Thoraxcentrum Jaarverslag 2012
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding
5
2. Productie en personeel
7
3. Afdeling Cardiologie 3.1. Patiëntenzorg 3.2. Onderzoek 3.3. Onderwijs & opleiding
11
4. Afdeling Cardiothoracale chirurgie 4.1. Patiëntenzorg 4.2. Onderzoek 4.3. Onderwijs & opleiding
17
5. Kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid 5.1. Kerngroep Kwaliteit 5.2. Certificeren 5.3. Patiëntenzorg en Procesmanagement 5.4. Protocolontwikkeling 5.5. VMS-Data 5.6. Middelen 5.7. Meldingen
19
6. Gemeenschappelijke activiteiten en samenwerkingsverbanden 33 6.1. Centrum voor Congenitale Hartafwijkingen (CCH) 6.2. Transplantatieprogramma 6.2.1. Harttransplantatie 6.2.2. Longtransplantatie 6.2.3. Hart-longtransplantatie 6.3. Transkatheter Hartklep interventies 6.4. Oncologische longchirurgie 7. Prestatie-indicatoren 7.1. Cardiothoracale chirurgie 7.2. Cardiologie
47
8. Onderzoek 8.1. Dissertaties 8.2. Publicaties
63
3
4
1. Inleiding
Het Thoraxcentrum is een samenwerkingsverband van de afdelingen Cardiologie en Cardiothoracale chirurgie en levert een totaalpakket van topreferente en topklinische zorg aan patiënten met cardiovasculaire en pulmonale aandoeningen. Het Thoraxcentrum is voor een groot deel van Noord Nederland het eindpunt van verwijzing op cardiologisch, cardiothoracaal en pulmonaal gebied. Kwaliteit & patiëntveiligheid en klantgerichtheid staan bij het verlenen van de zorg voorop. Na jaren van groei is er in 2012 voor het eerst sprake geweest van een afname in de verrichtingen en aantallen in de patiëntenzorg. Dit heeft deels te maken met het feit dat de positie van het Thoraxcentrum ten opzichte van de andere ziekenhuizen in de regio is gewijzigd doordat in de afgelopen jaren vergunningen zijn toegekend aan ziekenhuizen voor het uitvoeren van ingrepen die tot dan toe aan het UMCG waren voorbehouden. Het Medisch Centrum Leeuwarden voert hartchirurgie en percutane interventies uit; deze laatst genoemde ingreep vindt inmiddels ook plaats in het Scheper Ziekenhuis in Emmen en het Martini Ziekenhuis implanteert ICD’s. Maar naast deze ontwikkeling is er echter ook sprake geweest van een overall reductie van het aantal verrichtingen in de regio. In 2012 is binnen het Thoraxcentrum veel tijd en aandacht geweest voor het verbeteren van de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid. In december 2012 is het UMCG gecertificeerd voor het veiligheidsmanagementsysteem VMS/NTA 8009:2011. Hiervoor is binnen het Thoraxcentrum door de certificerende instantie een audit uitgevoerd op het traject open hart chirurgie. Om de kwaliteit van de zorg beter te organiseren, te borgen en in te bedden in de organisatie is binnen het Thoraxcentrum de Kerngroep Kwaliteit opgezet. In 2012 is besloten dat de beide afdelingen van het Thoraxcentrum in 2013 zullen gaan participeren in het project Meetbaar Beter om verdere transparantie te creëren ten aanzien van de uitkomsten van zorgresultaten. Daarop vooruit lopend wordt er in dit jaarverslag uitgebreid ingegaan op de resultaten en uitkomsten van de diverse interventies binnen het Thoraxcentrum.
5
6
Zowel op het gebied van onderzoek als onderwijs was 2012 een bijzonder goed jaar. Om het onderzoek verder te professionaliseren is het aantrekken van een directeur onderzoek van groot belang geweest. In de staf Cardiologie hebben vier cardiologen een VENI beurs en het aantal publicaties en citaties van de afdeling stijgt nog steeds. Op het gebied van onderzoek ligt voor de afdeling Cardiothoracale chirurgie het zwaartepunt bij minimaal invasieve technieken, dit geldt voornamelijk voor de off-pump bypasschirurgie met arteriële grafts. Bij het re-conditioneren van donorlongen met de ex vivo long perfusie techniek zijn belangrijke resultaten geboekt. Binnen het medisch curriculum werden in 2012 belangrijke rollen als blokcoördinator, voorzitterschap examencommissie tandheelkunde/geneeskunde en voorzitterschap interuniversitaire voortgangs toets geneeskunde vanuit het Thoraxcentrum vervuld. Terugkijkend is 2012 voor het Thoraxcentrum een intensief en inspannend jaar geweest. Door alle medewerkers is met ongelooflijk veel inzet gewerkt om op een goede en integere wijze invulling te geven aan wat er op het Thoraxcentrum af is gekomen. Dit betrof in het bijzonder de patiëntenzorg maar ook binnen onderzoek, opleiding en onderwijs is er op een inspirerende wijze veel werk verzet. Een afspiegeling van wat er gepresteerd en bereikt is vindt u terug in het jaarverslag zoals dit nu voor u ligt.
2. Productie en Personeel
Na jaren van groei is 2012 in bedrijfsmatige zin een minder succesvol jaar geweest. De productie lag onder het niveau van 2011, zowel binnen de Cardiologie als de Cardiothoracale chirurgie. 2012
2011
2010
2009
4.900
5.551
5.656
5.741
3.928
4.362
4.435
4.731
972
1.189
1.221
1.010
Nieuwe patiënten
10.510
10.668
10.353
10.030
Bezoeken polikliniek
34.756
34.846
32.307
31.223
1.747
1.800
1.834
1.635
1.007
1.125
1.124
1.043
549
587
554
553
94
100
121
98
300
388
377
353
64
50
72
39
Algemeen: Opnames Thoraxcentrum totaal Opnames Cardiologie Opnames Cardiothoracale chirurgie
Opnames CCU
Cardiothoracale chirurgie: OpenHartOperatie totaal Coronary artery bypass grafting (CABG) Coronary artery bypass grafting (CABG) + klep Klep OK Aortachirurgie
7
2012
2011
2010
2009
Harttransplantaties
4
7
6
4
Longtransplantaties
32
32
29
33
287
236
301
333
75
90
56
12
Coronair AngioGram (CAG)
1.367
1.411
1.464
1.464
Percutane Coronaire Interventie (PCI)
1.716
1.939
2.197
2.157
Fractional Flow Reserve (FFR) meting
383
365
241
175
167
193
205
226
16
14
16
4
Biventriculaire pacemakers met ICD functie
105
111
109
79
ICD’s zonder biventriculaire pacemakerfunctie
235
283
235
277
19
14
13
12
382
353
249
280
LVAD
Operaties centrum congenitale hartafwijkingen
2
8 Interventiecardiologie: Transcatheter hartklepinterventies (THI)
Electrofysiologie: Conventionele pacemakers Biventriculaire pacemakers zonder ICD functie
Reveal implantaties
Ablaties
De toename in de personele bezetting in 2012 zit voornamelijk in het primaire proces. Er is vooral in de uitbreiding van verpleegkundigen geïnvesteerd ten behoeve van de kwaliteit van zorg, onder andere door versterking van de vaste formatie. Bezetting 2012 functiefamilie
december 2012
december 2011
december 2010
-
1,0
2,7
Arts-assistenten
27,1
24,1
21,9
Facilitair
1,0
1,0
1,0
Klinisch (mede) behandelen
8,8
10,9
6,0
Klinisch ondersteunend
51,1
49,4
45,2
Management
8,3
8,0
8,7
Medische Staf
42,2
40,1
39,0
Staf, Administratie & Secretariaat
46,8
48,3
45,1
Verpleging & Verzorging
176,3
169,9
181,0
Wetenschappelijk O&O
7,9
10,8
9,7
369,4
363,6
360,3
Analytisch personeel
Totaal Thoraxcentrum
Het ziekteverzuim binnen het Thoraxcentrum is licht gestegen (12 maand gemiddelde) tot 4,3%. Met name de zorgadministratie, de functieafdelingen en de verpleegafdeling Cardiologie scoren hoog. Algemeen bevinden is dat organisatorische onrust hier mede debet aan is geweest, ondanks gericht beleid om dit te beperken.
9
Ziekteverzuim
Totaal
10
ZVPincl Ziekteverzuim inclusief Gravida ZVPexcl Ziekteverzuim exclusief Gravida GZVD Gemiddelde ziekteverzuimduur ZMF Ziekmeldingsfrequentie
ZVPincl
ZVPexcl
GZVD
ZMF
5,5%
4,3%
14,3
1,6
3. Afdeling Cardiologie
3.1. Patiëntenzorg Ten opzichte van de voorliggende jaren daalde in 2012 de productie voor wat betreft het aantal op names, het aantal PCI’s en het aantal ICD’s. Het aantal nieuwe patiënten dat gezien werd bleef stabiel. De teruggang in het aantal opnames is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan een daling in het aantal verrichtingen (PCI’s en ICD’s). De verwachting voor de komende jaren is dat het aantal PCI’s zeker niet zal toenemen en waarschijnlijk zal stabiliseren rond de 2000. De opkomst van het interventiecentrum in Emmen en de daaraan gerelateerde herverdeling van de PCI’s in de regio is hiervoor vooral de verklarende factor. Uit het oog mag echter niet worden verloren dat er in 2012 in de hele regio een afname is geweest in het aantal PCI’s (zie figuur).
11
12
Het aantal devices in de vorm van ICD en CRT-D kende in 2012 voor het eerst een daling. De oorzaak hiervan is dat het Martini Ziekenhuis het toegestane aantal implantaties in 2012 heeft kunnen realiseren. Inmiddels zijn er voor 2013 wederom afspraken gemaakt tussen de beide ziekenhuizen en is het de bedoeling dat het aantal ICD/CRT-D’s in het UMCG het komende jaar weer uit zal komen op 360. In 2012 heeft er een verdere inhaalslag en daarmee groei plaatsgevonden op het gebied van de ablaties bij patiënten met boezemfibrilleren/flutter, waarbij de wachtlijst nu is teruggebracht naar 3 maanden. Het aantal Transcatheter hartklep interventies (THI’s) in 2012 bedroeg 75. Gezien de ontwikkelingen op dit gebied met een ouder wordende populatie met meer co-morbiditeit ligt het in de rede dat dit aantal de komende jaren zal groeien. Het aantal nieuwe patiënten op de polikliniek Cardiologie kende in 2012 opnieuw een lichte groei. Hierbij kon een gemiddelde, gewenste toegangstijd van twee tot drie weken worden gehandhaafd. In oktober 2012 is de poliklinische faciliteit in het Centrum voor Revalidatie locatie Beatrixoord van start gegaan. Hiermee is zowel de totale capaciteit van de polikliniek als ook de capaciteit om ook op dezelfde dag als het polibezoek functie-onderzoek te verrichten uitgebreid. Omdat er binnen deze faciliteit nog ruimte is voor groei is de verwachting dat de polikliniek Cardiologie de komende jaren geen concessies hoeft te doen zowel voor wat betreft toegangstijd als eendags-diagnostiek. Vanwege de reeds gemaakte efficiencyslag in de voorbijgaande jaren, nam de totale ligduur in 2012 niet verder af. Door een striktere scheiding in de geplande kortdurende opnames en de niet-geplande opnames, is de verwachting dan ook, gezien de toenemende complexiteit van de zorg, dat verdere verkorting van de ligduur moeilijk zal zijn.
3.2. Onderzoek In 2012 is er wederom een groot aantal publicaties geweest en waren er 11 promoties (waarvan er twee met een eerste promotor van een andere afdeling). Het aantal publicaties en citaties van de afdeling stijgt nog steeds. Er zijn nu vier jonge cardiologen die een VENI beurs van het NWO hebben. Het onderzoek binnen de afdeling Cardiologie is primair gericht op het ziektebeeld hartfalen en het behoud van de linkerkamerfunctie. Daarnaast wordt uitgebreid onderzoek verricht naar alle complicaties van een gestoorde pompfunctie, bijvoorbeeld op het gebied van boezem- en kamerritmestoornissen, maar ook op het gebied van kransvatproblematiek en het acute hartinfarct. Grote ontwikkelingen zijn gaande op de afdeling Experimentele Cardiologie. Hier wordt veel translationeel onderzoek verricht, waarbij de relatie met patiëntgebonden onderzoek van belang is. Op deze afdeling werken ook veel jonge onderzoekers uit het buitenland, hetgeen een grote
13
uitstraling heeft en daardoor een grote wervende werking kent. Tevens zijn er grote slagen gemaakt in het verder professionaliseren van het onderzoek, waarbij het aantrekken van een directeur onderzoek van groot belang is geweest. Deze professionalisering betreft zowel het identificeren van patiënten, het uitvoeren van het onderzoek zelf, als ook de verslaglegging. Wet- en regelgeving van het onderzoek zijn de laatste jaren flink aangescherpt. De afdeling wil op dit gebied voorop lopen en leidend zijn. Het financieren van het onderzoek wordt wel steeds moeilijker. Omdat inmiddels vier tot vijf mensen “internationale CV’s” hebben, worden deze vaak voor grote onderzoeken gevraagd, waar ze ook uit kunnen meepubliceren en substudies uit kunnen doen. Recent is een grote (onderzoeks) BV opgericht met onder andere als doel om de financiering van het onderzoek ook op langere termijn te kunnen waarborgen. Daarnaast blijft de afdeling zich uiteraard concentreren op eerste en tweede geldstroom financiering, zowel in de persoonlijke beurzen als bij de projecten. Hierbij richt de afdeling zich toenemend niet alleen op Nederland, maar vooral op Europa.
14
3.3.
Onderwijs & opleiding In 2012 heeft de afdeling Cardiologie wederom een belangrijke bijdrage geleverd aan het onderwijs in het medisch curriculum. Naast grote rollen zoals blokcoördinator, coördinator van een zijinstroomgroep, voorzitter van de examencommissie tandheelkunde/geneeskunde en voorzitter van de werkgroep interuniversitaire voortgangstoets geneeskunde werden intermediaire rollen zoals mentorschap (n=4), coaches (n=2), begeleiding stage wetenschap (n=7), begeleiding semi-arts stage (n=6) en een groot aantal kleinere rollen vervuld waar onder 63 uren college geven. Inmiddels heeft de afdeling een staflid benoemd die leiding geeft aan het onderwijs dat door de afdeling wordt gegeven. Een belangrijk doel voor de afdeling is naast het afleveren van basisartsen die een goed begrip en kennis hebben van de cardiologie, zichtbaar te zijn in het curriculum en studenten de kans te geven goed met de cardiologie kennis te maken. Daarom is het beleid gericht op het scouten van studenten in het kleine groepsonderwijs (in het bijzonder de mentorgroepen) en in de nieuw op te zetten keuzecursus cardiologie die in het voorjaar van 2013 van start gaat. In deze drieweekse cursus worden de studenten geactiveerd om samen een cardiologisch project uit te werken. Tijdens de cursus zal er voldoende ruimte zijn om bij (poli)klinische activiteiten mee te lopen en om een verdere verdieping van kennis te krijgen.
Binnen de opleiding tot cardioloog is in 2012 veel energie gestoken in het zo weinig mogelijk onderbreken van stages. Om de aios cardiologie zo veel mogelijk tijdens de stages te ontzien nemen stafleden in voorkomende gevallen een deel van de taken over. In 2012 hebben vier aios de opleiding cardiologie voltooid en zijn vijf aios ingestroomd in de opleiding. Helaas zijn er ook vier aios in 2012 voortijdig gestopt met de opleiding. Dit heeft er toe geleid dat er meer anios zijn aangesteld om een goede balans te bewerkstelligen tussen de klinische bedrijfsvoering en de stages binnen de opleiding. Een veilig opleidingsklimaat is een belangrijk aandachtspunt binnen de opleiding. Discussies hierover binnen de staf en het aanstellen van twee stafleden als vertrouwenspersoon voor aios hebben hier in positieve zin aan bijgedragen. In 2012 zijn er vier reguliere opleidingsvergaderingen geweest en vier vergaderingen van de aios beoordelingscommissie (ABC). Aan deze laatstgenoemde vergadering nemen naast de beide opleiders alle stagebegeleiders en een vertegenwoordiger van de verpleging deel en wordt de voortgang van de opleiding van alle aios individueel besproken naast algemene en specifieke opleidingszaken. Hiermee heeft deze commissie een belangrijke rol in het bewaken van de continuïteit en kwaliteit van de opleiding.
15
16
4. Afdeling Cardiothoracale chirurgie
4.1.
Patiëntenzorg Naast de intensieve reguliere patiëntenzorg waaronder de 1.007 uitgevoerde openhartoperaties, is in 2012 wederom geïnvesteerd in de verdere ontwikkeling van extra corporal life support (ECLS) buiten de muren van de operatiekamers. Om zorg te dragen voor voldoende kwaliteit in de zorg voor deze patiëntengroep en daarnaast de groep van perfusionisten te ontlasten is een scholingsprogramma opgezet om IC-verpleegkundigen in de zorg rondom ECLS te scholen. De IC-verpleegkundigen voeren deze zorg onder supervisie van de perfusionisten en de intensivist uit. De inzet van de op de Thorax Intensive Care werkzame verpleegkundigen voor ECLS is in 2012 ingevoerd. Voor de OHO patiënten met een lage Euroscore (European System for Cardiac Operative Risk Evaluation) is een fast-track project op de Coronary Care Unit (CCU) gestart. Het betreft hier de patiëntengroep die een CABG of een aortaklep-vervangende operatie ondergaan. Het hele fast-track traject is protocollair vastgelegd in samenspraak met alle betrokken partijen (chirurgen, anesthesisten, intensive care en cardiologen). Stabiele patiënten gaan na het wakker worden op de Intensive Care naar de Hartbewaking. Op deze wijze wordt de IC-ligduur beperkt en staat het reguliere OK-programma minder onder druk. Na de pilotfase in 2011 is het project geëvalueerd en in 2012 geoptimaliseerd. Het Thoraxcentrum heeft een vergunning verkregen voor het implanteren van de LVAD (left ventricular assist device) als ‘bridge to transplant’. In 2011 zijn voorbereidingen hierop ingezet o.a. door het uitvoeren van een prospectieve risicoanalyse. In 2012 is daadwerkelijk gestart met de implantaties van het steunhart. Dit is tweemaal gebeurd, beide malen met succes. Op het gebied van de longchirurgie is in 2012 vervolg gegeven aan het uitvoeren van VATS lobectomieën, het verwijderen van een longkwab bij longkanker door middel van een kijkoperatie.
17
Ook binnen de Cardiothoracale Chirurgie hebben (in samenwerking met de Cardiologie) minimaal invasieve technieken hun intrede gedaan.
4. 2. Onderzoek
18
Op het gebied van onderzoek ligt voor de afdeling Cardiothoracale chirurgie het zwaartepunt bij minimaal invasieve technieken, voornamelijk in het gebied van de off-pump bypasschirurgie met arteriële grafts. De afdeling richt zich verder op de behandeling van ritmestoornissen, in het bijzonder boezemfibrilleren (MD PHD traject), op mitralisklep chirurgie (promotietraject), op sympaticotomie voor hyperhydrose en chronic pain syndrome (promotietraject), patiënt-prothesis mismatch bij aortaklepchirurgie (promotietraject) en tot slot orgaan preservatie bij longtransplantatie ‘ex-vivo long perfusie’ (promotietraject) en bij harttransplantatie. Een overzicht van publicaties in 2012 is in het laatste hoofdstuk van dit jaarverslag opgenomen.
4. 3. Onderwijs & opleiding In het kader van de opleiding is de afdeling in 2011 gevisiteerd. Aan de afdeling is voor de termijn van vijf jaar de erkenning van de opleiding verleend. Voor de ingestroomde AIO vindt de opleiding plaats conform het nieuwe landelijke opleidings curriculum. Binnen de afdeling Cardiothoracale chirurgie worden sinds vele jaren verpleegkundig specialisten of physician assistants ingezet. Voor deze functies binnen de Cardiothoracale chirurgie zijn drie studenten in opleiding.
5. Kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid
De laatste jaren wordt vanuit de maatschappij steeds meer de nadruk gelegd op de ‘Kwaliteit van de Patiëntenzorg’. Dit vraagt van ziekenhuizen, en daarmee ook van het Thoraxcentrum, een investering in het aantoonbaar maken van die kwaliteit. Het jaar 2012 stond voor het Thoraxcentrum in het teken van het verbeteren van de kwaliteits organisatie en het vergroten van de patiëntveiligheid. De afhandeling van een aantal bij de IGZ gemelde calamiteiten en participatie in het certificeringtraject van het UMCG vergden niet alleen veel inspanningen van vele medewerkers, maar noopten het Thoraxcentrum ook na te denken hoe kwaliteit van de geleverde zorg het best georganiseerd en geborgd kon worden.
5.1
Kerngroep kwaliteit Voor het ISO certificeringstraject in het Thoraxcentrum is de Kerngroep Kwaliteit opgezet. De manager bedrijfsvoering, manager zorg, chef de clinique cardiologie, chef de clinique Cardiothoracale chirurgie, datamanager en de stafmedewerker kwaliteit participeren in deze kerngroep. De inbedding van deze kerngroep in de organisatie en de onderwerpen waar de groep zich mee bezig houdt is in onderstaand organogram uitgewerkt. In de procedure voor de implementatie van veranderingen is opgenomen dat de kwaliteits onderwerpen via de Kerngroep Kwaliteit worden besproken en dat de kerngroep een rol heeft in de besluitvorming.
19
Dagelijks bestuur Thoraxcentrum Kerngroep kwaliteit Thoraxcentrum Cdc’s Manager bedrijfsvoering Manager zorg Stafmedewerkers kwaliteit Datamanager
20
Certificeren
Processen
Protocol
Databeheer
Kwaliteitshandboek PRI Audits
Zorgpaden
ontwikkeling
Uitkomst indicatoren Databeheer VMS SURPASS NMI LMR BHN Meetbaar beter
Protocolbeheer Docportal IProcess
Mens en middelen
Meldingen
Opleiding Portfolio Apparatuur
Calamiteiten DIM/CIM
Zorgfaciliteiten
5.2 Certificeren In december is het UMCG, na audits door de certificerende instantie DNV (Det Norske Veritas) op diverse afdelingen, gecertificeerd voor het veiligheidsmanagementsysteem VMS/NTA 8009:2011 (Nederlandse Technische Afspraak Veiligheidsmanagementsysteem voor ziekenhuizen en instellingen die ziekenhuiszorg verlenen). Bij het Thoraxcentrum heeft DNV in juni een audit uitgevoerd en in december een herhalingsaudit op het traject Open Hart. In december zijn de acties vanuit de audit van juni getoetst. Het Thoraxcentrum bleek de kwaliteit van zorg rondom het zorgtraject goed inzichtelijk te hebben en de verbeterpunten van juni geïmplementeerd te hebben. Het implementeren van een verbeterpuntenlijst bij besluitvormende overlegorganen, om de PDCA cyclus beter te kunnen volgen, is een van de acties geweest naar aanleiding van de audits. Alle overleg vormen waarvoor een verbeterpuntenlijst gebruikt wordt zijn in kaart gebracht. Een document hiervan is in voorbereiding tot plaatsing op de protocollensite. Een tweede belangrijke actie, voortkomend uit de audits, is het uitvoeren van prospectieve risico analyses. Risico’s van nieuwe medische ontwikkelingen en zorgtrajecten worden door multidisciplinaire teams in kaart gebracht. Gezamenlijk worden verbeterpunten afgesproken.
Het Thoraxcentrum heeft in 2012 meerdere risicoanalyses uitgevoerd, waarvan er vier zijn afgerond. De vraag of voor een nieuwe ontwikkeling een risico analyse noodzakelijk is wordt structureel gesteld en is opgenomen in de procedure voor de implementatie van veranderingen. De procedure voor het doorlopen van een risico analyse en het format voor de rapportage zijn geïmplementeerd.
Titel risico analyse
Afdeling
Onderwerp analyse
Datum
(Transkatheter) aortaklepimplantaties inclusief ministernotomie
Cardiothoracale chirurgie
Nieuwe operatietechniek
16-07-2012
Left Ventricle Assist Device
Cardiothoracale chirurgie
Nieuwe interventie
07-03-2012
Sternumfixatie
Cardiothoracale chirurgie
Nieuwe operatietechniek
08-11-2012
Rotassist
Perfusie
Vernieuwde apparatuur
20-12-2012
Om al het ontwikkelde beleid te borgen is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een kwaliteits handboek. De verwachting is dat dit handboek in de loop van 2013 gepubliceerd kan worden. Interne audits In het kader van de campagne “Ik doe het” binnen het UMCG vonden er interne audits plaats op de punten hoofdbehandelaarschap, patiëntenidentificatie en medicatiedubbelcheck. In de publicatie van de resultaten van patiëntenidentificatie en medicatiedubbelcheck behaalden de polikliniek en de verpleegeenheden van het Thoraxcentrum de hoogste scores van het ziekenhuis. Externe audits In oktober 2012 vond een externe audit plaats op de afdeling Perfusie. De audit werd uitgevoerd door een auditteam uit het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. In opdracht van de IGZ werd gecontroleerd of de door het Thoraxcentrum genomen maatregelen, na een ernstige calamiteit in 2011, hebben geleid tot een veilige zorg voor de hartchirurgische patiënt. Het auditteam concludeerde dat de protocollen op orde zijn en dat er protocollair wordt gewerkt. De aansturing, scholing en kwaliteitsorganisatie zijn afdoende en leiden tot een veilige hartchirurgische zorg. De aanbevelingen die de het auditteam deed zijn ter harte genomen en inmiddels afgerond of lopende. Een aantal aanbevelingen hadden een ziekenhuis overstijgend karakter en werden besproken met de IGZ.
21
22
TeamSHOPP Gedurende het hele jaar 2012 is er binnen de keten van de cardiothoracale chirurgie gewerkt aan mono- en multidisciplinaire teamwork verbeteringen en ontwikkeling van medisch leiderschap. Onder externe begeleiding van een Team Stepps ™ coach is door invoering van de sign out en debriefing een structurele verandering doorgevoerd in het operatieve proces en is gestuurd op duurzame verbetering van houding en gedrag. De begeleiding bestond uit coaching van management, teams en individuen, coach de coach en kennisoverdracht. Daarnaast werd binnen mono- en multidisciplinaire teamwork sessies getraind op samenwerking en aanspreekcultuur om de kwaliteit en veiligheid van de patiënt als continue, gezamenlijk doel te ervaren. Op basis van observaties en rapportages van diverse teamleden zijn houding en gedrag van artsen op de werkvloer met betrekking tot multidisciplinaire samenwerking en in het bijzonder met betrekking tot de afspraken over sign out en debriefing verbeterd. In 2013 wordt het project afgerond en zullen metingen zichtbaar moeten maken in hoeverre de doelstellingen zijn behaald. Op 14 november 2012 werd het traject als masterclass gepresenteerd in het UMCG tijdens het Symposium Kwaliteit en Patiëntveiligheid. In april 2013 volgt een presentatie op het International Forum on Quality and Safety in Healthcare in London (UK).
5.3
Patiëntenzorg en Procesmanagement In 2012 zijn verschillende verbeteringen aangebracht in de zorgprocessen binnen zowel de afdeling Cardiologie als wel de afdeling Cardiothoracale chirurgie. De afdeling Cardiologie heeft in samenwerking met het Centrum voor Revalidatie een polikliniek voor nieuwe patiënten geopend op locatie Beatrixoord. De door de huisarts verwezen patiënten kunnen hier terecht voor een eerste bezoek aan de cardioloog en krijgen waar nodig dezelfde dag aanvullende diagnostiek. Deze tweede poliklinische faciliteit zorgt tevens voor meer ruimte op de polikliniek op de locatie Hanzeplein, waardoor ook daar de nieuwe patiënten snel gezien kunnen blijven worden, eventueel in combinatie met diagnostiek. Voor patiënten met boezemfibrileren is in samenwerking met patiëntenvereniging en zorgverzekeraar een speciale polikliniek geopend welke het beter mogelijk maakt de juiste behandelvorm op de individuele patiënt af te stemmen. De verpleegkundig specialisten begeleiden patiënten met boezemfibrilleren onder supervisie van een cardioloog en met ondersteuning van een digitaal boezemfibrillerenprogramma. Veel aandacht is besteed aan patiënteninformatie in de vorm van een uitgebreide folder, een website met voorlichtingsfilmpjes en een informatietelefoonnummer.
23
Voor de electieve hartchirurgische patiënt is een multidisciplinaire polikliniek gestart. Het multidisciplinair werken zorgt dat de patiënt nog beter voorbereid wordt op de aanstaande operatie. De doelstelling van deze poliklinische faciliteit is het verminderen van de ligduur op de afdeling en het vereenvoudigen van de overdracht tussen polikliniek en kliniek middels een digitale anamnese. De zorg voor de congenitale hartpatiënt is uitgebreid met het openen van een pulmonale hypertensiepoli. Doelstelling van deze polikliniek is het optimaliseren van de systematische opsporing en behandeling van patiënten met pulmonale arteriële hypertensie en gericht op het begeleiden van zelfzorgmanagement van deze patiënten. Een transitiepoli is in voorbereiding. Deze zal in 2013 openen en de overdracht van kinderkliniek naar volwassen cardiologie vereenvoudigen.
24
In 2012 heeft naar aanleiding van een verplichte beddenreductie, een reallocatie van de verpleegafdelingen en een herindeling van soorten bedden plaatsgevonden. De verpleegafdelingen Cardiologie en Cardiothoracale chirurgie zijn volledig vernieuwd en verwisseld van locatie. Inmiddels zijn acht bedden gereduceerd. De voorbereidingen voor de verbouwing van de Hartbewaking hebben in 2012 veel tijd gevergd. In 2013 wordt de reductie voltooid door middel van het sluiten van nog zes bedden. Verschillende afspraken binnen de afdelingen Cardiologie en Cardiothoracale chirurgie moeten het mogelijk maken om de ligduur van patiënten te beperken, zodat er efficiënt wordt omgegaan met de beschikbare capaciteit. Bij het uitwerken van alle bedrijfs- en zorgprocessen in het kader van de certificering en ontwikkeling van het EPD zijn het algemene proces van de polikliniek en het proces van de PCI (Percutane Coronaire Interventie) beschreven. De beschrijvingen dienen als voorbeeld voor het vastleggen van andere processen binnen het Thoraxcentrum.
5.4 Protocolontwikkeling In 2012 zijn volgens in het UMCG bestaande afspraken alle protocollen van het Thoraxcentrum gedigitaliseerd en beschikbaar gesteld op DocPortal; het ziekenhuisportal voor protocollen. De protocollen zijn valide, actueel en op inhoud gecontroleerd. De 24-uurs beschikbaarheid voor raadpleging is hiermee gerealiseerd. Een daartoe aangestelde stafmedewerker kwaliteit is documentbeheerder. Het proces van totstand koming en beheer van protocollen is beschreven in een document. Afspraken over ontwikkeling, revisie, beoordeling, autorisatie, verantwoordelijkheden, geldigheidsduur en communicatie van documenten worden strikt nageleefd.
5.5 VMS-Data VMS thema’s Alle thema’s zijn in 2012 in het hele Thoraxcentrum geheel of gedeeltelijk geïmplementeerd. Het Thoraxcentrum sluit zoveel mogelijk aan bij het beleid van de UMCG brede themagroepen. De (nieuwe) screeningsvragen behorend bij de thema’s zijn opgenomen in de anamnese. Voorkomen van postoperatieve wondinfecties Dit thema is grotendeels geïmplementeerd. Het preoperatief ontharen is voor de HC geregeld. Voor de OK worden de protocollen aangepast, waarna de implementatie medio 2013 kan plaatsvinden. Lijnsepsis De noodzakelijke protocollen van lijnsepsis zijn beschikbaar via DocPortal en de checklisten van het Thoraxcentrum zijn hierop aangepast. Vroege herkenning en behandeling van de vitaal bedreigde patiënt De verpleegkundigen zijn geschoold door het Wenckebach Instituut. De artsen worden geschoold via de SBMS cursus. Overleg is gaande over de betrokkenheid van de CCU bij het SIT team. Medicatie verificatie bij opname en ontslag De afdelingen participeren in de door de Apotheek aangestuurde werkgroep medicatieverificatie bij electieve en spoedpatiënten van de beschouwende vakken. Medicatieverificatie tijdens de preoperatieve screening is in ontwikkeling. Kwetsbare ouderen De registratie vindt plaats in het indicatorenportaal. Dit betreft de indicatoren ondervoeding (MUST), delier, fysieke beperkingen en vallen. Aansluitende scholing voor verpleegkundigen is gepland. Acute Coronaire Syndromen Voor dit thema is de structuurindicator ingericht. De nadruk ligt op het zo efficiënt mogelijk genereren van de juiste gegevens. De wijze van behandeling van deze groep patiënten was ook voor de introductie van dit thema al ingebed in de zorg.
25
26
Vroege herkenning en behandeling van pijn De pijn (NRS) scores worden in het indicatorenportaal geregistreerd. De resultaten van de scores van november en december zijn inzichtelijk voor de afdelingen. Op basis van de resultaten worden aanvullende, gerichte interventies geformuleerd in overleg met het pijnteam. High Risk Medicatie Onder leiding van de Apotheek heeft een UMCG brede werkgroep twee nieuwe (herziene) protocollen geschreven waarbij het klaarmaken en toedienen van medicatie apart van elkaar is beschreven. Het realiseren van de dubbelcheck bij toediening van medicatie hebben de afdelingen niet kunnen implementeren. Alle verpleegkundigen zijn inmiddels geschoold. Verdere implementatie volgt later. Verwisseling van en bij patiënten De checklijst SURPASS is op alle afdelingen geïmplementeerd. Voor het Thoraxcentrum ligt de nadruk nu op de verbeteracties naar aanleiding van de maandelijkse rapportage. Een nadrukkelijke wens is het ontwikkelen van een derde variant van de checklist, nl voor patiënten die uit perifere ziekenhuizen en van andere afdelingen komen. Ook op de HC is de time-out voor alle patiënten ingevoerd. Voorkomen van nierinsufficiëntie bij intravasculair gebruik van jodiumhoudende contrastmiddelen De werkgroep Preventie contrastnefropathie heeft het protocol preventie contrastnefropathie geïmplementeerd. Het Thoraxcentrum volgt het beleid van de contrastnefropathie polikliniek.
5.6 Middelen Indicatorenportaal Om structureel meer zicht te krijgen op diverse, vooral op de verpleegafdelingen gemeten indicatoren en om te kunnen voldoen aan de vraag van VMS/ NTA, is een intensief ontwikkeltraject opgestart om de verpleegafdelingen te faciliteren in het digitaal registreren van kwaliteitsindicatoren. In 2012 is een aantal indicatoren in het portaal opgeleverd: Pijn, Risico op Ondervoeding en de screeningsbundel Kwetsbare ouderen (Fysieke beperking, Risico op delier, Delirium Observatie Schaal, Risico op vallen en Risico op ondervoeding bij kwetsbare ouderen). Het Thoraxcentrum maakt structureel gebruik van het indicatorenportaal voor het vastleggen van de genoemde indicatoren. Ook zijn er per indicator koppelingen gebouwd met in DocPortal voorhanden relevante documenten. Daarnaast is er een verkenning gestart naar de mogelijkheden van het ontsluiten van
27
de gegevens via Cognos. Het Thoraxcentrum is nauw betrokken bij de verdere ontwikkeling van het indicatorenportaal, gezien de kennis en ervaring van de applicatie (beddenprogramma van het Thoraxcentrum).
28
EPD De werkgroep EPD van het Thoraxcentrum heeft onder begeleiding van het centrale EPD team het proces van PCI in kaart gebracht. De betrokkenheid en wens om actief mee te denken in het inrichten van het EPD is groot binnen het Thoraxcentrum. Met name de unieke onderzoeken van het Thoraxcentrum en de specifieke ICT programma’s zijn in kaart gebracht. De specifieke formulieren, die binnen het Thoraxcentrum gebruikt worden, zijn geïnventariseerd door het centrale EPD team. Voor de verpleging en artsen zijn informatiebijeenkomsten georganiseerd als eerste stap in het voorbereiden op de komst van het nieuwe EPD. Teamsites In 2012 heeft iedere zorgfaciliteit binnen het Thoraxcentrum de opdracht gekregen een eigen teamsite te ontwikkelen waar afdelingsgebonden documenten (niet protocollen) beschikbaar zijn voor medewerkers van betreffende eenheid. Verplichte inhoud van de teamsite zijn de notulen van het werkoverleg en bijhorende verbeterpuntenlijst. In de loop van 2013 zullen alle teamsites geïmplementeerd moeten zijn. Folders en Website Het Thoraxcentrum beheerde in 2012 55 folders, een arsenaal dat steeds wordt uitgebreid ingaande op de actuele vraag. Voor de patiënteninformatie wordt verder gebruik gemaakt van folders van de diverse patiëntenverenigingen, waaronder de Nederlandse Hartstichting. In 2012 zijn negen folders nieuw uitgebracht en acht herschreven. Dit gebeurde op initiatief van de betrokken afdelingen. De stafmedewerker communicatie begeleidt het proces en bewaakt samen met de huisstijlcoördinator van het UMCG de kwaliteit van de folders. De UMCG website wordt goed bezocht en continue aangepast. Het Thoraxcentrum heeft binnen de website van het UMCG een eigen homepage; www.thoraxcentrum.umcg.nl. Daarop staat algemene informatie en informatie over ziekten, onderzoeken en behandelingen voor patiënten en professionals. In 2012 is het deel met (patiënten)informatie over het Thoraxcentrum verder uitgebreid. Zo is in het kader van de oprichting van het Transplantatiecentrum UMCG informatie over het onderwerp harttransplantatie en de harttransplantatie poli geplaatst. Ook zijn er onderdelen over andere (nazorg)poli’s, zoals de geopende Boezemfibrilleren poli en de polikliniek Cardiologie locatie Beatrixoord, toegevoegd.
Om actueel te kunnen blijven en minder afhankelijk te zijn van de centrale webredactie, wordt sinds 2012 de informatie, in samenwerking met de centrale webredactie, beheerd door de stafmedewerker communicatie. Beddenapplicatie De beddenapplicatie die ontwikkeld is voor het Thoraxcentrum is in 2012 ziekenhuisbreed uitgerold. Met het toevoegen van een aantal ziekenhuissystemen is de beddenapplicatie breed toepasbaar gemaakt. Het Thoraxcentrum participeert in de expertisegroep van de beddenapplicatie. Voor het Thoraxcentrum heeft de nadruk gelegen op het optimaliseren van de multidisciplinaire functionaliteiten. Het verbeteren van het multidisciplinair gebruiken van de gegevens van de patiëntenzorg en de organisatie van de zorg voor (regie)verpleegkundigen, artsen, fysiotherapeuten, diëtisten en Postinfarct- en Hartfalenpoli in het kader van patiëntveiligheid en informatiebeveiliging is steeds het doel geweest. Overige ICT ontwikkelingen Naast de eerder genoemde participatie in zowel sector als UMCG-brede projecten en de ontwikkeling van digitale instrumenten ten behoeve van de Boezemfibrilleren poli en de Preoperatieve poli, heeft de Thorax-ICT eenheid in 2012 een aantal eigen projecten afgerond en is er hard gewerkt aan migratie van enkele Thoraxapplicaties naar centrale ICT. NMI, de Thoraxapplicatie/ database van alle hartfunctieonderzoeken is doorontwikkeld en enkele modules, die volledig digitaal werken op de polikliniek in 2013 mogelijk zal maken, zijn voorbereid. Veel tijd is gestoken in migratie van de Hartkatheterisatiesystemen naar Ezis, maar vanwege EPD-ontwikkelingen zal productie pas later plaatsvinden. Een nieuwe MUSE-versie (ECG-database) is ingericht en een ECG-verbinding met ambulances (Corpuls-web) is in productie gegaan. In samenwerking met het Scheper Ziekenhuis is een beeldverbinding tussen het UMCG en Emmen ingericht.
5.7 Meldingen Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk staat vermeld stond 2012 ook in het teken van het afhandelen van enkele calamiteiten. Het nawerk hiervan heeft tot vele verbetermaatregelen geleid welke zijn besproken met de IGZ. Behalve voor de Perfusie zijn er ook veranderingen doorgevoerd binnen de afdeling Cardiothoracale chirurgie en het Thoraxcentrum als geheel. De aanbevelingen van de IGZ zijn in algemeenheid overgenomen. Sommige implementaties zullen echter pas in de loop van 2013 voltooid zijn.
29
30
DIM meldingen
1e kwartaal 2012
2e kwartaal 2012
3e kwartaal 2012
4e kwartaal 2012
Totalen 2012
Medicatie (incl. bloedproducten)
26
31
25
39
121
Valincidenten
10
12
5
9
36
Medische middelen
9
6
5
0
30
Uitvoering zorg, diagnose en behandeling
14
16
15
16
61
Coördinatie zorgproces
27
23
10
21
81
Overige
9
6
14
12
41
Totaal
95
94
74
107
370
Decentrale incident meldingen Thoraxcentrum In 2012 steeg het aantal meldingen ten opzichte van eerdere jaren en werd meer gemeld door andere beroepsgroepen dan verpleging en artsen. Vooral de zorgadministratie is meer gaan melden. Gemiddeld komt het aantal meldingen op dertig per maand. Het voorzitterschap is in 2012 ingevuld door een cardioloog. Een hoofdverpleegkundige heeft de rol van vervangend voorzitter. De commissie vergaderde in 2012 wekelijks vanwege het aantal meldingen. De commissie rapporteert driemaandelijks aan het dagelijks bestuur van het Thoraxcentrum en de Centrale Meldcommissie. Alle onderdelen van het Thoraxcentrum, behalve de Hartfunctieafdeling, zijn vertegenwoordigd in de DIM-commissie. DIM-commissieleden zijn ambassadeurs van de commissie op hun eigen afdeling. Diverse nieuwe leden volgden in 2012 een specifieke cursus. Contacten met de CIM en andere DIM’s zijn goed te noemen. Door het aantal meldingen ontstond er in 2012 aanvankelijk een achterstand in de behandeling en terugkoppeling van de meldingen. In het vierde kwartaal is de achterstand met meldingen ingelopen zodat er minder druk op de vergaderingen staat. Met het dagelijks bestuur van het Thoraxcentrum heeft de DIM een kwartaaloverleg. Resultaten worden bijgehouden in een actielijst om de PDCAcyclus te waarborgen.
Enkele, mede door de DIM-commissie, bereikte resultaten in 2012 zijn: 1. alle verpleegkundigen volgen de cursus medicatieveiligheid; 2. door toename in gebreken in de huidige bedden is de aanbesteding van het nieuwe UMCG bed naar voren gehaald in de tijd; 3. uit meldingen bleek dat de patiëntenverificatie op de polikliniek verbetering nodig had. Op de polikliniek is hier aandacht voor gevraagd en wordt standaard conform de UMCG-richtlijn op twee patiëntengegevens gecontroleerd; 4. medewerkers op de OK, die zwachtelen na een CABG, hebben een training hierin ontvangen; 5. het aantal valincidenten is verminderd ten opzichte van 2011 (36 t.o.v. 50), naar verwachting mede als gevolg van onderwijs en instructie en continue aandacht voor valpreventie; 6. op bestuurlijk niveau (hoofd Kwaliteit UMCG/ medisch directeur) is aandacht gevraagd voor de snelheid waarmee DocPortal te raadplegen is.
31
32
6. G emeenschappelijke activiteiten en samenwerkingsverbanden
6.1
33
Centrum voor Congenitale Hartafwijkingen (CCH) Het aandachtsgebied van het CCH omvat alle operatieve behandelingen die uitgevoerd worden bij patiënten van alle leeftijden met een aangeboren afwijking van de thorax exclusief de slokdarm. Bij kinderen betreft het ook de verworven afwijkingen. Longtransplantaties worden uitgevoerd bij patiënten jonger dan 18 jaar en harttransplantaties bij patiënten van 18 jaar en ouder met een aangeboren hartafwijking. Het UMCG is het enige centrum in Nederland dat longtransplantaties bij kinderen en gecombineerde hart-longtransplantaties uitvoert. De praktijk kinderlongchirurgie hangt ten nauwste samen met het longtransplantatieprogramma voor kinderen. De Nederlandse Vereniging Thoraxchirurgie heeft eind 2010 een notitie uitgebracht, waarin argumenten naar voren worden gebracht om ook over de overige chirurgische ingrepen in het centrum te rapporteren, hetgeen vanaf 2012 ook gebeurt. In 2012 werden 341 ingrepen uitgevoerd. Deze zijn als volgt onder te verdelen: Hartoperaties Waarvan minor Waarvan sluiten ductus (< 2500 gr) Overige thoraxoperaties Waarvan minor Transplantaties
287 28 8 51 11 3
Totaal 341
In de landelijke jaarrapportage wordt een onderscheid gemaakt in leeftijdsgroepen binnen de categorie hartoperaties. Het betreft dan: Neonaten (leeftijd 0-30 dgn) aantal “major” Zuigelingen (leeftijd 31-365 dgn) Kinderen (leeftijd 1-17 jaar) Volwassenen (leeftijd 18 jaar en ouder)
42 40 79 101
Alleen over “major” operaties aan het hart wordt landelijk gerapporteerd. In 2012 is afgesproken om daarnaast ook de overige thoraxoperaties te rapporteren.
34
De mortaliteit van neonaten met een gewicht van minder dan 2500 gram, bij wie een ductus operatief wordt gesloten wordt in deze rapportage apart opgevoerd. De operaties worden als aantal wel meegenomen bij het aantal operaties bij neonaten. tabel 1. Overzicht 2012 2012 $ totaal **
30 days mortality
in hospital mortality*
262
8
3,1 %
9
3,4%
< 30 dagen
42
4
9,5 %
4
9,5 %
1 maand-1 jaar
40
0
0 %
1
2,5 %
1 jaar-18 jaar
79
2
2,5 %
2
2,5 %
18 jaar en ouder***
101
2
2,0 %
2
2,0%
neonatale ductussluiting (< 2500 gram)**** $
N
8
inclusief transplantaties
*: In hospital mortality: Mortaliteit binnen 30 dagen na operatie of later indien nog in ziekenhuis opgenomen. **: Minor procedures worden hier niet meegeteld. Minor procedures zijn: pleura- en pericarddrainages (al dan niet chirurgisch), wondrevisies, secundaire sternumsluitingen, verwijderen sternumdraden. (Zie ook de EACTS Congenital Database voor de exacte definitie).
***: Om zoveel mogelijk uniformiteit in de dataregistratie te behouden worden alleen die operaties geteld die zijn verricht door of onder directe supervisie van de kinderhartchirurgen zelf. “Congenitale” operaties die door andere chirurgen zijn verricht kunnen worden meegeteld maar moeten apart worden genoemd (zie tabel “operaties per kinderhartchirurg”). Een patiënt die als kind geopereerd is voor een VSD en op 70-jarige leeftijd een CABG ondergaat wordt dus niet meegerekend, een 70-jarige die een ASD sluiting ondergaat wel. ****: Neonatale ductussluiting wordt apart vermeld. Dat betekent dat mortaliteit én aantal van neonatale ductussluiting (< 2500 g) NIET ook nog eens worden meegeteld in de groep “leeftijdscategorie < 30 dagen”. tabel 2. Overzicht laatste 8 jaar
35
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
262 (3,4%)
271 (1,9%)
301 (2,3%)
333 (3%)
234 (1,7%)
239 (2,5%)
245 (4,9%)
200 (3,5%)
neonaten < 30 dagen
42 (9,5%)
32 (3,1%)
33 (3,0%)
54 (11,1%)
34 (2,9%)
45 (2,9%)
46 (13%)
41 (7,3%)
zuigelingen 1 maand1 jaar
40 (2,5%)
69 (2,9%)
59 (5,0%)
59 (1,7%)
44 (-)
52 (3,8%)
50 (6%)
59 (3,4%)
kinderen 1-18 jaar
79 (2,5%)
67 (3,0%)
119 (0,8%)
130 (1,5%)
90 (2,2%)
100 (-)
110 (1,8%)
79 (-)
101 (2,0%)
103 (0%)
90 (2,2%)
98 (1%)
76 (1,3%)
52 (5,8%)
48 (2,1%)
31 (6,5%)
8
9
9
8
10
10
9
10
aantal operaties $ ( % in hospital mortality) totaal
volwassenen 18 jaar en ouder
neonatale ductus sluiting < 2500 gram $
inclusief transplantaties
Ook worden in de rapportage een aantal voorbeeld operaties specifieker benoemd. Het betreft hier zgn indexoperaties van verschillende complexiteit (correctie tetralogie van Fallot, totale cavopulmonale connectie, arteriële switch bij transpositie, Ross en Ross-Konno operaties en Norwood operatie) .
tabel 3. Overzicht voor specifieke operaties in 2012 N
specifieke INDEX-operaties 2012
36
30 days mortality N (%)
in hospital mortality N (%)
tetralogie v Fallot*
7
-
-
arterial switch (TGA/VSD)
1
-
-
arterial switch (TGA/IVS)
6
-
-
totaal cavopulmonale connectie
7
-
-
Ross operatie
-
-
-
Ross-Konno operatie
-
-
-
Norwood operatie
4
1 (25%)
1 (25%)
biventriculaire correctie HLHC**
-
-
-
long- en luchtwegoperatie1
51
2 (3,9%)
-
neonatale sluiting open ductus (2500 gram)
8
-
Transplantaties
3
1 (33%)
*: Bij “tetralogie van Fallot” wordt bedoeld: correctie van tetralogie van Fallot. Shunts en reoperaties (bijv. conduitvervanging of pulmonaalklepimplantatie) worden hier dus niet meegeteld. **: HLHC: Hypoplastic Left Heart Complex.
tabel 4. Overzicht voor de specifieke operatiegroepen voor de laatste 8 jaar 2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
tetralogie v Fallot
7 (-)
14 (-)
12 (-)
8 (-)
6 (-)
5 (-)
9 (-)
7 (-)
arterial switch (TGA/VSD)
1 (-)
6 (-)
1 (-)
5 (40%)
-
6 (-)
4 (-)
4 (-)
arterial switch (TGA/IVS)
6 (-)
3 (-)
7 (-)
7(-)
3 (33,3%)
4 (-)
3 (-)
-
totaal cavopulmonale connectie
7 (-)
2 (50%)
10 (-)
6(-)
4 (-)
9 (11%)
7 (-)
6 (-)
Aantal per operatiegroep met in hospital mortaliteit
Aantal per operatiegroep met in hospital mortaliteit
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
Ross operatie
-
-
-
-
1 (-)
1 (-)
2 (-)
-
Ross-Konno operatie
-
-
-
-
-
-
-
-
Norwood operatie
4 (25%)
-
-
3 (33,3%)
-
-
2 (50%)
3 (33,3%)
biventriculaire correctie HLHC
-
-
-
-
-
-
-
-
69 (-)
43 (-)
42 (-)
38 (-)
31 (-)
24 (-)
long- en luchtwegoperatie
51 (5%)
59 (-)
neonatale sluiting open ductus (2500 gram)
8
9
9
8
10
10
9
10
transplantaties (hart-, hart-long- en Longtransplantaties)
3 (33%)
2 (-)
5 (20%)
2 (50%)
3 (-)
3 (-)
2 (50%)
-
37
Hieronder, per jaar en per diagnose, het aantal operaties met daarachter tussen haakjes het percentage in hospital mortaliteit ( %). Voor deze tabel gelden dezelfde criteria als voor tabel 3. tabel 5. Operaties per kinderhartchirurg/ congenitaal cardiothoracaal chirurg in 2012 UMC Groningen aantal kinderhartchirurgen in 2012*
2
fellow
2 aantal operaties ( %)
kinderhartchirurg 1
132 (38,9%)
kinderhartchirurg 2 (tot 19 maart)
22 ( 6,5%)
kinderhartchirurg 3 (vanaf 13 juni)
75 (22,1%)
fellow 1
29 ( 8,6%)
fellow 2
70 (20,7%)
overige cardiothoracaal chirurgen**
13 ( 3,8%)
totaal van centrum
341
38
6.2 Transplantatieprogramma
6.2.1 Harttransplantatie Het aantal patiënten dat gescreend werd voor HTX steeg in 2012 verder naar 23. Eind 2012 stonden er 10 patiënten actief op de HTX wachtlijst UMCG. Aantal HTX screeningen per jaar 2012
2011
2010
2009
2008
2007
23
15
11
14
10
3
Op wachtlijst geplaatst
9
4
7
10
6
2
“Nog te goed”
6
4
1
1
3
1
Afgewezen
6
1
2
3
1
0
2012
2011
2010
2009
2008
2007
HTX UMCG
4
7
6
4
1
2
Mortaliteit *
0
0
2
0
0
1
Gescreend
Aantal patiënten dat een HTX in het UMCG onderging
* Oorzaken van overlijden van het aantal patiënten dat peri-operatief overleed waren in respectievelijk 2010: - stolling en bloeding en 2007: - septische shock. Aantal post-HTX patiënten in nabehandeling in het UMCG en mortaliteit in deze groep
Post-HTX Mortaliteit
2012
2011
2010
2009
2008
2007
82
79
69
64
60
58
5
3
2
0
2
0
39
Oorzaken overlijden van patiënten in nabehandeling post-HTX: in de respectievelijke jaren: 2012 5 patiënten: 1 plots overlijden, 1 maligniteit na 14 jaar, 1 hartfalen na 18 jaar, 1 hart/nierfalen na 13 jaar, 1 infectie na 1,2 jaar 2011 3 patiënten: 1 CVA 26 jaar post-HTX. 1 CVA 20 jaar post-HTX. 1 maligniteit 14 jaar post-HTX 2010 2 patiënten: 1 hart- en nierfalen 15 jaar post-HTX. 1 maligniteit 17 jaar post HTX 2009 0 2008 2 patiënten: 1 hart- en nierfalen 15 jaar post-HTX. 1 plots overlijden 1,5 jaar post-HTX Figuur 1b: Post-HTX follow-up ISHLT 2007 0
Cumulative Survival
40
1.0 0.8 0.6 0.4 0.2 0.0 0 5 10 15 20 25 Follow up (years) Tabel 1a: Post-HTX follow-up cohort UMCG (n = 113) Tabel 1b: Post-HTX follow-up ISHLT In 2012 stonden in Nederland 64 patiënten op de wachtlijst voor harttransplantatie en ondergingen e een transplantatie (UMCU 13, Erasmus Rotterdam 20, UMCG 4). Ofschoon h64 et Upatiënten MCG in Nederland het kleinste harttransplantatie-‐programma heeft, zijn de resultaten g In 2012 stonden in Nederland op de wachtlijst voor harttransplantatie en ondergingen en zondermeer vergelijkbaar met de uitkomsten, zowel nationaal (figuur 1a, 1b en figuur 2) als 37 een transplantatie (UMCU 13, Erasmus Rotterdam 20, UMCG 4). internationaal. Ofschoon het UMCG in Nederland het kleinste harttransplantatie-programma heeft, zijn de resultaten Het (zorg)proces in de de (uitkomsten, poli)klinische zowel fase voor de harttransplantatie en figuur de (poli)klinische goed en zondermeer vergelijkbaar met nationaal (figuur 1a, 1b en 2) als ook fase na de transplantatie w ordt v erzorgd d oor d e t ransplantatiecardiologen e n d e v erpleegkundig specialisten. O internationaal. na de transplantatie blijft de patiënt altijd bij hen onder controle.
Het (zorg)proces in de (poli)klinische fase voor de harttransplantatie en de (poli)klinische fase na de transplantatie wordt verzorgd door de transplantatiecardiologen en de verpleegkundig specialisten. 26 Ook na de transplantatie blijft de patiënt altijd bij hen onder controle.
Figuur 2: Overleving HTX centra Nederland 2002-2011 Survival Functions REG Center Code
1.0
Groningen Rotterdam Utrecht Groningen-censored Rotterdam-censored Utrecht-censored
Cumulative Survival
0.8
0.6
0.4
0.2
41
0.0
,0000
2,0000
4,0000
6,0000
8,0000
10,0000
12,0000
t_patientdeath_Y
Bron: Nederlandse Transplantatiestichting Left Ventricular Assist Device In 2011 heeft het UMCG een vergunning gekregen voor het implanteren van een Left Ventricular Assist Device (LVAD). Na een zorgvuldige voorbereiding (protocol, scholing, prospectieve risicoanalyse) kon er in de 2e helft van 2012 daadwerkelijk gestart worden met het LVAD-programma. In het UMCG zal deze behandeloptie vooralsnog alleen worden ingezet om de periode tot aan een harttransplantatie te kunnen overleven (bridge to transplant). Het (zorg)proces rondom de LVAD implantatie wordt begeleid door een breed multidisciplinair team waarin cardiologen, cardiothoracaal chirurgen, intensivisten, cardio-anesthesisten, verpleegkundig specialisten en physician assistants vertegenwoordigd zijn. In 2012 is er in het UMCG bij twee patiënten succesvol een HeartMate2 geïmplanteerd in overleg en met praktische ondersteuning van de collega’s van het UMCU. 6.2.2 Longtransplantatie 1 De laatste jaren is er een stabilisatie in het longtransplantatieprogramma van het UMCG opgetreden. Het aantal longtransplantaties ligt rond de 30 per jaar. In 2012 werden er 31 longtransplantaties in het UMCG uitgevoerd. De verhouding patiënten op de wachtlijst/aantal transplantaties ligt in het UMCG duidelijk gunstiger dan gemiddeld in Nederland. 1
Informatie met toestemming overgenomen uit Jaarverslag 2010, afdeling Longziekten & Tuberculose UMCG.
Aanmeldingen Indicatiediagnose 2012
2011
2010
2009
2008
COPD
49
39
46
41
42
Longfibrose
16
25
15
20
22
Cystic Fibrosis
10
8
4
10
12
Pulmonale hypertensie
16
11
8
8
10
Bronchiëctasieën
3
2
3
3
3
Overige diagnosen
7
14
2
4
5
99
78
86
94
97
Aantal Longtransplantaties/ patiënten op de wachtlijst UMCG
31/67
29/66
33/72
31/61
32/56
Aantal Longtransplantaties/ patiënten op de wachtlijst elders
38/167
37/132
33/122
27/105
34/95
42
Totaal
Het gebruik van longen van non-heart-beating donoren, een initiatief van de afdeling Cardiothoracale chirurgie, is een groot succes geworden. De laatste zes jaar zijn meer dan 50 transplantaties verricht met longen van deze donoren en inmiddels zijn ook de andere centra overgegaan tot acceptatie van deze donoren. Het succes van het longtransplantatieprogramma leidt tot het transplanteren van steeds ziekere patiënten. Het is mogelijk om patiënten met een eindstadium longziekte op een “high urgency” positie op de wachtlijst longtransplantatie te plaatsen. Ruim 50% van de transplantaties vindt plaats bij patiënten die op High Urgency staan waarvan een deel al op de IC aan de beademing ligt en in 2012 hadden een aantal patiënten zelfs Extra Corporele Life Support (ECLS). Verder is in 2012 de eerste donorlong, na op regulier gronden te zijn afgekeurd wegens longoedeem, gereconditioneerd met de ex vivo long perfusie techniek. De longtransplantatie is zeer succesvol verlopen. De overlevingscurves na longtransplantatie in het UMCG laten een uitstekende transplantaat overleving zien, waarbij de zogenaamde “transplant half-life” die van de hart- en niertransplantatie
lijkt te naderen. Er is een verschuiving in de doodsoorzaak na transplantatie. In het begin was het overlijden sterk gerelateerd aan chronische transplantaat disfunctie en de complicaties daarvan. Tegenwoordig treden meer overlijdensgevallen onafhankelijk van deze conditie op maar als gevolg van langdurige blootstelling aan immunosuppressie, hetgeen ook voortkomt uit een betere overleving.
100 90 200920092012 2012
80
% In Leven
70
43
60 200120012009 2009
50 40 30
199019902001 2001
20 10 0
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
Follow-up (jaren)
Overlevingscurves na longtransplantatie in de verschillende episodes in het UMCG 6.2.3 Hart-longtransplantatie Hart-Longtransplantaties (HLTX) wordt wereldwijd en ook in het UMCG nog maar incidenteel gedaan. Aantal patiënten die een HLTX ondergingen 2012
2011
2010
2009
2008
HLTX UMCG
0
0
1
2
1
mortaliteit
0
0
0
1
1
1 (succesvol te Hannover)
0
0
0
HLTX buitenland
Aantal post-HLTX patiënten in nabehandeling
6.3
44
2012
2011
2010
9
9
8
Transkatheter hartklepinterventies Binnen het UMCG worden sinds 2009 Transkatheter hartklepinterventies (THI) verricht. Het UMCG heeft een vergunning voor het uitvoeren van percutane klepinterventies volgens de kwaliteitseisen vastgelegd in het NVVC consensusdocument 2009. De interventie wordt uitgevoerd binnen een multidisciplinair samenwerkingsverband met de Interventiecardiologie, de Cardiothoracale chirurgie en de Thoraxanesthesie. Van de groep HCverpleegkundigen is een aantal verpleegkundigen aan deze ingreep gecommitteerd. De Transcatheter Aortaklep Implantatie (TAVI) in het UMCG vindt alleen plaats bij patiënten met een ernstige symptomatische aortaklepstenose waarbij een conventionele chirurgische aortaklepvervanging vanwege het zeer hoge operatierisico geen optie is. Aantal transcatheter hartklepinterventies in het UMCG 2012
2011
2010
2009
48
75
56
12
Mitraclip®
21
7
0
0
Pulmonalisklep
6
8
0
0
TAVI
In het UMCG wordt de TAVI via drie verschillende routes verricht, transapicaal, transfemoraal en sinds 2012 ook transaortaal. Naast de TAVI is in 2011 gestart met de percutane mitralisklep-behandeling (mitraclip) bij patiënten met een ernstige mitralisklepinsufficiëntie bij wie een conventionele chirurgische mitralisklepoperatie te risicovol is. Ook heeft de percutane pulmonalisklepvervanging bij ernstige pulmonalis klepstenose of –insufficiëntie zijn intrede gedaan.
6.4
Oncologische longchirurgie Op het gebied van de longchirurgie, in het bijzonder de oncologische longchirurgie is de afdeling Cardiothoracale chirurgie in nauwe samenwerking met de afdeling Longziekten & Tuberculose inmiddels uitgegroeid tot expertisecentrum. In dit kader is in 2011 gestart met het uitvoeren van VATS lobectomieën, het verwijderen van een longkwab bij longkanker door middel van een kijkoperatie. Voor de patiënt is de ingreep minder ingrijpend, minder pijnlijk en het herstel na de operatie is sneller. Aantal Longoperaties 2012
2011
2010
2009
2008
272
296
287
307
308
45
46
7. Prestatie-indicatoren
7.1
Cardiothoracale chirurgie
47
Aantallen ingrepen De prestaties van de afdeling Cardiothoracale chirurgie worden bepaald door de balans tussen vraag naar operatieve behandelingen en de mogelijkheid deze operatieve behandelingen uit te voeren. De vraag wordt bepaald door het aanbod aan patiënten, zoals die door verwijzers (bv. cardiologen en longartsen), voor een operatieve behandeling worden aangeboden. Daarnaast spelen vakmatige ontwikkelingen een rol. Hierbij kunnen indicaties voor behandelingen verschuiven, zoals bijvoorbeeld bij de behandeling van kransslagaderafwijkingen is gebeurd. Er is sprake van verschuiving naar meer behandelingen door de interventiecardiologie en - meer recent - bij hartklep operaties met een hybride techniek (TAVI). Het aantal operaties dat uitgevoerd kan worden, wordt door vele factoren bepaald. Die kunnen deels van te voren worden vastgesteld (het aantal beschikbare operatiekamers), maar kunnen ook worden bepaald door minder te beïnvloeden factoren (vrije intensive care bedden). Een maat voor de balans tussen vraag naar behandelingen en de uitvoering ervan is de wachttijd.
Gerealiseerde wachttijden umcg 2012 mediaan (dagen)
50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 cabg iso
klepchir iso cabg / klep cabg / overig aortachir umcg
landelijk
overig cardiochir
totaal
Het blijkt dat de wachttijden voor patiënten die een CABG moeten ondergaan (en dus de dreiging van hartschade hebben door een infarct) lager is dan het landelijk gemiddelde. De patiënten die klep- en aorta chirurgie moeten ondergaan wachten in het UMCG gemiddeld langer dan het landelijk gemiddelde. Dit is een aandachtspunt voor volgende jaren.
48
Kwaliteit Naast aantallen zijn er ook kwalitatieve prestatie indicatoren. De IGZ kent de basisset kwaliteits indicatoren voor ziekenhuizen. Voor het jaar 2012 staan daar geen specifiek op hartchirurgie gerichte indicatoren in vermeld. Voor de longchirurgie wordt het aantal verrichte anatomische resecties gevraagd. Voor het jaar 2013 worden echter wel specifiek op de cardiochirurgie gerichte indicatoren benoemd en uitgevraagd. Het betreft ”deelname aan landelijke risico-gewogen-mortaliteitsregistratie NVT”, “percentage gebruik van de internal mammary artery als graft” en “percentage diepe sternumwondproblemen, mediastinitis”. Deelname aan landelijke risico-gewogen-mortaliteits-registratie NVT Het Thoraxcentrum doet sinds de oprichting in 1993 mee aan deze registratie (BHN). Aanvankelijk opgezet als aantallen registratie voor open hart operaties is deze registratie door de jaren heen steeds meer een databank geworden ten behoeve van kwaliteitsmetingen. Inmiddels worden naast mortaliteitsgegevens ook complicaties geregistreerd. Percentage gebruik van de internal mammary artery als graft De arteria mammaria is de voorkeursgraft om te gebruiken bij aorta-coronaire bypass operaties (CABG). Bij het gebruik maken van dit type grafts is de kans dat een graft gaat falen en dus zijn functie niet meer vervuld op de lange termijn geringer dan wanneer veneuze grafts gebruikt worden. Daarom is het gebruik van deze graft een kwaliteitsindicator. In het UMCG is al jaren geleden begonnen met het gebruik van arteriële grafts uit kwalitatief oogpunt.
%mammaria 100,00% 80.00% 60.00% 40.00% 20.00% 0.00% cabg iso
avr iso
avr / cabg
overige
totaal
% mammaria
!
Bij CABG- operaties wordt vrijwel altijd gebruik gemaakt van de arteria mammaria, zoals in de grafiek te zien is. In de grafiek hieronder is ook te zien dat ongeveer 80% van de CABG-operaties wordt uitgevoerd zonder gebruik te maken van de hartlong-machine (zgn. off-pump CABG).
cabg 2012 600 500 400 300 200 100 0 cabg iso
avr iso cabg
avr / cabg
overige
mammaria
totaal
off pump
Percentage diepe sternum wondproblemen, mediastinitis Een geïnfecteerde sternumwond is voor een patiënt een vervelende complicatie. Hij of zij moet meestal langdurig in het ziekenhuis verblijven en heeft intensieve verpleegkundige zorg nodig. Ook zijn meestal meerdere operaties nodig om de wond weer te sluiten als de infectie afdoende bestreden is.
49
Het aantal sternum infecties was in het jaar 2012 iets hoger dan de gemiddelden uit de Prezies studie. Totaal 21 patiënten kregen deze complicatie. Relevant is wel dat deze patiënten in totaal 1510 dagen in het ziekenhuis lagen (72 dagen per patiënt) en daarvan 277 dagen op de IC (13 dagen per patiënt). Juist het afgelopen jaar is een grote studie afgesloten die in samenwerking met de collegae van de ICV alle mediastinitiden hebben onderzocht. Helaas leverde deze studie geen enkelvoudige te nemen maatregelen op die zeker tot verbetering zouden leiden. Wel is nu nog strikter in het protocol opgenomen dat de preventieve antibiotica gift minimaal 30 minuten voor de incisie gegeven moet zijn.
50
aantal diep infectie
n
n totaal
%
prezies
n geen info
cabg iso
15
441
3,4%
2,4%
426
avr iso
1
81
1,2%
1,7%
80
avr/cabg
2
56
3,6%
3,2%
54
overig
3
239
1,3%
236
totaal
21
817
2,6%
796
diepe sternum infecties 2012 geen infectie
diepe med infectie
21
15 426 cabg iso
796 3 1 80
2 54
236
avr iso
avr / cabg
overig
totaal
!
Mortaliteit De belangrijkste kwaliteitsindicator is echter de mortaliteit, die op verschillende wijzen kan worden bepaald. Alhoewel sterfte een absoluut gegeven is, is het soms nog lastig om overlijden aan een bepaalde gebeurtenis, bijvoorbeeld een operatie, toe te schrijven. Ziekenhuismortaliteit is de sterfte die optreedt terwijl een patiënt in het ziekenhuis is opgenomen. 30-dagen mortaliteit is sterfte die optreedt binnen 30 dagen na een ingreep, onafhankelijk van het gegeven of een patiënt nog opgenomen is of reeds is ontslagen. Een strenge definitie is die waarbij ziekenhuismortaliteit en 30-dagen mortaliteit wordt gecombineerd. Tegenwoordig lijkt er ook een trend te zijn om 120 dagen mortaliteit als kwaliteitsindicator te gebruiken. De meest eenvoudig vast te stellen mortaliteit is de “eigen ziekenhuis mortaliteit”, die de sterfte geeft in het ziekenhuis waar een operatie heeft plaats gevonden. Maar juist in de cardiothoracale chirurgie is het een gewoonte om patiënten kort na een ingreep (vier dagen) voor verder herstel terug te verwijzen naar de “eigen” cardioloog. De mate waarin dit terug verwijzen gebeurt is niet voor elk hartcentrum hetzelfde en, binnen de regio, ook niet naar elke verwijzer hetzelfde. Eventuele sterfte die optreedt in het tweede ziekenhuis, of tijdens een heropname in het eerste ziekenhuis telt dan niet mee, terwijl zo’n gebeurtenis uit kwaliteitsoogpunt wel belangrijk is. Zo heeft deze “eigen ziekenhuis mortaliteit” maar een beperkte betekenis als kwaliteitsindicator. Landelijk, in de BHN (Begeleidingscommissie Hart interventies Nederland), is echter afgesproken om deze mortaliteit te gebruiken in haar rapportages. Het UMCG doet al vanaf het eerste begin mee met de landelijke registratie van hartinterventies (BHN). In deze registratie worden soort ingreep, spoedclassificatie en weegfactoren volgens de Euroscore vastgelegd volgens precieze definities, die voor alle Nederlandse hartcentra gelijk zijn. Ziekenhuis mortaliteit 2007
2008
2009
2010
2011
2012
728
725
869
799
925
816
overleden in ziekenhuis
22
23
22
30
44
33
Ruwe sterfte %
3,0
3,2
2,5
3,8
4,8
4,0
6,89
7,46
8,19
8,07
7,94
7,10
Totaal
Gem. euroscore%
51
Mortaliteit wordt ook vaak vergeleken. De ene operatie met de andere, maar ook het ene ziekenhuis met het andere. Het is duidelijk dat niet alle patiënten die een operatie moeten ondergaan even ziek zijn en ook zal duidelijk zijn dat niet alle operaties hetzelfde risico op overlijden met zich mee brengen. Daarom maakt het UMCG gebruik van een systeem dat de vergelijkbaarheid verbetert door een gewogen risico te bepalen aan de hand van meerdere criteria. Dit is de risico gewogen mortaliteit met behulp van de Euroscore.
cusum 2007-2012 alle ingrepen 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 1 195 389 583 777 971 1165 1359 1553 1747 1941 2135 2329 2523 2717 2911 3105 3299 3493 3687 3881 4075 4269 4463 4657 4851
52
Risico gewogen mortaliteit De Euroscore wordt berekend aan de hand van 17 factoren, waaronder leeftijd, geslacht, enkele neven diagnosen, cardiale factoren en de soort ingreep. Een patiënt met een hoge Euroscore heeft een hoger risico op overlijden dan een patiënt met een lage Euroscore. De Euroscore voorspelt in zekere zin de kans op overlijden na een bepaalde ingreep. Het verschil tussen de voorspelde mortaliteit en de gerealiseerde mortaliteit (werkelijke ruwe sterfte) is uit te beelden in een CUSUM grafiek. Het overlijden van een patiënt met een hoge Euroscore weegt in de CUSUM grafiek minder zwaar dan het overlijden van een patiënt met een lage Euroscore. Voor een grote groep patiënten, bijvoorbeeld allen die een hartoperatie in een bepaald jaar of jaren ondergingen, kan dat dan in een CUSUM*) curve worden weergegeven.
Het verloop van de curve zou een inzicht kunnen geven in klustering van mortaliteit. Indien zo’n CUSUM actueel elke dag zou worden bijgehouden zouden eventuele problemen eerder aan het licht kunnen komen. De Euroscore- risico’s zijn bepaald aan de hand van een dataset van meer dan tien jaar geleden. Daarin was een bepaalde mix van patiënten opgenomen die anders zou kunnen zijn
dan de mix in de huidige tijd. Over het algemeen wordt nu gevonden dat een CUSUM curve die aan het einde van een meettijdperk op de nullijn zit een aanduiding zou kunnen zijn van onvoldoende kwaliteit. In dat geval is een nadere analyse nodig, waarin bijvoorbeeld foutmarges mee gemeten moeten worden. Ook kan mortaliteit in een staafdiagram worden weergegeven, waarbij nog iets beter zichtbaar is wat het verschil is tussen de gerealiseerde mortaliteit en de voorspelde mortaliteit (Euroscore) en hoe dat eventueel verschilt door de jaren heen.
Hartchirurgie umcg
totaal
53
14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0 2007
2008
2009
mortaliteit umcg
*)CUSUM curve
2010
2011
verwachte mortaliteit
2012
!
Een cusum curve komt tot stand door voor elke opeenvolgende patiënt in de tijd het risico te bepalen met behulp van de Euroscore methode en deze risico’s dan op te tellen. Heeft de eerste patiënt van een meet interval (bijvoorbeeld een kalenderjaar) een risico op overlijden van 5% dan wordt op de X-as op positie 1 0,05 geschreven indien de patiënt binnen de mortaliteitsdefinitie (bijvoorbeeld 30 dagen) in leven is gebleven. Als de tweede patiënt een risico heeft van 2,5% dan wordt op positie 2 op de X-as 0,025 opgeteld bij de waarde van positie 1 op de X-as en 0,075 geschreven. Dit getal heeft de eenheid van “gewonnen leven”: immers als alle honderd patiënten met een risico op overlijden van 1% in leven zouden blijven zou één leven gewonnen zijn ten opzichte van de voorspelling, waarbij indien de voorspelde mortaliteit 1% zou zijn er één patiënt van de honderd zou zijn overleden. Omgekeerd wordt indien een patiënt overlijdt binnen de mortaliteits definitie 1-[voorspelde risico] van het voorgaande getal afgetrokken. Dus als de derde patiënt in het voorbeeld een risico op overlijden heeft in de Euroscore van 20% wordt 1-0,2 ofwel 0,8 van het voorgaande getal afgetrokken en wordt dus op positie 3 op de X-as -0,125 geschreven. Ook dit is weer logisch. Als het resultaat strikt overeenkomt met de voorspelling is na 100 operaties met een risico van 1% en 99 patiënten in leven zijn gebleven en één is overleden het resultaat van de curve dat na 100 operaties men weer op de nullijn zit: er zijn geen levens gewonnen ten opzichte van de voorspelling: 99x0,01 bij elkaar opgeteld (=0,99) bij overlijden van een patiënt 1-0,01 = 0,99 daarvan afgetrokken. Eindresultaat 0.
54
Complicaties Het eventueel optreden van bepaalde complicaties wordt als een prestatie-indicator beschouwd. Bij ruim een derde deel van de patiënten werd een complicatie geregistreerd. Het betreft ernstige complicaties, zoals een diepe sternuminfectie of een re-interventie bij hartfalen, maar ook minder ernstige complicaties zoals een blaasontsteking. Bijna twee derde van de patiënten verliet het ziekenhuis ongecompliceerd. In beide jaren (2012 en 2011) werd een vergelijkbaar aantal complicaties geregistreerd. n 2012
2012%
n 2011
2011%
totaal aantal geregistreerde complicaties
1534
1585
patiënten
1047
1143
geen complicatie
641
61,2%
691
60,5%
wel complicatie
406
38,8%
452
39,5%
55
CVA (Cerebrovasculair Accident, beroerte) Het CVA is een zeldzaam optredende, maar bekende complicatie van hartchirurgie. Het gebruik van de hart-longmachine(HLM) en het manipuleren van de aorta spelen waarschijnlijk bij het ontstaan van het onbloedige CVA een rol. Daar waar het gebruik van de HLM vermeden kan worden (off-pump CABG) is dat dus positief bijdragend aan het voorkomen van deze complicatie. Het manipuleren van de aorta is onvermijdelijk bij die operaties die onmogelijk off-pump uitgevoerd kunnen worden. CVA’s met restverschijnselen, zoals verlamming, zijn ernstigere complicaties dan CVA’s met geheel voorbijgaande verschijnselen (TIA). n 2012
2012%
n 2011
2011%
CVA met restverschijnselen
8
0,76%
12
1,05%
TIA/CVA zonder restverschijnselen
7
0,67%
9
0,79%
Re-sternotomie ten gevolge van bloeding en (late) tamponade Nabloedingen na hartoperaties zijn vrijwel onvermijdelijk. Als geprobeerd wordt dit te allen tijde te voorkomen dan zijn maatregelen nodig die een goed resultaat van de hartoperatie in de weg staan, zoals het stollen van een bypass graft na een CABG of het ontstaan van stolsels op kunstkleppen,
die dan weer kunnen emboliseren. Deze complicatie is te verdelen in re-sternotomiën binnen 24 uur na een hartoperatie en die na 24 uur optreden. Deze laatste ontstaan vaak als bijwerking van te hoog gedoseerde anticoagulerende medicijnen. Een nieuw, aangepast, protocol ontstolling rondom hartoperaties scherpt de indicatiestelling aan en geeft richtlijnen hoe deze laatste complicatie nog meer te voorkomen is. In de volgende jaren zal worden bezien of dit een gunstig effect heeft. n 2012
2012%
n 2011
2011%
rethoracotomie (<24 h)
41
3,92%
40
3,50%
tamponade (laat)
32
3,06%
23
2,01%
56 Nierfalen Preoperatief nierfalen leidt postoperatief tot verslechtering van de nierfunctie, vooral bij operaties waarbij de hart-longmachine gebruikt wordt. Het leidt tot een verlengde opname op de Intensive Care en soms wordt met de hartoperatie het laatste duwtje gegeven in de richting van chronische hemodialyse. Door preoperatieve maatregelen, zoals prehydratie en preoperatieve aandacht voor de nierfunctie kan dit zoveel mogelijk voorkomen worden. n 2012
2012%
n 2011
2011%
nierfalen
9
0,86%
2
0,17%
nierfalen tijdelijk
8
0,76%
5
0,44%
Delier Delier komt frequent voor. Het is de meest geregistreerde complicatie. In het kader van het VMS thema “Kwetsbare ouderen” is extra aandacht hiervoor op zijn plaats. Uit registratie blijkt dat ongeveer 8% van de patiënten een delier heeft in aansluiting op een hartoperatie. Weliswaar treedt het delier in absoluut getal vaker op na een off-pump CABG, maar omdat de meeste patiënten offpump behandeld worden is het percentage patiënten dat een delier krijgt in aansluiting op een offpump procedure kleiner dan in aansluiting op een procedure met hart-longmachine. Deze bevinding noopt tot nader onderzoek, dat het komende jaar een begin zal hebben.
n 2012
2012%
n 2011
2011%
delier
91
8,69%
84
7,35%
delier cabg off pump
24
7,97%
13
5,78%
delier cabg on pump
16
13,56%
10
9,26%
Re-interventie wegens hartfalen Een re-interventie wegens hartfalen treedt weinig op. Meestal zijn de gevolgen van deze complicatie voor de patiënt ernstig. Iedere re-interventie om deze reden noopt tot het bespreken van de casus in de complicatie bespreking.
re-interventie hartfalen
n 2012
2012%
n 2011
2011%
2
0,19%
4
0,35%
7.2 Cardiologie Kwaliteitsindicatoren: De afdeling Cardiologie levert de kwaliteitsindicatoren aan die door de IGZ jaarlijks worden vast gesteld en gedefinieerd zijn in de “Basisset kwaliteitsindicatoren ziekenhuizen”. Voor 2012 werden er de volgende indicatoren vastgesteld: 1) Sterfte in het eerste jaar na eerste administratief consult op de polikliniek cardiologie bij patiënten ≥ 70 jaar. 2) Behandeling bij patiënten met een ST-elevatie acuut myocardinfarct (STEMI). 3) Evaluatie na inbrengen pacemakers. 1. Sterfte na eerste administratief consult op de polikliniek bij patiënten ≥ 70 jaar De definitie betreft hier de sterfte in het jaar na het eerste administratieve consult op de polikliniek Cardiologie van alle patiënten van 70 jaar en ouder die electief door de cardioloog gezien zijn op de polikliniek.
57
Mortaliteit
2012
2011
2010
2011%
7,5%
8,4%
10,6%
10,4%
2a. Sterfte na percutane coronaire interventie (PCI) in verband met STEMI Deze indicator betreft de ziekenhuis- of 30-dagen mortaliteit bij patiënten die opgenomen zijn met een ST-elevatie myocardinfarct (STEMI) en hiervoor een PCI ondergingen. Patiënten na een reanimatie werden hierbij geëxcludeerd. Ten opzichte van voorliggende jaren verschilt deze indicator op een aantal belangrijke punten:
58
- - - -
Alleen de patiënten met een STEMI worden in 2012 meegeteld. De mortaliteit is ongeacht de leeftijd en maakt geen verschil in < 65 jaar en ≥ 65 jaar. De reanimaties worden in 2012 niet meegeteld. 30-dagen mortaliteit is in 2012 meegenomen voor deze groep patiënten.
In onderstaande tabel staat de mortaliteit volgens zowel de nieuwe definitie voor 2012 als ook de uitkomst van de indicator volgens de ‘oude’ definitie voor 2009, 2010 en 2011. 2012
2011
2010
2011%
Ziekenhuissterfte (non) STEMI AMI < 65 jaar
-
3,3%
3,4%
1%
Ziekenhuissterfte (non) STEMI AMI ≥ 65 jaar
-
4,9%
4,5%
4,8%
3,4%
-
-
-
Mortaliteit (ziekenhuis of 30-dagen) na PCI i.v.m. STEMI
2b. Gemiddelde door-to-needle time Uitgangspunt voor de behandeling bij patiënten met een STEMI is dat deze behandeling binnen 90 minuten na het eerste contact met de patiënt (huisarts en/of ambulancedienst) uitgevoerd kan worden.
Op diverse momenten in deze keten kan vertraging optreden. In 2012 werd voor de eerste keer gevraagd om over de zogenaamde door-to-needle time te rapporteren. Dit is de tijd tussen aankomst in het ziekenhuis en het moment van aanprikken van de arteria femoralis, brachialis of radialis in het kader van de hartkatheterisatieprocedure om een PCI te verrichten. gemiddelde tijd (min)
aantal patiënten **
Eerste contact met patiënt (ambulance dienst) tot aankomst in ziekenhuis
39 min.
268 pat.
Door-to-balloon *
42 min.
241 pat.
Totale vertraging
84 min.
332 pat.
* De door-to-needle time werd niet geregistreerd, maar wel de door-to-balloon time (aankomst in het ziekenhuis tot het moment van plaatsen van de ballon in het kransvat ter plaatse van de afsluiting). ** Niet van alle patiënten waren de geregistreerde gegevens compleet of aanwezig. 3. Evaluatie na inbrengen pacemakers In onderstaande tabel worden de aantallen vermeld met betrekking tot het soort device dat geïmplanteerd is en het aantal re-interventies < 90 dagen. 2012
2011
2010
Conventionele pacemakers
175
193
205
Biventriculaire pacemakers zonder ICD functie
11
14
16
Biventriculaire pacemakers met ICD functie
109
111
109
ICD’s zonder biventriculaire pacemakerfunctie
230
283
235
Totaal
525
601
565
15
16
17
Aantal re-interventies < 90 dagen om een device-, lead-, of procedure gerelateerd probleem op te lossen
59
4. VMS thema optimale zorg acuut coronair syndroom (ACS) Naast de bovengenoemde indicatorenset is binnen het VMS thema “optimale zorg voor het acute coronaire syndroom” als doelstelling ondermeer geformuleerd dat: • ten minste 90% van de patiënten de zogenaamde “gouden vijf” medicijnen voorgeschreven heeft gekregen bij ontslag (acetylsalicylzuur, thienopyridine, statine, beta-blokker, ACE-remmer). • alle patiënten met een hartinfarct die in aanmerking komen voor hartrevalidatie een hartrevalidatieprogramma volgen.
60
Bij de patiënten die in 2012 werden opgenomen met een ACS en poliklinisch vervolgd werden in het UMCG op de Postinfarctpolikliniek, werd het criterium van 90% ten aanzien van het voorschrijven van alle “gouden vijf” medicijnen niet gehaald ofschoon uiteindelijk wel 86% van de patiënten de genoemde 5 medicamenten gebruikten. Bij de meerderheid van de patiënten (77%), die een of meer van deze medicamenten niet voorgeschreven kreeg, was deze keuze duidelijk beredeneerd. In 23% van de gevallen was de reden waarom werd afgeweken niet vermeld. Per medicament werd wel voldaan aan het 90% criterium. Voorgeschreven medicatie Ontslag (N 349)
Na 1-2 weken (N 349)
Na 3 maanden (N 264)
95%
95%
95%
Thienopyride
100%
100%
100%
Bètablokker
97%
98%
97%
ACE/ ARB
90%
94%
95%
Statine
99 %
99 %
99%
Alle 5
83%
86%
86%
Acetylsalicylzuur
Ten aanzien van hartrevalidatie, bleek dat in 2012 alle patiënten een hartrevalidatieprogramma aangeboden hebben gekregen, maar dat niet alle patiënten zijn ook een programma zijn gaan volgen. In totaal heeft 66% van de patiënten een hartrevalidatieprogramma gevolgd. Hartrevalidatie Hartrevalidatie aangeboden
349 (100%)
Geen hartrevalidatie
119 (34 %)
Fit Kort locatie Hanzeplein
101 (29 %)
Fit Kort locatie Beatrixoord
39 (11 %)
Fit Plus locatie Beatrixoord
27 ( 8%)
Elders
63 (18%)
61
62
8. Onderzoek
8.1 Dissertaties Wong LSM Ageing, telomeres, and heart failure ISBN: 978-90-367-5234-3 ISBN electronic version: 978-90-367-5292-3 Promotiedatum: 25 januari 2012 Promotores: Prof.dr. D.J. van Veldhuisen Prof.dr. W.H. van Gilst Copromotores: Dr. P. van der Harst Dr. R.A. de Boer Yin M Oral antidiabetic drugs and cardiac remodeling ISBN: 978-90-367-5364-7 ISBN electronic version: 978-90-367-5362-3 Promotiedatum: 2 april 2012 Promotores: Prof.dr. W.H. van Gilst Copromotores: Prof.dr. M. P. van den Berg Prof.dr. A.A. Voors Prof.dr. J.H. Kingma
63
Szymanski MK Cardiorenal interaction: experimental and clinical studies ISBN: 978-90-367-5573-3 ISBN electronic version: 978-90-367-5574-0 Promotiedatum: 20 juni 2012 Promotores: Prof.dr. H.L. Hillege Prof.dr. W.H. van Gilst Copromotor: Dr. R.A. de Boer
64
Balci A Pregnancy and outcome in women with congenital heart disease ISBN: 978-90-367-5657-0 ISBN electronic version: 978-90-367-5656-3 Promotiedatum: 5 september 2012 Promotores: Prof.dr. D.J. van Veldhuisen Prof.dr. J.G. Aarnoudse Copromotor: Dr. P.G. Pieper Nieuwenhuis MMW Self-care behaviour in terms of compliance and delay of patients with heart failure ISBN: 978-90-367-5770-6 ISBN electronic version: 978-90-367-5771-3 Promotiedatum: 12 november 2012 Promotores: Prof.dr. D.J. van Veldhuisen Prof.dr. T. Jaarsma Copromotor: Dr. M.H.L. van der Wal Van der Zwaag PA Genetic and clinical characterisation of arrhythmogenic cardiomyopathy ISBN: 978-90-367-5752-2 ISBN (E-book): 978-90-367-5753-9 Promotiedatum: 19 november 2012 Promotores: Prof.dr. R.M.W. Hofstra Prof.dr. M.P. van den Berg Copromotores: Dr. J.D.H. Jongbloed Dr. J.P. van Tintelen
Groenveld Hessel F Rate control in atrial fibrillation ISBN:978-90-367-581-8 Promotiedatum: 26 november 2012 Promotor: Prof.dr. I.C. van Gelder Prof.dr. M.P. van den Berg Prof.dr. D.J. van Veldhuisen Hoekstra T Quality of life and sexual problems in patients with heart failure ISBN: 978-90-367-5794-2 ISBN electronic version: 978-90-367-5795-9 Promotiedatum: 10 december 2012 Promotores: Prof.dr. D.J. van Veldhuisen Prof.dr. T. Jaarsma Prof.dr. R. Sanderman Copromotor: Dr. I. Lesman-Leegte Hummel YM The role of diastolic left ventricular function in the detection of subtle cardiac damage ISBN 978-90-367-5810-9 Promotiedatum: 19 december 2012 Promotores: Prof.dr. A.A. Voors Prof.dr. M. P. van den Berg Copromotor: Dr. P.G. Pieper
65
8.2 Publicaties
Internationale tijdschriften Kirchhof P, Lip GYH, Van Gelder IC, et al Comprehensive risk reduction in patients with atrial fibrillation: emerging diagnostic and therapeutic options – a report from the 3rd Atrial Fibrillation Competence NETwork/European Heart Rhythm Association consensus conference. Europace 2012;14:8-27
66
Healey JS, Connolly SJ, Gold MR, Israel CW, Van Gelder IC, Capucci A, Lau CP, Fain E, Yang S, Bailleul C, Morillo CA, Carlson M, Themeles E, Kaufman ES, Hohnloser SH; ASSERT Investigators Subclinical atrial fibrillation and the risk of stroke. N Eng J Med 2012;366:120-9 Saxena R, Elbers CC, Guo Y, …, Van der Harst P, et al Large-scale gene-centric meta-analysis across 39 studies identifies type 2 diabetes loci Am J Hum Genet 2012;90:410-25 Petrie CJ, Voors AA, Robertson M, Van Veldhuisen DJ, Dargie HJ A low pulse pressure predicts mortality in subjects with heart failure after an acute myocardial infarction: a posthoc analysis of the CAPRICORN study. Clin Res Cardiol 2012;101:29-35 Lu B, Tigchelaar W, Ruifrok WP, Van Gilst WH, De Boer RA, Silljé HH DHRS7c, a novel cardiomyocyte-expressed gene that is down-regulated by adrenergic stimulation and in heart failure. Eur J Heart fail 2012;14:5-13 Damman K, Voors AA, Navis G, Van Veldhuisen DJ, Hillege HL Current and novel renal biomarkers in heart failure. Heart Fail Rev 2012;17:241-50 Koyak Z, De Groot JR, Van Gelder IC, Bouma BJ, Van Dessel PF, Budts W, Van Erven L, Van Dijk AP, Wilde AA, Pieper PG, Sieswerda GT, Mulder BJ Implantable cardioverter defibrilator therapy in adults with congenital heart disease: who is at risk of shocks? Circ Arrhythm Electrophysiol 2012;5:101-10
Ponikowski P, Metra M, Teerlink JR, Unemori E, Felker GM, Voors AA, Filippatos G, Greenberg B, Teichman SL, Severin T, Mueller-Velten G, Cotter G, Davison BA Design of the RELAXin in acute heart failure study. Am Heart J 2012;163:149-55 Mahmud H, Silljé HH, Cannon MV, Van Gilst WH, De Boer RA Regulation of the (pro)renin-renin receptor in cardiac remodelling. J Cell Mol Med 2012;16:722-9 Damman K, Van der Harst P, Smilde TD, Voors AA, Navis G, Van Veldhuisen DJ, Hillege HL Use of cystatin levels in estimating renal function and prognosis in patients with chronic systolic heart failure. Heart 2012;98:319-24 Hellemons ME, Bakker SJ, Postmus D, Verschuuren EA, Erasmus ME, Navis G, Van der Bij W Incidence of impaired renal function after lung transplantation. J Heart Lung Transplant 2012;31:238-43 Kats S, Brands R, Hamad MA, Seinen W, Scharnhorst V, Wulkan RW, Schönberger JP, Van Oeveren W Prophylactic treatment with alkaline phosphatase in cardiac surgery induces endogenous alkaline phosphatase release. Int J Artif Organs 2012;35:144-51 Kraai IH, Luttik ML, Johansson P, De Jong RM, Van Veldhuisen DJ, Hillege HL, Jaarsma T Health-related quality of life and anemia in hospitalized patients with heart failure. Int J Cardiol 2012;161:151-5 Kääb S, Crawford DC, Sinner MF, …, Van Gelder IC, et al A large candidate gene survey identifies the KCNE1 D85N polymorphism as a possible modulator of drug-induced torsades de pointes. Circ Cardiovasc Genet 2012;5:91-9 Postmus D, Van Veldhuisen DJ, Jaarsma T, Luttik ML, Lassus J, Mebazaa A, Nieminen MS, Harjola VP, Lewsey J, Buskens E, Hillege HL The COACH risk engine: a multistate model for predicting survival and hospitalization in patients with heart failure. Eur J Heart Fail 2012;14:168-75 Maass AH, Van Gelder IC Atrial resynchronization therapy: a new concept for treatment of heart failure with preserved ejection fraction and prevention of atrial fibrillation? Eur J Heart Fail 2012;14:227-9
67
Ebels T, Van Slooten YL, Elzenga NJ, Waterbolk TW, Berger RM Quantification of ventricular volume load in the context of a bidirectional cavopulmonary shunt: a theoretical treatise. Ann Thorac Surg 2012;93:2202-7 Van Slooten YJ, Elzenga NJ, Waterbolk TW, Van Melle JP, Berger RM, Ebels T The effect of additional pulmonary blood flow on timing of the total cavopulmonary connection. Ann Thorac Surg 2012;93:2028-33
68
Van der Laan AM, Hirsch A, Robbers LF, Nijveldt R, Lommerse I, Delewi R, Van der Vleuten PA, Biermond BJ, Zwaginga JJ, Van der Giessen WJ, Zijlstra F, Van Rossum AC, Voermans C, Van der Schoot CE, Piek JJ A proinflammatory response is associated with myocardial injury and impaired functional outcome in patients with ST-segment elevation myocardial infarction monocytes and myocardial infarction. Am Heart J 2012;163:57-65 Wassel CL, Lamina C, Nambi V, …, Van der Harst P, et al Genetic determinants of the ankle-brachial index: a meta-analysis of a cardiovascular candidate gene 50K SNP panel in the candidate gene association resource (CARe) consortium. Atherosclerosis 2012;222:138-47 Bouma W, Brügemann J, Wijdh-den Hamer IJ, Klinkenberg TJ, Koene BM, Kuijpers M, Erasmus ME, Van der Horst IC, Mariani MA Mitral valve repair and redo repair for mitral regurgitation in a heart transplant recipient. J Cardiothoracic Surg 2012;7:100 Gullestad L, Ueland T, Kjekshus J, Nymo SH, Hulthe J, Muntendam P, Adourian A, Böhm M, Van Veldhuisen DJ, Komajda M, Cleland JG, Wikstrand J, McMurray JJ, Aukrust P; on behalf of the CORONA Study Group Galectin-3 predicts response to statin therapy in the controlled rosuvastatin multinational trial in heart failure (CORONA). Eur Heart J 2012;33:2290-6 Metra M, Voors AA The puzzle of kidney dysfunction in heart failure: an introduction. Heart Fail Rev 2012;17:129-31 Mulder BA, Kamphuizen PW, Van Gelder IC Stroke aetiology in heart failure: towards patient-tailored prevention of stroke. Eur J Heart Fail 2012;14:230-1
Healy JS, Connolly SJ, Gold MR, Israel CW, Van Gelder IC, Capucci A, Lau CP, Fain E, Yang S, Bailleul C, Morillo CA, Carlson M, Themeles E, Kaufman ES, Hohnloser ST, for the ASSERT Investigators Subclinical atrial fibrillation and the risk of stroke. N Engl J Med 2012;366:120-9 Van Rijsingen IAW, Arbustini E. Elliott PM, Mogensen J, Hermans-van Ast JF, Van der Kooi AJ, Van Tintelen P, Van den Berg M, Pilotto A, Pasotti M, Jenkins S, Rowland C, Aslam U, Wilde AAM, Perrot A, Pankuweit S, Zwinderman AH, Charron P, Pinto YM Risk factors for malignant ventricular arrhythmias in lamin A/C mutation carriers. J Am Coll Cardiol 2012;59:493-500 Nauta FL, Bakker SJ, Lambers Heerspink H, De Zeeuw D, Van Oeveren W, Bilo H, De Jong PE, Gansevoort RT Effect of frozen storage on urinary concentration of kidney damage markers. Am J Kidney Dis 2012;59:586-9 Maass AH, Van Gelder IC Atrial resynchronization therapy: a new concept for treatment of heart failure with preserved ejection fraction and prevention of atrial fibrillation? Eur J Heart Fail 2012;14:227-9 Healey JS, Israel CW, Connolly SJ, Hohnloser SH, Nair GM, Divakaramenon S, Capucci A, Van Gelder IC, Lau CP, Gold MR, Carlson M, Themeles E, Morillo CA Relevance of electrical remodeling in human atrial fibrillation: results of the ASSERT mechanisms of atrial fibrillation study. Circ Arrhythm Electrophysiol 2012;5:626-31 Huang J, Sabater-Lleal M, Asselbergs FW, …, Van der Harst P et al Genome-wide association study for circulating levels of plasminogen activator inhibitor-1 I(PAI-1) provides novel insights into the regulation of Pal-. Blood 2012;120:4873-81 Padalino MA, Vida VL, Boccuzzo G, Tonello M, Sarris GE, Berggren H, Comas JV, Di Carlo D, Di Donato RM, Ebels T, Hraska V, Jacobs JP, Gaynor JW, Metras D, Pretre R, Pozzi M, Rubay J, Sairanen HJ, Schreiber C, Maruszewski B, Basso C, Stellin G Surgery for primary cardiac tumors in children: early and late results in a multicenter European Congenital Heart Surgeons Association study. Circulation 2012;126:22-30
69
Bogale N, Witte K, Priori S, Cleland J, Auricchio A, Gadler F, Gitt A, Limbourg T, Linde C, Dickstein K; on behalf of the Scientific Committee, National coordinators and the investigators The European Cardiac Resynchronization Therapy Survey: comparison of outcomes between de novo cardiac rechronization therapy implantations and upgrades. Eur J Heart Fail 2012;14:61-73 Teerlink JR, Iragui VJ, Mohr JP, Carson PE, Hauptman PJ, Lovett DH, Miller AB, Piña IL, Thomson S, Varosy PD, Zile MR, Cleland JG, Givertz MM, Metra M, Ponikowski P, Voors AA, Davisobn BA, Cotter G, Wolko D, Delucca P, Salerno CM, Mansoor GA, Dittrich H, O’Connor CM, Massie BM The safety of an adenosine A(1)-receptor antagonist, rolofylline, in patients with acute heart failure and renal impairment: findings from PROTECT. Drug Saf 2012;35:233-44
70
Arrigoni SC, Halbersma WB, Grandjean JG, Mariani MA Patients’satisfaction and wound-site complications after radial artery harvesting for coronary artery bypass. Interact Cardiovasc Thorac Surg 2012;14:324-6 Rogers JK, McMurray JJ, Pocock SJ, Zannad F, Krum H, Van Veldhuisen DJ, Swedberg K, Shi H, Vincent J, Pitt B Eplerenone in patients with systolic heart failure and mild symptoms: analysis of repeat hospitalizations. Circulation 2012;126:2317-23 Lu B, Yu H, Zwartbol M, Ruifrok WP, Van Gilst WH, De Boer RA, Silljé HH Identification of hypertrophy- and heart failure-associated genes by combining in vitro and in vivo models. Physiol Genomics 2012;15:44:443-54 Assa S, Dasselaar JJ, Slart RH, De Jong PE, Voors AA, Tio RA, Franssen CF Comparison of cardiac positron emission tomography perfusion defects during stress induced by hemodialysis versus adenosine. Am J Kidney Dis 2012;59:862-4 Murabito JM, White CC, Kavousi M, …, Van der Harst P, et al Association between chromosome 9p21 variants and the ankle-brachial index identified by a meta-analysis of 21 genome-wide association studies. Circ Cardiovasc Genet 2012;5:100-12 Slagman MC, Waanders F, Vogt L, Damman K, Hemmelder M, Navis G, Laverman GD Elevated N-terminal pro-brain natriuretic peptide levels predict an enhanced anti-hypertensive and antiproteinuric benefit of dietary sodium restriction and diuretics, but not angiotensin receptor blockade, in proteinuric renal patients. Nephrol Dial Transplant 2012;27:983-90
Ebels T Atrial septal defect closure in the adult remains controversial. Eur J Cardiothorac Surg 2012 Nymo SH, Ueland T, Askevold ET, Flo TH, Kjekshus J, Hulthe J, Wikstrand J, McMurray J, Van Veldhuisen DJ, Gullestad L, Aukrust P, Yndestad A The association between neutrophil gelatinase-associated lipocalin and clinical outcome in chronic heart failure: results from CORONA. J Intern Med 2012;271:436-443 Johansson P, Van der Wal M, Van Veldhuisen DJ, Jaarsma T Association between prehospital delay and subsequent clinical course in patients with/hospitalized for heart failure. J Cardiac Fail 2012;18:202-7 Jansen P, Van Oeveren W, Capel A, Carpentier A In vitro haemocompatibility of a novel bioprosthetic total artificial heart. Eur J Cardiothorac Surg 2012;41:e166-72 Szymanski MK, Buikema JH, Van Veldhuisen DJ, Koster J, Van der Velden J, Hamdani N, Hillege JL, Schoemaker RG Increased cardiovascular risk in rats with primary renal dysfunction; mediating role for vascular endothelial function. Basic Res Cardiol 2012;107:242-56 Elsenberg EH, Versteeg D, Sels JW, Vlaar PJ, Hobbelink MG, Cramer MJ, De Kleijn DP, Tio RA, De Smet BJ, Doevendans PA, Hoefer IE, Pasterkamp G Inducible cardiac ischaemia is related to a decrease in the whole-blood Toll-like receptor 2 and 4 response. Clin Sci (Lond)2012;122:527-33 O’Connor CM, Mentz RJ, Cotter G, Metra M, Cleland JG, Davison BA, Givertz MM, Mansoor GA, Ponikowski P, Teerlink JR, Voors AA, Fiuzat M, Wojdyla D, Chiswell K, Massie BM The PROTECT in-hospital risk model: 7-day outcome in patients hospitalized with acute heart failure and renal dysfunction. Eur J Heart Fail 2012;14:605-12 Willemsen S, Hartog JW, Heinen-Fokkema MR, Van Veldhuisen DJ, Voors AA Advanced glycation end-products: a pathophysiological pathway in the cardiorenal syndrome. Heart Fail Rev 2012;17:221-8
71
Sinkeler SJ, Damman K, Van Veldhuisen DJ, Hillege H, Navis G A re-appraisal of volume status and renal function impairment in chronic heart failure: combined effects of prerenal failure and venous congestion on renal function. Heart Fail Rev 2012;17:263-70 Lambeck AJ, Verschuuren EA, Bouwman I, Jongsma T, Roozendaal C, Bungener LB, Van der Bij W, Van den Berg AP, Erasmus ME, Timens W, Lems SP, Hepkema BG Successful lung transplantation in the presence of pre-existing donor-specific cytotoxic HLA Class II antibodies. J Heart Lung Transplant 2012;31:1301-6
72
Slart RH, Glauche J, Golestani R, Zeebregts CJ, Jansen JW, Dierckx RA, Oudkerk M, Willem TP, Glaudemans AW, Boersma HH, Tio RA PET and MRI for the evaluation of regional myocardial perfusion and wall thickening after myocardial infarction. Eur J Nucl Med Mol Imaging 2012;39:1065-9 Brouwers FP, De Boer RA|, Van der Harst P, Struck J, De Jong PE, De Zeeuw D, Gans RO, Gansevoort RT, Hillege HL, Van Gilst WH, Bakker SJ Influence of age on the prognostic value of mid-regional pro-adrenomedullin in the general population Heart 2012;98:1348-53 Opic P, Utens EM, Moons P, Theuns DA, Van Dijk AP, Hoendermis ES, Vliegen HW, De Groot NM, Witsenburg M, Schalij M, Roos-Hesselink JW Psychosocial impact of implantable cardioverter defibbrillators (ICD) in young adults with Tetralogy of Fallot. Clin Res Cardiol 2012;101:509-19 Schroten NF, Gaillard CA, Van Veldhuisen DJ, Szymanski MK, Hillege HL, De Boer RA New roles for renin and prorenin in heart failure and cardiorenal crosstalk. Heart Fail Rev 2012;17:191-201 Swedberg K, Zannad F, McMurray JJ, Krum H, Van Veldhuisen DJ, Shi H, Vincent J, Pitt B; EMPHASIS-HF Study Investigators Eplerenone and atrial fibrillation in mild systolic heart failure: results from the EMPHASIS-HF (Eplenerone in Mild Patients Hospitalization And Survival Study in Heart Failure) Study. J Am Coll Cardiol 2012;59:1598-603 Szymanski MK, Kruizinga S, Tio RA, Willemsen AT, Schäfers MA, Stegger L, Dierckx RA, Hillege HL, Slart RH Use of gated 13N-NH3 micro-PET to examine left ventricular function in rats. Nucl Med Biol 2012;39:724-9 Golestani R, Slart RH, Dullaart RP, Glaudemans AW, Zeebregts CJ, Boersma HH, Tio RA, Dierckx RA Adverse cardiovascular effects of anabolic steroids: pathophysiology imaging. Eur J Clin Invest 2012;42:795-803
Frenay AR, Ruifrok WP, Bulthuis M, Huitema S, De Boer RA, Van Goor H Renal effects of long-term darbepoetin alpha treatment in hypertensive TGR(mRen2)27 rats. J Renin Angiotensin Aldosterone Syst 2012;13:232-8 Nieuwenhuis MM, Jaarsma T, Van Veldhuisen DJ, Postmus D, Wal MH Long-term compliance with nonpharmacologic treatment of patients with heart failure. Am J Cardiol 2012;110:392-7 Broekema FI, Van Oeveren W, Selten MH, Meijer RJ, De Wolf JT, Bos RR In vivo hemostatic efficacy of polyurethane foam compared to collagen and gelatin. Clin Oral Investif 2012; Smit MD, Maass AH, De Jong AM, Muller Kobold AC, Van Veldhuisen DJ, Van Gelder IC Role of inflammation in early atrial fibrillation recurrence. Europace 2012;14:810-7 Radonic T, De Witte P, Groenink M, De Waard V, Lutter R, Van Eijk M, Jansen M, Timmermans J, Kempers M, Scholte AJ, Hilhorst-Hofstee Y, Van den Berg MP, Van Tintelen JP, Pals G, Baars MJH, Mulder BJM, Zwinderman AH Inflammation aggravates disease severity in Marfan syndrome patients. PLoS One 2012;7:e32963:1-9 Valente MA, Damman K, Dunselman PH, Hillege HL, Voors AA Urinary proteins in heart failure. Prog Cardiovasc Dis 2012;55:44-55 Hoen PW, Rosmalen JG, Schoevers RA, Huzen J, Van der Harst P, De Jonge P Association between anxiety but not depressive disorders and leukocyte telomere length after 2 years of followup in a population-based sample Psychol Med 2012;9:1-9 Winter MM, Van der Bom T, De Vries LC, Balducci A, Bouma BJ, Pieper PG, Van Dijk AP, Van der Plas MN, Picchio FM, Mulder BJ Exercise training improves exercise capacity in adult patients with a systemic right ventricle: a randomized clinical trial. Eur Heart J 2012;33:1378-85 Johansson P, Van der Wal M, Van Veldhuisen DJ, Jaarsma T Association between prehospital delay and subsequent clinical course in patients with/hospitalized for heart failure. J Card Fail 2012;18:202-7
73
Van Veldhuisen DJ, Maass AH Telemonitoring of outpatients with heart failure: a search for the holy grail? Circulation 2012; 125:2965-7 Kampinga MA, Damman P, Van der Horst IC, Woudstra P, Kuijt Wj, Nijsten MW, Zijlstra F, Tijssen JG, De Winter RJ, De Smet BJ Survival of patients after ST-elevation myocardial infarction: external validation of a predictive biomarker model. Clin Chem 2012;58:1063-4 Hoekstra T, Jaarsma T, Sanderman R, Van Veldhuisen DJ, Lesman-Leegte I Perceived sexual differences and associated factors in patients with heart failure. Am Heart J 2012;163:246-51
74
Aalberts JJJ, Thio CHL, Schuurman AG, Van Langen IM, Van der Pol BAE, Van Tintelen JP, Van den Berg MP Diagnostic yield in adults screened at the Marfan outpatient clinic using the 1996 and 2010 Ghent nosologies. Am J Med Genet Part A 2012;158A:982-8 De Boer RA, Azizi M, Danser AJ, Nguyen G, Nussberger J, Ruilope LM, Schmieder RE, Volpe M Dual RAAS suppression: recent developments and implications in light of the ALTITUDE study. J Renin Angiotensin Aldosterone Syst 2012;13:409-12 Hauptman PJ, Schwartz PJ, Gold MR, Borggrefe M, Van Veldhuisen DJ, Starling RC, Mann DL Rationale and study design of the INcrease Of VAgal TonE in Heart Failure study: INOVATE-HF. Am Heart J 2012;163:954-62 Szymanski MK, De Boer RA, Navis GJ, Van Gilst WH, Gillege HL Animal models of cardiorenal syndrome: a review. Heart Fail Rev 2012;17:411-20 Queiroz KC, Bijlsma MF, Tio RA, Zeebregts CJ, Dunaeva M, Ferreira CV, Fuhler GM, Kuipers EJ, Alves MM, Rezaee F, Spek CA, Peppelenbosch MP Dichotomy in Hedgehog signaling between human healthy vessel and atherosclerotic plaques. Mol Med 2012;18:1122-7 Rienstra M, Lubitz SA, Mahida S, Magnani JW, Fontes JD, Sinner MF, Van Gelder IC, Ellinor PT, Benjamin EJ Symptoms and functional status of patients with atrial fibrillation: state of the art and future research opportunities. Circulation 2012;125:2933-43
Scott RA, Lagou V, Welch RP, …, Van der Harst P, et al Large-scale association analyses identity new loci influencing glycemic traits and provide insight into the underlying biological pathways. Nat Genet 2012;44:991-1005 Smit MD, Moes ML, Van Gelder IC Antiarrhythmic drug treatment after cardioversion of atrial fibrillation Lancet 2012;380:1467; author reply 1468 Noordzij W, Glaudemans AW, Van Rheenen RW, Hazenberg BP, Tio RA, Dierckx RA, Slart RH (123)I-Labelled metaiodobenzylguanidine for the evaluation of cardiac sympathetic denervation in early stage amyloidosis. Eur J Nucl Med Mol Imaging 2012;39:1609-17 Willemsen S, Hartog JW, Van Veldhuisen DJ, Van der Meer P, Roze JF, Jaarsma T, Schalkwijk C, Van der Horst IC, Hillege HL, Voors AA The role of advanced glycation end-products and their receptor on outcome in heart failure patients with preserved and reduced ejection fraction. Am Heart J 2012;164:742-9 Metra M, Cotter G, Gheorghiade M, Dei Cas L, Voors AA The role of the kidney in heart failure. Eur Heart J 2012;33:2135-42 Arrigoni SC, Halbersma WB, Grandjean JG, Mariani MA Patients’ satisfaction and wound-site complications after radial artery harvesting for coronary artery bypass. Interact Cardiovasc Thorac Surg 2012;14:324-6 Lipsic E, Kamphuisen PW To dilate or to denervate? What is the future of renal artery interventions in heart failure? Eur J Heart Fail 2012;14:716-7 Paukku K, Backlund M, De Boer RA, Kalkkinen N, Kontula KK, Lehtonen JY Regulation of AT1R expression through HuR by insulin. Nucleic Acids Res 2012;40:5250-61 De Boer RA, Van Veldhuisen DJ, Gansevoort RT, Muller Kobold AC, Van Gilst WH, Hillege HL, Bakker SJ, Van der Harst P The fibrosis marker galectin-3 and outcome in the general population. J Intern Med 2012;272:55-64
75
Altena R, Gietema JA, Van Veldhuisen DJ, Reyners AK Pregnancy unbosoms the heart of breast cancer survivors. Ann Oncol 2012;23:2206-8 Authors/Task Force Members, McMurray JJ, Adamopoulos S, Anker SD, …., Voors AA, et al ESC Guidelines for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure 2012: The Task Force for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure 2012 of the European Society of Cardiology, developed in collaboration with the Heart Failure Association (HFA) of the ESC. Eur J Heart Failure 2012;14:803-69
76
Authors/Task Force Members, McMurray JJ, Adamopoulos S, Anker SD, …, Voors AA, et al ESC Guideline for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure 2012: the task force for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure 2012 of the European Society of Cardiology. Developed in collaboration with the Heart Failure Association (HFA) of the ESC. Eur Heart J 2012; 33:1787-847 Jager NA, Westra J, Van Dam GM, Teteloshvili N, Tio RA, Breek JC, Slart RH, Boersma H, Low PS, Bijl M, Zeebregts CJ Targeted folate receptor ß fluorescence imaging as a measure of inflammation to estaimate vulnerability within human atherosclerotic carotid plaque. J Nucl Med 2012;53:12222-9 Camm AJ, Lip GY, De Caterina R, Savelieva I, Atar D, Hohnloser SH, Hindricks G, Kirchhof P; ESC Committee for Practice Guidelines-CPG; Document Reviewers 2012 focused update of the ESC Guidelines for the management of atrial fibrillation: an update of the 2010 ESC Guidelines for the management of atrial fibrillation – developed with the special contribution of the European Heart Rhythm Association. Europace 2012;14:1385-413 Yang J, Loos RJ, Powell JE, …, Van der Harst P, et al FTO genotype is associated with phenotypic variability of body mass index. Nature 2012;490:267-72 Assa S, Hummel YM, Voors AA, Kuipers J, Westerhuis R, De Jong PE, Franssen CF Hemodialysis-induced regional left ventricular systolic dysfunction: prevalence, patient and dialysis treatmentrelated factors, and prognostic significance. Clin J Am Soc Nephrol 2012;7:1615-23 Hoendermis ES, Douglas YL, Van den Heuvel AF Percutaneous Edwards SAPIEN valve implantation in the tricuspid position: case report and review of literature. EuroIntervention 2012;8:628-33
Macdougall IC, Canaud B, Der Francisco AL, Fillipatos G, Ponikowski P, Silverberg D, Van Veldhuisen DJ, Anker SD Beyond the cardiorenal anaemia syndrome: recognizing the role of iron deficiency. Eur J Heart Fail 2012;14:882-6 Preiss D, Van Veldhuisen DJ, Sattar N, Krum H, Swedberg K, Shi H, Vincent J, Pocock SJ, Pitt B, Zannad F, McMurray JJ Eplerenone and new-onset diabetes in patients with mild heart failure: results from the Eplerenone in Mild Patients Hospitalization and Survival Study in Heart Failure (EMPHASIS-HF). Eur J Heart Fail 2012;14:909-15 The Emerging Risk Factors Collaboration Lipid-related markers and cardiovascular disease prediction. JAMA 2012;307:2499-506 Natour E, Suedkamp M, Dapunt OE Assessment of the effect on blood loss and transfusion requirements when adding a polyethylene glycol sealant to the anastomotic closure of aortic procedures: a case-control analysis of 102 patients undergoing Bentall procedures. J Cardiothorac Surg 2012; 7:105 Costanzo MR, Heywood JT, Massie BM, Iwashita J, Henderson L, Mamatsashvili M, Sisakian H, Hayrapetyan H, Sager P, Van Veldhuisen DJ, Albrecht D A double-blind, randomized, parallel, placebo-controlled study examining the effect of cross-linked polyelectrolyte in heart failure patients with chronic kidney disease. Eur J Heart Fail 2012;14:922-30 Kleijn L, Belonje AM, Voors AA, De Boer RA, Jaarsma T, Ghosh S, Kim J, Hillege HL, Van Gilst WH, Van Veldhuisen DJ, Van der Meer P Inflammation and anaemia in a broad spectrum of patients with heart failure. Heart 2012;98:1237-41 Van der Werf C, Nederend I, Hofman N, Van Geloven N, Ebink C, Frohn-Mulder IME, Alings MW, Bosker HA, Bracke FA, Van den Heuvel F, Waalewijn RA, Bikker H, Van Tintelen P, Bhuiyan ZA, Van den Berg MP, Wilde AAM Familial evaluation in catecholaminergic polymorphic ventricular tachycardia. Disease penetrance and expression in cardiac ryanodine receptor mutation-carrying relatives. Circ Arrhythm Electrophysiol 2012;5:748-56 Voors AA, Van Veldhuisen DJ Why do drugs for acute heart failure fail? Eur J Heart Fail 2012;14:955-6
77
Meems LM, Cannon MV, Mahmud H, Voors AA, Van Gilst WH, Silljé HH, Ruifrok WP, De Boer RA The vitamin D receptor activator paricalcitol prevents fibrosis and diastolic dysfunction in a murine model of pressure overload. J Steroid Biochem Mol Biol 2012;132:282-289 Poelman JE, Van der Werf RW, Douglas YL, Van den Heuvel AF, De Smet BJ, Mariani MA Percutaneous aortic valve replacement using a subclavian artery graft. Ann Thorac Surg 2012;94:e95-6
78
Van der Zwaag PA, Van Rijsingen IAW, Asimaki A, Jongbloed JDH, Van Veldhuisen DJ, Wiesfeld ACP, Cox MGPJ, Van Lochem LT, De Boer RA, Hofstra RMW, Christiaans I, Van Spaendonck-Zwarts KY, Lekanne dit Deprez RH, Judge DP, Calkins H, Suurmeijer AJH, Hauer RNW, Saffitz JE, Wilde AAM, Van den Berg MP, Van Tintelen JP Phospholamban R14del mutation in patients diagnosed with dilated cardiomyopathy or arrhythmogenic right ventricular cardiomyopathy: evidence supporting the concept of arrhythmogenic cardiomyopathy. Eur J Heart Fail 2012;14:1199-1207 Van der Werf HW, Douglas YL, Van den Heuvel AF TAVI in heart failure, how much risk is acceptable? Eur J Heart Fail 2012;14:1087-9 Meems LM, Cannon MV, Mahmud H, Voors AA, Van Gilst WH, Silljé HH, Ruifrok WP, De Boer RA The vitamin D receptor activator paricalcitol prevents fibrosis and diastolic dysfunction in a murine model of pressure overload. J Steroid Biochem Mol Biol 2012;132:282-9 Hoekstra T, Lesman-Leegte I, Luttik ML, Sanderman R, Van Veldhuisen DJ, Jaarsma T Sexual problems in elderly male and female patients with heart failure. Heart 2012;98:1647-52 Koyak Z, Harris L, De Groot JR, Silversides CK, Oechslin EN, Bouma BJ, Budts W, Zwinderman AH, Van Gelder IC, Mulder BJ Dudden cardiac death in adult congenital heart disease. Circulation 2012;126:1944-54 De Boer RA, Verweij N, Van Veldhuisen DJ, Westra HJ, Bakker SJ, Gansevoort RT, Muller Kobold AC, Van Gilst WH, Franke L, Mateo Leach I, Van der Harst P A genome-wide association study of circulating galectin-3. PLoS One 2012;7:e47385 Lüscher TF, Ruschitzka F, Landmesser U, Voors AA, Van Gilst WH, Van Veldhuisen DJ The European Heart Journal and the European Journal of Heart Failure: partners in scientific publishing Eur J Heart Fail 2012;14:1075-82
The Emerging Risk Factors Collaboration Adult height and the risk of cause-specific death and vascular morbidity in 1 million people: individual participant meta-analysis Int J Epidemiol 2012;41:1419-33 Lexis CP, Van der Horst IC, Lipsic E, Van der Harst P, Van der Horst-Schrivers AN, Wolffenbuttel BH, De Boer RA, Van Rossum AC, Van Veldhuisen DJ, De Smet BJ; for the GIPS-III Investigators Metformin in non-diabetic patients presenting with ST elevation myocardial infarction: rationale and design of the glycometabolic intervention as adjunct to primary percutaneous intervention in ST elevation myocardial infarction (GIPS)-III trial. Cardiovasc Drugs Ther 2012;26:417-426 Smit MD, Moes ML, Maass AH, Achekar ID, Van Geel PP, Hillege HL, Van Veldhuisen DJ, Van Gelder IC The importance of whether atrial fibrillation or heart failure develops First. Eur J Heart Fail 2012;14:1030-40 Natour E, Suedkamp M, Dapunt OE Assessment of the effect on blood loss and transfusion requirements when adding a polyethylene glycol sealant to the anastomotic closure of aortic procedures: a case-control analysis of 102 patients undergoing Bentall procedures. J Cardiovasc Surg 2012;7:105 Hummel YM, Bugatti S, Damman K, Willemsen S, Hartog JW, Metra M, Sipkens JS, Van Veldhuisen DJ, Voors AA Functional and hemodynamic cardiac determinants of exercise capacity in patients with systolic heart failure. Am J Cardiol 2012;110:1336-41 De Boer RA, Schroten NF, Bakker SJ, Mahmud H, Szymanski MK, Van der Harst P, Gansevoort RT, Van Veldhuisen DJ, Van Gilst WH, Hillege HL Plasma renin and outcome in the community: data from PREVEND. Eur Heart J 2012;33:2351-9 Zannad F, Gattis Stough W, Rossignol P, …, Voors AA, et al Mineralocarticoid receptor antagonist for heart failure with reduced ejection fraction: integrating evidence into clinical practice. Eur Heart J 2012;33:2782-95 Mulder BA, Van Veldhuisen DJ, Crijns HJ, Böhm M, Cohen-Solal A, Babalis D, Roughton M, Flather MD, Coats AJ, Van Gelder IC Effect of nebivolol on outcome in elderly patients with heart failure and atrial fibrillation: insights from SENIORS. Eur J Heart Fail 2012;14:1171-8
79
Felker GM, Hasselblad V, Tand WH, Hernandez AF, Armstrong PW, Fonarow GC, Voors AA, Metra M, McMurray JJ, Butler J, Heizer GM, Dickstein K, Massie BM, Atar D, Troughton RW, Anker SD, Califf RM, Starling RC, O’Connor CM Troponin I in acute decompensated heart failure: insights from the ASCEND-HF study. Eur J Heart Fail 2012;14:1257-64 Boraska V, Jeroncic A, Colonna V, …, Van der Harst P, et al Genome-wide meta-analysis of common variant differences between men and women. Hum Mol Genet 2012;21:4805-15
80
Authors/Task Force Members, Camm AJ, Lip GY, De Caterina E, …, Van Gelder IC 2012 focused update of the ESC Guidelines for the management of atrial fibrillation: An update of the 2010 ESC Guidelines for the management of atrial fibrillation. Developed with the special contribution of the European Heart Rhythm Association. Eur Heart J 2012;33:2719-47 Olde Nordkamp LRA, Abkenari LD, Boersma LVA, Maass AH, De Groot JR, Van Oostrom AJHHM, Theuns AMJ, Jordaens LJLM, Wilde AAM, Knops RE The entirely subcutaneous implantable cardioverter-defibrillator. J Am Coll Cardiol 2012;60:1933-9 Asselbergs FW, Guo Y, Van Ieperen EP, … Van der Harst P, et al Large-scale gene-centric meta-analysis across 32 studies indentifies multiple lipid loci. Am J Hum Genet 2012;91:823-38 Brouwers FP, Hillege HL, Van Gilst WH, Van Veldhuisen DJ Comparing new onset heart failure with reduced ejection fraction and new onset heart failure with preserved ejection fraction: an epidemiologic perspective. Curr Heart Fail Rep 2012;9:363-8 Van der Hart P, Zhang W, Mateo Leach I, et al Seventy-five genetic loci influencing the human red blood cell. Nature 2012;492:369-75 Delewi R, Nijveldt R, Hirsch A, Marcu CB, Robbers L, Hassell ME, De Bruin RH, Vleugels J, Van der Laan AM, Bouma BJ, Tio RA, Tijssen JG, Van Rossum AC, Zijlstra F, Piek JJ Left ventricular thrombus formation after acute myocardial infarction as assessed by cardiovascular magnetic resonance imaging. Eur J Radiol 2012;81:3900-4 Den Dekker MA, De Smet K, De Bock GH, Tio RA, Oudkerk M, Vliegenthart R Diagnostic performance of coronary CT angiography for stenosis detection according to calcium score: systematic review and meta-analysis. Eur Radiol 2012;22:2688-98
Ghobadi G, Van der Veen S, Bartelds B, de Boer RA, Dickinson MG, De Jong JR, Faber H, Niemandtsverdriet M, Brandenburg S, Berger RM, Langendijk JA, Coppes RP, Van Luijk P Physiological interaction of heart and lung in thoracic irradiation. Int J Radiat Oncol Biol Phys 2012;84:e639-46 Algra SO, Schouten AN, Van Oeveren W, Van der Tweel L, Schoof PH, Jansen NJ, Haas F Low-flow antegrade cerebral perfusion attenuates early renal and intestinal injury during neonatal aortic arch reconstruction. J Thorac Cardiovasc Surg 2012;144:1323-8
Nationale tijdschriften Pieper PG The pregnant woman with heart disease: management of pregnancy and delivery. Neth Heart J 2012;20:33-7 Pieper PG, Hoendermis ES, Drijver YN Cardiac surgery and percutaneous intervention in pregnant women with heart disease. Neth Heart J 2012;20:125-8 Deuling JHH, Vermeulen RP, Smit MD, Van der Maaten JMAA, Boersema HM, Van den Heuvel AFM, Van Gelder IC Planning and monitoring of patients for electrical cardioversion for atrial fibrillation. Neth Heart J 2012;20:148-54 Van Spaendock-Zwarts KY, Van der Kooi AJ, Van den Berg MP, Ippel EF, Boven LG, Yee W-C, Van den Wijngaard A, Brusse E, Hoogendijk JE, Doevendans PA, De Visser M, Jongbloed JDH, Van Tintelen JP Recurrent and founder mutations in the Netherlands: the cardiac phenotype of DES founder mutations p.S13F and p.N342D. Neth Heart J 2012;20:219-228 Hemels MEW, Hoendermis ES, Van Melle JP, Pieper PG Therapy refractory hypertension in adults: aortic coarction has to be ruled out. Neth Heart J 2012;20:15-9 Robbers LF, Nijveldt R, Beek AM, Kemme MJ, Delewi R, Hirsch A, Van der Laan AN, Van der Vleuten PA, Piek JJ, Zijlstra F, Van Rossum AC; On behalf of the HEBE investigators Intracoronary infusion of mononuclear cells after PCI-treated myocardial infarction and arrhythmogenesis: is it safe? Neth Heart J 2012;20:133-7
81
Hoendermis ES Response to ‘Pulmonary arterial hypertension: An update’ by M. Correale (10.1007/s12471-012-0245-2). Neth Heart J 2012;20:139 Luttik ML, Brons M, Jaarsma T, Hillege HL, Hoes A, De Jong R, Linssen G, Lok DJ, Berger M, Van Veldhuisen DJ Design and methodology of the COACH-2 (comparative study on guideline adherence and patient complicance in heart failure patients) study: HF clinics versus primary care in stable patients on optimal therapy. Neth Heart J 2012;20:307-12
82
Nieuwenhuis MM, Jaarsma T, Van Veldhuisen DJ, Van der Wal MH Self-reported versus “true” adherence in heart failure patients: a study using the Medication Event Monitoring System. Neth Heart J 2012;20:313-9
83
84