Lagekant
Inhoudsopgave Toelichting
5
1
7
Inleiding
1.1
Algemeen
7
1.2
Leeswijzer
7
2
Begrenzing plangebied en vigerende bestemmingsplannen
2.1
Begrenzing
2.2
Vigerende bestemmingsplannen
3
Karakteristieken plangebied
9 9 10 13
3.1
Algemeen
13
3.2
Wonen, werken en voorzieningen
13
3.3
Verkeer
14
3.4
Groen, blauw en natuur
14
3.5
Duurzaamheid en leefbaarheid
14
3.6
Cultuurhistorische waarden
15
3.7
Bodem en watersysteem
15
3.8
Kabels en leidingen c.a.
15
3.9
Veiligheid
16
3.10
Toegankelijkheid
18
3.11
Beheer
19
4
Relevante beleidskaders
21
4.1
Inleiding
21
4.2
Rijk
21
4.3
Provincie en regio
21
4.4
Gemeente
22
5
Stedenbouwkundig plan
25
5.1
Ruimtelijk concept
25
5.2
Wonen, werken en voorzieningen
28
5.3
Verkeer
29
5.4
Groen, blauw en natuur
31
5.5
Duurzaamheid en leefbaarheid
32
5.6
Cultuurhistorische waarden
37
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
2
5.7
Bodem en Watersysteem
39
5.8
Kabels en leidingen c.a.
41
5.9
Veiligheid
42
5.10
Toegankelijkheid
44
5.11
Beheer
44
6
Implementatie
45
6.1
Planning en fasering
45
6.2
Bestemmingsregeling
45
6.3
Economische uitvoerbaarheid
49
6.4
Inspraak en overleg
50
Bijlagen
53
Bijlage 1
Ontheffing Flora7 en faunawet
55
Bijlage 2
Onderzoek wegverkeerslawaai Lagekant
57
Bijlage 3
Berekening luchtkwaliteit Elementendreef
59
Bijlage 4
Regels bestemmingsplan Almere Poort
61
Bijlage 5
Regels bestemmingsplan Almere Poort, 1e partiele herziening
63
Bijlage 6
Regelingen
65
Bijlage 7
Reactienota
67
Bijlage 8
Nota Zienswijzen
69
Regels 1
71 Inleidende regels
Artikel 1 2
Begrippen
Bestemmingsregels
73 73 77
Artikel 2
Bedrijf
77
Artikel 3
Kantoor
80
Artikel 4
Gemengd
82
Artikel 5
Verkeer
85
Artikel 6
Water
86
3
Overgangs( en slotregels
Artikel 7
Slotregel
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
87 87
3
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
4
Toelichting
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
5
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
6
1 1.1
Inleiding Algemeen
In het Structuurplan voor Almere uit 1983 is het gebied Almere Poort, gelegen tussen Almere Stad, het IJmeer en Markermeer en de Hollandse Brug, aangewezen als toekomstig stedelijk gebied. In 1999 is deze ontwikkeling nader geconcretiseerd met het Structuurplan Almere Poort, waarin het gebied van Lagekant is benoemd als meer regulier ingericht bedrijventerrein voor gemengde bedrijven met mogelijkheden voor functiemenging. Het bestemmingsplan 'Almere Poort' is de juridisch planologische basis voor de gewenste ontwikkelingen. Omdat voor dit deel van Almere Poort destijds nog geen concrete verkaveling bekend was, is het bestemd als 'uit te werken gebied' ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dit houdt in dat om een bouwtitel te verkrijgen het maken van een uitwerkingsplan noodzakelijk is. Onderhavig plan betreft dit uitwerkingsplan. De stedenbouwkundige basis voor het uitwerkingsplan vormt het 'Ontwikkelingsplan Lagekant'. Hierin zijn de doelstellingen, uitgangspunten en de inrichting bepaald. Het ontwikkelingsplan is op 29 november 2007 vastgesteld door de gemeenteraad van Almere. Het uitwerkingsplan regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden in Lagekant en bestaat uit een plankaart, regels en een toelichting. De plankaart en de regels vormen gezamenlijk het juridische, rechtstreeks bindende, plan. De toelichting geeft de achtergronden van de regeling en verduidelijkt deze, maar heeft geen juridische status. Het uitwerkingsplan is samen met het bestemmingsplan 'Almere Poort' het juridisch kader voor Lagekant.
1.2
Leeswijzer
De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de begrenzing van het plangebied en op de vigerende bestemmingsplannen. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. De relevante beleidskaders staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de planning en fasering, de bestemmingsregeling, de economische uitvoerbaarheid en de mogelijkheden om te reageren op het uitwerkingsplan.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
7
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
8
2 2.1
Begrenzing plangebied en vigerende bestemmingsplannen Begrenzing
Het bedrijventerrein Lagekant ligt in het zuidoostelijke kwadrant van Almere Poort (zie figuur 1).
Figuur 1: plangebied Lagekant In het oosten en zuidoosten wordt het gebied begrensd door de Elementendreef, waarachter de Voortuin en Ecozone zijn gelegen. De Elementendreef is een oostelijke hoofdontsluiting van de werkgebieden en het centrum van Almere Poort en de woonwijk Europakwartier.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
9
In het noorden grenst het plangebied aan het Cascadepark Oost, dat met Cascadepark West het centrale park van Almere Poort vormt. Hier vormen kantoren in een groene setting, met maatschappelijke voorzieningen en wonen het thema. Aan de westzijde ligt het woongebied Europakwartier. Aan de zuid7 zuidwestzijde ligt het oostelijke deel van het stedelijk centrum, Olympiakwartier Oost. Hier is ook het centrum voor top7 en breedtesport gesitueerd.
2.2
Vigerende bestemmingsplannen
Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Almere Poort' van kracht (zie figuur 2). Dit bestemmingsplan is op 15 maart 2007 door de raad vastgesteld en op 24 juli 2007 door Gedeputeerde Staten van Flevoland (GS) (gedeeltelijk) goedgekeurd. Op 6 februari 2009 is de nog ontbrekende goedkeuring op basis van artikel 19j Natuurbeschermingswet door Gedeputeerde Staten van Noord7 Holland afgegeven en is het bestemmingsplan definitief in werking getreden.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
10
Figuur 2: plankaart bestemmingsplan 'Almere Poort'
Op 16 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan 'Almere Poort, 1e partiële herziening' vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de reparatie van de onthouding van goedkeuring door GS en is verder gericht op de verbetering van het bestemmingplan op ondergeschikte onderdelen.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
11
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
12
3 3.1
Karakteristieken plangebied Algemeen
Het plangebied vormde tot de drooglegging in 1968 onderdeel van de Zuiderzee, respectievelijk IJsselmeer. De scheepvaart over dit water is eeuwenlang van groot belang geweest voor de economie van (de) Nederland(en). Sporen in de vorm van scheepswrakken treft men nog in de bodem aan. Na 1968 is het gebied in gebruik genomen als landbouwgrond. In 2000 is het opgehoogd met een zandpakket van circa 1 meter. Het plangebied is circa 21,2 ha (bruto) groot (zie figuur 3).
Figuur 3: Lagekant en omgeving
3.2
Wonen, werken en voorzieningen
Het plangebied Lagekant is nagenoeg onbebouwd (zie figuur 4). Het eerste bedrijf heeft zich inmiddels in het gebied gevestigd.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
13
Figuur 4: luchtfoto Lagekant en omgeving
3.3
Verkeer
In het gebied zijn wegen aangelegd om de bouwactiviteiten binnen en buiten het plangebied te faciliteren. Verder is via de Elementendreef de Pierre de Coubertinlaan bereikbaar, waaraan de top7 en breedtesporthal ligt. Diagonaal van zuidwest naar noordoost loopt het Guilmetpad, een fietsroute die het Kromslootpark (ten zuiden van de A6) verbindt met de Pampushout (ten noorden van Almere Poort). Er is inmiddels grondwerk verricht voor de grachten, de busbaan en de Elementendreef.
3.4
Groen, blauw en natuur
Binnen een ontwikkelingsgebied met de omvang van Almere Poort is de kans groot dat er beschermde soorten voorkomen. Daarom is in 2002 een veldinventarisatie uitgevoerd voor het plangebied Almere Poort. Tijdens deze inventarisatie zijn verschillende beschermde soorten aangetroffen. Naar aanleiding van deze inventarisatie is conform de Flora7 en faunawet een ontheffing aangevraagd om de ontwikkeling van Almere Poort voort te kunnen zetten. Voor het gehele gebied Almere Poort is verder een natuureffectstudie uitgevoerd, hierover meer in § 5.4.
3.5
Duurzaamheid en leefbaarheid
Het plangebied is bouwrijp gemaakt. Het plangebied is opgespoten met één meter zand, als voorbereiding op de bouwactiviteiten.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
14
3.6
Cultuurhistorische waarden
In het plangebied zijn geen vindplaatsen bekend. Het is wel denkbaar dat er zich binnen het plangebied onder het maaiveld nog onbekende scheepswrakken en steentijdvindplaatsen bevinden.
3.7
Bodem en watersysteem
De watersystemen en waterlopen in het plangebied zijn nog niet aangelegd. In figuur 5 is een kaart van het bodemsysteem van Lagekant en omgeving opgenomen.
Figuur 5: het bodemsysteem
3.8
Kabels en leidingen c.a.
Leidingen Langs de Elementendreef loopt een hoogspanningsleiding. Deze leiding heeft een veiligheidszone van 36 meter (uit het hart van de leiding) waarin niet gebouwd mag worden. Deze veiligheidszone loopt buiten het plangebied van dit uitwerkingsplan. De leiding is echter wel van invloed op het plangebied. De daaraan verbonden magneetveldzone valt namelijk deels hierin. De 0,4 micro Tesla7contour ligt op 125 meter uit het hart van de hoogspanningslijn.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
15
Straalverbindingen Over het hele plangebied liggen zones in verband met communicatie7, navigatie7 en surveillanceapparatuur gestationeerd te Muiden, welke zorgt voor een veilige afhandeling van het luchtverkeer. Met name gebouwen kunnen de werking van de apparatuur verstoren. In verband daarmee zijn hoogtebeperkingen voor bebouwing van kracht. In het plangebied zijn toetsingsvlakken van +70 en +80 meter NAP (van west naar oost) aan de orde. Het plangebied ligt ook in het radarverstoringsgebied van Soesterberg, welke een luchtverkeersleidings7 en luchtverdedigingstaak heeft (zie figuur 6). In verband hiermee gelden bouwhoogtebeperkingen voor gebouwen boven +78 meter NAP (zie ook § 5.8).
Figuur 6: radarverstoringsgebied Soesterberg
3.9
Veiligheid
Algemeen Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, LPG, ammoniak en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het risico van derden (de omgeving) hierin centraal staat. Zij nemen geen deel aan de activiteit die het risico met zich meebrengt. Het gaat dus om mensen die extern zijn ten opzichte van die activiteit. Bij onderzoek in het kader van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen twee grootheden. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Met het GR en PR kan de relatie worden uitgedrukt tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en hun omgeving. De beoordeling van het risico vindt onder meer plaats op de gevolgen die ontstaan voor mensen in kwetsbare bestemmingen (wonen, kinderdagverblijf, ziekenhuis) en beperkt kwetsbare bestemmingen (werken, winkels, recreëren). Voor het bedrijventerrein Lagekant is het volgende van belang.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
16
Inrichtingen In het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gevestigd (zie figuur 7). Risicovolle inrichtingen zijn bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. Evenmin valt het plangebied binnen het invloedsgebied van buiten het plangebied gelegen risicovolle inrichtingen. Het invloedsgebied is een gebied waarin volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied begint bij de risicobron en eindigt bij de 1% letaliteitgrens (uitgezonderd LPG7tankstations). Het Bevi is niet van toepassing. Er zijn geen vuurwerkbedrijven en bedrijven die ontplofbare stoffen voor civiel gebruik opslaan (zoals bijvoorbeeld munitie) in het plangebied gevestigd. Het Vuurwerkbesluit en de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik zijn niet van toepassing.
Figuur 7: professionele risicokaart, provincie Flevoland
Buiten het plangebied aan de Heliumweg ligt het Groenhorst College. Ten behoeve van kooklessen (bedrijfsmatig gebruik) wordt hier propaan opgeslagen. Uit het dossier van de afdeling Vergunningen, Toezicht en handhaving blijkt dat het om een propaantank van 3 m³ gaat. Volgens artikel 3.28 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) gelden hier veiligheidsafstanden van respectievelijk 20 meter tot buiten de inrichting gelegen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en 25 meter tot buiten de inrichting gelegen specifiek kwetsbare objecten. Deze veiligheidsafstand ligt buiten het plangebied en vormt verder geen aandachtspunt voor dit uitwerkingsplan (zie figuur 8).
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
17
Figuur 8: Almere in kaart, gemeente Almere. Transport van gevaarlijke stoffen Er is hier geen sprake van een ruimtelijk besluit op grond waarvan de bouw of vestiging van beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten wordt toegelaten, binnen het invloedsgebied van een transportas (weg, water, spoor) waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of binnen het toetsingsgebied van een hogedruk aardgastransportleiding of buisleidingenstrook. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied (circa 310 meter voor het scenario warme BLEVE) van het spoor en buiten het invloedsgebied (circa 150 meter voor het scenario koude BLEVE) van de Hogering en A6. Op basis van provinciaal onderzoek in 2005 kan worden geconstateerd, dat in of in de nabijheid van het plangebied geen overige wegen of vaarwegen liggen, waarover qua aard en omvang dermate transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, dat dit zal leiden tot aandachtspunten op het gebied van externe veiligheid. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, de circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen en het Structuurschema Buisleidingen zijn niet van toepassing. In § 5.9 wordt ingegaan op de ontwikkelingen die de komende jaren te verwachten zijn.
3.10
Toegankelijkheid
Het plangebied is bouwrijp gemaakt.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
18
3.11
Beheer
Er vindt beheer plaats binnen het plangebied.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
19
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
20
4 4.1
Relevante beleidskaders Inleiding
In het bestemmingsplan 'Almere Poort' is uitvoerig ingegaan op de beleidskaders die voor de ontwikkeling van Almere Poort van belang zijn. Verwezen wordt dan ook naar de toelichting (pagina's 33 t/m 44) van dat bestemmingsplan. In dit hoofdstuk komen enkele aanvullingen aan de orde.
4.2
Rijk
Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid (RNRB) vastgesteld. In de RNRB heeft het rijk de nationale ruimtelijke belangen (uit de Nota Ruimte en overige PKB's) gedefinieerd en aangegeven op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het rijk is verantwoordelijk voor de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en voor de ruimtelijke basiskwaliteit van Nederland, de andere overheden dragen verantwoordelijkheid voor hun eigen ruimtelijke belangen. Lagekant ligt binnen het stedelijk gebied van Almere. In het kader van het bestemmingsplan 'Almere Poort' heeft er voor wat betreft het aspect natuur al een toets plaatsgevonden ten aanzien van de gebiedsbescherming en de soortbescherming (zie § 5.4). Het programma dat in Lagekant wordt gerealiseerd is in overeenstemming met het bestemmingsplan en het locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen. Gelet op het voorgaande is het uitwerkingsplan niet in strijd met de nationale (ruimtelijke) belangen.
4.3
Provincie en regio
Beleidsregel locatiebeleid stedelijk gebied (2008) In deze beleidsregel hebben GS criteria genoemd die worden gebruikt bij het beoordelen van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie streeft naar een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat daarmee een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. Daarbij wordt de ontwikkeling en identiteit in toenemende mate ontleend aan de positie binnen de stedelijke en groenblauwe hoofdstructuren. De beleidsregel bevat onder andere richtlijnen voor ruimtelijke kwaliteit (efficiënte parkeeroplossingen), bereikbaarheid (openbaar vervoer, fietsen, parkeren) en leefbaarheid (inrichting moet daadwerkelijk en gevoelsmatige veiligheid leveren). Op grond van deze beleidsregel kan Lagekant worden getypeerd als een 'Regulier bedrijventerrein': een specifieke locatie bedoeld voor de vestiging van bedrijven. Het uitwerkingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
21
Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening (2008) In deze beleidsregel hebben GS aangegeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten in het Omgevingsplan met betrekking tot archeologie. Hierbij maken GS onderscheid tussen behoudenswaardige en niet7behoudenswaardige archeologische waarden. Voor zover in een plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd. In het kader van het bestemmingsplan 'Almere Poort' heeft er voor wat betreft het aspect archeologie al een toets plaatsgevonden ten aanzien van de archeologische waarden. In § 5.6 wordt hier nader op ingegaan. Het uitwerkingsplan is in overeenstemming met het bestemmingsplan en de beleidsregel. Gelet op het voorgaande is het uitwerkingsplan niet in strijd met de provinciale (ruimtelijke) belangen.
4.4
Gemeente
Welstandsnota (2004) De Woningwet bepaalt dat het gemeentelijk welstandsbeleid moet worden vastgelegd in een welstandsnota. De welstandsnota bevat criteria waarmee bouwplannen worden getoetst aan 'redelijke eisen van welstand'. Indien een gemeente geen welstandsnota heeft, is er geen welstandstoezicht meer. In juni 2004 heeft de gemeenteraad voor het eerst een welstandsnota vastgesteld. Nadien hebben meerdere partiële herzieningen plaatsgevonden. In de welstandsnota wordt onderscheid gemaakt in welstandsgenres. Voor circa 80% van het gemeentelijk grondgebied geldt een zogenaamde 'basistoets'. Bovenop deze basistoets gelden voor bepaalde gebieden specifieke welstandseisen. Hier geldt een 'basis7plus' toets of een 'uitgebreide' toets. Voor Lagekant geldt een 'basistoets'.
Ruimtelijke implementatie vuurwerkbesluit (2005) In deze nota geeft de gemeente Almere aan waar de verkoop en opslag van vuurwerk is toegestaan. Alleen consumentenvuurwerk is toelaatbaar. Professioneel vuurwerk is uitgesloten. Op alle bedrijventerreinen is vuurwerk toelaatbaar, in woongebieden niet. Op grond van de partiële herziening van het bestemmingsplan 'Almere Poort' (verder: partiële herziening) is binnen Lagekant de opslag, herverpakking en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk toegestaan, mits voldaan wordt aan de veiligheidsafstanden van het Vuurwerkbesluit. Professioneel vuurwerk is niet toegestaan. De regeling uit de partiële herziening is overgenomen in dit uitwerkingsplan.
Economisch actieplan 'groei in goede banen' (2007) Met de voorgenomen doorgroei naar 350.000 inwoners, vastgelegd in het UpR contract Schaalsprong Almere 2030, krijgt Almere ook behoefte aan een grootstedelijke economie en grootstedelijke voorzieningen. Meer nadruk moet worden gelegd op sectoren die tevens een duurzame bijdrage leveren aan de stad, zoals voorzieningen op het gebied van onderwijs, vrije tijd, cultuur en zorg. De Almeerse inwoners moeten een keuze hebben waar ze willen werken. Vooral voor parttimers en lager geschoolden is het belangrijk om werk in Almere te vinden, omdat ze een beperktere bereidheid of mogelijkheid hebben om te forenzen. Er moeten meer bedrijven en instellingen worden aangetrokken en al gevestigde bedrijven moeten goed worden gefaciliteerd in hun groei.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
22
Behalve aan het aantrekken van (hoogwaardige) bedrijvigheid moet ook worden gewerkt aan andere factoren om hoger opgeleiden te binden aan de stad. Zo kunnen particulier opdrachtgeverschap en economische groei veel voor elkaar betekenen. Ook het versterken van de kenniseconomie en het hoger onderwijs zijn belangrijk. De strategische ligging, de ruimte om te ondernemen, de ruime arbeidsmarkt en het aangename woon7 en leefklimaat zijn voor bedrijven belangrijke factoren. Almere scoort hierop heel hoog binnen de Noordvleugel van de Randstad. Deze kernkwaliteiten moeten beter worden uitgedragen en benut. Almere Poort voldoet bij uitstek aan dit gewenste profiel. Dit uitwerkingsplan beoogt hiermee voor Lagekant rekening te houden.
Ontwikkelingsplan Lagekant (2007) Voor Lagekant is op 29 november 2007 door de raad een ontwikkelingsplan vastgesteld. De functie van het ontwikkelingsplan is:
een kader voor het opstellen van een juridisch bindend uitwerkingsplan; een toetsingskader voor nieuwe initiatieven in het gebied; een basis voor een uitvoerings7 en beheerprogramma.
Deze doelstellingen zijn vertaald in uitgangspunten om het bedrijventerrein te maken tot een vestigingsplaats voor bedrijven die ook willen investeren in de kwaliteit van kavel en gebouw. In het 'Ontwikkelingsplan Lagekant' is opgenomen dat Lagekant ruimte moet bieden aan ten minste 120.000 m2 uitgeefbaar terrein voor bedrijven/kantoren. Vooralsnog wordt 20.000 m² brutovloeroppervlak aan zelfstandige kantoren gevraagd, met een mogelijke doorgroei naar 30.000 m2. Als specifiek element dient een hbo7instelling te worden ingepast. Deze onderwijsinstelling vraagt ongeveer 20.000 m2 terrein. Het programma voor 50.000 m2 voor leisure is komen te vervallen. Het uitwerkingsplan is in overeenstemming met het ontwikkelingsplan.
Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid Almere (2010) De raad heeft op 18 februari 2010 de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) vastgesteld. In de GVV heeft de raad het beleidskader neergelegd voor de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van de vestigingslocaties in Almere. Qua programmering wordt Lagekant in Almere beschouwd als een modern gemengd terrein. In de GVV heeft Lagekant het locatietype 'Regulier bedrijventerrein' gekregen met als programma 'modern gemengd'. Binnen een locatietype 'Regulier bedrijventerrein' geldt het volgende:
bedrijven tot en met milieucategorie 3 kunnen worden toegestaan; (bedrijfs)woningen kunnen niet worden toegestaan; detailhandel kan alleen als ondergeschikte nevenactiviteit worden toegestaan; 50% van het brutovloeroppervlak kan per bedrijf worden benut voor kantoordoeleinden en 100% van het brutovloeroppervlak in daarvoor aangewezen zones; perifere detailhandel in volumineuze artikelen kan worden toegestaan in de branches: auto's, boten, caravans, motoren, fietsen, keukens, caravans, tenten, sanitair, grove bouwmaterialen, bouwmarkten, tuincentra en woninginrichting; grootschalige detailhandel kan niet worden toegestaan; maatschappelijke voorzieningen kunnen alleen worden toegestaan in business facility points; voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (categorie A en B van de VNG Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging) kunnen alleen worden toegestaan in business facility points; parkeren kan op eigen of gedeeld terrein plaatsvinden.
Daarnaast heeft Lagekant in het GVV ook het locatietype 'Kantoren' gekregen met als programma
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
23
'kantorenzone op bedrijventerrein'. Binnen een locatietype 'Kantoren' geldt het volgende:
(bedrijfs)woningen kunnen niet worden toegestaan; detailhandel kan niet worden toegestaan; 100% van het brutovloeroppervlak kan per bedrijf worden benut voor kantoordoeleinden; perifere detailhandel in volumineuze artikelen kan niet worden toegestaan; grootschalige detailhandel kan niet worden toegestaan; maatschappelijke voorzieningen kunnen worden toegestaan; voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie (categorie A en B van de VNG Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging) kunnen worden toegestaan; parkeren kan op eigen of gedeeld terrein plaatsvinden.
De bestemmingen 'Bedrijf', 'Kantoor' en 'Gemengd' in dit uitwerkingsplan zijn in overeenstemming met de locatietypes 'Regulier bedrijventerrein' en 'Kantoren' in het GVV.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
24
5 5.1
Stedenbouwkundig plan Ruimtelijk concept
Algemeen Lagekant is het grootste gemengde bedrijventerrein in Almere Poort en ligt nabij de A6 en de Hogering. De bijzondere ligging, aansluitend aan het centrum, langs de open groene zone De Voortuin en aan de entree van het centrumstedelijke woongebied Europakwartier, maakt het terrein tot een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven die ook willen investeren in de kwaliteit van kavel en gebouw. Kavelgroottes in Lagekant lopen uiteen van 1.500 m² tot 15.000 m² al naar gelang het deelgebied. In de opzet is rekening gehouden met een zonering op basis van representativiteit. Als bijzonder element geldt de kavel ten noorden van de Mangaanstraat waar de vestiging van een instelling voor hoger beroepsonderwijs (hbo) is voorzien. In figuur 9 is een verbeelding van Lagekant opgenomen.
Figuur 9: verbeelding Lagekant
Stedenbouwkundige context Het bedrijventerrein is sterk bepalend voor de beeldvorming van de entree van Almere en zelfs van Flevoland. Gelegen aan de zuidoostflank van Almere Poort ligt Lagekant in het zicht vanaf de Hollandsebrug (A6). Lagekant ligt op afstand van de A6 door middel van de Voortuin, waarin een circa 400 meter brede parkachtige langwerpige groenstrook is voorzien, met daarin gebouwde voorzieningen ten behoeve van bedrijven en/of bewoners.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
25
Lagekant vormt samen met het Europakwartier als het ware een doorlopende bebouwde schil van de kust naar de A6 aan de noordzijde van het toekomstige centrum van Almere Poort en is daarmee een onderdeel van het structuurplan Almere Poort. Het Europakwartier is opgezet als een compact stedelijk woongebied. Lagekant sluit daarbij aan. De Europalaan, gespannen tussen de Pampusweg en de Elementendreef, verbindt beide delen aan elkaar als een verkeersverbinding. Tussen Europakwartier en Lagekant ligt een infrastructuurzone, waarin zich een gracht, een busbaan en een doorgaande langzaamverkeersroute bevinden. De stedenbouwkundige opzet en het ontsluitingssysteem zijn zodanig gekozen dat er veelal sprake is van éénzijdige oriëntatie van de bedrijven. De bedrijven hebben één voorkant aan de zijde waar het bedrijf wordt benaderd door werknemers, bezoekers en laad7 en losverkeer. Op hoekkavels hebben bedrijven een tweede gevel die aan de openbare ruimte grenst. Vanuit het beeld van de openbare ruimte wordt verlangd dat een dergelijk bedrijfsgebouw aan die zijde meer is dan een gesloten gevel uitgevoerd in één materiaal. Om op de overgangen van privé7kavel en de openbare ruimte een eenduidig samenhangend beeld te verkrijgen is ervoor gekozen om de bedrijfsgebouwen op 3 meter uit de voorste perceelsgrens te situeren. Voor de kantoorgebouwen en de bedrijfsgebouwen langs de Europalaan geldt hier 1 meter. Deze zone van respectievelijk 1 en 3 meter wordt groen ingericht, bijvoorbeeld door middel van een haag. Zo ontstaat een geïntegreerd beeld van de openbare en privé onderdelen van de profielen. Aan de voorzijde van de gebouwen ontstaat er geen zichtbare scheiding tussen openbaar gebied en privé gebied. Hekwerken zijn in die 1 respectievelijk 3 meter zone niet toegestaan. Als regel dient 50% van de voorgevel van de gebouwen in de gevellijn gesitueerd te worden. Daarmee ontstaat er in de straat een aaneengesloten gevelbeeld. Daar waar sprake is van een holle of een bolle gevellijn moet de voorgevel op respectievelijk één en twee punten de gevellijn raken. De gevellijn mag met maximaal 1 meter worden overschreden door maximaal 30% van het hoofdgebouw (met uitzondering van de eerste bouwlaag). Met een minimum bebouwingspercentage van 40% voor de bedrijven en 50% voor de kantoren is er sprake van een intensief en verantwoord ruimtegebruik, zoals dat ook in de directe omgeving van Lagekant het geval is in het Europakwartier en het Olympiakwartier. Voor de kavel ten noorden van de Mangaanstraat wordt een lager bebouwingspercentage voorgeschreven (25%) omdat deze strook grenst aan en een overgang vormt naar het Cascadepark Oost, waar een opener en landschappelijker ruimtelijk beeld gewenst is. De hoofdontsluiting bestaat uit twee wegen die het gebied in vieren delen. De Europalaan verdeelt het terrein in een noordelijk en een zuidelijk deel. Deze laan vormt de hoofdentree vanaf de Elementendreef en verzorgt tevens de ontsluiting van het achterliggende woongebied Europakwartier (totaal circa 3.000 woningen). De profielbreedte van 50 meter benadrukt het belang en het representatieve karakter van deze weg. De Platinaweg en Witgoudweg 7 met een profielbreedte van 24 meter 7 vormen samen de centrale interne ontsluitingsweg en delen het gebied op in een oostelijk en een westelijk deel. Het noordelijke en het zuidelijke deel zijn per auto uitsluitend toegankelijk via de kruising Europalaan/Platinaweg (zuid) en Europalaan/Witgoudweg (noord). Directe kavelontsluiting vanaf de Europalaan is niet mogelijk. Ook langs de centrale ontsluitingsweg geldt dat de voorgevels van de bedrijfsgebouwen voor minimaal 50% in de gevellijn dienen te staan. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor de bedrijven aan de oostzijde van de Witgoudweg, omdat op de aangrenzende kavel tussen Witgoudweg en Elementendreef grotere bedrijven gevestigd kunnen worden, die hun representatieve zijde vooral richten op de Elementendreef. Kenmerkend zijn verder de ringvormige wegen aan de buitenrand van het gebied, één ten noorden en één ten zuiden van de Europalaan. Hierdoor staan bedrijfsgebouwen met hun representatieve zijde naar de Elementendreef en de woonbebouwing van het Europakwartier. Langs de Elementendreef wordt (voor minimaal 50% van de oppervlakte van het hoofdgebouw) een minimale bouwhoogte van 12 meter voorgeschreven. Dit om een ruimtelijk beeld met enige stedelijke allure te verkrijgen en op grotere afstand, vanaf de A6, zichtbaarder te worden.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
26
Het gebied ten zuiden van de Europalaan is bedoeld voor kleinschalige bedrijven, met percelen van 1.500 m² tot 4.000 m². Het gebied ten noorden van de Europalaan is bedoeld voor grootschalige bedrijven met percelen van 2.500 m² tot 15.000 m². De te verkavelen percelen zijn in principe eenzijdig ontsloten, uitgezonderd de hoekpercelen. De zone aan weerszijden van de Europalaan is bestemd voor kleinschalige kantoren en bedrijven met een kantoorachtige uitstraling. De auto7ontsluiting voor kantoren/bedrijven aan de Europalaan ligt aan de 'achterzijde'. De bouwhoogte is tenminste 3 lagen (minimaal 8 of 10 meter, maximaal 16 meter) en op de hoeken 4 bouwlagen (minimaal 8 of 14 meter, maximaal 20 meter). Zodoende kunnen er markante gebouwen bij de entree van het bedrijventerrein Lagekant gerealiseerd worden, waardoor als het ware een poortwerking en een afwisselend ruimtelijk beeld ontstaat. Van de minimale bouwhoogte mag worden afgeweken voor gebouwde parkeervoorzieningen die onderdeel uitmaken van het hoofdgebouw. In figuur 10 is een kaart met de bouwhoogtes in Lagekant opgenomen.
Figuur 10: bouwhoogtes Lagekant
Milieubeoordeling Gekoppeld aan het bestemmingsplan 'Almere Poort' is een Milieu7Effect7Rapportage (MER) opgesteld. In dat bestemmingsplan is hierover verantwoording afgelegd. Het programma zoals opgenomen in dit uitwerkingsplan wijkt hier niet van af. Conform de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan 'Almere Poort' zijn in dit uitwerkingsplan de aspecten luchtkwaliteit, geluid en externe veiligheid onderzocht. De verantwoording hiervan is opgenomen in § 5.5, § 5.9 en in de bijlagen.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
27
Inrichting van het openbaar gebied De openbare ruimte bestaat uit infrastructuur, water en groen. De basisgedachte is dat het terrein vrij intensief wordt bebouwd en dat groen van formaat in de Voortuin en Ecozone is geconcentreerd. Het groen binnen het plangebied 7 grasbermen en bomenrijen 7 is dan ook gecombineerd met de infrastructuur langs de zuidelijke, westelijke en noordelijke rand en de Europalaan en in mindere mate langs de Witgoudweg en Platinaweg.
Stedenbouwkundige randvoorwaarden Het gebied krijgt volgens de welstandsniveaukaart uit de Welstandsnota een basistoets. Bouwplannen worden hier beoordeeld op de 'genrecriteria' en in uitzonderingssituaties de algemene welstandscriteria. Een speciaal beeldkwaliteitsplan is niet opgesteld. Wel is in het ontwikkelingsplan een hoofdstuk Beeldkwaliteitsplan opgenomen. Dit hoofdstuk heeft als doel het verkrijgen van een hoogwaardige uitstraling van het terrein als totaal en het bereiken van een duurzame invulling van de kavel. Daarvoor zijn regels voor de inrichting van het eigen/uitgeefbare terrein en de bebouwing opgesteld.
5.2
Wonen, werken en voorzieningen
Wonen Binnen het plangebied zijn geen (bedrijfs)woningen toegestaan.
Werken Conform het 'Ontwikkelingsplan Lagekant' biedt het plangebied ruimte aan ten minste 12 ha uitgeefbaar terrein voor bedrijven en kantoren. De kantoorhoudendheid binnen de bestemming 'Bedrijf' bedraagt maximaal 50%. Het totale bedrijfsvloeroppervlak voor zelfstandige kantoren binnen het Uitwerkingsplan Lagekant mag niet meer dan 30.000 m² bedragen. Dit is conform de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan 'Almere Poort'. In het door de raad vastgestelde Ontwikkelingsplan Lagekant staat dat vooralsnog 20.000 m² aan zelfstandige kantoren wordt gevraagd, met een mogelijke doorgroei naar 30.000 m². Substantiële kantoorontwikkelingen zijn elders voorzien (het centrum, Olympia Officepark en Kustzone). Daarnaast wordt in het Ontwikkelingsplan opgemerkt dat voor zelfstandige kantoren in Lagekant moet worden gerekend met een omvang van circa 1.000 tot 2.500 m² bvo, met een zakelijke uitstraling. Zo vormt Lagekant een aanvulling op de kantorenlocaties in het Olympiakwartier en Olympia Office Park (hoogwaardige kantoorlocaties vanaf 3.000 m² bvo) en in het Cascadepark Oost (klein7 en middelschalige kantoren in het groen). In7 en uitvliegkantoren zouden ook op Lagekant geaccommodeerd kunnen worden. Lagekant biedt dus plaats aan een marktsegment dat niet elders in Almere Poort of in Almere Stad is beoogd. In de GVV van Almere wordt uitgegaan van een ruimtelijke reservering van een (harde en zachte) planvoorraad voor alle segmenten vestiginsglocaties, waaronder 1 miljoen m² extra bedrijfsvloeroppervlak voor kantoren, conform het schaalsprong7scenario in de Concept Structuurvisie Almere 2.0. In Poort en Centrum is 750.000 m² bedrijfsvloeroppervlak voor kantoren gepland. In de GVV (Bijlage 6, onder bijlage X) wordt als hard planaanbod voor Lagekant ook 30.000 m² genoemd.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
28
Uit het voorgaande blijkt dat de kantoorontwikkeling in het Uitwerkingsplan Lagekant in overeenstemming is met het bestemmingsplan 'Almere Poort', het 'Ontwikkelingplan Lagekant', de 'GVV Almere' en de 'Concept Structuurvisie Almere 2.0'. Het uitwerkingsplan laat maximaal 30.000 m² brutovloeroppervlak aan kantoren toe, terwijl vooralsnog wordt uitgegaan van een vraag van 20.000 m². De bestemming 'Gemengd' en de flexibele verkaveling in het uitwerkingsplan bieden de mogelijkheid om hier flexibel op in te kunnen spelen, omdat binnen deze bestemming zowel bedrijven als zelfstandige kantoren kunnen worden gerealiseerd en kavels kunnen worden gesplitst en samengevoegd. Aantrekkelijke doelgroepen voor Lagekant zijn groothandel, kleine en middelgrote logistiek en ICT. Vooral groothandel en ICT lijken het meest aantrekkelijk. Ook showrooms zijn uit het oogpunt van representativiteit interessant. Voor deze perifere detailhandelsbranches is concentratie belangrijk, daarom is hiervoor een vestigingszone aangewezen. Het merendeel van de vestigers zal naar verwachting uit Almere en de regio (Amsterdam, Gooi7 en Vechtstreek) afkomstig zijn. Gezien de strategische ligging aan de entree van Almere kan Lagekant ook een belangrijke rol gaan spelen voor de opvang van de bovenregionale vraag. Gelet op de doelgroepen richt Lagekant zich op middelgrote en grotere bedrijfsruimtegebruikers, met kavels van 1.500 m2 tot maximaal 15.000 m². Daarbij kan onderscheid worden gemaakt in een gebied met kavels van 1.500 m2 tot 3.000 m2 en van 2.500 m2 tot 15.000 m². Kleinere bedrijfsruimtegebruikers kunnen worden gevestigd op de hiervoor bestemde logistieke of industriële bedrijventerreinen elders in Almere. Het gebied ten zuiden van de Europalaan is bedoeld voor kleinschalige bedrijven, met perceelsgroottes van 1.500 m2 tot 3.000 m2, waarbij de meest representatieve zones 7 entree Europalaan en langs de P. de Coubertinlaan 7 zijn bestemd voor kantoorvestigingen. De auto7ontsluiting voor de kantoren en bedrijven ligt aan de 'achterzijde', dat wil zeggen niet aan de zijde waarmee de kantoren zich naar buiten presenteren. Het gebied ten noorden van de Europalaan, met uitzondering van de strook langs de laan zelf, is bestemd voor grotere bedrijven. Tussen de Elementendreef en de Witgoudweg is plaats voor bedrijven en zelfstandige kantoren. Tussen de Witgoudweg en Europakwartier voor bedrijven en volumineuze detailhandel. De kavelgrootte varieert van 2.500 m² tot 15.000 m². De te verkavelen vlakken zijn in principe eenzijdig ontsloten, uitgezonderd de hoekpercelen.
Voorzieningen Voorzieningen ten behoeve van op het terrein gevestigde bedrijven en kantoren zijn mogelijk in de vorm van business facilities. Dit zijn servicevoorzieningen waarbinnen ondersteunende functies voor bedrijven worden toegelaten zoals een kantoor7 of vergaderruimte, een kinderdagverblijf of detailhandel. De kavel ten noorden van de Mangaanstraat is medebestemd voor maatschappelijke voorzieningen. Op deze kavel is de vestiging van een hbo voorzien, aansluitend aan de kavel van het Groenhorst College in Cascadepark Oost. Hierdoor onstaat een directe relatie tussen beide scholen. In het 'Ontwikkelingsplan Lagekant' was de vestiging van een hbo en bedrijven en kantoren al voorzien en is deze kavel aangemerkt als uitgeefbaar terrein voor voorzieningen. In het uitwerkingsplan is voor de kavel een bestemming 'Gemengd' opgenomen. Naast maatschappelijke voorzieningen zijn op de kavel tevens bedrijven (tot en met milieucategorie 2) en zelfstandige kantoren mogelijk. Voor de kavel geldt een maximale bouwhoogte van 30 meter en een minimum bebouwingspercentage van 25%.
5.3
Verkeer
Van directe invloed op de bereikbaarheid van het plangebied is de inmiddels vastgelegde, deels in uitvoering zijnde, gebiedsoverstijgende infrastructuur:
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
29
De Elementendreef, die Almere Poort aan de oostzijde ontsluit en via de Hogering en A6 verbinding geeft met de rest van Almere en de regio. De Europalaan, die vanaf de Elementendreef het plangebied en het daarachter gelegen Europakwartier ontsluit. Deze laan sluit aan op de Pampusweg in het westen van Almere Poort. De P. de Coubertinlaan ligt tussen het plangebied en het centrum. Deze dient ter ontsluiting van het oostelijke deel van het centrum. Hierop sluit de fietsroute langs de gracht aan. De busbaan 7 onderdeel van het openbaarvervoersysteem van Almere 7 geeft verbinding met het busstation, het NS7station in het centrum en met de rest van Almere en de regio. De fietsroute, die parallel aan de busbaan loopt en het Cascadepark Oost (en Middenkant en Homeruskwartier) met het centrum en verder verbindt. De spoorlijn, die directe verbindingen heeft met Amsterdam 7 Schiphol en Utrecht.
In de Verkenning Stedelijke Bereikbaarheid Almere (VSBA) is onderzocht welke knelpunten wanneer zullen ontstaan en welke gefaseerde maatregelen gewenst zijn voor een goede bereikbaarheid in de stad. De rapportage heeft betrekking op maatregelen in het kader van Almere 2.0 voor de bestaande en nieuwe delen van de stad. Het Uitwerkingsplan Lagekant is niet van invloed op toekomstige aanpassingen van de Hogering en zal de uitvoering van dit project niet belemmeren.
Autoverkeer De hoofdontsluiting bestaat uit twee wegen die het gebied in vieren delen. De Europalaan verdeelt het terrein in een noordelijk en een zuidelijk deel. Deze laan vormt de hoofdentree vanaf de Elementendreef en verzorgt tevens de ontsluiting van het achterliggend woongebied Europakwartier (circa 3.000 woningen). De profielbreedte van 50 meter benadrukt het belang en het representatieve karakter van deze weg. De Witgoudweg en de Platinaweg delen het gebied op in een oostelijk en westelijk deel. Het noordelijke en zuidelijke deel zijn per auto uitsluitend toegankelijk via de kruising Europalaan/Witgoudweg7Platinaweg. Directe kavelontsluiting vanaf de Europalaan is niet mogelijk. De kruising wordt beveiligd met een verkeersregelinstallatie. Kenmerkend zijn verder de ringvormige ontsluitingen aan de buitenrand van het gebied, één ten noorden en één ten zuiden van de Europalaan. Hierdoor staan veel bedrijven met hun representatieve zijde ook naar de Elementendreef en de woonbebouwing in het Europakwartier. Standaard wordt van gemeentewege per kavel een inrit met een breedte van 6 meter op de erfgrens met bochtstralen van 7 meter aangelegd. In overleg met het betreffende bedrijf kan hiervan worden afgeweken. Snelheid De Elementendreef en de Europalaan hebben een maximum snelheid van 50 km/uur. Het noordelijke en het zuidelijke deel zijn elk een 30 km/uur zone. Dit betekent onder andere dat de kruispunten van gelijkwaardige orde zijn. In beginsel zullen er geen snelheidsremmende maatregelen aangelegd worden. Parkeren Per bedrijf wordt het minimum aantal aan te leggen parkeerplaatsen getoetst. In het bestemmingsplan 'Almere Poort' zijn in artikel 3 onder 8 de bepalingen voor parkeren opgenomen. Parkeren dient altijd op eigen terrein te worden opgelost. Parkeren in openbaar gebied wordt voor zowel autoverkeer als voor vrachtverkeer zonaal verboden.
Openbaar vervoer Een busbaan begrenst het terrein aan de westzijde. Deze verbindt Lagekant met het Olympiakwartier (met station) en Officepark in het zuiden en Middenkant/Homeruskwartier in het noorden. Haltes zijn
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
30
gelegen bij de noordoost7 en zuidoostpunt van het Europakwartier. Het gebied ligt hemelsbreed geheel binnen 400 meter van een bushalte. De kantoorkavels bevinden zich grotendeels binnen 200 meter van de zuidelijke bushalte.
Langzaam verkeer Lagekant wordt bediend door een tweetal hoofdroutes voor langzaam verkeer. Eén route ligt in het profiel van de Europalaan, aan de zuidzijde en komt uit het Europakwartier. Ten behoeve van een verdere verbinding met de Voortuin is rekening gehouden met een reservering voor een onderdoorgang onder de Elementendreef. De tweede route betreft de fietsroute parallel aan de busbaan. Deze is afkomstig uit het Homeruskwartier en verzamelt ook het langzaam verkeer uit het Europakwartier noord en zuid. De route geeft aansluiting op het centrum en verder. Omdat zowel het noordelijke als het zuidelijke deel 30 km/uur zones zijn, zijn er geen aanvullende fietsvoorzieningen opgenomen. Langs alle wegen worden voetpaden aangelegd.
5.4
Groen, blauw en natuur
Groen Openbare groenvoorzieningen dragen bij aan het sfeerbeeld van Lagekant. Uitgangspunt is dat deze geen belemmering mogen vormen voor de zichtbaarheid. Binnen het plangebied Lagekant is geen sprake van bos in de zin van de Boswet. Boscompensatie is dan ook niet aan de orde.
Blauw Water in het gebied bestaat uit de begrenzende grachten in het westen en noorden. Deze maken deel uit van de waterstructuur van Almere Poort.
Natuur Gebiedsbescherming De gemeente Almere heeft door een extern onderzoeksbureau een natuureffectstudie uit laten voeren voor het gehele plangebied Almere Poort. De ontwikkelingen in Lagekant maken deel uit van deze studie. Uit deze natuureffectstudie blijkt dat er geen negatieve effecten worden verwacht van de ontwikkeling van Almere Poort op soorten en habitats die voorkomen in het IJmeer. Hierbij is gekeken naar het vigerend beleid, het toekomstige beleid en naar de waarden van het Staatsnatuurmonument. Uit de toetsing komt naar voren dat de effecten die kunnen optreden op de tafeleend en brilduiker door de ontwikkeling van de kustzone van Almere Poort niet te verwachten zijn, omdat eventuele toename van de verstoring beperkt is tot de dijk en de soorten in de huidige situatie hier reeds aan gewend zijn. Daarbij zijn er voldoende uitwijkmogelijkheden in het IJmeer. Soortbescherming In 2007 is het plangebied opnieuw geïnventariseerd. Hierbij zijn grotendeels dezelfde soorten aangetroffen als in 2002. Er is een ontheffing verleend voor de periode van 18 februari 2009 tot en met 18 februari 2014 (zie Bijlage 1).
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
31
In de nabijheid van Lagekant komen rugstreeppad, bruine kikker en groene kikker voor. Daarnaast is een aantal broedvogelsoorten aangetroffen en wordt het gebied extensief door vleermuizen gebruikt als foerageergebied. Vaste rust7 en verblijfplaatsen van vogels of vleermuizen zijn niet aanwezig. Ten aanzien van vogels wordt verstoring tijdens het broedseizoen voorkomen. Voor de vleermuizen geldt dat de foerageerfunctie, die het te bebouwen terrein van Almere Poort vormt, in het niet valt ten opzichte van de veel grotere waarde van de omgeving en dat de voorkomende soorten geen schade ondervinden. Voor de rugstreeppad is in 2004 een vervangend leefgebied aangelegd om het voortbestaan van de populatie te waarborgen. Ook voor de algemenere amfibieënsoorten zal in Poort leefgebied gerealiseerd worden in de vorm van natuurvriendelijke oevers.
5.5
Duurzaamheid en leefbaarheid
Duurzaamheid Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids7 en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen. Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.
Leefbaarheid Milieuzonering Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende (bedrijven) en milieugevoelige functies (scholen, woningen etc.) ter bescherming of vergroting van de leefbaarheid. Bij milieuzonering wordt uitgegaan van milieunormen met een ruimtelijke dimensie. Het gaat om in afstanden uit te drukken aspecten als geluid, geur, stof en gevaar. De milieuzonering voor dit uitwerkingsplan is, net als het bestemmingsplan 'Almere Poort', opgesteld op basis van de VNG7publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van 2007. In deze publicatie zijn een groot aantal bedrijfsactiviteiten en de richtafstanden tot een rustige woonwijk aangegeven. Op de werklocatie Lagekant is een zogenaamde inwaartse milieuzonering toegepast vanuit het woongebied Europakwartier. Deze zonering is gebaseerd op oplopende milieucategorieën. Naarmate een bedrijf in een zwaardere milieucategorie valt zal de afstand tot de milieugevoelige functie (wonen in Europakwartier) groter moeten zijn. Om inzicht te krijgen in de milieucategorie van bedrijven wordt gebruik gemaakt van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bestemmingsplan 'Almere Poort', Bijlage 2). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar de mate van milieubelasting. Hoe hoger de milieubelasting van een bedrijf, hoe hoger de milieucategorie van het bedrijf zal zijn. De Staat van Bedrijfsactiviteiten maakt deel uit van de voorschriften en is gebaseerd op de VNG7publicatie.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
32
Europakwartier kan, volgens de omgevingstypen uit eerder genoemde publicatie, worden gekarakteriseerd als een gemengd gebied: een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Dit betekent dat de richtafstanden zonder dat dit ten koste gaat van het woon7 en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd, zie onderstaande tabel.
Milieucategorie
Richtafstand tot rustige woonwijk richtafstand tot gemengd gebied en rustig buitengebied
1
10 meter
0 meter
2
30 meter
10 meter
3.1
50 meter
30 meter
3.2
100 meter
50 meter
4.1
200 meter
100 meter
Vanuit de meest noordwestelijke grens van Europakwartier zijn afstanden van 50 en 100 meter van toepassing. In het plangebied van Lagekant zijn slechts bedrijven tot maximaal categorie 3.2 toegestaan. Binnen de contour van 50 meter bevinden zich geen kavels van Europakwartier.
Geluid Algemeen De wetten die voor de gemeente op het gebied van geluid een rol spelen zijn de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit, de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. De Wet geluidhinder geeft regels voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze laatste alleen voor inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en daarvoor zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht. De kern van de Wet geluidhinder bestaat uit het instrument zonering. Met dit instrument wordt de ruimtelijke scheiding tussen een geluidsbron en een geluidgevoelige bestemming geregeld. De Wet milieubeheer kent de vergunningplicht voor bedrijven. In deze vergunningen worden eisen gesteld aan het geluid afkomstig van het bedrijf. Bij de toegestane geluidbelasting wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van geluidgevoelige bestemmingen. In de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening worden een aantal richtwaarden aangegeven voor verschillende soorten woonomgevingen in de dag7, avond7 en nachtperiode. De kern van de Wet ruimtelijke ordening is het ordenen van verschillende bestemmingen, zodat deze geen negatieve invloed van elkaar ondervinden. In het Activiteitenbesluit worden bepaalde categorieën bedrijven ontheven van de vergunningplicht. Zij moeten zich aan algemene regels houden. Ook regels ten aanzien van geluid zijn hierin opgenomen. Het Bouwbesluit, een uitvoeringsregeling van de Woningwet, stelt op het gebied van geluid eisen aan de geluidwering van woningen en kantoren. Voor het milieuaspect spelen in dit plangebied effecten door wegverkeerslawaai en industrielawaai.
Wegverkeerslawaai Binnen het uitwerkingsplan zijn geen woningen toegestaan. Wel wordt binnen de bestemming Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
33
'Gemengd' op gronden met de aanduiding 'maatschappelijk' een ander geluidgevoelig gebouw mogelijk gemaakt. Dit impliceert dat er mogelijk planologische beperkingen liggen als gevolg van geluid van wegen op dit deel van het plangebied. Los hiervan dient er bij het ontwikkelen van kantoorgebouwen voor gezorgd te worden dat de gevels van deze gebouwen een zodanige geluidwering geven, dat er in de kantoren een maximaal geluidsniveau van 40 dB ontstaat. In het plan is geluidtechnisch gezien de volgende infrastructuur van belang:
Elementendreef; Europalaan; A6; Hogering; Busbaan.
Ten aanzien van railverkeerslawaai geldt dat op het gedeelte van het plangebied waar een geluidgevoelig gebouw mogelijk is, de afstand tot aan de spoorbaan meer dan 600 meter bedraagt en dus buiten de zone van de spoorbaan ligt. Railverkeerslawaai is daarmee verder niet relevant. Voor het bestemmingsplan 'Almere Poort' is in juli 2002 een beleidsnota geluid vastgesteld door de gemeenteraad. In deze nota ligt de visie besloten die het gemeentebestuur heeft ten aanzien van geluid en geluidshinder in Almere Poort. De uitdaging voor het geluidsbeleid in Almere Poort is het bereiken van een akoestische kwaliteit die past bij de functies van de verschillende onderdelen van het gebied. Op basis van het beleid is aan de provincie Flevoland verzocht om voor het plangebied Almere Poort voor maximaal 4.000 van de ca. 11.000 geprojecteerde woningen een hogere waarde vast te stellen. Voor andere geluidgevoelige gebouwen dan woningen zijn geen hogere waarden vastgesteld. Dit betekent dat het realiseren van een ander geluidgevoelig gebouw alleen mogelijk is als wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder of een verleende hogere grenswaarde.
Resultaten onderzoek verkeerslawaai Lagekant Er is een onderzoek uitgevoerd waarbij de akoestische effecten van het wegverkeer op het gebied met de bestemming 'Gemengd' en de aanduiding 'maatschappelijk' in beeld zijn gebracht (zie Bijlage 2). Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder op delen van het plangebied wordt overschreden vanwege de A6, Hogering, Elementendreef en busbaan. Echter, voor het merendeel van het genoemde gebied blijft de geluidsbelasting vanwege verkeerslawaai onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor het realiseren van een onderwijsgebouw is van belang dat delen van het gebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten sinds 15 juli 2009 voor wat betreft de toepassing van de Wet geluidhinder geen deel meer uitmaken van het onderwijsgebouw. Door bij het inrichten van het plangebied en het ontwerp van het gebouw rekening te houden met het aspect geluid is realisatie van een geluidsgevoelig gebouw mogelijk binnen de bestemming 'Gemengd' op gronden met de aanduiding 'maatschappelijk'. Hierbij is van belang dat op grond van de Beleidsnota Geluid in Almere Poort voor een ander geluidsgevoelig gebouw, zoals een school, geen hogere waarde beschikbaar is. In de regels van de bestemming 'Gemengd' is daarom opgenomen dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van een geluidgevoelige functie niet hoger mag zijn dan dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Industrielawaai De activiteiten op het terrein van Lagekant kunnen zowel binnen als buiten het terrein akoestische effecten geven. Binnen het plangebied is het op de gronden met de aanduiding 'maatschappelijk' mogelijk om een andere geluidgevoelige bestemming te realiseren. Op basis van de richtafstanden voor milieuzonering ingevolge de VNG7publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn in het noorden van het
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
34
plangebied daarom slechts bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Vanaf een afstand van 50 meter van de gronden met de aanduiding 'maatschappelijk' (in het midden en het zuiden van het plangebied) zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Bij de concrete invulling van het gebied kan door optimalisatie van de terrein7 en gebouwindeling en bouwkundige maatregelen een voldoende akoestische situatie worden gerealiseerd. Buiten de plangrenzen zijn geluidgevoelige bestemmingen aanwezig, in de vorm van woningbouw in de toekomstige deelgebieden Europakwartier, Olympiakwartier en in Cascadepark. Zoals genoemd onder het kopje Milieuzonering wordt het terrein Lagekant inwaarts gezoneerd. Los van deze inwaartse zonering is het mogelijk om rond het terrein een geluidzone vast te stellen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Deze zone is afhankelijk van het al of niet uitsluiten van zogenaamde 'grote lawaaimakers'. Binnen het plangebied zijn bedrijven uitgesloten die zijn genoemd in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingrecht. Het onderhavige bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven tot maximaal categorie 3.2. Het bestemmingsplan 'Almere Poort' kent een ontheffingsbevoegdheid voor het toestaan van bedrijven uit maximaal één milieucategorie hoger (categorie 4.1). Aangezien in deze doelgroep geen 'grote lawaaimakers' zitten zal om dit bedrijventerrein geen geluidzone worden vastgelegd.
Lucht Inleiding Op 15 november 2007 zijn de nieuwe Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen in titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wijzigingswet Wet milieubeheer). Dat betekent dat dit aspect wettelijk verplicht beschouwd moet worden bij het uitoefenen van een bestuurlijke bevoegdheid. Tevens legt het Rijk een grote nadruk op het principe van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat elke situatie beoordeeld moet worden of het aanvaardbaar is om een project op een bepaalde locatie te realiseren. Luchtkwaliteit is een aspect waarmee de leefbaarheid van een gebied deels gekarakteriseerd kan worden. Bij de inwerkingtreding van de Wijzigingswet wet milieubeheer is het Besluit luchtkwaliteit 2005 ingetrokken. Ingevolge artikel V van deze wet zijn titel 5.2 van de Wet milieubeheer, bijlage 2 van die wet en de op titel 5.2 berustende bepalingen niet van toepassing op een voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet met toepassing van artikel 7 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 vastgesteld besluit. Het bestemmingsplan 'Almere Poort' is vastgesteld op 15 maart 2007. Dit uitwerkingsplan strekt tot uitwerking van het bestemmingsplan 'Almere Poort'. Het overgangsrecht brengt met zich mee dat het Besluit luchtkwaliteit 2005 van toepassing is op dit uitwerkingsplan. In het kader van het bestemmingsplan 'Almere Poort' is het aspect luchtkwaliteit onderzocht (§ 8.4). Uit de rekenresultaten van dit bestemmingsplan blijkt dat er op basis van het Besluit luchtkwaliteit 2005 geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen activiteiten in het plangebied. Omdat dit uitwerkingsplan een uitwerking betreft van het project Almere Poort, dat is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL, project nr. 105), is echter ook de nieuwe regelgeving van betekenis. Hierna is deze toetsing opgenomen. Toetsingsregels Het doel van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is het beschermen van het milieu tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging. De parameters die van belang zijn in Almere zijn met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10):
Stof
Daggemiddelde (µg/m3)
NO2 7
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
Jaargemiddelde (µg/m3)
Datum in werking (na derogatie EU)
Achtergrondconc. 2010 Almere (µg/m3)
40
17172015
< 25
35
50 PM10 (mag 35 keer/jaar overschreden worden)
17172011
<25
40
Tevens is in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer geregeld dat in sommige gevallen de toetsing aan de luchtkwaliteitseisen niet meer hoeft te geschieden. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid: 1. 2. 3. 4.
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; een project leidt 7 al dan niet per saldo 7 niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging; een project past binnen het NSL of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Met de wijziging van de Wet milieubeheer zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht:
Besluit & Regeling 'Niet in betekenende mate' (NIBM); Regeling 'Beoordeling luchtkwaliteit 2007' (RBL), (gewijzigd december 2008, maart 2009); Regeling 'Projectsaldering luchtkwaliteit 2007'; Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
Naast de Wet milieubeheer geldt ook de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De koppeling Wro en luchtkwaliteit wordt via het aspect 'goede ruimtelijke ordening' vorm gegeven. De onderbouwing hiervan kan op basis van vier aspecten geschieden:
beschrijven van het blootstellingrisico (hoeveel mensen en in welke mate); scheiden: in hoeverre is milieuzonering toepasbaar; voorkomen van voorzienbare hinder; beschermen: 'meest kwetsbare groep op de minst vervuilde plek'.
Beoordeling situatie Nieuwe situatie Het plangebied zal na realisering bestaan uit een bedrijventerrein met de benodigde infrastructuur. Binnen het plangebied bestaat de mogelijkheid voor de realisatie van een school op de gronden met de aanduiding 'maatschappelijk'.
Toetsing wetgeving Almere Poort is als project opgenomen in het NSL (project nr. 105). Projecten die zijn opgenomen in het NSL hoeven niet afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden. In de projectomschrijving in het NSL is aangegeven dat het project Almere Poort 12.000 woningen, 300.000 m2 bvo voor kantoren en 65 ha voor bedrijven omvat. Deze beschrijving is gebaseerd op het bestemmingsplan 'Almere Poort'. Voor Lagekant is in het bestemmingsplan 'Almere Poort' het volgende programma opgenomen: 200.000 m2 uitgeefbaar terrein voor bedrijven, 30.000 m2 brutovloeroppervlak voor kantoren, 50.000 m2 bebouwd grondoppervlak voor leisure en 2.500 m2 voor business facilities. Op grond van het bestemmingsplan 'Almere poort, 1e partiële herziening' mag het bebouwd grondoppervlak voor maatschappelijke voorzieningen in Lagekant maximaal 20.000 m² bedragen. In het 'Ontwikkelingsplan Lagekant' is opgenomen dat Lagekant ruimte moet bieden aan ten minste 120.000 m2 uitgeefbaar terrein voor bedrijven/kantoren. Vooralsnog wordt 20.000 m²
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
36
brutovloeroppervlak aan zelfstandige kantoren gevraagd, met een mogelijke doorgroei naar 30.000 m2. Als specifiek element dient een hbo7instelling te worden ingepast. Deze onderwijsinstelling vraagt ongeveer 20.000 m2 terrein. Het programma voor 50.000 m2 voor leisure is komen te vervallen. Het programma in het 'Uitwerkingsplan Lagekant' past binnen het programma van het bestemmingsplan 'Almere Poort' en het NSL. Daarnaast voldoet het programma aan het bestemmingsplan 'Almere Poort, 1e partiële herziening' en het 'Ontwikkelingsplan Lagekant'. Hiermee wordt voldaan aan de bestuurlijke bevoegdheid en is er op grond van luchtkwaliteit geen belemmering voor het uitwerken van het bestemmingsplan. Het Besluit gevoelige bestemmingen waarborgt dat mensen met een verhoogde gevoeligheid in specifieke (nieuwe) situaties niet worden geconfronteerd met een luchtkwaliteit die niet voldoet aan de grenswaarden. Op grond van dit besluit wordt de vestiging van 'gevoelige bestemmingen' 7 zoals een school 7 in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen. In de nabijheid van het plangebied liggen de A6 en de Hogering. De A6 ligt op meer dan 385 meter en de Hogering op meer dan 340 meter. Luchtkwaliteitsonderzoek is op basis van het Besluit gevoelige bestemmingen niet nodig omdat door de afstand de luchtkwaliteit voldoende is gewaarborgd.
Beoordeling aspect goede ruimtelijke ordening Naast het Besluit gevoelige bestemmingen schrijft de Wro voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties die niet in het Besluit gevoelige bestemmingen zijn ondervangen, maar vanuit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niettemin onwenselijk zijn. Zoals hiervoor aangegeven is binnen het plangebied Lagekant alleen het gebied met de aanduiding 'maatschappelijk' van belang voor wat betreft luchtkwaliteit. Dit gebied ligt op minder dan 10 meter van de Elementendreef. Voor de Elementendreef is met behulp van gegevens uit de verkeersmilieukaart van de gemeente Almere de luchtkwaliteit berekend voor het jaar 2020. Hierbij is gebruik gemaakt van het computerprogramma PROMIL spatial van Goudappel Coffeng. Dit programma werkt volgens de rekenregels zoals deze zijn verwoord in het CAR7II rekenprogramma. In Bijlage 3 is de berekening opgenomen. Uit de rekenresultaten blijkt dat er geen overschrijdingen zijn en dat de achtergrondconcentratie laag is. Gezien het feit dat er geen overschrijdingen zijn in het gebied is de realisatie van een school acceptabel en wordt voldaan aan het aspect goede ruimtelijke ordening. Op basis van de huidige inzichten en de prognoses voor de komende 10 jaar vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de ontwikkelingen in het uitwerkingsplan.
5.6
Cultuurhistorische waarden
Archeologische waarden Voor het gebied ten zuiden van de spoordijk is afgezien van archeologisch vooronderzoek. De toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor dit gebied is namelijk al dusdanig ver uitgewerkt dat het inpassen van archeologisch vooronderzoek tot grote planvertraging en eventuele financiële claims zou leiden. Dit besluit hebben burgemeester en wethouders van Almere in een brief van 29 juni 2001 kortgesloten met Gedeputeerde Staten van Flevoland. In de brief is opgenomen hoe burgemeester en wethouders willen omgegaan met archeologisch vooronderzoek in Almere Poort. In het bestemmingsplan 'Almere Poort' heeft vervolgens de juridisch7planologische afweging plaatsgevonden hoe wordt omgegaan met de bescherming van te verwachten archeologische waarden in Almere Poort. Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 24 juli 2007 het bestemmingsplan 'Almere Poort' gedeeltelijk goedgekeurd.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
37
Aan de regeling voor archeologie in het bestemmingsplan is geen goedkeuring onthouden. De regeling in het bestemmingsplan vormt het kader voor het uitwerkingsplan voor Lagekant. De gronden in het bestemmingsplan 'Almere Poort' zijn, met uitzondering van de plandelen ten zuiden van de bestemming 'Spoorwegdoeleinden', mede bestemd voor de ter plaatse te verwachten archeologische waarden. Dit betekent dat voor het plangebied van Lagekant, dat ten zuiden van de spoordijk ligt, geen medebestemming voor archeologie geldt en geen aanlegvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Voor Lagekant is daarom geen archeologisch vooronderzoek verricht. Op grond van artikel 38 Monumentenwet kan de gemeenteraad in het belang van de archeologische monumentenzorg bij verordening regels vaststellen met betrekking tot de eisen die burgemeester en wethouders kunnen stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen of gevallen vaststellen waarin burgemeester en wethouders kunnen afzien van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van daartoe strekkende verplichtingen. De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Archeologienota 2009. Op 18 juni 2009 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening (ex artikel 38 Monumentenwet) en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op 12 juli 2009 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden. In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe Almere omgaat met behoudenswaardige archeologisch vindplaatsen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting (selectiegebieden) dan wel een vrijstelling hiervan geldt. De provincie is in 2009 akkoord gegaan met het vastgestelde beleid en met de Archeologieverordening en de daaraan gekoppelde ABA. Op grond van de ABA geldt er geen archeologievergunning of onderzoeksverplichting voor Lagekant (zie figuur 11). Overigens is de Archeologieverordening niet van toepassing indien een bestemmingsplan – zoals 'Almere Poort' – 'Maltaproof ' is.
Figuur 11: Archeologische Beleidskaart Almere
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
38
De selectiegebieden en vindplaatsen worden beschermd door een aanlegvergunningstelsel of, indien het vigerend bestemmingsplan niet 'Maltaproof' is, door een aan de Archeologieverordening verbonden archeologievergunning. De archeologievergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet worden geweigerd indien het project/de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen vindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit in situ te behouden. In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en selectiegebieden (als vermeld op de ABA) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch7planologische kaders moeten worden overgenomen, met een met de Archeologieverordening overeenkomende bescherming. Artikel 38a Monumentenwet geeft aan dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Dit is gebeurd in het bestemmingsplan 'Almere Poort'. Het uitwerkingsplan Lagekant is in overeenstemming met dit bestemmingsplan. Artikel 38a Monumentenwet kent verder geen aparte bepalingen over uitwerkingsplannen of wijzigingsplannen. Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de selectiegebieden en buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond. De meldingsplicht betreft een wettelijke plicht en hoeft daarom niet in de regels van het bestemmingsplan verankerd te worden. Gelet op het voorgaande voldoet het Uitwerkingsplan Lagekant aan zowel het bestemmingsplan 'Almere Poort', het archeologiebeleid, de Archeologieverordening en artikel 38 en 38a Monumentenwet.
5.7
Bodem en Watersysteem
Het watersysteem in Poort is ontwikkeld op basis van het Waterstructuurplan Poort en het rapport 'Oppervlaktewater herberekening Almere Poort, mei 2006'. Het watersysteem van Lagekant is een onderdeel van het watersysteem van geheel Poort en levert een bijdrage in het oplossen van de wateropgave (kwantitatief en kwalitatief) die voor geheel Poort geldt. De benodigde waterberging wordt gevonden in de hoofdwaterstructuur van Almere Poort, waar de ecozone onderdeel van is. Met het waterschap zijn afspraken gemaakt om het modelinstrumentarium van de gemeente en het waterschap daar waar mogelijk met elkaar te integreren zodat de herberekening en toetsing van het watersysteem goed kan worden uitgevoerd. Als pilot hiervoor zal de herberekening van het watersysteem Almere Poort worden uitgevoerd. Dit is in het kader van het uitwerkingsplan voor Lagekant nog niet gebeurd, maar zal in een later stadium gebeuren. De waterkwaliteit in Almere Poort heeft van begin af aan veel aandacht gekregen. Het hoofdwatersysteem van Poort is zodanig ontworpen dat de waterkwaliteit hierbij zo goed mogelijk is gediend. Dit wordt onder meer bereikt door een natuurvriendelijke inrichting van de oevers, een peilkeuze waarbij zo min mogelijk slechte kwel wordt toegelaten, het zo veel mogelijk benutten van schoon afstromend regenwater en er is doorstroming mogelijk.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
39
Waterstructuur Lagekant In Lagekant is evenals in het Europakwartier en het Cascadepark een invloed van kwel te verwachten. De kwelintensiteit hangt af van de stijghoogte van het watervoerende pakket, de doorlatendheid van de bodem en het peil van het oppervlaktewater. Het kwelwater is eutroof, brak en ijzerrijk. Hierdoor kunnen geen al te hoge ambities ten aanzien van de waterkwaliteit worden gesteld. Om deze reden zijn in Lagekant geen waterpartijen, anders dan die van het hoofdwatersysteem, gepland. Aan de westkant wordt Lagekant door een watergang gescheiden van Europakwartier. Vanwege het terugdringen van kwel wordt hier, conform het Peilbesluit, een streefpeil gehanteerd van 74.40 meter NAP. De watergang aan de noordkant, met een streefpeil van 74.70 meter NAP, scheidt Lagekant van Cascadepark. Bij de inrichting van deze watergangen wordt zoveel mogelijk uitgegaan van een natuurvriendelijke dan wel duurzame inrichting. Deze natuurvriendelijke inrichting wordt als een effectieve maatregel gezien om de waterkwaliteit te verbeteren en om een bijdrage te leveren in het oplossen van de waterbergingsopgave. Tevens worden de watergangen en de naastgelegen ruimte zodanig ingericht dat regulier onderhoud van het water en de oevers goed mogelijk is.
Afvoer hemelwater Vanwege duurzaamheid wordt, conform het Waterstructuurplan, zoveel mogelijk hemelwater vastgehouden/geborgen in het openbare terrein, op de kavels maar ook op gebouwniveau. Tevens wordt in Almere Poort conform het bestemmingsplan waar mogelijk een zichtbare oppervlakkige afstroming van hemelwater nagestreefd. Het afstromende hemelwater wordt gescheiden van het huishoudelijk afvalwater afgevoerd naar het oppervlaktewater. Dit wordt mede door de geringe afstand tot het oppervlaktewater mogelijk gemaakt. Om het afstromende hemelwater zo schoon mogelijk te houden dienen er in het te ontwikkelen gebied geen uitloogbare materialen te worden gebruikt. Het vervuilde hemelwater, met name het afstromende water van de drukke wegen en grote parkeerplaatsen, dient alvorens dit in het oppervlaktewater uitstroomt, gezuiverd te worden. Dit zal met een lokale zuivering, bij voorkeur door toepassing van een bodempassage, geschieden. Voorbeelden van een dergelijke bodempassage zijn de aanleg van infiltratiestraatwerk en filterbermen. Tenslotte is het de ambitie om hemelwater op gebouwniveau, waarin geen uitloogbare materialen zijn verwerkt, te benutten. De afstroming van het hemelwater dient zoveel mogelijk naar het hoofdwatersysteem van Almere Poort te geschieden en niet naar de Voortuin en/of Ecozone.
Bodem Voor Lagekant is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Mateboer, 23 november 2009, kenmerk 092054.E/JPR). Uit dit onderzoek komt het volgende naar voren: In de boven7 en ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen (koper, chroom en nikkel) aangetroffen. In het grondwater is plaatselijk een licht tot sterk verhoogd gehalte aan arseen en/of een licht verhoogd gehalte aan barium aangetoond. Door overschrijdingen van de tussenwaarde van arseen is er formeel aanleiding om een nader onderzoek te laten verrichten naar deze verontreiniging. Verhoogde concentraties arseen komen in Almere echter regelmatig voor en worden hier beschouwd als een verhoogde achtergrondwaarde als gevolg van de ontstaansgeschiedenis van dit deel van het land. Er is dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat het verhoogde gehalte arseen het gevolg is van (historische) bedrijfsactiviteiten ter plaatse.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
40
Verhoogde concentraties van de generieke achtergrondwaarden in de grond en in het grondwater komen veelvuldig voor in Almere (net als in de rest van Nederland) en worden beschouwd als diffuse antropogene (door menselijk handelen veroorzaakte) dan wel natuurlijke achtergrondwaarden. Zij geven geen aanleiding tot nader bodemonderzoek. Op grond van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt (kwaliteit van de bodem) geen bezwaren tegen multifunctioneel gebruik van de locatie. Veedrenking en besproeiing van consumptiegewassen moet echter afgeraden worden in verband met het verhoogde arseengehalte van het grondwater. Er hoeft geen nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd voor Lagekant.
5.8
Kabels en leidingen c.a.
Riolering Vanwege duurzaamheid wordt er een gescheiden stelsel aangelegd. Het huishoudelijke afvalwater en het bedrijfsafvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) op de Vaart in Almere Buiten en het hemelwater stroomt af naar het oppervlaktewater. Hierdoor hoeft er minder water naar de RWZI te worden verpompt, de werking van de RWZI wordt verbeterd en het regenwater kan in de wijk worden benut.
Nutsvoorzieningen Het primaire tracé voor kabels en leidingen ligt langs de busbaan. Kabels en leidingen voor het bedrijventerrein worden van hieraf het gebied ingevoerd, in het bijzonder langs de Europalaan. De energielevering vindt plaats op basis van restwarmte van de Diemer Centrale (stadsverwarming) en niet op basis van gas. Lagekant zal worden voorzien van een glasvezelnetwerk. Ondernemers kunnen hierdoor de beschikking krijgen over zeer snelle (internet)verbindingen.
Straalverbindingen Lagekant ligt in de luchtvaartverkeerszones 70 meter en 80 meter (zie figuur 12). Dit betekent dat gebouwen tot en met een bouwhoogte van +70 meter NAP respectievelijk +80 meter NAP zijn toegestaan zonder nader advies van de Luchtverkeersleiding Nederland of het ministerie van Defensie. Daarboven is wel advies nodig. Binnen het plangebied is de maximaal toegestane bouwhoogte 30 meter. Via ontheffing kan daar met 10% van worden afgeweken. De bebouwing in Lagekant blijft ver onder de toegestane hoogtes. Daarom is nader advies niet nodig en zijn de hoogteradialen niet op de plankaart opgenomen.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
41
Figuur 12: hoogteradialen luchtvaartverkeer
5.9
Veiligheid
Sociale veiligheid De beveiliging van Lagekant zal onderdeel van parkmanagement zijn. Op het bedrijventerrein zal het Keurmerk Veilig Ondernemen op Bedrijventerreinen (KVO7B) geïmplementeerd worden.
Fysieke veiligheid Veiligheid is een belangrijk aspect in het ontwerp en beheer van het bedrijventerrein. In het ontwerp van het terrein is aan een aantal aspecten al aandacht besteed. Zo zijn er langzaamverkeerroutes langs de Europalaan en busbaan gelegd, zijn de wegen voorzien van een passende breedte, is het aantal (toegangs)wegen beperkt en overzichtelijk gehouden, is passende verlichting voorgeschreven, is een scheiding tussen privé7openbaar aangebracht en zijn geen achterpaden gemaakt.
Externe veiligheid Risicovolle inrichtingen In de toelichting van het bestemmingsplan 'Almere Poort' is het volgende opgenomen over risicovolle inrichtingen:
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
42
"Er is hier sprake van een ruimtelijk plan, dat de vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten alsmede van consumentgerichte risicovolle inrichtingen (b.v. LPG tankstation, ijsbaan/skihal met ammoniakkoelinstallatie) mogelijk maakt. Andere risicovolle inrichtingen worden hier niet toegelaten, vanwege het stedelijke karakter van Almere Poort met zijn voor Almeerse begrippen hoge woningdichtheid en hoge mate van functiemenging." Uit deze toelichting blijkt dat deze tot strekking heeft om slechts een beperkt deel van de risicovolle inrichtingen toe te laten. Namelijk consumentgerichte risicovolle inrichtingen zoals een LPG tankstation of een ijsbaan/skihal met ammoniakkoelinstallatie. Ten tijde van het bestemmingsplan was niet bekend of en waar consumentgerichte risicovolle inrichtingen zich hier willen vestigen. Toetsing aan het Bevi was nog niet mogelijk. Daarom werd de keuze gemaakt om risicovolle inrichtingen in de voorschriften van het bestemmingsplan uit te sluiten. Door middel van een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders kan de verenigbaarheid van een te vestigen consumentgerichte risicovolle inrichting met de in het bestemmingsplan (beperkt) kwetsbare functies worden beoordeeld. Dezelfde systematiek (combinatie van uitsluiten en te zijner tijd de toelaatbaarheid beoordelen via een wijzigingsbevoegdheid) is in dit uitwerkingsplan toegepast bij de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Gemengd'. Normaal gesproken is de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid van een bestemmingsplan dat (beperkt) kwetsbare objecten toestaat een zelfstandig ruimtelijk besluit waarop het Bevi van toepassing is. Dan is opname van grens7 en richtwaarden, risicoafstanden en de verantwoordingsplicht met betrekking tot het groepsrisico uit het Bevi in het bestemmingsplan niet noodzakelijk. Omdat deze eisen uit het Bevi niet gelden voor het toestaan van risicovolle inrichtingen in een bestemmingsplan, zijn ze in dit specifieke geval aan de wijzigingsbevoegdheid verbonden. Artikel 13 van het Bevi (verantwoordingsplicht groepsrisico, verder VGr) is sinds de invoering van de Wro niet meer van toepassing op wijzigingsplannen. De Wro maakt het niet mogelijk om bij een wijzigingsplan eisen te stellen aan de toelichting bij of de ruimtelijke onderbouwing van dat besluit. Deze VGr is wel van belang bij het wijzigingsplan vanuit het oogput van een goede ruimtelijke ordening. Vandaar dat de VGr ook aan de wijzingsbevoegdheid in artikel 2.5 lid a sub 3 is verbonden.
Vuurwerkbedrijven Uit het bestemmingsplan 'Almere Poort' (toelichting en voorschriften voor het deelgebied Lagekant) blijkt verder dat opslag, herverpakken en/of verkopen van consumentenvuurwerk in dit plangebied is toegestaan. Er is conform de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering, 2007' een grens gesteld aan maximaal 50 ton vuurwerk per bedrijf. Op dit moment is nog niet bekend of en waar deze bedrijven zich willlen vestigen. Toetsing aan de geldende afstandseisen uit het Vuurwerkbesluit is nog niet mogelijk. Vandaar de keuze om in de regels op te nemen dat vuurwerkbedrijven moeten voldoen aan de vereiste veiligheidsafstanden uit het Vuurwerkbesluit. De veiligheidsafstanden dienen op het eigen bouwperceel (eigen terrein) te worden opgelost. Op grond van de partiële herziening is binnen Lagekant de opslag, herverpakking en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk toegestaan, mits voldaan wordt aan de veiligheidsafstanden van het Vuurwerkbesluit. Professioneel vuurwerk is niet toegestaan. Deze regeling is overgenomen in dit uitwerkingsplan.
Bedrijven die munitie voor civiel gebruik opslaan Verder blijkt uit het bestemmingsplan 'Almere Poort' (Staat van Bedrijfsactiviteiten) dat het is toegestaan munitie (vuurwapenpatronen, gevarensubklasse 1.4) in dit plangebied op te slaan. Op dit moment is nog niet bekend of en waar deze bedrijven zich willen vestigen. Toetsing aan de geldende afstandseisen uit de circulaire Opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik uit 2006 is nog niet mogelijk. Vandaar de keuze om in de regels op te nemen dat bedrijven die munitie opslaan moeten voldoen aan de in bijlage III opgenomen afstandentabel uit de Circulaire Opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik uit 2006. De veiligheidsafstanden dienen op het eigen bouwperceel (eigen terrein) te worden opgelost.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
43
Opslag van propaan in opslagtanks Vanwege het feit dat het plangebied wordt aangesloten op stadsverwarming, zouden bedrijven voor specifieke toepassing (bijvoorbeeld kooklessen) wellicht propaan willen opslaan. Indien de opslag van propaan niet valt onder het Bevi (bijvoorbeeld een opslagtank < 13 m³) dan gelden hiervoor de veiligheidsafstanden zoals opgenomen in artikel 3.28 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim). Deze afstanden gelden niet tot geprojecteerde beperkt kwetsbare, kwetsbare of specifiek kwetsbare objecten. Een geprojecteerd kwetsbaar object is een nog niet aanwezig kwetsbaar, beperkt kwetsbaar of specifiek kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is. Om te voorkomen dat hierdoor in de toekomst handhavings7 en/of saneringssituaties zouden kunnen ontstaan, is in de regels opgenomen dat bedrijven die propaan 7 in een opslagtank die onder de werkingssfeer van het Barim valt 7 willen opslaan, de veiligheidsafstanden op het eigen bouwperceel (eigen terrein) dienen op te lossen. PR#106 contour of daarmee overeenkomende veiligheidsafstand niet buiten de eigen perceelsgrens Om toekomstige saneringssituaties te voorkomen en ruimtebeslag en dus economisch verlies voor aangrenzende percelen te voorkomen, is in de regels voor bovengenoemde bedrijven opgenomen dat de PR7106 contour of de daarmee overeenkomende veiligheidsafstand binnen de eigen perceelsgrens moet liggen. De nadelen voor deze nieuwe vestigers is gering. Door het treffen van bronmaatregelen in combinatie met een verstandige keuze van de locatie van de risicobron op het eigen perceel, kan hieraan meestal worden voldaan. Bovendien zorgt het ervoor dat bedrijven betalen voor de veiligheidsruimte die ze gebruiken.
5.10
Toegankelijkheid
Binnen het plangebied is een duidelijke en logische routing. De werkstraten komen aan weerszijde uit op de Witgoudweg en de Platinaweg, welke weer verbonden zijn met de toegangsweg de Europalaan. Er zijn geen doodlopende straten op Lagekant. Bij de wegprofielen is rekening gehouden met het vrachtverkeer. De wegbreedte is ruim genoeg, maar niet te ruim.
5.11
Beheer
Op Lagekant wordt gestreefd naar een bovengemiddeld kwaliteitsniveau van privaat en openbaar gebied. Om deze kwaliteit op lange termijn te kunnen waarborgen, zal parkmanagement ingevoerd worden. Het parkmanagement op Lagekant zal zich richten op de thema's schoon, heel en veilig. Hiertoe zal een basispakket aan activiteiten en werkzaamheden opgesteld worden. De exacte inhoud van het basispakket en de wijze van financiering en organisatie dienen nader uitgewerkt te worden.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
44
6
Implementatie
6.1
Planning en fasering
6.1.1
Uitgifte
De bedrijfsruimtemarkt in Almere is voornamelijk een eigenaar7gebruikersmarkt. Het merendeel van de uitgiftes zal daarom kavelgewijs geschieden. Ook zullen er in beperkte mate bedrijfsverzamelgebouwen kunnen worden gerealiseerd. 6.1.2
Fasering
Uit de markttoets blijkt dat het bedrijventerrein naar verwachting in een looptijd van 10 jaar bijna volledig zal kunnen worden uitgegeven.
6.2
Bestemmingsregeling
6.2.1
Algemeen
Het uitwerkingsplan maakt onderdeel uit van de bestemmingsplannen 'Almere Poort' en 'Almere Poort, 1e partiële herziening'. Het gebied Lagekant heeft op grond van deze bestemmingsplannen de bestemmingen 'Uit te werken gebied voor Bedrijven (UB)' en 'Uit te werken Maatschappelijk'. De algemene regels en bijlagen van de bestemmingsplannen 'Almere Poort' en 'Almere Poort, 1e partiële herziening' gelden ook voor dit uitwerkingsplan, zoals: 1. de begripsbepalingen en de wijze van meten (artikelen 1 en 2); 2. de algemene bepalingen in verband met de bestemmingen zoals: normen voor parkeren, de veiligheidszone van het spoor, afstemming met de Wet geluidhinder en voorschriften met betrekking tot archeologie (artikel 3); 3. de algemene bepalingen met betrekking tot: percentages, dubbeltelbepaling, (bouw)hoogtes, algemene vrijstellingsbevoegdheden, algemene wijzigingsbevoegdheden (artikelen 34 t/m 37); 4. de overgangs7 en slotbepalingen: de overgangsbepalingen met betrekking tot gebruik en bouwen in strijd met het bestemmingsplan, de afstemmingsbepaling met de bouwverordening en de titel (artikelen 39 t/m 43); 5. de Staat van Inrichtingen, de Staat van Bedrijfsactiviteiten, de Staat van Horeca7activiteiten en de Ontwerprichtlijnen Stedenbouw en Externe Veiligheid (bijlagen 1 t/m 4). Omdat aanvragen voor een omgevingsvergunning naast de regels van het uitwerkingsplan ook moeten worden getoetst aan de regels van de bestemmingsplannen 'Almere Poort' en 'Almere Poort, 1e partiële herziening' zijn voor de leesbaarheid van het uitwerkingsplan deze regels opgenomen in de bijlagen van de toelichting van het uitwerkingsplan. Bijlage 4 bevat de regels van het bestemmingsplan 'Almere Poort'. De regels van het bestemmingsplan 'Almere Poort, 1e partiële herziening' zijn opgenomen in Bijlage 5. Daarnaast zijn voor de leesbaarheid van het uitwerkingsplan in Bijlage 6 de regelingen opgenomen, waar in de regels van dit uitwerkingsplan naar wordt verwezen.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
45
6.2.2
Uitwerkingsregels
Het uitwerkingsplan dient te voldoen aan de uitwerkingsregels en plankaarten van de bestemmingsplannen 'Almere Poort' en 'Almere Poort, 1e partiële herziening'. In de uitwerkingsregels is vastgelegd, dat de normen ten aanzien van ruimtelijke karakteristiek en zonering, zoals vermeld in de bij de regels van het moederplan behorende tabel, in acht worden genomen. Dit betreft normen met betrekking tot de maximale bouwhoogten en de maximale categorieën van bedrijven en horecavoorzieningen. Bij de uitwerking mogen deze normen niet worden overschreden. Verder geven de tabellen normen ten aanzien van het stedenbouwkundig programma: het maximum aantal m2 brutovloeroppervlak voor zelfstandige kantoren, het maximaal aantal m2 aan bebouwd grondoppervlak voor bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en horeca en de maximale toegestane milieu7 en horecacategorieën. In dit uitwerkingsplan worden slechts regels gegeven ter aanvulling op de regels van het bestemmingsplan 'Almere Poort'. De regels van het uitwerkingsplan mogen geen verruiming zijn van de mogelijkheden in het bestemmingsplan 'Almere Poort'. Een uitzondering op dit verruimingsverbod zijn de normen ten aanzien van het stedenbouwkundig programma. Deze normen mogen met maximaal 15% worden verhoogd. Verenging van de mogelijkheden in het bestemmingsplan 'Almere Poort' is wel toegestaan. Zo is de functie 'leisure' niet opgenomen in dit uitwerkingsplan.
6.2.3
Toetsing aan uitwerkingsregels
Voor het gebied Lagekant is ingevolge het bestemmingsplan 'Almere Poort' de bestemming 'Uit te werken gebied voor Bedrijven' van toepassing. In artikel 11 van de regels van het bestemmingsplan 'Almere Poort' zijn de volgende uitwerkingsregels opgenomen: Uit te werken gebied voor Bedrijven (UB) Lagekant
De gronden zijn bestemd voor bedrijven en kantoren. Toegestaan zijn de functies: bedrijven, business facilities, leisure, detailhandel en dienstverlening én de daarbijbehorende voorzieningen als nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, voorzieningen ten behoeve van waterbeheer, geluidswerende voorzieningen en kunst7 en reclamevoorzieningen. Opslag, herverpakken en/of verkopen van consumentenvuurwerk is toegestaan, indien op het eigen perceel de veiligheidsafstand uit het Vuurwerkbesluit in acht wordt genomen. Opslag voor professioneel vuurwerk is niet toegestaan. De maximale bouwhoogte ten opzichte van het peil mag 30 meter bedragen. Op 10% van het bestemmingsvlak zijn hoogten tot 45 meter toegestaan. Aan zelfstandige kantoren is een oppervlakte van 30.000 m2 bvo toegestaan. In totaal is 200.000 m2 uitgeefbaar terrein voor bedrijven bestemd. Voor leisure is 50.000 m2 bebouwd grondoppervlak toelaatbaar. Voor business facilities is 2.500 m2 toegestaan, waarvan 350 m2 bebouwd grondoppervlak voor detailhandel en dienstverlening en 625 m2 bebouwd grondoppervlak voor horeca. Bedrijven zijn toegestaan tot en met maximaal categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten van het bestemmingsplan 'Almere Poort'. Horeca is toegestaan tot maximaal categorie 2a van de Staat van Horeca7activiteiten van het bestemmingsplan 'Almere Poort'. Binnen 150 meter aan weerszijde van de aanduiding 'hoofdwegen' dient een doorgaande verkeersverbinding te worden geprojecteerd met ten hoogste 2 x 2 doorgaande rijstroken, opstelstroken daar niet onder begrepen. Binnen 150 meter aan weerszijde van de aanduiding 'wegen' dient een doorgaande verkeersverbinding te worden geprojecteerd met 1 x 2 doorgaande rijstroken, opstelstroken daar niet onder begrepen.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
46
Binnen 150 meter aan weerszijde van de aanduiding 'busbaan' dient een busbaan te worden geprojecteerd. In het uitwerkingsplan dient een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen te worden om onder bepaalde voorwaarden de vestiging van detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen mogelijk te maken, gericht op de verkoop van zeer volumineuze goederen. In het uitwerkingsplan dient een wijzigingsbevoegdheid opgenomen te worden die het onder bepaalde voorwaarden mogelijk maakt een aanduiding op de plankaart aan te brengen waarbinnen een risicovolle inrichting wordt toegestaan of de aanduiding voor een risicovolle inrichting van de plankaart te verwijderen.
Voor de kavel ten noorden van de Mangaanstraat is in het bestemmingsplan 'Almere Poort, 1e partiële herziening' de medebestemming 'Uit te werken Maatschappelijk' opgenomen. Op grond van artikel 3 lid 9 en lid 16 van dit plan gelden hier de volgende uitwerkingsregels:
De gronden zijn mede bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en bedrijven. Het bebouwd grondoppervlak voor maatschappelijke voorzieningen mag maximaal 20.000 m² bedragen. Het bouwen van geluidgevoelige bestemmingen is alleen mogelijk wanneer wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. De opslag, herverpakking en verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk is toegestaan, mits voldaan wordt aan de veiligheidsafstanden van het Vuurwerkbesluit. Professioneel vuurwerk is niet toegestaan.
6.2.4
Artikelsgewijze toelichting van de regels
In deze paragraaf is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen. Een algemene opmerking over de regels betreft de 7 in een aantal gevallen 7 gewijzigde terminologie van de bestemmingen en of aanduidingen ten opzichte van het bestemmingsplan 'Almere Poort'. Dit heeft te maken met nieuwe landelijke voorschriften ten behoeve van de standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan 'Almere Poort' wordt nog gesproken van 'voorschriften'. In de nieuwe landelijke standaarden voor bestemmingsplannen is dit woord vervangen door 'regels'. Om niet af te wijken van deze standaard wordt in dit uitwerkingsplan de nieuwe term gebruikt. Inhoudelijk is er overigens geen verschil. Daarnaast zijn in dit uitwerkinsplan de begrippen gebruikt die gelden sinds de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). In een bestemmingsplan wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken van 'ontheffingsregels', maar van 'afwijkingsregels'. Hierna volgt een artikelsgewijze toelichting op de bij dit uitwerkingsplan behorende regels.
Artikel 1 In dit artikel zijn begrippen opgenomen die specifiek op dit uitwerkingsplan betrekking hebben. De begripsbepalingen uit het bestemmingsplan 'Almere Poort' blijven van toepassing, tenzij ze worden vervangen door nieuwe begrippen in dit uitwerkingsplan.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
47
Artikel 2 In dit artikel is de bestemming Bedrijf opgenomen. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan. Hierbij is onderscheid gemaakt in zones waar bedrijven zijn toegestaan tot en met milieucategorie 2 (in het noorden van het plangebied) en zones waar bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 zijn toegestaan (in het midden en zuiden van het plangebied). Voor de bedrijven geldt een maximale kantoorhoudendheid van 50%. Verder zijn binnen deze bestemming toegestaan: business facilities, de opslag, herverpakking en/of verkoop van consumentenvuurwerk en theatervuurwerk (onder voorwaarden), de opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik (onder voorwaarden) en de opslag van propaan in een opslagtank (onder voorwaarden). Binnen het gehele plangebied mag het totale oppervlak uitgeefbaar terrein voor bedrijven niet meer bedragen dan 200.000 m2. Het totale oppervlak voor business facilities binnen het plangebied mag ten hoogste 2.500 m² bedragen (waarvan maximaal 350 m² voor detailhandel en 625 m² voor horeca tot maximaal categorie 2a). Daarnaast is in één van de bestemmingsvlakken Bedrijf ook de mogelijkheid tot detailhandel in volumineuze goederen opgenomen.
Artikel 3 In dit artikel is de bestemming Kantoor opgenomen. De bestemming voorziet in de realisatie van zelfstandige kantoren en business facilities. Binnen het gehele plangebied mag maximaal 30.000 m2 voor kantoren en 2.500 m² voor business facilities gerealiseerd worden.
Artikel 4 In dit artikel is de bestemming Gemengd opgenomen. Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan. Ook hier is onderscheid gemaakt in zones waar bedrijven zijn toegestaan tot en met milieucategorie 2 (in het noorden van het plangebied) en zones waar bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 zijn toegestaan (in het midden en zuiden van het plangebied). Daarnaast zijn zelfstandige kantoren en business facilities toegestaan. Zelfstandige kantoren worden hier mede toegestaan om een plaats te creëren waar ook ondernemingen met een hoog kantoorgehalte (>50%) zich kunnen vestigen. Op de kavel ten noorden van de Mangaanstraat zijn ook maatschappelijke voorzieningen toegestaan met een maximum bebouwd grondoppervlak van 20.000 m². Binnen het gehele plangebied mag maximaal 200.000 m2 voor bedrijven, 30.000 m2 voor kantoren en 2.500 m² voor business facilities gerealiseerd worden.
Artikel 5 In dit artikel is de bestemming Verkeer opgenomen. De bestemming Verkeer voorziet in de realisatie van de grote wijkontsluitingswegen, doorgaande wegen en de openbaar7vervoerbaan. Daarbij mogen ook fiets7 en voetpaden en bermen, groenstroken en waterlopen gerealiseerd worden.
Artikel 6 In dit artikel is de bestemming Water opgenomen. Deze bestemming bevat naast de waterpartijen en waterlopen ook de oevers, groenvoorzieningen, fiets7 en voetpaden en bruggen en steigers rondom het water.
Artikel 7 In dit artikel is de slotregel opgenomen. In de slotregel is aangegeven onder welke naam het plan aangehaald kan worden.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
48
6.2.5
Procedure uitwerkingsplan
Voor de toepassing van een uitwerkingsbevoegdheid geldt de procedure van artikel 38 lid 1 van het bestemmingsplan 'Almere Poort' en het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Op 1 juli 2008 is echter de WRO ingetrokken en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Voor uitwerkingsplannen die vanaf 1 juli 2009 als ontwerp ter inzage worden gelegd gelden de procedureregels van artikel 3.9a Wro. Voor de voorbereiding van dit uitwerkingsplan wordt daarom niet de procedure van artikel 38 lid 1 van bestemmingsplan 'Almere Poort' gevolgd, maar de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht. Het ontwerp uitwerkingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Belanghebbenden kunnen schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen bij het college van burgemeester en wethouders van Almere. De terinzagelegging wordt bekendgemaakt in het huis7aan7 huisblad en op de gemeentelijke website www.almere.nl. Na afloop van de terinzageligging neemt het college een besluit over de vaststelling van het uitwerkingsplan. Het uitwerkingsplan wordt na vaststelling gedurende zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden kunnen binnen deze termijn beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Voor de vormgeving en beschikbaarstelling van dit uitwerkingsplan is artikel 8.1.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van toepassing. Omdat het bestemmingsplan 'Almere Poort' in ontwerp ter inzage is gelegd voor 1 januari 2010, mag dit uitwerkingsplan worden vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld op dezelfde wijze als het bestemmingsplan 'Almere Poort'. Dit betekent dat het uitwerkingsplan analoog (en niet digitaal) zal worden vastgesteld.
6.2.6
Handhaving
Evenals de provincie acht ook de gemeente handhaving van haar beleid van belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteiten binnen het plangebied te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaving zijn:
De regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft. Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving. Handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren. Niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke voorschriften werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.
In dit uitwerkingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planvoorschriften met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden. Ook zijn aan de in het plan opgenomen afwijkings7 en wijzigingsbevoegdheid duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaald zijn.
6.3
Economische uitvoerbaarheid
Exploitatiebegroting Het uitwerkingsplan is economisch uitvoerbaar. De ruimtelijke, programmatische en kwalitatieve uitgangspunten in dit uitwerkingsplan komen overeen met de uitgangspunten van het 'Ontwikkelingsplan Lagekant', waarvoor in 2007 een grondexploitatie is vastgesteld door de gemeenteraad, inclusief bijbehorende kredietaanvraag.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
49
In december 2008 is de geactualiseerde grondexploitatie Lagekant, als onderdeel van de Planexploitatie Poort 2008, wederom door de gemeenteraad vastgesteld. Met de vaststelling van de grondexploitatie heeft de gemeenteraad budget beschikbaar gesteld voor deze ontwikkeling. Omdat het uitwerkingsplan in overeenstemming is met het ontwikkelingsplan en het inrichtingsplan (dat is getoetst aan de grondexploitatie) past het uitwerkingsplan binnen de grondexploitatie en is het plan financieel uitvoerbaar.
Planschade Het is niet te verwachten dat er planschadeclaims worden ingediend. Voor zover de naastgelegen wijken al bebouwd en bewoond zijn, kan gesteld worden dat de bouw7 en gebruiksmogelijkheden in Lagekant voorzienbaar zijn vanuit de bestemmingsplannen 'Almere Poort' en 'Almere Poort, 1e partiële herziening' en het 'Ontwikkelingsplan Lagekant'.
6.4
Inspraak en overleg
Inspraak Bij de voorbereiding van een uitwerkingsplan kan het college van burgemeester en wethouders de bevolking en andere belanghebbenden betrekken. Deze inspraak is geregeld in de gemeentelijke inspraakverordening. Bij besluit van 6 juni 2006 heeft het college besloten om bij uitwerkingsplannen in principe geen gelegenheid te geven om inspraakreacties in te dienen. Het college heeft het onwenselijk en onnodig geacht dat men over hetzelfde onderwerp, tweemaal kan reageren via inspraak en zienswijzen. Op 9 november 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten om geen inspraak te verlenen op dit uitwerkingsplan. Het ontwerp uitwerkingsplan wordt wel voor zienswijzen ter inzage gelegd.
Overleg Op grond van artikel 3.1.1 en 1.1.1 lid 4 Bro overlegt het gemeentebestuur bij de voorbereiding van een uitwerkingsplan met betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken. Het voorontwerp Uitwerkingsplan Lagekant is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan de VROM7Inspectie Noord7West, de provincie Flecvoland (Hoofd Afdeling RWN) en het Waterschap Zuiderzeeland. Van de VROM7Inspectie en het Waterschap Zuiderzeeland zijn geen reacties ontvangen op het voorontwerp uitwerkingsplan. Wel heeft het Waterschap bij brief van 12 juni 2009 gereageerd op een eerdere versie van het uitwerkingsplan voor Lagekant. Deze opmerkingen waren al verwerkt in het voorontwerp uitwerkingsplan. Van de provincie is bij brief van 4 februari 2011 een reactie ontvangen. Deze reactie is samengevat en beantwoordt in Bijlage 7. Naar aanleiding van deze reactie is de toelichting van het uitwerkingsplan aangevuld voor wat betreft de aspecten acheologie, locatiebeleid, bereikbaarheid en luchtkwaliteit. Daarnaast zijn er ambtshalve wijzigingen aangebracht in de regels, de plankaart en de toelichting van het uitwerkingsplan. Ook deze zijn opgenomen in Bijlage 7.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
50
Zienswijzen Het ontwerp uitwerkingsplan heeft ter inzage gelegen van 11 april 2011 tot en met 23 mei 2011. Gedurende deze termijn is één zienswijze ingediend. Na afloop van de termijn is er nog één zienswijze ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in Bijlage 8. Naar aanleiding van de zienswijze en ambtshalve zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het ontwerp uitwerkingsplan: Toelichting
In § 5.7 is een alinea toegevoegd over het uitgevoerde bodemonderzoek voor Lagekant. In § 5.7 is een alinea toegevoegd over de herberekening van het watersysteem Almere Poort.
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
51
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
52
Bijlagen
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
53
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
54
Bijlage 1
Ontheffing Flora7 en faunawet
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
55
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
56
Dienst Regelingen
Gemeente Almere Dienst Stedelijke Ontwikkeling Afdeling Ruimtelijke Ordening en Milieu R.J. Gerzon Postbus 200 1300 AE ALMERE
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
datum
18 maart 2008
DSO/2008/1369ds
FF/75C/2008/0147. toek.mw
18-2-2009
doorkiesnummer
bijlagen
0800-22 333 22
1
onderwerp
ontheffing Flora- en faunawet artikel 75, lid 5 en lid 6, onderdeel c
Geachte heer Gerzon, Naar aanleiding van uw verzoek van 21 maart 2008 om verlenging van de op 24 juli 2003 verleende ontheffing met kenmerk FF/75C/2002/075, en de aanvullingen hierop van 26 september 2008, 28 november 2008, 30 oktober 2008 (schriftelijk en telefonisch), 12 november 2008 (telefonisch) en 29 januari 2009 geregistreerd onder aanvraagnummer FF/75C/2008/0147, deel ik u het volgende mee.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Dienst Regelingen Laan van NOI 131 Postadres: Postbus 19530
Hierbij ontvangt u de ontheffing die u heeft aangevraagd, van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 8 en 13, lid 1, van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van de groeiplaats verwijderen; het vervoeren en onder zich hebben van de brede orchis en de rietorchis, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9, 11 en 13, lid 1, van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen; het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen; het vervoeren en onder zich hebben van de rugstreeppad, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de buizerd en de grote bonte specht.
2500 CM Den Haag Telefoon: 0800 - 22 333 22 Fax: (070) - 37 86 139 Web: www.minlnv.nl/loket
Het verzoek Bij besluit van 24 juli 2003 is aan de gemeente Almere ontheffing verleend met kenmerk FF/75C/2002/075. Ontheffing is verleend van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 8 tot en met 11 en 13 voor zover dit betreft het plukken, verzamelen, afsnijden, uitsteken, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats verwijderen en in de vrije natuur planten van de brede wespenorchis, dotterbloem, grote kaardenbol, grote keverorchis, moeraswespenorchis, rietorchis, tongvaren en vleeskleurige orchis; en het vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen; opzettelijk verontrusten; het beschadigen, vernielen en verstoren van holen, voortplantings- en vaste rust- of verblijfplaatsen; het vervoeren en onder zich hebben van de bosmuis, dwergmuis, egel, gewone bosspitsmuis, haas, rosse woelmuis, veldmuis, vos, bruine kikker, gewone pad, groene kikker complex en rugstreeppad, voor de periode 21 juli 2003 tot en met 21 juli 2008. De ontheffing is verleend voor het project ‘Almere Poort’.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
18-2-2009
FF/75C/2008/0147
2
Het betreft de ontwikkeling van vijf woongebieden en vijf grote werklocaties. In het projectgebied liggen vier groengebieden. Centraal in het plangebied wordt het park Groenendaal-West aangelegd. De werkzaamheden omvatten het ophogen met zand, bouwrijp maken, de aanleg van infrastructuur en nutsvoorzieningen en het bouwen van woningen, alsook het kappen van bos, het dempen van watergangen, de aanplant van groen en het graven van watergangen. De werkzaamheden zijn nog niet voltooid. U verzoekt daarom de ontheffing te verlengen van 22 juli 2008 tot en met 21 juli 2013. Ontheffing wordt gevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 8 en 13, lid 1, van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de brede orchis en de rietorchis, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9, 11 en 13, lid 1, van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de rugstreeppad, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor wat betreft exemplaren van de buizerd en de grote bonte specht. Overwegingen Wettelijk kader Beschermde soorten De brede orchis en de rietorchis zijn beschermde inheemse plantensoorten als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Flora- en faunawet. Vogels zijn beschermde inheemse diersoorten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b, van de Flora- en faunawet. Voor vogels wordt alleen ontheffing verleend indien het nest valt onder de bescherming van artikel 11 van de Floraen faunawet. Hieronder zal dit nader worden toegelicht. De rugstreeppad is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c, van de Flora- en faunawet en is tevens opgenomen in bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn, dier- en plantensoorten van communautair belang die strikt moeten worden beschermd. Verbodsbepalingen Op grond van artikel 8 en 13, lid 1, van de Flora- en faunawet is het onder meer verboden om beschermde inheemse plantensoorten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen; te vervoeren en onder zich te hebben. Op grond van de artikelen 9, 11 en 13, lid 1, van de Flora- en faunawet is het onder meer verboden om beschermde inheemse diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen; nesten, holen of andere voortplantingsof vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren; te vervoeren en onder zich te hebben.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
18-2-2009
FF/75C/2008/0147
3
Ontheffing Op grond van artikel 75, lid 5, van de Flora- en faunawet worden ontheffingen slechts verleend wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Op grond van artikel 75, lid 6, aanhef en onder c, wordt in het geval van soorten die zijn opgenomen op bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn en vogels ontheffing slechts verleend wanneer er, naast de voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, geen andere bevredigende oplossing bestaat en met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. In artikel 2, lid 3, onder e, van het Besluit vrijstelling beschermde dieren plantensoorten (28 november 2000, Stb. 525) worden ten aanzien van soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn als andere belangen als bedoeld in artikel 75, lid 5, onder c, van de Flora- en faunawet, onder andere aangewezen dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten. U heeft ook ontheffing aangevraagd met het oog op belang j, “uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting en ontwikkeling”. Gelet op een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (met noot) kan dit belang ten aanzien van soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn niet langer als ontheffingsgrond worden gebruikt. Daarom is uw aanvraag beoordeeld op grond van het belang dwingende redenen van groot openbaar belang. In artikel 2, lid 3, onder j, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten (28 november 2000, Stb. 525) worden ten aanzien van vogels als andere belangen als bedoeld in artikel 75, lid 5, onder c, van de Flora- en faunawet, onder andere aangewezen de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Omdat dit Besluit nog niet is aangepast aan de wijziging van de Flora- en faunawet van 7 april 2006 wordt hier nog over andere belangen als bedoeld in artikel 75, lid 5, onderdeel c geschreven, terwijl hiermee lid 6 wordt bedoeld. Definitie “nest” Een nest is de woonplaats die vogels vervaardigen om de eieren uit te broeden en de jongen te verzorgen. Voor een verdere aanscherping van de definitie van het begrip ‘nesten’ wordt onderscheid gemaakt tussen broedseizoen en niet-broedseizoen. Alle bewoonde nesten in het broedseizoen vallen onder de reikwijdte van artikel 11 van de Flora- en faunawet en zijn beschermd. Nesten van de buizerd en de grote bonte specht vallen onder de definitie van het begrip nesten in artikel 11 van de Flora- en faunawet. Dit type valt ook buiten het broedseizoen onder de definitie van ‘vaste rust- of verblijfplaatsen’ in artikel 11 van de Flora- en faunawet. Deze nesten zijn daarom, voor zover ze niet permanent verla-
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
18-2-2009
FF/75C/2008/0147
4
ten zijn, jaarrond beschermd. Derhalve is ontheffing nodig van artikel 11 van de Flora- en faunawet met betrekking tot deze soorten. Instandhouding van de soort Brede orchis en rietorchis De brede orchis en de rietorchis zijn aangetroffen binnen het plangebied. De werkzaamheden zullen waarschijnlijk leiden tot het aantasten van groeiplaatsen van de soorten. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de brede orchis en de rietorchis tot een minimum te beperken, stelt u voor, de groeiplaatsen in het plangebied zo goed mogelijk op te nemen in de inrichting van het gebied om de schade te beperken, en de brede orchis te verplaatsen als behoud van de groeiplek niet mogelijk is. Omdat op dit moment de precieze inrichting nog niet bekend is, is echter niet te zeggen hoeveel exemplaren zullen verdwijnen. Het is voor de gunstige staat van instandhouding van de rietorchis niet noodzakelijk om de rietorchissen uit te graven en te verplaatsen. Daarnaast zijn de zaden van de rietorchis zeer klein en kunnen ze makkelijk door de wind worden verspreid over relatief grote afstanden. Hierdoor is er een reële kans aanwezig dat de rietorchis zich in de toekomst weer in het plangebied zal vestigen. De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing echter aanvullende voorwaarden opgenomen. De gunstige staat van instandhouding van de brede orchis en de rietorchis komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de bovengenoemde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorwaarden. Buizerd en grote bonte specht De buizerd en de grote bonte specht zijn in de bosgebieden in het plangebied aangetroffen. Op dit moment is niet duidelijk hoeveel bos er gekapt wordt en op welke locaties dit zal plaatsvinden. In het ergste geval verdwijnen er door de werkzaamheden 9 buizerdnesten en 17 nestholten van de grote bonte specht. Ter compensatie stelt u voor, gekapt bos te vervangen in en in de omgeving van het plangebied. De buizerd en de grote bonte specht komen vrij algemeen voor in Nederland. In de omgeving van het plangebied is op dit moment voldoende leefgebied met (potentiële) broedplaatsen voor beide soorten aanwezig. De komende tijd vinden er in de omgeving van Almere echter nog diverse andere ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Om te waarborgen dat er ook in de toekomst voldoende leefgebied voor de buizerd en de grote bonte specht aanwezig blijft, is het dan ook van belang dat de voorgestelde compenserende maatregelen uitgevoerd worden. Het gekapte bos dient gecompenseerd te worden in de omgeving van het plangebied. Het compenserende bos dient tijdens de looptijd van de ontheffing aangeplant te worden. Er wordt naar gestreefd om bomen met nesten te sparen en in te passen in de plannen. Indien dit niet mogelijk is, worden de bomen gekapt. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken, stelt u de volgende maatregelen voor: - Kap zal buiten het broedseizoen plaatsvinden. - Voor de kap worden de bomen door een ter zake kundige gecontroleerd op aanwezigheid van de buizerd en de grote bonte specht om zeker te zijn dat er geen broedende individuen aanwezig zijn.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
18-2-2009
FF/75C/2008/0147
5
Het karakter van het deelgebied Pampushout blijft in elk geval zodanig gehandhaafd dat voor de buizerd en de grote bonte specht mogelijkheden tot broeden blijven bestaan. - Omdat kap en herplant gefaseerd in ruimte en tijd plaatsvinden, zijn er gedurende de uitvoerperiode en daarna voldoende uitwijkmogelijkheden voor de grote bonte specht en de buizerd om te broeden. De door u voorgestelde maatregelen zijn in grote lijnen voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing echter aanvullende voorwaarden opgenomen. De gunstige staat van instandhouding van de buizerd en grote bonte specht komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de bovengenoemde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorwaarden. -
Rugstreeppad De rugstreeppad is in het plangebied aangetroffen. Er is zowel geschikt voortplantingsbiotoop als overwinteringsbiotoop aanwezig. Door de werkzaamheden gaat er leefgebied van de rugstreeppad verloren. In 2003 is er in de omgeving van het plangebied een compensatiegebied voor de rugstreeppad aangelegd. In dit gebied worden beheermaatregelen uitgevoerd, zodat het gebied geschikt blijft voor de rugstreeppad. Daarnaast wordt de aanwezigheid van de rugstreeppad, de kwaliteit van het compensatiegebied en de kwaliteit van de omgeving jaarlijks gemonitord. Uit de monitoring blijkt dat de rugstreeppad tot nu toe vooral gebruik maakt van het plangebied en dat slechts enkele exemplaren gebruik maken van het compensatiegebied. Naar mate er meer bebouwing in het plangebied gerealiseerd wordt, zal de rugstreeppad steeds meer aangewezen zijn op het leefgebied in het compensatiegebied. Indien blijkt dat het compensatiegebied ook op termijn niet in voldoende mate gebruikt wordt door de rugstreeppad én er weinig ander geschikt leefgebied (meer) aanwezig is waar de rugstreeppad gebruik van maakt, kunnen er aanvullende compenserende maatregelen aan de ontheffing verbonden worden. Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de soort tot een minimum te beperken, stelt u de volgende maatregelen voor: - Er vinden geen onnodige activiteiten plaats op voortplantingslocaties van amfibieën tijdens het voortplantingsseizoen, 1 april tot 15 juni. - Indien op het bouwterrein rugstreeppadden worden geconstateerd, zullen deze door een ter zake kundige weggevangen en verplaatst worden naar de ecozone. - Waar mogelijk worden amfibieënschermen geplaatst om de dieren buiten het bouwterrein te houden. - Het huidige beheer van de poelen in de ecozone (verwijderen vegetatie) en monitoring zal worden voortgezet. De door u voorgestelde maatregelen zijn niet geheel voldoende. Ter aanscherping zijn in de ontheffing daarom aanvullende voorwaarden opgenomen. De gunstige staat van instandhouding van de rugstreeppad komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de bovengenoemde maatregelen en volgens de overige in de ontheffing opgelegde voorwaarden. Opmerking Het is niet uit te sluiten dat de boomvalk, havik en sperwer nesten hebben in het plangebied. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat er vaste rust- en verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen aanwezig zijn in de beboste gedeelten van het plangebied. Boven-
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
18-2-2009
FF/75C/2008/0147
6
dien zijn er veel spechtenholten aanwezig zijn in het plangebied. Oude spechtenholten kunnen door vleermuizen gebruikt worden als zomerverblijfplaatsen, voor kraamkolonies en als paarverblijfplaatsen. In het plangebied zijn onder andere foeragerende exemplaren van de watervleermuis, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis aangetroffen. De ruige dwergvleermuis en de rosse vleermuis kunnen verlaten spechtenholten gebruiken als paarlocatie. Ook kunnen watervleermuizen kraamkolonies vormen in verlaten spechtenholten. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat er verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen aanwezig zijn in het plangebied. De werkzaamheden in het plangebied vinden gefaseerd plaats. U heeft aangegeven onderzoek uit laten voeren naar het voorkomen van nesten van de boomvalk, havik en sperwer en vaste verblijfplaatsen van vleermuizen, zodra de precieze inrichting van de deelgebieden bekend is. Het onderzoeksrapport dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan Dienst Regelingen. De kap van de bosvakken mag pas starten nadat het onderzoek goedgekeurd is door Dienst Regelingen of aanvullend ontheffing is verkregen voor de aangetroffen beschermde soorten. Andere bevredigende oplossing en belang van de ingreep Almere Poort is een VINEX-locatie. Met de bouw van 11.000 woningen wordt substantieel bijgedragen aan de woningbouwproductie in Nederland, en meer specifiek in de Noordvleugel van de randstad. In 1997 heeft de gemeenteraad van Almere, na een maatschappelijke consultatieronde, ingestemd met de Ruimtelijke Ontwikkelings Strategie Almere 2015 (ROSA 2015). Door de realisatie van 100 hectare bedrijventerrein wordt een flink aantal arbeidsplaatsen gecreeerd. Er zijn geen alternatieven voor het project aangedragen die minder negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten zouden kunnen hebben. Gezien de bouwopgave van Almere en bovenstaande afweging staat de locatiekeuze niet ter discussie. In de MER Bouwlocatie Almere Poort en de aanvullende MER zijn verschillende alternatieven met betrekking tot de inrichting bekeken. Hieruit is een voorkeursalternatief naar voren gekomen. In het kader van de thema’s landschap, natuur, cultuurhistorie en energie wordt dit beschouwd als het meest milieuvriendelijke alternatief. Hiermee is het voldoende aangetoond dat geen andere bevredigende oplossing voorhanden is. Zorgplicht Voor de soorten waarvoor ik u ontheffing verleen, bent u gehouden aan de in de ontheffing opgenomen voorwaarden. Voor alle soorten echter, geldt de zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet, die van toepassing is op zowel beschermde als onbeschermde dier– en plantensoorten, ongeacht vrijstelling of ontheffing. Op grond hiervan dient u zoveel als redelijkerwijs mogelijk is schade aan deze soorten te voorkomen. Vogels U dient gedurende de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen. Voor de in het plangebied te verwachten vogelsoorten kan dit plaatsvinden door werkzaamheden buiten de broedperiode van aanwezige soorten uit te voeren. Tevens kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat vogels tot broeden kunnen komen binnen het plangebied. Ik wijs u erop dat voor het broedseizoen geen standaardperiode wordt gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode.
Datum
Kenmerk
Vervolgblad
18-2-2009
FF/75C/2008/0147
7
Conclusie Gelet op het voorgaande verleen ik u ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet. Aan deze ontheffing zijn voorwaarden verbonden. De ontheffing en de voorwaarden treft u hierbij aan. Bezwaar Het kan zijn dat u het met deze beslissing niet eens bent. U kunt dan (net als andere belanghebbenden) binnen zes weken na de verzenddatum van deze brief, bezwaar maken. U doet dit door een brief te sturen aan Dienst Regelingen, afdeling Recht en Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag. Uw bezwaarschrift moet ten minste bevatten: uw naam en adres − − de vermelding: ‘ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet’ en het aanvraagnummer − een afschrift van deze brief − de redenen van uw bezwaar − de datum van uw bezwaarschrift − uw handtekening De teammanager Recht en Rechtsbescherming van Dienst Regelingen zal namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op het bezwaarschrift beslissen. Als u iemand machtigt namens u bezwaar te maken, vergeet u dan niet een door u ondertekende machtigingsverklaring mee te sturen. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, voor deze, de teammanager uitvoering Dienst Regelingen,
B. Kluivingh - Deetman
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT Naar aanleiding van het verzoek van de heer R.J. Gerzon namens de gemeente Almere, op 21 maart 2008 en de aanvullingen hierop van 26 september 2008, 28 november 2008, 30 oktober 2008, 12 november 2008 en 29 januari 2009 gelet op artikel 75, lid 5 en 6, onderdeel c, van de Flora- en faunawet
Verleent hierbij aan:
Adres: Postcode en woonplaats: Voor het tijdvak van:
Gemeente Almere Dienst Stedelijke Ontwikkeling Afdeling Ruimtelijke Ordening en Milieu Stadhuisplein 1 1315 HR ALMERE 18 februari 2009 tot en met 18 februari 2014
ONTHEFFING FF/75C/2008/0147 Van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 8 en 13, lid 1, van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van de groeiplaats verwijderen; het vervoeren en onder zich hebben van de brede orchis (Dactylorhiza majalis majalis) en de rietorchis (Dactylorhiza majalis praetermissa), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 9, 11 en 13, lid 1, van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen; het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantingsof vaste rust- of verblijfplaatsen; het vervoeren en onder zich hebben van de rugstreeppad (Bufo calamita), alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de buizerd (Buteo buteo) en de grote bonte specht (Dendrocopos major). Het gebied waarvoor de ontheffing geldt, betreft het plangebied voor de realisatie van het project ‘Almere Poort’ in de gemeente Almere. Het betreft het gebied in het postcodegebied 1361-1364 in de gemeente Almere, zoals aangegeven op de kaarten op de pagina’s 1 tot en met 3 van het bij de aanvraag gevoegde ‘Projectplan ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet Almere Poort’ van 17 maart 2008. Aan deze ontheffing zijn de volgende voorwaarden verbonden: Algemene voorwaarden 1. De ontheffing wordt slechts voor de hierboven genoemde soorten en beschreven verboden handelingen verleend. 2. De ontheffing geldt alleen voor de uitvoering van de werkzaamheden, zoals vermeld in de projectomschrijving voor zover in deze ontheffing zelf niet anders is aangegeven. 3. De gemeente Almere (hierna te noemen: de ontheffinghouder) dient onverwijld contact op te nemen met Dienst Regelingen indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in voorwaarde 1 noodzakelijk zijn.
4.
5.
6.
Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De ontheffinghouder blijft daarbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van deze ontheffing. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren. De ontheffinghouder dient, zodra de datum waarop de werkzaamheden zullen aanvangen bekend is, het bijgevoegde meldingsformulier volledig in te vullen en naar Dienst Regelingen te zenden.
Specifieke voorwaarden 7. De groeiplaatsen van de brede orchis en de rietorchis dienen zoveel mogelijk ingepast te worden in de inrichting van het plangebied. 8. Indien het niet mogelijk is om de groeiplaatsen van de brede orchis in te passen in de inrichting van het plangebied, dienen de exemplaren met een ruime hoeveelheid grond uitgestoken te worden. Deze exemplaren dienen verplaatst te worden naar een locatie in het grasland tussen de A6 en de spoorlijn, in de nabijheid van de al aanwezige groeiplaats van de brede orchis. 9. Het uitsteken en verplaatsen van de brede orchis dient te gebeuren buiten de meest kwetsbare perioden (groeiseizoen, bloei en vruchtzetting). 10. Bij de planning van de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de seizoensactiviteiten van de rugstreeppad, om verstoring in de meest kwetsbare perioden (voortplanting, winterrust) te voorkomen. De voortplantingsperiode loopt globaal van april tot en met augustus en de overwinteringsperiode loopt globaal van oktober tot en met maart. Afhankelijk van het seizoen en de weersomstandigheden kunnen deze perioden langer dan wel korter zijn. De geschiktheid van de periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een deskundige1 op het gebied van herpetofauna. 11. Voorafgaand aan de verstorende werkzaamheden dienen de werklocaties onderzocht te worden op de aanwezigheid van de rugstreeppad. Aanwezige exemplaren dienen gevangen en overgezet te worden naar het compensatiegebied voor de rugstreeppad. 12. Het wegvangen van exemplaren van de rugstreeppad en de start van verstorende werkzaamheden in het voortplantingsbiotoop van de rugstreeppad dienen buiten de voortplantingsperiode van de soort plaats te vinden. 13. Het wegvangen van exemplaren van de rugstreeppad en de start van verstorende werkzaamheden in het winterbiotoop van de rugstreeppad dienen buiten de overwinteringsperiode plaats te vinden. 14. Er dient voorkomen te worden dat de rugstreeppad terug kan keren naar de werklocaties. Dit kan gerealiseerd worden door de werklocaties zodanig af te schermen (met een amfibiewerend scherm) dat terugkeer niet mogelijk is of door de werklocaties ongeschikt te maken als leefgebied voor de rugstreeppad. Indien deze maatregelen getroffen worden en de rugstreeppad niet meer in het plangebied aanwezig is, kunnen de werkzaamheden gedurende het gehele jaar plaatsvinden. 15. Indien niet voorkomen kan worden dat de rugstreeppad weer terugkeert naar de werklocaties, dienen verstorende werkzaamheden in voortplantings- en/of winterbiotoop buiten de voortplantingsen/of overwinteringsperiode van de rugstreeppad uitgevoerd te worden. Daarnaast dienen de aanwezige rugstreeppadden in dit geval elke dag, voorafgaand aan de werkzaamheden, gevangen en overgezet te worden naar het compensatiegebied voor de rugstreeppad. 16. Mochten tijdens de werkzaamheden alsnog exemplaren van de rugstreeppad aangetroffen worden, dan dienen deze te worden weggevangen en overgezet naar het compensatiegebied voor de rugstreeppad. 17. Het voor de rugstreeppad aangelegde compensatiegebied dient zodanig beheerd te worden dat de functie als voortplantings- en overwinteringsbiotoop behouden blijft.
18.
19. 20.
21.
22.
23. 24.
Het monitoringsprogramma - waarbij de aanwezigheid van de rugstreeppad, de kwaliteit van het compensatiegebied en de kwaliteit van de omgeving jaarlijks gemonitord wordt - dient voortgezet te worden. Jaarlijks dient het monitoringsverslag naar Dienst Regelingen gestuurd te worden. Indien blijkt dat het compensatiegebied op termijn niet in voldoende mate gebruikt wordt door de rugstreeppad én er in de omgeving weinig ander geschikt leefgebied (meer) aanwezig is waar de rugstreeppad gebruik van maakt, kunnen er aanvullende compenserende maatregelen aan de ontheffing verbonden worden. Bij de planning van de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de seizoensactiviteiten van de buizerd en de grote bonte specht, om verstoring van broedgevallen te voorkomen. Direct voorafgaand aan de kapwerkzaamheden dienen bomen met nestholten van de grote bonte specht gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van spechten. Indien er exemplaren van de grote bonte specht aanwezig zijn, dienen deze verjaagd te worden. Het deelgebied Pampushout dient zodanig ingericht te worden dat er broedgelegenheden blijven bestaan voor de buizerd en de grote bonte specht. Het inrichtingsplan voor deze wijk dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan Dienst Regelingen. De werkzaamheden in Pampushout mogen pas starten nadat het inrichtingsplan goedgekeurd is door Dienst Regelingen. Ter compensatie van het bos dat gekapt wordt, dienen bomen ter compensatie te worden aangeplant in de omgeving van het plangebied. Deze compensatie dient tijdens de looptijd van de ontheffing gerealiseerd te worden. Het compensatieplan voor herplant van bomen dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan Dienst Regelingen. De kap dient niet van start te gaan voordat het compensatieplan is goedgekeurd. Alle bovenstaande maatregelen dienen uitgevoerd te worden onder begeleiding van een deskundige1 op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing wordt verleend. Bovenstaande mitigerende maatregelen dienen in een ecologisch werkprotocol te worden opgenomen. Dit ecologisch werkprotocol dient op de locatie aanwezig te zijn en onder betrokken werknemers bekend te zijn. Werkzaamheden dienen conform dit protocol te worden uitgevoerd.
Overige voorwaarden 25. Deze ontheffing kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de ontheffinghouder zich niet houdt aan de voorwaarden. 26. Indien blijkt dat de in de ontheffing gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden waarop de ontheffing betrekking heeft uit te voeren, dient u, zeker twee maanden voor het verstrijken van deze termijn een verlenging aan te vragen. Dit voorkomt onnodige vertraging van het project. 27. Aanspreekpunt in het kader van deze ontheffing en de daaruit voortvloeiende voorwaarden is Dienst Regelingen, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag.
Den Haag, 18 februari 2009
1 LNV verstaat onder een deskundige een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of zij gevraagd is te adviseren en/of te begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis dient te zijn opgedaan doordat de deskundige: op HBO-, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; en/of als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau; en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland bestaande organisaties (zoals bijvoorbeeld Zoogdiervereniging VZZ, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied) en/of zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of - bescherming.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, voor deze, de teammanager uitvoering Dienst Regelingen,
B. Kluivingh - Deetman
Bijlage 2
Onderzoek wegverkeerslawaai Lagekant
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
57
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
58
Gemeente Almere Dienst Stedelijke Ontwikkeling
Onderzoek wegverkeerslawaai Lagekant, Almere Poort
Stadhuisplein 1 Postbus 200 1300 AE Almere Telefoon (036) 539 99 11 Fax (036) 539 99 12 www.almere.nl
Datum 13 September 2010 Kenmerk DSO/ROM/2010/AO01 Auteur A.M. Kraaijeveld Versie 1.0 Pagina 1/19
Inhoud Inhoud 1. 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.4 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 4. 4.1 4.2 5. 4.1 4.2 5.
2 Inleiding Toetsingskader Begrippen Nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder Geluidzone Grenswaarden Beleidsnota Geluid in Almere Poort Uitgangspunten Plangebied Ontwerp#tracébesluit Schiphol – Amsterdam – Almere Rekenmodel Elementendreef, Europalaan en de busbaan Verkeersgegevens Akoestisch onderzoek OTB: A6 en Hogering Algemeen Rekenresultaten A6 en Hogering Berekeningsresultaten Elementendreef, Europalaan en busbaan Algemeen Rekenresultaten Elementendreef, Europalaan en busbaan Conclusie
Bijlage(n) 1. Invoergegevens Elementendreef, Europalaan en busbaan 2. Berekeningsresultaten 3. Overzicht ligging 48 dB contour Elementendreef, Europalaan en busbaan
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 2/19
3 4 4 5 5 5 5 6 6 8 8 8 9 9 10 10 10 10 11
1.
Inleiding
Voor het uitwerkingsplan Lagekant in Almere Poort is in opdracht van de afdeling PMB van de gemeente Almere een onderzoek uitgevoerd om de akoestische effecten en de luchtkwaliteit van verkeer in beeld te brengen op het plangebied. Dit is van belang omdat op een kavel met de bestemming “Gemengd”, in het noorden van het plangebied, de mogelijkheid wordt opgenomen voor het realiseren van een school. Hierdoor wordt de Wet geluidhinder van toepassing omdat een school valt onder de definitie van een ander geluidgevoelig gebouw. Het plangebied ligt binnen de zones van de volgende wegen: # # # # #
A6 Hogering Elementendreef Europalaan busbaan
Ten aanzien van railverkeerslawaai geldt dat op het gedeelte van het plangebied waar een geluidsgevoelig gebouw mogelijk wordt gemaakt, de afstand tot aan de spoorbaan meer dan 600 meter bedraagt en dus buiten de zone van de spoorbaan ligt. Railverkeerslawaai is daarmee verder niet relevant.
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 3/19
2.
Toetsingskader
2.1 Begrippen In deze paragraaf wordt een omschrijving gegeven van de volgende begrippen: # het equivalent geluidsniveau # de Lden waarde # de voorkeursgrenswaarde # de hogere waarde (of ontheffingswaarde) # artikel 110g # ander geluidsgevoelig gebouw Het equivalent geluidniveau Het equivalent geluidniveau is het energetisch gemiddelde geluidniveau over een periode (tijd). Voor het bepalen van het equivalent geluidsniveau gaat de Wet geluidhinder uit van 3 perioden: # dagperiode (7.00 uur – 19.00 uur); # avondperiode (19.00 uur – 23.00 uur); # nachtperiode (23.00 uur – 7.00 uur). Ldenwaarde Door de EU is in het kader van de implementatie van de “richtlijn omgevingslawaai” een nieuwe wijze van berekening van de geluidbelasting voorgeschreven (Lden#waarde). De naam staat voor: level – day – evening – night. Deze nieuwe dosismaat heeft als eenheid de dB. Het betekent een soort gemiddeld geluidniveau, waarbij in de avond 5 dB als straftoeslag wordt bijgeteld en in de nacht 10 dB. Voorkeursgrenswaarde De voorkeursgrenswaarde is de geluidbelasting die voor de verschillende bestemmingen op basis van de Wet geluidhinder in ieder geval toelaatbaar wordt geacht en waarvoor ook geen geluidsreducerende voorzieningen hoeven te worden getroffen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Ontheffingswaarde of hogere (grens)waarde De maximale ontheffingswaarde of hogere waarde, is de maximaal verleende ontheffingswaarde op geluidgevoelige bestemmingen. Boven deze ontheffingswaarde is bouwen van geluidsgevoelige locaties niet mogelijk tenzij er afdoende maatregelen worden getroffen, en de binnenwaarde wordt gerespecteerd. Artikel 110g De berekende geluidbelasting dient te worden getoetst aan bovenstaande normen na aftrek van Artikel 110g Wet geluidhinder. Dit artikel houdt rekening met het stiller worden van het verkeer. Deze aftrek bedraagt: # 2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan, of hoger is dan 70 km/uur; # 5 dB voor overige wegen. De aftrek mag alleen worden toegepast bij het toetsen van de geluidsbelasting aan de normstelling en niet bij het bepalen van het binnenniveau (artikel 3.6 Reken en Meetvoorschrift geluidhinder 2006). Ander geluidsgevoelig gebouw Onder een ander geluidsgevoelig gebouw volgens de Wet geluidhinder vallen onderwijsgebouwen. Echter, delen van het gebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten maken voor de toepassing van de Wet geluidhinder geen deel uit van een onderwijsgebouw (per 15#7#2009, hiervoor gold dit laatste alleen voor een gymnastieklokaal).
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 4/19
2.2 Nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder Als via een bestemmingsplanwijziging de aanleg van een nieuw geluidgevoelig object binnen de zone van een weg mogelijk wordt gemaakt, is er sprake van een ‘nieuwe situatie’ in de zin van de Wet geluidhinder. Er moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om de geluidsbelasting op de gevels van deze geluidgevoelige bestemmingen vast te stellen. Voor de nieuwe situaties wordt de geluidsbelasting berekend voor het toekomstige peiljaar. In het onderzoek is uitgegaan van 2020 als toekomstig peiljaar.
2.3 Geluidzone De geluidzone is het aandachtsgebied waarbinnen akoestisch onderzoek moet plaatsvinden, indien er zich geluidgevoelige bestemmingen bevinden of mogelijk worden gemaakt. De breedte van de geluidszone, aan beide zijden van de weg, is afhankelijk van het aantal rijstroken en het gebied waar de weg ligt. Een weg is niet zoneplichtig als er sprake is van: # wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied (art. 74 lid 2a Wet geluidhinder) of # wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt (art. 74 lid 2b Wet geluidhinder) Tabel 2.1 geeft een overzicht van de vereiste breedte van de geluidszone in verschillende situaties. Tabel 2.1: Breedte van geluidszones stedelijk gebied Soort gebied
Stedelijk gebied
Buitenstedelijk gebied
Aantal rijstroken
1 of 2
3 of 4
1 of 2
3 of 4
5 of meer
Zonebreedte [m]
200
350
250
400
600
2.4 Grenswaarden De aanleg van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de geluidszone van bestaande wegen geldt als een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige objecten langs een bestaande weg bedraagt 48 dB.
2.4
Beleidsnota Geluid in Almere Poort
Voor het gebied Almere Poort is de Beleidsnota Geluid in Almere Poort opgesteld en door de gemeenteraad in juli 2002 vastgesteld. In deze nota is een gebiedsgericht geluidsbeleid opgesteld waarbij wordt gestreefd om per gebied die akoestische kwaliteit te bereiken die past bij de functies van de verschillende onderdelen van het gebied. Op basis van de beleidsnota is bij de provincie Flevoland een aanvraag ingediend voor het vaststellen van hogere waarden voor 4.000 geprojecteerde woningen in Almere Poort. Op 14 oktober 2003 heeft de provincie Flevoland de beschikking hogere grenswaarden afgegeven. In de beschikking zijn voor andere geluidgevoelige gebouwen dan woningen geen hogere waarden afgegeven. Dit betekent dat voor de bestemming school ook geen hogere waarde beschikbaar is in het kader van de beschikking.
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 5/19
3.
Uitgangspunten
3.1
Plangebied
Bedrijventerrein Lagekant ligt in Almere Poort. In figuur 1 is de ligging van Lagekant in Almere Poort weergegeven. Figuur 1: overzicht Almere Poort en ligging bedrijventerrein Lagekant
Op de volgende pagina is de plankaart weergegeven. Ten noorden van Lagekant ligt de busbaan, ten oosten bevindt zich de Hogering, ten zuiden de A6 en de Elementendreef en ten slotte de Europalaan, die gedeeltelijk door Lagekant loopt. Op de kavel met de bestemming “Gemengd”in het noorden van het plangebied wordt de vestiging van een ander geluidgevoelig gebouw mogelijk gemaakt. Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 6/19
Figuur 2: plankaart Lagekant
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 7/19
3.2
Ontwerp6tracébesluit Schiphol – Amsterdam – Almere
In het kader van de weguitbreiding Schiphol – Amsterdam – Almere is door Rijkswaterstaat een trajectnota/MER opgesteld, waarin een aantal oplossingen voor het verkeersprobleem in kaart is gebracht. Hieruit is één alternatief, het stroomlijnalternatief gekozen. Wat de gevolgen zijn is uitgewerkt in het Ontwerp# tracébesluit (OTB). Binnen het OTB zijn akoestische effecten beschreven van de A6 en de Hogering, waarbij ook de locatie van de school op Lagekant is onderzocht. In dit onderzoek wordt voor de A6 en de Hogering gebruik gemaakt van het OTB.
3.3 Rekenmodel Elementendreef, Europalaan en de busbaan Voor het uitvoeren van de berekeningen voor de Elementendreef, Europalaan en de busbaan is gebruik gemaakt van het computerprogramma PROMIL spatial. De berekeningen met dit computerprogramma zijn in overeenstemming met Standaard rekenmethode I van het Reken# en meetvoorschrift geluidhinder 2006 uitgevoerd. Voor wegverkeer dient rekening te worden gehouden met de samenstelling van het verkeer, wegdektype en rijsnelheid.
3.4
Verkeersgegevens
De in het onderzoek gehanteerde verkeersgegevens voor de Elementendreef, Europalaan en de busbaan zijn ontleend aan de verkeersmilieukaart van de gemeente Almere van 30 augustus 2010. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de gehanteerde verkeersgegevens. Voor de verkeersgegevens van de A6 en Hogering wordt verwezen naar de betreffende akoestische onderzoeken in het kader van het Ontwerp#Tracébesluit.
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 8/19
4.
Akoestisch onderzoek OTB: A6 en Hogering
4.1
Algemeen
In het Akoestisch onderzoek voor Ontwerp#Tracébesluit SAA, versie 3.1 (definitief) – 12 februari 2010, zijn de resultaten opgenomen van het akoestisch onderzoek ter voorbereiding van het Ontwerp#Tracébesluit voor het uitbreiden van de weginfrastructuur tussen Schiphol, Amsterdam en Almere Buiten Oost (SAA). Het akoestisch onderzoek is gerapporteerd in vier delen. Deel D heeft betrekking op de A6 Muiderberg – Almere, het gedeelte A6 vanaf knooppunt Muiderberg tot en met Almere Buiten Oost. Ter plaatse van het plangebied waar de maatschappelijke doeleinden in Lagekant mogelijk worden gemaakt, is een rekenpunt gelegd met kenmerk 65200. In figuur 1 is een overzicht weergegeven van de ligging van het rekenpunt 65200, de A6 en de Hogering. Figuur 1: ligging rekenpunt 65200, A6 en Hogering
Rekenpunt 65200
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 9/19
4.2
Rekenresultaten A6 en Hogering
De resultaten van de berekeningen zijn weergegeven in het akoestisch onderzoek in de Bijlage 11 A6 Toetsing grenswaarden en eindresultaat maatregelafwegingen in gemeente Almere, inclusief aftrek artikel 110g. In onderstaande tabel is de geluidbelasting weergegeven voor het jaar 2030, met het nemen van de geadviseerde maatregelen. Daarnaast is de gecumuleerde geluidbelasting weergegeven. Dit is de geluidbelasting inclusief de bijdrage vanwege het onderliggend wegennet. Na afronding wordt op het rekenpunt alleen op een hoogte van 7,5 meter de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Adres en postcode
ID reken# punt
Hoogte in m boven maaiveld
Almere Poort 1 Almere Poort 1 Almere Poort 1
65200 65200 65200
1.5 4.5 7.5
6666AB 6666AB 6666AB
Toekomst met geadviseerde maatregelen in dB 47.00 48.34 48.62
5.
Berekeningsresultaten Elementendreef, Europalaan en busbaan
4.1
Algemeen
Gecumuleerde geluidbelasting (Lcum) 51 52 53
In bijlage 1 zijn de invoergegevens weergegeven zoals deze zijn gebruikt voor de berekening van de geluidcontouren van de Elementendreef, Europalaan en busbaan. Naast verkeersgegevens zijn voor de berekening ook de volgende omgevingskenmerken gebruikt: # type verharding # de wettelijk toegestane snelheid # de reflectiefactor van de bebouwing # de aanwezige geluidafschermende voorzieningen
4.2
Rekenresultaten Elementendreef, Europalaan en busbaan
In bijlage 2 zijn de rekenresultaten voor het jaar 2020 opgenomen. In onderstaande tabel is de ligging van de 48 dB Lden contour op een waarneemhoogte van 5 meter weergegeven voor het jaar 2020 van de Elementendreef, Europalaan en busbaan vanuit het hart van de weg. Weg Elementendreef Europalaan Busbaan
48 dB Lden contour 63 m 75 m 38 m
In bijlage 3 is de ligging van de 48 dB contouren grafisch weergegeven.
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 10/19
5.
Conclusie
In het uitwerkingsplan Lagekant wordt voor het noordelijk deel van het plangebied de mogelijkheid opgenomen om een ander geluidsgevoelig gebouw te realiseren. Uit dit onderzoek blijkt dat de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder op delen van dit plangebied wordt overschreden vanwege de A6, Hogering, Elementendreef en busbaan. Hierbij is van belang dat op grond van de Beleidsnota Geluid in Almere Poort voor een ander geluidsgevoelig gebouw, zoals een school, geen hogere waarde beschikbaar is. Echter, delen van het gebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten maken voor de toepassing van de Wet geluidhinder geen deel uit van een onderwijsgebouw (per 15#7#2009, hiervoor gold dit laatste alleen voor een gymnastieklokaal). Door bij inrichten van het plangebied en het ontwerp van het gebouw rekening te houden met het aspect geluid, is realisatie van een geluidsgevoelig gebouw binnen de bestemming “Gemengd” mogelijk.
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 11/19
Bijlage 1:
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 12/19
Invoergegevens Elementendreef, Europalaan en busbaan
Overzicht verkeersgegevens Elementendreef
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 13/19
Europalaan
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 14/19
Busbaan
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 15/19
Bijlage 2: resultaten 2020
Elementendreef:
Europalaan:
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 16/19
Busbaan:
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 17/19
Bijlage 3: overzicht ligging 48 dB contour Elementendreef, Europalaan en busbaan
Kenmerk DSO/ROM/2010/AO012 Pagina 18/19
Bijlage 3
Berekening luchtkwaliteit Elementendreef
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
59
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
60
Berekening Luchtkwaliteit Elementendreef 2020 Inleiding In het kader van goede ruimtelijke ordening dient de luchtkwaliteit te worden beoordeeld. Voor Lagekant is dit van belang voor het gebied met de aanduiding Gemengd, met de aanduiding maatschappelijk. Volgens de plankaart ligt dit gebied op minder dan 10 meter van de Elementendreef. Voor deze weg is de luchtkwaliteit voor 2020 onderzocht. Toetsingsregels De parameters die van belang zijn in Almere zijn m.n. stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10):
Stof NO2 PM10
Daggemiddelde (µg/m3) 50 (mag 35 keer/jaar overschreden worden)
Jaargemiddelde (µg/m3) 40
Datum in werking (na derogatie EU) 1-1-2015
Achtergrondconc. 2010 Almere (µg/m3) < 25
40
1-1-2011
<25
Rekenmethode Voor de Elementendreef is met behulp van gegevens uit de verkeersmilieukaart van de gemeente Almere de luchtkwaliteit berekend voor het jaar 2020. Hierbij is gebruik gemaakt van het computerprogramma PROMIL spatial van Goudappel Coffeng. Dit programma werkt volgens de rekenregels zoals deze zijn verwoord in het CAR-II rekenprogramma. Invoerparameters Op de volgende pagina is de uitdraai van de berekening opgenomen. Hierin is te zien welke invoerparameters zijn gebruikt. Het gaat hierbij onder andere om de snelheid, verkeersintensiteit., onderverdeling in personenauto’s, middelzwaar en zwaar vrachtverkeer en het soort wegtype. Beoordeling resultaten Uit de rekenresultaten blijkt dat de voor NO2 de jaargemiddelde concentratie met 17,9 µg/m3 ruimschoots voldoet aan de normstelling. Wat betreft PM10 is als jaargemiddelde concentratie 16,7 µg/m3 berekend en wordt de norm voor de daggemiddelde concentratie 4 keer overschreden. Ook PM10 voldoet ruimschoots aan de normstelling. Gezien het feit dat er geen overschrijdingen zijn in het gebied, is de situering van een school op Lagekant acceptabel en wordt voldaan aan het aspect ‘goede ruimtelijke ordening’.
Bijlage 4
Regels bestemmingsplan Almere Poort
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
61
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
62
Bijlage 5
Regels bestemmingsplan Almere Poort, 1e partiele herziening
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
63
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
64
Voorschriften
1
Artikel 1 Begripsbepalingen het plan: e het bestemmingsplan “Almere Poort, 1 partiële herziening”, zoals aangegeven op de plankaart ,nr BP4alg02, en in deze voorschriften. Artikel 2 Verwijzing Van toepassing zijn de voorschriften van bestemmingsplan “Almere Poort”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op 15 maart 2007 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Flevoland op 24 juli 2007, met inachtneming van het bepaalde in het volgende artikel. Artikel 3 Voorschriften De voorschriften van het bestemmingsplan “Almere Poort” van de gemeente Almere, ”, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Almere op 15 maart 2007 en gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Flevoland op 24 juli 2007, worden als volgt herzien. 1.
Artikel 1, begripsbepalingen van de voorschiften van bestemmingsplan Almere Poort wordt als volgt gewijzigd: De benaming van de definities bebouwingsvlak en voorgevelrooilijn worden gewijzigd in respectievelijk bouwvlak en voorgevellijn. Bij het begrip bedrijf wordt in de eerste volzin na het woord “bezorgservices” de term “internetverkoopbedrijven” ingevoegd. De aangepaste definitie luidt dan als volgt: 7. bedrijf een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. In uitzondering hierop wordt onder bedrijf wel verstaan: bezorgservices, internetverkoopbedrijven en andere vergelijkbare bedrijven. In de definitie van het begrip detailhandel (nr. 24) wordt het genoemde begrip "internetwinkels" vervangen door "internetverkoopbedrijven". De begripsbepalingen worden aangevuld met het begrip internetverkoopbedrijf. Deze definitie luidt dan inclusief nummering: 37a. internetverkoopbedrijf een bedrijf dat via het internet goederen aan derden te koop aanbiedt en deze vervolgens per post aan de eindgebruiker levert dan wel een afhaalservice hiervoor aanbiedt." De begripsbepalingen worden aangevuld met het begrip kunstwerken. Inclusief nummering komt de definitiebepaling als volgt te luiden: 42a. kunstwerk een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening." In de definitie voor “kleinschalige zakelijke dienstverlening” (nr 41) komt het zinsdeel “met een maximale bedrijfsomvang van 600 m² per bedrijfsvestiging tot maximaal 3 bouwlagen” te vervallen. Het begrip plaatsgeboden risico (PR) krijgt nummer 52a in de begripsbepalingen.
2
De standaard begripsbepaling voor “woning” (nr. 67) wordt conform vaste jurisprudentie van de Raad van State aangepast: "een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm" Aan de begripsbepalingen worden de volgende begrippen toegevoegd, welke inclusief vernummering als volgt luiden 22a. consumentenvuurwerk Consumentenvuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit 28a. dove gevel a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. 61a. theatervuurwerk Theatervuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit. 2.
In artikel 3 lid 4 komt het volgende zinsdeel te vervallen: " en Gedeputeerde Staten vooraf schriftelijk hebben verklaard dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling en bouwvergunning geen bezwaar hebben. Een verklaring van geen bezwaar is niet noodzakelijk indien bij goedkeuring van het bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten is verklaard dat de uitwerking geen goedkeuring behoeft en indien, gedurende de termijn van terinzagelegging geen zienswijzen tegen het ontwerp-uitwerkingsplan zijn kenbaar gemaakt." In artikel 3 lid 9 wordt na de eerste volzin de volgende zin ingevoegd. “De veiligheidzone spoor is tevens gedeeltelijk op de plankaart aangeduid.” In artikel 3 lid 13 van de voorschriften, onder c ten vierde wordt het zinsdeel “ingevolge het geldende gemeentelijk archeologiebeleid is vrijgesteld van onderzoek” vervangen door het zinsdeel “ingevolge het gemeentelijke archeologisch beleid en de daarbij behorende verordening niet geselecteerd is voor verder archeologisch onderzoek.”. De regeling voor aan huis geboden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in artikel 3 lid 10 wordt aangepast dat het zinsdeel “behorende tot ten hoogste categorie I van de Staat van Inrichtingen” komt te vervallen. Er wordt in artikel 3 een nieuw lid 15 over tijdelijke bouwwerken opgenomen dat als volgt luidt: "Bepaling tijdelijke bebouwing 15. Binnen het plangebied is tijdelijke bebouwing als bouw- en directieketen en daarbij behorende voorzieningen toegestaan, welke noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemmingsplandelen."
3.
Invoeging van een nieuw sub b. betreffende de functie infrastructuur in lid 1 (meerdere artikelen) In de artikelen 5, 7, 8, 9, 10, 12, 13, 14, 15 en 16 wordt in lid 1 een nieuw lid b opgenomen dat als volgt luidt: b. Infrastructuur, waaronder hoofdwegen, wegen, busbanen en verbindingen voor langzaam verkeer; In artikel 11 wordt onder sub c het bovenstaande lid ingevoegd.
3
4.
In artikel 4 wordt het huidige lid b “b. (hoofdontsluiting-) wegen, busbanen en fietsverbindingen” vervangen door het bovenstaande nieuwe lid b.
5.
In artikel 5 lid 2 sub b wordt voor bestemmingsdeel 2 ook tabel 4.3 in acht genomen.
6.
In tabel 6 in artikel 7 worden onder "programma” bij "detailhandel en dienstverlening" opsommingstreepjes toegevoegd en het woord “voor” vervangen door “waaronder een”. Na aanpassing is de inhoud van het tabelvlak als volgt: Totaal UCG 1 en UCG II: 30.000 thematisch 15.000 waaronder een (wijk)winkelcentrum In lid 5 worden in de kop van het artikellid en in het lid zelf achter het woord consumentenvuurwerk de woorden “en theatervuurwerk” ingevoegd.
6.
In tabel 7 van artikel 8 wordt onder "programma" bij "detailhandel en dienstverlening" de bestaande programmanorm van 15.000 van toepassing verklaard op UCG II met een maximum van 3.500. Tevens wordt 1.000 m2 voor kleinschalige detailhandel opgenomen en worden alle programmanormen opgesomd. Na aanpassing is de inhoud van het tabelvlak als volgt: Totaal UCG 1 en UCG II: 30.000 thematisch 15.000 maximaal 3.500 in UCG II 1000 alleen in UCG II kleinschalig, max 100 per bedrijf Onder programma, kantoren wordt de norm van 125.000 verhoogd naar 135.000 en wordt hieronder "max. 10.000 omzetbaar naar bedrijven, maatschappelijk en leisure" opgenomen. Onder "functies" in tabel 7 worden na de functie "thematische detailhandel" de functies "bedrijven, detailhandel, gemengde gebouwen " ingevoegd. In lid 5 worden in de kop van het artikellid en in het lid zelf achter het woord consumentenvuurwerk de woorden “en theatervuurwerk” ingevoegd.
7.
In artikel 9 wordt in tabel 8 onder "programma" bij "kantoren" de norm van 235.000 verlaagd naar 225.000.
8.
In de tabel 9 van artikel 10 wordt onder "programma" bij "bedrijven" onder het woord "maatschappelijke voorzieningen" “plus 15.000 onbebouwd uitgeefbaar terrein” toegevoegd. In artikel 10 wordt in tabel 9 onder “programma”, “aantal woningen”, de bestemmingsaanduiding "UWB" gewijzigd in "UBW".
9.
In artikel 11 wordt in het eerste lid onder b achter het woord consumentenvuurwerk de woorden “en theatervuurwerk” toegevoegd. In tabel 10 van artikel 11 wordt in het eerste tabelvlak in de opsomming toegelaten functies achter de functie dienstverlening “en maatschappelijke voorzieningen” toegevoegd. Verder wordt in hetzelfde tabel bij het programma van ‘maatschappelijke voorzieningen’ een aantal van ‘20.000 m2’ bebouwd grondoppervlak ingevuld.
4
10.
In artikel 12 wordt in tabel 11 “uitsluitend in BF", vermeld bij de programmanorm voor horeca, verwijderd. De bestemmingaanduiding "UWB" in artikel 12 tabel 11 wordt gewijzigd in "UBW".
11.
In artikel 18 lid 3 wordt het genoemde begrip “nadere aanwijzing” vervangen door “overige aanduiding” en vervalt de aanduiding (vg). Artikel 18 lid 3 sub a wordt verduidelijkt dat de bedrijven welke zijn gelegen aan de noord- en oostrand van het bestemmingsvlak ten minste voor 40% van de voorgevel aan de voorgevellijn moeten worden opgericht. In artikel 18 lid 5 onder a wordt het zinsdeel “een horecabedrijf, zijnde een hotel, vallend onder categorie 2b van de Staat van Horeca-activiteiten" gewijzigd in "in één of meerdere horecabedrijven, zoals een hotel, tot ten hoogste categorie 2b van de Staat van Horecaactiviteiten". De aangepaste volzin in het artikellid luidt dan als volgt: “ ten behoeve van de vestiging van één of meerdere horecabedrijven, zoals een hotel, tot ten hoogste categorie 2b van de Staat van Horeca-activiteiten"
12.
In artikel 25 wordt in lid 1 sub g na het woord spoorwegovergangen “gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen” ingevoegd.
13.
In artikel 26 wordt een nieuw lid d ingevoegd, dat als volgt luidt: “Binnen een afstand van 150 meter ter weerszijden van de aanduiding "busbaan" in ieder geval een busbaan.” Het bestaande lid d wordt doorgenummerd naar lid e.
14.
In artikel 31 lid 1 wordt een subbestemming voor een warmtetransportleiding toegevoegd. Lid 1 komt na wijziging als volgt te luiden: 1. De gronden op de plankaart aangegeven voor Leidingen zijn mede bestemd voor: a. binnen een afstand van 36 meter ter weerszijden de subbestemming “Hoogspanningleiding”: een bovengrondse 380 kV hoogspanningsleiding; b. binnen een afstand van 15 m ter weerszijden van de subbestemming "warmtetransportleiding" een 173 MWth warmtetransportleiding.
15.
Aan artikel 32 wordt het volgende artikellid toegevoegd: Verhouding tot de medebestemming Leidingen 5. Bij het samenvallen van de in lid 1 bedoelde gronden met de medebestemming Leidingen is op de gronden tevens artikel 31 van toepassing.
16.
Aan de voorschriften wordt het volgende nieuwe artikel 32a toegevoegd. Artikel 32a Uit te werken Maatschappelijk `
Doeleindenomschrijving 1. De op de plankaart aangewezen gronden voor “uit te werken Maatschappelijk ” zijn mede bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en bedrijven. Bouwvoorschriften 2. Op de gronden mogen ten behoeve van de medebestemming worden gerealiseerd: a. gebouwen b. bouwwerken, geen gebouw zijnde. 3. Het bouwen ten behoeve van geluidgevoelige bestemmingen op deze gronden is alleen mogelijk wanneer wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet Geluidhinder.
5
Verwijzing 4. Voor het overige gelden voor het bouwen de voorschriften en aanduidingen op de plankaart van het uitwerkingsplan Lagekant dat door het college is vastgesteld. 18.
In artikel 35 Hoogteaanduidingen worden de volgende categorieën en de daarbij behorende maximale bouwhoogten ingevoegd. De maximale bouwhoogte van de categorieën "tuinmeubilair” en ""schotelantenne inclusief antennedrager" worden verhoogd naar 3 en 6 meter. -
van kunstwerken van ballenvangers ten behoeve van sport van speeltoestellen van kunstobjecten van luifels (zoals bij tankstations) van vlaggenmasten van windmolens op hoofdgebouwen (gemeten vanaf de voet van de constructie)
- 20 m; - 8 m; - 8 m; - 15 m; - 7 m; - 6 m; - 4 m;
De onderstaande opsomming geeft invoeging van deze categorieën en wijzigingen weer in huidige opsomming waarbij ter onderscheiding van de geldende bepalingen de aanpassingen dikgedrukt zijn weergegeven. -
bouwhoogte van erf-, en terreinafscheidingen grenzend aan het openbaar gebied 1 m; van erf-, en terreinafscheidingen elders 2 m; bouwwerken geen gebouwen zijnde, inclusief erf- en terreinafscheidingen, welke integraal onderdeel uitmaken van een oorspronkelijk architectonisch ontwerp van een project vrij; van kunstwerken 20 m; van kunstobjecten 15 m; van lichtmasten 20 m; van luifels (zoals bij tankstations) - 7 m; van ballenvangers ten behoeve van sport 8 m; van speeltoestellen 8 m; vrijstaande antennes ten behoeve van telecommunicatie niet zijnde schotelantennes en zonder apparatuurkast 15 m; schotelantennes inclusief antennedrager 6 m; van overig straatmeubilair 6 m; van tuinmeubilair 3 m; van vlaggenmasten 6 m; van windmolens op hoofdgebouwen (gemeten vanaf de voet van de constructie) 4 m; van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
19.
In artikel 37 lid 6 onder c wordt het zinsdeel “indien een bedrijvenlijst beschikbaar komt waarin zowel het beginsel van functiescheiding als functiemenging tot uitdrukking komt” vervangen door: “indien meer actuele bedrijvenlijsten voor gebieden met functiescheiding dan wel functiemenging beschikbaar zijn gekomen;”
20.
Artikel 38 lid 1 van de Algemene procedurevoorschriften komt te vervallen. De nummering van lid 2 komt te vervallen. Verwijzingen in de voorschriften naar artikel 38 lid 2 (zoals in artikel 3 leden 3 en 4) moeten worden beschouwd als artikel 38.
21.
Overige redactionele wijzigingen/aanpassingen
6
In artikel 4 wordt in lid 2 onder het kopje hoofdinfrastructuur, de vernummering aangepast aan de onthouding van goedkeuring aan sub c 1. Het bepaalde onder lid 2 sub c 2° wordt sub c, 1° en sub c, 3° wordt sub c, 2°. In artikel 5 wordt onder het nieuw ingevoegde lid b. “alsmede:” ingevoegd. Lid 2 van artikel 14, onder de kop doeleindenomschrijving, wordt vernummerd naar lid 1. Het in tabel 10 van artikel 11 onder zonering weggevallen stuk tekst luidt “bedrijventerrein SvB” In artikel 15 worden de leden d en e vernummerd naar 1° en 2° . Lid f. komt te vervallen en lid g. wordt om genummerd naar lid d. In het kopje boven lid 5 van artikel 16 wordt “Vrijstellingsbepaling hoogtebepaling luchtverkeersveiligheid” dikgedrukt weergegeven. In het kopje boven lid 4 van artikel 26 wordt “wijzigingsbevoegdheid” dikgedrukt weergegeven. Lid 6 van artikel 37 wordt vernummerd naar lid 1. Toevoeging Staat van bedrijfsactiviteiten De volgende verklaring van de tekstnoten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt aan het einde van de Staat geplaatst: Verklaring tekstnoten 1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. 2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) * = zie ook hoofdstuk II van deze staat. 4) n.e.g. = niet elders genoemd. Artikel 4 Overgangsrecht bouwwerken (conform art. 3.2.1 Bro) a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. c.
a. b.
c.
Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Overgangsrecht gebruik (conform art. 3.2.2 Bro) Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid d, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Indien het gebruik, bedoeld in lid d, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
7
d.
Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5
Slotregel
Dit plan kan worden aangehaald onder de naam Almere Poort, 1e partiële herziening.
8
Bijlage 6
Regelingen
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
65
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
66
Wet geluidhinder Hoofdstuk I. Algemeen Artikel 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: andere geluidsgevoelige gebouwen: 1°. onderwijsgebouwen; 2°. ziekenhuizen en verpleeghuizen; 3°. bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 2°; delen van het gebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten maken voor de toepassing van deze wet geen deel uit van een onderwijsgebouw; bebouwde kom: bebouwde kom, vastgesteld krachtens de Wegenverkeerswet 1994; bestemmingsplan: bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van die wet hieronder mede begrepen; buitenstedelijk gebied: gebied buiten de bebouwde kom alsmede, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg; equivalent geluidsniveau: gemiddelde – te bepalen op een door Onze Minister krachtens toepassing van artikel 110d aangegeven wijze – van de afwisselende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid, vastgesteld volgens de door Onze Minister krachtens toepassing van dat artikel gestelde regels; etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een industrieterrein: hoogste van de volgende drie waarden: 1°. de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00–19.00 uur (dag); 2°. de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 19.00– 23.00 uur (avond); 3°. de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00– 07.00 uur (nacht); etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een weg: hoogste van de volgende twee waarden: 1°. de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00–19.00 uur (dag); 2°. de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00– 07.00 uur (nacht); geluid: met het menselijk oor waarneembare luchttrillingen; geluidhinder: gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid; geluidsbelasting binnen een woning: geluidsbelasting binnen een geluidsgevoelige ruimte; geluidsbelasting in dB(A) vanwege een industrieterrein: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen op een industrieterrein; geluidsbelasting in dB(A) vanwege een weg: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten; geluidsbelasting in dB: op een geheel getal af te ronden geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00–19.00 uur, van 19.00–23.00 uur en van 23.00–07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189); geluidsbelasting Lnight: geluidsbelasting op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 23.00–07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 2, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie
en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189); geluidsgevoelige ruimte: ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 2 11 m ; geluidsgevoelige terreinen: 1°. terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, of 2°. woonwagenstandplaatsen; geluidsniveau in dB(A): gemeten of berekende geluidsniveau, uitgedrukt in dB(A) overeenkomstig de door de Internationale Electrotechnische Commissie terzake opgestelde regels; geluidsvermogen: hoeveelheid geluidsenergie die door een toestel of inrichting per tijdseenheid naar de omgevende lucht kan worden uitgestraald; geprojecteerde weg: nog niet in aanleg zijnde weg, in de aanleg waarvan door een geldend bestemmingsplan wordt voorzien; geprojecteerde woning of gebouw: nog niet aanwezige woning of nog niet aanwezig gebouw, waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht toelaat, maar deze nog niet is afgegeven; gevel: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak; hoofdspoorweg: krachtens artikel 2 van de Spoorwegwet aangewezen hoofdspoorweg, niet zijnde een spoorwegemplacement; industrieterrein: terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken; inrichting: inrichting als aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer; inspecteur: als zodanig bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaar; internationaal racecircuit: TT-Circuit Assen, Circuit Park Zandvoort of een ander bij ministeriële regeling aan te wijzen verhard circuit voor het houden van grootschalige internationale wedstrijden voor gemotoriseerde voertuigen; motorvoertuig: motorvoertuig als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990; NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm; Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; reconstructie van een weg: een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek als bedoeld in artikel 77, eerste lid, onder a, en artikel 77, derde lid, blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting die op grond van artikel 100 dan wel het bepaalde krachtens artikel 100b, aanhef en onder a, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting geldt met 2 dB of meer wordt verhoogd; rijstrook: strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook; spoorweg: spoorweg als bedoeld in artikel 1 van de Spoorwegwet, voor zover deze is aangegeven op een bij of krachtens deze wet vastgestelde kaart; stedelijk gebied: gebied binnen de bebouwde kom, doch, voor de toepassing van de hoofdstukken VI en VII voor zover het betreft een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen de zone langs die autoweg of autosnelweg; toestel: toestel dat bij gebruik anders dan door menselijke energie geluidhinder kan veroorzaken, een luchtvaartuig daaronder niet begrepen; vaststellen van een bestemmingsplan: vaststellen of herzien van een bestemmingsplan; weg: voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen of duikers; wegaanlegger: opdrachtgever tot aanleg of reconstructie van een weg; weg in aanleg: weg met de aanleg waarvan een begin van uitvoering is gemaakt;
wijziging van een spoorweg: wijziging met betrekking tot een aanwezige spoorweg, die verandering brengt in de omstandigheden welke ingevolge de regels die gelden bij de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege die spoorweg in acht genomen moeten worden en waarvan uit akoestisch onderzoek blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen hoger zal zijn dan 63 dB of, indien die berekende geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar 63 dB of lager zal zijn maar hoger dan een bij algemene maatregel van bestuur aangegeven geluidsbelasting, uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de spoorweg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de geluidsbelasting voorafgaand aan de wijziging zal toenemen met ten minste 3 dB; woning: gebouw dat voor bewoning gebruikt wordt of daartoe bestemd is; woning of gebouw in aanbouw: nog niet aanwezige woning of nog niet aanwezig gebouw, waarvoor de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is afgegeven; woonwagenstandplaats: standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet. Artikel 1a In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een woning als bedoeld in artikel 1 niet verstaan een opvangcentrum als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Artikel 1b 1. In afwijking van artikel 1 wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen bij de bepaling van de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, vanwege een weg of vanwege een spoorweg, van de gevel van onderwijsgebouwen en medische kleuterdagverblijven, de waarde van de geluidsbelasting over de periode 19.00–23.00 uur (avond) of de periode 23.00–07.00 uur (nacht) buiten beschouwing gelaten voor zover genoemde gebouwen in de betrokken periode niet als zodanig worden gebruikt. 2. In afwijking van artikel 1 wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen bij de bepaling van de geluidsbelasting in dB(A) vanwege een industrieterrein buiten beschouwing gelaten: a. het geluid van windturbines welke duurzame energie opwekken; b. het geluid vanwege een internationaal racecircuit gedurende ten hoogste 12 dagen per kalenderjaar. 3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen is de geluidsbelasting Lnight vanwege een industrieterrein, vanwege een weg en vanwege een spoorweg, niet van toepassing ten aanzien van de gevel van onderwijsgebouwen en medische kleuterdagverblijven voor zover genoemde gebouwen in de betrokken periode niet als zodanig worden gebruikt. 4. In afwijking van artikel 1 wordt onder wijziging van een spoorweg in deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan de afzonderlijke omstandigheid die bestaat uit: a. een wijziging van de intensiteit, de verkeerssnelheid of een combinatie van beiden in het toekomstig maatgevende jaar van door Onze Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten als gevolg waarvan de geluidemissie van de betreffende spoorgedeelten of de combinatie daarvan onafgerond niet meer dan 1,0 dB toeneemt ten opzichte van de gemiddelde geluidemissie, bepaald volgens bij ministeriële regeling te stellen regels, van de drie jaren voorafgaand aan de wijziging; b. een horizontale verplaatsing van de spoorstaven over een afstand kleiner dan twee meter; c. een verticale verplaatsing van de spoorstaven over een afstand kleiner dan één meter, dan wel d. het ter vervanging aanbrengen van een baanconstructie, die, bepaald met inachtneming van de door Onze Minister op grond van artikel 107 gestelde regels, niet meer geluid emitteert dan de te vervangen constructie.
5. In afwijking van artikel 1 wordt onder een gevel in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan: a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. 6. In afwijking van artikel 1 wordt onder een wijziging op of aan een weg in deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan een wijziging die slechts bestaat uit: a. een snelheidsverlaging; b. de vervanging van een wegdeklaag door een wegdeklaag met dezelfde of een grotere geluidsreducerende werking, of c. een snelheidsverhoging tot ten hoogste de maximumsnelheid, zoals die gold vóór een tijdelijke snelheidsverlaging die als maatregel is opgenomen in een programma als bedoeld in artikel 5.12 van de Wet milieubeheer. 7. In het geval van een tijdelijke snelheidsverlaging als bedoeld in het zesde lid, onder c, wordt als heersende waarde aangemerkt de waarde van de geluidsbelasting, zoals die zou zijn zonder de tijdelijke snelheidsverlaging. Artikel 1c 1. De bevoegdheid tot afwijking van een milieukwaliteitsnorm op grond van artikel 2 van de Interimwet stad-en-milieubenadering bestaat voor de onderhavige wet slechts voor zover het de maximale waarde betreft die bij of krachtens deze wet als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting kan worden vastgesteld. 2. Artikel 5, eerste lid, onder c, van de Interimwet stad-en-milieubenadering wordt zo toegepast dat per woning, ander geluidsgevoelig gebouw of geluidsgevoelig terrein de in het eerste lid bedoelde waarde wordt vastgesteld.
Besluit geluidhinder Hoofdstuk 1. Algemeen Artikel 1.1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een spoorweg: hoogste van de volgende drie waarden: 1. waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00–19.00 uur (dag), 2. met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 19.00– 23.00 uur (avond), 3. met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00– 07.00 uur (nacht); b. geluidsbelasting in dB(A) vanwege een spoorweg: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten; c. saneringsprogramma: programma van maatregelen als bedoeld in artikel 4.18, eerste lid; d. spoorwegexploitant: beheerder als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Spoorwegwet, rechthebbende als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Spoorwegwet ten aanzien van lokale of bijzondere spoorwegen, dan wel opdrachtgever tot aanleg, wijziging of vervanging van een hoofd-, een lokale of bijzondere spoorweg als bedoeld in artikel 2 van de Spoorwegwet; e. verblijfsruimten: 1°. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen; 2°. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen; 3°. onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2; 4°. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen; 5°. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen; f. wet: Wet geluidhinder. Artikel 1.2 Als andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1, in de definitie van andere geluidsgevoelige gebouwen, onder 3°, van de wet worden aangewezen: a. b. c. d. e.
verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; medisch centra; poliklinieken, en medische kleuterdagverblijven.
Artikel 1.3 Onze Minister stelt in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat bij ministeriële regeling vast de in artikel 1 van de wet bedoelde kaart. Artikel 1.4 1. Een spoorweg heeft een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de spoorweg tot de breedte aan weerszijden van de spoorweg, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, als aangegeven op de in artikel 1.3 bedoelde kaart. 2. De ruimte boven en onder de spoorweg behoort tot de zone, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 1.5 Indien artikel 110f van de wet van toepassing is, geeft het bevoegd gezag slechts toepassing aan de artikelen 110a, 110b en 110c van de wet voorzover de gecumuleerde geluidsbelastingen na de correctie op grond van artikel 110f van de wet niet leiden tot een naar zijn oordeel onaanvaardbare geluidsbelasting.
Vuurwerkbesluit Artikel 1.1.1 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: * * * * *
* *
* * * * * * *
* * *
* * *
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; ADR: de op 30 september 1957 te Genève tot stand gekomen Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (Trb. 1959, 171); bijlage: bij dit besluit behorende bijlage; bedrijfsmatig: in de uitoefening van een beroep of bedrijf of tegen vergoeding; bestemmingsgrens: grens van het perceel waarop de bouw, vestiging of plaatsing van een kwetsbaar object op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan dan wel de daarvoor geldende beheersverordening geëffectueerd of toelaatbaar is; bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is of zou zijn een omgevingsvergunning voor een inrichting te verlenen, waar consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik worden opgeslagen of bewerkt; bouwstrook: gedeelte van het perceel dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan dan wel de daarvoor geldende beheersverordening voor de bouw van een kwetsbaar object is bestemd; categorie 1, 2, 3 en 4: categorie 1, 2, 3 onderscheidenlijk 4 als bedoeld in artikel 1A.1.3; categorie T1 en T2: categorie T1 onderscheidenlijk T2 als bedoeld in artikel 1A.1.3; CE-markering: CE-markering, bedoeld in artikel 11 en bijlage IV van de EG-richtlijn pyrotechnische artikelen; consumentenvuurwerk: vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3 en dat bij of krachtens dit besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik; distributeur: natuurlijke of rechtspersoon in de leveringsketen die in de uitoefening van zijn bedrijf een pyrotechnisch artikel op de markt beschikbaar maakt; EG-richtlijn pyrotechnische artikelen: richtlijn nr. 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (PbEU L 154); fabrikant: natuurlijke of rechtspersoon die een pyrotechnisch artikel ontwerpt, fabriceert of laat ontwerpen of fabriceren, met de bedoeling het in de handel brengen, onder zijn eigen naam of handelsmerk; fop- en schertsvuurwerk: consumentenvuurwerk dat is ingedeeld in categorie 1 alsmede ander, als zodanig bij ministeriële regeling aangewezen consumentenvuurwerk; geprojecteerd kwetsbaar object: nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het betrokken gebied geldende bestemmingsplan dan wel de daarvoor geldende beheersverordening toelaatbaar is; importeur: in de Europese Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die in de uitoefening van zijn bedrijf een uit een derde land afkomstig pyrotechnisch artikel voor het eerst op de gemeenschapsmarkt beschikbaar maakt; in de handel brengen: voor de eerste keer in de handel van de Europese Gemeenschap beschikbaar stellen, al dan niet tegen betaling, van een afzonderlijk product, met het oog op distributie of gebruik ervan; inspecteur: als zodanig bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaar; kwetsbare objecten: a. woningen: gebouwen of afzonderlijke gedeelten van een gebouw die voor bewoning bestemd zijn, met uitzondering van dienst- en bedrijfswoningen die binnen inrichtingen als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2, 3.2.1 of 3A.2.1 zijn gelegen; b. loodsen, keten of andere soortgelijke bouwwerken, bestemd om te voorzien in een tijdelijke behoefte aan woongelegenheid, dan wel woonwagens als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht; c. woonschepen die uitsluitend of in hoofdzaak voor bewoning bestemd zijn; d. gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt; e. gebouwen die gebruikt worden door een onderwijsinstelling; f. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;
*
* * *
*
*
* *
* *
g. gebouwen of terreinen die in verband met het verrichten van arbeid worden of plegen te worden gebruikt of die daartoe bestemd zijn; h. winkels, hotels, restaurants en cafés; i. gebouwen ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging; j. gebouwen die worden of plegen te worden gebruikt voor sportieve of recreatieve doeleinden; k. een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd; l. andere objecten en terreinen die met die onder a tot en met j gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven; m. rijkswegen en spoorwegen; NEM: netto explosieve massa, zijnde de totale hoeveelheid pyrotechnische stof of preparaat, met eventuele toevoegingen, in professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik; persoon met gespecialiseerde kennis: persoon, aangewezen bij artikel 1.1.2a; primaire verpakking: verpakking waarin zich meer dan één exemplaar bevindt van eenzelfde type vuurwerk, bedoeld om in zijn geheel aan de particulier ter beschikking te worden gesteld; professioneel vuurwerk: vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 2 of 3 en dat niet bij of krachtens dit besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik; pyrotechnisch artikel: artikel dat explosieve stoffen of een explosief mengsel van stoffen bevat die tot doel hebben warmte, licht, geluid, gas of rook dan wel een combinatie van dergelijke verschijnselen te produceren door middel van zichzelf onderhoudende exotherme chemische reacties; pyrotechnische artikelen voor theatergebruik: pyrotechnische artikelen die bestemd zijn voor binnenshuis of buitenshuis plaatsvindend podiumgebruik, met inbegrip van film- en TVproducties of soortgelijke vormen van gebruik; theatervuurwerk: met het oog op de opslag ervan door Onze Minister aangewezen pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, ingedeeld in categorie T1 of categorie T2; veiligheidsafstand: afstand die met het oog op de kwaliteit van het milieu voor zover het betreft externe veiligheid tenminste moet zijn gelegen tussen een inrichting als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2 en 3.2.1, of een onderdeel van een zodanige inrichting, dan wel een zodanige inrichting waarvoor het geldende bestemmingsplan dan wel de daarvoor geldende beheersverordening verlening van een vergunning voor het bouwen daarvan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht toelaat enerzijds en kwetsbare objecten en geprojecteerde kwetsbare objecten anderzijds; vuurwerk: pyrotechnische artikelen ter vermaak; werkdag: dag, niet zijnde een zondag of algemeen erkende feestdag.
2. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. bewerken van professioneel vuurwerk: bewerken, verwerken, verpakken, herverpakken, voormonteren, monteren en assembleren; b. bewerken van consumentenvuurwerk: handelingen gericht op het positief beïnvloeden van de stabiliteit, waardoor de kans op omvallen of afbreken tijdens het afsteken wordt verkleind, waarbij geen pyrotechnische stof wordt verwijderd of toegevoegd. 3. Onder professioneel vuurwerk wordt mede verstaan: een door Onze Minister aangewezen stof of een preparaat, een voorwerp of een onderdeel van een voorwerp dan wel een stof of een preparaat, een voorwerp of een onderdeel van een voorwerp dat behoort tot een door Onze Minister bij ministeriële regeling aangewezen categorie, voor zover die stof of dat preparaat, dat voorwerp of dat onderdeel van een voorwerp kennelijk is bestemd of wordt gebruikt om voor vermakelijkheidsdoeleinden effecten te bewerkstelligen. 4. Voor de toepassing van de artikelen 1.2.2, eerste tot en met derde lid, 2.1.2, eerste lid 2.3.2, 2.3.3, 2.3.4 wordt onder het begrip particulier mede verstaan een exploitant van een bedrijf zonder rechtspersoonlijkheid of een rechtspersoon die: a. geen inrichting drijft als bedoeld in de artikelen 1.1.4, 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1; b. geen houder is van een vergunning als bedoeld in artikel 3B.1, eerste lid;
c. in het buitenland is gevestigd en wiens bedrijfsmatige activiteit niet bestaat uit het verhandelen van of het tot ontbranding brengen van vuurwerk. 5. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. verpakt vuurwerk: vuurwerk inclusief het omhulsel en eventuele verpakking, detailhandelsverpakking of assortimentverpakking en inclusief de transportverpakking als bedoeld in het ADR; b. onverpakt vuurwerk: vuurwerk inclusief het omhulsel en eventuele verpakking, detailhandelsverpakking of assortimentverpakking doch exclusief de transportverpakking als bedoeld in het ADR; c. hoeveelheid consumentenvuurwerk in de bewaarplaats: massa verpakt consumentenvuurwerk, uitgedrukt in kilogrammen; d. hoeveelheid consumentenvuurwerk in de bufferbewaarplaats of verkoopruimte: massa verpakt en onverpakt vuurwerk, uitgedrukt in kilogrammen onverpakt vuurwerk; e. hoeveelheid consumentenvuurwerk in de inrichting: sommatie van de aanwezige hoeveelheid consumentenvuurwerk in de bewaarplaats, de bufferbewaarplaats en de verkoopruimte, uitgedrukt in kilogrammen. 6. Door de fabrikant voor eigen gebruik vervaardigd vuurwerk waarvan het gebruik op zijn grondgebied door een lidstaat van de Europese Unie is goedgekeurd, wordt niet geacht in de handel te zijn gebracht.
Vuurwerkbesluit
Bijlage 3. Veiligheidsafstanden als bedoeld in de artikelen 2.2.1, 2.2.2, 3.2.1 en 4.2 A. Begripsbepalingen In deze bijlage wordt verstaan onder: a. b.
c. d.
e.
hoeveelheid verpakt vuurwerk: het totale gewicht vuurwerk binnen een bewaarplaats of een bewerkingsruimte, bestaande uit de lading, het omhulsel, de primaire verpakking en de transportverpakking, uitgedrukt in kilogrammen; hoeveelheid onverpakt vuurwerk: het totale gewicht vuurwerk binnen een bufferbewaarplaats of een bewerkingsruimte, bestaande uit de lading, het omhulsel en de primaire verpakking, uitgedrukt in kilogrammen; veiligheidsafstand in voorwaartse richting: afstand in zowel horizontale als verticale richting, gemeten in bolvorm vanaf het middelpunt van de deuropening van een ruimte in de richting, zoals aangegeven in figuur 1, onder a; veiligheidsafstanden in zijwaartse en achterwaartse richting: afstanden in zowel horizontale als verticale richting, gemeten in blokvorm vanaf het middelpunt van de deuropening van een ruimte in de richting, zoals aangegeven in figuur 1, onder b, onderscheidenlijk onder c, waarbij de veiligheidsafstand in verticale richting gelijk is aan de veiligheidsafstand in (horizontale) zijwaartse richting; vrijwaringsgebied: gebied zoals aangegeven in figuur 1, in horizontale richtingen begrensd door de veiligheidsafstand in voorwaartse richting en de breedte van de besloten ruimte waarin consumentenvuurwerk aanwezig is waarbij parallel wordt gemeten aan de zijde waar de toegangsdeur zich bevindt – met dien verstande dat niet van meer dan 5 meter behoeft te worden uitgegaan – en in verticale richtingen begrensd door de vloer en het plafond van deze besloten ruimte.
B. Veiligheidsafstanden 1.1 Bij een inrichting waarin verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, aanwezig mag zijn, dient, gemeten vanaf de bewaarplaats en, indien aanwezig, de bewerkingsruimte, tot een kwetsbaar object en een geprojecteerd kwetsbaar object de volgende veiligheidsafstand in acht te worden genomen: toegestane netto explosieve massa per bewaarplaats of bewerkingsruimte
veiligheidsafstand
vanaf 0 kg tot en met 750 kg
400 meter
vanaf 750 kg tot en met 6 000 kg
800 meter
1.2 a. Bij een inrichting waarin in totaal niet meer dan 10 000 kg consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn, dient, gemeten vanaf de bewaarplaats en de bufferbewaarplaats in voorwaartse richting, tot een kwetsbaar object en een geprojecteerd kwetsbaar object een veiligheidsafstand van ten minste 8 meter in acht te worden genomen. b. Binnen de veiligheidsafstand in voorwaartse richting, het vrijwaringsgebied daaronder niet begrepen, mag in afwijking van onderdeel a een kwetsbaar object aanwezig zijn of geprojecteerd zijn, indien tussen de deuropening van de (buffer)bewaarplaats en dat object een scheidingsconstructie aanwezig is: 1°. waarvan de brandwerendheid niet lager is dan 60 minuten; 2°. waarin zich geen opening, raam of deur bevindt; 3°. die, voor zover het een verticale scheidingsconstructie betreft, vervaardigd is van metselwerk, beton of cellenbeton. 1.3 Bij een inrichting waarin theatervuurwerk al dan niet tezamen met in totaal meer dan 10 000 kg
consumentenvuurwerk aanwezig mag zijn: a. mag boven de bewaarplaats en de bufferbewaarplaats geen kwetsbaar object aanwezig zijn of geprojecteerd zijn, b. dient, gemeten vanaf de bewaarplaats in voorwaartse richting, tot een kwetsbaar object en een geprojecteerd kwetsbaar object de volgende veiligheidsafstand in acht te worden genomen: grootte deuropening van de bewaarplaats
veiligheidsafstand
2
2
20 meter
2
2
25 meter
2
2
30 meter
vanaf 0 m tot en met 4 m vanaf 4 m tot en met 6 m vanaf 6 m tot en met 8 m
c. dienen, gemeten vanaf de bufferbewaarplaats in voorwaartse, zijwaartse en achterwaartse richting, tot een kwetsbaar object en een geprojecteerd kwetsbaar object de volgende veiligheidsafstanden in acht te worden genomen:
toegestane hoeveelheid per bufferbewaarplaats
veiligheidsafstand voorwaarts
zijwaarts
achterwaarts
vanaf 0 kg tot en met 500 kg
20 meter
20 meter
4 meter
vanaf 500 kg tot en met 1 000 kg
25 meter
20 meter
5 meter
vanaf 1 000 kg tot en met 2 000 kg
33 meter
25 meter
6 meter
vanaf 2 000 kg tot en met 3 500 kg
42 meter
31 meter
8 meter
vanaf 3 500 kg tot en met 5 000 kg
48 meter
36 meter
9 meter
Figuur 1: Afstanden in voorwaartse, zijwaartse en achterwaartse richting vanuit de deuropening van een bewaarplaats of een bufferbewaarplaats en bijbehorend vrijwaringsgebied.
Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik
Bijlage III. Afstandentabel gevarensubklasse 1.4 De aan te houden afstanden staan in onderstaande tabel. Bij deze gevarensubklasse is geen noodzaak voor het bepalen van een A- of C-zone. Munitie Activiteitenbesluit1)
Vuurwerk
< 250.000 patronen
Overig (ontstekers, slaghoedjes, etc)
D [m]
< 25 kg (NEM)
8
< 250.000 patronen in brandcompartiment
0 < 25 kg bij politie in brandcompartiment
deze circulaire
> 250.000 patronen
0 > 25 kg (NEM)
20
D = afstand tot een object dat als inbreuk wordt beschouwd NEM = netto explosieve massa in kg
1) Zolang de aangekondigde AmvB niet van kracht is, kunnen de afstanden aan deze circulaire worden ontleend. Zie ook 3.3.
Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik
Bijlage IV. Kwetsbare objecten binnen de veiligheidszones A-zone 2)
Niet toegestaan zijn(geprojecteerde ): -
spoorwegen, met uitzondering van raccordementen en industrie-goederenspoorlijntjes; autosnelwegen en autowegen; druk bevaren waterwegen (minimaal 10.000 passages per jaar); parkeerterreinen (voor meer dan 10 voertuigen) en 3) recreatie ;
alsmede alle objecten die in de B-zone verboden zijn. B-zone (1) Niet toegestaan zijn (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten, zijnde: a.
b. c. d. e. f. g. h.
i.
1°. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en 2°. dienst- en bedrijfswoningen van derden; kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen; hotels en restaurants, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen; winkels, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen; sporthallen, zwembaden en speeltuinen; sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder d, vallen; bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder (2) kwetsbare objecten, onder c, vallen; objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
(2) Eveneens niet toegestaan zijn (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zijnde: a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in beperkt kwetsbare objecten, onder a; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1°. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2°. scholen, of 3°. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals: 2 1°. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m per object, of 2°. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto 2 vloeroppervlak meer dan 1000 m bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak
2) D.w.z. nog niet aanwezige (beperkt) kwetsbare objecten die op grond van het geldende bestemmingsplan toelaatbaar zijn. 3) Door het bevoegd gezag nader te definiëren binnen de beschermende werking die van de A-zone moet uitgaan.
2
van meer dan 2000 m per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; C-zone Niet toegestaan zijn: -
-
gebouwen met vliesgevels of gordijngevelconstructies Toelichting: vlies- en gordijngevels zijn niet-dragende gevels (voorzetgevel), bevestigd aan een gebouw met een betonskelet van vloeren met kolommen. De feitelijke gevel wordt opgebouwd uit een combinatie van glaspanelen en sandwichpanelen. gebouwen met zéér grote aaneengesloten glasoppervlakten waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 1.1 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: aangewezen oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat op grond van artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, is aangewezen; ADR: de op 30 september 1957 te Genève totstandgekomen Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (Trb. 1959, 171); afleverinstallatie: geheel van de al dan niet onder de grond liggende tank of tanks met daaraan gekoppelde leidingen, appendages, één of meer afleverzuilen, voorzover aanwezig, een kassa en, voorzover aanwezig, één of meer betaalautomaten; andere hernieuwbare brandstoffen: andere hernieuwbare brandstoffen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 2003/30/EG; autodemontagebedrijf: inrichting voor het demonteren van autowrakken; autowrak: voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de wet; autowrakkenrichtlijn: richtlijn nr. 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269); bedrijfsduurcorrectie: correctie als bedoeld in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, zijnde de logaritmische verhouding tussen de tijdsduur dat de geluidsbron gedurende de beoordelingstijd in werking is, en de duur van die beoordelingsperiode; bedrijventerrein: cluster aaneengesloten percelen met overwegend bedrijfsbestemmingen, binnen een in een bestemmingsplan als bedrijventerrein aangewezen gebied, daaronder niet begrepen een gezoneerd industrieterrein; beheerder: beheerder als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet; beperkt kwetsbaar object: beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen; bijkomend gevaar: een gevaar naast de grootste gevaarseigenschap als bedoeld in het ADR; biobrandstof: biobrandstof als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn 2003/30/EG, waaronder in elk geval de biobrandstoffen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van richtlijn 2003/30/EG, worden verstaan; bodembedreigende activiteit: bedrijfsmatige activiteit als bedoeld in paragraaf 3.1 van deel A 3 van de NRB; bodembedreigende stof: stof die de bodem kan verontreinigen als bedoeld in paragraaf 3.1 van deel A3 van de NRB; bodembeschermende maatregel: op de gebezigde stoffen en gebruikte bodembeschermende voorziening toegesneden beheermaatregel gericht op reparatie, schoonmaak, onderhoud, actie bij incidenten, bedrijfsinterne controle, inspectie of toezicht, ter voorkoming van immissies in de bodem of herstel van de effecten van zulke immissies op de bodemkwaliteit, waarvan de uitvoering is gewaarborgd; bodembeschermende voorziening: een vloeistofkerende voorziening, een vloeistofdichte vloer of verharding of een andere doelmatige fysieke voorziening, ter voorkoming van immissies in de
bodem; bovengrondse opslagtank: opslagtank die geheel boven de bodem is gelegen; brandcompartiment: brandcompartiment als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2003; BTEX: benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen; bunkerstation: drijvend bouwsel dat wegens zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst en dat bestemd of in gebruik is voor de opslag of levering van brandstof voor voortstuwing van schepen; consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit; CMR-stof: stof of preparaat die volgens bijlage I bij Richtlijn nr. 67/548/EEG geclassificeerd is als Kankerverwekkend categorie 1 of 2 of als Mutageen categorie 1 of 2 of als «Voor de voortplanting giftig» categorie 1 of 2; dierlijke bijproducten: bijproducten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van Verordening nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten; doelmatig beheer van afvalwater: zodanig beheer van afvalwater dat daarbij rekening wordt gehouden met de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.29a van de wet; equivalent geluidsniveau: equivalent geluidsniveau als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder; etmaalwaarde: de hoogste van de volgende drie waarden: a. de waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 07.00 en 19.00 uur (dag); b. de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 19.00 en 23.00 uur (avond); c. de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 23.00 en 07.00 uur (nacht); gasdrukmeet- en regelstation categorie A: gasdrukmeet- en regelstation met: -
een ontwerpcapaciteit die kleiner of gelijk aan 650 normaal kubieke meter per uur is met een maximale operationele inlaatzijdige werkdruk die kleiner of gelijk aan 0,1 bar is; een ontwerpcapaciteit die kleiner of gelijk aan 10 normaal kubieke meter per uur is met een maximale operationele inlaatzijdige werkdruk die kleiner of gelijk aan 16 bar is;
gasdrukmeet- en regelstation categorie B: gasdrukmeet- en regelstation met een ontwerpcapaciteit die kleiner of gelijk aan 6000 normaal kubieke meter per uur is met een maximale operationele inlaatzijdige werkdruk die kleiner of gelijk aan 16 bar is, niet zijnde een gasdrukmeet- en regelstation categorie A; gasdrukmeet- en regelstation categorie C: gasdrukmeet- en regelstation met een maximale operationele inlaatzijdige werkdruk die kleiner of gelijk aan 100 bar is, niet zijnde een gasdrukmeet- en regelstation categorie A of gasdrukmeet- en regelstation categorie B; gasfles: een verplaatsbare drukhouder met een waterinhoud van niet meer dan 150 liter; geluidsgevoelige ruimte: geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder; geluidsniveau: geluidsniveau in dB(A) als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
gevaarlijke stoffen: stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen aangeduid in de International Maritime Dangerous Goods Code; geurgevoelig object: geurgevoelig object als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij; gevel: gevel als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1b, vijfde lid, van de Wet geluidhinder; gevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen, met uitzondering van die gebouwen behorende bij de betreffende inrichting; gevoelige objecten: gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen; gevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen, met uitzondering van die terreinen behorende bij de betreffende inrichting; gezoneerd industrieterrein: industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder; inerte goederen: goederen die geen bodembedreigende stoffen, gevaarlijke stoffen of CMRstoffen zijn; ISO: door de Internationale Organisatie voor Standaardisatie uitgegeven norm; jachthaven: inrichting voor het bieden van gelegenheid tot het afmeren van pleziervaartuigen; koelinstallatie: een combinatie van met koudemiddel gevulde onderdelen die met elkaar zijn verbonden en die tezamen een gesloten koudemiddelcircuit vormen waarin het koudemiddel circuleert met het doel warmte op te nemen of af te staan; kunststeen: blokken van korrels of brokken van natuursteen met bindmiddel; kwetsbaar object: kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen; Lden: de geluidsbelastingsindicator zoals opgenomen in artikel 3, onder f, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002, inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai; Lnight: de geluidsbelastingsindicator zoals opgenomen in artikel 3, onder i, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002, inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai; landbouwinrichting: inrichting als bedoeld in artikel 2 van het Besluit landbouw milieubeheer; langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: (LAr,LT) het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai; lassen van textiel: het door middel van warmteopwekking of warmtetoevoer aaneenhechten van textiel; lekbak: een voorziening waarvan de bodembeschermende werking door de daarop afgestemde bodembeschermende maatregelen is gewaarborgd, en die zich rondom of onder een bodembedreigende activiteit bevindt en in staat is de bij normale bedrijfsvoering gemorste of wegspattende vloeistoffen op te vangen; lozen: het brengen van:
1°. afvalwater of andere afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in een oppervlaktewaterlichaam; 2°. afvalwater of overige vloeistoffen op of in de bodem; 3°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar hemelwaterstelsel; 4°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar ontwateringstelsel; 5°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar vuilwaterriool; 6°. afvalwater of andere afvalstoffen in een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, of 7°. afvalwater of andere afvalstoffen met behulp van een werk niet zijnde een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater op een zuiveringtechnisch werk; LQ: Limited Quantities, gelimiteerde hoeveelheden als bedoeld in het ADR; massastroom: massa van een bepaalde stof of stoffen die per tijdseenheid wordt geëmitteerd, uitgedrukt in massa per uur; maximaal geluidsniveau: (LAmax) maximaal geluidsniveau gemeten in de meterstand «F» of «fast», als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai; meststoffengroep: aanduiding van de gevaarscategorie van vaste minerale anorganische meststoffen overeenkomstig de indeling van PGS 7; natte koeltoren: installatie gebruikt voor het afvoeren van overtollige warmte uit productieprocessen en gebouwen door middel van het vernevelen van water; natuursteen: uit de natuur gewonnen blokken en platen van steen; NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm; NeR: door InfoMil uitgegeven Nederlandse Emissie Richtlijnen lucht; niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat geen aangewezen oppervlaktewaterlichaam is; noodsignalen: noodsignalen die onder de klasse 1.3 of klasse 1.4 van het ADR vallen; normaal kubieke meter: afgashoeveelheid bij 273,15 Kelvin en 101,3 kilo Pascal en betrokken op droge lucht; NRB: door InfoMil uitgegeven Nederlandse richtlijn bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten; odour unit: Europese eenheid voor geurconcentratie volgens NEN-EN-13725; opslagtank: een opslagvoorziening voor gas met een inhoud van ten minste 150 liter of een opslagvoorziening voor vloeistof met een inhoud van ten minste 300 liter, uitgezonderd een intermediate bulk container die voldoet aan hoofdstuk 6.5 van het ADR; PER: tetrachlooretheen; PGS: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen; pleziervaartuig: schip bestemd of gebruikt voor sport of vrijetijdsbesteding; praktijkruimte: ruimte voor chemisch, natuurkundig of medisch onderwijs waarop de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek van toepassing is; propaan: product, hoofdzakelijk bestaande uit propaan en propeen, met geringe hoeveelheden ethaan, butanen en butenen, voor zover de dampspanning bij 343 Kelvin (70 graden Celsius) ten hoogste 3100 kilopascal (31 bar) bedraagt;
propeen: zeer licht ontvlambaar tot vloeistof verdicht gas met UN-nummer 1077; pyrotechnische artikelen voor theatergebruik: pyrotechnische artikelen voor theatergebruik als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit; richtlijn 2003/30/EG: richtlijn nr. 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2003 (PbEU L 123) ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer; rookzwak kruit: kruit dat onder de klasse 1.3 van het ADR valt; spuitbus: niet-hervulbare houder van metaal, glas of kunststof die een samengeperst, vloeibaar gemaakt of opgelost gas bevat, al dan niet met een vloeibare, pasteuze of poedervormige stof, en voorzien van een aftapinrichting die het mogelijk maakt, dat de inhoud wordt uitgestoten in de vorm van een suspensie van vaste of vloeibare deeltjes in een gas, in de vorm van schuim, pasta of poeder of in vloeibare of gasvormige toestand; stookinstallatie: stookinstallatie als bedoeld in het Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer; systeem voor dampretour Stage-II: geheel van vulpistool, slang, appendages, regelinstrumenten en overige toebehoren waarmee de bij het afleveren van benzine aan motorvoertuigen voor het wegverkeer uit het brandstofreservoir van het motorvoertuig verdreven dampen worden teruggevoerd in de ondergrondse opslagtank van het tankstation; theatervuurwerk: theatervuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit; totaal stikstof: de som van nitraat-, nitriet-, organisch en ammonium stikstof waarvan de emissiemetingen worden uitgevoerd, bedoeld in artikel 2.3; traditioneel schieten: door schutterijen of schuttersgilden schieten met buksen ofwel geweren vanaf een vaste standplaats op een stilstaand doel in de buitenlucht; verblijfsruimten: verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, van het Besluit geluidhinder; verbruik van vluchtige organische stoffen: verbruik van vluchtige organische stoffen als bedoeld in het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOS-richtlijn milieubeheer; verdichten: reduceren van het volume; verkleinen: in kleinere delen opdelen; verpakkingsgroep: een groep, waarin bepaalde stoffen op grond van hun gevaarlijkheid tijdens het vervoer conform het ADR zijn ingedeeld voor verpakkingsdoeleinden: 1°. verpakkingsgroep I: zeer gevaarlijke stoffen; 2°. verpakkingsgroep II: gevaarlijke stoffen; 3°. verpakkingsgroep III: minder gevaarlijke stoffen; vervoerseenheid met gevaarlijke stoffen: een voertuig, oplegger of aanhanger met een conform het ADR voor het vervoer van gevaarlijke stoffen toegelaten tank, tankcontainer, tankbatterij, laadketel, laadruimte of laadvloer waarin gevaarlijke stoffen aanwezig zijn; verwaarloosbaar bodemrisico: een situatie als bedoeld in de NRB waarin door een goede afstemming van bodembeschermende voorzieningen en bodembeschermende maatregelen de kans op een verandering van de bodemkwaliteit, ten gevolge van een immissie van een stof, verwaarloosbaar is gemaakt; vloeibare brandstof: lichte olie, halfzware olie of gasolie als bedoeld in artikel 26 van de Wet op de
accijns; vloeistofdichte vloer of verharding: vloer of verharding direct op de bodem die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet met vloeistof belaste zijde van die vloer of verharding kan komen; vloeistofkerende voorziening: lekbak, tankput, vloer, verharding of een andere doelmatige fysieke voorziening die vrijgekomen stoffen keert zolang als nodig is om met de daarop afgestemde bodembeschermende maatregelen te voorkomen dat deze stoffen in de bodem kunnen geraken; vluchtige organische stoffen: stoffen als bedoeld in het Oplosmiddelenbesluit omzetting EG-VOSrichtlijn milieubeheer; voertuig: 1°. bedrijfsauto als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen met een maximum gewicht van ten hoogste 3500 kilogram; 2°. personenauto als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, of 3°. bromfiets als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen, niet zijnde een voertuig op twee wielen; voorziening voor het beheer van afvalwater: een openbaar vuilwaterriool, openbaar hemelwaterstelsel, openbaar ontwateringstelsel, een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, een zuiveringtechnisch werk of een zuiveringsvoorziening; vuilwaterriool: 1°. een openbaar vuilwaterriool; 2°. een andere voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, aangesloten op een zuiveringsvoorziening, die blijkens een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 van de Waterwet mede voor het zuiveren van stedelijk afvalwater is bedoeld, of aangesloten op een zuiveringtechnisch werk; of 3°. een werk, niet zijnde een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, aangesloten op een zuiveringtechnisch werk; vuurwerk: vuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit; warmtekrachtinstallatie: stookinstallatie, bestemd voor het gelijktijdig opwekken van warmte en kracht waarbij de warmte nuttig wordt aangewend; windturbine:een apparaat voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind; woning: een gebouw of een deel van een gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt of daartoe is bestemd; zuiveringsvoorziening: werk voor het zuiveren van afvalwater, dat geen zuiveringtechnisch werk is; zwart kruit: kruit dat onder de klasse 1.1 van het ADR valt. 2. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt ten aanzien van emissies naar de lucht, verstaan onder: bron: emissie naar de lucht van een bewerkingseenheid al dan niet voorzien van emissiebeperkende voorzieningen en ongeacht de vraag of die emissie gecombineerd met andere emissies wordt geloosd op één of meer puntbronnen; emissieconcentratie-eis: per bron voor onderscheiden afgascomponenten als bovengrens te hanteren emissieconcentratie ten aanzien van emissies naar de lucht, uitgedrukt in massa per normaal kubieke meter;
grensmassastroom: een drempelwaarde per stofklasse, uitgedrukt in gram emissie per uur, waarboven een emissie naar de lucht als relevant beschouwd wordt; meetmethode: het geheel van monsterneming, monsterbehandeling en analyse ten behoeve van de kwantificering van emissies; stofcategorie: clustering van stoffen op basis van vergelijkbare fysische of chemische eigenschappen, overeenkomstig paragraaf 4.4 van de NeR; stofklasse: onderverdeling binnen een stofcategorie op basis van vergelijkbare (toxicologische) eigenschappen, overeenkomstig paragraaf 4.5 van de NeR; gA: gasvormige anorganische stoffen als bedoeld in de NeR; gO: gasvormige organische stoffen als bedoeld in de NeR; MVP: minimalisatieverplichte stoffen als bedoeld in de NeR; puntbron: een gefixeerd punt van gekanaliseerde en daarmee in principe kwantificeerbare emissies naar de lucht; S: totaal stof, als bedoeld in de NeR; sO: stofvormige organische stoffen als bedoeld in de NeR; sA: stofvormige anorganische stoffen als bedoeld in de NeR. 3. Een wijziging van artikel 3, onder f en i, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002, inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, gaat voor de toepassing van de in het eerste lid gegeven omschrijving van Lden en Lnight gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer Artikel 3.28 1. Met betrekking tot de opstelplaats van een opslagtank met propaan, het vulpunt van een opslagtank met propaan en de opstelplaats van de tankwagen worden ten opzichte van buiten de inrichting gelegen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, de in tabel 3.28 opgenomen afstanden in acht genomen, waarbij de afstanden gelden van het vulpunt en de opslagtank, gerekend vanaf de aansluitpunten van de leidingen alsmede het bovengrondse deel van de leidingen en de pomp bij de opslagtank: Tabel 3.28 veiligheidsafstanden Bevoorrading tot en met 5 keer per jaar
Bevoorrading meer dan 5 keer per jaar
10 meter
20 meter
Opslagtank met propaan groter dan 5 kubieke meter tot en 15 meter met 13 kubieke meter
25 meter
Opslagtank met propaan tot en met 5 kubieke meter
2. Een opslagtank met propaan, het vulpunt van een opslagtank met propaan en de opstelplaats van de tankwagen is gelegen op ten minste de helft van de afstanden, genoemd in tabel 3.28, indien het objecten betreft waar ook een opslagtank met propaan of propeen aanwezig is. 3. In afwijking van het eerste lid worden met betrekking tot de opstelplaats van een opslagtank met propaan, het vulpunt van een opslagtank met propaan en de opstelplaats van de tankwagen ten opzichte van gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, dan wel gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, de volgende afstanden in acht genomen: a. bij een opslagtank met propaan tot en met 5 kubieke meter: 25 meter; b. bij een opslagtank met propaan van meer dan 5 kubieke meter tot en met 13 kubieke meter: 50 meter. 4. Onverminderd het eerste tot en met derde lid, voldoet een opslagtank met propaan alsmede de bijbehorende leidingen en appendages ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan, aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen.
Besluit omgevingsrecht
Bijlage I. Behorende bij de artikelen 2.1, 3.3, 6.3, 6.7 en 6.16 Aanwijzing van categorieën inrichtingen en van vergunningplichtige inrichtingen, alsmede van gevallen waarin een ander bestuursorgaan dan burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is Onderdeel D 1. Als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, worden aangewezen de categorieën inrichtingen die als zodanig zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel C, onder: a. 1.3, onder a, b, voor zover het thermisch vermogen 75 MW of meer bedraagt, c, onder 1° en 2°, en d, waarbij voor de toepassing van onderdeel 1.3 veiligheidsfakkels ten behoeve van de opsporing en winning van aardgas buiten beschouwing blijven, b. 2.6, onder b, voor zover het betreft aardgasbehandelingsinstallaties bij aardgaswinputten en gasverzamelinrichtingen, en c, c. 4.3, onder d, d. 5.3, onder b, e. 6.2, f. 9.3, g. 11.3, onder a tot en met e, onder g en onder k, h. 12.2, onder a tot en met g, i. 12.2, onder h, voor zover het smeltpunt van de metalen of hun legeringen hoger is dan 800 K, j. 13.3, onder b, k. 14.2, voor zover een rangeerheuvel aanwezig is, l. 16.3, m. 19.2, n. 20.1, onder b, o. 24.2 en p. 27.3. 2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel 1.3, onder b, voor zover het thermisch vermogen 75 MW of meer bedraagt, blijven buiten beschouwing inrichtingen voor het verstoken van biomassa waarvan het equivalente geluidsniveau (LAr, LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten op de grens van het bedrijventerrein niet meer bedraagt dan: a. 50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur; b. 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur; c. 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur.
Besluit externe veiligheid inrichtingen Artikel 1 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. ADR: op 30 september 1957 te Genève totstandgekomen Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg; b. beperkt kwetsbaar object: a. 1°. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en 2°. dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel m, onder c, vallen; c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder onderdeel m, onder c, vallen; d. winkels, voorzover zij niet onder onderdeel m, onder c, vallen; e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen; f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel m, onder d, vallen; g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel m, onder c, vallen; h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval; c. brandbare gevaarlijke stof: gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof die met lucht van normale samenstelling en druk onder vuurverschijnselen blijft reageren, nadat de bron die de ontsteking heeft veroorzaakt, is weggenomen; d. externe veiligheid: kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is; e. geprojecteerd beperkt kwetsbaar object: nog niet aanwezig beperkt kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is; f. geprojecteerd kwetsbaar object: nog niet aanwezig kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is; g. gevaarlijke stof: a. stof die of preparaat dat bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer, of b. gevaarlijke stof als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen; h. gevaarlijke afvalstof: afvalstof als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling Europese afvalstoffenlijst, voorzover die afvalstof een of meer eigenschappen, genoemd in artikel 4, tweede lid, onderdelen a tot en met c, e en f, van die regeling bezit; i. grenswaarde: grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1, derde lid, van de wet ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico; j. groepsrisico: cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is; k. invloedsgebied: gebied waarin volgens bij regeling van Onze Minister gestelde regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico; l. kwetsbaar object: a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1º. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
m. n. o.
p. q. r. s. t. u.
2º. scholen, of 3º. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren: 1º. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of 2º. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; opslagvoorziening: voorziening bestemd voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen of verpakte gevaarlijke afvalstoffen; plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is; ramp: ramp als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsregio’s; richtwaarde: richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1, derde lid, van de wet ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico; wet: Wet milieubeheer; woning: gebouw of gedeelte van een gebouw dat voor bewoning is bestemd; woonschip: schip dat voor bewoning is bestemd, en woonwagen: woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
2. Kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten die behoren tot een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met h, worden voor de toepassing van dit besluit, behoudens de artikelen 12 en 13 en de artikelen 15 en 16, voorzover de artikelen 15 en 16 betrekking hebben op het groepsrisico, niet beschouwd als kwetsbare onderscheidenlijk beperkt kwetsbare objecten.
Besluit externe veiligheid inrichtingen Artikel 13 1. Indien het bevoegd gezag een besluit vaststelt als bedoeld in artikel 3.1, eerste tot en met derde lid, 3.26, eerste lid, of 3.28, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een omgevingsvergunning verleent waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken dan wel krachtens artikel 11 van de Woningwet van de bouwverordening wordt afgeweken, op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten wordt toegelaten, wordt in de toelichting bij of in de ruimtelijke onderbouwing van het desbetreffende besluit, behoudens het vierde lid, in elk geval vermeld: a. de aanwezige en de op grond van dat besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting of inrichtingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, voorzover het invloedsgebied ligt binnen het gebied waarop dat besluit betrekking heeft, op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld; b. het groepsrisico per inrichting op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke –5 slachtoffers van ten hoogste 10 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer –7 dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 –9 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10 per jaar; c. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft, die dat risico mede veroorzaakt en, indien van toepassing, de voorschriften die zijn of worden verbonden aan de voor die inrichting geldende omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; d. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in dat besluit zijn opgenomen; e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de voor een inrichting, die behoort tot een categorie van inrichtingen ten behoeve waarvan dat besluit wordt vastgesteld, te verlenen omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico; g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst; h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp in de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, waarvan de gevolgen zich uitstrekken buiten die inrichting, en i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt of mede veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp voordoet. 2. Alvorens het bevoegd gezag een besluit als bedoeld in het eerste lid vaststelt, voert dat bevoegd gezag overleg met het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een inrichting die mede bepalend is voor de hoogte van het groepsrisico in het gebied waarop dat besluit betrekking heeft. 3. Voorafgaand aan de vaststelling van een besluit als bedoeld in het eerste lid stelt het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, het bestuur van de veiligheidsregio waarin het gebied ligt waarop dat besluit betrekking heeft, in de gelegenheid om in verband met het groepsrisico advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting. 4. In afwijking van het eerste lid kan het bevoegd gezag in de toelichting bij of in de ruimtelijke onderbouwing van een besluit als bedoeld in het eerste lid, verwijzen naar een gemeentelijke, regionale of provinciale structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, indien in die
structuurvisie een samenhangende visie is opgenomen over de gewenste planologische ontwikkeling van een breder gebied in relatie tot voorkoming of bestrijding van een ramp en in die structuurvisie ten minste aandacht is besteed aan de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen f tot en met i.
Bijlage 7
Reactienota
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
67
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
68
Reactienota voorontwerp Uitwerkingsplan Lagekant Inhoud: I. II. III. IV. V.
Inleiding Samenvatting en beantwoording vooroverlegreacties Ambtshalve aanpassingen Conclusie Bijlage
I. Inleiding Bij de voorbereiding van een uitwerkingsplan kan het college van burgemeester en wethouders (college) de bevolking en andere belanghebbenden betrekken. Deze inspraak is geregeld in de gemeentelijke inspraakverordening. Bij besluit van 6 juni 2006 heeft het college besloten om bij uitwerkingsplannen in principe geen gelegenheid te geven om inspraakreacties in te dienen. Bij besluit van 9 november 2010 heeft het college besloten om voor het voorontwerp Uitwerkingsplan Lagekant af te zien van het houden van inspraak. Op grond van artikel 3.1.1 en 1.1.1 lid 4 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overlegt het gemeentebestuur bij de voorbereiding van een uitwerkingsplan met betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken. Het voorontwerp Uitwerkingsplan Lagekant is in het kader van het vooroverleg per e*mail d.d. 12 november 2010 naar de volgende instanties gezonden: 1. VROM*Inspectie Noord*West; 2. Provincie Flevoland, hoofd Afdeling RWN; 3. Waterschap Zuiderzeeland.
II. Samenvatting en beantwoording vooroverlegreacties Van de provincie Flevoland is bij brief van 4 februari 2011 een reactie ontvangen. Een kopie van de reactie is als bijlage aan de Reactienota toegevoegd. Van de VROM*Inspectie en het Waterschap Zuiderzeeland zijn geen reacties ontvangen op het voorontwerp uitwerkingsplan. Wel heeft het Waterschap bij brief van 12 juni 2009 gereageerd op een eerdere versie van het uitwerkingsplan voor Lagekant. Deze opmerkingen waren al verwerkt in het voorontwerp uitwerkingsplan. Hierna volgt een korte samenvatting van de vooroverlegreactie (cursief weergegeven) en de beantwoording daarvan (normaal weergegeven). Provincie Flevoland, Hoofd Afdeling RWN 1. Met de planopzet wordt ingestemd. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. 2. De provincie vindt het niet opportuun om na 10 jaar nog te verwijzen naar een brief van 29 juni 2001, waarin het besluit is neergelegd om in de gebieden van Almere Poort ten zuiden van de spoorlijn geen archeologisch vooronderzoek uit te voeren. Dit besluit was ingegeven door het op dat moment voorziene tempo van uitgifte van het plangebied. De uitgifte heeft echter niet in het destijds voorziene tempo plaatsgevonden. De gemeente heeft bovendien voldoende tijd gehad om rekening te houden met archeologische waarden en archeologisch vooronderzoek uit te voeren en zo nodig behoudsmaatregelen te treffen. Daarnaast is het wettelijk kader sinds 2001 gewijzigd. Met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (1 september 2007) zijn de Monumentenwet 1988, de Woningwet, de Wet
1
milieubeheer en de Ontgrondingenwet zodanig gewijzigd, dat gemeenten onder andere op grond van artikel 38a van de Monumentenwet 1988 de wettelijke verplichting hebben om bij de bestemming van gronden en het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met archeologische waarden. Deze wettelijke bepaling overstijgt de afspraken die in de brief van 2001 zijn gemaakt. Er dient alsnog rekening te worden gehouden met het aspect archeologie bij de verdere ontwikkeling van Lagekant. De provincie nodigt uit om hierover in overleg te treden. De provincie verzoekt om in de regels te verankeren dat zodra bij de uitvoering van grondwerkzaamheden archeologisch waardevolle vondsten worden aangetroffen, dit onverwijld aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gemeld dient te worden. In de brief van 29 juni 2001 is opgenomen hoe burgemeester en wethouders willen omgegaan met archeologisch vooronderzoek in Almere Poort. In het bestemmingsplan ‘Almere Poort’ heeft vervolgens de juridisch-planologische afweging plaatsgevonden hoe wordt omgegaan met de bescherming van te verwachten archeologische waarden in Almere Poort. Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 24 juli 2007 het bestemmingsplan ‘Almere Poort’ gedeeltelijk goedgekeurd. Aan de regeling voor archeologie in het bestemmingsplan is geen goedkeuring onthouden. De regeling in het bestemmingsplan vormt het kader voor het uitwerkingsplan voor Lagekant. De gronden in het bestemmingsplan ‘Almere Poort’ zijn, met uitzondering van de plandelen ten zuiden van de bestemming ‘Spoorwegdoeleinden’, mede bestemd voor de ter plaatse te verwachten archeologische waarden. Dit betekent dat voor het plangebied van Lagekant, dat ten zuiden van de spoordijk ligt, geen medebestemming voor archeologie geldt en geen aanlegvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Voor Lagekant is daarom geen archeologisch vooronderzoek verricht. Op grond van artikel 38 Monumentenwet kan de gemeenteraad in het belang van de archeologische monumentenzorg bij verordening regels vaststellen met betrekking tot de eisen die burgemeester en wethouders kunnen stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen of gevallen vaststellen waarin burgemeester en wethouders kunnen afzien van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van daartoe strekkende verplichtingen. De hoofdlijnen van het beleid inzake de archeologische monumentenzorg in Almere staan beschreven in de Archeologienota 2009. Op 18 juni 2009 heeft de raad de uitgangspunten van dit beleid vastgesteld, evenals de Archeologieverordening (ex artikel 38 Monumentenwet) en de toelichting daarop. Dit beleid, de Archeologieverordening en toelichting zijn op 12 juli 2009 in werking getreden. De Archeologische Beleidskaart Almere (ABA) is als onderdeel van de door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten gelijktijdig in werking getreden. In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe Almere omgaat met behoudenswaardige archeologische vindplaatsen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting (selectiegebieden) dan wel een vrijstelling hiervan geldt. De provincie is in 2009 akkoord gegaan met het vastgestelde beleid en met de Archeologieverordening en de daaraan gekoppelde ABA. Op grond van de ABA geldt er geen archeologievergunning of onderzoeksverplichting voor Lagekant. Overigens is de Archeologieverordening niet van toepassing indien een bestemmingsplan – zoals ‘Almere Poort’ – ‘Maltaproof ‘ is. De selectiegebieden en vindplaatsen worden beschermd door een aanlegvergunningstelsel of, indien het vigerend bestemmingsplan niet ‘Maltaproof’ is, door een aan de Archeologieverordening verbonden archeologievergunning. De archeologievergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet worden geweigerd indien het project/de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen vindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit in situ te behouden. In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en selectiegebieden (als vermeld op de ABA) integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch*planologische kaders moeten worden overgenomen, met een met de Archeologieverordening overeenkomende bescherming. Artikel 38a Monumentenwet geeft aan dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Dit is
2
gebeurd in het bestemmingsplan ‘Almere Poort’. Het uitwerkingsplan Lagekant is in overeenstemming met dit bestemmingsplan. Artikel 38a Monumentenwet kent verder geen aparte bepalingen over uitwerkingsplannen of wijzigingsplannen. Het is altijd mogelijk dat in de bodem niet ontdekte archeologische waarden bij toeval te voorschijn komen (de zogenaamde toevalsvondsten). In Almere zal het dan waarschijnlijk meestal gaan om scheepsresten of vliegtuigwrakken. Indien dergelijke resten buiten het kader van een officieel archeologisch (voor)onderzoek worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De meldingsplicht geldt voor heel Almere, dus ook voor gebieden buiten de selectiegebieden en buiten de behoudenswaardige vindplaatsen, evenals in gebieden waar het archeologische vooronderzoek is afgerond. De meldingsplicht betreft een wettelijke plicht en hoeft daarom niet nog eens in de regels van het uitwerkingsplan verankerd te worden. Gelet op het voorgaande voldoet het Uitwerkingsplan Lagekant aan zowel het bestemmingsplan ‘Almere Poort’, het archeologiebeleid, de Archeologieverordening en artikel 38 en 38a Monumentenwet. Voor Lagekant wordt geen archeologisch vooronderzoek verricht. Het bestemmingsplan, het archeologiebeleid en de Archeologieverordening zijn aan de provincie voorgelegd en de provincie is daarmee akkoord gegaan. De toelichting van het uitwerkingsplan (§ 5.6) wordt voor wat betreft het aspect archeologie aangevuld met voorgaande informatie. 3. De provincie geeft aan dat het bedrijventerrein gezoneerd is in: kleinschalig bedrijventerrein, grootschalig bedrijventerrein met kantoren, grootschalig bedrijventerrein gecombineerd met PDV/GDV, overige voorzieningen met publieksaantrekkende werking en moeilijk inpasbaar in centrummilieus gecombineerd met kleinschalige kantoren en bedrijven. Een kaart met deze zoneringsgedeelten zou het plan meer duidelijkheid geven. De provincie mist een duidelijk uitgewerkt plan voor welke publieksaantrekkende voorzieningen ruimte wordt gegeven die niet in centrummilieus passen. Indien dit maatschappelijke voorzieningen betreffen, past dit binnen het locatiebeleid en de GVV. Voor de provincie is het niet duidelijk waar voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie zijn toegestaan (categorie A en B van de VNG Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemenging). De provincie vindt het niet efficiënt om categorie 2 en 3.2 bedrijven te combineren, gelet op de richtafstanden voor milieucategorieën. De provincie beveelt aan om deze categorieën te scheiden. Het uitwerkingsplan voorziet in 30.000 m2 brutovloeroppervlak voor kantoren. Dit is in overeenstemming met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan ‘Almere Poort’ maar niet met de Visie Werklocaties 2010 en de prognose van het Platform Bedrijventerrein en Kantoren waarbij wordt uitgegaan van 20.000 m2. De provincie verzoekt om in overleg te treden om dit punt af te stemmen. De provincie wijst op het huidige hoge leegstandsniveau, dat duidt op een beperkte vraag naar kantoren, en op het feit dat op hoogwaardigere locaties in Almere Poort al is voorzien in kantoren. De enige zonering die in het uitwerkingsplan is aangebracht is die tussen de bestemmingen ‘Bedrijf’, ‘Gemengd’ en ‘Kantoor’ en de functieaanduidingen ‘bedrijven tot en met categorie 2’, ‘bedrijven tot en met categorie 3.2’, ‘detailhandel volumineus’ en ‘maatschappelijke voorzieningen’. Deze zonering is duidelijk op de plankaart aangegeven. In de toelichting van het uitwerkingsplan (§ 5.2) wordt aangegeven wat voor soort bedrijven worden voorzien voor Lagekant en aan welke kavelgroottes wordt gedacht. Deze zijn echter niet vastgelegd in de regels van het uitwerkingsplan. Het toevoegen van een kaart met zoneringsgedeelten vinden wij daarom niet nodig. In het uitwerkingsplan zijn alleen op de kavel ten noorden van de Mangaanstraat maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Op de kavel tussen de Witgoudweg en de Koperstraat kan alleen via de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.4 een omgevingsvergunning worden verleend voor detailhandel in volumineuze goederen. Aan deze bevoegdheid zijn zes voorwaarden verbonden. Een uitgewerkt plan voor publieksaantrekkende voorzieningen, die niet in een centrummilieu passen, is niet aan de orde in Lagekant.
3
Voorzieningen op het gebied van cultuur, sport en recreatie kunnen op grond van de GVV worden toegestaan binnen de locatietypes ‘Regulier bedrijventerrein’ en ‘Kantoren’. In het Uitwerkingsplan Lagekant zijn alleen maatschappelijke voorzieningen toegestaan op de kavel ten noorden van de Mangaanstraat, aansluitend aan de kavel van het Groenhorst College. Het betreft hier (overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren. In de rest van het plangebied zijn deze voorzieningen niet toegestaan. In eerste instantie waren op Lagekant bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 voorzien. Omdat op de kavel ten noorden van de Mangaanstraat zich echter andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen vestigen (waaronder de hbo-instelling), moet er vanwege het aspect geluid een afstand van 50 meter worden aangehouden waarbinnen alleen bedrijven tot en met milieucategorie 2 kunnen worden toegestaan. Op grond van artikel 36 lid 5 van het bestemmingsplan ‘Almere Poort’ bestaat echter de mogelijkheid om ook hier bedrijven uit maximaal één milieucategorie hoger toe te staan. Wij zien geen noodzaak om vanwege de richtafstanden voor milieucategorieën een nadere scheiding tussen de categorieën bedrijven aan te brengen. Het totale bedrijfsvloeroppervlak voor zelfstandige kantoren binnen het Uitwerkingsplan Lagekant mag niet meer dan 30.000 m bedragen. Dit is conform de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan ‘Almere Poort’. In het door de raad vastgestelde Ontwikkelingsplan Lagekant staat dat vooralsnog 20.000 m aan zelfstandige kantoren wordt gevraagd, met een mogelijke doorgroei naar 30.000 m. Substantiële kantoorontwikkelingen zijn elders voorzien (het centrum, Olympia Officepark en Kustzone). In § 5.2 van de toelichting van het uitwerkingsplan is dit ook zo verwoord. Daarnaast wordt in het Ontwikkelingsplan opgemerkt dat voor zelfstandige kantoren in Lagekant moet worden gerekend met een omvang van circa 1.000 tot 2.500 m bvo, met een zakelijke uitstraling. Zo vormt Lagekant een aanvulling op de kantorenlocaties in het Olympiakwartier en Olympia Office Park (hoogwaardige kantoorlocaties vanaf 3.000 m bvo) en in het Cascadepark Oost (klein* en middelschalige kantoren in het groen). In* en uitvliegkantoren zouden ook op Lagekant geaccommodeerd kunnen worden. Hieruit blijkt dat Lagekant plaats biedt aan een marktsegment dat niet elders in Almere Poort of in Almere Stad is beoogd. In de GVV van Almere wordt uitgegaan van een ruimtelijke reservering van een (harde en zachte) planvoorraad voor alle segmenten vestigingslocaties, waaronder 1 miljoen m extra bedrijfsvloeroppervlak voor kantoren, conform het schaalsprong*scenario in de Concept Structuurvisie Almere 2.0. In Poort en Centrum is 750.000 m bedrijfsvloeroppervlak voor kantoren gepland. In GVV (Bijlage 6, onder bijlage X) wordt als hard planaanbod voor Lagekant 30.000 m genoemd. Uit het voorgaande blijkt dat de kantoorontwikkeling in het Uitwerkingsplan Lagekant in overeenstemming is met het bestemmingsplan ‘Almere Poort’, het ‘Ontwikkelingplan Lagekant’, de ‘GVV Almere’ en de ‘Concept Structuurvisie Almere 2.0’. Ten aanzien van de Visie Werklocaties (2030+) en Plabeka merken wij op dat hierover nog besluitvorming moet plaatsvinden. Wij achten het niet opportuun om vooruitlopend daarop, nu al het maximum aantal m voor kantoren in het uitwerkingsplan terug te brengen. Het betreft een maximum van 30.000 m, wat niet betekent dat ook 30.000 m gerealiseerd zal worden. De bestemming ‘Gemengd’ en de flexibele verkaveling in het uitwerkingsplan bieden juist de mogelijkheid om hier flexibel op in te kunnen spelen, omdat binnen deze bestemming zowel bedrijven als zelfstandige kantoren kunnen worden gerealiseerd en kavels kunnen worden gesplitst en samengevoegd. De regels van het uitwerkingsplan worden voor wat betreft het aspect locatiebeleid niet aangepast. De toelichting van het uitwerkingsplan (§ 5.2) wordt aangevuld met voorgaande informatie. 4. De provincie vindt het van belang om in het uitwerkingsplan vast te stellen dat de uitvoering van de Verkenning Stedelijke Bereikbaarheid Almere niet wordt belemmerd door het uitwerkingsplan.
4
In de Verkenning Stedelijke Bereikbaarheid Almere (VSBA) is onderzocht welke knelpunten wanneer zullen ontstaan en welke gefaseerde maatregelen gewenst zijn voor een goede bereikbaarheid in de stad. De rapportage heeft betrekking op maatregelen in het kader van Almere 2.0 voor de bestaande en nieuwe delen van de stad. Het Uitwerkingsplan Lagekant is niet van invloed op toekomstige aanpassingen van de Hogering en zal de uitvoering van dit project niet belemmeren. De toelichting van het uitwerkingsplan (§ 5.3) wordt aangevuld met deze informatie. 5. De provincie vindt het van belang dat wordt aangetoond dat de ontwikkelingen in het uitwerkingsplan passen binnen de projectbeschrijving zoals opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. De provincie verzoekt om de toelichting op dit punt aan te vullen. De provincie verzoekt daarnaast om een beschrijving van de input en de resultaten van de luchtkwaliteitberekening voor de Elementendreef (bijlage 3). Van belang is dat alle informatie transparant moet worden gepresenteerd. Almere Poort is als project opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL, project nr. 105). Projecten die zijn opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoeven niet afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden. In de projectomschrijving in het NSL is aangegeven dat het project Almere Poort 12.000 woningen, 300.000 m2 bvo voor kantoren en 65 ha voor bedrijven omvat. Deze beschrijving is gebaseerd op het bestemmingsplan ‘Almere Poort’. Voor Lagekant is in het bestemmingsplan ‘Almere Poort’ het volgende programma opgenomen: 200.000 m2 uitgeefbaar terrein voor bedrijven, 30.000 m2 brutovloeroppervlak voor kantoren, 50.000 m2 bebouwd grondoppervlak voor leisure en 2.500 m2 voor business facilities. Op grond van het bestemmingsplan ‘Almere poort, 1e partiële herziening’ mag het bebouwd grondoppervlak voor maatschappelijke voorzieningen in Lagekant maximaal 20.000 m bedragen. In het ‘Ontwikkelingsplan Lagekant’ is opgenomen dat Lagekant ruimte moet bieden aan ten minste 120.000 m2 uitgeefbaar terrein voor bedrijven/kantoren. Vooralsnog wordt 20.000 m² brutovloeroppervlak aan zelfstandige kantoren gevraagd, met een mogelijke doorgroei naar 30.000 m2. Als specifiek element dient een hbo*instelling te worden ingepast. Deze onderwijsinstelling vraagt ongeveer 20.000 m2 terrein. Het programma voor 50.000 m2 voor leisure is komen te vervallen. Het programma in het ‘Uitwerkingsplan Lagekant’ past binnen het programma zoals in het bestemmingsplan ‘Almere Poort’ en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is bepaald. Daarnaast voldoet het programma aan het bestemmingsplan ‘Almere Poort, 1e partiële herziening’ en het ‘Ontwikkelingsplan Lagekant’. Hiermee wordt voldaan aan de bestuurlijke bevoegdheid en is er op grond van luchtkwaliteit geen belemmering voor het uitwerken van het bestemmingsplan. Daarnaast is voor de Elementendreef met behulp van gegevens uit de verkeersmilieukaart van de gemeente Almere de luchtkwaliteit berekend voor het jaar 2020. Hierbij is gebruik gemaakt van het computerprogramma PROMIL spatial van Goudappel Coffeng. Dit programma werkt volgens de rekenregels zoals deze zijn verwoord in het CAR*II rekenprogramma. In Bijlage 3 van de toelichting is de uitdraai van de berekening opgenomen. Hierin is te zien welke invoerparameters zijn gebruikt. Het gaat hierbij onder andere om de snelheid, verkeersintensiteit, onderverdeling in personenauto’s, middelzwaar en zwaar vrachtverkeer en het soort wegtype. Uit de rekenresultaten blijkt dat voor NO2 de jaargemiddelde concentratie met 17,9 µg/m3 ruimschoots voldoet aan de normstelling. Wat betreft PM10 is als jaargemiddelde concentratie 16,7 µg/m3 berekend en wordt de norm voor de daggemiddelde concentratie 4 keer overschreden. Ook PM10 voldoet ruimschoots aan de normstelling.
5
Gezien het feit dat er geen overschrijdingen zijn in het gebied is de situering van een school op Lagekant acceptabel en wordt voldaan aan het aspect ‘goede ruimtelijke ordening’. De toelichting van het uitwerkingsplan (§ 5.5 en Bijlage 3) wordt aangevuld met voorgaande informatie.
III. Ambtshalve aanpassingen Ambtshalve zijn er ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan de volgende wijzigingen doorgevoerd in het ontwerp uitwerkingsplan: Toelichting • De toelichting is in § 2.2 en § 6.2 aangevuld met het vastgestelde bestemmingsplan ‘Almere Poort, 1e partiële herziening’. • De toelichting is in § 6.4 aangevuld met de uitkomsten van het vooroverleg. • In Bijlage 4 zijn de regels van het bestemmingsplan ‘Almere Poort’ opgenomen. • In Bijlage 5 zijn de regels van het bestemmingsplan ‘Almere Poort, 1e partiële herziening’ opgenomen. • In Bijlage 6 zijn de regelingen opgenomen waar in de regels van het uitwerkingsplan naar wordt verwezen. • In Bijlage 7 is de Reactienota opgenomen. Regels • In Artikel 1 zijn de begripsbepalingen voor ‘bouwperceel’, ‘bouwperceelgrens’, ‘eerste bouwlaag’, ‘geluidbelasting vanwege het wegverkeer’, ‘geluidgevoelige functie’, ‘geprojecteerd kwetsbaar object’, ‘hogere grenswaarde’, ‘recreatief medegebruik’, ‘specifiek kwetsbaar object’, ‘voorgevel’, ‘voorkeursgrenswaarde’ en ‘zijdelingse bouwperceelgrens’ toegevoegd. De begripsbepaling voor ‘bebouwingspercentage’ is aangepast. De begripsbepalingen voor ‘beperkt kwetsbaar object’, ‘dove gevel’, ‘geluidsgevoelig gebouw’ en ‘geluidsgevoelige ruimte’ zijn verwijderd. • In artikel 2.1 sub a en sub b en artikel 4.1 sub a en sub b wordt verwezen naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 2 voorschriften bestemmingsplan ‘Almere Poort’). In artikel 2.1 sub n, artikel 3.1 sub h en artikel 4.1 sub q wordt verwezen naar de Staat van Horeca* activiteiten (Bijlage 3 voorschriften bestemmingsplan ‘Almere Poort’). • In artikel 2.1 sub q en artikel 4.1 sub t is de zinsnede ‘zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit uitwerkingsplan’ verwijderd. • In artikel 2.1 sub r, artikel 3.1 sub j en artikel 4.1 sub u is het woord ‘(bedrijfs)woningen’ gewijzigd in ‘woningen’. • In artikel 2.1 sub s wordt verwezen naar ‘niet*zelfstandige kantoren’. • In artikel 2.2, 3.2, 4.2, 5.2 en 6.2 wordt in de aanhef ook verwezen naar de bepalingen in het bestemmingsplan ‘Almere Poort, 1e partiële herziening’. • In artikel 2.2 sub c en artikel 4.2 sub c is de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ toegevoegd. • In artikel 2.2 sub f, artikel 3.2 sub e en artikel 4.2 sub f is gewijzigd dat bij de aanduiding ‘minimum bebouwingspercentage terrein’ het voorgeschreven minimum bebouwingspercentage voor een bouwperceel in acht moet worden genomen. • In artikel 2.2 sub g en artikel 3.2 sub f wordt verwezen naar de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding*afstand perceelsgrens 1 m’. In artikel 2.2 sub h en artikel 4.2 sub g wordt verwezen naar de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding*afstand perceelsgrens 3 m’. • In artikel 2.4 wordt verwezen naar het begrip ‘detailhandel in volumineuze goederen’. • In artikel 4.2 sub o is opgenomen dat het bebouwd grondoppervlak voor maatschappelijke voorzieningen binnen het plangebied niet meer dan 20.000 m mag bedragen.
6
•
•
In artikel 4.2 sub l is opgenomen dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van een geluidsgevoelige functie niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. In artikel 6.1 sub l is het woord (extensief) verwijderd.
Plankaart • De plankaart is geheel conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008) opgemaakt. • De maatvoeringaanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is aan de legenda toegevoegd.
IV. Conclusie Naar aanleiding van het vooroverleg en de ambtshalve wijzigingen zijn de volgende wijzigingen aangebracht ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan. Toelichting • De toelichting is in § 2.2 en § 6.2 aangevuld met het vastgestelde bestemmingsplan ‘Almere Poort, 1e partiële herziening’. • De toelichting is in § 5.2 aangevuld voor wat betreft het aspect locatiebeleid. • De toelichting is in § 5.3 aangevuld voor wat betreft het aspect bereikbaarheid. • De toelichting is in § 5.5 aangevuld voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit. • De toelichting is in § 5.6 aangevuld voor wat betreft het aspect archeologie. • De toelichting is in § 6.4 aangevuld met de uitkomsten van het vooroverleg. • In Bijlage 3 is de luchtkwaliteitberekening nader gemotiveerd. • In Bijlage 4 zijn de regels van het bestemmingsplan ‘Almere Poort’ opgenomen. • In Bijlage 5 zijn de regels van het bestemmingsplan ‘Almere Poort, 1e partiële herziening’ opgenomen. • In Bijlage 6 zijn de regelingen opgenomen waar in de regels van het uitwerkingsplan naar wordt verwezen. • In Bijlage 7 is de Reactienota opgenomen. Regels • In Artikel 1 zijn de begripsbepalingen voor ‘bouwperceel’, ‘bouwperceelgrens’, ‘eerste bouwlaag’, ‘geluidbelasting vanwege het wegverkeer’, ‘geluidgevoelige functie’, ‘geprojecteerd kwetsbaar object’, ‘hogere grenswaarde’, ‘recreatief medegebruik’, ‘specifiek kwetsbaar object’, ‘voorgevel’, ‘voorkeursgrenswaarde’ en ‘zijdelingse bouwperceelgrens’ toegevoegd. De begripsbepaling voor ‘bebouwingspercentage’ is aangepast. De begripsbepalingen voor ‘beperkt kwetsbaar object’, ‘dove gevel’, ‘geluidsgevoelig gebouw’ en ‘geluidsgevoelige ruimte’ zijn verwijderd. • In artikel 2.1 sub a en sub b en artikel 4.1 sub a en sub b wordt verwezen naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 2 voorschriften bestemmingsplan ‘Almere Poort’). In artikel 2.1 sub n, artikel 3.1 sub h en artikel 4.1 sub q wordt verwezen naar de Staat van Horeca* activiteiten (Bijlage 3 voorschriften bestemmingsplan ‘Almere Poort’). • In artikel 2.1 sub q en artikel 4.1 sub t is de zinsnede ‘zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit uitwerkingsplan’ verwijderd. • In artikel 2.1 sub r, artikel 3.1 sub j en artikel 4.1 sub u is het woord ‘(bedrijfs)woningen’ gewijzigd in ‘woningen’. • In artikel 2.1 sub s wordt verwezen naar ‘niet*zelfstandige kantoren’. • In artikel 2.2, 3.2, 4.2, 5.2 en 6.2 wordt in de aanhef ook verwezen naar de bepalingen in het bestemmingsplan ‘Almere Poort, 1e partiële herziening’. • In artikel 2.2 sub c en artikel 4.2 sub c is de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’ toegevoegd. • In artikel 2.2 sub f, artikel 3.2 sub e en artikel 4.2 sub f is gewijzigd dat bij de aanduiding ‘minimum bebouwingspercentage terrein’ het voorgeschreven minimum bebouwingspercentage voor een bouwperceel in acht moet worden genomen.
7
•
• • •
•
In artikel 2.2 sub g en artikel 3.2 sub f wordt verwezen naar de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding*afstand perceelsgrens 1 m’. In artikel 2.2 sub h en artikel 4.2 sub g wordt verwezen naar de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding*afstand perceelsgrens 3 m’. In artikel 2.4 wordt verwezen naar het begrip ‘detailhandel in volumineuze goederen’. In artikel 4.2 sub o is opgenomen dat het bebouwd grondoppervlak voor maatschappelijke voorzieningen binnen het plangebied niet meer dan 20.000 m mag bedragen. In artikel 4.2 sub l is opgenomen dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van een geluidsgevoelige functie niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. In artikel 6.1 sub l is het woord (extensief) verwijderd.
Plankaart • De plankaart is geheel conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008) opgemaakt. • De maatvoeringaanduiding ‘maximale bouwhoogte’ is aan de legenda toegevoegd.
8
V. Bijlage
9
Bijlage 8
Nota Zienswijzen
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
69
Gemeente Almere uitwerkingsplan Lagekant Juni 2011
70
Nota zienswijzen ontwerp Uitwerkingsplan Lagekant Inhoud: I. II. III. IV. V. VI. VII.
Pagina
Inleiding Lijst van indieners zienswijzen Ontvankelijkheid Samenvatting en beantwoording zienswijzen Ambtshalve wijzigingen Conclusie Bijlagen
1 1 1 2 6 7 8
I. Inleiding Het college van burgemeester en wethouders heeft op 29 maart 2011 ingestemd met het ontwerp ‘Uitwerkingsplan Lagekant’ en met het ter inzage leggen van het ontwerp uitwerkingsplan. Van maandag 11 april 2011 tot en met maandag 23 mei 2011 (zes weken) heeft het ontwerp uitwerkingsplan met bijbehorende stukken voor een ieder ter inzage gelegen. Deze Nota zienswijzen vormt samen met de toelichting van het uitwerkingsplan en het collegevoorstel de motivering van het vaststellingsbesluit van het ‘Uitwerkingsplan Lagekant’. II. Lijst van indieners zienswijzen Op het ontwerp uitwerkingsplan zijn zienswijzen ingediend door: 1. Kamer van Koophandel Gooi6, Eem6 en Flevoland en de Vereniging Bedrijfskring Almere, Postbus 10318, 1301 AH ALMERE; 2. Waterschap Zuiderzeeland, Postbus 229, 8200 AE LELYSTAD. III. Ontvankelijkheid Zienswijzen moeten binnen de termijn van terinzageligging van het ontwerp uitwerkingsplan schriftelijk of mondeling worden ingediend. Een zienswijze is tijdig ingediend indien: • deze voor het einde van de termijn van terinzageligging is ontvangen, of; • deze voor het einde van de termijn van terinzageligging ter post is bezorgd en deze niet later dan een week na afloop van de termijn van terinzageligging is ontvangen (artikel 3:16 lid 3 en 6:9 Algemene wet bestuursrecht). De termijn van terinzageligging van het ontwerp uitwerkingsplan liep af op 23 mei 2011. De schriftelijke zienswijze van de Kamer van Koophandel Gooi6, Eem6 en Flevoland en de Vereniging Bedrijfskring Almere is binnen de termijn van terinzageligging ingediend en kan daarom in behandeling worden genomen. De schriftelijke zienswijze van Waterschap Zuiderzeeland hebben wij op 1 juni 2011 ontvangen. Gelet op de datum van de poststempel is de zienswijze op 31 mei 2011 ter post bezorgd. De zienswijze is te laat ingediend en dient daarom buiten behandeling te worden gelaten.
1
IV. Samenvatting en beantwoording zienswijzen Hierna volgt per reclamant een samenvatting van de zienswijzen (cursief weergegeven) en de beantwoording daarvan (normaal weergegeven). Kopieën van de zienswijzen zijn als bijlage aan de Nota zienswijzen toegevoegd. Kamer van Koophandel Gooi, Eem en Flevoland en de Vereniging Bedrijfskring Almere 1. Reclamanten verzoeken om het georganiseerde bedrijfsleven te betrekken in de planvorming voordat een plan het officiële traject van zienswijzen ingaat. Op grond van artikel 3.1.1 en artikel 1.1.1 lid 3 Besluit ruimtelijke ordening geldt er voor uitwerkingsplannen alleen een verplichting om vooroverleg te voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het Uitwerkingsplan Lagekant is daarom voor vooroverleg verzonden naar de VROM-Inspectie, de provincie en het waterschap. Wij hebben het voornemen om toekomstige uitwerkingsplannen voor bedrijventerreinen en kantoorlocaties ook voor vooroverleg te verzenden naar het georganiseerde bedrijfsleven. 2. Reclamanten onderschrijven de opsomming van mogelijke activiteiten binnen het locatietype Regulier Bedrijventerrein voor Lagekant. De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. 3. Reclamanten hebben moeite met de mogelijkheid van maatschappelijke voorzieningen binnen het locatietype Kantoren. Reclamanten stellen voor om hier de voorwaarde aan te verbinden dat maatschappelijke voorzieningen ten dienste moeten staan aan het functioneren van het bedrijventerrein, met daarbij een zwaarwegend advies van het georganiseerde bedrijfsleven in de beoordeling. In de Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (door de raad vastgesteld op 18 februari 2010, verder: GVV) heeft Lagekant zowel het locatietype ‘Regulier bedrijventerrein’ als het locatietype ‘Kantoren’ gekregen. Maatschappelijke voorzieningen zijn op beide locatietypes toegestaan. Voor ‘Reguliere bedrijventerreinen’ geldt hierbij de beperking dat maatschappelijke voorzieningen alleen zijn toegestaan in business facility points. In het Uitwerkingsplan Lagekant zijn binnen de bestemmingen ‘Bedrijf’, ‘Kantoren’ en ‘Gemengd’ alleen maatschappelijke voorzieningen toegestaan als ondersteunende functie in business facilities. Gelet op de begripsbepaling van business facility (in artikel 1 lid 19 van het bestemmingsplan Almere Poort) moet het hier gaan om servicevoorzieningen gerelateerd aan werklocaties. De totale oppervlakte voor business facilities binnen Lagekant bedraagt 2.500 m². Gelet op het feit dat maatschappelijke voorzieningen als business facility binnen de bestemmingen ‘Bedrijf’, ‘Kantoren’ en ‘Gemengd’ ondersteunend en gerelateerd moeten zijn aan de werklocaties en ook in omvang zijn beperkt, achten wij het verbinden van nadere voorwaarden aan deze maatschappelijke voorzieningen niet nodig.
2
Verder is in het Ontwikkelingsplan Lagekant (door de raad vastgesteld op 29 november 2007) aangegeven dat een hbo6instelling in Lagekant dient te worden ingepast. In het bestemmingsplan Almere Poort, 1e partiële herziening (door de raad vastgesteld op 16 december 2010) is daarom voor de kavel ten noorden van de Mangaanstraat de medebestemming ‘Uit te werken Maatschappelijk’ opgenomen. Gronden met deze bestemming zijn mede bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en bedrijven. Het bebouwd grondoppervlak voor maatschappelijke voorzieningen mag maximaal 20.000 m² bedragen. In het Uitwerkingsplan Lagekant zijn vervolgens binnen de bestemming ‘Gemengd’ maatschappelijke voorzieningen toegestaan op de kavel ten noorden van de Mangaanstraat en met een bebouwd grondoppervlak van maximaal 20.000 m². Gelet op het voorgaande is de regeling voor maatschappelijke voorzieningen in het Uitwerkingsplan Lagekant in overeenstemming met de door de raad vastgestelde kaders in het Ontwikkelingsplan Lagekant, de bestemmingsplannen Almere Poort en Almere Poort, 1e partiële herziening en de GVV. Het uitwerkingsplan wordt niet aangepast voor wat betreft het aspect maatschappelijke voorzieningen. 4. Reclamanten zijn van mening dat de programmering van kantoorlocaties in Almere zich primair moet richten op de stationslocaties Almere Centrum en Olympia Office Park en dat, afhankelijk van de daadwerkelijke ontwikkeling van de marktvraag, pas daarna kantoorlocaties geprogrammeerd en ontwikkeld kunnen worden op Lagekant. Reclamanten adviseren het college om dit te bevestigen en te verwerken in het uitwerkingsplan. Reclamanten verwijzen hierbij naar recent onderzoek binnen Plabeka) verband, waarin wordt bevestigd dat er binnen de Metropoolregio Amsterdam sprake is van een fors overschot aan gerealiseerde en geplande kantoorruimte. Binnen Plabeka) verband wordt afgesproken dat Almere de programmering zodanig bijstelt (naar achteren schuift) dat de leegstand wordt gereduceerd tot het frictieniveau van 5% van de berekende voorraad in 2020. Ook worden binnen Plabeka)verband afspraken gemaakt over minimale eisen van voorverhuur bij nieuwbouw. Daarnaast wijzen reclamanten op een recent marktonderzoek van adviesbureau Stec (in opdracht van KvK Gooi6, Eem6 en Flevoland en KvK Amsterdam), waarin wordt bevestigd dat de marktvraag naar kantoorlocaties zich concentreert op stationslocaties. De raad heeft in het Ontwikkelingsplan Lagekant aangegeven dat vooralsnog 20.000 m² aan zelfstandige kantoren wordt gevraagd, met een mogelijke doorgroei naar 30.000 m². Substantiële kantoorontwikkelingen zijn elders voorzien (het centrum, Olympia Officepark en Kustzone). Daarnaast is in het Ontwikkelingsplan Lagekant opgemerkt dat voor zelfstandige kantoren in Lagekant moet worden gerekend met een omvang van circa 1.000 m² tot 2.500 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo) met een zakelijke uitstraling. Zo vormt Lagekant een aanvulling op de kantorenlocaties in het Olympiakwartier en Olympia Office Park (hoogwaardige kantoorlocaties vanaf 3.000 m² bvo) en in het Cascadepark Oost (klein6 en middelschalige kantoren in het groen). In6 en uitvliegkantoren zouden ook op Lagekant geaccommodeerd kunnen worden. Hieruit blijkt dat Lagekant plaats biedt aan een marktsegment dat niet elders in Almere Poort of in Almere Stad is beoogd. In de GVV wordt door de raad uitgegaan van een ruimtelijke reservering van een (harde en zachte) planvoorraad voor alle segmenten vestigingslocaties, waaronder 1 miljoen m² extra bvo voor kantoren, conform het schaalsprong6scenario in de Concept Structuurvisie Almere 2.0. In Poort en Centrum is 750.000 m² bvo voor kantoren gepland. In de GVV
3
(Bijlage 6, onder bijlage X) wordt als hard planaanbod voor Lagekant 30.000 m² genoemd. Het totale bedrijfsvloeroppervlak voor zelfstandige kantoren in het Uitwerkingsplan Lagekant mag niet meer dan 30.000 m² bedragen. Dit is in overeenstemming met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan Almere Poort, het Ontwikkelingplan Lagekant, de GVV en de Concept Structuurvisie Almere 2.0. Ten aanzien van de marktvraag naar kantoorlocaties en het aanpassen van de programmering merken wij op dat hierover nog besluitvorming moet plaatsvinden. Wij achten het niet opportuun om vooruitlopend daarop, nu al het maximum aantal m² voor kantoren in het Uitwerkingsplan Lagekant terug te brengen. Het betreft bovendien een maximum van 30.000 m², wat niet betekent dat ook 30.000 m² gerealiseerd zal worden. De bestemming ‘Gemengd’ en de flexibele verkaveling in het uitwerkingsplan bieden juist de mogelijkheid om hier flexibel op in te kunnen spelen, omdat binnen deze bestemming zowel bedrijven als zelfstandige kantoren kunnen worden gerealiseerd en kavels kunnen worden gesplitst en samengevoegd. Het uitwerkingsplan wordt niet aangepast voor wat betreft het aspect kantoren. 5. Reclamanten wijzen op de minimale kavelgrootte van 1.500 m² op Lagekant. Reclamanten verzoeken om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen in het uitwerkingsplan om kleinere kavels te kunnen uitgeven. Hierdoor kan flexibel worden ingespeeld op de daadwerkelijke marktvraag. In het Ontwikkelingsplan Lagekant heeft de raad aangegeven dat Lagekant zich richt op de middelgrote en grotere bedrijfsruimtegebruikers, met kavels van 1.500 m² tot maximaal 1 à 1,5 hectare. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt in een gebied met kavels tot 2.50063.000 m² en vanaf 2.50063.000 m². Kleinere bedrijfsruimtegebruikers kunnen een plek krijgen op binnenstedelijke bedrijventerreinen, zoals het naastgelegen Middenkant. Echt grote (logistieke) gebruikers kunnen worden gevestigd op de hiervoor bestemde logistieke of industriële bedrijventerreinen elders in Almere. In de toelichting van het Uitwerkingsplan Lagekant is aangegeven dat het gebied ten zuiden van de Europalaan is bedoeld voor kleinschalige bedrijven, met percelen van 1.500 m² tot 4.000 m². Het gebied ten noorden van de Europalaan is bedoeld voor grootschalige bedrijven met percelen van 2.500 m² tot 15.000 m². In de regels van het uitwerkingsplan zijn echter geen minimale kavelgroottes voorgeschreven. Op de plankaart van het uitwerkingsplan zijn grote bouwvlakken (minimaal 2.500 m²) opgenomen, waarbinnen ook meerdere kleine initiatieven kunnen worden gerealiseerd. Het uitwerkingsplan biedt dan ook voldoende flexibiliteit om in te kunnen spelen op de marktvraag. Het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid om kleinere kavels uit te kunnen geven is niet nodig. Het uitwerkingsplan wordt niet aangepast voor wat betreft het aspect kavelgrootte. 6. Reclamanten staan positief tegenover de formulering van de voorzieningen in business facilities (ondersteunende functies voor bedrijven). De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
4
7. Reclamanten verzoeken om bij het parkeren op eigen terrein per bedrijf rekening te houden met mogelijke ontwikkelingen (groei, wijzigen accent in de bedrijfsvoering of andere bedrijfsfunctie). Reclamanten wijzen hierbij op de parkeerproblematiek in de praktijk bij dergelijke ontwikkelingen en op het zonaal parkeerverbod in het plan voor auto’s en vrachtauto’s in de openbare ruimte. Reclamanten geven in overweging om parkeerplaatsen voor vrachtverkeer in het plan op te nemen en om in de groenstructuur een strategische reserve op te nemen voor het oplossen van mogelijk toekomstige parkeerdruk. In het Ontwikkelingsplan Lagekant heeft de raad aangegeven dat het parkeren plaats vindt op privaat terrein. Er zijn geen openbare parkeervoorzieningen. Dit heeft voordelen als een betere beveiliging van voertuigen en een betere verkeersveiligheid (door grotere overzichtelijkheid). Bovendien wordt op Lagekant gestreefd naar een bovengemiddeld kwaliteitsniveau van privaat en openbaar gebied en is parkeren voorzien achter de voorgevel. Ook op grond van de GVV moet binnen de locatietypes ‘Regulier bedrijventerrein’ en ‘Kantoren’ het parkeren op eigen of gedeeld terrein plaatsvinden. Dit is in overeenstemming met de provinciale Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied 2008, waarin wordt gesteld dat het parkeren op eigen dan wel op gedeelde parkeerterreinen moet plaatsvinden. Dit om te voorkomen dat het parkeren wordt afgewenteld op de omgeving. Op grond van de hiervoor genoemde kaders is in de regels van het Uitwerkingsplan Lagekant opgenomen dat op eigen terrein dient te worden voorzien in ruimte voor het laden en lossen en dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte van zowel eigen medewerkers als bezoekers. Onder eigen terrein wordt verstaan: een aaneengesloten stuk grond waarover door de gebruiker kan worden beschikt (bijvoorbeeld door eigendom, huur, pacht of ander zakelijk recht) en waarbij het kan gaan om meerdere kadastrale percelen of om een gedeelte van een kadastraal perceel. Het parkeren kan dus zowel op het eigen perceel van het bedrijf als op het perceel van andere bedrijven plaatsvinden. Het uitwerkingsplan wordt niet aangepast voor wat betreft het aspect parkeren. 8. Reclamanten wijzen erop dat in de toelichting gesteld wordt dat er geen bodemonderzoek heeft plaatsgevonden en dat dit moet gebeuren voorafgaand aan de bebouwing. Reclamanten vragen om een toelichting waarom bodemonderzoek moet plaatsvinden en zien graag opgenomen dat dit onderzoek door en op kosten van de gemeente plaatsvindt. Een bodemonderzoek is nodig om te bepalen of er gelet op de kwaliteit van de bodem geen milieuhygiënische bezwaren zijn tegen het voorgenomen gebruik. Ook voor Lagekant is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Mateboer, 23 november 2009, kenmerk 092054.E/JPR). Uit dit onderzoek komt het volgende naar voren: In de boven6 en ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen (koper, chroom en nikkel) aangetroffen. In het grondwater is plaatselijk een licht tot sterk verhoogd gehalte aan arseen en/of een licht verhoogd gehalte aan barium aangetoond. Door overschrijdingen van de tussenwaarde van arseen is er formeel aanleiding om een nader onderzoek te laten verrichten naar deze verontreiniging. Verhoogde concentraties arseen komen in Almere echter regelmatig voor en worden hier beschouwd als een verhoogde achtergrondwaarde als gevolg van de ontstaansgeschiedenis van dit deel
5
van het land. Er is dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat het verhoogde gehalte arseen het gevolg is van (historische) bedrijfsactiviteiten ter plaatse. Verhoogde concentraties van de generieke achtergrondwaarden in de grond en in het grondwater komen veelvuldig in Almere (net als in de rest van Nederland) voor en worden beschouwd als diffuse antropogene (door menselijk handelen veroorzaakte), dan wel natuurlijke achtergrondwaarden. Zij geven geen aanleiding tot nader bodemonderzoek. Op grond van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt (kwaliteit van de bodem) geen bezwaren tegen multifunctioneel gebruik van de locatie. Veedrenking en besproeiing van consumptiegewassen moet echter afgeraden worden in verband met het verhoogde arseengehalte van het grondwater. Uit het voorgaande blijkt dat er geen nader bodemonderzoek hoeft te worden uitgevoerd voor Lagekant. De toelichting van het uitwerkingsplan (§ 5.7) wordt voor wat betreft het aspect bodem aangevuld met voorgaande informatie. 9. Reclamanten staan positief tegenover de invoering van parkmanagement op Lagekant, maar hebben te weinig zekerheid over de inhoud van het basispakket aan ‘schoon, heel en veilig’ dat door de gemeente wordt verzorgd en waarvoor de bedrijven belasting betalen. In de opstartfase is er sprake van kosten van beheer en onderhoud die niet door de bedrijven kunnen worden gedragen die zich als eerste vestigen (onrendabele opstartfase). Het zou van excellent gastheerschap getuigen als de gemeente de onrendabele opstartfase voor haar rekening neemt. Pas als duidelijk is hoe het basispakket eruit ziet en als de gemeente de onrendabele opstartfase voor haar rekening neemt, kan gesteld worden dat er parkmanagement wordt ingevoerd. De tekst in de toelichting van het uitwerkingsplan kan niet blijven staan. In het Ontwikkelingsplan Lagekant is aangegeven dat op Lagekant parkmanagement ingevoerd zal worden. Het parkmanagement zal zich richten op de thema’s schoon, heel en veilig. Hiertoe zal een basispakket aan activiteiten en werkzaamheden opgesteld worden. De exacte inhoud van het basispakket en de wijze van financiering en organisatie dienen nader uitgewerkt te worden. Deze tekst is overgenomen in de toelichting van het plan. Het parkmanagement op Lagekant betreft een uitvoeringsaspect en wordt niet geregeld in een uitwerkingsplan of bestemmingsplan. In de toelichting is daarom ook alleen aangegeven dat er parkmanagement ingevoerd zal worden en dat de exacte inhoud en de wijze van financiering en organisatie nog nader uitgewerkt moeten worden. Het is overigens wel de bedoeling dat de gemeente de onrendabele opstartfase voor haar rekening neemt. Bij de voorbereiding van het parkmanagement zijn wij voornemens om het georganiseerde bedrijfsleven hierbij te betrekken en zullen hen ook uitnodigen voor een gesprek hierover op gemeentebreed niveau (niet alleen voor Lagekant). Het uitwerkingsplan wordt niet aangepast voor wat betreft het aspect parkmanagement. V. Ambtshalve wijzigingen In de toelichting van het uitwerkingsplan (§ 5.7) staat dat de herberekeningen van het watersysteem aantonen dat het watersysteem voldoet aan de normbui met een herhalingstijd van 1x per 100 jaar. Deze herberekening heeft echter nog niet
6
plaatsgevonden. Voorgesteld wordt om de toelichting (§ 5.7) voor wat betreft het aspect watersysteem als volgt aan te vullen: Met het waterschap zijn afspraken gemaakt om het modelinstrumentarium van de gemeente en het waterschap daar waar mogelijk met elkaar te integreren zodat de herberekening en toetsing van het watersysteem goed kan worden uitgevoerd. Als pilot hiervoor zal de herberekening van het watersysteem Almere Poort worden uitgevoerd. Dit is in het kader van het uitwerkingsplan voor Lagekant nog niet gebeurd, maar zal in een later stadium gebeuren. VI. Conclusie Naar aanleiding van de hiervoor behandelde zienswijzen en de ambtshalve wijzigingen worden de volgende wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan: Toelichting • In § 5.7 is een alinea toegevoegd over het uitgevoerde bodemonderzoek voor Lagekant. • In § 5.7 is een alinea toegevoegd over de herberekening van het watersysteem Almere Poort.
7
VII. Bijlagen
8