Taal in een kistje -‐ Vincent Groep 7-‐8 Doelen: • Engels lezen, uitspreken, begrijpen • Emoties en woordenschat begrijpen en oefenen met verschillende spelvormen Materiaal: • Stripboek: Vincent van Gogh, an artist’s struggle, Marc Verhaegen en Jan kragt. www.eureducation.nl ISBN: 978-‐90-‐816879-‐1-‐1 €6,95 • Deze Lesbrief: “taal in een kistje – Vincent”
De kleurencirkel van Vincent Verdeel in de cirkel een kruis en een horizontale lijn. In de buitenste ring ontstaan 6 stukjes. Zet de drie primaire kleuren in de cirkel: rood, blauw, geel. Als je beiden kleuren mengt (rood met blauw = paars), blauw met geel =…. Etc. Complementair contrast ontstaat door kleuren naast elkaar te zetten die in de kleurencirkel recht tegenover elkaar staan. Rood valt dus beter op naast groen dan naast elke andere kleur. Noem de drie complementair contrast kleuren? Spelcontrasten: Tegenstellingen in dramatisch spel noemen we ook wel spel vanuit status rollen. Dan komen de verschillen in de rollen goed uit de verf naast elkaar. We spreken dan ook wel van hoge en lage status. Bij iedere status hoort een bepaald gedrag. Keith Johnstone is een Canadese theaterdocent die improvisatietechnieken heeft ontwikkelt om spontaniteit te vergroten en mensen verteltechnieken te leren.
Er is binnen statusspel een nonverbale code. Van oogcontact tot aan de stand van de voeten, kan aan ons menselijk lichaam alles worden geinterpreteed worden in status van de ene persoon t.o.v. de ander. We spreken van lage status signalen en hoge statussignalen. Lage status signalen: Hoge status signalen: Voeten naar binnen gedraaid Voeten naar buiten gedraaid Weinig ruimte innemend Veel ruimte innemend Gebaren naar het lichaam toe en het eigen Gebaren van het lichaam af lichaam aanraken Springerige bewegingen maken Vloeiende bewegingen maken Je hoofd bewegen als je spreekt Je hoofd stilhouden als je spreekt Kort in – en uitademen Diep in – en uitademen Kort aankijken van de ander, snel blik Lang oogcontact houden afwenden Lachen met veel tanden bloot Lachen met de boventanden tegen de onderlip aan gedrukt Spelsituaties: rollen zijn bijvoorbeeld: Koning – dwerg Baas – werknemer Leraar – leerling die straf krijgt Pester-‐ gepeste Deftige dame – huishoudelijke hulp toerist-‐ schoenpoetser Laat de kinderen de locatie en spelsituatie (opbouw naar conflict-‐ ontknoping) bedenken. Ze verzinnen de tekst ter plekke. Wel spreken ze situatie èn conflict èn oplossing af. Inspringspelen als warming-‐up zijn heel bruikbaar. Wat zijn inspringspelen? Spel waarbij improvisatie en “incasseren van tegenspel van de ander” een grote betekenis krijgen. Doel: deze oefening geeft een dramadocent een beeld van het spelniveau en durf binnen een groep. Je ziet alle spelers individueel spelen. Dit kan in verschillende spelvormen: -‐ bankje: (of plaats 3 stoelen naast elkaar). Een speler begint en wie een idee heeft komt erbij en gaat mee spelen. Als de bank (3 personen) of de 3 stoelen bezet zijn gaat de vierde speler iemand die er al zit wegspelen (deze bedenkt argumenten, redenen waarom de ander weg moet…naar elkaar luisteren is dus ook belangrijk) -‐ Vaak maakt de docent kaartjes, dit helpt verlegen kinderen met in te springen. Bijvoorbeeld:
Je bent kunstenaar en hebt net je eerste schilderij verkocht, bent heel blij. Je ziet je broer zitten, bent in paniek want je fiets is kwijt en je durft niet naar huis. Je hebt al een uur gewandeld, bent moe en bent opgelucht dat er een bankje is waar je even kunt uitrusten… Je bent verdrietig want je hebt net een heel vervelend bericht gehoord… Je verveelt je en zoekt iemand om mee te spelen….
Welke status heeft Vincent denk je? Waarom? Kan je het zien aan het stripverhaal? Wat zie je dan? Herken je de lage (of hoge) status signalen? Story telling: verhaalstructuren Als je een verhaal maakt heeft dat een basisstructuur: begin, midden, eind. -‐ Raamvertelling = er vindt van alles plaats op een bepaalde lokatie -‐ aristotelische model = basisstructuur + motorisch moment, verwikkelingen en ontknoping We werken vanuit de raamvertelling: locatie, de kamer in het huis in Parijs. Zorg dat de rode draad zichtbaar blijft tussen de verschillende acts/ scenes. Dit doe je door interactiemomenten te verzinnen. Verder moet er een opbouw inzitten waarbij de ontknoping wordt voorbereidt. Rollen: vader (strenge en rechtvaardige dominee) , moeder (lieve creatieve huisvrouw), Vincent (dromer en talentvolle schilder), oom Cent (vriendelijke en idolaat van Vincent, galery houder en broer vader) Waar: huis in Parijs Wat: Vincent en moeder schilderen aan tafel; Vader schrijft de preek voor aankomende zondag. Cent bespreekt met vader hoe het gaat met Vincent. Conflict: vader wil dat Vincent een ordentelijk beroep leert, bijvoorbeeld in de galery van oom Cent maar Vincent wilt kunstenaar worden. Moeder steunt aanvankelijk Vincent. Ontknoping: bedenk de oplossing. Wat gaat gebeuren? Volgt Vincent vaders wens? Is hij eigenwijs en gaat hij zijn eigen weg, kunstenaar? Kiest hij voor een andere oplossing? Afronding: verzin een slot. Hoe eindigd het verhaal?
Spel hints: vorm: uitbeeldspel met af en toe tekst Hoe schilderen moeder en Vincent? Waar aan tafel zitten ze? Of gebruiken ze een ezel? Hoe groot is het doek? Tekenen ze of schilderen ze met verf? Wat schilderen ze? Wat schrijft vader? Brief, boek, ….? Met wat schrijft vader? Welk onderwerp heeft zijn preek? Waar schrijft vader? In dezelfde kamer of juist in een andere kamer? Of vanuit een stoel? Story telling: bedenk een kort verhaaltje vanuit hierboven beschreven rollen, conflict, ontknoping en einde. Beeld en speel dat uit met elkaar binnen een raam (locatie). Verzin wat vader met zijn broer Cent bespreekt. Wat moeder zegt/ doet? Wat Vincent zegt doet? Zorg daarbij voor interactie met de spelers. Wat veranderd als de titel is: “Vincent van Gogh in 2015”. Introductie: stripverhaal Theo, voorlezen blz 9-‐10 engels. Warming-‐up: emotie bus: bezorgd, dromerig, wantrouwend, achterdochtig, schichtig, uitbundig,…. Emotie bus is een spelvorm waarbij kinderen emoties oefenen. Met stoelen of banken bouw je een bus. Een iemand is de chauffeur. Let erop dat er echt uitgebeeld wordt. Vaak helpt het om een pet op te zetten…(een hoepel als stuur, …). Er stapt een kind de bus is met een bepaalde emotie (sturend via kaartjes, of zelf laten bedenken, of met tweeen instappen). De buschauffeur en alle aanwezige mensen in de bus nemen direct dezelfde emotie over. Coach de kinderen dat emotie zichtbaar is in gezicht en lichaamshouding. Warming-‐ up: uitbeelden in houding, gedrag, gezichtsmimiek van de verschillende rollen Kern: spel voorbereiden in groepjes van 4 kinderen Presenteren van het spel aan elkaar. Bespreken van de variatie aan wat vader en broer Cent bespreken, uitbeeldspel van de spelers.
Emoties: Vier basis emoties (de 4 B’s) blij, boos, bang, bedroefd onderbouw middenbouw en bovenbouw: gebruik woorden uit woordenschat! De moeilijkheid van woorden is afhankelijk van taalniveau. Gebruik drama om moeilijke woorden makkelijker te laten leren (leren door uitbeelden en doen vervolgens leren spellen/ schrijven, dan hebben kinderen er een beeld/ situatie bij) Verzin samen in de klas nog meer emotiewoorden en zet die onder in het schema…of nog beter laat het de kinderen opschrijven in het hokje. Daarna spelen we de emoties in een emotie-‐raad-‐ spel. blij opgewekt opgewonden uitbundig boos
teleurgesteld
melancholiek
geschrokken
bang
schrikken
angstig
spannend
bedroefd
verdrietig
huilend
mijmerend
Domino – uitbeeldspel Knip de kaartjes zo dat er twee aan elkaar zitten: Enorme oorpijn staat dan op het ene dubbele kaartje rechts, en op het andere links. Iedere leerling krijgt een dubbel kaartje: bijv. Wuivende zonnebloemen en enorme oorpijn of enorme oorpijn en zelfportret schilderen met olieverf…etc. Wat links op het kaartje staat wordt door een leerling uitgebeeld. De andere leerlingen kijken of zij het uitbeelden herkennen. Degene die dit RECHTS op zijn / haar kaartje heeft staan gaat ernaast staan en doet mee met het uitbeelden. Beide leerlingen controleren of het goed is. Dan blijft de tweede staan en beeldt uit wat hij/zij LINKS op het kaartje heeft staan. De volgende gaat ernaast staan…etc. Wuivende enorme oorpijn zittend op een bank slenteren met je zonnebloemen aan een pijp lurken handen op de rug enorme oorpijn
zelfportret schilderen met olieverf
slenteren met je handen op de rug
je hoofd vol zorgen
zelfportret schilderen met olieverf
diep in de put zitten
je hoofd vol zorgen
koel glas bier drinken
diep in de put zitten
reizen per trein
koel glas bier drinken
brief schrijven met kroontjespen
reizen per trein
Ingetogen blij
brief schrijven met kroontjespen
postbode die een telegram brengt
Ingetogen blij
reizen zittend op de bokmet paard en wagen vol bewondering naar een schilderij kijken
postbode die een telegram brengt
vincent ernstig ziek in bed
vincent ernstig ziek in bed
uitbundig dansende vincent op straat
zittend op een bank aan een pijp lurken
uitbundig dansende vincent op straat
Wuivende zonnebloemen
reizen zittend op de bokmet paard en wagen vol bewondering naar een schilderij kijken