Observaties
Syndroom van Lemierre: vroege herkenning is cruciaal Auteur A.J.H.M. Fleskens, co-assistent heelkunde, dr. M.R.M Scheltinga en P.V. van Eerten, chirurgen, L.H.M. Verhoef, arts-microbioloog*, H.L.M. Pasmans, radioloog en dr. G. Vreugdenhil, internist Samenvatting Antibiotische behandeling is volgens de huidige inzichten zelden geïndiceerd bij patiënten met keelpijn en malaiseklachten. Drie patiënten worden beschreven die na een onschuldig lijkende keelpijn en onwelbevinden een levensbedreigend ziektebeeld ontwikkelen. Het blijkt te gaan om het syndroom van Lemierre, afgelopen jaren in de literatuur omschreven als de ‘forgotten disease’. De ziektegeschiedenis van twee patiënten was ongecompliceerd na snelle behandeling met adequate antibiotica. Het ziektebeeld van de derde patiënt werd onvoldoende herkend en eindigde in fulminant orgaanfalen met fatale gevolgen. Het klassieke syndroom van Lemierre wordt gekarakteriseerd door keelpijn met bacteriële versleping vanuit een opgestolde halsader, mogelijk met sepsis en orgaanfalen. Het primaire pathogeen is meestal een Fusobacterium necrophorum. Bekendheid bij de clinicus is essentieel, omdat vroege herkenning en behandeling cruciaal zijn. Eenieder met pharyngitis en een pijnlijke gezwollen hals, al dan niet in combinatie met pulmonale symptomen, heeft dit syndroom totdat het tegendeel bewezen is. Behandeling met intraveneuze antibiotica is effectief. Trefwoorden Syndroom van Lemierre, fusobacteriën
Inleiding Volgens de huidige inzichten bestaat er bij patiënten met keelpijn en malaiseklachten weinig indicatie voor antibiotische behandeling. Echter, deze benadering kan ook een keerzijde hebben. Drie patiënten ontwikkelden na een onschuldige keelpijn en onwelbevinden een potentieel levensbedreigend ziektebeeld. Het bleek te gaan om het syndroom van Lemierre, de afgelopen jaren in de literatuur omschreven als de ‘forgotten disease’1-3. Casus Patiënt A is een 23-jarige man die vanuit een zieken huis elders op de intensivecare-unit (ICU) van Máxima Medisch Centrum (MMC) locatie Eindhoven wordt opgenomen in verband met sinds een week bestaande koorts en algemene malaise, buikpijn, vomitus en diarree. Patiënt heeft ook sinds enige dagen pijn in de linkerheup. Onder de diagnose ‘septische shock e.c.i.’ was elders reeds gestart met amoxicilline, flagyl en tobramycine. Bij onderzoek wordt een zieke, beademde, negroïde jongeman gezien. De bloeddruk is 85/50 mmHg, de hartfrequentie is 130/min en de lichaamstemperatuur is 36,2°C. Inspectie van de mond- en keelholte laat forse tonsillen zien zonder pharyngitis. Het abdomen vertoont spaarzame peristaltiek met diffuse drukpijn zonder evidente loslaatpijn. Bewegingen in de linker heup zijn pijnlijk, deze regio voelt warm aan. Laboratoriumonderzoek laat een infectieus beeld zien met een leukocytengetal van 31,9 x 109/l (normaal: 4-10) met 96% neutrofielen. De bezinking is 47 mm/uur (ref: 1-7), terwijl ook ureum (16,1 mmol/l, ref: 3-7), * Laboratorium voor medische microbiologie, Stichting PAMM
Medisch Journaal - jaargang 36 - nummer 2 - 2007
creatinine (381 µmol/l, ref: 65-110 µmol/l), bilirubine (43 µmol/l, ref: 3-19), alkalisch fosfatase (269 U/l, ref: 30-100), γ-GT (138 U/l, ref: 0-50), en AST (294 U/l, ref: 5-40) verhoogd blijken. Serumelektrolyten en ‑amylase zijn normaal. De werkdiagnose ‘septische arthritis van de linker heup’ wordt middels CT-scan bevestigd. Er vindt nettoyage van het heupgewricht plaats en weefselkweken worden ter plaatse afgenomen. Vanwege nierfunctiestoornissen wordt antibiotisch overgeschakeld op meropenem. Ondanks deze maatregelen verbetert het klinische beeld onvoldoende en na een nieuwe CTscan wordt nog dezelfde dag een tweede chirurgische inspectie uitgevoerd. Uit de heupgewrichtskom wordt necrotisch spongieus bot verwijderd. Patiënt ontwikkelt het beeld van Multipel Orgaan Falen (MOF) en wordt wegens dialysebehoefte overgeplaatst naar de ICU van MMC locatie Veldhoven. Alhier wordt een ernstig zieke patiënt met een gespannen pijnlijk abdomen gezien. Omdat revisie van de CT-scan mogelijk ‘vrij lucht’ laat zien, wordt onder verdenking ‘perforatie van een hol buikorgaan’ een exploratieve laparotomie verricht. Behoudens een liter gelig vocht worden bij orgaaninspectie geen afwijkingen vastgesteld. Ondanks intensieve ondersteunende therapie met cardiotonica en (buik)beademing ontstaat een irreversibel MOF-beeld en overlijdt patiënt enige uren later. Microbiologisch onderzoek van het necrotische heupmateriaal laat groei van Fusobacterium necrophorum zien. Bij microscopie en kweek ontbreken specifieke morfologie en geur. Tijdens obductie worden tekenen van een pharyngitis en MOF gezien. De vena jugularis interna is niet getromboseerd. Post mortem wordt hetero-anamnestisch keelpijn gerapporteerd. 75
Patiënt B is een 19-jarige man die zich meldt op de SEH met algehele malaise, slijmerige diarree en sinds vier dagen koorts tot 40°C. Hij rapporteert keelpijn en geeft geel sputum op. Hij heeft tevens zwelling van de linker hals bemerkt. Enige dagen eerder ontving patiënt amoxicilline-clavulaanzuur volgens de brief van de huisarts wegens de ‘aanhoudende infectieuze toestand’. Bij lichamelijk onderzoek zien we een zieke, blanke jongeman met een bloeddruk van 122/56 mmHg, zijn lichaamstemperatuur is 38,6°C. Inspectie van monden keelholte laat toegenomen roodheid van de pharynx zien, zonder evident vergrote tonsillen. Bij auscultatie blijkt verminderd ademgeruis van de rechter longtop. Onderzoek van hart en abdomen toont geen bijzonderheden. Bij biochemisch onderzoek blijkt het CRP verhoogd tot 291 mg/l (ref: <8) en het leukocytengetal 17,2 x 109/l met 85% neutrofielen (ref: 40-75), 10% lymfocyten (ref: 20-45), 4% monocyten (ref: 2-10) en 1% eosinofielen (ref: 1-5). Het natrium was 129 mmol/l (ref: 135-145). De rest van het laboratoriumonderzoek blijkt normaal. Serologische screening op virus (Epstein-Barr, Cytomegalie) is negatief evenals een Mantouxtest. Onder de diagnose ‘keelpijn en algemeen ziekzijn’ wordt patiënt ter observatie op de afdeling Interne Geneeskunde opgenomen. Een X-thorax laat een toppneumothorax rechts zien, alsmede verdichtingen over linker bovenveld en rechter middenveld (figuur 1). De KNO-arts constateert geen afwijkingen. Echografie van de halsverdikking laat een abcederende lymfoommassa zien met trombosering van de aangrenzende vena jugularis interna links. Een CT-scan bevestigt abcedering en trombosering in de hals (figuur 2) en toont tevens meerdere kleine perifere longabcesjes (figuur 3). De combinatie keelpijn, septische afwijking en trombose vena jugu-
Figuur 1. De thoraxfoto van patiënt B toont een toppneumothorax/partiële pneumothorax rechts en meerdere aspecifieke verdichtingen verspreid over de beide longvelden.
laris interna suggereert het ‘syndroom van Lemierre’. De microbiologe adviseert penicilline 20 miljoen E./24 uur en viermaal daags 500 mg metronidazol. Patiënt wordt wegens veneuze trombose gehepariniseerd. Een echogeleide punctie van de halszwelling laat necrotisch weefsel zien zonder pusbijmenging. Later worden hieruit een Fusobacterium nucleatum en een Streptococcus sanguis geïsoleerd. Het klinische beeld klaart spoedig op en patiënt kan na veertien dagen worden ontslagen. Hij krijgt nog drie weken drie maal daags 750 mg amoxicilline en 500 mg metronidazol, alsmede een kwartaal lang acenocoumarol voorgeschreven. Bij recente telefonische controle bleek patiënt restloos genezen. Patiënt C is een 21-jarige man met in zijn voorgeschiedenis een appendectomie en een aan schizofrenie gerelateerde cognitieve informatieverwerkingsstoornis. Als medicatie gebruikt hij zopiclon en diazepam. Zijn ziektegeschiedenis begint met algehele malaise en keelpijn, waarvoor hij zich tot zijn huisarts wendt. Deze stelt de diagnose tonsillitis en schrijft ascal en een kuur roxitromycine voor. Wegens aanhoudende klachten volgt drie dagen later wederom een consult.
Figuur 2. CT-scan van de hals na intraveneus toegediend contrast bij patiënt B toont een geabcedeerd lymfoom met een mediaal gele-
gen getromboseerde vena jugularis naast een open arteria carotis.
76
Medisch Journaal - jaargang 36 - nummer 2 - 2007
Fleskens et al.
Figuur 3. CT-scan van de longen (patiënt B) laat, diffuus verspreid, meerdere kleine longabcessen zien.
Een bovenste luchtweginfectie wordt vermoed en claritromycine wordt voorgeschreven. De keelpijn wordt hierna minder, maar patiënt ontwikkelt vervolgens hevige spierpijn in armen, schouders en borst met koorts tot 39,5ºC en progressieve moeheid. Elf dagen na begin van de klachten meldt hij zich op de SEH. Inmiddels heeft hij zijn kuur claritromycine afgemaakt. Bij lichamelijk onderzoek zien we een zieke, blanke jongeman met een bloeddruk van 135/63 mmHg, de hartfrequentie is 116/min. en de lichaamstemperatuur is 37,8ºC. Inspectie van de mond- en keelholte laat rode farynxbogen zien, de rechter tonsil is vergroot zonder beslag of exsudaat. In de halsregio zijn geen lymfeklieren palpabel. Bij auscultatie wordt beiderzijds vesiculair ademgeruis gehoord zonder bijgeluiden. Onderzoek van hart en abdomen toont geen bijzonderheden. Patiënt kan wegens pijn zijn armen niet heffen. Bij hematologisch onderzoek blijkt het CRP verhoogt tot 249 mg/l (ref: <6) en het leukocytengetal 22 x 109/l (ref: 4-10) met 91% neutrofielen, 6% lymfocyten, 4% monocyten, 0% eosinofielen en 0% basofielen. Het hemoglobine is verlaagd tot 8,0 mmol/l (ref: 8,5-11,0) en de hematocriet 0,37 (ref: 0,4-05). Chemisch onderzoek toont een LD van 807 U/l, haptoglobine 2,29 g/l (ref: 0,27-2,21). Het natrium was 131 mmol/l (ref: 135-145), albumine 31 g/l (ref: 35-50) en gecorrigeerd calcium 2,18 mmol/l (ref: 2,20-2,65).
Figuur 4. T1 gewogen MRI-opname van de linker schouder met vetsuppressie en na toediening gadolinium. Er is een felle wandaankleuring van de bursa subacromialis, suspect voor een actieve bursitis.
Medisch Journaal - jaargang 36 - nummer 2 - 2007
De rest van het laboratoriumonderzoek blijkt normaal. Serologische screening op Epstein-Barr virus is negatief evenals een urinekweek. Onder de diagnose ‘ernstige pharyngitis’ wordt patiënt opgenomen op de afdeling Interne Geneeskunde en wordt direct met penicilline 6 dd x 106 E. i.v. gestart. Een X-Thorax laat mogelijk een infiltraat in de linker onderkwab zien hetgeen op een CT-scan wordt bevestigd. Ook wordt op de scan een trombose van de linker vena jugularis interna gezien. Op basis van deze gegevens wordt de diagnose syndroom van Lemierre gesteld. Uit de bloedkweek groeit twee dagen later een Fusobacterium necrophorum. De microbioloog adviseert 6 dd 3 miljoen E. penicilline i.v. alsmede viermaal daags 500 mg metronidazol gedurende twee weken. Verder wordt gestart met antistolling. In verband met persisterende schouderpijn wordt een MRI-scan vervaardigd die beiderzijds een ernstige bursitis subdeltoidea laat zien. Figuur 4 laat de afwijkingen aan de rechter schouder zien. De schouderpijn verdwijnt volledig in de loop van de opname door conservatieve behandeling en patiënt kan in goede conditie het ziekenhuis na veertien dagen verlaten. Hij krijgt nog drie weken amoxicilline-clavulaanzuur en metronidazol voorgeschreven, alsmede zes maanden lang acenocoumarol. Historie De eerste humane casus van sepsis veroorzaakt door Fusobacterium necrophorum (‘necrobacillose’) wordt in 1900 beschreven bij een patiënt die na een tonsillitis gevolgd door een op pest gelijkend beeld uiteindelijk overlijdt. Bloedkweek laat groei van een obligaat anaërobe bacil zien4,5. Necrobacillose wordt in de jaren hierna ‘anaerobic postanginal septicaemia’ genoemd6,7. In 1936 beschrijft Lemierre 20 gevallen waarvan 18 sterven. Zij presenteerden zich met pharyngotonsillitis, gevolgd door zwelling langs de musculus sternocleidomastoideus en een septische thrombophlebitis van de ipsilaterale vena jugularis interna. Binnen een week ontwikkelden zij hoge koorts, gevolgd door metastatische embolische abcessen, vaak naar longen en botten. Lemierre claimt dat het syndroom zo karakteristiek is dat de diagnose kan worden gesteld voordat bacteriologisch onderzoek het definitieve bewijs levert8. Na introductie van antibiotica voor de behandeling van keelinfecties wordt een afname in incidentie gerapporteerd, tussen 1974 en 1989 77
werden slechts 36 casus beschreven9-11. Echter, de laatste jaren wordt weer een toename gezien, waarschijnlijk als gevolg van verminderd antibioticagebruik bij keelontstekingen: ‘The forgotten disease’. Mogelijk spelen aanpassingen in antibiotische protocollen eveneens een rol, waardoor Fusobacterium minder tot het werkingsspectrum behoort6,7,12. Een andere hypothese veronderstelt verandering in meer virulente serotypes van Fusobacterium13. Definitie Er bestaat overeenstemming over de diagnose ‘syndroom van Lemierre’ indien het een ‘klassiek’ geval betreft, namelijk de combinatie van postanginale sepsis met trombose van de vena jugularis interna en isolatie van Fusobacterium necrophorum. Trombose van de vena jugularis interna wordt niet altijd voor de diagnose vereist. Bepaalde auteurs hebben zelfs de isolatie van Fusobacterium necrophorum niet als obligaat gesteld7,14. Kortom, er bestaat onduidelijkheid over diagnosestelling. In de literatuur worden de termen ‘humane necrobacillose’ en ‘syndroom van Lemierre’ vaak, mogelijk ten onrechte, als synoniem gebruikt. Epidemiologie Het voorkomen van Lemierre wordt op 0,8-1,5 per miljoen personen per jaar geschat7. De ware incidentie is, mede gezien de onbekendheid bij de medische stand, waarschijnlijk hoger6. Humane necrobacillose kan twee patiëntengroepen treffen6,15. De eerste bestaat uit gezonde personen zonder onderliggende ziekten met een duidelijke leeftijdsvoorkeur: kinderen na doorgemaakte otitis media, jongvolwassenen na tonsillitis en volwassenen na dentinogene infecties. Een mastoïditis of sinusitis kan overigens op alle leeftijden leiden tot het syndroom van Lemierre. De tweede groep betreft oudere volwassenen met een onderliggend lijden, zoals gemetastaseerde ziekte of immunodeficiënties6. Microbiologie Fusobacteriën (F. necrophorum en F. nucleatum) maken normaal deel uit van de flora van mondholte, vrouwelijke genitale stelsel en tractus digestivus. Fuso bacterium necrophorum, de meest virulente, is een anaerobe, niet-spoorvormende, Gram-negatieve staaf met karakteristieke geur en morfologie6,10. In een review van 109 gevallen van Lemierre werd in 82% een Fusobacterium necrophorum gevonden, slechts zelden (10%) gecombineerd met andere micro-organismen. In 5% werden primair andere bacteriën geïsoleerd en in de resterende 13% bleek de kweek negatief16. Een verschil tussen Fusobacterium necrophorum en veel andere anaërobe bacteriën is dat eerstgenoemde primair kan invaderen in voorafgaand gezonde personen met intacte anatomische barrières10,16-18. Deze eigenschap wordt toegeschreven aan verschillende toxinen die uitsluitend de Fusobacterium necrophorum produceert10,18. Het is onbekend waarom Fusobacterium necrophorum zich invasief gaat gedragen en dan penetreert in de mucosa6,10. 78
Pathogenese en klinische symptomen Bij de primaire infectie zijn keelamandelen en het peritonsillaire weefsel in 87% van de gevallen de primaire bron16. Minder voorkomend (13%) zijn mastoïditis, otitis media, sinusitis, odontogene infecties en primaire infecties van de huid van hoofd en hals10,16,19. Klinische symptomen zijn afhankelijk van de lokalisatie, maar zijn vaak geassocieerd met koorts, abdominale pijn, nausea en vomitus. Het is onbekend hoe vaak een pharyngitis op basis van Fusobacterium necrophorum, danwel een ander micro-organisme, overgaat in een tweede stadium16. Het tijdsinterval is gewoonlijk een week of minder11,16. Volgens de meest recente hypothese bereikt de ziekte het tweede stadium door bacteriële verspreiding van het peritonsillaire weefsel naar de laterale pharyngeale ruimte, voornamelijk via lymfogene vaten16,20. De infectie van dit laatste compartiment kan, door vorming van septische trombi in de pharyngeale veneuze plexus en de peritonsillaire venen (welke zich per continuitatem of hematogeen uitbreiden), leiden tot een thrombophlebitis van de vena jugularis interna16,19. Het meest voorkomende klinische symptoom is een pijnlijk gezwollen hals10. Bij lichamelijk onderzoek is een getromboseerde vena jugularis interna zelden palpabel. Het afwezig zijn van lichamelijke afwijkingen is in deze fase niet uitzonderlijk10,16. Het derde stadium breekt aan wanneer een geïnfecteerde trombus losschiet, leidend tot hematogene verspreiding. De longen zijn het meest aangedaan (95%, patiënt B). Andere voorkeursplaatsen zijn heup- (patiënt A), schouder- (patiënt C) en kniegewrichten. Zeldzaam is metastasering naar lever, milt, nieren, peritoneum, meninges, hersenen, hart, bot, huid en thyroïd6,16,21-24. Koorts kan een teken zijn van metastasering16. Hepato- en splenomegalie kunnen eveneens aanwezig zijn, al dan niet met abcesvorming16,25. Diagnosestelling Het syndroom van Lemierre wordt op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek gesteld. Iedereen met een pharyngitis en een pijnlijke gezwollen hals, al dan niet in combinatie met pulmonale symptomen na een acute pharyngotonsillaire infectie, heeft dit syndroom totdat het tegendeel bewezen is6,16. Een neutrofiele leukocytose met een verhoogd CRP, hyperbilirubinemie en trombocytopenie ondersteunen het beeld. Hypoxemie en hematurie kunnen uitingen zijn van orgaanfalen6,14,16. De gouden standaard is het aantonen van het micro-organisme in bloed, pus en ander necrotisch weefsel16. Het duurt vaak tenminste 48 uur voordat Fusobacterium necrophorum daadwerkelijk groeit in bloedkweken. Essentieel is dat alle Gram-negatieve staven worden geïdentificeerd tot ten minste genus niveau en Fusobacteriën tot specieniveau om verwarring met o.a. Bacteroides te voorkomen14. Sinds kort kan de diagnose worden bevestigd door toepassing van snelle diagnostische, moleculaire technieken, een potentieel waardevolle aanvulling op de beschikbare diagnostiek26,27. Zowel echografie als CT-scan zijn geschikt voor Medisch Journaal - jaargang 36 - nummer 2 - 2007
Fleskens et al.
het aantonen van halsabcessen en een vena jugularis interna trombose. Een CT-scan van de thorax kan daarnaast ook pulmonale septische embolieën in beeld brengen1,10,14,16. MRI wordt aanbevolen bij verdenking op complicerende infecties van het mastoïd, of wanneer veneuze sinustrombose uitgesloten moet worden. Behandeling In het preantibiotische tijdperk was excisie van de vena jugularis interna de enige behandelingsoptie. In 90% bleek de ziekte desondanks toch fataal. Door anti biotica zijn morbiditeit en mortaliteit dramatisch gereduceerd8,21,25,28. In een recent cohort van 109 gevallen stierven 7 patiënten16. De therapie bestaat uit intraveneuze antibiotica werkzaam tegen anaëroben, danwel de geïsoleerde bacterie. Het optimale antibiotische regime is vanwege het zeldzame voorkomen onbekend. Fusobacterium necrophorum is meestal gevoelig voor penicillines, cefalosporines, metronidazol, clindamycine, tetracycline en chlooramfenicol6,10,28. Erytromycine en ciprofloxacine zijn insufficiënt6. Penicilline is de eerste keus, hoewel er incidenteel (2%) penicilline resistente β-lactamase producerende varianten zijn beschreven10,28-30. Derhalve worden β-lactamase resistente antibiotica met anaërobe activiteit eveneens aangeraden10,28. De meeste auteurs adviseren een combinatie van penicilline en metronidazol, of monotherapie met clindamycine6. Over therapieduur bestaat geen consensus, deze varieert van twee tot twaalf weken10,21,28. Behandeling van een bewezen thrombophlebitis vereist langdurende antibiotische therapie, omdat fibrine stolsels de Fusobacterium necrophorum beschermen en penetratie bemoeilijken31. De tweede pijler van behandeling is abcesdrainage14,28,32,33. Chirurgische excisie van de vena jugularis interna wordt gereserveerd voor oncontroleerbare sepsis met aanhoudend bewijs van septische embolisatie ondanks adequate antibiotica. Deze vorm van chirurgie wordt tegenwoordig aanmerkelijk minder toegepast in vergelijking met het preantibiotische tijdperk16,18. Anti- coagulantiagebruik is controversieel vanwege het potentiële risico op verspreiden van geïnfecteerde trombi, maar is geïndiceerd bij retrograde uitbreiding naar de sinus cavernosus6,16,18. Bespreking De ziektegeschiedenis van patiënt B is een redelijk klassiek geval van het syndroom van Lemierre. Er wordt geen Fusobacterium necrophorum geïsoleerd, maar een mengflora van Fusobacterium nucleatum en Streptococcus sanguis. Deze kweek is echter afgenomen onder antibiotische therapie. Als de verwekker een Fusobacterium necrophorum was geweest, was het klinische vervolg mogelijk fulminanter geweest10. In hoeverre anticoagulantia hebben bijgedragen aan het voorspoedige beloop is onduidelijk. Patiënt C is een klassiek geval met keelpijn, trombose van de vene, metastatische abcessen in de gewrichten, en een bloedkweek met Fusobacterium necrophorum. Het beeld werd door recente ervaringen zeer snel herkend met een prompt herstel tot gevolg. Medisch Journaal - jaargang 36 - nummer 2 - 2007
Het fulminante ziektebeloop van patiënt A is indrukwekkend. De meeste gegevens pleiten voor de diagnose Lemierre. Keelpijn (post mortem hetero-anamnestisch gerapporteerd), malaise en een metastatisch heupabces worden gevolgd door een oncontroleerbaar MOF-beeld. Een Fusobacterium necrophorum wordt later geïsoleerd uit bloed en necrotisch heupmateriaal. Tegen pleit het ontbreken van trombose van de vena jugularis interna, hoewel dit in 30% zo kan zijn16. Achteraf is onterecht besloten tot een exploratie van het abdomen. Conclusie Het syndroom van Lemierre is een zeldzaam ziektebeeld, dat gepaard kan gaan met ernstige ziekteverschijnselen en bij inadequate behandeling overlijden van de patiënt tot gevolg kan hebben. Bekendheid van het ziektebeeld bij de clinicus is essentieel omdat vroege herkenning cruciaal is en leidt tot minder morbiditeit en mortaliteit. Iedereen met een pharyngitis en een pijnlijk gezwollen hals, al dan niet in combinatie met pulmonale symptomen na een acute pharyngotonsillaire infectie, heeft dit syndroom totdat het tegendeel bewezen is. Behandeling met intraveneuze antibiotica is effectief. Bronvermelding Het oorspronkelijke artikel is gepubliceerd in Ned Tijdschr Geneeskd 2006; 150: 2461-2466. Literatuur 1. Screaton NJ, Ravenel JG, Lehner PJ, Heitzman ER, Flower CD. Lemierre syndrome: forgotten but not extinct – report of four cases. Radiology 1999; 213: 369-374. 2. Ritter M, Tebbe J, Battmann A, Gorg C. Lemierre’s syndrome: the forgotten disease. An unusual presentation of sepsis. Ultraschall Med 2004; 25: 70-73. 3. Carlson ER, Bergamo DF, Coccia CT. Lemierre’s syndrome: two cases of a forgotten disease. J Oral Maxillofac Surg 1994;52: 74-78. 4. Alston JM. Necrobacillosis in Great Britain. Br Med J 1955; 2: 1524-1528. 5. Courmont P, Cade A. Sur une septico-pyohémie de l’homme simulant la peste et causée par un strepto-bacile anaérobie. Archives de Médecine Expérimentale et d’Anatomie Pathologique 1900; 12: 393-418. 6. Hagelskjaer Kristensen L, Prag J. Human necrobacilloses, with emphasis on Lemierre’s syndrome. Clin Infect Dis 2000; 31: 524-532. 7. Hagelskjaer LH, Prag J, Malczynski J, Kristensen JH. Incidence and clinical epidemiology of necrobacillosis, including Lemierre’s syndrome, in Denmark 1990-1995. Eur J Clin Microbiol Infect Dis 1998; 17: 561-565. 8. Lemierre A. On certain septicaemias due to anaerobic organisms. Lancet 1936; 1: 701-703. 9. Burden P. Fusobacterium necrophorum and Lemierre’s syndrome [editorial]. J Infect 1991; 23: 227-231. 10. Golpe R, Marín B, Alonso M. Lemierre’s syndrome (necrobacillosis). Postgrad Med J 1999; 75: 141-144. 11. Sinave CP, Hardy GJ, Fardy PW. The Lemierre syndrome: suppurative thrombophlebitis of the internal jugular vein secondary to oropharyngeal infection. Medicine-(Baltimore) 1989; 68: 85-94. 12. Ramirez S, Hild TG, Rudolph CN, Sty JR, Kehl SC, Havens P, et al. Increased diagnosis of Lemierre syndrome and other Fusobacterium necrophorum infections at a Children’s Hospital. Pediatrics 2003; 112: e380-385.
79
13. Duong M, Wenger J. Lemierre syndrome. Pediatr Emerg Care 2005; 21: 589-593. 14. Riordan T, Wilson M. Lemierre’s syndrome : more than a historical curiosa. Postgrad Med J 2004; 80: 328-334. 15. Ieven M, Vael K, DeMayer M, DeSchepper A, Pattyn S. Three cases of Fusobacterium necrophorum septicemia. Eur J Clin Microbiol Infect Dis 1993; 12: 705-706. 16. Chirinos JA, Lichtstein DM, Garcia J, Tamariz LJ. The evolution of Lemierre syndrome: report of 2 cases and review of the literature. Medicine- (Baltimore) 2002; 81: 458-465. 17. Leugers CM, Clover R. Lemierre’s syndrome : Postanginal sepsis. J Am Board Fam Pract 1995; 8: 384-391. 18. Lustig LR, Cusick BC, Cheung SW, Lee KC. Lemierre’s syndrome: two cases of postanginal sepsis. Otolaryngol Head Neck Surg 1995; 112: 767-772. 19. Stokroos RJ, Manni JJ, de Kruijk JR, Soudijn ER. Lemierre syndrome and acute mastoiditis. Arch Otolaryngol Head Neck Surg 1999; 125: 589-591. 20. Falkler WA Jr, Enwonwu CO, Idigbe EO. Microbiological understandings and mysteries of noma (cancrum oris). Oral Dis 1999; 5: 150-155. 21. De Vos AI, van Rossem RN, van Elzakker EP, NijhuisHeddes JM, Maartense E. Lemierre’s syndrome. Sepsis complicating an anaerobic oropharyngeal infection. Neth J Med 2001; 59: 181-183. 22. Thatcher P. Hepatic abscesses caused by fusobacterium necrophorum as part of the Lemierre syndrome. J Clin Gastroenterol 2003; 37: 196-197. 23. Shibasaki-Warabi Y, Yoshikawa H, Idezuka J, Yamazaki M, Onishi Y. Cerebral infarctions and brain abscess due to Lemierre syndrome. Intern Med 2005; 44: 653-656.
80
24. Stuart G, Wren C. Endocarditis with acute mitral regugitation caused by Fusobacterium necrophorum. Pediatr Cardiol 1992; 13: 230-232. 25. Koay CB, Heyworth T, Burden P. Lemierre syndrome – a forgotten complication of acute tonsillitis. J Laryngol Otol 1995; 109: 6576-61. 26. Aliyu SH, Yong PFK, Newport MJ, Zhang H, Marriott RK, Curran MD, et al. Molecular diagnosis of Fusobacterium necrophorum infection (Lemierre’s syndrome). Eur J Clin Microbiol Infect Dis 2005; 24: 226-229. 27. van Haelst PL, Koornstra JJ, van der Werf TS. Diagnose in beeld (111). Een kortademige man met koorts en keelpijn. Ned Tijdschr Geneeskd 2002; 146: 2027. 28. Nadkarni MD, Verchick J, O’Neill JC. Lemierre syndrome. J Emerg Med 2005; 28: 297-299. 29. MacDonald AA, Harar RP, Prior AJ. Necrobacillosis: are we missing the early stages of this life-threatening infection? Lancet 1995; 346: 1705. 30. Brazier JS, Hall V, Yusuf E, Duerden BI. Fusobacterium necrophorum infections in England and Wales 1990-2000. J Med Microbiol 2002; 51: 269-272. 31. Bergeron MG, Robert J, Beauchamp D. Pharmacodynamics of antibiotics in fibrin clots. J Antimicrob Chemother 1993; 31: 113-36. 32. Karkos PD, Karkanevatos A, Panagea S, Dingle A, Davies JE. Lemierre’s syndrome: how a sore throat can end in disaster. Eur J Emerg Med 2004; 11: 228-230. 33. Gormus N, Durgut K, Ozergin U, Odev K, Solak H. Lemierre’s syndrome associated with septic pulmonary embolism: a case report. Ann Vasc Surg 2004; 18: 243-245.
Medisch Journaal - jaargang 36 - nummer 2 - 2007