Wettelijke
Voorschriften voor het
Zweefvliegen
DEEL II REGELGEVING VOOR HET VLIEGEN IN HET NEDERLANDSE LUCHTRUIM
Tekst:
Jan de Jong (GiLC) Oefenvragen en incidentele adviezen:
Jan de Hulster (ACvZ) Originele vormgeving:
Joeri Bierings (EACzc)
December 2012
Inhoud
DEEL II
REGELGEVING VOOR HET VLIEGEN IN HET NEDERLANDSE LUCHTRUIM
16
Luchtverkeersreglement (LVR) .................................................................................................................53
17
Regeling seinen luchtvaart. .......................................................................................................................59
18
Het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR)...........................................................................................61
Bijlagen Deel II II-A: ICAO ATS luchtruim klassen in het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR)........................................70 II-B: Schematische verticale ICAO ATS indeling van het Nederlandse luchtruim...........................................71 II-C: AIP Netherlands: Horizontale ICAO ATS indeling van het Nederlandse luchtruim .................................72 II-D: Inhoudsopgave van de AIP Netherlands (Aeronautical Information Publication Netherlands) ..............75 II-E: Luchtruim Nederland: Startpagina voor Nederlandse luchtruim informatie .............................................77 II-F: Luchtruim Nederland: ICAO-ATS-Classificatie Klasse A in het Nederlandse luchtruim ..........................78 II-G: Luchtruim Nederland: ICAO-ATS-Classificatie Klasse B in het Nederlandse luchtruim .........................80 II-H: Luchtruim Nederland: ICAO-ATS-Classificatie Klasse C in het Nederlandse luchtruim .........................81 II-I: Luchtruim Nederland: ICAO-ATS-Classificatie Klasse D in het Nederlandse luchtruim ..........................82 II-J: Luchtruim Nederland: ICAO-ATS-Classificatie Klasse E in het Nederlandse luchtruim .........................84 II-K: Luchtruim Nederland: ICAO-ATS-Classificatie Klasse F in het Nederlandse luchtruim ..........................85 II-L: Luchtruim Nederland: ICAO-ATS-Classificatie Klasse G in het Nederlandse luchtruim .........................86 II-M: AIP Netherlands: Transponder Mandatory Zones in het Nederlandse luchtruim ...................................87 II-N: AIP Netherlands: Verboden, Beperkte en Gevarengebieden in het Nederlandse luchtruim ..................88 II-O: Voor zweefvliegers belangrijke AIP Netherlands secties, AIC-A’s, AIC-B’s en MAL’s ...........................89
52
16 Luchtverkeersreglement (LVR) HFDST I : ALGEMENE BEPALINGEN Art. 1a. [Bijzondere luchtvaartuigen] 1. De titels 5.1 en 5.2 van de Wet luchtvaart [= Toepassing van Nederlandse regelgeving in binnenlands (5.1) en buitenlands (5.2) luchtruim] en dit besluit, met uitzondering van het tweede en derde lid en de artikelen 20 en 63, zijn niet van toepassing op de volgende luchtvaartuigen: a. kabelvlieger :een toestel, zwaarder dan lucht en niet voorzien van een voortstuwingsinrichting, dat door middel van (een) ankerkabel(s) of lijn(en) is verbonden met het aardoppervlak; b. kleine kabelballon: een onbemande ballon, die door middel van een ankerkabel of lijn is verbonden met het aardoppervlak en die op zeeniveau in de internationale standaard atmosfeer in geheel gevulde toestand een diameter van ten hoogste 2 meter of een inhoud van ten hoogste 4 kubieke meter heeft, dan wel een samenstel van ballonnen waarvan de gezamenlijke diameter of inhoud deze waarde niet te boven gaat; c. licht onbemand luchtvaartuig, niet zijnde een modelluchtvaartuig of onbemande vrije ballon, zijnde een luchtvaartuig waarvan de totale startmassa niet meer dan 150 kilogram bedraagt en de maximale snelheid lager is dan 129,64 km/u (70 knopen); d. modelluchtvaartuig: een luchtvaartuig van geringe afmeting, niet in staat een mens te dragen, waarvan de totale startmassa niet meer dan 25 kilogram bedraagt; e. onbemande vrije ballon: een vrije ballon die niet is ingericht of bestemd om personen te vervoeren; f. valscherm: een scherm dat dient om de daalsnelheid van een persoon zodanig te beperken dat deze veilig het aardoppervlak kan bereiken; g. valschermzweeftoestel: een toestel, zwaarder dan lucht en niet voorzien van een voortstuwingsinrichting, in de vorm van een scherm met één of twee harnassen, dat in de lucht wordt gebracht en voortbewogen met een voer- of vaartuig waarmee het dan is verbonden met één of meer lijnen. 2. In afwijking van het eerste lid, is artikel 5.3 [ = Kapstokartikel] van de Wet luchtvaart van toepassing op de luchtvaartuigen, genoemd in het eerste lid. 3. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld ten aanzien van de deelname aan het luchtverkeer met een luchtvaartuig als genoemd in het eerste lid.
HFDST II: LUCHTVERKEERSDIENSTVERLENING Art. 3. [ Classificatie van luchtverkeersdienstverleningsgebieden] 1. Onze Minister stelt voor elk luchtverkeersdienstverleningsgebied de luchtverkeersdienstverleningsklasse vast met inachtneming van de volgende indeling: a. klasse A: uitsluitend IFR-vluchten zijn toegestaan; aan alle vluchten wordt luchtverkeersleiding verstrekt; alle vluchten worden onderling gesepareerd; b. klasse B: zowel IFR- als VFR-vluchten zijn toegestaan; aan alle vluchten wordt luchtverkeersleiding verstrekt; alle vluchten worden onderling gesepareerd; c. klasse C: zowel IFR- als VFR-vluchten zijn toegestaan; aan alle vluchten wordt luchtverkeersleiding verstrekt; IFR-vluchten worden gesepareerd van andere IFR-vluchten en van VFR-vluchten; VFRvluchten worden gesepareerd van IFR-vluchten en ontvangen luchtverkeersinformatie betreffende andere VFR-vluchten; d. klasse D: zowel IFR- als VFR-vluchten zijn toegestaan; aan alle vluchten wordt luchtverkeersleiding verstrekt, IFR-vluchten worden gesepareerd van andere IFR-vluchten en ontvangen luchtverkeersinformatie betreffende VFR-vluchten; VFR-vluchten ontvangen luchtverkeersinformatie betreffende andere vluchten; e. klasse E: zowel IFR- als VFR-vluchten zijn toegestaan; aan IFR-vluchten wordt luchtverkeersleiding verstrekt; IFR-vluchten worden gesepareerd van andere IFR-vluchten; alle vluchten ontvangen voor zover uitvoerbaar luchtverkeersinformatie; f. klasse F: zowel IFR- als VFR-vluchten zijn toegestaan; deelnemende IFR-vluchten ontvangen vluchtadvisering en alle vluchten ontvangen op verzoek vluchtinformatie; g. klasse G: IFR- en VFR-vluchten zijn toegestaan en ontvangen op verzoek vluchtinformatie. 2.
Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot de luchtverkeersdienstverleningsklassen.
53
16 Luchtverkeersreglement (LVR) Art 4 [ Luchtverkeersleidingsdiensten] 1 Luchtverkeersleidingsdiensten worden verleend aan de volgende vluchten: (a) (b) (c) (d)
alle IFR-vluchten in luchtverkeerdienstverleningsgebieden klasse A, B, C, D en E alle VFR-vluchten in luchtverkeerdienstverleningsgebieden klasse B, C, en D alle bijzondere VFR-vluchten het luchthavenverkeer van een gecontroleerde luchthaven
2.
Het eerste lid, onder b, geldt niet voor VFR-vluchten met luchtvaartuigen in luchtverkeersdienstverleningsgebied klasse C, indien bij regeling van Onze Minister in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer daarvoor regels worden gegeven.
3
Luchtverkeersleiding is te onderscheiden in: (a) algemene luchtverkeersleiding t.b.v. gecontroleerde vluchten in algemene luchtverkeersleidinggebieden (b) naderingsluchtverkeersleiding t.b.v. naderend en vertrekkend luchtverkeer van en naar luchthavens (c) plaatselijk luchtverkeersleiding t.b.v. luchthavenverkeer
HFDST III : LUCHTVERKEERSREGELS Afdeling 1. Na te komen vliegvoorschriften (Art 11) Art 11 [Vliegvoorschriften] 1. Een luchtvaartuig wordt zowel op het landingsterrein en de platforms als tijdens de vlucht gebruikt in overeenstemming met de algemene vliegvoorschriften. 2. Een luchtvaartuig wordt in het luchtruim gebruikt in overeenstemming met de zichtvliegvoorschriften of de instrumentvliegvoorschriften.
Afdeling 2 Algemene Vliegvoorschriften ( Art 12 – Art 41 ) § 1 : Bescherming van personen en zaken Art 12 [Gebruik hoogtemeter en kruishoogtes] Onze Minister geeft regels met betrekking tot het gebruik van de hoogtemeter en het bepalen van kruishoogtes. Art 13 [Verwijderen van voorwerpen of stoffen] 1
Het is verboden voorwerpen of stoffen te verwijderen tijdens de vlucht.
2
Het eerste lid geldt niet ingeval van verwijderen van (a) los fijn zand; (b) water; (c) stoffen ter bevordering of ter bescherming van het milieu dan wel de land- tuin- of bosbouw; (d) voorwerpen waarvan de massa niet meer is dan 200 gram per voorwerp, overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels; (e) voorwerpen en stoffen voor militaire doeleinden of uit militaire luchtvaartuigen; (f) voorwerpen die verband houden met opsporings- en reddingsacties; (g) voorwerpen en stoffen voor politiedoeleinden.
3
Bij regeling van Onze Minister kan vrijstelling worden verleend van het in het eerste lid gestelde verbod. Een vrijstelling kan onder beperkingen worden verleend. Onze Minister kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Het is verboden te handelen in strijd met voorschriften als bedoeld in het vierde lid.
4 5
54
16 Luchtverkeersreglement (LVR) Art 14. [Slepen] 1 Het is verboden luchtvaartuigen of andere voorwerpen tijdens de vlucht te slepen. 2 Het eerste lid geldt niet ingeval, overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels, voor: (a) vluchten waarbij een zweefvliegtuig wordt gesleept; (b) vluchten waarbij een sleepnet wordt gesleept; (c) vluchten waarbij voor militaire doeleinden worden gesleept. 3 Bij regeling van Onze Minister kan vrijstelling worden verleend van het in het eerste lid gestelde verbod. Een vrijstelling kan onder beperkingen worden verleend. 4 Onze Minister kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. 5 Het is verboden te handelen in strijd met voorschriften als bedoeld in het vierde lid. Art 16 [Kunstvluchten] 1 Het is verboden een vlucht uit te voeren waarbij met opzet bewegingen worden uitgevoerd die een plotselinge verandering in de stand, een abnormale stand of een abnormale verandering in de snelheid van het luchtvaartuig meebrengen. 2 Het eerste lid geldt niet voor: (a) Vluchten met militaire luchtvaartuigen indien de gezagvoerder de door Onze Minister van Defensie vastgestelde regels nakomt; (b) Vluchten onder zichtweersomstandigheden indien de gezagvoerder van het luchtvaartuig verscherpte waakzaamheid betracht met het doel botsingsgevaar tijdig te kunnen onderkennen en de voorgeschreven maatregelen tot het vermijden van botsingen tijdig te kunnen nemen en indien: 1. Op een zodanige horizontale of verticale afstand van gebieden met aaneensluitende bebouwing of mensenverzameling wordt gevlogen dat bij het uitvoeren van de in het eerste lid bedoelde vlucht personen of zaken op het aardoppervlakniet in gevaar kunnen worden gebracht; 2. Het luchtvaartuig niet een voorwerp of ander luchtvaartuig in de lucht sleept of geen valschermspringers naar het afspringpunt brengt. § 2 : Vermijding van botsingen Art 17 [Nabijheid] 1. Het is verboden een ander luchtvaartuig zo dicht te naderen, dat gevaar voor botsing ontstaat. 2. Het is verboden de luchtvaart in gesloten verband uit te oefenen tenzij dienaangaande vooraf een regeling is getroffen tussen de gezagvoerders van de betrokken luchtvaartuigen onderling en – bij gecontroleerde vluchten – met de betrokken verlener van luchtverkeersleidingdiensten. Art 18. [Maatregelen bij uitwijken] 1. Een gezagvoerder neemt de beste maatregelen om een botsing te voorkomen, daarbij inbegrepen de manoeuvres om een botsing te vermijden gebaseerd op een RA. (Resolution Advisory = een door ACAS aan de gezagvoerder gegeven advies om zodanig te manoeuvreren dat een botsing wordt vorkomen).
2. Onverminderd het eerste lid, volgt een gezagvoerder van een luchtvaartuig dat voorzien is van ACAS, een RA direct op, zelfs indien deze afwijkt van een klaring van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst. 3. De gezagvoerder van een luchtvaartuig dat voorrang heeft, behoudt zijn koers en snelheid. 4. Het is verboden, indien, ingevolge de artikelen 19 tot en met 26 voor een ander luchtvaartuig wordt uitgeweken boven, onder of voor dat luchtvaartuig langs te gaan, tenzij daarbij op ruime afstand wordt gebleven en er voor het andere luchtvaartuig geen gevolgen merkbaar zijn van luchtwervelingen veroorzaakt door het uitwijkende luchtvaartuig. Art 19 [Recht vooruit naderen] Wanneer twee luchtvaartuigen elkaar recht vooruit of bijna recht vooruit naderen en gevaar voor botsing bestaat, verlegt elk van deze luchtvaartuigen zijn koers naar rechts. Art 20 [Kruisende koersen] 1. Indien twee luchtvaartuigen van dezelfde categorie op dezelfde of bijna dezelfde hoogte koersen volgen die elkaar kruisen, wordt voorrang verleend door het luchtvaartuig dat het andere luchtvaartuig rechts van zich heeft.
55
16 Luchtverkeersreglement (LVR) Art 20 [Kruisende koersen (Vervolg)] 2. Voorts gelden de volgende voorrangsregels: a. vliegtuigen en helikopters verlenen voorrang aan luchtschepen, zweeftoestellen en vrije ballonnen; b. luchtschepen verlenen voorrang aan zweeftoestellen en vrije ballonnen; c. zweeftoestellen verlenen voorrang aan vrije ballonnen; d. vliegtuigen, helikopters en luchtschepen verlenen voorrang aan luchtvaartuigen waarvan wordt gezien dat zij een ander luchtvaartuig of voorwerp slepen; e. luchtvaartuigen, bedoeld in artikel 1a, modelraketten en overige luchtvaartuigen die niet zijn gedefinieerd in artikel 1 verlenen voorrang aan vliegtuigen, helikopters, vrije ballonnen en luchtschepen. 3. Het eerste lid geldt niet voor een luchtvaartuig dat het luchtverkeerscircuit volgt. Art 21 [Inhalen] Onder een luchtvaartuig dat een ander luchtvaartuig inhaalt [d.w.z. een luchtvaartuig dat een ander luchtvaartuig van achteren nadert uit een richting die een hoek maakt van minder dan 70º met het vlak van symmetrie van dit luchtvaartuig], wijkt - onverschillig of eerstgenoemde stijgt, daalt of zich horizontaal voortbeweegt -uit door zijn
koers naar rechts te verleggen. Geen daarop volgende veranderingen van de positie van de beide luchtvaartuigen ten opzichte van elkaar ontslaat het inhalende luchtvaartuig van deze verplichting, totdat het zich op ruime afstand voorbij het andere luchtvaartuig bevindt. Art 22 [Uitwijken voor landend verkeer] Een luchtvaartuig, dat zich in de lucht bevindt of zich voortbeweegt op de grond of op het water, verleent voorrang aan een luchtvaartuig dat bezig is te landen of zich bevindt in de laatste naderingsfase voor de landing. Art 23 [Landen] 1 Wanneer twee of meer luchtvaartuigen tegelijkertijd op een luchthaven naderen om te landen, verleent een zich hoger bevindend luchtvaartuig voorrang aan een zich lager bevindend luchtvaartuig, met dien verstande, dat het zich lager bevindend vliegtuig deze bepalingen niet mag benutten door een ander luchtvaartuig, dat zich in de laatste naderingsfase voor de landing bevindt, in te halen of daar voorlangs te gaan. 2 In afwijking van het eerste lid verlenen vliegtuigen voorrang aan zweefvliegtuigen. Art 24 [Noodlanding] Een luchtvaartuig verleent voorrang aan een ander luchtvaartuig dat genoodzaakt is te landen. Art 27 [Verkeer op of in de nabijheid van een luchthaven] 1 Op een landingsterrein of in de nabijheid van een luchthaven wordt: (a) bijzonder acht gegeven op het verkeer, teneinde een botsing te vermijden; (b) het door luchtvaartuigen gevolgde luchtverkeerscircuit gevolgd dan wel vermeden; (c) op zodanige wijze in het onder (b) bedoelde luchtverkeerscircuit ingevoegd dat luchtvaartuigen die dit luchtverkeerscircuit volgen niet worden gehinderd; (d) tijdens het aanvliegen voor een landing en na het opstijgen elke bocht naar links gemaakt, tenzij een anders luidende aanwijzing wordt gegeven; (e) tegen de wind in geland en opgestegen tenzij een andere richting de voorkeur verdient met het oog op de veiligheid, de baanligging of om luchtverkeertechnische redenen; 2 Het eerste lid onder (b),(d) en (e) geldt niet, indien in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer bij regeling van Onze Minister nadere regels zijn gegeven voor het verkeer op of in de nabijheid van een of meerdere luchthavens; 3 Onze Minister kan ontheffing verlenen van het eerste lid, onder b, aan gezagvoerders die deelnemen aan bijzondere luchtverkeersactiviteiten in de nabijheid van een ongecontroleerde luchthaven. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. 4 Het is verboden in strijd met voorschriften als bedoeld in het derde lid te handelen.
56
16 Luchtverkeersreglement (LVR) Afdeling 3 Zichtvliegvoorschriften (Art 42 - Art 48) Art 42 [Zichtweersomstandigheden] 1 Het is verboden een VFR-vlucht uit te voeren onder zodanige weersomstandigheden dat het vliegzicht en 22 de afstand van het luchtvaartuig tot de wolken kleiner zijn dan de in volgende tabel gegeven waarden Zichtminima voor VFR-vluchten in de verschillende ATS-klassen
Hoogteband
ATS klasse
> FL100
ABCDEFG
A B D (F G)
Afstand tot wolken
Vliegzicht volgens Luchtverkeersreglement 8 km
1500 m horizontaal
Actueel* (Minimaal) Vliegzicht in Amsterdam FIR
8 km
8 km
< FL 100 > 900 m AMSL of > 300 m boven terrein
E
300 m (1000 ft) verticaal
5 km
C < 900 m AMSL of < 300 m boven terrein
F G
8 ( 5**) km
5 km Vrij van wolken en met zicht op grond en/of water
5 km 5 km 1.5 km
*
De zichtwaarden in de laatste kolom zijn hoger dan de door ICAO aanbevolen waarden omdat het luchtruim beneden FL100 ook gebruikt wordt door militaire vliegtuigen, die niet kunnen voldoen aan de door ICAO aanbevolen maximum snelheid onder FL100. **: Van vrijdag 1600h tot zondag 2300h UTC (tijdens de zomertijdperiode één uur vroeger) en op feestdagen: 5 km (i.p.v. 8 km) in gedeelten met ATS-klasse E.in TMA's Nieuw Milligen A, B, C, D, E, G1 en G2
2 Het eerste lid geldt niet indien: (a) Een klaring is verkregen van de betrokken luchtverkeersleidingdienst voor het uitvoeren van een bijzondere VFR-vlucht (b) Bij ministeriële regeling andere waarden zijn vastgesteld (zie opmerkingen * en ** bij de tabel). Art 43 [Zichtweersomstandigheden in plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden] 1. Het is verboden, tijdens een VFR-vlucht, te starten van of te landen een luchthaven in een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, of het luchthavenverkeersgebied of het plaatselijk luchtverkeersircuit in te vliegen, indien: a. de wolkenbasis lager is dan 450 m (1500 voet), of b. het grondzicht minder is dan 5 km. 2. Het eerste lid geldt niet indien: a. een klaring is verkregen van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst; b. bij regeling van Onze Minister in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer andere waarden zijn vastgesteld. Art 44 [Beperking van VFR-vluchten] 1 Het is verboden, ongeacht de weersomstandigheden, een VFR-vlucht uit te voeren: (a) buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in art. 60, onder a, bedoelde luchtvaartgids; (b) in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A; (c) met een ware luchtsnelheid groter dan de plaatselijke voortplantingssnelheid van het geluid. 3 Het eerste lid, onderdelen a en b, geldt niet indien bij ministeriële regeling anders is bepaald. 22
De zichtwaarden in de laatste kolom zijn vermeld in sectie ENR 1.2 van de AIP-Nethererlands en zijn weergegeven in de tabel “ATS Airspace Classification The Netherlands” op de luchtvaartkaart Aeronautical Chart ICAO 1: 500.000 The Netherlands. Een kopie van die tabel is weergegeven in Bijlage II-A: ICAO-ATS luchtruim klassen in het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR)
57
16 Luchtverkeersreglement (LVR) Art 44a [Verplichte communicatie en navigatie-apparatuur] 1. In het belang van de veiligheid van het luchtverkeer worden bij regeling van Onze Minister worden regels gegeven inzake de navigatie- en telecommunicatie-installaties waarmee een luchtvaartuig voor het uitvoeren van een VFR-vlucht is uitgerust en de eisen waar die installaties aan voldoen. 2. Onze Minister kan ontheffing verlenen van de krachtens het eerste lid gegeven regels. 3. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend.. Aan ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden. 4. Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften bedoeld in het derde lid. 23
Art 45 [Minimum VFR vlieghoogte]
1. Met uitzondering van het gestelde in het tweede lid is het – tenzij noodzakelijk om op te stijgen van of te landen op een luchthaven, naderings- en vertrekprocedures alsmede luchtverkeerspatronen uit te voeren – verboden een VFR-vlucht uit te voeren beneden de volgende minimum vlieghoogtes: (a). boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen: tenminste 300 m (1000 voet) boven de hoogste hindernis, gelegen binnen een afstand van 600 m van het luchtvaartuig; (b). elders dan onder (a) aangegeven: tenminste 150 m (500 voet) boven de grond of het water of wel zo veel hoger als door 24 Onze Minister bepaald . 2. Het eerste lid onder (b) geldt niet, onder nader door Onze Minister te stellen regels, voor vluchten: (a) waarbij een sleep wordt aangehaakt of afgeworpen boven een luchthaven; (b) waarbij stoffen ter bevordering of ter bescherming van het milieu dan wel de land-, tuin- of bosbouw, ter bestemde plaatse worden uitgeworpen; (c) waarbij naderingsprocedures buiten luchthavens beoefend worden boven nader door Onze Minister aan te wijzen gebieden; (d) vluchten met zweefvliegtuigen boven nader door Onze Minister aan te wijzen strand- en duingebieden. 3. Het eerste lid onder b geldt niet boven nader door Onze Minister aan te wijzen routes en gebieden. 4. Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Defensie kunnen vrijstellingen worden verleend van het in het eerste lid gestelde verbod. Een vrijstelling kan onder beperkingen worden verleend. 5. Onze Minister en Onze Minister van Defensie kunnen ontheffingen verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. 6. Het is verboden te handelen in strijd met voorschriften als bedoeld in het vijfde lid. HOOFDSTUK IV. DIVERSE BEPALINGEN HOOFDSTUK V. LUCHTVAARTINLICHTINGEN Art 60 [Het verstrekken van inlichtingen vóór de vlucht] Ten behoeve van de vluchtvoorbereiding en de vluchtuitvoering verstrekt de LVNL vóór de vlucht de volgende luchtvaartinlichtingen: a. een geïntegreerd pakket luchtvaartinlichtingen bestaande uit de volgende publikaties: 1. een luchtvaartgids; 2. wijzigingslijsten op de luchtvaartgids; 3. aanvullingslijsten op de luchtvaartgids; 4. berichten aan luchtvarenden; 5. circulaires voor de luchtvaart; 6. mededelingen aan Nederlandse luchtvarenden en eigenaren van luchtvaartuigen; b. luchtvaartkaarten; c. luchtvaartmeteorologische inlichtingen 23
Naast deze eisen voor aan de minimale hoogte geldt ook nog de eis in art5.4 (WLV) van een mogelijkheid tot het uitvoeren van een noodlanding zonder personen of zaken op het aardoppervlak in gevaar te brengen. 24 Voor vluchten waarbij een zweefvliegtuig of een sleepnet wordt gesleept, of waarbij voor militaire doeleinden wordt gesleept, bedraagt boven Nederlands grondgebied tot 200m buiten de kustlijn een minimum hoogte van 425 m boven de grond of het water. [Ru,art 2b]
58
17 Regeling Regeling seinen luchtvaart HFDST 1. Algemeen Art.1 [Soorten seinen] In deze regeling wordt verstaan onder: a. grondsein: visueel signaal dat wordt gegeven door middel van een figuur op de grond; b. lichtsein: visueel signaal dat wordt gegeven door middel van een kunstmatige lichtbron; c. morsesein: signaal dat bestaat uit korte en lange tekens uit het morsealfabet; d. noodsein: signaal dat blijk geeft van een ernstige situatie waarbij gevaar dreigt en onmiddellijk hulp is vereist; e. spoedsein: signaal dat blijk geeft van een ernstige situatie waarbij mogelijk gevaar dreigt en hulp is gewenst. HFDST 2. Nood- en spoedseinen HFDST 3 Zoek- en reddingsseinen; seinen bij onderschepping Art 7 [Waarschuwingseinen bij (bijna) invliegen van beperkt, verboden of gevaarlijk gebied] 1. Luchtvaartuigen die zonder toestemming in of bijna in een beperkt, verboden of gevaarlijk gebied vliegen, worden bij dag en bij nacht gewaarschuwd door het met tussenpozen van 10 seconden vanaf de grond afvuren van een serie projectielen, die bij het springen rode en groene lichten of sterren vertonen. 2. Het luchtvaartuig neemt geschikte maatregelen om het desbetreffende gebied te verlaten of te vermijden. HFDST 4. Seinen voor het luchthavenverkeer Art 8 [Lichtseinen plaatselijk luchtverkeer] 1. De volgende lichtseinen van een plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst aan luchtvaartuigen hebben de daarachter vermelde betekenis: Lichtsein
Van luchverkeersleidingsdienst naar Luchtvaartuig in de lucht
Luchtvaartuig op de grond
Vast groen.
Klaring om te landen
Opstijgen toegestaan.
Vast rood
Wijk uit voor andere luchtvaartuigen en blijf cirkelen.
Stop.
Groen knipperlicht. Keer terug om te landen; klaring om te landen wordt later gegeven Rood knipperlicht. Luchtvaartterrein onveilig, niet landen. Wit knipperlicht.
Klaring om te taxiën
Taxi vrij van de in gebruik zijnde landingsbaan. Land op dit luchtvaartterrein en ga naar het platform; Keer terug naar de plaats op het klaring om te landen of te taxiën wordt later gegeven. terrein waar u begonnen bent.
Rode lichtkogels of Ondanks enige voorgaande instructie, voorlopig niet vuurpijlen. landen 2. Ontvangst van de volgens het eerste lid gegeven seinen wordt door een luchtvaartuig bevestigd: a. in de lucht: - bij dag: door het schommelen over de langsas, echter nietop het basisbeen of op het eindnaderingsbeen voor de landing, of - bij nacht: door het tweemaal in- en uitschakelen van de landingslichten of, bij het ontbreken daarvan, het tweemaal uit- en inschakelen van de navigatielichten; b. op de grond: - bij dag: door het bewegen van de rolroeren of het richtingsroer, of - bij nacht: door het tweemaal in- en uitschakelen van de landingslichten of, bij het ontbreken daarvan, het tweemaal uit- en inschakelen van de navigatielichten.
59
17 Regeling Regeling seinen luchtvaart Art 9 [Grondseinen] Op een luchthaven worden de in bijlage 3 bij deze regeling opgenomen grondseinen met de daarachter vermelde betekenis gebruikt
Bijlage 3 , behorende bij artikel 9 De volgende grondseinen op een luchthaven hebben de daarachter vermelde betekenis: Tekens
Beschrijving Rood vierkant bord met gele diagonalen in een seinenvierkant.
Betekenis Verboden te landen voor onbepaalde tijd.
Rood vierkant met één gele diagonaal in een seinenvierkant
Opletten bij het landen, bijvoorbeeld wegens slechte toestand van het landingsterrein.
Witte halter in een seinenvierkant
Landen, opstijgen en taxiën uitsluitend toegestaan op banen en rijbanen.
Witte halter met zwarte dwarsbalken in een seinenvierkant
Landen en opstijgen uitsluitend toegestaan op banen; taxiën toegestaan op en buiten rijbanen.
Kruisen in eenvoudige kleuren, liefst wit of geel op het landingsterrein.
Gedeelte binnen de kruisen is onbruikbaar.
Witte of oranje landings-T
Landen en opstijgen in een lijn evenwijdig aan het staande been van de T en in de richting van de voet naar de top van de T.
Twee cijfers tegen of in de nabijheid van de toren.
Richting waarin moet worden opgestegen, uitgedrukt in tientallen graden ten opzichte van het magnetische noorden, afgerond op het meest nabijkomende tiental.
Pijl in een sprekende kleur Vóór het landen en na het opstijgen een bocht naar in het seinenvierkant of aan het rechts maken. (Rechterhand-verkeerscircuit). eind van de in gebruik zijnde baan. Zwarte C op een gele achtergrond. Luchtverkeersmeldingspost.
Een dubbel wit kruis in het seinenvierkant.
Zweefvliegen vindt plaats op het luchthaven.
Buitenlandse grondtekens. In de bij de ICAO aangesloten landen wordt gestreefd naar uniformiteit in de voorschriften. Niettemin kunnen op detailpunten uiteraard verschillen voorkomen. In Duitsland bijvoorbeeld worden op een luchtvaartterrein zweefvliegactiviteiten kenbaar gemaakt door een gele landings-T. Zweefvliegtuigen landen links hiervan. Is er ook motorvliegverkeer, dan wordt bovendien een witte landings-T uitgelegd. Motorvliegtuigen landen rechts ervan
60
18 Het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR) I HET NEDERLANDSE LUCHTRUIM Vluchtinformatiegebied Amsterdam (Amsterdam FIR ( Flight Information Region)) In verband met het intensieve luchtverkeer is het grootste deel van het Nederlandse luchtruim gecontroleerd gebied. Dit betekent dat de luchtvaart er wordt uitgeoefend onder begeleiding van : (a) de civiele luchtverkeersleidingsdienstverleners: A: het Upper Area Control Centre Maastricht (Maastricht UAC), dat onderdeel is van Eurocontrol B: het Area Control Centre Amsterdam (ACC Amsterdam) (Amsterdam Info), en C: de plaatselijke civiele verkeersleidingen en/of vluchtinformatiediensten ( xxxx TWR). (b) de militaire luchtverkeersleidingsdienstverleners: A: het Air Operations Control Station Nieuw Milligen (AOCS Nieuw Milligen) (Dutch Mil)) en/of B: de plaatselijke militaire verkeersleidingen en/of vluchtinformatiediensten ( xxxx TWR). Ten behoeve van de luchtverkeersdienstverlening is het Nederlandse luchtruim (d.i het luchtruim boven Nederland en het luchtruim boven een vastgelegd gedeelte van de aangrenzende wateroppervlakten) zoals eerder besproken opgedeeld in gebieden met verschillende luchtverkeersdienstverleningsklassen (zie blz.53 van deze syllabus). Welke luchtverkeersdienstverlening (ATS = Air Traffic Service) wordt geleverd door de hierboven genoemde luchtverkeersdienstverleners hangt af van het type luchtverkeer (IFR of VFR) en de klasse van het gebied waar dat luchtverkeer zich bevindt. Hoe deze indeling eruit ziet en welke klasse op welke plaats in het Nederlandse luchtruim geldt staat beschreven in de secties ENR 1.4, ENR 2.1 en ENR 2.2 van de volgens ICAO-standaard opgezette publicatie “AIP Netherlands”. Deze 25 engelstalige publicatie is sinds enige jaren ook in electronische vorm beschikbaar op het webadres: http://www.ais-netherlands.nl/aim/index.html Schematische overzichten van de verticale en de horizontale indeling van de voor het VFR-vliegen boven Nederland belangrijke gebieden zijn, respectielijk, weergegeven in de Bijlagen II-B t/m II-D (zie pp.71-74 van deze syllabus). Deels verouderde details over alle verkeersdienstverleningsgebieden in het Nederlandse luchtruim zijn te vinden op de CLR-webpagina “Luchtruim Nederland”(zie Bijlage II-E, pag.77) http://www.zweefportaal.nl/luchtruim/asnl.htm De soort van de luchtverkeersdienstverlening en de voorwaarden, waaraan het vliegzicht en de afstand tot de wolken de VFR-luchtvaartuigen in die luchtverkeersdienstverleningsgebieden moeten voldoen, waren tot 2009 aangegeven op de voorzijde van de luchtvaartkaart de Aeronautical Chart The 26 Netherlands ICAO 1 : 500.000 , bij de kaarten na 2009 is de tabel vermeld op de achterzijde. De belangrijkste luchtverkeersleidinggebieden binnen Amsterdam FIR (zie Bijlagen II-B en II-C)) 27 De belangrijkste gecontroleerde gebieden waar luchtverkeersleidingsdiensten verleend worden, zijn : a. UTA (Upper Control Area = alle luchtruimte boven FL 195): In dit gebied vliegt het internationale luchtverkeer, dat boven FL 245 verkeersleiding krijgt van UAC Maastricht en onder FL 245 verkeersleiding van ACC Amsterdam of AOCS Nieuw Milligen. b. CTA’s (Control Areas-= algemene luchtverkeersleidingsgebieden) aansluitend op de TMA’s: Deze gebieden gebruiken de verkeersvliegtuigen op hun weg van de UTA naar de TMA’s en omgekeerd c. TMA’s (Terminal Control Areas = naderingsluchtverkeersleidingsgebieden) aansluitend op de CTR’s: In deze gebieden daalt (en stijgt) het luchtverkeer van de CTA’s naar de CTR’s en omgekeerd d. CTR’s (Control Zones = plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden) rondom en boven de grotere vliegvelden. De verkeersleiding begeleidt hier alle vlieg- (en grond-)bewegingen van de luchtvaartuigen 25
Hiervan bestond tot 15 januari 2009 ook een speciaal voor het Nederlandse VFR–vliegverkeer bestemde VFRversie in het Nederlands (het “VFG Pakket Nederland” ofwel de “VFR-Gids”), 26 De eerder besproken tabel in Bijlage II-A is een kopie van de tabel afgebeeld op de 2008-editie van deze kaart. 27 Een interessante samenvatting van de in het Nederlandse luchtruim voor het VFR verkeer geldende regels en procedures zijn beschreven in de (aan iedere zweefvlieger zeer aan te raden, inmiddels wat verouderde) publicatie “VFR vluchten in Nederland” (AIC-B 03/03) Helaas is deze interessante AIC-B al enige tijd vervallen zodat hij niet meer gedownload kan worden van de AISwebsite
61
18 Het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR) Buiten de UTA, de CTA’s en de TMA’s van de grote civiele luchthavens en alle CTR’s verleent het Air Operations Control Station Nieuw Milligen (Dutch Mil) vrijwel overal in Nederland boven de 1500 voet luchtverkeersleidingdiensten aan zowel militaire als civiele luchtvaartuigen. De betreffende gebieden worden aangeduid als de luchtverkeersleidinggebieden Nieuw Milligen TMA A t/m E, G1 en G2. Binnen de CTR’s verlenen de plaatselijke (civiele of militaire) verkeersleidingen luchtverkeersleidingsdiensten Andere speciale luchtverkeersgebieden in de Amsterdam FIR 28
e. TMZ’s (Transponder Mandatory Zones = bijzondere luchtverkeersgebieden waarin het gebruik van een werkende Mode-S SSR(Secondary Surveillance Radar)-transponder verplicht is gesteld voor al 29 het luchtverkeer, en in het bijzonder ook inclusief het ongemotoriseerd VFR-verkeer .).Deze voor zweefvliegers belangrijke luchtverkeersgebieden werden met de AIC-V 04/08 (dd 22 mei 2008) ingevoerd ter voorkoming van botsingen in verband met hun grote verkeersdichtheid. Hierbij geldt: - de luchtruimklasse indeling verandert niet door de introductie van een TMZ. - CTR’s die zich binnen de laterale grenzen van een TMZ bevinden geen deel uit maken van de TMZ. - de TMZ-grenzen slechts een indicatie geven van de concentratie IFR-luchtverkeer. - de IFR-routes ongewijzigd blijven en geheel of deels buiten de TMZ kunnen liggen. - zowel binnen als buiten de TMZ het risico van gemengd IFR- en VFR-luchtverkeer blijft bestaan - goed vliegerschap o.a. betekent dat de VFR-vlieger een veiligheidsmarge in acht moet nemen ten opzichte van naderend IFR-luchtverkeer. - de Mode-S-transponder essentieel is voor de effectiviteit van ACAS bij commercieel luchtverkeer en belangrijk voor de informatie van de luchtverkeersdienstverlener, die de transpondergegevens zal. gebruiken voor het verstrekken van vluchtinformatie aan luchtvaartuigen . - de hoge klimsnelheid bij het starten met behulp van een lier kan leiden tot ongewenste “resolution advisory” waarschuwingen van ACAS systemen en dat, om deze waarschuwingen te voorkomen, wordt geadviseerd de transponder pas te activeren nadat van de lier is losgekoppeld. f. SRZ’s (Special Rules Zones = Bijzondere verkeersgebieden) Deze gebieden dienen ter bescherming van bepaalde soorten luchtverkeer of luchtvaartactiviteiten g. TFZ’s (Transponder Free Zones = SRZ’s waarin zweefvliegtuigen zijn vrijgesteld van de verplichting van het voeren van een werkende Mode-S SSR-transponder). [Nieuw ingevoerd in 2010 (AIC-A 05/10)]. Binnen een TFZ zijn in het bijzonder de lokale zweefvliegtuigen zonder transponder toegestaan. Indien een zweefvliegtuig een werkende transponder aan boord heeft dient deze te worden geactiveerd h. ATZ’s (Aerodrome Traffic Zones = Luchtvaartterreinverkeersgebieden) Deze gebieden dienen ter bescherming van het plaatselijk luchtverkeer. i. BVG’s (Bijzondere luchtverkeersgebieden) Deze gebieden dienen ter bescherming van het luchtverkeer in verband met speciale omstandigheden 30
Een andere rol dan de genoemde luchtverkeersgebieden spelen nog een ander type gebieden : j. Verboden gebieden (Prohibited Areas (EHPxx)) waarin alle luchtvaart verboden is. k. Beperkingsgebieden (Restricted Areas (EHRxx)),waarin de luchtvaart onder beperktingen mogelijk is. l. Gevarengebieden (Danger Areas (EHDxx)), waarin activiteiten kunnen plaats vinden, die gevaarlijk kunnen zijn voor de luchtvaart. m. Tijdelijk gereserveerde gebieden (Temporary Reserved Areas (TRA’s)), waarin bepaalde (militaire) luchtvaart activiteiten kunnen plaatsvinden, die een gevaar kunnen vormen voor de luchtvaart. 28
Het gebruik van de TMZ’s is beschreven in par. 2 van sectie ENR 1.6 ‘Radar services and procedures’ (en AIC-A 07/08). De geografische lokaties van de TMZ’s zijn visueel weergegeven in (a)Figuur ENR 6-2.6 in de AIPNetherlands (opgenomen in deze syllabus als Bijlage II-M) en (b) op de luchtvaartkaart Aeronautical Chart The Netherlands ICAO 1 : 500.000. De details ervan kunnen worden gevonden in par 4 van ENR 2.2 ‘Othher regulated airspace’. 29 Ingevolge een ICAO aanbeveling moeten luchtvaartuigen die zijn uitgerust met een Mode-S SSR-transponder deze in het gehele luchtruim activeren, ook wanneer het voeren van een transponder voor het betreffende gebied niet verplicht is gesteld. 30 De geografische lokaties van deze speciale luchtverkeersgebieden zijn visueel weergegeven in (a) Figuur ENR 65.1 in de AIP Netherlands (opgenomen in deze syllabus als Bijlage II-N) en (b) op de luchtvaartkaart Aeronautical Chart The Netherlands ICAO 1 : 500.000. De gedetailleerde voorwaarden voor het gebruik van deze gebieden zijn beschreven in de AIP Netherlands, sectie ENR.5.1 ‘Prohibited, restricted and danger areas’
62
18 Het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR) II DETAILGEGEVENS VAN DE VOOR ZWEEFVLIEGERS BELANGRIJKE LUCHTVERKEERSGEBIEDEN b. CTA’s [ zie Bijlagen II-B (p.71) en II-F (p.78), ENR 2.1 en ENR 6-2.1] Het Nederlandse luchtruim kent de volgende CTA’s met de daarbij vermelde verticale begrenzingen: Amsterdam CTA East 1 Amsterdam CTA South 1 Nw Milligen CTA North 32 Airway L179 :
31
FL 65/95 - FL 195 FL 55/95 - FL 195 FL 55 - FL 195 FL 55 - FL 195
Amsterdam CTA East 2 Amsterdam CTA South 1 CTA West
FL 95 - FL 195 FL 95 - FL 195 FL 95 - FL 195
Alle deze CTA’s hebben ICAO-ATS-classificatie A en zijn daarom in principe niet toegankelijk voor zweefvliegtuigen. c. TMA’s [zie Bijlagen II-B (p.71), II-C (p.74) en II-G (p.80), II-I (p.82) en II-J (p.83), ENR 2.1 en ENR 6-2.1] Het Nederlandse luchtruim kent de volgende TMA’s: Voor deze en het luchtruim daarboven gelden afhankelijk van de hoogte de volgende ICAO-ATS luchtruimclassificaties: Schiphol TMA 1 Schiphol TMA 2 Schiphol TMA 3 Schiphol TMA 4 Schiphol TMA 5 Schiphol TMA 6 Maastricht TMA 1 Maastricht TMA 2 Rotterdam TMA 1 Rotterdam TMA 2 Rotterdam TMA 3 Eelde TMA Nw Milligen TMA A Nw Milligen TMA B Nw Milligen TMA C Nw Milligen TMA D Nw Milligen TMA E Nw Milligen TMA G1 Nw Milligen TMA G2
Ondergrens 1500 ft ASML 3500 ft ASML 2500 ft ASML 3500 ft ASML FL 55 3500 ft ASML 1500 ft ASML 1500 ft ASML 1500 ft ASML 2500 ft ASML 3500 ft ASML 1500 ft ASML 3500 ft ASML 1500 ft ASML 1500 ft ASML 1500 ft ASML 1500 ft ASML 1500 ft ASML 3500 ft ASML
A A A A A A D D E E E E E E E E E E E
Bovengrens FL 95 FL 55 FL 95 FL 95 FL 95 FL 95 FL 95 FL 95 FL 55 FL 55 FL 55 FL 65 FL 65/FL 95 FL 65 FL 65/FL 95 FL 65/FL 95 FL 65 FL 55 FL 55
A’dam CTA E1, S1, W Amsterdam CTA West Amsterdam CTA East 1 Amsterdam CTA East 1 Amsterdam CTA East 1 Amsterdam CTA West Maastricht TMA 1 Maastricht TMA 2 Amsterdam CTA South 1 Amsterdam CTA South 1 Amsterdam CTA West Amsterdam CTA East 1 Nw Milligen TMA A Amsterdam CTA East 1 Nw Milligen TMA C Nw Milligen TMA D Amsterdam CTA East 2 Amsterdam CTA South 1 Amsterdam CTA South 1
A A A A A A B B A A A A B B B B A A A
FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195 FL 195
Van belang voor zweefvliegers zijn daarbij de volgende observaties: o Samen overdekken de TMA’s het gehele grondoppervlak van Nederland met de aangrenzende wateroppervlakten waarboven de Amsterdam FIR zich uitstrekt. Aan de bovenkant worden de TMA’s begrensd door de CTA’s (op FL 55/FL 65 /FL95), die er boven gelegen zijn of door de UTA (FL 195). o De Schiphol TMA’s (Bijl II-C, p 74) strekken zich voor een deel uit binnen het luchtruim van de CTA’s 33 erboven en zijn met hun ICAO-ATS-luchtruimclassificatie A niet toegankelijk voor zweefvliegtuigen . o De Nieuw Milligen TMA’s A, C en D (Bijl II-G, p.80) boven FL 65 (door de week) of boven FL 95 (in het weekend en gedurende feestdagen) en de Maastricht TMA’s 1 en 2 (Bijl II-K, p.82) boven FL 95 hebben ICAO-ATS-luchtruimte-classificatie B en zijn daarom op die hoogte voor zweefvliegtuigen alleen toegankelijk met tweezijdig radiocontact en ATC-klaring van Dutch Mil. o De Maastricht TMA’s 1 en 2 (Bijl II-I, p.82) hebben van 1500 ft tot FL95 ICAO-luchtruimte-classificatie D en zijn daarom voor zweefvliegtuigen alleen toegankelijk met tweezijdig radiocontact en ATCklaring van de lokale verkeersleidingdienst of van Dutch Mil indien de eerste niet actief is. o De TMA’s ( zie: Bijl II-J, p.83) Nieuw Milligen A,C,D en E onder FL 65 (door de week) en onder FL 95 (in het weekend en gedurende feestdagen) en Nieuw Milligen B, G1 en G2 in het weekend, de Eelde TMA en de Rotterdam TMA ’s 1,2, en 3 hebben ICAO-luchtruimte-classificatie E en zijn daarmee toegankelijk voor zweefvliegtuigen zonder tweezijdig radiocontact. 31 32
33
Bij een dubbele ondergrens in de tabel geldt de hoogste ondergrens voor het gebied boven de Schiphol TMA’s. Deze Airway heeft buiten de Nieuw Milligen TMA’s (= de TMA’s G1 en G2) een ondergrens van 4500 ft AMSL.
Voor gebieden binnen de Schiphol TMA 1 gelden speciale regelingen voor leden van de ACvZ en GoZC.
63
18 Het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR) d. CTR’s (zie Bijlage II-H, p.79, ENR 2.1 en AD 2) CTR’s in het Nederlandse luchtruim zijn te vinden rond de grote civiele luchthavens:
Schiphol (EHAM) Rotterdam (EHRD) Maastricht/Aachen*(EHBK)
en rond
34
de militaire (deels niet meer permanent actieve) vliegbases
De Kooij*(EHKD) Volkel (EHVK) Twenthe (EHTW)
Leeuwarden (EHLW) Eindhoven (EHEH)
en in de omgeving van de buitenlandse vliegvelden
Eelde*(EHGG)
Kleine Brogel (EBKB)
35
:
Woensdrecht (EHWD) Gilze-Rijen*(EHGR) Deelen*(EHDL) de Peel*(EHDP).
36
Niederrhein (EDLA)
De Nederlandse CTR’s zijn voor het merendeel cilindrisch van vorm met een verticale as door het vliegveld referentiepunt of Aerodrome Reference Point (ARP) en een straal van 6.5 NM (12 km) of 8 NM (14.8 km) en strekken zich uit van de grond tot van 3000ft (914.4 m) AMSL. Sommige zijn uitgebreid met een rechthoekig gebied in de richting van de (hoofd-)startbaan. De ICAO-ATS-classificatie van Nederlandse CTR’s is C. M.b.t de Nederlandse civiele CTR’s kunnen in het algemeen de volgende details worden vermeld: 1. Omdat alle Nederlandse CTR’s ICAO-ATS-luchtruimteclassificatie C hebben zijn zij in principe alleen toegankelijk na verkregen toestemming van de plaatselijke verkeersleidingsdiensten. M.b.t de Nederlandse militaire CTR’s geldt: 2. In het weekend en op feestdagen, alsook buiten de operationale uren (van 8:00-17:00 uur) door de week zijn de verkeersleidingen (torens) van de meeste militaire CTR’s niet actief, de CTR’s wel Toestemming voor het kruisen van die CTR’s moet in dat geval worden verkregen van Dutch Mil. 3. In de Nederlandse militaire CTR's mogen met voorafgaande toestemming van de plaatselijke verkeersleiding gedurende het weekeinde, op algemene feestdagen, alsmede in de avonduren na de operationele diensturen, zweefvluchten worden gemaakt. Deze toestemming wordt gewoonlijk alleen verleend aan de plaatselijke zweefvliegclubs, met inachtneming van de regels daarvoor gesteld door de Chefs van de Luchtmachtstaf en de Marinestaf. 4. In het centrum van alle Nederlandse militaire CTR’s bevinden zich ATZ’s die alleen van kracht zijn buiten de normale operationele perioden van de vliegbases en die dienen om het plaatselijke niet-militaire luchtverkeer (w.o. het zweefvliegen), dat medegebruik maakt van de basis, ongehinderd te doen verlopen. Doorkruisen van deze militaire ATZ’s is verboden. M.b.t de individuele civiele CTR’s geldt in het bijzonder: 5. De Schiphol CTR is niet toegankelijk voor zweefvliegtuigen. 6. Binnen de Maastricht CTR is een ATZ (tot 3000ft MSL) ingesteld voor het zweefvliegveld Schinveld en m.b.t de individuele militaire CTR’s geldt nog: 8. De Deelen CTR is actief op onregelmatige tijden. Het zweefvliegcentrum Terlet ligt binnen deze CTR. Krachtens een onderlinge overeenkomst blijven militaire vliegtuigen buiten de sector waarin Terlet ligt. Opgemerkt wordt dat deze sector uit 4 gebieden bestaat: Terlet A, Terlet B, Terlet C en Terlet D. Vooral Terlet C en Terlet D zijn niet altijd beschikbaar voor het zweefvliegen. Met overlandvliegen / lokaalvliegen op Terlet dient men hier rekening mee te houden 9. De combinatie van de CTR’s van Eindhoven en Volkel is uitgebreid met het gebied binnen de gemeenschappelijke raaklijnen aan de cirkels, de CTR van de Peel sluit daar op analoge wijze op aan 10. Binnen de Volkel CTR ligt het zweefvliegveld Nistelrode zonder ATZ. 34
De CTR’s aangegeven met een * hebben een straal van 6.5 NM, alle andere een straal van 8 NM. De CTR van de op 1 jan 2008 opgeheven vliegbasis Twenthe is gedeactiveerd. De ATZ ervan is nog wel actief. 36 Voor de gedeelten van deze buitenlandse CTR’s boven Nederlands grondgebied zijn speciale regelingen van kracht 35
64
18 Het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR) 11. 12.
In verband met civiel medegebruik is de Eindhoven CTR ook buiten de militaire operationele uren door de week en in het weekend actief. Alleen de lokale zweefvliegclub mag buiten de militaire operationele uren voor het zweefvliegen gebruik maken van (een beperkt deel van) de CTR De CTR van de Peel, die aansluit aan de gecombineerde Eindhoven/Volkel CTR’s, is alleen actief gedurende de perioden waarin de vliegbasis De Peel geactiveerd is. Deze perioden worden per NOTAM bekend gemaakt.
M.b.t. de gedeelten van de CTR’s van Niederrhein en van Kleine-Brogel boven Nederland geldt: 13. De CTR van Niederrhein is rechthoekig (parallel aan de startbaan) tot aan de aansluiting aan de CTR’s van Volkel en de Peel en heeft een hoogte van 3000 ft ASML De ICAO-ATS-luchtruimte classificatie van het Duitse deel van de CTR van Niederhein is D (met dezelfde regels als in Nederland gelden voor de classificatie C), die van het Nederlandse deel is C. VFR-verkeer ten Westen van de Maas in het Nederlandse deel is toegestaan na voorafgaande melding aan de verkeersleiding en indien men een maximale hoogte van respectievelijk 200 m en 300 m boven de grond in acht neemt. 14. De CTR van Kleine Breugel heeft de vorm van een rechthoek in de richting van de startbaan aangevuld met twee halve cirkels aan de uiteinden. De ICAO-ATS-luchtruimte classificatie van de CTR van Kleine-Brogel is D boven Belgisch grondgebied en C boven Nederlands grondgebied.. De hoogte van de CTR boven Belgisch grondgebied is 2500 ft (=762m) AMSL en boven Nederlands grondgebied 3000 ft ASML. Voor verkeer van en naar Budel geldt een speciale regeling. e. TMZ’s (zie Bijlage II-M, p.86, ENR 2.2, par 4) In het Nederlandse luchtruim werden in de AIC-A 07/08 (dd 22 mei 2008) TMZ’s gedefinieerd, die later in de AIC-A 07/08 (Revised d.d. 28 jan 2010) gedeeltelijk werden aangepast: TMZ A TMZ B
De laterale begrenzing komt overeen met die van de Nieuw Milligen TMA A. De laterale begrenzing komt overeen met die van de Nieuw Milligen TMA B en bevat o.a.het luchtruim onder de Schiphol TMA’s 3, 4 en 5. TMZ C De laterale begrenzing komt overeen met die van de Nieuw Milligen TMA C. TMZ D De laterale begrenzing komt overeen met die van de Nieuw Milligen TMA D uitgezonderd het luchtruim onder de Schiphol TMA’s 3, 4 en 5 en (gedurende het weekend) een in de AIC-V 07/08 nader gespecifeerd gebied waarin het zweefvliegterrein Malden is gelegen TMZ E De laterale begrenzing komt overeen met die van de Nieuw Milligen TMA E. TMZ Eelde De laterale begrenzing komt overeen met die van de Eelde TMA TMZ G1 De laterale begrenzing komt overeen met die van de Nieuw Milligen TMA G1. TMZ Maastricht De laterale begrenzing komt overeen met die van Maastricht TMA 1 en 2. TMZ Rotterdam De late De laterale begrenzing in het noorden, oosten en westen zijn gelijk aan de buitenste contouren van de Rotterdam TMA 1, 2 and 3. De zuidelijke grenslijnen van de TMZ Rotterdam 1 en 2 zijn vervangen door verbindingslijnen tussen het Hollands Diep en de Grevelingen door de punten: 51°43' 51°43'11"N 004°41'50"E; 51°38'38"N 004°23'46"E; 51°38'42"N 004°19'24"E; 51°42' 55"N 004°01'05"E; 51°45'28"N 003°59'10"E; 51°45'28"N 003°37'37"E.
Met betrekking tot het actief zijn van de TMZ’s bestaan er twee situaties: MON-FRI 0800-1600 (0700-1500), EXCL HOLIDAYS
TMZ A TMZ B TMZ C TMZ D TMZ E TMZ Eelde TMZ G1 TMZ Maastricht TMZ Rotterdam
1200 ft AMSL en daar boven 1200 ft AMSL en daar boven 1200 ft AMSL en daar boven 1200 ft AMSL en daar boven 1200 ft AMSL en daar boven 1200 ft AMSL en daar boven 1200 ft AMSL en daar boven 1200 ft AMSL en daar boven 1200 ft AMSL en daar boven
65
OTHER TIMES
FL 065 en daar boven Niet Actief FL 065 en daar boven 2500 ft AMSL en daar boven FL 065 en daar boven 1500 ft AMSL en daar boven Niet Actief 1500 ft AMSL en daar boven 2500 ft AMSL en daar boven
18 Het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR) Ten behoeve van het lokale zweefvliegen op Malden, Schinveld, Hoogeveen, Lemelerveld, Soesterberg, Terlet, Twenthe en Valkenburg zijn gebieden rond deze zweefvliegvelden door o.a. de instelling van een SRZ of een TFZ tot uitzonderingsgebieden in de TMZ’s verklaard zoals hieronder beschreven: Uitzonderingsgebied in TMZ D: Malden Area (zie: AIC-A 07/08 dd 28-01-2010 )
Tijdens het weekend (van vrijdag 17 00 uur tot maandag 09.00 uur plaatselijke tijd) en op officiële feestdagen, is een gebied rond Malden uitgezonderd van de TMZ D South voor VFR-vluchten met ongemotoriseerde luchtvaartuigen zonder Mode-S SSR transponder. De laterale begrenzing van dit gebied is als volgt: Vanaf de kruising van de snelweg A50 met de rivier de Nederrijn de zuidelijke rivieroever van de Nederrijn naar het oosten volgen tot aan de Amsterdam FIR grens, vervolgens via de Amsterdam FIR grens naar het zuiden tot aan 51°44’35”N herkenbaar als het midden van het bosgebied oost van de grens, vanaf 51°44’35”N een lijn langs radiaal 270 naar de Volkel CTR, via de noordelijke begrenzing van de Volkel CTR naar de snelweg A50 en vervolgens via de snelweg A50 naar het noorden tot aan de kruising met de rivier de Nederrijn. Dit gebied is uitgezonderd tot FL045 gedurende fase 1 en 2. Schinveld: De Schinveld gebieden (ATZ Schinveld en SRZ/TFZ Schinveld) en hun gebruik zijn onderdeel van een locale overeenkomst tussen Stichting ZAS en Beek ATC. De gebruiksvoorwaarden worden ook vastgelegd in de regels voor het gebruik van deze bijzondere luchtverkeersgebieden en gepubliceerd in de AIP f. SRZ’s
37
( zie ENR 5.1, par 9)
De SRZ’s zijn luchtverkeersgebieden in het Nederlandse luchtruim vanaf de grond tot (meestal) een hoogte van 1500 ft AMSL die werden ingesteld ter bescherming van speciale luchtvaart activiteiten zoals o.a. het schermvliegen, zeilvliegen, parachutespringen en zweefvliegen. Dergelijke SRZs zijn de SRZ’s Hoek van Holland Hoogeveen Lemelerveld Regte Heide Schinveld Soesterberg Terlet. Twenthe Valkenburg Ypenburg Voor deze SRZ’s gelden speciale lokale regels. Luchtvaartuigen die niet aan de activiteiten waarvoor deze SRZ’s werden ingesteld deelnemen dienen deze gebieden te ontwijken. g. TFZ’s Veelal zijn de luchtvaartuigen die deelnemen aan de beschermde activitieiten in SRZ’s vrijgesteld van de verplichting van het voeren van een mode-S SSR transponder. In het geval een niet gemotoriseerd luchtvaartuig is uitgerust met een werkende mode-S SSR transponder moet deze te worden geactiveerd. In AIC-A 05/10 (dd 22 april 2010) werden de volgende SRZ’s expliciet aangewezen als TFZ’s: TFZ Hoogeveen Lemelerveld Soesterberg Terlet Twenthe h. ATZ’s
38
Begrenzing Cirkel met straal 3 NM Cirkel met straal 3 NM Cirkel met straal 3 NM Deelen CTR:AIP zie:ENR 2.1 Cirkel met straal 3 NM
Ondergrens/Bovengrens 1200 ft / 3500 ft ASML 1200 ft / 3500 ft ASML 1200 ft / 3500 ft ASML 3000ft ASML / FL045 1200 ft / 3500 ft ASML
Gebruik Alleen lokale zweefvliegers Alleen lokale zweefvliegers Alleen lokale zweefvliegers Alleen lokale zweefvliegers Alleen lokale zweefvliegers
( zie ENR 5.1, par 11)
ATZ’s zijn veelal cilindrisch met een straal van 2 NM (3.7 km) en een hoogte van 1500 ft (ATZ’s) of een specifieke hoogte (SRZ’s). Zij hebben geen ICAO-ATS-luchtruimteclassificatie en dienen ter bescherming van het lokale vliegverkeer. Niet-lokaal vliegverkeer dient buiten de ATZ’s te blijven Cirkelvormige ATZ’s zijn aanwezig (a) binnen alle CTR’s van de actieve militaire vliegvelden in Nederland (b) binnen de opgeheven CTR’s van de voormalige militaire vkiegvelden: Valkenburg, Soesterberg en Twenthe Niet-cirkelvormige ATZ’s zijn aanwezig (c) inde omgeving van het zweefvliegterrein Schinveld in de CTR van Maastricht, (d) inde omgeving van het zweefvliegveld Veendam in de omgeving van Eelde (e) in de omgeving van de vliegvelden Lelystad en Budel 37
De details van de verschillende SRZ’s zijn beschreven in par 9 van ENR 5.1:’Prohibited, restricted and danger areas’ van de AIP-Netherlands en weergegeven op de Aeronautical Chart ICAO 1:500 000 The Netherlands 38 De details van de verschillende ATZ’s zijn beschreven in par 11 van ENR 5.1:’Prohibited, restricted and danger areas’ van de AIP-Netherlands en weergegeven op de de Aeronautical Chart ICAO 1:500 000 The Netherlands
66
18 Het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR) III VERBODEN GEBIEDEN, BEPERKINGS- EN GEVARENGEBIEDEN [Zie Bijlage II-N, pag 86] i. Verboden gebieden De voor zweefvliegers belangrijkste verboden gebieden zijn:. 1. EHP 25: Een rechthoekige gebied met afmetingen 6 km x 2 km, rondom de Koninklijke residenties Soestdijk en Drakensteijn, dat zich uitstrekt vanaf de grond tot 2000 ft.. 2. EHP 26: Een cirkelvormige gebied met een straal van 1.85 km, rondom het Koninklijk paleis Huis ten Bosch, dat zich uitstrekt vanaf de grond tot 2000 ft. 3. EHP 27 en 28: Cirkelvormige gebieden met stralen 0.3 NM en 1.0 NM grenzend aan EHP26 4. Het Noordzeestrand tot 100 m uit de kust, alsmede de Strandweg (Boulevard) te Scheveningen, dat zich uitstrekt vanaf de grond tot 1500 ft (ondergrens TMA's), in de periode van 15 mei tot en met 30 september. (Van 15 oktober tot en met 14 mei is het uitvoeren van zweefvluchten toegestaan beneden de minimum hoogte van 150 m boven de strand- en duingebieden van de eilanden Texel, Ameland en Schouwen-Duiveland en langs de Noordzee tussen Petten en Noordwijk aan Zee). j. Beperkingsgebieden. De voor zweefvliegers belangrijke beperkte gebieden zijn o.a. de drie schietterreinen EHR 3: Het schietterrein Oldebroek, EHR 8: Het schietterrein DenHelder EHR 9: Het schietterrein Harskamp. Deze gebieden zijn veelal gedurende de weekeinden toegankelijk, maar niet op alle weekeinden. Dit wordt elk jaar gepubliceerd per NOTAM. k. Gevaarlijke gebieden Geen van de gevaarlijke gebieden in het Nederlandse luchtruim zijn van betekenis voor zweefvliegers omdat zij boven de Noordzee zijn gesitueerd. m. Bijzonderé verkeersgebieden Een voor veel zweefvliegers heel belangrijk bijzonder verkeersgebied is het voor de periode van 1 september 2011 tot met 1 december 2012 ingestelde BVG Eindhoven. Dit Bijzondere verkeersgebied wordt in het Noorden begrensd door de grens tussen de Volkel en de Eindhoven CTR en in het Zuiden door de Nederlandse grens, (zoals weergegeven in Bijlage II-O). De ondergrens ervan ligt op 1500 ft, de bovengrens ligt op FL095. De CTRs vormen geen deel ervan. De luchtruim classificatie is D en het kruisen ervan door VFR-verkeer is onderhevig aan toestemming van AOCS NM (Air Operation Control Station Nieuw Milligen (roepnaam Dutch Mil op frequentie 132.35 MHz)). Voor het gebruik door de Eindhovense Aeroclub (EAC) worden lokale operationele afspraken gerspecteerd.
IV ANDERE NUTTIGE INFORMATIE VOOR HET ZWEEFVLIEGEN IN NEDERLAND De overige Nederlandse burgervliegvelden en zweefvliegterreinen hebben geen plaatselijk verkeersgebied. Zij geven dus alleen verkeersinformatie, geen verkeersleiding. Zij staan voornamelijk ten dienste van de algemene luchtvaart en/of het zweefvliegen. Voor het zweefvliegen van, naar en op deze burgervliegvelden en zweefvliegterreinen kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt
Voor zweefvliegverkeer naar de velden Budel en Seppe geldt dat voorafgaande toestemming van de havenmeester is vereist. Voor Budel geldt nog dat het onder de naderingsbaan voor de Belgische militaire basis Kleine Brogel ligt. Het luchtverkeer bij Budel moet beneden 450 m MSL blijven.
Voor het vliegveld Lelystad, dat onder de Schiphol TMA 1 ligt, is een rechthoekige ATZ ingesteld die reikt tot een hoogte van 1500 ft (450 m) boven luchtvaartterreinhoogte (AAL). De ATZ mag alleen binnengevlogen worden nadat tweezijdig radiocontact is opgenomen met de havenmeester van Lelystad. Rondom het vliegveld Lelystad en boven de ATZ ligt een speciaal gebied, in de Schiphol TMA 1, waar VFR vluchten mogelijk zijn tot 3500 ft ( 1065m) [Zie voor de juiste begrenzing: (ENR 6-2-1)]
67
18 Het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR)
Het zweefterrein Castricum bevindt zich onder de Schiphol TMA. Na verkregen toestemming van de verkeersleiding op Schiphol, mag men in de buurt van het veld tot een hoogte van 750 m vliegen.
Ook het zweefvliegterrein Langeveld bevindt zich onder de Schiphol TMA. Afhankelijk van de op Schiphol in gebruik zijnde baan, gelden hoogte restricties op het vliegveld Langeveld.
Het zweefvliegterrein Veendam ligt onder de TMA Eelde. Hoewel voor deze TMA in het algemeen geen beperkingen gelden voor VFR-vluchten zonder radio, geldt voor het terrein en de naaste omgeving een hoogte beperking van 450 m door de week en 750 m gedurende weekeinde.
Het zweefvliegterrein Axel (Zeeuws-Vlaanderen) ligt in Nw Milligen TMA G2 en heeft een ICAO luchtruimteclassificatie E tot FL 55 ( 1665m ). Daarboven ligt de CTA Airway L179.
Het zweefvliegveld Wieringermeer ligt iets zuid-oostelijk van de CTR van vliegveld De Kooy. Het ligt in de Nw Milligen TMA A en heeft ICAO luchtruimclassificatie E tot FL 65 (1980m) door de week en in het weekend tot FL 095 (2895m).
Met betrekking tot de overige burgervliegvelden kan kort het volgende nog worden opgemerkt:
Ameland
: zweefvliegen toegestaan in overleg met Havendienst
Hoogeveen: lierstarts zijn verboden gedurende openstellingsuren wel mag er gesleept worden met zweefvliegtuigen. Zweefvliegen alleen op het zuidelijk gedeelte van het luchtvaartterrein.
Hilversum : lieren en slepen met zweefvliegtuigen. Dit vliegveld ligt onder Schiphol TMA 4
Midden-Zeeland: zweefvliegen is toegestaan: het circuit ligt ten zuiden van het terrein.
Seppe
: zweefvliegen is toegestaan na verkregen toestemming van de havenmeester.
Teuge
: zweefvliegen, lieren en slepen. Parachutespringen vindt veelvuldig plaats.
Drachten : MLA activiteiten, geen zweefvliegen
Onbeperkt voor het zweefvliegen toegankelijke gebieden. Onbeperkt toegankelijk voor het zweefvliegen zijn: 1. 2.
De luchtruimte onder de verschillende TMA's (d.i. veelal onder 1500 ft AMSL) Delen van de Nieuw Milligen TMA’s,
Bij het vliegen in de voor VFR-vluchten toegelaten delen van de Nieuw Milligen TMA’s moet rekening gehouden worden met twee vaste medegebruikers: (a) (b)
Binnenlands luchtverkeer: Dit vliegt vaak langs vaste routes. Militair laagvliegverkeer: Behalve enkele laagvlieggebieden (onder andere boven de Veluwe en de Betuwe) moeten de Link Routes 10 (zuid-noord) en 10A (noord-zuid) genoemd worden. Hierlangs wordt door militaire vliegtuigen het laagvliegen beoefend. Voor deze routes is de minimum vlieghoogte verlaagd tot 75 m boven de grond. Zij zijn in gebruik van maandag tot en met donderdag van 0800 tot 1800 uur.
68
BIJLAGEN DEEL II
69
Bijlage IIII-A: ICAOICAO-ATS luchtruim klassen in het Nederlandse luchtruim (Amsterdam FIR)
ICAO-ATS Luchtruim indeling in klassen
70
Bijlage IIII-B: Schematische verticale indeling van het Nederlandse luchtruim (Amsterdam (Amsterdam FIR)
Schematische verticale indeling van het Nederlandse luchtruim
71
Bijlage IIII-C: Inhoudsopgave van de AIP Netherlands (Aeronautical Information Publication Netherlands) Part 1 - General(GEN) Part 1 bestaat uit vijf secties, die de volgende informatie bevatten:
GEN 0
Preface; record of AIP amendments; record of AIP supplements; checklist of AIP pages; list of hand amendments to the AIP; table of contents to part 1. National Regulations and Requirements
GEN 1
Designated authorities; entry, transit and departure of aircraft; entry, transit and departure of passengers and crew; entry, transit and departure of cargo; summary of national regulations and international agreements/conventions; differences from ICAO Standards, Recommended Practices and Procedures.. Tables and Codes
GEN 2
Measuring system, aircraft markings, holidays; abbreviations used in AIS publications; chart symbols; location indicators; list of radio navigation aids; conversion tables; uniform daylight periods.. Services
GEN 3
GEN 4
Aeronautical information services; aeronautical charts; air traffic services; communication services; meteorological services;search and rescue. Charges for Aerodromes and Air Navigation Services Aerodrome charges; air navigation services charges.
Part 2 - En route (ENR) Part 2 bestaat uit zeven secties, die de volgende informatie bevatten:
ENR 0
Table of contents to part 2. General Rules and Procedures
ENR 1
General rules; visual flight rules; instrument flight rules; ATS airspace; holding, approach and departure procedures; radar services and procedures; altimeter setting procedures; air traffic flow management; flight planning; addressing of flight plan messages; interception of civil aircraft; unlawful interference; air traffic incidents. Air Traffic Services Airspace
ENR 2
FIR, CTA, TMA; other regulated airspace. ATS Routes
ENR 3
Lower ATS routes; upper ATS routes; area navigation (RNAV) routes; helicopter routes.
72
Bijlage IIII-C: Inhoudsopgave van de AIP Netherlands (Aeronautical Information Publication Netherlands)
Radio Navigation Aids/Systems ENR 4
Radio navigation aids - en route; name code designators for significant points; aeronautical ground lights - en route. Navigation Warnings
ENR 5
ENR 6
Prohibited, restricted and danger areas; military exercise and training areas; other activities of a dangerous nature; air navigation obstacles en route; aerial sporting and recreational activities; bird migration and areas with sensitive fauna. En Route Charts Table of contents; all charts belonging to part 2.
Part 3 - Aerodromes (AD) Part 3 bestaat uit vier secties, die de volgende informatie bevatten: AD 0
Table of contents to part 3. Aerodromes/Heliports - Introduction
AD 1
Aerodrome availability; rescue and fire fighting services and snow plan; index to aerodromes. Aerodromes
AD 2
AD 3
Detailed information about civil aerodromes and military aerodromes for civil use; general information about other military aerodromes. Heliports Information about heliports, located at hospitals.
[ Inhoudsopgave van de Aeronautical Information Publication (AIP) Netherlands]
73
Bijlage IIII-D : AIP Netherlands: Horizontale Horizontale ICAOICAO-ATS indeling van het Nederlandse luchtruim
De horizontale indeling van het Nederlandse luchtruim voor 11 maart 2010
74
Bijlage IIII-D : AIP Netherlands: Horizontale Horizontale ICAOICAO-ATS indeling van het Nederlandse luchtruim
Veranderingen in de horizontale indeling binnen Amsterdam FIR per 11 maart 2010 (Zie AIC-A 04/10)18 18
Effective 11 March 2010 the airspace structure in the eastern part of the Amsterdam FIR has been changed. The rationale of these changes is a required change in the ATS route structure. The cross-border project AMRUFRA (Amsterdam-Ruhr-Frankfurt) aims to optimise the traffic flows from/to the international aerodromes of Amsterdam and Frankfurt. This is achieved by realigning some traffic flows through the current Nieuw Milligen TMA D and the temporary reserved airspace TRA 12 and 12A. One such traffic flow is designed for outbound flights from airports located in the Amsterdam FIR. The new eastbound ATS route is situated south of the current Amsterdam CTA East, through the northern part of the current Nieuw Milligen TMA D. Another traffic flow is designed for outbound traffic from Frankfurt/Main airport. The new westbound ATS route is situated through the southern part of the TRA 12 and 12A. The following ATC airspaces will be effected by these changes: 1. Amsterdam control area East (CTA East) is divided into CTA East 1 and CTA East 2; 2. Amsterdam control area South 2 (CTA South 2); 3. Nieuw Milligen terminal control area B (TMA B); 4. Nieuw Milligen terminal control area D (TMA D); 5. Nieuw Milligen terminal control area E (TMA E); 6. Schiphol terminal control area 1 (TMA 1); 7. Schiphol terminal control area 5 (TMA 5); 8. VFR area Lelystad; 9. Transponder mandatory zones (TMZ), see AIC-A 07/08 revised 28 JAN 10.
75
Bijlage IIII-D : AIP Netherlands: Horizontale Horizontale ICAOICAO-ATS indeling van het Nederlandse luchtruim
De horizontale indeling van het Nederlandse luchtruim na 11 maart 2010 (ENR 6-2.1: Airspace Structure and ATS Airspace Classification
76
Bijlage IIII-E : Luchtruim Nederland: Startpagina voor Nederlandse luchtruim informatie
Luchtruim Nederland: http://www.zweefportaal.nl/luchtruim/asnl.htm
77
Bijlage IIII-F : Luchtruim Nederland: ICAOICAO-ATSATS-classificatie Klasse A in het Nederlandse luchtruim
Klasse A: Amsterdam en Nieuw-Milligen CTA’s
78
Bijlage IIII-F : Luchtruim Nederland: ICAOICAO-ATSATS-classificatie Klasse A in het Nederlandse luchtruim
Klasse A
Klasse A: Schiphol TMA’s
79
Bijlage IIII-G : Luchtruim Nederland: ICAOICAO-ATSATS-Classificatie Klasse B in het Nederlandse luchtruim
Klasse B: Nieuw Milligen TMA’s A, C, D en E en Maastricht TMA’s 1 en 2
80
Bijlage IIII-H: Luchtruim Nederland: ICAOICAO-ATSATS-Classificatie Klasse C in het Nederlandse luchtruim
Klasse C: CTR’s
81
Bijlage IIII-I : Luchtruim Nederland: ICAOICAO-ATSATS-Classificatie Klasse D in het Nederlandse luchtruim
Klasse D
Klasse D: Maastricht TMA’s 1 en 2
82
Bijlage IIII-I : Luchtruim Nederland: ICAOICAO-ATSATS-Classificatie Klasse D in het Nederlandse luchtruim
Klasse D BVG Eindhoven
Klasse D : Bijzonder Verkeersgebied (BVG) Eindhoven
83
Bijlage IIII-J : Luchtruim Nederland: ICAOICAO-ATSATS-Classificatie Klasse E in het Nederlandse luchtruim
Klasse E: Eelde-TMA, Nieuw Milligen TMA’s A , B, C, D, E, G1 en G2 en Rotterdam TMA’s 1, 2 en 3
84
Bijlage IIII-K : Luchtruim Nederland: ICAOICAO-ATSATS-Classificatie Klasse F in het Nederlandse luchtruim
Klasse F: ATZ’s Budel en Lelystad
85
Bijlage IIII-L : Luchtruim Nederland: ICAOICAO-ATSATS-Classificatie Klasse G in het Nederlandse luchtruim
Klasse G
86
Bijlage IIII-M: AIP Netherlands:Transponder Mandatory Zones in het Nederlandse luchtruim
ENR 6-2.6: Transponder Mandatory Zones
87
Bijlage IIII-N : AIP Netherlands: Verboden, Beperkte en Gevarengebieden in het Nederlandse luchtruim
ENR 6-5.1: Prohibited, Restricted and Danger Areas
88
Bijlage IIII-O : Voor zweefvliegers (in dec.2012 dec.2012) 2012) belangrijke AIP NetherlandsNetherlands-secties, AICAIC-A’s, AICAIC-B’s en MAL’s
AIP Netherlands sections: GEN 2.2 ENR 1.2 ENR 1.4 ENR 1.6 ENR 1.7 ENR 2.1 ENR 2.2 ENR 5.1 ENR 5.2 ENR 5.5 ENR 6
ABBREVIATIONS USED IN AIS PUBLICATIONS VISUAL FLIGHT RULES ATS AIRSPACE RADAR SERVICES AND PROCEDURES ALTIMETER SETTING PROCEDURES. FIR, CTA, TMA OTHER REGULATED AIRSPACE PROHIBITED, RESTRICTED AND DANGER AREAS MILITARY EXERCISE AND TRAINING AREAS AND ADIZ AERIAL SPORTING AND RECREATIONAL ACTIVITIES CHARTS
AIC-A’s; 04/2012: Aeronautical Information Circulars Series A in force 06/11: Importance of the correct use of the mode-S transponder regarding collision avoidance 05/10: Transponder free zones for gliders 04/10: Changed airspace structure in the Amsterdam FIR
AIC-B’s : 04/2012: Geldige MAL’s en AIC-B’s 04/11: Vergunning voor gebruik van frequentieruimte en radio station aan boord van vliegtuigen 02/10: Het melden van voorvallen in burgerluchtvaart 07/06: Breukstukken 01/01: Alcoholwetgeving en controles in de Nederlandse luchtvaart 06/99: Zuurstofgebruik in (motor) zweefvliegtuigen
MAL’s : (nu ook AIC-B’s genoemd) 18/93: Zijwindlandingen met lichte vliegtuigen 103/92: Gebruik veiligheidstuig in de kleine luchtvaart 60/92: De betekenis van de manoeuvreersnelheid VA
89
AANTEKENINGEN