Uitvoering Wmo in Noordenveld: Hulp bij het Huishouden Nota van bevindingen
Een onderzoek in opdracht van de Rekenkamercommissie van de gemeente Noordenveld drs. S.M. van Klaveren ir. E.P.L.G. Noordhuizen Projectnummer: BA3908 Zoetermeer, 24 april 2012
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Research voor Beleid. Research voor Beleid aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
2
Voorwoord Met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) op 1 januari 2007 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor de hulp bij het huishouden. In opdracht van de Rekenkamercommissie Noordenveld heeft Research voor Beleid onderzoek gedaan naar uitvoering van de hulp bij het huishouden in de gemeente Noordenveld over de periode 2007-2010. Centrale onderwerpen in deze nota van bevindingen zijn het gemeentelijke beleid voor de hulp bij het huishouden, de aanbesteding van deze taak, uitvoering en resultaten van het gevoerde beleid over de hulp bij het huishouden. Hierbij zoomen we specifiek in op de door de gemeenteraad gestelde kaders en de uitvoering daarvan. Elk hoofdstuk sluit af met een korte samenvattende conclusie op grond van een toetst van de uitkomsten aan het gestelde normenkader. Hierbij danken wij allen die aan dit onderzoek hun medewerking hebben verleend in de vorm van een interview en/of het aanleveren van documentatie. Een overzicht van de gesprekspartners voor dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Daarnaast bedanken wij ook de rekenkamercommissie voor hun inspanningen en kritische blik.
Susan van Klaveren (senior-onderzoeker) Betty Noordhuizen (senior-onderzoeker) Paul Poortvliet (projectleider) Research voor Beleid
3
4
Inhoudsopgave
Conclusies en aanbevelingen
1
2
3
4
5
7
Inleiding
13
1.1
Bredere beleidscontext Wmo
13
1.2
Aanleiding voor het onderzoek
13
1.3
Doel van het onderzoek
14
1.4
Opzet van het onderzoek
16
1.5
Leeswijzer
17
Totstandkoming beleid hulp bij het huishouden
19
2.1
Kaderstelling Wmo
19
2.2
Kaderstelling individuele voorzieningenbeleid
22
2.3
Conclusie
27
Aanbesteding
29
3.1
Inleiding
29
3.2
Verloop aanbestedingsproces HH
29
3.3
Keuze van het aanbestedingsmodel
30
3.4
Kwaliteitseisen voor het leveren van HH
31
3.5
Selectie van aanbieders
34
3.6
Conclusie
36
Uitvoering hulp bij het huishouden
37
4.1
Inleiding
37
4.2
Wmo-loket
37
4.3
Indicatiestelling HH
40
4.4
HH in cijfers
42
4.5
Kwaliteit van levering HH
45
4.6
Beheersing van financiële risico’s
51
4.7
Conclusie
55
Rol van de gemeenteraad
57
5.1
Kaderstellende taak van de raad
57
5.2
Controlerende taak van de raad
58
5.3
Conclusie
59
Bijlage 1 Normenkader
60
Bijlage 2 Overzicht gesprekspartners
63
Bijlage 3 Overzicht bestudeerde documenten
65
Bijlage 4 Lijst van afkortingen
67 5
6
Conclusies en aanbevelingen Inleiding Met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) per 1 januari 2007 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor de maatschappelijke ondersteuning van hun burgers, waaronder de hulp bij het huishouden (HH). Dit is een nieuwe en uitdagende taak voor gemeenten, zowel gezien het belang van de ondersteuning bij het huishouden voor individuele cliënten als de kosten van deze omvangrijke taak voor gemeenten. Vier jaar na de invoering van de Wmo wil de Rekenkamercommissie van de gemeente Noordenveld het invoeringsproces van de Wmo evalueren. Doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in de wijze waarop het invoeringsproces van de Wmo in gemeente Noordenveld is verlopen in de periode 2007 tot en met 2010. De focus van het onderzoek is de invoering van de uit de AWBZ overgehevelde taak hulp bij het huishouden. In dit kader is een documentenstudie uitgevoerd en een interviewronde gehouden.
Conclusies 1. Gefaseerde invoering van de Wmo leidt tot kwaliteit, verbreding gaat nu plaatsvinden De gemeente Noordenveld heeft gekozen voor een gefaseerde invoering van de Wmo. Dit betekent dat de gemeente zich eerst heeft gericht op het organiseren van de nieuwe wettelijke verplichtingen. Pas daarna zou de gemeente het beleid verbreden, ofwel het gehele beleid rond wonen, zorg en welzijn in de kaders van de Wmo plaatsen. De keuze voor een smalle benadering werd ingegeven door de beperkte tijd voor de invoering van de nieuwe wettelijke taken, de nog niet afgeronde parlementaire besluitvorming over het onderwerp en het gebrek aan zicht op de financiële consequenties. De hulp bij het huishouden, focus van dit onderzoek, maakt volgens de gemeente geen onderdeel uit van de verbreding van de Wmo. Het gaat hier in de optiek van de gemeente om een individuele voorziening die niet bijdraagt aan het verbreden van de Wmo. Naast het in de kaders van de Wmo plaatsen van andere beleidsterreinen vindt de verbreding volgens de gemeente plaats in het Wmo-loket. Deze verbreding krijgt op dit moment gestalte door de invoering van de Noordenveldwerker, een medewerker die cliënten helpt bij het formuleren van hun (zorg)vraag en het zoeken naar oplossingen (zie kader). De verbreding is daarmee nog niet uitgewerkt in het eerste Wmo-beleidsplan, zoals de gemeente zich aanvankelijk had voorgenomen, maar is gaandeweg de uitvoering van dit beleidsplan opgepakt en zal naar verwachting in het nieuwe Wmo-beleidsplan zijn beslag krijgen. De komst van dit nieuwe model van cliëntondersteuning vormt een mijlpaal in de Noordenveldse ontwikkeling van de Wmo. De Noordenveldwerker Noordenveldwerkers zijn medewerkers die via huisbezoeken cliënten helpen bij het formuleren van hun (zorg)vraag en bij het zoeken naar oplossingen, om te beginnen in de eigen omgeving. Doordat de Noordenveldwerkers bij mensen thuis komen krijgen zij meer kennis van de sociale verbanden in de wijken en dorpen, en kunnen van deze kennis gebruik maken bij het vinden van een oplossing voor de (zorg)vraag van de cliënt. De Noordenveldwerkers vormen de front office. Het backoffice wordt gevormd door de samenwerkende partij-
7
en, waarbij iedere organisatie zijn specifieke rol vervult. Het is de bedoeling van de gemeente om begin 2012 een pilot Noordenveldwerker te starten.
Als we kijken naar de implementatie van de hulp bij het huishouden zien we dat de gemeente Noordenveld een doorgaand proces van kwaliteitsverbetering heeft ingezet. De gemeente heeft het indicatieproces efficiënter gemaakt en heeft ook oog voor eventuele uitbreidingen van het standaardpakket hulp bij het huishouden, bijvoorbeeld door een uitbreiding van de klussendienst. Wat mogelijk een nadeel is van de gekozen (gefaseerde) aanpak, is dat de integraliteit van de Wmo later tot stand komt, dan wanneer was gekozen voor een brede invoering. De gemeente werkt de verschillende Wmo-thema’s (prestatievelden), zoals vrijwilligerswerk, in afzonderlijke nota’s uit. De integraliteit zal in het nieuwe Wmo-beleidsplan inzichtelijk moeten worden gemaakt. 2. De samenwerking met andere gemeenten biedt meerwaarde De twee aanbestedingen voor de hulp bij het huishouden (in 2006 en in 2009) heeft de gemeente Noordenveld uitgevoerd binnen het samenwerkingsverband van de Vereniging van Drentse Gemeenten (VDG). Redenen om destijds samen te werken zijn dat gebruik kan worden gemaakt van elkaars deskundigheid op het gebied van Europees aanbesteden en de Wmo, de werkzaamheden en kosten kunnen worden gedeeld en de eigen marktpositie naar verwachting wordt versterkt vanwege de omvang van de aanbesteding. Daar de gemeente Noordenveld ten tijde van de eerste aanbesteding geen eigen inkoper had, is deze keuze belangrijk. De gemeente kon door de samenwerking gebruik maken van de kennis van bijvoorbeeld buurgemeente Assen. Daarnaast heeft de samenwerking naar verwachting geleid tot meer ‘inkoopmacht’ dan wanneer de gemeente zelfstandig had geopereerd. Met het oog op de aankomende decentralisatieoperaties (Extramurale begeleiding, Jeugdzorg, arbeidsparticipatie) is samenwerking met andere gemeenten opnieuw relevant. De operaties vereisen kennis van nieuwe doelgroepen en aanbod en de nodige beleidscapaciteit. Ook zal het aanbod niet in alle gevallen door de gemeente alleen georganiseerd kunnen worden, waardoor samenwerking op regionaal of provinciaal niveau wenselijk is. Denk bijvoorbeeld aan voorzieningen voor visueel gehandicapten of mensen met een gedragsstoornis. De samenwerking binnen de Vereniging van Drentse Gemeenten is naar verwachting ook bij deze operaties van meerwaarde. 3. De invoering van HH gebeurt conform kaderstelling en is van voldoende kwaliteit De gemeente Noordenveld heeft de hulp bij het huishouden volgens de geformuleerde uitgangspunten geïmplementeerd. Bestaand beleid is bijvoorbeeld zoveel mogelijk behouden door uit te gaan van de voormalige kaders van de AWBZ en de Wvg. Efficiency is verkregen door bij de aanbesteding van de hulp bij het huishouden in 2006 en in 2009 samen te werken met de Vereniging van Drentse Gemeenten (VDG). De procedure van indicatiestelling is conform de gestelde kaders zo eenvoudig, integraal en onafhankelijk mogelijk met de nodige aandacht voor een budgetneutrale aanpak. In de afgelopen jaren heeft de gemeente Noordenveld gewerkt aan een zorgvuldige uitvoering van de hulp bij het huishouden. De gemeente besteedt bewust aandacht aan de communicatie met de burger over de Wmo en het verbeteren van de relaties met de zorgaanbieders. De financiële risico’s zijn al bij aanvang van de Wmo in kaart gebracht en op grond daarvan zijn beheersmaatregelen getroffen.
8
Uit het onderzoek komen geen signalen naar voren dat de hulp bij het huishouden ontoegankelijk, ontoereikend of van onvoldoende kwaliteit is. Aanvankelijk waren er klachten over de bejegening door Wmo-consulenten, het aantal toegekende uren hulp bij het huishouden en het telefonisch uitvoeren van herindicaties. Al vrij snel heeft de gemeente deze problemen echter opgelost en functioneert de hulp bij het huishouden naar behoren. Er zijn weinig klachten en klanttevredenheidsonderzoeken schetsen een positief beeld van de aangeboden voorziening. Eventuele verbetering is mogelijk waar het gaat om de wachttijd tussen de aanvraag en het verkrijgen van de voorziening en de vervanging van de hulpverlener tijdens vakanties. 4. Actief ingespeeld op financiële risico’s van de nieuwe gemeentelijke taak Met de nieuwe taak hulp bij het huishouden is een aanzienlijk budget gemoeid. De Wmo is een open einde regeling. Dit betekent dat personen recht hebben op een compensatie voor de beperkingen in het dagelijkse leven die zij ervaren. Dit heeft tot gevolg dat overbesteding een reëel risico is voor gemeenten. Dit geldt ook voor de gemeente Noordenveld. Redenen hiervoor waren onder meer: Vergrijzing: In Noordenveld neemt het aantal oudere inwoners toe en deze demografische trend leidt veelal tot meer aanvragen hulp bij het huishouden. Scheve verhouding HH1 en HH2: In Noordenveld werd de goedkoopste variant HH (HH1) in vergelijking tot andere gemeenten zeer weinig ingezet. Nadelige effecten van het objectieve verdeelmodel: Het Rijk verstrekt aan gemeenten een uitkering voor het verstrekken van de hulp bij het huishouden. De verdeling vindt plaats volgens een objectief verdeelmodel. Voor sommige gemeenten, zoals Noordenveld, valt het resultaat hiervan negatief uit. De gemeente kreeg te maken met een korting van ruim 300.000 euro ten opzichte van het Wmo-budget van 2007. In tegenstelling tot tal van andere gemeenten heeft Noordenveld actief en vroegtijdig op het risico van overbesteding ingespeeld door onder meer de volgende maatregelen te treffen: heffen van een eigen bijdrage snel herindiceren van cliënten die al onder de AWBZ huishoudelijke verzorging ontvingen goed in kaart brengen welke hulp iemand nodig heeft zodat de hulp op maat wordt geleverd samen met andere gemeenten de hulp bij het huishouden aanbesteden een vaststelling van maximum uurprijzen voor zorgaanbieders bij de aanbestedingen oprichten bestemmingsreserve Wmo. In de periode 2007-2010 blijft de realisatie van de hulp bij het huishouden vrij stabiel. Na verrekening met de Rijksmiddelen, de algemene uitkering, houdt de gemeente Noordenveld budget over. Dit budget wordt geoormerkt en in de bestemmingsreserve Wmo gestort. De middelen blijven zo beschikbaar voor de doelen en doelgroepen van de Wmo. In de periode 2007-2010 groeide de bestemmingsreserve sterk. Vanwege deze stabiele groei heeft de gemeenteraad in 2009 besloten de bestemmingsreserve af te romen ten gunste van de algemene middelen. 5. Kaderstellende rol krijgt nog weinig invulling De kaderstellende rol van de raad kwam ten tijde van het Wmo-beleidsplan 2008-2011 beperkt uit de verf. De gemeenteraadsleden hebben naar eigen zeggen ingestemd met de kadernota Wmo maar de raadsleden hebben niet de ervaring dat zij hierbij alternatieven heb-
9
ben kunnen afwegen en zelf tot keuzes konden komen. Ook is de raad nauwelijks of niet betrokken geweest bij die keuzes die zijn gemaakt rondom de aanbestedingen hulp bij het huishouden in 2006 en 2009. Op dit moment werkt de gemeente Noordenveld aan het ontwikkelen van een nieuw model voor cliëntondersteuning, de eerder genoemde Noordenveldwerker. De raad is geïnformeerd over deze ontwikkeling, maar heeft vooralsnog geen keuzemogelijkheden voorgelegd gekregen. In dit nieuwe model wordt echter de verbreding van de Wmo en de Kanteling, een nieuwe manier van werken waarbij de vraag van de burger centraal te staan in plaats van het gemeentelijke aanbod, uitgewerkt. Daarmee is de Noordenveldwerker een belangrijke opmaat naar het nieuwe Wmo-beleidsplan. De keuzes die de gemeente nu maakt met betrekking tot de Noordenveldwerker zullen hun beslag krijgen in het nieuwe Wmobeleidsplan. Indien de gemeenteraad op korte termijn geen kaders stelt, bestaat de kans dat bij het voorleggen van het nieuwe Wmo-beleidsplan er weinig ruimte is om op dit vlak alsnog invulling te geven aan haar kaderstellende rol. 6. Raad heeft weinig zicht op de uitvoering van de hulp bij het huishouden De informatie die de raad ontvangt over de hulp bij het huishouden is volgens de geïnterviewde raadsleden niet toereikend om haar controlerende taak te vervullen. De verantwoording over de hulp bij het huishouden maakt onderdeel uit van de reguliere planning en control cyclus. Deze verantwoordingsinformatie is voor de raadsleden echter onvoldoende toegankelijk. Het ontbreekt de raad naar eigen zeggen aan inzicht in de ontwikkelingen rondom de hulp bij het huishouden, zoals in het aantal klanten, verstrekte uren hulp en eventuele klachten. Reflecterend op hun eigen rol merkten de geïnterviewde raadsleden op dat zij bij het college weinig hebben geïnformeerd naar de uitvoering van de Wmo en eventuele knelpunten daarbinnen.
Aanbevelingen Aanbevelingen voor de gemeenteraad 1. Raad, informeer u in een vroeg stadium van de beleidsvorming Bij de totstandkoming van het Wmo-beleidsplan 2008-2011 heeft de raad niet de ervaring haar kaderstellende taak afdoende te hebben vervuld. Er was onvoldoende inzicht in mogelijke beleidskeuzes, eventuele alternatieven en de effecten daarvan. De raad kan een dergelijke situatie voorkomen door op tijd met het college in gesprek te gaan over te maken beleidskeuzes, bijvoorbeeld rondom het nieuwe Wmo-beleidsplan dat de gemeente ontwikkelt. Beperk u hierbij niet tot de informatie die u van het college krijgt, maar raadpleeg ook onderzoeken en handreikingen rondom de Wmo, bezoek instellingen in uw gemeente en voer gesprekken met cliënten. Dergelijke activiteiten helpen fracties om een visie te ontwikkelen (c.q. aan te scherpen) op ontwikkelingen in de Wmo en op grond daarvan kaders te stellen. 2. Raad, maak uw college helder welke informatie u wilt ontvangen Om de controlerende taak goed uit te kunnen voeren, is het van belang dat de raad beschikt over informatie van het college op grond waarvan de raad kan beoordelen of de uitvoering conform de kaderstelling heeft plaats gevonden. De raad kan jaarlijks bij verordening vaststellen welke informatie zij over de hulp bij het huishouden (en de Wmo in het al-
10
gemeen) in de reguliere planning en control cyclus opgenomen wil zien worden. Om onnodige werk te voorkomen is het belangrijk dat de raad zich beperkt tot de hoofdlijnen; de elementen waarop zij wil sturen. Deze elementen vloeien voort uit de kaders die de raad heeft gesteld.
Aanbevelingen voor het college 1. College, leg uw raad keuzemogelijkheden voor De raad heeft de behoefte om bij het volgende Wmo-beleidsplan in een vroeg stadium te worden betrokken, zodanig dat echte kaderstelling nog mogelijk is. De Wmo is een omvangrijk terrein met tal van keuzemogelijkheden. Om de kaderstellende taak te kunnen vervullen, is inzicht in deze keuzemogelijkheden noodzakelijk. Maak dan ook aan de raad inzichtelijk welke keuze u als college voorstaat, om welke reden, maar ook welke alternatieven er zijn. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de Noordenveldwerker: Welke varianten zijn er voor de invulling van de Noordenveldwerker? Hoe dragen deze varianten bij aan de kwaliteit van de dienstverlening, een budgetneutrale uitvoering van de Wmo en een eenvoudige indicatiestelling? 2. Houdt uw klant in zicht! Er zijn geen signalen dat de hulp bij het huishouden in Noordenveld niet voldoende zou functioneren. Deze conclusie is gebaseerd op de uitkomsten van klanttevredenheidsonderzoek en een gesprek met het Wmo platform. Sinds 2010 maken onderwerpen als de toegankelijkheid van het Wmo-loket, de verstrekte informatie en de indicatieprocedure geen deel meer uit van het nieuwe type klanttevredenheidsonderzoek dat de gemeente (in Drents verband) laat uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek worden gepresenteerd op provinciaal niveau. Om goed zicht te houden op de ervaringen van Noordenveldse burgers met hulp bij het huishouden zou de gemeente bijvoorbeeld enkele persoonlijke interviews af kunnen nemen onder cliënten of met hen een groepsgesprek voeren. Een dergelijke aanvulling biedt de gelegenheid om vragen te stellen over de onderwerpen die nu geen deel meer uitmaken van het klanttevredenheidsonderzoek.
11
12
1
Inleiding
1.1
Bredere beleidscontext Wmo
In 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd. Het maatschappelijke doel van de Wmo is ‘meedoen’. De wet moet er voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving. In eerste instantie kunnen mensen daarbij geholpen worden door vrienden, familie of bekenden. Maar als dat geen afdoende oplossing biedt, kan de gemeente ook ondersteuning bieden. De Wmo regelt bijvoorbeeld hulp bij het huishouden, biedt opvoedondersteuning, ondersteunt mantelzorgers en zorgt voor goede informatie over de hulp die mensen kunnen krijgen. De gemeente heeft hierbij als taak om mensen die niet in staat zijn zelfstandig hun huishouden te voeren, te compenseren voor de beperkingen die zij ervaren. Het Ministerie van VWS geeft de kaders aan waarbinnen gemeenten eigen beleid kunnen voeren. Gemeenten dienen dit beleid af te stemmen op de wensen en samenstelling van de inwoners. Elke gemeente kan daardoor bij het opstellen van het beleid eigen accenten leggen en zo werken aan maatwerk voor haar burgers.
1.2
Aanleiding voor het onderzoek
Vier jaar na de invoering van de Wmo wil de Rekenkamercommissie van de gemeente Noordenveld het invoeringsproces van de Wmo evalueren. Een drietal behoeftes ligt hieraan ten grondslag: 1 De rekenkamercommissie wenst inzicht in of de gefaseerde aanpak (eerst smal, dan breed) een juiste aanpak is geweest bij de invoering van de Wmo en of er knelpunten bij de invoering zijn geweest. Een belangrijke punt hierbij is of de aanpak ook leidt tot ondersteuning van voldoende kwaliteit. Deze vragen zijn relevant omdat hier lessen uit getrokken kunnen worden voor aankomende decentralisatieoperaties. 2 De rekenkamercommissie wil weten hoe het mogelijk is dat er budgetoverschotten zijn, ondanks het feit dat Noordenveld een nadeelgemeente is volgens het objectieve verdeelmodel. 3 De Raad heeft de behoefte geuit om de invulling van haar kaderstellende en controlerende taak in kaart te brengen. Hiernaast dient de gemeente Noordenveld, evenals veel gemeenten, binnenkort een nieuw beleidsplan op te stellen voor de periode 2012-2015. De resultaten uit dit onderzoek kunnen gebruikt worden bij het vormgeven van het nieuwe beleidsplan en het nadenken over de wijze van invoering van nieuwe taken in de toekomst.
13
1.3
Doel van het onderzoek
Doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in de wijze waarop het invoeringsproces van de Wmo in gemeente Noordenveld is verlopen in de periode 2007 tot en met 2010. Hierbij gaan we in op de volgende aspecten: de mate waarin de invoering van de Wmo is verlopen volgens de beleidsuitgangspunten die de gemeente heeft geformuleerd; de besteding voor hulp bij het huishouden en de bestemmingsreserve Wmo1 de kwaliteit van de geleverde hulp bij het huishouden, op basis van het gevoerde beleid, ingediende klachten en het oordeel van cliëntenvertegenwoordigers; lessen die kunnen worden getrokken uit het invoeringproces van de Wmo voor komende decentralisatieoperaties. In het onderzoek is gebruik gemaakt van het beleidsevaluatiemodel, gebaseerd op de beleidscyclus, dat inzichtelijk maakt op welke wijze het beleidsprobleem, de beleidstheorie (de verwachtingen waarop men de werking van het beleid baseert), de ingezette middelen en instrumenten, de resultaten en effecten zich tot elkaar verhouden en elkaar beïnvloeden. In figuur 1.1 is het beleidsevaluatiemodel weergegeven. Figuur 1.1
Model voor beleidsevaluatie (voorbeeld Wmo-beleid)
Bron: Research voor Beleid
1
In de offerte, behorend bij onderhavig onderzoek, staat dat de oorzaken van de budgetoverschotten in kaart dienen te worden gebracht. In deze nota van bevindingen hanteren wij de termen ‘realisatie’ en ‘bestemmingsreserve Wmo’ in plaats van ‘budgetoverschot’, omdat deze termen de inhoud van het onderzoek beter weergeven.
14
Op basis van de in het offerteverzoek geformuleerde vragen en het voorgaande model hebben we de volgende onderzoeksvragen en deelvragen opgesteld.
B
Input
B.1 Gemaakte keuzes t.a.v. de hulp bij het huishouden Welke keuzes zijn in de Kadernota gemaakt t.a.v. de hulp bij het huishouden en welke overwegingen lagen hieraan ten grondslag? B.2 Betrokken partijen Welke interne afdelingen zijn betrokken geweest bij de invoering van de Wmo? Met welke externe partijen heeft de gemeente de samenwerking gezocht voor de invoering van de Wmo, specifiek voor de hulp bij het huishouden? B.3 Kaderstellende rol van de Raad Op welke wijze is de Raad betrokken geweest bij het vaststellen van de uitgangspunten van het Wmo-beleid?
C
Uitvoering
C.1 Criteria en omvang Welke criteria hanteert de gemeente voor het beheersbaar houden van de vraag naar HH aan zowel de vraagzijde (indicatiecriteria) als de uitvoeringszijde (tarieven en eigen bijdrage)? C.2 Uitvoering HH In hoeverre is de uitvoering van de hulp bij het huishouden verlopen volgens de geformuleerde uitgangspunten? Heeft de verbrede invoering feitelijk plaatsgevonden en wat waren hierbij succesfactoren en eventuele knelpunten? C.3 Controlerende rol van de Raad Hoe heeft controle door de Raad op de uitvoering van de Wmo plaatsgevonden?
D
Resultaten
D.1 Realisatie en bestemmingsreserve Wmo Wat is de realisatie van HH in de periode 2007-2010? Wat is de verhouding van deze realisatie ten opzichte van de rijksmiddelen? Wat zijn de (mogelijke) oorzaken van de budgetoverschotten voor HH? Hoe is met deze budgetoverschotten omgegaan? Wat is de ontwikkeling van de bestemmingsreserve Wmo geweest? Zijn er beperkingen geweest in de uitvoer ondanks deze overschotten, die een gevolg zijn geweest van een gebrek aan middelen?
15
D.2 Kwaliteit (vanuit cliëntoptiek) Is de geleverde de hulp bij het huishouden in de optiek van cliënten van voldoende kwaliteit? Is het aanbod van de soorten hulp bij het huishouden (alleen HH 1 en 2) en het aantal uren in de optiek van cliënten toereikend? In hoeverre zijn indicatiecriteria en de criteria voor de eigen bijdrage in de optiek van cliënten billijk? Lessen uit de invoering van de Wmo Welke lessen zijn er te trekken zijn uit de invoering van de Wmo voor de komende decentralisatieoperaties, te weten de AWBZ, Jeugdzorg en de regelingen voor de onderkant van de arbeidsmarkt? De lessen kunnen onder meer betrekking hebben op de volgende onderwerpen: Aanpak (gefaseerde aanpak i.p.v. gehele invoering ineens) Invulling rol van de Raad, College en participatieorganen Regionale samenwerking met andere gemeenten (succesfactoren en knelpunten) Financiering (afweging financiële soberheid t.o.v. kwaliteit)
1.4
Opzet van het onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd door Research voor Beleid in de periode augustus-december 2011. Het onderzoek bestaat uit drie fasen1. Fase 1: Startoverleg en documentenstudie Bij de startbijeenkomst hebben de Rekenkamercommissie Noordenveld en Research voor Beleid gezamenlijk het normenkader voor het onderzoek vastgesteld. Na het overleg is gestart met de documentenstudie. Centraal stond het verkrijgen van eerste inzichten in de inrichting en uitvoering van het Wmo-beleid door de gemeente Noordenveld, vooral aangaande de hulp bij het huishouden. Fase 2: Kick off en interviewronde Bij aanvang van de interviewronde is de onderzoeksaanpak en het te gebruiken normenkader gepresenteerd aan de bij het onderzoek te betrekken ambtenaren. Vervolgens zijn, om het perspectief van de gemeente helder in beeld te krijgen, vier interviews afgenomen met betrokken ambtenaren, de portefeuillehouder en een aantal gemeenteraadsleden. In deze gesprekken is ingegaan op kaderstelling, aanbesteding, uitvoering en verantwoording. Ook vertegenwoordigers van het Wmo platform hebben in een interview hun visie op de genoemde thema’s gegeven. Van de interviews zijn verslagen gemaakt en deze zijn ter controle op feitelijke onjuistheden aan de respondenten voorgelegd. De lijst van respondenten is opgenomen in bijlage 2.
1
In de offerte zijn vijf fasen beschreven. Gezien de uitvoering van het onderzoek, waarbij meerdere fasen tegelijkertijd zijn uitgevoerd, zijn deze tot drie fasen teruggebracht.
16
Fase 3: Analyse en rapportage In de laatste fase zijn de uitkomsten van de interviews en de documentenanalyse geanalyseerd en vastgelegd in deze nota van bevindingen.
1.5
Leeswijzer
In deze nota van bevindingen volgen we (zoveel mogelijk) het beleidsproces. Dit betekent dat we per hoofdstuk een fase van het beleidsproces behandelen. Het tweede hoofdstuk (‘Totstandkoming beleid hulp bij het huishouden’) beschrijft het beleidskader voor de individuele voorzieningen. Eerst gaan we in op de door de gemeenteraad gestelde kaders voor de Wmo en daarna gaan we specifiek in op de gestelde kaders voor de hulp bij het huishouden (vormen van HH in natura, pgb en eigen bijdrage). Ook worden de partijen die betrokken zijn bij de totstandkoming van het beleid, beschreven. Het derde hoofdstuk (‘Aanbesteding hulp bij het huishouden’) behandelt de aanbesteding van de hulp bij het huishouden. Hierbij gaan we afzonderlijk in op de keuzes rondom het aanbestedingsmodel, de kwaliteitseisen voor het leveren van de hulp bij het huishouden en het verloop van de eerste aanbesteding HH in 2006 en de tweede ronde in 2009. Het vierde hoofdstuk (‘Uitvoering hulp bij het huishouden’) beschrijft de uitvoering van de hulp bij het huishouden. Hierbij gaan we in op het Wmo-loket (de toegang tot HH), de indicatiestelling, de kwaliteit van de geleverde hulp en de beheersing van de financiële risico’s. In hoofdstuk vijf (“Rol van de gemeenteraad’) gaan we in op de kaderstellende en de controlerende rol van de gemeenteraad.
17
18
2
Totstandkoming beleid hulp bij het huishouden
Vóór de invoering van de Wmo was huishoudelijke verzorging (HV) één van de functies binnen de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Met de invoering van de Wmo per 1 januari 2007 werden gemeenten verantwoordelijk voor de hulp bij het huishouden voor mensen die als gevolg van hun beperking of chronische ziekte niet (volledig) in staat zijn hun eigen huishouden te voeren. Gemeenten dienden de hulp bij het huishouden aan te besteden. In dit hoofdstuk beschrijven we kaderstelling Wmo en specifiek de hulp bij het huishouden in de gemeente Noordenveld tot stand en de afwegingen die hierbij zijn gemaakt. De wijze waarop dit beleid in de praktijk is gebracht bij de aanbesteding en de levering van de hulp bij het huishouden, worden respectievelijk beschreven in de hoofdstukken 3 en 4.
2.1
Kaderstelling Wmo
Deze paragraaf behandelt de ontwikkeling van de visie van de gemeente Noordenveld op de Wmo. Deze visie is gedurende meerdere jaren tot stand gekomen en nog altijd in ontwikkeling. Aan bod komt de startnotitie uit 2005, de kadernota uit 2006 en het Wmo-beleidsplan uit 2007. Ook gaan we kort in op de situatie in 2011-2012 waarin een nieuw Wmobeleidsplan ontwikkeld en vastgesteld moet gaan worden. Startnotitie ‘Wmo gemeente Noordenveld’ (2006) In de algemene handreiking voor de invoering van de Wmo (uitgegeven door het Ministerie van VWS en de VNG) zijn twee benaderingen opgenomen1. Bij de smalle benadering worden de nieuwe wettelijke verplichtingen georganiseerd en de bestaande praktijk verder zoveel mogelijk behouden. De gemeente kan dan in een latere fase het beleid, als de rust is wedergekeerd, ‘verbreden’ door verbinding te zoeken met andere onderwerpen. Hiertegenover staat de brede benadering, waarin het gehele beleid rond wonen, zorg en welzijn in de kaders van de Wmo geplaatst wordt. Hoewel de smalle benadering relatief eenvoudiger te organiseren is en in de eerste jaren een relatief beperkte tijdsinvestering vraagt, zou, volgens de handreiking, de grotere aanvankelijke tijdsinvestering in een brede benadering zich op de langere termijn terug betalen.2 De gemeente Noordenveld heeft gekozen voor een gefaseerde aanpak voor de invoering van de Wmo, ofwel de smalle benadering. Deze keuze werd ingegeven door de beperkte tijd voor de invoering van de nieuwe wettelijke taken, de nog niet afgeronde parlementaire besluitvorming over het onderwerp en het gebrek aan zicht op de financiële consequenties3. De keuze voor een smalle benadering is opgetekend in de startnotitie ‘Wmo gemeente Noordenveld’ die is vastgesteld door de gemeenteraad in mei 2005.
1 2 3
Quist et al (2005) Implementatie Wmo. Algemene handreiking. p.6. SCP (2008) De invoering van de Wmo: gemeentelijk beleid in 2007. 32.000 inwoners, één gemeente, Bestuursprogramma van de gemeente Noordenveld voor de periode 20062010.
19
“Uitgangspunt is dat er in eerste instantie naar wordt gestreefd om tenminste te voldoen aan de wettelijke vereisten bij invoering van de wet, maar dat tegelijkertijd de voorbereidingen worden getroffen om het gemeentelijke beleid op het gebied van wonen, zorg en welzijn te herijken in nauwe samenwerking met betrokken organisaties.” Kadernota Wmo (2006) Een voorstel voor de invulling van de nieuwe verplichtingen is door de gemeente Noordenveld uitgewerkt in de Kadernota Wmo die in juli 2006 in de raad is vastgesteld. Hierin is opnieuw benadrukt dat in het eerste jaar na de invoering van de Wmo de focus ligt op een goede uitvoering van de wettelijke verplichtingen vanaf 1 januari 2007. Dit betekent dat het begrip ‘compensatie’ in de kadernota niet verder is uitgewerkt en zoveel mogelijk wordt vastgehouden aan bestaand beleid. Ook worden welzijnsdiensten nog niet meegenomen bij het compenseren van beperkingen. In de kadernota heeft de gemeente Noordenveld de volgende strategische uitgangspunten genoteerd: gefaseerde overgang Wmo in 2006 gevolgd door vernieuwende aanpak in het Wmobeleidsplan in voorjaar 2007 ‘Verzorgende overheid’ en eigen verantwoordelijkheid: burger is zelf aan zet, maar de gemeente biedt waar nodig maatschappelijke ondersteuning. Huidige voorzieningen behouden in het overgangsjaar 2007. Daarna op basis van verkregen inzichten in de loop van dat jaar beoordelen of herziening van het voorzieningenniveau in relatie tot de beschikbare financiële middelen mogelijk en noodzakelijk is Zelf doen en uitbesteden: Noordenveld kiest voor het uitbesteden van taken wanneer dit bijdraagt aan een budgettair neutrale uitvoering van de Wmo. Bij de uitvoering van de Wmo eerst de organisatie van de wettelijke verplichtingen goed uitvoeren en pas daarna kijken naar doorontwikkeling van activiteiten zoals de loketfunctie Regionaal samenwerken én lokaal beleid onder het motto ‘lokaal wat kan, regionaal wat beter kan en provinciaal wat nodig is’. Omdat de gemeente verwacht dat bij de uitvoering van de Wmo er financiële tekorten zullen ontstaan, wordt in de kadernota al gemeld dat er gestreefd wordt naar ‘een zo efficiënt mogelijke bedrijfsvoering, een scherpe aanbesteding van de huishoudelijke hulp in combinatie met bijvoorbeeld een eigen bijdrage’ 1. Op deze wijze wil de gemeenteraad er voor zorgen dat de Wmo in het overgangsjaar (2007) budgettair neutraal wordt uitgevoerd. Het jaar 2007 diende te worden gebruikt om het beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te herijken en te verbreden. De resultaten hiervan zouden hun grondslag vinden in het eerste Wmo beleidsplan dat in 2007 diende te worden vastgesteld. Wmo beleidsplan 2008-2011 In het Wmo beleidsplan 2008-2011 heeft de gemeente Noordenveld haar visie op de Wmo vastgelegd. De kern van de visie is dat iedereen binnen de gemeente volwaardig kan meedoen in de samenleving en zo lang mogelijk zelfstandig kan functioneren. Uitgangspunt 1
Kadernota Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld, 2005, pag. 8.
20
daarbij is dat de gemeente ervan uit gaat dat de burger in eerste instantie zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid neemt voor zichzelf en zijn naaste omgeving. In die gevallen waarbij niet kan worden teruggevallen op de eigen omgeving kan een beroep worden gedaan op maatschappelijke ondersteuning. De gemeente Noordenveld streeft naar een integraal en samenhangend aanbod van maatschappelijke ondersteuning, dat afgestemd is op de vraag binnen de gemeente. De gemeente ziet een samenhang tussen de negen prestatievelden in de Wmo onderling en tussen de Wmo en andere beleidsterreinen, onder meer met het Welzijnsbeleid, de Wet werk en bijstand en de Wet sociale werkvoorzieningen. In het Wmo-beleidsplan zijn de algemene uitgangspunten van de Wmo overgenomen. Daarnaast heeft de gemeente beleidsuitgangspunten opgesteld die de basis vormen bij de verdere ontwikkeling van het Wmo-beleid1. Ten opzichte van de kaderstellende nota zijn de volgende uitgangspunten nieuw en/of opnieuw benadrukt of aangescherpt: Budgettair neutrale uitvoering Wmo: Gezien de (grote) financiële risico’s die de Wmo kent, benadrukt de raad dat sturing op de uitgaven van groot belang is. Cliëntenparticipatie: het betrekken van ingezetenen is een procesverplichting vanuit de Wmo en wordt vormgegeven door het Wmo-platform Noordenveld. Regierol: De gemeente wil zich als regisseur profileren en daarvoor is het nodig het bestaande sturingsconcept aanpassen. De gemeente wil meer dan voorheen ruimte bieden aan de verschillende partijen om bij te dragen aan maatschappelijke ondersteuning. Daarvoor is het nodig kaders te stellen, heldere afspraken te maken over verwachte prestaties, de planning, budget en de toedeling van de verantwoordelijkheid. Bestaand beleid continueren: De gemeente heeft besloten beleid alleen aan te passen wanneer het niet aansluit bij de filosofie van de Wmo. Bij de verdere ontwikkeling van het beleid dient vooral aandacht te worden besteed aan het verbeteren van de samenhang in beleid op het gebied wonen, zorg en welzijn. Algemene voorzieningen vóór individuele voorzieningen: Inwoners van Noordenveld komen alleen in aanmerking voor individuele voorzieningen wanneer algemene voorzieningen onvoldoende compensatie bieden 2. 2011 en 2012 In 2011 werkt de gemeente Noordenveld aan het opstellen van een nieuw Wmo-beleidsplan voor de periode 2012-2015, dat in 2012 vastgesteld dient te worden. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft in het collegeprogramma ‘Samen de schouders eronder’ voor de periode 2010-2014 de volgende twee aandachtspunten op het gebied van zorg en welzijn (Wmo) vastgesteld die relevant zijn in het kader van onderhavig onderzoek: Nader vormgeven Wmo-beleid in overleg met het Wmo-platform Ondersteuning bieden aan vrijwilligers in de gezondheidszorg en mantelzorgers.
1
2
Sommige uitgangspunten hebben meer het karakter van een opmerking dan van een uitgangspunt, zie bijvoorbeeld het uitgangspunt cliëntenparticipatie. Met individuele voorzieningen worden die vormen van hulp en hulpmiddelen bedoeld waar burgers op basis van een indicatie voor in aanmerking komen. Het voorzieningenpakket waarvan alle burgers (of een bepaalde groep) gebruik van kunnen maken wordt aangeduid met algemene voorzieningen.
21
Uit het interview met de vakgroep maatschappelijke ondersteuning en de portefeuillehouder blijkt dat de gemeente voor ieder van de negen prestatievelden uit de Wmo de volgende zaken in kaart brengt: welk beleid en voorzieningen er reeds zijn (Wat gebeurt er nu?) welk beleid en voorzieningen de gemeente graag zou willen hebben (Wat moet het worden?) en welke acties nodig zijn om tot de gewenste situatie te komen (Wat gaan we doen?). Op de verschillende prestatievelden is in de afgelopen jaren beleid ontwikkeld, zoals het beleid op het gebied van mantelzorg, sport en woningaanpassingen. Binnen de diverse nota’s is er aandacht voor participatie en vrijwilligersondersteuning. Ten aanzien van de integraliteit van de Wmo merken de geïnterviewde raadsleden op dat er nog geen sprake is van integraal beleid op de prestatievelden van de Wmo. Er is een wens tot een brede aanpak van de Wmo maar tot op heden is er nog afzonderlijk beleid voor verschillende deelterreinen van de Wmo, zoals de aparte nota Sport en Bewegen. Achter de schermen wordt volgens de geïnterviewde raadsleden door de gemeente gewerkt aan de verbreding van het Wmo-beleid. De raad is hierbij op dit moment nog niet betrokken.
2.2
Kaderstelling individuele voorzieningenbeleid
Een onderdeel van de invoering van de Wmo is het lokale individuele voorzieningenbeleid. Het onderwerp van dit onderzoek – hulp bij het huishouden – valt onder dit beleid. Ten aanzien van het beleid voor individuele voorzieningen diende de gemeente een aantal specifieke beleidskeuzes te maken. Wat betreft de hulp bij het huishouden betrof het keuzes op de volgende terreinen: * Inhoudelijke keuzes ten aanzien van het product HH Producten hulp bij het huishouden
§ 2.2.1
Uitwerking van het persoonsgebonden budget (pgb)
§ 2.2.2
Uitwerking eigen bijdrage
§ 2.2.3
* Keuzes ten aanzien van de aanbesteding HH Keuze aanbestedingsmodel
§ 3.3
Kwaliteitseisen voor het leveren van HH
§ 3.4
* Keuzes ten aanzien van het proces van aanvraag en indicatiestelling Wmo-loket (inclusief verbreding)
§ 5.2
Indicatiestelling (inclusief Operatie herindicatie)
§ 5.3
In dit hoofdstuk gaan we enkel in op de producten HH (zorg in natura en pgb) en de uitwerking van de eigen bijdrage. Bovenstaand overzicht toont waar in deze nota de overige onderwerpen worden behandeld.
22
2.2.1
Ondersche iden pro d ucte n HH
In de aanbesteding van hulp bij het huishouden moesten gemeenten weergeven welke producten zij wilden onderscheiden. Het Implementatiebureau Wmo (het Ministerie van VWS en de VNG) heeft in 2006 een voorbeeldbestek hulp bij het huishouden beschikbaar gesteld. 1 In het modelbestek worden voor de hulp bij het huishouden drie categorieën diensten (producten) onderscheiden op basis van een vertaling vanuit de AWBZ naar de Wmo: Huishoudelijke hulp (HH1); Huishoudelijke hulp met andere lichte ondersteuning in de huishouding (HH2); Huishoudelijke hulp met ondersteuning binnen een ontregelde huishouding (HH3). De gemeente Noordenveld heeft in haar bestek twee categorieën hulp bij het huishouden overgenomen en deze als volgt gespecificeerd2: Hulp bij het huishouden 1 (HH1) boodschappen voor het dagelijkse leven doen maaltijdverzorging: broodmaaltijd en warme maaltijd licht schoonmaakwerk in huis: kamers opruiomen huishoudelijke werkzaamheden: stofzuigen, wc/badkamer schoonmaken kleding en linnengoed verzorgen signaleringsfunctie. Hulp bij het huishouden 2 (HH2) taken die vallen onder HH1 én opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten anderen helpen bij het bereiden van maaltijden dagelijkse organisatie van het huishouden signaleringsfunctie. Ten opzichte van het voorbeeldbestek uit 2006 heeft de gemeente Noordenveld één categorie laten vervallen, en wel HH3. De functies ‘Instructie geven hoe zaken te organiseren (bijvoorbeeld dagelijkse routine)’, ‘Advies geven (bijvoorbeeld administratieve werkzaamheden)’, ‘Voorlichting geven (bijvoorbeeld hygiëne)’en ‘Eenvoudige psychosociale begeleiding’ zien we in voorgaande opsomming niet terug. Daarnaast valt op dat de gemeente de eerste categorie HH1 heeft ‘verzwaard’ door toevoeging van een boodschappenvoorziening en maaltijdverzorging, welke beide in de handreiking behoren tot categorie HH2. De gemeente heeft in 2006 op grond van navraag onder zorgaanbieders en MEE besloten HH3 niet als product te onderscheiden. Uit de gevoerde gesprekken bleek dat het product HH3, zoals geboden vanuit de AWBZ, in de gemeente Noordenveld niet of nauwelijks werd geleverd3. Wel is in de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning 2007’ een hardheidsclausule opgenomen om bij voorkomende gevallen maatwerk te kunnen leveren. In de praktijk wordt deze clausule sporadisch benut.
1
2
3
www.invoeringwmo.nl De gemeente Noordenveld gebruikt de term ‘huishoudelijke verzorging’, gelijk aan de AWBZ-betiteling. In deze nota noemen wij deze dienstverlening ‘hulp bij het huishouden’, conform de betiteling in de Wmo. Interview vertegenwoordigers afdeling Ruimte en Samenleving, d.d. 01-11-2011.
23
2.2.2
Uit w e r k i n g v a n he t pe rs o o ns g e b o nd e n b ud g e t
Met de invoering van de Wmo kregen gemeenten de verplichting om ondersteuning bij het voeren van een huishouden zowel in natura als in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) aan te bieden aan burgers. Met een pgb ontvangen burgers een geldbedrag waarmee ze zelf de benodigde ondersteuning kunnen regelen, bijvoorbeeld door een kennis in te huren om het huishouden te verzorgen. Voor de burger betekent een pgb een grotere keuzevrijheid: de cliënt kan zelf bepalen door wie en op welk tijdstip de benodigde Hulp bij het huishouden wordt verleend. Naast grotere keuzevrijheid brengt een pgb voor de burger echter ook extra lasten met zich mee: de cliënt moet zelf personeel werven, zelf afspraken maken, zelf de zorgverlener uitbetalen, zelf de administratie bijhouden en over de besteding van het pgb verantwoording afleggen aan de gemeente. De budgethouder komt daarbij in een werkgever-werknemerrelatie te staan tot degene die zijn zorg levert. Dit betekent de cliënt werkgeverstaken krijgt. Vanuit de AWBZ werd de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gesubsidieerd om budgethouders bij deze werkgeverstaken te ondersteunen. Deze dienstverlening zou komen te vervallen voor cliënten die werden overgeheveld vanuit de AWBZ naar de Wmo. Besluit De wijzigingen van de pgb-bedragen (bruto) worden jaarlijks door het college van de gemeente Noordenveld vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning 1. Het beleidsplan Wmo meldt dat het persoonsgebonden budget 85% van de goedkoopst adequate oplossing bedraagt. Dit betekent dat een cliënt een pgb krijgt ter hoogte van 85% van het tarief van de goedkoopste zorgaanbieder voor die zorg in natura. In de AWBZ bedroeg het persoonsgebonden budget voor HH 75% van de goedkoopst adequate oplossing en dit percentage is destijds door het merendeel van de gemeenten overgenomen. De hoogte van het pgb is Noordenveld is dan ook hoog te noemen. De hoogte is later in overleg met het Wmo Platform Noordenveld naar boven toe bijgesteld. In 2011 is deze hoogte vastgesteld op 85% van het gemiddelde van het tarief dat aan zorgaanbieders wordt betaald (zie tabel2) 3. Voor de inzet van alfahulpen is het pgb € 12,20 per uur. Tabel 2.1
Hoogte persoonsgebonden budget (2007 en 2011)4 HH1 2007
HH2
2011
2007
2011
Klasse 1
0 – 1.9 uur
€ 630,00
€ 907,87
€ 895,00
€ 1.012,62
Klasse 2
2 – 3.9 uur
€ 1.890,00
€ 2.723,60
€ 2.685,00
€ 3.037,87
Klasse 3
4 – 6.9 uur
€ 3.464,00
€ 4.993,27
€ 4.923,00
€ 5.569,42
Klasse 4
7 – 9.9 uur
€ 5.354,00
€ 7.716,88
€ 7.608,00
€ 8.607,29
Klasse 5
10 – 12.9 uur
€ 8.522,00
€ 10.440,48
€ 10.293,00
€ 11.645,15
Klasse 6
13 – 15.9 uur
€ 9.133,00
€ 13.164,09
€ 12.978,00
€ 14.683,02
Bron: Besluiten maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2007 en 2011 1 2
3 4
Het bruto pgb omvat het netto pgb plus de eigen bijdrage. Bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend, wordt in 2007 een uurbedrag van €12,11 en in 2011 van €17,21 gehanteerd. Besluit maatschappelijke ondersteuning 2011, gemeente Noordenveld, art. 2.3. De gemeente Noordenveld heeft in 2007, 2009 en 2011 een Besluit maatschappelijke ondersteuning vastgesteld. Elk besluit geldt voor een periode van 2 jaar.
24
In het Besluit maatschappelijke ondersteuning (2007; art. 2.1.2) is vastgelegd dat in bepaalde gevallen een persoonsgebonden budget niet wordt verstrekt. Contra-indicaties voor een pgb zijn: het op grond van een onderzoek bestaande ernstige vermoeden dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een pgb. problemen met het opgaan met het budget bij een eerdere toekenning daarvan. In 2011 zijn geen contra-indicaties opgenomen zoals in 2007. Wel staat in het besluit dat het verkrijgen van individuele voorzieningen afgestemd moeten worden op de situatie van de aanvrager. Hierbij dient aandacht te worden besteed aan1: de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek de woning en de woonomgeving van de aanvrager het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager de sociale omstandigheden van de aanvrager. Het college dient in de uitvoering bij de besluitvorming en de motivering daarvan aan te sluiten bij de bevindingen op voorgaande aandachtspunten. Uitvoering Budgethouders hebben een werkgeversrol. Om daarbij ondersteuning te bieden heeft de gemeente Noordenveld ondersteuning ingekocht bij de Sociale Verzekeringsbank zoals dit ook geregeld was toen de huishoudelijke verzorging onder de AWBZ viel. Stichting WiN biedt bemiddeling voor mensen met een pgb voor alfahulpen2. Bij het Wmo Platform Noordenveld komen geen signalen binnen dat Noordenveldse burgers vanuit het Wmo-loket te weinig informatie krijgen over en/of ondersteuning krijgen bij het pgb. Volgens het Wmo-beleidsplan heeft de gemeente het recht te controleren of het pgb is aangewend voor de voorziening waarvoor het is verstrekt. De gemeente Noordenveld voert periodiek steekproeven uit ter controle van de pgb-bestedingen. Deze controles zijn volgens de afdeling Ruimte en Samenleving onderwerp van gesprek, omdat de vraag voorligt hoe op een effectieve en efficiënte wijze pgb-controle kan worden uitgevoerd. Het Wmo Platform heeft geen zicht op de controle van de bestedingen pgb. De afdeling Ruimte en Samenleving meldt dat in de gemeente Noordenveld ‘het deelnemen aan een schuldhulpverleningstraject’ als contra-indicatie voor een pgb geldt, terwijl in het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2011 geen criteria zijn opgenomen. In de praktijk zal de gemeente mensen waarvan de consulenten weten dat zij in de schuldhulpverlening zitten geen pgb toekennen vanwege mogelijke risico’s rondom de besteding ervan. Tot op heden heeft de gemeente een dergelijk besluit echter niet hoeven nemen.
1 2
Besluit maatschappelijke ondersteuning 2011, gemeente Noordenveld, art. 7.1. Alfahulpen zijn niet in loondienst bij de thuiszorginstelling, maar zijn in loondienst werkzaam voor de patient/cliënt zelf.
25
2.2.3
Eigen bijd rage v oor HH
Gemeenten kunnen voor individuele voorzieningen binnen de Wmo een eigen bijdrage heffen, maar zijn hiertoe niet verplicht. Het Rijk heeft in het Besluit maatschappelijke ondersteuning een wettelijk maximum vastgesteld voor de eigen bijdrage maar laat de gemeente verder vrij in het vaststellen van de hoogte van de bijdrage en de criteria tot het heffen ervan.1 Besluit De gemeente Noordenveld ziet het heffen van een eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden als een noodzakelijke maatregel om de kosten beheersbaar te houden. Volgens de gemeente kan de eigen bijdrage de vraag naar ondersteuning reguleren2. Dit is nodig omdat de gemeente de Wmo budgetneutraal wil uitvoeren. De uit de AWBZ overgehevelde budgetten voor HH zijn namelijk vastgesteld op basis van de aanname dat gemeenten een eigen bijdrage regeling hanteren. In 2006 was de verwachting dat het totaal over te hevelen budget voor HH voor de gemeente Noordenveld €3 miljoen zou bedragen. Daarop zou een korting van €0,7 miljoen worden toegepast in verband met heffing eigen bijdrage. De gemeente Noordenveld zou dus naar verwachting in totaal €2,4 miljoen ontvangen voor het leveren van HH 3. Indien de gemeente zou besluiten geen eigen bijdrage te heffen voor HH, dan zou dit de gemeente dus €0,7 miljoen kosten. In 2007 heeft de gemeente Noordenveld volgens betrokken ambtenaren de omvang van de eigen bijdrage vastgesteld met een maximum van het AWBZ-tarief. In het ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2007’ staat dat het Centraal Administratiekantoor (CAK) de eigen bijdrage berekent en int. De hoogte wordt niet genoemd. In het ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2011’ voegt de gemeente hieraan toe dat de eigen bijdrage door het CAK wordt vastgesteld op basis van de artikelen 15 en 19 van de wet in samenhang met hoofdstuk VI van het Besluit maatschappelijke ondersteuning. De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en mag niet hoger zijn dan het bedrag wat er betaald wordt aan persoonsgebonden budget of het tarief wat er betaald wordt aan de zorgaanbieder. De enige uitzondering hierop is de eigen bijdrage voor pgb alfahulp. Deze eigen bijdrage zal gelijk zijn aan het AWBZ-uurtarief. Besluit Wmo 2007: Artikel 3.1 Eigen bijdrage Het Centraal Administratiekantoor (CAK) berekent en int de eigen bijdrage. Verordening 2007: Artikel 1.3. Eigen bijdragen en eigen aandeel. Bij het verstrekken van individuele en algemene voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld de omvang van deze eigen inbreng vast.
1 http://www.invoeringwmo.nl/onderwerpen/eigen-bijdrage. 2 Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld, p.60. 3 Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld, p. 59.
26
Uitvoering De eigen bijdragen worden geïnd door het CAK. Voor de gemeente vormt de eigen bijdrage, aldus de afdeling Concern Control, een grijs gebied. Het CAK biedt geen inzicht in eigen bijdrage naar levering: de eigen bijdrage bevat dus eigen bijdragen vanwege HH en woningenaanpassingen. In 2010 zijn de eigen bijdragen sterk gestegen, maar het is niet helder waarom. Het CAK kan niet aangegeven hoe de stijging tot stand is gekomen en meldt enkel dat een accountant ernaar heeft gekeken en dat de eigen bijdragen akkoord zijn. Vanuit de optiek van de klanten is de uitvoering van de eigen bijdrage op orde. Het Wmo Platform Noordenveld heeft ingestemd met de door de gemeente gestelde criteria voor de eigen bijdrage en ontvangt geen signalen dat er te weinig informatie is over (de hoogte van) de eigen bijdrage of dat deze bijdrage (financiële) problemen oplevert1.
2.3
Conclusie
In dit hoofdstuk hebben we de totstandkoming van het Wmo beleid van de gemeente Noordenveld, en specifiek het beleid ten aanzien van de hulp bij het huishouden, beschreven. Een belangrijke beleidskeuze van de gemeente Noordenveld bij de invoering van de Wmo was de keuze voor een gefaseerde invoering van de nieuwe wet. Overwegingen bij deze keuze waren de beperkte tijd die de gemeente gegeven werd voor de invoering van de nieuwe wettelijke taken, het feit dat de parlementaire besluitvorming over het onderwerp nog niet was afgerond en het gebrek aan zicht bij de gemeente op de financiële consequenties van de Wmo. Beleidsuitgangspunten invoering Wmo De gemeente streefde er in eerste instantie naar ten minste te voldoen aan de eisen die direct bij de invoering aan de gemeente werden gesteld, gevolgd door een vernieuwende aanpak in het eerste Wmo-beleidsplan en doorontwikkeling van activiteiten zoals de loketfunctie. Bij de invulling van de Wmo krijgt de eigen verantwoordelijkheid van de burger een duidelijke plaats; de gemeente biedt maatschappelijke ondersteuning daar waar de burger zelf niet zelf of met behulp van zijn/haar sociale netwerk een oplossing kan vinden. Daarbij geldt dat algemene voorzieningen gaan vóór individuele voorzieningen: Inwoners van Noordenveld komen alleen in aanmerking voor individuele voorzieningen wanneer algemene voorzieningen onvoldoende compensatie bieden. Een ander belangrijk beleidsuitgangspunt is het streven naar een budgettair neutrale uitvoering van de Wmo. Nieuwe taak: hulp bij het huishouden Een belangrijke nieuwe taak voor de gemeente was de hulp bij het huishouden die werd overgeheveld vanuit de AWBZ. De gemeente hield in de kadernota uit 2006 rekening met financiële tekorten bij de uitvoering van de Wmo. Bij de invulling van de hulp bij het huishouden is daarom ingezet op een scherpe aanbesteding van de huishoudelijke hulp, in combinatie met het vragen een eigen bijdrage. De gemeente Noordenveld onderscheidt twee vormen van hulp bij het huishouden: hulp bij het huishouden 1 en 2. In vergelijking met de functie huishoudelijke verzorging in de AWBZ
1
In het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek Wmo zijn geen vragen gesteld over de informatie over de eigen bijdrage en de hoogte ervan.
27
is de zwaarste vorm (HV3) hiermee weggevallen. De gemeente heeft deze keuze gemaakt op basis van navraag onder zorgaanbieders en MEE, waaruit bleek dat het product HV3 vanuit de AWBZ in de gemeente Noordenveld niet of nauwelijks geleverd werd. In de verordening maatschappelijke ondersteuning is een hardheidsclausule opgenomen om bij voorkomende gevallen maatwerk te kunnen leveren. Persoongebonden budget HH Op basis van de Wmo hebben gemeenten de verplichting om hulp bij het huishouden zowel in natura als in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) aan te bieden aan cliënten. De hoogte van het pgb kan door de gemeente zelf worden vastgesteld, waarbij de Wmo stelt dat het pgb een vergelijkbaar alternatief dient te zijn voor zorg in natura. In het eerste beleidsplan heeft de gemeente Noordenveld het persoonsgebonden budget vastgesteld op 85% van het goedkoopst adequate tarief in natura. De hoogte van het pgb is later in overleg met het Wmo Platform naar boven toe bijgesteld naar 85% van het gemiddelde van het tarief dat aan zorgaanbieders wordt betaald. Binnen de AWBZ was de hoogte van het pgb voor de functie huishoudelijke verzorging vastgesteld 75% van het in natura tarief. Vanuit deze blik heeft de gemeente Noordenveld gekozen voor een hoog tarief voor het pgb. Voor het verkrijgen van een pgb wordt in de praktijk ‘het deelnemen aan een schuldhulpverleningstraject’ door de afdeling Ruimte en Samenleving als contra-indicatie aangemerkt. Het is echter niet voorgekomen dat op grond van deze contra-indicatie een aanvraag wordt afgewezen. De gemeente Noordenveld bij de Sociale Verzekeringsbank ondersteuning ingekocht voor budgethouders bij het vervullen van hun werkgeversrol, zoals dit ook vóór de invoering van de Wmo geregeld was. In Noordenveld biedt de Stichting WiN bemiddeling voor mensen met een pgb voor alfahulpen. Het Wmo Platform Noordenveld ontvangt geen signalen dat de informatie en ondersteuning vanuit het Wmo-loket over het pgb niet toereikend zou zijn. Eigen bijdrage HH Gemeenten mogen voor individuele voorzieningen binnen de Wmo een eigen bijdrage heffen, maar zijn hiertoe niet verplicht. Wel zijn de uit de AWBZ overgehevelde budgetten voor hulp bij het huishouden zijn vastgesteld op basis van de aanname dat gemeenten een eigen bijdrage regeling zouden gaan hanteren. De gemeente Noordenveld ziet het heffen van een eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden als een noodzakelijke maatregel om de kosten beheersbaar te houden en te voldoen aan het beleidsdoel om de Wmo budgetneutraal uit te voeren. De eigen bijdragen worden geïnd door het CAK. De gemeente ervaart dat zij onvoldoende zicht heeft op de eigen bijdragen die door het CAK voor de hulp bij het huishouden worden geïnd: het CAK geeft geen uitsplitsing tussen de geïnde eigen bijdragen voor HH en die voor andere Wmo-voorzieningen, zoals woningenaanpassingen. Ook zijn in 2010 de eigen bijdragen voor Wmo voorzieningen van cliënten uit Noordenveld aanzienlijk gestegen. De gemeente krijgt vanuit het CAK geen helderheid over de oorzaak van deze stijging. Het Wmo Platform ontvangt geen signalen dat er te weinig informatie zou zijn voor cliënten over (de hoogte van) de eigen bijdrage of dat deze problemen oplevert.
28
3
Aanbesteding
3.1
Inleiding
Vóór de invoering van de Wmo was huishoudelijke verzorging (HV) één van de functies binnen de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Met de invoering van de Wmo per 1 januari 2007 werden gemeenten verantwoordelijk voor de hulp bij het huishouden voor mensen die als gevolg van hun beperking of chronische ziekte niet (volledig) in staat zijn hun eigen huishouden te voeren. Gemeenten dienden de hulp bij het huishouden aan te besteden. De gemeente Noordenveld heeft deze dienst inmiddels tweemaal aanbesteed. De eerste aanbesteding vond plaats in 2006 en de tweede in 2009. In dit hoofdstuk beschrijven we achtereenvolgens voor beide aanbestedingen het verloop van het aanbestedingsproces, de keuze van het aanbestedingsmodel, en de kwaliteitseisen die de gemeente heeft gesteld aan de zorgaanbieders en de hulp bij het huishouden die zij leveren. Hierna beschrijven we de selectie van aanbieders bij beide aanbestedingen.
3.2
Verloop aanbestedingsproces HH
Eerste aanbesteding (2006) In de kadernota Wmo (2006) heeft de gemeente Noordenveld opgenomen dat de inkoop en aanbesteding van huishoudelijke hulp zoveel mogelijk in Drents verband dient te worden uitgevoerd om ‘een zo scherp mogelijk adequaat contract te realiseren zodat op 1 januari 2007 een keuze voor cliënten beschikbaar is.’ Ondanks de regionale samenwerking wil de gemeenteraad wel dat ‘lokale inkleuring’ bij de inkoop en aanbesteding van hulp bij het huishouden mogelijk is. De eerste aanbesteding van de hulp bij het huishouden is in samenwerking met de Vereniging van Drentse Gemeenten (VDG) uitgevoerd. In een later stadium heeft ook de gemeente Haren zich bij het verband aangesloten. Omdat er echter verschillende uitgangspunten waren, is later besloten dat Assen, Tynaarlo en Haren een eigen bestek hebben opgesteld. De gemeente Noordenveld heeft samen met de gemeenten Aa en Hunze, Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe en Westerveld de inkoop van de hulp bij het huishouden Europees aanbesteed. Redenen om samen te werken zijn dat gebruik kan worden gemaakt van elkaars deskundigheid op het gebied van Europees aanbesteden en de Wmo, de werkzaamheden en kosten kunnen worden gedeeld en de eigen marktpositie wordt naar verwachting versterkt vanwege de omvang van de aanbesteding. Een nadeel van de samenwerking is het mogelijke verlies aan lokale autonomie1. De aanbesteding is uitgevoerd door een extern bureau (MAAZ b.v.). Besloten is dat elke gemeente zelf perceelhouder is voor de aan te besteden percelen en zelf raamovereenkomsten 1
Raadsvoorstel aanbesteding huishoudelijke verzorging, gemeente Noordenveld, juli 2006.
29
sluit met te contracteren dienstverleners. Zo willen de samenwerkende gemeenten voorkomen dat als een gemeente afhaakt, dit geen gevolgen heeft voor de andere gemeenten. Tweede aanbesteding (2009) In 2009 heeft de gemeente Noordenveld opnieuw samen met het Drentse samenwerkingsverband de hulp bij het huishouden Europees aanbesteed. Naast de gemeenten van de eerste aanbesteding nam ook de gemeente Assen in het verband deel. Het aantal percelen is bij deze aanbesteding gedaald, omdat ditmaal HH1 en HH2 per gemeente als één perceel zijn aangeboden (d.w.z. in totaal 11 percelen in plaats van 24). De verwachte omvang van het perceel in de gemeente Noordenveld was volgens het bestek 73.000 uren HH1 en 35.000 uren HH2. Bij deze tweede aanbesteding zetten de samenwerkende gemeenten in op een onbeperkt aantal aanbieders. Zo hopen zij bij te dragen aan het oplossen van de arbeidsmarktproblematiek binnen de gemeenten, doordat er meer aanbiedende partijen kunnen leveren. Eén van de doelstellingen van het arbeidsmarktbeleid van de opdrachtgevers is het behouden van medewerkers voor de zorg 1. De gemeenten werken met een toepassing van tarieven per categorie hulp. Het maximale uurtarief voor HH1 is vastgesteld op € 21,00. Het maximale uurtarief voor HH2 bedraagt € 23,502. Deze tarieven zijn beduidend hoger dan de gemiddelde tarieven na de eerste aanbesteding in 2006.
3.3
Keuze van het aanbestedingsmodel
Eerste aanbesteding (2006) Bij de eerste aanbesteding voor de hulp bij het huishouden hadden gemeenten te kampen met een aanzienlijke tijdsdruk. Een doorlooptijd van zes maanden is niet ongebruikelijk voor een Europese aanbestedingsprocedure. Toch was in de zomer van 2006 de Wmo nog niet formeel bekrachtigd door de Eerste Kamer. Deze situatie leidde tot onrust bij gemeenten en bij een deel van de gemeenten ook tot weerstand tegen de plicht om de hulp bij het huishouden Europees aan te besteden. Tegelijkertijd ontstonden in een aantal gemeenten nieuwe vormen om de hulp in te kopen, zoals het Zeeuwse model en het veilingmodel. In het samenwerkingsverband van de Vereniging van Drentse Gemeenten (VDG) heeft de subwerkgroep Inkoop verschillende inkoop- en aanbestedingsmodellen in kaart gebracht. De modellen zijn geanalyseerd op grond van minimale wettelijke eisen en de uitgangspunten van de Wmo. Het volgende overzicht toont de belangrijkste overwegingen per model3.
1 2 3
Bestek aanbesteding hulp bij het huishouden 2009, pag. 3. Bestek aanbesteding hulp bij het huishouden 2009, pag. 3. Notitie inkoop en aanbesteding, Vereniging van Drentse Gemeenten, juli 2006.
30
Tabel 3.1
Overwegingen per aanbestedingsmodel
Model
Overweging
Standaard inkoopmodel (wijkmodel)
Voldoet niet aan minimale wettelijke eisen
Raamcontract
Vergroot de keuzevrijheid cliënten (vraagsturing)
PGB-model
Wenselijk maar niet haalbaar binnen de beperkte voorbereidingstijd, wijkt teveel af van de huidige situatie
Verkaveling
Overwegingen niet beschreven in notitie
Op grond van de analyse heeft de werkgroep voorgesteld te werken met een ‘raamovereenkomst met kavels’. Dit model leidt tot keuzevrijheid voor cliënten én biedt ruimte voor de gemeentelijke beleidsvrijheid om (conform de kerngedachte van de Wmo) lokaal maatwerk te leveren. Een raamovereenkomst komt tot stand na een Europese aanbesteding. Dergelijke aanbestedingen zijn arbeidsintensief, waardoor samenwerking binnen de VDG wenselijk is. Om de gemeentelijke beleidsvrijheid in tact te laten, wordt er gewerkt met ‘kavels’. Dit maakt het mogelijk dat gemeenten in het bestek individuele eisen per perceel kunnen stellen. Elke samenwerkende gemeente besteedt twee percelen aan: één voor HH1 en één voor HH2. Tweede aanbesteding (2009) Bij de tweede aanbesteding in 2009 is opnieuw gewerkt met hetzelfde model als in 2006. Ditmaal is er echter voor gekozen om niet twee percelen maar één perceel per gemeente aan te besteden.
3.4
Kwaliteitseisen voor het leveren van HH
De vraag aan welke eisen de hulp bij het huishouden die geleverd wordt moet voldoen, is zowel voor de gemeente als de gebruikers van groot belang. Ook de gemeente Noordenveld heeft, in aanbestedingen in Drents verband, eisen gesteld aan de te leveren hulp bij het huishouden en interne organisatie van de zorgaanbieders. In deze paragraaf beschrijven we de gestelde kwaliteitseisen per aanbestedingsronde. Eerste aanbesteding (2006) Bij de eerste aanbesteding heeft de gemeente Noordenveld, conform de aanvankelijke smalle invoering van de Wmo, de keuze gemaakt dat de levering van hulp bij het huishouden moet voldoen aan de door het Rijk gestelde kwaliteiteisen 1. “De wettelijke verplichtingen per 1 januari 2007 uitvoeren op basis van bestaande werkwijzen en uitgangspunten, als overgangsmaatregel naar een beleidsverbetering van de binnen de door het rijk aangegeven kwaliteitseisen.”
1
Kadernota Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld, 2005, p. 15.
31
In het Wmo-beleidsplan zijn daarnaast enkele uitgangspunten voor de kwaliteit van de hulp bij het huishouden opgenomen die ook van invloed zijn op de aanbesteding. De criteria zijn afkomstig uit het raadsvoorstel d.d. 25 juli 2006 1. Het gaat om de volgende uitgangspunten: keuzevrijheid voor de cliënt marktwerking zoveel mogelijk behoud van lokale dienstverleners cliëntenbelang: zo geruisloos mogelijke overgang voor cliënten per 1-1-2007 door zoveel mogelijk aan te sluiten bij de definities en functies die de AWBZ hanteert bij huishoudelijke verzorging. Per perceel heeft de gemeente gekozen voor het maximeren van het aantal aanbieders. De gemeente wil aanbieders zo prikkelen om een scherp aanbod te doen: de aanbieders worden op rangorde in een Wmo-catalogus opgenomen en de gemeente verwacht dat als wordt gewerkt met een beperkte lijst, deze meer aanzet tot een scherpe prijsstelling2. De gemeente Noordenveld wil dat in principe maximaal 3 aanbieders HH1 leveren en maximaal 3 aanbieders HH2. De gemeente merkt daarbij op dat het maximum aantal aanbieders per perceel wordt uitgebreid als dat noodzakelijk is om 100% dekking te realiseren. Verder benoemt de gemeente in het bestek van 2006 de ambitie om te komen tot een andere verhouding van HH1 en HH2. In Drenthe is de verhouding 10%-90%, terwijl deze landelijk 30%-70% is. In het bestek 2006 staat beschreven dat deze verschuiving plaats kan vinden door een scherpe indicatiestelling en gebruik van voorliggende voorzieningen. De ambitie heeft als bijkomend effect dat de kosten zullen dalen, aangezien HH1 goedkoper is dan de zwaardere variant HH2. De gemeente gunt op basis van prijs én kwaliteit (aanbestedingstechnisch: "economisch meest voordelige aanbieding"). De volgende tabel toont het maximum tarief ten opzichte van het destijds geldende AWBZ-tarief voor huishoudelijke verzorging. Tabel 3.2
AWBZ-tarief en maximum tarief gemeente Noordenveld voor HH Huidig AWBZ-tarief
Maximum tarief
HH1
15,20
14,60
HH2
24,30
24,30
Bron: Uitkomst Europese aanbesteding huishoudelijke verzorging, oktober 2006
In de aanbestedingsdocumenten Hulp bij het huishouden Drenthe 2006 heeft de gemeente (vanuit de Vereniging van Drentse Gemeenten) opgenomen dat inschrijvers die niet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen worden uitgesloten van deelname. Tweede aanbesteding (2009) Voor de gemeente geldt bij de tweede aanbesteding van de hulp bij het huishouden in 2009 opnieuw dat kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening aan cliënten van grote waarde is. De kwaliteitseisen die in het aanbestedingsdocument zijn gesteld, zijn in vergelijking met de eerste aanbesteding, uitgebreider uitgewerkt.
1 2
Collegevoorstel en besluit van 25 juli 2006 met besluit over de Europese aanbesteding HV 2006. Collegevoorstel en besluit van 25 juli 2006 met besluit over de Europese aanbesteding HV 2006.
32
De aanbestedende gemeenten wensen met de aanbesteding grip te houden op de kwaliteit van de dienstverlening zoals de Wmo dit beoogt, wat zij beschrijven als 1: het compenseren van een verminderd vermogen van inwoners om zelfstandig een huishouden te kunnen voeren, rekening houdend met persoonskenmerken; het signaleren van veranderingen in de zorgbehoefte van cliënten; daar waar cliënten zowel Wmo-dienstverlening als AWBZ-zorg ontvangen, dient zodanige afstemming plaats te vinden tussen de verzorgenden, dat de cliënt geen nadelige gevolgen ondervindt van het van toepassing zijn van twee regimes (AWBZ en Wmo); geen of zo kort mogelijke aanvaardbare wachttijden voor het organiseren van en feitelijke inzet van aangevraagde hulp, zowel bij nieuwe indicaties als bij wijzigende indicaties. In de gunningscriteria met een uitsluitend karakter is een lijst opgenomen met 32 eisen aan de dienstverlening, waar zorgaanbieder bij het leveren van de ondersteuning aan dienen te voldoen. De eisen zijn uitgewerkt in functionele en technische eisen, en beslaan de volgende thema’s: Wachttijden Prijs Medewerkers (algemeen en specifiek voor HH1 en HH2) Verlenen van medewerking aan cliënttevredenheidsonderzoek Tijdigheid en afstemming tussen Wmo en AWBZ Efficiency Overleg met de opdrachtgevers Organisatie van de hulp (oa wachttijden, continuïteit en vervanging bij ziekte/vakantie, nakomen afspraken met cliënten) Organisatie van de zorgaanbieder (oa telefonische bereikbaarheid, klachtenregeling) Hulpdossier per cliënt Continuïteit van de dienstverlening Continuïteit voor bestaande cliënten in lopende contracten Re-integratietrajecten/maatschappelijke stages Regie/medezeggenschap van de cliënt Ketensamenwerking Duurzaamheid Klachtenafhandeling en privacy Gegevensverstrekking aan het CAK Facturering Administratieve afhandeling Spoedprocedures Trajecten (de zorgaanbieder levert de ondersteuning voor de duur van de indicatieperiode) Overgangsregeling voor bestaande cliënten Overlegbepaling overname personeel van andere zorgaanbieders. De aanbestedende gemeenten willen gedurende de looptijd van de overeenkomst zoeken naar nieuwe vormen van ketensamenwerking met de contractpartners. Ook de gemeente Noordenveld wil zo een op samenwerking gebaseerde relatie aangaan met de aanbieders
1
Aanbestedingsdocument Aanbesteding Hulp bij het huishouden (Wmo) voor de Drentse gemeenten: Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Midden Drenthe, Noordenveld, Westerveld. 9 september 2009.
33
van HH. Gedurende de looptijd van het raamcontract wil de gemeente gezamenlijk mogelijkheden bespreken om de dienstverlening verder te optimaliseren en de administratieve lastendruk voor betrokken partijen te verminderen. De gemeente vraagt aan de inschrijvers inhoud te geven aan een dergelijke samenwerking1.
3.5
Selectie van aanbieders
De aanbestedingsrondes in 2006 en 2009 hebben geleid tot het contracten door de gemeente Noordenveld van zorgaanbieders voor het leveren hulp bij het huishouden aan Noordenveldse burgers. Bij beide aanbestedingen zijn meerdere aanbieders gecontracteerd, waardoor cliënten keuzevrijheid hebben in de aanbieder waar zij hulp in natura van willen ontvangen. Hiermee voldoet de gemeente aan haar beleidsuitgangspunt van keuzevrijheid voor cliënten (zie paragraaf 3.4). Eerste aanbesteding (2006) De gemeente Noordenveld heeft, net als de andere Drentse gemeenten, de hulp bij het huishouden in twee percelen aangeboden, HH1 en HH2. In totaal zijn er 16 inschrijvingen voor Noordenveld, waarvan 10 voor HH1 en 11 inschrijvingen voor HH2. Van deze 16 inschrijvingen voldoen 5 inschrijvers niet aan de kwalificatie-eisen. Uit de overblijvende aanbieders heeft de gemeente Noordenveld op basis van prijs- kwaliteit (‘economisch meest voordelige aanbieding’) per perceel de volgende drie aanbieders gecontracteerd: 1.
De Zorgzaak b.v. te Hoogeveen
2.
Thuiszorg Diensten Centrale te Steenwijk
3.
Stichting Icare te Meppel.
De gemeente wil dat de aangeboden capaciteit van de drie hoogst gewaarde inschrijvers 100% de geprognosticeerde behoefte dekt. Bij HH1 gaat het om 35.129 uren en bij HH2 om 81.990 uren2. Voor beide percelen dekken de drie geselecteerde aanbieders 150% van de geprognosticeerde benodigde capaciteit. De gemeenteraad heeft als uitgangspunt gesteld dat mensen hun huidige aanbieders van huishoudelijke verzorging moeten kunnen behouden. In totaal werd 20% van de zorg (circa 23.000 uur) geleverd in 2005 geboden door aanbieders die nu niet langer zijn gecontracteerd3. De cliënten van deze aanbieders moeten een overstap maken naar een gecontracteerde aanbieder of zelf met een persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden inkopen. Twee van de drie gecontracteerde aanbieders bood hun diensten al aan in de gemeente Noordenveld. Deze cliënten behouden hun aanbieder. Rangorde in Wmo-catalogus De voorgaande volgorde van de aanbieders is aanvankelijk de rangorde die voor beide percelen in de Wmo-catalogus Hulp bij het huishouden is gehanteerd. De rangorde is tot stand gekomen op basis van de eindscore op de gunningcriteria. Zij krijgen maximaal 40 punten voor de prijs en 60 punten voor kwaliteit van de dienstverlening.
1 2 3
Bestek aanbesteding hulp bij het huishouden 2009, pag. 3. Collegevoorstel en besluit van 25 juli 2006 met besluit over de Europese aanbesteding HV 2006. Collegevoorstel en besluit van 25 juli 2006 met besluit over de Europese aanbesteding HV 2006.
34
Tweede aanbesteding (2009) In totaal hebben 22 aanbieders op de aanbesteding ingeschreven. De aanbesteding heeft erin geresulteerd dat elke gemeente raamovereenkomsten heeft afgesloten met 12 tot 18 zorgaanbieders. De overeenkomsten zijn afgesloten voor de duur van twee jaar, met de mogelijkheid om deze tweemaal een jaar te verlengen. De gemeente Noordenveld heeft de volgende 12 aanbieders geselecteerd: Arlero Thuiszorg Assen ThuiszorgInHolland De Nieuwe Zorg Thuis Zorgkompas Woonzorg/Mensenzorg Stichting Thuiszorg Diensten Centrale Zorggroep Drenthe Thuiszorg Westerkwartier TSN Thuiszorg Zorgzaak De Friese Wouden Solace ACT. Het aantal van 12 aanbieders is vanuit budgetbeheer gezien een redelijk groot aantal voor gemeenten met de omvang van gemeente Noordenveld. Volgens de respondenten heeft het hoge aantal aanbieders weinig meerwaarde voor cliënten. Klanten kiezen vaak de grootste en bekendste aanbieder in de gemeente of vragen de Wmo-consulent om advies over welke zorgaanbieder ze zouden moeten kiezen. De gemeente heeft besloten geen specifieke aanbieders te contracteren voor doelgroepen op basis van bijvoorbeeld levensbeschouwing. Rangorde in Wmo-catalogus Ook ditmaal worden de aanbieders op volgorde van ‘meest aanbevolen’ in de Wmocatalogus Hulp bij het huishouden gepresenteerd. De catalogus is op de gemeentelijke website en bij het Wmo-loket beschikbaar. De rangschikking van aanbieders vindt plaats aan de hand van de scores op de volgende drie parameters: prijs (max. 40 punten), wachttijd en cliënttevredenheid (max. 60 punten)1. De zorgcatalogus is dynamisch. Dit betekent dat in de loop van het uitvoeringsproces de rangorde van de aanbieders in de zorgcatalogus kan worden aangepast. Aanpassing vindt plaats op basis van wachttijden en cliënttevredenheid. Overleg en rapportage Elk kwartaal vindt er overleg plaats tussen de zorgaanbieders en de gemeente. De zorgaanbieders leveren ook een managementrapportage aan de gemeente, inclusief een overzicht van eventuele klachten. De consulenten informeren de beleidsmedewerker wanneer zij signalen opvangen over bepaalde zorgaanbieders. Op deze manier wil de gemeente zorgaanbieders stimuleren om kwaliteit te (blijven) leveren.
1
Bestek aanbesteding hulp bij het huishouden 2009, art. 9.
35
3.6
Conclusie
De gemeente Noordenveld heeft de nieuwe taak hulp bij het huishouden tweemaal aanbesteed. De eerste aanbesteding vond plaats in 2006, de tweede in 2009. Kaderstelling en keuze van het aanbestedingsmodel In de kadernota Wmo (2006) heeft de gemeente Noordenveld opgenomen dat de inkoop en aanbesteding van huishoudelijke hulp zoveel mogelijk in Drents verband dient te worden uitgevoerd om ‘een zo scherp mogelijk adequaat contract te realiseren zodat op 1 januari 2007 een keuze voor cliënten beschikbaar is.’ Ondanks de regionale samenwerking wil de gemeenteraad wel dat ‘lokale inkleuring’ bij de inkoop en aanbesteding van hulp bij het huishouden mogelijk is. Gezien de omvang van de nieuwe taak hebben de samenwerkende gemeenten de hulp bij het huishouden Europees aanbesteed. De hulp bij het huishouden is in kavels aangeboden. Bij de eerste aanbesteding bood elke gemeente HH1 en HH2 in een aparte kavel aan, bij de tweede aanbesteding heeft elke gemeente één kavel aangeboden. Vervolgens heeft elke gemeente een raamcontract gesloten met de eigen geselecteerde aanbieders. Het geselecteerde model (raamcontracten en kavels) maakt het mogelijk om keuzevrijheid voor cliënten te beiden en ruimte voor lokaal maatwerk (conform de kerngedachte van de Wmo). Kwaliteitseisen voor het leveren van HH en selectie van aanbieders De gemeente Noordenveld heeft eisen gesteld aan de te leveren hulp bij het huishouden en de interne organisatie van de zorgaanbieders. Bij de eerste aanbesteding is ingezet op het leveren van de hulp bij het huishouden conform de door het Rijk gestelde kwaliteitseisen. De vier belangrijkste eisen in 2006 zijn: keuzevrijheid voor de cliënt marktwerking zoveel mogelijk behoud van lokale dienstverleners zo geruisloos mogelijke overgang voor cliënten door zoveel mogelijk aan te sluiten bij de definities en functies die de AWBZ hanteerde. In 2009 heeft de gemeente de lijst met eisen verbeterd. De lijst met eisen omvat onder meer eisen over het personeel, wachttijden, continuïteit en organisatie van de zorgaanbieder. In 2006 zijn HH1 en HH2 beide aan drie zorgaanbieders gegund en in 2009 aan 12 zorgaanbieders. De laatste contracten lopen over de periode 2010-2011 (met de mogelijkheid tot tweemaal een jaar verlenging).
36
4
Uitvoering hulp bij het huishouden
4.1
Inleiding
Vanaf 1 januari 2007 leveren door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders hulp bij het huishouden aan cliënten in Noordenveld. In dit hoofdstuk gaan we in op de wijze waarop de uitvoering van de hulp bij het huishouden in Noordenveld is verlopen. De tweede paragraaf behandelt het Wmo-loket, waar burgers hulp bij het huishouden kunnen aanvragen. De derde paragraaf gaat in op de indicatiestelling van de hulp bij het huishouden en in de vierde paragraaf geven we inzicht in de cijfermatige ontwikkelingen rondom de hulp bij het huishouden, zoals het aantal aanvragen, het aantal klanten en de inkoopvolumes. De vijfde paragraaf behandelt vanuit klantoptiek de kwaliteit van de hulp bij het huishouden. Achtereenvolgens gaan we in op de resultaten van klanttevredenheidsonderzoeken, ontvangen klachten en bezwaren, en signalen die de gemeenteraadsleden en het Wmo Platform Noordenveld over dit onderwerp hebben ontvangen. De zesde paragraaf beschrijft de wijze waarop de gemeente Noordenveld inhoud heeft gegeven aan de beheersing van de financiële risico’s van de hulp bij het huishouden.
4.2
Wmo-loket
Bij de inwerkingtreding van de Wmo moet de gemeente Noordenveld beschikken over een loket, waar mensen met vragen over Wmo-voorzieningen terecht kunnen. Dit zogenoemde Wmo-loket is onderdeel van prestatieveld 3 uit de Wmo en maakt in principe geen onderdeel uit van dit onderzoek. Omdat de bekendheid met het loket en het gemak waarmee men hier voorzieningen kan aanvragen echter gevolgen kan hebben voor de mate waarin hulp bij het huishouden wordt aangevraagd, gaan we hier kort in op de kaderstelling en uitvoering van het Wmo-loket. Besluit De gemeenteraad heeft in 2005 gekozen voor de smalle aanpak van de Wmo, waarbij ten aanzien van het loket eerst aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot individuele verstrekkingen wordt voldaan en in een latere fase een uitbouw naar ander onderwerpen en doelgroepen wordt bezien. De uitbouw diende volgens de kadernota uit 2005 plaats te vinden in het Wmo-beleidsplan. In de kadernota staan als nieuwe onderwerpen voor het loket klussendiensten, maaltijdvoorziening en welzijnsdiensten genoemd. Ook diende te worden onderzocht of de diensten beschikbaar kunnen worden gesteld voor mensen zonder beperking. De kadernota merkt hierbij op dat afstemming met de organisaties die deze diensten aanbieden noodzakelijk is vanuit kostenoogpunt, maar ook om te komen tot een optimale dienstverlening aan de burger.
37
Overzicht 4.1 Basiskeuzes loket Noordenveld Kadernota Wmo Thema
Uitgangspunten
Breedte loket
Alleen voldoen aan wettelijke verplichtingen. In tweede fase uitbouw naar andere onderwerpen en doelgroepen bezien.
Diepte loket
Aansluiten bij werkwijze huidig centraal Wvg-loket. Toegang geven tot wettelijke Wmo-voorzieningen (Wvg en huishoudelijke hulp). Taken: geven van informatie en advies. Direct zelf afhandelen van eenvoudige aanspraken Wmo en AWBZ. Complexe aanvragen uitbesteden.
Omvang cliëntondersteu-
Een vorm van (lichte) cliëntondersteuning door loketmedewerker.
ning
Ondersteund door automatisering. Minimaal mogelijkheid tot doorverwijzing beschikbaar
Toegankelijkheid
In ieder geval 1 centraal loket in gemeentehuis. Operationeel uiterlijk 1 januari 2007. Openingstijd aansluitend bij openingstijden gemeentelijke loketten. Telefonisch bereikbaar tijdens kantooruren. Digitaal 24 uur per dag bereikbaar.
Onafhankelijk en objectief
Beheer loket door gemeente Noordenveld
Klantvriendelijk en efficiënt
Aansluiting bij huidige werkwijze Wvg-loket. Automatisering zo klantvriendelijk en laagdrempelig mogelijk. Waar mogelijk verbeteringen aanbrengen in automatisering.
Bron: Kadernota Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2005
In het Wmo-beleidsplan herhaalt de gemeente de in de kadernota gestelde uitgangspunten. Ten aanzien van het loket wil de gemeente “deskundige vraagverheldering en doorverwijzing in het backoffice [realiseren] door de keten goed te organiseren”. Dit wil de gemeente verwezenlijken door te gaan werken met een actuele sociale kaart en door nadere invulling te geven aan haar regierol. Daarnaast wil de gemeente in een tussentijdse evaluatie in 2008 de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van de Wmo-voorzieningen voor de inwoners van de gemeente tegen het licht houden, om te bezien of ook Wmo-loketten in Norg en Peize wenselijk zijn. Vanwege de scheve verhouding tussen kosten en het relatief geringe aantal aanvragen wat te verwachten was in de gedecentraliseerde loketten, heeft de gemeenteraad aanvankelijk besloten alleen een Wmo-loket in Roden te vestigen. Uitvoering Vrijwel alle basiskeuzes zoals genoemd in de kadernota zijn daadwerkelijk gerealiseerd/geoperationaliseerd 1. Het gemeentelijke Wmo-loket is gestart per 1 januari 2007. Na het klanttevredenheidsonderzoek 2007 heeft de gemeente enkele aanpassingen verricht om het Wmo-loket te verbeteren. Zo worden de afspraken in de overeenkomsten met leveranciers over aflevertijden strakker gehandhaafd, zijn er afspraken gemaakt over de telefonische bereikbaarheid en informatievoorziening, zijn er folders gemaakt en meer artikelen op de gemeentepagina in ‘De Krant’ geplaatst. In 2008 is vervolgens een tussentijdse evaluatie uitgevoerd door de vakgroep maatschappelijke ondersteuning. De evaluatie concludeert dat de invoering van het loket is uitgevoerd
1
Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning, gemeente Noordenveld, pag. 27.
38
conform de uitgangspunten in de kadernota. De evaluatie benoemt de volgende drie aandachtspunten voor het loket: Uitbreiding Wmo-loket: het loket voldoet aan de wettelijke verplichtingen en de gemeente kan nu werken aan de uitbreiding van het loket, bijvoorbeeld naar andere kernen. Uiteindelijk is besloten deze Wmo-loketten in Peize en Norg niet te openen. Formatie in het loket: Door meer aanvragen neemt de werkdruk in het loket toe. De Wmo-consulenten richten zich op het primaire proces, maar de gemeente wil hen meer kunnen betrekken bij het kwalitatief verder ontwikkelen van het loket. Informatiebeheer: De gemeente wil het informatiebeheer verbeteren zodat meer managementinformatie boven tafel komt en zo beter inhoudelijk en financieel kan worden gestuurd. De gemeente bood aanvankelijk een standaardpakket HH. Een boodschappenservice of maaltijdendienst werd niet geïndiceerd als de cliënt hier zelf toe in staat is. Wel kan de gemeente doorverwijzen naar alternatieven, zoals de bezorgdienst van een winkel. Zowel voor de boodschappendienst als de maaltijdendienst heeft de gemeente hiertoe een lijst opgesteld met verschillende mogelijkheden. De stichting Win biedt daarnaast een klussendienst aan. De gemeente wil onderzoeken in hoeverre deze klussendienst breder kan worden ingezet, bijvoorbeeld voor kleine woningaanpassingen 1. Op deze manier werkt de gemeente aan het versterken van voorliggende voorzieningen en/of een integrale uitvoering van het beleid. Noordenveldwerker In het kader van verbreding van het loket en de kanteling is de gemeente actief met het ontwikkelen van een nieuw model voor cliëntondersteuning in de gemeente. Op dit moment wordt door zowel (vrijwillige) medewerkers van de Stichting Win, de stichting Noordenmaat en de gemeente Noordenveld op enige wijze cliëntondersteuning geboden, en het nieuwe model is tot stand gekomen mede op basis van inbreng van netwerkpartners. Centraal in het model staat het beleidsidee van getrapte verantwoordelijkheid. Burgers zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun eigen leven en het inzetten van hun eigen sociaal netwerk. Informele ondersteuning door mantelzorgers en vrijwilligers speelt een belangrijke rol. Alleen wanneer informele ondersteuning niet voldoende oplossing biedt, kan gedacht worden aan de inzet van formele ondersteuning. De taak van de gemeente in dit geheel is niet meer primair om voorzieningen te verstrekken, maar om de zelfredzaamheid van burgers te ondersteunen. Deze ondersteuning krijgt vorm in de functie van de Noordenveldwerker. Noordenveldwerkers zijn professionals die via huisbezoeken cliënten helpen bij het formuleren van hun (zorg)vraag en bij het zoeken naar oplossingen, om te beginnen in de eigen omgeving. Doordat de Noordenveldwerkers bij mensen thuis komen krijgen zij meer kennis van de sociale verbanden in de wijken en dorpen, en kunnen van deze kennis gebruik maken bij het vinden van een oplossing voor de (zorg)vraag van de cliënt. De Noordenveldwerkers vormen de front office. De backoffice wordt gevormd door de samenwerkende partijen, waarbij iedere organisatie zijn specifieke rol vervult. Het is de bedoeling van de gemeente om begin 2012 een pilot Noordenveldwerker te starten.
1
Mail gemeente Noordenveld, d.d. 08.11.2011.
39
4.3
Indicatiestelling HH
Indicatiestellingen zijn nodig voor voorzieningen waarvan de verwachting is dat er zonder selectie aan de poort (veel) meer mensen gebruik van maken dan degene die het echt nodig hebben. Indicatiestelling is ook van belang wanneer een specialistische beoordeling noodzakelijk is om te bepalen wat iemand precies nodig heeft. Voor de invoering van de Wmo vond de indicatiestelling voor huishoudelijke verzorging als functie binnen de AWBZ plaats door het Centrum Indicatieorgaan Zorg (CIZ). Met de overheveling van taken vanuit de AWBZ naar de Wmo moesten t.a.v. de indicatiestelling een aantal keuzes worden gemaakt. Besluit In de gemeente Noordenveld handelen in 2005 consulenten eenvoudige aanvragen voor voorzieningen uit de Wet voorzieningen gehandicapten uit. Indicatie van complexe aanvragen besteedt de gemeente uit aan een extern bureau. De gemeenteraad wil deze beleidslijn doortrekken, zodat zo min mogelijk veranderingen in de huidige werkwijze plaatsvinden. In de kadernota heeft de gemeenteraad dan ook de volgende criteria vastgesteld voor de indicatiestelling voor individuele voorzieningen: De indicatiestelling dient zo eenvoudig mogelijk, onafhankelijk en integraal te gebeuren. De raad wil dat eenvoudige hulpvragen voor zowel Wmo als AWBZ in het Wmo-loket worden geïndiceerd, complexe hulpvragen mogen door een externe organisatie worden behandeld. In het Wmo-beleidsplan bouwt de gemeente voort op deze keuze. Voor de inkoop kiest de gemeente op grond van onderzoek onder Drentse gemeenten het ‘gemeentemodel’. Hierbij geldt dat de Wmo-consulenten enkelvoudige hulpaanvragen Wmo beoordelen en dat meervoudige aanvragen (d.w.z. aanvraag Wmo en AWBZ in één) worden uitbesteed aan het CIZ. De raad kiest voor het gemeentemodel, omdat dit model het meest voordelig is. Deze keuze wordt mede ingegeven gezien de verwachte financiële tekorten ten aanzien de uitvoering van de Wmo en het uitgangspunt van een budgetneutrale uitvoering van de Wmo. In het Wmo-beleidsplan 2008-2011 is vastgelegd dat in 2008 een evaluatie van de uitvoering van de Wmo dient plaats te vinden. In de evaluatie zal in ieder geval aandacht worden besteed aan de wijze van indicatiestelling, de toepassing van de nota gebruikelijke zorg, de relatie met het CIZ 1. Uitvoering Vóór de invoering van de Wmo voerde het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) de indicatiestelling uit voor de AWBZ functie huishoudelijke verzorging. In de loop van 2007 is in de gemeente Noordenveld de indicatiestelling voor HH opgepakt. Bij de indicatiestelling maakt de gemeente gebruik van de expertise van het CIZ. Meervoudige aanvragen dienden door het CIZ te worden afgehandeld en enkelvoudige aanvragen door de gemeente zelf. In de praktijk is echter gebleken dat de combinatie HH en AWBZ niet voorkomt. Mensen vragen eerst HH aan en pas in een latere fase komt er zorg vanuit de AWBZ bij. De inzet van het CIZ is volgens de afdeling niet of nauwelijks nodig gebleken. Consulenten kunnen vrijwel alle indicaties zelf afhandelen.
1
Wmo-beleidsplan 2008-2011, gemeente Noordenveld, pag. 41.
40
Bij een eerste aanvraag voor een voorziening gaat de gemeente standaard op huisbezoek. Bij herindicaties doet de gemeente dit alleen wanneer dit gezien de situatie van de aanvrager wenselijk c.q. noodzakelijk is. De reden dat de gemeente kiest voor het afleggen van huisbezoeken is dat de consulent dan de situatie van de cliënt en het huis in kaart kan brengen. Sommige cliënten kunnen zich aan de telefoon beter voordoen dan zij zijn. Bij een huisbezoek blijkt dan bijvoorbeeld dat het huis vervuild is. Tegelijkertijd is het mogelijk bij een bezoek de ruimtes beter in te schatten en daar de hoogte van de indicatie op af te stemmen. Aanvankelijk werkten de consulenten bij de indicatiestelling met de zogenoemde ‘beslisbomen’ (gestandaardiseerde vragenlijsten) van het CIZ, maar deze boden de consulenten in de praktijk niet voldoende mogelijkheid om maatwerk te bieden. De beslisbomen waren niet individualiseerbaar, waardoor de consulenten deze als beperkend ervoeren. Tegenwoordig werken consulenten met een protocol dat de gemeente zelf heeft ontwikkeld, mede op basis van de beslisbomen van het CIZ1. Afspraken met transferpunten De gemeente Noordenveld heeft samen met de gemeente Tynaarlo afspraken gemaakt met de zogenaamde transferpunten van de ziekenhuizen in Groningen en Assen. Deze transferpunten indiceren en organiseren vanuit de ABWZ de hulp die mensen nodig hebben, als zij naar huis gaan. Om te voorkomen dat mensen na hun ontslag niet de benodigde hulp bij het huishouden krijgen, indiceren de genoemde transferpunten ook de hulp bij het huishouden voor een periode van 3 maanden. Na deze periode moet de klant, indien nodig, zelf een aanvraag indienen voor een nieuwe indicatie. Gemiddeld worden jaarlijks 35 indicaties via de transferpunten ontvangen2. Streven naar verdergaande efficiency De gemeente heeft in 2011 aan de hand van het LEAN-principe onder meer het indicatieproces onderzocht. Op basis van een doorlichting van de werkprocessen is bekeken hoe een efficiencyslag gemaakt kan worden. Het ligt in de bedoeling om deze in de komende jaren door te voeren. De gemeente is bijvoorbeeld, zoals eerder gemeld, gestopt met de beslisbomen van de AWBZ om zo het proces te versnellen en goedkoper te maken3. Ook heeft de gemeente besloten om indicaties HH voor onbepaalde tijd te verstrekken wanneer een aandoening/beperking definitief is (zie kader).
1
2 3
Dit protocol maakt onderdeel uit van het ‘Verstrekkingenboek voorzieningen maatschappelijke ondersteuning‘ van de gemeente Noordenveld. Evaluatie Wmo-loket, Ines Tuinstra, februari 2009, pag. 13. De doorlooptijd van de indicatiestelling was aanvankelijk 40 dagen lang, dus ruim binnen de wettelijk gestelde termijn van 56 dagen. Inmiddels is de termijn teruggebracht naar 20 dagen.
41
Indicatie voor onbepaalde tijd De gemeente Noordenveld verstrekt sinds begin 2012 indicaties HH voor onbepaalde tijd te verstrekken wanneer een aandoening/beperking definitief is. In die gevallen zijn herindicaties iedere 5 jaar zowel voor de cliënt als voor de gemeente belastend. Voorheen golden indicaties voor een periode van vijf jaar. Wanneer een cliënt verslechterd en er meer zorg nodig is, dient de cliënt bij de gemeente een herindicatie aan te vragen. De gemeente wijst de cliënt hierop in de begeleidende brief bij het indicatiebesluit. Bron: interview afdeling Ruimte en Samenleving, gemeente Noordenveld, d.d. 01.11.2011, en ambtelijke reactie d.d. 24.01.2012
4.4
HH in cijfers
Om een beeld te krijgen van de resultaten van de verstrekking van hulp bij het huishouden geven we eerst enkele cijfers. We gaan achtereenvolgend in op de zogenoemde ‘Operatie herindicatie’ (zie verder), het aantal aanvragen en de uitkomsten van de indicatiestelling, het aantal klanten, de inkoopvolumes en tot slot de capaciteit van de vakgroep. Operatie herindicatie Door de overheveling van hulp bij het huishouden van de AWBZ naar de Wmo moesten de voormalige AWBZ-klanten met een indicatie voor deze functie opnieuw worden geïndiceerd. De klanten van wie de indicatie in het overgangsjaar 2007 afliep, zijn op reguliere wijze binnen de Wmo geïndiceerd. Maar de klanten bij wie deze indicatie pas na 1 januari 2008 afliep, vallen onder Operatie Herindicatie. Het ging hierbij in de gemeente Noordenveld om 717 mensen die binnen dit project een nieuwe indicatie moesten krijgen. De gemeente heeft de Operatie Herindicatie op 1 maart 2008 afgerond1. De Operatie Herindicatie heeft tot een tweetal verschuivingen geleid2: In vorm: Voorafgaand aan de operatie kreeg 80% van deze klanten HH2, maar daarna slechts 30%. Een dergelijke verschuiving vond ook landelijk plaats en is het gevolg van een verschuiving van de geïndiceerde zorg naar de feitelijk geleverde zorg. Binnen de AWBZ werd in de indicatiestelling geen onderscheid gemaakt naar HV1 en HV2. De zorgaanbieder bepaalde zelf welke zorg werd ingezet, binnen de Wmo bepaalt de gemeente dit. In uren: Het aantal uren hulp bij het huishouden is met 9% gedaald 3. Deze daling volgt eveneens de landelijke trend en wordt (in elk geval ten dele) veroorzaakt doordat het CIZ eind 2005 het protocol huishoudelijke verzorging en het protocol gebruikelijke zorg heeft ingevoerd4. Dit leidde er enerzijds toe dat de mogelijkheden tot het indiceren van maaltijdbereiding en boodschappen doen zijn beperkt en anderzijds dat zorg niet geleverd wordt wanneer gezinsleden de huishoudelijke verzorging op zich kunnen nemen.
1 2 3 4
Evaluatie Wmo-loket, Ines Tuinstra, februari 2009, pag. 14. Idem. Idem. Idem.
42
In de analyse van de cijfers laten we het jaar 2007 in eerste instantie buiten beschouwing. Het jaar 2007 geldt als een overgangsjaar waarin een deel van de cliënten nog gebruikt maakt van hun onder de AWBZ gestelde indicatie voor huishoudelijke verzorging. Gedurende het jaar zijn alle klanten geherindiceerd in Operatie herindicatie. In 2008 is deze operatie volbracht. De cijfers voor 2007 zijn als gevolg van de overheveling afwijkend ten opzichte van de jaren daarna. Aantal aanvragen en uitkomst indicatiestelling In 2007 start de gemeente Noordenveld met een hoog aantal aanvragen, als gevolg van de overheveling van de hulp bij het huishouden vanuit de AWBZ naar de Wmo. In de volgende tabel is het aantal nieuwe cliënten per jaar opgenomen. Tabel 4.1
Aantal nieuwe cliënten HH per jaar
Aantal cliënten
2007
2008
2009
2010
317
704
187
207
Bron: gegevens gemeente Noordenveld
De forse toename in 2008 is veroorzaakt door Operatie herindicatie die begin 2008 werd uitgevoerd. Daarna zien we dat er jaarlijks rond de 200 cliënten bijkomen. In de gemeente Noordenveld neemt het aantal aanvragen echter licht af. Dit is tegen de verwachting in omdat in Noordenveld sprake is van vergrijzing en dit over het algemeen resulteert in een toename van het aantal aanvragen voor hulp bij het huishouden. De geïnterviewden van de vakgroep Maatschappelijke Ondersteuning (MaOn) noemen verschillende mogelijke redenen voor de afname van het aantal aanvragen en het stabiel blijven van het aantal toegekende aanvragen: intrekkingen omdat bijvoorbeeld een familielid de zorg op zich neemt. uitblijven van aanvragen omdat inwoners al een particuliere hulp in het huishouden hebben en geen hulp bij het huishouden via de gemeente regelen, maar hun vaste hulp meer gaan inzetten. ook kan het zijn dat de vraag afneemt omdat consulenten bij het huisbezoek op grond van het Wmo-beleidsplan en de Verordening maatschappelijke ondersteuning uitleg en advies over de indicatieprocedures en de daarbij geldende criteria. Mogelijk besluiten inwoners op grond van deze uitleg geen aanvraag in te dienen. Het aantal toekenningen is in dezelfde periode echter gestegen (zie tabel 4.2). In 2008 werd 81% van de aanvragen toegekend, in 2010 was dat 89%.
43
Tabel 4.2
Uitkomst nieuwe en herindicaties (HH in natura en HH pgb) 2007
2008
2009
2010
1.003
456
415
434
Aanvraag afwijzen
65
49
10
8
Aanvraag ingetrokken
11
17
35
19
147
32
29
22
51
18
3
4
8
7
5
1
1.286
563
497
488
78%
81%
83%
89%
Aanvraag toekennen
Aanvraag vervallen Aanvraag buiten behandeling laten Beëindiging overig Totaal aantal aanvragen Percentage toekenningen Bron: gegevens gemeente Noordenveld
Aantal klanten De volgende tabel toont het aantal klanten dat van de gemeente Noordenveld hulp bij het huishouden ontvangt. De tabel toont twee ontwikkelingen over de periode 2008-2010. Het aantal klanten met HH1 in natura of een pgb voor HH1 of HH2 is met respectievelijk 5% en 18% toegenomen. Het aantal klanten HH2 in natura is echter met 37% afgenomen. Dit is een forse afname. Tabel 4.3
Aantal klanten met indicatie naar vorm 2007
2008
2009
2010
HH1 in natura
437
705
718
741
HH2 in natura
145
583
250
212
HH1 pgb
23
66
74
79
HH2 pgb
7
27
31
34
Alfahulp
-
-
-
7
347
1.032
1.018
1.052
Totaal aantal unieke klanten
1
Bron: gegevens gemeente Noordenveld
Inkoopvolumes 2007-2010 Tabel 4.4 presenteert de geleverde uren HH in natura en pgb. De totale levering van HH neemt door de jaren heen toe. De zorg in natura blijft door de jaren heen vrijwel gelijk, terwijl HH pgb toeneemt. Wat ook opvalt, is dat de levering HH1 in natura groeit, terwijl HH2 is afgenomen. De oorzaak hiervan is de indicatiestelling door de gemeente, waarbij (gedurende Operatie Herindicatie) een verschuiving heeft plaatsgevonden van HH2 naar HH1.
1
Klanten die gedurende het jaar overstappen van de ene vorm naar de andere, bijvoorbeeld van HH1 naar HH2 worden gerekend als één klant.
44
Tabel 4.4
Aantal uren HH geleverd
Aantal uren HH geleverd Geleverde uren HH1 Geleverde uren HH2
2007
2008
2009
2010
25.473
71.701
83.552
90.124
92.555
49.519
33.424
31.278
118.028
121.220
116.976
121.402
Geleverde uren HH1 pgb
2.001
16.434
20.572
22.752
Geleverde uren HH2 pgb
308
3.321
4.340
5.338
2.309
19.755
24.912
28.265
120.337
140.975
141.888
149.567
Geleverde uren zorg in natura
Geleverde uren pgb alfahulp
175
Geleverde uren pgb Totaal aantal aangeleverde uren Bron: gegevens gemeente Noordenveld
Capaciteit De vakgroep Maatschappelijke Ondersteuning (MaOn) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo. De individuele verstrekking hulp bij het huishouden wordt uitgevoerd door het Wmo-loket. Bij dit loket kunnen burgers terecht voor voorlichting, advies en het aanvragen van voorzieningen, waaronder huishoudelijke hulp. In 2008 zijn 10 medewerkers betrokken bij de uitvoering van de verschillende taken in het Wmo-loket. Tabel 4.5
Inzet medewerkers Wmo-loket
Type functionaris
Taken
Wmo-consulent
Verstrekken informatie en advies, bieden van
Aantal
Aantal fte
5
3,9
Administratieve taken rondom de aanvragen
2
1,2
Financieel administra-
Betaling van voorzieningen, applicatiebeheer cliën-
1
1
tief medewerker
tenregistratiesysteem en controle facturen
Juridisch kwaliteitsme-
Juridische toets aanvragen en afhandelen be-
1
0,7
dewerker
zwaar- en beroepszaken
Senior beleidsmede-
Beleid en coördinatie dagelijkse gang van zaken
1
1
werker
en klachtenafhandeling 10
7,8
cliëntondersteuning en beoordeling aanvragen Medewerkers administratieve ondersteuning
Totaal
De voorgenomen decentralisatieoperaties van onder meer extramurale begeleiding en de Jeugdzorg vergen veel beleidscapaciteit van gemeenten. Afhankelijk van de totale samenstelling van de vakgroep MaOn kan het zijn dat ook in gemeente Noordenveld op den duur extra capaciteit wenselijk is.
4.5
Kwaliteit van levering HH
In het onderzoek is op verschillende wijze inzicht verkregen in de kwaliteit van de hulp bij het huishouden. In deze paragraaf geven we achtereenvolgens de resultaten uit de klanttevredenheidsonderzoeken, een overzicht van klachten/beroep/bezwaar en tot slot de visie van de gemeenteraadsleden en het Wmo Platform Noordenveld.
45
4.5.1
W a t k o m t e r u i t d e k l a nt t e v r e d e nhe i d s o nd e r zoe k e n?
Jaarlijks laat de gemeente Noordenveld in Drents verband een klanttevredenheidsonderzoek uitvoeren onder burgers die gebruik maken van maatschappelijke voorzieningen. De resultaten worden onder meer gebruikt voor de verantwoording aan het rijk. In 2010 is er ook een klanttevredenheidsonderzoek geweest voor alleen de hulp bij het huishouden. In dit onderzoek is niet per gemeente, maar per zorgaanbieder gerapporteerd. Over 2010 kunnen daardoor geen cijfers getoond worden die specifiek voor de gemeente Noordenveld gelden. Hierbij geldt: Dat de resultaten van 2010 niet zijn te vergelijken met de voorgaande jaren Dat een aanbieder in verschillende gemeenten ook verschillend kan presteren en deze verschillen niet zichtbaar zijn door de verwerking van de gegevens per aanbieder En dat de respondenten in dit onderzoek niet is gevraagd de toegankelijkheid/bereikbaarheid loket, verstrekte informatie over individuele voorzieningen en het indicatieproces te beoordelen, doordat over dergelijke onderwerpen geen vragen zijn opgenomen in dit specifieke onderzoek. Toegang tot ondersteuning Klanten van de gemeente Noordenveld zijn in toenemende mate tevreden over de aanvraagprocedure voor voorzieningen uit de Wmo. In 2007 en 2008 gaven de burgers hiervoor gemiddeld een 6,8 als rapportcijfer; in 2009 een 7,5. De volgende tabel toont voor verschillende aspecten van de toegang tot ondersteuning het percentage klanten dat hierover (zeer) tevreden is. Tabel 4.6
Percentage (zeer) tevreden over toegang voorzieningen 2007
2008
2009
Wijze behandeling aanvraag
82%
88%
88%
Deskundigheid medewerkers
82%
85%
84%
Tijd beschikbaar voor aanvraag
88%
89%
90%
Informatie over afhandeling
78%
83%
83%
Wachttijd toekenning tot ontvangst ondersteuning
75%
73%
81%
Indicatiestelling
79%
76%
85%
Bron: Klanttevredenheidsonderzoek Wmo gemeente Noordenveld, SGBO, 2007-2009
In de tabel valt op dat de gemeente Noordenveld goed scoort en dat in 2009 minimaal vier op de vijf klanten (zeer) tevreden zijn over de toegang tot voorzieningen uit de Wmo. In de Wmo dienen gemeenten keuzevrijheid te bieden aan cliënten. Cliënten kunnen kiezen tussen een pgb en ‘zorg in natura’. Daarnaast kunnen zij in beide gevallen kiezen tussen verschillende aanbieders. De volgende tabel toont dat ronduit de meeste cliënten (zeer) tevreden zijn over de keuzemogelijkheden tussen aanbieders en dat (ruim) driekwart tevreden is over de geboden informatie over aanbieders.
46
Tabel 4.7
Percentage (zeer) tevreden over keuzemogelijkheden HH 2007
2008
2009
Keuzemogelijkheden tussen aanbieders
91%
84%
93%
Informatie over aanbieders
79%
71%
-
Bron: Klanttevredenheidsonderzoek Wmo gemeente Noordenveld, SGBO, 2007-2009
Ervaringen met huishoudelijke hulp Naast de toegang tot voorzieningen heeft het SGBO de cliënten ook gevraagd naar een rapportcijfer voor de hulp bij het huishouden. In de jaren 2007 tot 2009 is het rapportcijfer gedaald van een 8 naar een 7,81. De volgende tabel toont het percentage klanten dat (zeer) tevreden over verschillende aspecten van de organisatie van de hulp bij het huishouden2. Tabel 4.8
Percentage (zeer) tevreden over aanbieders 2007
2008
Wisselingen medewerkers
83%
89%
2009 87%
Planning van de hulp
96%
94%
81% 83%
Vervanging bij ziekte
79%
83%
Informatievoorziening cliënten
82%
83%
87%
Telefonische bereikbaarheid
89%
87%
89%
Bron: Klanttevredenheidsonderzoek Wmo gemeente Noordenveld, SGBO, 2007-2009
Concluderend kunnen we stellen dat de gemeente Noordenveld de voorziening hulp bij het huishouden zorgvuldig heeft georganiseerd. Verbetering is volgens de klanttevredenheidsonderzoeken vooral mogelijk waar het gaat om de wachttijd tussen de aanvraag en het verkrijgen van de voorziening en de vervanging van de hulpverlener tijdens vakanties.
4.5.2
Ingediend e klachte n , bezware n e n bero e p
Een andere manier om inzicht te krijgen in de beoordeling van burgers over het aanvragen en ontvangen van hulp bij het huishouden zijn eventuele klachten, bezwaren en beroep. In deze subparagraaf gaan we hier nader op in. Klachten Wanneer een klant het niet eens is met de gestelde indicatie of de gang van zaken gedurende het aanvraagproces dan kan bij de gemeente een klacht worden ingediend. Dit kan op twee manieren3. De klant kan de klacht indienen bij een onafhankelijke klachtencommissie die de klant (klager) hoort en een uitspraak doet over de klacht. De commissie kan besluiten de klacht als gegrond of ongegrond (ofwel terecht of niet terecht) verklaren. De
1
2
3
In de referentiegroep (bestaande uit 195 gemeenten) van het onderzoek is het gemiddelde rapportcijfer eveneens een 7,8 in 2009. In 2007 en 2008 staan in de rapportages van het klanttevredenheidsonderzoek ook per zorgaanbieder de tevredenheid van cliënten over de medewerkers en door hun geleverde werkzaamheden vermeldt. In 2009 zijn de percentages echter als totalen weergegeven (d.w.z. niet per aanbieder). Vanwege dit verschil in weergave zijn deze aspecten niet in onderhavige rapportage opgenomen. Evaluatie Wmo-loket, Ines Tuinstra, februari 2009.
47
gemeente kan geen inzicht bieden in het aantal klachten dat bij de klachtencommissie/functionaris is ingediend1. Daarnaast is het mogelijk op de klacht bij de afdeling in te dienen. Er vindt dan overleg plaats met de klachtenfunctionaris en de senior beleidsmedewerker gaat vervolgens met de klant in gesprek. Bij een klacht over de levering van zorg meldt de gemeente deze bij de zorgaanbieder en dient de aanbieder zelf actie te ondernemen. Onderstaande tabel toont de bij de afdeling ontvangen klachten. Tabel 4.9
Aantal klachten per jaar
Jaar
Aantal klachten afdeling
2007
20
Klachten over indicatiestelling 3
2008
4
1
2009
13
3
2010
13
2
Bron: Klachtenoverzicht gemeente Noordenveld
In 2007, vlak na de overheveling van de hulp bij het huishouden, gingen veel klachten over de communicatie, bejegening door de medewerkers en de afhandelingtermijn. In 2008 is het aantal klachten verminderd2. Bij de gemeente is niet bekend hoeveel klanten per jaar uit onvrede kiezen voor een nieuwe aanbieder. Ingediende bezwaren en beroep Naast het indienen van een klacht is het ook mogelijk om bezwaar aan te tekenen. Onderstaande tabel toont het totale aantal bezwaren en beroep over hulp bij het huishouden, woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen. Daarna wordt ingezoomd op het aantal bezwaren hulp bij het huishouden en de genomen besluiten. Tabel 4.10
Aantal maal bezwaar en beroep per jaar 2007
2008
2009
Totaal aantal
20
48
24
9
Aantal HH
12
35
8
3
10
25
7
Ongegrond Gegrond
3
Deels gegrond
2
Tegemoetgekomen
3
Ingetrokken Niet-ontvankelijk
2010
2
1
1 1
1
Bron: Gegevens gemeente Noordenveld
Op grond van de tabel kunnen we stellen dat in 2007 en 2008 een belangrijk deel van de bezwaren gaan over de hulp bij het huishouden, namelijk meer dan de helft gaat over dit onderwerp. In 2009 en 2010 is het percentage bezwaren over de hulp bij het huishouden
1 2
E-mail gemeente Noordenveld, d.d. 14.11.2011. Evaluatie Wmo-loket, Ines Tuinstra, februari 2009.
48
2
gedaald naar een derde. Vermoedelijk heeft de Operatie herindicatie in de eerste twee jaren bijgedragen aan het (ten opzichte van andere individuele voorzieningen) hoge aantal bezwaren over de hulp bij het huishouden. Over het geheel genomen zijn er op grond van de bezwaren geen signalen dat de kwaliteit van de hulp bij het huishouden (structureel) niet op orde is.
4.5.3
Wat voor signale n o ntva nge n raadsle de n over HH?
Door de contacten in de samenleving kunnen raadsleden zich ook informeren over (de gevolgen van) de uitvoering van het beleid. Soms krijgen de raadsleden signalen of klachten over de uitvoering van HH, bijvoorbeeld door individueel contact met burgers en eigen ervaringen met (het aanvragen van) HH. Doordat het hier in de praktijk om individuele gevallen gaat, zijn de raadsleden niet naar aanleiding van dergelijke gesprekken in overleg getreden met het college. Het algemene beeld van de raadsleden over de cliënttevredenheid over de hulp bij het huishouden is dat cliënten tevreden zijn over de geleverde hulp. De raadsleden horen heel weinig klachten over de HH, ook via het Wmo platform. Wel geven, veelal oudere, cliënten het signaal af dat zij het erg onprettig vinden wanneer zich wisselingen voordoen in de hulpverlener. Een tweetal geïnterviewde raadsleden relativeert de tevredenheid van cliënten met de kanttekening dat een groot deel van de cliënten op leeftijd is en dat zij vaak al tevreden zijn met het feit dat ze überhaupt hulp krijgen en niet snel zullen klagen over de kwaliteit van de geleverde hulp. Ook weten ouderen vaak niet waar ze recht op hebben. In dit licht zijn de geïnterviewde raadsleden positief over het feit dat in de gemeente Noordenveld de eerste indicaties voor hulp bij het huishouden door een huisbezoek worden uitgevoerd. De raadsleden verwachten dat de Wmo-consulent zo een beter zicht krijgt op de feitelijke situatie van de cliënt dan via een telefoongesprek.
4.5.4
Wat voor signale n o ntva ngt h e t W m o - P l a t f orm o v e r H H ?
Eind 2006 is de Stichting Wmo Platform Noordenveld opgericht. Het platform kan gevraagd en ongevraagd het college adviseren en is tevens het enige overlegorgaan over de Wmo in de gemeente Noordenveld. Het Platform adviseert over alle beleid over de Wmo en de uitvoering ervan, voordat de gemeenteraad een besluit neemt. Aan het Platform nemen 14 organisaties deel. Na startproblemen rond de indicering zijn er weinig signalen binnengekomen bij het Wmo Platform Noordenveld over het functioneren van de hulp bij het huishouden. Het Wmo Platform Noordenveld heeft dan ook de ervaring dat de gemeente de zaken rondom de hulp bij het huishouden goed op orde heeft. Hieronder gaan we op enkele aspecten nader in. Communicatie Wmo: Het Platform vindt het positief dat de gemeente veel communiceert over de Wmo. De gemeente is gestart met een tweewekelijkse strip Truus en Toos in het weekblad het Rode Journaal. In de optiek van het Wmo Platform is het voor burgers duidelijk hoe zij een aanvraag voor HH kunnen indienen en hoe de procedure daarna verder verloopt.
49
Wmo-Loket: Volgens het Platform verstrekt het loket voldoende en duidelijke informatie. Over de fysieke inrichting van het loket is het Platform minder te spreken. Het loket is niet zichtbaar (geen bordje etc). Ook kunnen mensen in rolstoelen de spreekkamers niet bereiken, waardoor zij volgens het Wmo-platform hun indicatiegesprek in de hal moeten voeren. Volgens de gemeente zijn er echter spreekkamers die rolstoeltoegankelijk zijn. Indicatiestelling: Eind 2007 en begin 2008 was er volgens het Wmo-platform onrust rond de herindicering van de hulp in het huishouden. Deze herindicering is telefonisch gebeurd. Dit leidde volgens het platform tot misverstanden, onrust bij de gebruikers en bezwaren. Ondanks herhaald aandringen van het Wmo Platform Noordenveld (ook op provinciaal niveau) is de gemeente destijds niet overgestapt op indicering via huisbezoek. Tegenwoordig gaan Wmo-consulenten wel op huisbezoek. Huisbezoeken sluiten volgens het Wmo Platform beter aan bij de behoefte van de klant, bijvoorbeeld omdat ouderen moeilijk zorg vragen en niet altijd echt vertellen hoe het met hen gaat. Daarnaast gingen bij de start van de Wmo volgens het Platform veel klachten over de bejegening door de Wmo-consulenten. Het platform heeft in reactie op de ontvangen signalen destijds aan de gemeente gevraagd aan welke eisen consulenten moeten voldoen. Levering HH: Het Platform heeft de indruk dat de HH goed functioneert en dat de meeste klanten tevreden zijn over de kwaliteit van de HH. Klanten zijn minder tevreden over de vervanging van de hulp bij ziekte. PGB: Er zijn geen signalen dat mensen te weinig informatie en ondersteuning vanuit het Wmo-loket krijgen. Ook zijn er geen klachten bekend dat mensen ontevreden zijn over de hoogte van het Pgb of dat zich knelpunten voordoen bij het inkopen van de geïndiceerde zorg met het pgb. Het Platform heeft geen zicht op de controle van de bestedingen pgb. Eigen bijdrage: Er zijn bij het Platform geen signalen bekend dat er te weinig informatie is over de eigen bijdrage of dat deze problemen oplevert. Klanttevredenheidsonderzoek: Het Platform is geen voorstander van het telefonisch uitvoeren van het klanttevredenheidsonderzoek omdat zo tegen dezelfde problemen wordt aanlopen als bij telefonische indicering. Het Platform geeft er de voorkeur aan dat klanten persoonlijk worden geïnterviewd. Een dergelijke aanpak levert volgens het Platform veel meer informatie op dan de huidige telefonische interviews.
50
4.6
Beheersing van financiële risico’s
Hulp bij het huishouden is een nieuwe taak voor gemeenten waar een aanzienlijk budget mee gemoeid is. De Wmo is daarnaast een open einde regeling. Dit betekent dat personen recht hebben op een compensatie voor de beperkingen in het dagelijkse leven die zij ervaren. Vooral de hulp bij het huishouden heeft bij verschillende gemeenten tot overbestedingen geleid. Ook voor de gemeente Noordenveld bestond aanvankelijk het risico tot overbesteding omdat er sprake is van vergrijzing in de gemeente Noordenveld, een scheve verhouding tussen HH1 en HH2 en ook het objectieve verdeelmodel nadelig uitviel voor de gemeente1. Ondanks deze risico’s heeft de uitvoering van de hulp bij het huishouden voor de gemeente Noordenveld geresulteerd in overschotten. Deze paragraaf beschrijft de wijze waarop de gemeente met deze situatie is omgegaan. Voordat we ingaan op de financiële beheersing van de Wmo, geven we een overzicht van tarieven, realisatie en begroting HH over de periode 2007-2010.
4.6.1
T a r i e v e n, r e a l i sa t i e e n b e g r o t i ng HH 2 0 0 7- 2 0 1 0
Tarieven De gemeente Noordenveld maakt onderscheid tussen twee vormen hulp bij het huishouden, namelijk HH1 en HH2. Beide varianten worden zowel aangeboden als zorg in natura en als pgb. De tarieven voor hulp bij het huishouden in de periode 2007-2010 voor de verschillende varianten zijn in tabel 4.11 weergegeven. Tabel 4.11
Tarieven HH zorg in natura
Tarief (in euro’s)
2007
2008
2009
2010
Tarief HH1 (laagste)
14,25
14,62
15,09
16,00
Tarief HH1 (hoogste)
14,33
14,77
15,24
21,00
Tarief HH2 (laagste)
19,95
20,47
21,13
20,50
Tarief HH2 (hoogste)
20,50
21,03
21,70
23,50
Tarief HH1 pgb
12,11
12,44
12,82
17,00
Tarief HH2 pgb
17,21
17,67
18,23
19,20
Bron: gegevens gemeente Noordenveld
De tabel toont dat de tarieven na de tweede aanbesteding in 2009 (sterk) zijn gestegen en dat de ranges per vorm groter zijn, vooral bij HH1. Gerealiseerde kosten De volgende tabel toont de gerealiseerde kosten HH (per vorm), de algemene uitkering HH en de verrekening tussen beide. Na verrekening van de realisatie met de Rijksmiddelen, de algemene uitkering, houdt de gemeente Noordenveld budget over. Dit budget wordt geoormerkt en in de bestemmingsreserve Wmo gestort. De middelen blijven zo beschikbaar voor de doelen en doelgroepen van de Wmo. 1
Gemeenten krijgen vanuit het Rijk een bijdrage voor de hulp bij het huishouden. Deze bijdrage is bij alle gemeenten onderdeel van het totale Wmo budget dat gemeenten ontvangen; er is geen budget geoormerkt voor de hulp bij het huishouden.
51
Tabel 4.12
Realisatie HH, algemene uitkering HH en verrekening1
Totaal (in euro’s) Zorg in natura Pgb Eigen bijdrage CAK
2007
2008
2009
2010
2.386.248
2.170.283
2.007.122
2.730.210
271.957
382.296
326.764
429.862
-346.876
-566.889
-457.694
-578.467
Totaal gerealiseerde kosten
2.311.329
1.985.690
1.876.192
2.581.605
Algemene uitkering
2.450.000
2.980.000
3.100.000
3.200.000
138.671
994.310
1.223.808
618.395
Verrekening Bron: gegevens gemeente Noordenveld
In de tabel vallen de volgende zaken op: De realisatie is in 2008 gedaald ten opzichte van 2007, terwijl het aantal cliënten is gestegen (zie §4.4). Deze ontwikkeling is naar verwachting het gevolg van het herindiceren van alle personen die ook vanuit de AWBZ huishoudelijke verzorging ontvingen, zowel bij het aflopen van de indicatieperiode in 2007 als binnen Operatie herindicatie. Deze operatie heeft in veel gevallen geleid tot een verlaging van het aantal geïndiceerde uren per persoon en een verschuiving van HH2 naar HH12. De eigen bijdrage daalt in 2009 sterker dan de realisatie HH in natura en pgb. De oorzaak hiervan is onbekend. De gemeente heeft het CAK om een toelichting gevraagd, maar deze niet gekregen. De realisatie in 2010 sterk is gestegen ten opzichte van 2009. De oorzaak hiervan is de aanbesteding 2009 die heeft geleid tot hogere tarieven voor HH in natura. Dit heeft ook tot gevolg dat het budgetoverschot in 2010 beduidend minder is dan in voorgaande jaren.
4.6.2
F ina ncië le b e he e rs i ng
Analyse uitgangssituatie In de kadernota Wmo (2006) heeft de gemeente Noordenveld een analyse gemaakt van het huidige gebruik van huishoudelijke hulp en een prognose voor de komende jaren. Destijds was de prognose ten aanzien van huishoudelijke hulp dat: aanvragen huishoudelijke hulp de afgelopen jaren ieder jaar met 10% zijn toegenomen3. in vergelijking tot landelijke gegevens in Noordenveld relatief veel dure huishoudelijke zorg en relatief weinig goedkope alphahulp wordt verstrekt. Landelijk bedraagt het percentage alphahulp ongeveer 30% en in Noordenveld ongeveer 2%4. dat de gemeente Noordenveld te maken heeft met een relatieve hoge grijze druk, in vergelijking tot andere gemeenten.5 De toenemende vergrijzing betekent een stijging in de vraag naar zorg en ondersteuning. het aantal pgb’s in Noordenveld stijgt, maar de omvang van het aantal pgb’s nog niet is te berekenen, waardoor de kosten niet inzichtelijk te maken zijn.
1
2 3 4 5
In de tabel zijn personele kosten en algemene beheerskosten voor de uitvoering van de WMO niet opgenomen. Deze kosten bedragen volgens de gemeente Noordenveld circa € 850.000 op jaarbasis. Zie ook: Evaluatie Wmo gemeente Noordenveld 2009, p.13-14. Kadernota Wet maatschappelijke ondersteuning, 2005. Kadernota Wet maatschappelijke ondersteuning, 2005. http://www.zorgatlas.nl/beinvloedende-factoren/demografie/levensfase/grijze-druk-per-gemeente-2009/
52
het totale uitvoeringsbudget voor de Wmo op basis van de meicirculaire 2005 € 134.550 bedraagt, terwijl de realisatie van de uitvoering van de Wet voorzieningen gehandicapten (voorloper Wmo) in 2005 € 233.024 bedroeg. Door het open einde karakter van de Wmo (compensatieplicht) heeft de gemeente beperkte sturingsmogelijkheden op de totale uitgaven hulp bij het huishouden. Op grond van de voorgaande prognose verwachtte de gemeente al in 2006 dat het totale uitvoeringsbudget de vraag naar huishoudelijke hulp niet zou kunnen dekken en dat overbesteding dreigt. En op 1 januari 2008 namen de risico’s op overbesteding toe doordat het ‘objectief verdeelmodel werd ingevoerd. Dit model verdeelt de middelen voor de huishoudelijke hulp op basis van een aantal objectieve factoren die de vraag naar zorg beïnvloeden. Voor een aantal gemeenten had het objectieve verdeelmodel nadelige financiële consequenties. Ook de gemeente Noordenveld bleek een nadeelgemeente. Op basis van de septembercirculaire uit 2007 kwam dit neer op een nadeel van €11 per inwoner. Dit betekende een korting van 11 x 31.2581 = 343.838 euro van het Wmo-budget ten opzichte van 2007. Besluit Het risico op overbesteding maakt dat de gemeente al in de kadernota Wmo uit 2006 de mogelijkheden om de financiële risico’s te beheersen, op een rij zet. De gemeente denkt aan de volgende sturingsmogelijkheden: stimuleren van een hoger percentage (goedkope) alfahulp heffen van een eigen bijdrage samenwerking met andere gemeenten, bijvoorbeeld bij de aanbesteding strengere criteria bij de toegang tot de individuele voorzieningen de integrale visie op Wmo om te zien welke kostenbesparingen mogelijk zijn oprichten egalisatiefonds voor de opvang van de eerste tekorten. Hiervoor kan de huidige reserve Wvg worden ingezet. De gemeenteraad besluit in 2006, net als in de andere Drentse gemeenten, tevens in te zetten op 2: een vaststelling van maximum uurprijzen in het bestek 2006 een scherpe indicatiestelling efficiënte organisatie van voorliggende voorzieningen. Uitvoering Bij de uitvoering van de hulp bij het huishouden heeft de volgende beheersmaatregelen getroffen: stimuleren van een hoger percentage (goedkope) alfahulp: bij de eerste aanbesteding is ingezet op een verschuiving van HH2 naar HH1, wanneer HH1 voldoende aansluit bij de behoefte van de aanvrager. heffen van een eigen bijdrage samenwerking met andere gemeenten: de voorbereidingen voor en de aanbesteding zelf zijn in samenwerking met het samenwerkingsverband VDG uitgevoerd. een vaststelling van maximum uurprijzen in het bestek 2006
1
2
Op 1 januari 2008 telde de gemeente Noordenveld 31.258 inwoners. Bron: http://www.gemeentenoordenveld.nl/over_noordenveld/noordenveld_in_cijfers/inwoners Collegevoorstel en besluit van 25 juli 2006 met besluit over de Europese aanbesteding HV 2006.
53
oprichten egalisatiefonds voor de opvang van de eerste tekorten: er is een bestemmingsreserve Wmo ingericht. Deze reservepost wordt aanvankelijk gevuld met de reserve vanuit de Wet voorzieningen gehandicapten, de voorloper van de individuele verstrekkingen Wmo. scherpere indicatiestelling/strengere criteria bij de toegang tot de individuele voorzieningen: De gemeenteraad hecht sterk aan ‘ruimhartigheid’. De indicatiecriteria voor de hulp bij het huishouden zijn volgens geïnterviewde ambtenaren aangescherpt. controle bestedingen: Jaarlijks vindt een interne controle plaats, waarbij steekproefsgewijs facturen en beschikkingen worden gecontroleerd. Deze controle wordt door de afdelingsconsulent uitgevoerd1. efficiënte organisatie van voorliggende voorzieningen en/of het opstellen van een integrale visie op de Wmo om te zien welke kostenbesparingen mogelijk zijn: zoals in §4.2 genoemd, bood de gemeente aanvankelijk een standaardpakket HH maar heeft zij in de loop van de jaren gewerkt aan het versterken van voorliggende voorzieningen door bijvoorbeeld het inzetten van een klussendienst. Bij elke nota (over Wmo-onderwerpen maar ook op andere beleidsterreinen) wordt gekeken naar de uitgangspunten van de Wmo en daarbij kunnen zich mogelijkheden aandienen om de voorliggende voorzieningen te verbeteren. Resultaten In oktober 2006 informeert de portefeuillehouder het College over de gevolgen van de eerste aanbesteding. Op grond van de zorguren in 2005 is berekend wat de financiële consequenties van de aanbesteding zijn. Hieruit blijkt dat er € 3.048.215 beschikbaar is voor de hulp bij het huishouden en de kosten naar verwachting € 2.305.946 zijn. De portefeuillehouder merkt in de memo dan ook op dat “grofweg het beeld ontstaat dat er geen sprake meer is van een nadeel waar tot begin dit jaar over werd gesproken, integendeel2.” De gemeente Noordenveld verwachtte op grond van de aanbesteding 2006 een overschot van € 700.000. Zoals we in §4.6.1 hebben gezien, blijft deze situatie bestaan voor de jaren die volgen. In de periode 2007-2010 heeft de gemeente Noordenveld keer op keer de bestemmingsreserve Wmo kunnen aanvullen met overschotten vanuit de Wmo-gelden en is er geen sprake geweest van een overbenutting van middelen. De volgende tabel toont de ontwikkeling van de Wmo-reserve in de periode 2007-2011. Tabel 4.13
Ontwikkeling Wmo-reserve
Jaar
Omvang
2007
€
2008
€ 1.041.000
2009
€ 1.463.000
2010
€ 2.442.000
2011
€ 1.888.000
Bron: gegevens gemeente Noordenveld
1 2
Interviewverslag financieel betrokken gemeente Noordenveld, d.d. 23 november 2011. Collegevoorstel en besluit van 25 juli 2006 met besluit over de Europese aanbesteding HV 2006.
54
931.000
In 2009 heeft de gemeenteraad besloten de reserve te maximeren op 10% van de exploitatieomvang van de Wmo1. Voor schommelingen hoger dan 10% geldt de algemene reserve als buffer. Dit leidde ertoe dat de bestemmingsreserve in 2010 met € 1.000.000 is afgeroomd ten gunste van de algemene reserve2. Redenen voor het maximeren van de reserve zijn dat: de reserve Wmo jaarlijks wordt aangevuld. en de exploitatie voldoende is om het huidige voorzieningenniveau op peil te houden. Ondanks deze positieve uitgangssituatie merkt de gemeente wel op dat de vraag naar voorzieningen blijft toenemen en daardoor het risico van overbenutting blijft bestaan. Om beter te kunnen anticiperen op de vraag naar voorzieningen wilde de gemeente in 2009 een effectrapportage vergrijzing uitvoeren. Dit onderzoek is nog niet uitgevoerd, maar binnen de ambtelijke organisatie bestaat hier wel behoefte aan.
4.7
Conclusie
Wmo-loket: De gemeente heeft een Wmo-loket ingericht en door de jaren heen gewerkt aan een verbetering van de communicatie rondom de Wmo. Aandachtspunten zijn de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het loket. Indicatiestelling: De gemeente stelt het merendeel van de indicaties zelf, een klein deel wordt door het CIZ uitgevoerd. Bij een eerste indicatie gaat de gemeente daarbij op huisbezoek. De gemeente indiceerde eerst aan de hand van de standaardindicatieprotocollen van het CIZ maar werkt nu met een zelf ontwikkeld protocol. Levering HH: Het aantal cliënten HH is gestegen van 347 in 2007 naar 1.052 cliënten in 2010. Het aantal geleverde uren HH is gestegen van 120.337 uur in 2007 naar 149.457 uur in 2010. In deze periode is het aantal klanten met HH1 in natura of een pgb toegenomen maar het aantal klanten HH2 in natura is afgenomen. Kwaliteit HH: Op grond van verschillende bronnen ontstaat het beeld dat de hulp bij het huishouden van voldoende kwaliteit is. Verbetering is vooral mogelijk waar het gaat om de wachttijd tussen de aanvraag en het verkrijgen van de voorziening en de vervanging van de hulpverlener bij ziekte en of vakantie. Financiële beheersing: Vanaf de invoering van de Wmo is de gemeente nadrukkelijk bezig geweest met het in kaart brengen van de financiële risico’s van HH. Om de risico’s te beperken heeft de gemeente verschillende beheersmaatregelen getroffen. Dit heeft ertoe geleid dat de gemeente niet te maken heeft gekregen met overschrijdingen, maar een bestemmingsreserve heeft kunnen opbouwen. De positieve ontwikkeling van de bestemmingsreserve is het gevolg van de lage tarieven die tijdens de eerste aanbesteding tot stand zijn gekomen, en een andere verhouding tussen HH1 en HH2, waarbij een verschuiving heeft plaatsgevonden van de duurdere variant HH2 naar de goedkopere variant HH1.
1 2
Nota reserves en voorzieningen, gemeente Noordenveld, 2009. Gemeente Noordenveld, Jaarstukken 2010.
55
56
5
Rol van de gemeenteraad
De gemeenteraad heeft een kaderstellende én controlerende taak. De raad stelt de kaders voor het beleid vast en controleert de uitvoering. Indien nodig kan de raad het gevoerde beleid bijsturen. In dit hoofdstuk gaan we eerst in op de kaderstellende en dan op de controlerende taak van de raad.
5.1
Kaderstellende taak van de raad
De gemeenteraad kan vanuit zijn kaderstellende rol sturen op het vormgeven van het beleid. In geval van de Wmo kan de raad de maatschappelijke doelstellingen van het beleid formuleren in onder meer het Wmo-beleidsplan en de diverse verordeningen die door de raad moeten worden vastgesteld (op grond van respectievelijk de artikelen 3, 5 en 15 van de Wmo). De stukken worden voorbereid door het college, maar vastgesteld door de raad (waarbij de raad de mogelijkheid heeft op basis van een amendement wijzigingen aan te brengen). Een belangrijke vraag in dit onderzoek is in hoeverre de gemeenteraad de benodigde informatie heeft gekregen (voldoende, bruikbaar en tijdig) om zijn kaderstellende en controlerende functie goed te kunnen vervullen. In deze paragraaf gaan we in op kaderstelling ten aanzien van HH door de gemeenteraad van Noordenveld. Informatieverstrekking vanuit het College aan de Raad Volgens vertegenwoordigers van de afdeling Ruimte en Samenleving is de gemeenteraad vanaf het begin betrokken bij de ontwikkeling van het Wmo-beleid door een workshop en door maandelijkse klankbordbijeenkomsten over de Wmo1. Deze bijeenkomsten zijn tot halverwege 2008 gehouden. De opkomst van raadsleden was volgens de respondenten goed. In aanloop naar het eerste Wmo beleidsplan is de raad, en vooral de fractiespecialisten Wmo, volgens de geïnterviewde raadsleden door het college voldoende geïnformeerd over de inhoud van de nieuwe wet en hoe het college invulling wilde geven aan de Wmo in Noordenveld. Dit is onder andere gedaan door het verzorgen van een soort theatervoorstelling in de raadszaal waarbij werd uitgebeeld hoe een cliënt aan het Wmo loket geholpen zou gaan worden en hoe diens vraag verhelderd zou worden. De raadsleden waardeerden deze activiteit zeer. Keuzemogelijkheden voor de Raad In het voortraject van de Wmo is de kadernota Wmo een cruciaal document voor de gemeenteraad. In de kadernota Wmo dienen gemeenten inzicht te bieden in de mogelijke keuzen over de Wmo en ook specifiek de HH. In de kadernota zijn de zogenoemde basiskeuzen op een rij gezet met als doel de gemeenteraad uitgangspunten vast te laten stellen die richtinggevend zijn bij de uitvoering van de wettelijke verplichtingen van de Wmo. De voorgestelde basiskeuzen in de kadernota komen voort uit een workshop voor bewoners, doelgroepen en belanghebbenden, een workshop voor gemeenteraadsleden en overleg binnen de Vereniging van Drentse Gemeenten. De geïnterviewde raadsleden merken hierover op dat de raad heeft ingestemd met het door het college voorgelegde kadernota Wmo, maar weinig geïnformeerd zijn over de verschillende keuzemogelijkheden die de gemeente heeft bij de invulling van het Wmo beleid. De
1
Interview met de vakgroep Maatschappelijke Ondersteuning, d.d. 01.11.2011.
57
Wmo was in 2007 een nieuwe wet, er kwam veel op de gemeente af en voor raadsleden was nog niet heel tastbaar of concreet wat deze nieuwe Wmo voor de gemeente betekende en op welke aspecten zij beleidskeuzes konden maken (‘ver van mijn bed show’). Uit onze analyse van de kadernota blijkt dat dit document vooral keuzen uitwerkt die op grond van de voorbereidingen als meest voor de hand liggend naar voren komen en nauwelijks ingaat op eventuele alternatieven. De geïnterviewde raadsleden merken ook op dat de raad niet betrokken is geweest bij de keuzes die zijn gemaakt bij de eerste aanbesteding in 2006, bijvoorbeeld rondom de te stellen kwaliteitscriteria in het bestek. Als enige belangrijke aandachtspunt heeft de raad aan het college meegegeven dat cliënten die dit wilden dezelfde zorgaanbieder zouden kunnen behouden. Het college heeft toegezegd met dit punt rekening te houden en is hierop voor zover de raadsleden zich kunnen herinneren nooit teruggekomen bij de raad.
5.2
Controlerende taak van de raad
Naast een kaderstellende functie dient de raad vanuit het dualistische stelsel ook de uitvoering van het beleid te controleren. Om de controlerende taak uit te kunnen voeren, heeft de gemeenteraad zicht nodig op de uitvoering en de bereikte resultaten en effecten. Dit inzicht biedt de gemeenteraad de kans om – waar nodig – (de uitvoering van) het beleid bij te sturen. Deze paragraaf behandelt de mate waarin de gemeenteraad van Noordenveld haar controleren taak kan uitoefenen. Belangrijk bij deze taak is dat in de Wmo de verantwoording niet verticaal (richting het ministerie) maar enkel horizontaal (richting de gemeenteraad) plaatsvindt. Dit maakt het dus extra belangrijk dat de gemeenteraad deze taak goed oppakt en daarin zo nodig wordt gefaciliteerd door het College. Informatieverstrekking aan de Raad Na het vaststellen van het eerste Wmo beleidsplan is het volgens de geïnterviewde raadsleden tot op heden vrij stil gebleven rond de uitvoering van de Wmo. Voor informatie rondom de uitvoering van de Wmo, specifiek de hulp bij het huishouden, is de gemeenteraad vooral afhankelijk van de reguliere planning en control cyclus (begroting, voorjaarsnota en jaarrekening en –verslag). In de jaarrekening wordt enige melding gemaakt van de activiteiten die voor de Wmo zijn uitgevoerd in dat jaar, maar dit is voor de Raadsleden te summier om de uitvoering van het beleid op te kunnen controleren. Bij wat grootschaligere ontwikkelingen, zoals de mogelijke inzet van de Noordenveldwerker, organiseert het college informatiebijeenkomsten voor de raad. Ook de evaluaties van de Verordening Wmo en het Wmo-loket (beide uit 2008) zijn volgens de geïnterviewde raadsleden besproken in de raad. Zij merken ook op dat dergelijke informatiebijeenkomsten worden gewaardeerd. Het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek is een nuttige bron van informatie voor raadsleden. Deze wordt ook gewaardeerd door de geïnterviewde raadsleden al merkt een van hen op dat zij de klanttevredenheidsonderzoeken voor de jaren 2009 en 2010 tevergeefs op de internetsite van de gemeente heeft gezocht, en de rapporten niet heeft uitvangen nadat zij hierom had verzocht.
58
De horizontale verantwoording binnen de Wmo heeft meerdere gemeente ertoe aangezet om afzonderlijk voor de Wmo een jaarverslag aan de Raad en haar burgers te verstrekken. De gemeente Noordenveld bericht haar burgers jaarlijks over de Wmo via een beknopt verslag in het gemeenteblad. Voor de gemeenteraad is deze berichtgeving te summier om op te kunnen sturen. Over het algemeen kan gesteld worden dat het gevoerde Wmo beleid voor de geïnterviewde raadsleden lastig te volgen is. De raadsleden ervaren de uitvoering van het vastgestelde beleid als een ‘black box’ en zien het ontbreken van structurele voortgangsinformatie over de uitvoering als een gemis. Rol van de raad zelf Het staat gemeenteraadsleden vrij om informatie bij het college op te vragen wanneer deze van belang is voor de uitvoering van haar taken. Een geïnterviewd raadslid meldt het college te hebben gevraagd om een jaarlijks werkplan voor de Wmo, zodat de raad kan zien welke activiteiten gepland waren voor dat jaar en of deze daadwerkelijk zijn uitgevoerd. De verantwoordelijke wethouder van destijds heeft een dergelijk overzicht toegezegd maar tot op heden niet aan de raad verstrekt. De raadsleden hebben hier niet nogmaals op aangedrongen bij de wethouder. Dit voorbeeld is exemplarisch voor het handelen van de raad. De geïnterviewde raadsleden zijn kritisch over de wijze waarop zij tot op heden invulling hebben gegeven aan hun eigen rol. Zij vinden dat de raad op sommige punten zich actiever had kunnen opstellen en actiever informatie had kunnen halen bij het college.
5.3
Conclusie
Kaderstellende rol De raad is ten tijde van het vaststellen van de uitgangspunten voor het Wmo-beleid geïnformeerd tijdens enkele workshops en door maandelijkse klankbordbijeenkomsten over de Wmo. De raadsleden vinden dat zij afdoende zijn geïnformeerd over de inhoud van de nieuwe wet en hoe het college daar invulling aan wilde geven. De raad heeft ingestemd met de kadernota Wmo maar zij heeft niet de ervaring dat zij hierbij alternatieven heeft kunnen afwegen en tot keuzes kon komen. Dit geldt ook voor de keuzes die zijn gemaakt bij de twee aanbestedingen, waarbij de gemeenteraad in 2006 beperkt is betrokken en er in 2009 helemaal geen keuzemogelijkheden zijn voorgelegd. Controle op uitvoering De raadsleden vinden dat zij onvoldoende inzicht hebben in de inhoudelijke aspecten van de uitvoering van HH om haar controlerende rol goed te kunnen vervullen. Hieronder valt inzicht in de wijze van indicatiestelling, eventuele wachttijden en tevredenheid van cliënten met de dienstverlening. De raad wordt periodiek geïnformeerd over ontwikkelingen in het beleid, maar ontbeert volgens eigen zeggen een totaaloverzicht van uitvoering en resultaten die de gemeenten binnen het beleidsterrein van de Wmo boekt. Raadsleden merken op dat zij zelf ook weinig informeren naar deze uitvoering. De informatie die de raad ontvangt over de uitgaven en (beheersbaarheid van) de financiële risico’s t.a.v. de hulp bij het huishouden is niet toereikend om haar controlerende taak te vervullen. Periodiek ontvangt de raad financiële uitvoeringsinformatie over de hulp bij het huishouden. Deze financiële informatie wordt weergegeven binnen de reguliere planning en control cyclus. De verantwoordingsinformatie is voor de raadsleden echter onvoldoende toegankelijk.
59
Bijlage 1 Normenkader Norm
Beoordeling
Uitleg
De gemeente heeft gemotiveerde keuzes gemaakt bij de aanpak van de uitvoering van de Wmo, specifiek voor de hulp bij het huishouden, die aansluiten bij de gemeentelijke Wmo beleidsdoelen.
Ja
De keuzes die de gemeente heeft gemaakt ten aanzien van de hulp bij het huishouden zijn onderbouwd. Bij de aanbesteding kiest de gemeente voor kwaliteit boven prijs. De gemeente is snel begonnen met de Operatie herindicatie. De gefaseerde aanpak van de Wmo is beargumenteerd. De verbreding van de Wmo diende in het Wmo-beleidsplan te worden uitgewerkt, maar komt in dit plan nauwelijks aan de orde. De verbreding krijgt nu vorm, o.a. door verbreding van het Wmoloket. Hiertoe ontwikkelt de gemeente Noordenveld een nieuwe wijze van cliëntondersteuning in de vorm van de Noordenveldwerker.
De gemeente heeft bij de invoering van de Wmo samengewerkt met de relevante betrokken partijen.
Ja
Bij de twee aanbestedingen hulp bij het huishouden werkte de gemeente samen met de Vereniging van Drentse Gemeenten. Voordelen zijn tijdsefficiency en het delen van kennis. Dit is extra van belang omdat de gemeente ten tijde van de eerste aanbesteding nog geen eigen inkoper had. De gemeente ervaart de samenwerking binnen de Vereniging van Drentse Gemeenten als positief. De gemeente heeft in de onderzoeksperiode op drie momenten gebruikt gemaakt van ondersteuning door verschillende externe bureaus: bij de eerste aanbesteding, bij het opstellen van de kadernota Wmo en bij het doorlichten van het indicatieproces. Het CIZ voert een (klein) deel van de indicaties uit. Het Wmo Platform Noordenveld brengt adviezen uit over het Wmo-beleid en er is periodiek overleg met de gemeente. Het Wmo Platform Noordenveld heeft de uitdrukkelijke wens om eerder in het beleidsproces betrokken te worden.
De raad kan t.a.v. de uitvoering van de Wmo, en specifiek de hulp bij het huishouden haar kaderstellende rol vervullen.
Deels
Het college heeft de raad destijds tijdig en begrijpelijk geïnformeerd over de op handen zijnde Wmo. De raad heeft mogelijkheden gehad in een vroeg stadium input te leveren voor de kadernota Wmo door enkele bijenkomsten over de Wmo. De raad heeft echter nauwelijks inzicht gekregen in eventuele keuzemogelijkheden, waardoor de kaderstellende taak onvoldoende kon worden uitgeoefend.
Input
Uitvoering De criteria om de vraag naar de hulp bij het huishouden beheersbaar te maken zijn billijk, zowel aan de vraagzijde (indicatiecriteria) als de uitvoeringszijde (criteria eigen bijdrage).
Ja
De gemeente Noordenveld heeft in 2007 347 klanten HV en in 2010 1.052 klanten. Er zijn geen signalen dat de indicatiecriteria of de criteria voor de eigen bijdrage niet billijk zijn.
Er is uitvoering gegeven aan de geformuleerde uitgangspunten.
Grotendeels
De gemeente heeft de HH ingevoerd conform de gestelde uitgangspunten. De indicatiestelling vindt conform uitgangspunten plaats. De gemeente besloot meervoudige indicaties (AWBZ en Wmo) door het CIZ uit te laten voeren en enkelvoudige aanvragen (alleen Wmo) zelf op te pakken. In de praktijk
60
voert de gemeente vrijwel alle indicaties zelf uit. De gemeente biedt twee varianten van HH aan: HH1 en HH2. De zwaardere variant (HH3) wordt niet aangeboden, omdat deze ten tijde van de AWBZ in de gemeente niet werd benut. Bij de invoering van de hulp bij het huishouden heeft de gemeente er naar gestreefd zoveel mogelijk mensen hun huidige aanbieder te laten behouden. De verbreding vindt plaats door inzet van de Noordenveldwerker (zie nota). De gemeente start in 2012 met een pilot hiervan. Verbreding in de zin van het versterken van voorliggende en collectieve voorzieningen komt langzaam op gang. De gefaseerde aanpak heeft het mogelijk gemaakt om de hulp bij het huishouden op een zorgvuldige manier in te voeren. Deze aanpak heeft zo tot kwaliteit geleid. Een mogelijk nadeel is dat de verbreding van de Wmo langzaam op gang komt waardoor een integrale en innovatieve aanpak nog vorm moet krijgen. De Raad kan haar controlerende rol vervullen in de uitvoering van hulp bij het huishouden.
Beperkt
De informatie die de Raad krijgt is beperkt en onvoldoende toegankelijk om haar controlerende rol te vervullen. Het college informeert de raad binnen de reguliere planning en control cyclus. Het college informeert de raad indien nodig buiten de periodieke verantwoordingsmomenten om. Dit gebeurt vooral wanneer bepaalde fases in het beleidsproces worden afgerond, bijvoorbeeld rondom de Noordenveldwerker. De raad wordt niet specifiek geïnformeerd rondom de uitvoering van de hulp bij het huishouden. Het college verschaft weinig inzicht in bereikte resultaten. De informatie over de uitvoering van HH is voor de raad niet meetbaar en controleerbaar. De verstrekte informatie over de uitvoering van de hulp bij het huishouden is te beperkt om op grond daarvan als raad het beleid zo nodig bij te kunnen stellen. Resultaten
De budgetoverschotten zijn niet het gevolg van ontoereikende uitvoering door de gemeente.
Correct
Er zijn er geen aanwijzingen dat de hulp bij het huishouden ontoegankelijk, ontoereikend of van onvoldoende kwaliteit is. De budgetoverschotten zijn blijkens het onderzoek niet het gevolg van beperkingen in de uitvoering. Een belangrijke oorzaak van de budgetoverschotten zijn de lage tarieven voor de hulp bij het huishouden die tijdens de eerste aanbesteding tot stand zijn gekomen. Daarnaast speelt mee dat ten tijde van de AWBZ mensen meer hulp bij het huishouden kregen dan zij nodig hadden. Bij de herindicaties is realistisch geïndiceerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat het aantal geïndiceerde uren is gedaald en ook een lichtere vorm van hulp is geïndiceerd (HH1 in plaats van HH2).
De gecontracteerde aanbieders leveren hulp bij het huishouden van voldoende kwaliteit aan cliënten.
Correct
Er zijn geen signalen dat de uitvoering van de hulp bij het huishouden van onvoldoende kwaliteit is. Punten waarop nog verbetering mogelijk is zijn de wachttijd tussen de aanvraag en de levering van een voorziening, en de vervanging van een hulpverlener tijdens vakanties.
61
62
Bijlage 2 Overzicht gesprekspartners Naam respondent
Functie/organisatie
Datum van het interview
Dhr. G. Alssema
Wethouder
01.11.2011 / 23.11.2011
Dhr. J. Klinkenberg
Raadslid
01.11.2011
Dhr. H. Koekkoek
Raadslid
01.11.2011
Dhr. J. Louwes
Raadslid
01.11.2011
Mevr. T. Nijnuis
Raadslid
01.11.2011
Mevr. T. Peper
Afdelingshoofd
01.11.2011 / 23.11.2011
Mevr. G. Hoving
Teamleider
01.11.2011 / 23.11.2011
Mevr. I. Tuinstra
Senior beleidsmedewerker
01.11.2011 / 23.11.2011
Dhr. W. Johannes
Concern Controller
23.11.2011
Dhr. M. Wolf
Financial controller
23.11.2011
Dhr. J. Rodenburg
Voorzitter Wmo Platform Noordenveld
23.11.2011
63
64
Bijlage 3 Overzicht bestudeerde documenten Startnotitie Wmo gemeente Noordenveld 2005 Kadernota Wet maatschappelijke ondersteuning 2006 Notitie inkoop en aanbesteding, Vereniging van Drentse gemeenten, 2006 Wmo-beleidsplan 2008-2011 gemeente Noordenveld Verordeningen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Besluiten maatschappelijke ondersteuning Verstrekkingenboek voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Evaluatie Wmo-loket, 2009 Nota reserves en voorzieningen, 2009 Collegeprogramma Samen de schouders eronder 2010-2014 32.000 inwoners, één gemeente, Bestuursprogramma 2006-2010 Klanttevredenheidsonderzoeken Wmo 2007-2010 Notulen vergadering Burgemeester en Wethouders betreffende de Wmo en specifiek de hulp bij het huishouden in de periode 2006-2010 Notulen Raadsvergaderingen betreffende de Wmo en specifiek de hulp bij het huishouden (en Noordenveldwerker) in de periode 2006-2010 Notitie de Noordenveldwerker – Naar een Wmo-loket op maat in Noordenveld, 2011 Jaaroverzicht Wet maatschappelijke ondersteuning 2009 Bestek aanbesteding hulp bij het huishouden 2009 Aanbestedingsdocument hulp bij het huishouden 2006 Overeenkomst hulp bij het huishouden 2006 Raamcontract hulp bij het huishouden 2009 Zorgcatalogus – Alle zorgaanbieders op een rij, 2011 Begroting 2007 tot en met begroting 2011 Jaarstukken 2007 tot en met jaarstukken 2011.
65
66
Bijlage 4 Lijst van afkortingen ABWZ
:
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
CAK
:
Centraal Administratie Kantoor
CIZ
:
Centrum Indicatiestelling Zorg
HH
:
Hulp bij het Huishouden, zoals dat onderdeel is van de Wmo
HV
:
de functie Huishoudelijke Verzorging, zoals dat onderdeel uitmaakte van de AWBZ tot de invoering van de Wmo per 1 januari 2007
Pgb
:
Wmo
:
persoonsgebonden budget Wet maatschappelijke ondersteuning
ZIN
:
Zorg in natura
67
68
Research voor Beleid Bredewater 26 Postbus / P.O. Box 7001 2701 AA ZOETERMEER tel: + 31 079 3 222 222 fax: + 31 079 3 222 212 The Netherlands
[email protected] www.research.panteia.nl
69