UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
NEOLIBERALE ONTWIKKELINGEN EN STADSPLANNING IN AMMAN, JORDANIË
Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 22 640
ELLEN WELLENS
MASTERPROEF MANAMA CONFLICT AND DEVELOPMENT
PROMOTOR: PROF. DR. PARKER C. COMMISSARIS: DEBRUYNE P. COMMISSARIS:
ACADEMIEJAAR 2011 - 2012
Neoliberale ontwikkelingen en stadsplanning in Amman, Jordanië Wetenschappelijke verhandeling Ellen Wellens
Dankwoord Dit werk kon slechts tot stand komen dankzij de steun en hulp van vele mensen. Bijzondere dank gaat uit naar mijn promotor, Professor Christopher Parker, voor het aanreiken van het onderwerp en het kritisch evalueren van de tekst. Daarnaast wil ik ook mijn begeleider Pascal Debruyne bedanken voor zijn steun, input en het verstrekken van onontbeerlijke informatie. Zonder de medewerking van mijn “veldwerkbuddy” Ilse Cadron en de twee Duitse studenten, Malene Gürgen en Tim Sontheimer zou ik er niet in geslaagd zijn de aanzienlijke hoeveelheid informatie tijdens het veldwerk te verzamelen en verwerken. Tenslotte wil ik mijn flatgenote Sofie Verrewaere, mijn vrienden, kennissen en vooral mijn ouders bedanken voor hun niet aflatende morele steun gedurende het voorbije jaar.
Abstract Onderdruk van extern opgelegde economische en politieke hervormingen heeft het neoliberalisme als politiek project zich de laatste jaren verspreid in Jordanië. Politieke transformaties werden geïntroduceerd om de lokale dynamieken in lijn te brengen met verbeelde, veronderstelde en werkelijke eisen van een gedereguleerd, internationaal economisch systeem. Dit heeft geleid tot een nieuw stedelijk beleid en daarmee gepaard gaand ook tot nieuwe vormen van stadsplanning. In deze verhandeling wordt de vraag gesteld hoe neoliberale denkbeelden en praktijken hun ingang vinden in stadsplanning en wordt er nagegaan hoe planners opereren binnen een toenemende neoliberale manier van ruimte en plaatsproductie. Deze verhandeling focust op stadsplanning in Amman. Een eerste hoofdstuk bespreekt kort de theorievorming rond het neoliberalisme en neoliberaal urbanisme. In een tweede hoofdstuk worden de belangrijkste sociale, politieke en economische evoluties in Amman samen met hun impact op de stad en stadsplanning in historisch perspectief gebracht. Tegen deze achtergrond worden nadien de huidige stadsontwikkelingen in de stad besproken. De verhandeling zal zich vervolgens verder toe spitsen op het Wadi Amman Regeneration project in het historisch centrum. Het laatste hoofdstuk behandelt een aantal specifieke deelprojecten waarin de contradicties van het neoliberale urbanisme pijnlijk naar voren komen. De verhandeling toont aan hoe zich in de specifieke context van Amman een neoliberale vorm van planning heeft ontwikkeld en hoe deze nieuwe vorm verstrengeld is geraakt met het bestaande planningsdiscours. Het neoliberale discours blijft echter dominant aanwezig.
Inhoudstafel Dankwoord ..................................................................................................................... 3 Abstract........................................................................................................................... 5 Inhoudstafel .................................................................................................................... 7 Inleiding .......................................................................................................................... 7 Methodologie .................................................................................................................. 9 1.
2.
3.
4.
5.
Theoretisch kader ......................................................................................................... 13 1.1.
Neoliberalisme, quid? ............................................................................................ 13
1.2.
Neoliberaal stedelijk beleid.................................................................................... 15
1.3.
Neoliberaal urbanisme ........................................................................................... 17
1.4.
Planning als discours .............................................................................................. 18
Het stadscentrum in historisch perspectief ................................................................... 21 2.1.
Restanten van oude beschavingen ......................................................................... 21
2.2.
Van landelijk dorp tot kleine stad, 1878 – 1920 .................................................... 22
2.3.
Amman als centrum van de koloniale macht, 1920 – 1946 ................................... 24
2.4.
Amman, een toevluchtsoord voor vluchtelingen, 1946-1970 ................................ 25
2.5.
De oncontroleerbare expansie, 1970-1999............................................................. 28
2.6.
A wannabe global city, 1999-heden ....................................................................... 32
Masterplan 2025 en het Wadi Amman project ............................................................. 37 3.1.
Amman 2025 en de visie erachter .......................................................................... 37
3.2.
Het Wadi Amman Regeneration Project ................................................................ 41
3.3.
De Wadi Philadelphia zone .................................................................................... 46
Stadsprojecten in downtown......................................................................................... 51 4.1.
De Hashemite plaza ............................................................................................... 52
4.2.
Het boutique hotel, “more than a five star hotel” ................................................. 54
4.3.
De Raghadan tourist terminal ................................................................................ 55
4.4.
De Citadel .............................................................................................................. 56
4.5.
Het kabelspoor ....................................................................................................... 59
4.6.
Het Amman downtown plan .................................................................................. 62
Conclusie ...................................................................................................................... 65 Bibliografie ................................................................................................................... 71
Inleiding Het neoliberalisme als politiek-economisch project heeft zich de voorbije 30 jaar wereldwijd verspreid. Deregularisatie, privatisering en competitie worden aangemoedigd door een economisch beleid waarbij de welvaartstaat steeds verder wordt afgebouwd en de staatsmacht wordt gereorganiseerd. Het blind geloof in de vrije markt economie is werkzaam op verschillende schaalniveaus en is doorgedrongen tot alle facetten van de maatschappij. Peck and Tickell, (2002) vatten het goed samen in hun artikel wanneer zij stellen dat “Neoliberalism seems to be everywhere”. In een context van toenemende verstedelijking, zijn steden cruciale sites geworden in de verspreiding van het neoliberale project. Neoliberale beleidsmaatregelen hebben een enorme impact op de aard en wending van deze verstedelijking. Tegelijkertijd, is het net in steden dat de tegenstrijdigheden van het neoliberale project het sterkst tot uiting komen. (Leitner, Peck, & Sheppard, 2007) Het socioculturele, economische en ruimtelijke weefsel van de stad wordt afgesteld op de wensen en verwachtingen van de stedelijke elites. Zij wensen de stad te herpositioneren als een levendige, kosmopolitane, ondernemende, creatieve en dynamische omgeving binnen de globale neoliberale orde. Grootschalige, spectaculaire architectuur- en stadsontwikkelingsprojecten spelen hierin een centrale rol. In steden overal ter wereld steken zulke strategische interventies de kop op. Het Guggenheim museum en de herontwikkeling van de Abandoibarra site in Bilbao is een veel besproken voorbeeld hiervan. In eigen contreien pronkt Antwerpen met een nieuw justitiepaleis van Richard Rodgers en paradeert Brussel binnenkort misschien een stationsgebouw van Jean Nouvel. (Syngedouw, 2007) Ook in de derde wereldsteden zoals Guayaquil duiken strategische projecten op zoals onder meer de Malécon del Salado1, met als doel het stadcentrum nieuw leven in te blazen. (Verrewaere & Wellens, 2010) Hoewel de context van deze projecten sterk verschilt, geeft elk van deze projecten uiting aan eenzelfde neoliberale urbaniteit, waarbij de binnenstad wordt heringericht naar consumptieverwachtingen, levensstijl, smaak en woningbehoeften van de begoede middenklasse. De “urbanisering” van kapitaal en het daarmee gepaard gaande stedelijke revanchisme duwen de armere lagen van de bevolking steeds verder uit de stad. Dit leidt tot nieuwe vormen van segregatie en een verhoogde polarisatie. Een oplossing voor stedelijke ’problemen’ of de motor van een stedelijke heropleving zijn deze interventies niet Deze verhandeling focust op de rol van stadsplanning binnen deze problematiek. Hierbij wordt de vraag gesteld hoe neoliberale denkbeelden en praktijken hun 1
Dit 3km lang project beoogt een herstel van de oevers van het Salado estuarium in de binnenstad. Door verschillende recreatieve functies te introduceren, voornamelijk gericht op toerisme, tracht men het waterfront in haar oude glorie te herstellen. (Verrewaere & Wellens, 2010)
7
ingang vinden in stadsplanning. Er wordt nagegaan hoe planners opereren binnen een toenemende neoliberale manier van ruimte- en plaatsproductie. Het neoliberale discours opereert echter niet solo. De specifieke historische, economische, sociale en politieke context zijn bepalend in de veruitwendiging van neoliberalisme. Brenner en Theodore (2002) spreken in die zin over “actually existing neoliberalism”. Zij stellen dat het neoliberale project een padafhankelijk en contextueel ingebed karakter heeft. (Brenner & Theodore, 2002) De analyse in deze verhandeling zal zich dan ook buigen over de wisselwerking tussen een specifieke context met bestaande denkbeelden en neoliberale discours. Vanuit dat oogpunt heb ik er voor geopteerd om Jordaanse hoofdstad, Amman, van naderbij te bestuderen. Het Wadi Amman Regeneration Project in het oude stadcentrum fungeert hierbij als gevalstudie. Aan de hand van een gedetailleerd onderzoek van de verschillende geplande en gerealiseerde onderdelen in dit project wordt nagegaan hoe het neoliberale discours zich concreet materialiseert in de stedelijke ruimte. In de analyse wordt duidelijk hoe historisch gegroeide ideeën hierbij verder ontwikkeld en hergebruikt worden. Ook de tegenstrijdigheden eigen aan het neoliberale project komen pijnlijk naar boven. Toch lijkt het neoliberale discours erin te slaan deze contestaties te co-opteren. Met deze studie hoop ik een kritische bijdrage te leveren in het debat rond “actually existing neoliberalism”. Het is mijn intentie planners bruikbare inzichten en perspectieven te verlenen die hun helpen kritisch naar zichzelf en de context waarbinnen ze werkzaam zijn te kijken. In de hoop dat deze inzichten zullen bijdragen tot alternatieve, meer humane vormen van stadsplanning waarbij niet langer kapitaal maar mensen voorop staan.
8
Methodologie Deze verhandeling baseert zich deels op literatuurstudie en deels op kwalitatief veldonderzoek. Een eerste grote bron van informatie komt voort uit de literatuur. De literatuurstudie concentreert zich rond een aantal thema’s zoals algemene kennis van de lokale context, het historisch kader en theorievorming rond neoliberalisme. In een eerste fase heb ik een beperkte literatuurlijst gelezen ter voorbereiding van het veldonderzoek. Naarmate het proces van deze verhandeling verder vorderde werd deze literatuurlijst verder aangevuld. Een tweede bron van informatie is gebaseerd op eigen veldonderzoek. Dit veldonderzoek had plaats gedurende de volledige maand april 2011. Met het oog op kennis te vergaren over het doen en denken over stedelijke planning in Amman werden enerzijds interviews afgenomen met verschillende actoren, nl. stadsplanners en architecten werkzaam voor de Greater Amman Municipality (GAM) en Amman Institute (Ai), experten, lokale actiegroepen actief in het stadscentrum, bewoners, etc. De interviews verliepen op een semigestructureerde wijze. Dit wil zeggen dat er op voorhand een vragenlijst werd opgesteld om als leidraad te functioneren tijdens het interview. Afhankelijk van de antwoorden en de wending die het gesprek nam, werd er dieper ingegaan op bepaalde aspecten. De voertaal was Engels. Wanneer de geïnterviewde deze taal niet machtig was, werd er gewerkt met een vertaler. De meeste interviews werden niet opgenomen, dit om het informele karakter te kunnen behouden en persoon in kwestie de mogelijkheid te geven vrijer te spreken. Tijdens het interview werden wel notities genomen op basis waarvan na afloop een samenvatting van het gesprek werd uitgeschreven. Ook mijn persoonlijke reflecties en verwachtingen van het interview werden hierin verwerkt. De verdere analyse van het veldonderzoek berust op deze samenvattingen. Naast interviews, berust een deel van de verzamelde informatie tijdens het veldonderzoek op persoonlijke observaties in de stad en dan voornamelijk in het stadscentrum. Hierbij speelt mijn achtergrond als ingenieur-architect een belangrijke rol. Om een zeker aanvoelen en beter begrip van de ruimtelijke context te krijgen ging ik per wagen of te voet op verkenning in de stad. Tijdens mijn tocht maakte ik notities van mijn bedenkingen en foto’s als geheugensteun voor later. Gezien de focus van deze verhandeling op het stadcentrum zou liggen, sprak het voor zich dat ik de buurten in en rond het stadscentrum gedetailleerder onderzocht dan bijvoorbeeld de shopping malls in de buitenwijken. Deze verkenningstochten waren zeer bepalend en noodzakelijk om tot een goede perceptie van de stad te komen. Ik heb steevast voor een kwalitatieve onderzoeksmethode gekozen omdat dit me toeliet een grondige en diepgaande kennis op te bouwen van de problematiek zoals geschetst in de inleiding. Deze methode maakte het mogelijk de werkzame 9
mechanismen van dichtbij te bestuderen. Het geeft inzicht in de beleving en betekenisverlening van de betrokkenen. Door zelf een rol in het veld in te nemen leerde ik de situatie van binnenuit kennen. Dit gaf me een goed begrip van de aard en kwaliteit van de verschijnselen. Het eindresultaat van dit onderzoek is deze verhandeling. Deze is opgedeeld in 4 hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt de theorievorming rond het neoliberalisme en neoliberaal urbanisme behandeld. De werken van auteurs als Sywngedouw, Brenner en Peck vormen hierbij een leidraad. Na eerst kort toe te lichten wat neoliberalisme inhoudt, bespreek ik de belangrijkste veranderingen op niveau van stedelijk beleid en de rol van grootschalige stadsvernieuwingsprojecten in stadsplanning. De lokale context en het historisch perspectief zijn bepalend voor de manier waarop het neoliberale discours condenseert in een plaatsgebonden vorm. Na de theoretische bespreking wordt in een tweede hoofdstuk de historische evolutie van Amman geschetst. De belangrijkste sociale, politieke en economische evoluties en hun impact op de stad en stadsplanning worden hierin behandeld. Hierbij wordt in het bijzonder aandacht aan het stadscentrum besteed gezien het Wadi Amman Regeneration Project, de gevalstudie van deze verhandeling (zie hoofdstuk 3 en 4), zich daar situeert. In dit hoofdstuk blijkt dat de evolutie van Amman een veruitwendiging is van de verschillende migratiegolven en wisselingen in het economisch klimaat. De stad is zelden gegroeid zoals in plannen vooropgesteld werd. De achterliggende ideeën die vervat waren in deze plannen werden zijn echter blijven doorgroeien en circuleren en beïnvloeden de stadsplanningspraktijken van vandaag. Het derde hoofdstuk gaat dieper in op de inhoud en opbouw van het huidige masterplan. Dit plan werd opgesteld als reactie tegen de neoliberale wildgroei. Het wordt verkocht als een technocratisch instrument dat een duurzame en leefbare stad zal creëren, een stad die voldoet aan ieders noden. In realiteit functioneert het echter als een instrument dat een neoliberale stedelijk beleid faciliteert. Om aan te tonen hoe deze mechanismen precies in hun werk gaan, spitst de rest van dit hoofdstuk zich toe op een welbepaald project, het Wadi Amman Regeneration Project. Dit project wordt beschouwd in relatie tot het masterplan en de toekomstvisie voor de stad. Vervolgens wordt verder ingezoomd op een specifieke zone van het project, namelijk de Wadi Philadelphia zone. Nadat de karakteristieken en de gewenste toekomstvisie voor dit deelgebied zijn uitgezet, worden de verschillende deelprojecten in deze zone gedetailleerd besproken. Dat brengt ons bij het vierde en laatste hoofdstuk. De deelprojecten die in dit onderdeel besproken worden bevinden zich in verschillende fasen. Sommige projecten zijn al in uitvoering terwijl andere zich nog maar in de conceptfase bevinden. Ook de grootte en impact verschillen, wat maakt dat de projecten moeilijk onderling vergelijkbaar zijn. Een ding hebben ze echter 10
gemeenschappelijk: ze bouwen allen mee aan het stedelijke wensbeeld van de elite. Vanuit dat perspectief worden de verschillende projecten dan ook als een geheel beschouwd en wordt er getracht ze in relatie tot elkaar te analyseren. De verhandeling eindigt zoals elke verhandeling met een conclusie. Hierin worden de 4 voorgaande hoofdstukken kort samengevat en tracht ik een antwoord te formuleren op de onderzoeksvragen die in de inleiding geformuleerd werden.
11
12
1. Theoretisch kader De volgende hoofdstukken van deze verhandeling zullen teruggrijpen en verder bouwen op de theoretische beschouwingen die in dit eerste hoofdstuk naar voren worden gebracht. Dit hoofdstuk begint met een korte toelichting van het begrip neoliberalisme. Vervolgens beschouwen we het neoliberaliseringsproces op stedelijk niveau. De belangrijkste tendensen en verschuivingen in lokaal bestuursvormen die gekoppeld zijn aan dit neoliberaliseringsproces worden hier verder verduidelijkt. Samen met deze nieuwe vormen van stadsbestuur ontwikkelen zich eveneens nieuwe vormen van stadsplanning. Zo werd het conventionele masterplan geleidelijk aan vervangen door flexibele en effectieve stadsprojecten. De verschillende karakteristieken van het stadsproject, alsook de processen en mechanismen waarmee het project in de praktijk wordt gebracht, worden in de derde sectie van dit hoofdstuk besproken. Alvorens over te gaan tot het historische gedeelte in hoofdstuk 2 stel ik in een laatste sectie dat planning beschouwd dient te worden als een discours.
1.1. Neoliberalisme, quid? “Neoliberalism seems to be everywhere. This mode of free market economic theory… has become the dominant ideological rationalization for globalization and contemporary state ‘reform’.” (Peck & Tickell, Neoliberalizing Space, 2002, p. 380) Het neoliberalisme als ideologie streeft naar de utopie van een vrije markt, een markt bevrijdt van elke vorm van staatstussenkomst. Maar in de praktijk blijkt dat een drastische toename van staatstussenkomst nodig is om de regels van de markt op te leggen aan de maatschappij. De verschillen en contradicties tussen de neoliberale ideologie en het neoliberalisme in de praktijk zijn enorm. Brenner en Theodore (2002) stellen echter dat net die contradicties één van de meest essentiële eigenschappen van neoliberalisme zijn. Om dit aan te tonen gaan we even terug in de tijd. Waar het neoliberalisme in de het begin van de jaren 1970 voornamelijk een filosofisch project was, met primaire focus op het herstellen van een vrije markt denken binnen de economische discipline, werd het in de jaren 1980 sterk gepolitiseerd. Deze verschuiving trad op als reactie op de economische crisis eind de jaren 1970. De staatsgereguleerde economie van fordistisch-keynesiaanse welvaartsstaat zou aan de oorzaak liggen van die crisis. Vrije handel, flexibele arbeid en actief individualisme werden dan ook brutaal doorgeduwd. Hierbij moesten alle vormen van keynianisme en collectieve strategieën verdwijnen. Dit proces ging gepaard agressieve vormen van het inperken van de staatmacht, het verlagen van staatsuitgaven en het privatiseren van publieke diensten. Begin de 13
jaren 1990 trad er een tweede verschuiving op. Het roll-back neoliberalisme van Thatcher en Reagan bleek niet duurzaam op middellange termijn en was meer bezig met de deconstructie van anti-competitieve instituties dan met de constructie van alternatieve regulerende structuren. Deze vorm van oppervlakkig neoliberalisme had haar politieke en institutionele grenzen bereikt. In plaats van een implosie onderging het neoliberalisme echter een metamorfose. Het roll-out neoliberalisme onderstreept het belang van staatsinterventie en nieuwe institutionele structuren. De staat houdt zich niet langer afzijdig en zal tussenkomen om de vrije markt te faciliteren. Deze periode wordt gekenmerkt als een periode van constructie en consolidatie van neoliberale bestuursvormen. Peck en Tickell (2002) spreken van een diep neoliberalisme. De neoliberale bestuursvormen zijn zodanig diep geworteld dat we ze vandaag de dag als normaal en vanzelfsprekend beschouwen. “It has become a commonsense of the times” (Peck & Tickell, 2002, p. 381) Zoals de geschiedenis heeft aangetoond hebben de conflicten, gebreken, instabiliteit en crisis tendensen die geassocieerd worden met kapitalistische urbanisatie, paradoxaal genoeg, nooit geleid tot het verval of de overstijging van die kapitalisering. In plaats daarvan wordt het continu heruitgevonden door een dynamisch proces van creative destruction. (Brenner, Marcuse, & Mayer, 2012) Dit proces heeft volgens Lipietz plaats in een sterk gecontesteerd institutioneel landschap. De interactie tussen bestaande institutionele vormen en opkomende neoliberale projecten verloopt conflictueus en geeft op haar beurt aanleiding tot nieuwe, onverwachte en onstabiele lagen in de politiek economische ruimte. (Brenner & Theodore, 2002) Peck en Tickell (2002) stellen dan ook dat neoliberalisering moet geïnterpreteerd worden als een proces met een open einde. In dit proces wordt neoliberalisme samen met de vele andere continu evoluerende kapitalistische en niet kapitalistische denkbeelden en praktijken geproduceerd en herwerkt door de lokale institutionele context en politieke acties. (Leitner, Peck, & Sheppard, 2007) Vanuit dat perspectief stellen Brenner en Theodore (2002) dat het neoliberaliseringsproces niet alleen moet begrepen worden vanuit de ideologische fundamenten, maar dat het moet geconstrueerd worden als een historisch specifiek, evoluerend en contradictorisch proces van marktgedreven sociaalruimtelijke veranderingen. Vertrekkend van dat idee, introduceren zij het concept “actually existing neoliberalism”, waarbij de contextuele ingebedheid en padafhankelijkheid van neoliberale hervormingsprojecten wordt benadrukt. Zij stellen dat neoliberale hervormingen nooit in een pure vorm worden opgelegd, “for they are always introduced within politico-institutional contexts that have been molded significantly by earlier regulatory arrangements, institutionalized practises and political compromises.” (Brenner & Theodore, 2002, p. 361) Om tot een adequaat begrip van een actually existing neoliberlisme te komen (in dit geval in de stad
14
Amman), is het noodzakelijk de historische en huidige sociaal economisch context te verkennen.
1.2. Neoliberaal stedelijk beleid De ontplooiing van het neoliberalisme als politiek project is steeds nauw geassocieerd met (zo niet mogelijk gemaakt door) nieuwe politieke herschalingsnarratieven en –strategieën. (Peck, 2002) Politieke transformaties worden geïntroduceerd om de lokale dynamieken in lijn te brengen met verbeelde, veronderstelde en werkelijke eisen van een gedereguleerd, internationaal economisch systeem. (Swyngedouw, Moulaert, & Rodriguez, 2002) Regulatiemechanismen die vroeger onder nationale bevoegdheid vielen, worden toegewezen aan hogere of lagere beleidsniveaus. Men spreekt dan van opwaartse of neerwaartse herschaling. Peck (2002) vat dit als volgt samen: “Postwelfare politics seem to be becoming more global and more local at the same time, while in the gray space between, national states continue to exert important influences, albeit framed in terms of a narrative of powerlessness and an autocritique of past welfarist practices.” (Peck, 2002, p. 332) Deze tendens mag geenszins als een natuurlijk gegeven beschouwd worden maar is het resultaat van een politieke constructie, van politieke strijd en machtsverhoudingen. Deze ontwikkeling heeft tot gevolg dat het lokale niveau, meer bepaald steden en stadregio’s, actief betrokken worden in het bestuursproces. Zij zijn niet langer beperkt tot het louter uitvoeren van centraal opgelegde beleidsmaatregelen maar ze spelen zelf een rol in de totstandkoming en implementatie van dat beleid. (Peck, 2002) Dit maakt steden tot ‘key spaces’ waarin politiek-economische en sociale veranderingen worden opgevoerd. (Swyngedouw, Moulaert, & Rodriguez, 2002) Kortom: “Cities are at the forefront of neoliberalization”. (Leitner, Peck, & Sheppard, 2007, p. 2) Swyngedouw et al. (2002) trachten een breed overzicht te geven van de veranderingen in het stedelijk beleid en de daaraan gekoppelde stadsontwikkelingsstrategieën. De auteurs stellen dat het nieuw stedelijk beleid een uiting is van het nieuw neoliberaal economisch beleid waaraan het zich parallel ontwikkelt. Een van de kernelementen in dit beleid is een verschuiving van herverdelingspolitiek naar een meer marktgeoriënteerde en marktafhankelijke aanpak. Het is erop gericht de stad competitiever te maken en de economische groei aan te zwengelen. Zulk soort beleid vergt een assertiever, dynamische en meer ondernemend bestuur. Het creëert andere prioriteiten voor het lokale bestuur en vormt de aanleiding voor het ontwikkelen van andere beleidsstructuren en beleidsinstrumenten. Grootschalige stadsontwikkelingsprojecten zijn het instrument bij uitstek om competitieve positie van de stad te versterken. Deze projecten worden beschouwd als de oplossing om sociale polarisatie tegen te gaan, de lokale economie te doen 15
heropleven en bovenal de taks inkomsten van de stad te verhogen. Het produceren van rente vormt hierbij het hoofddoel en wordt ingezet als centrale strategie om de financiële balans van de lokale overheden terug in evenwicht te brengen. Het is een van de weinige opties die de lokale overheden nog hebben om hun belastinginkomsten te verhogen. In tegenstelling tot de retoriek van marktgeleide en privé ingedekte investeringen, speelt de staat steevast een leidende rol. De risico’s die gepaard gaan met de speculatieve aard van deze vastgoedprojecten worden gedragen door de staat (en dus door de belastingbetaler), de private sector gaat er veelal met de winst vandoor. Een ander kenmerk van het nieuwe stedelijk beleid is de oprichting van nieuwe instellingen en agentschappen. Private en niet-statelijke actoren maken deel uit van deze nieuwe bestuursvormen en worden betrokken in het bestuursproces. Dit gaat gepaard met een herverdeling van de beleidsvormende bevoegdheden. Deze nieuwe quasi-staatsinstellingen hebben een hoge graad van autonomie en overtreffen vaak de lokale en regionale overheden. De versnippering van agentschappen en de veelheid van instellingen wordt vaak afgebeeld als een goed teken. Het zou garant staan voor een betere en transparantere relatie tussen de overheid en de ‘civil society’. De democratie zou versterkt worden en de participatie verbreed, maar niets is minder waar. Swyngedouw et al. (2002) stellen dat zulke project-gebaseerde instellingen in werkelijkheid erg selectief zijn. Volgens hen kennen zulke vormen van stedelijk beleid een deficit met betrekking tot de aansprakelijkheid en vertegenwoordiging. Daarnaast zijn er onvoldoende of geen formele regels die vastleggen wie moet/mag participeren. Participatie werkt via co-optatie en uitnodiging. Dit heeft ontegensprekelijk een invloed op de regelgevingsstructuur, de aard van de ingrepen en produceert een specifiek beeld van stedelijkheid in lijn met de wensen van diegenen die mogen deelnemen. De wensen van de uitgesloten groepen en gemarginaliseerden worden niet ingevuld. Dit resulteert in een verschuiving van een representatief stedelijk bestuur naar een stedelijk bestuur voor belanghebbenden. Deze nieuwe bestuursvorm herdefinieert de rol van de lokale overheden. Van hen wordt nu verwacht dat zij tegelijkertijd als facilitator, klant en partner optreden. Samen met nieuwe vormen van stedelijk bestuur ontwikkelen er zich ook nieuwe vormen van planning. Planning door middel van stadsprojecten is de strategie bij uitstek geworden om economische groei te stimuleren. Het project vervangt het klassieke masterplan, een typerend beleidsinstrument uit de fordistische periode. Dit wil echter niet zeggen dat er geen plaats meer is voor planning in het stedelijk beleid. In tegendeel, planning speelt een belangrijke strategische rol. De planningsdoelstellingen en –instrumenten, en de manier van ingrijpen zijn weliswaar anders. In tegenstelling tot het masterplan, genereert een projectmatige aanpak een eclectische planningsstijl. Hierbij gaat (te) veel aandacht naar detail, vormgeving en esthetiek. In volgende sectie zal dieper ingegaan worden op stadsprojecten als nieuwe vorm van planning. Hierbij wordt getracht een beeld 16
schetsen van de verschillende karakteristieken en motieven, alsook van de processen en mechanismen waarmee deze projecten in de praktijk worden gebracht.
1.3. Neoliberaal urbanisme Stadsprojecten worden vaak gepromoot als centraal icoon van de stad. Ze gelden als statussymbool, een visitekaartje van ambitie, durf en internationale uitstraling en spelen een bepalende rol in het toekomstbeeld van de stad. Dat toekomstbeeld wordt bepaald door de visies van degenen die een sleutelfunctie vervullen in de voorbereiding, planning en implementatie van het project. Stadsprojecten zijn dan ook een weerspiegeling van de machtsstrijd tussen verschillende economische, politieke, sociale en culturele elites. De objectieven van het stadproject reflecteren de ambities van een bepaalde groep lokale, regionale, nationale en soms ook internationale elites. Het zijn de dynamieken van deze politieke en sociale machtsstrijd, samen de structurele economische veranderingen die de toekomst van de stad sturen. Het stadsproject pretendeerteen oplossing te bieden op sociale vraagstukken. Via trickle down2 mechanismen wordt het project verondersteld een sociaal gebalanceerde en succesvolle uitkomst te genereren. Men gaat er met andere woorden vanuit dat iedereen zal en kan delen in het succes van het project. In tegenstelling tot de universele en alomvattende ondersteuningsmaatregelen van de welvaartsstaat, hanteert men nu plaatsgebonden en ruimtelijk afgebakende ontwikkelingsstrategieën. Nationale, sociale herverdelingsmaatregelen worden verder uitgedund terwijl maatregelen die zich rechtstreeks richten op bepaalde sociale groepen verder toenemen. Deze groepen worden geïdentificeerd op basis van de plaats waar zij wonen en de karakteristieken van hun woonomgeving. Kortom, de universele aanpak wordt vervangen door een plaatsgebonden aanpak. Het stadsproject wordt voorgesteld als een instrument dat sociale exclusie zal verhelpen. Dat is alleszins de retoriek die politici voeren om zulke projecten te legitimeren. De onderliggende motieven zijn vaak van een andere aard. De trickle down mechanismen blijken een illusie. Swyngedouw et al. (2002) stellen dat de armsten geen voordeel halen uit louter economische groei wanneer hier geen beleid van herverdeling mee gepaard gaat. De nieuwe stedelijke beleidsstructuren rechtvaardigen een autoritair management op niveau van het project. De rol van lobby’s, familiebanden, zakenconnecties, en andere vormen van cliëntelisme worden dominant. Deze vorm van coalitievorming beklemtoont de groeiende kloof tussen het eigenlijk bestuur en de civil society. Het stimuleert een duale maatschappij met een coalitie van de 2
De trickle down theorie is een theorie uit de economie die stelt dat taks- en andere economische voordelen voor zakenlui en kapitaalkrachtigen onrechtstreeks ook in het voordeel zijn van de armeren gezien deze maatregelen leiden tot een verbetering van de economie in zijn geheel.
17
publiek-private partners aan de ene zijde en groeiende groep uitgeslotenen aan de andere zijde. De coalitie van publieke en semi-publieke actoren vormt een exclusieve groep met een gemeenschappelijk discours over het project. Dit discours kan en mag niet door de publieke opinie in vraag gesteld worden. Belangrijke beslissingen worden genomen op raden van bestuur of door quasigouvernementele bestuursorganen zonder publieke aansprakelijkheid. Kortom, door personen die geen verantwoording aan de bevolking moeten afleggen. De potentiele uitvoering van het stadsproject is gebonden aan de toekomstige renteverhoging die het project met zich mee zal brengen. Het is deze verhoging die de winstmarge van, en dus de interesse van investeerders in, het project bepaalt. De renteverhoging is enerzijds afhankelijk van de karakteristieken van het project, maar anderzijds spelen ook de nationale en internationale economische omstandigehden een bepalende rol. Dit maakt het interessanter voor vastgoedontwikkelaars om te investeren in projecten die zich richten op de meer welgestelde klanten. Desondanks blijft een investering in een project altijd een gok. De staat zal dan ook vaak een groot deel van het financiële risico op zich nemen om zo de stap voor de investeerders te verkleinen. De haalbaarheid van het project blijft onlosmakelijk verbonden met de dynamieken van de vastgoedsector. Dit draagt niet bij tot een vermindering van de sociale segregatie en exclusie integendeel, het leidt enkel tot nieuwe vormen van segregatie en een verhoogde polarisatie. (Swyngedouw, Moulaert, & Rodriguez, 2002) De hierboven geschetste kenmerken en daarmee gepaard gaande problematieken trachten een algemeen overzicht te geven van de verschillende verschuivingen in de planningsdiscipline ten gevolge van interactie met het neoliberale discours. Deze vormen van planning worden dan ook bestempeld als neoliberaal. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat het neoliberaliseringsproces plaatsgebonden en padafhankelijk is. De manier waarop deze neoliberale vormen van stadsplanning in de praktijk worden gebracht is afhankelijk van de bestaande politieke en sociale formaties.
1.4. Planning als discours3 Niet alleen het neoliberaliseringsproces, maar ook de planningspraktijken zelf zijn volgens Malkawi (1996) afhankelijk van de historische en maatschappelijke context. Hij stelt dat planners geen nieuwe planningsmethodes en praktijken creëren uit het niets, maar dat zij steeds een beperkt veld van mogelijkheden betreden, een veld dat zij amper kunnen beïnvloeden. Concepten en ideeën die vroeger gebruikt werden door planners worden vandaag hergebruikt. Hedendaagse planners geloven echter dat deze ideeën nieuw en innovatief zijn. Zij zijn ervan 3
Deze uitdrukking werd ontleend aan Fuad Malkawi. “planning as discourse” is de hoofdstelling in zijn doctoraatsverhandeling Hidden structures: an ethnographic account of the planning of Greater Amman.
18
overtuigd dat hun perceptie van een probleem met de daaraan gekoppelde oplossing en hun begrip van “goede planning” gebaseerd zijn op hun technische expertise. Technische overwegingen worden al te vaak beschouwd als de logische basis die aan de grondslag ligt van de planningspraktijken. De rol van politiek en ideologie wordt daarbij onvoldoende erkend. Door planning te beschouwen als een discours kan de idee dat planning is opgebouwd uit een serie onafhankelijke episodes en willekeurige, los van elkaar te analyseren beslissingen, overstegen worden. In plaats daarvan moet planning gezien worden als een proces dat wordt beïnvloed, geproduceerd en gereproduceerd, gevormd en hervormd door historisch handelingen in de politieke, sociale, technische en economische sfeer. Het planningsdiscours is volgens Malkawi (1996) een mengvorm van internationale planning en lokale realiteiten. Hij stelt dat het discours groeit uit een complex netwerk van bestaande politieke en sociale relaties. Die sociale en politieke praktijken leggen beperkingen op aan planning en vormen tegelijkertijd een stimulans. Het discours definieert de activiteiten die planners beschouwen als “goede planning” en bepaalt de planners notie van problemen en oplossingen. Het geeft vorm aan de verschillende concepten, ideeën, beelden en praktijken die vervat zijn in het plan. Het maakt het mogelijk om vaste concepten, ideeën, activiteiten en betekenissen te gebruiken en hergebruiken wanneer dit nodig blijkt. Vanuit dat oogpunt is een plan het product van een hegemonisch planningsdiscours. Bepaalde planningsobjecten zullen een dominante rol gaan spelen en blijven aanwezig doorheen de tijd. In tegenstelling tot Foucault argumenteert Malkawi (1996) dat het planningsdiscours niet louter aangestuurd wordt door een hegemonische orde die het gehele discours stuurt doorheen de tijd, maar dat het een product is van verschillende contesterende politieke en ideologische elementen. Een bepaald element kan volgens hem het discours niet domineren. Het discours is steeds opgebouwd uit een combinatie van verschillende elementen. Malkawi (1996) hanteert het begrip “historische eenvormigheid”. Dit begrip ontleent van Stephen Turner stelt dat handelingen een zekere gelijkvormigheid vertonen in tijd en ruimte. In het planning discours vertaalt dit zich in eenzelfde lijn van denken die doorheen de tijd kan getraceerd worden. Zo zijn er gelijkenissen terug te vinden in het beeld dat planners van de stad hebben. Doorheen de tijd onderscheiden zij problemen vaak op een zelfde manier. Waardoor ook de oplossingen aangereikt voor deze problemen gelijkaardig zijn. (Malkawi, 1996) Vertrekkende van de theoretische begrippen die in dit hoofdstuk uiteengezet werden zal ik in deze verhandeling trachten na te gaan hoe het neoliberaliseringsproces het planningsdiscours in Amman beïnvloedt. Ik zal onderzoeken hoe bestaande ideeën uit het planningsdiscours verder groeien en vergroeien met andere discours. Dat maakt een historisch perspectief van de stad Amman tot een essentieel element voor de verdere analyse. 19
20
2. Het stadscentrum perspectief
in
historisch
In dit tweede hoofdstuk bespreek ik belangrijkste economische, sociale en politieke gebeurtenissen en hun effect op de ruimtelijke evolutie van Amman. Ik zal nagaan hoe de stad Amman van enkele nederzettingen in de vallei van de Wadi Ras el Ain rivier is uitgegroeid tot een verstedelijkt gebied uitgestrekt over 19 heuvels die Amman vandaag telt. (Potter, Darmame, Barham, & Northcliff, 2009) De stedelijke expansie van Amman hangt nauw samen met de geschiedenis van Jordanië en de vorming van de Jordaanse staat, alsook met de politiekeconomische situatie in de regio. (Khasawneh, 2005) De focus van deze analyse ligt op de evolutie van het stadcentrum. Tegelijkertijd wordt ook de evolutie van de heersende discours in stadsplanning kort geschetst.
2.1. Restanten van oude beschavingen Het ontstaan van Amman zoals we de stad nu kennen, valt voor vele auteurs samen met de aankomst van de eerste Circassiërs in de late negentiende eeuw. (Khasawneh, 2005; Shami, 2007; Daher, 2008) Na enkele eeuwen van de depopulatie, werd de stad door hen heropgericht als een grensnederzetting van het Ottomaanse rijk. Om deze rede wordt Amman dan ook vaak bestempeld als een nieuwe stad. (Shami, 2007) Gezien de restanten van de voorgaande beschavingen tot de dag van vandaag een bepalende rol spelen in het stadsbeeld is het echter ook belangrijk te weten wat hieraan vooraf ging. Dit zal hieronder kort geschetst worden. Het gebied dat we nu bestempelen als Amman heeft in verschillende oude beschavingen een belangrijke rol gespeeld. Van de 13de tot de 6de eeuw v. Chr. fungeerde de stad, toen gekend als Rabbah Ammon, als de hoofdstad van het Ammonitische Rijk. Daarvan is later ook de naam Amman afgeleid. (Khasawneh, 2005) Restanten in de citadel en een aantal cirkelvormige handelsposten en uitkijktorens zijn overblijfselen van deze beschaving. (Daher R. , 2011) In de 3de eeuw v.Chr. werd Amman ingelijfd door de Grieken en veranderde haar naam in Philadelphia. Vlak na het begin van de christelijke jaartelling werd de stad een deel van de Provincia Arabia van het Romeinse Rijk. Philadelphia was één van de steden van de tienstedenbond of Decapolis, een samenwerkingsverband tussen tien steden in de regio. Deze handelsfederatie verwierf een machtige positie in de regio. Bouwwerken zoals het Nyphaeum en Romeinse amfitheater met daarvoor de zuilenrij van het Forum herinneren aan deze periode. In de 7de eeuw n.Chr. werd Amman ingelijfd bij het Islamitische Rijk van de Omayyaden. (Daher R. , 2011) In de eeuwen daarna volgen verschillende Islamitische periodes elkaar op. Onder de Abassiden-dynastie in de 9de eeuw kwam het gebied in verval doordat 21
Bagdad Damascus als hoofdstad was gaan vervangen en het opleven van de handel via de Rode Zee. De handel over land nam hierdoor af en de steden langsheen de handelsroute werden weer dorpen. (Meijer, 1997) Van de 16de eeuw tot de tweede helft van de 19de eeuw lag Amman er verlaten bij. (Khasawneh, 2005)
2.2. Van landelijk dorp tot kleine stad, 1878 – 1920 De Ottomaans-Russische oorlog van 1877 - 1878 bracht hier verandering in. Circassiërs en verschillende andere volkeren uit de Kaukasus sloegen op de vlucht voor de Russen. Deze groepen werden met open armen ontvangen in het Ottomaanse Rijk en hervestigd in het hinterland. Dit maakte deel uit van de Ottomaanse politiek die erop gericht was het Rijk te consolideren en uit te breiden naar het hinterland. De Circassiërs werden gevestigd in steden in het oosten van Jordanië. Amman was de eerste van die vestigingen. De Shapougs, de eerste Circassische migranten, vestigden zich initieel in grotten en ruïnes in de buurt van het Romeinse amfitheater. Pas later bouwden ze huizen op de lagere flanken van Jabal Qala’a en Jabal Jofeh. Een tweede groep Circassische migranten, de Kabartay en Abzakh, arriveerde tussen 1882 en 1890 en vestigde zich op de flanken van Jabal Webdeh en Jabal Amman. Nog later volgde een derde groep, de Muhâjirîn. Deze vestigden zich rond de bron van de Amman stroom. (Shami, 1996) Deze verschillende nederzettingen kunnen volgens Shami (1996) nog niet beschouwd worden als een stad of dorp. Hij maakt gewag van onenigheid tussen de “nieuwe” en de “oude” settlers. Naast onderling dispuut, was er ook sprake van conflict met de naburige bedoeïenen stammen over land en water. De vroege nederzettingen in Amman kunnen gezien worden als een extensie van de administratieve macht van de Ottomaanse staat om meer controle te verwerven over het hinterland. (Shami, 1996) Landbouw vormde één van de belangrijkste activiteiten voor de Circassische gemeenschappen. De komst van de Hijaz spoorweg in 1903 die door de Ottomanen werd aangelegd om de pelgrimsreis naar de heilige steden Mekka en Medina te vergemakkelijken, versterkte de bestaande verbindingen tussen Transjordanië, Damascus en het Arabische schiereiland. Dit samen met de toegenomen controle van de Ottomaanse staat in het gebied maakte de regio aantrekkelijker voor handel. Palestijnse en Syrische handelsfamilies gingen zich vestigen zich in steden als Irbid, al-Salt en ook Amman. (Amawi, 1996) Gezien de Circassiërs de meeste gronden rond het centrum van Amman bezaten, vestigden de nieuwkomers zich hoger op de heuvels. (Rifai, 1996) Ten gevolge van deze veranderingen onderging Amman een transitie van dorp naar stad. (Shami, 2007) Tijdens de eerste wereldoorlog won Amman verder aan belang. Doordat de stad bestempeld werd als hoofdkwartier van het vierde Ottomaanse leger worden er 22
heel wat infrastructuurwerken uitgevoerd in de buurt van Marka, in het oosten van Amman. Er werd onder andere een landingsbaan aangelegd en de faciliteiten rondom de spoorweg werden uitgebreid. Het zijn deze infrastructuurwerken die later doorslag gevend zullen zijn voor de keuze van Amman als hoofdstad. (Khasawneh, 2005; Rogan, 1996) In deze turbulente periode werden de machtsverhoudingen in de wereld grondig door elkaar geschud en zo onderging ook de Mashrek heel wat veranderingen. Met de steun van de Britten, leidt Al-Sheriff Hussein Bin Ali in 1916 de Arabische opstand tegen de Ottomaanse bezetting. (Khasawneh, 2005) In het voorbije decennium was het Arabisme van het einde van de 19de eeuw uitgegroeid tot een Arabisch nationalisme. Deze nationalisten hoopten erop één grote Arabische staat op te richten. De Britten slaagden erin deze nationalisten te mobiliseren tegen de gemeenschappelijke Turkse vijand. In ruil hiervoor beloofden de Britten Arabische onafhankelijkheid. Groot-Brittannië had echter nog meer beloften gedaan. In de Skyes-Picot overeenkomst van 1916 hadden Groot-Brittannië en Frankrijk, met instemming van Rusland, afspraken gemaakt over de naoorlogse verdeling van het Midden-Oosten. Libanon en Syrië zouden onder de Franse koloniale macht vallen, terwijl Irak, Jordanië en Palestina aan de Britten zou worden toebedeeld. (Owen, 2004) Het Arabische koninkrijk opgericht door Faisal, zoon van Al-Sheriff Hussein Bin Ali, na het terugtrekken van de Turken uit Damascus in 1918, kende slechts een kort bestaan. In 1920 werd onder druk van de Volkenbond dan toch het mandaatsysteem4 doorgevoerd in het Midden Oosten. (Rogan, 1996) Dit politiek controle instrument kan beschouwd worden als niets anders dan een vervanging voor het oude imperialisme. Vanuit strategisch oogpunt besloot de Britse regering het bestuur van de westelijke Jordaanoever te scheiden van dat van de oostelijke Jordaanoever. Dit legde de basis voor de nieuwe Transjordaanse staat. Prins Abdullah Bin Al-Hussein, de tweede zoon van Al-Sheriff Hussein Bin Ali, werd in 1921 tijdelijk aangesteld als Emir van het land. Hijzelf beschouwd zijn aanstelling slechts als een eerste stap in de oprichting van een verenigde en onafhankelijke Arabische staat. Maar met de jaren werden die kansen steeds kleiner. (Owen, 2004) In 1923 erkenden de Britten Transjordanië officieel als een staat onder leiding van Emir Abdullah. De voorwaarden waaronder de nieuwe staat bestuurd zou worden, werden pas vastgelegd in de overeenkomst van 1928. De Emir kon verre van onafhankelijk regeren. Zowel inzake buitenlandsbeleid, militaire aangelegenheden als ook op administratief en financieel vlak was hij afhankelijk van Groot-Brittannië. (Malkawi, 1996; Wright, 1951)
4
Na de eerste wereldoorlog worden verschillende voormalige Duitse kolonies en delen van het Ottomaanse Rijk onder voogdij van de overwinnaars van de Grote oorlog geplaatst. Dit gebeurde op basis van artikel 22 van het Handvest van de Volkenbond en gebeurde onder toezicht van de mandatencommissie. Dit nieuwe politieke controle-instrument legitimeerde de bezetting van desbetreffende gebieden. (Owen, 2004)
23
2.3. Amman als centrum van de koloniale macht, 1920 – 1946 De stichting van de Transjordaanse staat onder Brits mandaat vormt een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van Amman. De nieuwe staat had immers ook een hoofdstad nodig. De aanwezigheid van een treinspoor en een luchthaven maakte dat Amman boven het administratief beter uitgebouwde al-Salt werd verkozen als centrum om de koloniale macht uit te bouwen. Vanaf eind 1921 concentreerde alle staatsadministratie zich in Amman. Als hoofdstad was Amman zeer bescheiden. Er was geen elektriciteit, geen watervoorzieningen, geen telefoon en slechts weinig deftige publieke gebouwen. Al deze voorzieningen zouden in de loop van jaren 1920 moeten uitgebouwd worden. De stad werd ingezet als instrument om de staatsmacht tentoon te stellen. Gebrek aan voldoende fondsen beperkte de Britse en Hashemitische heersers echter om een statement te bouwen. Enerzijds zien we wel dat er een notie van Engelse orde werd geïntroduceerd. Straten werden verbreed en recht getrokken en ook de gevels werden aangepakt. Het algemeen stadsbeeld veranderde echter weinig. Daarnaast werden er ook enkele belangrijke projecten verwezenlijkt die gerelateerd zijn aan de Hashemitische autoriteit. De eerste van deze bouwwerken is de Umari moskee, nu beter bekend als de Husseini moskee, die werd gerealiseerd in 1922. Twee jaar later besloot Abdallah dat hij een vaste woonst nodig had en begon men aan de bouw van Raghadan Palace. De site van het paleis situeerde zich toen aan de rand van de stad, tussen het commerciële centrum en het militaire communicatiecomplex. Veel verder ging de projectie van staatsmacht in architectuur niet. In plaats daarvan zullen de autoriteiten de stad als podium gebruiken om hun macht ten toon te stellen en hun legitimiteit te versterken. Voorbeelden hiervan zijn de optocht van de koning van zijn paleis naar de moskee voor het vrijdagsgebed en de militaire parades in Faisal straat. Zelfs het Romeinse amfitheater werd op een gegeven moment bewust ingezet als achtergrond voor de publieke executie van een aantal gedetineerden om het spektakel te vergroten. (Rogan, 1996) Naast administratief en politiek centrum, groeide Amman in deze periode ook uit tot een belangrijk handelscentrum. Enerzijds was dit een gevolg van het Britse beleid dat erop gericht was de handel in Transjordanië te bevorderen. Nieuwe afzetmarkten werden geopend en de koopkracht werd verhoogd. Anderzijds speelde de toegenomen migratie van Syrische en Palestijnse handelaars ten gevolge van de politieke onrust in hun land na de eerste wereldoorlog een fundamentele rol. Deze migranten kenden een lange traditie van handel en beschikten over de nodige contacten en capaciteiten om Amman tot een commercieel succes te maken. Het belang van handel manifesteerde zich in de oprichting van de Kamer van Koophandel in 1923. Via dit medium kon de handelsklasse haar zorgen articuleren aan de overheid. Gezien de handelsklasse voornamelijk uit buitenlanders bestond contesteerden zij nooit het bestaan van de Transjordaanse staat of de aard van het regime. De politieke contestaties die zij maakten hadden volgens Amawi (1996) slechts betrekking op twee dingen: zaken 24
die rechtstreeks gerelateerd waren aan de politiek in Syrië of Palestina of beleidsaspecten die hun fortuin in Transjordanië zouden benadelen. De economische groei in het interbellum maakt dat de handelsklasse zich kon ontwikkelen tot een essentieel segment van de samenleving. Dit uit zich in de stad zowel op politiek als op sociaal vlak. Vele van de protesten tegen politieke gebeurtenissen in Syrië en Palestina hadden plaats in Amman. Op sociaal vlak ontwikkelde de handelsklasse, omwille van hun toenemende belang, een goede band met koning Abdullah I. De handelselite had toen al een zekere invloed maar het is pas tijdens de tweede wereldoorlog dat zij ook een invloed op de uitvoerende macht zullen verwerven. (Amawi, 1996) Ruimtelijk vertaalde de opkomst van deze nieuwe elite zich in een expansie van de stad naar de heuveltoppen. Een villa op de heuvels was enkel weggelegd voor degene die over eigen vervoer beschikten en het zich konden veroorloven zich te verwijderen van het stadscentrum. (Rifai, 1996) Naast Syrische en Palestijnse migranten ontving Amman ook verschillende andere vluchtelingen waaronder Najdi en Shammari vluchtelingen uit het huidige Saudi-Arabië, Druzen, Koerden uit Syrië en Irak, Armeniërs uit Turkije. (Shami, 2007) In tegenstelling tot de handelselite vestigden de meesten onder hen zich in de vallei. Ze huurden een onderkomen van de Circassiërs in het stadscentrum in de buurt van de Soek of de rivier. (Ohannessian, 1996) Daar waar het aantal inwoners van Amman in het begin van de jaren 1920 geschat wordt op een 3000 à 5000 personen (Rogan, 1996), zal dit in de loop van de jaren 1930 verder oplopen tot 10 500. (Potter, Darmame, Barham, & Northcliff, 2009) Deze bevolkingstoename en de aardbeving van 1927 verhoogde de noodzaak tot planning. Maar de politieke noodzaak om hoofdstad te creëren was de belangrijkste drijfveer. Planning had ook een strategisch doel. Zowel Emir Abdallah als de Britten wilden de controle over de woestijngebieden en nomadenstammen vergroten. Het herorganiseren van landeigendom was hier een middel toe. De implementatie van dit Brits landeigendomsbeleid kan volgens Malkawi (1996) beschouwd worden als het begin van de Britse invloed in planning. Belangrijker nog is de aanpassing van de Britse planningswet in 1932. Vanaf dan moesten planningsschema’s opgesteld worden door een centrale planningsautoriteit, ook in de kolonies. Het eerste plan voor Amman, voorgesteld door de Brit Mitchell in 1938, is volgens Malkawi (1996) een eerste manifestatie van de wet. Het plan behandelde enkel de perceelverdeling en transportroutes in de gebouwde omgeving. Socio-economische zaken werden niet behandeld. De belangrijkste impact van dit plan was de creatie van de brede boulevard in het centrum van de stad die bekend staat als Faisal straat. (Malkawi, 1996)
2.4. Amman, een toevluchtsoord voor vluchtelingen, 1946-1970 Tijdens de tweede wereldoorlog werden de machtsrelaties opnieuw door elkaar geschud. De oude imperialistische Europese mogendheden kwamen zwakker uit 25
de oorlog en de Verenigde Staten en Rusland rukten op als nieuwe wereldmachten. De Arabische staten grepen deze kans om de bevrijdingsstrijd, die in de eerste wereldoorlog in gang was gezet verder te zetten. (Wilson, 1987b) Na de onafhankelijkheid van Libanon in 1943, verkrijgen in 1946 ook Syrië en alle Britse mandaatgebieden, op Palestina na, de onafhankelijkheid. (Wilson, 1987a) Tijdens de oorlog had Emir Abdallah resoluut de Britse zijde gekozen. Hoewel ook hij meer politieke onafhankelijkheid wilde zoals de rest van de Arabische staten besefte hij dat het voortbestaan van Transjordanië sterk afhankelijk was van Groot-Brittannië. Abdallah was dan ook opgelucht dat de Britten hun financiële en militaire steun aan Transjordanië zouden voortzetten na de onafhankelijkheid. In wezen veranderde er dus weinig in de relatie tussen Transjordanië en GrootBrittannië. (Wilson, 1987a) De Arabische-Israëlische oorlog van 1948 bracht een grote stroom Palestijnse vluchtelingen teweeg. Abdallah zag hierbij kans zijn territorium te vergroten en annexeerde de westelijke Jordaanoever, het Arabische deel van het voormalige Palestina. De koning zette zijn project van natieopbouw verder door de Palestijnse vluchtelingen aan te moedigen zich in Jordanië te vestigen. (Wright, 1951) Na de oorlog van 1948 was de bevolking van Jordanië meer dan verdubbeld. (ibid., p. 449) Deze enorme toename bracht grote veranderingen in de structuren van Jordaanse samenleving teweeg. Ongeveer 60% van Palestijnse vluchtelingen in Jordanië vestigde zich in vluchtelingenkampen opgericht door UNWRA in en rond Amman. (Shteiwi, 1996; Abu-Dayyeh, 2004) De twee grootste en oudste kampen zijn el-Hussein kamp op Jabal Hussein en el-Wehdat kamp op Jabal elAshrafiyye. In korte tijd groeide Amman uit tot een stad van 108 000 inwoners. (Khasawneh, 2005; Abu-Dayyeh, 2004) Deze toename zorgt voor druk op fysieke infrastructuur van de stad. Amman verkeerde in een stedelijke crisis. (AbuDayyeh, 2004) Op vraag van de Jordaanse regering en met financiële steun van de Verenigde Naties, bereidden de Britten Max Lock en Gerald King in 1954 het eerste plan voor Amman voor. ( Max Lock Centre, 2005) In dit plan, het Amman Development Plan, schoven zij een grootse visie voor de algemene ontwikkeling van de stad naar voren. De focus lag hierbij op het verbeteren van de algemene levensomstandigheden en werkgelegenheid. (Abu-Dayyeh, 2004) Hiermee begint voor Amman een nieuwe fase die door Rifai (1996) gekenmerkt wordt als een fase gedomineerd door planners. De planners die veelal een opleiding in het buitenland hadden genoten, in Europese steden of steden in het Midden Oosten zoals Damascus of Caïro, projecteerden een modernistische visie op Amman. (Rifai, 1996) Die visie is ook sterk aanwezig in het Amman Development Plan. AbuDayyeh (2004) stelt dat dit plan een directe reflectie is van modernistische Britse opvattingen en modellen uit stadsplanning van de jaren 1940. Het plan stelt voor een centraal park in het centrum van Amman te creëren met in de directe omgeving daarvan alle administratieve en publieke functies. Rondom dit centrum liggen aparte residentiële buurten die via autowegen in verbinding staan met het centrum. Groenzones scheiden de verschillende buurten van elkaar en dringen 26
door tot in het stadcentrum. In dit voorstel herkennen we het invloedrijke “garden city-model” van Ebenezer Howard. Ook de tabula rasa die werd voorgesteld voor een gedeelte van het stadscentrum reflecteert de modernistische aanpak. Typerend voor het modernisme zijn de compacte Corbusiaanse woontorens en de aandacht voor de auto. Het plan van Lock en King was echter te ambitieus en te duur en werd dus niet gerealiseerd. Maar desondanks had dit een plan een sterke invloed op de mogelijke toekomstbeelden van de Amman. (Abu-Dayyeh, 2004) De visie van Lock en King paste binnen moderniseringsbeleid van koning Hussein, die na de moord op zijn grootvader Abdullah in 1951 aan de macht kwam. Hussein’s beleid was gericht op de opbouw van de natie en dit doormiddel van economische ontwikkeling. Economische groei moest bijdragen tot de welvaart van het volk. Die welvaart werd gezien als bindmiddel van de Jordaanse maatschappij en moest tegelijkertijd politieke oppositie ontmoedigen en zo bijdragen tot de opbouw van de natie. (Philips, 2004) Abu-dayyeh (2004) stelt dat dit discours zich ook reflecteerde in de stedelijke planning. Het burgerlijke centrum met haar publieke gebouwen, zoals voorgesteld in het plan van Lock en King, moest de nieuwe staat representeren en de gelijkheid van de burgers bevestigen. (Abu-Dayyeh, 2004) De vijfjaren plannen, opgesteld door de Jordan Development Board, vormden de kern van de economische ontwikkelingsstrategie. (Philips, 2004) Doorheen de jaren 1950 kende Jordanië een significante economische groei. (Shteiwi, 1996) De annexatie van de West Bank speelde hierin een belangrijke rol. Enerzijds vormde deze een belangrijke toevoeging aan de productieve landbouwbasis en aan de kleinschalige industrie van Jordanië. (Brynen, 1992, p. 78) Anderzijds bracht de vergroting van het Jordaanse grondgebied ook de noodzaak tot uitbereiding van het staatsapparaat met zich mee. Zowel de administratie, als het leger, alsook publieke diensten werden uitgebreid. (Shteiwi, 1996) Desondanks bleef de Jordaanse economie sterk afhankelijk van Britse en later Amerikaanse financiële steun. (Brynen, 1992) Gemiddeld 30% van de overheidsinkomsten was in de periode van 1952 tot 1966 afkomstig van buitenlandse hulp. (Philips, 2004, p. 111) Verscheidene auteurs waaronder Biegel (1996), Brynen (1992) en Shteiwi (1996) stellen dan ook dat Jordanië reeds van in het prille begin een charity state of semi-renteniers state was. In tegenstelling tot staatsvormen waar de staatsinkomsten afkomstig zijn van nationale belastingen, zijn de inkomsten van een rentenierstaat gebaseerd op externe rente. (Biegel, 1996) Deze externe bron van inkomsten was van centraal belang voor de politieke stabiliteit van het Jordaanse regime. De rente maakte het mogelijk een neo-patrimoniaal systeem uit te bouwen waarbij loyale elites en stammen beloond werden voor hun trouw aan de koning en waarbij voordelen verdeeld werden over grote delen van de bevolking. (Brynen, 1992) Die afhankelijkheid van buitenlandse geldstromen verklaart deels de indringing van Britse en Amerikaanse modellen in stadplanning.
27
In 1967, na de zesdaagse oorlog met Israël, verloor Jordanië de controle over de West Bank en daarmee ook een derde van haar economie. De buitenlandse hulp liep dan op tot 58% van de staatsinkomsten. (Philips, 2004) Jordanië en vooral Amman kreeg te kampen met een tweede golf van Palestijnse vluchtelingen. De stad kreeg een influx van enkele 130 000 mensen te verwerken. De bestaande vluchtelingenkampen raken overvol en ook de hellingen in de buurt van het stadscentrum werden dichtbebouwd. In de periferie van de stad richtte UNWRA 9 nieuwe kampen op om de bevolkingsdruk op te vangen. De bourgeoisie verhuisde verder en verder uit het centrum en vestigde zich op landbouwgronden in het noorden, westen en zuiden van de stad. (Khasawneh, 2005; Khasawneh, 2009) De stad kende dus twee groeipatronen: enerzijds expandeerde zij naar het westen en anderzijds verdichte zij in het oosten. Rifai (1996) stelt dat de polarisering tussen oost en west Amman zijn oorsprong heeft in deze periode.
2.5. De oncontroleerbare expansie, 1970-1999 De jaren 1970 worden gekenmerkt als de economische groeijaren van Jordanië. De stijgende olie-export in het Midden Oosten lag aan de basis hiervan. (Brynen, 1992) Jordanië, dat zelf een olie arm land is, kende heel wat arbeidsmigratie naar de olie-exporterende landen. Geldzendingen van deze arbeiders maakte een belangrijk deel uit van het BNP van Jordanië. In 1984 bedroeg dit meer dan een vierde hiervan. (Brynen, 1992, p. 79) Ook directe Arabische financiële steun nam toe in deze periode. Deze werd rechtstreeks geïnvesteerd in de verdere uitbreiding van de publieke sector en publieke diensten zoals onderwijs en gezondheid maar ook in dure infrastructuurprojecten. (Brynen, 1992, p. 79; Shteiwi, 1996, p. 413; Dejong, 1996, p. 273) De toestroom van geldzendingen uit de Golf resulteerde in een enorme groei van de constructie- en vastgoedsector. Privé kapitaal werd geïnvesteerd in land en woningen en stimuleerde de verdere expansie van Amman. (Dejong, 1996) De geldzendingen maakten dat vele families voor hun inkomen niet langer afhankelijk waren van de toegang tot hun werkplaats. Mensen werden ontkoppeld van de productieve basis van de stad, een functie die tot voor kort door de downtown werd vervuld. In plaats van een woning dichtbij het werk, opteerden vele families ervoor een woning te bouwen op de goedkopere gronden in de periferie van de stad met toegang tot infrastructuur. (Khasawneh, 2009) Ook het uitbreken van de Libanese burgeroorlog in 1975 had een impact op Amman. Naast een toestroom van ongeveer 30 000 Libanese vluchtelingen, waaronder enkele rijke Palestijnse families, zochten ook verschillende internationale instellingen en bedrijven die voordien gevestigd waren in Beiroet hun toevlucht in Amman. (Shteiwi, 1996) Dit bovenop de stijgende vraag van de snel expanderende golflanden naar diensten leidde tot een ‘boom’ in de dienstensector. (Brynen, 1992) Om de druk op het oude stadscentrum te verlichten, zet het stadbestuur in op een decentraliseringspolitiek. Er werd geïnvesteerd in een nieuw commercieel centrum, Shmeisani, in de periferie van de 28
stad. (Khasawneh, 2009) Deze politiek moedigde een verdere expansie van de stad aan en bracht tevens hoge infrastructuurkosten met zich mee. (Dejong, 1996) De expansie concentreerde zich voornamelijk ten westen van het oude stadscentrum, langs de baan naar Sweileh en Wadi-es-Sir. Deze laatste staat bekend als de baan met de 8 cirkels van Amman. (Rifai, 1996) Het ontstaan van nieuwe commerciële centra creëerde een breuk met het verleden. Daar waar voordien alle essentiële commerciële functies gelokaliseerd waren in het stadscentrum, werden deze nu verdeeld over verschillende centra. (Biegel, 1996) Het oude stadscentrum verloor zijn flair van vroeger en verpauperd langzamerhand. De sociale polarisatie en ruimtelijke segregatie van Amman namen volgens Dejong (1996) alleen maar toe in deze periode. Dalende olieprijzen in het begin van de jaren 1980 maakten een eind aan de economische groei en zetten de economische recessie in. De geldzendingen van Jordaanse en Palestijnse arbeiders uit de Golfstaten en de financiële Arabische steun, de twee belangrijkste bronnen van het Jordaanse staatsinkomen, namen af. De staatsuitgaven daarentegen bleven geleidelijk stijgen waardoor het tekort in de staatsbegroting met de jaren steeg. De Jordaanse overheid weigerde besparingen door te voeren uit vrees dat het neo-patrimoniale systeem dan uit elkaar zou vallen en ging bijgevolg verschillende leningen aan in een poging het fragiele evenwicht te bewaren. (Brynen, 1992) Zo werd in 1983 een lening van 30 miljoen dollar afgesloten met de Wereldbank om het Greater Amman Comprehensive Development Plan (GADCP) voor te bereiden. Dit onder voorwaarde dat Jordanië Amerikaanse adviseurs van USAID en de Britse tegenhanger ODA zou inhuren. Het plan behandelde landzonerings-, transport- en stadplanningsaspecten maar ook het management van de stedelijke administratie werd onder de loep genomen. Het masterplan wilde twee problemen behandelen: de stedelijke uitbreiding op waardevolle landbouwgronden en het gebrek aan coördinatie tussen de verschillende autoriteiten. (Malkawi, 1996) Dit plan kan beschouwd worden als een reactie op de veranderingen die de stad van de voorbije jaren had ondergaan.5 Het Joint Technical Team was verantwoordelijk voor de het opstellen van het GACDP. Dit team bestond uit planners van het internationale privé bedrijf Dar alHandasah Consultants en lokale planners van het gemeentebestuur van Amman. De Brit John Calder leidde het team. Het idee achter de creatie van dit team was om internationale expertise over te dragen aan de lokale planners. (Malkawi, 5
Naast het plan van King en Lock uit 1955 en het GADCP o.l.v. Calder, werden er in tussentijd nog andere plannen ontwikkeld. Zo was er een plan van Lorentz uit 1968. Dit plan introduceerde minimalistische interventies op niveau van de stad en focuste op het verlichten van de verkeersdruk in het centrum. Verder werden er ook kleinschaligere en gedetailleerdere plannen opgesteld voor het stadscentrum. Zo stelde het Joint Park Planning Team (JPPT) in 1968 het Masterplan for Improving Visitors Services and Activities voor. Dit plan focuste op de toeristische herontwikkeling van het centrum. In 1978 deed de International Engineering Consultant Association (IECA) uit Japan een voorstel om twee commerciële centra en parkeergebouwen te ontwikkelen om zo de handel in het centrum te verbeteren. De invloed die deze plannen hadden is echter beperkt gebleven. (Abu-Dayyeh, 2004) Het zou ons te ver brengen om ook deze plannen in verder detail te bespreken.
29
1996) Het is dan ook niet verwonderlijk dat de oplossing die in het plan naar voren werden geschoven zoals o.a.: het voorzien van een groene ring, het opvangen van toekomstige groei in nieuwe satellietsteden en het verbeteren van transport door de aanleg van ringwegen, typisch Brits waren. (Abu-Dayyeh, 2004) Een van de eerste verwezenlijkingen onder leiding van Calder was de creatie van de Greater Amman Municipality in 1985. De redenering hierachter was dat de veelheid aan administratieve eenheden een obstakel vormden voor de implementatie van het masterplan en dat er een centrale autoriteit nodig was om een efficiënte uitvoering garanderen. Ook dit was in wezen een Brits idee. Reeds in 1967 opperde de Britse planner Newcombe, die toen voor de VN een planningsopdracht uitvoerde in Amman, eenzelfde idee. In het begin van de jaren 1960 was het stadsregio-model net in Londen ingevoerd. Britse planners bouwde verder op hun ervaringen met het model in Londen en implementeerden het in verschillende voormalige Britse kolonies. In Amman duurde het echter tot 1985 vooraleer het stadsregio-model werd geïmplementeerd (Malkawi, 1996) Het masterplan zelf focuste op twee actiegebieden: het stadcentrum en een residentiële en industriële zone in het zuid oosten van Amman. In het stadscentrum werd de nadruk gelegd op het beschermen van het stadsbeeld en het verbeteren van de fysieke leefomgeving, inclusief de historische sites. (Malkawi, 1996) Abu-Dayyeh (2004) stelt dat het slechts bescheiden ingrepen betrof zoals het voorzien van voetgangerszones en het creëren van goed ontworpen publieke ruimtes. Die bescheidenheid weerspiegelde volgens hem de economische recessie in die periode. Net zoals het plan van 1955 voorziet het GADCP publieke functies, zoals een nationaal museum, in het stadscentrum. (Abu-Dayyeh, 2004) Het beschermen van historische sites was nog steeds een belangrijk onderdeel in de constructie van de Jordaanse nationale identiteit maar daarnaast werd het ook gezien als een manier om via toerisme het commerciële centrum nieuw leven in te blazen. In 1988, na vijf jaar werken, was het GADCP, het plan dat de groei van Amman de komende 15 jaar in goede banen moest leiden, eindelijk af. In 1990 werd het voorstel officieel goedgekeurd maar net zoals bij alle voorgaande plannen werd er weinig concreet gerealiseerd en belandde het op de boekenplank bovenop de andere. (Malkawi, 1996) Ondertussen was de Jordaanse schuldenberg zo hoog dat Jordaanse regering in 1989 genoodzaakt was een lening af te sluiten met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank. Deze lening was gekoppeld aan een economisch hervormingsprogramma. (Brynen, 1992; Sufyan, 2007) De opgelegde maatregelen hadden tot doel export te promoten en de rol van de privé-sector in de Jordaanse economie te versterken. Dit stond in scherp contrast met het economisch beleid dat Jordanië in het verleden had gevoerd, namelijk importsubstitutie aanmoedigen en de rol van de publieke sector uitbreiden. Het wegvallen van de subsidies op basisgoederen en -diensten zorgde voor heel wat oproer in het land en vormde een bedreiging voor de stabiliteit van het regime. (Sufyan, 2007) Dit had tot direct 30
gevolg dat er ook politieke hervormingen werden doorgevoerd. Parlementaire verkiezingen werden weer toegelaten, de basis voor een politiek pluralisme werd gelegd en een aantal beperkingen op de persvrijheid werden opgeheven6. Het was echter al snel duidelijk dat dit democratiseringsexperiment slechts een tijdelijke tactiek van de koning Hussein was om de weerstand tegen de onpopulaire economische hervormingen te reduceren. (Choucair, 2006) Het jaar 1989 markeert voor Jordanië het begin van het neoliberale momentum. Het nieuwe economische beleid gericht op het verhogen van de competitiviteit van Jordanië door ondermeer buitenlandse investeerders aan te trekken, bracht niet alleen een politieke liberalisering met zich mee maar zorgde ook voor een verandering in ruimtelijke planning. Gezien de regio rond Amman een belangrijk economisch knooppunt vormt, was het onvermijdelijk dat de stad een groot deel van de buitenlandse investeringen zou aantrekken volgens Abu-Dayyeh (2004). De vraag naar grote goedkope gronden voor de ontwikkeling van private en publieke megaprojecten steeg. Deze gronden bevonden zich vooral in de periferie van de stad, in wat voordien als de groene gordel van de stad werd beschouwd. Amman als stad moest aantrekkelijk worden voor buitenlandse investeringen. (Khasawneh, 2005) Met het verschuiven van de economische prioriteiten verschoven ook de ruimtelijke planningsprioriteiten. Om deze uitdaging aan te gaan voelde de stedelijke administratie zich genoodzaakt een nieuw planningsmodel te ontwikkelen. (Abu-Dayyeh, 2004) Dit betekende het failliet van het GADCP nog voor het geïmplementeerd kon worden. Daarnaast speelde ook de onvoorziene demografische groei ten gevolge van de Golfoorlog in Irak in 1991 een rol. De oorlog was de aanleiding voor de terugkeer van Palestijnse en Jordaanse werknemers uit Koeweit en Irak. Een 400 000-tal mensen zocht toevlucht in Amman. (Parker, 2009; Khasawneh, 2009; AbuDayyeh, 2004) Tegen 1994 was Amman uitgegroeid tot een stad van ongeveer 1,5 miljoen inwoners. (Khasawneh, 2005) Dit zette de bestaande infrastructuur nog meer onder druk en zorgde voor een verhoging van de grondprijzen. (Abu Ghazalah, 2008) Dure villawijken zoals Abdoun staken in die periode de kop op. (Parker, 2009) De stad groeide voornamelijk verder langs de bestaande groeiassen, met name langsheen de baan naar Sweileh en Wadi-es-Sir, en langs de baan die de nieuwe luchthaven ontsluit. (Al Rawashdeh & Saleh, 2006) De richtlijnen van het GADCP om de groei te concentreren in twee satelietsteden werden hierin niet gevolgd. In de jaren 1990 waren de eerste tekenen van het neoliberale ontwikkelingsdiscours reeds zichtbaar. Daher (2008) heeft het over een plaag van shopping malls die overal in de stad ontspringen in de late jaren 1990. Ook de eerste hoogbouw torens van meer dan 100 meter hoog werden in deze periode
6
Naar aanleiding van de Arabisch Israëlisch oorlog werd in 1967 de staat van beleg afgekondigd in Jordanië. Persvrijheden werden ingeperkt en het parlement verschillende keren ontbonden om zo de stabiliteit van de monarchie te vrijwaren. (Choucair, 2006)
31
neergepoot. (Abu Ghazalah, 2008) Maar het is pas onder Abdallah II dat het neoliberale visie ten volle zal triomferen. (Parker, 2009)
2.6. A wannabe global city, 1999-heden Na het aantreden van koning Abdullah II in 1999 werd de economische hervorming van het regime een topprioriteit. Suyfan (2007) beschrijft deze periode als één van consolidering. Afspraken met het IMF werden hernieuwd en het land trad toe tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in 2000. In datzelfde jaar ondertekende Jordanië vrijhandelsakkoorden met de Verenigde Staten en later, in 2002, ook met de Europese Unie. Na de invasie van Irak in 2003 steeg de buitenlandse hulp opmerkelijk. De hulp van de Verenigde Staten steeg van 150 miljoen dollar in 2001 tot maar liefst 348 miljoen dollar in 2004. Deze toenemende geldstroom versnelde het privatiseringsproces en de integratie in de wereldeconomie. Al deze hervormingen maakten dat Jordanië gevoeliger werd voor internationale handelsprocedures en standaarden. Hoewel Jordanië in die periode een gestage economische groei kende waren hier ook heel wat negatieve zijeffecten aan verbonden. Sociale problemen zoals werkeloosheid, armoede en de daling van de levenskwaliteit kregen onvoldoende aandacht. Deze problemen vormen dan ook een aanzienlijke bekommernis voor de meerderheid van de Jordaanse bevolking (Sufyan, 2007) De rol van de nieuwe koning in dit hervormingsproces en de technocratische elite rondom hem mag niet onderkend worden. Maar volgens Suyfan (2007) werd de hervormingsagenda niet doorgevoerd ten gevolge van een intern politiek proces maar waren de zware crisis van 1989 en externe actoren zoals het IMF hiervoor verantwoordelijk. Het veranderde politieke klimaat na 9/11 verklaart de toegenomen interesse van de Verenigde Staten en de Europese Unie in de Arabische wereld. Zij zien economische en politieke liberalisering als de remedie tegen het toenemende terrorisme en religieus extremisme. (Bogaert, 2008) Ook de geostrategische positie van Jordanië in de regio en het pro-Amerikaanse standpunt dat het innam tijdens de Irak oorlog verklaren de stijgende buitenlandse hulp in het begin van de jaren 2000. Daarnaast werd deze periode ook gekenmerkt door stijgende kapitaalinvesteringen vanuit de Golfstaten. De overtollige petrodollars werden hoofdzakelijk geïnvesteerd in vastgoed en toerisme. (Bogaert, 2008; Peters & Moore, 2009) Het spreekt voor zich dat de hierboven beschreven veranderingen een impact hadden op de maatschappij als geheel. In de stedelijke ruimte reflecteert dit zich in de manier waarop en voor wie projecten ontwikkeld werden. Steden wedijveren met elkaar om internationale investeringen, bedrijven en toeristen aan te trekken. Een gunstig investeringsklimaat en een modern imago zijn uiterst noodzakelijk en vormen hoofdbekommernis van stadsbestuur. Nieuwe snelwegen en tunnels worden aangelegd om de snelheid en efficiëntie van het transport in de stad te verbeteren, straten en parken worden verfraaid om toeristen te lokken en grootschalige 32
projecten moeten de Amman op de kaart zetten als een ‘global city’. Modellen van Dubai of Beiroet dienen hierbij als voorbeeld voor de nieuwe ontwikkelingen. (Daher, 2008; Parker, 2009) Het Abdali project is een van de vele projecten dat deze nieuwe ontwikkelingen illustreert. Het belooft de nieuwe downtown van Amman te worden, een landmark in het stadscentrum, een nieuwe ster die iedereen zal zien. Wonen, werken en ontspanning worden met elkaar vervlochten in het projectprogramma om zo een modern en duurzaam ontwikkelingsmodel te bekomen. Eens de constructiewerken achter de rug zijn, moet Abdali uitgroeien tot ‘het’ zakendistrict van Amman (Psc Abdali Properties, 2011) Het project wordt gefinancieerd door Abdali Investement and Development7 (AID), een privé onderneming opgericht in 2004. In het consortium zijn zowel de staat als verschillende internationale privé bedrijven vertegenwoordigd. De grens tussen publieke en private entiteiten vervaagt doordat de staatsautoriteit steeds meer verstrengeld raakt met de private actoren. De staat is wel degelijk betrokken en speelt voornamelijk een faciliterende rol. Zo bood MAWARED de grond waarop Abdali ontwikkeld wordt aan onder de marktprijs en werden er allerhande speciale bouwreguleringen opgesteld om het risico voor de investeerders te beperken en hoge winsten te garanderen. (Daher, 2008; Parker, 2009; Debruyne, 2011) Naast Abdali ontpoppen er zich tal van andere projecten, gaande van exclusieve residentiële projecten zoals Andalusia tot hoogbouw torens met kantoorruimten als het Jordan Gate project en luxueuze vijfsterren hotels. Deze ontwikkelingen concentreren zich voornamelijk ten westen en zuiden van het stadscentrum. Hetgeen resulteert in een toename van de socio-economische en ruimtelijke polarisatie. Het oostelijke deel wordt steeds verder naar het oosten geduwd en het westelijke meer westen. (Daher R. , 2008) De neoliberale wildgroei aan hoogbouw lokt heel wat reacties uit. Zowel Bagaeen (2006), Abu Ghazalah (2010) als Beauregard en Marpillero-Colomina (2011) hebben het over het veranderende stedelijke karakter van Amman. De gebouwen overstijgen de menselijke schaal en hun afmetingen en bouwstijl vormen een bedreiging voor de traditionele architectuur van de stad. Daher (2008) stelt dat de projecten geen dialoog met de omgeving aangaan en gaat zelfs nog een stap verder door te zeggen dat ze de wezenlijke aard van het publieke leven transformeren. De nieuwe ontwikkelingen keren de stad hun rug toe en versterken volgens hem de telloorgang van het historisch stadscentrum. (Daher R. , 2008) Enkele leden van de nationale elite, inclusief koning Abdullah II, tonen zich bezorgd om deze golf van modernisering. Ze vrezen dat de ziel van de stad verloren zal gaan. (Beauregard & Marpillero-Colomina, 2011) Het gebrek aan coördinatie tussen de 7
Oorspronkelijk beschikten MAWARED en Jordan Oger elk over de helft van de aandelen van AID. Jordan Oger is een tak van de Saudi Oger groep, een internationaal bedrijf met basis in Saoedi Arabië onder leiding van de Libanese zakenman Saad Hariri. Het nieuwe regulerende agentschap MAWARED, voluit National Resources Investment and Development Corporation, vertegenwoordigt de Jordaanse staat. Later vormt AID een partnerschap met KIPCO, een investeringsgroep uit Koeweit, en stappen ook DAMAC en EMAAR, twee bedrijven afkomstig uit de Verenigde Arabische Emiraten, mee in het avontuur.
33
verschillende actoren, het onvoldoende handhaven van de bestaande reglementering, een gedateerd masterplan en het ontbreken van de nodige expertise liggen aan de basis van het probleem. (Abu Ghazalah, 2010) Om de stedelijke wildgroei en het verval te stoppen heeft Amman een visie nodig. Op aandringen van de Abdallah II roept burgemeester Maani in 2006 de hulp in van Bearing Point, een van de grootste internationale consultancy bedrijven. Het bedrijf was reeds actief in Jordanië. (Beauregard & Marpillero-Colomina, 2011) Zij op hun beurt huurden Planning Alliance in, een Canadees planning bureau met internationale expertise. (S. Hiari,interview, 2011, 12 april) Al snel werd er een team van planners van Planning Alliance en van het planning departement van GAM samengesteld om een nieuw masterplan te ontwerpen. In februari 2007, iets meer dan een jaar later, stelde GAM de Interim Growth Strategy, een eerste deel van het masterplan, voor. De andere drie delen, de Corridor Intensification Strategy, de Industrial Lands Policy, en de gecombineerde Interim Rural Residential Policy en het Airport Corridor Plan, volgden snel daarop. De verschillende onderdelen werden samengebracht in een document dat in 2008 officieel aan de koning werd voorgesteld als het Amman Master Plan. De algemene doelstelling van het plan was de groei van Amman te sturen. (Beauregard & Marpillero-Colomina, 2011) (Meer detail over de inhoud hiervan volgt in Deel 3) Het beloofd een gedepolitiseerd schema dat breekt met het nepotisme van voordien. Maar tegelijkertijd zorgt het plan er ook voor dat het beslissingsrecht over de toekomst van de stad dat voordien bij de traditionele instellingen lag verplaatst wordt naar een onderhandelingsarena tussen kapitaalkrachtigen en de gemeenschap. (Parker, 2009) Het Masterplan pretendeert een oplossing te zijn die ontworpen is als reactie op neoliberale wildgroei, maar in feite is het een instrument dat noodzakelijk is om investeerders aan te trekken. Het creëert een beeld van Amman als een global city, een stad aantrekkelijk voor investeerders en professionals. En tegelijkertijd faciliteert het toekomstige neoliberale ontwikkelingen. Met de officiële voorstelling van het masterplan zat de taak van Bearing Point erop. De opgebouwde expertise mocht echter niet verloren gaan en dus werd in datzelfde jaar het Amman Institute (Ai), een not-for-profit denktank, opgericht. Ai is een quasi gouvernementele spin-off naar het model van MAWARED. De oprichting van het instituut hield in dat een deel van de planningsfuncties van GAM geprivatiseerd werden. De voornaamste taak van het Ai met Planning Alliance als subcontractor bestaat eruit aan het Amman Masterplan te werken. Het instituut treedt voornamelijk op als consulterend orgaan voor het GAM. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het masterplan ligt nog steeds bij GAM. Maar de opzet van het Ai is breder dan dat. Een van haar doelstellingen is het verspreiden van haar planningexpertise naar andere steden in Jordanië en het Midden Oosten. Daarnaast draagt het ook community development en publieke participatie hoog in het vaandel. Het Ai organiseert allerhande initiatieven om een zo groot mogelijk deel van de community te betrekken, gaande van fora voor 34
universiteitsstudenten, tot een animatieboek voor kinderen en een marktanalyse voor de investeerders. Op papier lijkt het alsof de wensen van de gemeenschap worden opgenomen in het planningsproces, in realiteit gaat het er echter niet zo rooskleurig aan toe. De gemeenschap en de investeerders worden dichter bij elkaar gebracht maar daarbij verliest het stadsbestuur haar vooraanstaande positie en wordt het slechts een van de vele aandeelhouders. (Beauregard & MarpilleroColomina, 2011; Amman Institute, 2011) Op het moment dat het Amman Masterplan wordt voorgesteld en het Ai wordt opgericht breekt ook de financiële crisis uit. Duizenden mensen verliezen hun baan en socio-economische situatie is labiel. Ook de geldstroom vanuit de Golfstaten neemt af en bijgevolg worden verschillende van de vastgoedprojecten onderbroken of stopgezet. Het is nu wachten tot de storm voorbij is en ondertussen ligt Amman erbij als een enorme werf. (Daher R. , 2010) De laatste tien jaar hebben zich twee richtingen afgetekend in de stedelijke ontwikkelingen. Enerzijds gaat de expansie van Amman gewoon door met als resultaat de ontwikkeling van super luxueuze wijken zoals Dabouk, ver in het noordwesten van de stad. Anderzijds is er een discours dat pleit voor een behoud van het traditionele karakter van Amman. Oost en west Amman zijn te ver uitelkaar gegroeid en moeten terug samengebracht worden. De herwaardering van het historische stadscentrum speelt hier een belangrijk rol in. Dit denken lijkt een belangrijke drijfveer te zijn achter de ontwikkeling van het Amman Masterplan. Hernieuwingsprojecten zoals de verfraaiing van Rainbow Street op Jabal Amman, en nu ook de heraanleg van Faisal Street in de downtown zijn een uiting hiervan. Ook stadbewoners zelf tonen een hernieuwde interesse in historische buurten als Jabal Wheibdeh en Jabal Amman. Niet alleen families keren terug maar ook culturele organisaties kiezen deze locaties als uitvalsbasis. (Daher R. , 2008) Daher (2008) beschrijft dit als de opkomst van een nieuwe generatie Ammani’s die met een zekere nostalgie terugkijken naar Amman. De neoliberalisering van het stedelijke beleid is de drijfveer voor deze op eerste zicht tegengestelde tendensen.
35
36
3. Masterplan 2025 en het Wadi Amman project In het vorige hoofdstuk werd reeds kort geschetst hoe het Amman Masterplan tot stand is gekomen en welke de achterliggende motieven waren. In dit hoofdstuk zal ik uitweiden over de inhoud van dit plan en de visie die hierin naar voren geschoven wordt. Vervolgens zal ik onderzoeken hoe het Wadi Amman Urban Regeneration Project kadert binnen dit geheel. Meer bepaald zal ik het hebben over het Wadi Philadelphia Project. Om dan in een volgend hoofdstuk dieper in te gaan op een aantal specifieke projecten die deel uitmaken van het Wadi Philadephia Project.
3.1. Amman 2025 en de visie erachter Het Amman Plan pretendeert een vernieuwend en inclusief plan te zijn voor en door de community dat de leefbaarheid van de stad zal verbeteren voor al haar inwoners. Het zal de stedelijke expansie in goede banen leiden en daarbij het unieke karakter van de stad respecteren. Natuurlijk en historisch erfgoed zullen beschermd worden. Het transport zal efficiënter en duurzamer worden. Meer aandacht zal gaan naar de voetgangers. Toerisme zal worden aangemoedigd en Amman zal aantrekkelijker worden voor investeerders. Kortom, het masterplan zal beantwoorden aan de noden van al haar bewoners en de stad op de kaart zetten als een global city (Amman Institute, 2011) Net zoals de vorige masterplannen is het Amman Plan opgesteld door planners uit het buitenland. Er heerst de idee dat buitenlandse expertise nodig is om tot een goed masterplan, maar ook om tot goede architectuur, te komen. Volgens Hiari (interview, 2011, 12 april) zijn hier verschillende redenen voor. Ten eerste is er de psychologische factor, buitenlandse expertise wordt beschouwd als een veiligere optie. Bovendien kunnen de weinige lokale planningsbureaus niet op tegen de concurrentie van grote buitenlandse bureaus. Tot slot speelt ook het imago van de ontwikkelaar en de architect een belangrijke rol. Om de stad verkoopbaar te maken probeert men haar een zekere uitstraling en identiteit mee te geven. Deze zijn onlosmakelijk verbonden met de ontwikkelaar en de architect. (Hiari,interview, 2011, 12 april) Een gebouw met de signatuur van een internationaal gelauwerde architect zoals Richard Rodgers of Zaha Hadid mag dan ook niet ontbreken. Een van de doelstellingen van het Amman Plan was lokale expertise op te bouwen en zo te breken met dit verleden. Dit idee is echter niet zo nieuw. Ook bij het opstellen van het GADCP, het masterplan dat het huidige plan vooraf ging, werd een team opgericht bestaande uit buitenlandse experts van de Dar al-Handasah groep en lokale planners.
37
Zoals in elk plan worden er in het Amman Plan verschillende schaalniveaus gehanteerd met een daarbij horende graad van detail. Op het hoogste schaalniveau, het niveau met het minste detail, bevindt zich het Metropolitan Growth Plan. Dit plan legt het landgebruik en het toekomstige groeipatroon van de stad vast en voorziet daartoe de nodige beleidsmaatregelen. Op een niveau lager situeren zich de Area plannen. Deze hebben een hoger graad van detail. Amman is door de planners ingedeeld in acht gebieden. Elk van deze gebieden zou moeten corresponderen met een Area Plan. Elk gebied is op zijn beurt weer ingedeeld in buurten die corresponderen met een Community Plan. Deze situeren zich nog een niveau lager en hebben weer meer detail. (Greater Amman Municipality, 2008) Het spreekt voor zich dat ook dit schaalniveau kan onderverdeeld worden in kleinere elementen. Maar deze lagere niveaus worden niet langer ontworpen door de gemeente maar door projectontwikkelaars en privé personen. (zie Figuur 1)
METROPOLITAN GROWTH PLAN
AREA PLAN
COMMUNITY PLAN
Figuur 1: Schema ter verduidelijking van de verschillende schaalniveaus Bron: figuur 4 van (Greater Amman Municipality., 2008). Bijgewerkt door auteur
38
Als reactie op de toenemende ontwikkelingsdruk heeft men bij het opstellen van het Amman Plan voor een bottom-up benadering geopteerd. Hierbij ging men de dringendste problemen in stadsplanning eerst behandelen. Concreet betekende dit dat planners bij het zoeken naar een oplossing vertrokken van het laagste niveau waarop de gemeente werkzaam is, namelijk het buurtniveau. Het eerste probleem dat werd aangepakt waren de hoogbouwtorens die in het wilde weg werden neergezet. (Greater Amman Municipality, 2008) Het Amman plan for Tall Buildings laat hoogbouw slechts toe in vier zones, elk gelegen in het westelijke deel van Amman. (zie Figuur 2) Dit plan is tot stand gekomen in samenwerking met de investeerders.8 (Beauregard & Marpillero-Colomina, 2010) In een volgende fase werd de Corridor Intensification Strategy opgesteld. (zie Figuur 3) Dit Community Plan focust zich volledig op de opwaardering en verdere ontwikkeling van buurten in het westelijke deel van Amman. In een derde plan, dat gaat onder de naam Industrial Development Policy, werden zones voor industriële ontwikkeling vastgelegd. (zie Figuur 4) Deze concentreren zich in het zuiden. Het Rural Residential Policy is erop gericht de stedelijke expansie in rurale gebieden te groeperen. (zie Figuur 5) Het betreft niet eender welke residentiële woonvorm maar gated communities. Tot slot is er nog een vijfde plan, het Airport Corridor Plan. (zie Figuur 6) Hierin wordt de ontwikkeling van de baan naar de luchthaven behandeld. Als primaire verbindingsas met de stad staat deze onder een enorme ontwikkelingsdruk. Al deze plannen werden samengevoegd tot het Amman Plan 2025. (Greater Amman Municipality, 2008) Men vertrekt dus niet van een overkoepelende visie maar van verschillende visies voor een aantal specifieke locaties. Kortom, in wezen is het Amman plan is niet meer dan een amalgaam van strategieën waarin slechts de belangen van een beperkt aantal groepen vertegenwoordigd worden. Alleen al uit de manier waarop het Amman Plan tot stand is gekomen blijkt waar de prioriteiten liggen. Elk van de hogervermelde plannen behandelt een aantal specifieke sites, voornamelijk ten westen en zuiden van de stad. (zie Figuur 7) Geen hiervan is gelegen in het oostelijke deel. Bovendien werden de investeerders al zeer vroeg bij het planningsproces betrokken. Dat wil zeggen dat zij het proces zo konden sturen dat het resultaat aan hun noden beantwoordde. De aandacht gaat naar thema’s als industrie, efficiënt transport, hoogbouwtorens, commerciële functies en residentiële woonvormen voor de welgestelde Ammani’s. Stuk voor stuk projecten waar geld mee valt te verdienen. Het overgrote deel van de stadbewoners wordt hierin vergeten. Het Amman Plan is helemaal niet zo vernieuwend en inclusief is als het beweert te zijn.
8
Om het planningsproces open te stellen voor het publiek werden er discussiegroepen georganiseerd. Hierop werden planners van buiten Amman, ambtenaren en burgers maar ook privé ontwikkelaars en investeerders op uitgenodigd. De aanwezigen konden dan commentaar geven op de plannen die door de planners werden voorgesteld. (Beauregard & Marpillero-Colomina, More than a master plan: Amman 2025, 2011)
39
van GAM. (Malkawi, 1996)
Figuur 2: Amman plan for Tall Buildings Bron: Google Maps. Bijgewerkt door auteur
Figuur 3: Corridor Intensification Strategy Bron: Google Maps. Bijgewerkt door auteur
Figuur 4: Industrial Development Policy Bron: Google Maps. Bijgewerkt door auteur
Figuur 5: Rural Residential Policy Bron: Google Maps. Bijgewerkt door auteur
40 Figuur 6: Airport Corridor Plan Bron: Google Maps. Bijgewerkt door auteur
Figuur 7: overzicht van de vijf strategieën samen Bron: Google Maps. Bijgewerkt door auteur
3.2. Het Wadi Amman Regeneration Project In het Amman Plan ligt de focus duidelijk op westelijke en zuidelijke stadsdelen. Maar is er ook een visie voor de oude stadskern? Wat is de visie voor dit stadsdeel en hoe is deze gerelateerd aan de andere onderdelen van het Amman Plan? Op deze vragen probeer ik dit onderdeel een antwoord te geven.
Figuur 8: Het rode gebied geeft de strategie weer die door planners gehanteerd wordt om de oude stadskern nieuw leven in te blazen. Het Wadi Amman Regeneration Project is hier een onderdeel van. Bron: Google Maps. Bijgewerkt door auteur
In het Amman Plan wordt nog geen concrete uitspraak gedaan over de rol van de oude stadskern. Het is pas midden 2009, met de lancering van het Wadi Amman Regeneration Project door GAM dat er concrete plannen op tafel worden gelegd voor het stadscentrum. Dit project vormt de kern van GAM’s strategie om de downtown te doen heropleven. (Seeley, 2009b, 30 augustus) Het hoofddoel, zoals dat is terug te vinden in de openbare aanbesteding, is “to regenerate the historic downtown of Amman and establish the Amman Wadi as a major destination within the Metropolitan area.” (Greater Amman Municipality, 2009, p. 4) Hierbij ligt de focus op verschillende componenten, gaande van mobiliteit, toerisme en commerciële activiteiten tot het creëren van meer woongelegenheid. In het document wordt ook kort verwezen naar het Metropolitan Growth Plan. Het Wadi Amman Regeneration Project wordt hierin gezien als een van de initiatieven die zal bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen in het masterplan. (Greater Amman Municipality, 2009) Hoewel de relatie tussen de twee niet expliciet uiteen wordt gezet, zou je het Wadi Amman Regeneration Project kunnen beschouwen als een gedetailleerd Community plan. Het Wadi Amman Project is slechts een eerste stap van het heroplevingsproces. Het project kadert binnen een groter plan, dat we zouden kunnen bestempelen als een Area plan, dat de vallei die downtown 41
met de Airport Road verbindt wil ontwikkelen. De informatie met betrekking tot dit schaalniveau is echter beperkt. Interviews met experten konden slechts weinig ophelderen en vaak was er verwarring rond de benaming. Zo bestaat de urban strip volgens Alzakaria (interview, 2011, april 13) uit 3 onderdelen: het Wadi Philadelpia project, de commerciële downtown en de cultural strip, een gebied dat strekt van aan het gemeentehuis tot aan de site van het toekomstige cultureel centrum ontworpen door Zaha Hadid. Voor Debruyne (2011) daarentegen is de urban strip een onderdeel van het Wadi Amman Regeneration Project. Deze zone strekt zich volgens hem uit van aan de downtown langsheen Wadi Abdoun tot aan de Airport Road. De exacte details blijven dus vaag. Maar één ding is duidelijk, de intentie om de vallei tussen de downtown en de Airport Road te ontwikkelen is aanwezig. (zie Figuur 10) Het Wadi Amman Regeneration Project moet dan ook geanalyseerd worden deze bredere context.
1 km
Figuur 10: Detail van de startegie om de vallei tussen downtown en Airport Road te ontwikkelen. 1) Mahatta, 2) Raghadan Palace, 3) Raghadan Transport station, 4) Jabal Qala’a, 5) Jabal Webdeih, 6) Jabal Amman, 7) Downtown, 8) City Hall, 9) Airport Road, 10) Abdoun Bron: Google Maps. Bijgewerkt door auteur
De interesse voor de heropleving van het stadcentrum is er niet van de ene dag op de andere gekomen. Een kleine zoektocht op het wereldwijde web levert al gauw een aantal plannen op uit 2007 voor diezelfde site met gelijkaardige concepten. (Centroid International, 2011; Calthorpe Associates, 2011) Dit toont aan dat het GAM al geruime tijd aan een visie voor het stadscentrum aan het werken was, ongeveer gelijktijdig met het opstellen van het nieuwe masterplan. Doorheen de jaren was het centrum steeds meer in verval geraakt. Aan dit verval is geen eenduidige oorzaak toe te kennen. Volgens Daher (in Seeley, 2009b, 30 augustus) begon dit proces met de opkomst van concurrerende commerciële gebieden in de 42
jaren 1960 en 1970. Daarnaast hebben noch het stadsbestuur noch privé investeerders doorheen de jaren geïnvesteerd in het stadscentrum. Daarbovenop had ook de verplaatsing van het Raghadan transportcomplex in het centrum naar Mahatta, een drietal kilometer van het centrum, zware gevolgen voor de winkeluitbaters in de buurt van Raghadan. De verplaatsing van het complex ging gepaard met een verplaatsing van hun klantenbestand en als gevolg sloten vele winkels hun deuren ofwel veranderden zij ook zelf van locatie. Als oorzaak van het verloederingsproces voegt Ababsa (interview, 2011, 13 april) hier ook de nefaste invloed van het Abdali project aan toe. Voorheen was deze site een belangrijk knooppunt voor publiek transport in de noordelijke richting. Maar met de nieuwe bestemming die aan de site werd toegekend (cfr supra) moest ook hier het station verplaatst worden, waardoor opnieuw het aantal dagelijkse bezoekers aan de downtown verminderde. Dit alles laat de downtown verlaten achter. Vroeger was het het hart van Amman. Met al haar winkeltjes en cafés vormde het het centrum van het publieke leven volgens Daher (interview, 2011, 28 april). Hij schetst een romantisch beeld van de downtown als een inclusieve plaats waar families met verschillende sociale en economische achtergronden samenleefden. (Daher R. , 2008) Tegenover dit romantische beeld uit het verleden staat een grimmig beeld uit het heden. De downtown is dood. Vandaag domineren arme gastarbeiders uit Egypte en Sri Lanka deze plaats. (Debruyne, 2011) Het verkeer in het centrum is voortdurend geblokkeerd, de gebouwen worden verwaarloosd en de straten liggen er smerig bij. Downtown is een marginale plaats geworden, een plek waar Ammani’s zich niet langer meer mee identificeren. Het is een plaats van de anderen. (Daher, interview, 2011, 28 april; Seeley, 2009b, 30 augustus) Die idee overheerst en vormt belangrijke drijfveer om te investeren in downtown. Het oude stadscentrum moet weer een plaats worden waar families heen gaan. De historische gebouwen en erfgoedsites moeten onderhouden en beschermd worden om zo de authenticiteit en het unieke karakter van het stadscentrum te vrijwaren. (Daher, interview, 2011, 28 april) Daarnaast wordt de heropleving van het stadscentrum, en meer specifiek Wadi Amman Regeneration Project, beschouwd als een proces dat de sociale integratie zal bevorderen. Saheb (interview, 2011, 28 april) stelt dat: “Amman is not divided but there is like a clear separation between the East and the West. The only link is through the downtown. … this spine could be a strong link that (brings) the different parts of Amman together. So by extending the strip a little towards the west and the south and the east it would be a social integrator” Het zijn echter vooral de aangekondigde nieuwe huurwet en de komst van het Amman masterplan die de ontwikkelingen in downtown aanmoedigen. De wijziging van de huurwet in 2000 was een logisch gevolg van de verdere liberalisering van de Jordaanse economie. Tot dan was de huurwet zogezegd te sterk in het voordeel van de huurders. Voor de eigenaars was het moeilijk de huurprijzen aan te passen aan de stijgende levenskost. Bijgevolg verhuurden zij 43
hun eigendom dan ook aan erg lage prijzen. De aanpassing van de huurwet in 2000 moest hier meer evenwicht in brengen. In concreto betekent dit dat alle huurcontracten afgesloten voor 2000 beëindigd zouden worden in 2010. De huurders zouden dan voor de “keuze” staan een nieuw huurcontract met aangepaste huurprijs te onderhandelen met de eigenaars of elders te gaan wonen. Aangezien het merendeel van de bestaande huurcontracten is afgesloten voor 2000 zou het toepassen van deze wet heel wat opportuniteiten kunnen generen voor de vastgoedmarkt. Heel wat panden in downtown zouden vrijkomen en de grondprijzen zouden er sterk stijgen. Maar tegelijkertijd zou dit een sociaal drama betekenen voor de armere bevolkingsgroepen die dan genoodzaakt zouden zijn te verhuizen naar een andere buurt. (Debruyne, 2011; Toweill, Simpson, & Amara, 2008) De komst van het Amman masterplan heeft onrechtstreeks een sterke invloed op de ontwikkelingen in de downtown. In de eerste plaats concentreert het masterplan zich op de ontwikkeling van gebieden in het zuiden en westen van Amman. Maar verschillende van deze ontwikkelingsinitiatieven staan in relatie tot de oude stadskern. Dat maakt het oude stadscentrum tot een strategische locatie om in te investeren. Gerry Post (in Debruyne, 2011, p. 7) beschrijft de downtown als een plaats met veel onbenut potentieel. Ook Saheb (interview, 2011, 28 april)stelt dat dit een van de redenen voor de lancering van het Wadi Amman Regeneration Project is. Ze stelt letterlijk: “… (they realized) that there is a lot of untapped or unutilized opportunities that could be used…” (Saheb, interview, 2011, 28 april) Meer nog, een mooi en levendig stadscentrum wordt noodzakelijk geacht om andere onderdelen van het Amman masterplan te laten slagen. Meer bepaald gaat het hierbij om de ontwikkeling van zone A en C in het Amman plan for Tall Buildings. Hiari (interview, 2011, 12 april) bevestigt deze strategie. Opdat de wooneenheden in deze torens verkocht zouden geraken dient ook de nabije omgeving aantrekkelijk te zijn voor de toekomstige kopers/bewoners. Daartoe wenst men de hele vallei die downtown met de Airport Road verbindt te ontwikkelen, te beginnen met downtown. Downtown moet een andere identiteit aangemeten krijgen. Een identiteit die verkoopbaar is aan het publiek waar door de ontwikkelaars op gemikt wordt. Het Wadi Amman project kan beschouwd worden als een flagship project dat de bal aan het rollen moet brengen. Het is een eerste stap om het stadscentrum op de kaart te zetten en zo ook omliggende gebieden aantrekkelijk te maken voor toekomstige investeerders. De relatie tussen het masterplan en de downtown gaat dus in twee richtingen. Enerzijds creëert het masterplan een hernieuwde interesse voor het oude stadscentrum, anderzijds is de heropleving van de downtown noodzakelijk voor het succes van bepaalde onderdelen van het masterplan. Nu de belangrijkste motivaties en ideeën achter de heropleving van het stadscentrum zijn uitgelegd en het Wadi Amman Regeneration Project is gekaderd binnen deze bredere context kunnen we concreet gaan kijken waar het project zich 44
precies situeert en welke veranderingen er worden gepland. De site van het Wadi Amman Regeneration Project bevindt zich midden in het historische centrum van Amman, in de vallei waar de stad is ontstaan. De lange, smalle site beslaat een 40tal hectaren en strekt zich uit van het Romeinse amfitheater in het westen tot het Hidjaz treinstation in het oosten. (Taibeh & Madi, 2010) Dit deel van de vallei wordt ontsloten door twee belangrijke transportaders, Al Jaysh Highway en King Abdullah I Street, en fungeert als oostelijke toegangspoort tot Amman voor pendelaars uit Zarqa. Bovendien heeft deze plaats een unieke positie in het collectieve geheugen van de stad. Zij omvat verschillende historische erfgoed sites die herinneren aan vervlogen tijden. De hellingen rondom de vallei worden bewoond door de lagere sociale klassen van Amman. (Taibeh & Madi, 2010)
Figuur 11: Projectgebied van het Wadi Amman Regeneration Project. Het projectgebied is opgedeeld in 3 zones: Wadi Philadelphia (district 1), Wadi Raghadan (district 2) en Wadi Mahatta (district 3). Bron: (Greater Amman Municipality, 2009)
Het project zelf is opgedeeld in drie zones: Wadi Philadelphia, Wadi Raghadan en Wadi Mahatta. Wadi Philadelphia, is de zone waarop in deze verhandeling gefocust zal worden en zal gedetailleerd besproken worden in punt 3.3. Wadi Raghadan is gepland als een zone met gemengde functies. Tot 70 meter hoge torens zullen nieuwe commerciële opportuniteiten creëren en voorzien in de nodige residentiële behoeften. Wadi Mahatta zal ontwikkeld worden als een groot intermodaal transportknooppunt. Daarnaast is er ook een groot commercieel centrum voorzien. Deze zone zal ontwikkeld worden door de privé partners9 die de metrolijn tussen Amman en Zarqa zullen aanleggen. (Greater Amman Municipality, 2009) De ontwikkeling van de Wadi Ragahadan en Wadi Philadelpia zones werden openbaar aanbesteed in 2009. De ontwikkeling van deze zones manifesteert zich als een publiek privaat partnerschap tussen het stadsbestuur en de geselecteerde privé ontwikkelaars. De GAM is in bezit van de gronden waarop het project zal worden uitgevoerd. De privé ontwikkelaar is verantwoordelijk voor de verdere 9
Het project was eerst aanbesteed aan een Pakistaans Chinees Jordaans consortium. Omwille van juridische redenen werd het contract met het consortium verbroken en aanbesteed een Spaans Koeweits consortium. Maar ook hier werd het contract ingetrokken, ditmaal omwille van financiële redenen. Nu zou het project uitgevoerd worden door lokale Jordaanse partners in samenwerking met gespecialiseerde internationale bedrijven. http://www.menafn.com/qn_news_story_s.asp?StoryId=1093242399 (laatst geconsulteerd op 22 oktober 2011)
45
financiering en uitwerking van het project. In de ontwikkelingsovereenkomst worden de rechten en plichten van beide partijen vastgelegd en afspraken gemaakt in verband met de exploitatie van het project. De privé ontwikkelaar is gebonden zich te houden aan de stedenbouwkundige visie die werd ontwikkeld door het Amman Institute. Het betreft hier een aantal voorwaarden in verband met zonering en maximale bouwhoogte. Maar de concrete architecturale invulling gebeurd volledig door de ontwikkelaar mits goedkeuring van de GAM. De selectie van een privé ontwikkelaar vindt plaats op basis van een tweeledig proces. In een eerste fase wordt een oproep gedaan naar iedereen die zich kandidaat wenst te stellen het gebied te ontwikkelen. Op basis van een aantal criteria legt de GAM een lijst aan van geschikte kandidaten. Deze selecte groep gaat door naar de tweede fase waarin zij een concreet voorstel doen aan het GAM. Aan de hand hiervan bepaalt de GAM dan wie haar partner wordt. (Greater Amman Municipality, 2009) Omwille van de wereldwijde economische crisis werd het Wadi Amman Regeneration Project echter op een laag pitje gezet. Slechts enkele onderdelen worden effectief in uitvoering gebracht. Namelijk de heraanleg van de Hashemite plaza, de conversie van de bibliotheek in een boetiek hotel en de Raghadan terminal. “The rest are still castles in the air. Nothing is certain yet” (Daher, interview, 2011, 28 april)
3.3. De Wadi Philadelphia zone Philadelphia was de naam van het huidige Amman tijdens de periode van de Griekse en later de Romeinse heerschappij. (Daher R. , 2011) Het is niet voor niets dat deze naam nu opnieuw geïntroduceerd wordt voor de herontwikkeling van de Wadi Philadelphia zone. De belangrijkste erfgoedsites, met name het Romeinse amfitheater en de citadel, dateren van deze periode en situeren zich in of in de nabijheid van deze zone. De nadruk in dit gebied ligt dan ook uitdrukkelijk op toerisme. Het te ontwikkelen terrein beslaat ongeveer 9 hectares en omvat naast het Romeinse amfitheater ook recentere historische gebouwen zoals het voormalige stadhuis dat dateert van de jaren 1950 en het historische gebouw dat bekend staat als het Poet’s House. Het opzet van de projecten in deze zone is deze monumenten te beschermen en te herwaarderen om dan via toerisme inkomsten hieruit te kunnen genereren. Ook de Raghadan terminal situeert zich binnen de Wadi Philadelphia zone. In de toekomst wenst men deze te laten functioneren als een aankomst- en vertrekhalte voor toeristen. Men zou Wadi Philadelphia zone kunnen omschrijven als een soort pretpark. De monumenten zijn hierbij de attracties en de omliggende omgeving wordt ingericht en vormgegeven om de toegang tot deze attracties te faciliteren. Strategisch gezien is de Wadi Philadelphia zone zeer gunstig gelegen. (zie Figuur 12) Aan de zijde van de Raghadan terminal vindt de Wadi Philadelphia zone aansluiting met de Wadi Raghadan zone, een gebied waar heel wat projecten gepland zijn in de toekomst. Aan de zijde van het Romeinse amfitheater sluit Wadi Philadelphia aan met het commerciële stadscentrum. Deze relatie tussen deze twee gebieden biedt 46
verschillende mogelijkheden. Visueel is er ook een sterke relatie met de citadel. Fysisch worden de twee echter gescheiden door een hoogteverschil. Op het eerste zicht lijkt het moeilijk om de citadel vanuit de vallei te bereiken maar wie goed zoekt, ontdekt dat er in de Qala’a woonbuurt verschillende trappen en steegjes zijn die de twee verbinden.
200 m Figuur 12: Het rode gebied geeft de Wadi Philadelphia zone weer. De rode stippelijn markeert het vervolg van het Wadi Amman Regeneration project. 1) de Citadel, 2) Faisal Street, 3) Husseini moskee, 4) Raghadan terminal, 5) het Amfitheater, 6) de bibliotheek, 7) het Poet’s house Bron: Google Maps. Bijgewerkt door auteur
Vanuit een historisch standpunt is de Wadi Philadelphia zone een erg belangrijke plaats. Het is hier dat de eerste nederzettingen zijn gebouwd die later zijn uitgegroeid tot het Amman dat we vandaag kennen. Archeologische sites zoals de citadel en het Romeins amfitheater hebben hier een belangrijke bijdrage in maar ook de morfologie van het stedelijk weefsel is waardevol. De topografische realiteit en de beschikbare bouwtechnieken hebben geresulteerd in een morfologie met smalle getrapte percelen die natuurlijke helling van het landschap volgen. Het is aan deze morfologie dat het centrum van Amman haar typerend geclusterd karakter ontleent. (Taibeh & Madi, 2010) De residentiële buurt op de Qala’a heuvel is een van de wijken met zo een karakter. Zij behoort tot de oudste buurten van Amman. Naast de fysieke aanwezigheid van restanten uit het verleden leven er ook tal van verhalen onder mensen die terug gaan tot de vroege jaren van Amman. Zawaneh, de buurtleider lokaal bekend als de muhktar, vertelde dat jabal Qala’a vroeger een van de meeste vooraanstaande buurten van Amman was. Hij wist nog precies aan te duiden waar een minister ooit woonde en vertelde levendig hoe koning Abdallah I vroeger dagelijks voorbij paradeerde van zijn paleis wat verderop naar de moskee in het centrum. (Zawaneh, interview, 2011, 25 april) Het staat buiten twijfel dat deze zone een belangrijke plaats inneemt in het collectieve geheugen van de stad. (zie ook hoofdstuk 2) In het verleden zijn er reeds enkele ingrepen uitgevoerd in de zone rond het amfitheater. In 1986 werd de Hashemiyya plaza aangelegd. (Amireh, 1996) Om dit te verwezenlijken werd het Philadelphia hotel, een van Amman’s meest significante historische gebouwen, gesloopt. (Daher, interview, 2011, 28 april; 47
Debruyne, 2011) De volledige ruimte ten oosten van het amfitheater werd betegeld en ingericht als een monumentaal open plein. Dit plein was volledig gericht op het amfitheater. Het amfitheater zou moeten bijdragen tot de kwaliteit van de publieke ruimte maar in plaats daarvan versterkte het plein enkel de monumentaliteit van het gebouw. Om deze tekortkoming op te vangen werd onder andere het park voor het amfitheater opnieuw vormgegeven. De architect maakte hierbij gebruik van een organische vormentaal. In zijn ontwerp probeerde hij een diversiteit aan plaatsen te creëren om zo een mix van mensen aan te trekken. (Amireh, 1996) De publieke ruimte rond het amfitheater is echter nooit de toeristische consumptieruimte geworden die men voor ogen had. In plaats daarvan was het eerder een recreatieve ruimte voor de lokale bevolking. (Dieterich, 2002) Anderen, zoals Daher (interview, 2011, 28 april), hadden een minder positieve kijk op deze publieke ruimte. Zo stelt hij dat: “The plaza was not very successful. It is difficult to state why. It emerged as a heterotopia and a place of the other. It became a gay pick up place and (a place for) prostitution” In 2001, naar aanleiding van een studie van het Japanese Internationale Cooperation Agency (JICA) die peilt naar de ontwikkeling van toerisme in Jordanië, werd de Ragahdan terminal volledig heraangelegd. (Tanaka, Tanaka, Yamaguchi, & Tamagawa, 2006) Het project werd gefinancierd door JICA en uitgevoerd in samenwerking met een lokaal architectenbureau. Om de aanleg van de nieuwe terminal mogelijk te maken werd de bestaande transportterminal tijdelijk verplaatst naar Mahatta. De nieuwe terminal is echter nooit in gebruik genomen. (Khirfan, interview, 2011, 14 april) Op een paar service taxi’s na ligt deze hele zone er nu verlaten bij. Dit met de nodige gevolgen voor de lokale winkeliers. (meer detail in hoofdstuk 4) Tijdens mijn persoonlijke observaties ervoer ik de plaats als afgelegen en desolaat. Ik kon me maar moeilijk inbeelden dat dit 30 jaar geleden een bruisende plek was met een constante aan- en afvoer van personen. De opeenstapeling van ineffectieve ruimtelijke ingrepen heeft ernstige sporen nagelaten. Om deze publieke ruimte weer te integreren in de stad is er mijn inziens opnieuw een ingreep nodig. Verschillende experten die ik geïnterviewd heb delen deze mening maar tegelijkertijd drukken zij ook hun bezorgdheid uit ten opzichte van het toekomstige Wadi Amman Project. Daher (interview, 2011, 28 april): “I would like to have more public amenities developed on the fringes rather than office tower and entertainment. (...) Maybe, public gardens related to youth. (...) We lack a lot of functions that are engaged to youth and to public spaces. I can understand there (is) pressure (regarding the projects’ feasibility) and the suggested proposal are not feasible enough. But maybe there should be some sort of a balance where parts of it are developed to generate income and parts of it are developed to dedicate more space to the public.” Voor Khirfan (interview, 2011, 14 april) is het meer dan gewoon een onevenwicht: “The downtown will be developed into a tourist attraction and not just for any tourists, only the ones with much money will be able to afford the high hotel prices. It would be a ‘second’ Abu Dhabi. All of these huge planning projects… to me it seems like planners 48
have lost touch with the city. GAM members maybe go to Milan or Paris and see all those stores and (then they) want to build it here. Thereby they forget the needs of the local population.”
49
50
4. Stadsprojecten in downtown In dit onderdeel worden de verschillende deelprojecten in Wadi Philadelphia zone in detail besproken. 10 Hierbij wil ik me echter niet beperken tot strikte grenzen van Wadi Philadelphia zone, maar zal ik ook kijken naar projecten in de directe omgeving. Ik ben van mening dat de relatie tussen de verschillende projecten en hun omgeving minstens even belangrijk is als de inhoud van het project zelf. Projectgrenzen zijn menselijke constructies nodig om een project te definiëren en uitvoerbaar te maken. Maar de invloed van een project overschrijdt de strikte projectgrenzen en omgekeerd kan ook de omgeving het project beïnvloeden. Zowel uitgevoerde projecten als projecten in uitvoering maar ook projecten die nog in de voorbereidingsfase zitten zullen hier besproken worden. Volgens mij dragen niet alleen fysische reële projecten bij tot de ontwikkeling van een plaats maar hebben ook toekomstige projecten een invloed op de ontwikkelingen die zich zullen voordoen op een plaats, ook al zijn zij tot op heden nog zuivere ideeën. Daarnaast verschilt ook de schaal van de verschillende projecten die hieronder besproken zullen worden. Een ding hebben ze echter gemeenschappelijk, elk van hen pretendeert op zijn manier bij te dragen tot de heropleving van het oude stadscentrum.
200 m Figuur 13: Overzicht van de verschillende projecten die besproken zullen worden. 1) Hashemite plaza, 2) boutique hotel, 3) Raghadan tourist terminal, 4) Citadel, 5) Kabelspoor, 6) Downtown plan Bron: Google Maps. Bijgewerkt door auteur 10
Ondanks het feit dat sommige projecten uitgebreider besproken zullen worden dan andere, opteer ik ervoor elk project in mijn bespreking dezelfde hiërarchie toe te kennen. Elk van de projecten is steeds gerelateerd aan meerdere andere projecten waardoor het niet mogelijk is hun onder één overkoepelend project te plaatsen.
51
4.1. De Hashemite plaza De heraanleg van de Hashemite plaza is vandaag volop in uitvoering. In september 2009 zijn de constructiewerken gestart. Het nieuwe ontwerp moet het plein transformeren in een uitnodigende publieke ruimte met groenzones, cafés en winkeltjes. (Albawaba, 2010) Toeristen zijn de belangrijkste, al dan niet de enige, doelgroep waarop gemikt wordt. (Seeley, 2009b, 30 augustus) En dat komt ook sterk tot uiting in de architectuur.
Figuur 14: Plan van Lovejoy voor de heraanleg van de Hashemite plaza. Bron: (Amman Institute, 2011)
Het nieuwe ontwerp bestaat uit twee verschillende zones: een harde zone voor het amfitheater en een zachte zone ernaast. Het inverse van de vroegere ruimteconfiguratie. De harde zone voor het amfitheater heeft tot doel de monumentaliteit van archeologische erfgoedsite te versterken. Via een brede, statige trap worden de bezoekers naar het amfitheater geleid. Het plein zelf is een grote vlakte van witte natuursteen tegels. Aan beide zijden zijn licht verhoogde platformen voorzien waarin boompjes zullen worden aangeplant. Het resultaat van deze ingreep is dat het amfitheater nu volledig open is naar de straatzijde toe. In een oogopslag is het monument zichtbaar. Ook de visuele relatie met de citadel wordt hierdoor versterkt. De zachte zone naast het amfitheater wordt aangelegd als een park. Een van de eerste dingen die uit plan springt, is de vrije vorm die dwars door het park loopt. Met dit kronkelende pad verwijst de ontwerper rechtstreeks naar de Seil Amman, de rivier die vroeger door de vallei stroomde maar eind de jaren 1960 met de aanleg van Quraish straat bedolven is geraakt onder het beton.11
11
Deze ingreep werd uitgevoerd naar aanleiding van Lorenz’s masterplan dat dateert 1968. Zijn plan focust op het ontlasten van de binnenstad van het toenemende verkeer. De architecturale
52
Om deze relatie duidelijk te maken wordt het pad betegeld met blauwe keramische tegels en worden er waterspuiters langsheen het ganse wandelpad geplaatst. Via deze directe symboliek wenst de ontwerper de mensen eraan te herinneren dat hier ooit een rivier stroomde en op die manier bij te dragen tot het collectieve geheugen van de stad. Een tweede element dat opvalt in het plan zijn de rechte paden die de vrije vorm dwarsen. Deze versnipperen de groenzone in verschillende kleinere zones die zich verheffen ten opzichte van de wandelpaden. (Yaghmour, 2011) Dit zorgt ervoor dat er slechts beperkt gebruik gemaakt kan worden van de ‘groene ruimte’. Het park bestaat voornamelijk uit wandelpaden en heeft weinig meer te bieden. De vormentaal die gebruikt wordt in het ontwerp is vreemd aan de context. De stalen prisma’s, die dienst moeten doen als kleine winkeltjes, en de luifels boven het kronkelende pad staan in scherp contrast met het stenen, kubische karakter van de omgeving. Bovendien zijn de luifels volgens Yaghmour (2011) niet functioneel. Zoals zij nu zijn ontworpen, kunnen ze nooit de nodige schaduw werpen volgens hem. Kort samengevat, het ontwerp gaat geen dialoog aan met de context en is als publieke ruimte beperkt bruikbaar. Een van de verklaringen hiervoor is dat het ontwerp werd gemaakt door een internationaal ontwerpbureau, meer bepaald door Lovejoy Landscape Architects. Lovejoy ontwikkelde het algemene concept van de plaza. De afwerking met betrekking tot materiaalkeuze en uitvoering werd ingevuld door Yaghmour Architects, een lokaal architectenbureau gevestigd in Amman. Zij hebben de gemeente heel wat aanpassingen aan het ontwerp voorgesteld. Maar op een aanpassing na12, wilde de gemeente niet van het origineel concept wijken. De voornaamste kritiek van Yaghmour Architects was dat het ontwerp niet paste binnen de lokale context en cultuur. Dit is een kritiek die vaker terugkomt bij internationale bureaus. Omdat zij de context niet begrijpen, beantwoorden hun ontwerpen ook niet aan de lokale noden. Zij hebben een Westerse visie en die reflecteert zich ook in het ontwerp. (Yaghmour, 2011) Lokale mensen kunnen zich daardoor moeilijk identificeren met deze nieuwe ruimtes. Wat ertoe leidt dat de ruimte ongebruikt blijft. (Amireh, 1996) Toch blijft de idee leven dat er onvoldoende lokale expertise is om zulke stedelijke projecten tot een goed einde te brengen en worden buitenlandse experten ingeschakeld om de klus te klaren. (Hiari,interview, 2011, 12 april) De selectieprocedure is echter niet altijd even transparant. Momenteel wordt GAM dan ook doorgelicht omdat zij verdacht worden van corruptie, onder meer voor het toekennen van de opdracht voor de Hashemite plaza aan Lovejoy. (Khirfan, interview, 2011, 14 april
impact hiervan blijft echter beperkt. Lorenz’s grootste inspanning situeert zich eerder op gebied van regionale planning en administratieve hervormingen. (Abu-Dayyeh, 2004, p. 91) 12 Yaghmour Architects heeft de gemeente ervan kunnen overtuigen het prismatische volume uit glas en staal, dat moest dienen café, te vervangen door de “media wall” die zij ontworpen hadden. Dit volume speelt in op de bestaande morfologie van het stedelijke weefsel. Het is modern gebouw maar tegelijkertijd tracht het zich subtiel te integreren in de bestaande context met respect voor de menselijke schaal. (Yaghmour, 2011)
53
De kritieken op dit project situeren zich op verschillende niveaus. Enerzijds is er een scherpe kritiek op het organisatorische aspect van het project. Het selectieproces zou niet eerlijk zijn verlopen. Anderzijds is er een kritiek op de architectuur zelf. Rechtstreeks verband houdend hiermee is een derde niveau van kritiek, de kritiek op het doel en de inhoud van het project. Volgens Yaghmour (2011) is een meer gebalanceerde ontwikkeling nodig, een ontwikkeling die zich niet alleen richt op toeristen maar ook op de ‘echte families’ van Amman. Andere zijn nog scherper in hun bewoording, zo noemde Khirfan (interview, 2011, 14 april) het ontwerp “a Disneyland for tourists”. Pittig detail is dat Lovejoy in het verleden ook het ontwerp voor Disneyland Parijs heeft gemaakt. (Capita Symonds Ltd., 2011)
4.2. Het boutique hotel, “more than a five star hotel”13 Tussen het amfitheater en de commerciële downtown situeert zich momenteel de openbare stedelijke bibliotheek. Het gebouw telt 3 verdiepingen en is opgetrokken in stijl van de jaren 1950. Tijdens mijn bezoek aan de bibliotheek viel me op dat de infrastructuur en het ook het gebouw zelf al wat aan de verouderde kant zijn. Het meeste recentste boek dat ik in de rekken van de Engelstalige afdeling kon terugvinden dateerde van 2006. Desondanks maakten verschillende mensen gebruik van de verouderde faciliteiten die de bibliotheek te bieden had. De bibliothecaris aan de inkom schatte dat er dagelijks toch zo een 50 tot 70 personen over de vloer komen om boeken te raadplegen. Met de huidige ontwikkelingen die op til zijn, wenst men dit gebouw echter te herbestemmen. De ligging maakt het tot een ideaal gebouw om een hotel in onder te brengen. En niet zomaar een hotel, maar een vijfsterren boutique hotel waar enkel de rijkste toeristen zich een overnachting kunnen permitteren. De huidige publieke functie verdwijnt hierdoor volledig en het gebouw wordt getransformeerd tot een exclusieve privé ruimte. (Saheb, interview, 2011, 28 april; Hashem, interview, 2011, 20 april) Dit lijkt tegenstrijdig met de visie van Ai waarin zij het Wadi Amman project voorstellen als een inclusief project dat de sociale integratie tussen oost en west Amman verzekert. Zijzelf zien hier echter geen paradox. De introductie van een boutique hotel is volgens Ai ten voordele van iedereen. Hun redenering is de volgende: “having a boutique hotel in that area is an opportunity to bring more business into downtown.… Bringing a hotel in that area would encourage creation of new and related recreation activities around it. So eventually, it would benefit the whole area.” (Saheb, interview, 2011, 28 april)
13
Hashem, de directeur van het departement Engineering op het GAM, liet hierover geen onduidelijkheid bestaan; het boutique hotel is enkel bestemd voor rijksten. (Hashem, interview, 2011, 20 april)
54
Maar niet iedereen deelt deze mening. Daher zou liever een minder exclusieve functie zien op deze plaats: “I am against a five star hotel on that location. I believe that a good tree star hotel, where there is catering for the average tourists and for the backpacker, is a much better answer.(…) The old municipality building should be retained as a public library instead of it being part of a hotel. Maybe some of the building spaces could be adapted into cafés or a restaurant. But not all of it, only some and the rest should remain as a public library.” (Daher, interview, 2011, 28 april) Tot op heden is dit project nog niet in uitvoering maar het geeft wel een duidelijke indicatie van hoe er gedacht wordt over stedelijke vernieuwing.
4.3. De Raghadan tourist terminal Zoals reeds hoger vermeld (zie hoofdstuk 3), werd de Raghadan terminal volledig heraangelegd in 2001. Zonder veel succes weliswaar. Het nieuwe complex is volledig gebruiksklaar. Zelfs details zoals de signalisatie voor de service taxi’s en bussen zijn aangebracht. Maar om een of andere rede is het nooit in gebruik genomen. Een duidelijke verklaring heeft het GAM hier niet voor gegeven. Het complex zelf beschikt thans over voldoende potentieel om te functioneren als transport hub. Het gebruik van spitsbogen in de vormentaal en de re-introductie van de binnenplaats mogen op architecturaal niveau dan wel wat oriëntalistisch aandoen maar desondanks gaat het complex een dialoog aan met de omgeving. Er is een directe verbinding met de Hashemite plaza en jabal Qala’a. Aansluitend op bestaande routes hebben de ontwerpers verschillende trappenpartijen en voetgangersbruggen voorzien om het gebouw toegankelijk te maken. De gebruikte bouwtechnieken zijn aangepast aan het plaatselijke klimaat en creëren koele temperaturen binnenin. Het gebouw is over de drie bouwlagen voorzien van kleine winkelruimtes voor lokale winkeliers. De ruimte buiten het gebouw is ontworpen als een grote transitzone. Het opzet van het ontwerp, namelijk het organiseren van het lokaal openbaar vervoer en de daaraan gekoppelde kleine handel die op zo een plaats ontstaat, was dus in de eerste plaats gericht op de lokale bevolking.
Figuur 15: een panoramisch zicht van de Raghadan terminal. Op de voorgrond is de voetgangersbrug zichtbaar die het gebouw verbindt met jabal Qala’a. Bron: foto door auteur
55
Vandaag is het transportcomplex op een paar service taxi’s na volledig verlaten. Alle mogelijke toegangswegen tot het gebouw zijn met hekken afgesloten en worden permanent bewaakt. Waar men een aan- en afvoer van voertuigen had verwacht, is slechts een lege asfaltvlakte te bespeuren. Wat slechts een tijdelijke situatie was, is nu de definitieve toestand geworden met alle gevolgen vandien. De impact hiervan op de ruimte en zijn gebruikers mag niet onderschat worden. De relocatie van het station, de belangrijkste publieke functie die Raghadan had, ging rechtstreeks gepaard met een verschuiving in de leefpatronen van de gebruikers en de omwonenden. Een heel concreet voorbeeld dat Khirfan (interview, 2011, 14 april) aanhaalde was het verdwijnen van het ontbijt van de kleine jongen die er dagelijks met zijn grote broer passeerde op weg naar school. De ambulante verkopers die voor hun inkomen volledig afhankelijk zijn van de pendelaars verhuisden mee met het station. De vaste winkels hadden meer moeite zich aan te passen aan de nieuwe situatie en vele winkeliers waren dan ook gedwongen hun deuren te sluiten. Het voorstel zoals dat nu op tafel ligt moet de vitaliteit die er vroeger heerste terugbrengen. Het ‘oude’ busstation zal een aantal publieke functies toebedeeld krijgen waaronder de functie van openbare bibliotheek en internationaal bezoekerscentrum. Andere delen van het complex zijn gereserveerd voor de duurdere winkels en de betere restaurants. De ontwikkelingen richten zich vooral op het toeristisch potentieel van de site. Dat is ook de boodschap die naar de bevolking gecommuniceerd wordt. In een interview zegt Maani, de toenmalige burgemeester:“This section (Wadi Philadelphia) … is primarily being developed for its touristic possibilities and potential.” (Seeley, 2009b, 30 augustus) In dit perspectief suggereert Khirfan (interview, 2011, 14 april) dat de relocatie van het busstation geen toeval is. Misschien was het net het opzet om de lokale bevolking weg te krijgen? Op die manier kunnen gronden goedkoop opgekocht worden om dan na de herontwikkeling van dat stadsdeel grote winsten te genereren voor de privé investeerders en de stad. Deze complottheorie is naar mijn inzien wat ver gegrepen, maar het is wel een idee die bij sommigen heerst.
4.4. De Citadel De Citadel situeert zich op de top van de Qala’a heuvel ten noorden van het Romeinse amfitheater in de vallei. Van hieruit heeft men een prachtig panoramische zicht over de hele stad. Het is een van de weinige open groene ruimtes nabij het stadscentrum. De archeologische site bevat antiquiteiten uit de Romeinse, Byzantijnse en Omajjadische perioden. Voor vele toeristen is het een van de eerste plaatsen die zij bezoeken alvorens hun reis doorheen Jordanië aan te vangen. Samen met het Romeinse amfitheater vormt de citadel de belangrijkste toeristische trekpleister van Amman. In 2008 bezochten 187 000 mensen de citadel, waarvan 166 000 buitenlandse toeristen. (Seeley, 2009b, 30 augustus) 56
Figuur 16: Zicht vanop de Amman heuvel naar de Qala’a heuvel met op de top de citadel Bron: foto door auteur
Experten en archeologen zijn het er over eens dat de site doorheen de jaren onvoldoende onderhouden en ontwikkeld werd. Tot voor kort was enkel het noordelijke deel van de site afgeschermd met hekken. Officieel werd de toegang tot de site gecontroleerd, maar doordat grote delen van de site niet afgeschermd waren, werden deze slechts los gemonitord. Buurtbewoners hadden informeel toegang tot de site. (Seeley, 2009a, 24 augustus) De citadel stond erom bekend een publieke ruimte te zijn waar men heen ging om te barbecueën en naar de zonsondergang te kijken. Op vrijdag was het een uitgelezen plaats voor veel Ammani’s om te picknicken. Voor kinderen uit de buurt was het een droom van een speelterrein. (Zawaneh, interview, 2011, 25 april) Tussen de citadel en de inwoners van Qala’a buurt bestond dus een sterke relatie. De site van de citadel creëerde de nodige ademruimte voor de buurt.14 Voor de preservatie en conservatie van de archeologische restanten was dit echter een ramp. De site lag er haveloos en onverzorgd bij. Er waren noch veiligheidshekken, noch paden om bezoekers te begeleiden. Bordjes met uitleg over de monumenten ontbraken., hetgeen het voor de toeristen moeilijk maakte te begrijpen wat zij nu precies zagen. Daarnaast waren er geen faciliteiten voor de bezoekers om even te rusten of water te kopen. Ook geschikte sanitaire voorzieningen ontbraken. (Seeley, 2009b, 30 augustus) “It’s been allowed to get so shabby that when people go there, they’re a little shocked”, aldus Barbara Porter, een archeologe die soms rondleidingen op de site begeleidde. (Porter in Seeley, 2009b, 30 augustus) Het nieuwe economische beleid dat doorgevoerd werd sinds het aantreden van Abdullah II brengt hier echter verandering in. Naar aanleiding van de economische hervormingen is de staat de toeristische sector15 enorm gaan stimuleren. (Yom, 2009) De redenering hierachter is dat het aanzwengelen van het toerisme zal leiden tot socio-economische ontwikkeling. In die optiek keurde de Jordaanse regering in 2005 de Nationale Tourisme Strategy (NTS) van USAID goed. Dit leidde rechtstreeks tot de oprichting van het Jordanian Tourism Development Project II, een vijfjarig project (2008-2013) dat er is op gericht de 14
Niet iedereen uit de buurt staat positief tegenover de nabijheid van de citadel. Uit onderzoek van het CSBE is naar voren gekomen dat verschillende bewoners de archeologische site beschouwen als een beperking voor de groeimogelijkheden en uitbereiding van de Qala’a buurt. (CSBE, 2006) 15 Toerisme is de tweede grootste niet-statelijke tewerkstellingssector van Jordanië. (Yom, 2009)
57
competitiviteit van Jordanië als internationale toeristische bestemming te verbeteren. “You have to reflect the image of your country, the image of your history: to put it in a very nice way for people who are leaving their countries [and] flying thousands of miles. ... They have to see that this is a modern country, not [a place where] you are doing adventure tourism.” (Khraysheh in Seeley, 2009b, 30 augustus) Een van de belangrijkste onderdelen van project is de ontwikkeling van de citadel site in Amman. (Jordanian Tourism Development Project II, 2008) De realisatie van het project gebeurt in samenwerking met het gemeentebestuur, Siyaha, het departement van Antiquiteiten en privé bedrijven. (Seeley, 2009b, 30 augustus) “… to develop the citadel into a unique attraction connected to the downtown area.”, dat is het ambitieuze doel van de verschillende partners. (Siyaha, 2007) In een eerste fase werd een management plan opgesteld dat de objectieven voor de site vastlegde. Hiervoor werd beroep gedaan op Lori Angelin, een buitenlandse architecte en planner, gespecialiseerd in monumentenzorg. Twee jaar later, in 2009 ging men over tot de uitvoering van de werken. (Seeley, 2009c, 6 september) Concreet bestaan deze uit de herinrichting van het oude museum, het aanleggen van een systeem van wandelpaden en uitkijkpunten, het plaatsen van veiligheidshekken, sfeerverlichting en informatieve borden. Maar het belangrijkste was de bouw van een bezoekerscentrum. Het nieuwe gebouw is voorzien van toiletten, een souvenirshop en een ticketbureau. Toeristen kunnen er even tot rust komen, drankjes kopen en informatie vinden. (Seeley, 2009b, 30 augustus) Het bezoekerscentrum situeert zich op het lage plateau, voordien een lege vlakte ten zuidoosten van het Ommajaden paleis. Hieraan grenzend ligt ook de parking en het toekomstige evenementen terrein.
Figuur 17: Beeld van het ontwerp voor het bezoekerscentrum. Vandaag is dit volledig gerealiseerd en vomrt dit de officiële toegang tot de Citadel site. Bron: Courtesy Inside Interiors and Architects (in Seeley, 2009c, 6 september)
58
Hoewel het ontwerp is gemaakt door een lokaal architectenbureau, werd het met veel kritiek beladen. Vooral de stenen muur, die er volgens het gemeentebestuur toe diende de parking te scheiden van de baan, zorgde voor veel commotie. Buurtbewoners beschouwen de muur als een barrière tussen hun buurt en de citadel. Op architecturaal gebied werd de muur vooral bekritiseerd omdat hij het opmerkelijke panoramisch uitzicht over de stad wegnam. (Seeley, 2009a, 24 augustus) Daarnaast vrezen sommige archeologen ook dat bij de bouw van nieuwe constructie onherstelbare schade werd toegebracht aan het archeologische erfgoed. Het bezoekerscentrum bevindt zich namelijk op de archeologische site zelf, niet ernaast. Volgens sommige experten is de beslissing een nieuw bezoekerscentrum te bouwen te snel genomen. “[Siyaha was] interested in ... quick results, and quick impact. ... So the emphases were more on tourism, and maybe on the archaeological understanding and interpretation, but not on the conservation.” aldus Fakhoury. (in Seeley, 2009c, 6 september) Andere, minder indringende, alternatieven werden daardoor niet bestudeerd.16 De uitkomst van het project is dan ook een resultaatgerichte, quick fix oplossing. Een kwaliteitsvol behoud van het Jordaanse erfgoed was niet de hoogste prioriteit. (Seeley, 2009c, 6 september) Ondanks de strengere controle op de toegang tot de citadel site, trachten de buurtbewoners het terrein te gebruiken zoals voorheen. Uit eigen observaties heb ik kunnen vast stellen dat zij de citadel site betreden via alternatieve routes. Deze situeren zich hoofdzakelijk tussen de woningen op de zuidelijke helling. Ook in de hekken zijn openingen gemaakt. In de grasvlaktes aan de rand van de site zijn restanten van kampvuur te bespeuren. Sommige buurtbewoners blijven de citadel site claimen als een onderdeel van hun buurt.
4.5. Het kabelspoor De constructie van een kabelspoor tussen de citadel en het amfitheater is klaar om aanbesteed te worden.17 Het project heeft tot doel de twee belangrijkste toeristische bezienswaardigheden in Amman rechtstreeks met elkaar te verbinden via een kabelspoor. Dit is een soort spoorconstructie waarbij een wagon met een trekkabel de helling wordt opgetrokken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het gewicht van de dalende wagon om de stijgende wagon de helling op te trekken. Op die manier kunnen de toeristen zich zonder veel inspanning van de ene naar de andere bezienswaardigheid verplaatsen. Het kabelspoor maakt deel uit van de strategie van de planners van Ai en GAM om de downtown te linken met de omliggende heuvels. Dit netwerk van routes heeft tot doel een stad te creëren waarin mensen, in het bijzonder toeristen, vrij kunnen ronddolen en slenteren van 16
Een van de alternatieve ideeën was om een aantal oude, verlaten woningen op de zuidelijke helling te onteigenen en te herbestemmen als bezoekerscentrum. (Seeley, 2009c, 6 september) De desbetreffende woningen zijn nu gesloopt, hoewel deze omwille van het ouderdom ook een zekere historische waarde hadden. 17 Het ontwerp voor het aan te leggen kabelspoor is afgerond, maar de gemeente heeft nog geen financiering gevonden voor het project.
59
de ene buurt naar de andere. Toeristen zouden zich niet moeten beperken tot louter het bezoeken van monumenten, de hele stad moet een attractie zijn voor toeristen. (Seeley, 2009b, 30 augustus; Saheb, interview, 2011, 28 april) “… If you establish a strong link (between) the Citadel (and the amphitheater) it could really (improve) the sustainability of both (sites) and specifically the sustainability of Qala’a and all the areas surrounding Qala’a. Because you create kind of an influx of visitors going between the two sites that can also increase and build more synergy in terms of development and economic vitality to that place.” (Saheb, interview, 2011, 28 april) Door connecties te creëren tussen verschillende plaatsen proberen planners het toerisme te verspreiden over de downtown en de aangrenzende heuvels. Hun hoop is dat toeristen meer tijd zullen spenderen buiten de archeologische sites, in de aangrenzende buurten. Dit nieuwe publiek zou lokale investeerders en bewoners moeten aanmoedigen cafés en souvenirwinkels in hun buurt te openen. Op die manier komt toerisme rechtstreeks ten goede van de lokale bewoners. (Seeley, 2009b, 30 augustus) Momenteel onderzoekt Ai verschillende manieren en routes om die connecties te maken. Saheb (interview, 2011, 28 april) ziet dit zeer ruim. Zij stelt dat: “Some of ( the linkages) can be automated while others are just pedestrian. (Since) there is this slope difference between the area, it would be good if you can make part of the link automated at certain segments where the slopes are very steep. But (at the same time it would be good) to make use of the internal heritage trails inside the citadel, to make them part of the route. … So the whole thinking is really how to link.” (Saheb, interview, 2011, 28 april; Seeley, 2009b, 30 augustus) Volgens Saheb (interview, 2011, 28 april) is een grondige en contextgerichte aanpak nodig. Naast het kabelspoor worden ook andere alternatieven bekeken. Per slot van rekening, “the funicular would be a very huge thing in terms of its visual impact on the area.” Bij het uitwerken van de routes is het voortdurend zoeken naar evenwicht tussen economische en historische waarde. “...in order to make (the funicular) feasible in terms of investment they needed to have more commercial activities going around or be part of the whole scheme. And by this it would be required to demolish more houses in order to make space available for such an investment. … From a heritage point of view, you cannot do that because there are a lot of significant houses there that would be affected. So the whole debate was going back and forth between how much … you can achieve by doing such an investment versus how much you need to demolish to make that happen.” (Saheb, interview, 2011, 28 april) Niet ieders visie is echter even gefundeerd. Hashem, directeur van het departement Engineering op het GAM, een van de personen die moet toezien op de uitvoering van dit project, beweert dat het kabelspoor noodzakelijk is om op de heuvel te geraken. Volgens hem bestaat er vandaag de dag slechts een trap en deze reikt niet eens tot de top. (Hashem, interview, 2011, 20 april) Tijdens eigen observaties heb ik echter drie verschillende trappen
60
gebruikt. Om maar aan te tonen dat de kennis van context voor sommigen zeer beperkt is. Vanuit de Qala’a buurt heeft het kabelspoorproject ook heel wat tegenstand gekregen. Onder de bewoners heerste grote onzekerheid over het feit of zij al dan niet onteigend zouden worden en angst dat hun woningen, waaronder enkele beschermde gebouwen, gesloopt zou worden. Zij vreesden dat het kabelspoor slechts een eerste stap was in een verdere sanering van hun buurt en dat zij elders een nieuwe thuis moesten zoeken. Het stadsbestuur bestempelde deze zorgen als geruchten en organiseerde als reactie hierop een publiek forum om deze te ontkrachten. (Seeley, 2009b, 30 augustus) De plannen voor de constructie van een kabelspoor zijn er wel degelijk maar zonder financiering is niets officieel. (Hashem, interview, 2011, 20 april) Zolang blijft het stadsbestuur de komst van het kabelspoor ontkennen en van een verdere sanering is geen sprake. De strategie om toerisme uit te spreiden over de volledige stadskern creëert in realiteit vooral voor privé-ontwikkelaars kansen. De spreiding van toerisme over een groter gebied staat namelijk gelijk aan een toename van gronden die interessant zijn om in te investeren. Op Qala’a doen er dan ook geruchten de ronde dat privéontwikkelaars18 de gronden op de heuvel willen opkopen om er dan een groot complex neer te poten. (Zawaneh, interview, 2011, 25 april)
Figuur18: ontwerpvoorstel van Khalid Al Bourini voor de Qala’a heuvel. Bron: foto door Zawaneh (interview, 2011, 25 april), Saheb (interview, 2011, 28 april) en Alzakaria (interview, 2011, april 12) bevestigden deze informatie.
18
Zawaneh wilde geen namen noemen in het interview. Mijn tolk vertelde me achteraf dat het de Saoedische prins, Walid Bin Talal, de voormalige premier van Libanon, Saad Hariri en de eigenaar van het Hyatt hotel, Khalil Al Talhoeni betrof.
61
4.6. Het Amman downtown plan Een laatste project dat ik kort wil toelichten is het Amman downtown plan. In tegenstelling tot voorgaande projecten situeert dit project zich eerder op het niveau van het Wadi Amman project. Fysisch gezien grenzen de twee projectgebieden aan elkaar. Het spreekt voor zich dat ontwikkelingen die zich in het ene gebied voordoen een invloed hebben op het andere gebied en vica versa. De visie op het Wadi Amman project bepaalt en wordt tegelijkertijd bepaald door de visie voor de downtown. Vandaar dat het interessant is ook het downtown plan toe te lichten. Het Amman downtown plan is een strategie ontwikkeld door het Ai. Deze heeft tot doel een kader tot stand te brengen dat toekomstige ontwikkelingen in downtown van Amman begeleidt. Ai formuleert de objectieven van de strategie als volgt: “Identifying and guiding development potentials, prioritizing the actions, implementation setups and incentives required to foster redevelopment and private sector investment.” De private sector krijgt dus een belangrijk rol in de heropleving van het centrum. (Amman Institute, 2011) Het toepassen van het Amman downtown plan moet de verschillende problemen waar de downtown mee te kampen heeft verhelpen. Deze problemen werden door Ai geïdentificeerd als zijnde: de teloorgang van de authentieke rol en functie van de downtown, een ondermaatse prestatie van de publieke ruimtes, een gebrek aan commerciële en residentiële functies, verkeersproblemen en een trage economische groei. In de praktijk wordt er een perimeter uitgezet die de downtown afbakent. Binnen deze zone legt het downtown plan speciale regels op met betrekking tot o.a. de bouwhoogte en functie. Een aantal sleutelprojecten moet deze aanpak demonstreren en de trend zetten voor de toekomstige interventies. Sommige van deze projecten zijn duidelijk afgelijnd zoals de heraanleg van het plein voor de Husseini moskee. Andere zoals het verbeteren en groeperen van de markten zijn moelijker te begrenzen. (Amman Institute, 2011) Kort samengevat kan je stellen dat het downtown plan een allegaartje van projecten en strategieën omvat. Volgens Saheb (interview, 2011, 28 april) is de downtown vandaag voornamelijk een commercieel centrum, dat een sterke link met Wadi Amman project heeft. Commerciële activiteiten situeren zich vooral in de vallei. De toeristische activiteiten centreren zich rond de archeologische sites. “the downtown is one key important part of the city that is not really being looked at and given enough focus and given enough attention.” (Saheb, interview, 2011, 28 april) In grote lijnen wil men met deze strategie de link tussen de toeristische en commerciële zones versterken. Door het stadscentrum te verfraaien en het toegankelijker en aantrekkelijker te maken hoopt men de economische activiteit te verhogen. Jammer genoeg ligt de focus hierbij niet op de lokale bevolking. Men doet aanpassing in de eerste plaats vanuit het oogpunt van toeristen. Niet vanuit het oogpunt van de marktkramer of de Egyptische immigrant. 62
63
64
5. Conclusie Het Wadi Amman Regeneration project, de gevalstudie die in de deze verhandeling besproken werd, is slechts een van de vele stadsontwikkelingsprojecten die de laatste decennia overal ter wereld opduiken. Hoewel de context van de projecten sterk kan verschillen geven deze projecten uiting aan eenzelfde neoliberale urbaniteit, waarbij de binnenstad wordt heringericht naar de consumptieverwachtingen, levensstijl, smaak en woningbehoeften van de begoede middenklasse. De “urbanisering” van kapitaal en het daarmee gepaard gaande stedelijke revanchisme duwen de armere lagen van de bevolking steeds verder uit de stad. Deze verhandeling focuste op de rol van stadsplanning binnen deze problematiek. Hierbij werd de vraag gesteld hoe neoliberale denkbeelden en praktijken hun ingang vinden in stadsplanning en werd er nagegaan hoe planners opereren binnen een toenemende neoliberale manier van ruimte en plaatsproductie. Neoliberale modaliteiten van bestuur en ontwikkeling hebben zich de voorbij 30 jaar wijd verspreid. De ontplooiing van dit neoliberaliseringsproces is steeds nauw geassocieerd met nieuwe politieke herschalingsnarratieven en -strategieën. (Peck, 2002) Politieke transformaties worden geïntroduceerd om de lokale dynamieken in lijn te brengen met verbeelde, veronderstelde en werkelijke eisen van een gedereguleerd, internationaal economisch systeem. (Swyngedouw, Moulaert, & Rodriguez, 2002) Op lokaal niveau hebben deze transformaties geleid tot nieuwe vormen van stedelijk beleid. Een van de kernelementen van dat nieuwe stedelijke beleid is een verschuiving van herverdelingspolitiek naar een meer marktgeoriënteerde en marktafhankelijke aanpak. Het is erop gericht de stad competitiever te maken en de economische groei aan te zwengelen. Samen met nieuwe vormen van stedelijk bestuur ontwikkelen er zich ook nieuwe vormen van planning. Planning door middel van stadsprojecten is de strategie bij uitstek geworden om economische groei te stimuleren. Zowel het neoliberale hervormingen als de planningspraktijken zelf zijn echter contextuele ingebed en pad-afhankelijk. (Brenner & Theodore, 2002; Malkawi, 1996) Malkawi (1996) stelt dat planners geen nieuwe planningsmethodes en praktijken creëren uit het niets, maar dat zij steeds een beperkt veld van mogelijkheden betreden. Planning moet gezien worden als een proces dat wordt beïnvloed, geproduceerd en gereproduceerd door historisch handelingen in de politieke, sociale, technische en economische sfeer. Een gelijkaardig idee is terug te vinden in het concept “actually existing neoliberalism” van Theodore en Brenner waarin zij stellen dat neoliberale hervormingen nooit in een pure vorm worden opgelegd, “for they are always introduced within politico-institutional contexts that have been molded significantly by earlier regulatory arrangements, institutionalized practises and political compromises.” (Brenner & Theodore, 65
2002, p. 361) Vetrekkende van deze inzichten dient elke stad als een specifieke gevalstudie beschouwd te worden. Het historisch perspectief vormt een essentieel element in elke analyse die erop gericht is inzicht te verkrijgen in de manier waarop neoliberale denkbeelden en praktijken hun ingang vinden in stadsplanning. In deze verhandeling heb ik ervoor gekozen om Jordaanse hoofdstad, Amman, van naderbij te bestuderen. Het ontstaan van de stad Amman zoals we ze nu kennen begint eind de jaren 1870 met de herstichting van Amman als grensnederzetting van het Ottomaanse Rijk. Ze had tot voornaamste doel de Ottomaanse controle in het hinterland te versterken. Van stadsplanning was in die periode nog geen sprake. Het is pas na de eerste wereldoorlog met de stichting van Transjordanië onder Brits mandaat, dat stadsplanning geïntroduceerd wordt. Amman wordt gekozen als hoofdstad van deze nieuwe staat. De stad vormt het centrum voor de uitbouw van de Britse koloniale macht. De projectie van de staatsmacht in de architectuur was zeer beperkt. Er wordt slechts een klein aantal bouwwerken gebouwd die verwijzen naar de Hashemitische autoriteit. De autoriteiten zullen eerder de publieke ruimte gebruiken als podium om hun macht ten toon te stellen en hun legitimiteit te versterken. De inzet van planning blijft echter beperkt tot eigendomsverdeling en transportroutes. Hierbij wordt het Britse model rechtstreeks overgenomen. Planning wordt gebruikt als strategisch instrument om de controle over het Britse mandaatgebied te vergroten. Van begin af aan werd het planningsdiscours in Amman gedomineerd door buitenlandse, in eerste instantie Britse, invloeden. Ook na de onafhankelijkheid van Jordanië blijven deze invloeden een significante rol spelen. Koning Hussein doet er alles aan om de kersverse Jordaanse staat uit te bouwen tot een moderne en stabiele natie maar was hiervoor sterk afhankelijk van de Britse, en later Amerikaanse, financiële steun. Dit verklaart dan ook de indringing van Britse en Amerikaanse invloeden. De Arabisch-Israëlisch oorlog in 1948 had gezorgd voor een onverwachte verdubbeling het aantal inwoners van Amman. De plotse toename creëerde een enorme druk op de infrastructuur van de stad hetgeen rechtstreeks aanleiding gaf tot het eerste masterplan voor Amman. Dit plan, gefinancierd door de Groot-Brittannië en opgesteld door de Britse planners Lock en King, is een directe reflectie van modernistische Britse opvattingen en modellen uit de stadsplanning. De visie op de ruimtelijke ordening van de stad stemt overeen het moderniseringsbeleid dat door Hussein gevoerd werd. Het masterplan van 1955 heeft weinig concrete realisaties op haar naam maar het legt wel de basis voor het planningsdiscours in Amman. Verdere uitbreidingen van de stad verlopen op een organische manier. Zo krijgt Amman na de zesdaagse oorlog met Israël in 1967 opnieuw een enorme influx van Palestijnse vluchtelingen te verwerken. Hierdoor kent het oostelijke deel van de stad een verdere verdichting, terwijl het westelijke deel verder expandeert doordat de bourgeoisie zich steeds verder verwijdert van het centrum.
66
De jaren 1970 gaan de geschiedenis in als de economische groeijaren van Jordanië. Deze economische groei is een rechtsreeks gevolg van de stijgende olie export in het Midden Oosten en weerspiegelt zich in de ruimtelijke expansie van Amman. Om de stedelijke groei op te vangen werd ingezet op een decentraliseringspolitiek. Commerciële functies concentreerden zich niet langer in het stadcentrum maar werden verdeeld over verschillende centra. Het oude stadscentrum, eens de kern van Amman, wordt verlaten en de sociale polarisatie en ruimtelijke segregatie worden verder gezet. Als antwoord op deze veranderingen in het stadslandschap wordt in 1983 het Greater Amman Comprehensive Development Plan (GADCP) opgesteld. De Jordaanse staat gaat een lening aan bij de Wereldbank om het nodige geld voor deze operatie te bekomen. Dit onder voorwaarde dat Britse en Amerikaanse adviseurs zullen ingezet worden bij de opmaak van het plan. Het resultaat is dan ook een typisch Brits masterplan. In het zuiden van Amman werd gefocust op de uitbouw van een industriezone en in het stadscentrum lag de nadruk op het beschermen van het stadsbeeld. De idee om historisch sites in te zetten als instrument om het oude stadscentrum nieuw leven in te blazen werd in dit masterplan al geopperd. Ook op organisatorisch gebied werd al de idee van een “gemengd” team om planningsexpertise over te dragen geïntroduceerd. Gezien de economische recessie bleef de ruimtelijke verwezenlijking van het GADCP echter bescheiden. Het plan was weliswaar belangrijk omdat het de idee van Amman als stadsregio heeft gecreëerd Begin de jaren 1990 was de Jordaanse schuldenberg zo hoog opgelopen dat de regering genoodzaakt was een lening af te sluiten bij het IMF en de Wereldbank. Deze lening was gekoppeld aan een economisch hervormingsprogramma en verplichte de Jordaanse regering haar economisch beleid volledig om te keren. Dit moment markeert het begin van het neoliberale momentum in Jordanië. De verschuiving van de economische prioriteiten ging samen met een verschuiving in de stadsplanningsprioriteiten. In de jaren 1990 komen de eerste tekenen van die neoliberale visie al tot uiting in het stadsbeeld. Maar het is pas na 1999, onder Abdallah II, dat deze visie ten volle zal triomferen. Na het aantreden van Abdallah II werd de economische hervorming van het regime een topprioriteit. Het privatiseringsproces en de integratie in de wereldeconomie worden in deze periode versneld. In de stedelijke ruimte reflecteert dit zich in grootschalige projecten die Amman op de kaart moeten zetten als een ‘global city’. Amman wordt overspoeld door een golf van vastgoedprojecten. Deze ontwikkelingen situeren zich voornamelijk ten westen en zuiden van het stadscentrum en resulteren in een verdere polarisering van de stad. Om de wildgroei te kanaliseren werd in 2006 een nieuw masterplan opgesteld, het Amman Masterplan. Opnieuw zijn het buitenlandse planners, ditmaal Canadese, die het plan opstellen. Het masterplan pretendeert een oplossing te zijn die
67
ontworpen is als reactie op neoliberale wildgroei, maar in feite is het een instrument dat noodzakelijk is om investeerders aan te trekken. Uit de historische analyse komt duidelijk naar voor hoe de stad Amman evolueert in relatie tot de veranderende economische, politieke en sociale context. Tegelijkertijd evolueert ook het planningsdiscours. Planning is geleidelijk aan geëvolueerd van een strategisch controle instrument naar een instrument voor natieopbouw tot een instrument dat een verdere neoliberalisering faciliteert. Die evolutie wordt gekenmerkt door een aantal weerkerende elementen, waarbij het ene element de ene keer al wat sterker benadrukt wordt dan de andere keer. Een van deze constante elementen is de indringing van buitenlandse planningsmodellen. Een ander element is de focus op economische ontwikkeling. Ook een efficiënter transport, het beschermen van het stadsbeeld en het preserveren van erfgoed zijn weerkerende aandachtspunten. Daarnaast zijn er ook op administratief en organisatorisch niveau weerkerende elementen zoals het invoeren van het stadsregiomodel en het oprichten van gemengd internationaallokaal team om expertise over te dragen. De argumenten die het aanhalen van deze elementen legitimeren verschillen echter doorheen de tijd. Deze achtergrond stelt ons in staat de huidige ontwikkelingen in Amman in hun context te plaatsen. Parallel met het nieuwe neoliberale economische beleid dat zich opdrong in Jordanië, ontwikkelde zich ook een nieuw stedelijk beleid. Dit stedelijke beleid is erop gericht de stad competitiever te maken en haar economische groei aan te zwengelen. Het vormt de aanleiding voor het ontwikkelen van andere beleidsstructuren en beleidsinstrumenten. Zo worden er nieuwe instellingen en agentschappen opgericht die beter overeenstemmen met de marktdynamieken en de noden van de private sector. Private en niet-statelijke actoren maken deel uit van deze nieuwe bestuursvormen en worden op die manier betrokken in het bestuursproces. Instituten zoals MAWARED en Amman Institute zijn hier een voorbeeld van. Het Amman masterplan is een voorbeeld bij uitstek van een nieuw beleidsinstrument dat werd ontwikkeld om competitieve positie van de stad te versterken. Het masterplan wordt verkocht als een progressief, inclusief en coherent plan. In realiteit blijkt het niet meer dan een amalgaam van strategieën te zijn, waarin slechts de belangen van een select aantal groepen vertegenwoordigd worden. Het plan focust enkel op gebieden in het zuiden en het westen en bevestigt daarmee de tendens dat een universele aanpak wordt vervangen door een plaatsgebonden aanpak. Wie het plan even onder loep neemt ziet al snel dat het geen samenhangend geheel is maar een samenraapsel van verschillende projecten en strategieën. In die zin is hier van een klassiek masterplan geen sprake. Het is eerder een verzameling stadsprojecten. Het stadproject heeft zoals in vele andere steden het masterplan vervangen. Het Wadi Amman Regeneration project is een van die stadsprojecten. Gezien de locatie van het project in het historisch centrum van de stad en het feit dat het project gedeeltelijk in uitvoering is, heb ik ervoor gekozen dit project in meer 68
detail te onderzoeken. Het project dient zich aan als een natuurlijke en vanzelfsprekende oplossing voor de problemen waar de downtown mee te kampen heeft. Zoals de naam het zegt is dit project erop gericht de downtown te regenereren. De downtown wordt door vele gepercipieerd als een verloederde en dode buurt. Als belangrijkste reden voor deze verloedering wordt van gebrek aan investeringen, decentralisatie van het centrum en een verminderde bereikbaarheid aangehaald. Die perceptie van een verloederde downtown maar bovenal de nieuwe huurwet en de komst van het masterplan zijn de drijvende factoren achter de ontwikkelingen in de downtown. Het Wadi Amman Regeneration Project wordt verkocht als de oplossing om sociale polarisatie tegen te gaan en de lokale economie te doen heropleven en dat met respect voor het unieke karakter van de stad. Een gedetailleerde analyse van de verschillende deelprojecten en naburige projecten schuift een andere visie naarvoren. De 6 verschillende deelprojecten die werden bestudeerd zijn stuk voor stuk gericht op toerisme. Toerisme was al langer een element in het planningsdiscours maar nooit eerder was het zo prominent aanwezig als de dag van vandaag. Het trickle down effect zal er dan voor zorgen dat ook de lokale bewoners kunnen delen in het succes van het project. Dit genereert echter heel wat contradicties. Zo moet een openbare bibliotheek plaats maken voor een exclusief hotel en wordt er enkel busstation voor toeristen gepland terwijl ook voor de lokale bewoners de nood hoog is. Erfgoed moet gepreserveerd worden maar als het in het zicht staat van een voor de toerist waardevoller bouwwerk mag het gesloopt worden. En zo zijn er nog meer voorbeelden terug te vinden doorheen deze verhandeling. De stad wordt in de eerste plaats vanuit het standpunt van de toerist bekeken. Planners onderling verschillen vaak van mening over de inhoud en architectuur van de projecten. Sommige gaan zonder meer akkoord met het aanmoedigen van vijfsterren toerisme. Andere denken dat het beter is zich te richten tot de mondaine backpacker. De architecturale vormentaal van de buitenlandse architectuurbureaus wordt door bepaalde lokale architecten beschouwd als misplaatst en niet passend binnen de lokale context. De inhoud van het projectprogramma wordt zelden in vraag gesteld. In essentie tracht het Wadi Amman project het historisch centrum in te richten als een arena voor markt georiënteerde groei en eliteconsumptie. Planners en architecten lijken echter geen fundamentele kritiek te hebben op het discours zelf en werken zo mee aan het systeem. Doorheen deze verhandeling heb ik proberen aan te tonen hoe samen met neoliberaal stedelijk bestuur er zich ook een neoliberale vorm van stadsplanning heeft ontwikkeld in Amman. Deze manier van planning heeft zich ontwikkeld in een specifieke context en verstrengeld met het bestaande planningsdiscours. Het neoliberale discours is echter dominant aanwezig. Vanuit de planningsdiscipline bestaat er weinig contestatie tegen die dominantie. Ik hoop dan ook de inzichten in
69
deze verhandeling kunnen bijdragen tot alternatieve, meer humane vormen van stadsplanning waarbij niet langer kapitaal maar mensen voorop staan.
70
71
72
Bibliografie SECUNDAIRE BRONNEN Abu Ghazalah, S. (2008). Skyscrapers in the context of Amman, Jordan. CTBUH 8th World Congress 2008 (pp. 1-9). Dubai: CTBUH. Abu Ghazalah, S. (2010, juni). Global Economic Forces’ Effect upon Urban Planning: Greater Amman Case Study. Journal of Urban Planning and Development, pp. 125-134. Abu-Dayyeh, N. (2004). Amman: Past and Future of a Modern Arab Capital. IPHS 2004, 11th Conference of the International Planning History Society (pp. 1-11). Barcelona: IPHS 2004. Abu-Dayyeh, N. (2004, Januari). Persisting Vision: plans for a modern Arab capital, Amman, 1955-2002. Planning Perspectives, pp. 79-110. Al Rawashdeh, S., & Saleh, B. (2006, December). Satellite Monitoring of Urban spatial Growth in the Amman Area, Jordan. Journal of Urban Planning and Development, pp. 211-216. Amawi, A. (1996). The Transjordanian State and the Enterprising Merchants of Amman. In J. Hannoyer, & S. Shami (Eds.), Amman: The city and its society (pp. 109-128). Beiroet: CERMOC. Amireh, O. M. (1996). Amman Experiencing Plazas and Parks: Adaption of Users to Space or Space to Users. In J. Hannoyer, & S. Shami (Eds.), Amman: The city and its society (pp. 149-170). Beiroet: CERMOC. Bagaeen, S. G. (2006, augustus). Redeveloping former military sites: Competitiveness, urban sustainability and public participation. Cities, pp. 339–352. Beauregard, R., & Marpillero-Colomina, A. (2010). Amman 2025: From Master Plan to Strategic Initiative. New York. Beauregard, R., & Marpillero-Colomina, A. (2011, februari). More than a master plan: Amman 2025. Cities, pp. 62-69. Biegel, R. (1996). Urban development and the role of the service and banking sector in a "rentier state". In J. Hannoyer, & S. Shami (Eds.), Amman: The city and its society (pp. 379-403). Beiroet: CERMOC. Bogaert, K. (2008). De privatisering van de publieke ruimte: neoliberale ontwikkelingen in Marokko. In R. Doom, Conflict en ontwikkeling : overleven in de grensgebieden van de globalisering (pp. 45-64). Gent: Academia Press.
73
Brenner, N., Marcuse, P., & Mayer, M. (Eds.) (2012). Cities for people, not for profit. Oxon: Routledge. Brenner, N., & Theodore, N. (2002). Cities and the Georaphies of "Actually Existing Neoliberalism". Antipode, 349-379. Brynen, R. (1992, maart). Economic Crisis and Post-Rentier Democratization in the Arab World: The Case of Jordan. Canadian Journal of Political Science, pp. 69-97. Choucair, J. (2006, December). Illusive Reform: Jordan's Stubborn Stability. Carnegie Papers, pp. 3-21. Daher, R. (2008). Amman: Disguised Genealogy and Recent Urban Restructuring and Neoliberal Threats. In Y. Elshestawy (Ed.), The Evolving Arab City: Tradition, Modernity and Urban Development (pp. 37-68). Oxfordshire: Routledge. Debruyne, P. (2011, April). The Case of Downtown (Wast al-balad). Working paper, pp. 1-15. Dejong, J. (1996). The urban context of economic health during economic crisis. In J. Hannoyer, & S. Shami (Eds.), Amman: The city and its society (pp. 265-294). Beiroet: CERMOC. Dieterich, R. (2002, oktober). Orientalizing the Orient. ISIM Newsletter, p. 16. Khasawneh, J. (2005). Street islands: urban design experiments in Aman, a city in transition. Leuven, Belgium: K.U.Leuven Faculteit Ingenieurswetenschappen. Khasawneh, J. (2009). Dynamics of the production of vacancy within the development of the city of Amman. In B. De Meulder, M. Rykewaert, & K. Shannon, Urbanism and Urbanization: Transcending the discipline (pp. 391-404). Leuven: KULeuven. Leitner, H., Peck, J., & Sheppard, E. S. (2007). Contesting Neoliberalism: urban frontiers. New York: The Guilford Press. Malkawi, F. (1996). Hidden structures: an ethnographic account of the planning of Greater Amman. Michigan: UMI. Meijer, R. (1997). Jordanië, Landenreeks: mensen, politiek, economie, cultuur. Amsterdam: Koninklijk instituut voor de tropen. Ohannessian, A. (1996). Les Arméniens à Amman: La naissance d'une communauté. In J. Hannoyer, & S. Shami (Eds.), Amman: The city and its society (pp. 323-343). Beiroet: CERMOC. Owen, R. (2004). The End of Empires: the Emergence of the Modern Middle Eastern States. Londen: Routledge.
74
Parker, C. (2009). Tunnel-bypasses and minarets of capitalism: amman as a neoliberal assemblage. Political Geography, pp. 110-120. Peck, J. (2002). Political Economies of Scale: Fast Policy, Interscalar, Relations, and Neoliberal Workfare. Economic Geography, 331–360. Peck, J., & Tickell, A. (2002). Neoliberalizing Space. Antipode, 380-404. Peters, A. M., & Moore, P. (2009, July). Beyond Boom and Bust: External Rents, Durable Authoritarianism and Institutional Adaptation in the Hashemite Kingdom of Jordan. Studies in Comparative International Development, pp. 256-285. Philips, R. (2004). The Road to Disaster. In R. Philips, A history of Jordan (pp. 99-117). Cambridge: Cambridge University Press. Potter, R., Darmame, K., Barham, N., & Northcliff, S. (2009). ‘‘Ever-growing Amman’’, Jordan: Urban expansion, social polarisation and contemporary urban planning issues. Habitat International, 81-92. Rifai, T. (1996). Amman City Centre: typologies of architecture and urban space. In J. Hannoyer, & S. Shami (Eds.), Amman: The city and its society (pp. 131-140). Beiroet: CERMOC. Rogan, E. (1996). The Making of a Capital: Amman, 1918-1928. In J. Hannoyer, & S. Shami (Eds.), Amman: The city and its society (pp. 89-107). Beiroet: CERMOC. Shami, S. (1996). The Circassians of Amman: Historical Narratives, Urban Dwelling and the Construction of Identity. In J. Hannoyer, & S. Shami (Eds.), Amman: The city and its society (pp. 303-323). Beiroet: CERMOC. Shami, S. (2007). Amman is not a city, Middle Eastern Cities in Question. In A. Cinar, & T. Bender (Eds.), Urban Imaginaries: Locating the Modern City (pp. 208-235). Minneapolis: University of Minnesota Press. Shteiwi, M. (1996). Class structure and inequality in the city of Amman. In J. Hannoyer, & S. Shami (Eds.), Amman: The city and its society (pp. 405-424). Beiroet: CERMOC. Sufyan, A. (2007, July). Rethinking Economic Reform in Jordan: Confronting Socioeconomic Realities. Carnegie Paper, pp. 1-23. Swyngedouw, E., Moulaert, F., & Rodriguez, A. (2002). Neoliberal Urbanization in Europe: Lager-Scale Urban Development Projects and the New Urban Policy. Antipode, 547-582. Syngedouw, E. (2007). The state of the situation. Post Political Cities. In Stouthuysen, & Pille, The State of the City. the City is the State (pp. 203-227).
75
Taibeh, Y., & Madi, M. (2010). Wadi Amman Development, the Challenge of Accessibility. 14 th International Planning History Society Conference (pp. 1-16). Istanbul: unpublished. Tanaka, N., Tanaka, K., Yamaguchi, K., & Tamagawa, E. (2006). The Regional Resources and Tourism Development in Developing Countries: A Case Study of Salt and Karak, Jordan. 46th Congress of the European Regional Science Association (ERSA) (pp. 1-10). Volos: ERSA. Tasan-Kok, T. (2011). Introduction: Contradictions of Neoliberal Urban Planning. In G. Baeten, & T. Tasan-Kok, Contradictions of Neoliberal Planning: Cities, Policies and Politics (pp. 1-19). Berlin: Springer. Verrewaere, S., & Wellens, E. (2010). Water Urbanisms: Upgrading Invasion settlements in the Estuary of Guayaquil. Leuven: KULeuven. Wilson, M. (1987a). King Abdullah and Palestine. Bulletin (Britisch Society for Middle Eastern Studies), 37-41. Wilson, M. (1987b). War and Politics. In W. Mary, King Abdullah, Britain and the making of Jordan (pp. 128-). Cambridge: Cambridge University Press. Wright, E. (1951). Abdallah's Jordan, 1947-1951. Middle East Journal, 439-460. Yaghmour, F. (2011, april 10). Interview with Farouk Yaghmour. (I. Cadron, M. Gürgen, T. Sontheimer, & E. Wellens, Interviewers) Yom, S. (2009, oktober). Jordan: ten more years of autocarcy. Journal of Democracy, pp. 151-166.
PRIMAIRE BRONNEN Albawaba. (2010, augustus 31). GAM Hashemite Plaza Upgrading Due Next Summer. Retrieved november 6, 2011, from Albawaba: http://www.albawaba.com/news/gam-hashemite-plaza-upgrading-due-nextsummer Amman Institute. (2011). Retrieved augustus 10, 2011, from Amman Institute: http://www.ammaninstitute.com/about Amman Institute. (2011). Amman Downtown Plan & Revitalization Strategy. Calthorpe Associates. (2011). Amman Urban Strip. Retrieved augustus 18, 2011, from Calthorpe Associates: http://www.calthorpe.com/amman-urban-strip Capita Symonds Ltd. (2011). Lovejoy. Retrieved november 13, 2011, from Capita Symonds Website: 76
http://www.capitasymonds.co.uk/expertise/all_expertise/land_planning/lovejoy.as px Centroid International. (2011, maart 28). Amman Urban Strip Plan. Retrieved augustus 18, 2011, from Centroid International: http://www.cenint.com/ProductView.asp?ID=403 CSBE. (2006). Jabal al-Qal’a Neighborhood Improvement Participatory Project: Report and Recommendations. Amman: Center for the Study of the Built Environment (CSBE). Daher, R. (2010, oktober). Cranes, Craters and an Exclusive Urbanity. Jordan Business, pp. 55-58. Daher, R. (2011). Classical and Early Islamic Amman. exibition panels . Amman, Jordan: Amman Institute. Greater Amman Municipality. (2008). The Amman Plan: Metropolitan Growth Summary. Amman: Greater Amman Municipality. Greater Amman Municipality. (2009, januari 15). Public-Private Partnership to Undertake the Development of the Wadi Amman Project in Amman. Retrieved augustus 18, 2011, from Tendering and Procurement Directorate: www.gamtenders.gov.jo/Uploads/576/PQD_Wadi%20Amman.doc Jordanian Tourism Development Project II. (2008). Overview. Retrieved december 10, 2011, from Jordanian Tourism Development Project II: http://www.siyaha.org/project/overview Max Lock Centre. (2005, mei 9). People and Planning The life and work of Max Lock. Retrieved juli 10, 2011, from The Max Lock Centre: http://home.wmin.ac.uk/MLprojects/HISTORY.HTM#_Toc398122211 Psc
Abdali Properties. (2011). http://www.abdali.jo
Retrieved
augustus
6,
2011,
from
Abdali:
Seeley, N. (2009a, augustus 24). Whose Neighborhood Is It? Retrieved december 10, 2011, from JO Magazine: http://jo.jo/index.php?option=com_content&view=article&id=670:whoseneighborhood-is-it&catid=39:land&Itemid=150 Seeley, N. (2009b, augustus 30). The Plan for Downtown. Retrieved september 22, 2011, from JO: http://jo.jo/index.php?option=com_content&view=article&id=681:theplan-for-downtown&catid=39:land&Itemid=150 Seeley, N. (2009c, september 6). Beyond the Wall. Retrieved december 10, 2011, from JO Magazine:
77
http://jo.jo/index.php?option=com_content&view=article&id=690:beyond-thewall&catid=39:land&Itemid=150 Siyaha. (2007, mei). Periodic Newsletter. Retrieved december 17, 2011, from Siyaha Jordan Tourism Development Project: http://www.siyaha.org/nl/newsletterissue/articles.php?issue=5&id=38 Toweill, T., Simpson, H., & Amara, A. (2008). The Jordanian Landlords and Tenants Law: The Right to Adequate Housing. Amman: Amman Center for Human Rights Studies (ACHRS).
INTERVIEWS Ababsa, M. (2011, april 13). Interview met Myriam Ababsa. (I. Cadron, & E. Wellens, Interviewers) Alzakaria, R. (2011, april 12). Interview met Rasha Alzakaria,. (I. Cadron, M. Gürgen, T. Sontheimer, & E. Wellens, Interviewers) Daher.R. (2011, april 28). Interview met Rami Daher. (E. Wellens, Interviewer) Hashem, I. (2011, april 20). Interview met Hashem Ibrahim. (E. Wellens, Interviewer) Hiari, S. (2011, april 12). Interview met Sandra Hiari. (I. Cadron, T. Sontheimer, & E. Wellens, Interviewers) Khirfan, L. (2011, april 14). Interview met Luna Khirfan. (I. Cadron, M. Gürgen, T. Sontheimer, & E. Wellens, Interviewers) Saheb, A. (2011, april 28). Interview met Abeer Saheb. (E. Wellens, Interviewer) Zawaneh, F. (2011, april 25). Interview met Firas Zawaneh. (E. Wellens, Interviewer)
78