WATERTOETS VOOR NATUUR lijst van aandachtspunten voor water en natuur in ruimtelijke plannen
Netwerk van de 12 provinciale Milieufederaties en Stichting Natuur en Milieu
COLOFON
Juli 2004 Stichting Natuur en Milieu en de 12 provinciale Milieufederaties Redactie: Titia Beukema (Zuid-Hollandse Milieufederatie) en Ben Hermans (Stichting Natuur en Milieu) Grafische vormgeving: Ontwerpburo Suggestie & illusie Foto omslag: C.M. Menken Druk: USPbv, Utrecht De brochure is een product van het project Water en Ruimtelijke Ordening van het netwerk van de 12 provinciale Milieufederaties en Stichting Natuur en Milieu. Binnen dit project is de Lijst van Aandachtpunten ontwikkeld, die in elke provincie bij een ruimtelijk plan is gebruikt als toetsingskader. In 3 cassussen zijn gebiedsgerichte ideeen ontwikkeld over een betere combinatie van water en natuur. Het betreft de gebieden Drentse Aa, Langbroekerwetering en Brabantse Peel. Meer informatie: Titia Beukema, Zuid-Hollandse Milieufederatie Goudsesingel 6 Postbus 22344 3003 DH Rotterdam telefoon 010-4765355 E-mail:
[email protected] Het werk van het netwerk van SNM en de 12 provinciale Milieufederaties wordt mede mogelijk gemaakt door de Nationale Postcode Loterij.
Denkt U dat het water in de ruimtelijke ordening voldoende ruimte krijgt? Wordt er rekening gehouden met het functioneren van een natuurlijk watersysteem? Sinds het rapport Waterbeleid voor de 21ste eeuw is er veel aandacht voor water. In de wet op de Ruimtelijke Ordening is een watertoets verplicht gesteld. De provincies maakten Deelstroomgebiedsvisies en voor veel regio’s zijn waterkansenkaarten gemaakt. Maar hoe staat het met de doorvertaling in bestemmingsplannen, streekplannen, structuurvisies en andere ruimtelijke plannen? En worden de kansen voor natuur en een aantrekkelijke leefomgeving daarbij benut?
INLEIDING
Bij de ruimtelijke inrichting op streekplan- of regioniveau is een belangrijke vraag of de functies op de juiste plek komen. Wat zijn de eisen die een goed functionerend watersysteem stelt. Een laag gelegen droogmakerij volbouwen is vragen om toekomstige moeilijkheden. Maar ook de waterkwaliteit en natuurwaarden van bijvoorbeeld een (potentieel) schoon kwelgebied zijn niet op orde te brengen als daar intensieve landbouw wordt toegestaan. Functiecombinaties met water zouden meer aandacht moeten krijgen. Bij verdere invulling in bestemmingsen inrichtingsplannen is op kleiner schaalniveau een vergelijkbare benadering mogelijk: kijk naar de mogelijkheden en draagkracht van bodem en water voor een optimale inrichting Deze brochure biedt een handreiking voor mensen die de kansen voor water, leefomgeving en natuur in ruimtelijke plannen willen benutten. Afgelopen jaar hebben de gezamenlijke milieufederaties en Stichting Natuur en Milieu een groot aantal voorbeelden bekeken en een Lijst van Aandachtspunten ontwikkeld. Deze lijst is als checklist in de brochure opgenomen. Hiermee kan iedereen ruimtelijke plannen ‘doorlichten’ op het wateraspect en de combinatiemogelijkheden met natuur, milieu en een aantrekkelijke leefomgeving. Zowel maatschappelijke organisaties als ontwerpers, zowel burgers als bestuurders kunnen hiermee hun voordeel doen. De ervaring in een aantal casussen leerde dat zo’n lijst handig is om met de eigen gebiedskennis een ruimtelijk plan (in wording) kritisch en constructief aan te vullen en omissies op te sporen. Een paar voorbeelden zijn in de brochure opgenomen.
A ANDACHTSPUNTEN
Er zijn ruimtelijke plannen van allerlei aard. Structuurvisies, -plannen, groenplannen etc. De bestemmingsplannen en streekplannen zijn het meest bindend. Vooral bestemmingsplannen hebben een juridische binding voor overheden en burgers. Zij hebben een vaste vorm van Voorschiften, Plankaart en Toelichting. Sinds invoering van de watertoets is een waterparagraaf verplicht. Hierin moet onder andere worden aangegeven wat gedaan is met het wateradvies van de waterschappen. Het is belangrijk dat zoveel mogelijk maatregelen concreet en op kaart worden vastgelegd: waar komt water en hoeveel, de functiecombinaties met water, bergingslocaties, spuitvrije zones langs natuurvriendelijke oevers. Maatregelen die niet direct op de plankaart of de voorschriften passen, kunnen in de Toelichting worden opgenomen.
T OELICH TING
■
L I JST VAN
THEMA WATERKWALITEIT
Veel mensen denken dat ruimtelijke maatregelen alleen belangrijk zijn voor waterberging en – kwantiteit. Niets is minder waar. Een watersysteem moet bijvoorbeeld voldoende robuust zijn om gebiedseigen water vast te houden, zodat (veelal vuile) inlaat kan worden voorkomen. Dat betekent platgezegd voldoende % grondoppervlak water en onderling verbonden watergangen. Flexibel peilbeheer als sluitstuk kan dan de inlaat tot een minimum beperken. Voor verbetering van de waterkwaliteit is de drietrapsstrategie aan te bevelen: schoonhouden, scheiden en zuiveren. Probeer schoon water schoon- en vast te houden. Als dat niet kan: isoleer en bundel
DRENTSE AA vervuilde waterstromen. Wanneer niet valt te ontkomen aan vuile inlaat of vermenging probeer dan zuiveringsmaatregelen te nemen. Zo is in de Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid opgenomen dat bij inlaatpunten zuivering door bijvoorbeeld helofytenvelden moet worden aangebracht. Daar moet dan ook ruimte voor worden vrijgemaakt. En vergeet niet dat natuurvriendelijke oevers met een goed beheer het zelfzuiverend vermogen van het water fors vergroot. Ook dat kost ruimte. In ruimtelijke plannen zou ook onderscheid moeten worden gemaakt naar soort water, waaraan verschillende kwaliteitseisen worden gekoppeld: maak onderscheid naar zwemwater, water met een ecologische functie, water met recreatieve functie, stedelijk water (volksgezondheid), water met landbouwkundige functie.
■
THEMA WATER EN NATUURGEBIEDEN
Een koppeling van de realisering van de EHS met de wateropgave lijkt ons een schot voor open doel. Toch ontbreekt in ruimtelijke plannen vaak zelfs een verwijzing naar de EHS. De vertraging in het bestemmen en aankopen of onteigenen van locaties kan door de noden van het watersysteem vlot getrokken worden. Dat vereist samenwerking, creativiteit en politieke wil.
In het ontwerp-Provinciaal Omgevingsplan Drenthe (POP) is vrij veel aandacht voor water, vooral voor waterkwantiteit. De provincie zegt het ontwerp-POP te hebben gebaseerd op de twee stroomgebiedsvisies uit 2002 waar Drenthe deel van uitmaakt. Deze visies zijn op hun beurt weer een uitwerking van de adviezen van de Commissie WB 21. Wat opvalt is dat het POP specifiek is over het bergen van water in speciale bergingspolders aan de rand van de provincie op de grens met Groningen. Deze gebieden staan met naam en toenaam op de plankaart vermeld. Het POP is echter vrij vaag over mogelijkheden om in tijden van veel neerslag water vast te houden in de haarvaten van het watersysteem. Het is duidelijk dat deze mogelijkheden nog niet goed in beeld zijn. In feite heeft men alle aandacht gericht op het einde van de ‘trits’ van de commissie WB21 maar niet op het begin: het vasthouden. Ook over de noodzakelijke maatregelen om natuurgebieden te vernatten is het ontwerp-POP summier. Vanwege de geringe aandacht bij waterschappen en provincie voor vasthouden en vernatten heeft de Milieufederatie Drenthe zelf de potenties vlakdekkend op een kaart gezet. Ook is aangegeven waar in natuurlijk ingerichte beekdalen veel water geborgen zou kunnen worden. Bij het maken van de kaart is gebruik gemaakt van onderzoeksgegevens van Instituut Alterra. Op grond van de kaart kan worden geconcludeerd dat een aantal boswachterijen in Drenthe veel water tijdelijk kan worden vastgehouden in regenrijke perioden. Ook enkele landbouwgebieden zouden veel water kunnen bergen, met name in de Veenkolonieën. Al deze mogelijkheden worden nog niet benut. Door ze te benutten zouden afvoerpieken veel kleiner kunnen worden waardoor grootschalige berging van water aan » de randen van de provincie niet meer nodig is.
In de benedenlopen van een aantal Drentse beken, waaronder de Hunze en het Peizerdiep, liggen bovendien potenties voor de natuurlijke berging van veel water. Deze mogelijkheden kunnen uiteraard alleen worden benut als er een functieverandering plaatsvindt van landbouw naar natuur. Uit de plankaart blijkt ook dat in zones rond de Ecologische Hoofdstructuur van Drenthe vernatting noodzakelijk is om binnen de grenzen van de EHS de verdroging op te heffen. In het POP wordt echter niet uitgegaan van vernatting van deze zogenaamde hydrologische aandachtsgebieden. Vernatting kan consequenties hebben voor het grondgebruik rond EHS. De kaarten met een uitgebreide toelichting zijn ingebracht als inspraakreactie op het ontwerp-POP. Bovendien zijn de resultaten begin 2004 gepresenteerd aan bestuurders van waterschappen en de provincie op een themabijeenkomst getiteld “Op weg naar veerkrachtige watersystemen”. Op deze bijeenkomst adviseerde de milieufederatie aan de provincie en de waterschappen om in Drenthe drie grote praktijkgebieden aan te wijzen waar de mogelijkheden voor vasthouden en vernatten worden onderzocht en toegepast.
Verdroging is al jaren een groot probleem voor de natuur in Nederland. Droogtebestrijding heeft ook een ruimtelijke component. Die vindt zijn uitdrukking in de trits: vasthouden (vertragen van afstroming uit de haarvaten van bijvoorbeeld een beeksysteem), voorraadberging voor buffering van droge tijden en pas als laatste aanvoeren. Elk gebied heeft zijn eigen specifieke behoefte aan maatregelen. Met het knijpen van haarvaten zijn al een paar goede resultaten behaald. De Drentse Aa is een voorbeeld waar water en natuur goed te combineren zijn, maar waar in het streekplan deze kansen niet goed zijn benut. Ook de Peel is een voorbeeld waar de verdroging een enorm probleem is en waar het water niet goed volgens de trits wordt vastgehouden. Daar zijn wel maatregelen in de maak.
■
DEURNSE EN MARIAPEEL De Peel is een hooggelegen gebied van zandgronden en is sterk verdroogd, terwijl de onnatuurlijke, versnelde waterafvoer voor wateroverlast zorgt in de dalen, wat door gekanaliseerde watergangen wordt weggewerkt. Opvang en vasthouden van regenwater zou dus een enorme bijdrage leveren aan de wateropgave en de bestrijding van de verdroging van de Peel. Totaal oplossen van de verdroging kan niet zolang er landbouw, wonen en werken plaats vindt, vooral waar nu veel intensieve veehouderij en akkerbouw wordt uitgeoefend. »
THEMA WATERBERGING
Elk gebied zou als uitgangspunt zijn eigen waterbroek moeten kunnen ophouden. Dat wil zeggen: vasthouden van het water dat in het gebied valt en zoveel mogelijk bufferen voor droge tijden. Daar is ruimte voor nodig: voor infiltratiegebieden, bergingslocaties en voldoende open water. In elk ruimtelijk plan moet die opvangcapaciteit ook in vierkante meters of hectares staan aangegeven. De waterbeheerder heeft een belangrijke taak in het aangeven van de noodzakelijke ruimte voor die functies. Ook als er nog zoekgebieden worden aangegeven moet duidelijk zijn hoeveel meters uiteindelijk
» gevonden moeten worden. Pas dan is structurele en ongewenste overlast te voorkomen. Voldoende bergingscapaciteit is bij elke functie aan te geven. Het is hard nodig dat in ruimtelijke plannen tenminste 10% bruto grondoppervlak water wordt opgenomen bij de functies wonen en bedrijventerreinen. Het zal duidelijk zijn dat dit moeilijk is in bestaand stedelijk gebied. Herstructureringsoperaties kunnen aangegrepen worden om de opvangcapaciteit te verbeteren.
■
THEMA FUNCTIEGESCHIKTHEID
Het watersysteem, de bodemsoort en het bodemprofiel moeten een doorslaggevende invloed krijgen op de besluiten waar welke functies mogelijk of onmogelijk zijn. In kwelgebieden met potentieel waardevol en schoon water zijn vervuilende functies onwenselijk. Schoon kwelwater is gunstig voor natuurgebieden of functies waar een hoge kwaliteit is vereist, zoals zwemwater. Bovendien zullen, zolang de bron niet schoon is maatregelen in de afstromende wateren weinig soelaas bieden. De Langbroekerwetering is daarvan een sprekend voorbeeld (zie pag. 11). Ook infiltratiegebieden moeten worden ontzien. Laaggelegen gebieden, uiterwaarden en potentiële bergingslocaties moeten vrij gehouden worden van bebouwing of door aanvullende maatregelen niet van hun mogelijke bergingsfunctie worden beroofd.
De Peel strekt zich uit over de grens van Limburg en Brabant. De verschillen in aanpak van de twee provincies laten zien dat er nog geen eenstemmigheid is over de beste oplossing. In Limburg hebben provincie en waterschap besloten op basis van een analyse van het afwateringssysteem een aantal (relatief kleine) gebieden aan te wijzen voor functieverandering van landbouw naar natuur (ook gekoppeld aan EHS), waardoor het herstellen van het haarvatenstelsel mogelijk is. Door vasthouden en knijpen (vertragen van afvoer) kan het gebied vernatten en wateroverschotten worden opvangen. Deze aanpak is ook bij de reconstructie in de rest van Noord- en Midden Limburg terug te vinden. In de provincie Brabant wordt ervan uitgegaan dat het aantal gebieden dat vernat moet worden en de bufferzones die daardoor ontstaan groter is. De provincie Brabant heeft de methodiek inmiddels wel enigszins verfijnd, maar gaat toch uit van een robuustere vernatting en gelooft minder in de effecten van vasthouden met slimme stuwtjes en meer meanderen en knijpen van de afvoerstromen in de haarvaten. De natuurorganisaties en de Limburgse en Brabantse milieufederatie bepleiten een fijnmazige aanpak gericht op het aanpassen van de haarvaten van het afwateringsstelsel, de functiewisseling van landbouw naar natuur voor de essentiële locaties en een aanpassing van de landbouwpraktijk in de bufferzones. De BMF, terreinbeheerders en de waterschappen hebben een lijst opgesteld van de belangrijkste natte natuurparels en de zones daaromheen die vernat moeten worden. Hierbij is de noodzakelijke planologische doorwerking van water in de reconstructieplannen aangegeven. Het plan dat in het kader van landinrichting de Peelvenen is gemaakt zal bij de uitvoering binnen de reconstructie De Peel leiden tot het bereiken van 80-90% van de waterhuishouding.
LIJST VAN AANDACHTSPUNTEN ■
GEBRUIK
Niet alle genoemde maatregelen zijn van toepassing bij een ruimtelijk plan: een poldergebied heeft niks met beekdalen en vice versa; een gebied zonder rivier heeft geen ruimte nodig voor rivierafvoer. Daarom kan men in de tweede kolom aankruisen wat voor het plangebied relevant is en daarna in de derde kolom invullen of en hoe het onderwerp in het ruimtelijk plan is verwerkt.
Maatregelen
THEMA WATERKWALITEIT
Algemene werkwijze: 1. de drietrapsstrategie toepassen: schoonhouden, scheiden, zuiveren. 2. differentiatie soort water naar kwaliteit
Toepassingen: 1. Vrijhouden (of functiewijziging) van infiltratiegebieden en/of schone kwelgebieden van verharding en vervuilende activiteiten (grondwater) 2. Flexibel peilbeheer: beperken inlaat (en snelle uitlaat) door aanwijzen gebieden met flexibel peilbeheer en 3. Zuiveren bij inlaat 4. Functieschakeling van schoon naar vuil (oppervlaktewater) 5. Functiedifferentiatie, dat wil zeggen de functie water koppelen aan de noodzakelijke kwaliteit: water met landschappelijke functie, water met ecologische functie, water met recreatieve functie, water met natuurfunctie, stedelijk water (volksgezondheid) 6. Isoleren en bundelen vuile waterstromen
van toepassing in plangebied ja/nee
wel/niet opgenomen in het plan
Maatregelen
Concrete maatregelen: 1. Ruimte voor brede watergangen met aangegeven zones voor natuurvriendelijke oevers (met zelfzuiverende bermflora en ecologisch beheer ) 2. Ruimte voor afkoppelen regenwater (wadi’s, afstroming langs bermen, goten) 3. Geen gebruik van uitlogende metalen, zink, lood, koper. 4. Saneren riooloverstorten 5. Diepte hoofdwatergangen 1 meter, rest minimaal 0,5 meter 6. Bemestings- en spuitvrije zones langs watergangen
THEMA WATER EN NATUURGEBIEDEN
Toepassingen: 1. Gebiedsspecifieke anti-verdrogingsmaatregelen 2. Nieuwe natte natuur-locaties, aanwijzen en/of vrijhouden voor toekomst (bijv. beekstelsels, Natte As) 3. Hydrologische buffers rond natuurgebieden op plankaart, met beschermingsniveau’s 4. Herstellen haarvaten, slimme stuwtjes en knijpen in haarvatenstelsel t.b.v. vasthouden 5. Functieverandering cruciale locaties van landbouw naar natuurfunctie bij haarvaten in beeksystemen t.b.v. realiseren natuurdoelen 6. Infiltratie-kwelgradienten met natuurbestemmingen 7. Afbouwen grondwaterwinning 8. Vastleggen aquatische ecologische verbindingszones
Concrete maatregelen: 1. Herstel oude waterlopen 2. Dichtgooien slootjes in infiltratiegebieden 3. Verhogen en omkering drainage
van toepassing in plangebied ja/nee
wel/niet opgenomen in het plan
Maatregelen
THEMA RUIMTE VOOR WATER Algemene werkwijze 1. Hanteren drietrapsstrategie: vasthouden, bergen, afvoeren
Toepassingen: • Aanwijzen gebieden met grondwatergestuurd flexibel peilbeheer t.b.v. vasthouden en berging (minimaliseren inlaat en uitlaat) • 10% bruto grondgebruik voor water in stedelijk gebied op plankaart (bij minder compensatie in aangrenzende gebieden) • Aanwijzing locaties voor piekberging (inclusief planschade en contracten met grondeigenaren). Combinatie met nieuwe natte natuur gewenst, bij bestaande natuur strikte randvoorwaarden wat betreft natuurdoeltypen en waterkwaliteit • Aanwijzen locaties voor calamiteitenberging: geen kapitaalintensieve bestemmingen • Vrijhouden uiterwaarden van bebouwing • Binnendijkse maatregelen voor de rivier: overlaten, komberging, verplaatsen bandijken, nevengeulen, groene rivieren
Concrete maatregelen: • Vrijhouden laagste delen van polders ten behoeve van inundatie • Dimensionering watergangen volgens methode Waternood
THEMA FUNCTIEGESCHIKTHEID Algemene werkwijze: • Toepassing lagenbenadering met bodem- en functiegeschiktheidskaarten en GGOR voor locatiekeuze • Toepassing inrichtingsprincipe ‘van schoon naar vuil’ bij locatiekeuze; serieschakeling functies gerelateerd aan grond- en oppervlaktewaterstromen. Bovenstrooms geen vervuilende activiteiten • Aanwijzen en benoemen van locaties met functiecombinaties: water-wonen, water-werken, water-landbouw, water-recreatie, water-natuur
van toepassing in plangebied ja/nee
wel/niet opgenomen in het plan
Maatregelen
Toepassingen: • Nee, tenzij regime voor wonen en werken in: • schone kwelgebieden, • (binnen) duinranden, • beekdalen, • hydrologische buffers, • infiltratiegebieden, • bergingsgebieden, • bijzondere bodemsoorten w.o. veenweidegebieden, aquatische ecologische verbindingszones en EHS-gebieden. (Landbouw is in een aantal van deze gebieden mogelijk onder aangepaste voorwaarden wat betreft. vermesting en vernatting) • Waterrijke herinrichting laag gelegen droogmakerijen • Verstorende functies verplaatsen
THEMA PROCEDURE EN UITVOERINGSGARANTIE Algemene werkwijze: • Watertoets in begin, tijdens en aan eind van planproces • Financiële onderbouwing • Compensatie waar nodig • Geldende en toegepaste toetsingskaders: Nota Planbeoordeling, deelstroomgebiedsvisies, GGOR, waterkansenkaart, toetsingskader waterbeheerder • Communicatie met belanghebbenden, maatschappelijke organisaties, burgers tijdens planproces Toepassingen: • Watertoets: integrale opname van (bestuurlijk) vastgesteld wateradvies van de waterbeheerder • Waterparagraaf: overwegingen en compensatiemaatregelen bij afwijking wateradvies • Berekening, planning en kostentoedeling van wateropgave in plangebied. Regeling planschade, ook vernattingsschade • Voldoende aandacht voor veiligheid en volksgezondheid • Communicatieplan Concrete maatregelen: • Opname van deelstroomgebiedsvisie en/of waterkansenkaart voor het betreffende gebied • Opname van functiegeschiktheidskaarten
van toepassing in plangebied ja/nee
wel/niet opgenomen in het plan
Wat hoger gelegen kleigebieden zijn daarentegen weer wel geschikt voor wonen en werken, evenals zandgronden die niet tot infiltratie- of kwelgebieden horen. Elk ruimtelijk plan moet inzichtelijk maken wat de functiegeschiktheid van de betreffende locatie(s) is. Een waterkansenkaart is daarvoor de geëigende onderlegger, en hoort daarom in elk ruimtelijk plan. Als andere overwegingen ertoe leiden dat voor het watersysteem ongewenste functies toch worden geplaatst, dan is compensatie noodzakelijk. Plannen die niet waterneutraal zijn leveren extra kosten op en die moet de opdrachtgever of initiatiefnemer op zich nemen. Bij waterberging is combinatie van functies goed mogelijk, zeker met nieuwe natte natuur. Staatsbosbeheer heeft berekend dat 125.000 ha natuurterrein in Nederland in principe geschikt is voor vasthouden en bergen. De EHS is al genoemd.
voor water in nieuwbouwlocaties en bedrijventerreinen niet ruimschoots kan worden ingevoegd. De combinatie recreatie en water is vooral in en aan de rand van de stedelijke gebieden wenselijk, omdat de recreatiebehoefte daar groot is en de bergingscapaciteit meestal onvoldoende. De economische haalbaarheid is daar het grootst. Bij elk ontwerp in die gebieden zouden de mogelijkheden van kanoroutes, zwemgelegenheden, jachthaventjes en plassen in ogenschouw kunnen worden genomen. Functiecombinaties die mogelijk zijn moeten expliciet op een plankaart worden aangegeven. Zeker bij een streekplan is dat gewenst. De combinaties water/recreatie, water/natuur, water/wonen en water/werken komen nog veel te weinig voor.
■ Ook wonen en werken kan met water worden gecombineerd. Steeds meer begint in de wereld van stedenbouwkundigen en bouwers het besef door te dringen dat water de economische waarde van vastgoed verhoogt, ook al kost het ruimte. Wonen aan het water wordt steeds populairder, zeker als het om robuuste waterpartijen gaat. Toch vertelde een ontwerpbureau dat projectontwikkelaars nog vaak barbaren zijn als het gaat om water. Er is echter geen enkele reden waarom ruimte
THEMA UITVOERINGSGARANTIES
De watertoets is een belangrijk instrument om waterkansen en –knelpunten door te vertalen in de ruimtelijke ordening. De watertoets is gelukkig wettelijk vastgelegd en is breed geïnterpreteerd door de minister: zowel tijdens het planproces als bij de uiteindelijke plankaart is de visie van de waterbeheerders nodig. Helaas is niet vereist dat de formulering van het wateradvies en/of de uiteindelijke watertoets van de beheerder integraal bij
LANGBROEKERWETERING
het plan wordt opgenomen. Hierdoor zouden belanghebbenden precies kunnen nagaan wat met die visie is gedaan. Dat is dan ook een belangrijke aanbeveling: het wateradvies moet integraal in het plan worden opgenomen. Geld is natuurlijk een doorslaggevende factor. In een streekplan wordt daar meestal niets over gezegd, maar economische belangen en financiële mogelijkheden zijn op de achtergrond drijvende krachten. Veel duidelijker moet worden wat de toekomstige kosten zijn van verkeerde ingrepen en waterschappen moeten de rekening daarvan bij de initiatiefnemers op tafel leggen. Combinaties van water/wonen, water/werken en water/recreatie zijn financieel haalbaar te maken, door water binnen de exploitatiekosten op te nemen of een rood voor groen (blauw) constructie te zoeken. Bij water, natuur en recreatie kan zandwinning nog een rol spelen. Onder strikte voorwaarden en gekoppeld aan ecologisch verantwoorde inrichting is die combinatie kansrijk. Bij natuurontwikkelingsprojecten spelen de inrichtingskosten. Die zijn eenmalig. Samenwerking tussen waterschappen en natuur-organisaties ligt dan voor de hand om maatwerk te kunnen leveren.
Dit gebied ligt op de grens van de Utrechtse heuvelrug en vormt het ‘dal’ van de heuvelrug. Het gebied is landschappelijk heel afwisselend met een verscheidenheid aan natuurdoeltypen. Water vanaf de heuvelrug stroomt naar het Langbroekerweteringgebied. Bovendien infiltreert regenwater in de Utrechtse heuvelrug en komt in het oosten van het gebied als kwelwater naar boven, dat potentieel heel schoon is. Zowel de grondwaterstroming als het oppervlaktewater stroomt van (noord)oost naar west. Schoon water in het oosten is dus ook belangrijk voor natuurwaarden in het westen. Helaas is daardoor de gebiedscommissie indertijd onvoldoende rekening mee gehouden. Het besef was toen nog niet sterk dat water zijn eisen stelde, maar aanpassing is nu toch noodzakelijk geworden. Bij de provincie is dat nog niet in actie omgezet: In het nieuwe streekplan dreigde zelfs intensieve landbouw mogelijk te worden!!! Dat laatste is door een lobby gelukkig teruggedraaid. Natuurorganisaties en het NMU (Natuur- en Milieu-federatie Utrecht) bepleiten nu zoekgebieden voor nieuwe natuur in het (noord) oostelijk deel van het gebied. Daarnaast is natuur gebaat bij een aantal maatregelen, zoals het afkoppelen van regenwater door de gemeenten op de Utrechtse heuvelrug en het vasthouden van water in het infiltratiegebied ten noorden van de Gooyerwetering.
Andere voorbeelden:
■
ALMERE-HOUT
Deze nieuwbouwlocatie moet nog helemaal ontwikkeld worden en er komen 30.000 mensen te wonen. Alle kansen om het watersysteem volwaardig in te passen zijn aanwezig. Bij het globaal stedenbouwkundig ontwerp waren al direct knelpunten zichtbaar, waarvoor de Milieufederatie Flevoland voorstellen tot oplossingen heeft ingebracht. Belangrijkste punten: • De schone kwelzone langs de Gooimeerdijk moet worden gevrijwaard van verhardingen. (Daar is nog bebouwing gepland). • 10 % bruto grondoppervlak water voor opvangcapaciteit en buffering (nu 3-6%) • herstel oude waterloop de Oude Eem • nieuwe natte natuur in het laagste deel Almeerder Hout • waterrecreatie door koppeling watergangen voor kanoroutes en invoegen van een zwemlocatie
■
ONTWIKKELINGSBEELD NOORD-HOLLAND NOORD
Het streekplan is volgens de milieufederatie Noord Holland weinig hoopgevend voor een goede doorvertaling van de deelstroomgebiedsvisie: • de deelstroomgebiedsvisies krijgen geen prominente plek in het beleid. • de provincie geeft een eigen invulling aan de begrippen vasthouden, bergen, afvoeren. De voorkeur heeft fijnmazige berging bij het invullen van de wateropgave. • Er zijn zoekgebieden aangewezen, maar waar en hoeveel blijft onduidelijk Er zijn wel een aantal positieve maatregelen aan te wijzen: • Twee robuuste verbindingszones (Noordboog en Van Zee tot Meer) worden gebruikt voor waterhuishoudkundige maatregelen • Er wordt uitgegaan van 11% wateroppervlak in het stedelijk gebied • De functie bollenconcentratiegebied in de binnenduinrand wordt heroverwogen
de 12 provinciale M i l i e u f e d e r a t i e s
Stichting N a t u u r e n M i l i e u