Viellenave sur Bidouze, woensdag 10 juni 2009 20 kilometer, totaal 216 kilometer Gilbert heeft gisteravond een overnachtingplaats voor ons beiden gereserveerd. Volgens onze routebeschrijving zijn de slaapmogelijkheden beperkt, en hij durft het niet aan de mogelijkheden gewoon af te wachten. Reserveren heb ik nog nooit gedaan tijdens deze tocht, en het is altijd goed gegaan. Maar ik heb een tent bij me, en Gilbert is bang dat hij anders onder een brug moet slapen. Deze voorzichtigheid haalt wel het avontuurlijke een beetje uit de tocht, maar ik lift er nu toch wel gemakkelijk op mee. We staan wat later op vandaag, omdat we vanavond toch pas om 17u00in de gîte terecht kunnen. En we hebben uitgerekend dat de afstand daar naartoe maar negentien kilometer is. We ontbijten dus eerst uitgebreid, met het brood dat gisteren al voor de dieren bestemd was. Als je het, zoals de fransen altijd al graag doen, gewoon in de koffie sopt, dan is het nog prima. De gistermiddag gekochte jam gaat op het brood, en vervolgens mee de koffie in. We nemen nog even afscheid van dhr. Berquet, die nog net zo onverstaanbaar is, en vertrekken via een pad langs de Gave. We steken die over via een bruggetje en gaan aan de andere kant weer terug. Het weer is aankiwi-plantages 49
Pyreneeën in de verte
vankelijk wel lekker, maar later wordt het toch minder aangenaam. Warme en vochtige lucht wordt aangevoerd door een bijna stormachtige wind uit het westen. Misschien is dat wel wat de kiwi’s nodig hebben, die hier op grote schaal worden gekweekt. Het duurde even, voordat we de velden vol kiwistuiken herkenden. De vruchten zijn ook nog erg klein. We zijn erop voorbereid dat er onderweg niets te koop is. “Aucune commerce” zegt mijn gids. En inderdaad zijn Leren en Saint Pé de Leren dorpjes van niets. Een paar huizen en natuurlijk een veel te grote kerk. Maar wij hebben van alles bij ons voor de korte stops die we af en toe maken. De heuvels worden steeds hoger, de klim steeds venijniger, dus die stops zijn nodig. De gedroogde Turkse vijgen, die ik gisteren heb gekocht, zitten volgens mij vol met energie en smaken nog goed ook. De Pyreneeën worden Arancou 50
ook steeds beter zichtbaar aan de horizon. Ze zien er hoog en steil uit. En daar moeten we ook nog overheen. In Arancou zoeken we een plaats om even te zitten. Dat lukt niet meteen, dus vraag ik in mijn beste Frans aan een mevrouw of we even van de tafel en stoelen in haar tuin gebruik mogen maken. Dat mag, maar even later moet Gilbert haar man ompraten, om te mogen blijven zitten. Hij is het er zo te horen niet mee eens. Maar inmiddels komt zijn vrouw met koffie, een kan koel water en stokbrood aan. En dit stokbrood is vers. Meneer loopt mopperend weg. Na de lunch gaan we weer verder. Langzaam, om niet veel te vroeg aan te komen. We kijken even rond in de kerk van Arancou, en later vluchten we de kerk van Bergouey in om te schuilen voor een hoosbui. Gelukkig is het weer na de bui weer aangenaam. Het drukkende, vochtige is helemaal weg. We lopen nog een stukje door, steken de oude brug over de Bidouze over, die al in de twaalfde eeuw genoemd werd in boeken over de tocht naar Santiago. Een klein beetje water, dat overspannen wordt met vijf bogen, ieder voorzien van gebeeldhouwde ornamenten. De kerk van Viellenave ligt meteen aan de overkant van de brug. We hebben nog steeds tijd genoeg, dus gaan
St. Jacques kerk in Viellenave 51
we even naar binnen. De dertiende-eeuwse kerk behoorde ooit bij een abdij en een “hôpital de pèlerins”. Die zijn verdwenen maar het huis naast de kerk heet nog steeds “l'Hôpital”. Fraaie versieringen uit Overal gezichten die tijd zijn nog in de romaansgotische kerk te zien. Het beeldhouwwerk boven de deur en het gebrandschilderde raam waarop de H. Jacobus is afgebeeld, bijvoorbeeld. En het wijwatervat, net zo oud als de kerk, en rondom voorzien van gezichten. op het doopvont Met enig zoeken en vragen vinden we onze gîte in Viellenave sur Bidouze. Weer een heel ander soort overnachtingplaats. Het is een enorme boerderij, half gesloopt, half gerestaureerd, half herbouwd, helemaal een puinhoop. Een vrouw arriveert per auto, als wij al een half uurtje in de tuin al aan de tafel bij de barbecue zitten. Isabelle. Ze woont hier, samen met Nicole. boven de kerkdeur Isabelle lijkt hyperactief. Ze begint meteen van alles te regelen en vertelt over de grote verbouwing aan de boerderij, die ze hoofdzakelijk zelf uitvoert. Ze heeft net 3000 nieuwe dakpannen op het dak aan de zuidkant gelegd, maar het opnieuw dekken van de noordkant heeft ze even uitgesteld, boven de brugbogen 52
ook al liggen de pannen al klaar. Ik krijg er zúúlke spierballen van, wijst ze aan. We slapen op zolder, een lange smalle kamer onder het Gite in oude boerderij laagste deel van het dak. 15 bedden op een rij en een extra matras onder ieder bed, plaats voor dertig gasten dus. Isabelle heeft de ruimte gecreëerd omdat haar neef, leraar in Bayonne, met zijn klas een weekje bij haar wilde komen slapen, voor een werkweek in de bossen in de buurt. Sindsdien kunnen ook pelgrims en wandelaars bij haar terecht voor een nacht. “Gebruik de douche in de badkamer maar en gooi je vuile kleren maar in de mand bij de wasmachine. Die was ik straks wel even mee.” Dat doen we graag. En daarna is het tijd om even naar huis, naar Marianne te bellen en een berichtje voor de weblog te maken. ’s Avonds eten we met z’n vieren in de grote rommelige keuken. Er zijn vier grote karbonades, maar ook vier stukken konijn, met rijst, sla, kaas, wijn, koffie, ijs, twee sausen, etc. Alles tegelijk op tafel, alles door elkaar ge-geten, lijkt het wel. Zo doen we dat hier in Baskenland. Op de vraag of het niet eenzaam is, hier buiten het dorp, voor twee meisjes, zegt Isabelle: “er komen Isabelle leidt rond
53
gerestaureerde watermolen
hier iedere dag maar tien auto’s voorbij, dat is waar, maar ook 45 tractoren!.” En Nicole voegt toe: “er wonen 32 mensen in ons dorp, maar daarvan zijn er 16 familie!” Dus dat valt wel mee. O, ja, mijn oom heeft hier een watermolen, willen jullie die zien? Dan bel ik hem even. Even later wandelen we de brug weer over. Aan de andere kant ligt de watermolen. Die stamt uit 1135! Ooit eigendom van de abdij van Sorde l’Abbaye, waar we gisteren stonden te kijken. Nu, bijna als ruïne gekocht door oom Bruno, en na zijn pensioen, stukje voor stukje gerestaureerd. Helemaal op eigen kosten. Ooit is het schoepenrad vervangen door een waterturbine. Gevolg: geen overheidssubsidie. Toch heeft hij er iets moois van weten te maken. Vol trots laat hij alle details zien. De molen is geschikt om te malen en om hout te zagen. En Gilbert, gepensioneerd timmerman, raakt niet uitgekeken naar de ingenieuze houten constructies. Op de terugweg wijst Isabelle ons nog even de oude wasplaats aan. Het rivierwater is nog steeds schoon genoeg om mee te wassen, maar vaak niet genoeg. Dan gaan we naar onze zolder.. 54
De oude wasplaats