EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 15.10.2014 C(2014) 7410 final
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. …/.. VAN DE COMMISSIE van 15.10.2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft remvoorschriften voor de goedkeuring van landbouw- en bosbouwvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)
NL
NL
TOELICHTING 1. a)
ACHTERGROND VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING Motivering, doel en hoofdpunten van het voorstel
De term "landbouw- en bosbouwvoertuigen" bestrijkt veel verschillende typen voertuigen met een of meer assen en twee, vier of meer wielen; dan wel rupsvoertuigen, bv. motorvoertuigen zoals trekkers op wielen en rupstrekkers, alsook voertuigen zonder eigen beweegkracht, zoals aanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken, die voor veel verschillende landbouw- en bosbouwdoeleinden, waaronder speciale doeleinden, worden gebruikt. Tijdens het wetgevingsproces dat heeft geleid tot de vaststelling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen1, bij welke verordening met ingang van 1 januari 2016 Richtlijn 2003/37/EG wordt ingetrokken, werden de volgende belangrijke aandachtspunten inzake de huidige bepalingen voor de typegoedkeuring van nieuwe landbouw- en bosbouwvoertuigen aan de orde gesteld: –
de complexiteit van het regelgevingskader;
–
het ontbreken van de nodige voorschriften zodat op vrijwillige basis voor andere categorieën dan T1, T2 en T3 een aanvraag tot EU-typegoedkeuring voor gehele voertuigen kan worden ingediend;
–
de noodzaak tot actualisering van bestaande aspecten inzake remveiligheid van voertuigen;
–
het vaststellen van EU-voorschriften voor het remmen van getrokken landbouw- en bosbouwvoertuigen; en
–
de beschikbaarheid op de interne markt van bepaalde ingevoerde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden waarvan nader moet worden beoordeeld en opgevolgd of zij voldoen aan de huidige typegoedkeuringsvoorschriften betreffende remveiligheid van voertuigen.
Op basis van de bij Verordening (EU) nr. 167/2013 verleende bevoegdheden worden in de onderhavige gedelegeerde handeling de huidige typegoedkeuringsvoorschriften inzake de remveiligheid van landbouw- en bosbouwvoertuigen bijgewerkt en aangevuld in het licht van de technische vooruitgang. Hiertoe wordt verwezen naar internationale voorschriften op dit gebied (zoals Europese en internationale normen en VN/ECE-Reglement nr. 13). Deze verordening bevat derhalve voorschriften met betrekking tot de aspecten in de bijlagen I tot en met XIII. b)
Samenhang van het voorstel met de doelstellingen van de EU
Deze verordening sluit aan bij de doelstelling van de EU om het wegverkeer veiliger te maken, wat met name wordt uiteengezet in het witboek over het Europese vervoersbeleid2. Dit witboek is in 2001 door de Commissie vastgesteld en creëert een kader voor het Europese actieprogramma voor de veiligheid van het wegverkeer. Als alternatief wordt verwezen naar in het witboek genoemde en rechtstreeks voor het publiek toegankelijke CEN/CENELEC- en ISO-normen of VN/ECE-reglementen. Om deze redenen stelt deze gedelegeerde handeling inzake de remwerking van voertuigen, onder verwijzing naar de volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen Verordening (EU)
1 2
NL
PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1. COM(2001) 370.
2
NL
nr. 167/20133, gedetailleerde technische voorschriften en testprocedures vast om de doelstellingen van de EU op het gebied van vereenvoudiging en veiligheid te helpen verwezenlijken. 2.
RAADPLEGINGEN VOORAFGAAND AAN DE VASTSTELLING VAN DE HANDELING
Bij de voorbereiding van deze handeling heeft de Commissie passend overleg gepleegd met deskundigen van de betrokken belanghebbenden uit de industrie, sociale partners en lidstaten. Het overleg vond plaats in vergaderingen van de deskundigengroep en, waar nodig, bilaterale vergaderingen en vergaderingen met een beperkte groep van van zeer nabij betrokken partijen. 3.
JURIDISCHE ELEMENTEN VAN DE GEDELEGEERDE HANDELING
De rechtsgrondslag van deze gedelegeerde handeling wordt gevormd door Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen. Aangezien de bevoegdheid om de handeling vast te stellen is opgenomen in een verordening, moet de gedelegeerde handeling eveneens een verordening en geen richtlijn zijn.
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. …/.. VAN DE COMMISSIE van 15.10.2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft remvoorschriften voor de goedkeuring van landbouw- en bosbouwvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Gezien Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen4, en met name artikel 17, lid 5, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. Daartoe worden een allesomvattend EU-typegoedkeuringsysteem en een versterkt stelsel voor markttoezicht voor landbouw- en bosbouwvoertuigen en de bijbehorende systemen, onderdelen en technische eenheden, zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 167/2013, toegepast.
(2)
De term "landbouw- en bosbouwvoertuigen" bestrijkt veel verschillende typen voertuigen met een of meer assen en twee, vier of meer wielen, dan wel rupsvoertuigen, zoals trekkers
3
PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1. PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1.
4
NL
3
NL
op wielen, rupstrekkers, aanhangwagens en getrokken uitrustingsstukken, die voor veel verschillende landbouw- en bosbouwdoeleinden, waaronder speciale doeleinden, worden gebruikt. (3)
De voorschriften van deze verordening zijn gebaseerd op bestaande wetgeving die laatstelijk is gewijzigd in 1997; gelet op de technische vooruitgang moeten met name de regels voor het testen echter uitvoerig worden aangepast en moeten er specifieke bepalingen worden ingevoerd voor energiereservoirs, voertuigen met hydrostatische aandrijving, voertuigen met oploopremmen, voertuigen met complexe elektronische controlesystemen, antiblokkeersystemen en elektronisch geregelde remsystemen.
(4)
Deze verordening bevat ook voorschriften inzake de rembediening van getrokken voertuigen en de remverbinding tussen de trekker en getrokken voertuigen die strenger zijn dan die in Richtlijn 76/432/EEG van de Raad5, ingetrokken bij Verordening (EU) nr. 167/2013.
(5)
Bij Besluit 97/836/EG van de Raad6 heeft de Unie Reglement nr. 13 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) aanvaard. De materiële voorschriften in bijlage 18 bij dat reglement inzake veiligheidsaspecten van complexe elektronische voertuigcontrolesystemen moeten worden overgenomen in deze verordening, aangezien zij overeenstemmen met de nieuwste stand van de techniek.
(6)
Voor voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 60 km/h zijn antiblokkeersystemen algemeen gangbaar, zodat zij als geschikt kunnen worden beschouwd en verplicht kunnen worden gesteld vanaf de toepassing van deze verordening; voor voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid tussen 40 en 60 km/h zijn dergelijke systemen echter nog niet breed beschikbaar. Voor die voertuigen moet de eventuele invoering van een antiblokkeersysteem dan ook worden bevestigd na een definitieve beoordeling door de Commissie van de beschikbaarheid van dergelijke systemen. Daartoe moet de Commissie uiterlijk op 31 december 2016 oordelen over de beschikbaarheid van antiblokkeersystemen voor landbouw- en bosbouwvoertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid tussen 40 en 60 km/h. Indien uit die beoordeling niet zou blijken dat dergelijke technologie beschikbaar is en kan worden toegepast, dan moet de Commissie deze verordening zodanig wijzigen dat de betreffende voorschriften niet van toepassing worden op voertuigen met een door het ontwerp bepaalde maximumsnelheid tussen 40 en 60 km/h.
(7)
Waar fabrikanten krachtens artikel 2 van Verordening (EU) nr. 167/2013 ervoor kunnen kiezen een nationale typegoedkeuring aan te vragen, moeten de lidstaten voor alle in deze verordening geregelde onderwerpen de vrijheid hebben om voorschriften voor nationale typegoedkeuring vast te stellen die afwijken van de voorschriften van deze verordening.
5
Richtlijn 76/432/EEG van de Raad van 6 april 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de reminrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (PB L 122 van 8.5.1976, blz. 1). Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen ("Herziene overeenkomst van 1958") (PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78).
6
NL
4
NL
Wanneer voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden voldoen aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften, mogen de lidstaten in het kader van een nationale typegoedkeuring niet de goedkeuring daarvan weigeren omwille van functionele veiligheidsaspecten die betrekking hebben op de remwerking, behalve als het voorschriften betreft die gelden voor hydraulische verbindingen van het eenleidingtype. Deze verordening moet geharmoniseerde voorschriften invoeren voor hydraulische verbindingen van het eenleidingtype die het mogelijk maken dat dergelijke verbindingen in het kader van de EUtypegoedkeuring gedurende een beperkte periode kunnen worden aanvaard. Aangezien sommige lidstaten echter op nationaal niveau strengere voorschriften hanteerden, moeten de lidstaten al vanaf de toepassingsdatum van deze verordening de mogelijkheid hebben om te weigeren nationale typegoedkeuring te verlenen voor voertuigtypen die zijn uitgerust met hydraulische verbindingen van het eenleidingtype, indien zij van oordeel zijn dat dit strookt met hun nationale veiligheidseisen. (8)
Met het oog op een geharmoniseerde toepassingsdatum voor alle nieuwe typegoedkeuringsregels moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van dezelfde toepassingsdatum als Verordening (EU) nr. 167/2013,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I ONDERWERP EN DEFINITIES Artikel 1 Onderwerp Deze verordening bevat de gedetailleerde technische voorschriften en testprocedures inzake functionele veiligheid die betrekking hebben op de remwerking voor de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 167/2013.
Artikel 2 Definities De definities van Verordening (EU) nr. 167/2013 gelden. Bovendien wordt verstaan onder:
NL
1)
"remsysteem": geheel van onderdelen dat als doel heeft een bewegend voertuig geleidelijk af te remmen of tot stilstand te brengen of een stilstaand voertuig op zijn plaats te houden; het systeem bestaat uit het bedieningsorgaan, de overbrenging en de rem;
2)
"bedrijfsremsysteem": remsysteem waardoor de bestuurder de beweging van het voertuig kan controleren en het voertuig op veilige, snelle en doeltreffende wijze tot stilstand kan brengen bij elke snelheid en belasting waarvoor het voertuig is goedgekeurd en op elke stijgende of dalende helling;
3)
"gedoseerd remmen": vorm van remmen waarbij binnen het normale werkingsgebied van de uitrusting, zowel tijdens de bediening als het lossen van de remmen, aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
5
NL
a)
de bestuurder kan te allen tijde de remkracht vergroten of verkleinen door middel van het bedieningsorgaan,
b)
de remkracht werkt in dezelfde richting als die waarin het bedieningsorgaan wordt gehanteerd (monotone functie),
c)
de remkracht kan op voldoende nauwkeurige wijze worden geregeld;
4)
"bedieningsorgaan": orgaan dat door de bestuurder rechtstreeks wordt bediend om aan de overbrenging de voor het remmen nodige energie toe te voeren of deze te regelen. Deze energie kan de spierkracht van de bestuurder, energie uit een andere door de bestuurder geregelde energiebron, in bepaalde gevallen de kinetische energie van een getrokken voertuig, of een combinatie van deze diverse vormen van energie zijn;
5)
"overbrenging": geheel van onderdelen tussen het bedieningsorgaan en de rem, met uitzondering van bedieningsleidingen tussen trekkers en getrokken voertuigen en toevoerleidingen tussen trekkers en getrokken voertuigen, dat deze beide op functionele wijze met elkaar verbindt via mechanische, hydraulische, pneumatische of elektrische middelen of door een combinatie van deze middelen; wanneer het remvermogen wordt geleverd of ondersteund door een van de bestuurder onafhankelijke energiebron, maakt de energiereserve deel uit van de overbrenging;
6)
"overbrenging van de bediening": geheel van onderdelen van de overbrenging dat de werking van de remmen en de benodigde energiereserve(s) regelt;
7)
"overbrenging van de energie": het geheel van onderdelen dat de remmen de energie bezorgt die voor de werking ervan nodig is;
8)
"wrijvingsrem": rem waarbij krachten ontstaan door wrijving tussen twee ten opzichte van elkaar bewegende delen van het voertuig;
9)
"vloeistof-/luchtrem": rem waarbij krachten ontstaan door de werking van een niet-vaste stof welke zich bevindt tussen twee ten opzichte van elkaar bewegende delen van het voertuig; deze stof is vloeibaar in het geval van een "hydraulische rem" en lucht in het geval van een "pneumatische rem";
10)
"motorrem": rem waarbij krachten ontstaan door een gecontroleerde vergroting van de op de wielen overgebrachte remmende werking van de motor;
11)
"parkeerremsysteem": systeem dat het mogelijk maakt het voertuig op zijn plaats te houden op een stijgende of dalende helling, zelfs bij afwezigheid van de bestuurder;
12)
"continu remmen": remmen van tot een voertuigcombinatie behorende voertuigen middels een systeem met alle volgende kenmerken:
13)
a)
één bedieningsorgaan, dat de bestuurder met één handeling vanaf zijn zitplaats geleidelijk bedient,
b)
de voor het remmen van de tot de voertuigcombinatie behorende voertuigen gebruikte energie wordt geleverd door één en dezelfde energiebron,
c)
de reminrichting zorgt voor de gelijktijdige of de doelmatig in de tijd gespreide remming van elk van de tot de combinatie behorende voertuigen, ongeacht hun plaats ten opzichte van elkaar;
"halfcontinu remmen": remmen van tot een voertuigcombinatie behorende voertuigen middels een systeem met alle volgende kenmerken: a)
NL
één bedieningsorgaan, dat de bestuurder met één handeling vanaf zijn zitplaats geleidelijk bedient;
6
NL
NL
b)
de voor het remmen van de tot de voertuigcombinatie behorende voertuigen gebruikte energie wordt geleverd door twee verschillende energiebronnen,
c)
de reminrichting zorgt voor de gelijktijdige of de doelmatig in de tijd gespreide remming van elk van de tot de combinatie behorende voertuigen, ongeacht hun plaats ten opzichte van elkaar;
14)
"automatische remming": remming van het getrokken voertuig of de getrokken voertuigen die automatisch geschiedt bij scheiding van een van de tot de combinatie behorende voertuigen, bijvoorbeeld ten gevolge van breuk van een koppeling, zonder dat de doelmatigheid van de rest van de combinatie hierdoor wordt aangetast;
15)
"oploopremming": remming welke wordt bewerkstelligd door gebruikmaking van de krachten die ontstaan door nadering van het getrokken voertuig tot de trekker;
16)
"niet-ontkoppelbare overbrenging": overbrenging waarbij de druk of de kracht of het koppel op elk moment tijdens de beweging van het voertuig continu wordt overgebracht in de aandrijving tussen de motor van het voertuig en de wielen en in het remsysteem tussen het bedieningsorgaan van de rem en de wielen;
17)
"beladen voertuig": voertuig dat is belast tot zijn technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand;
18)
"wielbelasting": de verticale statische kracht van het wegdek uitgeoefend in het contactgebied op het wiel;
19)
"asbelasting": de som van de verticale statische krachten van het wegdek uitgeoefend in het contactgebied op de wielen van de as;
20)
"maximale stationaire wielbelasting": stationaire wielbelasting wanneer het voertuig beladen is met de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand;
21)
"maximale stationaire asbelasting": stationaire asbelasting wanneer het voertuig beladen is met de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand;
22)
"getrokken voertuig": een aanhangwagen zoals bedoeld in artikel 3, lid 9, van Verordening (EU) nr. 167/2013 of een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk als bedoeld in artikel 3, lid 10, van die verordening;
23)
"getrokken voertuig met dissel": getrokken voertuig van categorie R of S met ten minste twee assen waarvan ten minste één as gestuurd is en dat is uitgerust met een trekinrichting die verticaal kan bewegen ten opzichte van het getrokken voertuig en die geen aanzienlijke verticale statische belasting overbrengt op de trekker;
24)
"getrokken voertuig met middenas": getrokken voertuig van categorie R of S waarvan een of meer assen zich dicht bij het zwaartepunt van het voertuig (indien gelijkmatig belast) bevinden, zodat slechts een geringe statische verticale belasting van ten hoogste 10 % van de met de maximummassa van het getrokken voertuig overeenkomende belasting of van 1 000 daN — de lichtste belasting is van toepassing — wordt overgebracht op de trekker;
25)
"getrokken voertuig met stijve dissel": getrokken voertuig van categorie R of S met één as of één groep assen waarvan de dissel door de constructie ervan een aanzienlijke statische belasting op de trekker overbrengt en die niet aan de definitie van een getrokken voertuig met middenas beantwoordt; de koppeling die voor de voertuigcombinatie wordt gebruikt, bestaat niet uit een koppelingspen en een koppelschotel; bij een stijve dissel kan een beperkte verticale beweging plaatsvinden; een hydraulisch regelbare scharnierende dissel wordt beschouwd als een stijve dissel;
7
NL
NL
26)
"continuremsysteem": aanvullend remsysteem dat lange tijd achtereen een remeffect kan uitoefenen en handhaven zonder aanmerkelijke vermindering van de remwerking, met inbegrip van het bedieningsorgaan; het remsysteem kan één enkel orgaan omvatten dan wel een combinatie van verschillende organen die elk hun eigen bediening kunnen hebben;
27)
"elektronisch geregeld remsysteem" (electronically controlled braking system — "EBS"): remsysteem waarbij de bediening ontstaat en wordt uitgevoerd als een elektrisch signaal in de bedieningsoverbrenging en als elektrische uitgangssignalen naar inrichtingen die bedieningskrachten voortbrengen uit opgeslagen of opgewekte energie;
28)
"automatisch gestuurd remmen": een functie binnen een complex elektronisch controlesysteem die het remsysteem of de remmen van bepaalde assen in werking stelt om het voertuig te vertragen, met of zonder directe tussenkomst van de bestuurder, en die het gevolg is van de automatische evaluatie van aan boord gegenereerde informatie;
29)
"selectief remmen": een functie binnen een complex elektronisch controlesysteem die onafhankelijke remmen op automatische wijze in werking stelt, waarbij de vertraging van het voertuig ondergeschikt is aan wijziging van het gedrag van het voertuig;
30)
"elektrische bedieningsleiding": de elektrische verbinding tussen twee voertuigen die bediening van de remfunctie van een tot een combinatie behorend getrokken voertuig mogelijk maakt; de verbinding omvat de elektrische bedrading en connector, alsook de onderdelen voor datacommunicatie en de elektrische energievoorziening voor de bedieningsoverbrenging van het getrokken voertuig;
31)
"veercompressiekamer": de ruimte waarin de drukverandering wordt teweeggebracht die tot indrukking van de veer leidt;
32)
"hydrostatische aandrijving": type voertuigaandrijving waarbij gebruik wordt gemaakt van hydrostatische transmissie met open of gesloten circuit, waarin energie wordt overgebracht door de circulatie van een vloeistof tussen een of meer hydraulische pompen en een of meer hydraulische motoren;
33)
"complex elektronisch voertuigcontrolesysteem": elektronisch controlesysteem volgens een hiërarchisch opgebouwde controle, waarbij een gecontroleerde functie kan worden opgeheven door een elektronische controlefunctie van een hoger niveau of door een functie die wordt uitgevoerd door een elektronisch controlesysteem van een hoger niveau;
34)
"antiblokkeersysteem": onderdeel van een bedrijfsremsysteem dat tijdens het remmen automatisch de mate van slip op een of meer wielen in de draairichting van het wiel regelt;
35)
"wiel met directe regeling": een wiel waarvan de remkracht wordt gedoseerd volgens de gegevens afkomstig van ten minste de sensor van dat wiel;
36)
"hydraulische verbinding van het eenleidingtype": remverbinding tussen de trekker en het getrokken voertuig via één enkele leiding met hydraulische vloeistof.
8
NL
HOOFDSTUK II VOORSCHRIFTEN VOOR REMINRICHTINGEN EN REMKOPPELINGEN VAN AANHANGWAGENS Artikel 3 Montage- en demonstratievoorschriften voor remwerking 1.
De fabrikanten rusten landbouw- en bosbouwvoertuigen uit met systemen, onderdelen en technische eenheden, voor zover deze invloed hebben op de remwerking van die voertuigen, die zo ontworpen, gebouwd en geassembleerd zijn dat het voertuig bij normaal gebruik en onderhoud volgens de voorschriften van de fabrikant voldoet aan de gedetailleerde technische voorschriften en testprocedures in de artikelen 4 tot en met 17.
2.
De fabrikanten tonen middels fysieke tests bij de goedkeuringsinstantie aan dat de landbouw- en bosbouwvoertuigen die in de Unie op de markt worden aangeboden, geregistreerd of in het verkeer worden gebracht, voldoen aan de gedetailleerde technische voorschriften en testprocedures als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 17.
3.
De fabrikanten zorgen ervoor dat reserveonderdelen die in de Unie op de markt worden aangeboden of in het verkeer worden gebracht voldoen aan de gedetailleerde technische voorschriften en testprocedures die in deze verordening worden vastgesteld.
4.
In plaats van de verplichtingen van deze verordening na te leven kan de fabrikant in het inlichtingenformulier het testrapport van een onderdeel of relevante documentatie verstrekken waarmee hij aantoont dat een systeem of een voertuig voldoet aan de voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 13, waarnaar wordt verwezen in bijlage X.
5.
In plaats van de verplichtingen van deze verordening na te leven kan de fabrikant in het inlichtingenformulier relevante documentatie verstrekken waarmee hij aantoont dat een antiblokkeersysteem voor een getrokken voertuig, indien aanwezig, voldoet aan de voorschriften van punt 5 van bijlage 19 bij VN/ECE-Reglement nr. 13, waarnaar wordt verwezen in bijlage X.
6.
De in de leden 4 en 5 bedoelde onderdelen en systemen zullen worden vermeld in de overeenkomstig artikel 68 van Verordening (EU) nr. 167/2013 aangenomen uitvoeringshandeling.
Artikel 4 Voorschriften voor de constructie en de montage van reminrichtingen en remkoppelingen voor aanhangwagens De testprocedures en voorschriften voor de constructie en de montage van reminrichtingen en remkoppelingen voor aanhangwagens worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage I. Artikel 5 Voorschriften voor het testen en de werking van remsystemen en remkoppelingen voor aanhangwagens en van daarmee uitgeruste voertuigen De testprocedures en voorschriften voor de werking van remsystemen en remkoppelingen voor aanhangwagens en voor daarmee uitgeruste voertuigen worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage II.
NL
9
NL
Artikel 6 Voorschriften voor het meten van de responsietijd De testprocedures en prestatievoorschriften voor het meten van de responsietijd van reminrichtingen en remkoppelingen voor aanhangwagens worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage III. Artikel 7 Voorschriften voor energiebronnen en energieopslagvoorzieningen van remsystemen en remkoppelingen voor aanhangwagens en voor daarmee uitgeruste voertuigen De testprocedures en prestatievoorschriften voor energiebronnen en energieopslagvoorzieningen van remsystemen en remkoppelingen voor aanhangwagens en voor daarmee uitgeruste voertuigen worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage IV. Artikel 8 Voorschriften voor veerremmen en voor daarmee uitgeruste voertuigen De testprocedures en prestatievoorschriften voor veerremmen en voor daarmee uitgeruste voertuigen worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage V. Artikel 9 Voorschriften voor parkeerremsystemen met mechanische vergrendeling van de remcilinders De prestatievoorschriften voor parkeerremsystemen met mechanische vergrendeling van de remcilinders worden gecontroleerd overeenkomstig bijlage VI. Artikel 10 Alternatieve testvoorschriften voor voertuigen waarvoor tests van type I, type II of type III niet verplicht zijn 1. De voorwaarden waaronder voor bepaalde typen voertuigen de tests van type I, type II of type III niet verplicht zijn, zijn vastgelegd in bijlage VII. 2. De testprocedures en prestatievoorschriften voor voertuigen en hun reminrichtingen waarvoor de tests van type I, type II of type III overeenkomstig lid 1 niet verplicht zijn, worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage VII. Artikel 11 Voorschriften en testprocedures voor het testen van oploopremsystemen, -reminrichtingen en remkoppelingen voor aanhangwagens en voor daarmee uitgeruste voertuigen wat betreft het remmen De procedures en voorschriften voor het testen van oploopremsystemen, -reminrichtingen en -remkoppelingen voor aanhangwagens en voor daarmee uitgeruste voertuigen wat betreft het remmen worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage VIII.
NL
10
NL
Artikel 12 Voorschriften voor voertuigen met hydrostatische aandrijving en hun reminrichtingen en remsystemen De testprocedures en prestatievoorschriften voor voertuigen met hydrostatische aandrijving en hun reminrichtingen en remsystemen worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage IX. Artikel 13 Voorschriften voor de veiligheidsaspecten van complexe elektronische voertuigcontrolesystemen De testprocedures en prestatievoorschriften voor de veiligheidsaspecten van complexe elektronische voertuigcontrolesystemen worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage X. Artikel 14 Voorschriften voor antiblokkeersystemen en voor daarmee uitgeruste voertuigen De testprocedures en voorschriften voor antiblokkeersystemen en voor daarmee uitgeruste voertuigen worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage XI. Artikel 15 Voorschriften voor EBS-systemen van voertuigen met een drukluchtremsysteem en van voertuigen met datacommunicatie via pin 6 en 7 van de connector volgens ISO 7638 en voor met een dergelijk EBS-systeem uitgeruste voertuigen De testprocedures en voorschriften voor EBS-systemen van voertuigen met een drukluchtremsysteem en van voertuigen met datacommunicatie via pin 6 en 7 van de connector volgens ISO 7638 en voor met een dergelijk EBS-systeem uitgeruste voertuigen worden uitgevoerd en gecontroleerd overeenkomstig bijlage XII. Artikel 16 Voorschriften voor hydraulische verbindingen van het eenleidingtype en voor daarmee uitgeruste voertuigen 1. De prestatievoorschriften voor hydraulische verbindingen van het eenleidingtype van reminrichtingen en remkoppelingen voor aanhangwagens en voor voertuigen die zijn uitgerust met hydraulische verbindingen van het eenleidingtype zijn vastgelegd in bijlage XIII. 2. Na 31 december 2019 monteren voertuigfabrikanten geen hydraulische verbindingen van het eenleidingtype op nieuwe typen van voertuigen van de categorieën T of C en na 31 december 2020 monteren zij die niet op nieuwe voertuigen van die categorieën.
HOOFDSTUK III VERPLICHTINGEN VAN DE LIDSTATEN Artikel 17 Typegoedkeuring van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 167/2013 weigeren de goedkeuringsinstanties met ingang van 1 januari 2016 niet omwille van functionele veiligheidsaspecten die betrekking hebben op de remwerking EU-typegoedkeuring te
NL
11
NL
verlenen voor typen van landbouw- en bosbouwvoertuigen die voldoen aan de voorschriften van deze verordening. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) nr. 167/2013 en artikel 17 van deze verordening weigeren de typegoedkeuringsinstanties met ingang van 1 januari 2020 typegoedkeuring te verlenen voor voertuigen van de categorieën T of C die zijn uitgerust met hydraulische verbindingen van het eenleidingtype. Met ingang van 1 januari 2018 verbieden de nationale autoriteiten het op de markt aanbieden, de registratie en het in verkeer brengen van nieuwe voertuigen die niet voldoen aan Verordening (EU) nr. 167/2013 en de bepalingen van deze verordening inzake functionele veiligheid die betrekking hebben op de remwerking. Met ingang van 1 januari 2021 verbieden de nationale autoriteiten het op de markt aanbieden, de registratie en het in verkeer brengen van nieuwe voertuigen van de categorieën T of C die zijn uitgerust met hydraulische verbindingen van het eenleidingtype zoals bedoeld in artikel 16. Artikel 18 Nationale typegoedkeuring van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden De nationale autoriteiten weigeren niet omwille van functionele veiligheidsaspecten die betrekking hebben op de remwerking nationale typegoedkeuring te verlenen aan een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid dat voldoet aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften, behalve als het voorschriften betreft die gelden voor hydraulische verbindingen van het eenleidingtype.
HOOFDSTUK IV SLOTBEPALING Artikel 19 Inwerkingtreding en toepassing Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, op 15.10.2014
Voor de Commissie De Voorzitter José Manuel BARROSO
NL
12
NL