Vlaggen en andere versieringen aan de gevels in Lombok Eveline Doelman Wat bij een bezoek aan Lombok al vrij snel opvalt, is het contrast tussen de winkelstraten en de straten waar alleen gewoond wordt. De exotische, multiculturele aanblik die de Kanaalstraat en de Damstraat bieden, vindt men in de woonstraten niet terug. Aan de gevels van de huizen is op het eerste gezicht niet af te lezen waar de allochtone bevolking woont, niet op gewone dagen, niet op allochtone feestdagen en niet op Nederlandse feestdagen. De woningen van veel immigranten staan – in tegenstelling tot hun winkels – bekend als naar binnen gericht.1 Veel huizen in Lombok zijn, met gesloten vitrages voor de ramen en met deuren zonder naambordjes, inderdaad van de buitenwereld afgekeerd, maar of deze door autochtone of allochtone Lombokkers worden bewoond, is voor een niet-ingewijde moeilijk te onderscheiden. Slechts een enkele keer, met name tijdens internationale voetbalkampioenschappen, verraden huizen van allochtonen iets over de achtergrond van hun bewoners: aan sommige gevels hangt dan wel eens een Turkse of Marokkaanse vlag. Deze oppervlakkige impressie roept vragen op. In hoeverre klopt dit beeld met de werkelijkheid? In hoeverre en bij welke gelegenheden geven allochtone bewoners, bewust of onbewust, aan de buitenzijde van hun huis iets prijs over hun identiteit en in hoeverre gebeurt dit onder invloed van de autochtone Nederlandse wooncultuur, die veel meer naar buiten is gericht, met name als er feest is? In mijn bijdrage zal ik voor de twee grootste immigrantengroepen in Lombok, de Turken en Marokkanen, nagaan of en hoe ze zich door middel van versieringen aan hun huis in de openbare ruimte presenteren. Feesten zijn bij uitstek gelegenheden waarbij versierd wordt en vlaggen spelen daarbij in de meeste culturen een rol. Een vlag is een duidelijk herkenbaar symbool van een bepaalde groep en een middel om een groepsgevoel uit te drukken. Hij krijgt echter pas werkelijk betekenis in de context waarin hij gebruikt wordt.2 Als belangrijke indicatoren voor het onderzoek naar de vormgeving van identiteiten, staan vlaggen en feesten in dit artikel centraal. Ik beperk me tot drie soorten feesten: nationale feesten, religieuze feesten en internationale voetbalkampioenschappen. Het bronnenmateriaal wordt gevormd door twee enquêtes, die door de TCULT-onderzoekers zijn gehouden, door observaties en door in de wijk afgenomen interviews.3 Turkse en Marokkaanse feesten “Vandaag vieren wij ons feest; vandaag hangen wij de vlag uit” zijn in vertaling de eerste regels van een Turks kinderliedje dat wordt gezongen ter gelegenheid van het Turkse kinderfeest op 23 april, de dag die door Atatürk in 1920 werd uitgeroepen tot de Dag van het Kind.4 Anders dan het liedje doet vermoeden, zijn de huizen in Lombok, waar Turkse kinderen wonen, op deze dag niet met vlaggen versierd. Het kinderfeest is geen 1
Cammaert 1985. Korff 1997; Bimmer 1996; Prak 1979. 3 In totaal heb ik voor dit onderzoek 35 interviews afgenomen, waarvan 3 bij Marokkaanse gezinnen en 3 bij Turkse gezinnen. 4 Appel 1998. 2
1
familiefeest, het is een feest dat op school of in verenigingsverband wordt gevierd. In Lombok besteden de basisscholen en de buurthuizen er aandacht aan, als een bijzondere dag voor alle kinderen. Op de Parkschool worden de vlaggen van de verschillende nationaliteiten van de leerlingen op het schoolplein opgehangen, er worden spelletjes gedaan, dansjes en toneelstukjes opgevoerd, er wordt gezongen, ouders zorgen voor een multiculturele maaltijd en er zijn prijzen, cadeautjes of snoep voor de kinderen. Omdat het Turkse kinderfeest, Koninginnedag en bevrijdingsdag zo kort na elkaar vallen, organiseert de Jan Nieuwenhuijzenschool de laatste jaren het zogenaamde drie-in-éénfeest, waarbij de nadruk ligt op de overeenkomsten (herdenking van vrede, gelijkheid en vrijheid) tussen deze feesten in verschillende culturen, parallellen die door de kinderen in tekeningen, muurkranten en optredens worden uitgebeeld. Bij de kinderen thuis wordt op deze dag niets bijzonders gedaan. Wel wordt in sommige gezinnen, bijvoorbeeld in de families van Ömer, Yunus en Mehmet, naar de televisieuitzendingen van de vieringen in Turkije gekeken, zoals die van het jaarlijkse grote feest in Ankara. Ook andere herdenkingsdagen van de Republiek en Turkse voetbalwedstrijden worden door deze families op de televisie gevolgd. Het huis versieren of de vlag uitsteken op zo’n dag doen ze echter niet. Evenmin versieren ze bij religieuze feesten of bij familiefeesten de gevel van het huis. De informanten wijzen er op dat in Turkije de versiering van huizen niet zo algemeen de gewoonte is als in Nederland. Op nationale feestdagen zijn het vooral de plaatselijke overheden, organisaties en militairen die vlaggen en portretten in de straten en aan openbare gebouwen ophangen, in parades met zich meedragen of in optredens een rol laten spelen. Sommige families hangen een (Turkse of een groene, religieuze) vlag of religieuze teksten op bij een huwelijk of een besnijdenis, aan de deur of op het dakterras op de binnenplaats van het huis. Bij religieuze feesten is vooral het schoonmaken en ordenen van het huis belangrijk, en niet het versieren. Daarnaast is het volgens de vader van Yunus, Osman, ook niet vanzelfsprekend om als individu een vlag van een andere nationaliteit dan de Nederlandse op te hangen: “Een Turkse vlag, als enige in de straat? Dat zou een mooi gezicht zijn. Dat mag helemaal niet zonder de Nederlandse vlag erbij. Zo is ook de code in de scheepvaart. Misschien staat daar wel een boete op.” Voor Marokkaanse bewoners van Lombok zijn de eigen feesten evenmin een aanleiding om hun huizen te versieren: “Wij weten wel dat Nederlanders veel versieren, wij doen dat niet, bij ons is het lekker eten en nieuwe kleren. Marokkaanse nationale feesten zouden we in Marokko vieren, hier niet, hier hebben we geen vrij, hier hebben we Beatrix”, zegt de vader van een Berbergezin in de Lombokstraat. Lahcen, de veertigjarige zoon van een familie in de Van Diemenstraat zegt het zo: “Er is hier geen aanleiding voor, we zijn hier in Nederland, daar heeft Nederland toch niets mee te maken”, en hij brengt vlaggen en versieren in Marokko in verband met dure, georganiseerde en verplichte feesten tijdens de regering van koning Hassan II. Een informante van buiten Lombok bevestigt dat het vooral de rijken, bestuurders en winkeliers in Marokko zijn die vlaggen uitsteken. Er wordt ook wel eens gevlagd bij een huwelijk. Een witte vlag als teken van zuiverheid wordt door religieuze gezinnen soms opgehangen bij een huwelijk of bij een volbrachte reis naar Mekka. De terughoudendheid van Turken en Marokkanen om hun huizen te versieren, hangt ongetwijfeld samen met hun opvattingen over wonen. Veel traditionele huizen in islamitische landen, zowel op het platteland als in de stad, zijn gebouwd rond een
2
binnenplaats en hebben een vrijwel gesloten buitenmuur, met slechts enkele kleine geblindeerde of getraliede raamopeningen. De Belgische antropologe Marie-France Cammaert heeft in haar studie over de leefwereld van Marokkaanse Berbervrouwen gewezen op de functie van deze gesloten muur en de buitendeur als symbolische grens tussen het private domein en de publieke wereld. In de huizen met de grote ramen die de immigranten in West-Europa bewonen zijn het de gesloten vitrages die de grens tussen de leefwerelden binnen en buiten moeten afsluiten. Versiering, per definitie een naar buiten gerichte mededeling, zou die grens doorbreken, iets wat strikt genomen alleen op religieuze feestdagen mag gebeuren.5 Ook echter als deze opvattingen niet zo zouden leven, ligt het niet voor de hand dat men als minderheidsgroep met eigen symbolen in de openbaarheid treedt. Dat blijkt uit de opmerkingen van Osman. Deze op driejarige leeftijd naar Nederland gekomen vader van drie jonge kinderen denkt enerzijds dat er in Nederland wel eens sancties zouden kunnen rusten op het individueel gebruik van een Turkse vlag, anderzijds lijkt hij bang voor een geïsoleerde positie in de straat en voor mogelijke reacties van de buren. Hoewel hij een Turkse vlag in huis heeft, steekt die nooit uit. Blijkbaar wil hij zich niet graag in de publieke ruimte als Turk presenteren. De ouders van Mehmet in de Padangstraat doen dat wel, als Nederland en Turkije meedoen aan de internationale voetbalkampioenschappen: “In Turkije zouden we geen vlag uitsteken, maar in Nederland is versieren gewoonte.” Het supportersgedrag van autochtone Nederlanders in de straat is voor hen een uitnodiging om mee te doen. Als reactie op het eenzijdige oranje tonen zij hun betrokkenheid bij de eigen groep in het openbaar, met een Turkse vlag aan de gevel van hun huis, maar wel met een Nederlandse vlag ernaast als teken van eenzelfde betrokkenheid bij Nederland. Op een ander niveau demonstreren ze zo ook Nederlanders te willen zijn en daarbij de eigen Turkse identiteit te willen behouden. In een enquête die tijdens het onderzoek op het De Bruijne-lyceum werd gehouden, is aan de leerlingen gevraagd of bij hen thuis wel eens een vlag werd uitgestoken en zo ja, welke vlag en bij welke gelegenheden. 19 van de 94 leerlingen met een Marokkaanse achtergrond antwoordden dat ze wel eens de Marokkaanse vlag uithingen, en 16 van de 81 Turkse leerlingen staken wel eens een Turkse vlag uit. Bij beide groepen gebeurde dat het vaakst als Nederland voetbalt tegen het land van herkomst, of tijdens kampioenschappen waaraan zowel Nederland als het land van herkomst deelnemen (respectievelijk 18 en 14). Geen van hen stak in zo’n geval ook een Nederlandse vlag uit. Wel werd bij enkelen een Nederlandse vlag uitgehangen als Nederland voetbalt. Bij familiefeesten werd veel minder gevlagd (bij Marokkaanse leerlingen 5 maal met een Marokkaanse vlag en 1 maal met een Nederlandse vlag; bij Turkse leerlingen 9 maal met een Turkse vlag); ook bij buurtfeesten werd een enkele maal een Nederlandse vlag opgehangen, maar waarschijnlijk was er dan sprake van versiering door de straatvereniging.6 Steunbetuiging aan het eigen voetbalteam als het Nederlands elftal ook speelt, lijkt dus de belangrijkste reden voor Turkse en Marokkaanse gezinnen om hun nationale 5
Cammaert 1985. Ter vergelijking: bij 232 van de 424 autochtone leerlingen werd wel eens een vlag uitgestoken; 181 van hen deden dat bij Nederlandse nationale feestdagen, 127 bij familiefeesten, 56 bij voetbal en 31 bij buurtfeesten. In de meeste gevallen werd de Nederlandse vlag uitgestoken; van de voetbalvlaggers stak 42% de Nederlandse vlag en 33% een oranje vlag uit. 6
3
vlag uit te steken. Het is een gebaar dat ongetwijfeld wordt uitgelokt en aangemoedigd door de Nederlandse oranjeversiering. Als de recente en steeds uitbundiger wordende oranjerage blijkbaar uitnodigt tot een gesprek en een antwoord van allochtone zijde oproept, hoe verloopt deze dialoog dan in Lombok en zijn er behalve voetbal nog andere gelegenheden waarbij die wordt aangegaan? Nederlandse feestdagen De onbedekte of half met allerlei soorten vitrages bedekte ramen van veel autochtone woningen van Lombok vallen op temidden van de gesloten façades van de allochtone huizen. In de Nederlandse wooncultuur zijn de grenzen tussen privé en publiek aan de straatzijde van het huis in de loop van de twintigste eeuw steeds meer vervaagd en zijn deuren en ramen symbolisch en visueel een overgangsgebied gaan vormen tussen de binnen- en buitenwereld.7 Dit overgangsgebied, met name de vensterbank, wordt door veel mensen gebruikt om een beeld van zichzelf en daarmee tegelijk een oordeel over anderen naar buiten te brengen. Men laat immers niet alleen zien wat men mooi vindt, maar ook hoe men vindt dat het hoort. Zo is er bij velen op gewone dagen een grote variëteit aan planten en snuisterijen voor het raam te zien en op feestdagen worden daar allerlei tijdelijke versieringen aan toegevoegd. Kerstmis is één van de gelegenheden waarbij tegenwoordig niet alleen het interieur maar ook de ramen en deuren van veel huizen een metamorfose ondergaan. Sommige vensters veranderen in complete kerst- of wintertaferelen, andere worden eenvoudiger aangekleed met een kaars of een kerststukje. Tijdens mijn onderzoek waren er in de kerstperioden in vrijwel alle straten van de wijk talrijke versierde huizen te zien die gezelligheid, eerder dan religiositeit, uitstraalden. Daarnaast waren er ook straten waarin de bomen buiten van lichtjes waren voorzien. Afgaande op de opmerkingen van mijn informanten, meestal in de trant van “dat doen wij niet, dat hoort niet bij ons”, lijken Marokkaanse en Turkse bewoners niet ontvankelijk voor deze publieke uitingen van feestgevoel. De eerste dag van het islamitische suikerfeest viel in 2000 op de tweede kerstdag. Niets wees er echter op dat de vele Nederlandse kerstversieringen moslims er toe brachten om als reactie het suikerfeest door middel van versieringen aan hun huizen uit te dragen.8 Minder in omvang, maar wel heel duidelijk zichtbaar, al vanaf een afstand, zijn de rood-wit-blauwe vlaggen die de bewoners van Lombok op Koninginnedag en 5 mei uitsteken. Het meest opvallend zijn dan echter de activiteiten in de wijk – de jaarlijkse koninginnemarkt en het Lombok Anders-festival op 5 mei – en de versiering en drukte die dat met zich meebrengt. Deze twee feesten, de eerste commercieel, de tweede bedoeld als vrijmarkt voor de bewoners en als dag waarop verschillende culturen in de wijk zich kunnen presenteren, trekken veel belangstelling van bezoekers van binnen en van buiten de wijk. Vooral op Koninginnedag is er naast handel in allerlei exotische voorwerpen en levensmiddelen een ruim aanbod van oranjeversieringen en op beide dagen worden de festiviteiten druk bezocht door autochtone en allochtone kinderen en volwassenen, waarvan er velen rondlopen in oranje shirtjes en met attributen in de Nederlandse nationale kleuren. Nu Lombok de laatste jaren als multiculturele voorbeeldwijk algemeen in de belangstelling staat, komen ook de media op de feestelijkheden af, met name om de allochtone bewoners te vragen hoe zij deze dagen kennen en besteden. Zo deed Radio 1 7 8
Hierover o.a. Wuertz 1993 en Cieraad 1999. Zie ook Dibbits, hoofdstuk 6.
4
op Koninginnedag 2000 de ‘weet u wie er vandaag jarig is’-test. Op 5 mei 1999 verklaarden een Turkse en een Marokkaanse bezoeker van de Lombokse vrijmarkt in een interview met het Algemeen Dagblad dat ze het leuk vinden dat er in Nederland elk jaar op bevrijdingsdag feest gevierd wordt door gewone mensen: “in Turkije is er op die dag alleen iets voor de rijke mensen en de militairen” en “in Marokko vinden de mensen islamitische feesten belangrijker”. Elders in het land, in Arnhem, in een vraaggesprek met de Volkskrant in 2001, vertelde een bejaarde Turk: “Koninginnedag leeft wel onder jongeren en kinderen, ze vieren feest met leeftijdgenoten, maar voor ouderen is Atatürk belangrijker dan Beatrix”. Dergelijke opmerkingen maakten ook mijn informanten in Lombok: “Voor de kinderen is het een leuk feest, ze maken ook dingen op school”. De twaalfjarige Ömer had op de koninginnemarkt in 2000 een oranje opblaaskroon gekocht. Daarmee liepen hij en zijn vriendjes door de wijk te sjouwen, vechtend om wie hem op mocht. De ouders van jonge kinderen doen soms ook mee. De moeder van het Marokkaanse jongetje Otman liet mij haar oranje jellaba zien die ze op Koninginnedag aantrekt en de Turkse vader Osman had in 1999 voor zijn kinderen een Nederlandse vlag gekocht. De oude moeder van de Marokkaanse Abdelghani daarentegen zegt het feest niets. Er wordt niet uitbundig gevlagd in Lombok. Sjaan, dochter van een in de jaren 1980 overleden melkboer in de Kanaalstraat, herinnert zich niet dat er in de wijk ooit veel gevlagd werd. Straatfeesten met meestal zelfgemaakte versiering waren de hoogtepunten in het jaar en belangrijker dan Koninginnedag of bevrijdingsdag. Het aantal vlaggen in de onderzoeksperiode 1999-2000 lag tussen de 50 en de 60 op een totaal van 3086 adressen, met een uitschieter van 75 vlaggen op 5 mei 2000. De vlaggen hingen verspreid in de wijk en op beide dagen meestal op dezelfde adressen. In kaart gebracht komt er een patroon naar voren van straten zonder vlaggen, straten met een enkele individuele vlag en straten waarin groepsgewijs gevlagd werd. Vlaggen van andere nationaliteiten hingen alleen hier en daar aan de marktkraampjes als commerciële herkenningstekens. Of en hoe Nederlanders hun huis versieren op Koninginnedag en op 5 mei en wat ze daarmee demonstreren hangt sterk af van de sociale structuur in de verschillende straten en van de individuele achtergronden van de bewoners. Tijdens het onderzoek heb ik 30 vlagbezitters verspreid over de wijk geïnterviewd over hun beweegredenen. Op grond daarvan kunnen heel globaal twee groepen worden onderscheiden: een groep oudere en jongere autochtone Lombokkers, veelal in de buurt geboren en met lagere of middelbare beroepen, en een groep jonge, hoger opgeleide autochtone nieuwkomers. De eerste groep had vaak een vlag “sinds het trouwen” of “sinds de kinderen er zijn”, en vindt een vlag “een feestelijk gevoel, een straatfeestgevoel”. Een vlag uitsteken werkt volgens hen ook aanstekelijk, het initiatief wordt vaak gevolgd door de buren. Bij de tweede groep speelden vooral het nieuwe huis en de kennismaking met de buurt en ook wel het hebben van kinderen een rol. De weerstand tegen nationale symbolen en kleuren die sinds de jaren 1960 vooral onder intellectuelen groot was, lijkt de laatste jaren steeds meer af te nemen.9 De gesprekken met de groep hoger opgeleiden in Lombok bevestigen die tendens: een vlag is “leuk en hoort erbij”. De aanwezigheid van allochtonen in de wijk werd in geen van beide groepen genoemd als reden om de vlag op Nederlandse feestdagen uit te steken, evenmin overigens als overweging om dat eventueel niet te 9
Vergl. bijv. Löfgren 2001.
5
doen. De vlag lijkt voor de informanten geen provocerende betekenis te hebben. Zij lijken zich althans niet bewust te zijn van de betekenis ‘dominantie’ die een Nederlandse vlag in een multiculturele wijk zou kunnen hebben. Min of meer onbewust kunnen dergelijke gevoelens natuurlijk wel een rol spelen. Dit brengt ons op het probleem van de ‘correcte’ antwoorden waarop we in vraaggesprekken altijd verdacht moeten zijn, zeker bij een zo gevoelig onderwerp als de vlag. Een informant vertelde bijvoorbeeld dat hij op Koninginnedag 2000 de wimpel niet had opgehangen vanwege de toen zojuist opgelaaide discussie over de monarchie: hij wilde niet als monarchist te boek staan. Daarmee plaatste hij zijn vlaggedrag (“de vlag is leuk bij een gerenoveerd huis”) tegelijk in een ‘veilige’ links-correcte hoek. Bij een andere informant kwam de karakterisering “feestelijk” voor de vlag in een ander daglicht te staan door negatieve opmerkingen over haar allochtone buren aan het eind van het interview. Het initiatief om gezamenlijk te vlaggen gaat meestal uit van de oude Lombokkers. Het gebeurt in straten waar ook een straatvereniging actief is, waar dus ook op andere momenten in het jaar activiteiten zijn en waar soms vlaggen gezamenlijk zijn ingekocht. In de Lombokstraat is zo’n initiatief ontstaan toen bij de renovatie van de huizen de rood-wit-blauwe vlaggen van de vroegere (in de jaren 1980 verdwenen) straatvereniging gevonden werden. Jonge intellectuele nieuwkomers en oudere bewoners (waaronder een Turkse familie) versierden toen gezamenlijk een deel van hun straat. Een toevallige samenwerking tussen twee buren ontstond in de Balistraat. Toen de al eerder genoemde Turkse Osman op 4 mei 1999 met een Nederlandse vlag thuiskwam, bleek zijn Nederlandse buurman, Anton, een alleenwonende jurist, ook juist een vlag te hebben aangeschaft. Twee vlaggen naast elkaar aan de pas gerenoveerde gevels leek hen een mooi gezicht en ze besloten ’s avonds samen de houders aan de gevel te bevestigen. Welke conclusies kunnen we nu trekken? Zoals te verwachten was, is versieren met Kerstmis, op Koninginnedag of op 5 mei in Lombok vooral een zaak van autochtone bewoners. Of en hoe Turken en Marokkanen daarop bewust of onbewust reageren is afhankelijk van hun individuele achtergrond en betrokkenheid bij de Nederlandse cultuur, en van de sociale contacten in de straat. Verschillende tegenstellingen en wisselwerkingen tussen groepen en individuen spelen daarbij een rol. Gezien vanuit de tegenstelling tussen autochtonen en allochtonen lijkt bij de keuze van Turken en Marokkanen tussen meedoen of afzijdig blijven bij het versieren van het huis, de sfeer tussen de buren onderling bepalend te zijn: jullie feest of ons feest of het feest van ons beiden. In de Riouwstraat bijvoorbeeld, werd bij het gezamenlijk vlaggen op de nationale feestdagen in 2000 de Marokkaanse en Turkse gezinnen niet gevraagd om mee te doen: “Dat gebeurt op het straatfeest, dat is het feest voor de hele straat”. De spontane versiering in een deel van de Lombokstraat daarentegen was een feestelijke voortzetting van de renovatiecontacten tussen alle naaste buren. Bevorderend voor het versieren kunnen verder het aanbod van vlaggen in de winkels, de contacten met de andere vlaggers in de straat (bijvoorbeeld samen vlaggenhouders ophangen) en de inbreng van kinderen zijn. Een belangrijker vorm van feestvieren dan versieren is voor allochtonen echter het rondlopen op straat met of zonder feestattributen op deze vrije dagen. De aantrekkingskracht van de markt en vrijmarkt op het feestgedrag van allochtone bewoners is veel groter dan die van de versierde straten en buurhuizen. Vanuit de verhouding tussen ouders en kinderen beschouwd, zien we dat allochtone kinderen hun schoolkennis mee naar huis brengen of hun feest op straat vieren
6
met andere kinderen. Er zijn voorbeelden van kinderen die met oranjeattributen rondlopen en ouders hebben die zich afzijdig houden: “het is niet ons feest, maar oranjehoeden en shirtjes zijn leuk voor de kinderen”. En er zijn de reacties van de Marokkaanse moeder die een oranje jellaba draagt en van de Turkse vader Osman die een Nederlandse vlag uithangt: “want als Nederland feest viert, is het ook feest voor mij en voor mijn kinderen”. Osman wil echter alleen tegenover de buitenwereld Nederlander zijn. Binnenshuis is het gezin Turks, de ramen zijn bedekt en de Turkse vlag hangt in de kamer van zijn dochter. Bekeken ten slotte vanuit de tegenstelling tussen individu en groep wordt duidelijk dat wie, zoals Osman, als individu een Nederlandse vlag aan de gevel van zijn huis ophangt openlijk aantoont bij Nederland te willen horen, openlijker dan wie als allochtoon met groepsgenoten op straat feestviert. Rondlopen met vrienden en oranjeattributen is anoniemer, vluchtiger en het spelelement is daarbij groter. Osman heeft, zoals gezegd, ook een Turkse vlag in huis. Hij steekt die niet uit, ook niet samen met de Nederlandse vlag, omdat hij denkt dat dat niet mag, niet bij Turkse feesten, maar ook niet bij Nederlandse feesten of bij voetbalfeesten. Dat geeft aan dat de beleving van de vlag door allochtonen een heel andere kan zijn dan die door autochtonen. Het idee dat er in Nederland geen sancties rusten op individueel gebruik van een vlag is voor Osman kennelijk niet zo vanzelfsprekend. Een vlag lijkt voor hem eerder de connotatie ‘nationaal’ dan ‘feest’ te hebben. Uit een gesprek met een Marokkaanse zegspersoon buiten Lombok blijkt dat in haar gezin de Nederlandse vlag samen met de Marokkaanse wordt uitgestoken bij het slagen voor een schoolexamen. Het is een vorm van toeeigening van de Nederlandse cultuur waarbij men tevens vasthoudt aan de eigen etnische identiteit. Soortgelijke uitingen zijn in Lombok, zoals al werd aangestipt, soms ook bij voetbalfeesten te zien. Voetbalkampioenschappen Aan de oranjegekte die de laatste decennia met name bij voetbalkampioenschappen liefhebbers en supporters in heel Nederland in zijn greep heeft, ontkomt ook Lombok niet. Voor veel bewoners zijn het aanleidingen om (net als met Kerstmis) ramen en gevels van hun huizen of straten uitbundig te versieren. Niettemin blijft hun aantal beperkt. De vraag in de TCP-enquête of men het huis versierd had met het WK 1998 werd door 17% van de autochtone, door 20% van de Turkse en door 26% van de Marokkaanse respondenten bevestigend beantwoord.10 Vergelijken we de adressen met die van Koninginnedag en 5 mei, dan blijken de voetbalversierders zelden ook op de nationale feestdagen te vlaggen. Juist delen van de wijk die dan onversierd blijven, zijn bij voetbal soms geheel oranje. Tot de versiering behoort bijna nooit een rood-wit-blauwe vlag. Kennelijk heeft de Nederlandse vlag voor de meeste Lombokse voetbalfans een nationaal-historische of Huis-van-Oranje connotatie die niet past die bij het uitdragen van het voetbal-gevoel. De identificatie met het Oranjeteam dat Nederland vertegenwoordigt, vraagt vooral om eigen vlaggen, oranje vlaggen of de Hup-Holland-vlag. Overigens komt rood-wit-blauw wel volop terug in allerlei attributen en in de schmink op de gezichten. De nationale kleuren zijn immers steeds meer het symbool geworden voor een alternatief nationaal wij-gevoel.11 10
11
Zie Aarssen en Jongenburger 2000. O.a. Pleij 1998 en Wilterdink 1998.
7
Net als op nationale feestdagen leverde observatie bij de voetbalkampioenschappen in 1998 en 2000 een divers beeld op van onversierde straten, van straten met incidentele en van straten met massale versieringen. Waar gezamenlijk versierd werd (2e Atjehstraat, 1e Delistraat, Bandoengstraat, Palembangstraat, Soerabayastraat), wonen naast oud-Lombokkers ook veel allochtonen. Een aantal autochtone bewoners herinnert zich Lombok van na de Tweede Wereldoorlog als een voetbalbuurt.12 De 2e Delistraat had tot de jaren 1980 een voetbalclub met een jeugdelftal, de Deliboys, en de wijk had ook een tijdlang een café-voetbalclub die meedeed aan de zomeravondcompetities van de KNVB en driemaal kampioen werd. Voetbal beheerste vroeger het leven in de buurt. De huidige voetbalgekte en de rituelen van optuigen en aftuigen van huis en straat zijn voor deze oud-Lombokkers vaak meer dan alleen het uiting geven aan een oranjegevoel, het betekent ook een herinnering aan die tijd. Tegenwoordig maakt in de 1e Delistraat een zoon uit een gemengd TurksNederlands gezin zich tijdens de kampioenschappen sterk voor een gezamenlijke allochtone-autochtone voetbalversiering in de straat. Hij haalt geld op om vlaggen te kopen van de in de straat vertegenwoordigde nationaliteiten die meespelen (in 1998 was dat Marokko, in 2000 Turkije). De hele straat wordt met vlaggen behangen en veel huizen worden ook nog eens afzonderlijk versierd. Toen op 29 juni 2000, bij het verlies van Nederland van Portugal, zowel Nederland als Turkije waren uitgeschakeld, werd de straat onmiddelijk van zijn versieringen ontdaan, een rituele handeling die straf voor de teams symboliseert, maar ook bedoeld is als een passend afscheid van het tijdelijk geschapen saamhorigheidsgevoel. Voetbal is ook de favoriete sport van veel Turken en Marokkanen in Lombok. De meeste informanten volgden de kampioenschappen op de televisie, sommige vaders en zoons spelen in een voetbalvereniging en veel allochtone kinderen voetballen op straat. Bij de wedstrijden tijdens het EK 2000 werd door groepjes Turken buiten op straat naar de televisie gekeken. Hoezeer voetbal bij hen leeft, bleek na de overwinning van Turkije op België, toen binnen enkele seconden van alle kanten Turkse vlaggen tevoorschijn kwamen en de straten geblokkeerd werden door auto’s vol vlaggenzwaaiende Turkse supporters. Toeterend probeerden ze een ronde door de buurt te maken om de overwinning te vieren, een feestuiting die door Marokkaanse buurtgenoten met gemengde gevoelens werd gadegeslagen. Op mijn vraag aan de eigenaar van een Marokkaans restaurant in de Damstraat of Marokkanen dat ook zo doen, was het antwoord: “ja, maar veel minder luidruchtig”. In de wijk waren overigens ook auto’s te zien van autochtone bewoners, waarop oranje vlaggetjes bevestigd waren. Als reactie op het Turkse supportersgedrag reden die bij Nederlandse overwinningen ook rond in de wijk, zij het veel minder massaal. Afgezien van de gezamenlijke Turks-Nederlandse versieringen in de 1e Delistraat was van versiering met Turkse vlaggen aan huizen tijdens het EK nauwelijks sprake. 13 Alleen in de Kanaalstraat hing een kleine Turkse vlag aan een gevel en in de Padangstraat was het huis van de familie van Mehmet versierd met een Turkse en een Nederlandse vlag. De familie had met vrienden buiten naar de televisie gekeken en bij overwinningen 12
Vergl. ook Wouters 1985. Jeanet Kullberg constateerde in een recent onderzoek naar voetbalversieringen bij het EK 2000 in Delft, Delfgauw en Rotterdam eveneens slechts een sporadische aanwezigheid van Turkse vlaggen (Kullberg 2001). 13
8
van Nederland en Turkije met beide vlaggen rondgereden. Een zelfde gedeelde solidariteit bleek ook bij enkele Marokkaanse respondenten van de TCP-enquête die met het WK, toen Marokko meespeelde, voetbalversiering hadden aangebracht. Twee van hen hadden thuis Marokkaanse en Nederlandse versieringen opgehangen. Een ander had zijn auto en een vierde zijn huis samen met de buurman uitsluitend met oranje versierd. Maar er was ook een Marokkaanse bewoner, getrouwd met een Nederlandse vrouw, die binnenshuis een Marokkaanse vlag had opgehangen. Een Turkse familie had toen, met oranje ballonnen binnenshuis, voor Nederland gekozen en tegen Marokko. Veel geliefder dan het huis versieren is bij Turkse en Marokkaanse voetbalfans het feestvieren op straat, ook onder kinderen. Marokkaanse kinderen steunden bij het EK het Nederlands elftal (en niet Turkije) met rood-wit-blauwe klompen op het hoofd en oranje shirtjes aan, en Turkse kinderen imiteerden in hun voetbalspel op straat de Turkse en de Oranjehelden. Uit alles blijkt dat er solidariteitsproblemen kunnen voorkomen als zowel Nederland als het land van herkomst meespelen. Tevens blijkt dat voor Turkse en Marokkaanse buurtbewoners voetbal eerder aanleiding is om met oranjeversiering mee te doen dan Koninginnedag of 5 mei. Samen met de buurtgenoten blijk geven van trots op de sporthelden van het tweede vaderland geeft kennelijk een gevoel van verbondenheid. Van solidariteit tussen Turken en Marokkanen is evenwel geen sprake. Als Turkije meespeelt, kiezen Marokkanen voor Nederland en als Marokko meespeelt, zijn Turken voor Nederland. In Lombok treedt er, dat wordt ook duidelijk, tijdens de voetbalkampioenschappen een uitwisseling van rituelen op. De mediterrane gewoonte om bij overwinningen met auto’s en vlaggen rond te rijden manifesteert zich, ongetwijfeld als reactie op de Nederlandse oranjegekte, steeds vaker bij Turkse en Marokkaanse supporters, niet alleen in Lombok, maar ook elders in Nederland. Door de autochtone buurtbewoners in Lombok wordt dit feestgedrag aarzelend overgenomen. Men voegt er zelfs een eigen accent aan toe. De fans bevestigen de oranje vlaggetjes op de auto’s in plaats van ermee rond te zwaaien, zoals de allochtone buren doen. Anderzijds nemen Turken en Marokkanen in beperkte mate deel aan de Nederlandse gewoonte van het versieren van huizen en straten. Of ze dat wel of niet doen, is net als bij het gedrag op Nederlandse nationale feestdagen afhankelijk van de sociale cohesie in de straat en de eigen individuele achtergrond. Meestal is er sprake van versiering samen met de autochtone voetbalfans in de straat en zelden van individueel initiatief. Het vertoon van feestgedrag op straat, anoniem in een groep, heeft de voorkeur. Conclusie De indruk, die het uitgangspunt vormde voor dit artikel, dat Turkse en Marokkaanse bewoners van Lombok hun identiteit aan de buitenkant van hun huis niet prijsgeven, blijkt bij nadere beschouwing juist te zijn. Het onderzoek toont aan dat de anonimiteit en geslotenheid van de gevels van allochtone huizen zelden doorbroken worden en dat van een naar buiten gerichte wooncultuur met versierde ramen en muren, zoals veel autochtone bewoners die kennen, bij Turkse en Marokkaanse gezinnen in Lombok nauwelijks sprake is. Als bij feesten de huizen van allochtonen worden versierd met vlaggen, gebeurt dat meestal door of in samenwerking met de autochtone buren, als onderdeel van de
9
versiering van de straat en ter gelegenheid van voetbalkampioenschappen. Dat Turken en Marokkanen op eigen initiatief een vlag van hun land van herkomst buiten ophangen komt zelden en alleen bij voetbal voor. Soms hangt er een Nederlandse vlag naast als teken van gedeelde solidariteit en identiteit en wellicht ook om niet te provoceren. Het komt ook voor dat allochtone gezinnen alleen een Nederlandse vlag ophangen. Van die vorm van toe-eigening van de Nederlandse cultuur is in Lombok tijdens het onderzoek één voorbeeld gevonden. Het betrof een Turks gezin van de tweede generatie, bij wie de behoefte zich aan de buitenwereld als Nederlander te presenteren, sterk ontwikkeld was. Uit het onderzoek blijkt verder dat er bij de allochtone bewoners weinig remmingen bestaan om bij bepaalde feesten – zoals in de eigen culturen gebruikelijk is – samen met groepsgenoten (versierd) de straat op te gaan of met vlaggen te zwaaien. In het feestgedrag op straat vindt in Lombok ook culturele uitwisseling plaats tussen autochtone en allochtone bewoners. Op feestdagen lopen allochtone kinderen vaak met oranje shirtjes en petjes rond, en met name bij voetbal worden door autochtone Lombokkers gebruiken van allochtonen overgenomen, zoals rondrijden in met vlaggen versierde auto’s.
10