ulturele vorming en Identiteit voor Doven en Slechthorenden
Inhoudsopgave
Inleiding Culturele vorming en Identiteit voor Doven en Slechthorenden (CIDS): een waaier aan mogelijkheden Het vak CIDS: praktische informatie Aanpak en organisatie Literatuur Bijlage 1 Kerndoelen voortgezet speciaal onderwijs, uitstroomprofiel Arbeid Leergebiedoverstijgende doelen Leren leren Leren taken uitvoeren Leren functioneren in sociale situaties Ontwikkelen van een persoonlijk toekomstperspectief Kerndoelen uitstroomprofiel Arbeid Mens en maatschappij Culturele oriëntatie en creatieve expressie Voorbereiding op arbeid Bijlage 2 Lessenoverzicht voortgezet onderwijs Klas 1 Klas 2 Klas 3 Klas 4
Pagina 2 van 31
3 3 5 8 9 10 10 10 10 11 11 12 12 13 13 15 15 19 23 27
Inleiding Naar schatting 95% van de dove en slechthorende kinderen heeft horende ouders en familieleden. De ervaring van het niet (goed) kunnen horen, is onderscheidend in een samenleving die overwegend uit horenden bestaat. Dove en slechthorende kinderen voelen zich hierdoor vaak anders, soms ook eenzaam, en worden geconfronteerd met ervaringen die zij in hun naaste omgeving niet altijd kunnen delen. Het is daarom van belang dat dove en slechthorende kinderen/jongeren op een positieve wijze uitgedaagd worden om de (culturele) aspecten van het doof zijn en het slechthorend zijn te onderzoeken, om de ruimte te krijgen deze op te nemen, te internaliseren in hun identiteit en om ervaringen te delen. Hierdoor krijgen zij handvatten aangereikt om zich bewust te worden van hun mogelijkheden. Aanleiding Voorheen bood het onderwijs weinig mogelijkheden om dove en slechthorende leerlingen te leren over hun cultuur en identiteit. Er was het Leerplan Dovencultuur1 en de Map Dovencultuur2, beide ontwikkeld op initiatief van de expertisegroep Sprong Vooruit in opdracht van en met subsidie van het ministerie van OCW. Maar deze waren beperkt, alleen bestemd voor de bovenbouw van het basisonderwijs en voor het voortgezet onderwijs, en sloten niet langer aan bij de nieuwste ontwikkelingen en kerndoelen. Tijd voor een actualisering van de lessen voor het vak Culturele vorming en Identiteit voor Doven en Slechthorenden, CIDS. Nu zijn er CIDS-lessen ontwikkeld voor dove en slechthorende leerlingen van zes tot achttien jaar. Deze lessen kunnen worden gebruikt door leerkrachten en ambulant begeleiders om hen te leren over de betekenis van de cultuur van doven en slechthorenden en dragen bij aan de bewustwording van de eigen identiteit. De dove en slechthorende leerlingen leren in de wereld te staan en weten dat er ook een doven- en slechthorendengemeenschap is, waarin doven en slechthorenden elkaar tegenkomen. Sprong Vooruit hoopt dat de lessen zullen bijdragen aan een positieve ontwikkeling en het welbevinden van dove en slechthorende leerlingen. Culturele vorming en Identiteit voor Doven en Slechthorenden (CIDS): een waaier aan mogelijkheden Over het antwoord op de vraag wat cultuur is, wordt heel divers gedacht. In veel actuele cultuurdefinities gaat het om een patroon van fundamentele aannames, uitgevonden, ontdekt of ontwikkeld door een bepaalde groep om effectief te leren
1 2
Wallien, M., Drubbel, A. & Soeters, M. (2001). Leerplan Dovencultuur. Map Dovencultuur (2008)
Pagina 3 van 31
omgaan met haar problemen van externe aanpassingen en interne integratie3. Het patroon wordt beschouwd als valide en daarom gedeeld, gedragen, doorgegeven en geleerd aan nieuwe groepsleden als een correcte manier van denken, waarnemen en voelen in relatie tot die problemen. Volgens Verheggen4 gaat het om gedragspatronen en de manier en mate waarin een mens zich aanpast aan datgene wat wel dan niet gekend wordt. Wat de huidige opvattingen met elkaar gemeen hebben, is het idee dat cultuur een dynamisch begrip is. Deze actuele cultuurdefinities gaan ook op voor doven- en slechthorenden. Veel doven en slechthorenden treffen elkaar in de doven- en slechthorendengemeenschap met eigen patronen en gedragscodes. Vroeger was de dovengemeenschap min of meer besloten. Iedereen was welkom, mits men bereid was om op een doof toegankelijke en gebruikelijke manier met doven te communiceren, bijvoorbeeld door duidelijk articulatiegebruik/gebaren. Wie wel of niet doof was, was toen duidelijk: als je op een van de vijf dovenscholen in Nederland gezeten had en de Nederlandse Gebarentaal (NGT) gebruikte, was je zonder discussie Doof. Doof wordt bij voorkeur met een hoofdletter D geschreven om daarmee aan te geven dat het gaat om een minderheidsgroep van mensen die zelfbewust doof waren, met als ruggengraat de NGT5. Tegenwoordig is er een veel grotere diversiteit. Het lijkt steeds minder belangrijk te zijn op welke school je zit (of gezeten hebt), of je doof of slechthorend bent of wanneer je doof bent geworden. Doven met een cochleair implantaat kunnen als slechthorenden gaan functioneren en er zijn slechthorenden die liever deel uitmaken van een dovengemeenschap. Het maakt minder uit of je een 'native signer' bent, en de NGT vloeiend beheerst of dat je liever op een andere manier communiceert. Alle vormen van multimodaal communiceren zijn nu gangbaar6. Het is een gemeenschap waarin doven en slechthorenden elkaar tegenkomen en waaraan je kunt deelnemen en waar je je bij thuis kunt voelen. De continuïteit in de doven- en slechthorendendencultuur is dat het aan doven en slechthorenden een omgeving biedt waar de gehoorstatus en de manier waarop je daar mee omgaat geen enkele rol speelt in de overdracht van gewoonten en gebruiken. Qua identiteit vormen doven en slechthorenden geen homogene groep. Niet alle doven en slechthorenden willen deel uitmaken van de doven- en slechthorendengemeenschap. Er zijn er ook die zich thuis voelen in andere gemeenschappen en geen enkele behoefte hebben aan contacten met andere doven of slechthorenden. Veel doven en slechthorenden zoeken in welke gemeenschap zij zich in hun levensfase het meest thuis voelen. Wat doven en slechthorenden bindt, zijn de ervaringen dat zij minder goed kunnen horen. Hoe doven en slechthorenden hiermee omgaan, mee willen omgaan, en welke consequenties zij daaruit trekken, is een kwestie van bewustwording over en kennis hebben van mogelijkheden die aansluiten bij de eigen ontwikkeling. Om een eigen identiteit te ontwikkelen is het 3
Deze cultuurdefinitie baseert zich op het cultuurbegrip van Schein: a pattern of basic assumptions, invented, discovered, or developed by a given group as it learns to cope with its problems of external adaptions and internal integration (Schein, E.H. (1985). Organizational culture and leadership) 4 Verheggen, T. (2006). Cultuur bestaat niet. 5 Ook bijvoorbeeld kinderen van dove ouders waren welkom. 6 Multimodaal wil zeggen dat er sprake is van twee of meer modaliteiten: de oraal-auditieve (gesproken) en de visueel-manuele (met gebaren) en een tactiele.
Pagina 4 van 31
verwerven van kennis en vaardigheden belangrijk. CIDS biedt de nodige kennis en vaardigheden zodat leerlingen zich bewust zijn van hun eigen kansen, mogelijkheden, meningen en perspectieven. Om duidelijk te maken dat het vak CIDS bedoeld is voor alle dove en slechthorende leerlingen en niet alleen voor degenen die deel (willen) uitmaken van de doven- en slechthorendengemeenschap is een neutrale term gekozen die de tot nu toe gebruikte term Dovencultuur vervangt. De naam CIDS (uitspraak ’kids’) is bedacht door Sprong Vooruit en binnen het lectoraat Dovenstudies aan de Hogeschool Utrecht uitgezet om na te gaan of de naam voldoet. Daar is positief op de naam gereageerd. Gardy van Gils, van het lectoraat Dovenstudies, heeft het CIDS-naamgebaar bedacht. In een filmpje op YouTube, http://www.youtube.com/watch?v=3pATUaizqk4, legt zij het naamgebaar uit. Het vak CIDS: praktische informatie Algemene doelstelling CIDS stimuleert de ontwikkeling van een positief, reëel zelfbeeld. Het biedt kennis en inzicht in en maakt de leerlingen bewust van hun (multi)identiteit als dove/slechthorende persoon in een samenleving die overwegend uit horenden bestaat. Het biedt kansen voor contact en het delen van ervaringen met andere dove/slechthorende kinderen, jongeren en volwassenen. Het biedt kansen voor bondgenootschap met slechthorenden/doven en horenden. Dit alles met als doel het welbevinden en welzijn van dove en slechthorende leerlingen te bevorderen. Doelen CIDS-lessen De CIDS-lessen zijn erop gericht alle dove en slechthorende leerlingen tussen de zes en achttien jaar de mogelijkheid te bieden om als een volwaardig mens op te groeien en om hun eigen weg te vinden, zowel in de samenleving die overwegend is ingesteld op horend zijn als in de doven- en slechthorendengemeenschap, waarin gehoorverlies als minder relevant beschouwd wordt. De leerlingen krijgen kennis over de cultuur, cultuurdragers en hulpmiddelen die deel uitmaken van de cultuurontwikkeling. Doel van de lessen is het verstevigen van de identiteit van dove en slechthorende leerlingen. Ook geeft CIDS de leerlingen handvatten om te kunnen omgaan met hun doofheid/slechthorendheid in uiteenlopende situaties; CIDS wil een bijdrage leveren aan een positief kritisch vermogen en kennis en vaardigheden die hen weerbaar maken op een effectieve manier die bij hen past. Door de lessen wordt het zelfbewustzijn van de leerlingen versterkt en leren ze ‘wie’ ze zijn. De lessen helpen hun om - ook later als volwassenen - hun eigen weg te vinden in de verschillende situaties en contexten waarin zij actief of passief participeren.
Pagina 5 van 31
De inhoud van de CIDS-lessen sluit aan bij de doelen uit het Leerplan Dovencultuur7 en de relevante kerndoelen voor het (v)so. Zie Bijlage 1 voor een overzicht van de doelen. De lesdoelen zijn altijd doof/slechthorend specifiek. De lessen beslaan zes domeinen: - Burgerschap Kennis en vaardigheden om als dove/slechthorende actief te participeren in de Nederlandse maatschappij. - Communicatie Kennis en vaardigheden om (met behulp van een tolk NGT/schrijftolk) als dove/slechthorende met bekenden en onbekenden te communiceren. - Geschiedenis Kennis van de geschiedenis van doven en slechthorenden in Nederland en wereldwijd. - Eigen identiteit Kennis en vaardigheden om een positief zelfbeeld en een eigen identiteit te ontwikkelen als dove/slechthorende in een maatschappij die overwegend uit horenden bestaat. - Hulpmiddelen en technieken Kennis over (nieuwe) hulpmiddelen en technieken, zowel algemeen als specifiek voor doven en slechthorenden ontwikkeld, en vaardigheden om deze te gebruiken. - Kunst, sport, cultuur en vrije tijd Kennis over doof/slechthorend specifieke kunst- en cultuuruitingen en mogelijkheden voor sport en vrijetijdsbesteding. Didactisch lesmodel De didactiek binnen de lessen is gebaseerd op het model van directe instructie8, een model waarvan bekend is dat het goede leerresultaten geeft (zie bijvoorbeeld www.slo.nl/downloads/archief/Leeromgevingen.pdf/, hoofdstuk 3). Centraal staat daarbij dat de leerlingen in elke les verteld wordt wat het doel van de les is, dat de benodigde voorkennis wordt geactiveerd en dat elke les wordt afgesloten met een inhoudelijke evaluatie waarin door de leerlingen wordt aangegeven of het gestelde doel al dan niet bereikt is. De lessen worden bij voorkeur klassikaal aangeboden zodat dove en slechthorende kinderen zich aan elkaar kunnen spiegelen. Het verdient aanbeveling om de ouders blijvend te informeren over dit onderwijsaanbod zodat zij als het ware mee kunnen groeien met hun kind en zij hun kind waar nodig kunnen faciliteren in zijn of haar behoeften. Te denken valt bijvoorbeeld aan het bezoeken van een theaterweek voor dove kinderen, of een kamp georganiseerd door SH-jong9.
7
8 9
Wallien, M., Drubbel, A. & Soeters, M. (2001). Leerplan Dovencultuur. Veenman, S. (1992). Effectieve instructie volgens het directe-instructiemodel. Zie: www.shjong.nl
Pagina 6 van 31
De leerkracht/ambulant begeleider De CIDS-lessen zijn bedoeld voor leerkrachten en ambulant begeleiders die onderwijs geven aan dove en (ernstig) slechthorende leerlingen in de groepen 3 t/m 8 van het regulier en speciaal basisonderwijs en in het v(s)o. In de werkwijzer is aangegeven welke specifieke lessen goed te gebruiken zijn door ambulant begeleiders in het regulier onderwijs. De leerkracht/ambulant begeleider die de CIDS-lessen geeft, wacht de bijzondere taak om dove en slechthorende leerlingen extra bagage mee te geven waarmee zij hun identiteit en hun eigen keuzes kunnen bepalen. Zij leren de leerlingen dat niet (goed) kunnen horen niet iets is waar je je voor moet schamen maar dat je jezelf kan en mag laten zien en dat je recht hebt op een eigen plek in de samenleving. Het succesvol aanbieden van CIDS-lessen vraagt van de leerkracht/ambulante begeleider dan ook een bezielende houding. Hij/zij staat open voor diversiteit en heeft zich verdiept in de verschillende aspecten van slechthorend zijn en doof zijn. De leerkracht/ambulant begeleider moedigt de leerlingen aan om onbekende terreinen te verkennen, daagt hen uit en gaat samen met hen op ‘reis’ door een landschap met vele mogelijkheden. Het heeft de sterke voorkeur dat degene die met dit materiaal gaat werken zelf doof/slechthorend is, zodat hij/zij ook kan fungeren als positief rolmodel. Horende leerkrachten/ambulant begeleiders, die goed ingevoerd zijn en over veel deskundigheid beschikken over wat het betekent om doof/slechthorend te zijn en gemakkelijk kunnen communiceren met hun leerlingen, kunnen deze lessen ook aanbieden. Materiaalaanbod De CIDS-lessen worden digitaal beschikbaar gesteld. Er wordt aangesloten bij de digitale vaardigheden van de leerlingen en ondersteunend visueel materiaal kan via het digibord direct worden gebruikt. Werkwijzer De CIDS-lessen zijn per groep en per domein genummerd. In overzichten waarin per les de lesdoelen zijn aangegeven, kan de leerkracht/ambulant begeleider de gehele leerstof per groep overzien. Zie Bijlage 2. Hij/zij kan zelf een volgorde in de lessen aanbrengen die aansluit bij de actuele situatie van de groep/de leerling. In het lessenoverzicht is ook aangegeven welke lessen specifiek geschikt zijn voor dove en slechthorende leerlingen, welke lessen geschikt zijn voor ambulant begeleiders, welke lessen in het reguliere onderwijs aan de hele groep gegeven kunnen worden en wat een geschikt moment is voor de lessen. Per groep bestaan de CIDS-lessen uit: -
(speciaal) basisonderwijs groep 3: 10 lessen van een half uur groep 4: 15 lessen van een half uur groep 5: 18 lessen van een half uur Pagina 7 van 31
groep 6, 7, 8: 20 lessen van een half uur -
voortgezet (special) onderwijs, uitstroomprofiel Arbeid 10 lessen van een uur per leerjaar
Aanpak en organisatie Na de toekenning van subsidie door OCW is ontwikkeling van de CIDS-lessen gestart. Hiertoe heeft Sprong Vooruit een stuurgroep samengesteld met daarin twee vertegenwoordigers van Sprong Vooruit en een vertegenwoordiger van de Hogeschool Utrecht Lectoraat Dovenstudies. Deze stuurgroep is gecoördineerd door duo decimo. De stuurgroep heeft de domeinen en de doelen van de lessen en het didactisch kader vastgesteld en vervolgens ontwikkelaars aangesteld om op basis van deze gegevens de lessen te maken. Deze lessen zijn beoordeeld door de stuurgroep en een lid van Sprong Vooruit en door duo decimo geredigeerd. Door de medewerking van de hieronder genoemde instanties en personen zijn de CIDSlessen gerealiseerd. Voor de (financiële) ondersteuning - het Ministerie van OCW Voor de inhoudelijke ondersteuning - Attendiz, Koninklijke Auris Groep, Koninklijke Kentalis - Lectoraat Dovenstudies, Hogeschool Utrecht, Gardy van Gils (MA), Annemiek Voor in ‘t Holt (MA) en dr. Beppie van den Bogaerde - Sprong Vooruit, Annet de Klerk (MA), dr. Connie Fortgens en drs. Annelies van der Eijk Voor de -
ontwikkeling van het lesmateriaal Saskia Jissink, (speciaal) basisonderwijs groep 3 tot en met 6 Martijn Kamphuis, (speciaal) basisonderwijs groep 7 en 8 Annieck van den Broek, voortgezet (speciaal) onderwijs groep 1 tot en met 4
Voor de ontwikkeling van de website - Mark en Michèlle van Vlerken, Vierkante Meter - Ronald van Raaphorst, Twensoc Voor de illustraties - Henk Kemperman, Kemperman Illustratief - Nederlands Gebarencentrum Pagina 8 van 31
Voor de redactie en coördinatie - Cockie Gerritsen en drs. Marijke van Grafhorst, duo decimo Literatuur Knoors, H. & De Klerk, A. (1999). De pedagogische waarde van aandacht voor dovencultuur. Reflecties over Dovencultuur, 77-93. Schein, E.H. (1985). Organizational culture and leadership. San Francisco: Jossey-Bass. Veenman, S. (1992). Effectieve instructie volgens het directe-instructiemodel. In: Pedagogische Studiën 1992 (69), 242269. Verheggen, T. (2005). Proefschrift Culture Alt Delete – On the misperception of culture in psychology. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Vernooij, K. (2001). Draaiboek – Doelgericht en planmatig op weg naar betere leerresultaten. Amersfoort: CPS. Wallien, M., Drubbel, A. & Soeters, M. (2001). Leerplan Dovencultuur. Rotterdam: CED/Het projectbureau. Kerndoelen speciaal onderwijs (2010). Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Map Dovencultuur (2008). Koninklijke Effatha Guyot Groep, Werkgroep Sprong Vooruit.
Denk aan het milieu voor u print
Pagina 9 van 31
Bijlage 1 Kerndoelen voortgezet speciaal onderwijs, uitstroomprofiel Arbeid Leergebiedoverstijgende doelen klas 1
klas 2
klas 3
klas 4
1. De leerling ontwikkelt een open en flexibele houding ten opzichte van de wereld om hem heen, mede in het kader van een leven lang leren.
Les 1.K1
Les Les Les Les
Les 3.B1 Les 3.C2 Les 3.H1
Les 4.B2 Les 4.C3
3. De leerling leert verschillende soorten informatie te zoeken, te beoordelen en te gebruiken.
Les 1.B1
4. De leerling leert op basis van feiten een mening te vormen, deze adequaat te uiten en respectvol om te gaan met andere meningen.
Les 1.G1 Les 1.K2
Les 2.G1 Les 2.G2 Les 2.H1
Les 3.E1
Les 4.C2
Les Les Les Les
Les 2.H1
Les 3.H1
Les 4.C3
Leren leren 2.B1 2.E1 2.G1 2.H1
Les 3.C2 Les 3.K2
Leren taken uitvoeren 5. De leerling leert zich redzaam en weerbaar te gedragen bij de uitvoering van dagelijkse activiteiten.
1.B2 1.C1 1.E1 1.E2
Pagina 10 van 31
Les 1.H1 Les 1.H2 6. De leerling leert op doelgerichte, planmatige en methodische wijze taken en activiteiten uit te voeren. 7. De leerling leert samen te werken aan een taak of activiteit.
Les 1.B2
Les 3.K1
Les 4.C1 Les 4.K1
Les 3.C2
Les 4.C1 Les 4.K1 Les 4.E1
Leren functioneren in sociale situaties 8. De leerling leert op adequate wijze om te gaan met eigen gevoelens en wensen.
Les 1.C1 Les 1.E1 Les 1.E2
Les Les Les Les
2.B2 2.C1 2.E1 2.H3
Les 3.E1 Les 3.E2
9. De leerling leert respectvol en verantwoordelijk om te gaan met anderen.
Les 1.C1
Les 2.C1 Les 2.E1 Les 2.H1
Les 3.H1
10. De leerling krijgt zicht op de eigen voorkeuren, interesses en toekomstwensen op het gebied van werken, wonen, vrije tijd en burgerschap.
Les 2.H1
Les 3.C1
11. De leerling leert afwegingen en keuzes te
Les 2.H2
Ontwikkelen van een persoonlijk toekomstperspectief
Pagina 11 van 31
Les 4.B2 Les 4.C2 Les 4.C3
Les 4.B2
maken die leiden tot een passend persoonlijk toekomstperspectief, met realiseerbare mogelijkheden en kansen.
Les 4.C2 Les 4.G1
Kerndoelen uitstroomprofiel Arbeid
Mens en maatschappij 4. De leerling leert over het belang en de betekenis van werk voor zichzelf en oriënteert zich op de eigen plaats binnen een arbeidsorganisatie en op regelingen voor arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden.
Les 3.C1
5. De leerling leert over verschillende mogelijkheden om de vrije tijd te besteden en verkent actief de eigen mogelijkheden om te participeren aan activiteiten in de vrije tijd. 6. De leerling leert over burgerschap in een democratische rechtsstaat zoals Nederland en leert de eigen rol als burger in te vullen, passend bij de eigen mogelijkheden.
Les 1.B1 Les 1.B2
Les 2.C1
Les 3.K1 Les 3.K2
Les 2.B1
Les 3.B1
7. De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie is ontstaan, hoe het nu functioneert en hoe hij/zij zelf daarbij betrokken kan zijn.
Les 4.C2 Les 4.C3
Les Les Les Les
4.B1 4.B2 4.E1 4.E2
Les 4.E2
Pagina 12 van 31
8. De leerling leert perioden, gebeurtenissen en personen uit zijn eigen leven en leefomgeving te ordenen in de tijd. 9. De leerling leert enkele belangrijke gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in de tijd te plaatsen.
Les 1.G1
Les 2.H2 Les 2.H3
Les 3.G1 Les 3.G2
Les 2.G1 Les 2.G2
Les 3.G1 Les 3.G2
Les 4.G1
Culturele oriëntatie en creatieve expressie 1. De leerling oriënteert zich op het sociaalculturele aanbod in zijn omgeving, leert een voor hem/haar passende keuze te maken uit dit aanbod en leert actief deel te nemen aan culturele activiteiten.
Les 2.K1
3. De leerling leert eigen creatief of kunstzinnig werk, alleen of met een groep, aan derden te presenteren.
Les 2.B2
4. De leerling leert te vertellen en na te denken over eigen creatief of kunstzinnig werk en over het werk van anderen.
Les 1.K1 Les 1.K2
Voorbereiding op arbeid 2. De leerling leert vaardigheden om werk te verwerven, te behouden en om van werk te veranderen.
Les 4.C2 Les 4.C3
Pagina 13 van 31
3.1 De leerling leert samen te werken en te overleggen.
Les 4.C1 Les 4.K1
3.2. De leerling leert instructies en procedures op te volgen.
Les 4.C1 Les 4.K1
3.3. De leerling leert bij arbeidsmatige taken de juiste materialen en middelen op een doelmatige en doelgerichte manier in te zetten.
Les 4.H1
3.4. De leerling leert de eigen beroepsmatige werkzaamheden te plannen en te organiseren
Les 4.C1 Les 4.K1
4. De leerling ontwikkelt specifieke beroepsvaardigheden die passen bij de eigen keuzes, mogelijkheden en beperkingen.
Les 4.C3 Les 4.H1
Pagina 14 van 31
Bijlage 2
Lessenoverzicht voortgezet onderwijs
Klas 1 Les
Titel
Lesdoelen
Doof
Slechthorend
AB
Regulier
Geschikt moment
De leerlingen zijn zich bewust van het bestaan van de Rechten van de Mens. De leerlingen hebben enige basiskennis over het ontstaan en de inhoud van de Rechten van de Mens. De leerlingen kunnen de Rechten van de Mens op hun persoonlijke situatie toespitsen en uitleggen.
x
x
x
Na les 1.H2
De leerlingen weten van het bestaan van de JongerenCommissie en SH-Jong. De leerlingen kunnen uitleggen wat een belangenorganisatie is. De leerlingen kunnen zelf hun belangen in kaart brengen en deze aandragen bij een belangenorganisatie.
x
x
x
Na les 1.B1
De leerlingen worden zich bewust van hun eigen communicatie in verschillende situaties. De leerlingen worden zich bewust van hun eigen mogelijkheden als ze iets niet gehoord of begrepen hebben.
x
x
x
Burgerschap 1.B1
Mensenrechten
-
-
1.B2
Jongerencommissie/ SH-Jong
-
Communicatie 1.C1
Verschillend communiceren
-
-
Pagina 15 van 31
Eigen identiteit 1.E1
Een nieuwe start
-
-
-
-
-
1.E2
Wat zie jij er mooi uit!
-
-
De leerlingen brengen in beeld hoe zij zich voelen op de middelbare school ten opzichte van de basisschool als dove/slechthorende leerling. De leerlingen ontdekken wat maakt dat zij zich ergens wel of niet thuis voelen als dove/slechthorende leerling. De leerlingen vormen voor zichzelf een beeld wat ze zelf kunnen doen om zich ergens thuis te voelen. De leerlingen worden zich bewust van de mogelijkheden die een nieuwe start biedt. De leerlingen reflecteren op hun identiteit als dove/slechthorende jongere op de nieuwe school waar zij gestart zijn.
x
x
x
De leerlingen leren dat mooi een subjectief begrip is. De leerlingen beseffen dat zich niet hoeven te schamen voor hun hoorhulpmiddelen. De leerlingen begrijpen dat ze zelf bepalen hoe ze omgaan met normen over wat mooi is.
x
x
x
De leerlingen zijn zich ervan bewust dat (dove) Joodse mensen tijdens de
x
x
x
Start schooljaar
Geschiedenis 1.G1
Versteend verdriet
-
Pagina 16 van 31
x
Voor 4/5 mei
-
-
-
Tweede Wereldoorlog vervolgd werden. De leerlingen kennen het woord ‘untermenschen’ en kunnen uitleggen wat hiermee bedoeld werd. De leerlingen kennen de betekenis van het woord Shoah. De leerlingen kunnen benoemen wat het overlijden van ongeveer 900 Nederlandse dove Joden voor gevolgen had voor de dovengemeenschap. De leerlingen geven een eigen mening over het verhaal van Eduard Leuw.
Hulpmiddelen en technieken 1.H1
Tolken inzetten
-
-
-
1.H2
Leefuren en onderwijsuren
-
-
De leerlingen weten hoe zij zelfstandig een tolk kunnen aanvragen en annuleren. De leerlingen weten dat ze zowel een studenttolk als een gediplomeerde tolk kunnen inzetten en wat het verschil tussen beiden is. De leerlingen kunnen zelf een tolk voor verschillende situaties aanvragen en weten op grond waarvan zij een bepaalde tolk kiezen.
x
x
x
De leerlingen weten dat ze recht hebben op tolkuren voor de leefsfeer, onderwijs en in de toekomst voor werk. De leerlingen weten dat ze tolkuren kunnen aanvragen bij het UWV Werkbedrijf en Menzis, voor onderwijs,
x
x
x
Pagina 17 van 31
Na les 1.H1
-
-
werk en de leefsfeer. De leerlingen weten hoe ze deze tolkuren kunnen aanvragen en wat ze daarbij nodig hebben. De leerlingen zijn op de hoogte van hun rechten met betrekking tot het aantal tolkuren per jaar.
Kunst, sport, cultuur en vrije tijd 1.K1
Harry Potter
-
-
-
1.K2
Doven/ slechthorenden in film
-
-
De leerlingen ontdekken de overeenkomsten tussen Harry Potter’s tovenaarswereld en de gemeenschap van doven en slechthorenden. De leerlingen worden zich bewust van de mogelijkheid tot identificatie met een verhaal of kunstuiting. De leerlingen beseffen dat anders-zijn als positief en negatief ervaren kan worden.
x
x
x
Na les 1.C1
De leerlingen maken kennis met de genres ‘hearing cinema’ en ‘deaf cinema’. De leerlingen weten van het bestaan van het filmfestival Deaf in the Picture. De leerlingen bedenken hoe zij zelf een Deaf Cinema film zouden maken en welke aspecten zij hierin belangrijk vinden.
x
x
x
Na les 1.K1
Pagina 18 van 31
Klas 2 Les
Titel
Lesdoelen
Doof
Slechthorend
AB
x
x
x
Regulier
Geschikt moment
Burgerschap 2.B1
Inclusie
-
-
2.B2
Dove/slechthorende wereld
-
-
-
De leerlingen begrijpen de filosofie rondom exclusie en inclusie. De leerlingen kunnen voorbeelden noemen van exclusie en inclusie waar zij zelf mee te maken hebben. De leerlingen weten van het bestaan van de Salamanca-verklaring van 1994 en het hierop volgende VN-verdrag van 2006.
Na les 2.B1
De leerlingen worden zich bewust van hun uitzonderingspositie. De leerlingen worden zich bewust van de onbekendheid met doofheid/slechthorendheid onder horende mensen. De leerlingen bedenken hoe de wereld eruit zou zien als de horenden een uitzondering zouden zijn. De leerlingen maken een verslag over hoe zij denken dat een ‘dove/slechthorende wereld’ eruit zou kunnen zien.
Communicatie 2.C1
Nieuwe mensen
-
De leerlingen bedenken of het voor hen belangrijk is of vrienden doof,
x
Pagina 19 van 31
x
x
Na les
leren kennen -
-
-
2.E1/2.B1
slechthorend of horend zijn. De leerlingen beargumenteren of ze zich enkel in de gemeenschap van doven en slechthorenden willen begeven, of juist ook in de horende samenleving. De leerlingen bedenken of ze in een inclusieve situatie makkelijker nieuwe vrienden zouden kunnen maken. De leerlingen leren manieren om nieuwe mensen te leren kennen.
Eigen identiteit 2.E1
Cultuur en subcultuur
-
-
De leerlingen weten globaal wat het begrip cultuur inhoudt. De leerlingen kunnen enkele uitingen van cultuur herkennen. De leerlingen kunnen enkele voorbeelden van subculturen benoemen. De leerlingen kunnen aangeven tot welke subculturen zij zichzelf rekenen.
x
x
x
De leerlingen kennen globaal de geschiedenis van het exclusieve onderwijs. De leerlingen weten waarom er speciaal onderwijs voor doven/slechthorenden is gekomen en kunnen een aantal voor- en nadelen benoemen. De leerlingen weten waarom er geijverd
x
x
x
x
Geschiedenis 2.G1
Inclusief onderwijs
-
-
-
Pagina 20 van 31
Na les 2.B1
-
2.G1
CI-ontwikkeling
-
-
-
-
wordt voor inclusie en kunnen een aantal voor- en nadelen noemen. De leerlingen kunnen beargumenteren waarom zij voor zichzelf kiezen voor speciaal voortgezet onderwijs of regulier voortgezet onderwijs. De leerlingen kennen globaal de ontwikkeling van het cochleair implantaat. De leerlingen weten dat CI’s in het begin alleen bij volwassenen werden geïmplanteerd die later doof waren geworden. De leerlingen kennen globaal de jaartallen die belangrijk waren in de ontwikkeling van het CI. De leerlingen weten waarom kinderen steeds jonger worden geïmplanteerd. De leerlingen weten dat steeds vaker CI’s bilateraal geïmplanteerd worden.
x
x
x
De leerlingen zijn op de hoogte van het bestaan van de tolkencode. De leerlingen zijn op de hoogte van privacywetgeving gekoppeld aan het inzetten van tolken. De leerlingen weten hoe ze zelf de tolksituatie zo optimaal mogelijk kunnen maken door afspraken met de tolk. De leerlingen kunnen actie ondernemen
x
x
x
Hulpmiddelen en technieken 2.H1
Omgaan met tolk en privacy
-
-
-
Pagina 21 van 31
als de samenwerking met de tolk niet prettig verloopt.
2.H2
Ethiek: medische ingrepen
-
-
-
2.H3
De keuzen van ouders
-
-
De leerlingen weten dat ze vanaf 12 jaar mede inspraak hebben bij medische ingrepen (bijvoorbeeld de implantatie van een CI), maar dat hun ouders de uiteindelijke toestemming moeten geven. De leerlingen weten dat ze vanaf 16 jaar zelf keuzen mogen maken op het gebied van medische ingrepen. De leerlingen worden zich bewust van de keuze waar ouders van dove kinderen voor staan op het gebied van het CI en kunnen een aantal afwegingen noemen.
x
x
x
Na les 2.G2
De leerlingen weten dat hun ouders gestaan hebben voor ethische vraagstukken zoals CI-, taal- en schoolkeuze. De leerlingen vormen zichzelf een mening over ethische vraagstukken over CI-, taal- en schoolkeuze en kunnen deze mening beargumenteren.
x
x
x
Na les 2.H2
x
x
x
Na les 2.B2
Kunst, sport, cultuur en vrije tijd 2.K1
Proza en poëzie
-
-
De leerlingen worden zich bewust van het doel van proza en poëzie als kunstuiting. De leerlingen worden zich bewust van
Pagina 22 van 31
-
de dove/slechthorende bril waarmee proza en poëzie in NGT vaak wordt verteld. De leerlingen worden zich bewust van het gebruik van proza en poëzie in NGT om ervaringen te laten zien van doven/slechthorenden in een wereld die vooral uit horenden bestaat.
Klas 3 Les
Titel
Lesdoel
Doof
Slechthorend
AB
De leerlingen weten van het bestaan van minderheidsgroepen die zich tot twee culturen rekenen. De leerlingen realiseren zich dat zij onderdeel zijn van de maatschappij. De leerlingen worden zich bewust van de mogelijkheid zich in het netwerk van doven/slechthorenden netwerk te begeven, als ‘lid’ van deze groep.
x
x
x
De leerlingen bedenken hoe communicatie verloopt in bepaalde beroepen.
x
x
x
Regulier
Geschikt moment
Burgerschap 3.B1
Paspoorten
-
-
Communicatie 3.C1
Welk beroep?
-
Pagina 23 van 31
Na les 3.E2
-
-
-
3.C2
Andere gebarentalen
-
-
-
De leerlingen bedenken concrete voorbeelden van voordelen die je hebt als doof/slechthorend persoon in een bepaald beroep. De leerlingen bedenken concrete voorbeelden van aanpassingen die mogelijk zijn om een beroep toegankelijk te maken voor doven/slechthorenden. De leerlingen brengen de mogelijkheden, voordelen, communicatie en eventuele aanpassingen in beeld van twee beroepen die zij interessant vinden. De leerlingen verdiepen zich in de doven/slechthorendengemeenschappen van andere landen. De leerlingen presenteren gevonden informatie op een visuele manier aan medeleerlingen. De leerlingen vergelijken de positie van doven/slechthorenden in de landen waarover de presentaties gaan.
x
x
x
Afsluitende les
De leerlingen kunnen de betekenis uitleggen van de begrippen neonatale hoorscreening en visie. De leerlingen weten wat de medische visie en culturele visie op doofheid inhouden.
x
x
x
Na les 3.G1
Eigen identiteit 3.E1
Visies op doof
-
-
Pagina 24 van 31
3.E2
Hoe had je leven eruit gezien als je horend was geweest?
-
-
-
De leerlingen bedenken of hun leven er anders uit had gezien als ze horend waren geweest. De leerlingen worden zich bewust van de invloeden van het doof/slechthorend/horend zijn op de ontwikkeling van de identiteit. De leerlingen filmen een zelfportret, waarin ze hun mening over doof/slechthorend/horend zijn verwerken.
x
x
x
De leerlingen kennen de begrippen oralisme en manualisme. De leerlingen kunnen enkele namen noemen van belangrijke mensen met betrekking tot manualisme. De leerlingen hebben weet van het congres van Milaan 1880 en het besluit over het oralisme. De leerlingen vormen zich een mening over oralisme tegenover manualisme. De leerlingen worden zich bewust van hun eigen ontwikkeling met betrekking tot oralisme/manualisme en kunnen deze beschrijven.
x
x
x
De leerlingen worden zich bewust van de Nederlandse scheiding binnen het onderwijs tussen doof en slechthorend. De leerlingen weten dat in veel landen
x
x
x
Na les 3.C1
Geschiedenis 3.G1
Oralisten en manualisten
-
-
-
3.G2
Onderwijs voor doven/slechthorenden
-
-
Pagina 25 van 31
Na les 3.G1
-
dove en slechthorende kinderen gezamenlijk onderwijs hebben. De leerlingen vormen zich een mening over het wel of niet samengaan in het onderwijs van dove en slechthorende kinderen.
Hulpmiddelen en technieken 3.H1
Zelf tolken
-
De leerlingen worden zich bewust van hun tolkrol in diverse situaties. De leerlingen kunnen benoemen hoe zij precies tolken voor andere mensen. De leerlingen weten van het bestaan van dove tolken en hun functie.
x
x
x
Na les 3.K2
x
x
x
Na les 3.B1
Kunst, sport, cultuur en vrije tijd 3.K1
Sporten
-
-
-
-
De leerlingen weten van het bestaan van sportverenigingen voor doven/slechthorenden. De leerlingen kennen de voor- en nadelen van het sporten in een reguliere sportclub of in een sportclub voor doven en slechthorenden. De leerlingen realiseren zich dat zij ook zelf het initiatief kunnen nemen om te sporten in groepsverband met andere doven en slechthorenden. De leerlingen weten welke aanpassingen zij kunnen gebruiken als ze in een reguliere sportvereniging sporten.
Pagina 26 van 31
3.K2
Deaflympics
-
-
-
De leerlingen weten dat de Deaflympics elke twee jaar plaatsvinden, zomer- en winterspelen om en om. De leerlingen kunnen beargumenteren waarom Deaflympics belangrijk zijn voor doven/slechthorenden naast de gewone Olympische Spelen. De leerlingen zijn zich bewust van de communicatie in International Sign Language op internationale dovenevenementen.
x
x
x
Doof
Slechthorend
AB
x
x
x
Na les 3.K1
Klas 4 Les
Titel
Lesdoel
Burgerschap 4.B1
Belangen
-
-
-
De leerlingen weten van het bestaan van Dovenschap en NVVS die de belangen van dove/slechthorende mensen in Nederland behartigen. De leerlingen weten van het bestaan van World Federation for the Deaf (WFD) en WFD Youth Section die de belangen van dove/slechthorende mensen internationaal behartigen. De leerlingen weten voor welke belangen van dove/slechthorende
Pagina 27 van 31
Regulier
Geschikt moment
-
4.B2
Frontrunners en IFHOHP
-
-
mensen Dovenschap en NVVS opkomen. De leerlingen weten wat ze zelf kunnen bijdragen in de behartiging van belangen van dove/slechthorende mensen. De leerlingen maken kennis met de trainingen voor jongerenkader die gericht zijn op doven/slechthorenden. De leerlingen worden zich bewust dat zij zelf ‘Frontrunners’ als dove/slechthorende jongere in de gemeenschap van doven/slechthorenden en de maatschappij kunnen zijn.
x
x
De leerlingen leren werken met een draaiboek en met actiepunten die gericht zijn op dove/slechthorende mensen. De leerlingen bedenken hoe ze de PR rondom een activiteit kunnen vormgeven die gericht is op dove/slechthorende mensen. De leerlingen ervaren hoe het is om zelf een Frontrunner te zijn bij het organiseren van een activiteit voor dove/slechthorende mensen.
x
x
De leerlingen weten dat de werkgever op de hoogte moet zijn dat ze
x
x
x
Communicatie 4.C1
Project II
-
-
-
4.C2
Solliciteren
-
Pagina 28 van 31
Na les 4.K1
x
-
-
-
-
4.C3
In een bedrijf
-
-
doof/slechthorend zijn voordat ze worden aangenomen. De leerlingen weten dat een werkgever niet mag discrimineren op grond van een arbeidsbeperking. Weten wat voor een werkgeven de voor-en nadelen van dove/slechthorende werknemers zijn De leerlingen weten wanneer ze willen melden dat ze doof/slechthorend zijn tijdens een sollicitatieprocedure. De leerlingen weten wat een Wajonguitkering is, en wat de voor- en nadelen zijn van deze uitkering. De leerlingen bedenken hoe voor hen een doof/slechthorend-vriendelijk bedrijf eruit ziet. De leerlingen bedenken wat zij zelf kunnen bijdragen om een bedrijf doof/slechthorend-vriendelijk te maken.
x
x
x
De leerlingen kunnen zelf aangeven tot welke groepen zij zichzelf rekenen. De leerlingen brengen in beeld hoe je lid wordt van een bepaalde groep. De leerlingen worden zich bewust van hoe zij omgaan met een groep die hen niet accepteert als lid. De leerlingen worden zich bewust van uitsluiting: als je een keuze maakt voor
x
x
x
Eigen identiteit 4.E1
Waar hoor je bij?
-
-
Pagina 29 van 31
Na les 4.C2
-
4.E2
Plaats in de maatschappij
-
-
een bepaalde groep, sluit je dan iets/iemand uit en wie/wat dan? De leerlingen worden zich bewust van hun eigen rol in inclusie. De leerlingen kennen enkele dove/slechthorende politici. De leerlingen denken na over zichtbaarheid van dove/slechthorende mensen in de politiek en of dit gevolgen zou hebben voor algemene beeldvorming. De leerlingen bedenken wat zij zouden willen veranderen als politicus.
x
x
x
De leerlingen worden zich bewust van de (recente) beweging van voornamelijk beroepsonderwijs voor doven/slechthorenden naar open onderwijs en kansen: vrijwel elk beroep kan gekozen worden. De leerlingen weten dat de mogelijkheid om nu verder door te leren is ontstaan o.a. doordat er (schrijf)tolken ingezet kunnen worden voor onderwijs en door betere hoorapparatuur, soloapparatuur.
x
x
x
De leerlingen weten wat teamtolken is. De leerlingen kunnen situaties
x
x
x
Geschiedenis 4.G1
Beroepsgeschiedenis doven/slechthorenden
-
-
Hulpmiddelen en technieken 4.H1
Teamtolken
-
Pagina 30 van 31
-
-
benoemen waarin twee tolken nodig zijn. De leerlingen kennen de regelgeving rondom het aanvragen van twee tolken voor een tolkopdracht. De leerlingen weten hoe ze buiten deze regelgeving om toch teamtolken kunnen aanvragen.
Kunst, sport, cultuur en vrije tijd 4.K1
Project I
-
-
-
De leerlingen leren hoe ze zelf een activiteit kunnen organiseren voor dove/slechthorende mensen. De leerlingen leren een draaiboek opstellen met actiepunten die gericht zijn op dove/slechthorende mensen. De leerlingen ervaren hoe het is om zelf een Frontrunner te zijn bij het organiseren van een activiteit voor dove/slechthorende mensen.
x
Pagina 31 van 31
x
Na les 4.B2