze financiële aderlating als men hem niet verkocht krijgt. Bernt Frick (2006: 491) bevestigt deze eerder gevoelsmatig geponeerde stelling vanuit wetenschappelijke hoek: “these long-term contracts, however, may not be beneficial to the clubs, because the players' performance decreases considerably after having signed such a contract and returns to its previous level 31
32
Soms gebeurt het zelfs dat een club het contract van een speler automatisch verlengt, hoewel hij eigenlijk weinig of niet opgesteld wordt en men hem liever kwijt dan rijk is. Dit gebeurde onlangs nog bij Sporting Lokeren, een Belgische eersteklasseclub. Twee jaar geleden kocht men een Israëlische topspeler, Omer Golan, voor een recordbedrag van 1 miljoen euro. Nooit betaalde Lokeren zoveel geld voor een speler. De speler tekende een contract voor twee jaar, met optie voor twee extra jaren. (Deze 'optie' houdt in dat een club automatisch het contract kan verlengen, zonder dat de speler daar toestemming voor moet geven). Toen onlangs zijn contract dreigde af te lopen, lichtte Lokeren de optie waardoor hij twee jaar extra aan de club verbonden blijft. Belangrijk is in deze dat de speler enorm onder de verwachtingen bleef. Hierdoor wil Lokeren de speler eigenlijk verkopen. Het was dus enkel om te vermijden dat hij gratis de club zou verlaten, dat de Wase club de speler langer aan zich bond. "Toen hij bijtekende tot de zomer van 2014 gaf Standard haar woord dat hij deze zomer bij een goed bod mocht vertrekken. We zijn zo ver. Dieu heeft de club drie jaar lang grote diensten bewezen, nu is het tijd om hem een dienst te bewijzen". Aan het woord is de zaakwaarnemer van Dieumerci Mbokani, op dat moment speler van Standard en gegeerd door verschillende clubs uit grotere competities. Hij verlengde zijn contract, enkel en alleen opdat Standard een transfersom voor hem zou kunnen vragen wanneer hij de club verlaat. Ondertussen heeft hij inderdaad de club verlaten. Mbokani trok voor 6 à 7 miljoen euro naar het Franse Monaco (sporza.be, 29 juli 2010). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
48
only in the last season before the contract expires”.
Het gevolg van de langere contracten is ook dat spelers veel meer worden verkocht vooraleer hun contract afloopt. Af en toe gebeurt het dat wanneer spelers einde-contract zijn, ze door hun club onder druk worden gezet om hun contract te verlengen. Wanneer ze dan niet ingaan op de vraag van de club om langer te blijven, worden ze prompt uit het elftal gehouden of – erger nog – naar de B-kern verwezen. Hierdoor ondervinden ze een financieel verlies (geen wedstrijdpremies meer én hun marktwaarde daalt) en ze verliezen wedstrijdritme en zullen dus in de nabije toekomst minder goed presteren. Een mooi voorbeeld is dat van Davy De Beule, een speler die werd opgeleid door Sporting Lokeren33. Een jaar voordat zijn contract afliep (en hij dus gratis zou kunnen vertrekken), stelde de voorzitter van de club hem een contractverlenging voor. Toen de speler dit weigerde, besliste de club om hem niet verder op te stellen. Daarop verbrak de talentrijke speler zijn contract en vroeg hij om vrij verklaard te worden door de Belgische voetbalbond KBVB. Toen de voetbalbond dit laatste weigerde, trok De Beule naar de rechter en won in beroep de zaak. Zo was hij vrij om naar gelijk welke club te verhuizen. Des te pijnlijker werd het voor Lokeren toen De Beule AA Gent, dé aartsrivaal, uitkoos als nieuwe club. Toen we aan Patrick Orlans (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli), destijds commercieel manager bij Lokeren, vroegen om terug te blikken op die periode, reageerde hij nuchter: “ik wil uiteraard mijn ex-voorzitter niet afvallen, maar het arbeidsrecht heeft toen zijn werk gedaan. Je mag niet iemand verbieden zijn job uit te voeren”.
7.3.2. Loonevolutie Toen in Engeland in 1961 het maximumloon voor professionele voetbalspelers en in 1963 het 'retain-and-transfer system' werd afgeschaft (zie supra), schoten de lonen van de topspelers de lucht in. Het wekelijkse loon van Johnny Haynes, de toenmalige kapitein van Fulham en Engeland, steeg met maar liefst 400% tot 100 pond. De redenen om het maximumloon te laten voor wat het was, waren tweeledig: enerzijds was er economische groei, waardoor de spelers hogere lonen eisten, anderzijds waren er veel vermoedens en ook enkele bewijzen van illegale betalingen. Vooral deze laatste ontwikkeling ondergroef het doel van het hele systeem (Dobson & Goddard, 2001). Zoals net geïllustreerd met Johnny Haynes, leidde niet enkel het opheffen van het
33
We zouden ook Alin Stoica, een Roemeens talent dat door Anderlecht werd opgeleid, als voorbeeld kunnen geven. De voorzitter van Anderlecht was destijds een enorme fan was van de jonge Roemeen. “Maar toen hij geen nieuw contract wou tekenen, noemde men hem ineens een moeilijke jongen” (Késenne, 2010). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
49
maximumloon maar ook een – zij het minieme – vrijmaking van de (nationale) spelersmarkt tot hogere lonen34. Overigens stegen ook de lonen in de VS nadat daar reeds in de jaren '70 de zogenaamde reserve clause werd vervangen door een systeem van free agency (S. Késenne, persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli).
Nadat het Bosman-arrest, dat leidde tot de gehele vrijmaking van de EU-spelersmarkt, werd uitgesproken, waarschuwden velen dat de lonen uit de pan zouden gaan rijzen. We zullen hier nagaan of die eventuele stijging zich wel heeft voorgedaan, en indien ja, of dat het exclusieve gevolg is van het Bosman-arrest.
Tijdens dit masterproefonderzoek werd geen enkele auteur gevonden die het niet eens was met de stelling dat de lonen zijn gestegen; o.a. Dejonghe (2008), Késenne (2006), d'Oliveira (1997), Lago (2006) en Dobson en Goddard (2001) stellen vast dat sinds 1995, toen het Bosman-arrest werd uitgesproken, de spelerssalarissen flink zijn gestegen. Ook het Europees Parlement (2007: 5) stelde deze evolutie vast in haar Verslag over de toekomst van het beroepsvoetbal in Europa.
In onderstaande grafiek kan men vaststellen dat de lonen sinds het seizoen 1995/1996 in alle Big Five-landen exponentieel zijn gestegen.
Ontwikkeling loonmassa in Big Five-landen tussen seizoenen 95/96 en 03/04.
Bron: Dejonghe (2005: 11).
34
Met de minieme vrijmaking bedoelen we de opheffing van het reeds genoemde 'retain-and-transfer'systeem, wat ervoor zorgde dat clubs konden weigeren om een speler te transfereren, ook al was hij einde-contract. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
50
Professor Késenne (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli) voegt er aan toe dat ook de salarissen in de Belgische competitie, kort na Bosman, tot 35% de hoogte waren ingegaan. Hij houdt zich dan ook niet in om “de kortzichtige redenering die die mensen maakten” te veroordelen. In hoofdstuk 10 gaan we echter dieper in op deze kwestie, waar we een oplossing (comform het Europees recht) zoeken om de financiële problemen waar het Europese voetbal op dit ogenblik mee te kampen heeft, op te lossen.
Hoewel alle auteurs de opwaartse loonontwikkeling vaststellen, maakt men bijna allemaal wel een of andere kanttekening bij deze evolutie.
Zo stellen zowel Moorhouse (1999b), d'Oliveira (1997), Dobson en Goddard (2001) als Platts (2007) vast dat het vooral de topspelers zijn die hun salaris fors zagen stijgen. Volgens laatstgenoemde werden in 2007 sommige spelers meer dan 100.000 pond per week betaald3536. Aan dit salaris moeten vaak nog bijkomende verdiensten worden toegevoegd, zoals inkomsten uit reclamespots en merchandising (Platts, 2007: 10).
Een andere kritische noot valt te horen ten opzichte van de causale relatie tussen Bosman en de positieve loonontwikkeling. Dat de lonen zijn gestegen, is overduidelijk. Echter, dat dit het rechtstreekse en exclusieve gevolg zou zijn van het door het Hof van Justitie uitgesproken arrest; daar is meer discussie over. Onder andere Stefan Késenne (2006: 639) wijst erop dat niet enkel de vrijmaking van de spelersmarkt, maar vooral de hogere inkomsten uit tv-gelden en merchandising van grote invloed zijn geweest op de hoogte van de salarissen. Onderstaande grafiek, die Frick betrekt in zijn analyse van het Duitse voetbal, toont duidelijk de enorme stijging aan van de inkomsten uit tv-gelden, alsook uit advertising. Ook de stijging van de inkomsten uit toegangskaartjes is significant.
35 36
100.000 pond is ongeveer 120.000 euro waard. (Wisselkoers van 14 juli 2010). Na het WK verkaste de Ivoriaan Yaya Touré van Barcelona naar Manchester City. Hij zou voortaan de duurste speler in de Engelse Premier League worden. Volgens News of the World zou hij per week 225.000 euro gaan verdienen (Voetbalkrant.com, 5 juli 2010). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
51
Evolutie van de inkomsten van de Duitse Bundesligaclubs. Bron: Frick (2006: 490).
Zoals men uit de grafiek kan aflezen zijn sinds 1995, op een periode van vijf jaar, de inkomsten uit tv-gelden meer dan verdrievoudigd. Daarmee is het aandeel van de tv-gelden veel groter geworden in het totaalpakket aan inkomsten van de Duitse voetbalclubs. Waar in het seizoen 1995/1996 het aandeel van de inkomsten uit tv-gelden nog 41% was, steeg dit in 2000/2001 tot 64,5% van het totaal aan inkomsten. Deze ontwikkeling werd ook door het Europees Parlement opgemerkt. In het verslag dat het in 2007 maakte over de toekomst van het voetbal in Europa, namen de Europese volksvertegenwoordigers in overweging “dat het groeiende aandeel van inkomsten uit uitzendrechten in de algehele inkomsten van de clubs het beginsel van een evenwichtige competitie tussen clubs uit verschillende landen ondergraaft, voor zover bedoelde inkomsten grotendeels worden bepaald door de omvang van de nationale omroepmarkten” (Europees Parlement, 2007: 5). Verderop in deze paper gaan we in op het onevenwicht dat sinds het Bosman-arrest is ontstaan tussen de verschillende competities in Europa. Het weze hier reeds aangegeven dat de grote verschillen in de inkomsten uit tvgelden in dat kader een grote rol spelen.
Ook Dobson en Goddard (2001: 96) wijzen ten gevolge hiervan op het, volgens hen, beperkte oorzakelijk verband tussen het Bosman-arrest en de loonevolutie: “Bosman has clearly Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
52
assisted some individuals, especially star players, to capture more of the large surpluses that are being generated from sources such as television and merchandising. It seems likely, however, that high wage inflation would have occured in any case (as it did before 1995) as a consequence of the popular revival football has enjoyed during the 1990s”. Het meest veelzeggende zinnetje kwam misschien wel van Szymanski (1999: 144). Boven een grafiek die weergeeft dat de lonen in de Premier League tussen 1994 (een jaar voor) en 1996 (een jaar na het Bosman-arrest) met 48% waren gestegen, poneerde hij dat “most of these changes may have little to do with the Bosman judgement itself”.
Ter conclusie is het moeilijk om een eenduidige evaluatie te maken over de hypothese dat de lonen, uitbetaald door de Europese voetbalclubs, zijn gestegen na het Bosman-arrest en dat er ook een oorzakelijk verband bewezen is. Dat de lonen gestegen zijn, staat buiten keif. Dat deze ontwikkeling vooral ten voordele van de sterspelers was, falsifieert de hypothese niet. Het is eerder een specificatie. Het probleem met betrekking tot dit deelonderzoek situeert zich vooral bij de eventuele causaliteit. Er werd onvoldoende aangetoond dat de stijging van de lonen het rechstreeks gevolg was van het in deze masterproef onderzochte arrest. Anderzijds is er ook geen sluitend bewijs dat Bosman helemaal geen invloed zou gehad hebben op de loonontwikkeling. Bovenstaande analyse in het achterhoofd, besluiten we dan ook dat het Bosman-arrest wel degelijk invloed heeft gehad op de vastgestelde loonontwikkeling, maar is het onduidelijk in welke mate. We moeten immers ook de andere reeds genoemde invloeden op de loonevolutie, zoals stijgende tv- en merchandisinginkomsten, in acht nemen.
Tot slot geven we nog een quote mee van d'Oliveira (1997: 1064), die zich kort na het Bosman-arrest zorgen maakte over de toekomst van het voetbal. “One may question the ability of the market in this sector to uphold this level of payment, and ask oneself whether the liberal market ideology will not kill the competition in its present form”.
We beantwoorden deze vraag in hoofdstuk tien van deze masterproef, waar op de financiële problemen van de Europese (top)voetbalclubs ingaan.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
53
7.4. Gevolgen op de transfersommen Doordat spelers aan het einde van hun contract, sinds het Bosman-arrest, gratis kunnen vertrekken, zouden clubs niet meer bereid zijn om nog veel te betalen voor een speler die nog onder contract ligt. Immers, enkele jaren later kan men hem toch gratis contracteren. Hier wordt onderzocht of deze in brede middens uitgesproken verwachting ook realiteit is geworden.
Wat betreft de gevolgen van het Bosman-arrest op de transfersommen die betaald werden door de voetbalclubs in Europa, is er niet echt sprake van eenduidigheid in de literatuur. Késenne (2006: 639) gaf vier jaar geleden aan dat, in tegenstelling tot wat men had verwacht, de transfersommen zijn gestegen. Ook Wladimir Andreff (2006: 326) beschreef het proces van stijgende transfersommen. Hij had het over een “fully-fledged global, and primarily European, market for talent emerged on which prices skyrocketed”.
Toch lijkt het erop dat niet alle spelers duurder werden. Vooral de kleine clubs in de lagere reeksen werden het slachtoffer van het Europese arrest. Zo moest o.a. de kleine Engelse club Hereford aanvaarden dat het League Transfer Tribunal, net na Bosman, de waarde van één van hun spelers schatte op 42.500 pond, terwijl deze club voor het arrest maar liefst 200.000 pond voor de speler eiste. Het is dan ook geen wonder dat de manager van de club zich “staggered and gob-smacked” voelde (Szymanski, 1999: 133).
Van den Bogaert (2005) stelt dan weer dat de transfergelden aanvankelijk stegen, om erna sterk te dalen. Hij haalt daarbij de sommen aan die betaald werden voor Batistuta (37,5 miljoen), Crespo (57,5 miljoen) en de Portugees Luis Figo (62,5 miljoen)37. Volgens dezelfde Van den Bogaert daalden na die korte, gekke periode de transfersommen echter aanzienlijk. Terwijl Real Madrid in 2001 nog 70 miljoen betaalde voor Zinedine Zidane, legde men twee jaar later maar 35 miljoen op tafel voor Beckham, “by far the world's most commercialised player”.
Hoewel Van den Bogaert dus ingaat tegen de stellingen van Késenne en Andreff, strookt zijn visie niet met het nieuws dat de voetbalwereld in de zomer van 2009 deed opkijken. Op het moment dat Van den Bogaert zijn boek publiceerde, in 2005, was het grootste bedrag dat ooit betaald werd voor een voetbalspeler 70 miljoen euro (Zinedine Zidane, zie supra). Dit record werd echter in de zomer van 2009 verbroken toen opnieuw Real Madrid met Cristiano 37
Uiteraard zijn alle bedragen in euro uitgedrukt. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
54
Ronaldo van Manchester United aan de haal ging voor maar liefst 93 miljoen euro.
Uiteraard zijn deze transfers uitschieters, net zoals het voorbeeld van de Engelse speler die ineens ongeveer vijf keer minder waar was; men zou dus kunnen argumenteren dat ze niet representatief zijn voor de hele voetbalwereld. Aangezien in deze stelling zeker een grond van waarheid zit, is het goed dat we wat dieper ingaan op de gegevens die verstrekt werden door Frick (2006: 493) i.v.m. de Duitse Bundesliga.
Hieronder ziet men een grafiek die de gemiddelde transfersommen weergeeft, uitgegeven in Duitse mark, die de clubs doorheen de afgelopen decennia betaald hebben voor een speler. Wanneer men enkel rekening zou houden met de cijfers in de eerste kolom, die àlle transfers in ogenschouw neemt, zou men eerder tot de conclusie komen dat het Bosman-arrest totaal geen invloed heeft gehad op de evolutie van de transfersommen. Men zou dan concluderen dat de transfersommen al sinds jaar en dag in stijgende zin evolueren en dat dit zelfs meer het geval was voor het arrest dan erna.
We moeten ons in dit onderzoek echter niet focussen op de eerste, maar wel op de tweede kolom. Deze tweede kolom sluit immers de free transfers, die na het Bosman-arrest mogelijk waren, uit. Aangezien er bij een vrije transfer geen transfergeld aan te pas komt, lijkt het ons onzinnig om deze nieuwe soort transfers in rekening te nemen bij het bepalen van de transfersomevolutie. Wanneer we ingaan op deze evolutie in de Duitse competitie, dan zien we dat het arrest wel degelijk een grote invloed heeft gehad op het betaalgedrag van de Duitse clubs. Waar men tussen de seizoenen 1985/1986 en 1989/1990 gemiddeld 618.440 DM neertelde voor een speler, werd dat de volgende vijf seizoenen (van 1990/1991 tot 1994/1995) gemiddeld 1.064.040 DM. We noteren hier een stijging van 72%. Een vergelijking tussen de gemiddelde uitgaven voor een speler in de vijf seizoenen voor het Bosman-arrest met de vijf seizoenen erna (van 1996/1997 tot 2000/2001) biedt een serieuze steun voor de stellingen van Késenne en Andreff (zie supra). We stellen immers vast dat men in de jaren na Bosman gemiddeld 128% meer betaalde voor een speler dan in de vijf jaar ervoor. Waar men de vijf seizoenen voor het arrest nog 1.064.040 DM uitgaf, werd dat de vijf seizoenen erna gemiddeld 2.428.380 DM. Hoewel de tabel aantoont dat de transfergelden door de jaren heen (ook voor het Bosman-arrest) een stijgende lijn vertoonden, zijn we hier geneigd om de forste stijging van 128% minstens voor een deel toe te schrijven aan de befaamde beslissing van het Europees Hof van Justitie in 1995.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
55
Gemiddelde transfersommen betaald door Duitse clubs. Het is uiteraard moeilijk om op basis van literatuurstudie en een eigen berekening van de Duitse Bundesliga-uitgaven38 te concluderen of de transfersommen al dan niet gestegen zijn, laat staan om het effect van het Bosman-arrest in deze evolutie te ontwarren. Toch lijkt het erop dat de hypothese dat de transfersommen na Bosman gedaald zijn, fout is. Initieel dacht men immers dat er veel spelers via een vrije transfer hun club zouden verlaten. O.a. Patrick Orlans (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli) geeft aan dat dit een fout uitgangspunt was. Volgens hem zijn de grote spelers nooit einde-contract. Ofwel worden ze voor het aflopen ervan verkocht, ofwel verlengen ze hun contract opdat men niet transfervrij kan vertrekken. Hoewel we er ons van bewust zijn dat het zonder de beschikbaarheid van concrete cijfers moeilijk concluderen is, nemen we hier aan dat de transfersommen gestegen zijn, al is het onduidelijk in welke mate en op welke manier het Bosman-arrest daar invloed op heeft gehad. 38
Ook wat betreft de evolutie in de transfersommen wou de Belgische Profliga geen gegevens verstrekken. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
56
8. De toekomst van het professionele voetbal in Europa. Hoe de huidige problemen in het voetbal oplossen op een manier die verenigbaar is met het Europees recht en met de rechtspraak uit het verleden? 8.1. Probleemstelling en formulering deelvragen Het Bosman-arrest, stijgende inkomsten voor voetbalclubs en tegelijkertijd het ontbreken van een incentive tot goed financieel management bij diezelfde clubs, hebben tot twee grote problemen geleid die vandaag zowel de voetbal- als de politieke wereld bezighouden.
Enerzijds stelt men, 15 jaar na Bosman, een groot onevenwicht vast tussen de grote en de kleine nationale competities. Daarnaast is er ook een grotere kloof ontstaan binnen competities: de eigenlijke strijd om het kampioenschap beperkt zich in veel landen tot maximum twee à drie clubs. Anderzijds stapelden heel wat voetbalclubs het laatste decennium schulden op. Daardoor staken financiële problemen de kop op, met competitievervalsing en soms faillisementen tot gevolg.
Hieronder gaan we op beide negatieve ontwikkelingen dieper in. Afzonderlijk wordt elk probleem eerst toegelicht. Aansluitend worden enkele vaak geopperde voorstellen ter oplossing van die problemen uiteengezet. Ten slotte gaan we telkens na of deze of gene voorstellen politiek en juridisch haalbaar zijn. We zullen ons m.a.w. de vraag stellen “indien deze regel zou ingevoerd worden, hoe zou het Hof van Justitie dan oordelen als haar dat gevraagd wordt”? Aangezien het antwoord op deze laatste vraag uiteraard steeds gedeeltelijk speculatief is, gaan we na wat de overige Europese instellingen reeds hebben verklaard over het behandelde onderwerp. Daarbij zal vooral uitgekeken worden naar de reacties van het Europees Parlement en van de Europese Commissie, omdat beide instellingen tot nu toe het meest actief zijn geweest met betrekking tot deze kwesties39.
De problematiek ingeleid, komen we aldus bij het echte onderzoek dat in deze masterproef wordt uitgevoerd. De onderzoeksvraag, die kan worden afgeleid uit bovenstaande probleemstelling, luidt dan ook als volgt: Hoe de huidige problemen in het voetbal oplossen
39
Mede doordat de bevoegdheid Sport maar sinds 1 december 2009 een verdragsbasis heeft, is er in de Raad van Ministers nog geen concrete actie ondernomen wat sport betreft. Enig te vermelden feit is het EU Sports Forum, dat een eerste keer werd georganiseerd door de Commissie in het Franse Biarritz, eind 2008. Tegelijk organiseerde het Franse voorzitterschap een informele Raad van Sportministers. Dit initiatief kreeg in april 2009 navolging toen in Madrid een tweede sportforum werd georganiseerd (http://ec.europa.eu/sport). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
57
op een manier die verenigbaar is met het Europees recht en met de rechtspraak uit het verleden?
Zoals hierboven werd uiteengezet, distilleren we twee problemen voortkomend uit het Bosman-arrest (en uit andere ontwikkelingen). Deze twee problemen leiden – logischerwijs – dan ook tot twee onderzoeksdeelvragen.
De eerste deelvraag luidt als volgt: hoe kan het evenwicht tussen en binnenin de Europese voetbalcompetities hersteld worden? De tweede vraag die in deze masterproef onderzocht wordt is de volgende: welke maatregelen kan men nemen opdat voetbalclubs binnen de huidige concurrentiesituatie een financieel gezond beleid gaan voeren?
In hoofdstukken negen en tien worden respectievelijk de eerste en de tweede vraag in hun context geplaatst en vervolgens beantwoord.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
58
9. Hoe kan het evenwicht tussen en binnenin de Europese voetbalcompetities hersteld worden? 9.1. Context In hoofdstuk negen werd onderzocht wat de implicaties van het Bosman-arrest zijn geweest op de spelerscontracten, de transfersommen en het aantal buitenlanders per club. Deze variabelen werden elk geïsoleerd van elkaar belicht. Daarbij werd echter ook rekening gehouden met ontwikkelingen die niet rechtstreeks gerelateerd waren aan het arrest van het Hof van Justitie. We onthouden onder andere dat er meer professionalisering in het voetbal kwam. Ook de steeds verderschrijdende globalisering is nooit ver weg als mogelijke verklaring voor wijzingingen in de Europese Unie, bijvoorbeeld wat betreft migratie. Daarnaast werd voetbal sinds de jaren '90 ook populairder en stegen de investeringen van de media in het voetbal exponentieel.
De Belgische econoom Stefan Késenne beschreef in The Organization of European Football and the Competitive Balance within and between Nations zeer helder de paradox tussen de door het Bosman-arrest geliberaliseerde topsportersarbeidsmarkt en de nog steeds nationaal georganiseerde productmarkt (de competities). Hierdoor onstond er een ware vlucht van talentrijke spelers van de kleinere naar de grotere competities (de Big Five genoemd), omdat daar zowel de spelkwaliteit als de salarissen beter zijn. Dit zorgde voor een steeds groter onevenwicht tussen deze competities, waardoor het op Europees niveau (in de Champions League en de Europa League) voor een club uit een kleinere competitie quasi onmogelijk is geworden om nog te winnen van een club uit een van de grote kampioenschappen. Késennes vaststelling wordt hieronder gestaafd met een grafiek die per jaar weergeeft hoeveel clubs uit hetzij de Big Five, hetzij uit een andere competitie, de kwartfinales van de Champions League haalden40.
40
De keuze voor de kwartfinale van de Champions League als maatstaf voor succes is uiteraard een arbitraire beslissing. Niettemin geeft deze maatstaf goed weer of een club er in de grootste Europese competitie in slaagt om een aantal andere Europese clubs te verslaan en zodoende tot bij de laatste acht te geraken. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
59
Aantal clubs uit Big Five of andere competitie die kwartfinales Champions League halen. Bron: eigen berekening op basis van cijfers op www.uefa.com.
Op het eerste zicht zou men op basis van bovenstaande grafiek concluderen dat het Bosmanarrest een enorm negatief effect heeft gehad op de prestaties van clubs uit de competities uit de categorie andere, zeg maar de kleinere Europese clubkampioenschappen. Immers, vanaf het seizoen 1997/1998 werden de kleine landen maar door één club meer vertegenwoordigd in de kwartfinales van de Champions League (met uitzondering van het seizoen 1998/1999). Voor het seizoen 1997/1998 waren er telkens drie of zelfs vier clubs uit kleinere landen die zich bij de laatste acht wisten te scharen.
Hoewel ook Dejonghe en Van Opstal (2008), twee doorgewinterde economen, deze variabele gebruiken om succes in de Champions League (en het competitief evenwicht tussen de competities) te meten, moet men heel voorzichtig zijn om causale gevolgen te trekken uit bovenstaande cijfers. In 1997 wijzigde UEFA immers de regels met betrekking tot deelname aan de Champions League. Vanaf het seizoen 1997/1998 werd afgeweken van het concept dat enkel landskampioenen en de titelverdediger mee mochten doen. In concreto betekende dit dat ook de tweede en eventueel de derde van de grote competities meestreden om de beker met de grote oren41. Het is dus onduidelijk of het dalende aantal succesvolle clubs uit de 41
Niet toevallig zien we dat er in datzelfde seizoen drie Duitse clubs opduiken in de kwartfinales. Hierbij niet enkel de Duitse kampioen Bayern München en de titelverdediger Borussia Dortmund, maar ook de club die een jaar voordien vice-kampioen was geworden in de Duitse Bundesliga, Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
60
kleinere competities een gevolg is van het Bosman-arrest, dan wel van de gewijzigde voorwaarden tot deelname.
Késenne gelooft in ieder geval dat dit arrest de belangrijkste oorzaak is voor de divergentie tussen de grote en de kleine competities. Hij duidt aan dat de nog steeds nationaal georganiseerde productmarkt tot grote verschillen in inkomsten leidt tussen de verschillende competities in Europa. De econoom staaft zijn stelling met een voorbeeld, waarbij hij Anderlecht en FC Liverpool met elkaar vergelijkt. Het budget van Liverpool is volgens Késenne (2005: 6) zeven keer groter dan dat van Anderlecht, omdat de nationale markt waarin Liverpool opereert (Engeland) vijf keer zo groot is dan diegene waarin Anderlecht speelt (België). Trudo Dejonghe treedt hem hierin bij door te stellen dat “clubs als SC Anderlecht en FC Brugge, die in de jaren 70-80 op Europees vlak goed presteerden werden/worden “gestraft” omdat ze zich in de kleine markt België bevinden” (Dejonghe, 2005: 6). François Colin (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli), al jaren een invloedrijk voetbaljournalist, treedt beide economen bij in hun analyse. In een interview haalt hij echter een andere specifieke ontwikkeling aan die volgens hem dé oorzaak is geweest voor het grotere onevenwicht, namelijk de liberalisering van de Europese televisiemarkt 42. Deze ontwikkeling, die zich gelijktijdig met het Bosman-arrest voltrok, heeft er volgens hem voor gezorgd dat de verschillen tussen de inkomsten uit televisiecontracten tussen de grote en de kleine landen enorm groot zijn geworden. De Belgische en Nederlandse topclubs, die in veel kleinere nationale markten opereren, ontvangen nog geen 10% van wat de clubs in de toplanden ontvangen. Enigszins gefrustreerd stelde Patrick Orlans (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli) het nog concreter: “Club Brugge, een Belgische topclub, krijgt vier miljoen euro aan tv-gelden; Valenciennes, een middelmatige Franse club, ontvangt 22 miljoen. Tja, dan ben je snel uitgepraat natuurlijk”.
Ten gevolge van bovenstaande ontwikkeling (een vlucht van voetbaltalent van kleine naar grote competities, die tegelijkertijd meer geld verdienden door de gestegen tv-inkomsten en zo weer betere spelers konden kopen) is de spanning in vele Europese wedstrijden onbestaande; op termijn kan dit de toekomst van het voetbal op Europees niveau bedreigen, aangezien de uncertainty of outcome verdwijnt. En laat dat nu net dé hefboom zijn voor het
42
Bayer Leverkusen. Na deze liberalisering zorgden private tv-stations en betaalzenders voor een opbod rond voetbalrechten. Vooral in de grote voetbalmarkten zorgde dat voor een enorme groei aan inkomsten. De kleinschaligheid van de Belgische markt speelde het lokale voetbal parten. De tv-contracten kunnen niet tippen aan die van de grote landen, waardoor de kloof met de rijkere voetballanden nog groter is geworden. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
61
trekken van aandacht van zowel supporters als mediaconcerns.
Men stelt echter niet enkel grotere onevenwichten tussen de Big Five en de overige competities vast; zoals enkele Europese Parlementsleden hebben voorspeld (zie supra), werden ook binnen competities de verschillen groter. Vaak zijn er maar twee à drie teams die echt kans maken om zich tot kampioen te kronen.
Zowel Késenne (2005) als Colin
(persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli) wijzen er echter op dat deze ontwikkeling het gevolg is van de gestegen inkomsten voor de Champions League-deelnemers en niet van het Bosman-arrest. Ook op nationaal niveau komt de onvoorspelbaarheid van de uitkomst dus in het gedrang, wat op termijn “will kill off a lot of the interest in football, [...] Sadly, predictability is evident everywhere [...] We are seeing a perpetual elite emerging everywhere”, trekt Lars-Christer Olsson van de UEFA aan de alarmbel (The Observer, 21 mei 2006).
Het mag duidelijk zijn dat er omwille van dit tweeledig probleem al talloze voorstellen werden gelanceerd ter bevordering van het evenwicht in het voetbal. Hieronder lichten we de twee belangrijkste eruit: opnieuw een (relatieve) beperking op de spelersarbeidsmarkt invoeren, of de productmarkt (gedeeltelijk) openen. Zoals reeds hoger aangegeven wordt ook de (mogelijke) reactie van de Europese instanties weergegeven.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
62
9.2. Onderzoek 9.2.1. Opnieuw een beperking op de spelersarbeidsmarkt invoeren De geliberaliseerde spelersmarkt leidde, samen met enkele andere ontwikkelingen, tot een grotere kloof tussen de kleine en de grote competities. Ook binnen competities ontstond er, door de enorme inkomsten uit de Champions League voor een handvol clubs, een groot onevenwicht. Ter oplossing van beide problemen wordt vaak een herinvoering voorgesteld van een beperking op de spelersarbeidsmarkt. Vaak wordt ook het identiteitsargument, dat in 7.2. werd behandeld, uit de mouw geschud om dergelijke maatregel te rechtvaardigen. Achtereenvolgens worden de home grown-regel en de 6+5-regel behandeld.
a) Home grown-regel
In 2005 werd door de Europese voetbalbond UEFA een regel aangenomen die clubs verplichtte een minimum aantal in eigen club of eigen land opgeleide spelers in de A-kern op te nemen. Jaarlijks evolueerde deze regel, zodat in het seizoen 2008-2009 de verplichting bestond om minimum vier in de eigen club en vier in het eigen land opgeleide spelers een plaatsje in de A-kern, die bestaat uit 25 spelers, te geven. De regels gelden enkel voor de Europese competities, maar UEFA suggereerde dat de nationale bonden dezelfde regels kon implementeren (Vermeersch, 2009: 408). Onder andere de Belgische competitie heeft deze regel gewoon overgenomen.
Het verschil tussen deze home grown-regel en de door Bosman verboden regel op de nationaliteitsrestricties (zoals de 3+2-regel), is dat in het eerste geval lokale spelers bevoordeeld worden, waar vroeger buitenlanders benadeeld werden. Of deze regel uiteindelijk de toets van het Europees Hof van Justitie zal doorstaan, is een vraag die we straks behandelen. In ieder geval reageren de Europese Commissie en Parlement ditmaal positief, in tegenstelling tot de periode voor het Bosman-arrest. De Commissie verklaarde in 2007, in haar Witboek Sport, het volgende: “Regels die bepalen dat teams mede uit een bepaald aantal lokaal opgeleide spelers moeten bestaan, kunnen verenigbaar zijn met de Verdragsbepalingen inzake het vrij verkeer van personen als ze niet tot directe discriminatie op grond van nationaliteit leiden en als de eventuele indirecte discriminatie die eruit voorvloeit (sic), gerechtvaardigd kan worden als zijnde evenredig met een legitieme doelstelling die wordt nagestreefd, zoals het versterken en beschermen van de opleiding en
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
63
ontwikkeling van jonge getalenteerde spelers” (Europese Commissie, 2007a: 6). Ook het Europees Parlement steunt ditmaal openlijk de intenties van UEFA “om het opleiden van jonge spelers te bevorderen door in de ploeg van een profclub een minimum aantal in het land van de desbetreffende club opgeleide spelers verplicht te stellen en door de omvang van de ploegen aan een limiet te binden” en “is van mening dat deze stimuleringsmaatregelen proportioneel zijn en doet een beroep op de profclubs om dit voorschrift strikt toe te passen” (Europees Parlement, 2007: 9).
Hoewel de Commissie en het Parlement dus positief staan tegenover de huidige ontwikkelingen, is het uiteindelijk – als er een aanklacht volgt – het Hof van Justitie dat zal bepalen of de home grown-regel te verzoenen valt met het EU-recht. Dat die aanklacht er komt, daar is Stefan Késenne zeker van. Op relatief korte termijn zal er volgens hem een club of een speler een rechtszaak beginnen, argumenterend dat deze regel in strijd is met het vrij verkeer van werknemers. Bosman in acht genomen, maakt men dan een grote kans om die zaak te winnen en deze regel naar de geschiedenisboeken te verwijzen, aldus Késenne (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli). Ook An Vermeersch (2009: 415) twijfelt er aan of de regel de potentiële juridische toets zal doorstaan. Volgens haar is het “uiterst betwijfelbaar of de home grown-regel in overeenstemming is met het communautair recht”. Want, gaat ze voort, “de regel belemmert niet alleen de markttoegang, maar vormt tevens een indirecte discriminatie43”. Ook Melchior Wathelet (2008: 61-62), rechter bij het Europees Hof van Justitie van 1995 tot 2003, is van mening dat de UEFA-regel een indirecte discriminatie inhoudt. Hij vindt het bijgevolg zeer “risky” om deze regel niet te vernietigen, aangezien het volgens hem gewoon “a positivised and 'restyled' version of the nationality clause” is. Ivo Belet44 (2008: 88) stelt dat in de afweging of de hier besproken regel al dan niet juridisch houdbaar is, alles staat of valt met hoe men proportioneel interpreteert: “what constitutes 'proportionate' cannot be set in stone”, zo stelt de christen-democraat. Daaraan toevoegend vraagt hij zich af of het nodig is “to pursue a case all the way to the Court of Justice to find out if a rule is legitimate or not”. Hoewel de vraag eerder retorisch is, antwoordt Belet er zelf op: “Surely it must be possible to take a political decision on this matter”.
43
44
De indirecte discriminatie vloeit onvermijdelijk voort uit het feit dat het makkelijker is voor, bijvoorbeeld, een jonge Belg om toegang te verkrijgen tot de opleidingsfaciliteiten van een Belgische club, dan voor een speler uit een andere EU-lidstaat, simpelweg omdat er meer Belgen dan buitenlanders in België wonen. Ivo Belet is een gezaghebbende stem wat betreft deze dossiers in het Europees Parlement. Hij was immers rapporteur van het Verslag over de toekomst van het beroepsvoetbal in Europa. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
64
Hoewel zowel Késenne als Vermeersch denken dat deze regel onverenigbaar is met het gemeenschapsrecht, gaat UEFA, gesteund door Commissie en Parlement, door met de regel. Toch krijgen ze geen carte blanche van de Europese Unie. De Europese Commissie (2008a) stelde immers dat ze “in order to be able to assess the concrete impact of the UEFA rule regarding the free movement of workers, the Commission will conduct a new analysis in 2012”.
Minder geïnteresseerd in de juridische kant van de zaak, focuste de voetbaljournalist François Colin vooral op de sportieve effectiviteit van de regel. Hij maakte in samen met de auteur van deze masterproef een simpele rekensom: de verplichting om minimum acht home grownspelers in een kern van 25 op te nemen, betekent dat er zeventien spelers niet home grown kunnen zijn. Te weten dat voetbal nog steeds met elf wordt gespeeld, is de kans dus groot dat de in eigen club of eigen land opgeleide spelers vooral de bank of – erger nog – de tribune warm zullen houden. Om deze laatste reden ziet Colin dan ook meer heil in een variant van de hieronder besproken 6+5-regel (F. Colin, persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli).
b) 6+5-regel
Om de toekomst van het internationale voetbal te redden, kwam ook FIFA met een nieuwe regel op de proppen. De zogenaamde 6+5-regel betekende simpelweg dat een team met minstens zes spelers aan de wedstrijd moet starten die kunnen geselecteerd worden voor het nationale elftal van het land waarin de club gelokaliseerd is. Logischerwijs volgde hier uit dat er maximum vijf buitenlanders aan de aftrap mogen komen.
Dit FIFA-voorstel voor de beperking van het aantal buitenlanders per club werd door voorzitter Sepp Blatter omwille van verschillende redenen verdedigd. Ten eerste zou het goed zijn voor de identiteit van de clubs. Immers, "over the years and decades, by signing more and more foreign players, clubs have gradually lost their identity [...] as in some cases all players hail from abroad or even from a different continent” (FIFA, 2008). Daarnaast wou Blatter ongedaan maken dat “only two or three teams play for the league title and all others are fighting against relegation".
Met deze regel ging de FIFA in tegen UEFA's home grown-regel (zie supra). Het grote verschil tussen het FIFA-voorstel en de ondertussen geïmplementeerde UEFA-regel is dat in het eerste voorstel er gediscrimineerd wordt op basis van nationaliteit; het gaat dus in tegen de regels op het vrij verkeer van personen. Om die reden was het voorstel van Blatter onhaalbaar Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
65
binnen de Europese Unie. Dit laatste werd duidelijk toen het Europees Parlement op 8 mei 2008 een resolutie aannam die onder meer de 6+5-regel neersabelde. Tegelijkertijd werd er fijntjes meegedeeld dat de home grown-regel wel door de beugel kan. Het Europeees Parlement “roept de lidstaten en sportorganisaties op geen nieuwe regels in te voeren die leiden tot discriminatie op grond van nationaliteit (zoals de 6 + 5-regel op voorstel van de FIFA, in tegenstelling tot de evenrediger en niet-discriminerende UEFA-regeling voor spelers van eigen bodem)” (Europees Parlement, 2008).
FIFA negeerde echter de resolutie van het Europees halfrond, toen haar congres eind mei 2008 de regel goedkeurde. De Engelse krant The Independent (31 mei 2008) plaatste wel meteen de kanttekening dat “Blatter faces an uphill struggle in the face of all evidence”. Dat Blatter een te steile berg trachtte te beklimmen, bleek al enkele dagen voor het FIFA-congres. Commissaris voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken Vladimír Špidla had toen al verklaard dat hij “een rode kaart” gaf aan de 6+5-regel. Hij vervolgde zijn betoog, dat aan duidelijkheid niets te wensen overliet: “Professional football players are workers, therefore the principle of nondiscrimination and the right to free movement apply to them. The Bosman case was very clear on this issue. The 6+5 rule would constitute direct discrimination on the basis of nationality, which is unacceptable to the Commission. If Member States allowed the application of the 6+5 rule they would be in breach of the Treaty and the Commission would have to take the Member States to court” (Europese Commissie, 2008a). Niettemin ging de FIFA door. Zo liet ze het Institute for European Affairs (INEA), een onafhankelijk45 onderzoeksinstituut, onderzoeken of de 6+5-regel al dan niet in te passen viel in het gemeenschapsrecht. Op 26 februari 2009 stelde INEA haar Expert Opinion on the Compatibility of the “6+5 Rule” with European Community Law voor. Daarin komen de vijf experten die werden aangesteld tot de conclusie dat de “'6+5 Rule' currently pursued by FIFA can be implemented in line with European Community law (INEA, 2009: 7). Dezelfde dag stuurde Sepp Blatter nog de wereld in dat "this study confirms that we are not breaching European law in defending the 6+5 rule” (FIFA, 2009).
Daarna bleef het, althans aan de oppervlakte, windstil over het dossier. Toch valt het niet uit te sluiten dat er ook in deze periode contacten zijn geweest tussen bijvoorbeeld de Europese Commissie en de FIFA over de regel tot beperking van het aantal buitenlanders in de basisopstelling. In het actieplan “Pierre De Coubertin”, dat als annex werd toegevoegd aan het Witboek Sport in 2007, werd de strijd tegen discriminatie gebaseerd op nationaliteit in alle 45
Om haar onafhankelijkheid te onderstrepen stelden de experts in de inleiding van hun rapport dat “The expert opinion is prepared without preconceived notions as to the result as our client FIFA has no supervisory authority” (INEA, 2009: 3). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
66
sporten ingeschreven als actiepunt 39. In het implementatierapport dat de Commissie in april 2010 presenteerde, duidde men de verwezenlijking van dit voornemen aan als “a permanent priority and part of the ongoing structured dialogue with sport stakeholders. Repeated contacts with FIFA and other football organisations about "6+5"” (Europese Commissie, 2010: 8).
Op 21 juli 2009 verklaarde Blatter dat FIFA aan het wachten was op de Europese politieke ontwikkelingen. Pas vanaf dat het Verdrag van Lissabon in werking zou treden, kon de FIFA proberen de gewenste 6+5-regeling te realiseren. In dat Verdrag is namelijk afgesproken dat sport niet alleen een economische, maar ook een sociale en culturele activiteit is. Blatter verwachtte dat dit de deur zou open zetten voor de 6+5-regel (voetbalzone.nl, 21 juli 2010). Begin september kwam er nog een opvallend signaal uit Brazilië. Daar maakte niemand minder dan president Lula zich zorgen over de toekomst van de Braziliaanse voetbalcompetitie. “Binnenkort moet ik op tv kijken naar matchen in Kazachstan. Twintig jaar geleden had Brazilië nog de sterkste competitie”, stelde hij (www.voetbalbelgie.be, 4 september 2009). Hij riep de FIFA op om snel werk te maken van de 6+5-regeling, waardoor de Europese clubs minder Brazilianen zouden kunnen aantrekken.
Op 10 juni 2010, aan de vooravond van het WK in Zuid-Afrika, maakte FIFA bekend dat ze haar plannen had geschrapt om de 6+5-regel in te voeren. Wat uiteindelijk de doorslag heeft gegeven om het voorstel in te trekken, werd aan de buitenwereld niet meegedeeld. Ook de sportredactie van de Britse nationale televisiezender kwam niet verder dan “BBC Sport understands the European Commission said such a proposal would contravene EU labour laws” (www.bbc.co.uk, 10 juni 2010). Dit laatste had de Commissie echter al meerdere malen verklaard. Wat was nu de aanleiding voor het intrekken van dit voorstel? In een interview met de auteur van deze masterproef, klapte Michel D'Hooghe (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli) daarover uit de biecht. D'Hooghe, die al jaren lid is van het uitvoerend comité van de FIFA, verklaarde dat de organisatie intern al een tijd verdeeld was over de 6+5-regel. De bron van verdeeldheid was de twijfel of de regel wel in overeenstemming zou zijn met de EUwetgeving. De FIFA-koers in dit dossier werd volgens D'Hooghe enkele jaren beïnvloed door een naaste medewerker van voorzitter Blatter. De man, die de FIFA vertegenwoordigde bij informele contacten met de Europese Commissie, was er immers zeker van dat de 6+5-regel wél aanvaard zou worden door de Europese Unie. Toen FIFA uiteindelijk tot het inzicht kwam dat het een verloren strijd zou worden, stuurde men de man de laan uit. Deze beslissing, die uit vrees voor een negatieve beslissing van het Hof van Justitie werd gemaakt, werd onmiddelijk gevolgd door een koerswijziging: voortaan zou men het spoor van Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
67
Michel Platini gaan volgen. FIFA zal afwachten hoe de situatie in de EU evolueert, aldus nog steeds Michel D'Hooghe. Hij verwacht immers dat de Europese Commissie en de UEFA “nog een serieus robbertje zullen vechten” wanneer de UEFA de home grown-regel zal gaan opleggen aan haar nationale voetbalcompetities. Tot op heden geldt deze verplichting, zoals eerder vermeld, enkel voor de Europese competities. “Als het in Europa lukt, dan zal meneer Blatter proberen om de home grown-regel wereldwijd te introduceren. Maar ik zit lang genoeg in de voetbalwereld om te weten dat dit nog heel lang zal duren”.
9.2.2. De productmarkt (gedeeltelijk) openen Met het eerder vage economische begrip productmarkt, bedoelen we in deze masterproef uiteraard de markt van competities en wedstrijd. Die markt is op dit moment nog steeds nationaal georganiseerd. Sommigen, zoals Késenne, roepen dan ook op om deze markt volledig vrij te maken. Aldus zou er een voetbalcompetitie op Europees niveau ontstaan, los van de Champions League. Een minder verregaand voorstel is om deze markt gedeeltelijk te openen, via de organisatie van regionale competities. Beide potentiële maatregelen worden hieronder besproken.
a) Volledige vrijmaking van de productmarkt
Professor sporteconomie Stefan Késenne (2005) opperde het idee om de nationaal georganiseerde productmarkten open te breken reeds een vijftal jaar geleden. Volgens hem leidt een vrijgemaakte spelersmarkt gecombineerd met nationaal georganiseerde competities immers automatisch tot financiële problemen (zie infra) en een groter competitief onevenwicht. En aangezien hij geen voorstander is van maatregelen die de spelersmarkt minder vrij maken, zoekt hij alle heil in een Europese voetbalcompetitie. Die zou uit verschillende divisies bestaan boven de nationale competities. Teams die in deze laatste competitie kampioen worden, promoveren dan naar het Europese niveau en verlaten aldus hun nationale competitie. Uiteraard degraderen er dan tegelijkertijd clubs van de Europese competitie naar hun nationaal kampioenschap. Dit zou twee belangrijke gevolgen hebben. Ten eerste zou de competitieve balans tussen de topclubs in de Europese competitie meer gelijk worden dan voorheen (omdat alle clubs dan toegang hebben tot dezelfde (tv-)markt); ten tweede – en minstens even belangrijk – zouden ook de nationale competities, na het vertrek van de topclubs naar de Europese competitie, meer in balans geraken.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
68
Op het einde van de jaren '90 hebben de rijkste Europese clubs al eens openlijk nagedacht om een Europese competitie op te zetten, zoals de Amerikaanse Major League. Késenne (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli) legt uit dat de UEFA “daar als de dood voor was, want dat zou hun Champions League degraderen tot een tweederangscompetitie. Zodoende zou UEFA ook veel macht en prestige verliezen”. De UEFA slaagde er echter in om dit plan af te wenden, weliswaar door twee zware toegevingen te doen aan de grote clubs. Ten eerste begon men een andere verdeelsleutel te gebruiken voor de verdeling van het prijzengeld. Voortaan zou dit geld niet enkel meer toegekend worden op basis van sportieve prestatie, maar vooral op basis van de grootte van de nationale tv-markt. Dit leidde tot een absurde situatie toen FC Porto een vijftal jaar geleden de Champions League won: de Portugese club ontving immers minder prijzengeld dan de verliezende finalist Liverpool. Daarnaast gaf de Europese voetbalbond ook toe op een ander punt: het aantal deelnemers aan het kampioenenbal werd vergroot, waardoor er meer clubs uit de grote competities konden deelnemen46. Het spreekt voor zich dat beide ontwikkelingen het onevenwicht tussen de grote en kleine competities enkel vergroot hebben.
Hoewel Késennes voorstel eind jaren 90' nog werd vermeden door een grote UEFAreddingsboei, is de econoom er zeker van dat zijn plan in de toekomst gerealiseerd zal worden. Toch verwacht hij dat zowel de grote clubs uit de Big Five-landen de afschaffing van de Champions League zullen tegenwerken alsook de UEFA (zie supra). De reden waarom clubs zoals Real Madrid, Bayern München en Chelsea geen verandering willen, is simpel: ze geloven dat ze meer geld zullen incasseren door in hun rijk nationaal kampioenschap te blijven, aangevuld met wat sommigen “de jackpot” noemen; de inkomsten uit de UEFA Champions League (Késenne, 2010). Hieronder geven we een tabel weer die aanduidt wat het aandeel is van de Champions League-inkomsten op de totale omzet. Daaruit blijkt dat, gemiddeld genomen, deze clubs 16% van hun inkomsten uit de deelname aan het kampioenenbal genereren.
46
Later werd dit aantal nog vergroot. Waar men in 1997 de regels wijzigde van 1 deelnemer per land (plus eventueel de titelverdediger) naar twee deelnemers per land (plus eventueel de titelverdediger), spelen er op dit moment zelfs vier clubs uit de grote competities mee. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
69
Bron: Deloitte (2010: 30).
Toch legt de econoom zich daar niet bij neer; volgens hem moet de Europese Commissie optreden: “it is the responsibility of the European Commission to stop the tendency of the richest clubs to monopolize the football industry in Europe. It is the responsibility of the European Commission to continue its efforts to establish an open common market in Europe, also in sports business” (Késenne, 2005: 20). In een interview voegt Késenne (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli) daar aan toe dat het “spijtig [is] dat Karel Van Miert er niet meer is. Die zou dit soort zaken niet toestaan. Hij was vrij strikt en eiste de toepassing van de Europese wetgeving, ook voor voetbalclubs. [...] Neelie Kroes was wat slapper dan Van Miert”.
Zoals hierboven reeds vermeld, is Késenne ervan overtuigd dat de productmarkt zich in de toekomst toch zal openen. “Ik weet niet of ik het zelf nog zal meemaken, maar die Europese competitie komt er sowieso. De Europese eenmaking is niet tegen te houden en de voetbalwereld zal daar niet aan ontsnappen. Zo wordt, na verloop van tijd, een Europese competitie onafwendbaar”, aldus de invloedrijke sporteconoom die de Europese integratie klaarblijkelijk vanuit een neofunctionalistisch perspectief bekijkt.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
70
Késenne gaat zelfs nog verder wanneer hij herinneringen ophaalt uit een face-to-facegesprek met Stefan Szymanski, volgens hem “een van de beste sporteconomen ter wereld”. Deze laatste loste een waarschuwend schot voor de boeg: “als we niet snel beginnen denken in de richting van een Europese competitie, dan wordt de Engelse Premier League de Europese competitie. Dat is immers het sterkste en rijkste kampioenschap. Na verloop van tijd gaan clubs uit andere landen kandideren om ook in de Premier League mee te spelen, wat men niet kan tegenhouden”, zou Stefan Szymanski tegen Késenne gezegd hebben. Antwoordend op de vraag of dat wel juridisch haalbaar is, stelt Késenne dat deze mogelijke ontwikkeling veel verzet zal oproepen bij de UEFA en de overige clubs. “Maar als er één club naar het Hof van Justitie stapt, dan wint men dat, want er bestaat vrij verkeer van kapitaal, arbeid, goederen en diensten. Men kan simpelweg niet beletten dat Bayern München zijn club verplaatst naar Engeland en daar in de Premier League meespeelt”. Ivo Belet (2008: 89) ging summier in op bovenstaande voorspelling van Szymanski, stellende dat ze “totally divorced from reality [is] and [that it] disregards the social context of football as an event”. Aangezien er op dit moment totaal geen aanwijzingen zijn dat bijvoorbeeld Bayern München in Engeland zou willen gaan voetballen, gaan we ook niet in op de vraag of deze mogelijke ontwikkeling conform het Europees recht is. Wel zullen we nagaan of een volledige opening van de productmarkt mogelijk is. Deze vraag zullen we echter pas beantwoorden na de bespreking van de minder verregaande optie m.b.t. het openen van de productmarkt; het opstarten van regionale competities.
b) Regionale competities opstarten
Tussen het meest verregaande voorstel (het volledig openen van de productmarkt, met een Europese competitie), en de situatie zoals ze op dit moment is (een volledig gesloten productmarkt), ligt er een tussenoplossing: de vorming van een regionale competitie. In België kennen we allemaal het voorstel tot vorming van een Bene-liga. Toch werden er reeds eerder pogingen – of waren het brainstormsessies? – gedaan om tot een regionale competitie te komen.
Het eerste serieuze voorstel om een regionale competitie te creëren, kwam er in 2001. Harry Van Raaij, de toenmalige voorzitter van PSV Eindhoven, deed toen zijn plan uit de doeken voor een Atlantic League; de grote clubs uit de wat Dejonghe en Van Opstal (2008: 12) “stepping stone leagues” noemen (België, Nederland, Schotland en Portugal) zouden hun nationale competitie verlaten en tegen elkaar gaan voetballen. Het doel recht voor ogen, presenteerde Van Raaij de toekomst als volgt: doordat de kwaliteit van de nieuwe competitie Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
71
hoger zou zijn dan in de nationale competities, zouden de clubs betere spelers kunnen aantrekken. Hierdoor zou de kwaliteit opnieuw de hoogte in schieten. Op die manier zou de Atlantic League in de mogelijkheid verkeren om een televisiecontract in de wacht te slepen dat gelijkaardig aan dat van de Big Five-kampioenschappen zou zijn. “Suddenly, the Big Five would become six” (Marcotti, 2006).
De UEFA, die het overkoepelend orgaan is van de nationale voetbalassociaties, verwierp dit voorstel; de Europese voetbalbond argumenteerde dat de zaak-Bosman geen effect had op het evenwicht tussen de verschillende competities en aldus niet mocht leiden tot regionale competities (Dejonghe & Van Opstal, 2008: 13). Volgens Marcotti (2006) was de Europese voetbalbond vooral bang dat deze regionale competitie “could foreshadow the feared independent breakaway European Superleague”. De hierboven geciteerde Italiaanse sportjournalist denkt echter dat de introductie van meerdere regionale competities (met o.a. een Balkan League en een Oriental League) juist zou helpen om de macht in het Europese voetbal te verdelen, “making it more difficult for the big boys in England, Spain and Italy to lord it”. Ook François Colin ziet wel wat in het idee van meerdere regionale voetbalcompetities. Daarbij ziet hij naast een Scandinavische, een Zuid-West-Europese en een Zuid-Oost-Europese competitie ook een Bene-liga verrijzen. De Bene-liga is een voorstel dat – vooral in België – al jaren over de tong gaat als dé oplossing om de kloof met de grotere competities kleiner te maken. Het zou de beste Belgische en Nederlandse clubs in één kampioenschap onderdompelen. Késenne (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli) klasseerde deze liga altijd als een goede opstap naar een grotere Europese markt (zie supra). Het zou de (tv-)markt van beide landen in ieder geval vergroten tot 26 miljoen mensen, waardoor “de Belgische en Nederlandse topclubs weer [zouden] kunnen meespreken in de Champions League”. Dejonghe en Van Opstal (2008: 13) stellen echter dat “this 'phantom' [...] has never been taken serious”. Niettemin, zo beoordelen beide
Vlaamse
economen,
zou
deze
Belgisch-Nederlandse
competitie
beter
de
bekommernissen van lokale inbedding en identiteit in acht nemen dan de geografisch verspreide en cultureel hybride Atlantic League.
Met grote waarschijnlijkheid heeft men deze optie nooit serieus onderzocht omdat, zoals Marcotti vermeldt, de UEFA dit soort plannen in het verleden steeds heeft afgewezen. Nu er met het aantreden van Michel Platini een nieuwe wind waait binnen de Europese voetbalfederatie, is het plan om een Bene-liga te vormen geen fictie meer, aldus François Colin (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli). Sterker nog: volgens de voetbaljournalist is de vorming van deze nieuwe competitie op korte termijn haalbaar. “De UEFA vertrekt onder Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
72
Platini vanuit een totaal andere uitgangssituatie. Platini beseft dat dit de enige manier is om de inkomsten van deze nationale competities, die dan eigenlijk regionale competities zijn, terug op een niveau te brengen dat gelijkaardig is met dat van de vijf grote competities”. Toen Patrick Orlans (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli), reeds twintig jaar commercieel manager bij verschillende Belgische eerste klasseclubs, in een interview geconfronteerd werd met Colins optimisme, reageerde hij schamper. “De Bene-liga is een goed voorstel, maar het is niet haalbaar. Meer heb ik daar niet over te zeggen”.
De mening van de UEFA hebben we hierboven reeds aan bod laten komen. Maar wat vinden de Europese instanties eigenlijk van voorstellen om de productmarkt te openen? Het Witboek Sport, dat in 2007 door de Europese Commissie werd gepresenteerd, slaagt erin om met heel weinig woorden heel duidelijk te zijn. In een pagina over het Specifieke karakter van sport vermeldt de Commissie (2007a: 13) onder andere dat “de organisatie van sport op nationale basis” daar een essentieel onderdeel van uitmaakt. Meteen gooit men de deur dicht voor de organisatie van regionale of Europese voetbalcompetities.
Dat er ooit een Bene- of andere regionale liga zal gevormd worden, valt dus te betwijfelen, gezien het track record van zowel de Commissie als het Parlement wat betreft hun (dreiging met) afdwinging van het gemeenschapsrecht via het Hof van Justitie. Dejonghe en Van Opstal (2008: 13) concluderen dan ook dat het Europese professionele voetbal “shall probably evolve towards a closed product market with limitations on the openness of the labour market”.
We willen de lezer niet onthouden dat er enkele jaren geleden een poging is ondernomen om een Scandinavische competitie in elkaar te boksen, de Royal League. Deze competitie, waaraan twaalf clubs uit Denemarken, Noorwegen en Zweden deelnamen, werd drie keer georganiseerd, waarna ze in de financiële problemen kwam. Men slaagde er niet in om een nieuw tv-contract in de wacht te slepen (www.svd.se, 11 december 2007). De belangrijkste reden hiervoor was dat de interesse bij het grote publiek reeds na een paar wedstrijden wegebde. Dit was dan weer het gevolg van de opstellingen van bijna alle teams: men speelde nooit met zijn basiself, omdat er prijzengeld, prestige, noch een Champions League-ticket aan de competitiewinst vastzat47.
47
Tegenover deze regionale competitie, die weliswaar niet boven maar naast de nationale competities werd georganiseerd, stond de UEFA zeer positief (in tegenstelling tot de voorstellen betreffende Atlantic League destijds). Het betrof volgens de Europese koepel immers niet meer dan een initiatief dat de Scandinavische spelers actief zou houden tijdens de wintermaanden (UEFA, 2004). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
73
9.3. Deelconclusie
Hoe kan het evenwicht tussen en binnenin de Europese voetbalcompetities hersteld worden? Dat was de onderzoeksdeelvraag waar we hierboven hebben getracht om een antwoord op te formumleren. Om deze kloof tussen en binnen competities te verkleinen, werden enerzijds voorstellen gedaan om de spelersarbeidsmarkt opnieuw te beperken; anderzijds bestaan er voorstanders om de markt van het voetbalproduct (de wedstrijden) open te breken.
De optie om de spelersarbeidsmarkt opnieuw wat minder vrij te maken, wordt een moeilijk noot om kraken. FIFA's 6+5-regel werd in ieder geval afgevoerd omwille van de directe discriminatie op basis van nationaliteit. Dat deze regel niet stand zou houden wanneer hij geconfronteerd zou worden met de rechters van het Europees Hof, begrijpt het kleinste kind. Wat betreft de minder verregaande home grown-maatregel, is het onduidelijk wat de toekomst zal brengen. Hoewel de Commissie en het Parlement de regel steunen omwille van haar proportioneel karakter, valt niet uit te sluiten dat deze regel in de toekomst alsnog vernietigd wordt door het Hof. Het is dus, besluitend, onduidelijk of een nieuwe beperking op de arbeidsmarkt van spelers juridisch mogelijk is om het evenwicht tussen en binnen de competities te herstellen.
Daarnaast lijken ook de voorstellen om naast nationale ook regionale of zelfs Europese competities te organiseren, moeilijk uitvoerbaar. Hoewel Colin en Késenne geloven dat respectievelijk de Bene-liga op korte termijn en een echte Europese competitie op lange termijn kunnen gerealiseerd worden, hebben we hier vandaag geen aanwijzingen voor. De voorstellen voor de vorming van regionale competities maken in ieder geval meer kans dan de Europese competitie, aangezien eerstgenoemd voorstel op steun van UEFA kunnen rekenen. Beide voorstellen tot vrijmaking van de voetbalproductmarkt botsen echter met het Witboek Sport dat de Europese Commissie in 2007 gepubliceerd heeft. Er zijn aldus geen aanwijzingen dat deze voorstellen veel politieke steun (zullen) krijgen. Concluderend houden we hier, de voorspellingen van Colin en Késenne in het achterhoofd, een slag om de arm: we zien niet meteen ontwikkelingen die erop wijzen dat de vorming van een regionale – laat staan een Europese – competitie voor morgen is. Toch sluiten we ook niet uit dat die er op een dag zal komen, met als doel de verkleining van de kloof binnen en tussen de voetbalcompetities in Europa.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
74
10. Welke maatregelen kan men nemen opdat voetbalclubs binnen de huidige concurrentiesituatie een gezond financieel beleid voeren? “You have clubs now where the turnover is €200m-300m [...] and they still make a loss. This is very unhealthy, and stupid. You would never be able to run any other business like that. The clubs seem to have a planning horizon of minus 10 days; we at Uefa prefer a financial plan for six years”. Lars-Christer Olsson (2006), UEFA-Directeur van 2003 tot 2007.
10.1. Context Er gaat geen half jaar voorbij of er wordt in de pers gewag gemaakt van de financieel benarde situatie waarin vooral de Europese voetbalclubs zijn terechtgekomen. Zo kopte de Sporzawebsite op 14 juli 2010 “Barcelona krijgt een lening van 155 miljoen”. De Catalaanse club was de afgelopen twee seizoenen de meest succesvolle club van Europa, met onder andere de winst van twee opeenvolgende Spaanse kampioenschappen alsook winst in de Champions League van 2008-2009. Hoewel dit veel inkomsten opleverde, gaf de club nog meer uit. Hierdoor kwam de club in de zomer van 2010 in de problemen: om de lonen van de spelers uit te kunnen betalen, moest men gaan lenen. Twee dagen later werd de diepe ziekte in de voetbalwereld pas echt treffend aangetoond. “Barcelona laat het geld al opnieuw rollen”, was immers het nieuws van de dag. Minder dan 48 uur nadat het nieuws van de lening was bekendgemaakt, gaf men 10 miljoen euro uit om een speler te kopen (Sporza.be, 16 juli 2010).
Hoewel de inkomsten van de Europese eersteklasseclubs de afgelopen vijftien jaar enorm zijn gestegen, werd zo mogelijk nog meer uitgegeven. In 2008, bijvoorbeeld, stegen de inkomsten van de Europese clubs met vijf procent; de kosten groeiden echter negen procent aan (UEFA, 2009b). Dit zorgde voor een gezamenlijk verlies bij de Europese topclubs van 578 miljoen euro, die werd toegevoegd aan de 5,5 miljard euro schuld die ze al meetorsten (europarl.europa.eu, 4 juni 2010). Dit resulteerde in een situatie waarbij vele teams hun sportief succes bouwden op een steeds groter wordende schuldenberg. De aanleiding hiervoor was o.a. het Bosman-arrest, maar de oorzaak is het streven van de clubs naar sportief succes, in plaats van naar winst (zie infra).
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
75
Het Bosman-arrest zelf en de gevolgen daarvan werden reeds uitgebreid uiteengezet. Hier raken we slechts nog eens aan dat het arrest tot een vrijmaking van de spelersmarkt in de EU heeft geleid. Hierdoor werd én de spelersmarkt groter én wijzigde de machtsverhouding tussen spelers en clubs. Dit zorgde ervoor dat “win maximizing teams lost their power and ended up with financial problems because of an inter and intra league competition combined with policies aiming at short term success” (Dejonghe & Van Opstal, 2008: 5).
Het onderscheid tussen een win maximizing team en een team dat streeft naar winst, ligt uiteraard in de financiële en sportieve doelstellingen die een club nastreeft. Het eerste begrip duidt op een situatie waarbij een club vooral streeft naar sportief succes; de prioriteit ligt bij het winnen van competities en bekers, eerder dan een financieel gezonde situatie. Een club die zich vooral richt op het maken van winst, houdt makkelijker de vinger op de knip wanneer men onderhandelt over een transfersom voor of een salaris van een speler48. Sportief succes is mooi meegenomen, maar niet het hoofdstreven.
De twee Vlaamse economen Trudo Dejonghe en Wim Van Opstal (2008: 5) stellen dat het voetbal in Europa in het verleden is geëvolueerd naar een sport die vooral gericht is op win maximizing. Daarbij leggen ze uit dat teams die in zulke omgeving opereren, hun spelers steevast te veel betalen. Késenne (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli) sluit zich hierbij aan: “als clubs geen winst maken en je gaat over van een transfersysteem naar een vrije markt, is er geen ruimte om spelerslonen te verhogen”. Dat bijvoorbeeld de Belgische clubs toch grotere salarisuitgaven deden, veroordeelt de econoom dan ook als “domme politiek” en “slecht management”.
Financiële problemen zijn niet enkel slecht nieuws voor de club die ze moet dragen; indien ze leiden tot het faillisement van een club, kan dit aanleiding geven tot wat men competitievervalsing noemt. Dit gebeurde afgelopen seizoen nog in de Belgische competitie, toen de licentie van Excelsior Moeskroen in het midden van de competitie werd ingetrokken, omdat de club onvoldoende kon bewijzen dat ze haar schulden had afbetaald. Hierdoor werden alle reeds gespeelde wedstrijden van de Henegouwse club geschrapt. Vele clubs reageerden ontevreden op deze ontwikkeling. Het kwam zelfs zover dat Sporting Lokeren, de club die het grootste slachtoffer werd van de zaak-Moeskroen, naar de rechtbank stapte49.
48
49
In de VS, waar men echter in een gesloten competitie speelt (met dus geen mogelijkheid tot promotie of degradatie), streven de clubs wel naar winstmaximalisatie. “De daar gevestigde clubs proberen om de lonen laag te houden, dus beneden de productiviteit van de spelers; zo konden ze grote winsten maken”, aldus Késenne (persoonlijke mededeling, 2010, 27 juli). Lokeren had, in tegenstelling tot vele andere clubs, twee keer gewonnen tegen Moeskroen. Doordat de uitslagen werden geschrapt, tuimelde de Oost-Vlaamse club in de rangschikking naar beneden. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
76
Daarnaast is het uiteraard ook slecht voor het beeld van de populaire sport indien er om de haverklap een club verdwijnt ten gevolge van desastreus financieel beleid. Op lange termijn zou dit ertoe kunnen leiden dat er maar weinig clubs meer resteren, wat zo mogelijk nog dramatischer zou zijn; voetbalclubs, in tegenstelling tot andere economische actoren, hebben er immers geen baat bij om een monopolie te vormen. Indien er geen andere club meer is om tegen te concurreren, verdwijnt de sport gewoon.
In de wetenschap dat de voetbalwereld best wat hulp (en creativiteit) kon gebruiken om deze problemen op te lossen, besloot de Europese Unie enkele jaren geleden om in actie te komen, hoewel Sport op dat moment nog niet verankerd was in het Verdrag. Zowel de Europese Commissie als het Europees Parlement deden in 2007 voorstellen om de financiële zorgen bij de Europese topclubs het hoofd te bieden. Het belangrijkste voorstel dat beide instellingen op tafel legden, was de invoering van een licentiesysteem, zowel op Europees als op nationaal niveau. Hieronder wordt uiteengezet wat zo'n systeem inhoudt. Daarna wordt kort ingegaan op een ander voorstel dat hier en daar wordt gehoord, namelijk de invoering van een salarisplafond.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
77
10.2. Onderzoek 10.2.1. Invoeren van een licentiesysteem Een licentiesysteem is een systeem waarbij sportclubs pas mogen deelnemen aan een competitie wanneer ze een licentie op zak hebben. Men kan deze licentie pas verkrijgen door aan bepaalde criteria te voldoen. Deze criteria, die door sportfederaties of de organisatoren van de kampioenschappen worden opgesteld, zijn meestal van financiële aard.
De Europese Commissie maakt op haar website duidelijk dat licentiesystemen tot doel hebben om te verhinderen dat niet-sportieve elementen de competitieresultaten zouden beïnvloeden, zoals in België gebeurd is tijdens de zaak-Moeskroen (http://ec.europa.eu/sport).
In haar Witboek Sport gaat de Commissie (2007a: 17) expliciet in op de licentiesystemen in het voetbal. Daarin roept ze op dat “de acties [moeten] worden toegespitst op het bevorderen en aanmoedigen van het gebruik van licentiesystemen op nationaal niveau”, aangezien er op Europees niveau reeds één bestaat. Deze oproep van het uitvoerend orgaan van de EU is gebaseerd op de vaststelling dat er grote verschillen bestaan tussen de nationale competities wat betreft de financiële vereisten waaraan clubs moeten voldoen om een licentie te bekomen. Op die manier ontstaat er een ongelijk speelveld, waarbij de clubs uit de “strenge competities” op Europees niveau niet kunnen concurreren met de clubs uit competities die eerder laks omgaan met de financiële toestand van hun clubs50. In de nota die de Commissie (2007b: 52) toevoegde aan haar Witboek Sport, stelde ze het hierboven beschreven probleem zeer scherp: "diverging national legislation and licensing criteria in Europe cause an uneven playing field, economically and legally, and this situation seriously hampers fair sports competition between teams in European leagues, and hence also between national teams".
Het Europees Parlement (2007: 16) maakte zich enkele maanden voordien dan ook sterk dat er “een identieke financiële controle [moet] komen voor alle Europese clubs, teneinde financiële transparantie te waarborgen en financiële afwijkingen en ongelijkheid in behandeling die leiden tot concurrentievervalsing welke gerelateerd is aan de economische capaciteit van de clubs, te voorkomen. Daarom dienen we te bezien [...] of het UEFAlicentiesysteem kan worden uitgebreid naar alle professionele competities in Europa”.
50
Onlangs ging sportjournalist Hans Vandeweghe (2010) nog in op deze ontwikkeling. Hij stelde dat het Spaanse voetbal “één grote financiële puinhoop [is], wat een oneerlijk concurrentievoordeel oplevert tegenover de landen waar wel serieus wordt gemanaged, zoals Duitsland”. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
78
Zoals hierboven vermeld werd, riepen zowel de Commissie als het Parlement op om werk te maken van een Europees licentiesysteem dat op alle nationale competities van toepassing zou zijn. Op 24 maart 2009 zette de Europese voetbalautoriteit haar eerste stap in die richting. Toen gaf het Uitvoerend Comité van de UEFA immers groen licht voor de oprichting van een Club Financial Control Panel. Dit orgaan, dat door Jean-Luc Dehaene wordt voorgezeten en verder bestaat uit acht financiële en juridische experts51, heeft de taak ervoor te zorgen dat de nieuwe Financial Fair Play Regulations correct worden toegepast. De hoofdbezigheid van het panel zal het uitvoeren van financiële audits zijn (UEFA, 2009a). Na de eerste vergadering, in november 2009, verklaarde UEFA-voorzitter Platini dat “the CFC Panel will enhance the credibility of the club licensing system, and with the introduction of financial fair play, the work of the CFC Panel will be vital if we are to help preserve the stability and health of European club football in the medium to long term” (UEFA, 2009c).
De nieuwe regels betreffende Financial Fair Play zullen volledig van kracht zijn vanaf het seizoen 2013-2014. Het doel van deze nieuwe regels is “to improve financial fairness in European competitions, decrease inflationary pressure on salaries and transfer fees and encourage long-term investments in the youth sector and infrastructure” (UEFA, 2009b). De hoofdcomponent van de nieuwe regulering is de break-even requirement; clubs mogen in de toekomst niet meer uitgeven dan de inkomsten die ze genereren52.
Zoals bij elke voorgestelde maatregel die is bedoeld om de toekomst van het voetbal veilig te stellen, gaan we ook hier na of de Financial Fair Play-regels overeenkomstig het Europees recht zijn. Want hoewel de Commissie bij monde van Commissaris Figel zegt dat het zelfregulering in de sport aanvaardt, “it is also our responsibility to make sure that the systems and regulations that govern European sports do not infringe EU law” (Europese Commissie, 2009). Maar in dit geval stelde de Commissaris van Cultuur en Onderwijs de UEFA gerust. Op een in september 2009 door de Europese Commissie georganiseerde conferentie over licentiesystemen voor clubcompetities, zei Figel in zijn openingsspeech onder andere het volgende: “let me take this opportunity to congratulate UEFA for developing what is now the most significant example of a pan–European licensing system for clubs. [...] As a result, transparency and good governance of the game have been reinforced, at European and national level. I am equally pleased to hear that just a few weeks ago a milestone was
51
52
Onder andere Umberto Lago, die reeds in deze paper werd vermeld wanneer het over het Italiaanse voetbal ging, zetelt in het panel. Hans Vandeweghe (2010) kondigt aan dat het voor sommige clubs een zware opdracht zal worden om aan de regels te voldoen: “Als vandaag de Financial Fair Play-wetten van de Uefa – die over drie jaar van kracht moeten gaan – rigoureus zouden worden toegepast op het Spaanse voetbal, speelt wellicht geen enkele Spaanse club Europees”. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
79
reached in the process of reviewing UEFA's Club Licensing systems and adapting them to new realities of professional football. I am referring to the new measures recently adopted [...] on Financial Fair Play, which will promote fairer and more balanced competitions” (Europese Commissie, 2009).
Nadat de UEFA haar nieuwe Financial Fair Play Regulations had aangekondigd, werden twee UEFA-vertegenwoordigers uitgenodigd in de Commisse Cultuur van het Europees Parlement. Een adviseur van de UEFA-voorzitter verklaarde daar dat het Europees halfrond een belangrijk aandeel had in deze nieuwe regels: “deze UEFA-regelgeving voor Financial Fair Play [vindt] in zekere zin hier in het Europees Parlement zijn oorsprong dankzij het verslag van parlementslid Belet [...] omdat deze verslagen zeer vroeg de financiële moeilijkheden identificeerden, die de Europese voetbalclubs onder ogen moeten zien" (Europees Parlement, 2010). Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat zowel de Europese Commissie als het Parlement volledig haar steun geeft aan deze maatregel. Toch kunnen beiden niet helemaal tevreden zijn. In tegenstelling tot wat deze instellingen al enkele jaren vragen, zal ook het nieuwe systeem enkel gelden voor clubs die willen aantreden in de UEFA-competities, zijnde de Champions League en de Europa League. In de parlementscommissie waarover hierboven sprake, werd dan ook aan het hoofd van de afdeling Licenties bij UEFA een vraag gesteld over maatregelen voor clubs die deelnemen aan kampioenschappen op nationaal niveau. De man antwoordde dat de UEFA niet bevoegd is om hetzelfde systeem aan de deelnemers van nationale kampioenschappen op te leggen, maar hij hoopt dat de voorzitters van de nationale kampioenschappen dezelfde regels zullen gaan hanteren (Europees Parlement, 2010).
De vraag of het UEFA-licentiesysteem, aangevuld met de nieuwe Financial Fair Play-regels, binnen de perken van het EU-Verdrag blijft, is onduidelijk. Hoewel we ons twijfels hebben of een voetbalassociatie een club kan verbieden om te participeren aan een door haar georganiseerde competitie op basis van haar financieel beleid, werd deze twijfel in ieder geval door geen enkele stakeholder geuit. We gaan er hier dan ook van uit dat dit systeem in de toekomst zal blijven bestaan en misschien wordt uitgebreid, indien blijkt dat het de schuldenkwaal goed bestrijdt.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
80
10.2.2. Een salarisplafond invoeren Een salarisplafond werd voor het eerst in de Verenigde Staten ingevoerd, nadat men daar een boom zag in de spelerssalarissen, door de afschaffing van de reserve clause (zie supra). Hierdoor werd er onder andere in de NBA (basketbal) en de NFL (American Football) een salary cap ingevoerd. Dit salarisplafond heeft de bedoeling om de hoeveelheid geld die een club kan uitgeven aan spelerslonen, te beperken. Het hoofddoel van deze maatregel is dan ook om zowel de winsten van de club alsook een competitief evenwicht te garanderen. In een competitie waar clubs vooral naar winstmaximalisatie streven, is deze salary cap volgens Késenne (2003: 6) een goed idee. Het zorgt er immers voor dat er een eerlijkere verdeling ontstaat van het spelerstalent tussen grote en kleine clubs. Daarnaast zou het ook leiden tot een lager gemiddeld spelerssalaris, en op die manier financiële problemen vermijden.
Toen na het Bosman-arrest ook in Europa vele clubs in de financiële malaise terechtkwamen, klonk ook op het oude continent de roep naar de invoering van een salarisplafond. De vereniging van grootste Europese clubs, G-14, deed dan ook een voorstel tot invoering van dergelijke salary cap. Clubs zouden maar slechts een bepaald percentage (70%) van hun inkomsten mogen besteden aan loonkosten53. Dergelijk – wat men noemt – hard salarisplafond zou echter enkel leiden tot een vergroting van het competitief onevenwicht binnen de competities. Zoals uit de een analyse van de Premier League door Deloitte uit 2002 blijkt, zijn het immers de grote clubs die relatief gezien minder geld aan loonkosten besteden. Hieronder vindt u een grafiek die de verhouding salarisuitgaven/totaalbudget aangeeft bij de Engelse topclubs en bij de degradatiekandidaten.
Bron: Késenne (2003: 10).
53
Dit plafond zou enkel gelden voor clubs met een minimumbegroting van 30 miljoen euro (www.psv.nl, 6 november 2002). Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
81
Uit de grafiek blijkt dat de topclubs gemiddeld 57,2% van hun budget uitgeven aan lonen, waar dat bij de kleinere clubs gemiddeld 67,6% is. Bij de kleine clubs ziet men echter dat er drie van de vijf over het door G-14 voorgestelde plafond van 70% gaan. Wanneer men dus een hard salarisplafond invoert van 70% (of lager, zoals vele andere voorstellen), dan komen vooral de kleine clubs in de problemen. Het door de G-14 voorgestelde salarisplafond moest er dus met andere woorden voor zorgen dat de topclubs zich met nog een grotere zekerheid konden plaatsen voor de Europese competities, wat uiteraard niet de bedoeling kan zijn (Dejonghe, 2005: 12).
Begin oktober 2009 werden de debatten opnieuw geopend toen FIFA-ondervoorzitter Jack Warner opriep tot de invoering van een salarisplafond. “Er is geen reden dat het spel ook voor de komende 500 jaar hetzelfde moet blijven", voegde hij er aan toe (www.ad.nl, 7 oktober 2009). Ook grote namen van buiten het voetbal hebben al voor deze maatregel gepleit. Onder andere Silvio Berlusconi54, de Italiaanse premier stelde dat “het inkomen van voetballers buiten de realiteit [staat]. Het is nodig om de hoogte van het salaris te beperken" (www.telegraaf.nl, 18 augustus 2009).
Zoals ook bij de 6+5-regel gebeurde, besefte FIFA pas laat dat ook deze regel moeilijk te rijmen zou zijn met het Europese gemeenschapsrecht. Toch verklaarde voorzitter Joseph Blatter dat een salarisplafond “geen oplossing [is], omdat het door de Europese Unie toch niet aanvaard zou worden” (voetbalbelgie.be, 1 april 2010).
Toen na de introductie van de Financial Fair Play Regulations vertegenwoordigers van UEFA in het Europees Parlement waren uitgenodigd, kreeg men ook een vraag over een potentieel salarisplafond. UEFA-vertegenwoordiger Traverso antwoordde daarop dat de UEFA probeert om hetzelfde doel te bereiken maar met een minder dwingende methode. "Wij leggen geen loonsverlagingen op [...] Wij willen dat niet verbieden: als een club zich dat kan veroorloven, dan kan het daarmee doorgaan" (Europees Parlement, 2010). François Colin (persoonlijke mededeling, 2010, 29 juli) maakte hierover een soortgelijke opmerking. Hem gevraagd naar het idee van een salarisplafond, antwoordde hij dat de Financial Fair Play Regulations “de facto tot zo'n plafond zullen leiden”. Aldus is het volgens hem niet nodig om dergelijke maatregel uit te vaardigen.
Aangezien er geen signalen te bespeuren vallen dat UEFA noch FIFA een salary cap zou 54
Silvio Berlusconi kan men niet echt een buitenstaander noemen, aangezien hij ook voorzitter is van AC Milan. Toch sprak hij hier in de hoedanigheid van premier; vandaar de vermelding bij de namen van buiten het voetbal. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
82
gaan invoeren, gaan we, in tegenstelling tot bij de voorgaande voorstellen, dan ook niet te diep in op de vraag of de potentiële maatregel in overeenstemming zou zijn met het Europees recht. We kunnen echter aannemen dat wanneer de FIFA-voorzitter in het openbaar aankondigt af te zien van het plan omwille van de EU, hij dat zal gedaan hebben op basis van informatie uit (informele) contacten met de Commissie. Vanuit deze laatste instelling is er echter in het verleden geen signaal uitgegaan dat wijst op een aanvaarding, noch weigering van een salarisplafond. Deze verklaring blijft dus speculatief. Wat we wel met meer zekerheid kunnen zeggen, is dat het invoeren van een salary cap allicht moeilijk aanvaard zou worden door het Europees Hof van Justitie. Hoewel we geen juristen zijn, lijkt het erop dat de invoering ervan – in welke vorm dan ook –
immers tot een beperking van de
arbeidsmobiliteit kunnen leiden, wat strijdig is met het Verdrag.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
83
10.3. Deelconclusie In dit hoofdstuk stelden we ons de vraag op welke manier de voetbalautoriteiten erin zouden kunnen slagen om de voetbalclubs, binnen een win maximizing situatie, een financieel gezond beleid te laten voeren. Bij de afweging van de twee voorstellen, namelijk het invoeren van een licentiesysteem of van een salarisplafond, moest uiteraard ook rekening worden gehouden met de Europese wetten en verdragen. Daarbij kwamen we tot de conclusie dat de praktijk waarbij clubs onderworpen worden aan een strenge financiële controle, gekoppeld aan een licentiesysteem
tot op dit moment geen weerstand heeft opgeroepen bij welke
belanghebbende partij dan ook. Toch werd enige zekerheid ingebouwd wat betreft de beoordeling of dit systeem, bij aanvechting voor het Hof, al dan niet de juridische toets zou doorstaan. Ten tweede werd vastgesteld dat hoewel het idee van een salarisplafond in de VS werkt, het onverenigbaar is met zowel het Europese Sportmodel als met de Europese regelgeving. Om deze redenen werd er tot nu toe geen salarisplafond ingevoerd en zal dit ook in de toekomst niet gebeuren.
We concluderen dit hoofdstuk door een antwoord te formuleren op de onderzoeksdeelvraag (Welke
maatregelen
kan
men
nemen
opdat
voetbalclubs
binnen
de
huidige
concurrentiesituatie een gezond financieel beleid voeren?). Op basis van bovenstaande analyse kunnen we kort antwoorden door te stellen dat wat de Europese voetbalinstantie UEFA van plan is, allicht de beste en ook enige maatregel is die men kon nemen, rekening houdend met zowel de effectiviteit van de maatregel als de aanvaarding binnen het kader van het Europees recht.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
84
11. Conclusie De Europese Unie heeft pas sinds 1 december 2009 de bevoegdheid om een sportbeleid te voeren. Toch oefent ze al relatief lang invloed op uit op sport in de Unie, niet in het minst op het professionele voetbal. Dit kwam onder andere tot uiting bij het vellen van het Bosmanarrest. Sindsdien wordt topsport gezien als een economische activiteit, en moet het dus haar regels daaraan aanpassen.
In deze masterproef werd het concept negatieve integratie toegepast op Bosman en haar gevolgen. Hoewel gelijklopend andere ontwikkelingen aan de gang waren, had dit arrest – dat nationale (arbeids)barrières omverwierp – een relatief grote invloed op de ontwikkeling van het Europese voetbal. Het leidde tot een groter aantal buitenlandse spelers bij zowat iedere club; de duur van de spelerscontracten werd langer en ook de lonen gingen de hoogte in; ten slotte konden we ook een stijging van de transfersommen (de vrije transfers uitgezonderd) vaststellen.
Uit bovenstaande ontwikkelingen distilleerden we een algemene onderzoeksvraag, die in twee deelvragen werd gescheiden. We gingen op zoek naar wat de voetbalwereld in de toekomst te wachten staat, wat betreft de ontwikkelingen van evenwicht binnen en tussen de competities, alsook wat betreft de financiële toestand van de clubs. Daarbij werd telkens de terugkoppeling naar de rol van het Hof van Justitie gemaakt. Zou zij de reeds geïmplementeerde of toekomstige regel aanvaarden, indien hij gechallenged wordt?
We hernemen hier kort de conclusies uit beide hoofdstukken waar beide deelvragen werden behandeld. In hoofdstuk negen werd onderzocht hoe de kloof tussen en binnen de verschillende nationale competities kon worden gedicht. Uit dat onderzoek blijkt dat een beperking via indirecte discriminatie, zoals de op dit moment van kracht zijnde home grownregel, eventueel een oplossing biedt voor dit probleem. Er heersen echter zowel twijfels over de effectiviteit van de regel als – belangrijker – over zijn op lange termijn juridische houdbaarheid. De regel is mogelijk niet proportioneel in relatie met wat het doel ervan is, namelijk jongeren de kans geven om in hun eigen regio of land door te dringen naar het professionele voetbal.
Daarnaast werd in datzelfde hoofdstuk een eventuele opening van de voetbalproductmarkt onderzocht. Hoewel een regionale competitie, zoals de Bene-liga, de steun krijgt van UEFA, is dit idee in strijd met het Witboek Sport van de Commissie. Daarin wordt gesteld dat
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
85
competities op nationaal niveau moeten worden georganiseerd. Er zijn dus geen aanwijzingen dat dit voorstel politieke steun krijgt. Toch houden we hier, de voorspellingen van enkele kenners in het achterhoofd, een slag om de arm: we zien niet meteen ontwikkelingen die erop wijzen dat de vorming van een regionale – laat staan een Europese – competitie voor morgen is. Toch sluiten we ook niet uit dat die er op een dag zal komen, met als doel de verkleining van de kloof binnen en tussen de voetbalcompetities in Europa.
In hoofdstuk tien zochten we naar een antwoord op de vraag op welke manier de voetbalautoriteiten erin zouden kunnen slagen om de voetbalclubs, binnen een win maximizing situatie, een financieel gezond beleid te laten voeren. Daarbij kwamen we tot de conclusie dat de praktijk waarbij clubs onderworpen worden aan een strenge financiële controle, gekoppeld aan een licentiesysteem, tot op dit moment geen weerstand heeft opgeroepen bij welke belanghebbende partij dan ook. Toch werd enige zekerheid ingebouwd wat betreft de beoordeling of dit systeem, bij aanvechting voor het Hof, al dan niet de juridische toets zou doorstaan.
Daarnaast werd vastgesteld dat een salarisplafond onverenigbaar is met zowel het Europese Sportmodel als met de Europese regelgeving. Ten gevolge daarvan zal deze maatregel in de nabije toekomst niet worden ingevoerd om de financiële problemen van de voetbalclubs op te lossen.
Bovenstaand onderzoek overschouwend, bewijst deze masterproef dat de macht van het Europees Hof van Justitie, zoals neergeschreven in het theorethisch kader, relatief groot is. De Europese rechtbank zorgt er, samen met anderen, voor dat de EU ook negatief integreert. Nationale barrières worden omvergeworpen als zij o.a. het vrij verkeer van personen (zoals bij het Bosman-arrest) hinderen. Het Hof had echter niet enkel een grote invloed op het Europese voetbal door het Bosmanarrest uit te spreken; wanneer er vandaag oplossingen worden gezocht om de voetbalwereld aan te passen aan de huidige realiteit, moet constant rekening worden gehouden met de vraag Wat als iemand deze regel aanvecht voor het Hof van Justitie? Aldus anticiperen de meeste internationale sportinstellingen hier (vroeg of laat) op door hun voorstellen ter oplossing van de problemen in dit licht te formuleren.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
86
12. Bibliografie 12.1. Hoofdbronnen
ANDREFF, W., (2006), International labour migration, 325-330. In: Handbook on the Economics of Sport. Edited by ANDREFF, W., SZYMANSKI, S., Cheltenham: Edward Elgar, 830 p. BELET, I., (2008), Football – on the Verge between Social Event and Business Activity. The European Parliament's Opinion. 87-93. In: The Future of Sports Law in the European Union. Beyond the EU Reform Treaty and the White Paper. Edited by BLANPAIN, R., Alphen aan den Rijn: Kluwer Law International, 391 p.
BLANPAIN, R., (1996) De Bosman Case. Einde van het transfertijdperk? Leuven: Peeters, 389 p.
BURLEY, A., MATTLI, W., (1993), Europe Before the Court: A Political Theory of Legal Integration, 41-76. In: International Organization, 47, 1.
DEJONGHE, T., (2005), Een economische analyse van 10 jaar Bosman. Paper gepresenteerd op colloquium “10 jaar Bosman” Kan het recht het voetbal redden? 20 p.
DEJONGHE, T., (2008), Football in Belgium from centre to semi-periphery: Analyzing the financial ground. IASE/NAASE Working Paper Series, Paper No. 08-27, 12 p.
DEJONGHE, T., VAN OPSTAL, W., (2008), The consequences of an open labour market in a closed product market in the economic environment of European professional football. IASE/NAASE Working Paper Series, Paper No. 08-30, 13p.
DELOITTE, (2010), Spanish Masters Football Money League. Maart 2010. 41 p.
DOBSON, S., GODDARD, J., (2001), The Economics of Football. Cambridge: Cambridge University Press, 458 p.
DUJARDIN, J., VANDE LANOTTE, J., (2004), Basisbegrippen publiekrecht. Brugge: Die keure, 396 p. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
87
D'OLIVEIRA, H. U. J., (1997), Book Review: Roger Blanpain, Droit et Sport. L'affaire Bosman: La Fin de l'ère des transferts? 1061-1065. In: Common Market Law Review, vol. 34.
EUROPEES PARLEMENT, (2007), Verslag over de toekomst van het beroepsvoetbal in Europa, 41 p. Geraadpleegd op http://eur-lex.europa.eu, op 13 juli 2010.
EUROPEES PARLEMENT, (2008), Resolutie van het Europees Parlement over het witboek over sport. Geraadpleegd op http://www.europarl.europa.eu, op 22 juli 2010.
EUROPEES PARLEMENT, (2010), UEFA pakt roekeloze uitgaven Europese voetbalclubs aan. 4 juni 2010. Geraadpleegd op http://www.europarl.europa.eu/news, op 28 juli 2010.
EUROPESE COMMISSIE, (1999), Verslag van Helsinki over sport. Geraadpleegd op http://eur-lex.europa.eu, op 13 juli 2010.
EUROPESE COMMISSIE, (2007a), Witboek Sport. 20 p. Geraadpleegd op http://eurlex.europa.eu, op 13 juli 2010.
EUROPESE COMMISSIE, (2007b), Commission Staff Working Document, The EU and Sport:
Background and Context. Accompanying document to the WHITE PAPER ON
SPORT. 130 p. Geraadpleegd op http://eur-lex.europa.eu, op 13 juli 2010. EUROPESE COMMISSIE, (2008a), Message from Commissioner Vladimír ŠPIDLA. The Commission shows a red card to the 6+5 rule proposed by FIFA. 28 mei 2008. Geraadpleegd op http://ec.europa.eu, op 22 juli 2010.
EUROPESE COMMISSIE, (2008b), Perscommuniqué naar aanleiding van informele samenkomst Europese ministers van Sport. Geraadpleegd op http://ec.europa.eu, op 22 juli 2010.
EUROPESE COMMISSIE, (2009), EU Conference on Licensing Systems for Club Competitions. Geraadpleegd op http://ec.europa.eu, op 28 juli 2010.
EUROPESE COMMISSIE (2010), Action Plan "Pierre De Coubertin". Implementation Report. April 2010. Geraadpleegd op http://ec.europa.eu/sport, op 24 juli 2010. FIFA, (2004), Platini: „Football must Return to its Core Values‟. 31 maart 2004. Geraadpleegd Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
88
op http://www.fifa.com/aboutfifa/federation/news/newsid=91189.html, op 20 april 2010.
FIFA, (2008), Yes in principle to 6+5 rule. 5 februari 2008. Geraadpleegd op http://www.fifa.com/aboutfifa/federation/bodies/media/newsid=684707.html, op 22 juli 2010.
FIFA, (2009), According to legal experts, 6+5 is compatible with European law. 26 februari 2009.
Geraadpleegd
op
http://www.fifa.com/aboutfifa/federation/releases/newsid=1032676.html, op 22 juli 2010.
FRICK, B., (2006), Football in Germany, 486-496. In: Handbook on the Economics of Sport. Edited by ANDREFF, W., SZYMANSKI, S., Cheltenham: Edward Elgar, 830 p.
GARCIA, B., (2007), UEFA and the European Union: From Confrontation to Co-operation? 202-223. In: JCER Vol 3, Issue 3.
HARRIS, N., Blatter's 6-5 plan leaves Premier League in fear of fudged quotas. The Independent,
31
mei
2008.
Geraadpleegd
op
http://www.independent.co.uk/sport/football/news-and-comment/blatters-65-plan-leavespremier-league-in-fear-of-fudged-quotas-837480.html, op 22 juli 2010.
HILSON, C., (2008), The Unpatriotism of the Economic Constitution? Rights to Free Movement and their Impact on National and European Identity, 186–202. In: European Law Journal, 14, 2. 17p.
ILESIC, M., (2010), The Development of the Law and the Practice in the Post-Bosman Era, 477-479. In: The Past and Future of EU Law. The Classics of EU Law Revisited on the 50 th Anniversary of the Rome Treaty. Edited by MADURO, M. P., AZOULAI, L., Portland: Hart Publishing, 512 p. INEA, (2009), Expert Opinion on the Compatibility of the “6+5 Rule” with European Community Law (Summary). 26 februari 2009. Geraadpleegd op http://www.inea.net/, op 22 juli 2010.
KESENNE, S., (1998), De aangekondigde dood van het Belgische voetbal. 511-519. In: Streven, juni 1998.
KESENNE, S., (2003), The salary cap proposal of the G-14 in European football. Department Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
89
of Economics, University of Antwerp, 15 p.
KESENNE, S., (2005), The Organization of European Football and the Competitive Balance within and between Nations. Department of Economics, University of Antwerp, 22 p.
KESENNE, S., (2006), The Bosman case and European football, 636-642. In: Handbook on the Economics of Sport. In: Handbook on the Economics of Sport. Edited by ANDREFF, W., SZYMANSKI, S., Cheltenham: Edward Elgar, 830 p.
KUPER, R., (1998), The Politics of the European Court of Justice. Londen: Kogan Page, 83 p.
LAGO, U., (2006), The state of the Italian football industry, 463-473. In: Handbook on the Economics of Sport. Edited by ANDREFF, W., SZYMANSKI, S., Cheltenham: Edward Elgar, 830 p.
MARCOTTI, G., (2006), Bold plan for Europe. 20 november 2006. Geraardpleegd op http://www.timesonline.co.uk/tol/sport/football/article642556.ece, op 23 juli 2010.
MARTENS, L., GEUKENS, M., COX, R., (1995), Einde transfersysteem in het voetbal is nabij. Het Belang van Limburg, 21 september 1995, p. 1.
MOORHOUSE, H.F., (1999a), The Economic Effects of the Traditional Transfer System in European Professional Football. In: Football Studies, 2, 1. 16p.
MOORHOUSE, H. F., (1999b), Football Post-Bosman: The Real Issues, 161-180. In: Competition policy in professional sports: Europe after the Bosman case. Edited by KESENNE, S., JEANRENAUD, C., Antwerpen: Standaard, 193 p.
OLSSON, L., (2006), It's time to take on the dangerous elite. In: The Observer, 21 mei 2006. Geraadpleegd
op
http://www.guardian.co.uk/football/2006/may/21/sport.blueprintforabetterfootball, op 10 juli 2010.
PARRISH, R., (2003), The politics of sports regulation in the European Union, 246-262. In: Journal of European Public Policy, 10, 2.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
90
PINDER, J., (1968), Positive and negative integration. Some problems of economic union in the EEC, 88–110. In: The World Today, 24. PLATTS, C., SMITH, A., (2007), Europeanisation, Bosman and the Financial „Crisis‟ in English Professional Football: Some Sociological Comments. Paper Presented at the 10th Annual European Union Studies Association Conference, Montreal, Canada, 15 p.
ROCHE, M., (2001), Citizenship, Popular Culture and Europe, 74-89. In: Culture & Citizenship. Edited by STEVENSON, N., London: SAGE Publications, 216 p.
STERCKX, D., RYCKBOST, I., VAN BOSSUYT, A., VERMEERSCH, A., (2007), Zo werkt Europa. Antwerpen: UGA, 440 p.
STONE SWEET, A., (2004), The Judicial Construction of Europe. Oxford: Oxford University Press, 279 p.
STONE SWEET, A., (2010), The European Court of Justice and the Judicialization of EU Governance. Paper gepresenteerd op Yale Law School Legal Scholarship Repository, 54 p.
SZYMANSKI, S., (1999), The Market for Soccer Players in England after Bosman: Winners and Losers, 133-160. In: Competition policy in professional sports: Europe after the Bosman case. Edited by KESENNE, S., JEANRENAUD, C, Antwerpen: Standaard, 193 p. UEFA, (2002), UEFA Club Licensing System – Season 2004/2005. Nyon, Zwitserland, 161 p.
UEFA, (2004), Winter league for Nordic nations. 5 april 2004. Geraadpleegd op https://uefa.com/memberassociations/news/newsid=163641.html, op 23 juli 2010.
UEFA, (2009a), Green light for club financial control panel. 24 maart 2009. Geraadpleegd op http://www.uefa.com/uefa/aboutuefa/organisation/executivecommittee/news/newsid=813312. html, op 28 juli 2010.
UEFA, (2009b), Financial Fair Play on workshop agenda. 15 oktober 2009. Geraadpleegd op http://en.archive.uefa.com/uefa/keytopics/kind=128/newsid=903895.html, op 28 juli 2010.
UEFA, (2009c), Club Financial Control Panel meets. 13 november 2010. Geraadpleegd op http://en.archive.uefa.com/uefa/keytopics/kind=128/newsid=919302.html, op 28 juli 2010. Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
91
UEFA, (2010), Financial Fair Play Regulations are published. 24 juni 2010. Geraadpleegd op http://www.uefa.com/uefa/footballfirst/protectingthegame/financialfairplay/news/newsid=150 0331.html, op 28 juli 2010.
VAN DALE Groot woordenboek van de Nederlandse taal 14, online via Athena.
VAN DEN BOGAERT, S., (2005), Practical Regulation of the Mobility of Sportsmen in the EU Post Bosman. Den Haag: Kluwer Law International, 429 p.
VANDEWEGHE, H., (2010), Goud met een ranzig randje. De Standaard, 27 juli 2010, p. 21.
VAN MIERT, K., (2000), Mijn jaren in Europa. Tielt: Lannoo, 342 p.
VERMEERSCH, A., (2009), Europese spelregels voor sport. Overzicht van het Europees sportbeleid in wording en de toepassing van het Europees recht op sport. Antwerpen: Maklu, 542 p.
WATHELET, M., (2008), Sport Governance and EU Legal Order: Present and Future. On the Future Relationship Between Governance in European Sport and in Particular Professional Football and the European Union Legal Order. 51-75. In: The Future of Sports Law in the European Union. Beyond the EU Reform Treaty and the White Paper. Edited by BLANPAIN, R., Alphen aan den Rijn: Kluwer Law International, 391 p.
WEATHERILL, S., (1995), Law and Integration in the European Union. Oxford: Clarendon Press, 306 p.
WEATHERILL, S., (2010), Bosman Changed Everything: The Rise of EC Sports Law, 480487. In: The Past and Future of EU Law. The Classics of EU Law Revisited on the 50 th Anniversary of the Rome Treaty. Edited by MADURO, M. P., AZOULAI, L., Portland: Hart Publishing, 512 p.
WILL, D. H., (1999), The Federation's Viewpoint on the New Transfer Rules. 7-14. In: Competition policy in professional sports: Europe after the Bosman case. Edited by KESENNE, S., JEANRENAUD, C, Antwerpen: Standaard, 193 p.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
92
12.2. Overige geconsulteerde bronnen Van Marwijk ziet niveau eredivisie wegzakken. 27 februari 2010. Geraadpleegd op http://www.nrc.nl/sport/article2493581.ece/Van_Marwijk_ziet_niveau_eredivisie_wegzakken , op 15 maart 2010.
Het
is
tijd
om
Mbokani
een
dienst
te
bewijzen.
Geraadpleegd
op
http://voetbalkrant.com/nl/nieuws/lees/2010-04-14/het-is-tijd-om-mbokani-een-dienst-tebewijzen, op 14 april 2010.
Arrest
van
het
Hof
van
15
december
1995.
Geraadpleegd
op
lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:61993J0415:NL:HTML#DI,
http://europ
20
april 2010.
http://www.tijd.be/wisselkoersen. Geraadpleegd op 14 juli 2010. Van Marwijk ziet niveau eredivisie wegzakken. 27 februari 2010. Geraadpleegd op http://www.nrc.nl/sport/article2493581.ece/Van_Marwijk_ziet_niveau_eredivisie_wegzakken, op 24 april 2010.
Yaya Touré wordt best betaalde speler in Premier League. 5 juli 2010. Geraadpleegd op http://www.voetbalkrant.com/nl/nieuws/lees/2010-07-05/yaya-toure-wordt-best-betaaldespeler-in-premier-league, op 22 juli 2010.
FIFA
wacht
op
politiek
voor
6+5-regeling.
21
juli
2009.
Geraadpleegd
op
http://www.voetbalzone.nl/doc.asp?uid=82528, op 22 juli 2010. Exodus van Braziliaanse voetballers stoppen. 4 september 2009. Geraadpleegd op http://www.voetbalbelgie.be/nl/article.php?id=24590, op 22 juli 2010. Fifa scraps plans for 'home-grown' player rule. 10 juni 2010. Geraadpleegd op http://news.bbc.co.uk/sport2/hi/football/8733164.stm, op 22 juli 2010.
2010/11
access
list.
Geraadpleegd
op
http://www.uefa.com/uefachampionsleague/accesslist/index.html, op 23 juli 2010.
Royal
League.
The
very
best
of
Scandinavia.
Geraadpleegd
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten
op
93
http://int.royalleague.com/page.aspx?id=94, op 23 juli 2010.
Inget
Royal
league
i
vinter.
11
december
2007.
Geraadpleegd
op
http://www.svd.se/sportspel/nyheter/inget-royal-league-i-vinter_677657.svd., op 23 juli 2010.
Fem
danske
hold
i
Royal
Cup.
19
februari
2009.
Geraadpleegd
op
http://www.bold.dk/nyt/Fem-danske-hold-i-Royal-Cup, op 23 juli 2010.
Barcelona krijgt een lening van 155 miljoen. 14 juli 2010. Geraadpleegd op http://www.sporza.be/cm/sporza/voetbal/buitenland/Spanje/100714_barcelona_lening_in_ord e, op 28 juli 2010.
Barcelona
laat
het
geld
al
opnieuw
rollen.
16
juli
2010.
Geraadpleegd
op
http://www.sporza.be/cm/sporza/voetbal/buitenland/Spanje/100716_barcelona_adriano, op 28 juli 2010.
FIFA
roept
om
salarisplafond.
7
oktober
2009.
Geraadpleegd
op
http://www.ad.nl/ad/nl/1046/Eredivisie/article/detail/435717/2009/10/07/FIFA-roept-omsalarisplafond.dhtml, op 29 juli 2010.
Berlusconi:
Salarisplafond
voetballers.
18
augustus
2009.
Geraadpleegd
op
http://www.telegraaf.nl/telesport/voetbal/4632425/__Berlusconi_wil_salarisplafond__.html?c id=rss, op 29 juli 2010.
FIFA-voorzitter Sepp Blatter uit kritiek op Premier League. 1 april 2010. Geraadpleegd op http://www.voetbalbelgie.be/nl/article.php?id=30039, op 29 juli 2010.
G-14
clubs
spreken
salarisplafond
af.
6
november
2002.
Geraadpleegd
op
http://www.psv.nl/Nieuws/Nieuwspagina/G14-clubs-spreken-salarisplafond-af.htm, op 29 juli 2010.
Mbokani rondt zijn transfer naar Monaco af. 29 juli 2010. Geraadpleegd op http://sporza.be/cm/sporza/voetbal/Jupiler_Pro_League/100729_mbokani_monaco, op 29 juli 2010.
Het Bosman-arrest en haar gevolgen als voorbeeld van negatieve integratie Jefrey Van der Straeten