Verslag Engelandreis KNBV Maandag 17 september- zaterdag 22 september 2012
Maandag(avond) 17 september De passagiersterminal van de Stena line was maandagavond rond 21.00u afgeladen vol. Wel één hele voetpassagier stond te wachten om samen met de elf KNBV’ers de boot van 22.30u naar Harwich te pakken. Zelfs met autopassagiers en vrachtwagenchauffeurs meegerekend zou constateren dat de overtocht erg rustig was, een behoorlijk understatement zijn. Na een paar Engelse biertjes aan de bar, vertrok iedereen naar zijn hut voor een zeer kort nachtje.
Dinsdag 18 september Om 05.30u werd de hele boot gewekt door het vrolijke “Don’t worry, be happy” wat uit de luidsprekers kwam om ons te wijzen op het feit dat het ontbijt klaar stond en dat we over een ruim een uur zouden aanleggen. In de aankomstterminal moest er nog een uur gewacht worden tot de autoverhuurmaatschappij open ging. Van die tijd werd goed gebruik gemaakt door even een voorstelrondje te doen om te zien wie iedereen was, waar iedereen werkte en waarom men graag mee naar Engeland ging. Hoewel de werkzaamheden van alle deelnemers uiteraard gevarieerd waren, bleek dat veel mensen naar Engeland meegingen vanwege het land zelf en de vriendelijke mensen. Hoe vriendelijk de Engelsen ook waren, een paar uur later aangekomen in Dunwich Forest moesten we toch éérst onze schoenen ontsmetten om het meenemen van schimmelsporen of ziektekiemen die schadelijk zijn voor het bos te vermijden. In Dunwich werden we rondgeleid door Simon (reeds gepensioneerd maar nog wel gepassioneerd bosbeheerder), Steve Scott (hoofd Forest Commission Services in East Anglia) en Mel. ’s Ochtends stond het noordelijk deel op het programma, ’s middags het zuiden. Dunwich Forest is in 1920 gekocht door de Forestry Commission (FC). Na de 1e wereldoorlog hadden sommige particuliere grondeigenaren veel geld verloren en zagen zich genoodzaakt om gronden (voor een zacht prijsje) te verkopen. De regering wilde deze gronden graag kopen omdat men vond dat er te weinig strategische houtvoorraad was. Hoewel Dunwich Forest vrij zure gronden heeft, werd er wel akkerbouw op gepleegd, wat de grond ook goed genoeg maakte voor de bosbouw. De akkerpercelen en heidegronden werden ingeplant met een mix van boomsoorten, maar voornamelijk met grove den (GD) en Corsicaanse den (CD). In 1987 zorgde een storm voor aanzienlijke schade aan het bos, waarna de stormvlaktes werden ingeplant met CD en een aantal loofhoutsoorten. Op dit moment zijn er flinke problemen met de Red Banded Needle Blight; Dothistroma. Deze schimmel treft naaldbomen en zorgt dat de naalden vergelen en afvallen, op die van het huidige jaar na. Hierdoor krijg je een soort
“leeuwestaarten”; plukken naalden aan het eind van een kale tak. Je kunt de infectiegraad ook op de bosbodem zien: in relatief dichte opstanden zie je veel ondergroei. Een teken dat er veel licht op de bosbodem valt, doordat de naalden zijn afgevallen. Dothistroma heeft in heel Engeland tot een plantverbod van CD geleid. Dunwich Forest werkt met een vijfjarige dunningscyclus; het kost twee jaar om alle opstanden te dunnen, dan wordt er drie jaar niets gedaan. De gemiddelde bijgroei van CD is 14 m3 /jr. De Dothistroma zorgt wel voor een omslag in het beheer; meer variatie, meer inlands loofhout en meer licht (en lucht) in het bos door sterke dunningen. In Dunwich zijn ze niet zo streng op het gebruik van exoten, aangezien het toch gaat om een aangeplant bos zonder cultuurhistorie. Men is nu bezig om forse dunningen uit te voeren (2 plantrijen vellen, om de 5 rijen. Rijen liggen op ca. 2,5 meter) ten behoeve van de omvorming én als middel om de Dothistroma in toom te houden. Er wordt voornamelijk op stand verkocht en de prijzen liggen rond de € 20,-/ ton (oogstkosten ca. €16,-/ ton). Richting Westwood marsh, het grootste moerasgebied in Engeland, worden naaldhoutopstanden omgezet naar heideterrein/ loofbos. Daarbij heeft men erg veel last van opslag van adelaarsvaren (Pteridium aquilinum, bracken), waartegen ze Asulox sproeien. Dit middel wordt per volgend jaar verboden door Europa omdat het uitspoelt in het grondwater. Men is bezig met een procedure om het als noodmiddel geregistreerd te krijgen. Ook lopen er 30 Dartmoor ponies rond in het gebied om de vegetatie kort te houden. Helaas blieven zij geen adelaarsvaren. Na een voortreffelijke lunch in The Ship, aangeboden door de FC, lag de focus in het zuidelijke deel van Dunwich Forest meer op het terugkrijgen van de heide. Op dit moment bestaat 0.7% van de oppervlakte van UK uit heide, waarvan 1.600 ha aan de kust van Suffolk. Vroeger was het heideareaal vele malen groter, maar in de loop der jaren is veel verdwenen in kachels of gebruikt als dakdekmateriaal. Het beleid is dat er jaarlijks 3.000 ha. heide bij moet komen, maar dit getal wordt bij lange na niet gehaald. De excursie ging langs drie verschillende percelen waar men bezig is met het terugbrengen van heide. De percelen zijn gekozen op basis van historische kaarten; díe percelen die het meest recent heide geweest zijn, worden teruggebracht van naaldhoutopstanden naar heideterrein. De Engelsen doen dit als volgt: de bomen worden gerooid, de stobben gefreesd en het gehele perceel wordt intensief geploegd. Daarna wordt er gesproeid tegen adelaarsvaren (al dan niet met een helikopter) en wordt er heideplagsel gestrooid als zaadbron. Daarna wordt er nogmaals tegen adelaarsvaren (AV) gesproeid, ditmaal met een rugzaksproeier. In het eerste perceel wat
bekeken werd stond vooral veel gaspeldoorn en grassen en relatief weinig heide. Het tweede veld was een beter succes, wellicht omdat dit ook in redelijke verbinding stond met een reeds bestaand stuk heide. Ook hier stond veel AV, waartegen met behulp van helikopters gesproeid is aangezien ‘… een helikopter het wild en de grondbroeders aanmerkelijk minder verstoord…’ Waarvan akte. Het laatst bezochte perceel (18 ha.) is omgevormd met behulp van een eenmalige subsidie van £ 65.000,- Op dit net bewerkte stuk is veel opslag van braam en gaspeldoorn te zien, zeker op de iets rijkere stukken. Ook hier wordt tegen gesproeid. Na een klein uurtje rijden waarbij deze en gene hier een daar een of meerdere stoeprandjes raakte, kwam het gezelschap aan in Thetford.
Woensdag 19 september Rond 08.30u ging het gezelschap op weg naar Thetford Forest, in eigendom van de Forestry Commission. De Forestry Commission bestaat uit drie takken; 1) Forestry Enterprise regelt het beheer 2) Forestry Research doet onderzoek, wat ten goede komt aan het beheer 3) Forestry Services regelen subsidies en administratieve zaken, voor zowel onderdelen van de FC als ook voor derden. De FC beheert en bezit in East Anglia zo’n 34.000 ha. Thetford Forest (TF) is 19.210 ha groot. Heel East Anglia levert zo’n 160.000 ton hout/ jr. Ook dit bos is in 1920 aangelegd, om dezelfde reden als Dunwich Forest dat was; lage grondprijzen door geldnood bij vorige eigenaren en de regering die een
wens voor meer (mijn) hout had. De ondergrond is zand op kalksteen, waardoor het bos erg droog kan zijn ondanks de redelijke hoeveelheid neerslag (600 mm/jr); er verdampt veel water daar waar de laag zand erg dun is. Ook kan het er het gehele jaar vriezen, zelfs in de zomer waardoor er niet met vorstgevoelige soorten gewerkt kan worden. Het bos bestaat grotendeels uit Corsicaanse den (CD), grove den (GD) en ‘open ruimte’; dit zit vooral in de relatief wijde paden. Men werkt in Thetford erg veel op basis van GIS kaarten en daaraan gekoppelde oogstmodellen. Hierbij is de Dothistroma een probleem, aangezien deze schimmel weliswaar zorgt voor normale hoogtegroei, maar de diktegroei van aangetaste bomen erg achter blijft. Daardoor kloppen de oogstmodellen niet meer, en dat is lastig plannen. De vraag was waarom men niet veel meer GD aanplant, als deze minder gevoelig lijkt voor Dothistroma. Hoewel men vroeger graag de hardere GD wilde hebben voor bijvoorbeeld de mijnbouw, kent CD een veel sterkere groei. Toen de vraag naar harder naaldhout verdween, schakelden de zagerijen liever over op het zachtere hout van de CD. Daarnaast is CD veel beter bestand tegen opsnoeien dan GD. Het doel van de FC voor al haar bossen is multifunctioneel: een driepoot van productie, ecologie en beleving. Echter, zij zoneren deze doelen; sommige stukken voor productie, anderen meer voor beleving en ecologie. Edwin van Ek, de man achter Woodfuel East (WFE) vertelde ons over de biomassamarkt in East Anglia en over hun eigen 150 Kw HDG automatische biomassaketel. WFE ondersteunt en informeert boseigenaren bij hun zoektocht naar economische dragers onder het bosbeheer, toegespitst op biomassa. Het geld hiervoor, viereneenhalf miljoen pond, komt uit de plattelandsontwikkelingsgelden van Europa. Het doel van WFE is om boseigenaren te stimuleren om 110.000 ton extra biomassa te produceren op zo’n 15.000 ha bos in particulier eigendom wat op dit moment niet in beheer is, voor 2013. De bedoeling is dat de boseigenaar investeert en WFE ondersteunt met initiële subsidies, kennis en ondersteuning. Er worden voornamelijk biomassaketels geplaatst, op dit moment zijn er 10-15 biomassaketels op landgoederen geplaatst en verder ondersteunen ze zo’n 80 andere projecten bij particulieren of kleine bedrijven. Bij toewijzing van subsidies wordt voornamelijk gekeken of het bosbeheer duurzaam is: of er een goed beheerplan is wat duurzame biomassaoogst garandeert. Daarnaast heeft WFE een marktplaatsachtige website waar mensen stammen kunnen kopen/ verkopen. De prijzen die betaald worden voor chips zijn relatief hoog; zo’n £80 -120 ton (hoewel dit sterk afhangt van de manier van verwerking en verkoop). Sommige eigenaren verkopen hogere kwaliteit van hun rondhout, om hiermee lage kwaliteit stammen te kopen en die te chippen. Het advies is om stammen pas te chippen op 35% vochtigheid, om zo compostering en brandgevaar te voorkomen. Ook promoten ze betaling per KwH. Thetford heeft veel (rood)wild: deer (ree), red deer (hert), fallow deer (damhert) en muntjac (muntjak). Ook de dichtheden zijn vele malen groter dan in Nederland; met behulp van infraroodcamera’s worden wildtellingen gedaan waaruit blijkt dat er zo’n 80 dieren/ km2 rondlopen! Daarom worden er jaarlijks 3.000 dieren geschoten; 60% hiervan door een van de 10 medewerkers van de FC zelf, 40% wordt “verkocht”. Hierbij betalen jagers £280,- per dag en gaan ze met een van de medewerkers mee. Het liefst schiet de FC uiteraard geiten (wanneer veilig en in het seizoen) maar in principe schieten ze alles wat mogelijk is. FC heeft een eigen slachterij en verwerkingsfaciliteit (koelcel), waarbij ze het gehele verwerkingsproces
elektronisch kunnen vaststellen. Ze leggen van ieder dier vast: locatie waar het geschoten is, jager, soort en gewicht (schoon). Het vlees wordt regelmatig door een lokale polier opgehaald en doorverkocht aan horeca en particulieren. In Thetford is men sinds 2010 aan het experimenteren met de aanplant van Eucalyptus als vervanging voor de opstanden die door Dothistroma zijn aangetast. De zware vorst van afgelopen jaar heeft zijn tol geëist, maar een groot energiebedrijf heeft ook 3.000 ha eucalyptus aangeplant dus men heeft goede hoop dat het een verstandige zet geweest is. De vraag rees waarom er niet meer douglas geplant wordt, aangezien die het toch goed lijken te doen en redelijke hoeveelheden natuurlijke verjonging. De reden is de hoge pH in het gebied (vaak tegen de 6). Ook hier wordt flink gedund ter bestrijding van Dothistroma en wordt op sommige stukken kaalkap gepleegd. Daarna wordt de bodem bewerkt, nieuwe aanplant gedaan en gesproeid tegen AV. Men deed overigens weinig tot niets met de toch rijkelijk opkomende natuurlijke verjonging.
Aansluitend werd High Lodge bezocht; een gebied waar de focus op recreatie ligt. Er komen 400.000 bezoekers per jaar, met soms wel 2.000 à 3.000 bezoekers per dag. Men kan allerlei activiteiten doen, van boogschieten en lasergamen tot “Go Ape” een soort hindernisbaan in de bomen. Al deze activiteiten worden door derden geëxploiteerd; de FC krijgt hier een vergoeding voor. Na een werkelijk fantastische lunch, aangeboden door de FC vertrokken we naar Cambridge. Helaas waren we te laat om de programmatip “to go punting in Cambridge” op te volgen. Wel heerlijk en gezellig gegeten bij een Mexicaans restaurant waar we als toetje nog getrakteerd werden op een paar prachtige limericks van Jochem.
Donderdag 20 september Hatfield Forest, vlakbij Stansted airport, is in eigendom van de National Trust. Deze organisatie bezit 250.000 ha grond, 300 landhuizen, kastelen en havezaten en heeft zo’n vier miljoen leden. Hatfield Forest (400 ha) kwam in 1926 in bezit van de Trust, toen iemand uit de buurt het op zijn sterfbed kocht direct en aan de Trust naliet. Men wist toen niet zo goed wat ze nu eigenlijk gekregen hadden, maar het is het best bewaard gebleven jachtbos in Engeland; goed te zien aan de “sterrenbos” vorm. Inmiddels is het een Site of Special Scientific Interest (SSSI), een National Nature Reserve, maar geen Natura2000 site aangezien Europa “wood pasture” niet herkent als bestaand natuurtype. Het bos bestaat grotendeels uit begraasd grasland met knotbomen; eiken, haagbeuken en elzen van enkele honderden jaren oud. Iedere boom heeft een eigen managementplan. Men is bezig om de bestaande knotbomen te behouden en ook om nieuwe knotbomen te laten opgroeien. Hiervoor moeten ze wel uitrasteren aangezien de wilddruk erg hoog is. Ze beschermen bomen met vlechtheggen of hekken. Doordat de bodem al honderden jaren niet geroerd is, kent het gebied een zeer hoge biodiversiteit. Niet alleen in plant- en diersoorten maar ook bijvoorbeeld in zwammen en schimmels. Het onderhoud aan de knotbomen wordt gedaan door een groep vrijwilligers uit de buurt die inmiddels veel ervaring hebben met Hatfield. Vooral het weer gaan knotten van bomen die al jaren niet meer geknot zijn vereist een speciale aanpak. In fasen, met tijdsintervallen 8-10 jaar wordt de boom geleidelijk geknot. Ineens terugzetten leidt in veel gevallen tot het afsterven van de knotboom. ’s Middags werd er geluncht aan het meer, waarbij we ook even in het “Shell house” konden kijken; het theehuis van het landgoed. Het landhuis zelf, wat een eindje verderop stond, is al lang geleden afgebroken. Na de middag werd Hatfield estate bezocht (behalve de naam geen connectie); het landgoed van Lord Salisbury. Hier heeft men eenzelfde soort bostype als in Hatfield Forest (knotbomen boven begraasde bosweide) maar hier zijn de knotbomen nog wat ouder: de oudste knoteik in het park is zo’n 1.200 jaar oud. Ook hier heeft iedere boom een eigen beheerplan. Vroeger heeft men geprobeerd om omvallende of scheurende bomen te
repareren met behulp van beton. Nu probeert men het bodemleven rondom de boom te activeren door een dikke laag houtsnippers rond de stam te leggen. De hoop is dat de boom profiteert van deze toegenomen bodemactiviteit, bijvoorbeeld doordat er meer zuurstof in de bodem komt. Een leuk weetje is dat de beroemde Queen Elisabeth Oak op het landgoed heeft gestaan. Onder deze boom kreeg koningin Elisabeth in 1558 te horen dat ze koningin was geworden nadat haar zus Mary was overleden. Er zijn plannen om deze eik, die bewaard is gebleven, tentoon te stellen. Inmiddels is (na veel gedoe) een nieuwe loot van deze beroemde Elisabetheik geplant door de huidige koningin van Engeland (Elisabeth de 2e) tijdens jaar jubileumjaar. Hatfield estate heeft ook last van hoge wilddruk, maar de eigenaar wil liever geen beesten schieten. Desondanks wel veel verjonging (van o.a. els). Ook heeft men een stuk van 80 hectare rhododendron, in grote delen van Zuid-Engeland een ware plaag, gerooid en opnieuw ingeplant met GD. Vrijdag 22 september Op een kleine tien minuten rijden van het hotel (voor de meeste mensen dan) lag Epping Forest. Het behoud van dit bos als ecologisch en recreatief te gebruiken bosgebied (van 2.500 ha), is eigenlijk het startpunt voor organisaties als the National Trust. Het is in eigendom van de City of London en ontvangt 4.6 miljoen bezoekers per jaar. Voor 1850 was het van de Koning, wat betekende dat burgers het recht hadden hun vee te mogen laten grazen. Het hout en het wild waren van de koning, maar als een burger een boom knotte (en daarbij niet werd betrapt) was die boom vervolgens van de burger. Epping Forest was een groot, ongecompartimenteerd gebied op wat kleinere afgesloten gebiedjes van kloosters na. In de loop der tijd gaf de Koning het bos aan zijn leenmannen, wir opvolgers in de 19e eeuw delen wilden afsluiten om er bebouwing op te realiseren. Hiermee kwamen ze steeds meer in conflict met de burgers die recht hadden om hun vee te laten grazen. De rechtszaak die volgde werd namens de burgers gevoerd door oa Thomas Willingale. Aanvankelijk werd hen door de landeigenaren een redelijk stuk van Epping aangeboden, zodat een deel afgesloten kon blijven. Dit leek een goede deal, maar onder het genot van –hoe Engels wil je het hebben- een kopje thee, besloot men door te vechten voor de rechten op héél Epping Forest. Dit werd toegewezen in 1878, waarmee Epping voorgoed bewaard bleef als bos voor iedereen. Het knotten van bomen door burgers werd hiermee wel direct verboden, evenals het jagen op wild door het Koninklijk Huis. Het bos bestaat op dit moment uit zo’n 900.000 knotbomen (eik, haagbeuk) en verder opstanden van beuk, hulst, els, es en berk. Het hout wat uit het knotbeheer komt, wordt als brandhout verkocht. Men probeert nu een deel van de knotbomen goed te beheren door “Halo’s” te maken; open plekken rond de stam waardoor er meer licht en lucht op de wortelzone komt.
Ook zet men de knotbomen (voorzichtig) vrij. Het beheer wordt voornamelijk betaald door het rendement op investeringen die gedaan zijn toen het bos behouden werd in 1878. Deze renderen tot op de dag van vandaag waardoor ieder jaar zo’n 4 miljoen pond aan beheer besteed kan worden. Daarnaast komt er nog £ 300.000,- uit het GLB (voor het herstel van de knothaagbeuken), krijgen ze nog geld van de regering (voor het behoud van bosbeweiding) en doen ze mee aan de Staatsloterij (5 miljoen pond). Uit deze laatste geldstroom worden ook de leerling-boomchirurgen betaald. Epping Forest heeft drie teams van drie boomchirurgen die zorgen dat het bos veilig blijft voor recreanten en die de knotbomen onderhouden. Deze veiligheid is erg belangrijk; ieder jaar wordt zo’n 600 ha geïnspecteerd en wordt de veiligheid van de bomen ingeschat (onmiddellijke actie, deze maand nog actie, dit jaar nog actie). Dit kost zo’n £20.000,-/ jaar, met nog £20.000,- voor de acties die hieruit voortvloeien. De medewerkers zijn ook nog zo’n 25% van hun tijd bezig met deze veiligheid, wat het de grootste kostenpost van het gehele bos maakt. Het natuurdoel in Epping Forest is het herstel van bosbeweiding met knotbomen, daar gaat de meeste tijd in zitten. Daarnaast wil men de historische knotbomen als unieke habitat (één boom is een habitat) behouden. Echter, deze twee types (wood pasture met knotbomen en de historische knotbomen als habitat op zich) komen op ‘slechts’ een deel van het bos voor (en overlappen elkaar ook vaak, waarbij historische knotbomen in wood pasture staan). Omdat de focus enkel ligt op de wood pasture en de knotbomen, zijn die delen van het bos die daar niet onder vallen (doorgeschoten hakhout/ knotbos), tot op heden niet of nauwelijks onder beheer. In november wordt er iemand aangenomen die deze delen op meer commerciële wijze zal gaan beheren zodat er in de toekomst ook een economische drager vanuit het bos zelf komt.
Van een heel oud bos naar een heel nieuw bos om mee af te sluiten. Een eindje verder ligt Thames Chase Community Forest: een aantal bossen die door de Forestry Commission (FC) is aangelegd op oude vuilstorten. Zo kon er van die landschapsontsierende heuvels een voor recreanten aantrekkelijk en groen landschap gemaakt worden. Overigens stuitte dit plan op nogal wat verzet, vooral van de rijkeren die ineens hun buurt door al dat groen verbonden zagen worden met de armere buurten. De regering vroeg de FC voor dit plan, en niet een particulier omdat de FC een bekende partij was. De FC heeft 150 ha grond gekocht voor £ 10.000,-/ ha en deze grond ingericht voor in totaal £ 3.5 miljoen. Hierbij hebben ze de omwonenden gevraagd mee te denken over ontwerp en boomkeuze; hieruit
bleek dat mensen graag ook boomgaarden en parklandschappen wilden zien. Deze zijn ook zo aangelegd. Rond London zijn er op deze manier 10 groengebieden aangelegd, die samen een soort EHS rond London vormen voor de mens. Naar ecologische doelen wordt hierbij niet gekeken, al lift de natuur uiteraard wel mee op deze infrastructuur. De grond waarmee de bulten zijn afgedekt, bestaat uit ruwe grond met veel puin en stenen die keihard is geworden door inklinking. Er zijn vrijwel geen nutriënten bijgemengd, dus enige vegetatie van formaat van de grond krijgen (het grootste aandeel zou moeten gaan bestaan uit Italiaanse Els) wordt hier nog een flinke uitdaging. De leden van de excursie zijn zeer benieuwd om hier over een aantal jaar nog eens terug te keren in de hoop dan te genieten van een robuust stuk bos. Op weg naar de boot kregen we de eerste regen tijdens ons verblijf in Engeland. Volgens de excursieleiders was onze excursieweek de eerste droge week sinds vier maanden!