circulaire economie VAN WENS NAAR UITVOERING JUNI 2015
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
Samenstelling Rli
De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) is het
Mr. H.M. (Henry) Meijdam, voorzitter
strategische adviescollege voor regering en parlement op het
A.M.A. (Agnes) van Ardenne-van der Hoeven
brede domein van duurzame ontwikkeling van de leefomgeving
Ir. M. (Marjolein) Demmers MBA
en infrastructuur. De raad is onafhankelijk en adviseert gevraagd
E.H. (Eelco) Dykstra, MD
en ongevraagd over langetermijnvraagstukken. Met een integrale
L.J.P.M. (Léon) Frissen
benadering en advisering op strategisch niveau wil de raad
Ir. J.J. (Jan Jaap) de Graeff
bijdragen aan de verdieping en verbreding van het politiek en
Prof. dr. P. (Pieter) Hooimeijer
maatschappelijk debat en aan de kwaliteit van de besluitvorming.
Prof. mr. N.S.J. (Niels) Koeman Ir. M.E. (Marike) van Lier Lels Prof. dr. ir. G. (Gerrit) Meester Ir. A.G. (Annemieke) Nijhof MBA Prof. dr. W.A.J. (Wouter) Vanstiphout Algemeen secretaris Dr. R. (Ron) Hillebrand Raad voor de leefomgeving en infrastructuur Oranjebuitensingel 6 Postbus 20906 2500 EX Den Haag
[email protected] www.rli.nl
CIRCULAIRE ECONOMIE
PRINT
2
INHOUD DEEL 1: ADVIES 1
Stelselmatige aanpak voor een circulaire economie
5
circulaire economie
1.2 Adviesvraag: hoe schaalniveaus optimaal te benutten?
Gebruik Nederlands voorzitterschap van de EU in
2016 voor een circulaire agenda
48
6
Handreiking voor organisatie
52
6
1.1 Aanleiding: noodzaak en kansen van transitie naar een
5
7 8
1.3 Hoofdlijnen van het raadsadvies: eigen kracht én samenhang
10
1.4 Opbouw van het advies
12
DEEL 2: ANALYSE
55
1 Noodzaak, definitie en kansen van een circulaire 2
economie
Het wegnemen van belemmeringen blijft
noodzakelijk
13
3
Transitieagenda voor het Rijk: eigen kracht
én samenhang
17
3.1 Stel transitieagenda op
18
3.2 Stap 1 van agenda: gemeenschappelijke visie
19
3.3 Stap 2 van agenda: gemeenschappelijke doelen
21
3.4 Stap 3 van agenda: taakverdeling ministeries uitgaande van
eigen kracht
3.5 Stap 4 van agenda: hoe om te gaan met verliezers 4
23 39
Transitieagenda voor provincie, regio en (samen-
werkende) gemeenten: eigen kracht én samenhang
CIRCULAIRE ECONOMIE | INHOUD
56
1.1 Noodzaak is groot
57
1.2 Definitie circulaire economie
59
1.3 Kansen nader uitgewerkt
61
1.3.1 Kansen voor Europa
61
1.3.2 Nationale kansen
62
1.3.3 Regionale en lokale kansen
64
2
Een circulair toekomstbeeld
69
2.1 Verschillende scenario’s en wensbeelden
70
2.2 Toekomstbeeld nodig voor transitiepad
70
2.3 Rli’s toekomstbeeld voor een circulaire economie
71
2.4 Tot slot: een toekomstbeeld, niet hét toekomstbeeld
73
42
PRINT
3
3
Belemmeringen voor een circulaire economie
74
3.1 Institutionele belemmeringen
75
3.2 Belemmeringen in wet- en regelgeving
77
3.3 Economische belemmeringen
79
3.4 Maatschappelijke belemmeringen
81
3.5 Belemmeringen in kennis en innovatie
82
Bijlagen 84 Bijlage A. Overzicht beleidsdoelen
84
Bijlage B. Overzicht rapporten over werkgelegenheidseffecten
87
Literatuur 90 Begrippenlijst 98 Totstandkoming 101 Overzicht publicaties
104
Colofon 106
CIRCULAIRE ECONOMIE | INHOUD
PRINT
4
deel 1 | ADVIES
PRINT
5
1
STELSELMATIGE AANPAK VOOR EEN CIRCULAIRE ECONOMIE PRINT
6
1.1 Aanleiding: noodzaak en kansen van transitie naar een circulaire economie
van machtsverhoudingen en conflicten in grondstofleverende regio’s, voor dat grondstofprijzen en de leveringszekerheid van grondstoffen fluctueren.
Grondstoffenefficiëntie en -schaarste zijn grote uitdagingen in deze 21e
Dit heeft, ten tweede, invloed op het verdienvermogen van Nederland.
eeuw. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar zeker uit economische en
Ten derde zorgt ook de toenemende mondiale vraag naar grondstoffen
politiek-strategische overwegingen. Met een transitie naar een circulaire
en de daardoor stijgende milieudruk voor de noodzaak van een circulaire
economie kan Nederland deze uitdagingen het hoofd bieden. In een
economie. Deze milieudruk overschrijdt nu al de grenzen van een duurzaam
circulaire economie worden grondstoffen langer en hoogwaardiger
gebruik van de aarde.2 De noodzaak om te zoeken naar alternatieve
(streven naar oneindig hergebruik) in de keten gehouden, in plaats van
manieren van omgaan met grondstoffen, die de economie versterken,
afgedankt na (eenmalig) gebruik – zoals in het huidige lineaire systeem.
is daarmee groot.
Dat betekent economisch waardebehoud én waardecreatie en er treden minder schadelijke milieueffecten op. Hergebruik van producten en
Voor de Nederlandse economie biedt een transitie naar een circulaire
grondstofstromen is een belangrijke verbetering, maar een circulaire
economie verschillende kansen: een grotere onafhankelijkheid van de
economie gaat een stap verder: al bij het ontwerp van producten en
import van grondstoffen, nieuwe economische verdienmodellen en een
diensten (ecodesign) wordt het hergebruik en behoud van materialen
afnemende milieubelasting. Dat een transitie naar een circulaire economie
ingecalculeerd (zie Deel 2, paragraaf 1.2 voor de in dit advies gehanteerde
deze kansen met zich mee brengt, is op zich geen nieuw inzicht. Het is in
definitie van circulaire economie).
de afgelopen jaren door verschillende partijen, in diverse toonaangevende publicaties betoogd (McKinsey, 2013; Bastein et al., 2013; Ellen MacArthur
De noodzaak voor Nederland om een dergelijke circulaire economie te
Foundation, 2013). Voor de raad is vooral van belang dat de kansen op
ontwikkelen, ligt in de ogen van de raad op drie domeinen. Zo is aller-
verschillende schaalniveaus anders uitpakken en een andere uitwerking,
eerst de economie in Nederland sterk afhankelijk van de import van
beloning, prikkels en ondersteunend beleid nodig hebben. Grondstof-
grondstoffen. Nederland haalt gemiddeld 68% van zijn grondstoffen uit
stromen, product- en dienstencategorieën hebben immers vaak een eigen
het buitenland (CBS, 2012, zie Deel 2, paragraaf 1.1). Europa als geheel is zelfs voor 54 schaarse en economisch belangrijke1 materialen voor 90% afhankelijk van import van grondstoffen van buiten Europa (European Commission, 2014). Die afhankelijkheid zorgt er, samen met verschuivingen
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 1
1 Ook wel kritische materialen genoemd. 2 In 2009 beschreven Rockström et al. negen planetaire grenzen waarbinnen de mensheid moet navigeren om duurzaam gebruik te kunnen maken van de hulpbronnen van de aarde (Rockström et al., 2009). Op dit moment worden vier van die grenzen al overschreden (Steffen et al., 2015).
PRINT
7
dynamiek en eigen schaalgrootte. Bouwmaterialen moeten door hun
Op hetzelfde schaalniveau
gewicht en de daarmee gepaard gaande transportkosten veelal lokaal
Allereerst kunnen op hetzelfde schaalniveau kansen worden gemist.
worden hergebruikt. Elektronica en auto’s worden echter geassembleerd
Inspanningen kunnen binnen een schaalniveau namelijk consistenter op
met componenten van over de gehele wereld. Als partijen, zoals produ-
elkaar worden afgestemd. Daardoor kunnen partijen strategieën kiezen die
centen, consumenten, overheden of wetenschap, aan de slag gaan met
elkaar versterken. Dit kan geïllustreerd worden met het voorbeeld van de
een circulaire economie zitten ze dan ook zelden standaard aan dezelfde
aanleg van warmtenetten in regio’s in Nederland (Tweede Kamer, 2015b).
tafel, terwijl in discussies over circulaire economie die indruk soms wel
Hierbij worden woningen verwarmd met restwarmte die afkomstig is uit de
wordt gewekt. Het realiseren van onderdelen van een circulaire economie
industrie, uit diepere aardlagen, of met de warmte van afvalcentrales in de
is volgens de raad altijd schaalafhankelijk. Daarom vraagt de raad om
regio, ontstaan door verbranding van restafval (zie Kader 1).
‘schaalspecifieke’ aandacht in beleidsprocessen. Kader 1. Keuzes op hetzelfde schaalniveau hangen samen Om de vele kansen voor een circulaire economie verder te brengen, meent
In een circulaire economie is verbranding van restafval de laatste optie,
de raad dat een stelselmatige aanpak op de verschillende schaalniveaus
na storten. Door verbranding worden hitte en elektriciteit opgewekt.
(Europees, nationaal, regionaal en/of lokaal) nodig is en nadere uitwerking
De verwachting is dat er in een circulaire economie minder beroep zal
verdient. Dit vormt de aanleiding voor dit advies.
worden gedaan op de capaciteit van de afvalverbrandingsinstallaties. Huidige beleidskeuzes kunnen hier haaks op staan. Een voorbeeld op lokaal niveau is de mega-investering in de realisatie van een warmte-
1.2 Adviesvraag: hoe schaalniveaus optimaal te benutten?
transportleiding ‘Noorderwarmte’ om Amsterdam Noord van warmte
Hoewel in de afgelopen jaren op heel veel plekken initiatieven genomen
te voorzien. Deze warmte wordt opgewekt door verbranding van afval
zijn op het gebied van circulaire economie, is de aandacht voor het belang
bij een verbrandingsinstallatie. Als tijdelijke oplossing is dat een logi-
van schaal daarbij gering. De raad constateert dat daardoor kansen worden
sche strategie. Zeker omdat deze warmtenetten op basis van restwarmte
gemist.
van afvalverbrandingsinstallaties een aanjager kunnen zijn voor het ontstaan van open netten (smart-grids voor warmte) waarop ook andere energiebronnen aangesloten kunnen worden (bronnen als geothermie, biomassa, power to heat). Op de lange termijn blijft echter aanpassing
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 1
PRINT
8
van dergelijke warmtevoorzieningen noodzakelijk. Immers, het circulaire
De voorbeelden maken duidelijk dat beslissingen op het ene schaalniveau
gedachtegoed gaat uit van zo weinig mogelijk verbranding van grond-
consequenties hebben op een ander schaalniveau of, op de langere termijn,
stoffen en zo optimaal mogelijk hergebruik.
voor een transitie naar een circulaire economie. Ze laten de noodzaak zien van een goede afstemming tussen partijen, zowel binnen als tussen schaal-
Bij de afweging om mee te werken aan een dergelijke investering is
niveaus, om zo kansen niet te missen.
het vanuit het circulaire gedachtegoed belangrijk om de afbouw van de verbrandingscapaciteit van het Afval Energie Bedrijf (AEB) mee te nemen
De raad stelt in het licht van het voorgaande in dit advies de volgende
in de besluitvorming. Dat wil zeggen dat vanaf het begin duidelijk moet
vraag centraal:
zijn hoe de afbouw van deze warmtecapaciteit kan worden opgevuld door restwarmte van andere bedrijven of bronnen (geothermie) te
Hoe kan de (rijks)overheid bijdragen aan het optimaal benutten van de
gebruiken. Is dit niet vanaf het begin helder, dan kunnen de inves-
kansen van een transitie naar een circulaire economie op de verschillende
teringen in de warmtetransportleiding als een lock-in gaan werken op
schaalniveaus (Europees, nationaal, regionaal en/of lokaal)?
de afbouw van de capaciteit van het AEB en daarmee als lock-in voor het realiseren van een circulaire economie.
De raad richt zich in het advies primair op het rijksniveau en gaat daarbij in op de rol van de verschillende ministeries. Tevens beschrijft de raad de mogelijkheid om als rijksoverheid via het Nederlandse voorzitterschap
Tussen schaalniveaus
in 2016 invloed uit te oefenen op het Europese niveau. Hoewel de aan-
Ook tussen de verschillende schaalniveaus kunnen kansen worden gemist.
bevelingen in dit advies vooral aan het Rijk gericht zijn, beseft de raad dat
Een voorbeeld waaruit blijkt dat goede afstemming tussen schaalniveaus
een transitie naar een circulaire economie betrokkenheid van vele partijen
noodzakelijk is, is de landelijke keuze om recycling van plastic in te voeren in
vergt: bedrijfsleven, burgers, kennisinstellingen, maatschappelijke organi-
2008. Deze keuze vergt op lokaal niveau goede inzamelsystemen en een ge-
saties én decentrale overheden. Het Rijk kan een circulaire economie niet
coördineerde aanpak binnen regio’s over de vestiging van recyclingfabrieken
in zijn eentje tot stand brengen. Vanuit het besef dat een gezamenlijke inzet
om suboptimalisatie te voorkomen. Of het voorbeeld van de landelijke keus
van alle betrokken partijen noodzakelijk is, bespreekt de raad ook een voor-
om biologisch afbreekbaar kunststof te promoten. In dat geval moet bij
stel voor een stelselmatige aanpak voor regio, provincies en gemeenten.
lokale partijen dit kunststof wel gesorteerd en gerecycled kunnen worden.
Aanbevelingen aan het bedrijfsleven en aan specifieke ketens zijn in dit
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 1
PRINT
9
advies buiten beschouwing gelaten. De reden daarvoor is dat er naar de mening van de raad geen uniforme toewijzing van taken mogelijk is. Immers, elke keten vraagt om maatwerk en heeft te maken met keten- en gebiedsspecifieke kenmerken. Voor stimulering van duurzaam gedrag van burgers verwijst de raad naar het Rli-advies ‘Doen en laten: effectiever milieubeleid door mensenkennis’ (Rli, 2014a).
1.3 Hoofdlijnen van het raadsadvies: eigen kracht én samenhang In dit advies betoogt de raad dat voor Nederland de tijd is aangebroken om de volgende stap te zetten op het gebied van afval en kringlopen: van afvalmanagement naar grondstoffenmanagement, met zowel waardebehoud als waardecreatie. Nederland heeft in de afgelopen decennia een sterke positie
regeerakkoord uitgeroepen, door het stimuleren van een (Europese) markt
in Europees en internationaal verband opgebouwd in het omgaan met
voor duurzame grondstoffen en het hergebruiken van schaarse mate-
afvalstromen. Nu is er een noodzaak én kans om deze positie uit te bouwen
rialen (Regeerakkoord, 2012). Verschillende beleidsprogramma’s van de
naar een koploperspositie op het gebied van het behoud en creëren van
Ministeries van Infrastructuur en Milieu (IenM), Economische Zaken (EZ)
waarde van en met grondstoffen. De hieruit voortvloeiende vernieuwingen
en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn gericht op onder
(technisch, organisatorisch en economisch) kan Nederland in binnen- en
meer grondstofefficiëntie, circulair ontwerp van producten (ecodesign) en
buitenland vermarkten. De ‘circulaire economie’ is de vlag waaronder deze
het faciliteren van het gebruik van diensten in plaats van het eigendom
verandering wordt voorgesteld, een economie die groei mogelijk maakt
van producten. Regio’s, steden en bewonersgroepen in Nederland ontwik-
door grondstoffen langer en hoogwaardiger in de economie te houden.
kelen plannen om circulariteit in stad of wijk te verwezenlijken. Provincies verkennen de thematiek in hun strategische beleidsvorming (bijvoor-
Aanzetten tot deze transitie naar een circulaire economie zijn al aanwezig.
beeld de provincies Friesland, Utrecht, Noord-Holland, Zeeland, Noord-
Het kabinet heeft de circulaire economie tot een van de doelen in het
Brabant). Bedrijven passen (onderdelen van) hun bedrijf aan op circulaire
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 1
PRINT
10
uitgangspunten (bijvoorbeeld DSM, tapijtfabrikanten Interface en Desso en
Het uitgaan van eigen kracht moet, volgens de raad, de kern worden van
Van Houtum papier).
een circulaire agenda van overheden in de komende jaren. Daartoe doet de raad een aantal aanbevelingen: aan het Rijk, aan provincies, regio’s en
In de ogen van de raad is het voor Nederland de uitdaging om op deze
gemeenten. De raad doet een oproep om ook via het Nederlandse voor-
aanzetten voort te bouwen en meer samenhang te creëren, zodat circulaire
zitterschap van de EU een circulaire economie Europees verder te
economie zich van experiment naar gemeengoed ontwikkelt. Daarvoor is
ontwikkelen. Tot slot kondigt de raad aan om een stakeholderbijeenkomst
een stelselmatige aanpak nodig op alle schaalniveaus (Europees, natio-
te organiseren om mogelijke vervolgstappen en afstemmingsvormen
naal, regionaal en/of lokaal). Zo’n aanpak zorgt voor het realiseren van een
tussen de verschillende overheidslagen te verkennen.
goede afstemming op en tussen schaalniveaus, en die is volgens de raad nodig. Want is er inderdaad zoveel vraag naar circulaire hubs of hotspots,
De kern van de aanbevelingen in dit advies is de aansporing aan het Rijk
wat bijvoorbeeld Amsterdam, Rotterdam en Parijs willen worden? Streven
om een gezamenlijke circulaire agenda op te stellen en deze te verbinden
partijen niet teveel naar hetzelfde? Op welke terreinen moeten Europese
aan strategische doelen en concrete acties voor de verschillende mini-
landen gezamenlijk optrekken en op welke is juist profilering nodig? Wat
steries. Op deze manier wordt een ‘gedeelde stip aan de horizon’ gekop-
maakt Nederland en regio’s daarbinnen kansrijk in een circulaire economie,
peld aan concrete uitvoeringsmaatregelen. De verschillende ministeries
en wat onderscheidt Nederland van Vlaanderen of Luxemburg? Waarin
zouden in goede samenhang, maar uitgaand van ieders eigen kracht,
onderscheidt de provincie Overijssel zich van de provincie Zeeland? Tot
specifieke maatregelen moeten nemen die passen bij hun taakomschrijving.
op heden is er onvoldoende aandacht voor de schaalspecifieke aanpak van
In het advies worden hier voorstellen voor gedaan, onder andere voor
een circulaire economie. Initiatieven werken elkaar daardoor weliswaar niet
een bedrijvenbeleid dat zich richt op in een circulaire economie kansrijke
per se tegen, maar versterken elkaar wellicht ook niet. Landen en regio’s
Nederlandse sectoren en kansrijke (nieuwe) ketens. Voor een doordacht
moeten meer uitgaan van eigen kwaliteiten in relatie tot die van andere, en
infrastructureel en logistiek rijksbeleid ter ondersteuning van veranderende
zich op die manier onderscheiden. Met eigen kwaliteiten of kracht doelt de
vervoerstromen in Nederland. Voor een prominente plaats voor circulaire
raad op de eigen sterktes, kenmerken en omstandigheden van een regio,
economie in de Nationale Wetenschapsagenda. Het uitgaan van de eigen
provincie of land.
krachten moet ook centraal staan in het beleid van de decentrale overheden. Een deel van de acties die voortkomen uit dat beleid, bestaat uit standaardmaatregelen die elke decentrale overheid moet nemen:
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 1
PRINT
11
streven naar een afvalloze regio en naar industriële symbiose4. Hiervoor moeten regio’s een strategie ontwikkelen. Op alle schaalniveaus speelt tot slot de voorbeeldfunctie van overheden een essentiële rol, bijvoorbeeld door een inkoop- en aanbestedingsbeleid op basis van circulaire uitgangspunten. Deze hoofdlijn van het advies wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht.
1.4 Opbouw van het advies In hoofdstuk 2 van Deel 1 wordt kort ingegaan op de huidige initiatieven en geeft de raad zijn kijk op de vraag waarom een circulaire economie nog geen gemeengoed is. In hoofdstuk 3 staan de aanbevelingen van de raad. Wat moet er gebeuren om de transitie naar een circulaire economie dichter bij te brengen? Hoe ziet een transitieagenda eruit? Hoofdstuk 4 gaat in op de andere actoren in de keten met aanbevelingen aan provincies, regio’s en gemeenten. In hoofdstuk 5 wordt een advies gegeven gericht op de Europese context. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 een handreiking voor organisatie gegeven. In Deel 2 van het advies wordt dieper ingegaan op de problematiek van de circulaire economie en worden de achtergronden bij onderdelen van Deel 1 geschetst. het scheiden en recyclen van afvalstromen moet bijvoorbeeld in elke gemeente goed georganiseerd zijn. Een ander deel bestaat uit het voortbouwen op en versterken van de eigen krachten in de regio (zoals bedrijvigheid, specifieke stromen). Daardoor onderscheiden regio’s zich van elkaar, met elk een specifieke mix van zelfvoorzienendheid, deeleconomie3,
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 1
3 Economie waarin wordt ingezet op zoveel mogelijk delen of hergebruiken van producten of diensten. 4 Rest- en bijproducten van het ene bedrijf worden gebruikt als grondstof voor het andere bedrijf (zie ook Begrippenlijst).
PRINT
12
2
het wegnemen van belemmeringen blijft noodzakelijk PRINT
13
Nederland heeft inmiddels een goede positie opgebouwd op weg naar een
De eigen reststromen zijn weer grondstof voor andere fabrieken. Deze
circulaire economie (zie Kader 2). Zo is Nederland een Europese koploper
manier van produceren leidt tot een flinke kostenbesparing van 1 miljoen
op het gebied van gescheiden afvalinzameling, worden er goede resultaten
euro (2013 ten opzichte van 2009) door onder andere recycling van
geboekt met recycling en zijn er in het land verschillende initiatieven rond
papierresidu, hogere output van de papiermachine, minder chemica-
circulaire ketens. Uit recent onderzoek blijkt dat 25% van de Nederlandse
liëngebruik, minder stofverlies en minder energie- en waterverbruik
bedrijven het begrip en het belang van circulaire economie (er)kent.
(Van Houtum, 2015).
Vooral bedrijven in de chemiesector, de groothandel, industrie en landbouw, bosbouw en visserij zijn het meest actief of ambitieus (MVO Nederland, 2015).
Ook bij (groepen) burgers zijn er verschillende voorbeelden van de beweging naar een circulaire economie. Zo is er sprake van een groeiend
Kader 2. Voorbeelden van circulaire economie in Nederland
aantal lokale leen- en reparatiebedrijven en producthergebruik via kring-
Er is in Nederland een grote maatschappelijke dynamiek op het gebied
loopwinkels. Ook nieuwe vormen van dienstverlening komen op, zoals
van circulaire economie, zowel bij bedrijven, burgers, maatschappelijke
de kledingbibliotheek, repaircafés en initiatieven voor gezamenlijke
organisaties als bij overheden. Voor sommige partijen is het een relatief
energievoorziening. Maar ook de snelle groei van SnappCar, Marktplaats
nieuw thema, andere zijn al veel langer bezig.
en andere vormen van delen en het verlengen van gebruik, in plaats van het traditionele eigendom, zijn signalen van de voor de overgang naar
Een bedrijf als Desso, een Nederlandse tapijtfabrikant, bijvoorbeeld,
een circulaire economie benodigde gedragsverandering.
werkt al sinds 2008 aan de transformatie naar een circulair bedrijf. Desso neemt gebruikt tapijt terug van klanten en concurrenten. De
Door de overheid zijn eveneens belangrijke stappen gezet. Diverse
garens worden hergebruikt in nieuwe tapijten; de bitumenrug wordt
provincies hebben circulaire economie als doel in hun nieuwe coalitie-
gerecycled als grondstof voor wegenbouw en dakbedekking. Desso
akkoord opgenomen en verschillende regio’s werken de circulaire
heeft zich tot doel gesteld in 2020 al zijn producten te kunnen terug-
economie uit in regionaal beleid. Op rijksniveau zijn al aanzienlijke
nemen, waarna de materialen gebruikt worden om nieuwe hoogwaar-
resultaten geboekt. Er zijn nationale einde-afval criteria vastgesteld voor
dige producten te maken (Desso, 2015). Een ander bedrijf, Van Houtum
recyclinggranulaat van bouw- en sloopafval, wat de toepassing ervan
(producent van onder meer toilet- en handdoekpapier), verwerkt onder
aantrekkelijker maakt. Voor bedrijven is het makkelijker geworden om
andere oudpapierreststromen van derden tot nieuwe producten.
productieresiduen als grondstof te gebruiken zonder dat het etiket ‘afval’
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 2
PRINT
14
erop geplakt wordt. Voor de stof ruwe glycerine, residu van de productie
Er is dus volop energie in de samenleving. Toch lopen partijen vaak nog
van biodiesel, is in een regeling expliciet aangegeven wanneer het als
tegen belemmeringen aan. In de ogen van de raad is dit terug te voeren
bijproduct in plaats van als afvalstof aangemerkt mag worden. Ook
op het feit dat de bestaande structuren en systemen nog grotendeels zijn
voor de steeds schaarser wordende grondstof fosfaat is een doorbraak
ingericht volgens de principes van een lineaire economie. Initiatieven die
bereikt: de toepassing van herwonnen fosfaten als meststof is toe-
gericht zijn op onderdelen van een circulaire economie, ondervinden daar-
gestaan. Om consumentengedrag te stimuleren dat past bij een circulaire
door allerlei belemmeringen en kunnen daardoor niet tot bloei komen
economie en om afvalscheiding niet alleen thuis maar ook buitenshuis
(zie Deel 2, hoofdstuk 3, voor een overzicht van belemmeringen voor een
te bevorderen, heeft het Rijk samen met de NS en ProRail een Green
circulaire economie). Zo slagen kleinere bedrijven er door een gebrek
Deal gesloten over afvalscheiding door treinreizigers. Voor textiel en
aan invloed in de keten veel minder goed in om circulaire initiatieven tot
voedsel zijn er testprojecten geweest om beïnvloedingsinstrumenten uit
stand te brengen dan grote bedrijven. De benodigde transparantie in de
te proberen en naar aanleiding daarvan is er een plan van aanpak voor
keten die kleinere bedrijven zou helpen om die keten te herzien, ontbreekt
het verduurzamen van consumentengedrag opgesteld (Tweede Kamer,
momenteel. Bedrijven weten elkaar onvoldoende te vinden en er worden
2015c; Tweede Kamer, 2013c).
bijvoorbeeld door het mededingingsbeleid beperkingen opgelegd aan informatie-uitwisseling, afspraken en samenwerking.
Ook op Europees niveau worden stappen gezet. Zo is het Ministerie van Infrastructuur en Milieu met de Europese Commissie in gesprek over
Voor het tot wasdom komen van een circulaire economie helpt het
een betere balans tussen het stimuleren van hergebruik en het uit-
oplossen van de afzonderlijke belemmeringen onvoldoende. Om van een
faseren van schadelijke stoffen. In de circulaire economie gaan bedrijven
lineaire naar een circulaire economie te komen, is een integrale oplossing
meer gerecycled materiaal gebruiken. Deze materialen bevatten soms
nodig die op de lange termijn is gericht; een systeemverandering. In de
stoffen waarvoor beperkingen gelden, maar waarvan het gebruik nog
literatuur wordt dit ook wel ‘transitie’ genoemd. Een transitie is een struc-
niet beperkt was toen de betreffende producten of materialen werden
tureel veranderingsproces dat plaatsvindt over een langere periode (één
gemaakt. Dat kan alleen als van geval tot geval wordt beoordeeld of
of twee generaties), een complex proces dat te maken heeft met diverse
recycling en hergebruik veilig is voor gezondheid en milieu of dat
onzekerheden. Die onzekerheden zijn vooral de onvoorspelbaarheid van het
vernietiging beter is (bron: Hans Meijer en Loek Knijff).
verloop van de transitie, onder andere onder invloed van externe factoren.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 2
PRINT
15
Om het veranderingsproces op gang te krijgen is een groot aantal actoren en sectoren nodig (Loorbach, 2007; Van der Hoeven, 2010). Er is en wordt dus al veel geanalyseerd, beschreven en ondernomen door de verschillende actoren. Maar er moet meer energie worden gericht op de kansen die voortbouwen op de eigen kracht en op het creëren van voldoende samenhang tussen en op de verschillende schaalniveaus.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 2
PRINT
16
3
Transitieagenda voor het Rijk: eigen kracht én samenhang PRINT
17
Om een transitie naar een circulaire economie te bewerkstelligen, heeft
3.1 Stel transitieagenda op
de raad een aantal aanbevelingen geformuleerd. Hoewel veel van de onderstaande aanbevelingen aan het Rijk gericht zijn, moet daaruit niet
Aanbeveling 1 aan het Rijk:
afgeleid worden dat de raad voorstander is van een top-down aanpak van
Maak de transitie naar een circulaire economie een van de essentiële
de ontwikkeling van een circulaire economie. Integendeel, bij herhaling
pijlers van het kabinetsbeleid en ontwikkel daartoe een gezamenlijke
zal te lezen zijn dat de raad oproept tot samenwerking tussen partijen. Die
kabinetsbrede agenda ‘circulaire economie’
samenwerking moet niet alleen top-down verlopen, maar ook bottom-up en horizontaal. Hoe beter partijen op rijksniveau weten wat er op regionaal
Door de veelheid aan aanbevelingen, acties en partijen is het soms onover-
niveau gebeurt, en hoe meer zij zich verdiepen in wat er in de regio speelt,
zichtelijk wat de stip aan de horizon is, welke acties als eerste moeten
hoe meer dit hen kan inspireren en beïnvloeden. Deze open opstelling en
worden uitgezet, en wat gemeenschappelijk of afzonderlijk moet worden
onderlinge wisselwerking zijn voor de raad uitgangspunten geweest bij de
gedaan. Naar de mening van de raad is het belangrijk om samenhang in
formulering van de aanbevelingen. Om deze wisselwerking te laten plaats-
het geheel aan te brengen en als Rijk eerst na te gaan wat met een circu-
vinden is overleg en coördinatie nodig (zie hoofdstuk 6).
laire economie wordt beoogd. Wat is die stip aan de horizon voor het Rijk? Daarna moet worden bekeken welke paden kunnen worden bewandeld om
De aanbevelingen worden hieronder toegelicht. Aanbevelingen 1, 2 en 3
bij het toekomstbeeld uit te komen. Belangrijk is dat alles in samenhang
worden vooral uitgewerkt voor de ministeries, maar vanuit eenzelfde
wordt bezien. Een (transitie)agenda kan helpen om te prioriteren, omissies
systematiek kunnen ze ook voor de andere schaalniveaus worden uit-
in beeld te brengen en dwarsverbanden te zien. Naar de mening van de
gewerkt. In aanbevelingen 6 en 7, gericht aan de provincies, regio’s en
raad zou de agenda de volgende stappen moeten volgen:
gemeenten, wordt hier nader op ingegaan.
1. een visie of stip aan de horizon, die aangeeft wat het einddoel is (zie paragraaf 3.2); 2. een vertaling van die visie in concrete doelen (zie paragraaf 3.3); 3. samenhangende taakverdeling van die doelen, gebruikmakend van de eigen kracht van de ministeries (zie paragraaf 3.4); 4. een strategie hoe om te gaan met verliezers van de transitie (zie paragraaf 3.5).
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
18
3.2 Stap 1 van agenda: gemeenschappelijke visie
daarbij de economische en sociale kanten moeten betrekken (kostenbesparing, voorzieningszekerheid versterken, innovatie, nieuwe bedrijvig-
Aanbeveling 2 aan het Rijk:
heid, nieuwe exportmogelijkheden voor industrie en meer werkgelegen-
Ontwikkel een gemeenschappelijke visie en maak deze onderdeel
heid). In Deel 2, hoofdstuk 2 van dit advies heeft de raad zelf ook zo’n
van de miljoenennota
gedachteoefening voor een toekomstbeeld uitgevoerd. Bij de ontwikkeling van een visie is betrokkenheid van andere partijen zoals ministeries,
Voor een integraal transitiebeleid is het belangrijk om eerst een visie
non-gouvernementele organisaties (ngo’s) en koepelorganisaties belang-
te formuleren: om te weten welke stappen gezet moeten worden, moet
rijk. Door een breed maatschappelijk draagvlak wordt de visie meer dan
immers het einddoel bekend zijn. Op dit moment ontbreekt een derge-
een theoretische exercitie. Samen met alle betrokken partijen de visie
lijk breed gedragen beeld van een circulaire economie (zie Rood &
vormgeven verkleint bovendien de kans dat de daaruit voortvloeiende
Hanemaaijer, 2014; OPAi & MVO Nederland, 2014; Bastein et al., 2013). Gezien de kansen die een circulaire economie aan Nederland biedt, adviseert de raad het kabinet een duidelijke visie te formuleren en positie in te nemen. Tot op heden krijgt de visie echter nauwelijks vorm en als dat gebeurt, vindt het nog plaats in het kader van de afzonderlijke beleidsprogramma’s van de diverse ministeries. Zo heeft het Ministerie van IenM samen met de Koninklijke Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement (NVRD) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een wensbeeld voor huishoudelijk afval voor 2025 beschreven (zie Kader 3). Een stap verder zetten is nodig, een stap die uitstijgt boven de afzonderlijke beleidsprogramma’s en boven dergelijke (op zich waardevolle) sectorale toekomstvisies. Een dergelijk wensbeeld is een eerste aanzet, maar zou moeten worden aangevuld voor de hele circulaire economie (niet alleen voor huishoudelijk afval), en
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
19
strategieën strijdig met elkaar zijn. Goede afstemming en terugkoppeling
restafval, in 2020 maximaal honderd kilo restafval per jaar (grof en fijn
blijven vervolgens ook tijdens de uitvoering noodzakelijk.
huishoudelijk afval, 75% daarvan wordt gescheiden ingezameld), met een verdere afname naar maximaal dertig kilo in 2025.
Uiteindelijk kan samen een visie ontwikkelen resulteren in een gemeenschappelijke stip aan de horizon.5 De analogie kan gemaakt worden met sommige Nederlandse bedrijven die een circulaire economie in de kern van
• Materiaal wordt zo lang mogelijk in de keten gehouden waardoor de maatschappelijke lasten acceptabel zijn. • Consumenten zijn zich bewust van de keuzes die ze (kunnen) maken
hun bedrijfsstrategie hebben opgenomen (bijvoorbeeld Philips en kleinere
bij de aanschaf van producten. Daartoe zijn ketens transparant en is er
bedrijven zoals Dutch aWEARness, Orgaworld). Een dergelijke bedrijfs-
goede voorlichting, wat helpt bij het maken van verantwoorde keuzes
strategie geeft de richting en daarmee de taken aan voor de verschillende
voor mens en maatschappij, en waardoor afval zoveel mogelijk wordt
onderdelen van een bedrijf. De miljoenennota geeft aan wat de belang-
voorkomen.
rijkste plannen en keuzes zijn van het kabinet voor het komende jaar en kan
• Gemeenten faciliteren en stimuleren burgers bij afvalscheiding.
daarmee gezien worden als de bedrijfsstrategie voor de overheid. Daarom
• In 2025 leven we in een wereld waarin er, vanuit afvaloptiek bekeken,
adviseert de raad om de visie op de circulaire economie op te nemen in de
geen producten op de Nederlandse markt komen die de gezondheid
miljoenennota.
schaden. • Er worden bijna geen producten in de keten gebracht die moeilijk
Kader 3. Wensbeeld voor 2025
opnieuw zijn te gebruiken. Dit is het gevolg van de stimulering van
De VNG, NVRD en het Ministerie van IenM hebben een wensbeeld voor
eco-innovatie, eco-engineering en ecodesign, waarbij het circulair
2025 voor een circulaire economie beschreven:
ontwerpen van producten uitgangspunt is. De Europese vraag naar
• Ketens sluiten zich vanzelf, omdat dit rendabel is.
deze producten leidt tot mondiaal duurzaam ontwerp en productie van
• Ongewenste externe effecten zoals vermijdbare schade bij grondstof-
duurzame materialen en producten. Overheden geven het goede voor-
winning, verlies van grondstoffen tijdens de productie, en uitstoot
beeld en stimuleren de markt door duurzaam in te kopen.
tijdens productie en gebruik worden door de inrichting van de grondstoffenketens voorkomen. • Door de grondstoffen- en materiaalketens te sluiten die leiden tot huishoudelijk afval produceert een Nederlander gemiddeld steeds minder
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
5 Momenteel werkt Z.K.H. Prins Carlos de Bourbon de Parme vanuit zijn functie als directeur van Institute for Sustainable Innovation & Development, via de SER aan een visievormingstraject gericht op een circulaire economie. Er wordt samengewerkt met diverse maatschappelijk betrokken partijen. Het eindresultaat kan als input dienen voor de gemeenschappelijke visie. De input wordt begin 2016 verwacht, wanneer Nederland voorzitter is van de Europese Unie en circulaire economie op de agenda wil zetten.
PRINT
20
• De doelstellingen zijn zo geformuleerd dat ze uitvoerbaar en betaalbaar zijn voor de burger. • Nederland loopt voorop in technologie, organisatie en kennis op
en niet bij de andere beleidsthema’s (Tweede Kamer, 2013a). De beleidsdoelen in de diverse beleidsprogramma’s zijn bovendien niet altijd vanuit hetzelfde perspectief, circulaire economie, opgesteld. Een doel van 75%
het gebied van recycling, logistiek van afvalbeheer en recycling, en
afvalrecycling bijvoorbeeld, wil niet zeggen dat materialen ook weer hoog-
vermarkten van recyclaat (Ministerie van IenM, VNG & NVRD, 2014).
waardig worden ingezet. Daarom moeten doelen aan elkaar gekoppeld worden. Bovendien zijn voor sommige circulaire thema’s nog geen doelen gesteld. Zoals Rood en Hanemaaijer (2014) constateren zijn er bijvoorbeeld wel concrete doelen voor afval en recycling die voortborduren op
3.3 Stap 2 van agenda: gemeenschappelijke doelen
het bestaande afvalbeleid, maar voor duurzame productie en consumptie of voor economische kansen van hergebruik van materialen zijn geen
Aanbeveling 3 aan het Rijk:
concrete doelen opgesteld.
Formuleer op basis van de gezamenlijke visie een aantal overkoepelende doelen
De raad doet een voorstel voor overkoepelende doelen (zie Kader 4). Op basis van een gedachteoefening voor een visie op een circulaire economie
Bij het operationaliseren van een visie is het noodzakelijk om gemeen-
in 2050 (zie Deel 2, hoofdstuk 2), komt de raad terugredenerend op drie
schappelijk een aantal overkoepelende doelen te benoemen die voort-
doelstellingen die leidend kunnen zijn bij een transitiepad voor het Rijk.
komen uit waar Nederland sterk in wil en kan zijn. Doelen die gebruikt
Het kabinet zou dergelijke doelen moeten vastleggen in een rijksbrede
kunnen worden als afwegingskader. Uit de overkoepelende doelen blijkt
transitieagenda ‘circulaire economie’. De provincies, de regio’s en de
wat gerealiseerd moet worden en wat de uitgangspunten zijn waaraan
gemeenten kunnen vervolgens een gelijksoortige exercitie uitvoeren,
partijen elk vanuit hun eigen sterkten en kwaliteiten kunnen bijdragen.
passend bij hun schaalniveau.
De raad constateert dat in de beleidsnota’s van de verschillende ministeries inderdaad doelen worden genoemd (zie Bijlage A). Deze zijn echter niet altijd aan elkaar gekoppeld. Zo wordt in de beleidsbrief ‘Groene Groei’ circulaire economie alleen bij het thema afval genoemd
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
21
Kader 4. Drie overkoepelende doelen voor een circulaire economie
economische winst in bedrijfsprocessen, door doelen te stellen voor eco-efficiëntie. Door deze doelen wordt (nog beter) nagegaan waar
Doel 1: Afhankelijkheid van import van grondstoffen verminderen
gebruik van grondstoffen voorkomen en verminderd kan worden,
Om een sterkere economie te ontwikkelen, moet de grip op benodigde
zodat per eenheid grondstof meer van een product of dienst kan
grondstoffen worden behouden en vergroot. Dit kan door de afhanke-
worden geleverd.
lijkheid van de import van grondstoffen te verminderen. Dat is naar de
• het investeringsklimaat te verbeteren door het faciliteren van honderd
mening van de raad een Europabrede uitdaging. Minder afhankelijkheid
‘circulaire’ start-ups per jaar in Nederland. Dit draagt bij aan de
kan gerealiseerd worden door bijvoorbeeld:
ontwikkeling van Nederland tot circulaire hub.
• te stimuleren dat bedrijven hun ketens zo inrichten dat reststromen
• nieuwe economische activiteiten te faciliteren en stimuleren met
gebruikt kunnen worden in het proces van eenzelfde of een andere
vernieuwende verdienmodellen (bijvoorbeeld X experimenten in
keten (bijvoorbeeld door de eis dat elk product dat op de Nederlandse
2020 voor delen, leasen en dematerialiseren).
markt komt in 2030 voor X% uit recyclaat bestaat en in 2050 voor Y%). • een circulaire ‘ladder’ te ontwikkelen (naar analogie van bijvoorbeeld de ladder van Lansink en de SER-ladder6). In die ladder kunnen de
• nieuwe werkgelegenheid te stimuleren gerelateerd aan de circulaire economie (bijvoorbeeld 25.000 directe banen in 2030 en 100.000 in 2050).
negen niveaus van circulariteit worden opgenomen: refuse, reduce, re-use, repair, refurbish, remanufacture, re-purpose, recycle en eindi-
Doel 3: Milieudruk verlagen en/of economische toegevoegde waarde van
gend bij recover (zie Deel 2, paragraaf 1.2). Primaire grondstoffen
grondstoffen vergroten
mogen dan bijvoorbeeld gebruikt worden mits aangetoond is dat
De milieudruk in ketens kan verlaagd worden door minder grondstoffen
systematisch aan deze negen niveaus van circulariteit is getoetst.
te gebruiken en minder afval te produceren. Daarmee wordt de geleverde economische waarde groter, bijvoorbeeld door:
Doel 2: Economische voorspoed realiseren Nederland kan profiteren van een koplopersrol in een circulaire economie. De bijdrage aan economische voorspoed kan op verschillende manieren tot stand komen, bijvoorbeeld door: • te stimuleren dat bedrijven inzetten op het verhogen van de
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
6 Ladders, die gebaseerd zijn op een aantal ontwerpprincipes. Daarbij kan gedacht worden aan gelijksoortige ladders als Ladder van Lansink (afvalpreventie, hergebruik, verbranden, storten), Vlaamse prioriteitenladder voor omgang met materialen (preventie, duurzame productie- en consumptiepatronen; hergebruik; recycleren, materiaalkringlopen sluiten; nuttige toepassing, verwijdering van afvalstoffen), Ladder van Verdaas (ruimtelijke ordening, prijsbeleid, mobiliteitsmanagement, openbaar vervoer, benutten bestaande weginfrastructuur, reconstructie bestaande weginfrastructuur, bouwen van nieuwe weginfrastructuur), Trias Energetica (beperk energie, duurzame energiebronnen, eindige energiebronnen), de SER-ladder (optimale herstructurering, meervoudig ruimtegebruik, uitbreiding), WB21 (water vasthouden, bergen, afvoeren).
PRINT
22
• te stimuleren dat bedrijven per eenheid grondstof meer functionaliteit creëren en eco-effectiever worden. Denk hierbij aan het meer-
3.4 Stap 3 van agenda: taakverdeling ministeries uitgaande van eigen kracht
dere keren gebruiken van dezelfde grondstoffen door bijvoorbeeld hergebruik, reparatie en recycling (bijvoorbeeld door een toename
Aanbeveling 4 aan het Rijk:
van het aantal banen in de reparatie- en hergebruiksector met X in
Ontwikkel vanuit de overkoepelende doelen een aanpak per ministerie
2030, of door minder CO2-uitstoot en minder energie- en watergebruik
en ga daarbij uit van de eigen kracht van het ministerie en de kracht van
met X in 2030).
Nederland
• de consument aan te zetten tot duurzaam gedrag (zie voor concrete aanbevelingen: Rli, 2014a).
4a M inister van Economische Zaken: Maak keuzes in het stimuleren van en investeren in sectoren en kansrijke ketens die als boegbeeld kunnen dienen voor de Nederlandse circulaire economie 4b M inister van Buitenlandse Zaken en minister voor Buitenlandse
De raad beseft dat met het opstellen van strategische, overkoepelende
Handel en Ontwikkelingssamenwerking: Ontwikkel een handels-
doelen nog niet alle afstemmingsproblemen opgelost zijn, zoals blijkt uit de
politiek gericht op een circulaire economie door het instigeren
voorbeelden van conflicterende strategieën uit paragraaf 1.2. In de praktijk
van een zogeheten grondstofuniepakket en het exporteren van
zullen daarom bij het opstellen van overkoepelende doelen zoveel moge-
Nederlandse kennis op circulair gebied
lijk partijen betrokken moeten worden, zodat een ieder in een vroegtijdig
4c M inister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu: Zorg voor
stadium op de hoogte is van elkaars voornemens en de betrokken actoren
de juiste randvoorwaarden voor een circulaire economie op het
vervolgens ook consistent kunnen handelen en investeren.
gebied van infrastructuur, logistiek, gezondheid en milieu 4d M inister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister voor Wonen en Rijksdienst: Geef het goede voorbeeld door circulair inkoop- en aanbestedingsbeleid, voer regie op circulair bouwen (volkshuisvesting en rijksgebouwen) en gebruik het thema van circulaire economie om de Agenda Stad nader uit te werken 4e M inister en staatssecretaris van Financiën: Neem de circulaire economie op in de miljoenennota, stimuleer de financiële sector
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
23
om de transitie te financieren, voorkom lock-ins voor een vergroening
4a. Minister van Economische Zaken: Maak keuzes in het stimuleren van en
van het belastingstelsel
investeren in sectoren en kansrijke ketens die als boegbeeld kunnen dienen
4f Minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:
voor de Nederlandse circulaire economie
Borg continue aandacht voor het thema circulaire economie in diverse wetenschapsagenda’s en in het onderwijscurriculum 4g Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Onderzoek poten-
Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor de bevordering van een evenwichtige economische groei en richt zich daar-
tiële werkgelegenheidsontwikkeling in een circulaire economie,
voor onder andere op een concurrerend ondernemingsklimaat (Parlement
stimuleer trainingsprogramma’s om die ontwikkeling mogelijk te
& Politiek, 2015a). Dit streven krijgt onder meer vorm in een nationaal
maken
bedrijvenbeleid. In de ogen van de raad zou een circulaire economie daarin een prominentere plaats moeten krijgen. Nederland heeft er immers op
Elk ministerie heeft een aantal kerntaken. Uit deze kerntaken kan worden
een aantal punten een goede uitgangspositie voor. Denk daarbij aan de
afgeleid wat de verantwoordelijkheden van het betreffende ministerie zijn
gescheiden afvalinzameling en –verwerking door bedrijven en burgers die
bij het verwezenlijken van de gemeenschappelijke overkoepelende doelen.
in Nederland gemeengoed is. In algemene zin geldt dat het Nederlandse
In de ogen van de raad is het echter niet alleen een kwestie van verant-
bedrijfsleven in de voorhoede verkeert waar het gaat om kennis van en
woordelijkheden bestuurlijk toedelen, maar ook expertises en sterkten
ervaring met afvalverwerking. Met deze kennis is een vrij geavanceerde
benutten die elk ministerie in de loop der jaren heeft ontwikkeld op het
verwerkingsstructuur opgezet. Naast afvalinzameling en –verwerking heeft
eigen domein. Elke minister zou vanuit de specifieke kwaliteiten van zijn
Nederland ook een voorsprong op voorlopers van een circulaire economie
of haar ministerie moeten nadenken wat het kan bijdragen aan de over-
zoals cradle-to-cradle, ecodesign en biobased economy (Cramer, 2015b).
koepelende doelen.
Zo heeft Nederland ervaring met het cascaderen van bioafvalstromen en het gebruiken van biologische reststromen in nieuwe producten (zie Kader
Hieronder volgen aanbevelingen voor mogelijke taken voor de verschillende
5). Vele Nederlandse bedrijven, zowel multinationals, midden- en kleinbe-
ministeries (in willekeurige volgorde) toegespitst op circulaire economie.
drijven als start-ups zijn bovendien koplopers in de internationale transitie
Diverse taken worden momenteel al inhoudelijk vormgegeven (via beleids-
naar een circulaire economie (bijvoorbeeld Kargro, Vanderlande Industries,
programma’s als ‘Van Afval Naar Grondstof’ [VANG], ‘Groene Groei’, ‘Agenda
Rabobank, PGGM). Nederland heeft daarom een zekere voorsprong en die
Stad’); alleen die taken die nader aandacht vragen, zijn uitgewerkt.
dient te worden benut.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
24
Kader 5. Reststromen uit de voedingsmiddelensector
om de goede uitgangspositie te behouden, en de koploperspositie verder
Reststromen uit de voedingsmiddelensector worden steeds meer ontdekt
uit te bouwen en te verstevigen.
als grondstof voor nieuwe producten. Nederlandse voedingsbedrijven produceren jaarlijks bijna honderd miljoen kilo aan dierlijke en plant-
De noodzaak tot een krachtig bedrijvenbeleid wordt ondersteund door een
aardige resten. Vaak eindigen dit soort reststromen nu nog als veevoer
achtergrondstudie bij het WRR-rapport ‘Naar een lerende economie’ (Faber,
of compost. Steeds meer bedrijven zien echter de waarde hiervan en
2013). Daarin staat dat marktfalen en gebrek aan coördinatie de ontwikke-
vinden mogelijkheden om deze reststromen hoogwaardiger te benutten.
ling van een bedrijvenbeleid rechtvaardigen. Volgens Faber (2013) is sprake
Zo maakt The Greenery kartonnen dozen van tomatenstengels, die
van coördinatieproblemen als innovatieve activiteiten niet ‘vanzelf’ van
voorheen vooral werden gecomposteerd. Resten van de verwerking
de grond komen, bijvoorbeeld doordat marktpartijen elkaar niet kunnen
van champignons (voor bijvoorbeeld conserven) die voorheen werden
vinden, doordat de markt voor financiering van de activiteiten niet goed
weggegooid, zoals blancheervocht en het voetje van de champignon,
functioneert, of doordat er weinig afstemming is tussen technologie-
worden nu gebruikt als basis voor soepen en sauzen. Bonduelle verwerkt
ontwikkeling en marktarticulatie. Dit geldt zeker ook voor de ontwikkeling
haar reststromen van de verwerking van groenten tot groentesappen.
naar een circulaire economie. Een circulaire economie vraagt bovendien
Van sinaasappelafval wordt geluidsisolerend materiaal gemaakt. En
om een andere manier van investeren. Er wordt dan niet alleen gekeken
Mars heeft recent een verpakking voor zijn chocoladerepen ontwikkeld
naar de vraag naar circulaire producten, maar ook hoe de functie ingevuld
op basis van aardappelzetmeel, een bijproduct van de fritesindustrie. Zo
kan worden, met inachtneming van de prestaties van de hele keten. Dit
worden reststromen, die voor telers en producenten een kostenpost zijn
vraagt om andere dan de gebruikelijke investeringspatronen.
als ze afgevoerd moeten worden als afval, omgezet in een winstgevend product (Food Valley Update, 2015).
In 2011 heeft de minister van EZ het nationale bedrijvenbeleid ingestoken vanuit negen topsectoren (Tweede Kamer, 2011a). In dit zogenoemde topsectorenbeleid is al wel aandacht voor circulaire economie, namelijk
De goede uitgangspositie is echter niet blijvend gegarandeerd. Europese
in het dwarsdoorsnijdende kernthema van de biobased economy en in
regelgeving dwingt ook andere lidstaten tot het opzetten van een afval-
de roadmaps voor de topsectoren, maar de raad meent dat prominentere
verwerkingstructuur en het stimuleren van circulaire bedrijfsprocessen.
aandacht voor circulaire economie op zijn plaats zou zijn (Tweede Kamer,
Een goed bedrijvenbeleid is naar de mening van de raad daarom essentieel
2015c). Dit kan onder andere door het thema expliciet te benoemen bij de
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
25
maatschappelijke uitdagingen.7 De minister heeft bovendien aangegeven
Kader 6. Vragen die helpen te bepalen welke sectoren relevant zijn vanuit
dat het werken aan deze maatschappelijke uitdagingen zal worden door-
circulair perspectief:
gezet (Tweede Kamer, 2015d).
• Hoe belangrijk is de sector voor Nederland (economisch gezien)? • Hoe ver reikt de keten (mondiaal, Europees, nationaal, regionaal,
De vraag voor de raad is of de negen topsectoren ook vanuit een circulair
lokaal)? Is de keten vanuit Nederland geheel of op onderdelen te
perspectief voor Nederland wel de meest kansrijke zijn en/of het gedachte-
beïnvloeden?
goed van de circulaire economie, dat naast biologische ook technische
• Is Nederland sterk in combinaties van bepaalde sectoren, waardoor
ketens omvat, niet andere sterke combinaties van sectoren omvat. Het
industriële symbiose voor de hand ligt? Of ontbreekt in Nederland
bedrijvenbeleid moet zich richten op het versterken van waar Nederland
juist de mogelijkheid om dit uit te werken?
goed in is in een circulaire economie en op het pakken van kansen. Daarbij
• Is het momentum goed? Sectoren maken producten van verschillende
moeten keuzes worden gemaakt, moet niet op alles ingezet worden en
levensduur. Wanneer een sector op het punt staat een innovatie te
moet er ook sprake zijn van het overlaten aan andere landen waar díe goed
implementeren, of nieuwe productketens te sluiten, is het zinvoller
in zijn. Een nadere analyse van de sectoren en ketens kan helpen om met
om te starten met circulaire economie, dan wanneer de al gedane
het bedrijvenbeleid richting te geven aan een circulaire economie.8 Het
investeringen (onder het lineaire regime) nog niet zijn terugverdiend.
nieuwe bedrijvenbeleid moet stevig verankerd worden in ander beleid, zoals in wetenschaps-, innovatie- en onderwijsbeleid.
• Heeft Nederland een voorsprong in de sector? Of is de expertise buiten Nederland veel groter? Kunnen bedrijven de internationale concurrentie in de sector aan?
Voor de keuze welke sectoren en ketens in Nederland kansrijk zijn in een circulaire economie, wil de raad een aantal vragen meegeven die kunnen helpen bij die keuze (zie Kader 6). Een onderdeel van het bedrijvenbeleid kan zijn dat het Rijk optreedt als een risicodragende en/of ondernemende investeerder. Daarmee bedoelt de raad dat het Rijk een betrouwbare partner in radicale innovaties kan zijn voor zowel start-ups als grote bedrijven. Een andere mogelijkheid is dat het Rijk
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
7 In de Monitor Bedrijvenbeleid (Ministerie van Economische Zaken, 2014) wordt aangegeven welke topsectoren bijdragen aan de zeven maatschappelijke uitdagingen van het Zevende Kaderprogramma van de EU. Klimaat, hulpbronnenefficiëntie en grondstoffen is een van de maatschappelijke uitdagingen. 8 De RACE Coalitie is bezig met een onderzoek naar drie ketens in Nederland waar de transitie naar een circulaire economie gerealiseerd kan worden. RACE staat voor ‘Realising Acceleration towards a Circular Economy’. RACE is een coalitie van een aantal maatschappelijke organisaties: CLICKNL|DESIGN, Circle Economy, MVO Nederland, De Groene Zaak, Het Groene Brein en RVO. De coalitie werkt aan zeven thema’s die een circulaire economie moeten bevorderen in Nederland. Elk thema wordt door een organisatie geleid en heeft partners zoals TNO, IMSA en Acceleratio. Het Ministerie van IenM ondersteunt de RACE Coalitie. Daarnaast hebben de Ellen MacArthur Foundation & Granta Design (2015) indicatoren ontwikkeld die aangeven hoe ver producten en bedrijven zijn in de ontwikkeling naar een circulaire economie.
PRINT
26
• Hoe is de impact van Europees en nationaal beleid op de sector? Is er
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) heeft de voorbereiding, de
veel juridisch vastgelegd of verankerd? Zijn er mogelijkheden om te
coördinatie en de uitvoering van het buitenlands beleid als taak. Daaronder
experimenteren?
valt onder meer de Europese samenwerking, de coördinatie van het
• Hoe hoog is de externe druk op de sector? Is het door bijvoorbeeld
Europees en internationaal milieubeleid en ontwikkelingssamenwerking
wetgeving, sociale druk en milieudruk nodig om circulair te gaan
(Parlement & Politiek, 2015b). Vanuit deze expertise ligt er ook een taak voor
werken?
dit ministerie op het gebied van circulaire economie. Circulaire economie
• Hoe groot is de bereidheid van de verschillende stakeholders om mee te werken? • Is er een markt in Nederland die de motor voor de transitie naar een circulaire economie kan zijn?
beperkt zich immers niet tot de grenzen van Nederland of Europa. Onderdelen van sommige waardeketens liggen elders in de wereld. Denk daarbij aan het ontginnen van grondstoffen, of het produceren van halffabricaten of producten. Ook recycling of verwerking van afval vindt soms elders in de wereld plaats. Het beleid van het Ministerie van BZ richt zich steeds meer op de externe effecten die dit soort activiteiten in lagelonen-
actief relevante patenten opkoopt en die beschikbaar stelt voor bedrijven
landen met zich meebrengen. Denk daarbij aan illegaal dumpen of het
die circulair willen gaan werken. Volgens Mazzucato (2011) is de overheid
onder slechte arbeidsomstandigheden verwerken van afval in Afrikaanse
wereldwijd altijd al verantwoordelijk geweest voor radicale innovaties. In
landen of fabriceren van textiel in Azië.
die zin is de overheid de grootste durfkapitalist. ASML was er niet geweest zonder de grootschalige steun van de Nederlandse Staat en de Europese
Het Ministerie van BZ is betrokken bij de totstandkoming van de sustain-
Unie (EU) (Bregman, 2015). De raad adviseert de overheid om ook in een
able development goals (SDG’s) (United Nations, 2014). Deze SDG’s zijn
circulaire economie als risicodragende investeerder op te blijven treden,
universele doelen, streefwaarden en indicatoren, die de leden van de
ook al zal dit niet altijd tot een gewenste doorbraak leiden.
Verenigde Naties willen gebruiken om er hun (beleids)agenda’s voor de komende vijftien jaar op af te stemmen. Naar de mening van de raad zou
4b. Minister van Buitenlandse Zaken en minister voor Buitenlandse Handel
een circulaire economie voor het Ministerie van BZ een van de beleids-
en Ontwikkelingssamenwerking: Ontwikkel een handelspolitiek gericht op
instrumenten kunnen zijn om een aantal van deze doelen vorm te geven,
een circulaire economie door het instigeren van een zogeheten grondstof-
zowel in buitenlands als binnenlands beleid.
uniepakket en het exporteren van Nederlandse kennis op circulair gebied
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
27
Een ander aandachtspunt in het beleid van de minister van BZ is de huidige
Kader 7. Onderdelen van het Europees grondstoffenbeleid:
praktijk van contractvorming voor de levering van grondstoffen. Europa is
• Het tegengaan van protectionisme van niet-EU landen, onder andere
voor 54 kritische materialen voor 90% afhankelijk van import van grond-
door het ‘Grondstoffeninitiatief‘ (Europese Commissie, 2008);
stoffen van buiten de EU. Ondanks de erkenning door de EU van deze
• Het bevorderen van duurzame ontginning en winning van grond-
afhankelijkheid en het beleid dat wordt ingezet om die afhankelijkheid
stoffen, onder andere via het ‘Vlaggenschipinitiatief’ (Europese
te verminderen (zie Kader 7), gaat momenteel elk land toch afzonderlijk
Commissie, 2011a), ‘Mededeling Grondstof en grondstofmarkten’
contracten aan met niet-Europese landen voor de levering van grond-
(Europese Commissie 2011b);
stoffen. Dit zorgt voor onderlinge concurrentie en de kans dat landen tegen elkaar worden uitgespeeld.
• Het minder afhankelijk worden van grondstoffen door efficiënter gebruik ervan, door stimulering van het gebruik van reststoffen en door bevordering van recycling, onder andere via het ‘Stappenplan
In navolging van het energie-unie-pakket dat door de Europese Commissie
voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa’ (Europese Commissie,
is gepresenteerd (European Commission, 2015a), zou naar de mening van
2011c);
de raad een grondstofuniepakket kunnen worden opgesteld. Het idee van het energie-unie-pakket is dat Europa minder afhankelijk wordt van energie
• Nader onderzoek van grondstoffen, onder andere via Horizon 2020 (Europese Commissie, 2011d).
van elders en dat Europese landen gezamenlijk optrekken in het importeren van energie. Speerpunten zijn: energiezekerheid, duurzame energie, efficiency, interne energiemarkt en onderzoek. De invulling van het ener-
om het voorkomen van onnodig gebruik van grondstoffen, het efficiënt
giepakket lijkt zich nu te beperken tot het verzekeren van transparantie
gebruiken van grondstoffen en het duurzaam winnen van grondstoffen
door het vooraf beoordelen van contracten met gasleveranciers (zowel
(alle stappen van de ladder van circulariteit). De raad realiseert zich dat
publiek als private contracten) door de EU. Hierdoor wordt voorkomen dat
een dergelijk pakket er niet van vandaag op morgen is, en daarom geeft
bepalingen worden opgenomen die haaks staan op de afspraken tussen
de raad een mogelijk stappenplan om tot een dergelijk grondstofuniepakket
EU-lidstaten (zoals de afspraak om elkaars energietekorten op te vangen).
te komen: 1. Eén Europese visie op een circulaire economie: Europa maakt veel beleid
De raad realiseert zich dat de insteek van transparantie in grondstoffen
voor grondstoffen. Maar het ontbreekt aan concrete afspraken voor een
een eerste stap kan zijn. Maar uiteindelijk gaat het om meer. Het gaat ook
gemeenschappelijke richting en voor landenspecifieke richtingen (zie ook
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
28
aanbeveling 8, hoofdstuk 5). Als duidelijk is wat de richting is die Europa
4c. Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu: Zorg voor de
kiest en als duidelijk is waarin afzonderlijke landen zich specialiseren,
juiste randvoorwaarden voor een circulaire economie op het gebied van
dan geeft dit het bedrijfsleven houvast en vertrouwen en dat bevordert
infrastructuur, logistiek, gezondheid en milieu
het investeringsklimaat. In die visie is het thema grondstofzekerheid niet het enige thema, maar maken thema’s als grondstofefficiëntie en waar-
Het Ministerie van IenM heeft de zorg voor ruimtelijke ordening, verkeer,
decreatie (economische kansen) hier onlosmakelijk onderdeel van uit. In
water- en milieubeheer (Parlement & Politiek, 2015c). Met het ‘VANG’-
kleinere groepen van landen kan worden geëxperimenteerd (zie Kader 8).
programma is het ministerie in de afgelopen jaren bijzonder actief geweest
2. Het verkrijgen van transparantie op het gebied van grondstofcontracten.
op het gebied van circulaire economie, uitmondend in aansprekende
Hiervoor kan dezelfde systematiek als bij het energie-unie-pakket worden
tussentijdse resultaten (Tweede Kamer, 2015c). De raad is van mening dat
gekozen.
de kennis die het ministerie hiermee heeft opgedaan breed zou moeten
3. Het verkrijgen van goedkeuring voor contracten van de Europese Commissie.
worden ingezet bij de andere ministeries. Vanwege de specifieke taak van het Ministerie van IenM op het gebied van het herontwerpen van wetgeving van afval, adviseert de raad te overwegen of de ladder van circu-
Kader 8. Het vormen van een kopgroep
lariteit (zie aanbeveling 3) vastgelegd zou moeten worden in beleidsmaat-
Het idee van een Noordzeerotonde of een gremium als North Sea
regelen en/of wetgeving.
Resources, waarin landen rondom de Noordzee als een grondstofrotonde fungeren (Vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, 2015),
Milieu en gezondheid
spreekt de Rli aan. Door een grondstofrotonde willen de landen profi-
Voor milieu en gezondheid benoemt het ministerie de randvoorwaarden
teren van elkaars grondstofinfrastructuur en elkaar zo verder helpen
waaronder activiteiten kunnen plaatsvinden. Tot nu toe zijn de randvoor-
richting een circulaire economie. Als eerste opzet ziet de raad de moge-
waarden alleen niet altijd voldoende geweest om een circulaire economie
lijkheid dat landen elkaars kwaliteitssystemen accepteren (aanbeveling
te bevorderen (zie Deel 2, hoofdstuk 3 Belemmeringen voor een circulaire
aan minister van IenM, zie hieronder aanbeveling 4c), wat het vervoer
economie). Op veel punten wordt momenteel gewerkt aan het wegnemen
van reststoffen over de grens (EVOA Richtlijn, Europees Parlement &
van belemmeringen, zoals het sluiten van Green Deals over verschil-
Raad van de Europese Unie, 2006) vergemakkelijkt.
lende aspecten van een circulaire economie (in samenwerking met het Ministerie van EZ), of de interpretatie en handhaving van de regeling voor
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
29
grensoverschrijdend vervoer van afvalstromen.
over de kwaliteit van de secundaire grondstoffen. Er is al veel gesproken over aan deze index gerelateerde onderwerpen als grondstoffenlabels,
In aanvulling op het wegnemen van belemmeringen ziet de raad een taak
grondstoffenpaspoorten, keteninformatiesystemen en material circularity
voor het ministerie in het opstellen van een kwaliteitsindex voor gerecy-
indicator (Ellen MacArthur Foundation & Granta Design, 2015). Allemaal
clede grondstoffen. Het is namelijk belangrijk dat er transparantie komt
met als doel het ontwikkelen van goedlopende markten voor gerecyclede grondstoffen. Deze markten ondervinden nu nog belemmeringen. Zo bestaat er in de praktijk terughoudendheid om recyclaat in producten te verwerken omdat er vragen zijn over bijvoorbeeld kwaliteit, verwerkingsmogelijkheden, toxiciteit en visuele kenmerken. Ondanks dat er inmiddels marktplaatsen voor de biobased economy zijn die vraag en aanbod verbinden, ontbreekt informatie over de componenten van de biomassastromen, de volumes en beschikbaarheid (bijvoorbeeld seizoensgebondenheid), waardoor de ontwikkeling van de biobased economy wordt geremd. Grip krijgen op de kwaliteit van secundaire grondstoffen is belangrijk voor het zo hoogwaardig mogelijk gebruiken van deze grondstoffen. Bij twijfel over de kwaliteit zullen producenten immers geen risico nemen. In een onderzoek naar de haalbaarheid van grondstoffenlabels (door Royal HaskoningDHV, 2014, in opdracht van het Ministerie van IenM) blijkt dat de benodigde informatie (inhoud) van zo’n kwaliteitsindex functioneel moet zijn voor de samenwerkende spelers in specifieke ketens. Het gaat dus niet om een nieuw label (zoals ecolabel, keurmerken, normen, certificeringsystemen) of een nieuw generiek label. In de voortgangsrapportage over het ‘VANG’-programma (Tweede Kamer, 2015c) waarin ook naar dit onderzoek wordt verwezen, staat vermeld dat het ministerie wacht tot
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
30
het bedrijfsleven met initiatieven komt. De Groene Zaak is hiermee bezig
Naar de mening van de raad is maatwerk per grondstof en keten een
en probeert met een aantal koplopers een aantal pilots te starten, maar
vereiste. Daarom vraagt de raad op basis van het bovenstaande de staats-
wacht nog op financiering uit Europa. De raad adviseert het ministerie om
secretaris samen met de aanbieders van secundair materiaal en potentiële
een actieve houding te behouden en wijst op de stappen die volgens het
gebruikers van secundair materiaal een kwaliteitsindex voor gerecyclede
haalbaarheidsonderzoek gezet kunnen worden en waarin de overheid een
grondstoffen te ontwikkelen.
duidelijke functie voor een kwaliteitsindex heeft (zie Kader 9). Logistiek en infrastructuur Kader 9. Enkele aanbevelingen van Royal Haskoning DHV aan de
Voor logistiek en infrastructuur betekent een circulaire economie een forse
overheid voor een grondstoffeninformatiesysteem
verandering in vervoerspatronen en –omvang. Om hierop in beleid te anti-
“De overheid moet zich nog meer - en niet alleen voor de koplopers -
ciperen moeten nieuwe concepten en denkrichtingen worden ontwikkeld.
als actieve netwerkpartner opstellen door:
Zoals in het Rli-advies over logistiek (‘Nederlandse logistiek: designed to
• de door de koplopers nader te bepalen pilots te faciliteren en
last’, 2013) is aangegeven, kenmerkt het nationale overheidsbeleid voor
stimuleren;
logistiek zich door het denken in netwerken, in logistieke operaties, in
• het helpen communiceren van succesvolle pilots;
ketenregie en in logistiek als een speerpunt. Een circulaire economie zal
• crosssectorale bijeenkomsten te organiseren om van elkaar te laten
echter de ketens en netwerken veranderen en de logistiek moet hierop
leren, waarbij nadrukkelijk ook peloton en staartgroep bedrijven
anticiperen. Vanwege deze verandering zal ook het beleid moeten worden
worden uitgenodigd;
aangepast. Daarbij spelen de volgende ontwikkelingen een rol (Rli, 2013):
• nieuwe (grondstoffen)kennis en -informatietechnologie te stimuleren en delen […]” (Royal HaskoningDHV, 2014).
• Mondiaal zal er sprake zijn van een toename aan nearsourcing. In een circulaire economie, waarin re-use, repair, refurbish en remanufacture belangrijke onderdelen zijn, spelen de gehele ketenkosten een nog belangrijkere rol, waardoor het aantrekkelijker wordt om dicht bij de consument te produceren (zie Deel 2, paragraaf 1.3.1). • Op nationaal niveau zal dit consequenties hebben voor de doorvoerfunctie van Nederland. 6% van alles wat via lucht, zee of land wordt aangevoerd (98 miljoen ton van de 1.701 miljoen ton in 2013), verdwijnt
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
31
zonder nadere behandeling naar het Europese achterland of naar andere
Ten eerste zou het Ministerie van BZK sterker moeten inzetten op het
delen van de wereld (KiM, 2014). De vraag is hoe die doorvoerfunctie zich
circulair maken van de bouw- en sloopketen. Omdat ongeveer 40% van
ontwikkelt in een circulaire economie. Het idee is dat er minder grond-
alle afvalstromen in Nederland bestaat uit afval dat gerelateerd is aan
stoffen gebruikt gaan worden (refuse, reduce en recover). Wat dit voor
de bouw- en sloopsector, is dit een belangrijke stroom (Cramer, 2015b).
betekenis heeft voor vervoersbewegingen is nog onduidelijk. Hetzelfde
Op dit moment worden hierin al stappen gezet richting een circulaire
geldt voor de mainports (Schiphol, Rotterdam en de digitale mainport).
economie (zie Kader 10). Zo wordt geëxperimenteerd met een terugneem-
Dit moet nader worden onderzocht.
verplichting van materiaal en/of halffabricaten door de leverancier, wordt
• Op regionaal en lokaal niveau zal het aantal goederenbewegingen
nagedacht over materiaalkeuze (dat geschikt is voor een tweede leven) en
toenemen als er geen slimme logistieke oplossingen worden gezocht.
energiebewust bouwen. Maar ook worden steeds meer nieuwe gebouwen
Door re-use, repair, refurbish, remanufacture, re-purpose en recycle
zo ontworpen dat ze na gebruik weer een andere functie kunnen krijgen
zullen er steeds meer uiteenlopende vervoersbewegingen ontstaan.
(levensloopbestendig bouwen, meebewegen met marktvraag et cetera). Waar dit leidt tot praktische belemmeringen, kan de minister experimen-
4d. Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister
teerruimte bieden.
voor Wonen en Rijksdienst: Geef het goede voorbeeld door circulair inkoopen aanbestedingsbeleid, voer regie op circulair bouwen (volkshuisvesting
Kader 10. Green Deal Cirkelstad
en rijksgebouwen) en gebruik het thema van circulaire economie om de
In de Green Deal Cirkelstad committeren partijen zich om – geïnspireerd
Agenda Stad nader uit te werken
op het Rotterdamse initiatief ‘Cirkelstad’ – de keten van bouw en sloop te sluiten. De inzet is om duurzaam te slopen en de gesloopte materi-
Het Ministerie van BZK is onder andere verantwoordelijk voor de bedrijfs-
alen zo hoogwaardig mogelijk terug te brengen in de kringloop van de
voering en de organisatie van de rijksoverheid en van het binnenlands
bouw. Praktijkervaringen leren dat duurzaam slopen kan concurreren
bestuur, voor alle aangelegenheden op het terrein van wonen en bouwen
met traditioneel slopen omdat het meer oplevert aan hoogwaardig, te
en het rijksvastgoed (Parlement & Politiek, 2015d). Aanvullend op de al
hergebruiken materialen en minder verbrandings- en stortkosten met
lopende zaken ziet de raad voor dit ministerie drie kernpunten voor circulair
zich meebrengt. Wel zijn de arbeidskosten gemiddeld zo’n 10% hoger.
beleid.
De Green Deal Cirkelstad is getekend op 2 oktober 2014 tussen de
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
32
Rotterdamse Cirkelstad partners en de Ministeries van IenM, EZ en BZK.
Kader 11. “Desso en ProRail sluiten deal over duurzame nieuwbouw
De grote uitdaging voor deze Green Deal partners is om te komen tot
Utrecht
een marktconforme aanpak in minimaal vijf andere steden (Cramer,
Desso, een internationale fabrikant van tapijten en sportvelden, heeft
2015a). Diverse steden hebben zich hiervoor al aangemeld.
een contract getekend met ProRail Facilitaire Zaken voor de duurzame inrichting van de nieuwbouw van de Verkeersleidingspost Utrecht. Het contract is een van de eerste in ons land dat is gesloten op basis van
Een tweede punt is het inkoop- en aanbestedingsbeleid. Momenteel kopen
de ‘Green Deal Circulair Inkopen’ en dus het circulaire gedachtegoed.
overheden samen jaarlijks voor zestig miljard euro in. Dat zijn vooral lagere
Dit initiatief is erop gericht om producten, materialen en grondstoffen
overheden: in 2007 ongeveer 42,8 miljard euro (Remmers, 2015). Dit is een
te hergebruiken of te recyclen en hiermee de levenscyclus optimaal te
omvangrijk bedrag, waarmee de overheden kunnen sturen richting een
benutten en waar mogelijk te verlengen. De nieuwe Verkeersleidingspost
circulaire economie. In een lineaire economie worden producten in-
van ProRail wordt naar verwachting in het voorjaar van 2015 geopend.
gekocht en diensten aanbesteed. In een circulaire economie gaan deze twee
Desso en ProRail hopen met de nieuwe manier van inkopen de markt
steeds meer in elkaar overlopen. Circulair inkopen gaat immers, in tegen-
voor circulaire producten aan te zwengelen” (Vastgoedjournaal, 2015).
stelling tot duurzaam inkopen, niet alleen uit van de vraag naar circulaire producten, maar van de vraag naar het vervullen van een functie (bijvoorbeeld lichturen in plaats van lampen), met inachtneming van de prestaties
Belangrijk in dat nieuwe inkoop- en aanbestedingsbeleid is dat functionele
van de hele keten. Soms zal dit betekenen dat gekozen wordt om een
eisen gesteld kunnen worden, in plaats van technische specificaties. De
product te leveren (zie Kader 11, voorbeeld Desso), soms om een dienst uit
Kritieke Prestatie Indicatoren (KPI’s)9 moeten gericht zijn op waardecreatie
te voeren. Dat betekent dat producten of diensten die worden gekocht of
gedurende de levenscyclus, zoals gebeurt bij het hanteren van de ladder
geleaset, gebaseerd moeten zijn op circulaire ketens.
van circulariteit, en niet op kostenbesparing bij de aanschaf. De raad adviseert een stapsgewijze aanpak waarbij circulaire aanbestedingen steeds meer daadwerkelijk circulair worden en bedrijven de gelegenheid krijgen om hun inkoop- en aanbestedingsprocedures aan te passen. Bij die 9 Een Kritieke Prestatie Indicator (KPI) is een meetmethode waarmee managementdoelen gekwantificeerd worden. Denk aan kwaliteit, doorlooptijden, et cetera.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
33
aanpak kunnen de voorgestelde kwaliteitsindex van het Ministerie van IenM
wordt van integrale kostenberekening over de gehele keten. Door slim
(aanbeveling 4c) en de vernieuwde Europese aanbestedingswet (zie Kader
in te kopen, in overeenstemming met circulaire uitgangspunten, kunnen
12) behulpzaam zijn. Juist door het geleidelijk invoeren van meer circulaire
overheden optreden als belangrijke launching customers (zie Kader 13).
inkoopcriteria zullen de mogelijke verliezers in een circulaire economie,
Overheden zijn launching customer wanneer zij als grote vragende partij
zoals de leveranciers van primaire grondstoffen die weinig belang hebben
door inkoop- en aanbestedingsbeleid bijdragen aan het creëren van
bij een circulaire economie, en die zich verzetten tegen de entree van
markten voor innovatieve producten, diensten of processen. Daarmee
nieuwe secundaire producten op de markt, kansen gaan zien voor een
vervullen ze een voorbeeldfunctie voor andere partijen die zo worden
transformatie richting circulaire economie. In paragraaf 3.5 wordt op deze
aangespoord om het product of de dienst in te kopen (Janssen & Kooijman,
potentiële ‘verliezers’ teruggekomen.
2008).
Kader 12. Vernieuwde Europese aanbestedingswet biedt instrumenten
Kader 13. Overheid als launching customer, een voorbeeld
voor eerlijkere prijsvergelijking
Het Ministerie van Defensie heeft het initiatief genomen om oude
Artikel 67 en 68 van de vernieuwde Europese aanbestedingswet
uniformen en kleding te hergebruiken. Het idee is om nieuwe uniformen
(Europees Parlement & Raad van de Europese Unie, 2014) bieden de
te kopen waarbij als inkoopvoorwaarde geldt dat de uniformen een
mogelijkheid om prikkels te creëren om ‘ circulaire offertes’ te vragen.
bepaald percentage recyclaat moeten bevatten. Het inkoopvolume van
Er mag worden geëist om externe milieueffecten door te berekenen in
een klant als Defensie stelt ondernemers in staat om deze textielketen
EMVI10 trajecten, zoals true pricing (True Price, EY, PwC & Deloitte, 2014).
te sluiten: om oude uniformen in te zamelen (ReShare en Scherpenzeel
Dergelijke offertes zullen minder externe milieukosten hebben en dus
BV), te sorteren (Wieland Textiles en ReShare), te vervezelen
een hogere kans hebben op toekenning.
(VAR|Frankenhuis of een nieuwe speler), garen te spinnen (in Spanje, Italië, Turkije), doek te weven (ook in Spanje, Italië, Turkije) en te confectioneren (Schijvens) tot nieuwe uniformen met een label
Het Rijk kan toonaangevend zijn door circulaire experimenten en initia-
(REMO, The Recycle Movement) waarop het percentage recyclaat, de
tieven te stimuleren via inkoop- en aanbestedingsbeleid. Praktijkervaringen
klimaatvoetafdruk en de levenscyclus staat.
laten zien dat dit vaak kostenneutraal of zelfs kostenverlagend kan zijn ten opzichte van niet-circulair handelen. Dit geldt vooral wanneer uitgegaan
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
10 Economisch Meest Voordelige Inschrijving.
PRINT
34
Een dergelijke order brengt partijen bij elkaar en zorgt ervoor dat een
instellingen (Parlement & Politiek, 2015e). Voor de transitie naar een
textielketen gesloten wordt die zonder een dergelijke overheidsinkoop
circulaire economie is een goed ondersteunend financieel beleid van groot
moeilijk van de grond komt (Bron: Monique Blokpoel).
belang. Willen bedrijven tot een circulaire bedrijfsvoering overgaan, dan zullen zij daarvoor ten eerste immers bij financiële instellingen passende leningen moeten kunnen krijgen. Door de langere tijdshorizon van bedrijfs-
Als laatste vraagt de raad aandacht voor het thema circulaire economie
voering in een circulaire economie vergeleken met een lineaire, kan dit
in de Agenda Stad. De ambitie van deze agenda is om steden en de stede-
lastig zijn. Huidige investeringen in bijvoorbeeld vastgoed en productie-
lijke regio’s nog beter te benutten als groeimotor van de economie. Het
faciliteiten moeten worden afbetaald en omgevormd naar een circulaire
Rijk is initiatiefnemer van deze agenda en nodigt steden en andere stake-
situatie. Een van de taken van het Ministerie van Financiën ligt in het
holders (zoals provincies, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappe-
voeren van een beleid voor de financiële sector waardoor de financiering
lijke partijen) uit om aan de agenda bij te dragen. Er wordt gewerkt aan
van de transitie soepel kan plaatsvinden.
een breed gedragen langetermijnperspectief op de stad en de ontwikkeling van het Nederlandse stedennetwerk. Daarvoor wil men maatschappelijke
Een tweede punt heeft te maken met belastingheffing. In het huidige
trends en technologische ontwikkelingen in beeld brengen en benoemen
belastingstelsel wordt meer belasting geïnd op arbeid dan op de inzet
welke transities nodig zijn om in de top van de wereld te kunnen blijven
van primaire grondstoffen. Dit stimuleert productie en consumptie, beide
wat betreft concurrentiekracht en leefbaarheid (Agenda Stad, 2014). De raad
belangrijke processen in een lineaire economie, maar niet in een circulaire
adviseert om dit advies te gebruiken om het thema circulaire economie in
economie. De huidige belasting op arbeid maakt kostenreductie op arbeid
de Agenda Stad nader in te vullen.
zeer lonend; ondernemers streven daarom naar arbeidsefficiëntie of kiezen voor arbeid in lagelonenlanden. Innovaties zijn in een lineair systeem vaak
4e. Minister en staatssecretaris van Financiën: Neem de circulaire economie
gericht op het overbodig maken van arbeid. Dit werkt nadelig voor de
op in de miljoenennota, stimuleer de financiële sector om de transitie te
transitie naar een circulaire economie. Daarin is immers sprake van
financieren, voorkom lock-ins voor een vergroening van het belastingstelsel
arbeidsintensieve processen, denk aan reparatie, urban mining, het verlenen van diensten en innovatie gericht op ecodesign (The Ex’tax
Het Ministerie van Financiën heeft als kerntaak het vertalen van het
Project et al., 2014). Ook de consument wordt nu nog niet gestimuleerd
algemeen regeringsbeleid in financieel beleid en in beleid voor financiële
om te kiezen voor reparatie of diensten, omdat het vaak goedkoper is een
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
35
nieuw product te kopen dan het te laten maken. Consumenten en bedrijven
• Vermindering van de sociale lasten voor reparatiebedrijven;
worden verder onvoldoende fiscaal geprikkeld om milieukosten te mini-
• Herziening van de fiscale afschrijvingsregeling om sterker aan te
maliseren (Parry et al., 2014).
sporen tot een intensiever gebruik van producten en uitrustingsgoederen van bedrijven.
De staatssecretaris is bezig met een herziening van het belastingstelsel,
Deze verschillende mogelijkheden worden geanalyseerd, per product-
waarbij ook wordt nagedacht over een vergroening ervan. De raad
en dienstcategorie, per filière en per economische sector (FOD
adviseert de staatssecretaris van Financiën, als eerst betrokken bewinds-
Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu & FOD
persoon, te onderzoeken welke stappen in de komende belastinghervor-
Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, 2014).
ming kunnen worden gezet om een circulaire economie te bewerkstelligen. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen stappen voor de korte, de middellange en de lange termijn. Ook moet inzichtelijk worden gemaakt
De raad realiseert zich dat een belastinghervorming waarbij arbeid lager en
welke stappen voor het nationale niveau zijn en welke internationaal op
grondstoffen hoger worden belast, een hervorming voor de lange termijn
de agenda moeten komen. Denk daarbij ook aan de mogelijkheid om
is, waarvoor diepgaand onderzoek nodig is. Toch meent de raad dat het
eerst in kleiner internationaal verband (bijvoorbeeld alleen met Zweden,
noodzakelijk is om met de gedachteontwikkeling hierover te beginnen en
Denemarken, Duitsland, Luxemburg, België) te experimenteren en om te
daarbij de vele onderzoeken te betrekken die al hebben plaatsgevonden
bekijken welke ideeën ons omringende landen hebben (zie Kader 14).
en rapporten die al zijn verschenen (bijvoorbeeld The Ext’tax Project et al., 2014; De Groene Zaak et al., 2015). Waar liggen belemmeringen om een
Kader 14. Voorstellen voor federale maatregelen voor een circulaire
dergelijke belastinghervorming door te voeren? De raad vindt het belang-
economie in Vlaanderen
rijk om bij de huidige hervorming het gezamenlijke eindbeeld voor ogen te
In de context van een fiscale hervorming in Vlaanderen, moeten onder
houden, zodat lock-ins worden voorkomen.
andere de mogelijkheden van een verschuiving van belastingdruk op arbeid naar belastingdruk op andere bronnen, zoals op energie of op
Tot slot: zoals aangegeven bij aanbeveling 2 is de raad van mening dat een
het gebruik van hulpbronnen geanalyseerd worden:
visie op een circulaire economie zou moeten worden opgenomen in de
• Btw-verlaging van 21% naar 6 % voor een aantal arbeidsintensieve
miljoenennota. De minister van Financiën is hiervoor verantwoordelijk.
reparatiediensten en tweedehandsproducten;
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
36
4f. Minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:
Kader 15. Nationale Wetenschapsagenda
Borg continue aandacht voor het thema circulaire economie in diverse
“Wetenschappers, universiteiten, hogescholen en het bedrijfsleven
wetenschapsagenda’s en in het onderwijscurriculum
gaan samen met maatschappelijke organisaties en betrokken burgers de Nationale Wetenschapsagenda bepalen. Hierin komen de thema’s
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft onder
waar de wetenschap zich de komende jaren op moet gaan richten.
andere de zorg voor de bevordering van wetenschappelijk onderwijs en
Waar liggen de wetenschappelijke sterktes en de economische kansen
wetenschapsbeleid en voor het cultuur- en mediabeleid (Parlement &
en op welke maatschappelijke uitdagingen moet de Nederlandse
Politiek, 2015f).
wetenschap een oplossing en antwoord gaan vinden? In de Nationale Wetenschapsagenda worden de krachten van alle verschillende partijen
Kennisontwikkeling op het gebied van circulaire economie is een belang-
gebundeld en wordt samenwerken tussen wetenschappelijke instel-
rijke taak voor het Ministerie van OCW, juist omdat het een nieuw terrein
lingen, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties gestimu-
is. De Kenniskaart Circulaire Economie geeft een overzicht van de op dit
leerd. In 2015 komt de kenniscoalitie, bestaande uit de universiteiten,
moment beschikbare kennis over een circulaire economie (Groene Brein,
hogescholen, KNAW, NWO, VNO/NCW, instituten voor toegepast
2015). Duidelijk is dat er nog veel kennisvragen open staan. De Nederlandse
onderzoek (TO2) en MKB Nederland met de invulling van de agenda.”
organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft de circulaire
(Rijksoverheid.nl, 2014)
economie een van de maatschappelijke en economische uitdagingen genoemd. Het idee van zo’n uitdaging is dat het inspirerende onderzoeksvragen omvat die de potentie hebben om te leiden tot doorbraken (NWO,
Over de wetenschapsagenda stelt het Ministerie van OCW (2014) dat
2014). Dit wordt ondersteund door veertig wetenschappers (Delft University
Nederland door de toenemende concurrentie niet overal het beste in kan
of Technology et al., 2015) die de circulaire economie een van de tien maat-
zijn. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt en moet er slim worden
schappelijke uitdagingen hebben benoemd die naast maatschappelijk
samengewerkt, ook over de landsgrenzen heen. Naar de mening van de
uitdagend, wetenschappelijk urgent en economisch veelbelovend zijn. Ze
raad is een circulaire economie een thema waarin Nederland kan excelleren
noemen, net als NWO, de circulaire economie daarmee een van de thema’s
en een thema waarbij Nederland tegelijkertijd óók verder moet kijken dan
voor de Nationale Wetenschapsagenda (zie Kader 15).
de eigen landsgrenzen. De raad verwacht dan ook dat dit thema pregnant op de Nationale Wetenschapsagenda terecht komt.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
37
verkoop van tweedehandse producten (re-use), door onderhoud en repaDe circulaire economie vraagt om een andere houding en andere vaardig-
ratie (repair), door producten op te knappen (refurbish), door nieuwe
heden. Het thema vraagt daarom om een plaats in het onderwijscurriculum
producten te maken van tweedehandse (remanufacture) en door producten
van onderwijsinstellingen (van lager naar hoger onderwijs). De raad
te hergebruiken met een ander doel (re-purpose). Ook zal de ontwikkeling
adviseert de minister en de staatssecretaris om hiervoor bij die onderwijs-
naar een circulaire economie naar verwachting invloed hebben op de indi-
instellingen aandacht te vragen.
recte werkgelegenheid, denk daarbij aan logistieke activiteiten en bemiddelingsactiviteiten (zoals bij Marktplaats en andere deelwebplatforms).
4g. Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Onderzoek potentiële werkgelegenheidsontwikkeling in een circulaire economie, stimuleer
Maar het is nog de vraag in hoeverre werkgelegenheid door de circulaire
trainingsprogramma’s om die ontwikkeling mogelijk te maken
economie andere werkgelegenheid zal verdringen of laten verdwijnen. Er zal door hergebruik van grondstoffen sprake zijn van minder productie
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is onder meer
van nieuwe producten (substitutie). Er zullen minder primaire materialen
belast met het algemeen sociaaleconomisch beleid, vooral werkgelegen-
worden aangevoerd. Omdat er minder nieuwe producten worden verkocht
heidsbeleid, arbeidsaangelegenheden en inkomens- en vermogensbeleid
(vanwege bijvoorbeeld langere levensduur van producten, meer leasecon-
(Parlement & Politiek, 2015g).
structies, dematerialisatie) zijn effecten te verwachten op werkgelegenheid in winkels en in online-shops. Sommige bedrijven zullen zich naar het
Voor de transitie naar een circulaire economie is de vraag belangrijk hoe
buitenland verplaatsen, andere vestigingsplaatsen kiezen of genoodzaakt
de werkgelegenheid zich zal ontwikkelen. Inmiddels heeft een aantal
zijn te stoppen met hun activiteiten omdat de transitie het hen onmogelijk
rapporten aangetoond dat een circulaire economie kan bijdragen aan de
maakt hun activiteiten verder te ontplooien, bijvoorbeeld omdat de afzet
werkgelegenheid in activiteiten die aan circulaire economie gerelateerd zijn
krimpt.
(ecodesign, reparatie, hergebruik, recycling et cetera).11 Hoe groot de werkgelegenheidsgroei daadwerkelijk binnen Nederland zal zijn, moet echter
Wat de gehele optelsom uiteindelijk voor uitkomst heeft, is nu moeilijk te
nog nader onderzocht worden. Zo is de algemene verwachting dat werk-
voorspellen en verdient nader onderzoek.
gelegenheid in een circulaire economie in specifieke sectoren kan toenemen door eco-efficiënter werken (refuse, reduce en recover), door
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
11 Bastein et al. (2013); EPEA Internationale Umweltforschung GmbH (2014); European Environmental Bureau (2014); WRAP & Green Alliance (2015); Club of Rome (2015), zie bijlage B.
PRINT
38
Een tweede belangrijke taak voor het Ministerie van SZW ligt in het antici-
3.5 Stap 4 van agenda: hoe om te gaan met verliezers
peren op nieuwe vaardigheden van werknemers in een circulaire economie. Het werken in een circulaire economie vraagt immers om andere vaardig-
Aanbeveling 5 aan het Rijk:
heden dan werken in een lineaire economie. Zo is het belangrijk dat mede-
Onderzoek de maatschappelijke effecten van het verdwijnen van
werkers meer structureel buiten hun eigen sector kunnen kijken, meer oog
bedrijven die de verliezers zijn in een circulaire economie en verbind
hebben voor de gehele keten, et cetera. Dit geldt ook voor ambtenaren
hier zo mogelijk acties aan in de transitieagenda
die bijvoorbeeld te maken krijgen met andere manieren van aanbesteden. Het gaat immers niet meer om de laagste offerte op de korte termijn, maar
Zoals bij elke transitie zullen er ook bij een transitie naar een circulaire
om een offerte voor de gehele levensduur van diensten of producten. Ook
economie ‘verliezers’ zijn. Dat is niet te vermijden: bepaalde bedrijven
het idee om geen product meer te kopen, maar een dienst aan te gaan,
hebben geen bestaansrecht meer in een circulaire economie. In de
vraagt om een andere houding en daardoor verandert de relatie met de
discussie over de verliezers zijn twee categorieën te onderscheiden.
leverancier. Bovendien vraagt de kabinetsbrede aanpak van een circulaire economie dat een ambtenaar van het ene ministerie het nog vanzelfsprekender gaat vinden om samen te werken met een ambtenaar uit een ander ministerie, met ministeries waar nog niet of nauwelijks eerder mee samengewerkt is, met nieuwe partijen uit de samenleving of met lagere overheden. Deze verandering van gedrag zal bij overheden en bedrijven vragen om ontwikkeling van nieuwe kennis en vaardigheden. Daarom adviseert de raad de minister van SZW om de veranderende behoefte aan scholing en training te verkennen, en zo nodig in te zetten op trainingsmogelijkheden bij overheden voor de gedragsverandering die noodzakelijk is voor het werken in een circulaire economie.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
39
De eerste categorie verliezers, de partijen die primaire grondstoffen op de
het massaal uitkopen van bedrijven of opkopen van stranded assets. Ook
markt brengen en gebruiken, krijgt weinig aandacht in de discussie. Op dit
wil de raad niet pleiten voor het koste wat het kost in de lucht houden van
moment zijn veel van deze bedrijven, in de nasleep van de economische
bedrijven. Maar voorkomen moet worden dat bedrijven druk gaan uitoe-
crisis, vooral bezig om te overleven in de lineaire economie. Zij hebben
fenen op overheden en andere actoren voor het behouden van de lineaire
geen belang bij een circulaire economie. Deze bedrijven denken veelal nog
economie, bijvoorbeeld door oneigenlijke argumenten in te zetten (inci-
niet na over de gevolgen van grotere grondstofschaarste en fluctuerende
denten, kortetermijnbelang). De overheid moet daarom zo snel mogelijk
grondstofprijzen, iets dat op de langere termijn onvermijdelijk gevolgen
duidelijk zijn over de richting van het beleidspad. Daaruit blijkt de eindig-
heeft voor hun bedrijfsvoering. Hoe om te gaan met deze potentiële
heid van de huidige (lineaire) paden en geeft partijen de mogelijkheid
verliezers? De raad stelt zich op het standpunt dat de verantwoordelijkheid
zich tijdig en geleidelijk voor te bereiden. Ook is het nodig dat de over-
voor hun bedrijfsvoering bij de bedrijven zelf ligt. De raad pleit niet voor
heid nadenkt over de maatschappelijke effecten van een transitie naar de circulaire economie en van de verliezers. Daarom adviseert de raad dat de overheid allereerst kennis ontwikkelt over de stranded assets: in welke regio’s zitten de verliezers? Wie zijn het, om wat voor sectoren gaat het, welke markten bedienen ze? Zijn de markten maatschappelijk zo relevant dat er vervangende markten gezocht moeten worden? Zijn de bedrijven zich bewust van wat er gaat spelen? Kunnen zij meegenomen worden in de transitie door hun kernactiviteiten te herdefiniëren? Het beeld dat hieruit naar voren komt, kan voor het Rijk, en dan vooral de minister van SZW, aanleiding zijn om met deze bedrijven het gesprek aan te gaan over benodigde ontwikkeling en omscholing. De tweede vaak genoemde categorie betreft de afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s). Deze bedrijven krijgen te maken met een teruglopend aanbod van reststromen om te verbranden, en zullen daarom genoodzaakt zijn om om te schakelen naar andere inputstromen of zich uit te faseren.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
40
Als tussenoplossing wordt momenteel de restcapaciteit van de
van haar drie installaties op middellange termijn uitfaseren en tegelijkertijd
Nederlandse AVI’s ingezet voor verbranding van restafval uit andere
nu al investeren in meer circulaire activiteiten.
Europese landen. Zo kunnen reeds gedane investeringen in de Nederlandse AVI’s deels nog worden terugverdiend en stranded assets worden voorkomen. Dit heeft wel effecten op de ontwikkeling van een circulaire economie in ‘afvalleverende’ landen. Zo heeft het positieve effecten in het Verenigd Koninkrijk. Daar werd het afval vaak nog gestort in plaats van verbrand. Door het Engelse restafval nu door Nederlandse AVI’s te laten verbranden, kan in het Verenigd Koninkrijk worden ingezet op hoogwaardigere verwerkingstechnieken. Aan de andere kant remt de verbranding van Vlaams bedrijfsafval bij Nederlandse AVI’s juist de ontwikkeling naar een circulaire economie in Vlaanderen. Daar wordt net als in Nederland het restafval verbrand. Nu blijft er onvoldoende aanbod van afvalstoffen voor de Vlaamse AVI’s over en is de prijs voor verbranding van afval voor de Vlaamse AVI’s gedaald. Dat heeft in Vlaanderen een negatief effect op het terugverdienen van gedane investeringen. Het werkt daarmee afremmend op investeringen in technologieën van een circulaire economie waarbij de capaciteit van de AVI’s kan worden afgebouwd (bron: Dirk Uyttendaele). Zowel deze grensoverschrijdende effecten als de vanuit circulair oogpunt onwenselijkheid van verbranden, zorgen ervoor dat op de lange termijn AVI’s zich moeten blijven inspannen voor een omschakeling naar een circulaire economie. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de afvalverwerkers zelf: door toenemend gebrek aan afval zullen zij zich genoodzaakt zien om om te schakelen of zich uit te faseren. Dit besef is niet nieuw en het is ook tot de AVI’s doorgedrongen. Zo gaat het AEB de twee oudste
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 3
PRINT
41
4 Transitieagenda voor provincie, regio en (samenwerkende) gemeenten: eigen kracht én samenhang PRINT
42
Juist op het regionale en lokale schaalniveau krijgt een circulaire economie
Voor een transitie naar een circulaire economie is het niet voldoende als het
zijn beslag. Hier komen initiatieven van groepen burgers van de grond en
Rijk circulaire economie tot een van de centrale thema’s van het kabinets-
ontvouwen bedrijven hun circulaire plannen. Het is daarmee een belang-
beleid uitroept. Ook provincies, regio’s en (samenwerkende) gemeenten
rijk schaalniveau. Het is het schaalniveau waar decentrale overheden12 een
kunnen kansen creëren door de transitie naar een circulaire economie.
mix van maatregelen kunnen inzetten om de ontwikkeling van een circu-
Daarbij kunnen zij dezelfde werkwijze of systematiek volgen als de raad
laire economie te faciliteren en te stimuleren. Welke mix van maatregelen,
hierboven ook voor het Rijk heeft voorgesteld. Decentrale overheden
doelen en strategieën daarvoor het beste zou kunnen zijn, is onderwerp
zouden dan - in onderlinge uitwisseling en afstemming met Rijk, bedrijfs-
voor discussie en besluitvorming in de regio zelf. De raad werkt die mix hier
leven, kennisinstellingen, burgers en maatschappelijke organisaties (zie het
nadrukkelijk niet uit, omdat in de gebieden zelf de gebiedsspecifieke kennis
uitgangspunt in hoofdstuk 3) - elk een decentrale visie voor een circulaire
voorhanden is die hiervoor nodig is. Vele provincies, regio’s en steden zijn
economie kunnen uitwerken. Ook voor decentrale overheden geldt dat de
al volop bezig met een circulaire economie. De raad heeft veel waardering
formulering van overkoepelende doelen en de uitwerking per overheids-
voor deze initiatieven en adviseert op elkaars kennis en ervaringen voort
dienst hen helpt om circulaire economie vorm te geven.
te bouwen, door uitwisseling via bijvoorbeeld bestaande VNG- of IPO-fora. Wel wil de raad een aantal aanbevelingen aan decentrale overheden
Aanbeveling 7 aan provincies, regio’s en (samenwerkende) gemeenten:
meegeven (zie Deel 2, paragraaf 1.3.3 voor meer achtergrondinformatie
a. Kies een circulaire strategie op basis van de eigen kwaliteiten van de
en voorbeelden).
regio, in relatie tot omliggende gebieden. Ontwikkel daartoe inzicht in de kwaliteiten, omstandigheden en kenmerken van een regio en
Aanbeveling 6 aan provincies, regio’s en (samenwerkende) gemeenten: a. Maak de transitie naar een circulaire economie een van de pijlers van beleid en ontwikkel daartoe als eerste stap een gezamenlijke visie; b. Formuleer op basis van de gezamenlijke visie een aantal overkoepelende doelen; c. Ontwikkel vanuit de gemeenschappelijke strategische doelen een
stel een atlas van de grondstoffenstromen op; b. Werk een mix uit op basis van vier circulaire hoofdstrategieën, van ‘de regio zonder afval’, ‘de regio van het delen’, ‘de zelfvoorzienende regio’ en ‘de regio van industriële symbiose’ (zie Deel 2, paragraaf 1.3.3); c. Werk uit welke onderdelen lokaal dan wel bovenlokaal of bovenregionaal georganiseerd moeten worden.
aanpak per overheidsdienst. 12 De waterschappen maken deel uit van de decentrale overheden.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 4
PRINT
43
7a. Kies een circulaire strategie op basis van de eigen kwaliteiten
economisch en sociaal duurzaam dorp. Regio’s in Oost-Nederland hebben met het noaberschap een sterke troef in handen om een onder-
Om een goede circulaire strategie te formuleren is het noodzakelijk dat
scheidende circulaire strategie op te bouwen.
provincies, regio’s en gemeenten (voor zover nog niet aanwezig) eerst meer zicht ontwikkelen op ieders specifieke kwaliteiten. Waaruit bestaat de eigen
Denim City Amsterdam
kracht van de regio, wat zijn de kwaliteiten ten opzichte van andere regio’s?
Een voorbeeld van hoe de al aanwezige kracht van in dit geval een stad
Het gaat om de eigen sterktes, sociaal-culturele (tradities, gedrag) en
wordt uitgebouwd en versterkt, is Amsterdam. In deze stad is een aantal
economische kenmerken van een regio (welke bedrijven en sectoren zijn er
van de grootste jeansmerken ter wereld gevestigd, en dus ook de beste
gevestigd?). In Kader 16 zijn twee verschillende voorbeelden genoemd van
ontwikkelaars en ontwerpers. De aantrekkingskracht van Amsterdam
gebiedsspecifieke kwaliteiten.
voor denimmerken bestaat uit de strategische positie binnen Europa, de toegankelijkheid, maar ook de down-to-earth mentaliteit van de
Kader 16. Voorbeelden van ‘uitgaan van eigen kwaliteiten’
inwoners en de aanwezigheid van creatieve ondernemers. Amsterdam was dan ook de uitgelezen plaats om ‘Denim City’ te vestigen, een
Noaberschap in Oost-Nederland (Overijssel, Drenthe)
innovatieve campus voor de ambachtelijke denimindustrie. In Denim
De oostelijke regio’s van Nederland kennen een lange traditie van
City werken een aantal grote jeansmerken zoals G-Star en Tommy
‘naoberschap’ (nabuurschap), waarbij buren elkaar vanzelfsprekend
Hilfiger, maar ook wevers, garenleveranciers, upcycling bedrijven en
helpen en bijstaan. Het is een krachtige, onderscheidende kwaliteit van
onderwijsinstellingen (Jeans School) samen aan het verduurzamen
dit gebied. Het principe van noaberschap sluit goed aan op de ‘deel-
van de spijkerbroekenindustrie om die droger, schoner en slimmer te
economie’, waarin mensen producten, woonruimte, of bijvoorbeeld een
maken. Het is een plaats waar innovatoren, studenten, ondernemers,
auto met elkaar delen. Het gaat bij noaberschap om meer dan alleen
visionairs en wetenschappers elkaar treffen en samenwerken aan tech-
het delen van middelen, het gaat ook om kennis en tijd, bij het delen
nische innovaties, aan onderwijs en aan up- en recycling. (BNR Radio,
van diensten. In diverse maatschappelijke initiatieven in de regio is de
2015; Gemeente Amsterdam, 2013)
betrokkenheid van de deelnemende partijen bij de gemeenschap terug te zien. In Duurzaam Hoonhorst bijvoorbeeld, een gemeenschap in de buurt van Zwolle, streven de bewoners samen naar een ecologisch,
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 4
PRINT
44
Kader 17. Keuzes binnen de Metropoolregio Amsterdam In 2014 heeft de Metropoolregio Amsterdam een circulaire strategie opgesteld. In deze strategie hebben de gemeenten in de regio verschillende keuzes gemaakt. Zo werkt de gemeente Amsterdam samen met het AEB aan een strategie om van verbranding over te gaan op hergebruik en recycling van huishoudelijk- en bedrijfsafval. Met waterbedrijf Waternet werkt de gemeente Amsterdam samen om nutriënten en andere stoffen uit het gemeentelijk afvalwater te halen. De gemeente Almere geeft prioriteit aan de ontwikkeling van een hoogwaardig recycling- en upcycling-station en het creëren van een optimale waarde voor biomassa. Tevens zal Almere, als gastheer van de Floriade in 2022, de afvalloze stad en lokale voedselproductie promoten. De gemeente Haarlemmermeer gaat zich richten op de biobased economy, op cradlePer gebied kunnen de kansen voor een circulaire economie er verschil-
to-cradle bouw en op een testfaciliteit voor start-ups op deze gebieden
lend uitzien. De ene regio kan een goede uitgangspositie hebben op het
(Cramer, 2015b).
gebied van industriële uitwisseling van stromen, een andere regio kan meer potentie hebben op het gebied van recycling van productonderdelen of juist sterk zijn in biologische ketens (voor reststoffen uit de landbouw,
Een belangrijke stap in het ontwikkelen van inzicht in de eigen gebieds-
voor fosfor et cetera). Juist door inzicht in de eigen kwaliteiten te ontwik-
specifieke kwaliteiten is het in kaart brengen van het ‘metabolisme’ van
kelen in relatie tot andere gebieden, kan voorkomen worden dat gebieden
een stad of regio (Ruimtevolk, 2015). Welke stromen gaan het gebied in en
bij hun strategie voor een circulaire economie allemaal naar hetzelfde
uit, en wat is de omvang van elk van die stromen (zoals restafval, papier,
gaan streven. Zie ook Kader 17, waaruit blijkt dat binnen de Metropoolregio
water, biomassa)? Welke stromen worden al wel gerecycled of hergebruikt
Amsterdam gemeenten verschillende keuzes maken.
en welke niet? Een dergelijk overzicht wordt ook wel een ‘stromenatlas’ genoemd. Op basis van een analyse van de stromen kunnen kansen voor bepaalde circulaire activiteiten zichtbaar worden, bijvoorbeeld het
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 4
PRINT
45
gebruikmaken van de reststroom van het ene bedrijf door een ander
en producthergebruik. Gemeentelijke ondersteuning van kringloopwinkels
nabijgelegen bedrijf. Het opstellen van stromenatlassen is niet eenvoudig
en van burgerinitiatieven op het gebied van lenen en reparatie past hierbij.
en momenteel nog geen praktijk. Wel is er in het verleden ervaring mee
Verder kunnen lokale overheden ruimte geven aan lokale innovatiemilieus,
opgedaan. Zo is in het kader van het Internationale Architectuur Biënnale
aan het delen van data en kennis, ruimte geven aan lokale productie, en
Rotterdam (IABR) in 2014 het metabolisme van bijvoorbeeld Rotterdam in
aan recycling, upcycling en reparatie (Ruimtevolk, 2015; Cramer, 2014b).
beeld gebracht (Gemeente Rotterdam et al., 2014). Decentrale overheden
Net als op rijksniveau is ook een doordacht inkoop- en aanbestedings-
kunnen op deze ervaringen voortbouwen.
beleid van lokale overheden van belang voor het stimuleren van circulaire ondernemingen.
Samenvattend gaat het erom: • na te gaan waar de provincie, regio, gemeente zich in kan specialiseren: wat zijn relatieve sterkten, zodat die kunnen worden versterkt;
Op hoofdlijnen zijn maatregelen voor het stimuleren van de circulaire economie volgens de Franse consultant Le Moigne (2015) terug te brengen
• na te gaan waar grote uitdagingen liggen en waar kansen liggen;
tot vier hoofdstrategieën, waaruit elke stad, regio of provincie zijn eigen
• aan andere provincies, regio’s, gemeenten over te laten waar zij goed
mix kan samenstellen (zie Kader 18). De vier hoofdstrategieën zijn ‘de regio
in zijn.
van het delen’, ‘de regio zonder afval’, ‘de regio van industriële symbiose’ en ‘de zelfvoorzienende regio’. Naar de mening van de raad moet een
7b. Werk een mix uit op basis van vier circulaire hoofdstrategieën
circulair inkoop- en aanbestedingsbeleid onderdeel zijn van de gekozen strategie.
De afvalfase is voor lokale overheden het meest directe aangrijpingspunt voor een transitie naar een circulaire economie. Het is het eind van
Kader 18. Regionale circulaire strategieën
de keten: het ophalen en gescheiden inzamelen van huishoudelijk en bedrijfsafval. De uitdaging is om deze focus uit te bouwen naar volgende
Regio van het delen
stappen op weg naar een circulaire economie, waarbij afval beschouwd
Bij deze strategie wordt ingezet op het zoveel mogelijk delen of herge-
gaat worden als grondstof (Cramer, 2014b). Stappen daarbij zijn het zo
bruiken van producten of diensten, bijvoorbeeld via SnappCar, Peerby,
hoogwaardig mogelijk terugbrengen van afgedankte grondstoffen in de
of Marktplaats.nl. Naast het particuliere en private delen bestaat ook de
kringloop, recycling van grondstoffen, reductie van grondstoffengebruik
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 4
PRINT
46
mogelijkheid dat overheden producten of diensten beschikbaar stellen
gerecycled. Al het voor gebruik benodigde water, energie of fosfaat
(zoals de witte fietsen in Park de Hoge Veluwe of het publiek toegankelijk
wordt in de regio zelf geproduceerd of herwonnen. Het sluiten van de
maken van data).
biologische kringlopen is een belangrijk onderdeel van de strategie van de zelfvoorzienende regio, zoals het sluiten van de waterketen.
Regio zonder afval
(Le Moigne, 2015, zie Deel 2, paragraaf 1.3.3)
In de regio zonder afval wordt zo min mogelijk afval gestort of verbrand door in te zetten op het verminderen en het recyclen van afval. Dat betekent aan de voorkant van de keten het vermijden van producten die
7c. Lokaal of bovenlokaal?
niet of moeilijk te recyclen zijn, en aan het eind van de keten het zorgen voor goede inzamelings- en verwerkingsmethoden. In de regio moet
Zodra decentrale overheden voor ogen hebben welke visie zij voor een
hiervoor ruimte worden geboden. Denk aan milieustraten, repair-,
circulaire economie nastreven en welke mix van strategieën op basis van
recycling- en upcyclingsstations. Daaromheen kunnen bedrijvigheid en
de eigen kwaliteiten ingezet, is de vervolgstap te bepalen op welk niveau
start-ups ontstaan.
wat het beste georganiseerd kan worden. Welke ketens kunnen lokaal worden georganiseerd en welke bovenlokaal of regionaal, gezien de schaal-
Regio van de industriële symbiose
grootte van de optimale businesscase en de organisatie van een gezamen-
Bij deze strategie wordt ingezet op het bevorderen van het uitwisselen
lijke afzetmarkt voor gerecyclede grondstoffen in nieuwe producten (via
van industriële reststromen. Wat voor het ene bedrijf afval is, vormt
circulair inkopen)? Samen met stakeholders kunnen decentrale overheden
grondstof voor het andere. Bij industriële symbiose wisselen bedrijven
per grondstofstroom analyseren welke mogelijkheden er bestaan om
bijvoorbeeld stoom of slib uit. Ook biologische stromen lenen zich voor
ketens te sluiten (Cramer, 2014b, 2015b). Waarschijnlijk zullen per regio een
uitwisseling, zoals bostel (een bijproduct in het proces van bierbrouwen)
aantal reguliere kringloopsluitingen plaatsvinden, zoals huishoudelijk afval
dat al vele jaren gebruikt wordt als diervoeder door melkveehouders.
dat gerecycled wordt. Daarnaast kunnen er in de regio specifieke stromen zijn die vragen om kringloopsluitingen die op regionaal of bovenregionaal
Zelfvoorzienende regio
schaalniveau plaatsvinden.
In een zelfvoorzienende regio wordt ernaar gestreefd dat alles dat gebruikt wordt in de regio wordt geproduceerd, hergebruikt of
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 4
PRINT
47
5
Gebruik Nederlands voorzitterschap van de EU in 2016 voor een circulaire agenda PRINT
48
Op 2 juli 2014 stelde de voormalige Europese Commissie een pakket maat-
Zie als voorbeeld Figuur 1 van het European Environmental Bureau (2015).
regelen voor om een circulaire economie in Europa te stimuleren. Het pakket bevatte Europese recyclingpercentages, maatregelen om het storten
De raad zou graag zien dat het pakket een gemeenschappelijke Europese
van composteerbaar en recyclebaar materiaal uit te faseren en een nieuwe
visie en doelen bevat. Ook voor het Europese beleid kan een gelijksoortige
Europese methode om het meten van recyclingpercentages te harmo-
systematiek worden gehanteerd als voor het nationale en het regionale
niseren.
niveau: eerst het formuleren van een visie, dan overkoepelende doelen en vervolgens een aanpak per directoraat.
In februari 2015 heeft de huidige Europese Commissie het EU-voorstellenpakket voor circulaire economie teruggetrokken, vanwege:
Vanaf januari 2016 is Nederland een halfjaar voorzitter van de Europese
• de behoefte om de gehele keten in ogenschouw te nemen. Daarbij wordt
Unie. In een brief aan de Tweede Kamer (2015a) wordt aangegeven dat dit
het gebruik van recyclaat in productdesign en het creëren van een markt
voorzitterschap de gelegenheid biedt om onderwerpen onder de aandacht
voor secundaire materialen genoemd.
te brengen die Nederland belangrijk vindt, in het bijzonder tijdens de infor-
• de behoefte om te kiezen voor een meer economische aanpak die
mele bijeenkomsten van verschillende Raadsformaties. In dezelfde brief
aansluit bij het actief ondersteunen van nieuwe businessmodellen en
wordt bij de Raad Milieu aangegeven dat circulaire economie een van de
duurzame groei.
drie hoofdthema’s is waar Nederland zich voor zal inzetten.
• de behoefte aan een meer op de verschillende Europese landen toegespitste aanpak van afvalbeleid, met bereikbare doelen en een effectieve aanpak (European Environmental Bureau [EEB], 2015; European Commission, 2015b). De verwachting is dat de Commissie eind 2015 met een nieuw pakket komt waarbij maatwerk centraal staat in plaats van algemene doelen. Het zal vooral gaan over de richting en over de juiste middelen (European Commission, 2015b; Vieuws, 2015). Verscheidene instanties adviseren over wat het pakket zou moeten inhouden.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 5
PRINT
49
Figuur 1: Volgens EEB (2015) te stellen doelen voor het CE pakket
PRODUCEREN
HET OPBOUWEN VAN EEN CIRCULAIRE ECONOMIE IN EUROPA De Europese Commissie moet vast blijven houden aan de afvaldoelen uit het oorspronkelijke voorstel van 2014 en aanvullende maatregelen opnemen voor afvalpreventie, hergebruik en productbeleid.
Geharmoniseerde methodologie voor het berekenen van doelen en statistieken
BEHOUD VAN NATUURLIJKE HULPBRONNEN DOOR PRODUCTBELEID
Productontwerp gericht op makkelijke demontage en hergebruik/ upgrade van onderdelen
146-244
Gebruik van gerecycled plastic in gefabriceerde producten
Miljoen ton minder broeikasgasemissies
180.000 HOOFDDOELEN IN OORSPRONKELIJK VOORSTEL
Het uitfaseren van het storten van composteerbaar/recyclebaar materiaal
Extra banen in de Europese economie
VOORDELEN IN 2030*
80%
CO2
€72 miljard €42 miljard Stijging van jaarlijkse omzet van afvalmanagement en recyclingsector in de EU
Recyclingsdoel voor verpakkingsafval
E ND N LE UL ELE NV EG AA ATR MA
Doelstelling ter voorkoming van voedselverspilling
EXTRA AFVALBELEIDSMAATREGELEN
GEBRUIK
Faciliteren van nieuwe businessmodellen, zoals regelingen voor het delen en leasen van producten
Belastingen en restricties voor afvalverbranding
70% Recyclingsdoel voor vast gemeentelijk afval
Zeker stellen dat producten langer meegaan en gerepareerd kunnen worden
Kostenbesparing per jaar op afvalmanagement
Voorbereiding doelstelling voor hergebruik meubels
Voorbereiding doelstelling voor hergebruik textiel
VOORDELEN OP DE LANGE TERMIJN** Deze maatregelen kunnen, tezamen met een grondstofefficiëntiedoelstelling, fiscale/financiële prikkels en het stimuleren van innovatieve businessmodellen, leiden tot: CO2
2-4%
Daling van de jaarlijkse broeikasgasemissies in de EU
€600 miljard Aan besparingen
OPBRENGST
2 miljoen
Aanvullende banen
* Aantallen volgens de effectbeoordelingen van de Europese Commissie ** Aantallen volgens AMEC Environment & Infrastructure & Bio Intelligence Service (2013) en Cambridge Econometrics & Bio Intelligence Service (2014)
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 5
PRINT
50
De raad realiseert zich dat de voorbereidingen voor het voorzitterschap al
Aanbeveling 8 aan het kabinet:
in een ver gevorderd stadium zijn en dat er nog maar weinig ruimte is om
Gebruik het Europees voorzitterschap 2016 om een circulaire agenda op
aanpassingen te doen. Toch adviseert de raad om tijdens het Nederlands
te stellen volgens de eerder beschreven systematiek. Dat wil zeggen:
voorzitterschap te streven naar het opstellen van een circulaire agenda
• via alle Europese Raden het thema circulaire economie agenderen;
op Europees niveau, volgens dezelfde systematiek als hierboven voor het
• een gezamenlijke Europese visie ontwikkelen, waarbij het Circulaire
nationale en regionale niveau is betoogd. Dat de invulling van zo’n agenda
Economie pakket waarschijnlijk behulpzaam kan zijn;
niet tijdens het voorzitterschap vorm kan krijgen, daarvan is de raad zich
• gemeenschappelijke doelen formuleren;
terdege bewust. Het gaat in deze fase vooral om het agenderen van de
• mogelijke strategieën uitwerken om een circulaire economie te
onderdelen van zo’n agenda: dat zou al een flinke stap in de goede richting
bereiken, waaronder een voorstel voor een grondstofuniepakket.
zijn. Tijdens het voorzitterschap zelf zouden al wel concrete stappen kunnen worden gezet in het Europees circulair inkoop- en aanbestedingsbeleid.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 5
PRINT
51
6
Handreiking voor organisatie PRINT
52
In dit advies heeft de raad zijn aanbevelingen gepresenteerd om de kansen
aangeeft wat de langetermijnvisie wordt en welke ontwikkelingsrichting als
van een circulaire economie optimaal te benutten. Verschillende acties op
wenselijk wordt gezien, hoe beter partijen in de maatschappij weten waar
verschillende schaalniveaus moeten daaraan bijdragen en daarbij zijn vele
ze aan toe zijn en welke van hun acties hierop aansluiten. Ook is nodig dat
verschillende partijen betrokken. Herhaaldelijk is dit advies benadrukt dat
overheden blijven investeren in samenwerking, zowel tussen overheden
de samenwerking tussen partijen en de afstemming tussen hun acties op
(binnen één laag en tussen lagen), als in triple helix verband (samen-
alle schaalniveaus om een continue inspanning vraagt.
werkingsvormen tussen overheden, bedrijven en kennisinstellingen) of zelfs quadruple helix verband (samenwerkingsvormen tussen overheden,
De vraag is hoe deze samenwerking en afstemming het beste georgani-
bedrijven, kennisinstellingen, en groepen burgers) – waar elke partij vanuit
seerd kan worden. Hoe kan een overheid het beste inspelen op de aan-
zijn of haar eigen kwaliteiten aan bijdraagt. In eerdere adviezen heeft de Rli
wezige energie in de samenleving bij bedrijven en burgers? Hoe kan er
hier ook al op gewezen (Rli, 2014b, 2015).
samengewerkt worden tussen bedrijven, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en overheden en hoe kunnen ministeries elkaar makkelijker vinden in die samenwerking? Dit zijn bij uitstek governancevraagstukken die bij elke transitie relevant zijn, dus ook bij de ontwikkeling naar een circulaire economie. Behalve het leren van elkaars taal – van belang bij een relatief nieuw thema als circulaire economie – gaat het om het aanleren van nieuwe manieren van werken. De veranderende verhoudingen in de maatschappij tussen overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en burgers, vragen hier ook om. In een eerder advies over de toekomst van de stad (Rli, 2014b) heeft de raad hierover opgemerkt dat het benutten van de energie in de samenleving vergt dat overheden op alle schaalniveaus openstaan voor nieuwe flexibele collectieven en maatschappelijke initiatieven en de vertegenwoordigers daarvan ‘aan tafel’ uitnodigen. Er moet een ontvankelijke houding voor maatschappelijke initiatieven rond circulaire economie worden ontwikkeld. Hoe beter de overheid daarbij
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 6
PRINT
53
Het leren van nieuwe manieren van werken en van elkaars taal is niet van
De raad zal in het najaar van 2015 een stakeholderbijeenkomst organiseren
de een op de andere dag gerealiseerd. Hiervoor is een bestuurlijke en cultu-
(Rijk, provincies, regio’s, gemeenten, kennisinstellingen, bedrijven en maat-
rele omslag vereist. Langs verschillende wegen krijgt die omslag al vorm,
schappelijke organisaties), waarbij verschillende samenwerkingsvormen
bijvoorbeeld via de samenwerking in Green Deals of de RACE-coalitie. Daar
en mogelijke vervolgstappen op de aanbevelingen uit dit advies worden
zou verder op voortgebouwd kunnen worden. Er zijn echter nog genoeg
verkend.
vragen. Zo is het de vraag waar de afstemming van alle verschillende acties het beste neergelegd kan worden. Normaal gesproken zou gedacht kunnen worden aan een coördinerend bewindspersoon die de voortgang van een circulaire economie monitort, de integraliteit en afstemming bewaakt en die de wisselwerking tussen de schaalniveaus stimuleert. Maar juist een thema als circulaire economie vraagt om een sector- en ministerieoverstijgende aanpak. Daardoor is het lastig om te bepalen welke bewindspersoon het beste met deze verantwoordelijkheid belast kan worden. Bovendien, is dit wel een slimme werkwijze, juist omdat een transitie naar circulaire economie om een continu leren en experimenteren van onderaf vraagt? Dit ‘van elkaar leren’ is eigenlijk een andere afstemmingsopgave: ‘Nederland als lerend land’. Ligt dan een ‘matchmaker’ of ‘free agent’ niet meer voor de hand? Dat er op het gebied van samenwerking en afstemming tussen en binnen schaalniveaus nog werk aan de winkel is, staat voor de raad vast. Hoe dit het beste vorm kan krijgen, nog niet. Graag gaat de raad over dit punt en over andere punten uit dit advies de dialoog aan.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 1: advies | Hoofdstuk 6
PRINT
54
deel 2 | ANALYSE
PRINT
55
1
noodzaak, definitie en kansen van een circulaire economie PRINT
56
Zoals in Deel 1 is uiteengezet, meent de raad dat er momenteel een grote
54 kritische materialen voor Europa gedefinieerd. Voor deze 54 materialen
noodzaak én kans is om in te zetten op een transitie naar een circulaire
is Europa voor 90% afhankelijk van import van grondstoffen van buiten de
economie. In dit eerste hoofdstuk van Deel 2 wordt dit nader onderbouwd.
EU. China is de belangrijkste leverancier (European Commission, 2014). Die
In paragraaf 1.1 wordt allereerst ingegaan op de noodzaak van een omslag.
afhankelijkheid maakt kwetsbaar. Verschuivingen in machtsverhoudingen
In paragraaf 1.2 worden vervolgens de kernelementen van een circulaire
en conflicten in belangrijke grondstofleverende regio’s zorgen mede voor
economie op een rij gezet. In paragraaf 1.3 tot slot, wordt ingegaan op de
fluctuerende grondstofprijzen en voor onzekerheid rond levering. In de
kansen die een transitie naar een circulaire economie biedt, op verschil-
periode tussen 2000 en 2013 steeg de volatiliteit van grondstofprijzen met
lende schaalniveaus (Europees, nationaal, regionaal/lokaal).
een factor drie ten opzichte van de periode 1990-2000 (McKinsey, 2013). Bovendien stegen de prijzen door een toenemende grondstoffenschaarste. Sinds 2000 zijn de prijzen van grondstoffen gemiddeld meer dan verdub-
1.1 Noodzaak is groot
beld, terwijl ze in de twintigste eeuw nog daalden. Dit levert steeds grotere
De noodzaak voor een transitie naar een circulaire economie is groot.
risico’s op voor bedrijven die afhankelijk zijn van (niet-hernieuwbare)
Deze komt volgens de raad voort uit: de grote afhankelijkheid van de
grondstoffen. Deze ontwikkelingen maken Europa kwetsbaar. De geïmpor-
import van grondstoffen (de fluctuerende prijzen, toenemende schaarste
teerde grondstoffen zijn vaak essentieel voor de Europese economische
en leveringsonzekerheid maken Nederland en Europa kwetsbaar), de nood-
activiteiten, bijvoorbeeld als grondstof voor elektronische apparatuur. Ook
zakelijke versterking van het verdienvermogen van Nederland, en de toe-
nu al blijkt dat grote investeringsbeslissingen zoals de verkoop van de licht-
nemende belasting van het milieu. Deze worden hieronder toegelicht.
divisie Osram (van Siemens), mede genomen worden op basis van grondstofoverwegingen (Quaedvlieg, 2015).
Ten eerste is de grondstofafhankelijkheid van Nederland en Europa groot. Nederland haalt 68% van zijn grondstoffen uit het buitenland. In 2010
Ten tweede is er een voortdurende noodzaak om het verdienvermogen
importeerde Nederland 161 miljard kilo aan grondstoffen. De indirecte
van Nederland op peil te houden en waar mogelijk te versterken. In de
afhankelijkheid van grondstoffen is nog groter. Als de grondstoffen voor
afgelopen jaren is economisch herstel zichtbaar (Ernst & Young, 2015; De
halffabricaten en eindproducten worden meegerekend, is de hoeveelheid
Nederlandsche Bank, 2014). Door de grote afhankelijkheid van grondstoffen
geïmporteerde grondstoffen drie keer zo groot (CBS, 2012). Ook Europa is
blijft de Nederlandse economie echter kwetsbaar voor fluctuerende grond-
voor grondstoffen afhankelijk van import. De Europese Commissie heeft
stofprijzen, schaarste en leveringsonzekerheid. Door kansen te benutten
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
PRINT
57
(UNEP, 2011). De vraag naar consumentenproducten zal verder toenemen: volgens de UNEP (2011) is een verdrievoudiging van het mondiale materiaalgebruik in 2050 een reële verwachting ten opzichte van het basisjaar 2000. Dit betekent een hogere milieudruk. Bij het onttrekken van grondstoffen, het produceren, het consumeren en het verwerken van afval ontstaan emissies van schadelijke stoffen, worden ecosystemen aangetast en grote hoeveelheden water en (veelal fossiele) energie gebruikt. Daarnaast gaan veel materialen verloren, dat wil zeggen dat ze niet hergebruikt worden aan het eind van de eerste toepassing, maar gestort of verbrand. Dit zijn factoren die bijdragen aan het overschrijden van de planetaire grenzen: de grenzen die aangeven tot hoever het natuurlijke systeem op aarde kan worden belast zonder het structurele schade toe te brengen. Wereldwijd worden inmiddels vier van de negen planetaire grenzen overschreden, waaronder die van klimaatverandering en biodiversiteit (Steffen et al., 2015). Het Europees Milieuagentschap heeft en minder kwetsbaar te worden voor deze onzekerheden zou het verdien-
geconcludeerd dat er ambitieuzer te werk moet worden gegaan wil men
vermogen van Nederland versterkt kunnen worden. Slimmer omgaan
Europa’s visie voor 205013 kunnen realiseren (Europees Milieuagentschap,
met grondstoffen kan leiden tot kostenbesparing, innovatie en nieuwe
2015).
verdienkansen. Volgens de raad zou een transitie naar een circulaire economie op deze Ten derde zorgt de steeds grotere vraag naar grondstoffen voor een steeds
drie gebieden een verbetering kunnen betekenen. Dat wordt in paragraaf
hogere milieudruk. De groeiende wereldbevolking doet een steeds groter
1.3 nader toegelicht. Eerst komt de in dit advies gehanteerde definitie van
beroep op natuurlijke grondstoffen: in de loop van de twintigste eeuw is
circulaire economie aan bod.
de wereldbevolking 34 keer meer materialen gaan gebruiken, 27 keer meer mineralen, 12 keer meer fossiele brandstoffen en 3,6 maal meer biomassa
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
13 Doel Zevende Milieuactieprogramma: goed leven binnen de grenzen van de planeet (Europees Milieuagentschap, 2015).
PRINT
58
1.2 Definitie circulaire economie
worden hergebruikt, kunnen oude producten na een update of onderhoud
Het gedachtegoed van een circulaire economie heeft zich in de afgelopen
een nieuwe gebruiker krijgen en kunnen voor de productie van het hoesje
jaren ontwikkeld. In tegenstelling tot de huidige economie, die gebaseerd
biologische restmaterialen gebruikt worden. Ook kan een bedrijf eigenaar
is op het principe ‘take-make-waste’ (lineaire economie), gaat een circulaire economie uit van het niet nodeloos vernietigen van grondstoffen.
Figuur 2: Circulaire keten voor smartphone met hoesje
In de discussies over circulaire economie wordt dit uitgangspunt soms
(MVO Nederland / ShootMedia in Rli, 2013)
uitgelegd als het verminderen van afval door recycling, maar het gedachtegoed van circulaire economie gaat veel verder dan dat. Het gaat bijvoorbeeld óók om het verminderen van het gebruik van grondstoffen; om het zó ontwerpen van producten dat ze na gebruik eenvoudig uit elkaar te halen zijn en te hergebruiken (ecodesign); om het verlengen van de levensduur van producten via onderhoud en reparatie; om het gebruik van recyclaat in producten; om het terugwinnen van grondstoffen uit afvalstromen. In de rapporten van de Ellen MacArthur Foundation (2013) wordt dit brede perspectief van een circulaire economie benadrukt. Een circulaire economie wordt omschreven als “een economisch en industrieel systeem dat de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het herstellend vermogen van natuurlijke hulpbronnen als uitgangspunt neemt, waardevernietiging in het totale systeem minimaliseert en waardecreatie in iedere schakel van het systeem nastreeft”.14 De reikwijdte van het circulaire gedachtegoed kan duidelijk worden gemaakt aan de hand van een voorbeeld: de productie én het hergebruik van een smartphone. Zoals uit Figuur 2 valt af te lezen, kunnen door demontabel productontwerp later grondstoffen en componenten
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
14 Ellen Mac Arthur Foundation, vertaling in Bastein et al. (2013, p. 2).
PRINT
59
blijven van de grondstof in de keten, bijvoorbeeld door producten niet te
Kader 19. Negen niveaus van circulariteit (Cramer, 2014a)
verkopen maar te leasen (niet in de figuur weergegeven). Hiermee kan dat
1. Refuse: voorkomen van gebruik van grondstoffen
bedrijf bovendien kosten besparen doordat minder wordt uitgegeven aan
2. Reduce: verminderen van grondstoffen
‘nieuwe’ materialen of grondstoffen.
3. Re-use: product hergebruik (tweedehands, delen van producten) 4. Repair: onderhoud en reparatie
De definitie van de Ellen MacArthur Foundation, die door de raad wordt
5. Refurbish: product opknappen
onderschreven, is breed en geeft aan dat een circulaire economie inzet
6. Remanufacture: nieuwe producten maken van (onderdelen van)
op zowel economische waardecreatie (de economische waarde van
oude producten
materialen of producten wordt hoger), sociale waardecreatie (minimalisatie
7. Re-purpose: producthergebruik met ander doel
van sociale waardevernietiging in het totale systeem, zoals het voorkomen
8. Recycle: verwerking en hergebruik materialen
van ongezonde arbeidsomstandigheden bij grondstofwinning en her-
9. Recover: energieterugwinning uit materialen
gebruik) als waardecreatie op gebied van het milieu (herstellend vermogen van natuurlijke hulpbronnen). Een circulaire economie is dus een van de
De negen niveaus van circulariteit gaan over het zo hoogwaardig
instrumenten voor een duurzame samenleving.
mogelijk in de kringloop houden van grondstoffen. Het circulair ontwerpen van producten (ecodesign) is daarvoor een overkoepelende
In de literatuur over circulaire economie worden verschillende gradaties
strategie.
van circulariteit onderscheiden. Dat begint bij de hoogste trede van ‘refuse’ en eindigt bij de laagste trede van ‘recover’ (Cramer, 2014a). In Kader 19 zijn de verschillende gradaties weergegeven.
dus verder en omvat het meer niveaus. Figuur 3 geeft inzicht in het verschil tussen een lineaire economie, een kringloopeconomie (in de figuur wordt
De gradaties van circulariteit maken ook duidelijk dat ‘recycling’ (het
dit ‘keteneconomie met recycling’ genoemd) en een circulaire economie.
verwerken en hergebruiken van materialen) en ‘recover’ (het terugwinnen
De kringloopeconomie en een volledig circulaire economie onderscheiden
van energie uit materialen, bij verbranding van reststromen) slechts de
zich van elkaar doordat bij de kringloopeconomie nog wel sprake is van
twee laagste treden van circulariteit vormen. Terwijl recycling en recover de
input van grondstoffen en het produceren van restafval, terwijl bij een
kern vormen van een kringloopeconomie, gaat een circulaire economie
circulaire economie de ketens gesloten zijn. Bij een circulaire keten speelt
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
PRINT
60
overigens ook energie een rol. Hoe gekomen wordt tot een duurzaam
Allereerst liggen er volgens de raad kansen voor Europa op het gebied van
energiesysteem is onderwerp van een separaat Rli-advies, dat later dit
voorzieningszekerheid van grondstoffen. Momenteel is Europa nog sterk
jaar verschijnt.
afhankelijk van de import van grondstoffen (zie paragraaf 1.1 van dit hoofdstuk). In een circulaire economie kan dat anders zijn: grondstoffen worden langer in de economie gehouden, waardoor minder import van grond-
Figuur 3. Verschillen tussen lineaire, keten- en circulaire economie
stoffen nodig is. De voorzieningszekerheid neemt hierdoor toe: Europa kan
(Tweede Kamer, 2014)
door grondstoffenmanagement meer zelf in de hand houden en is minder
grondstoffen
KETENECONOMIE MET RECYCLING
recycling
productie
gebruik
n ucte od pr
n d stoffen
duurz am e
pro du
ie ct
g ro
CIRCULAIRE ECONOMIE
recyclin g
LINEAIRE ECONOMIE
Ten tweede liggen er kansen voor Europa op het gebied van werkgelegenheid. Het inzetten op het terugwinnen van grondstoffen uit producten om ze langer in de economie te houden, kan voor banengroei in Europa zorgen door de grotere vraag naar hergebruik, reparatie en terugwinning van
uik ge b r
ik
restafval restafval
afhankelijk van de politieke situatie in grondstofleverende landen.
duu
e rz a a m g
u br
grondstoffen. Vroeger zorgden vooral de loonkosten ervoor dat dit soort werkzaamheden naar lagelonenlanden verplaatst werden. Maar tegenwoordig worden de totale ketenkosten steeds belangrijker. Het gaat dan om energiekosten, transportkosten, benodigde technische vaardigheden,
1.3 Kansen nader uitgewerkt
levertijden en de impact op het milieu (Mc Kinsey, 2012). Dit is een van
Bij de transitie naar een circulaire economie liggen er op verschillende
de oorzaken waardoor steeds meer sprake is van nearsourcing: het door
schaalniveaus kansen.
een bedrijf strategisch plaatsen van bedrijfsmatige activiteiten dicht bij de locatie waar de eindproducten worden verkocht (Rli, 2013). Nearsourcing
1.3.1 Kansen voor Europa
brengt ook werkgelegenheid met zich mee. Een circulaire economie
Op Europese schaal biedt een circulaire economie volgens de raad kansen
betekent bovendien meer werkgelegenheid in de zogenoemde ‘eco-
op het gebied van voorzieningszekerheid van grondstoffen, werkgelegen-
industrie’: de heterogeen samengestelde industrie die goederen en
heid en milieu. Dat wordt hieronder toegelicht.
diensten produceert die de achteruitgang van het milieu tegengaan en
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
PRINT
61
natuurlijke hulpbronnen in stand houden.15 De eco-industrie is tussen 2000 en 2011 met ruim 50% gegroeid en is een van de bedrijfstakken die een gezonde omzet en werkgelegenheid heeft sinds de financiële crisis van 2008 (Europees Milieuagentschap, 2015). Naar verwachting zal de werkgelegenheidsgroei in een circulaire economie in bepaalde sectoren gepaard gaan met verdringing of verlies aan werkgelegenheid in andere sectoren, bijvoorbeeld in de productiesector door de langere levensduur van nieuwe producten. Per saldo wordt er desondanks in diverse rapporten rekening gehouden met werkgelegenheidsgroei (zie hiervoor Bijlage B; hierin wordt een overzicht gegeven van verscheidene rapporten die de mogelijke effecten van een circulaire economie op de werkgelegenheid nader hebben onderzocht). Tot slot liggen er in een circulaire economie kansen voor Europa op het gebied van het milieu. In 2013 werd in Europa per persoon gemiddeld 481 kg huishoudelijk afval geproduceerd. Daarvan werd 31% gestort, 26%
1.3.2 Nationale kansen
verbrand, 28% gerecycled en 15% gecomposteerd (Eurostat Newsrelease,
Ook op nationaal niveau biedt een transitie naar een circulaire economie
2015). Overigens zijn er tussen de lidstaten van de EU grote verschillen
kansen. Die liggen op dezelfde gebieden als die op Europees schaalniveau
aanwezig. Wanneer grondstoffen binnen Europa hergebruikt worden,
(voorzieningszekerheid, verdienvermogen en milieu), maar slaan op een
betekent dit dat er minder negatieve effecten op het milieu zullen optreden
andere manier neer.
door minder delving en winning (primair een effect dat buiten Europa optreedt), en minder milieueffecten bij productie (remanufacture en
Ten eerste liggen er op nationale schaal kansen voor het besparen van
refurbishment kosten minder grondstoffen dan productie van nieuwe
grondstoffen door ze langer in de economie te houden. Nederland heeft
producten), bij storten en bij verbranden (binnen Europa). 15 Voorbeelden zijn producten en diensten die lucht- of watervervuiling tegengaan, zonnepanelen, recycling.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
PRINT
62
daarvoor een goede uitgangspositie: het heeft een lange traditie op het
verdienvermogen en milieu op nationaal niveau zullen uitwerken.
gebied van gescheiden inzameling en heeft Europees gezien een hoog recyclingpercentage en een laag stortpercentage (BiPRO, 2012). De
Met beleidsmaatregelen kan de nationale overheid proberen de vestigings-
Nederlandse afvalbranche was een van de eerste in Europa die de waarde
plaatsfactoren zo gunstig mogelijk te maken. Denk aan generieke maat-
zag van afval- en reststromen. Tegenwoordig ziet de branche zichzelf als
regelen, zoals fiscale maatregelen of investeringen in opleidingsniveau of
basis voor een circulaire economie (Vereniging Afvalbedrijven, 2014). De
ruimtelijke maatregelen zoals investeringen in infrastructuur. Daarnaast
Nederlandse burger is al lang gewend om afval te scheiden, zoals papier,
wordt bedrijvenbeleid gevoerd: via dit beleid streeft de nationale over-
textiel en glas. Maar ook aan de gescheiden inzameling van plastic verpak-
heid naar ondersteuning van specifieke sectoren in Nederland. In 2011
kingen en elektrische apparaten werken steeds meer burgers mee. Gezien
heeft het kabinet daarvoor negen topsectoren in Nederland benoemd:
deze inzamelingscultuur liggen er kansen voor het bereiken van (nog)
hightechsystemen en materialen, energie, creatieve industrie, logistiek,
hogere percentages gescheiden inzameling en mede daardoor voor meer
agro&food, tuinbouw en uitgangsmaterialen, life sciences & health, water
en mogelijk hoogwaardiger hergebruik.
en chemie (Tweede Kamer, 2011a). De vraag is echter of dit in een circulaire economie ook de sectoren zijn waarin Nederland zich het beste kan
Ten tweede: net als op Europees niveau liggen er ook op nationaal niveau
profileren. Het antwoord op die vraag zal mede afhangen van de oriën-
kansen op het gebied van het verdienvermogen. Deze kunnen echter
tatie van die sectoren. Zo zijn de ketens van hightechsystemen en life
per land anders neerslaan. Immers, terwijl een circulaire economie voor
sciences & health vooral mondiaal georiënteerd. De Nederlandse invloed
Europa als geheel een groei in de eco-industrie kan betekenen, hoeft niet
op zo’n keten is beperkt. Voor andere ketens geldt dat in mindere mate,
al die groei neer te slaan in Nederland. Simpel gezegd: voor knoopcel-
of geldt een gemengde oriëntatie (zowel mondiaal als regionaal, bijvoor-
batterijen zijn er nu enkele recyclingfabrieken in Europa - voor honderden
beeld bij agro&food). Deze gemengde oriëntatie biedt meer mogelijkheden
van die fabrieken zal er onvoldoende massa zijn. Het verzilveren van de
voor Nederlandse invloed op zo’n keten. In combinatie met de biobased
kansen op economisch gebied is een samenspel van enerzijds onder-
economy (een thema dat meerdere topsectoren doorsnijdt) maakt de
nemerschap (bedrijven die kiezen voor een bepaalde locatie), anderzijds de
agro&food sector een goede kans om voorloper te worden in een circulaire
unieke combinatie van vestigingsplaatsfactoren die elk land in Europa te
economie. Ook de sector ‘water’ is een relevante sector op weg naar een
bieden heeft. Dat samenspel bepaalt mede hoe een circulaire economie in
circulaire economie (De Bourbon de Parme et al., 2015). De vraag welke
een land vorm zal krijgen en hoe de voordelen van voorzieningszekerheid,
sectoren in Nederland de beste kansen hebben in een circulaire economie,
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
PRINT
63
al dan niet in samenhang met elkaar, is momenteel nog niet eenduidig
van de regio. Met de basistaken wordt bedoeld dat in een circulaire
beantwoord. Nieuw onderzoek dat op dit gebied in de maak is, kan daar-
economie altijd bepaalde basisvoorzieningen opgezet moeten worden.
voor nadere aanzetten geven (RACE thema 4, zie voetnoot 8, Deel 1).
In elke regio zal immers een aantal reguliere kringloopsluitingen plaats moeten vinden, zoals resterende huishoudelijk afvalstromen die gerecy-
Tot slot liggen er op nationaal niveau ook kansen op het gebied van milieu.
cled moeten worden. Decentrale overheden moeten daarnaast op zoek
Deze kansen liggen deels in de hierboven geschetste goede uitgangspositie
naar het specifieke voor de eigen regio. In elke regio zullen immers mate-
van Nederland op het gebied van gescheiden inzameling. Hogere gescheiden
riaalstromen anders zijn samengesteld en anders lopen. Als in een regio
inzamelingspercentages, meer en mogelijk hoogwaardiger hergebruik van
relatief omvangrijke productstromen voorkomen die te duur zijn om fysiek
materialen, en nog minder verbranding leiden immers tot een lagere milieu-
over langere afstanden te vervoeren, liggen er kansen voor het ontwikkelen
druk. Ook liggen er kansen bij de productie van goederen: door refurbish-
van een regionale recyclingindustrie. Als in een regio echter stromen voor-
ment en remanufacture treden immers minder milieueffecten op.
komen die diverser zijn samengesteld, maar die elk afzonderlijk te weinig massa bieden, dan liggen er juist kansen op het regionaal verzamelen
1.3.3 Regionale en lokale kansen
van deze deelstromen: het opbulken en voorsorteren van deelstromen
Net als op Europese en nationale schaal zijn er ook op regionale en lokale
tot grotere stromen, zodat deze verwerkt kunnen worden in de recycling-
schaal kansen voor een circulaire economie. Deze bestaan ook op dit
industrie. Lokaal gezien kunnen er ook kansen liggen in het uitwisselen van
niveau uit voorzieningszekerheid van grondstoffen, verdienvermogen
industriële reststromen en organische stromen. Dat hangt onder andere af
en milieu. Hoe deze kansen op dit niveau precies uitwerken, is afhanke-
van de al aanwezige bedrijvigheid in de verschillende gemeenten.
lijk van de lokale en regionale situatie. Om de lokale en regionale kansen te bepalen, moet elke regio daarom zicht krijgen op de eigen aanwezige
Juist op het regionale en lokale schaalniveau krijgt een circulaire economie
kwaliteiten. Afhankelijk daarvan en van de meest kansrijke ontwikkelings-
zijn beslag. Decentrale overheden kunnen aspecten van een circulaire
richtingen, kan een gemeente of regio keuzes maken over de gewenste
economie faciliteren en soms ook bewust sturen. Daarbij kunnen zij een
toekomstrichting.
mix van maatregelen kiezen die gericht is op de verschillende niveaus van circulariteit (Cramer, 2014a), beginnend bij het hoogste niveau van refuse
Daarbij zullen voor elke regio kansen voortvloeien uit enerzijds de ‘basis-
en eindigend bij het laagste niveau van recover (zie Kader 19). Voor al deze
taken’ op het gebied van circulariteit, anderzijds uit de specifieke kwaliteiten
niveaus van circulariteit zijn voorzieningen nodig. De aanzetten daarvoor
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
PRINT
64
zijn al in elke gemeente aanwezig of in ontwikkeling. Denk aan repairshops,
Figuur 4. Regionale circulaire strategieën (Le Moigne, 2015)
kringloopwinkels, en natuurlijk aan afvalstromen die nu al gerecycled worden, zoals papier, glas en kunststoffen. In diverse regio’s in Nederland
GRONDSTOFFENMANAGEMENT
worden momenteel al strategieën naar een circulaire toekomst uitgewerkt (bijvoorbeeld in de regio Rotterdam en de regio Amsterdam).
Industriële symbiose industriële ecologie
Hergebruik
Delende regio
In elke circulaire strategie wordt een mix gemaakt van de negen niveaus (de R’s), en worden regionaal en/of lokaal andere accenten gelegd en
Reparatie
andere combinaties gemaakt. Volgens de Franse consultant Le Moigne (2015) zijn er daarbij vier hoofdrichtingen te onderscheiden voor steden en
Zelfvoorzienende regio
Recycling
stedelijke regio’s: het inzetten op een regio zonder afval (vooral reduce en Afvalloze regio
recycle), het versterken van de deeleconomie (vooral re-use), het inzetten op zelfvoorzienendheid (alle niveaus) en het stimuleren van symbiose
Reduceren
tussen industriële reststromen16 (vooral re-use: van materialen, organische stoffen, water en hitte) (zie Figuur 4). 1. Regio zonder afval In deze strategie wordt zo min mogelijk afval gestort of verbrand door in
AFVALCATEGORIEËN Apparatuur
Materialen*
Organische stoffen**
Water
Hitte
* Inclusief plastic, glas, papier en karton, constructiematerialen ** Inclusief fosfaat De oorspronkelijke figuur van Le Moigne gaat uit van de stad in plaats van de regio.
te zetten op het verminderen en het recyclen van afval. Dat betekent aan de voorkant van de keten het vermijden van producten die niet of moeilijk
sociale en economisch interessante activiteiten plaatsvinden die een
gerecycled kunnen worden en aan het eind van de keten het zorgen voor
circulaire economie bevorderen. Door de werven leefbaar te maken, het
goede inzamelings- en verwerkingsmethoden. Naast milieustraten zullen
interessant te maken om er afval heen te brengen, om producten of
daartoe in gemeenten ook repair-, re- en upcyclingstations verschijnen.
diensten te delen, te repareren of producten te verkopen (Mårtensson,
Daar omheen kunnen bedrijvigheid en start-ups ontstaan. Steden als Parijs en Göteborg weten hun gemeentewerven zo op te zetten dat er volop
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
16 Zie voetnoot 4.
PRINT
65
2014). In Nederland zijn er diverse initiatieven die zich richten op een
betrokken die gehouden is onder de leden van het Stadspanel. Eind 2015
afvalloze stad (zie Kader 20).
hoopt de gemeente een nieuw afvalbeheerplan te kunnen vaststellen (FocusGroningen, 2015).
Kader 20. Gemeente Groningen op weg naar afvalloze stad De gemeente Groningen wil een afvalloze stad worden, die al zijn afval hergebruikt. Daartoe werkt zij aan een nieuw plan voor het inzamelen en
2. Regio van het delen
het scheiden van afval tot 2020, aansluitend op de duurzaamheidsdoelen
In deze strategie wordt ingezet op het zoveel mogelijk delen of herge-
uit het collegeprogramma. Momenteel wordt in Groningen 54% van
bruiken van producten of diensten (zoals Airbnb, Peerby, SnappCar, OV-fiets
het huishoudelijk afval gescheiden. De inwoners scheiden daarvan zelf
en marktplaats.nl). Naast dit private en particuliere delen bestaat ook de
thuis 39%. De overige 15% wordt gescheiden in de afvalscheidingfabriek
mogelijkheid dat overheden producten of diensten beschikbaar stellen
van het afvalverwerkingsbedrijf Attero. Dat percentage moet omhoog,
(zoals de witte fietsen in Nationaal Park de Hoge Veluwe). Seoel is een
volgens de gemeente.
voorbeeld van een stad die sterk inzet op het worden van een deelstad (zie
Burgemeester en wethouders hebben vijf varianten op papier gezet voor
Kader 21).
de inzameling en verwerking van het huishoudelijk afval tot 2020: 1. De huidige situatie handhaven;
Kader 21. Sharing City Seoel
2. Extra acties inzetten om het scheiden van afval te stimuleren;
Seoel heeft meer dan 10 miljoen inwoners. De stad ziet zich geconfron-
3. Uitbreiding van variant 2 door ook kunststof, PET-flessen en dranken-
teerd met een aantal forse problemen. Door de sterke industrialisatie
kartons bij de bron te scheiden; 4. Omgekeerd inzamelen: inzameling van herbruikbaar afval wordt voor
en hoge consumptievraag heeft 49% van de huishoudens schulden en wordt dagelijks 9.000 ton afval geproduceerd. Daarnaast vergrijst de stad
de bewoners makkelijker gemaakt en de inzameling van het restafval
sterk en is er veel eenzaamheid (zichtbaar in de toename van het aantal
moeilijker;
zelfdodingen en lage scores in geluksgevoel). 60% van de inwoners leeft
5. Diftar (gedifferentieerde tarieven): wie meer afval heeft, betaalt meer (betaling per huisvuilzak).
in flats en appartementencomplexen met wel 1000 tot 2000 bewoners. De stad heeft ook sterke punten: een goed internetnetwerk en metrosys-
Burgemeester en wethouders willen over de varianten in gesprek met
teem. Gebruikmakend van deze infrastructuur heeft de gemeente zich de
de gemeenteraad. Daarbij worden de uitkomsten van een enquête
volgende doelen gesteld: het verbinden van mensen door het aanbieden
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
PRINT
66
van sharing services, het herstellen van vertrouwen en gemeenschapsgevoel, het verminderen van afval en overconsumptie en het activeren van de lokale economie.
• Het delen van producten en diensten onderling, zonder geld te betalen; • Open data: 1.300 data zijn publiek opengesteld; • Bibliotheken voor boeken, gereedschappen en reparatie-
De gemeentelijke strategie berust op drie pijlers: verander verouderde
mogelijkheden;
wetgeving en systemen, steun initiatieven gericht op delen en moedig
• Wifi is opengesteld op markten, in parken en overheidskantoren;
burgers aan om te delen. De stad zorgt voor de infrastructuur (wetten,
• Fotobank openstellen: 250.000 foto’s zijn voor het publiek beschikbaar
instituties, social trust capital). Met andere woorden de stad plaveit de
(Johnson, 2014).
weg voor de deeleconomie. Het wordt gezien als een creatief publiekprivaat partnerschap. De sleutelactiviteiten zijn:
3. Zelfvoorzienende regio
• Het openstellen van publieke gebouwen, wanneer deze niet gebruikt
Bij de zelfvoorzienende regio wordt ervan uitgegaan dat alles wat
worden, voor activiteiten zoals vergaderingen; • Het selecteren van een aantal start-ups, die vergaderruimte, fondsen, training en advies krijgen; • Het oprichten van een sharehub, waar je alles kunt vinden wat er gedeeld kan worden in Seoel; • Het financieel ondersteunen van Airbnb-achtige activiteiten, kinderkledingruil, parkeerplaatsdelen, productendelen enzovoort;
gebruikt wordt, zelf geproduceerd, hergebruikt en gerecycled wordt. Al het benodigde water, energie of fosfaat wordt zelf geproduceerd, hergebruikt of gerecycled en wijken, steden of stedelijke regio’s zijn CO2 neutraal. Voorbeelden waar men dit nastreeft zijn De Ceuvel in Amsterdam, EVA-Lanxmeer in Culemborg en Iewan–Strowijk in Nijmegen. Waar de regio zonder afval zich beperkt tot het verminderen en het recyclen van afval, is de zelfvoorzienende regio breder en zet in op alle negen circulaire niveaus
• Start-up school, waar je kunt leren hoe deelactiviteiten op te zetten;
(refuse, reduce, re-use, repair, refurbish, remanufacture, re-purpose,
• Opstarten van een project waarin lege kamers bij ouderen gehuurd
recycle, recover). De nadruk in de zelfvoorzienende regio ligt op de biolo-
kunnen worden door jongeren om het huizentekort en de eenzaam-
gische keten. Ook zelfvoorzienend worden op het gebied van voedsel kan
heid van ouderen aan te pakken;
hiervan onderdeel uitmaken. De schaal waarop voedselketens gesloten
• Het oprichten van een jongerenclub die jongeren bij elkaar brengt
worden, kan variëren.17
en hen aanzet om hun toekomst te ontwerpen; • Het delen van auto’s;
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
17 Van Steekelenburg (2012) maakt onderscheid in een straal van 30 km (metropool), 100 km (regio) en 300 km (superregio). Afhankelijk van het inwonertal en grondgebruik in deze gebieden kunnen er verschillende kansen liggen voor afzet van landbouwproducten en het hergebruik van reststromen; twee thema’s waarvoor afstand een belangrijke factor is.
PRINT
67
4. Industriële symbiose Circulaire economie wordt bevorderd door het uitwisselen van reststromen. Wat voor de een afval is, kan voor de ander grondstof zijn. Net zoals in de natuur is het afval van het ene organisme, voedsel voor het andere. Bedrijven kunnen zo een ‘industrieel ecosysteem’ vormen. Een goed voorbeeld hiervan is Kalundborg in Denemarken (Figuur 5). In Kalundborg worden stoom, verscheidene grondstoffen (bijvoorbeeld zwavel), vliegas en slib uitgewisseld tussen bedrijven. In het systeem werken een olieraffinaderij, een gipsproducerend bedrijf, een farmaceutisch bedrijf, een viskwekerij, een kolengestookte elektriciteitscentrale en de gemeente samen. Figuur 5. Industriële symbiose in Kalundborg (Peck, 1996)
Varkenshouderij gist gas
Gipsplaatfabriek
Wegaanleg
slib gips
stoom
Olieraffinaderij zwavel
stoom
Bio installatie
afvalwarmte
gas
Elektriciteitscentrale
afvalwarmte (retour)
Gemeente Kalundborg
vergistingsslib
vluchtige assen afvalwarmte slib
Viskweek Zwavelzuurproducent
Lokale boeren
Betonfabriek
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 1
PRINT
68
2
Een circulair toekomstbeeld PRINT
69
Voor de transitie naar een circulaire economie is het van belang een beeld
2.2 Toekomstbeeld nodig voor transitiepad
te hebben van een circulaire toekomst (zie ook Rood & Hanemaaijer, 2014).
Ook de raad heeft zich gebogen over de vraag hoe de samenleving in een
Op dit moment ontbreekt een breed gedragen beeld daarvan. Hoe ziet de
circulaire economie eruit kan zien. Daarbij heeft de raad zich verschillende
samenleving eruit in een circulaire economie?
vragen gesteld, zoals: • Zal Europa voor zijn grondstoffen zoveel mogelijk onafhankelijk worden van de rest van de wereld, met gesloten ketens op Europees niveau?
2.1 Verschillende scenario’s en wensbeelden
Of zal het level playing field ook in een circulaire economie een leidend
In de afgelopen jaren hebben veel instanties pogingen ondernomen om
principe blijven en zullen de ketens zich eerder op mondiaal niveau
(delen van) circulaire toekomsten te verkennen, veelal met behulp van
sluiten?
scenario’s. Zo heeft het Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (KIDV) vier
• Gaan producenten en consumenten in de toekomst een echte prijs
toekomstscenario’s voor plastic verpakkingen opgesteld, waarin een
(zie ook begrippenlijst) voor grondstoffen en producten betalen?
circulaire economie in meer of mindere mate vorm krijgt (KIDV, 2014).
Dat betekent onder meer betalen voor milieuvervuiling door productie,
De Britse organisatie Nesta (een charitatieve instelling op het gebied van
consumptie en verwerking of betalen voor ingrepen die milieu-
innovatie) heeft scenario’s ontwikkeld voor de ‘collaborative economy’
vervuiling tegengaan. Wat betekent het wel of niet hanteren van een
met verschillende schaalniveaus waarop een circulaire toekomst vorm kan
echte prijs voor het sluiten van ketens?
krijgen, van lokaal tot mondiaal (Nesta, 2014). Ook het Ministerie van IenM
• Wat wordt de betekenis van bezit? Gaan consumenten veel meer delen?
heeft een wensbeeld opgesteld, samen met de NVRD en de VNG (Ministerie
• Wat gaat innovatie betekenen voor een circulaire economie? Welke
van IenM, VNG & NVRD, 2014). Door de Sociaal-Economische Raad (SER) is Z.K.H. Prins Carlos de Bourbon de Parme gevraagd input te leveren voor een toekomstvisie op een circulaire economie voor Nederland. Deze input wordt begin 2016 verwacht.
producten kunnen door het Internet of Things vervangen worden? • Hoe wordt in de toekomst tegen arbeid aangekeken? Waar bestaat die arbeid uit? Hoeveel uren werkt de gemiddelde Nederlander dan nog? • Hoe mondig wordt de burger of consument? Wat wil de consument in de toekomst?
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 2
PRINT
70
De beantwoording van deze vragen is lastig. De onzekerheden, zeker op de lange termijn, zijn immers groot. Een scenariostudie zou behulpzaam kunnen zijn, maar het opstellen van scenario’s is een ingewikkelde en tijdrovende opgave. Dit valt buiten het bereik van dit adviestraject. Toch meent de raad dat het formuleren van een toekomstbeeld noodzakelijk is voor het bepalen van een transitiepad naar een circulaire toekomst. Om te weten welke stappen je moet zetten, moet je immers weten waar je naar toe wilt.18 Daarom heeft de raad wel een toekomstbeeld opgesteld; niet als scenario, maar als mogelijk beeld voor een circulaire economie. Dit beeld is een langetermijntoekomstbeeld (richtjaar 2050). Het kan beschouwd worden als een visie van de Rli op een circulaire economie. Bij het opstellen daarvan heeft de raad voortgebouwd op al bestaande toekomstscenario’s van andere organisaties, en de opbrengst uit een Rli-denksessie met experts over een circulaire toekomst bezien vanuit huishoudens (Expertmeeting, september 2014).
2.3 Rli’s toekomstbeeld voor een circulaire economie In 2050 is Europa zo goed als zelfvoorzienend op het gebied van grondstoffen. De al aanwezige grondstoffen blijven zo lang mogelijk in de keten. In de Nederlandse wet is verankerd dat reststromen en gebruikte producten en materialen als grondstof worden gezien: het woord ‘afval’ komt in de wet niet meer voor. Na gebruik worden materialen zoveel mogelijk herwonnen en gerecycled. Voor de consument is het helder wat van hem of
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 2
18 De techniek om vanuit een toekomstbeeld terug te redeneren naar maatregelen die nu genomen kunnen worden, heet ‘backcasting’. Het voordeel van deze methode boven forecasting (de toekomst voorspellen op basis van de huidige situatie) is dat voorkomen wordt dat alleen incrementele innovatiemaatregelen in beeld komen.
PRINT
71
haar wordt verwacht wanneer hij of zij producten of resten van producten
De circulaire economie is sociaal geaccepteerd. Consumenten weten welke
niet meer wil gebruiken. Een product heeft, ook na afdanking, waarde.
keuzes zij hebben bij de aanschaf en het gebruik van producten. Goede
Deze waarde is transparant, in de zin dat er voor gebruikte producten,
voorlichting helpt bij het maken van verantwoorde keuzes. Voor producten
componenten en grondstoffen goedlopende markten zijn, en dat de burger
wordt een echte prijs (true price) betaald. Daarbij komt dat de betekenis van
weet wat de waarde is van gebruikte producten en materialen. Markten
bezit fundamenteel anders is geworden: producten worden vaker als dienst
zijn zo ingericht dat het loont om recyclaat (secundaire grondstoffen) te
geconsumeerd. Het leasen of huren van producten, zoals wasmachines,
verkiezen boven primaire grondstoffen. Hierdoor kunnen ketens zich sluiten
is vanzelfsprekender geworden. Voor producten zijn niet langer enkel
en worden materialen telkens opnieuw gebruikt voor nieuwe producten.
functionaliteit en esthetiek van belang, maar vooral ook levensduur, multi-
Als gevolg daarvan hoeven er minder grondstoffen gedolven te worden
functionaliteit en de alternatieve aanwendbaarheid van componenten en
en is de milieudruk afgenomen. Grondstoffen die schadelijk zijn voor het
grondstoffen. Na gebruik gooien burgers zo min mogelijk weg, en als dat
ecosysteem blijven circuleren in de economie en komen niet in het milieu
wel gebeurt, gaat dat gescheiden. Als er verpakkingen om producten zitten,
terecht. Er is een groot aanbod aan hernieuwbare grondstoffen: grond-
dan zijn ze óf meermalig herbruikbaar óf biologisch afbreekbaar. Mensen
stoffen die gewonnen worden uit plantaardige materialen, en die vervol-
hebben makkelijke toegang tot eenduidige ‘afdankroutes’, ook voor deze
gens na gebruik herbruikbaar, recyclebaar en composteerbaar zijn.
verpakkingen. De lokale infrastructuur is hier volledig op ingericht.
Producten worden zo gemaakt dat ze veel langer meegaan. Ook tussen-
Door de ontwikkelde kennis, technieken en praktijken heeft Nederland zich
tijdse reparatie verlengt de levensduur. Producten worden pas tot de
ontwikkeld tot ‘circulaire hotspot’ van Europa. Dit betekent dat Nederland
Nederlandse markt toegelaten als ze na gebruik weer volledig uit elkaar
voorloper is op het gebied van nieuwe verwerkingswijzen, afvalscheidings-
te halen zijn en als de materialen of componenten te hergebruiken zijn.
technieken, onderwijs- en onderzoeksprogramma’s op het gebied van
Bedrijven hebben daarin bij het ontwerp van hun producten grote stappen
circulaire economie. Er is een gunstig investeringsklimaat voor innova-
gezet: er wordt bij het ontwerp veel meer rekening gehouden met
tieve bedrijven die nieuwe circulaire technieken of producten op de markt
reparatiemogelijkheden, hergebruik en recyclebaarheid. In hun jaar-
willen brengen. ‘Nederland als circulaire hotspot’ is zowel een kennis- en
verslagen leggen bedrijven verantwoording af over de gebruikte
innovatiehotspot, als een fysieke hub voor de verwerking en scheiding
grondstoffen.
van reststromen uit Europa (door benutting van logistieke kennis en infrastructuur). Door de ontwikkeling tot circulaire hotspot van Europa is
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 2
PRINT
72
de werkgelegenheid in Nederland sterk toegenomen, met meer arbeidsplaatsen die direct of indirect voortvloeien uit een circulaire economie.
2.4 Tot slot: een toekomstbeeld, niet hét toekomstbeeld Bovenstaande schets is nadrukkelijk een toekomstbeeld, een visie van de Rli, en staat los van de huidige ontwikkelingen. Dit beeld is omgeven door onzekerheden; of het toekomstbeeld zonder meer realiteit zal worden is niet vanzelfsprekend. In het toekomstbeeld heeft de raad allerlei keuzes gemaakt en veronderstellingen gedaan, bijvoorbeeld over het niveau waarop de ketens zich sluiten (in het toekomstbeeld is bijvoorbeeld gesteld dat Europa zelfvoorzienend is op het gebied van grondstoffen, dus gesloten ketens op Europees niveau en niet op mondiaal of regionaal niveau).
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 2
PRINT
73
3
Belemmeringen voor een circulaire economie PRINT
74
In dit hoofdstuk wordt een aantal belemmeringen voor een circulaire
3.1 Institutionele belemmeringen
economie besproken, belemmeringen die medebepalend zijn voor het al
Voor de transitie naar een circulaire economie in Nederland bestaan
dan niet tot volle wasdom komen van een circulaire economie. Naar deze
diverse institutionele belemmeringen. Dit zijn structurele belemmeringen
belemmeringen voor een circulaire economie is veel studie verricht. Met
die in de loop der jaren zijn gegroeid in praktijken, marktstructuren en
een literatuurstudie zijn de belangrijkste belemmeringen hieronder op een
systemen en die als geheel de lineaire economie in stand houden.
rij gezet. De inventarisatie is niet uitputtend; het gaat om belemmeringen die genoemd zijn in enkele belangrijke rapporten.19
Ongelijk speelveld Een belangrijke institutionele belemmering is dat er in Nederland een
De belemmeringen liggen op verschillende terreinen:
ongelijk speelveld is ontstaan voor bedrijven die willen starten of om-
1. Institutionele belemmeringen (bijvoorbeeld gevestigde belangen);
schakelen naar een circulaire economie. Het huidige economische systeem
2. Belemmeringen in wet- en regelgeving (bestaande wet- en regelgeving
is ingericht op een lineaire economie, wat lineaire bedrijven vaak voordelen
blokkeert soms innovatie); 3. Economische belemmeringen (onder andere nadruk op traditionele business modellen); 4. Maatschappelijke belemmeringen (bijvoorbeeld gebrek aan bewustzijn, gevoel van urgentie);
biedt ten opzichte van circulaire ondernemingen, op het gebied van bijvoorbeeld belastingen, mededingingsbeleid en andere fiscale kaders. Dit ongelijke speelveld vormt een belemmering voor het ontstaan of opschalen van circulaire initiatieven (Circle Economy & IMSA, 2013; OPAi & MVO Nederland, 2014).
5. Belemmeringen in kennis en innovatie (bijvoorbeeld technologische vernieuwing) (indeling op basis van Cramer, 2014a; Circle Economy & IMSA, 2013). In de praktijk overlapt de inhoud van de belemmeringen elkaar. Eenzelfde belemmering kan bijvoorbeeld zowel op het institutionele als het economische terrein liggen. Omwille van de helderheid zijn in onderstaande paragrafen belemmeringen echter slechts eenmaal genoemd.
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 3
19 Dit zijn het TNO-rapport ‘Kansen voor een circulaire economie’ (Bastein et al., 2013); het rapport ‘Unleashing the power of the circular economy’ (Circle Economy & IMSA, 2013); ‘Ondernemen in de circulaire economie’ (OPAi & MVO Nederland, 2014); ‘Reflectie op Van Afval Naar Grondstof (VANG)’ (Rood & Hanemaaijer, 2014); ‘Grondstoffenhonger duurzaam stillen’ (Rathenau Instituut, 2014). Ook is gebruik gemaakt van een literatuuroverzicht ‘Barriers & drivers towards a circular economy: literature review’ (Van Eijk, 2015).
PRINT
75
die economie. Het kunnen afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) zijn, maar bijvoorbeeld ook bedrijven die nu nog grotendeels afhankelijk zijn van schaars wordende of moeilijk te verkrijgen grondstoffen. Als zij niet tijdig de omslag naar een circulaire economie weten te maken, zouden zij de verliezers van die omslag kunnen zijn. De grote investeringen in bestaande AVI’s en de grote economische waarde daarvan kunnen de transitie naar een circulaire toekomst beperken (Bastein et al., 2013). Dat gevestigde belangen een belemmering kunnen zijn voor de transitie naar een circulaire economie wil overigens niet zeggen dat in de Nederlandse situatie lineaire bedrijven en AVI’s standaard innovatie tegenhouden. In tegendeel, de Nederlandse afvalsector bijvoorbeeld vertoont juist een grote dynamiek om op de veranderingen in te spelen. Zo zijn sommige bedrijven al bezig met een strategieaanpassing voor de lange termijn. Gevestigde belangen Een andere institutionele belemmering is de mogelijke weerstand tegen
Gerichtheid bedrijven op traditionele ketens of op de korte termijn
een circulaire economie bij ‘gevestigde belangen’. In zijn algemeenheid
Voor een circulaire toekomst is het nodig dat bedrijven elkaar vinden om
kunnen gevestigde belangen een belemmering vormen bij élke transitie20,
samen te gaan werken. Als bedrijven meer circulair willen werken, hebben
dus ook bij die naar een circulaire economie. Het bestaansrecht en econo-
ze immers vaak ook andere bedrijven nodig om de keten te sluiten, bijvoor-
misch rendement van partijen met dergelijke belangen is afhankelijk van
beeld een bedrijf dat het ‘afval’ van een ander bedrijf wil gaan gebruiken
de huidige gang van zaken, van het behoud van de status quo. In het geval
als grondstof. Diverse studies wijzen erop dat – uitzonderingen daargelaten
van de transitie naar een circulaire economie gaat het om bedrijven die hun
– partijen elkaar daarvoor momenteel nog onvoldoende weten te vinden
bedrijfsprocessen hebben ingericht volgens de principes van de lineaire economie en die daardoor belangen hebben bij het in stand blijven van
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 3
20 Zie ook het advies ‘Remmen los’ waarin de raad wijst op de remmende invloed van gevestigde belangen bij de transitie naar een duurzame energiehuishouding in Nederland (Rli, 2011).
PRINT
76
(Circle Economy & IMSA, 2013; Bastein et al., 2013; OPAi & MVO Nederland,
3.2 Belemmeringen in wet- en regelgeving
2014). Het is nodig om weet te hebben van elkaars bestaan en van elkaars
De huidige wet- en regelgeving is gericht op een lineaire economie.
belangen en bedrijfsstrategie en daar ontbreekt het vaak aan. TNO stelt dat
Daardoor kunnen sommige aspecten in (nationale en Europese) wet- en
brancheorganisaties vaak nog op traditionele ketens gericht zijn, wat het
regelgeving belemmerend werken voor een overgang naar een circulaire
zoeken naar circulaire alternatieven belemmert (Bastein et al., 2014). Een
economie. Enkele van die aspecten worden hieronder besproken, waarbij
andere institutionele belemmering in dit verband kan een kortetermijn-
de raad zich realiseert niet volledig te kunnen zijn. Overigens werken niet
focus bij aandeelhouders zijn. Als het kortetermijnbelang van aandeel-
altijd de regels zélf belemmerend, maar vooral de interpretatie ervan. Zo
houders domineert, komen bedrijven soms niet tot een circulaire strategie
wijzen Bastein et al. (2013) erop dat circulaire koplopers een gebrek aan
met bijbehorende langetermijninvesteringen (Circle Economy & IMSA,
ruimte voor vernieuwing ervaren door een risicomijdende interpretatie
2013).
van de regels door bevoegd gezag.
Bbp (bruto binnenlands product) te beperkte indicator van vooruitgang
Europees en nationaal mededingingsbeleid
Op dit moment wordt het succes van de economie afgemeten aan de
In een circulaire economie zullen bedrijven soms vergaand met elkaar
ontwikkeling van het bbp (de totale waarde van goederen en diensten
samenwerken, bijvoorbeeld bij het gebruiken van elkaars reststromen.
geproduceerd over bepaalde periode). Het bbp laat echter niet de werkelijke
Intensieve samenwerking binnen productketens kan echter gezien worden
vooruitgang of economische welvaart van een maatschappij zien. Het meet
als kartelvorming of als misbruik van dominante posities. Onder de
weliswaar economische groei, maar houdt geen rekening met de houdbaar-
geldende Nederlandse en Europese wetgeving, gericht op bescherming van
heid van die groei in ecologisch en sociaal opzicht. Zaken als uitputting,
consumentenbelangen, is een dergelijke intensieve samenwerking om die
vervuiling en sociale gevolgen worden niet in de berekening van het bbp
reden dan ook vaak niet toegestaan (Circle Economy & IMSA, 2013, p. 41).
meegenomen. Bovendien wordt een groot deel van vooruitgang door innovatie (belangrijk in een circulaire economie) niet gezien als econo-
Afval is volgens de wet geen grondstof
mische groei (Circle Economy & IMSA, 2013; Rabobank, 2014). Als econo-
Volgens de wet is afval geen product, geen grondstof. Dit is begrijpelijk
mische vooruitgang op deze manier wordt gemeten, geeft het slechts
vanuit het oogpunt van het beschermen van het milieu en van de volks-
inzicht in de korte termijn, vanuit een beperkt perspectief op welvaart.
gezondheid. Juridisch gezien echter maakt dit aspecten die juist in een
Het succes van een circulaire economie ondervindt hiervan hinder.
circulaire economie belangrijk worden, veel lastiger te organiseren,
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 3
PRINT
77
bijvoorbeeld rond inzameling, grensoverschrijdend vervoer (OPAi & MVO Nederland, 2014; Bastein et al., 2013). De wetgeving op dit gebied is overigens wel in beweging: volgens de Europese afvalwetgeving mogen lidstaten bijvoorbeeld op nationaal niveau criteria vaststellen (mits er geen Europese criteria gelden) waardoor een afvalstof onder voorwaarden de status van een grondstof kan krijgen. In Nederland is dat onlangs gedaan voor recyclinggranulaat van bouw- en sloopafval. Relatief hoge belasting op arbeid In het huidige belastingstelsel wordt arbeid momenteel relatief zwaar belast, zwaarder dan grondstoffen en materialen. Diverse studies wijzen erop dat dit belemmerend werkt voor de transitie naar een circulaire economie (Circle Economy & IMSA, 2013, p. 41; Rathenau, 2014). Dit steunt juist de principes van de lineaire economie, en maakt bijvoorbeeld het
Financiële kaders
repareren of sorteren van ingezamelde restproducten vaak duur, en het
In zijn algemeenheid geldt dat de geldende financiële kaders nog gemaakt
aanschaffen van een geheel nieuw product relatief goedkoop. In een
zijn voor de lineaire economie. Zo houden de huidige koop- of huurregels
circulaire economie zou dit net andersom moeten zijn.
onvoldoende rekening met performance based contracting van producten (alles wordt afgeschreven tot een restwaarde nul, zonder rekening te
Juridische regels gericht op eigendom
houden met de waarde van de resterende materialen in het product).
Huidige juridische kaders zijn ontworpen voor de lineaire economie. Het
Ook accountingregels zijn opgesteld vanuit de principes van de lineaire
concept leasing, bijvoorbeeld, kent nog juridische onduidelijkheden over
economie (OPAi & MVO Nederland, 2014).
eigendom (OPAi & MVO Nederland, 2014). Wat gebeurt er bijvoorbeeld met een wasmachine als de gebruiker het leasebedrag niet meer kan
Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA)
opbrengen? Of wat gebeurt er als het bedrijf failliet gaat, wie neemt dan
Deze verordening regelt het grensoverschrijdend transport van afvalstoffen:
het onderhoud van het apparaat over of voert het af na gebruik?
in, uit en binnen Europa. In de discussie over circulaire economie wordt
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 3
PRINT
78
deze richtlijn als een belemmering genoemd voor de internationale handel
Lage grondstofprijs van primaire grondstoffen
van waardevolle secundaire grondstoffen. Behalve de hoge administratie-
Lage grondstofprijzen van primaire grondstoffen maken het voor bedrijven
last voor bedrijven, die ervoor kan zorgen dat bedrijven stromen niet
niet snel lonend om te gaan werken met secundaire grondstoffen (recy-
aanbieden voor recycling, zijn er kritische geluiden over interpretatie-
claat materialen) of te zorgen voor een product dat (door het ontwerp) na
verschillen en handhaving van deze richtlijn in verschillende Europese
gebruik makkelijker te repareren, hergebruiken of uit elkaar te halen is.
landen. Die verschillen zorgen voor een ongelijk speelveld: Nederland
Zolang de prijs van gerecycled materiaal hoger is dan van primaire grond-
zou bijvoorbeeld strenger in de leer zijn. In een brief aan de Tweede Kamer
stoffen, kan dit een belemmering vormen voor een transitie naar een circu-
geeft de staatssecretaris van IenM aan dat Nederland als belangrijk door-
laire economie (Circle Economy & IMSA, 2013). Bij stijgende prijzen van
voerland van afvalstoffen negatieve gevolgen ervaart van onvoldoende hand-
primaire grondstoffen worden de economische verdienmogelijkheden van
having van de EVOA in andere lidstaten en door interpretatieverschillen
een circulaire bedrijfsvoering groter.
over afvalstoffen die genoemd zijn in de ‘groene lijst’, de lijst met een relatief lichter regime. Naast betere handhaving zet Nederland daarom in
Externe kosten zijn niet in de kosten meegerekend (true price)
op betere omgang met interpretatieverschillen (Tweede Kamer, 2013d) en
Bij een echte prijs (true price, zie de begrippenlijst) gaat het om het reëel
heeft een ‘steunpunt EVOA’ opgericht voor uitleg over handhaving en over
toerekenen van kosten aan materialen en producten, inclusief de sociale
beslissingen met betrekking tot EVOA (Tweede Kamer, 2015c).
en ecologische kosten. Externe kosten worden dan gemonetariseerd. Als niet-hernieuwbare grondstoffen een true price krijgen, dus als daarin ook de ecologische en sociale kosten worden verwerkt, zullen deze kosten naar
3.3 Economische belemmeringen
alle waarschijnlijkheid in alle stappen van de keten doorberekend worden.
Voor de transitie naar een circulaire economie zijn goede economische
Dan wordt het naar verwachting lonender voor bedrijven om circulair te
verdienmogelijkheden voor bedrijven essentieel. Is het rendabel om circu-
gaan werken. Dat externe kosten (milieu, sociaal) in het totaal van kosten
lair te werken? Op dit moment is dat nog niet altijd het geval: circulaire
nog niet meegerekend worden, kan als belemmering werken voor de tran-
initiatieven van bedrijven komen mede daardoor niet altijd van de grond.
sitie naar een circulaire economie (Circle Economy & IMSA, 2013; Rathenau
Mogelijke belemmeringen zijn:
Instituut, 2014).
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 3
PRINT
79
Beperkte toepassing van alternatieve bedrijfsmodellen
manier van aanbesteden aangepast moet worden (Rli, 2013; OPAi & MVO
Bedrijven die gaan werken volgens de principes van een circulaire
Nederland, 2014). Het Rijk probeert via de Green Deal Circulair Inkopen daar
economie, zullen naar verwachting behoefte hebben aan alternatieve
ervaringen mee op te doen.
bedrijfsmodellen met andere manieren van het inrichten van bedrijfsprocessen. Huidige bedrijfsmodellen zijn meestal gebaseerd op het
Toenemende complexiteit in bedrijfsprocessen
verkopen van producten. In alternatieve bedrijfsmodellen, gebaseerd op
Diverse studies wijzen op het feit dat het aanpassen van de bedrijfsvoering
circulariteit, gaat het vaak minder om eigendom van producten en meer
in de richting van circulariteit een complexe stap is, die mede van invloed
om het gebruik van diensten. Hergebruik, repair en recycling staan centraal.
kan zijn op de economische verdienmogelijkheden. Het managen van vele
De beperkte toepassing van nieuwe bedrijfsmodellen kan belemmerend
contracten bijvoorbeeld (zoals bij het leasen van diensten) is iets anders
werken voor een omslag naar een circulaire economie (Circle Economy &
dan het leveren van producten en vergt een andere bedrijfsvoering (OPAi &
IMSA, 2013).
MVO Nederland, 2014). Ook kunnen partijen in een verschillend tempo hun bedrijfsvoering aanpassen: een bedrijf dat circulair wil gaan werken kan af-
Omvangrijke investeringen vooraf
hankelijk zijn van andere (aanleverende) bedrijven en van het tempo waarin
Bedrijfsvoering volgens de principes van een circulaire economie kan op
deze circulair gaan werken. Dat maakt het complex. Ook inkopen volgens
korte termijn relatief veel investeringen vragen, terwijl de opbrengsten
de principes van circulaire economie kan voor een bedrijf lastig zijn: met
ervan pas op langere termijn zichtbaar worden. De omvangrijke inves-
andere risico’s, langere levensduur met langere contracten, meer inte-
teringen vooraf kunnen belemmerend werken in de transitie naar een
graal kijken naar de kosten van de levenscyclus bij de prijs (OPAi & MVO
circulaire economie (Circle Economy & IMSA, 2013). Het feit dat kosten en
Nederland, 2014; Bastein et al., 2013). De bestaande bedrijfsprocessen
baten momenteel vaak nog oneerlijk verdeeld zijn over de keten, draagt
en –cycli moeten ingesteld worden op circulaire principes: de meeste
hier aan bij. Bij retailers zijn de winstmarges bijvoorbeeld vele malen hoger
businessplannen gaan nu nog uit van drie tot vijf jaar met korte cycli
dan bij de vervoerders, door onder andere ongelijke macht bij spelers in
(fiscale jaren, kwartaalbudgetten), terwijl de cycli van een circulaire
materiaal- en productketens (Bastein et al., 2013). Daardoor heeft de ene
economie vaak langere termijnen betreffen (OPAi & MVO Nederland,
partij meer marge om circulaire (voor)investeringen te doen dan de andere.
2014). De verwachting is dat de hogere kosten voor management en
Bij aanbestedingsprocessen wordt door de opdrachtgever nog niet altijd
planning belemmerend kunnen werken voor de transitie naar een circulaire
rekening gehouden met de hoge voorinvesteringen. Dit betekent dat de
economie (Circle Economy & IMSA, 2013).
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 3
PRINT
80
3.4 Maatschappelijke belemmeringen In zijn algemeenheid geldt dat maatschappelijke acceptatie van het gedachtegoed van een circulaire economie als belangrijke voorwaarde geldt voor een transitie. Mogelijke maatschappelijke belemmeringen zijn: Gebrek aan bewustzijn, kennis en gevoel van urgentie Bij consumenten kan er sprake zijn van een gebrek aan bewustzijn of onvoldoende gevoel van urgentie voor een omslag naar een circulaire economie en naar circulair handelen (Circle Economy & IMSA, 2013; Bastein et al., 2013). Als consumenten zich niet bewust zijn van hun handelen zijn ze ook minder geneigd hun gedrag te veranderen (De Groot & Steg, 2010). Naarmate consumenten zich bewuster zijn van hun gedrag, is de omslag in het gedrag van mensen (Witte, 1992) en hun actiebereidheid groter (Kuhl, 1982). Consumenten kunnen het gevoel hebben dat de bijdrage van het individu aan duurzaamheid veel kleiner is dan die van het bedrijfsleven of de overheid en bovendien dient gemak de mens (Bastein et al., 2013; Rli, 2014a). Daarbij komt dat er niet altijd voldoende kennis is om de juiste keuzes te maken: er is soms onbekendheid met wat er gedaan moet worden (bijvoorbeeld bij afvalinzameling) of wat de waarde kan zijn (afval is iets dat mensen kwijt moeten, in plaats van iets dat ze moeten behouden als grondstof omdat het waarde heeft) (Bastein et al., 2013). Mensen zijn eerder geneigd circulair te handelen als ze denken dat anderen die voor hen belangrijk zijn, dat van hen verwachten (Harland et al., 1999). Daarnaast zijn mensen meer geneigd om circulair te handelen als ze zien dat anderen dat ook doen of hebben gedaan. Het omgekeerde geldt ook: als anderen
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 3
PRINT
81
het niet doen, zijn mensen eerder geneigd om het niet te doen (Keizer et al.,
3.5 Belemmeringen in kennis en innovatie
2011).
Voor de transitie naar een circulaire economie is kennisontwikkeling, kennisverspreiding en innovatie nodig. Als die onvoldoende zijn, kan dat
De waarde van eigendom
de transitie belemmeren.
Op dit moment zijn eigendom, materiële consumptie en de waarden die daaraan worden toegekend, diep ingebed in de maatschappij. Eigendom
In zijn algemeenheid geldt dat er op het gebied van een circulaire economie
maakt deel uit van het zelfbewustzijn van mensen. Eigendom is vaak
sprake is van een gefragmenteerde organisatie van kennisontwikkeling
statusgevoelig, en de modegevoeligheid van consumenten kan leiden tot
en van een weinig crosssectorale kennisontwikkeling. Aangezien
in circulair opzicht minder goede keuzes (Circle economy & IMSA, 2013;
circulaire economie juist relaties heeft met meerdere sectoren is een
OPAi & MVO Nederland, 2014; Bastein et al., 2013). Ook kan eigendom
dergelijke kennisorganisatie niet effectief. Structurele samenwerking op
geassocieerd worden met ‘het goede doen’ (en daarmee een goed gevoel
dit gebied tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden is niet gega-
opleveren), zoals bij het doorgeven van eigendom in een nalatenschap. De
randeerd, en daarmee is het de vraag hoe kennisontwikkeling kan worden
boodschap van een circulaire economie kan overkomen als ‘wat je hebt is
georganiseerd en hoe opgedane kennis goed naar de markt kan worden
slechts tijdelijk van jou’ (OPAi & MVO Nederland, 2014) en daarmee niet
gebracht (Bastein et al., 2013). Bij bedrijven is er behalve een gebrek aan
dezelfde waarden overdragen als bij eigendom nu het geval is. Daarbij
kennis, ook sprake van een slechte verspreiding van kennis. Een gebrek
komt dat het voor consumenten vaak moeilijker is om te denken in termen
aan vertrouwen tussen bedrijven en de vertrouwelijkheid van informatie
van functionaliteiten dan in termen van producten, en dat is juist nodig als
hinderen de uitwisseling van informatie en daarmee de transparantie
producten gehuurd of geleased worden (OPAi & MVO Nederland, 2014).
(Bastein et al., 2013; Circle Economy & IMSA, 2013; OPAi & MVO Nederland,
Hieraan gerelateerd is dat consumenten een voorkeur hebben voor ‘nieuw’
2014). De kennisontwikkeling op het gebied van circulair ontwerp en eco-
in plaats van ‘gebruikt, gerecycled, tweedehands’: nieuw is toch ‘het beste’.
design staat – ondanks de groeiende belangstelling en de sterke uitgangs-
Tweedehands producten worden vaak beschouwd als min of meer infe-
positie van Nederland op het gebied van design – nog in de kinder-
rieur. Overigens is dat niet voorbehouden aan consumenten: ook bedrijven
schoenen. Wat is het beste ontwerp, wanneer de hele keten in ogenschouw
kunnen een perceptie van inferioriteit bij tweedehands producten hebben
wordt genomen, inclusief de end-of-life fase (Bastein et al., 2013)?
(OPAi & MVO Nederland, 2014).
Bovendien ontbreekt momenteel een coherente aanpak van het onderwijs
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 3
PRINT
82
en van ontwikkeling van een aantal vaardigheden en competenties (Bastein et al., 2013). Toegespitst op technologie geldt dat de verwerking van recyclaat het bedrijfsleven nog telkens voor nieuwe uitdagingen stelt (USI, 2014). Er is een informatiestroom nodig die voor alle partijen betrouwbare informatie over materiaalsamenstelling en bijvoorbeeld toxiciteit bevat. Kennisontwikkeling op dit vlak blijft noodzakelijk voor een transitie naar een circulaire economie. Tot op heden blijken lineaire technologieën echter nog diep ingesleten (Circle Economy & IMSA, 2013).
CIRCULAIRE ECONOMIE | deel 2: analyse | Hoofdstuk 3
PRINT
83
Bijlagen
A. Overzicht beleidsdoelen Beleidsnota/ afsprakenkader
Hoofddoelen
Betrokken partijen
Groene Groei (Tweede Kamer, 2013a)
• E nergie: naar een duurzame, betaalbare en EZ, IenM betrouwbare energievoorziening • Biobased economy: naar substitutie van fossiele door groene grondstoffen (biomassa) • Klimaat: naar een ambitieus (inter)nationaal klimaatbeleid • Afval: van afval naar grondstof • Bouw: naar een energiezuinige gebouwde omgeving • Voedsel: naar een duurzame landbouw en voedselvoorziening • Mobiliteit: naar duurzame wijzen van vervoer en transport • Water: duurzaam werken met water
Grondstoffennotitie • Aanbod van grondstoffen veiligstellen, vergroten en verduurzamen (Tweede Kamer, • Vraag naar grondstoffen beperken en waar 2011b en 2013c) mogelijk verduurzamen • Gebruik van grondstoffen efficiënter en duurzamer maken
PRINT
EZ
84
Beleidsnota/ afsprakenkader
Hoofddoelen
VANG (Tweede Kamer, 2014)
IenM • B elemmeringen weghalen bij circulair maken van productieprocessen en hergebruik van reststromen • Hoeveelheid materiaal die economie verlaat zichtbaar verminderen: van 10 miljoen ton naar 5 miljoen ton in 2022 • Beter scheiden van afval: 75% in 2020 en 100% in 2025, in 2020 100 kg afval/inwoner/jaar • Benutten van economische kansen van circulaire economie: Nederland in 2020 hotspot van circulaire economie
Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) (Tweede Kamer, 2009)
• Stimuleren van preventie van afvalstoffen, zodanig dat het totaal afvalaanbod in 2015 niet groter mag zijn dan 68 Mton en in 2021 niet groter mag zijn dan 74 Mton • Verhogen van de nuttige toepassing van het totaal aan afvalstoffen van 83% in 2006 naar 95% in 2015. Van de 95% nuttige toepassing dient minimaal 83%-punt door recycling te worden gerealiseerd (in 2006 was dit 76%-punt) • Verhogen van de nuttige toepassing van het totaal aan huishoudelijk afval van 51% in 2006 naar 99% in 2015. Van de 99% nuttige toepassing dient minimaal 60%-punt door recycling te worden gerealiseerd (in 2006 was dit 47%-punt) • Verhogen van de nuttige toepassing van het totaal aan HDO-afval van 46% in 2006 naar 95% in 2015. Van de 95% nuttige toepassing dient minimaal 60%-punt door recycling te worden gerealiseerd (in 2006 was dit 48%-punt) • Minstens gelijk houden van het in 2006 in Nederland al behaalde percentage van 95% nuttige toepassing van bouw- en sloopafval, ondanks de verwachte forse toename in de productie van deze afvalstroom in de komende jaren (van 23 Mton in 2006 naar 31 Mton in 2021) • Minstens gelijk houden van het in 2006 in Nederland al behaalde percentage van 90% nuttige toepassing van industrieel afval, ondanks de verwachte toename in de productie van deze afvalstroom van 16 Mton in 2006 naar 18 Mton in 2021. Van de 90% nuttige toepassing dient minimaal 85%-punt door recycling te worden gerealiseerd • Reduceren van storten van brandbaar restafval van 1,7 Mton in 2007 tot 0 Mton in 2012. Deze doelstelling is – op hele kleine hoeveelheden specifieke en lastige stromen na – gerealiseerd en dient de rest van de planperiode vastgehouden te worden • Reduceren (richtinggevende doelstelling) van 20% milieudruk in 2015 voor elk van de zeven prioritaire stromen die in het kader van het ketengericht afvalbeleid worden opgepakt • Optimaal benutten van de energie-inhoud van afval dat niet kan worden gerecycled • Beter benutten van de restwarmte van afvalverbranding • Realiseren van een gelijkwaardig Europees speelveld voor afvalbeheer • Vormgeven van de bijzondere verantwoordelijkheid van de overheid voor storten
CIRCULAIRE ECONOMIE | Bijlagen | A
Betrokken partijen
IenM
PRINT
85
• G ebruiken van het cradle-to-cradle (C2C) concept als inspiratiebron bij de zeven prioritaire stromen die in het kader van het ketengericht afvalbeleid worden opgepakt • Bijdragen aan de kabinetsambities voor ‘Groene Groei’ in het algemeen en het programma ‘Van Afval Naar Grondstof’ en het dichterbij brengen van een circulaire economie in het bijzonder. Dit betekent onder meer het stimuleren van: - zuinig omgaan met grondstoffen (resource efficiency) - slim ontwerpen van producten (ecodesign en substitutie van niet duurzame materialen) - voorwerpen langer en meermaals gebruiken (hergebruik en reparatie), en optimaal benutten van reststromen • • • • •
Klimaatbeleid (Tweede Kamer, 2013e)
• In EU verband pleiten voor 40% reductie van CO2 in 2030 ten opzichte van 1990
IenM
Uitvoeringsagenda Natuurlijk Kapitaal (Tweede Kamer, 2013b)
• • • •
EZ en IenM
Techniekpact (2013)
Afspraken om voldoende mensen in de techniek op te leiden en aan het werk te krijgen
Onderwijsinstellingen, werkgevers, werknemers, jongeren, topsectoren, regio’s en Rijk
Verdrag duurzaamheid in het onderwijs (Groene Generatie NL, 2014)
Verdrag dat vraagt om opname van duurzaamheid in het onderwijs
Jongerenorganisaties en politieke partijen
CIRCULAIRE ECONOMIE | Bijlagen | A
Besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar 100 petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020 Toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking (nu ruim 4%) naar 14% in 2020 Verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023 Tenminste 15.000 voltijdbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren
Veertig organisaties, waaronder werkgevers- en werknemersorganisaties, natuuren milieuorganisaties, maatschappelijke organisaties, financiële instellingen
Energieakkoord (SER, 2013)
Duurzaam produceren en consumeren: duurzame ketens Duurzame visserij en bescherming van mariene biodiversiteit Duurzame landbouw en bescherming van biodiversiteit Waarderen van natuurlijk kapitaal
PRINT
86
B. Overzicht rapporten over werkgelegenheidseffecten Er zijn verschillende rapporten verschenen over het mogelijke effect van een circulaire economie op de werkgelegenheid. In onderstaande tabel wordt voor een aantal van die rapporten weergegeven hoeveel werkgelegenheid zij in de toekomst verwachten als gevolg van een circulaire economie. Rapport
Reikwijdte
Methode
TNO (Bastein et al.), 2013
Metaal elektro-sector in Nederland
Nederland
Bruto groei werkgelegenheid
Netto groei werkgelegenheid
Groei in welke sectoren/R’s
Eerst is de toename in marktwaarde berekend. Vervolgens is op basis van het aandeel arbeid in de verschillende sectoren de toename in werkgelegenheid berekend.
Circulaire economie levert 10.583 banen op langere termijn21 op (cijfer is gecorrigeerd voor afname door minder verkoop nieuwe producten).
Reparatie, hergebruik, recycling.
Het rapport doet uitspraken over werkgelegenheid in heel Nederland op basis van één gedetailleerde case studie (extrapolatie). Schattingen zijn terughoudend gedaan.
54.000 banen op langere termijn (na 2020)
Vooral nijverheidssectoren22, maar ook dienstensector en landbouw. Indirecte baten van circulaire economie23 zijn onder andere: nieuwe impuls voor de maakindustrie en de recyclingbranche, innovatie in logistieke sector en ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid.
21 TNO hanteert 3 termijnen: korte termijn (0-3 jaar); middellange termijn (3-7 jaar); langere termijn (>7 jaar, na 2020). 22 Met ‘nijverheid’ wordt hier bedoeld: textiel- en kledingindustrie, hout- en papierindustrie, auto-industrie, grafische industrie, bouwmaterialenindustrie. 23 Het rapport noemt een aantal indirecte baten van circulaire economie waarvan de waarde in het rapport niet nader geanalyseerd is.
CIRCULAIRE ECONOMIE | Bijlagen | B
PRINT
87
Rapport
Reikwijdte
Methode
European Environmental Bureau, 2014
Europa
Drie scenario’s: 1. bescheiden 2. midden 3. ambitieus (meer dan 70% recycling en intensief hergebruik) Methode: extrapoleren trend huidige werkgelegenheid in recycling en hergebruik.24
WRAP & Green Alliance, 2015
Engeland
Doorredenerend26 vanuit huidige trends via drie scenario’s27: 1. geen nieuwe (circulaire) initiatieven 2. huidige trend zet zich voort 3. transformatie Het rapport gaat er van uit dat circulaire activiteiten arbeidsintensiever zijn dan de activiteiten die ze vervangen.
Bruto groei werkgelegenheid
‘Bruto’ banengroei tot 203028: 1. 31.000 2. 205.000 3. 517.000
Netto groei werkgelegenheid
Groei in welke sectoren/R’s
Netto groei banen25 tot 2025: scenario 1: 634.769 scenario 2: 713.525 scenario 3: 747.829
Meer recycling en meer/ intensief hergebruik (re-use).
‘Netto’ banengroei tot 2030 : 1. 10.000 2. 54.000 3. 102.000
Re-use, recycling29, repair & remanufacturing, servitisation (huren en leasing), biorefining.
24 Het rapport is gebaseerd op bestaande data en literatuur (onder andere Friends of the Earth Europe, 2010, voor cijfers werkgelegenheid recycling) en de input van stakeholders vanuit de industrie en NGO’s. Waar weinig data voorhanden waren, zijn aannames aan de conservatieve kant gebleven, en er is aangegeven waar geen data voorhanden waren. 25 Dit rapport spreekt van ‘additional jobs’, ‘net new jobs’. Of het gaat om werkelijke groei in werkgelegenheid en/of rekening is gehouden met verdringing van bestaande banen wordt niet verder uitgelegd; omdat gesproken wordt van ‘net new jobs’ is gekozen voor de kolom ‘netto groei werkgelegenheid’. 26 Gebaseerd op bestaande cijfers en literatuur aangevuld met o.a. inbreng van experts. Dit rapport gaat uit van conservatieve aannames. Het rapport geeft aan dat cijfers eerder illustratief zijn dan ‘definitive’. 27 Het verschil tussen de scenario’s zit in het verschil in recyclingpercentage (bij 1 blijft het zoals nu, dus 55%; scenario 2 is het 70%, scenario 3 85%), remanufacturing rate (1% - 20% - 50%), en bij re-use, servitisation en biorefining varieert het van lichte groei (scenario 1) tot belangrijke groei (scenario 3). 28 Dit rapport spreekt van ‘gross jobs growth’ (bruto banengroei), waarmee de groei in banen wordt bedoeld in ‘circulaire’ sectoren; en ‘net job creation’, waarmee de totale groei in werkgelegenheid en afname van werkloosheid wordt bedoeld, rekening houdend met verdringing van bestaande banen. 29 Het rapport spreekt van ‘closed-loop’ en ‘open-loop’ recycling. Met closed-loop recycling wordt bedoeld dat afval wordt gebruikt om nieuwe producten te maken zonder de kenmerken (inherent properties) van het materiaal te veranderen. Bijvoorbeeld het recyclen van PET flessen. Met ‘open-loop recycling’ wordt bedoeld ‘downcycling’.
CIRCULAIRE ECONOMIE | Bijlagen | B
PRINT
88
Rapport
Reikwijdte
Methode
EPEA Internationale Umweltforschung GmbH, 2014
Luxemburg
Club of Rome, 2015
Zweden
Netto groei werkgelegenheid
Groei in welke sectoren/R’s
Ruwe schatting van de werkgelegenheidseffecten van toenemende circulariteit in Luxemburg voor een aantal sectoren (volgens het rapport sectoren “with high inherent connection/overlay with circular activities”). Gebaseerd op deskundigenoordeel over potentiële groei van deze sectoren door circulariteit.
Meer dan 2200 banen in drie jaar (tot 2017)30 als circulaire economie ‘versneld’31 kan worden.
Construction, automotive, manufacturing, financial, logistics, R&D, administrative sectors (vooral arbeidsintensieve industrie, maakindustrie en bouw). Als activiteiten worden onder andere genoemd: redesign, recycling, reverse logistics, reverse supply chain management, redistribution, repair.
Werkgelegenheidseffecten32
1. 20.000 banen, groei werkgelegenheid met 0,5% 2. 5.000 banen; 0,1%35 groei 3. 50.000 banen; 1-2% groei36 4. 100.000 banen; 2-3%; vermindering werkloosheid met kwart tot de helft
Reparatie, onderhoud, upgrading van producten en remanufacturing.
doorberekend33 voor vier strategieën voor verhoging van grondstofefficiëntie: 1. energie-efficiëntie verhogen met 25% 2. halvering gebruik fossiele brandstoffen 3. materiaal-efficiëntie34 4. alle drie de strategieën
Bruto groei werkgelegenheid
30 Het rapport geeft aan dat het gaat om een ‘orde van grootte’. Het gaat erom dat circulaire economie een significante groei in werkgelegenheid kan bewerkstelligen. 31 Hier wordt in het rapport over gezegd: “For example, a precondition is that the Ministry as well as frontrunner companies and R&D institutes in Luxembourg adopt circularity as a development approach, and implement circularity education, training, supplier communities and other enabling tools in order to capture savings and realize added value.” 32 Hierbij zijn concrete doelen gesteld die gehaald zouden kunnen worden in 2030. 33 Cijfers zijn gebaseerd op een combinatie van het modelmatig manipuleren van supply chains (ten voordele van hernieuwbare en secundaire materialen) en tegelijkertijd anticiperend op een significant hoger niveau van grondstofefficiëntie in de economie. Het belangrijkste analyse middel is een Input/Output model voor de Zweedse economie, beheerd door het ‘Swedish Statistical Office’, dat rekening houdt met de onderlinge afhankelijkheden van verschillende branches van een nationale economie. 34 Door vergroten van welvaart, minimaliseren van afval en maximaliseren van hergebruik en recycling van materialen. Hierdoor toename van materiaalefficiëntie met 25%, helft van de ruwe/primaire grondstoffen wordt vervangen door secundaire/gerecyclede materialen, verdubbeling van de levensduur van long-lived consumentenproducten. 35 Voor strategie 1 en 2 is de groei deels tijdelijk (enkele decennia): gedurende de tijd dat de noodzakelijke investeringen in aanpassing van oude gebouwen en andere efficiëntieverbeteringen worden gedaan. 36 Dit zijn permanente banen door de gevolgen van de veranderingen in de verhouding tussen goederen en diensten in de economie.
CIRCULAIRE ECONOMIE | Bijlagen | B
PRINT
89
Literatuur
Agenda Stad (2014). Samenwerken aan de toekomst van stedelijk Nederland: factsheet Agenda Stad. Den Haag. AMEC Environment & Infrastructure & Bio Intelligence Service (2013). The opportunities to business of improving resource efficiency. Northwich Cheshire: AMEC Environment & Infrastructure UK Limited. Bastein, T., Rietveld, E. & Zyl, S. van (2014). Materialen in de Nederlandse economie: een beoordeling van de kwetsbaarheid. Delft: TNO. Bastein, T., Roelofs, E., Rietveld, E. & Hoogendoorn, A. (2013). Kansen voor de circulaire economie in Nederland. Delft: TNO. BiPRO (2012). Screening of waste management performance of EU member states. Brussels. BNR Radio (2015). Zakendoen met BNR: Euronext Amsterdam, Fonq en jeans van 13 april 2015. Geraadpleegd op 21 april 2015 via http://www.bnr.nl/radio/bnr-zakendoen-met/334616-1504/13-april-euronext-amsterdam-fonq-en-jeans Bourbon de Parme, C., Gersen, P., Braam, G., Jongerius, B. & Plas, A. van der (2015). Nederland als circulaire hotspot. Introductiedocument. Austerlitz & Amsterdam: INSID & Circle Economy. Bregman, R. (2015). Maak kennis met de grootste uitvinder aller tijden. De Correspondent, 25 februari 2015. Geraadpleegd op 16 maart 2015 via https://decorrespondent.nl/2496/Maak-kennis-met-de-grootsteuitvinderaller-tijden/95958720-53a49cbb Cambridge Econometrics & Bio Intelligence Service (2014). Study on modelling of the economic and environmental impacts of raw material consumption. Brussels: European Commission.
PRINT
90
Centraal Bureau voor de Statistiek (2012). Bulk van grondstoffen uit Europa.
De Nederlandsche Bank (2014). Economische Ontwikkelingen en
Geraadpleegd op 24 maart 2015, via http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/
Vooruitzichten, december 2014, nummer 8. Amsterdam.
themas/dossiers/eu/publicaties/archief/2012/2012-3726-wm.htm Circle Economy & IMSA (2013). Unleashing the power of the circular
Desso (2015). Als Cradle to Cradle-bedrijf gaan we verder dan wat de meeste mensen verstaan onder duurzaamheid. Geraadpleegd op
economy. Amsterdam.
29 april 2015 via http://www.desso.nl/c2c-corporate-responsibility/
Club of Rome (2015). The circular economy and benefits for society:
cradle-to-cradle/
Swedish case study shows jobs and climate as clear winners. Winterthur.
Eijk, F. van (2015). Barriers & drivers towards a circular economy: literature
Cramer, J. (2014a). Milieu. Elementaire Deeltjes: 16. Amsterdam:
review. Naarden: Acceleratio.
Amsterdam University Press B.V.
Ellen MacArthur Foundation (2013). Towards the circular economy: economic
Cramer, J. (2014b). Gemeentelijke aanpak van de circulaire stad. Utrecht:
and business rationale for an accelerated transition. Report 1. Cowes.
USI.
Ellen MacArthur Foundation & Granta Design (2015). Circularity indicators:
Cramer, J. (2015a). Green Deal Cirkelstad: voorwaarden voor een markt-
an approach to measuring circularity, project overview.
conforme aanpak. Utrecht: Utrecht Sustainability Institute, Ministerie van
EPEA Internationale Umweltforschung GmbH (2014). Luxembourg as a
Infrastructuur en Milieu & Cirkelstad. Cramer, J. (2015b). Moving towards a circular economy in the Netherlands: challenges and directions. In The HKIE Environmental Division Annual
knowledge capital and testing ground for the circular economy: national roadmap to positive impacts. Hamburg. Ernst & Young (2015). Eurozone: EY Eurozone forecast. Published in
Forum (Ed.), The Future Directions and Breakthroughs of Hong Kong’s
collaboration with Oxford Economics. March 2015. London.
Environmental Industry (p. 1-9). Hong Kong.
European Commission (2014). Report on critical raw materials for the EU:
De Groene Zaak, Natuur & Milieu, Greenpeace & Duurzame Energie Koepel (2015). Manifest: een toekomstbestendig belastingstelsel.
report of the ad hoc working group on defining critical raw materials. Brussels.
Delft University of Technology, Eindhoven University of Technology, University of Twente, TNO, Wageningen University & Research Centre & Stichting Technische Wetenschappen (2015). Agenda voor Nederland: inspired by technology. Delft.
CIRCULAIRE ECONOMIE | literatuur
PRINT
91
European Commission (2015a). Energy Union package: a framework strategy
Europese Commissie (2008). Het grondstoffeninitiatief – voorzien in onze
for a resilient energy union with a forward-looking climate change policy.
kritieke behoefte aan groei en werkgelegenheid in Europa. Mededeling
Communication from the commission to the European Parliament, the
van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad. COM(2008)
council, the European economic and social committee, the committee of
699 definitief, 4 november 2008. Brussel.
the regions and the European investment bank. 25.2.2015, COM (2015)
Europese Commissie (2011a). Efficiënt gebruik van hulpbronnen -
80 final. Brussels.
Vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020-strategie.
European Commission (2015b). Roadmap Circular Economy Strategy.
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad,
Brussels.
het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de
European Environmental Bureau (2014). Advancing resource efficiency in
Regio’s. COM(2011) 21 definitief, 26 januari 2011. Brussel.
Europe: indicators and waste policy scenarios to deliver a resource efficient and sustainable Europe. Brussels.
Europese Commissie (2011b). Grondstoffen en grondstoffenmarkten: uit da gingen en oplossingen. Mededeling van de Commissie aan het
European Environmental Bureau (2015). Circular Economy Package 2.0:
Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal
some ideas to complete the circle. Brussels.
Comité en het Comité van de Regio’s. COM(2011) 25 definitief, 2 februari
Europees Milieuagentschap (2015). Het milieu in Europa in 2015: toestand
2011. Brussel.
en verkenningen 2015- Samenvatting. Kopenhagen.
Europese Commissie (2011c). Stappenplan voor efficiënt hulpbronnen-
Europees Parlement & Raad van de Europese Unie (2006). Verordening
gebruik in Europa. Mededeling van de Commissie aan het Europees
(EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de
Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en
Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afval-
het Comité van de Regio’s. COM(2011) 571 definitief, 20 september 2011.
stoffen. Publicatieblad van de Europese Unie 12 juli 2006, L 190.
Brussel.
Europees Parlement & Raad van de Europese Unie (2014). Richtlijn 2014/24/
Europese Commissie (2011d). ”Horizon 2020” – het kaderprogramma voor
EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende
onderzoek en innovatie (2014-2020). Mededeling van de Commissie aan
het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn
het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal
2004/18/EG. Publicatieblad van de Europese Unie 28 maart 2014, L94/65.
Comité en het Comité van de Regio’s. COM(2011) 808 definitief, 30 november 2011. Brussel.
CIRCULAIRE ECONOMIE | literatuur
PRINT
92
Eurostat Newsrelease (2015). Environment in the EU: each person in the EU
Groene Generatie NL (2014). Verdrag Duurzaamheid in het Onderwijs.
generated 481 kg of municipal waste in 2013. 54/2015 - 26 March 2015.
Geraadpleegd op 2 februari 2015 via http://verdrag.groenegeneratie.
Faber, A. (2013). Noodzaak en kans voor groen industriebeleid in de
nl/#content-area
Nederlandse economie. Webpublicatie nr. 75. Den Haag: WRR.
Groot, J.I.M. de & Steg, L. (2010). Morality and nuclear energy: perceptions
FocusGroningen (2015). Hoe gaat Groningen op weg naar een afvalloze
of risks and benefits, personal norms, and willingness to take action
stad? Geraadpleegd op 17 maart 2015 via http://www.focusgroningen.nl/
related to nuclear energy. Risk Analysis, 30 (9), 1363-1373.
hoe-gaat-groningen-op-weg-naar-een-afvalloze-stad/?utm_source=www.
Harland, P., Staats, H. & Wilke, H.A. (1999). Explaining proenvironmental
hetnieuws.in&utm_medium=embed&utm_content=
intention and behavior by personal norms and the theory of planned
FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu & FOD
behavior. Journal of Applied Social Psychology, 29 (12), 2505-2528.
Economie, K.M.O., Middenstand en Energie (2014). België als voortrekker
Hoeven, D. van der (2010). Verbreden, verdiepen, opschalen: KSI tussen
van de circulaire economie: voor een efficiënt en duurzaam gebruik van
wetenschap en transitiepraktijk. Amsterdam: Deadalus.
de hulpbronnen, met de garantie op een versterking van het concur-
Janssen, T. & Kooijman, B. (2008). Essay|Markets, organisation & innovation
rentievermogen en een kwaliteitsvol leefmilieu. Brussel.
Decentrale overheden als launching customer?! Enschede: Universiteit
Food Valley Update (2015). Volop kansen voor reststroomverwerking. Geraadpleegd op 28 april 2015 via http://www.foodvalleyupdate.nl/ trends/volop-kansen-voor-reststroomverwerking/ Gemeente Amsterdam (2013). Denim industrie in beeld: eindrapport.
Twente. Johnson, C. (2014). Sharing City Seoul: a model for the world. Geraadpleegd op 27 februari 2015 via http://www.shareable.net/blog/ sharing-city-seoul-a-model-for-the-world
Amsterdam.
Keizer, K., Lindenberg, S. & Steg, L. (2011). The reversal effect of prohibition
Gemeente Rotterdam, IABR, Fabric, JCFO & TNO (2014). Stedelijk meta-
signs. Group processes & intergroup relations, 14 (5), 681-688.
bolisme: duurzame ontwikkeling van Rotterdam. Rotterdam.
KIDV (2014). Duurzaam Verpakken in 2040: mogelijkheden en kansen bij vier
Groene Brein (2015). KennisKaart Circulaire Economie. Digitale publi-
toekomstscenario’s. Den Haag.
catie geraadpleegd op 18 mei 2015 via http://cdn.hetgroenebrein.nl/
KiM (2014). Mobiliteitsbeeld 2014. Geraadpleegd op 17 maart 2015 via http://
wp-content/uploads/2015/02/KennisKaart-Circulaire-Economie-Het-
kimnet.nl/sites/kimnet.nl/subsites/mobiliteitsbeeld-2014/index.html
Groene-Brein-copy.pdf
CIRCULAIRE ECONOMIE | literatuur
PRINT
93
Kuhl, J. (1982). Action vs. state orientation as a mediator between
Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Vereniging Nederlandse
motivation and action. In W. Hacker, W. Volpert & Cranach, M. von
Gemeenten & NVRD (2014). Publiek kader huishoudelijk afval 2025.
(Eds.), Cognitive and motivational aspects of action: XXIInd inter-
Den Haag/Apeldoorn/Dalfsen.
national congress of psychology, Leipzig, GDR (p. 67-85). Amsterdam:
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2014). Wetenschapsvisie
North Holland Pub. Co.
2025: keuzes voor de toekomst. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Le Moigne, R. (2015). Économie circulaire: quelles stratégies pour les villes? Geraadpleegd op 27 februari 2015 via https://www.futuribles.com/fr/base/ article/economie-circulaire-quelles-strategies-pour-les-vi/ Loorbach, D. (2007). Transition management: new mode of governance for sustainable development. PhD thesis. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam. Mårtensson, P. (2014). ECO PARK: recyling parks and waste prevention: the
Wetenschap: Den Haag. MVO Nederland (2015). Nationale MVO Monitor 2015. Utrecht. Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (2014). Uitdagingen voor Nederlandse wetenschap en maatschappij. Den Haag. Nesta (2014). What will the UK collaborative economy look like in 2025? Geraadpleegd op 23 mei 2015 via http://www.nesta.org.uk/news/ collaborative-economy-2025
example of Kretsloppsparken Alelyckan. Geraadpleegd op 27 februari
OPAi & MVO Nederland (2014). Ondernemen in de circulaire economie.
2015 via http://ec.europa.eu/environment/archives/ecoinnovation2014/
Amsterdam / Utrecht.
1st_forum/presentations/day1/2-02-martensson.pdf
Parlement & Politiek (2015a). Ministerie van Economische Zaken (EZ).
Mazzucato, M. (2011). The Entrepreneurial State: ‘‘The state has not just
Geraadpleegd op 20 februari 2015 via http://www.parlement.com/id/
fixed markets, but actively created them…”. Demos: London.
vhnnmt7hvi77/ministerie_van_economische_zaken_ez
McKinsey (2012). Manufacturing the future: the next era of global growth
Parlement & Politiek (2015b). Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa).
and innovation. New York.
Geraadpleegd op 23 april 2015 via http://www.parlement.com/id/
McKinsey (2013). Resource revolution: tracking global commodity markets.
vhnnmt7hvi75/ministerie_van_buitenlandse_zaken_buza
New York.
Parlement & Politiek (2015c). Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM).
Ministerie van Economische Zaken (2015). Monitor Bedrijvenbeleid 2014.
Geraadpleegd op 20 februari 2015 via http://www.parlement.com/id/
Den Haag.
CIRCULAIRE ECONOMIE | literatuur
vij9h0vhqcpz/ministerie_van_infrastructuur_en_milieu
PRINT
94
Parlement & Politiek (2015d). Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (2014b). De toekomst van de
Koninkrijksrelaties. Geraadpleegd op 20 februari 2015 via http://www.
stad: de kracht van nieuwe verbindingen. Advies 04. Den Haag.
parlement.com/id/vhnnmt7hvi74/ministerie_van_binnenlandse_zaken_en
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (2015). Verkenning tech-
Parlement & Politiek (2015e). Ministerie van Financiën (MinFin).
nologische innovaties in de leefomgeving. Advies 01. Den Haag.
Geraadpleegd op 20 februari 2015 via http://www.parlement.com/id/
Rabobank (2014). Vooruitgang in de nieuwe economische realiteit: visie
vhnnmt7hvi78/ministerie_van_financien_minfin
op 2015. Utrecht.
Parlement & Politiek (2015f). Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Rathenau Instituut (2014). Grondstoffenhonger duurzaam stillen: manage-
Wetenschap. Geraadpleegd op 23 april 2015 via http://www.parlement.
mentsamenvatting. Den Haag.
com/id/vhnnmt7hw7e3/ministerie_van_onderwijs_cultuur_en
Regeerakkoord (2012). Bruggen slaan: regeerakkoord VVD-PvdA. Den Haag.
Parlement & Politiek (2015g). Ministerie van Sociale Zaken en
Remmers, H. (2015). Quick scan Duurzaam inkopen bij provincies en
Werkgelegenheid. Geraadpleegd op 23 april 2015 via http://www.parle-
gemeenten. Den Haag: De Groene Zaak i.s.m. de natuur- en milieufederaties.
ment.com/id/vhnnmt7hw7e4/ministerie_van_sociale_zaken_en Parry, I., Heine, D., Lis, E. & Li, S. (2014). Getting energy prices right: from principle to practice. Washington DC: International Monetary Fund.
Rijksoverheid.nl (2014). Keuzes in wetenschapsbeleid. Nieuwsbericht 25-11- 2014. Geraadpleegd op 20 maart 2015 via http://www.rijksoverheid.nl/ nieuws/2014/11/25/keuzes-in-wetenschapsbeleid.html
Peck, S. W. (1996). Industrial Ecosystem at Kalundborg, Denmark. Ottawa:
Rockström, J., Steffen, W., Noone, K., Persson, A. et al. (2009). Planetary
Environment and Policy Society (Royal Society of Canada).
Boundaries: exploring the safe operating space for humanity. Ecology
Quaedvlieg, W. (2015). Conclusions by Winand Quaedvlieg, VNO-NCW, of the VNO-NCW HCSS Economic Security and Raw Materials conference,
and Society, 14 (2): 32. Rood, T. & Hanemaaijer, A. (2014). Reflectie op Van Afval Naar Grondstof
Friday 30 January, 2015. Geraadpleegd op 24 februari 2015 via http://
(VANG). PBL-notitie. Den Haag: PBL.
www.slideshare.net/RMSPlatform/conclusions-by-winand-quaedvlieg
Royal Haskoning DHV (2014). Haalbaarheid Grondstoffenlabel: definitief
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (2013). Nederlandse logistiek
eindrapport. Nijmegen.
2040: designed to last. Advies 03. Den Haag.
Ruimtevolk (2015). Tien agendapunten voor de circulaire stad.
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (2014a). Doen en laten:
Geraadpleegd op 24 april 2015 via http://ruimtevolk.nl/2015/04/13/
effectiever milieubeleid door mensenkennis. Advies 02. Den Haag.
CIRCULAIRE ECONOMIE | literatuur
de-agenda-voor-de-circulaire-stad/
PRINT
95
Sociaal-Economische Raad (2013). Energieakkoord voor duurzame groei.
Tweede Kamer (2011b). Grondstoffenvoorzieningszekerheid. Brief van de
Den Haag.
ministers van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken,
Steekelenburg, M. van (2012). De toekomst van de stad is metropolitaan.
Landbouw en Innovatie en de staatssecretarissen van Infrastructuur en
In Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (2012). Essays Toekomst
Milieu en van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 15 juli 2011.
van de stad (p. 64-69). Den Haag.
Vergaderjaar 2010-2011, 32852, nr. 1.
Steffen, W., Richardson, K., Rockström, J., Cornell, S. et al. (2015). Planetary
Tweede Kamer (2013a). Groene Groei: voor een sterke, duurzame
boundaries: guiding human development on a changing planet.
economie. Brief van de minister van Economische Zaken, mede namens
Structured abstract. Science. Doi: 10.1126/science.1259855. Techniekpact (2013). Nationaal Techniekpact 2020. Geraadpleegd op
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, aan de Tweede Kamer van 28 maart 2013. Vergaderjaar 2012-2013, 33043, nr. 14.
2 februari 2015 via http://techniekpact.nl/nationaal-techniekpact-2020/
Tweede Kamer (2013b). Uitvoeringsagenda natuurlijk kapitaal: behoud en
The Ex’tax Project & Deloitte, EY, KPMG Meijburg & PwC (2014). New era,
duurzaam gebruik van biodiversiteit. Brief van de staatssecretarissen van
new plan: fiscal reforms for an inclusive, circular economy, case study the Netherlands. Austerlitz.
Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer van 22 juni 2013. Vergaderjaar 2012-2013, 26407, nr. 85.
True Price, EY, PwC & Deloitte (2014). The business case for true pricing:
Tweede Kamer (2013c). Grondstoffenvoorzieningszekerheid: voortgangs-
why you will benefit from measuring, monetizing and improving your
rapportage grondstoffennotitie. Brief van de minister van Economische
impact. Consultation draft. Amsterdam: True Price Foundation. Tweede Kamer (2009). Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021. Bijlage: Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021, naar een materiaalketenbeleid. Bij brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu aan de Tweede Kamer van 27 november 2009. Vergaderjaar 20092010, 30872, nr. 49. Tweede Kamer (2011a). Naar de top: de hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfs- levenbeleid. Brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en
Zaken aan de Tweede Kamer van 4 juli 2013. Vergaderjaar 2012-2013, 32852, nr. 15. Tweede Kamer (2013d). Milieuraad. Brief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer van 26 september 2013. Vergaderjaar 2013-2014, 21501-08, nr. 477. Tweede Kamer (2013e). Klimaatagenda: weerbaar, welvarend en groen. Brief van de minister van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer van 4 oktober 2013. Vergaderjaar 2013-2014, 32813, nr. 70.
Innovatie aan de Tweede Kamer van 4 februari 2011. Vergaderjaar 20102011, 32637, nr. 1.
CIRCULAIRE ECONOMIE | literatuur
PRINT
96
Tweede Kamer (2014). Invulling programma Van Afval Naar Grondstof. Brief
USI (2014). USI Circular Economy Lab 8: de waarde van plastic.
van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede kamer
Geraadpleegd op 20 februari 2015 via http://usi-urban.wp.hum.uu.nl/
van 28 januari 2014. Vergaderjaar 2013-2014, 33043, nr. 28.
files/2015/01/Verslag-van-het-8e-USI-Circular-Economy-Lab-def.pdf
Tweede Kamer (2015a). Inhoudelijke voorbereidingen Nederlands
Van Houtum (2015). MVO in cijfers. Geraadpleegd op 29 april 2015 via http://
EU-voorzitterschap 2016. Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken aan
www.vanhoutum.nl/mvo/297/mvo-in-cijfers.html
de Tweede Kamer van 28 januari 2015. Vergaderjaar 2014-2015, 34139, nr. 1.
Vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2015). Verslag van een
Tweede Kamer (2015b). Warmtevisie. Brief van de minister van Economische
algemeen overleg over: Milieuraad 6 maart 2015, 150304. Den Haag.
Zaken aan de Tweede Kamer van 2 april 2015. Vergaderjaar 2014-2015,
Vastgoedjournaal (2015). Desso en ProRail sluiten deal over duurzame
30196, nr. 305.
nieuwbouw Utrecht. Geraadpleegd op 17 maart 2015
Tweede Kamer (2015c). Voortgangsrapportage Van Afval Naar Grondstof.
via http://www.vastgoedjournaal.nl/news/16859/57/
Bijlage 1: Van Afval Naar Grondstof, Voortgang van de acties per ope-
Desso-en-ProRail-sluiten-deal-over-duurzame-nieuwbouw-Utrecht/
rationele doelstelling. Bij brief van de staatssecretaris van Infrastructuur
Vereniging Afvalbedrijven (2014). Afvalbranche is basis van circulaire
en Milieu aan de Tweede Kamer van 15 april 2015. Vergaderjaar 2014-
economie. Geraadpleegd op 2 februari 2015 via http://www.vereniging-
2015, 33043, nr. 41.
afvalbedrijven.nl/nieuws/nieuwsbericht/afvalbranche-is-basis-van-circu-
Tweede Kamer (2015d). Kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van het Bedrijvenbeleid: begrotingsartikelen 12 en 13. Brief van de minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer van 13 mei 2014. Vergaderjaar
laire-economie/categorie/grondstoffen.html Vieuws (2015). Live panel debate. Geraadpleegd op 16 april 2015 via http://www.vieuws.eu/live-panel-debate-live-panel-debate-how-can-
2014-2015, 30991, nr. 23.
europe-capitalise-on-the-circular-economy/
UNEP (2011). Decoupling natural resource use and environmental impacts
WRAP & Green Alliance (2015). Opportunities to tackle Britain’s labour
from economic growth: a report of the working group on decoupling to
market challenges through growth in the circular economy. Londen:
the International Resource Panel. Nairobi: United Nations Environment Programme.
Banbury. Witte, K. (1992). Putting the fear back into fear appeals: the extended
United Nations (2014). Proposal for Sustainable Development Goals.
parallel process model. Communication Monographs, 59 (4), 329-349.
Geraadpleegd op 29 april 2015 via https://sustainabledevelopment.
un.org/sdgsproposal.html
CIRCULAIRE ECONOMIE | literatuur
PRINT
97
begrippenlijst Biobased economy Een economie waarin in plaats van fossiele grond-
Dematerialisatie Door digitalisering en door producten die meerdere
stoffen ‘groene’ (hernieuwbare) grondstoffen worden gebruikt.
functies verenigen (denk aan de smartphone die telefoon, wekker, MP3-
Biologische kringloop Het circulaire systeem kent twee kringlopen van
speler, camera, zaklamp, navigatiesysteem, rekenmachine, enzovoort
materialen: een technische en een biologische kringloop. Bij een bio-
vervangt) zijn er minder producten nodig.
logische kringloop vloeien reststoffen na gebruik veilig terug in de natuur.
Echte prijs De externe kosten worden meegerekend in de prijs van het
Zie ook technische kringloop.
product. Externe kosten ontstaan als iemands individuele acties het welzijn
Cascaderen Proces dat trapsgewijs of als het ware via de treden van een
van een andere actor beïnvloeden op een manier waarvoor niet betaald
ladder verloopt.
hoeft te worden in overeenkomst met bestaande definities van eigendom
Circulaire economie De circulaire economie is een economisch en indus-
in de maatschappij.
trieel systeem dat de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en
Ecodesign Het zodanig ontwerpen van producten dat gestreefd wordt naar
het herstellend vermogen van natuurlijke hulpbronnen als uitgangspunt
beperking van de milieu-impact in alle schakels van de levenscyclus,
neemt, waardevernietiging in het totale systeem minimaliseert en waarde-
bijvoorbeeld doordat producten na gebruik eenvoudig uit elkaar te halen
creatie in iedere schakel van het systeem nastreeft.
en te hergebruiken zijn.
Circulaire hotspot Land dat of regio die voorloper is op het gebied van de
Eco-efficiëntie Het zoveel mogelijk voorkomen van gebruik van grond-
circulaire economie.
stoffen; per product zo min mogelijk grondstof gebruiken.
Circulaire hub Transitiepunt of fysiek knooppunt voor de circulaire economie.
Eco-effectiviteit Per eenheid grondstof een zo hoog mogelijke functio-
Collaborative economy Economie gebaseerd op het verbinden van mensen
naliteit creëren.
via digitale media waardoor er beter gebruik gemaakt wordt van producten,
Eco-industrie Heterogeen samengestelde industrie die goederen en
diensten en andere belangrijke zaken.
diensten produceert die de achteruitgang van het milieu tegengaan en
Cradle-to-cradle Duurzaamheidsconcept waarin afval niet langer als afval
natuurlijke hulpbronnen in stand houden.
gezien wordt, maar als grondstof voor nieuwe producten. De term is voor
Green Deal Samenwerking tussen de rijksoverheid en initiatiefnemers
het eerst uitgewerkt in het boek ‘Cradle to Cradle: Remaking the Way We
om duurzame initiatieven op gang te helpen. Het Rijk kan ondersteunen
Make Things’ uit 2002 van William McDonough en Michael Braungart.
door regeldruk te verminderen, zijn netwerk en inkoopkracht in te zetten of
CIRCULAIRE ECONOMIE | begrippenlijst
PRINT
98
kennis te delen. De uitvoering ligt bij de initiatiefnemer. Het rendabel zijn
desbetreffende product of dienst in te kopen.
en snelle resultaten zijn vereisten.
Level playing field Juridische ruimte waarbinnen economische actoren
Grondstofafhankelijkheid De mate waarin grondstoffen geïmporteerd
gelijk behandeld worden; ze hebben gelijke toegang tot markten en moeten
worden uit andere landen.
voldoen aan dezelfde regels.
Grondstofefficiëntie Zie eco-efficiëntie.
Logistiek De integrale planning, organisatie, besturing, afwikkeling en
Grondstoffenmanagement Het proces waarbij het beheer van grondstoffen
controle van materieel en goederen en de daaraan verbonden informatie-
centraal staat, in tegenstelling tot afvalmanagement waarbij het beheer van
voorziening, door de gehele keten — van grondstof tot eindproduct bij de
afval centraal staat.
gebruiker.
Grondstofzekerheid Het veilig stellen van de toevoer aan grondstoffen.
Lineaire economie Economie waarin nieuwe grondstoffen worden gedolven
Hernieuwbare grondstoffen Materialen die gebruikt worden voor productie
en omgezet worden in producten die aan het eind van hun levensduur
en die in principe niet op kunnen raken (zoals hout, landbouwgewassen,
worden vernietigd (‘take, make, waste’).
wol).
Lock-in Het verhinderen van een omschakeling in processen vanwege
Hulpbronnen Alle in de natuur aanwezige stoffen die van economisch nut
investeringen die nog niet zijn terugverdiend.
kunnen zijn en die onmisbaar zijn voor de levenskwaliteit van de mens.
Marktarticulatie Niet aanbodgericht maar vraaggericht (demand pull).
Industriële symbiose Rest- en bijproducten van het ene bedrijf worden
Marktfalen Het tekortschieten van de werking tussen vraag en aanbod.
gebruikt als grondstof voor het andere bedrijf.
Metabolisme van een gebied Het geheel van stromen, dat een gebied in-
Keten Het productieproces van goederen via grondstoffen, productie, half-
en uitgaat en ervoor zorgt dat het gebied kan blijven functioneren (naar
fabrikaten, productie, eindproducten, gebruikers.
analogie van het metabolisme van de mens), zoals afvalstromen, biomassa
Keteneconomie met recycling Kringloopeconomie.
en voedsel, water, bouwstromen.
Kritische materialen Dit zijn schaarse materialen, die essentieel zijn voor
Milieubelasting De mate waarin het milieu aangetast wordt door de
bepaalde industrietakken en waarvan de leveringszekerheid laag is
activiteiten van de mens.
Launching customer Grote vragende partij die door inkoop- en aan-
Milieudruk De druk die de mens op het milieu legt door productie en
bestedingsbeleid bijdraagt aan het creëren van markten voor innovatieve
consumptie.
producten, diensten of processen. Daarmee vervult de partij een voor-
Natuurlijke hulpbronnen Zie hulpbronnen.
beeldfunctie voor andere partijen die zo worden aangespoord om het
Nearsourcing Het door een bedrijf strategisch plaatsen van bedrijfsmatige
CIRCULAIRE ECONOMIE | begrippenlijst
PRINT
99
activiteiten dichtbij de locatie waar de eindproducten worden verkocht.
Topsectoren De negen topsectoren zijn: hightechsystemen en materialen,
Niet-hernieuwbare grondstoffen Materialen die eindig zijn, dus die in
energie, creatieve industrie, logistiek, agro&food, tuinbouw en uitgangsma-
beperkte hoeveelheid aanwezig zijn in en op de aarde. Bijvoorbeeld
terialen, life sciences & health, water en chemie. Deze topsectoren werden
aardolie, aardgas, metaalerts, steenkool.
door het kabinet-Rutte I als bepalend gezien voor de concurrentiepositie
Planetaire grenzen De grenzen waarbinnen de mensheid moet navigeren
van Nederland.
om duurzaam gebruik te kunnen maken van de hulpbronnen van de aarde.
Transitie Structureel veranderingsproces dat plaatsvindt over een langere
Primaire grondstoffen Ruwe grondstoffen; onbewerkte materialen (die nog
periode (één of twee generaties), complex is en waar diverse onzekerheden
niet eerder gebruikt, bewerkt of geconsumeerd zijn) die dienen als basis
mee gemoeid zijn.
voor de productie.
True price/true pricing Zie echte prijs.
Recyclaat Zie secundaire grondstoffen.
Upcyclen Het tegenovergestelde van downcyclen. Bij upcycling gaat de
Secundaire grondstoffen Herwonnen, herbruikbare grondstoffen; stoffen
kwaliteit bij recycling van het materiaal/product omhoog.
die gewonnen zijn uit eerder toegepaste grondstoffen.
Urban mining Het terugwinnen van grondstoffen uit producten, gebouwen
Supply chain Een keten van activiteiten die erop is gericht om een product
en afval.
of dienst van leverancier naar afnemer te brengen. Deze activiteiten
Voorzieningszekerheid Voorzieningszekerheid is de mate van zekerheid die
omvatten het transformeren van grondstoffen en componenten – eventueel
er is over de beschikbaarheid van grondstoffen nu en in de toekomst.
via tussenstappen – in een eindproduct dat wordt afgeleverd aan de eind-
Waardebehoud Van waardebehoud is sprake als een product na afdanking
gebruiker. In de praktijk bestaat een supply chain uit een aantal bedrijven
minstens zoveel waard is als daarvoor.
dat elkaar en uiteindelijk de consument belevert.
Waardecreatie Van waardecreatie is sprake als meer waarde gecreëerd
Stranded assets Gestrande activa.
wordt. Dit kan op drie vlakken: economisch, sociaal en op het gebied van
Technische kringloop Het circulaire systeem kent twee kringlopen van
milieu.
materialen: een technische en een biologische kringloop. Bij een technische
Waardevernietiging Van waardevernietiging is sprake als er waarde
kringloop zijn product(onderdelen) zo ontworpen en vermarkt dat deze op
verdwijnt na afdanking van een product.
kwalitatief hoogwaardig niveau opnieuw gebruikt kunnen worden. Hierdoor blijft de economische waarde zoveel mogelijk behouden. Zie ook biologische kringloop.
CIRCULAIRE ECONOMIE | begrippenlijst
PRINT
100
tOTSTANDKOMING ADVIES Samenstelling van de raadscommissie en het projectteam
Geraadpleegde deskundigen en instanties Expertmeeting 18 september 2014
Raadscommissie
Hendrik Bijker, manager Deelnemerszaken & Projecten Wecycle
Guido Braam, directeur Circle Economy (tot juli 2015)/medeoprichter
Hans Brak, bestuursvoorzitter Vereniging Herwinning Textiel
Powered by Meaning
Lukas Hoex, manager Sustainability Business Support DSM
Jacqueline Cramer, directeur Utrecht Sustainability Institute
Marleen Kaptein, oprichter Stichting EVA-Lanxmeer
Marjolein Demmers, Rli (voorzitter raadscommissie tot januari 2015)
Antje Kingma, initiatiefnemer Duurzaam Hoonhorst
Marike van Lier Lels, Rli (voorzitter raadscommissie vanaf januari 2015)
Hester Klein Lankhorst, directeur Kennisinstituut Duurzaam Verpakken
Fokko Wientjes, director Corporate Sustainability & Public Private
Peter Koppert, manager innovatie en duurzaamheid MODINT
Partnerships DSM
Ellen Mensink, oprichter Creative City Lab Robert Metzke, senior director Group Strategy & Alliances Philips
Extern deskundige
Maartje Romme, bestuurslid Wetering Verbetering
Dick Hoogendoorn, directeur Vereniging Afvalbedrijven Geraadpleegde personen Projectteam
Florian Bekkers, partner/adviseur strategie, leiderschap en programma-
Linda van Asselt, projectassistent vanaf half februari 2015
Tessa Beentjes, stagiaire, van april tot november 2014
Aucke Bergsma, beleid en projecten Omrin
Dominique Blom, projectmedewerker vanaf april 2014
Monique Blokpoel, CEO REMO, The Recycle Movement
Nicole van Buren, projectleider
Irene ten Dam, programmamanager groene economie Economic
Lianne van Duinen, projectmedewerker vanaf juli 2014
Board Utrecht
Willeke Eikmans, projectassistent tot januari 2015
Frank Dietz, hoofd afdeling duurzame ontwikkeling Planbureau voor
Alexander Woestenburg, projectmedewerker tot juli 2014
de Leefomgeving
CIRCULAIRE ECONOMIE | totstandkoming advies
management Vide Advies
PRINT
101
Piet van Dijk, manager inzameling & hergebruik Afvalenergiebedrijf
Ellen Verhoef, beleidsmedewerker Vereniging Afvalbedrijven
Otto Friebel, manager Public Affairs Van Gansewinkel Groep
Marc de Wit, senior project manager Circle Economy
Maarten Goorhuis, senior beleidsadviseur Koninklijke Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement
Geraadpleegde personen ministeries
Ilse van der Grift, senior beleidsmedewerker Koninklijke Vereniging voor
Guus van den Berghe, adviseur/expert afvalbeheer Rijkswaterstaat
Afval- en Reinigingsmanagement
Roel Bol, speciale vertegenwoordiger groene groei Ministerie van
Mieke Groot, beleidsontwikkelaar Provincie Overijssel
Economische Zaken
Aldert Hanemaaijer, senior beleidsonderzoeker groene economie en
Mariska de Bruijne, senior beleidsmedewerker Ministerie van Financiën
duurzame ontwikkeling Planbureau voor de Leefomgeving
René van der Ent, directeur kennis en verkenningen WWI Ministerie van
Wouter Hogervorst, wetenschappelijk medewerker Centraal Planbureau
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Douwe Jan Joustra, partner, OPAi oneplanetarchitecture institute
Evelyn Jansen, senior adviseur biobased economy Ministerie van
Menno Koopmans, communicatieadviseur Omrin
Economische Zaken
Mark Leemans, manager beleid en communicatie NV ROVA Holding
Loek Knijff, senior beleidsmedewerker Ministerie Infrastructuur en Milieu
Coert Peters, manager bestuurlijke en juridische zaken NV ROVA Holding
Chris Kuijpers, directeur-generaal milieu en internationaal Ministerie van
Jaap Pranger, directeur operationele en commerciële zaken Afval-
Infrastructuur en Milieu
energiebedrijf Amsterdam
Jeroen Maas, senior beleidsmedewerker Ministerie van Binnenlandse
Shyaam Ramkumar, circular developer/project manager Circle Economy
Zaken en Koninkrijksrelaties
Han van Rijssen, directiesecretaris Vereniging Afvalbedrijven
Tjeerd Meester, beleidsmedewerker Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Michel Schuurman, senior programmamanager MVO Nederland
Wytske van der Mei, afdelingshoofd Cluster C, directie Duurzaamheid
Florens Slob, directeur Business development & public affairs Van
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Gansewinkel Group/algemeen directeur Circularity Centre
Hans Meijer, coördinerend beleidsmedewerker, coördinator taakveld
Samuel Stollman, beleidsadviseur Koninklijke Vereniging voor Afval- en
stoffen Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Reinigingsmanagement
Ianthe Nieuwenhuis, beleidsmedewerker Ministerie van Infrastructuur
Marloes Tap, programma manager, De Groene Zaak
en Milieu
CIRCULAIRE ECONOMIE | totstandkoming advies
PRINT
102
Jan Nieuwenhuis, directeur groene groei en biobased economy Ministerie
Anette Timmer, directeur Corporate Communications and Corporate Social
van Economische Zaken
Responsibility Desso
Matthéüs van de Pol, secretaris Nederlandse grondstoffenstrategie/
Dirk Uyttendaele, adviseur Minaraad
beleidsmedewerker duurzaam ondernemen Ministerie van Economische
Egbert Vennik, president-directeur Van Scherpenzeel
Zaken Marc Pruijn, beleidsmedewerker Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Herman Wijffels, hoogleraar duurzaamheid en maatschappelijke verandering Universiteit van Utrecht
Kees Rade, directeur klimaat, water, voedselveiligheid, energie en natuurlijke hulpbronnen Ministerie van Buitenlandse Zaken Jasper van Rooijen, beleidsmedewerker Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Sjors Rozemeijer, secretaris topteam logistiek Ministerie van Economische Zaken Koen de Snoo, directeur duurzaamheid Ministerie van Infrastructuur en Milieu Kees Veerman, beleidsmedewerker Ministerie van Infrastructuur en Milieu Evert Jan Visser, beleidsadviseur Ministerie van Economische Zaken Addie Weenk, programma coördinator Rijkswaterstaat Lindsey Wuisan, beleidsmedewerker Ministerie van Infrastructuur en Milieu Reviewers Roger Beuting, algemeen directeur Van Scherpenzeel Ank Bijleveld-Schouten, commissaris van de Koning van de provincie Overijssel Rudi Daelmans, manager Corporate Social Responsibility Desso Jan van der Meer, adviseur Over Morgen
CIRCULAIRE ECONOMIE | totstandkoming advies
PRINT
103
OVERZICHT PUBLICATIES 2015 Stelselherziening omgevingsrecht. Mei 2015 (Rli 2015/03)
Doen en laten: effectiever milieubeleid door mensenkennis. Maart 2014 (Rli 2014/02)
Verkenning Technologische Innovaties in de leefomgeving. Januari 2015 (Rli 2015/01)
Langer zelfstandig, een gedeelde opgave van wonen, zorg en welzijn. Januari 2014 (Rli 2014/01)
2014 Vrijkomend rijksvastgoed: over maatschappelijke doelen en geld.
2013
December 2014 (Rli 2014/07)
Duurzame keuzes bij de toepassing van het Europees landbouwbeleid in Nederland. Oktober 2013 (Rli 2013/06)
Risico’s gewaardeerd: naar een transparant en adaptief risicobeleid. Juni 2014 (Rli 2014/06)
Sturen op samenhang: governance in de metropolitane regio Schiphol/ Amsterdam. September 2013 (Rli 2013/05)
Milieuschade verhalen: advies financiële zekerheidstelling milieuschade Brzo- en IPPC4-bedrijven. Juni 2014 (Rli 2014/05)
Veiligheid bij Brzo-bedrijven: verantwoordelijkheid en daadkracht. Juni 2013 (Rli 2013/04)
De toekomst van de stad: de kracht van nieuwe verbindingen. April 2014 (Rli 2014/04)
Nederlandse logistiek 2040: designed to last. Juni 2013 (Rli 2013/03)
Kwaliteit zonder groei, over de toekomst van de leefomgeving. April 2014
Onbeperkt houdbaar: naar een robuust natuurbeleid. Mei 2013 (Rli 2013/02)
(Rli 2104/03)
CIRCULAIRE ECONOMIE | overzicht publicaties
PRINT
104
Ruimte voor duurzame landbouw. Maart 2013 (Rli 2013/01) 2012 Keep Moving: towards sustainable mobility. Edited by Bert van Wee. Oktober 2012 (Rli/EEAC)
CIRCULAIRE ECONOMIE | overzicht publicaties
PRINT
105
Colofon
Grafisch ontwerp 2D3D Design
Tekstredactie Catherine Gudde, Paradigma Producties
Publicatie Rli 2015/03 Juni 2015
Fotoverantwoording Shutterstock: cover, pagina 10, 17, 19, 30, 39, 40, 42,
Vertaling
52, 53, 56, 58, 62, 69, 71, 74, 76, 78, 81
Dit advies is vertaald in het Engels
Istock: pagina 6, 12, 13, 16
en te downloaden via www.rli.nl.
Corbis Images: pagina 45
Dean Harte, Bangkok, Thailand
Hollandse Hoogte, Peter Hilz: pagina 48, 51 ISBN 978-90-77323-00-7 NUR 740
CIRCULAIRE ECONOMIE | colofon
PRINT
106