Erasmus over opvoeding Over het belang van regels en afspraken Korte lesomschrijving Erasmus vindt goed onderwijs en een goede opvoeding noodzakelijk. Mensen moeten volgens hem niet alleen beschikken over kennis, zij moeten ook nuttige leden van de samenleving zijn. Centraal in deze les staat een discussie over opvoeding, normen en waarden en goed gedrag. Erasmus’ boekje uit 1530 vormt daarbij een inspiratiebron. Titel Erasmus over opvoeding
Vak/leergebied geschiedenis
Canonvenster Erasmus Tijdvak 5 Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600) Doelgroep onderbouw vmbo
Tijd/duur 1 à 2 lesuren van 50 minuten
Groeperingsvorm individueel, drietallen en klassikaal Leerdoelen • De leerling kan minimaal drie belangrijk ideeën van Erasmus over opvoeding noemen. • De leerling kan uitleggen waarom de ideeën van Erasmus in de 16e eeuw zo bijzonder waren. • De leerling kan met medeleerlingen discussiëren over het belang van regels in de opvoeding. Benodigde voorkennis geen Randvoorwaarden geen Beoordeling geen Lesactiviteiten Activiteit 1: Introduceer Erasmus Beschrijf kort wie Erasmus is. Gebruik het artikel met achtergrondinformatie voor de leraar, met name de onderdelen Erasmus de pedagoog en Erasmus en tafelmanieren. Activiteit 2: Maak de opdrachten op het werkblad Leerlingen maken individueel opdracht 1 tot en met 4. In drietallen discussiëren leerlingen over normen en waarden aan de hand van de vragen bij opdracht 5. Activiteit 3: Discussier klassikaal over twee vragen Leerlingen sluiten de les klassikaal af door te discussiëren over twee vragen. Ze kunnen gebruiken maken van hun antwoorden op het werkblad. • Wat bedoelt Erasmus met zijn uitspraak: ‘Mensen worden niet geboren, ze worden gemaakt’. • Wat zijn volgens jou normen en waarden? Bijlagen - Werkblad Erasmus over opvoeding - Achtergrondinformatie voor de leraar
Lesbrief 23 / Erasmus over opvoeding
1/6
Werkblad Erasmus over opvoeding Erasmus over opvoeding Erasmus schreef in 1530 een boekje voor jongeren over beschaafde manieren: Civilitate morum puerillium libellus. De Nederlandse titel luidt: Goede manierlijke zeden, hoe de jongere gaen, staen, eten, drincken, spreken, swijghen, ter tafelen dienen ende spijse ontghinnen sullen. In de inleiding schrijft Erasmus dat men goede manieren vooral thuis leert. Alle jonge jongens van rijke ouders moeten een goede opleiding krijgen en goede manieren horen daarbij. De publicatie van Erasmus was een bestseller en werd zelfs verplicht op de scholen. Bekijk deze voorbeelden over opvoeding en goede manieren maar eens. Vraag 1: Mag je hard lachen en wel op zo’n manier dat het hele lichaam schudt van het lachen? Zoiets staat niemand, dus ook een jongen mag dit niet. Vraag 2: Wat moet je doen als je iets hoort waarbij je wel in de lach moeten schieten? Dan zal men de ‘snutdoeck’ of de hand voor het gezicht houden en niet te hard lachen. Vraag 3: Wat moet men met de hoed doen als men met iemand staat te praten? Met beide handen zal men de hoed voor zijn middel houden, met alleen de twee duimen bovenop. Vraag 4: Mag men in gezelschap een wind laten? Dat zal boers zijn, het is beter als men het gezelschap even verlaat.
Opdracht 1 Vragen bij de tekst Lees de tekst Erasmus over opvoeding. a.
Waarom mag je lichaam volgens Erasmus niet schudden van het lachen? _______________________________________________________________________________
b.
Wat wordt bij het antwoord op vraag 2 bedoeld met het woord snutdoeck? ____________________
c.
Wat is volgens jou de belangrijkste reden om de hoed voor iemand af te nemen (vraag 3)? _______________________________________________________________________________
d.
In het antwoord van vraag 4 wordt het woord boers gebruikt. Wat wordt hiermee bedoeld? _______________________________________________________________________________
Opdracht 2 Een regel voor nu In de tijd van Erasmus was het normaal dat jongens een hoed droegen. In onze tijd gebeurt dit niet meer. Noteer een vraag en een antwoord over goed gedrag in onze tijd. _________________________________________________________________________________
Lesbrief 23 / Erasmus over opvoeding
2/6
Opdracht 3 Etiquetteregels Erasmus maakt in 1530 duidelijk hoe jongens zich moeten gedragen. Ook in onze tijd zijn er regels hoe je je moet gedragen in gezelschap. Dit worden etiquetteregels genoemd. a.
Wat betekent het woord etiquette? ___________________________________________________
b.
Noteer drie voorbeelden van etiquetteregels die in onze tijd gelden. ______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________
Opdracht 4 Zoek een artikel Zoek een interessant artikel in een krant, tijdschrift of op internet dat over normen en waarden gaat. Leg uit waarom je dit artikel gekozen hebt. _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________
Opdracht 5 Discussieer in drietallen Bijna overal zijn regels. Thuis, op school, in het verkeer maar ook op het voetbalveld of in een fitnessruimte. a. Welke regels zijn bij jullie thuis belangrijk? Geef drie voorbeelden. b. Wat gebeurt er als jullie een regel overtreden? c. Welke regels zijn bij jullie in de klas belangrijk? Geef drie voorbeelden. d. Wat gebeurt er als jullie een regel in de klas overtreden? e. Welke regels zijn bij jullie op de sportclub belangrijk? Geef drie voorbeelden. f. Wat gebeurt er als jullie daar een regel overtreden? Regels zijn belangrijk. Mensen maken daarom afspraken hoe ze met elkaar omgaan. Zulke afspraken of regels worden ook wel normen en waarden genoemd. g. Wat zijn volgens jullie normen en waarden? h. Van wie krijgen jullie normen en waarden mee? i. Heeft opvoeding een grote invloed op jullie als persoon? Erasmus schrijft in zijn boekje over onderwijs en opvoeding: Mensen worden niet geboren, ze worden gemaakt. j. Leg uit wat volgens jullie hiermee bedoeld wordt.
Lesbrief 23 / Erasmus over opvoeding
3/6
Achtergrondinformatie voor de leraar 'Telkens hamert Erasmus op discussiëren, het uitlokken en accepteren van meer meningen, leren luisteren, de verplaatsing in denkwereld en argumenten van tegenstanders, het hanteren van het eigen geweten als leidraad, introspectie, het rusteloze streven naar het overtuigen van een ander en consensus, en ook op het tonen van warsheid van opgelegd gezag en uiterlijk vertoon, en op pleidooien voor soberheid.' Herman Pleij Wie was Erasmus? Erasmus werd geboren als Gerrit Gerritszoon. Het jaar waarin is onduidelijk. Volgens de laatste inzichten van Harrie Vredeveld (1993) was 28 oktober 1466 zijn geboortejaar. Erasmus zelf schrijft: 'Ik ben geboren in Rotterdam. Mijn moeder (Margaretha) was de dochter van een medicijnmeester uit Zevenbergen, mijn vader had heimelijk met haar een verhouding, in de hoop haar te trouwen. Hij was van tien broers op één na de jongste en men besloot dat een van hen, mijn vader, aan God gewijd zou worden.' Deze vader was Gerard Rogeri, een priester uit Gouda. De zwangerschapsperiode heeft de moeder waarschijnlijk in Rotterdam doorgebracht om het ‘ongelukje’ te verbergen. Zijn leven lang heeft Erasmus zijn onwettige geboorte met zich mee moeten torsen en de gevolgen moeten dragen van de geestelijke status waarin hij door zijn opvoeding is terechtgekomen. Door zijn afkomst heeft Erasmus zijn doctoraat in de theologie uiteindelijk aan de universiteit van Turijn moeten behalen, na vergeefse pogingen aan andere universiteiten. Pas rond zijn vijftigste (in 1517) wordt hij dankzij pauselijke dispensatie van de ernstigste maatschappelijke consequenties ervan verlost. Een voorbeeld van zo'n consequentie is dat het onwettige kinderen was verboden om theologische examens af te leggen. Erasmus schrijft in oktober 1520: ‘Het lijkt me weinig uit te maken waar iemand precies is geboren. Me dunkt, het is een ijdele vorm van verheerlijking wanneer een stad of een land er prat op gaat een mens te hebben voortgebracht die groot werd door zijn eigen inspanningen en zonder de hulp van zijn geboorteland.
Lesbrief 23 / Erasmus over opvoeding
Het land dat iemand groot maakte, heeft er meer recht op zich op hem te beroemen dan het land dat hem voortbracht.’ Opleiding Na zijn opleiding in Gouda en Deventer trad Erasmus in in het klooster Steyn bij Gouda. In 1492 werd hij vervolgens tot priester gewijd. Hierdoor kon hij zich meer aan studie wijden dan eerder in zijn kloosterleven. In 1495 werd hem zelfs toegestaan om het klooster te verlaten en een studie te gaan volgen aan de universiteit van Parijs. Hierna zou Erasmus nooit meer terugkeren in het klooster van Steyn, waar hij zich gekooid voelde. In 1500 vertrok hij naar Engeland waar hij slechts een halfjaar verbleef en waar hij o.a. in aanraking kwam met de latere koning Hendrik VIII en Thomas More. Hierna keerde hij terug naar Parijs. In 1506 vertrok hij voor drie jaar naar Italië. Op de terugweg schreef hij zijn Lof der Zotheid. Door uit te gaan van een zot als spreker kon hij in een declamatio de spot drijven met de misplaatste ernst waarmee alle mensen, ongeacht beroep, stand, of positie, hun eigen belangen najoegen, en de groteske kortzichtigheid, waarmee zij klaar stonden met hun oordeel over elkaar. Min of meer bij toeval kwam Erasmus in Bazel terecht, waar veel van zijn werken werden uitgegeven. Via opnieuw Engeland en Bazel kwam hij in 1516 terug in de Nederlanden, waar hij in Antwerpen, Brugge, Leuven en Mechelen verbleef. Hij werd benoemd tot raadsheer van Karel V. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door te Freiburg im Breisgau in Duitsland. In 1535 keerde hij terug naar Bazel, waar hij een jaar later, op 12 juli 1536, op 70-jarige leeftijd overleed.
4/6
Erasmus is in zijn volwassen leven dus heel weinig in Nederland geweest. Hij zou met recht een Europeaan genoemd kunnen worden, maar zelf heeft hij gezegd: Ego mundi civis esse cupio, communis omnium vel peregrinus magis (‘ik wil een wereldburger zijn, gemeenschappelijk met iedereen, of liever een vreemde voor iedereen’). Toch is hij zichzelf altijd Roterodamus blijven noemen en is zo verbonden gebleven met zijn geboorteplaats. Erasmus de pedagoog Erasmus was niet blind voor de wereld buiten de studeerkamer. Als pedagoog heeft hij zich ingezet voor de verbetering van het onderwijs. Het ging hem niet alleen om kennisoverdracht, maar ook om het aanleren van goede manieren. Kinderen hadden, om fatsoenlijke burgers te kunnen worden, een adequate opvoeding nodig, zowel in de schoolbanken als thuis aan tafel. Het uit het hoofd leren van klassieke spreuken en wijsheden was heel gebruikelijk op de Latijnse school. Erasmus omschreef in zijn Ratione studii hoe je het onthouden kon vergemakkelijken door je te omringen met spreukenkaartjes. Bekende spreuken van Erasmus zijn: • De Heer geeft alles, maar heeft er niet minder om. • Wie is rijk? Hij die niets begeert. Wie is arm? De gierigaard. Erasmus was in zijn opvoedingsgeschriften uiterst gedetailleerd. Het peuteren in de neus wordt door hem met klem afgekeurd. Verder waren in de 16e eeuw dwang en bestraffing gebruikelijke lesmethoden. Erasmus verafschuwde een dergelijke vorm van onderwijs. Zeker wanneer vroeg gestart werd met onderwijs geven, diende het kind geen hekel te krijgen aan leren. Erasmus pleitte er dan ook voor om lesstof te kiezen die aansluit op de belangstelling van het kind en om deze lesstof spelenderwijs aan te bieden. Afbeeldingen konden volgens Erasmus een belangrijke rol spelen in het onderwijs. ‘Kinderen zullen’, zo schrijft hij, ‘verhaaltjes en fabels met meer plezier lezen en beter onthouden als ze de hoofdpunten ervan in prentjes te zien krijgen en als de inhoud van een verhaal in een afbeelding wordt getoond’. Lesbrief 23 / Erasmus over opvoeding
Ook de namen en kenmerken van bomen, planten en dieren kunnen op deze wijze beter worden aangeleerd, ‘zeker als het gaat om dieren die ze zelden zullen zien, zoals een neushoorn, een antilope, een pelikaan, een Indische ezel of een olifant’. Erasmus en tafelmanieren In 1530 verscheen van Erasmus' hand: Civilitate morum puerillium libellus, een leerboek voor leerlingen van Latijnse scholen met als doel jonge lezers goede manieren aan te leren. De Nederlandse titel luidt dan ook: Goede manierlijke zeden, hoe de jongere gaen, staen, eten, drincken, spreken, swijghen, ter tafelen dienen ende spijse ontghinnen sullen. Het was een gewild boek, in 1536 was de Latijnse editie al 30 keer herdrukt. In het vierde hoofdstuk geeft Erasmus nauwkeurige instructies voor welgemanierd gedrag tijdens de maaltijd, waarbij het tafelgerei een instrumentele rol kreeg toebedeeld. Houd het tafellaken schoon In de 16e eeuw kwam de massieve eettafel in gebruik. Deze werd gedekt met een wit linnen tafellaken. De gasten kregen een servet dat over de linkerschouder of over de linkervoorarm werd gelegd. Om het tafellaken schoon te houden adviseert Erasmus: ‘Botjes en soortgelijke resten gooi je niet onder de tafel: zo maak je de vloer vies. Je strooit ze evenmin op het tafelkleed en legt ze niet terug op de schotel, maar je plaatst ze op de rand van je bord of deponeert ze in een kom die sommigen klaarzetten om zulke resten te verzamelen’. Zorg voor schone handen Voor de aanvang van de maaltijd goot een bediende met de lampetkan water over de handen van de gasten en ving dit met het wasbekken weer op. Erasmus, die persoonlijke hygiëne vooropstelde, schreef over het belang van schone handen. Volgens hem was het fatsoenlijk om de handen tijdens het eten niet onder de tafel of op het bord te houden en mochten jongens aan tafel niet op hun ellebogen leunen.
5/6
Gebruik schotels, borden en bestek Het hoofdgerecht werd op grote tinnen of aardewerken schotels opgediend. Ze werden vaak op een komfoor met vuurkooltjes geplaatst. Sauzen bij de gerechten diende men op in kleine saucieren. Volgens Erasmus was het ongepast als een jongen als eerste een gerecht van de schotel nam en hij mocht het zeker niet met de vingers doen. Het tinnen of houten teljoor (eetplankje) had een ronde of rechthoekige vorm. Met het mes werd een gerecht uit de schotel geprikt en overgebracht op het teljoor. Bij Erasmus wordt het regelmatig genoemd. ‘Vlees moet je eerst op je bord in kleine stukjes snijden. Dan kauw je het eventjes met een hapje brood erbij voor je het doorslikt. Dat komt niet alleen je gedrag ten goede, maar ook je gezondheid’. Volgens Erasmus was het niet netjes om met drie vingers in het zoutvat wat zout te pakken. "Het zout dat je nodig hebt neem je op je mespunt. Als het zoutvat ver weg staat, steek Noot Dit lesmateriaal is, met toestemming, voor een belangrijk deel gebaseerd op het werkschrift 'Erasmus voor de klas' van Louise Langelaan. Bronnen • Langelaan, L. 'Erasmus voor de klas', uitgegegeven door de stichting 'Huis van Erasmus', Rotterdam
Lesbrief 23 / Erasmus over opvoeding
dan je bord uit en vraag een beetje". De eetlepel werd in de tijd van Erasmus vaak door de disgenoten gedeeld. Hij beschrijft het gebruik van de lepel uitvoerig: ‘Als het voedsel wat je aangeboden wordt te vloeibaar is, proef je van de lepel, je veegt hem af met een servet en geeft hem terug’. Erasmus raadde de gewoonte af om met het mes als een tandenstoker te gebruiken. Hij gaf de voorkeur aan tandenstokers van mastiekhout, vogelveertjes of het scherpe beentje van een kippen- of hanenpoot. Drink niet teveel ‘Een feest beginnen met de beker te heffen is iets voor een dronkaard: die drinkt uit gewoonte, niet van de dorst’, schreef Erasmus. Overmatig drankgebruik aan tafel was niet beschaafd en ook niet goed voor de gezondheid. Zo bestond er zelfs drinkgerei met vermanende opschriften als Drink met mate, het zal u baten. • Gelderblom, Werner, Erasmus en de Turken, Een zestiende-eeuwse kijk op Europa en de Islam. Een lessenserie voor Latijn in het voortgezet onderwijs: http://www.slo.nl/voortgezet/tweedefase/v akken/klassieke_talen/andere_wereld_20 08/erasmus_turken • http://www.engelfriet.net/Alie/Hans/43erasmus.htm
6/6