Wat kunnen wij leren van de Cubanen… Een eiland als Cuba doorkruisen, geeft je om te beginnen de mogelijkheid om historische en prachtige steden te ontdekken. Havana, Santiago de Cuba, Cienfuegos en Matanzas met hun mooie pastelkleurige gebouwen. Steden waar door het gebrek aan financiële middelen geen lelijke nieuwbouw is terug te vinden, ook geen schreeuwende reclameborden of neonlichten. Bij zicht op zee kan je het puurste blauw in al zijn tinten van de Caraïbische Zee aanschouwen of de verfrissende waternevel voelen van de golven van de Atlantische Oceaan in de baai van Havana. Weken na de reis kan je nog steeds de warme zonnestralen en wuivende koningspalmen in gedachten houden…Ontwikkelingsprojecten bezoeken met FOS in Cuba geven je nog een meerwaarde: mensen ontmoeten. Boeiende vrouwen op het platteland, pientere kinderen in de volkswijken, moedige en intelligente vakbondsleiders, mensen met verantwoordelijkheid op regeringsniveau, een charmante en ijverige Belgische ambassadrice, vrolijke Cubaanse muzikanten met warme welkom muziek in elk project. Met een vleugje nostalgie en socialistische roots, bezorgen een bezoek aan het Museum van de Revolutie je ongewild momenten van bewondering en ontroering: het verhaal van Fidel en Ché, de bewijzen van de revolutiestrijd en de speeches van de overwinning, de foto’s van mijn favoriete heldin Célia Sanchez… Pas terug in België word je dan geconfronteerd met zinloos geweld, met het verdriet van Antwerpen na de laffe moord op een Antwerpse kleuter en haar zwarte nanny, met een zwaargewonde Turkse vrouw die eerst als doelwit was gekozen. Voordien waren er in gans ons land reeds meerdere brutale incidenten met duidelijke racistische motieven. “Het is niet de schuld van dé overheid, het is niet de schuld van dé pers, het is niet de schuld van dé ouders, het is wel de schuld van een samenleving in haar totaliteit” Zoveel meningen en uitspraken hebben ons de voorbije weken bewuster gemaakt van de onverdraagzame wereld waarin we leven. Hoeveel tragedies moeten er nog plaatsvinden voordat we beseffen dat discriminatie en racisme elke kans op een democratische en vreedzame samenleving kapot maken? We moeten meer dan ooit op onze hoede zijn voor opvattingen en slogans die de maatschappij verzieken. WOORDEN ZIJN IMMERS NIET ONSCHULDIG. Wie vreemdelingen voortdurend in een negatief daglicht krijgt afgeschilderd, zal een vijandbeeld ontwikkelen. Onze jongeren horen al meer dan 15 jaar een racistische taal. Racistisch geweld komt niet zomaar uit de lucht vallen. Het is de oogst van wat jaren aan een stuk met haat en tweedracht is gezaaid. Vlaanderen is multicultureel: een onomkeerbaar feit waar we moeten leren mee omgaan. Toch lijken we de verkeerde kant op te gaan. Racisme en discriminatie zijn bijna een vast onderdeel geworden van ons bestel, onze dagelijkse leefwereld, onze manier van handelen, soms zelfs ons taalgebruik. De schrijfster Monika van Paemel zegt het volgende: “ Terwijl we de daders van zinloos geweld schuldig verklaren, kunnen we niet anders dan ons medeverantwoordelijk voelen. Omdat we de opvoeding verwaarlozen, omdat we partijen steunen die onverdraagzaamheid propageren, omdat we onze eigen waarden niet naleven. We voelen ons bedreigd en roepen dat het moet ophouden, maar het zal pas ophouden als we allemaal garant staan voor vrede en veiligheid” Problemen in onze multiculturele maatschappij moeten niet onder de mat geveegd worden, maar geanalyseerd en verholpen worden. Vele politici en academici maken hier werk van. Maar het is de plicht van iedereen om racisme te bestrijden en verdraagzaamheid te verdedigen in de eigen leefomgeving, te beginnen in het gezin, in de school, onder de vrienden en de kennissenkring, in de organisaties en bewegingen waar we actief zijn. Cuba, een multicultureel land met 11,3 miljoen inwoners. Mensen met lichtbruine en donkerbruine, blanke en zwarte huidskleur slaan er de handen in mekaar om, ondanks de vijandigheid van de VS en de economische en financiële blokkade, een leefbare en zorgzame maatschappij op te bouwen. Je kan voor of tegen ‘het systeem’ zijn in Cuba, maar iedereen zorgt er voor iedereen. Iedereen krijgt er gelijke kansen in het gratis onderwijs, ook op universitair niveau, iedereen heeft recht op gratis gezondheidszorg. Het rapport “Een beter leven voor allen, met de participatie van allen” leert ons dat Cuba de hoogste vaccinatiegraad behaalt voor alle ziektes, dat het kindersterftecijfer herleidt is tot 0, dat de besmettingsgraad HIV/Aids slechts 0,07 procent bedraagt op dit moment. Een projectenreis geeft je schat aan informatie maar de rijkdom ligt in mensen ontmoeten! Tijdens de vele projectbezoeken leerde ik prachtige mensen kennen die naast hun job veel tijd besteden aan vrijwilligerswerk. In Gibara coördineert de Argentijnse Mariëla een groots irrigatieproject met Belgische steun en daarnaast organiseert ze muzieklessen met lokale muzikanten voor kinderen. Yolanda en Magdali, met Haïtiaanse roots, geven met steun van FOS vorming aan de vrouwen van boerenorganisaties en begeleiden ‘s avonds lokale buurtcomités. Francisco, een Cubaanse
oogspecialist gaf ons een rondleiding in zijn voor oogoperaties zeer bekende hospitaal ‘Pando Ferrer’ en liet ons nadien kennismaken met zijn vrijwillig preventiewerk rond HIV/Aids in de volkswijken van Havana. De zwarte burgemeester van Baute gaf ons uitleg bij zijn gedetailleerd evacuatieplan bij dreigend orkaangevaar: voor elke bewonerswijk in gevaarlijk gebied was snelle opvang voorzien in een andere veilige bewonerswijk. Elk wijkcomité waakt over de actuele lijst van hun wijkbevolking. Niemand wordt vergeten. Nooit vergeet ik Pedro Ross, topman van de eenheidsvakbond CTC, een eenvoudige man met eerlijke analyses over zijn land en de globalisering in de wereld, maar ook zo bekommerd en actief voor de arbeidssituaties van ALLE Cubaanse arbeiders. 30.000 Cubaanse dokters zijn momenteel werkzaam in ontwikkelingslanden. 1200 Dokters keerden zopas terug uit Pakistan. 44 Procent van hen zijn vrouwelijke artsen waardoor de verzorging van de Pakistaanse vrouwen in alle vertrouwen kon verlopen.12.000 Studenten uit arme landen studeren gratis geneeskunde aan Latijns Amerikaanse School voor Geneeskunde (ELAM) in Cuba. Vorig jaar behaalden aan deze universiteit na 6 jaar studie 1610 studenten uit 21 landen hun artsendiploma. Door de uitstekende contacten van FOS-regioverantwoordelijke en reisbegeleidster Roos Dewitte, kregen we de prachtkans om deze universiteit te bezoeken! Voor Venezuela werd door de leiders Fidel Castro en Hugo Chavez in 2003 een samenwerkingsverdrag gesloten om met begeleiding uit Cuba 600 polyklinieken op te richten. Binnen het programma Missión Bario Adento (brigade in de wijk) zijn momenteel 14.000 Cubaanse artsen werkzaam in de armste buurten van Venezuela waar 80 procent van de arme bevolking woont. Cuba maakt ook mooie vooruitgang in zijn inspanningen om de Millenniumdoelstellingen te bereiken. Zij staan aan de top van alle Latijn Amerikaanse en Caraïbische landen. Elke Cubaan kent en respecteert zijn helden en zijn geschiedenis. In elk project hoor je een stukje van het verhaal, kom je onder de indruk van de kennis en de ervaring binnen hun leefwereld, maar ook van hun visie op de globalisering in de wereld. Zij hechten enorm veel belang aan solidariteit en verdraagzaamheid. Misschien kunnen wij van de Cubanen iets leren… Jenny Spiessens
Controversias cubanas: Met FOS in Castroland “Vamos bien”, “We zijn op goeie weg !” maakt Fidel zijn landgenoten duidelijk van op grote affiches in de hoofdstad. Zit Cuba met hem echt op het goede spoor? Dat het beter gaat dan 10 jaar geleden, na het plotse wegvallen van de handel met de vroegere Oostbloklanden, daar is iedereen het volmondig over eens. Maar of de recente koopkrachtstijging en de beperkte toegang tot “luxegoederen” door de Cubanen als voldoende ervaren worden, dat is de vraag… Salud Gezondheid Dit land probeert eigenzinnig zijn eigen weg te gaan, alle TINA-adepten (“There is no alternative”) ten spijt. Hier gelden andere socio-economische paradigma’s. Dat wordt het best geïllustreerd door een basisschooltje dat we bezoeken midden in de Sierra del Escambray, een bergketen in het midden van het eiland. Het ligt helemaal alleen in een vallei, aan een steile onverharde weg, en wordt van electriciteit voorzien door twee zonnepanelen. 5 (vijf) leerlingen krijgen er les van 2 studenten-stagiairs in de communicatiewetenschappen. In het kerndorp van deze ontoegankelijke regio met zo’n 3.000 inwoners, enkele kilometers verder bovenop de bergkam, treffen we niet alleen opnieuw een (groter) schooltje aan, maar zelfs een hospitaal met een goed uitgerust locomotorisch revalidatiecentrum. Onderwijs en gezondheidszorg zijn in Cuba prioritair, en dat zullen we geweten hebben. Volgens het Human Development Report 2004 van de VN zijn er in Cuba ongeveer vier maal minder analfabeten dan in heel Latijns-Amerika (3,1 % tgo. 11,8 %). Terwijl in België gepleit wordt voor een vermindering van het aantal universiteiten, wordt de werking van de universiteiten hier gedecentraliseerd tot in de gemeenten, tot binnen het bereik van de actieve volwassenen. In Cuba is er 1 arts per 167 inwoners, de grootste dichtheid ter wereld. De levensverwachting en de kindersterftegraad kunnen wedijveren met die van de best scorende rijke landen. Cuba is een voorbeeld van een succesvolle preventieve en curatieve aanpak van AIDS: slechts 0,07 % van de bevolking is besmet met het HIV-virus, ondanks het aanwezige sekstoerisme. Vandaag is gezondheidszorg zelfs één van de belangrijkste Cubaanse exportproducten. De broodnodige olie uit Venezuela wordt betaald met oogoperaties (de zog. “operación milagro”, de mirakelingreep) bij Venezolaanse patiënten in gespecialiseerde Cubaanse topklinieken en met de inschakeling van Cubaanse dokters op het Venezolaanse platteland. Op het einde van de jaren negentig, nadat de orkaan “Mitch” over Centraal-Amerika was getrokken en de hulpverlening van de plaatselijke gezondheidszorgsystemen op het platteland ontoereikend was gebleken, liet president Fidel Castro een marinebasis in het westen van Havana ombouwen tot een grote medische school. In deze Latijns-Amerikaanse School voor Geneeskunde worden vooral Latijns-Amerikaanse minder begoede studenten gratis opgeleid tot dokters (er zitten zelfs enkele armere V.S.-burgers bij). Een Cubaanse toepassing van het gekende motto “Zwaarden omsmeden tot ploegen”… Ondertussen heeft een eerste lichting van 1610 jongeren uit 21 verschillende landen in deze school zijn diploma gehaald. En vandaag zijn nog altijd Cubaanse dokters aan het werk in het vorig jaar door een zware aardbeving getroffen Kashmir. Toen de orkaan Katerina in augustus 2005 de stad New Orleans onder water zette, verliepen de evacuatie en hulpverlening ook daar verre van perfect. Fidel Castro bracht met groot vertoon een noodhulpteam op de been, dat uiteraard geen toegang kreeg tot de V.S. Met genoegen vergelijken de Cubanen hun gereputeerde efficiënte aanpak van orkanen met het falen van hun grote buur. Waar de oude ideologische “batalla de las ideas” nog uitgevochten wordt, hebben dokters en andere hulpverleners blijkbaar de plaats ingenomen van guerrilleros. Het primaat van de politiek Laat vorming, in het kader van organisatieversterking, en gezondheidszorg nu net de twee terreinen zijn waarop FOS zich hier in de eerste plaats toelegt. Waarom doen wij dat in een land waar de overheid haar sociale verantwoordelijkheid opneemt en zelf alles in het werk stelt om het recht op onderwijs en gezondheidszorg aan zijn bevolking te garanderen ? Wat hebben wij te zoeken bij locale partners zoals de vakbondskoepel CTC, de vereniging van kleine boeren ANAP en de vrouwenbeweging FMC, drie sterke middenveldorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het
parlement en de staatsraad, en die zo hun stempel op het overheidsbeleid kunnen drukken ? Hoe is onze werking in Cuba te verzoenen met de basismissie van FOS in het zuiden, “versterking van organisaties in het zuiden die de belangen verdedigen van de armere lagen van de bevolking, zodat ze een tegenmacht kunnen opbouwen met het oog op een duurzame uitoefening van hun politieke, sociale en economische rechten”? Allemaal vragen die wij ons eind jaren negentig expliciet gesteld hebben op het ogenblik dat we wilden starten met een Cuba-programma… Uiteindelijk hebben we toch de stap naar Cuba gezet. Het blijft een ontwikkelingsland dat kampt met een grote schaarste aan middelen en dat bovendien voortdurend getroffen wordt door orkanen en droogte. En is de Cubaanse politiek niet het voorbeeld bij uitstek van een poging om een tegenmacht te vormen tegen de kapitalistische globaliseringstendens, en wordt Cuba daarvoor niet economisch geboycot ? Het spreekt echter vanzelf dat ontwikkelingssamenwerking in het land van Castro op een andere manier verloopt dan elders. Vooreerst is er de grote invloed van de overheid: alle contacten verlopen onder de auspiciën van het MINVEC, het ministerie voor ontwikkelingssamenwerking. Impulsieve en persoonsgebonden hulpverlening is quasi uitgesloten. Projecten moeten overeenstemmen met de beleidskeuzes van de Cubaanse regering: zij worden ingepast in de eigen socio-economische programma’s en buitenlandse politiek. De Cubaanse regering beschouwt ontwikkelingssamenwerking eerder als een uiting van goede internationale betrekkingen dan als een belangrijke economische factor. Het MINVEC laat trouwens niet na erop te wijzen dat Cuba meer ontwikkelingshulp geeft dan krijgt. En dus, toen de EU moeilijk begon te doen over de mensenrechten op Cuba en verdere hulp wou koppelen aan een soepelere houding tegenover dissidenten, heeft Cuba meteen zelf aangekondigd de projecten van de EU en een aantal EU-lidstaten stop te zetten. België hoort daar niet bij. De Cubanen laten duidelijk hun appreciatie blijken voor de genuanceerde houding van de Belgische ambassade en vooraanstaande Belgische politici zoals Steve Stevaert: kritisch maar met respect voor de regering in functie en haar sociale verwezenlijkingen. Onder de mangoboom Op Cuba werken wij , zoals gezegd, samen met sterke partners, die bovendien kunnen rekenen op de steun van de overheid. Zij beschikken over de nodige organisatorische capaciteit en know how om een ontwikkelingsproject tot een goed einde te brengen. Alleen ontbreekt het hun vaak aan voldoende middelen om hun doel te bereiken. Het is op dit vlak dat wij, samen met Belgische donoren (socialistische vakbonden, het Sociaal fonds voor de voedselnijverheid, de socialistische mutualiteiten, de gemeente Kapellen en de provincie Antwerpen, de Nationale Loterij) en de Belgische overheid, steun proberen te geven in de sectoren die ons werkterrein uitmaken: arbeid, gezondheidszorg en landbouw. En zo zorgen wij voor didactische hulpmiddelen, uitrusting van leslokalen en computers (met Microsoft-basissoftware; de anders-globalisering kent zelfs in Cuba haar limieten) voor de vormingsprogramma’s van de vakbonden en de boerenvereniging, en voor de campagnes van de vrouwenbeweging ter voorkoming van seksueel overdraagbare ziekten en tienerzwangerschappen. In de oostelijke provincie Guantanamo voorzien we de huisartsen van degelijke fietsen met een handige dokters-fietstas en richten we fietsateliers op die moeten instaan voor het onderhoud en de herstelling van de fietsen. In het westen van de provincie La Habana worden huizen die in 2004 vernield werden door orkanen, uitgerust met duurzame daken. En tenslotte wordt ook technische en materiële steun gegeven aan CTC- en ANAP-boerderijen, met de bedoeling hun rendement te verhogen. Het irrigatieproject dat we samen met ANAP opzetten in de droge en stoffige regio rond de stad Gibara, in de oostelijke provincie Holguín, is vandaag zonder twijfel het meest indrukwekkende en ambitieuze FOS-project op Cuba. Water wordt uit de rivier naar twee hoger gelegen meren gepompt en vandaar verder verdeeld via een netwerk van leidingen en sproeikoppen over de omliggende velden. De boeren kunnen zo de opbrengst van hun gronden gevoelig opdrijven en hun areaal uitbreiden. De wereld lijkt hier een mooie vredige plek, bij een wandeling op een zonnige dag langs de diepgroene velden, de bananenplantages afgezoomd met bloemen en de nette bohíos (hutten van palmhout) met verzorgde cactushagen, terwijl op de achtergrond tientallen sproeikoppen ononderbroken fezelen en vóór ons, onder de kruin van een grote mangoboom, een tafel verschijnt, gedekt met tropische vruchten. Dat de Cubaanse boeren, na het wegvallen van de invoer van
chemicaliën uit het Oostblok, noodzakelijkerwijze moesten overschakelen op biologische landbouw, maakt dit idyllische plaatje helemaal compleet. Tegelijkertijd toont het project in Gibara duidelijk aan hoe ernstig de economische boycot van de V.S. wel is. FOS moest de sproei-installaties betalen in dollars op een Zwitserse rekening. Dollarverrichtingen worden echter gecontroleerd door de V.S. en de vermelding van Cuba in de mededeling bij de transactie was een voldoende reden om de centen in beslag te nemen. In het kader van de “war on terror” werden dus fondsen van het Belgische ministerie van buitenlandse zaken vervreemd die bestemd waren voor een bedrijf dat waterleidingsinstallaties heeft geleverd en geleid wordt door Israëli’s. Het materiaal is ondertussen al wel in gebruik op Cuba; het is (gelukkig voor het project) enkel de leverancier die de gevolgen van de diefstal draagt. De cruciale vraag die na dit incident overblijft: wie kan de huidige pathologische machtsarrogantie van de V.S. en hun flagrante schending van internationale rechtsregels stoppen ? De V.N. is in elk geval hiervoor te zwak gebleken. Mensenrechten Cuba is geen paradijs. Een korte wandeling door de straten van Centro Habana volstaat om dat in te zien. De bewoners leven hier dicht opeengepakt in erg vervallen panden. Op verschillende plaatsen is er gevaar voor instorting. De huizen in de lager gelegen stadsdelen komen bovendien bij krachtige orkanen onder water te staan tot aan de eerste verdieping. De tegenstelling met het aantrekkelijke La Habana Vieja, het toeristische oude Havana, dat volop gerestaureerd wordt, is bijzonder groot. Sommige buitenwijken van een provinciestad als Guantanamo geven een even troosteloze indruk. Gelijkheid is op het vlak van behuizing voor Cubanen een relatief begrip. De arbeidsomstandigheden in dit socialistische land zijn evenmin overal bevredigend te noemen. In Mantanzas bezochten we een grote textielfabriek met een naar Cubaanse normen hoge efficiëntiegraad. De luchtkwaliteit in de weverij leek ons echter verschrikkelijk en zelfs de refter was verstoken van buitenlucht en –licht. De Cubanen geven zelf toe dat hun land verre van perfect is, dat de armoede zich laat gevoelen. Economisch gaat het hun niet voor de wind, ondanks de mooie groeicijfers van de laatste jaren (5 % in 2004). De verklaring wordt niet alleen meer gezocht in de economische blokkade van de V.S., maar ook in het gebrekkige functioneren van de eigen bedrijven. Om hieraan te verhelpen worden meritocratische principes ingevoerd in het verloningssysteem: wie meer en beter werkt, kan rekenen op extra premies. Blijven discussiëren over het ontbreken van de vrijheid van vereniging en de onderdrukking van politieke dissidentie is iets wat bij de Cubaanse autoriteiten duidelijk wel irritatie opwekt. Toen FOSvoorzitter Dirk Van der Maelen aan het MINVEC trachtte uit te leggen dat de kwestie van de mensenrechten ook in linkse Europese kringen erg gevoelig ligt en dat Cuba hierdoor belangrijke steun misloopt, bekoelde de vriendschappelijke sfeer enigszins. Wat de Cubanen terecht niet begrijpen is dat zij van de kant van de EU en V.S. economische en diplomatieke sancties ondergaan voor zaken die veel ergere proporties aannemen in andere landen waar diezelfde EU en V.S. gretig relaties mee aanknopen. Deze politiek van twee maten en gewichten kan er bij hen niet in. “En onze inspanningen op het vlak van onderwijs, gezondheidszorg en inkomensverdeling, getuigen die niet van respect voor de mensenrechten ?”, is eveneens een veelgehoord antwoord op ons kritisch discours. Ondanks de beperkte politieke vrijheid is de participatie van de Cubaanse bevolking in het politieke leven groot te noemen. Deelname is niet verplicht en toch deed in 1998 meer dan 98 % van de bevolking mee aan de parlements- en provincieraadsverkiezingen. Een kleine 95 % van de kiezers bracht een lijststem uit, de rest stemde blanco of ongeldig. Zijn de Cubaanse verkiezingen dan meer dan een staatsritueel zonder impact ? Een sleutelrol in het Cubaanse model van “poder popular”, “democratie”, wordt gespeeld door de CDR’s, de “comités de defensa de la revolución”. 93% van de bevolking is lid van deze buurtcomités, die in 1960 opgericht werden om de nog jonge revolutie tegen sabotagedaden te verdedigen. Vandaag vormen zij samen de grootste middenveldorganisatie van Cuba en hun missie bestaat erin voor een sociale dynamiek en sociale controle te zorgen in de wijken. Zij hebben eveneens een politiek-bestuurlijke functie: de verkiezingslijsten worden niet door de regerende communistische partij opgesteld maar wel door de CDR-volksvergaderingen. De CDR verzorgt tevens de kiescampagne: van elke kandidaat wordt een even grote foto met biografie uitgehangen. 2 maal per jaar moeten de verkozenen verantwoording afleggen aan de CDR die ze
vertegenwoordigen, over de uitoefening van hun mandaat. Wie niet voldoet, kan afgezet worden. Op die manier controleren de CDR’s bijna 50 % van het parlement. De overige mandaten worden ingevuld door vertegenwoordigers van de verschillende beroepsgroepen, van loyale middenveldorganisaties en van leger en politie. Politieke dissidentie staat bloot aan repressie en zou vandaag nog altijd beperkt blijven tot individuen zonder echte achterban. De enige buitenparlementaire verenigingen die gedoogd worden en een zekere invloed hebben, zouden de kerkgemeenschappen zijn. Consumo, ergo sum Ik consumeer, dus ik besta De precieze koopkracht van de Cubaan is niet zo gemakkelijk te bepalen, door de dubbele economie. Basisgoederen en –diensten (huisvesting, basisvoedsel, gezondheidszorg, water, electriciteit, cultuur) zijn door de subsidiepolitiek van de regering ofwel gratis, ofwel spotgoedkoop en te betalen in peso. Tot dat basispakket behoort bv. ook de Chinese snelkookpan die hier “la reina”, de koningin, genoemd wordt; in de socialistische republiek Cuba moet de koningin voor energiebesparing zorgen. “Luxegoederen” daarentegen (alcohol, tabak, benzine, auto’s, computers, …) zijn heel duur en moeten betaald worden met CUC’s (Cubaanse convertibele peso, die de waarde heeft van 22 peso en 0,9). Hierdoor valt de koopkracht van de Cubanen in vergelijking met bv. de rest van LatijnsAmerika erg mee. Terwijl het minst begoede deciel van de Cubaanse bevolking gemiddeld gezien nog ontsnapt aan echte armoede, leven meer dan 40 % van alle Latijns-Amerikanen onder de armoedegrens. De 10 % rijkste Latijns-Amerikanen verdienen 60 keer meer dan de 10 % armsten; op Cuba is die verhouding 1 op 3,4. De 30 % rijkste Latijns-Amerikanen stellen het dan ook beter tot veel beter dan de 30 % rijkste Cubanen (cfr. de gekleurde maar goed gedocumenteerde artikels van Marc Vandepitte). Waar kopen en consumeren ophouden een noodzaak te zijn, waar ze een “plezier” worden en een uiting van persoonlijke voorkeuren, moet de gemiddelde Cubaan doorgaans inbinden. Zijn de Cubanen tevreden met deze situatie van een relatief gelijk verdeelde relatieve armoede ? Alvast niet de Cubaanse veertiger die beweert electricien te zijn in een hospitaal, zijn vrije dag doorbrengt op het strand van Siboney, ten oosten van Santiago, en uit palmbladvezels gevlochten sprinkhaanfiguren aanbiedt aan de aanwezige toeristen, in de hoop zo wat extra centen te verdienen. Evenmin de brutale knaap die bij ons de vraagprijs van een oude boer voor 2 ananassen probeert te verdrievoudigen, of die andere vlotte jongen, die in de achterbuurten van Centro Habana mijn camera afrukt op het ogenblik dat hij doet alsof hij mij een hand wilt geven. In de benzinestations werden de pompbedienden vervangen door studenten om te vermijden dat er verder met brandstof gesjoemeld werd en in het toeristisch deel van La Habana loop je regelmatig heren tegen het lijf die illegale sigaren of hun eigen zuster aan de man proberen te brengen. Op 23 december 2005 verwoordde minister van buitenlandse zaken Felipe Perez Roque het op deze manier in het Cubaanse parlement:: “Natuurlijk is een vervlakking opgetreden. Er zijn mensen die zeggen: ‘Na al die jaren, nu ik oud ben, blijft er nog weinig tijd over en het zal altijd zo zijn: stroomonderbrekingen, gebrekkig transport…’. Sommigen haken af, worden moe, emigreren… Dat is echter geen meerderheid. Wij hebben de steun van de meerderheid van de bevolking. Als we die niet zouden hebben, zouden we hier niet zijn… De uiteindelijke vraag is: wie geniet van de opbrengsten, de meerderheid, de bevolking of een oligarchische minderheid die transnationaal is en “pro-yankee ? … En tenslotte: wie waarborgt dat de meerderheid kan genieten van het grootste deel van de inkomsten en dat de meerderheid eigenaar is van de rijkdommen ? De socialistische staat !” Minister Perez Roque heeft gelijk. Alleen zou het geen slechte zaak zijn voor die socialistische staat en zijn burgers mochten de inkomsten fors kunnen toenemen, en mocht “genieten” voor de Cubanen een sterkere betekenis krijgen. Chris Van den Bossche, 18 mei 2006