TAALVERLIES EN AFRIKAANS CULTUREEL ERFGOED IN SURINAME EN HET CARIBISCH GEBIED
De talen van tot slaaf gemaakte Afrikanen die de Middle Passage hebben overleefd, hebben het niet gehaald in de nieuwe thuislanden van deze Afrikanen. Hier hebben deze Afrikanen nieuwe talen verworven. In Suriname is de tot slaaf gemaakte Afrikaan tot twee keer toe aan een taalvervangingsproces onderhevig geweest. In het eerste proces die een natuurlijke was, zijn Afrikaanse talen verloren gegaan. In het tweede vervangingsproces, daarentegen, dat ontstond omdat de overheerser zij taal oplegde aan de tot slaaf gemaakte Afrikaan, was laatstgenoemde niet in staat de nieuwe moedertaal van de tot slaaf gemaakte Afrikaan volledig kapot te maken, zoals hij dat gedaan had met de familiestructuren. Sranantongo, Nengre, de nieuwe moedertaal van de tot slaaf gemaakte, is behouden gebleven, zij het dat zijn domeinen van gebruik zijn afgenomen. De overheerser is deels erin geslaagd zijn taal op te leggen aan de Surinaamse gemeenschap. Het Nederlands in Suriname SurinaamsNederlands was, en is sterk beïnvloed door het Sranantongo, en is aldus ook een drager van de Afrikaanse cultuur geworden. De overheerser heeft zijn taal opgelegd aan de Surinaamse maatschappij, maar hij is niet in staat geweest om hiermee ook zijn cultuur op te dringen aan de Surinaamse mens. De Surinaamse nakomelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen hebben tot aan de dag van vandaag vele culturele elementen, tradities en riten enz. die overeenkomen met die van hun voorvaders in Afrika. Deze paper/inleiding is bedoeld om het culturele/ linguïstische erfgoed uit Afrika te illustreren. Hiervoor is deze paper in drie delen opgedeeld. Met de secties die handelen over de oorsprong van de Afro-Creooltalen in het Caribisch gebied en het creooltaallandschap in Suriname worden er in het eerste deel inleidende opmerkingen gemaakt. In deel twee: het linguïstische lot van tot slaaf gemaakte Afrikanen in Suriname worden de taalvervangingsprocessen nader beschouwd, en met deel drie dat de culturele implicaties van dit linguïstisch lot bespreekt, illustreert deze paper/inleiding het culturele erfgoed uit Afrika.
1 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
INLEIDENDE OPMERKINGEN
Oorsprong Afro-creooltalen Caribisch gebied Vanaf de eerste helft van zeventiende eeuw tot aan de negentiende eeuw hebben blanken Afrikanen naar het Caribisch gebied vervoerd om ze te onderwerpen aan slavernij. Na hun transport communiceerden deze Afrikanen met pidgins in het Caribisch gebied. Er zijn geleerden (Voorhoeve 1973, Smith 1987 ) die een proto-pidgin postuleren die is ontstaan zou zijn uit Westafrikaanse talen en het Engels. Deze pidgin noemt Smith (1987, 1997) Caribbean Plantation Pidgin English. Een pidgin ontstaat als groepen moeten communiceren en elkaars taal niet verstaan en spreken . Daarom is een pidgin een communicatiemiddel dat niet behoort aan enige groep of natie die het spreekt. Een pidgin is een gereduceerd systeem van twee talen, een soort mix code, of een contactmiddel ontworpen om het gat te dichten, dat ontstaat omdat met elkaars taal niet verstaat of spreekt. Afhankelijk van de sociale omstandigheden kan een pidgin een kort of lang leven beschoren zijn, maar vast staat dat een pidgin niet van de ene aan de andere generatie wordt overgedragen. Als dit gebeurt is een pidgin niet langer een pidgin , maar een creooltaal. Aaangezien de tot slaaf gemaakte Afrikanen in Het Caribisch gebied bleven, droegen zij het Caribbean Plantation Pidgin English over aan hun kinderen, en de geboorte van creooltalen in het Caribisch gebied was een feit. Deze Caribische Afro-creooltalen gebaseerd op het Caribbean Plantation Pidgin English, hebben zich verder ontwikkeld door contact met Europese talen, zoals Frans, Engels, Spaans, en Nederlands. Elk van deze creooltalen heeft zich verder op zijn eigen manier ontwikkeld in het Caribisch gebied, maar toch zijn er kenmerken die ze gemeen hebben. Dit moet gezocht worden in hun gemeenschappelijke afkomst: West-Afrikaanse talen, moedertalen van de tot slaaf gemaakte Afrikanen, en de donortalen van de pidgin die toen gesproken werd. Arends (2002:134) schrijft deze gemeenschappelijke kenmerken toe aan de hypothese gepostuleerd door Smith, dat Caribische Afro-creooltalen gebaseerd zijn op het Caribbean Plantation Pidgin English. Hij formuleert het als volgt: Virtually all the Creoles spoken in the Caribbean area, together with Guyanese, and the various Creoles of Suriname, share such a number of striking features of grammar, phonology and lexicon, that these parallels cannot be explained as accidental. There must be another 2 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
explanation. One possible explanation is that a fairly stable Pidgin English had developed during the first twenty-five years of English colonization in the general Caribbean area. The use of this pidgin spread from colony to colony with the continual movement of slaves to found new colonies. Dit komt op het volgende neer: De structuur van de Afro-creooltalen in het Caribisch gebied is Afrikaans, terwijl de woordenschat grotendeels gebaseerd is op een Europese taal. Voor wat het ontstaan van creooltalen in het algemeen betreft, zijn er meer theorieën dan die in het kort hier besproken is. (cf. The Baby-talk theorie van Bloomfield (1933); Language Biogram Hypothesis van Bickerton(1984). De meeste, zoniet alle Caribische naties gebruiken naast een Europese, een Afro-creooltaal. De creooltalen worden over het algemeen een lagere status toegeschreven dan de Europese. Deze asymmetrische tweetaligheid is een reflectie van de meest prominente kenmerken van de geschiedenis van het Caribisch gebied: slavernij en kolonisatie. Dit geldt ook voor Suriname.
Het creooltaallandschap in Suriname Er worden ongeveer 20 talen door minder dan 500.00 mensen gesproken in de Republiek Suriname; de linguïstische weerslag van een heterogeen etnische maatschappij. Gedurende Suriname’s geschiedenis van kolonisatie, slavernij, en immigratie zijn verschillende mensen uit verschillende continenten dwingend bijeengebracht om samen met de Indianen, de autochtone mensen van America, in Suriname te wonen. De meeste etnische groepen die in Suriname wonen hebben hun eigen taal die vaak beschouwd wordt als de moedertaal van de betreffende groep. Maar toch wordt het sociale leven slechts door twee talen beheerst : Nederlands en Sranantongo. Nederlands in Suriname is Surinaams-Nederlands (SN) , de officiële taal en de enige instructie taal. Sranan wordt beschouwd als de lingua franca. All andere talen gesproken in Suriname zijn etnische groepstalen. Sranantongo is de grootste Afro-creooltaal, qua aantal sprekers, maar het is niet de enige. De invoer van Afrikanen in Suriname heeft ook nog vijf andere Afro-creooltalen voortgebracht die door Marrons gesproken worden. Drie van deze talen heeft een op het Engels gebaseerde woordenschat, en twee zijn Portugees gebaseerd. Tot de groep van drie behoren het Ndyuka ,het Paramaccaans, en het Boni. De groep van twee wordt uitgemaakt door het Saramaccaans en het Mataway
3 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
LINGUÏSTISCH LOT VAN TOT SLAAF GEMAAKTE AFRIKANEN Toen Afrikanen naar Suriname gebracht werden om als slaaf gebruikt te worden, verloren zij hun eigen talen en verwierven een nieuwe taal die toen Nengre genoemd werd, en nu Sranantongo. Deze naam weerspiegelt de lingua-franca status die deze Afro-creooltaal door de eeuwen heen heeft verworven in Suriname. Na de afschaffing van de slavernij moesten de vrijgemaakte Afrikanen Nederlands leren. Deze taal was tot dan een vreemde taal voor hen. Het Nederlands werd aan hen opgedrongen door de wet. Als gevolg van de leerplichtwet werd het Nederlands onderwijstaal. Het linguïstische gevolg hiervan is Surinaams-Nederlands, een variant van het Nederlands die sterk beïnvloed is door het Sranantongo. In dit deel van deze paper worden de taalvervangingsprocessen die de tot slaaf gemaakte Afrikanen hebben ondergaan in Suriname bediscussieerd. Achtereenvolgens wordt aan de orde gesteld : 1) het eerste taalvervangingsproces, de verwerving van een nieuwe moedertaal Nengre (Sranantongo), de geboorte en ontwikkeling van het Sranantongo; 2) het tweede taalvervangingsproces, de oplegging van het Nederlands
Verwerving nieuwe moedertaal verlies eigen taal Nengre, nu Sranantongo genoemd, bestond waarschijnlijk nog niet voor 1650 (Eersel 2002:132). Vroege creolisten uit de school van een-generatie-creolisering beweren dat Nengre, de creooltaal van de tot slaaf gemaakte Afrikanen, zich ontwikkeld moet hebben tussen 1650-1667 (Voorhoeve 1983 ). Anderen, zoals Wilner (2007) verlengen de ontstaansperiode van het Nengre en dateren het in de zeventiende eeuw. Wilner’s standpunt komt min of meer overeen met de geleidelijke-creolisering-hypothese van Arends (1989) die een langere ontstaansperiode van het Sranan suggereert, van 1650 tot ongeveer 1750 (Cardoso 2009:17). Eersel (2002:135) neemt het zekere voor het onzekere en geeft aan dat er omstreeks 1700 een taal bestond in Suriname die we nu Sranantongo noemen. Het ontstaansproces en de ontwikkeling van Caribische Afro-creooltalen is hiervoor kort aan de orde gesteld in de inleidende opmerkingen. Dit ontstaan, en deze ontwikkeling moeten als een natuurlijke proces beschouwd worden, een proces van taalverwerving en taalcontact tussen talen van de Indianen (in Suriname), het Engels en West-Afrikaanse talen (moedertalen van de tot slaaf gemaakte Afrikanen). De West-Afrikaanse talen die hebben bijgedragen aan de nieuwe moedertaal van de tot slaaf gemaakte Afrikanen in het Caribische gebeid waren voornamelijk: Tshi(Twi), Ewe-Fon, en Kikongo (Eersel 2002). Capelle (1926) vermeldt dat de tot slaaf gemaakte Afrikanen voornamelijk Fantis en Ashantis waren die Twi spraken. 4 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
De geschiedenis van het Nengre is door vele creolisten bestudeerd (Voorhoeve, Eersel, Smith, en Arends). Elke creolist beschrijft de geschiedenis vanuit zijn eigen perspectief. Hieronder worden twee theorieën over taalcontact uiteengezet. Arends (2002) veronderstelt dat Nengre, Sranan het resultaat zou zijn van een drastische herstructurering van de Engelse taal, die plaats heeft gevonden in de beginjaren van slavernij in Suriname. Hierdoor zou men kunnen denken dat Nengre een soort variëteit van het Engels was, het resultaat van een mislukte verwerving die permanent geworden is. Deze hypothese, vanuit Europees perspectief, ondersteunt de pejoratieve benaming Negerengels, zoals het Sranan ook wel genoemd werd. In de achttiende eeuw toen Sranantongo al een volwassen creooltaal was, beschouwden de meeste Europeanen het als niet meer dan een gebroken variant van het Engels, en aldus werden namen zoals bastaard Engels en Negerengels aan deze variant gegeven. Eersel (2002) maakt melding van een vertaling van het Nieuwe Testament in het Sranantongo in 1829 toen een zekere Thompson de Evangelische Broeders verweet het evangelie in gebroken Engels in plaats van goed Engels te hebben vertaald. William Greenfield (1830) antwoordde hierop en stelde dat Sranan een eigen taal met een eigen structuur was die hoogstens historisch verwant was aan het Engels (Eersel 2002: 74). Eersel (2002) brengt een interessante hypothese te berde; hij bediscussieert de geschiedenis van het Sranantongo vanuit het perspectief van de tot slaaf gemaakte Afrikaan. Hij beweert dat: Van de kant van de tot slaaf gemaakte Afrikanen zelf zou men kunnen verwachten dat zij het Sranan zagen als een voortzetting van een Afrikaanse taal . Het is niet aannemelijk dat Sranansprekers omstreeks 1700 het besef hadden een geheel nieuwe taal te spreken. Wij beschikken echter niet over documenten waarin de Afrikanen zelf reflecteren over hun taal in Suriname. (Eersel 2002: 74). Sranantongo, ware het gebroken Engels, bastaard Engels of niet, groeide uit tot de belangrijkste taal van de kolonie Suriname, aangezien het werd gesproken door de gehele Surinaamse gemeenschap, in een maatschappij waar de officiële taal Nederlands, de taal van de overheerser, was. Arends (2002:124) verwoordt het als volgt “[…] but it seems clear that well into the nineteenth century Dutch only played a marginal role in Suriname.” Een ander feit is dat tot slaaf gemaakte Afrikanen een nieuwe taal spraken in een nieuw thuisland, en dat zij hun Afrikaanse moedertalen waren kwijtgeraakt. Eigenlijk verwierven zij een nieuwe moedertaal: een die stamt uit hun eigen Afrikaanse taal en is aangepast aan het nieuwe thuisland, het Caribisch gebied. The nieuwe taal van de tot slaaf gemaakte Afrikanen groeide en besloeg steeds meer domeinen van gebruik. Als taal van evangelisatie werd het uiteindelijk instructietaal. Dit laatste echter op 5 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
zeer kleine schaal aangezien de overheerser de overheerste, tot slaaf gemaakte Afrikanen beschouwde als niet-mensen die geen recht hadden op onderricht in welke vorm dan ook. Evangelisatie van de tot slaaf gemaakte Afrikanen moet niet beschouwd worden als onderricht , omdat het niet een onderwijskundig doel had; het was slechts bedoeld om te overheersen en dwangarbeid te handhaven. Oplegging taal overheerser onderdrukking nieuwe moedertaal Door de onderwijsverordening van 1876, beter bekend als de leerplichtwet werd het Nederlands verheven tot de enige instructietaal van Suriname. Deze verordening voerde de leerplicht in voor alle kinderen van zeven tot twaalf jaar.” Met de invoering van de leerplicht werd het Nederlands aangenomen als de instructietaal in de kolonie Suriname 1. Dit hield in dat slavenkinderen zich een vreemde taal meester moeten maken, want tot dan, als ze school gingen, werden ze onderricht in het Nengre. Bovendien waren ze vermoedelijk eentalig Nengre, want de tot slaaf gemaakte Afrikanen mochten geen Nederlands leren in de periode van slavernij (Eersel 2002: 25). De invoering van de leerplicht luidde het proces van vernederlandsing van de kolonie Suriname in. Het Sranan dat tot nog toe instructietaal op school is geweest, werd verboden. De vrij gemaakte Afrikanen moeten nu onderwijs krijgen in een taal die altijd een tweede taal, ja zelfs min of meer een vreemde taal, is geweest. Bovendien zullen ze daarna deze taal ook tot eerste taal moeten maken, want de Nederlandse taalpolitiek is er dan op gericht Suriname tot één Nederlandssprekende kolonie te maken. Het proces van vernederlandsing vangt vrijwel onmiddellijk na de leerplicht aan met de aanstelling van dr. H.D. Benjamins als inspecteur van Onderwijs, een grote voorvechter van het Nederlands. Deze inspecteur heeft het gebruik van Sranantongo bestreden, omdat hij van mening was dat het gebruik van deze enige nationale taal in Suriname schadelijk zou zijn voor bevordering van de kennis van het Nederlands. Sranantongo werd door hem afgewezen en werd een status van verboden taal toebedeeld. Als gevolg hiervan verloor deze nationale taal vele domeinen van gebruik, en aldus werd zijn woordenschat kleiner. Benjamin’s strijd tegen Nengre was niet zonder succes, want lokale mensen , inclusief de Afro-Surinamer ontwikkelden schaamte gevoelens voor hun eigen taal en beschouwden het inderdaad als inferieur. De Bies (2008) beschrijft de strijd tussen Nederlands en Sranan als volgt: De strijd met het Nederlands als aanvaller werd voornamelijk gevoerd tegen het toenmalige Nengre dat nu is uitgegroeid tot het Sranan. Deze 1
Er staat nergens in de verordening expliciet aangegeven dat het Nederlands de instructie taal is.
6 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
is een hardnekkige, bewuste en openlijke strijd geweest, en het Nederlands is niet zonder kleerscheuren eruit gekomen. Het Nederlands kreeg een ander gezicht, een Surinaams gezicht en gaat nu door het leven als Surinaams-Nederlands, een variant van het Nederlands die erg beïnvloed is door het Sranantongo. De talen van de nakomelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen in Suriname zijn twee keer gedurende hun geschiedenis in Suriname bedreigd en aangevallen. De eerste keer was er sprake van complete taalverlies en verwerving van een nieuwe taal waarvan men niet weet of de tot slaaf gemaakte mensen die taal beschouwden als een nieuwe of als een voortzetting van hun eigen moedertaal die ze hadden meegenomen uit Afrika. Hedendaagse wetenschappers merken op dat een nieuwe taal op een natuurlijke manier werd verworven door taalcontact, en dat de tot slaaf gemaakte Afrikanen hun moedertalen uit Afrika verloren gedurende dat proces van taalcontact . Dit is het klassieke model van taalvervanging. Romaine (1995:39?40) beschrijft het zo: The classic pattern is that a community which was once monolingual becomes transitionally bilingual as a stage on the way to the eventual extinction of its original language. Thus language shift involves bilingualism (often with diglossia) as a stage on the way to monolingualism in a new language. Het tweede taalvervangingsproces werd opgelegd aan de bevolking , en niet zonder succes. De doeltaal Nederlands is er niet volledig in geslaagd om de brontaal Sranan te vervangen. Aan de ene kant heeft de oplegging van het Nederlands de domeinen van gebruik van het Sranantongo doen afnemen, maar aan de andere kant heeft het Sranantongo het Nederlands zwaar beïnvloed; op een zodanige manier dat er zelfs overblijfsels van Afrikaanse lexicale elementen voorkomen in het huidige Surinaams-Nederlands.
CULTURELE IMPLICATIES LINGUÏSTISCH LOT “Language is the basis of culture. If the language is lost, the culture is also in danger of being
lost” (Kinley Dorjee 2007: 132). De inhoud van dit citaat gaat niet helemaal op voor Suriname. Door traditionele Afrikaanse familiesystemen uiteen te rukken, heeft de slavernij Afrikaanse culturele praktijken in het Caribisch gebied zeer verstoord en vernield. Slavernij en kolonialisme zijn er echter niet helemaal in geslaagd om de tot slaaf gemaakte Afrikanen geheel te ontdoen van de beleving hun Afrikaan-zijn, want de Afrikanen en hun nazaten zijn in staat geweest een gedeelte van hun cultuur en taal levend te houden en te bewaren; ook al zijn het resten.
7 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
Ondanks alle taalvervangingsprocessen die hij heeft ondergaan, heeft de Afro-Surinamer door de jaren heen een gedeelte van zijn cultureel erfgoed weten te bewaren. Een taal opleggen aan iemand, betekent niet dat ook de cultuur opgedrongen kan worden. Men kan een natie een taal opleggen, maar men kan de cultuur van die taal niet opleggen aan die natie. In Suriname vandaag zijn er nog steeds overblijfselen van Afrikaanse talen en cultuur. In de rest van deze paper/inleiding komen aan de orde de Afrikaanse overblijfselen in de Afro-Surinaamse (Caribische) cultuur. Achtereenvolgens worden aan de orde gesteld: Folklore, Afro culinaire overblijfselen, religie en gewoontes . Dwars door al deze secties heen komt de woordenschat ook aan bod. Folklore Spreekwoorden Folklore bestaat uit verschillende genres, maar het genre dat terstond voor de geest wordt gehaald als er over folklore gesproken wordt is het spreekwoord., juist omda het spreekwoord een universeel verschijnsel is . “All human cultures on earth develop, store and use them orally” (Allsopp 2004: xvi). Door middel van spreekwoorden leren we over de wijsheid van een gemeenschap, want een spreekwoord is volgens de meeste woordenboeken een uitspraak van algemene wijsheid of morele implicatie. De Cobuild Dictionary voegt er een kenmerk aan toe, en meldt dat het spreekwoord adviseert: “a proverb is a short sentence that people often quote, which gives advice or tells you something about life.” Spreekwoorden onthullen dus het leven van een maatschappij, gemeenschap. Spreekwoorden vormen een belangrijk deel van het Afrikaans cultureel erfgoed van de Caribische mens. Neyhorst (2003:11) herinnert dat: “it is said that proverbs are more popular in Africa than anywhere else in the world and that there is a great love for speaking in symbolic terms.” Als wij bewust zijn van het Afrikaans cultureel erfgoed in de spreekwoorden die voorkomen in onze talen, verwerven wij inzicht in onze sociale, en historische achtergrond, en onze huidige identiteit. Spreekwoorden van Afrikaanse origine komen in het gehele Caribisch gebied voor. Vele Caribische wetenschappers hebben vergelijkend onderzoek gedaan op het gebied van spreekwoorden in het Caribische gebied. (Ojo 2006, Allsopp 2004, Neyhorst 2003, Garnum Solomon 1998). Om de opmerking die Allsopp heeft gemaakt in zijn Dictionary of Caribbean English Usage (DCEU) ” it is an important and previously ignored fact that the language and culture of the Caribbean springs not just from the conqueror, but from surviving remnants of tradition and spirit of the conquered civilization (the sub-Saharan Africa)”, te illustreren zijn er hieronder enkele spreekwoorden uit Suriname en het Engelssprekende gedeelte van het Caribisch gebied. Zij geven aan de basis voor integratie van alle AfroAfrikanen in diaspora; immers overeenkomst en kennis over gemeenschappelijke identiteitsaspecten kunnen leiden tot integratie. (De voorbeelden zijn overgenomen van Ojo (2006), Allsopp (2004), Neijhorst (2003), Grannum- Solomon (1998), en Morris-Brown (1993).
1. Een dierenspreekwoord dat een advies geeft: 8 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
The pig says to his mother ‘What makes your mouth so long?’ she says:’ Ah never mind my child, the same thing that makes mine long will make yours too.’ (Ashanti) Hog ask in mama se’mama wetin mek yu moth langga so?’ In mama se ‘bohboh (boy) , wet lilibit yu go no.’ (Sierra Leone) Pikin agu aksi: ‘Mama fa yu mofo langa so? ‘ Bigi agu piki: ‘ Mi pikin tantiri. Na kon y’e kon (Suriname) Pig ask his mudder, ‘Mammy wat make yuh mout so long?’ Mudder answers ‘Take time little one, take time.’ (Trinidad). Pig ax him mama ‘say wha mek him mout long so’; him say ‘A no mind, me pickney; dat somet’ing mek fe me long so wi’ meke fe you long so too’ (Jamaica) Pig say, ‘Mummy, wha’ mek your mout long so’ – ‘No min, me pickney, you a grow you wi see’. (St. Lucia) Pig asked his mother what made her mouth long so, mother said, ‘wait you are growing you will meet it.’ (Guyana) Hawg (= hog) meh aske Mammie how it mout so lang. (H)e ma tel a (m) . ‘When yo(u) get lee bigger, yo(u) wa(n) know’. (Belize) Pig ask eh muddah ‘wa mek eh mout so lang?’ eh Muddah say ‘wait yuh turn’. (StKitts &Nevis) Hog ask (h)e mammie wh(at) mek (h)e mout(h) so long, (h)e mammie tell (h)e ‘Ah bway, when yo(u) come like me yo(u) will know’. (Monserrat) Pig ask (h)e muma wha(t) mek (h)e mout(h) so long, she say ‘Wait yo(u) a come’ ( Antigua) Zowel Allsopp (2004) als Neijhorst (2003) geven aan dat dit spreekwoord ook voorkomt in het Frans van Frans-Guyana, Guadeloupe, Haiti en de Netherlands Antillen.
2. Een spreekwoord gebruikt om te waarschuwen tegen een verdachte vriendschap All grin-teeth is not laugh (Grenada) 9 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
All skin-teet(h) na laugh, Every skin-teet(h) ain(‘t) a laugh (Guyana) Every skin-teet(h) don(‘t) mek a smile (Barbados) Tis not every skin-teeth is a laugh (USVirgin Islands) All skin-teet’ eh laugh (Trinidad) All skin teeth ah nuh laugh (St. Kitts & Nevis) A no ebry kin teet a laff (Jamaica)
Anansistori liedjes en raadsels Afrikaans cultureel erfgoed omvat ook de orale cultuur van Anansitori, raadsels en liederen. Anansi is een Tshi (Twi) woord voor spin dat door de eeuwen heen bewaard is gebleven (Jekyll 1966). De Encyclopedie van Suriname vermeldt dat het woord van anansé , een Akan woord, stamt. Het woord komt zelfs voor in Surinaams-Nederlands (Anansitori), en heeft ook nog een andere betekenis ontwikkeld. In Surinaams-Nederlands bestaat er zelfs een uitdrukking Anansi krijgen ; de etymologie hiervan komt later in deze sectie aan de orde. Volgens Alice Werner in de introductie van Jekyll (1966) Jamaican song and story: “ the Spider figures largely in the folk-tales of the West-Coast ( by which we mean, roughly, the coast between Cape Verde and Cameroon.” De spin is eigenlijk een soort voorloper op de mens, want er is een Gouden-Kust-traditie die bekrachtigd dat het menselijk ras afstamt van de spin (Ellis 1887 Tshi-speaking Peoples of the Gold Coast). Andere bronnen, zoals Dubbelaar (1972) met verwijzing naar Lichtveld, relateren Anansi aan de mythe van de zon die later ongunstig beïnvloed was, en zodoende wordt Anansi de spin geassocieerd met enkele negatieve karaktertrekken die hij in de verhalen heeft : een sluwe deugniet die sterkere tegenstanders beetneemt, en die altijd amuseert met zijn gierigheid en zelfzuchtigheid. Anansitoris komen overal in het Caraibisch gebied voor, in het bijzonder bij Afro-Caribische mensen waar ze verteld werden op bijeenkomsten in de avond, bij dedeoso, op aytdey bijeenkomsten en dergelijke. In Suriname werden de verhalen voorafgegaan door een raadsel , 10 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
en er bestond een traditionele formule om het verhaal te beginnen Kri! Kra! Ala man na en kraka! (Kri !Kra! is iedereen gezeten) , die gevolgd werd door A tori sa go? (Zullen we het verhaal beginnen). Het gehoor antwoordde dan met de volgende formule : A sa go! ( Het zal beginnen). Hierna begon het verhaal echt, en ook met een formule: Eer tin tin, wan ….. ben de ( Er was eens …..). Deze Eer tin tin zou in verband gebracht kunnen worden met het Ewe : tètè = toen, het Tshi tètè = van oudsher, en het Yoruba waar tètè vroeg betekent. Er bestond ook een traditionele formule om het verhaal te onderbreken: Kri! Kra! of Bato! Deze formule was het teken om een lied in te zetten; dit lied was een zogenaamde Kot’singi (lied om te snijden = lied om te onderbreken ) (Dubbelaar 1972:11). In Jamaica werden Anansitori vermoedelijk ook s’avonds verteld, en er kwamen ook liedjes erin voor. Het verhaal eindigde met een formule , die Louise Bennet beschrijft en uitlegt in de inleiding van Jekyll (1966): At the end of the story we had to say , “ Jack Mandora, me no chose none,” because Annancy sometimes did very wicked things in his stories, and we had to let Jack Mandora, the doorman at heaven’s door, know that we were not in favour of Annancy’s wicked ways. “Me no chose none” means “I don’t choose to behave in any of these ways.” Inderdaad heeft de Ananstori een grote invloed gehad in landen zoals Jamaica en Suriname. In Jamaica bijvoorbeeld, is er zelfs een ander zelfstandig naamwoord afgeleid van de naam Anansi: Annancysim ( Anansiisme): het gebruik van bedrog om succes te bereiken ; het bereiken van zijn doel door sluwheid. In Suriname was er veel bijgeloof rond Anansi. Men geloofde dat Anansitori verboden waren voor de geesten van dode voorvaderen. Anansitoris waren “kena fu yorka” ; zij waren treef voor yorkas, en mochten niet overdag verteld worden, behalve als de verteller een ooghaar uittrok, en als deze het niet deed zou de geest van de dode voorvader op de verteller komen, en hem kwaad doen . De moeder van de verteller zou ook kunnen sterven , of de verteller zou een kramp in zijn/haar hand of voet (arm of been) kunnen krijgen, als de Anansitori bij dag verteld werd. Men geloofde ook dat Anansi kon kruipen in een voet of hand, en een slapende voet of hand veroorzaken . Naar het verschijnsel van slapende voet of de slapende hand werd verwezen met de uitdrukking kisi Anansi. Deze uitdrukking werd letterlijk vertaald in het Nederlands, en wordt nog steeds gebruikt in het hedendaagse Surinaams-Nederlands waarin mensen Anansi krijgen / hebben in hun voet of hand. Surinamers hebben bijna nooit een slapende hand of voet.
11 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
Dagnamen De typisch liedjes en raadsels van de Afro- Caribische mens en zijn Anansitori geven ons inzicht in bijvoorbeeld de origine van typische Afrikaanse namen die nog steeds voorkomen in het Caribisch gebied. Zo heet de vrouw van de Surinaamse Anansi Ma Akuba, hetgeen aangeeft dat ze op een woensdag geboren is. Sommige Afro- Caribische mensen noemen hun kinderen volgens Tshi tradities naar de dag waarop zij geboren zijn ; de zgn dagnamen, deynen in Suriname, en born day / day name in Jamaican Creole . Deze namen zijn herkenbaar als Tshi namen. Tabel 1. geeft een lijst met namen zoals die voorkomen in Suriname. Cristaller’s Dictionary of the Asante and Fante language called Tshi (1881), geeft de Tshi namen Kwasi, Kwadwo, Kwabena, Kwaku, Kwaw (Fante) of Yaw, Kofi, Kwame. Het woordenboek benadrukt voorts de initiële /Kw/ bij de mannennamen bij het aangeven dat elke jongen de naam krijgt van de dag waarop hij geboren is. The syllabe Kwa (=akoa, man , slaaf ) is aangehecht aan een van de zeven namen van de dagen : Ayisi, Adwo, Bena, Wuku, Yaw', Afi, Amén. dag
naam man naam vrouw
zondag
Kwasi
Kwasiba
maandag
Kodyo
Adyuba
dinsdag
Kwamina
Abeniba
woensdag
Kwaku
Akuba
donderdag
Yaw
Yaba
vrijdag
Kofi
Afiba
zaterdag
Kwame
Amba
Tabel 1. Dagnamen in Suriname
Voor wat de vrouwennamen betreft, geeft het woordenboek aan dat de overeenkomstige namen zijn : Akosuwa (=Akwasiba), Adwowa, Abena, Akuwa, Ya'(Yawa), Afuwa. “ Alice Werner somt ook Jamaicaanse namen als Kwasi, Kwadwo, Kwabena, Kwaku, Kwaw (or Yaw), Kofi, en Kwame op in de inleiding van Jekyll (1966:xxv). Zij merkt voorts op dat : 12 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
The girls’ names are less easily recognizable, but a careful scrutiny reveals the interesting fact that in some cases an older form seems to have been preserved in Jamaica. Moreover, the sound written w by Christaller approaches that of b, which seems to be convertible with it under certain conditions, all the girls’ names being formed by means of the suffix -ba = a child. […] The word ba has come to mean “a daughter” when ‘appropriated as a suffix to feminine names; but, properly, it seems to mean “a child” of either sex. Het is de moeite waard hier op te merken dat alle Surinaamse vrouwennamen eindigen op het /ba/ achtervoegsel. Bovendien is de primaire betekenis van het woord ba = kind vertaald naar het Sranantongo als pikin om te verwijzen naar iemand van het vrouwelijk geslacht. Dit Sranantongo woord pikin is op zijn beurt met betekenisbehoud weer vertaald naar het Nederlands als kind. Het woord kind voor iem. van het vrouwelijk geslacht is typisch Surinaams-Nederlands en wordt veelal door mannen in de mond genomen. Het gaat hier dus om een SurinaamsNederlands woord dat verwijst naar een Westafrikaans concept. Culinair erfgoed Tot op heden zijn er overblijfselen van Afrikaans voedsel in de Surinaamse keuken, en in die van andere delen van het Caribisch gebied. Zo schijnt de okersoep met tomtom van Afrikaanse origine te zijn. De tomtom, een onomatopeische benaming, heet in de Bahamas, Belize , Guyana , Jamaica, en Tobago fufu; overigens een naam die dichter komt bij de cultuur waar het gerecht vandaan komt: e-fufu in Tshi. (Dictionary of Jamaican English 2002). Het Tshi woord is gedefinieerd door het woordenboek (met verwijzing naar Christaller’s woordenboek) als : The common food consisting of yam plantains cassada cut into pieces and boiled, pounded [to] a tough, doughy mass. This, in the shape of a round lump, is put into the soup and eaten with it.” De Dictionary of Jamaican English (2002) beschrijft het woord als dialect , en Benghiat (1985) geeft aan dat het gemeengoed is. Voorts beweert zij dat het woord van het Fante afkomstig is, ze verwijst hierbij naar The Sun and the Drum Barrett (1976 die vermeldt dat: " in West Africa and especially in Ghana the word ‘fufu’ is used […] The dough is worked into small pieces with the fingers , dipped into a soup or sauce and the eaten.” Volgens Benghiat (1985) verwijst het word fufu in het hedendaagse Jamaica naar het gehele gerecht : de soep en de tomtomballen. Een ander gerecht dat rechtsreeks uit Afrika komt is de dokun ( dokuno). (Tshi ɔ -dɔkono= gekookt brood van maïs (Dictionary Of Jamaican English 2002), in Suriname gemaakt van geraspte cassava en kokosnoot, gewikkeld in een bananenblad en gekookt. In Jamaica is het een soort pudding gemaakt van allerlei soort aardvruchten (zoals bananen, groene bananen, cassavemeel, maïsmeel) met suiker en andere kruiden, gewikkeld in een bananenblad en daarna gekookt (ibid). Benghiat (1985: 152) met verwijzing naar The Sun and the Drum Barrett 13 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
(1976 ) doet het verslag van de volgende anecdote en geeft zo het effect van cultuur als een integratiemiddel aan. In 1969 on my first trip to Africa, our party stopped at the Koromantyn Market at the foot of the famous Koromantyn Castle from which most Jamaican slaves embarked on their Atlantic journey to Jamaica. Walking in the market, I came upon a woman with a stall of the same banana leaf preparation. I pointed to it and said ’dokono’. The woman, who spoke no English, was startled. She ran and called a man who spoke English and Twi […] He finally caught up with me and asked how I knew that the items were dokono. I told him that my mother used to make it and referred to them by that name in Jamaica. In a few minutes I was in of a noisy admiring crowd of old men and women […] Some came close, hugging my hands in a most caressing manner. The gentleman explained to me that the elders were giving me an African welcome because I was the son of an ancestor who was sold in slavery. He further explained that the name ‘dokono’ was a Fanti word which was used only among the people of the Cape Coast […] Asogri (Tshi o-siãm= geroosterd en gemalen koren (maiskorrels) (Allsopp 1996), is een min of meer vergeten lekkernij, gemaakt door geroosterde koren samen met suiker te stampen of te malen. In Suriname werd het op dedoso verdeeld , en andere traditionele bijeenkomsten rond de dood van iemand. Een ander overblijfsel is gongote meel van groene bananen gebruikt voor pap (De Bies 2009) (Tshi kokonté = gedroogde, gesneden stukken cassave of bananen (Dictionary of Jamaican English 2002). De obe (Tshi a-bɛ = palm (Dictionary of Jamaican English 2002) wordt abbay genoemd in het Engels sprekende deel van het Caribisch gebeid waar het voorkomt. In Suriname wordt de 4 cm lange, ovale, oranje steenvrucht met een olierijk vruchtvlees gekookt gegeten. (Elaeis guineensis (Palmae) (de Bies 2009
Culturele traditie en spiritueel leven De Afrikaanse cultuur was, en is nog steeds in contact met andere culturen in Suriname. Ondanks evangelisatie en andere manieren die gebruikt werden om nazaten van Afrikanen in Suriname bewust te maken dat hun taal en cultuur inferieur zou zijn, heeft de Afrikaanse cultuur van deze mensen in dit deel van de diaspora zich toch ontwikkeld buiten haar bakermat. Het resultaat hiervan is een cultuur die enigszins verschilt met die van haar bakermat. Ofschoon vele 14 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
Afro-Surinamers christenen zijn, en in het christendom geloven, houden zij nog steeds aan tradities die verbonden zijn aan hun Afrikaanse achtergrond. De religieuze erfenis van West-Afrika die de tot slaaf gemaakte Afrikanen meenamen, heeft de Middle passage overleefd, en bestaat tot op heden nog in Suriname, zij het in een vorm die beïnvloed is door de religiën waarmee het in contact is geweest gedurende de eeuwen in Suriname. De Afrikaanse kern van de winti-religie heeft het overleefd omdat het van generatie op generatie werd overgedragen; en deze kern een grote steun was voor de tot slaaf gemaakte Afrikanen gedurende de slavernij. Een andere reden voor de overleving van religie ligt in het feit dat de oeverheersers geen grip had op de religieuze praktijken van de tot slaaf gemaakte Afrikanen. Integendeel waren de overheersers bang van de effecten van deze religieuze praktijken. Stephen (1986:19) vermeldt dat de tot slaaf gemaakte Afrikanen winti beschouwden als de bron van hun bestaan, en dat zij hierdoor in staat waren de slavernij te overleven. Winti werd ook beschouwd als het middel om de banden met Afrika,hun thuisland, te behouden. De terminologie van de winticultuur is in het Sranantongo en is overgenomen in het SurinaamsNederlands zonder aanpassing aan die taal. Vele termen lijken op het eerste gezicht uit een Afrikaans taal te komen, maar van slechts enkelen is het zeker dat ze van Afrikaanse origine zijn. Hier kan genoemd worden Opete, een godheid, de god van het luchtruim , die zich bij voorkeur manifesteert in de gedaante van een aasgier. Hij is de eeuwige reiniger (de Bies 2009) The Dictionary of Jamaican English (2002) beschrijft Ahpetti als dialect, en relateert het- met verwijzing naar Chrtistaller’s woordenboek- aan Tshi o-peyi, een amulet. Obiya is in Suriname en term uit de wintireligie met de volgende betekenissen : “1. magisch middel in de vorm van een pakket of bundel dat dient om boze krachten af te weren, of een ziekte van magische aard te voorkomen of genezen 2 lagere god.” (De Bies 2009) De Dictionary of Jamaican English (2002) geeft aan dat obeah waarschijnlijk is afgeleid kan zijn van meerdere talen. Het woorden boek brengt het woord in verband met Efik ubio is een ding of een mix van dingen die in de grond worden begraven als een tovermiddel voor ziekte of dood. Er wordt ook een link gemaakt met Tshi ɔ-bayifó,wat betekent heks, tovenaar. De betekenis van obeah is min of meer tegengesteld aan dat van het Surinaamse obiya. Het wordenboek beschrift het als de praktijk van boosaardige magie zoals overal bekend in Jamaica. De origine ervan is Afrikaans; in werkelijkheid is het nooit duidelijk onderscheiden van myal. Ofschoon myal verondersteld werd een geneesmiddel te zijn voor ziekten veroorzaakt door obeah, gebruiken beide in grote mate dezelfde methoden (myal echter met enige toevoeging van elementen uit het Christendom). Obeah komt nog steeds voor in Jamaica. De Surinaamse term voor obeah is wisi . Volgens de Dictionary of Jamaican English (2002) is de huidige betekenis van de Jamaicaanse 15 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
myal ; de formele inbezitneming van iemand door de geest van een overleden voorvader, en de dans uitgevoerd in trance , onder inbezitneming. Deze betekenis komt min of meer overeen met die van de Surinaamse winti. Voor wat betreft geesten, merkt Stephen (1986:125) op dat Afrikaanse geesten apuku, luwangu, akantasi en kromanti eisen dat de persoon die een wasi (ritueel kruidenbad) neemt een pangi moet dragen. Een wasi (bush bath in het Engelssprekende deel van het Caribisch gebied ) wordt bereid van kruiden, en is bedoeld om een persisterende ziekte te genezen, of om boze geesten te bezweren die het lichaam overvallen. Allsopp (1996) beweert dat de praktijk van kruidenbaden geven/nemen zeer vermoedelijk komt uit West Africa, waar in het Yoruba agbo betekent badwater dat bladeren of medicinale kruiden en basten bevat. Mensen die niet bekend zijn met Afrikaanse religiën en tradities verwijzen naar de praktijken hierboven besproken als bijgeloof, maar in feite zijn deze praktijken deel van de culturele traditie en legendes van de nazaten van tot slaaf gemaakte Afrikanen in het Caribisch gebied. De soukoyan, old –hige, old-suck, fire-hag, namen in het Engelssprekende gedeelte van het Caribisch gebied voor de Sranan en Surinaams-Nederlandse naam asema, waarvan de stam is aseh = tovenarij, en die vermoedelijk een overblijfsel is van een taal uit de Sub Sahara. Het concept is Afrikaans, en is min of meer overal hetzelfde in het Caribisch gebied. : een (oude ) vrouw die s’nachts verandert in een vampier die het bloed van slapende mensen zuigt. Allsopp (1996) merkt op dat : “ certain characteristics—a blood-sucking creature of either gender , a roving ball of fire by night, normal human appearance by day—suggest a wider base of West African legendary demons.” Dusver zijn besproken tradities, gewoonten rituelen enz. die benoemd zijn . Er zijn echter rituelen , tradities en gewoonten die geen naam hebben en die blijken van Afrikaanse origine te zijn. Het volstaat hier enkele universele gelegenheden waarbij iedere etnische groep bepaalde rituelen uitvoert, te bespreken. Een zeer algemene geboorteritueel die in verschillende vormen voorkomt, komt op het volgende neer: de pasgeborene wordt buiten het huis gebracht om voorgesteld te worden aan de mensen en de geesten uit zijn omgeving. In de stad wordt de baby soms drie keer om het huis gedragen terwijl er tot de baby gesproken wordt en hij/ zij wordt voorgesteld aan zijn/ haar omgeving. Stephen (1986) verwijst naar dit ritueel als het eerste sociale ritueel van een kind, en hij beschrijft het zeer gedetailleerd en vermoedelijk in zijn authentieke vorm. Een gewoonte die nog steeds bij begrafenissen wordt uitgevoerd is als volgt: als er iemand sterft waar er kleine kinderen zijn, tilt met de kinderen op en geeft ze door over het gekiste lijk aan een andere persoon, terwijl men ze bij de naam noemt. Alice Werner vermeldt in de inleiding van Jekyll (1996) dat volgens een paper uit Sierra Leone deze gewoonte ook voorkomt aldaar . Het is echter niet aangegeven welke stam het doet. Stephen (1986:74) geeft niet slechts de gewoonte aan van de kinderen die over het gekiste lijk worden overgegeven, hij haalt ook aan 16 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
dat volwassenen een koord dat zo lang is als hun lichaam in de kist doen , en dat kinderen ook een blauw koordje om hun arm dragen om de geest van de overleden te weren. Hij noemt deze rituelen prati of scheidingsrituelen Deze prati-rituelen en alle andere culturele elementen hierboven besproken tonen aan dat het de overheersers gelukt is de tot slaaf gemaakte Afrikanen hun vrijheid en taal te ontnemen. De overheerser is echter niet in staat geweest de Afrikaanse mens geheel te ontdoen van zijn cultuur. Er wordt vaak beweerd dat de woordenschat van een taal het minst stabiele domein van een taal is, maar in het Caribisch taalgebruik, zij het Engels of Nederlands, zijn er overblijfselen van talen uit de Sub Sahara te vinden in de woordenschat. Aangezien de Afrikaanse nazaten cultuurelementen hebben weten te behouden, hebben velen woorden die verwijzen naar deze culturele concepten de Middle Passage overleefd. Taal is dynamisch en verandert als de gemeenschap waarin ze gebruikt wordt verandert. Als we deze Afrikaanse invloeden in onze talen willen behouden zullen we onze Afrikaans cultureel erfgoed moeten koesteren , het levend houden, het in tact houden, en altijd proberen het te versterken en het verder te ontwikkelen op onze eigen ingeboren manier .
Bibliografie Allsopp, R., 1996. Dictionary of Caribbean English Usage . Oxford/ New York. Allsopp, R., 2004. A book of Afric Caribbean Proverbs. Kingston, Jamaica. Arends. J., 2002. The History of the Surinamese Creoles A sociohistorical survey. In: Carlin Eithne, B, and Jacques Arends (eds.) Atlas of the Languages of Suriname. Kingston , Ian Randle Publishers. Benghiat, Norma, 1985. Traditional Jamaican Cookery. Middlesex, England., Penguin Books. Bickerton, D . e.a.,1984. The Language Bioprogram Hypothesis. In: The Behavioural and Brain Sciences 7, 173-221 Bies de, R, 2008. Verengelsing of Ontnederlandsing van het Hoger Onderwijs in Suriname. Paper presented at the t Congres “Nederlands in hoger onderwijs en wetenschap” (Vlaams Parlement, 10 okt. 2008) Bies, de, R. 2009. Woordenboek Surinaams Nederlands. Houten, The Netherlands. Prisma Bloomfield, L., 1933. Language. New York. Capelle, H. van , 1926. Mythen en Sagen uit West-Indië. Zutphen.
17 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011
Cassidy , F.G. and R.B. Le Page, 2002 2 . Dictionary of Jamaican English . Barbados/ Jamaica/ Trinidad and Tobago. Christaller ,J.G. 1881. A Dictionary of the Asante and Fante Language called Tshi (Chwee, Twi). Basel Dorjee, Kinley, 2007. Cultural Imperialism and Linguistic Change: Impact of Cultural Imperialism on Dzongkha Borrowing. In Media and public culture Proceedings of the Second International Seminar on Bhutan Studies,. 121-136. Dubelaar, C.N. 1972. Negersprookjes uit Suriname, speciale aflevering van Neerlands Volksleven, jaargang XXII (1972), aflevering 3/4. Eersel, Hein, 2002. Taal en mensen in de Surinaamse samenleving Verzamelde artikelen over taal, geschiedenis en identiteit 1985-2001. Paramaribo, Suriname. Encyclopedie van Suriname . Amsterdam / Brussel 1977.
Grannum- Solomon, Victorine, 1998. Proverbial Wisdom from Guyana. Pittsburgh, Pennsylvania. Jekyll, Walter, 1966. Jamaican song and story Annancy Stories, Digging Tunes and Ring Tunes., New York, Dover Publications, Inc. Morris- Brown, Vivien, 1993. The Jamaica Handbook of Proverbs. Kingston, Jamaica Neijhorst, Julian H.A., 2003. Caribbean talk 1000 proverbs and sayings forn the Afro-Caribbean Diaspora. Paramaribo, Suriname. Ojo, Gloria, 2006. Paremiography and Paremiology: Implications for the school Curricula of Africans and AfroDescendants in the Diaspora. A paper presented at the International Conference on “Advancing and Integrating Research and Studies in the Interest of Africa and the African Diaspora” at the University of West Indies, St. Augustinie,Trinidad. 7th -11th November, 2006 Romaine, Suzanne, 19952. Bilingualism. Oxford. Smith, Norval, 1987. The genesis of the Creole languages of Surinam. [PhD thesis, Universiteit van Amsterdam.) Smith, Norval, 1997. Ingredient X; The common core of African words in the Atlantic Creoles’ Paper, Society for Pidgin and Creole Linguistics, London, June. Stephen, Henri, J.M., 1986. De macht van de Fodoe-winti Nederland. Amsterdam, Nederland.
food-rituelen in de winti-kultus in Suriname en
Voorhoeve, J. 1973. Historical and linguistic evidence in favour of the relexification theory in the fomatoin of Creoles. In: Language in Society 2, 133-145.
18 Taalverlies en Afrikaans cultureel erfgoed in Suriname en het Caribisch Gebied Renata de Bies Ninsee 23 augustus 2011