Toekomstvisie Jeugdbeschermingsplein Inleiding Het Jeugdbeschermingsplein is een succes. Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de heer Fred Teeven, heeft zelfs geopperd dat het Jeugdbeschermingsplein in heel Nederland ingevoerd zou moeten worden. Zowel uit de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) als uit de evaluatie die in juli 2013 is uitgevoerd, komt naar voren dat het Jeugdbeschermingsplein een bijdrage levert aan snellere en betere hulpverlening. De ambitie is uitgesproken om te komen tot een regio dekkend Jeugdbeschermingsplein op 1 januari 2015. In deze toekomstvisie wordt dieper ingegaan op deze ambitie: hoe krijgt dit concreet vorm, welke verbeteringen kunnen er nog plaatsvinden en hoe gaan we dit bewerkstelligen. In deze inleiding zal geschetst worden wat de oorspronkelijke visie is van het Jeugdbeschermingsplein, hoe het Jeugdbeschermingsplein in zijn werk gaat, welke veranderingen invloed hebben op de toekomst van het Jeugdbeschermingsplein en vervolgens zal met een leeswijzer worden toegelicht hoe deze toekomstvisie verder in elkaar steekt.
Visie Vanaf december 2011 hebben de gemeente Rotterdam en stadsregio Rotterdam, Bureau Jeugdzorg (BJZ) en de Raad voor de Kinderbescherming (landelijk en regionaal) gesprekken gevoerd over de inrichting van de jeugdbescherming in het kader van de landelijke stelselherziening jeugdzorg. Dit heeft onder andere vorm gekregen via een proeftuin in (regio) Rotterdam, het Jeugdbeschermingsplein. Het Jeugdbeschermingsplein is bedoeld voor gezinnen met kinderen in de leeftijd van 0-18 jaar, waarbij ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en/of fysieke veiligheid van de kinderen en waarbij vrijwillige hulp niet (meer) toereikend is of waarbij ouders deze hulp niet aanvaarden. Op dit moment is het Jeugdbeschermingsplein operationeel in Rotterdam Zuid (Feijenoord, Charlois en IJsselmonde). Zoals beschreven in het oorspronkelijke projectplan kan de visie van het Jeugdbeschermingsplein als volgt beschreven worden: Het Jeugdbeschermingsplein betreft een niet bureaucratische manier van werken die uitgaat van wat nodig is voor het kind en het gezin. Het gaat om een integrale benadering die de schakels in de keten overstijgt en die gericht is op het waarborgen van de (fysieke) veiligheid en ontwikkeling van kinderen. De focus op veiligheid en ontwikkeling wordt gecombineerd met het activeren van de eigen kracht van gezinnen en hun netwerk. Bij de proeftuin geldt als overkoepelend uitgangspunt voor de deelnemers van het plein: je bent ervan! Daarmee wordt beoogd dat er sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de zaken snel en juist aan te pakken in het drang- en dwangkader. Naast elkaar, beter inhoudelijk aansluitend op elkaar en waar het kan samen met elkaar optrekken ook met het gezin en het netwerk zijn hierbij belangrijke zaken. Deze oorspronkelijke visie houden we ook vast in de toekomst. Deze notitie gaat vooral over de doorontwikkeling van specifieke thema’s, het blijft echter belangrijk om vast te houden aan het uitgangspunt ‘je bent ervan’, ondanks de kaders en beperkingen willen we beogen dat iedereen zich verantwoordelijk voelt en deze verantwoordelijkheid ook pakt zodat we elkaar vooruit kunnen helpen.
Huidige Werkwijze Jeugdbeschermingsplein De werkwijze van het Jeugdbeschermingsplein kenmerkt zich door:
1
-‐ -‐ -‐ -‐
een geïntegreerde aanpak snelle hulpverlening eenduidig melden van signalen focus op drang, met doel om dwang te beperken
Elke melding over dreiging van de ontwikkeling en/of veiligheid van een kind komt terecht op het Jeugdbeschermingsplein. Een vaste kern van hulpverleners vanuit BJZ in de vorm van toegang en jeugdbescherming, de Raad, Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), het meldpunt (een samenvoeging van AMK, ASHG en zorgformulieren politie) en MEE als het kind een verstandelijke beperking heeft komt daar bij elkaar om binnengekomen meldingen te bespreken. De jeugdbeschermingstafel kan kiezen voor drie aanpakken: -‐ -‐ -‐
(voortzetting van de) vrijwillige hulp een drangaanpak een dwangaanpak
Als vrijwillige hulp niet (meer) mogelijk is, stuurt de jeugdbeschermingstafel waar mogelijk aan op een drangaanpak. Dit houdt in dat gezinnen de meest noodzakelijke hulp ontvangen, maar ze wel moeten meewerken en zich houden aan een aantal voorwaarden. Voldoen ze daar niet aan, dan volgt een dwangaanpak. Als de veiligheid van een kind in het geding is en/of de ontwikkeling van een kind ernstig wordt bedreigd en drang geen reële optie (meer) is, wordt direct gekozen voor een dwangaanpak. In dat geval start de Raad voor de Kinderbescherming binnen vijf werkdagen een onderzoek. In de tussentijd ontvangt het gezin de meest noodzakelijke hulp om de veiligheid van het kind te waarborgen. Als de melding leidt tot een drang- of een dwangaanpak, stelt de jeugdbeschermingstafel speciaal voor het kind en het gezin een jeugdbeschermingsteam samen. Ook benoemt de jeugdbeschermingstafel een regisseur die de regie voert over het team en over het kind en het gezin. De casusregisseur stelt binnen vijf werkdagen samen met het gezin een voorlopig actieplan op. Daarin staat beschreven welke maatregelen worden genomen om de veiligheid van het kind te waarborgen. Zowel bij de drang- als de dwangaanpak start binnen vijf werkdagen een hulptraject binnen het gezin. Zo snel mogelijk wordt door het Jeugdbeschermingsteam en ouders het definitieve actieplan gemaakt.
Het veranderende landschap Het Jeugdbeschermingsplein is opgezet in 2012 als proeftuin en is een voorloper op de decentralisatie van de jeugdzorg. De omgeving van het Jeugdbeschermingsplein is dus aan verandering onderhevig. Wanneer naar de toekomst van het Jeugdbeschermingsplein wordt gekeken is het daarom van belang eerst de belangrijkste ontwikkelingen in de omgeving in kaart te brengen die effect hebben of gaan hebben op het Jeugdbeschermingsplein. Landelijk niveau De Tweede Kamer heeft op 17 oktober 2013 met ruime meerderheid vóór de Jeugdwet gestemd. Dat betekent dus dat de ingezette lijn, dat gemeenten vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de gehele jeugdhulp wordt, kan worden doorgezet. Wel dient de behandeling in de Eerste Kamer uiteraard nog afgewacht te worden. Er is een landelijke handreiking die de samenwerking moet intensiveren en verduurzamen tussen de Raad en de gemeente. In deze toekomstvisie worden nog niet alle benodigde afspraken besproken. Er zal nog worden gekeken welke extra afspraken er meer moeten worden gemaakt tussen gemeente en de Raad. Regionaal en lokaal niveau In de regio Rotterdam-Rijnmond hebben de samenwerkende gemeenten met elkaar afgesproken om jeugdbescherming en jeugdreclassering samen te organiseren. Op regionaal niveau worden met elkaar
2
afspraken gemaakt over de invulling van jeugdbescherming en jeugdreclassering, onder meer bij de keuze en inrichting van de gecertificeerde instelling(en) die de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering gaan verzorgen. In de stad Rotterdam krijgen de wijkteams steeds meer vorm. Deze gestage trend wordt doorgezet in 2014 en daarmee wordt dus beoogd om per 1 januari 2015 alle wijkteams werkend te hebben. De komst van deze wijkteams heeft invloed op meerdere facetten van het Jeugdbeschermingsplein. In deze toekomstvisie zal daarom gekeken worden wat voor invloed dit heeft op het melden, op de tafeldeelnemers en op casusregie. Ook andere gemeenten in de regio zijn zich volop aan het voorbereiden op de decentralisatie van de Jeugdzorg. In andere gemeenten zullen wijkteams ook operationeel worden, al zal dit niet voor elke gemeente in de regio gaan gelden. De lokale/subregionale praktijk kan verschillen. De Beter Beschermd+ werkwijze is een innovatieve werkwijze die ervoor zorgt dat kinderen bij de overgang van vrijwillige naar gedwongen hulpverlening doorlopende zorg ontvangen. De verbreding en invoering van de werkwijze Beter Beschermd+ (BB+) in de regio door Bureau Jeugdzorg zorgt ervoor dat alle gemeenten binnen de regio Rotterdam-Rijnmond nu of binnen enkele maanden ook de werkwijze hebben geadopteerd die ten grondslag ligt aan het Jeugdbeschermingsplein. De focus van de gemeenten lag aan het begin van de decentralisatie niet altijd direct bij jeugdbescherming. Sommige gemeenten hebben eerst met name gekeken hoe het wijknetwerk / de wijkteams vorm kunnen krijgen. Mede omdat nu vast staat dat voor 1 januari 2015 de decentralisatie bewerkstelligd moet zijn krijgen ook andere gemeenten interesse in de wijze waarop jeugdbescherming is georganiseerd in het Jeugdbeschermingsplein.
Leeswijzer Om het Jeugdbeschermingsplein verder vorm te geven gaan we in deze toekomstvisie in op vier verschillende thema’s, opgesplitst in vier hoofdstukken: -
-
-
-
Hoofdstuk 1. Terugblik. Tot dusver is het Jeugdbeschermingsplein alleen nog operationeel op Rotterdam Zuid, dit heeft vorm gekregen vanaf september 2012. Om te kijken naar wat er allemaal geleerd is wordt er eerst kort teruggeblikt naar deze periode. Hoofdstuk 2. De breedte in. De ambitie is uitgesproken om voor 1 januari 2015 een regio dekkend plein te realiseren. Om dit te bewerkstelligen wordt eerst gekeken naar hoe het Jeugdbeschermingsplein er in 2015 uit moet komen te zien. In het tweede gedeelte wordt gekeken wat hiervoor nodig is. Hoofdstuk 3. De diepte in. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar welke thema’s inzake de Jeugdbeschermingspleinwerkwijze vanaf 1 januari 2015 verankerd moeten worden gezien de ervaringen op het Jeugdbeschermingsplein in Rotterdam Zuid. Ook wordt hier ingegaan op de doorontwikkeling van het Jeugdbeschermingsplein. Hoofdstuk 4. Financiën. Veranderingen brengen kosten met zich mee. Om een regionaal Jeugdbeschermingsplein te realiseren is er budget nodig. Vanuit de ervaring met Rotterdam Zuid is er een begroting opgesteld voor 2014.
Om deze visie te realiseren en het Jeugdbeschermingsplein daarmee te optimaliseren en uit te breiden zijn er uiteraard veel acties benodigd. Deze acties zullen worden uitgewerkt in een actieplan en staan daarom niet tot in detail toegelicht.
3
Hoofdstuk 1. Terugblik Het Jeugdbeschermingsplein is in september 2012 opgericht en heeft sindsdien een vliegende start gemaakt. De eerste ervaringen zijn zeer positief met het Jeugdbeschermingsplein. Het zorgt voor een snellere, betere en zelfs goedkopere hulpverlening, zoals blijkt uit de MKBA en evaluaties. Uiteraard zijn er ook veel acties ondernomen om het plein te verbeteren en om het plein nog beter op de kaart te zetten, vooral voortkomend uit de evaluaties die in januari en juli 2013 hebben plaatsgevonden. In dit hoofdstuk wordt een aantal belangrijke ontwikkelingen en initiatieven samengevat. Klachtencommissie en Privacyreglement Bij het starten van de proeftuin werd al snel duidelijk dat er naast de bestaande intentieverklaring ook een document opgesteld diende te worden ter bescherming van de persoonsgegevens van de cliënten die besproken worden op de tafel. Dit is nu geregeld in het privacyreglement van het Jeugdbeschermingsplein. Aan het reglement hebben alle partijen die participeren in de proeftuin zich gecommitteerd. In de regio Rotterdam-Rijnmond zijn er minder problemen met gegevensuitwisseling dan elders in het land, omdat we in kader van het VHRR, huiselijk geweld en maatschappelijk opvang, al lang hiermee te maken hebben. Toch vraagt met name de uitwisseling van gegevens op GGZ-terrein en dan in het bijzonder ten aanzien van ouders, nog onze aandacht. Zodat gezinsmanagement, en hiermee de samenwerking tussen hulpverleners van ouders en kinderen, nog beter van de grond kan komen. Dit wordt in breder kader dan Jeugdbeschermingsplein ook opgepakt. Onlangs is in Rotterdam de ‘Verordening Klachtbehandeling Rotterdam 2013’ vastgesteld door de gemeenteraad. Deze verordening maakt het mogelijk, indien er klachten binnenkomen over een gezamenlijke ketenaanpak, een klachtenbehandelaar bij de gemeente aan te stellen. Wanneer er een besluit wordt genomen aan de jeugdbeschermingstafel dat stuit op een klacht inzake de gekozen aanpak kan er dus terug worden gevallen op deze verordening. De directeur Jeugd zal de klacht afhandelen. Indien de klacht betrekking heeft op een organisatie zelf, moet de klacht worden ingediend bij de klachtencommissie van de desbetreffende organisatie. Bij uitbreiding moet goed gekeken worden of andere gemeenten ook een dergelijke verordening kennen. Brusjesaanpak Nog voor het Jeugdbeschermingsplein operationeel was hadden de Raad en BJZ, naar aanleiding van het inspectierapport, zeer specifieke afspraken over (ongeboren) broertje(s) en/of zusje(s) (zogeheten ‘brusjes’) van kinderen die al onder toezicht staan. Met betrekking tot deze groep kinderen was en is de afspraak in Rotterdam Rijnmond dat alle brusjes door BJZ worden gemeld bij de Raad en de Raad altijd een onderzoek doet in deze zaken. Het gaat immers om kinderen die geboren worden in een gezin waar al een kind opgroeit met een kinderbeschermingsmaatregel. De Raad hanteert hierbij het ‘OTS-tenzij-principe’. Wat inhoudt dat er een OTS komt tenzij er andere redenen zijn om geen maatregel aan te vragen bij de kinderrechter. Deze ‘brusjesaanpak’ is met de komst van het Jeugdbeschermingspleinin principe ongewijzigd. Immers, op het JB-plein geldt als uitgangspunt: meldingen die voldoen aan de geldende inhoudelijke criteria leiden altijd tot een onderzoek. De brusjes worden wel altijd besproken op de jeugdbeschermingstafel, hier wordt namelijk besproken welke aanvullende maatregelen/aanpakken er moeten worden ingezet, zoals het aanstellen van een casusregisseur en jeugdbeschermingsteam. Mochten de aanwezigen op het JB-plein desondanks grote bezwaren hebben tegen het onderzoek door de RvdK, dan kan evenzeer als dat voor het JB-plein het geval was, escalatie plaatsvinden. Samenwerking Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg In de periode vóór het Jeugdbeschermingsplein nam de Raad alle verzoeken tot onderzoek van BJZ in onderzoek. Dit is met de komst van het Jeugdbeschermingsplein veranderd, de jeugdbeschermingstafel besluit over de route van de zaak/wat er met een zaak gebeurt. Wel geldt als uitgangspunt dat meldingen die voldoen aan de inhoudelijke criteria altijd leiden tot een onderzoek.
4
Samenwerking, mandatering en training jeugdbeschermingstafel Uit de evaluatie van januari 2013 kwam naar voren dat de onderlinge samenwerking, de besluitvorming en het vertrouwen aan de jeugdbeschermingstafel nog verbeterd konden worden. Daarnaast werd bemerkt dat tafelleden het ook nog lastig vonden om over de schutting van hun eigen organisatie te kijken en creatief na te denken in de besluitvorming. Gezien het feit dat de betrokken organisaties bij het Jeugdbeschermingsplein door diverse incidenten geneigd waren te sturen op basis van protocollen, was dit geen onverwachte uitkomst. Het gaat om een cultuurverandering die tijd kost. Daarbij blijft wel de vraag wat precies het mandaat is van de tafelleden. Het gaat hierbij voornamelijk over in hoeverre zij buiten de gebaande paden durven te treden en of zij ook het mandaat hiervoor hebben. Uit de evaluatie kwam naar voren dat tafelleden dit nog lastig vinden om te bepalen. Meerdere initiatieven zijn ondernomen om de samenwerking en creativiteit te verbeteren. De belangrijkste ontwikkeling hierin is dat een training van de tafelleden van start is gegaan. Beoogd doel is vooral om de besluitvorming aan tafel te verbeteren, waarbij voorzitters en deelnemers zich verder ontwikkelen in rolscherpte en in effectief besluitvormingsgedrag aan tafel. Door de training voelen de pleinleden zich beter toegerust voor hun taken en is het onderlinge vertrouwen gegroeid. Hiernaast zijn er nog expertmeetings georganiseerd, waarbij elke organisatie betrokken bij het Jeugdbeschermingsplein de kans kreeg om haar organisatie toe te lichten. Er wordt hierbij zoveel mogelijk samengewerkt met het project Beter Beschermd+. Met betrekking tot mandatering heeft de stuurgroep uitgesproken dat de tafelleden de vrijheid krijgen om buiten de gebaande paden te treden in hun denkwijze; ook de training draagt bij aan het creatief denken van de tafelleden. Wanneer tafelleden zich niet gerechtigd voelen, moeten zij dit communiceren naar hun directeur van de desbetreffende instelling. Verantwoordelijkheid voorzitters Naar aanleiding van de evaluatie van juli 2013 is naast de tafel ook het mandaat van de voorzitters aan de orde gesteld. Dit bleek niet voor iedereen duidelijk, daarom is dit besproken in een strategiesessie tussen de programmamanager, projectleider en voorzitters en in de stuurgroep. De aanpak en de verdere toelichting zullen volgen in paragraaf 3.1; de belangrijkste conclusies waren: -
-
De voorzitters streven naar consensus in de besluitvorming aan tafel, indien dit niet mogelijk is streven zij naar consent (in dit geval peilen zij bij de partijen of het bezwaar overkomelijk is). De gemeente draagt uiteindelijk de verantwoordelijkheid. Van meerderheidsbesluitvorming is geen sprake. De voorzitters zouden in vier rollen moet acteren in het plein. Deze rollen zijn die van beslisser, procescoördinator, voortgangsbewaker en gezicht van het plein. Op dit moment gebeurt invulling van deze vier rollen nog onvoldoende. De inhoud en verdere uitwerking van deze rollen zullen worden toegelicht in paragraaf 3.1.
Voorlichting wijknetwerk Uit beide evaluaties bleek dat er relatief nog weinig meldingen uit het wijknetwerk kwamen. Zo waren er meer meldingen verwacht van SMW, GGZ, ziekenhuis, DOSA, Yulius en leerplicht. Er is al wel een duidelijke trend te zien die de toename van het aantal meldingen uit het wijknetwerk doet stijgen. Dit is ook wel conform de verwachting; de stroom via de toegang van BJZ zal immers opdrogen en omdat zij niet meer via de toegang hoeven te melden zullen deze meldingen juist stijgen. De stijging is onder andere te verklaren doordat er veel tijd is gestoken in voorlichting over het Jeugdbeschermingsplein. In samenwerking met het CJG worden veel professionals uit het wijknetwerk voorgelicht door middel van presentaties en workshops. De bekendheid met het Jeugdbeschermingsplein neemt hierdoor toe en daardoor stijgen de meldingen vanuit het wijknetwerk. Naast dat de bekendheid van het plein niet altijd groot genoeg is bleek dat mensen uit het wijknetwerk het soms ook lastig vonden om een goede melding te doen. Door middel van een focusdag in mei 2013,
5
waar onder andere een workshop was ‘Hoe meld ik aan het plein?’ en door overige voorlichting is de kwaliteit van de meldingen en de tevredenheid van de melders over het doen van de melding aanzienlijk verbeterd. Communicatie Sinds januari 2013 is er veel gedaan om de communicatie omtrent het Jeugdbeschermingsplein te verbeteren. Nieuwe factsheets met de belangrijkste feiten over het plein, waaronder ook één speciaal voor ouders, behoort tot één van die communicatiemiddelen. Daarnaast is er een film gemaakt over een casuïstiekbespreking aan de jeugdbeschermingstafel. Niet alleen ten doel om de communicatie te verbeteren, maar ook om de tafelleden te ontlasten van de hoeveelheid werkbezoeken die plaatsvinden. Eerder werd er namelijk een casus gesimuleerd tijdens een werkbezoek. Afstemming en samenwerking met Veiligheidshuis Regio Rijnmond (VHRR) Afgelopen periode is er geïnvesteerd in de samenwerking met het VHRR. Omdat de kans aanwezig is dat er kinderen besproken worden in het VHRR die ook op het Jeugdbeschermingsplein moeten worden besproken en andersom. De Raad stemt dit af en zorgt voor de link tussen het VHRR en het plein. Wanneer er bijvoorbeeld een kind besproken wordt in het VHRR die ook op het plein besproken zou moeten worden, zorgt de Raad dat deze casus ook ingebracht wordt op het Jeugdbeschermingsplein. Dit doen zij niet altijd zelf, maar zij zorgen wel dat het gebeurt en dat de juiste melder aan tafel bij de bespreking zit. Dit geldt voor meldingen vanuit jeugdstrafzaken en vanuit huiselijk geweld zaken. De Raad participeert in alle afdoenings- en casus overleggen in het kader van jeugdstrafzaken. Voor huiselijk geweldzaken participeert de Raad in de casus overleggen huiselijk geweld waar de complexe huiselijk geweldzaken en huiselijk geweldzaken met kinderen worden besproken. In het verleden is er discussie geweest of een jeugdbeschermingsplein apart opererend van het veiligheidshuis verstandig was. Immers, jeugdigen en hun ouders zouden op beide plekken aan de orde kunnen komen. Daarom is dus geïnvesteerd in een goede samenwerking tussen beide netwerken. Zoals genoemd is de Raad de linking pin tussen beiden. Vooralsnog is verdere integratie niet noodzakelijk. Wel is blijvende investering in de samenwerking nodig onder andere in verband met de jeugdreclassering en de komst van het adolescentenstrafrecht. De basis die er nu ligt geeft hierin voldoende mogelijkheden. Belangrijke thema’s Uit de evaluatie van juli 2013 kwamen nog drie belangrijke thema’s naar voren die nu volle aandacht krijgen. De redenen dat deze thema’s aandacht verdienen zal hieronder kort worden toegelicht. Hoe dit verder vorm krijgt zal nader worden toegelicht in hoofdstuk 3.2., bij ‘doorontwikkeling Jeugdbeschermingsplein’. -‐
-‐
6
Informatiedeling en registratie Landelijk spreekt men al over één registratiesysteem voor alle ketenpartners. Dit zou ook wenselijk zijn voor het Jeugdbeschermingsplein. Het blijkt dat registratie en informatiedeling nog verbeterd kunnen worden, waardoor het plein nog meer meerwaarde kan hebben voor geïntegreerde zorg. Er is onlangs een werkgroep registratie opgericht om dit te verbeteren. Ook moet worden gekeken hoe er aansluiting kan worden gevonden op de registratiesystemen van de wijkteams, zodat informatie bij op- en afschaling geborgd is. Casusregie Op het plein staat gezinsmanagement voorop. Hiermee wordt bedoeld dat er volgens 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur wordt gewerkt. Voor alle stimulering, ondersteuning en hulp aan een kind geldt dat dit op het hele systeem van het gezin is gericht. Alle hulp (dus ook hulp die bestemd is voor de problematiek van volwassenen) zal samenkomen in 1 plan en maar 1 iemand heeft de casusregie. Echter, onder meer door de afwezigheid van de volwassenzorg is dit vaak nog lastig te realiseren. Bovendien wordt de kennis van de volwassenzorg gemist. In de uitvoering lopen
-‐
casusregisseurs hier tegen (bureaucratische) barrières aan, ook zij zijn zelf niet altijd voldoende toegerust (voortkomend uit de evaluatie). Belangrijk is evenwel dat de casusregisseurs echt handelen vanuit één gezin, één plan, één regisseur, de regie over hulp aan ouders maakt daar deel van uit. Drang en dwang Zoals ook al uit de evaluatie van januari bleek, is het nog lastig voor zowel melders als de tafel om drang te definiëren. Er is een plan van aanpak opgesteld om te kijken hoe deze criteria gedefinieerd kunnen worden en hoe er een handleiding kan worden opgesteld. Daarnaast wordt ook specifiek aandacht geschonken aan de implementatie van deze handleiding en criteria in de wijkteams.
7
Hoofdstuk 2. De breedte in In dit hoofdstuk gaan we dieper in op een Jeugdbeschermingsplein voor de gehele regio. Het eerste gedeelte zal kijken naar hoe een regio dekkend Jeugdbeschermingsplein eruit zou moeten zien in 2015: wat is de visie en hoe is de relatie met andere ontwikkelingen in de regio. De volgende stap, het bewerkstelligen van het doel van een regio dekkend plein, zal ter sprake komen in de tweede paragraaf.
2.1 Een regio dekkend Jeugdbeschermingsplein in 2015 Zoals eerder genoemd is de ambitie uitgesproken om een regio dekkend Jeugdbeschermingsplein op 1 januari 2015 te realiseren. Deze ambitie is in beginsel bevestigd door het PHO op 31 oktober en zal op het PHO in januari 2014 vastgelegd dienen te worden. De oorspronkelijke visie van het Jeugdbeschermingsplein in Zuid wordt gehanteerd. Ook bij een regio dekkend Jeugdbeschermingsplein betreft het een niet bureaucratische manier van werken die uit moet gaan van wat nodig is voor het kind en het gezin. Integraliteit en eigen kracht zijn hierin nog steeds essentieel en de focus blijft op het waarborgen van de (fysieke) veiligheid en ontwikkeling van kinderen. Doel is om op 1 januari 2015, als het nieuwe jeugdstelsel in werking is getreden, een regio dekkend Jeugdbeschermingsplein te hebben. Het gaat hier om de jeugdbeschermings-werkwijze, er zal niet maar één plein zijn. Per gebied wordt gekeken welk schaalniveau wenselijk is. De regio omvat hier Rotterdam Zuid (inclusief Rozenburg en Hoogvliet), Rotterdam Noord, BAR (Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk) gemeenten, Nieuwe Waterweg Noord (Schiedam, Maassluis, Vlaardingen), LKC (Lansingerland, Krimpen, Capelle) en Voorne Putten. Tevens wordt gekeken of ook Goeree bij het Jeugdbeschermingsplein in Voorne Putten aan kan sluiten aangezien zij vanaf 1 januari 2015 deel gaan uitmaken van de Gemeenschappelijke Regeling in Rotterdam-Rijnmond. Zoals eerder genoemd zal per gebied worden gekeken welk schaalniveau mogelijk en wenselijk is. In ieder geval wordt bij de keuze voor de gebieden naast met de betrokken gemeenten ook met de regionaal werkende partners afgestemd. Ook zal per gebied nauw worden bekeken hoe de lokale borging vorm zal krijgen. Per gekozen gebied zal een plan van aanpak gemaakt worden. Zie hiervoor verder paragraaf 2.2. Organisatie en aansturing Om alle pleinen goed te blijven aansturen is het van belang om een begeleidingscommissie(s) en stuurgroep te blijven hanteren. De samenstelling van de huidige stuurgroep moet hierbij onder de loep worden genomen. De huidige samenstelling is gevormd op basis van de partijen die vanaf begin af aan aangesloten zijn bij het Jeugdbeschermingsplein. Momenteel bestaat de stuurgroep uit de directeur Jeugd van de gemeente Rotterdam (voorzitter en tevens regionaal ambtelijk opdrachtgever), programmamanager decentralisatie van de gemeente Rotterdam, de wethouder Jeugd van Barendrecht, MEE, BJZ, de Raad, Bouman, Trivium Lindenhof (als vertegenwoordiger van de zorgaanbieders), CJG en de projectleiding. Er dient bekeken te worden of de vertegenwoordiging vanuit de instellingen nog actueel en toekomstbestendig is. In 2014 zal bekeken worden of alle instellingen die vertegenwoordigd moeten zijn in de stuurgroep, doordat zij een aanzienlijke bijdrage hebben aan het Jeugdbeschermingsplein, ook voldoende vertegenwoordigd zijn. Voor wat betreft regionale samenstelling wordt en zal hierin worden voorzien doordat wethouder Jeroen Gebben namens de regio deel uitmaakt van de stuurgroep en Onno de Zwart vanuit zijn rol als regionaal ambtelijk opdrachtgever voorzit. Ook zullen de programmamanager decentralisatie Jeugdzorg Rotterdam en de programma coördinator van de samenwerkende gemeenten aansluiten. Het is waarschijnlijk dat er per Jeugdbeschermingsplein een begeleidingscommissie wordt ingericht. Ieder plein heeft immers zijn eigen samenstelling van organisaties. Indien het wenselijk is dat punten die in
8
een van deze begeleidingscommissies worden besproken ook in de stuurgroep besproken worden, zal een vertegenwoordiger van die begeleidingscommissie aansluiten bij de stuurgroep. Het punt van organisatie en aansturing zal in de volgende jaren expliciet aandacht moeten krijgen, gezien de grootschalige uitrol van pleinen en de verschillende fases waar de pleinen zich bevinden. De projectleiding wordt op dit moment gevormd door externe projectleiders. Doel is om deze projectleiding overgedragen te hebben in 2015. De externe projectleiders zullen moeten worden vervangen door iemand vanuit de regio die de pleinen kan coördineren en de link met het beleid kan verzorgen. Per gebied wordt bekeken hoe het voorzitterschap ingevuld dient te worden. Zie voor een uitwerking van de rol van de voorzitter(s) paragraaf 3.1.
2.2 De weg naar een regio dekkend plein Om een regio dekkend plein te bewerkstelligen moet goed worden gekeken naar wanneer welk gebied aansluit (planning) en wat er allemaal moet gebeuren voordat een nieuw Jeugdbeschermingsplein kan starten (voorbereiding). Planning Zoals het er nu naar uit ziet zijn met name twee factoren belangrijk voor de planning van de uitrol: -‐
-‐
Invoering van Beter Beschermd + (BB+) in de gebieden. BB+ is namelijk voor BJZ een belangrijke voorwaarde om over te kunnen gaan op een Jeugdbeschermingspleinwerkwijze. Dit komt omdat BB+ ingezet wordt op het plein en de werkwijze van het Jeugdbeschermingsplein daardoor in het verlengde ligt van BB+. Een deel van het gedachtegoed wordt al vervuld door BB+, namelijk het eerder bieden van zorg tijdens een raadsonderzoek. De mogelijkheden om aan te sluiten van elke gemeente. Hier gaat het vooral om het inzetten van middelen, zoals capaciteit, om een uitrol voor te kunnen bereiden. De wil om tot uitrol te komen is bij alle gemeenten in de regio Rotterdam Rijnmond aanwezig. Echter, om tot daadwerkelijke uitrol te komen is er wel capaciteit nodig, onder andere om onderstaande punten bij ‘voorbereiding’ samen met de externe projectleiders op te pakken en te zorgen voor snelle lokale besluitvorming. Ook is er capaciteit nodig voor de inzet van voorzitters en/of secretariaat. Hierbij kan echter ook worden gekeken in hoeverre er gebruik kan worden gemaakt van de huidige inzet op Zuid.
Op de Zuidoever is de Beter Beschermd+ werkwijze al ingevoerd; in deze gebieden kan sneller tot uitrol van een Jeugdbeschermingsplein worden overgegaan. Dit geldt voor de BAR gemeenten en voor Voorne Putten. BJZ is op dit moment ook bezig met de uitrol van BB+ op de Noordoever; de verwachting is dat BB+ eind februari op de gehele Noordoever is ingevoerd. Dit staat dus een uitrol van het Jeugdbeschermingsplein naar gemeenten op de Noordoever in 2014 niet in de weg. De huidige planning voor de aansluiting diverse gemeenten/gebieden in de regio Rotterdam-Rijnmond ziet er als volgt uit: -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
Rozenburg en Hoogvliet: 1 maart aangesloten bij Jeugdbeschermingsplein Zuid BAR gemeenten: maart/april 2014 operationeel Nieuwe Waterweg Noord: maart/april 2014 operationeel Lansingerland, Krimpen en Capelle: 1 juni 2014 operationeel Voorne Putten: 1 juni 2014 operationeel (Goeree-Overflakkee wordt wel volop betrokken bij de voorbereiding; vanuit Goeree-Overflakkee is de voorkeur uitgesproken om te onderzoeken of een Jeugdbeschermingsplein op alleen Goeree-Overflakkee levensvatbaar is; mogelijkheden aansluiting bij Voorne Putten zullen betekenen dat Goeree-Overflakkee al wel direct zal deelnemen aan begeleidingscommissie en vanwege aansluiting bij BJZ RR en BB+ werkwijze op 1 januari 2015 daadwerkelijk zal kunnen aansluiten)
9
-‐
Stad Rotterdam Noord: 1 juli 2014 operationeel
N.B. Deze planning is afhankelijk van de snelheid van beslissingen die genomen worden in de aan te sluiten gemeenten. Samen met de betrokken gemeenten zal bekeken worden of zij wellicht eerder dan hier staat aangegeven kunnen aansluiten en of de gekozen indeling het meest wenselijk is. Voorbereiding Niet elk plein zal in elk gebied er hetzelfde eruitzien. Dit is afhankelijk van specifieke lokale kenmerken en voorkeuren. Bij de uitrol van het Jeugdbeschermingsplein naar andere gemeenten in de regio, wordt samen met de gemeenten bekeken welke zaken geregeld moeten worden om over te kunnen tot een uitrol. Hierbij wordt vanzelfsprekend volop gebruik gemaakt van de voorbeelden en ervaringen van het Jeugdbeschermingsplein in Rotterdam Zuid. De zaken die geregeld moeten worden zijn in ieder geval: 1. Een door de betrokken partijen vastgesteld Plan van Aanpak Een Plan van Aanpak met alle details m.b.t. een Jeugdbeschermingsplein is van belang. Belangrijk hierbij is dat alle betrokken organisaties zich hieraan committeren. Hierbij kan het Plan van Aanpak van het Jeugdbeschermingsplein in Rotterdam Zuid als voorbeeld dienen. Tevens zal er een draaiboek gemaakt worden waarin staat wat er allemaal geregeld en ingericht moet worden voor een Jeugdbeschermingsplein. 2. Deelname alle organisaties aan het Jeugdbeschermingsplein De regionale organisaties als de Raad en Bureau Jeugdzorg hebben al aangegeven graag aan uitbreiding mee te willen werken. Ook het CJG ziet een dergelijke aanpak graag regionaal uitgerold. Er is ook verdere commitment nodig van lokale instellingen en aanbieders. Alvorens hieraan wordt begonnen is een vraag- en aanbodanalyse van de zorg ook van belang om een reële inschatting te maken. Op basis daarvan kan ook een toedelingskader op worden gesteld, waarin wordt aangegeven welke zaken wanneer en naar welke zorgaanbieder gaat. 3. De inrichting van de projectorganisatie en tafel De regio gemeenten kunnen de komende tijd nog gebruik maken van de bestaande projectleiders; indien hiervoor vanuit de stadsregio ook in 2014 middelen ter beschikking worden gesteld zullen er nieuwe (externe) projectleiders komen of er zal intern gezocht worden naar een oplossing. Naar de invulling van de begeleidingscommissie en stuurgroep in de verdere projectorganisatie zal gekeken moeten worden. Indien mogelijk zal hier de aansluiting gezocht worden bij de bestaande overleggen. Er zal een aantal praktische zaken geregeld moeten worden, zoals het inrichten van een locatie, eventuele technische ondersteuning voor het op afstand kunnen vergaderen en de inzet van voorzitter en ondersteuning. De kosten hiervoor zijn deels voor rekening van gemeenten zelf en deels voor rekening van de stadsregio, indien de stadsregio besluit middelen ter beschikking te stellen. Een en ander is afhankelijk van keuzes over de volgende punten: 1
Schaalgrootte: omvang van het plein (enkele deelgemeenten, één gemeente, meerdere gemeenten); Frequentie: hoe vaak per week het plein bij elkaar komt (bijvoorbeeld: in Rotterdam Zuid elke werkdag, in de BAR gemeenten waarschijnlijk twee keer per week) Locatie: welke gemeente en welke exacte locatie (een mogelijkheid is het CJG1 of een gemeentelijke locatie); Aanwezigheid van betrokkenen: wenselijkheid fysieke aanwezigheid versus mogelijkheden tot bijvoorbeeld een videoconference; Voorzitter en secretariële inzet: eigen lokale medewerkers versus externe inzet.
Hierbij de noot dat het CJG alleen voor de tafel gebruikt dient te worden en niet voor het team. Het CJG moet namelijk zijn laagdrempelige functie naar ouders behouden.
10
4. De beschrijving en herziening van werkprocessen en formats voor het Jeugdbeschermingsplein Hierbij kan zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de bestaande werkprocessen en formats; echter deze zullen wel aangepast moeten worden op verscheidene punten. Ook zullen de intentieverklaring en het privacyreglement hierin moeten worden meegenomen. Ook zal moeten worden gekeken hoe het plein in de bestaande organisatie (wijkteams/CJG etc.) in de regiogemeenten ingepast kan worden. Niet alle gemeenten zullen bijvoorbeeld met wijkteams gaan werken. 5. Monitor en Evaluatie Voor een goede werking en evaluatie van het Jeugdbeschermingsplein moet goed bekeken worden hoe het een en ander geregistreerd maar ook geëvalueerd moet worden. Hierbij kan wederom gebruik gemaakt worden van de bestaande kaders. Hiervoor dienen wel middelen ter beschikking te worden gesteld. Het doel is om in augustus 2014 een nieuwe evaluatie uit te voeren, waarbij ook de Jeugdbeschermingspleinen in de BAR gemeenten en Voorne Putten en de aansluiting van Rozenburg en Hoogvliet op Zuid worden meegenomen, zodat de gehele Zuidoever geëvalueerd is. In september 2014 dient deze evaluatie opgeleverd te worden.
11
Hoofdstuk 3. De diepte in In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op de inzichten en uitdagingen die er nu liggen om het Jeugdbeschermingsplein naar een hoger niveau te tillen. De uitdagingen zijn geïdentificeerd door de praktijkervaringen met het Jeugdbeschermingsplein in Zuid, door beleidsdiscussies en door de evaluaties. We zoomen in dit hoofdstuk dus in op: 1. Nieuwe inzichten inzake de jeugdbeschermingspleinwerkwijze vanaf 1 januari 2015 2. Thema’s inzake de doorontwikkeling van het Jeugdbeschermingsplein Beide zaken worden hieronder uitgebreid besproken.
3.1 Nieuwe inzichten inzake jeugdbeschermingspleinwerkwijze vanaf 2015 Zoals beschreven zijn door beleidsdiscussies, ervaringen in Rotterdam Zuid en door evaluaties nieuwe inzichten ontstaan die te maken hebben met Jeugdbeschermingspleinwerkwijze vanaf 1 januari 2015. De inzichten zijn in te delen naar acht thema’s. In Rotterdam Zuid wordt al met deze thema’s geëxperimenteerd. Hieronder staat uitgewerkt hoe in Rotterdam Zuid nu met deze thema’s wordt omgegaan. Het is nu belangrijk om deze thema’s in Rotterdam Zuid vast te gaan leggen en voor de andere gebieden in de regio uit te werken. N.B. Ook hierin wordt uitgegaan van een werkwijze met wijkteams, zoals in Rotterdam stad geldt. Indien in een gemeente niet met wijkteams wordt gewerkt, zal bekeken worden hoe de aansluiting van en afstemming met het lokale team vorm dient te krijgen. Uitgangspunt hierbij is het toeleidingsmodel, zoals dat onder meer vermeld staat in het Regionale Transitiearrangement. Het gaat om de volgende thema’s: -
Aanmelding op het plein Samenwerking met de wijkteams Samenstelling van de jeugdbeschermingstafel Rol van de voorzitter(s) Rol en mandaat tafelleden Afstemming in uitvoering van de maatregel Jeugdbeschermingsteam Gezinsmanagement en eigen kracht
Aanmelding op het plein In de Jeugdwet staat dat het AMHK, de gecertificeerde instelling, de door gemeente aangewezen jeugdhulpaanbieders en de gemeente zelf kunnen melden aan de Raad. De Raad is deelnemer aan de jeugdbeschermingstafel en meldingen aan de Raad zullen in de meeste gevallen dus via deze routering binnen komen. Spoed gaat rechtstreeks naar de Raad. Het melden aan het plein zal voornamelijk gaan via twee stromen; namelijk via het AMHK en het wijkteam. Op basis hiervan kunnen dus twee cliëntstromen onderscheiden worden: 1. Cliënten die via het wijkteam gemeld worden op het plein. Deze cliënten zullen gemeld worden door de casusregisseur/generalist van het wijkteam. Hij kent de casus goed en kan de melding verzorgen aan de jeugdbeschermingstafel. Ook wanneer professionals (beroepsbeoefenaren) een casus willen melden, zal dit zoveel mogelijk via het wijkteam gaan. Als het wijkteam nog niet betrokken is bij gezin zal de professional zelf melden, maar al wel het wijkteam betrekken bij de melding. Zo zijn wijkteams de spil en houden het overzicht. 2. Cliënten die via het AMHK/meldpunt gemeld worden op het plein. Deze cliënten worden gemeld op het plein door het AMHK. Dit zal gaan om cliënten die door burgers (particulieren) worden gemeld aan het meldpunt (wanneer meerdere burgers een signaal hebben afgegeven
12
nemen zij dit in behandeling) en waarvan het meldpunt heeft beoordeeld dat de zaak naar het Jeugdbeschermingsplein moet of wanneer een professional naar het meldpunt is toegestapt. Naast deze twee cliëntenstromen is er nog een derde cliëntenstroom op basis van aanmelding, namelijk via de Raad: 3. Cliënten die door de Raad worden gemeld op het plein. Hierbij gaat het om ambtshalve meldingen, bijvoorbeeld wanneer zij hun strafonderzoek besluiten uit te breiden. Tevens betekent een rechtstreekse melding bij de Raad ook altijd een melding aan het Jeugdbeschermingsplein. Het is belangrijk dat het voor alle beroepsbeoefenaren duidelijk is of hij naar het AMHK of het Jeugdbeschermingsplein toe moet stappen. Ook zal hem duidelijke randvoorwaarden meegegeven moeten worden waaraan een melding op het plein moet voldoen. Het kan namelijk zijn dat een professional direct meldt aan het Jeugdbeschermingsplein. Wel is ook hierbij de ‘je bent ervan’ gedachte belangrijk. Het is altijd belangrijk dat we ons verantwoordelijk blijven voelen wat er voor en na het plein gebeurt. Samenwerking met de wijkteams De indeling van de verschillende pleinen zal rekening houden met de grenzen van de wijkteams. Anders gezegd, het zal voor elk wijkteam duidelijk zijn bij welk plein ze moeten melden, geen wijkteam zal bij twee pleinen kunnen melden doordat zij op de grens vallen. Medio augustus 2014 zullen alle wijkteams in de regio Rotterdam-Rijnmond gestart zijn, de verwachting is dat op 1 januari 2015 alle wijkteams ook daadwerkelijk goed draaien. Dit zorgt ervoor dat de toeleiding tot het Jeugdbeschermingsplein anders geregeld wordt. Het wijkteam heeft in de meeste gevallen de cliënt besproken en vrijwillige hulp ingezet. Wanneer blijkt dat dit niet werkt en/of ouders niet mee willen werken en de (fysieke) veiligheid en ontwikkeling van een kind in het geding is wordt dit gemeld aan het plein (zie cliëntenstroom 1). Deze melding zal veelal worden gedaan door de casusregisseur van het wijkteam betrokken bij het betreffende gezin van het wijkteam. Deze casusregisseur heeft het meeste zicht op de casus en zal betrokken worden in het jeugdbeschermingsteam. Een gezinsvoogd zal de casusregie overnemen ten tijde van het drang of het dwang traject. Wanneer het traject is afgesloten, gaat de casus weer terug naar het vrijwillig kader. Er dient dan een warme overdracht plaats te hebben van de uitvoerder van de drang- of dwangmaatregel naar de casusregisseur in het wijkteam. Samenstelling van de jeugdbeschermingstafel Vanaf 1 januari 2015 zal de samenstelling van de Jeugdbeschermingstafel veranderen door de ontwikkelingen die gaande zijn. Uitgangspunt is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de lokale structuren die er op dat moment zijn. In de stad Rotterdam is dat het wijkteam en de gehele organisatie rondom het wijkteam. Het is waarschijnlijk dat de jeugdbeschermingstafel er als volgt uit gaat zien: -
-
Het meldpunt was oorspronkelijk bedoeld als ‘de toegang’ tot de jeugdbeschermingstafel, dit is nog steeds zo indien burgers of professionals via het AMK melden. Daarbij heeft het AMK tot dusver ook echt zijn extra waarde bewezen als (1) sparringpartner aan tafel en (2) het voorzien van informatie over casussen. Daarom zal in de toekomst deze partij aangesloten blijven, dan in de vorm van het nieuw te vormen AMHK. Het meldpunt zal dus, zoals bij aanvang bepaald, in deze vorm aan tafel blijven zitten. Het CJG is op dit moment vertegenwoordigd aan tafel in de vorm van CJG verpleegkundigen/regisseurs. Deze geven hun visie vanuit het CJG en checken ook of een casus bekend is bij partijen in het wijknetwerk. Het CJG zal een andere functie krijgen vanaf 2015. Enerzijds houdt het zijn loketfunctie voor meerdere vormen van dienstverlening, anderzijds vormt het ook de toegang tot de wijkteams. De overige expertise wordt geborgd in de
13
-
-
-
wijkteams. De casusregisseur zal de melding verzorgen aan het plein (wanneer deze niet kan, de meewerkend voorman). Wanneer dus in de toekomst een casusregisseur van een wijkteam meldt aan het Jeugdbeschermingsplein is de expertise van het CJG al aanwezig en is de functie van CJG als vaste partner aan tafel overbodig. Wel is de aanwezigheid van het CJG aan tafel benodigd indien een melding via het AMHK binnenkomt. Wie de meest logische persoon is moet nog uitgewerkt worden. Belangrijk is dat het efficiënt is en dat deze persoon bij voorkeur afkomstig is van het CJG of gedetacheerd vanuit het CJG. Dit is wenselijk zodat deze persoon rechtstreeks toegang heeft tot alle CJG systemen en hierdoor de juiste informatie aan tafel kan verschaffen. Omdat de toegang van BJZ verdwijnt in 2015 zal deze niet meer aansluiten bij de jeugdbeschermingstafel in 2015. De gecertificeerde instelling zal in zijn nieuwe vorm plaatsnemen aan tafel, zodat drang en/of dwang direct ingezet kan worden. MEE zal naar alle waarschijnlijkheid zijn plek behouden aan tafel indien er bij de casus sprake is van licht verstandelijke beperking (lvb) problematiek en expertise van MEE benodigd is (ook wanneer verwacht wordt dat MEE de casusregie zal gaan voeren), deze kan echter ook worden opgevuld of worden gerouleerd met Pameijer of een andere LVB instelling. Jeugd GGZ zal aan tafel plaatsnemen. Deze kennis wordt op dit moment gemist aan tafel en zal een waardevolle toevoeging zijn. Dit zal vooral gewenst zijn als er nog geen betrokkenheid is geweest van het diagnoseteam van het wijkteam rondom de casus. Bij betrekken van jeugd GGZ kan tevens het diagnoseteam alsnog ingeschakeld worden. De Raad voor de Kinderbescherming blijft aan als vast tafellid.
Rol voorzitters Zoals besproken in hoofdstuk 1 hebben de voorzitters het uiteindelijk mandaat om beslissingen te nemen, de gemeente draagt immers de uiteindelijke verantwoordelijkheid. De voorzitters streven naar consensus in de besluitvorming aan tafel, indien dit niet mogelijk is streven zij naar consent (in dit geval peilen zij bij de partijen wel of het bezwaar overkomelijk is). De voorzitters zullen een andere rol moeten vervullen (en ander mandaat moeten krijgen) vanaf 1 januari 2015. In wezen moeten zij vier rollen kunnen vervullen, namelijk de rol van: -
beslisser, die besluitvorming op het plein faciliteert en zo nodig het eindoordeel geeft aan de jeugdbeschermingstafel; procescoördinator, indien organisaties in de uitvoering van de hulp t.b.v. een casus niet samenwerken en de casusregisseur daarbij hulp nodig heeft; voortgangsbewaker, ten aanzien van genomen besluiten op het plein; het gezicht van het plein, vertegenwoordiging naar buiten, ook ten aanzien van toekomstontwikkelingen in het kader van jeugdbescherming.
Met de rol van voortgangsbewaker wordt bedoeld dat de voorzitters het mandaat moeten hebben om organisaties op gemaakte afspraken aan te spreken. De vierde rol betekent dat de voorzitters een nog prominentere rol moeten krijgen in communicatie naar buiten, maar ook als vast contactpersoon wordt gezien met de ketenpartners, zoals de zorgaanbieders etc. In een complexe omgeving als waarin het plein functioneert is dit belangrijk. Dit betekent bepaalde competenties van de voorzitters, die uitgewerkt zijn in een nieuw functieprofiel. De rol van de voorzitters zal namelijk veranderen door deze verschillende rollen. Dat betekent dat in 2014 begeleiding en scholing van de voorzitters noodzakelijk is om deze rol te kunnen vervullen. Dit kan gezien worden als vervolg op de training in 2013. Nieuwe voorzitters in de subregio’s waar uitbreiding plaatsvindt zullen hierop geselecteerd moeten worden. Daarnaast zullen zij begeleiding ontvangen van de voorzitters van Rotterdam Zuid. Ook de projectleider(s) zullen de voorzitters hierin coachen.
14
Het is belangrijk om te realiseren dat de gemeente bij monde van de voorzitters ook een bepaalde doorzettingsmacht heeft. Uit de wet blijkt dat indien de Raad besluit niet tot onderzoek of tot rekest over te gaan, het college dan alsnog daartoe kan besluiten. In de landelijke handreiking worden hiervoor nadere handvatten geboden (3.2.3. van de handreiking: ‘De Raad besluit om geen kinderbeschermingsmaatregel te vragen’.). De beslissing van de Raad om een onderzoek te starten vindt hier plaats binnen het Jeugdbeschermingsplein. Dit houdt in dat de gemeente een bepaalde beslisbevoegdheid heeft op het Jeugdbeschermingsplein. In Rotterdam Zuid zijn de voorzitters afkomstig vanuit de gemeente en zijn zij de aangewezen personen om indien nodig gebruik te maken van deze doorzettingsmacht. N.B. Doordat het jeugdbeschermingsplein in andere gebieden in de regio er significant anders uit kan komen te zien dan in Rotterdam Zuid, kan het zijn dat de rollen en daarmee het functieprofiel van de voorzitters er anders uit kunnen komen te zien. Het zal hierbij voornamelijk om de rollen ‘voortgangsbewaker’ en ‘gezicht van het plein’ gaan. Dit dient bij de uitrol nader bekeken te worden. Rol en mandaat tafelleden Zoals besproken in hoofdstuk 1 hebben de tafelleden het mandaat gekregen om ook tijdens de besprekingen buiten de gebaande paden te denken. Nu is het zaak dat de tafelleden hiertoe ook gaan acteren. Doel is om naar creatieve oplossingen te zoeken aan tafel, waarbij tafelleden over de schutting van de eigen organisaties durven kijken en buiten de protocollen durven te denken. Zoals eerder genoemd, wanneer tafelleden zich niet gemandateerd of gerechtigd voelen moeten zij dit kenbaar maken aan de directie van de desbetreffende instelling. Afstemming in uitvoering maatregel Zowel de casusregisseur van het Jeugdbeschermingsplein als de casusregisseur van het wijkteam die zich eerder met het gezin bezig hield, hebben vanaf 1 januari 2015 een rol bij de uitvoering van de maatregel. Dit is ook logisch; de hulp die in het kader van een drang- of dwangtraject wordt ingezet, drukt op het budget van het betreffende wijkteam, een deel wordt ook geleverd door de deelnemers uit het wijkteam. Op dit moment geeft BJZ een verleningsbeschikking, vanaf 2015 moet het wijkteam een verleningsbeschikking geven om de zorgplicht vast te leggen voor hulp die wordt ingezet naar aanleiding van uitvoering van de maatregel. Hier bestaat een zeker spanningsveld tussen de rol van de uitvoerder van de maatregel (de gecertificeerde instelling) en het wijkteam. In het Rotterdamse model zal per wijk een budget beschikbaar komen waaruit de gezinsvoogd en andere hulp en ondersteuning wordt betaald. Voor zowel de gezinsvoogd als de andere zorg wordt nu onderzocht hoe de verleningsbeschikking vorm zal krijgen. Een gezinsvoogd moet namelijk wel een bindend advies kunnen geven over de inzet van de hulp. Volgens artikel 3.4 lid 1 van de nieuwe Jeugdwet bepaalt de gecertificeerde instelling welke jeugdhulp de jongere nodig heeft. De instelling wordt verplicht om -bij voorkeur per casus- met de gemeente hierover te overleggen, bij voorkeur de voorman van het wijkteam. Uitgangspunt is hierbij dat de gecertificeerde instelling met een door de gemeente aangewezen deskundige gaat overleggen. Hiermee dient de samenwerking tussen de gemeente en de gecertificeerde instelling te worden geborgd. De gecertificeerde instelling moet niet alleen op de hoogte zijn van het ingekochte hulpaanbod van de gemeente, maar ook de inbreng van de gemeente meenemen in haar besluitvorming. De gemeente is vervolgens verantwoordelijk voor de jeugdhulp en gezinsvoogd die in het kader van de maatregel wordt uitgevoerd; het is immers de gemeente die de verleningsbeschikking afgeeft en tegen wie de cliënt in bezwaar en beroep kan gaan. Het is nodig dat er tussen de samenwerkende gemeenten en de gecertificeerde instelling afspraken worden gemaakt over hoe om te gaan met dit spanningsveld. Er dient in beginsel te worden gewerkt vanuit vertrouwen in elkaars professionaliteit. Met het één gezin één plan principe bouwt de
15
gecertificeerde instelling voort op het plan vanuit het wijkteam. De hulp die gevraagd wordt zal dus hierbij aansluiten. Wijkteam en gecertificeerde instelling werken ook in het gedwongen traject samen. Toch is het logisch dat de gemeenten, vanwege hun budget- en eindverantwoordelijkheid, ook hierin een bepaalde invloed behouden. Deze invloed is geborgd doordat het wijkteam, waarschijnlijk bij monde van de meewerkend voorman, budgettair zal toetsen of de gevraagde hulp geleverd kan worden. Ook is dit geborgd doordat het wijkteam, bij monde van de betrokken generalist in de betreffende casus, betrokken wordt bij het vaststellen van de benodigde hulp door de uitvoerder van de maatregel. De generalist draagt hiervoor ook een zekere verantwoordelijkheid vanuit zijn rol, hij is immers verbonden met het gezin in zijn wijk. Dit dient nog verder uitgewerkt te worden in afspraken tussen gemeenten met de gecertificeerde instelling, onder meer vast te leggen in de kwaliteitseisen voor de gecertificeerde instelling. De omschrijving van het proces rondom de verleningsbeschikking is gemaakt op basis van de huidige stand van zaken. Het proces zoals omschreven is een wens van gemeenten, er vindt echter met het Rijk overleg plaats over de consequenties van de wet. Een en ander hierover is tot op heden nog onduidelijk, op basis van uitsluitsel hierover zal dit punt verder opgepakt worden. Dit zal tevens per team/regio/gemeente nader moeten worden uitgewerkt. Jeugdbeschermingsteam Het jeugdbeschermingsteam zal in zijn huidige vorm, onder leiding van de casusregisseur, blijven bestaan. Er is in het Rotterdamse jeugdstelsel een duidelijke keuze gemaakt om het vrijwillig, en drang en gedwongen kader te scheiden, zodat het duidelijk is voor ouders dat er een nieuw traject start, wanneer drang of dwang ingezet wordt, met andere regels. Het jeugdbeschermingsteam wordt per casus op maat samengesteld. Een deel van het wijkteam zal overgaan naar het jeugdbeschermingsteam, waaronder de generalist/casusregisseur. Ook zal er zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de expertise en mogelijkheden uit het wijkteam. Daarnaast bestaat het jeugdbeschermingsteam uit de netwerkpartners (inclusief ouders), indien mogelijk. Daarnaast zal het bestaande plan uiteraard als basis worden gebruikt voor het actieplan dat het jeugdbeschermingsteam zal maken. De netwerkpartners hebben ook een grote rol in dit actieplan. Zoals eerder genoemd is de casusregisseur van het jeugdbeschermingsteam degene die het team coördineert. Dit is een drang/dwang specialist van de gecertificeerde instelling. Jeugdbeschermingsteams moeten niet worden verward met de gebiedsteams van de gecertificeerde instelling. Dit zijn namelijk interne teams van de gecertificeerde instelling die bestaan uit drang/dwang specialisten en gebiedsgericht zijn ingericht. Gezinsmanagement en eigen kracht Ook vanaf 2015 is het nodig om het gehele gezin te betrekken bij het jeugdbeschermingsteam. Ten opzichte van de huidige situatie kan er met name worden gewonnen op twee verschillende thema’s: 1. Om volwassen zorgaanbieders (en GGZ instellingen) meer bij het plein te betrekken is een breder debat nodig. Hierbij moet vooral gezocht worden naar een gezamenlijke oplossing voor het kind en voor de ouder. Hierbij zal ook gekeken worden naar de individuele aansprakelijkheid van de hulpverlener in de volwassenzorg; dit kan veranderd worden in institutionele aansprakelijkheid. Ook hiervoor moet een plan van aanpak komen. 2. Door middel van de Methode Integrale Jeugdbescherming (MIJ) zal worden gekeken hoe eigen kracht nog beter kan worden aangesproken. Ook zal worden gekeken welke goede aspecten van Eigen Kracht Conferenties (EKC’s) hier in mee kunnen worden genomen. Het uitgangspunt moet hier echter wel altijd de inschatting van de professional zijn. Met name bij drangcasuïstiek zal deze methode wellicht helpen. Tevens worden alle wijkteammedewerkers worden getraind op het betrekken van het netwerk of anderszins het maken van een netwerk, zodat professionele hulp en ondersteuning kan worden afgebouwd en recidive kan worden beperkt.
16
17
3.2 Doorontwikkeling Jeugdbeschermingsplein Het is gebleken dat het Jeugdbeschermingsplein op bepaalde thema’s nog moet worden doorontwikkeld. Om te komen tot een beter werkend Jeugdbeschermingsplein is een drietal thema’s benoemd waar de komende tijd aandacht aan besteed dient te worden. De drie thema’s zijn: • • •
Informatie & registratie Drang en dwang Casusregie
Deze thema’s zullen hieronder worden toegelicht. Om de doorontwikkeling te waarborgen is het tevens belangrijk om de (beoogde) resultaten steeds goed te monitoren en te blijven leren van de ervaringen uit de praktijk. Hier zal dan ook aandacht voor blijven in de toekomst. Ook zal naast deze thema’s aandacht uit moeten gaan naar de aansluiting met het wijknetwerk en het wijkteam. Het is belangrijk dat er een doorlopende lijn van zorg geboden wordt. Het dient echter wel duidelijk te zijn voor ouders dat er een nieuw tijdperk aanbreekt. Omdat dit niet echt een doorontwikkeling is, maar meer een ontwikkeling die in de gaten moet worden gehouden en dit al verder besproken is in paragraaf 3.1, zal dit niet als specifiek thema worden behandeld. Informatie & registratie Informatie en registratie is een wezenlijk onderdeel van het Jeugdbeschermingsplein. Partijen moeten verticaal goed kunnen samenwerken; denk aan de samenwerking tussen het wijkteam, de jeugdbeschermingstafel en de casusregisseur. Maar partijen moeten ook horizontaal goed kunnen samenwerken, bijvoorbeeld tijdens het tafeloverleg waar verschillende partijen aangesloten zijn. Bij deze samenwerking zijn veel verschillende informatiestromen in het geding. Deze informatiestromen moeten op twee manieren goed gemanaged zijn: -
-
De inhoud van de informatiestroom moet kloppend zijn. Het wijkteam moet de juiste informatie aanleveren aan de jeugdbeschermingstafel, zodat zij een goed besluit kunnen maken over de aanpak van een casus. Dat betekent dat niet alleen de opgeleverde informatie van goede kwaliteit moet zijn, maar ook – voor zo ver mogelijk – volledig moet zijn. Ook de informatie die de jeugdbeschermingstafel aanlevert aan de casusregisseur en het jeugdbeschermingsteam moet kloppend zijn. De vorm van de informatiestroom moet kloppend zijn. Hiermee wordt bedoeld dat naast de inhoud ook de manier moet kloppen waarop de informatie geregistreerd wordt. Toegroeien naar één registratiesysteem is de meest ideale situatie. Echter, op korte termijn niet haalbaar. Op korte termijn zal er moeten worden gekeken of de vorm waarop nu informatiedeling plaatsvindt voor iedereen werkbaar is; ook moet worden gekeken naar de formulering van eisen die gesteld moeten worden aan een dergelijk registratiesysteem. Hierbij zal ook worden gekeken naar het Zorg Coördinatie Dossier.
Uiteindelijk zal een verbetering van deze informatiestromen leiden tot een betere facilitering van de voorzitter en leden van de jeugdbeschermingstafel bij het voorbereiden en uitvoering geven aan casuïstiekoverleg en een betere facilitering van het jeugdbeschermingsteam en de casusregisseur. Daarnaast zal het genereren van management- en verantwoordingsinformatie eenvoudiger gaan. Ook zal een terugkoppeling van de informatie vergemakkelijken en zal daardoor het lerend effect van het jeugdbeschermingsplein verhogen. Naast bovenstaande punten is er ook volop aandacht voor privacy op het plein. Er is een privacyreglement opgesteld voor het Jeugdbeschermingsplein, maar de vraag blijft wel hoe je
18
informatie deelt op het plein. Dit blijkt vooral in de samenwerking met volwassen zorgaanbieders een heikel punt te vormen. Ook landelijk spelen hier relevante ontwikkelingen, ook buiten de ontwikkelingen omtrent de Jeugdwet om. Zo wordt momenteel bekeken of er een kaderwet dient te komen die de privacy in het gehele sociale domein zal borgen. Ook zijn er op het gebied van professionalisering ontwikkelingen, die er onder meer voor zorgen dat er in de toekomst ook tuchtrecht zal gelden voor jeugdzorgprofessionals. Hiervoor wordt momenteel een landelijk kwaliteitskader opgesteld. Verder laat het CBP zich ook kritisch uit over de hoeveelheid gegevens die gemeenten straks in kunnen zien. Het CBP ziet hierin duidelijke zorgen met betrekking tot privacy voor betrokkenen. Bij deze ontwikkelingen dient het Jeugdbeschermingsplein aan te haken en indien nodig dienen deze ontwikkelingen geïncorporeerd te worden in de Jeugdbeschermingsplein-werkwijze. Doorontwikkeling drangaanpak Er is sprake van dwang als ‘iemand tegen zijn wil tot enig doen of laten wordt genoodzaakt’. Degene om wie het gaat, heeft wat dit betreft geen enkele keuze meer en wat er dan gebeurt, is altijd tegen zijn wil’ (Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, 1997). Echter, bij het Jeugdbeschermingsplein houdt de dwang aanpak in dat er naast zorg, een casusregisseur en een jeugdbeschermingsteam (zoals bij drang) ook binnen 5 werkdagen een beschermingsonderzoek van de Raad wordt gestart om te beoordelen of een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is. Het werken met een drangaanpak als een aparte aanpak is nieuw sinds de invoering van het Jeugdbeschermingsplein in september 2012. Onder drang wordt verstaan dat iemand op enigerlei wijze in zijn keuze wordt beïnvloed met het doel hem een bepaalde keuze te laten maken. De vrijheid om te kiezen blijft bestaan, maar bij drang wordt een bepaalde optie onaantrekkelijk gemaakt door er een (meestal aanzienlijk) nadeel aan te verbinden. Het doel is ongewenst gedrag onaantrekkelijk te maken en gewenst gedrag uit te lokken. Een drangaanpak begint (1) waar een vrijwillige aanpak ophoudt en/of niet (meer) toereikend is en (2) de situatie zodanig risicovol is dat hulpverlening/ ondersteuning noodzakelijk is voor de ontwikkeling en veiligheid van een kind. Voorheen werd deze aanpak alleen ingezet tijdens BB+ als men al voor een dwangaanpak had gekozen, nu wordt het ook als aparte aanpak bestempeld en betreft het dus ook andere casussen. Drang wordt met uiterste zorgvuldigheid ingezet en is een belangrijk middel om dwang te voorkomen. Echter, na drang kan ook worden gekozen om alsnog over te gaan naar dwang. Zorgvuldige aandacht gaat uit naar de ouders, belangrijk is dat zij in de gelegenheid moeten zijn om het ook daadwerkelijk te begrijpen. Eén van de oorspronkelijke uitgangspunten van het Jeugdbeschermingsplein is het aantal OTS-en en uithuisplaatsingen te verminderen. Met name door een drangaanpak zou het aantal hiervan dus omlaag moeten gaan. Echter, drang is nieuw en voor velen nog onbekend terrein. Zowel uit de evaluatie van januari als juli blijkt dat de definitie lastig blijft, doordat het onduidelijk is welke criteria gelden voor drang. Wel zien we dat het aantal gekozen drangaanpakken aan de jeugdbeschermingstafel stijgt. Gewenst is om duidelijkheid te verschaffen wanneer drang ingezet wordt, dit is ook belangrijk voor het wijknetwerk en wijkteams. De meldingen moeten namelijk voornamelijk vanuit het wijknetwerk via de wijkteams binnenkomen bij het Jeugdbeschermingsplein. Wanneer hier duidelijk is wat drang is en wanneer dit toegepast zal worden zullen de meldingen aan het Jeugdbeschermingsplein waar een drangaanpak gewenst is ook stijgen. Onlangs is er een plan van aanpak geschreven met betrekking tot drang. Dit plan van aanpak heeft een tweeledig doel, namelijk (1) het beschrijven van factoren die belangrijk zijn voor de route richting drang en (2) het verbinden van wijkteams met het Jeugdbeschermingsplein.
19
Er zal dus een handreiking komen voor het wijkteam en de basisvoorzieningen, waarbij in kaart is gebracht welke factoren van belang zijn bij het herkennen van een drangzaak en/of een dwangzaak. Wel is het belangrijk om altijd te blijven reflecteren op deze criteria en factoren. Ook belangrijk is hoe dit vervolgens verbonden kan worden met de wijkteams. Naar de implementatie zal hier goed en aandachtig naar gekeken moeten worden. Casusregie Nadat de jeugdbeschermingstafel heeft besloten dat de toepassing van een drang of dwang aanpak noodzakelijk is, wordt een jeugdbeschermingsteam samengesteld. Om ervoor te zorgen dat het gezin optimaal wordt ondersteund en de hulp aan het gezin in samenhang met elkaar geboden wordt, wordt binnen het jeugdbeschermingsteam een casusregisseur aangesteld. Het wijkteam en het jeugdbeschermingsteam zijn complementair: een deel van het wijkteam zal plaatshebben in het jeugdbeschermingsteam Indien het wijkteam al met een gezin bezig is geweest, zal de casusregisseur uit het wijkteam een belangrijke rol spelen in het jeugdbeschermingsteam. Ook is het ondersteuningsplan gehanteerd in het wijkteam onderdeel van het actieplan van het jeugdbeschermingsteam. Uitgangspunten casusregie: -
-
Als er sprake is van drang wordt aan de Jeugdbeschermingstafel besproken waar de casusregie komt te liggen. Dit is afhankelijk van de problematiek en verwachte aanpak. Als het bij een organisatie van het Jeugdbeschermingsplein komt, zijn dit BJZ/de gecertificeerde instelling en eventueel MEE. o In bepaalde gevallen kan besloten worden dat het wenselijker is om de casusregie voor het gezin te houden in het wijkteam en het wijkteam aan te vullen met de dwang/drangspecialist. Dit zal bijvoorbeeld spelen als BJZ al eerder met het gezin is vastgelopen in hulpaanbod en het CJG (in de nieuwe situatie als onderdeel van wijkteam) wel een goede relatie met het gezin heeft o Dit bespreken en besluiten de professionals met elkaar. Als er sprake is van dwang wordt de casusregie gedurende de maatregel overgedragen aan een drang/dwang specialist van de gecertificeerde instelling. o De casusregie gaat dan van casusregisseur uit het wijkteam over naar casusregisseur jeugdbeschermingsteam: zo geven we daadwerkelijk vorm aan de andere (verplichte) fase waarin we terecht zijn gekomen. o Bij afsluiten van het gedwongen kader en dus opheffen jeugdbeschermingsteam gaat het wijkteam verder met het gezin. De casusregisseur komt dan weer uit het wijkteam. De dwanginterventie is voorbij.
Taken van de casusregisseur: -
20
Stelt het veiligheids- en actieplan op; Brengt betrokkenen bij elkaar; Analyseert de problemen van het totale gezinssysteem en brengt mogelijke oplossingsrichtingen in kaart; Organiseert hulp en ondersteuning; Coördineert de hulpverlening aan het totale gezinssysteem; Monitort en rapporteert de voortgang; Werkt volgens BB+ methode, waarbij vanaf melding naar de Raad(onder drang) al hulpverlening wordt ingezet; Organiseert in overleg met het jeugdbeschermingsteam de nazorg; Geeft de regie aan het gezin en/of wijkteam terug.
N.B. Casusregie behoeft nog verdere aandacht. De vastgestelde uitgangspunten en taken van de casusregisseur komen in de praktijk nog niet voldoende uit de verf. Ten dele wordt dit opgepakt door de werkgroep registratie en informatie. Uit de evaluatie bleek namelijk dat casusregisseurs niet altijd voldoende geëquipeerd zijn om casusregie uit te voeren. Door een betere informatievoorziening zou dit moeten veranderen. Daarnaast is het belangrijk om aandacht te hebben voor gezinsmanagement en de aansluiting op de wijkteams, zoals beschreven in de inleiding. Uit de evaluatie bleek dat het vaak nog lastig is om de hulp van ouders hierin te betrekken. Er zullen meer stappen moeten worden gezet, gezamenlijk met de volwassenenzorg, om dit gezinsmanagement beter van de grond te krijgen. De aanpak hiervoor zal nog verder worden uitgewerkt.
21
Hoofdstuk 4. Financiën Het Jeugdbeschermingsplein heeft de ambitie om voor 1 januari 2015 een regio dekkend plein te zijn. Dit heeft ook invloed op de begroting van 2014. De kosten voor 2014 worden daarom gebaseerd op drie inzichten, namelijk op basis van de begroting van 2013, op basis van de inschatting van de gemaakte kosten in 2013 m.b.t. Rotterdam Zuid en op basis van de inschatting van de kosten van het Jeugdbeschermingsplein voor de rest van de regio. De kosten van BJZ worden gedekt door de bijdrage vanuit de reguliere subsidie van de stadsregio. De Raad voor de Kinderbescherming zal evenals voorgaande jaren geen kosten in rekening brengen. De inkomsten zijn nog niet meegenomen in deze begroting. Met onder meer het ministerie van VenJ wordt nog gesproken over een financiële bijdrage. Wel worden de financiële middelen die uit een bestaand budget komen of door de gemeenten zelf gefinancierd worden als ‘min-post’ opgenomen aan het einde van de begroting, omdat deze middelen niet aangevraagd hoeven te worden. Begroting De begroting van 2014 is bijna hetzelfde opgebouwd als de begroting van 2013. In de midden kolom van de tabel is te zien wat er voorgaand jaar is begroot en in de rechter tabel is te zien wat er voor 2014 is begroot. Omdat er nog maar een gedeelte van de afrekening binnen is, was het lastig om op basis van de werkelijke kosten de begroting van 2014 te baseren. Wel hebben we op basis van een inschatting van de werkelijke kosten van 2013 de begroting van 2014 opgesteld. Hierbij gaat het met name om een inschatting voor de kosten van BJZ. Om duidelijkheid te creëren wat de verwachte gemaakte kosten zijn omtrent BJZ zijn ook de kosten die gemoeid zijn met dwang in de begroting opgenomen. Deze kosten zijn verbonden aan BB+, maar zijn nu zichtbaar gemaakt in de begroting van het Jeugdbeschermingsplein. Echter, dit heeft geen invloed op het gevraagd budget, want de kosten voor BJZ worden gefinancierd door de bijdrage vanuit de reguliere subsidie van de stadsregio. De kosten voor Rotterdam Zuid zijn zichtbaar onder de punten 1 t/m 3. De extra kosten voor de uitbreiding zijn opgenomen als aparte post onder 4; ‘Extra kosten wegens uitbreiding Jeugdbeschermingsplein’. Dit bevat dus zowel kosten die zitten in de organisatie van de nieuwe vorm van overleg als kosten die gepaard zijn met opzet en aanpak dranginterventies. Dit zal ook hieronder worden toegelicht. Er is geen uitsplitsing naar de verschillende gemeenten gemaakt. Dit komt omdat de kosten afhankelijk zijn van veel verschillende factoren en beslissingen.
22
0 1
Categorie Inrichting en uitvoering meldpunt Organisatie nieuwe vorm overleg/gesprek/melding Secretariaat en voorzitters Training, communicatie e.d.
Begroot 2013 € 10.000,00 € 90.000,00
Begroot 2014 € 0,00 € 160.000,00 € 150.000,00 € 10.000,00
2
Opzet aanpak en uitvoering drang interventies Rdam Zuid Bureau Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg t.b.v. dwang/BB+ CJG Raad
€ 250.000,00
€ 445.000,00 € 135.000,00 € 270 000,00 € 40.000,00 € 0,00
3
Projectleiding en onderzoek BoerCroon projectleiding Intern projectleiding Onderzoek
€ 175.000,00
€ 220.000,00 € 60.000,00 € 120.000,00 € 40.000,00
4
€ 40.000,00
Extra kosten wegens uitbreiding Jeugdbeschermingsplein Bureau Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg t.b.v. dwang/BB+ CJG Secretariaat/voorzitters Onvoorzien TOTAAL Reguliere subsidie stadsregio (BJZ) Personele kosten gedragen door gemeente Rotterdam (1) TOTAAL – GEVRAAGD BUDGET 2014
€ 1.270.000,00 € 290.000,00 € 860 000,00 € 120.000,00 € 0,00
€ 525.000,00
€ 10.000,00 € 2.105.000,00 - € 1.555.000,00 -€270.000,00 € 280.000,00
Toelichting categorieën en kosten In dit gedeelte zullen eerst de categorieën worden toegelicht. Vervolgens zal nog dieper op worden ingegaan hoe de kosten zijn ingeschat voor het CJG en BJZ, welk budget er in 2014 nodig is en in hoeverre er in 2015 nog structurele kosten zijn. 0. Inrichting en uitvoering meldpunt Voorgaande jaren zijn er geen kosten verbonden geweest aan deze post, de verwachting is dat er ook dit jaar geen kosten aan verbonden zijn die in de begroting van het Jeugdbeschermingsplein terug moeten komen. 1. Organisatie nieuwe vorm van overleg en gesprek. De verwachting is dat de kosten gelijk blijven als in het voorgaande jaar. Hierbij gaat het om: a. Secretariële werkzaamheden: i. Administratief verwerken van en monitoren van gegevens ii. Meldingen agenderen en verwerken iii. Voorbereiden en notuleren overleg op het Plein b. Voorzitterschap van het plein c. Training en intervisie van de tafelleden d. Gezamenlijk systeem van afstemming en rapportage
23
e. Inventarisatie van zorgaanbod f. Overgang van COB’s (of soortgelijke besprekingen) naar een plein-overleg 2. Opzet, aanpak en uitvoering drang-interventies. Zoals eerder aangegeven zijn nu de gehele kosten meegenomen die voortvloeien uit de BB+ aanpak én het Jeugdbeschermingsplein. Dit om een duidelijk beeld te schetsen. De vergoeding van dwangzaken en BB+ die eerder voortkwamen uit een subsidie van Ministerie van VenJ, zullen nu, net als de andere kosten van Bureau Jeugdzorg, gefinancierd worden door een reguliere subsidie van de stadsregio. Voor de duidelijkheid is dit als aparte post opgenomen: ‘Bureau Jeugdzorg t.b.v. dwang/BB+’, aangezien deze kosten niet direct verbonden zijn met het Jeugdbeschermingsplein. De kosten die wel direct voortkomen uit het Jeugdbeschermingsplein (voornamelijk de rol van gezinsvoogd en de komst van drang) is onder de post ‘Bureau Jeugdzorg’ opgenomen. Deze verdeling zien wij ook bij post 4, de kosten die gemoeid zijn bij de uitbreiding. 3. Leiding van project, aansturing, onderzoek en registratie. Categorie 4 houdt in: a. Dagelijkse aansturing b. De link verzorgen tussen het plein en het beleid (stuurgroep/begeleidingscommissie) c. Afstemmen tussen partijen d. Voorlichtingen verzorgen e. Uitbreiding van het plein voorbereiden en uitvoeren naar de regio f. Opzet en uitvoering registratiewerkgroep g. Uitvoeren van onderzoek en evaluatie h. Projectleiding om uitbreiding mogelijk te maken Volgend jaar zijn er twee redenen die zorgen dat de post hoger wordt: -‐
-‐
In 2013 is er te weinig begroot voor het uitvoeren van onderzoek en evaluatie, daarom is de schatting voor 2014 naar boven bijgesteld omdat dit ook weer wenselijk is in 2014. Tevens zal de evaluatie dan groter plaatsvinden omdat er dan een grotere regio is om een evaluatie te doen. Om voor 1 januari 2015 een regio dekkend plein te hebben is er wederom projectleiding benodigd in 2014. Er kan gebruikt worden van de ervaring van Rotterdam Zuid, waar het project op dit moment goed loopt, maar omdat het echt om een grote regio gaat is de verwachting wel dat de kosten voor de benodigde projectleiding gaan stijgen omdat er meer inzet dan vorig jaar benodigd is.
Het bedrag is gebaseerd op de prognose dat er 3 maanden ingehuurd zal worden bij BoerCroon en 9 maanden de projectleiding intern vervuld zal worden. 4. Uitbreiding Jeugdbeschermingsplein De kosten voor de uitbreiding van het Jeugdbeschermingsplein zijn ingeschat op basis van de ervaring op Rotterdam Zuid. De kosten van de projectleiding voor de uitbreiding zijn al opgenomen in de derde categorie. Voor een gezamenlijk meldpunt is geen extra geld benodigd in de uitbreiding. Voor de kosten van BJZ wordt in de reguliere subsidie voorzien.
24
Gemeenten zorgen zelf voor hun voorzitters en secretariaat. Wanneer een plein 2 x per week plaatsvindt, zal dit per plein een inzet vragen van de voorzitter van 6 uur per week en van het secretariaat van ook 6 uur per week.
Kosten Bureau Jeugdzorg Het gevraagde budget van BJZ bestaat uit twee delen. Ten eerste is berekend welke kosten extra gemoeid zijn met de invoering van het Jeugdbeschermingsplein. Deze inschatting is gemaakt op basis van de zaken die BJZ dit jaar zal krijgen en hoeveel kosten daarmee gemoeid zijn. Op basis van deze inschatting zal BJZ 182 casussen krijgen met casusregie, waarvan 32 drangzaken. BJZ krijgt geld voor dwangzaken, omdat daar extra huisbezoeken mee gemoeid zijn dan voorheen en BJZ krijgt tevens geld voor drangzaken, omdat dit nieuw is voor BJZ. Op basis hiervan kan uitgerekend worden dat de kosten voor 2013 € 135.000,bedragen. Voor 2014 zijn de kosten op gelijke hoogte ingeschat voor Rotterdam Zuid, deze kosten zijn te vinden onder categorie 2. Op basis van het aantal zaken intensief casemanagement en rekening houdend met de datum van de beoogde aansluiting en aantal zaken in de regio, kan ook een inschatting gemaakt worden voor de rest van de regio. Dit zal naar schatting dan € 290.000,- zijn. Ten tweede is berekend hoeveel kosten er gemoeid zijn met BB+/dwang ook zonder het Jeugdbeschermingsplein. Voor de transparantie is dat ook in deze begroting opgenomen. Hierbij gaat het om 21 uur per casus. Voor Rotterdam Zuid geldt dat er 150 dwangzaken zijn geweest, dit brengt het gevraagde budget voor de stadsregio op € 270.000,-. Voor de rest van de regio betekent dit een bedrag van € 860.000,-. Kosten CJG De kosten van CJG bestaan uit de uren van de personen die vanuit het CJG aan tafel zitten. Omdat dit de tweede helft van 2014 niet meer nodig is, met de komst van de wijkteams, is het benodigde bedrag op basis hiervan ingeschat. Verder is het bedrag begroot op basis van het aantal pleinen, dat is tenslotte een indicatie voor hoeveel personen er nodig zijn in de eerste helft van 2014. Budget 2014 en structurele kosten 2015 In 2014 is er dus nog een aanvraag van een budget van € 280.000,-. In 2015 zijn er echter minder kosten benodigd en verwachten we dat de kosten van het Jeugdbeschermingsplein binnen het reguliere budget vallen. In 2015 zijn er geen kosten meer gemoeid met het CJG. Zij krijgen immers geld voor de uren dat zij aan tafel zitten en in 2015 zullen zij niet meer aan tafel zitten. Ook de projectleiding zal niet extern maar intern worden belegd. Wanneer besloten wordt aanvullend onderzoek te doen in 2015, zullen hiervoor aparte middelen beschikbaar gesteld worden. Kortom: in 2015 zijn er geen extra kosten meer verbonden aan het Jeugdbeschermingsplein.
25
Benodigd budget 2014: Benodigd budget 2014 CJG
€ 160.000,00
Projectleiding extern
€ 60.000,00
Onderzoek
€ 40.000,00
Communicatie en Training
€ 10.000,00
Onvoorzien
€ 10.000,00
TOTAAL
€ 280.000,00
Deze € 280.000,- kan worden bekostigd uit de begroting van de stadsregio, indien het PHO akkoord gaat in januari. N.B. Op basis van de Maatschappelijke Kosten- en Baten Analyse (MKBA) kan een conservatieve en ruwe schatting gemaakt worden (op basis van de beperkte aantal casussen die daarin zijn onderzocht) van de besparing die de Jeugdbeschermingspleinwerkwijze op zal leveren. In een groot aantal gevallen (minimaal 10 bij een zeer conservatieve schatting) zal het met een drang traject kunnen worden afgedaan en er dus geen dwang traject aan te pas komen (dus geen onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming). Dit betekent dat er hiermee ook een aantal kinderbeschermingsmaatregelen (ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen) kunnen worden voorkomen. Ook het al hulp kunnen bieden tijdens een dwang traject (dus tijdens een Raadsonderzoek) levert besparingen op, doordat ook hierdoor er uiteindelijk minder maatregelen zullen volgen. Volgens deze zelfde conservatieve en ruwe schatting levert dit alles minimaal een besparing van €200.000 per jaar op.
26