stichting pensioenfonds wonen
Jaarverslag 2009
Inhoud
Samenvatting
01
Voorwoord
04
1
Het fonds
05
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
06 06 07 07 08 09
6
7
2
3
4
5
Inleiding Over het fonds De visitatiecommissie Het verantwoordingsorgaan De deelnemersraad Uitbesteding
Ontwikkelingen
10
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
11 11 12 12 13 14 14
Ontwikkelingen in de wonenbranche Ontwikkelingen financiële positie van het fonds Ontwikkelingen regelgeving en overheidsbeleid Goed Pensioenfondsbestuur Communicatie Toezichthouder AFM en DNB Herstelplan
Financieel beleid
16
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
17 17 18 18 20 21 27
Inleiding Premie Toeslag Pensioenvermogen en voorzieningen Actuariële analyse Beleggingen Risicoparagraaf
Uitvoering van de pensioenregeling
30
4.1 4.2 4.3 4.4
31 31 33 33
Inleiding De pensioenregeling Wijzigingen reglementen Slotopmerkingen
Verantwoordingsorgaan
34
5.1 5.2
35 36
Verslag Reactie bestuur
Deelnemersraad
37
6.1
Verslag
38
Jaarrekening
39
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9
40 41 43 44 51 71 78 79 80
Bijlagen
Balans per 31 december 2009 Staat van baten en lasten over 2009 Kasstroomoverzicht over 2009 Algemene toelichting Toelichting op de Balans Toelichting op de staat van baten en lasten Overige gegevens Actuariële verklaring Accountantsverklaring
81
Samenvatting
Stichting Pensioenfonds Wonen
Adviserend actuaris J.G.M. van Ophem AAG, Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V.
Postbus 3183, 3502 GD Utrecht Telefoon: 030 245 39 22 Internet: www.pensioenwonen.nl E-mail:
[email protected]
Certificerend actuaris H.A.J. Lohmann AAG, Towers Watson B.V.
Externe accountant Bestuur K.A. Prosman G.J. Steenvoorden mr. R.F.M. van der Weerd H.B.M. Grutters M. de Mooij A.A.M. Steijaert
H.C. van der Rijst RA, PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Compliance officer Met ingang van 2009 heeft het bestuur besloten haar compliance werkzaamheden zelf uit te voeren. De voorzitter fungeert als compliance officer.
Deelnemersraad W. de Graaf F.P.M. van der Wiel G.A. Wormgoor M.J. Rutjes F.J. Bonneur W. Witteman
Visitatiecommissie C.J.E. Lankreijer E.E. van de Lustgraaf J.G.A. van den Brink
Verantwoordingsorgaan M.J. Rutjes B. Keijzer W. Witteman
Uitvoeringsorganisatie Administrateur Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. (voorheen Interpolis Pensioenbeheer B.V.)
Vermogensbeheer Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Syntrus Achmea Vastgoed B.V.
01
Ontwikkelingen De detailhandel in wonen is zeer conjunctuurgevoelig. De wonen branche heeft in 2009 een omzetverlies geleden van 12,9% ten opzichte van 2008 (bron CBW-MITEX).
Financieel beleid Om aan de doelstelling van het fonds te voldoen moeten er voldoende activa worden gevormd om toekomstige pensioenuitgaven te dekken. Het bestuur hanteert daarbij de volgende beleidsinstrumenten: • het premiebeleid; • het toeslag- of indexatiebeleid; • het beleggingsbeleid; • de pensioenregeling. De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst die wordt gefinancierd met een doorsneepremie. Het bestuur besluit jaarlijks of een toeslag wordt verleend, rekening houdend met de financiële positie van het fonds. Alleen als en voor zover de middelen van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, kan deze worden verleend. Er bestaat geen recht op toeslagverlening en er is dus geen zekerheid of en in hoeverre het fonds in de toekomst een toeslag kan verlenen. Het fonds reserveert namelijk geen gelden voor toekomstige toeslagen. Het bestuur heeft, gezien de financiële positie van het fonds, besloten om per 1 januari 2010 over het jaar 2009 geen toeslag (indexatie) te verlenen.
Uitvoering van de pensioenregeling In de uitvoering van de pensioenregeling hebben zich in 2009 geen relevante veranderingen voorgedaan.
Oordeel verantwoordingsorgaan Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd.
02
Het verantwoordingsorgaan van de Stichting Pensioenfonds Wonen is van oordeel dat: • het bestuur voldoende informatie aan het verantwoordings orgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen; • het handelen van het bestuur in 2009 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen; • het bestuur in 2009 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn; • het bestuur gedegen en logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt.
Verslag deelnemersraad De deelnemersraad is in het verslagjaar vijfmaal bijeen gekomen en heeft tweemaal gezamenlijk vergaderd met het bestuur van het fonds. Zij heeft hierbij gebruik gemaakt van haar recht tot advisering en van het recht om van gedachten te wisselen met het bestuur over zaken die nu en in de toekomst van belang zijn voor deelnemers, oud deelnemers en gepensioneerden. De deelnemersraad heeft in 2009 over een groot aantal onderwerpen geadviseerd.
Kerncijfers
Pensioenvermogen
2009 1.498.614
2008 1.369.049
Voorziening pensioenverplichtingen
1.474.517
1.416.163
Dekkingsgraad
102%
97%
Bedragen x € 1.000
Deelnemers
31.312
32.700
Gewezen deelnemers
86.581
81.337
Pensioengerechtigden
11.089
9.996
Werkgevers
5.142
4.273
03
Voorwoord
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Wonen geeft in dit jaar verslag inzage in de werkzaamheden, het beleid en de pensioen ontwikkelingen gedurende het jaar 2009. Het bestuur verstrekt duidelijkheid over de financiële positie en resultaten van het fonds. Dit jaarverslag is opgesteld in overeenstemming met de richtlijnen voor de jaarverslaggeving. De financiële crisis die de wereld sinds 2008 kent heeft grote financiële gevolgen gehad voor de Nederlandse pensioenfondsen, waaronder ook Stichting Pensioenfonds Wonen. Desondanks stond de dekkingsgraad van Stichting Pensioenfonds Wonen eind 2009 op 102%. Bij de bepaling van deze dekkingsgraad is al rekening gehouden met een voorlopige opslag voor langer leven. Mede gezien het feit dat de aandelenmarkt een licht herstel heeft laten zien kon een dergelijk resultaat worden behaald. Helaas was het niet verantwoord om de gepensioneerden, de actieven en de gewezen deelnemers over 2009 een toeslag te verlenen. Het ingediende herstelplan is door De Nederlandsche Bank goed gekeurd en daardoor konden de getroffen maatregelen verder worden uitgevoerd. Tot op heden heeft het beleid van het bestuur om het renterisico af te dekken goed uitgepakt. Wel is het van belang om de rente afdekking goed te blijven monitoren omdat er een moment kan komen, met name als het herstel verder doorzet, om de rente afdekking ten dele of geheel te beëindigen. Het bestuur heeft eind 2009 besloten om een communicatie commisie in te stellen die gaat toezien op de communicatie uitingen naar alle belanghebbenden. Het is van groot belang dat er duidelijk en volgens de richtlijnen over pensioen wordt gecommuniceerd waardoor alle deelnemers op een correcte en volledige wijze worden geïnformeerd. De communicatiecommissie zal in 2010 voor het eerst samenkomen. In het jaar 2009 heeft het bestuur aandacht besteed aan deskundigheid in de vorm van opleidingsdagen. Er dient immers een afdoende waarborg te bestaan voor het op een behoorlijke wijze besturen van het pensioenfonds. Het bestuur acht het van het grootste belang om haar deskundigheid voldoende te blijven waarborgen.
04
1 Het fonds
05
1.1 Inleiding Stichting Pensioenfonds Wonen heeft verschillende organen, zoals het bestuur, de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Daarnaast is een aantal externe partijen intensief bij het fonds betrokken. In dit hoofdstuk stelt het fonds de bestuursorganen en externe partijen voor. Allereerst volgen de doelstelling en een aantal algemene gegevens van het fonds.
1.2 Over het fonds 1.2.1 Profiel Stichting Pensioenfonds Wonen (hierna: het fonds) is opgericht op 1 januari 1970 en statutair gevestigd in Utrecht. Het fonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Utrecht onder nummer 41178958. De laatste statutenwijziging vond plaats op 12 augustus 2008. Het fonds is aangesloten bij de Vereniging voor Bedrijfstakpensioenfondsen (VB). Doelstelling van het fonds is uitvoering te geven aan het pensioenreglement, zoals dat geldt voor de aangesloten ondernemingen. Het fonds tracht dit doel te bereiken door premies te innen bij de aangesloten ondernemingen. De gelden worden belegd en beheerd en het fonds doet daaruit uitkeringen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
1.2.2 Organisatie van het fonds Samenstelling Bestuur Geboortejaar
Leden werkgevers
Benoemd tot
Plaatsvervanger
Geboortejaar
Organisatie
K.A. Prosman
1953
januari 2012
M. Streuer
1973
CBW-MITEX
G.J. Steenvoorden
1946
januari 2011
M. Streuer
1973
CBW-MITEX
R.F.M. van der Weerd
1942
januari 2012
M. Streuer
1973
CBW-MITEX
Geboortejaar
Leden werknemers
Benoemd tot
Plaatsvervanger
Geboortejaar
Organisatie
H.B.M. Grutters
1980
januari 2013
J. Atema
1953 FNV Bondgenoten
M. de Mooij
1944
januari 2011
J K. Warnaar
1971CNV Dienstenbond
A.A.M. Steijaert
1948
januari 2012
J. Atema
1953 FNV Bondgenoten
In 2009 was A.A.M. Steijaert voorzitter van het fonds en R.F.M. van der Weerd secretaris. Mevrouw Van Duijn heeft per 1 maart 2010 afscheid genomen als bestuurslid van Stichting Pensioenfonds Wonen. Haar plaats is ingenomen door de heer H.B.M. Grutters. Het bestuur bedankt mevrouw Van Duijn voor haar inzet.
06
Het bestuur van het fonds heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed aan een uitvoeringsorganisatie. Deze werkzaam heden betreffen vermogensbeheer, pensioenadministratie en bestuursondersteuning. Uitgangspunt is dat het bestuur, conform de eisen van de Pensioenwet verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het Dagelijks Bestuur berust bij de beide voorzitters.
1.3 De visitatiecommissie 1.3.1 Samenstelling In 2008 heeft het bestuur besloten om een visitatiecommissie in te stellen. De visitatiecommissie bestaat uit drie onafhankelijke leden. De visitatiecommissie heeft als opdracht om minimaal eens per drie jaar het functioneren van het bestuur kritisch te bekijken en daarover te rapporteren. De commissie heeft vergaderd op 13 januari 2009, 5 februari 2009 en 10 maart 2009. De bevindingen van de visitatiecommissie zijn opgenomen in het jaarverslag 2008. De visitatiecommissie is per 1 januari 2009 als volgt samengesteld: C.J.E. Lankreijer E.E. van de Lustgraaf J.G.A. van den Brink
1.4 Het verantwoordingsorgaan 1.4.1 Samenstelling en vergaderdata Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden: 1 deelnemer, 1 gepensioneerde en 1 werkgever. De leden zijn benoemd door de volgende organisaties: • CNV Dienstenbond • CBW-MITEX • FNV Bondgenoten Het verantwoordingsorgaan is op 31 december 2009 als volgt samengesteld: Leden
Geboortejaar
Benoemd tot
Organisatie
M.J. Rutjes
1954
februari 2012
CNV Dienstenbond
B. Keijzer
1954
februari 2012
CBW-MITEX
W. Witteman
1945
februari 2012
FNV Bondgenoten
Het verantwoordingsorgaan vergaderde in 2009 op 4 februari 2009, 4 maart 2009 en 16 juni 2009.
07
1.4.2 Vergaderdata, studiedagen en overige bijeenkomsten
5 maart 2009, 11 juni 2009, 20 oktober 2009 en 12 november 2009.
Het bestuur heeft in 2009 7 keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 19 februari 2009, 17 maart 2009, 17 juni 2009, 31 augustus 2009, 22 september 2009, 27 november 2009 en 1 december 2009. Op 15 april 2009 en 5 oktober 2009 werd een opleidings(middag)dag gehouden.
Beleggingsadviescommissie
1.4.3 Bestuurlijke commissies In verband met toenemende complexiteit en de vele taken van het bestuur heeft het fonds een aantal bestuurlijke commissies ingesteld. Deze commissies doen voorbereidend werk in kwesties waarover het bestuur een besluit moet nemen. Zij kunnen in de voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en consequenties van te nemen beleidsbeslissingen. Tevens kan voor verdere uitvoering van besluiten een specifiek mandaat aan de commissies worden verleend. De leden van de bestuurlijke commissies kunnen zich laten bijstaan door externe deskundigen. De commissies zijn altijd paritair samengesteld.
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Wonen laat zich op vermogensbeheergebied ondersteunen door de Beleggingsadvies commissie (BAC). De BAC geeft gevraagd en ongevraagd adviezen aan het bestuur van Stichting Pensioenfonds Wonen ten behoeve van het door het bestuur vast te stellen beleggingsbeleid en de uitvoering ervan. De commissie heeft vergaderd op 21 januari 2009, 3 maart 2009, 18 juni 2009, 14 september 2009, 29 oktober 2009 en 18 november 2009.
Commissie van Beroep/Geschillencommissie De commissie heeft tot taak geschillen tussen deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of werkgevers en het fonds te beslechten inzake besluiten van het bestuur, niet zijnde besluiten van algemene strekking. De commissie behoefde in 2009 niet bijeen te komen.
Adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten In 2009 waren de volgende bestuurlijke commissies werkzaam:
Voorzittersoverleg Het voorzittersoverleg van het fonds bestaat uit de werkgevers voorzitter van het bestuur (K.A. Prosman) en de werknemers voorzitter (A.A.M. Steijaert). Het voorzittersoverleg vergadert minimaal vier keer per jaar of zoveel vaker als nodig is. In het voorzittersoverleg bespreken de werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter de agenda van de eerstvolgende bestuurs vergadering. Het voorzittersoverleg heeft plaatsgevonden op 12 februari 2009, 4 juni 2009, 3 september 2009 en 10 november 2009.
De adviescommissie is bevoegd tot het adviseren van het bestuur bij het nemen van een beslissing over een door belanghebbende ingediend bezwaarschrift tegen een besluit. De commissie behoefde in 2009 niet bijeen te komen.
1.5 De deelnemersraad 1.5.1 Samenstelling
Jaarwerkcommissie
De deelnemersraad bestaat uit 7 leden: 5 deelnemers en 2 gepensioneerden. De leden zijn benoemd door de volgende organisaties:
De commissie beoordeelt het bestuursverslag dat onderdeel uitmaakt van het jaarverslag. De commissie heeft zowel op 14 april 2009 als op 3 juni 2009 vergaderd.
• FNV Bondgenoten • CNV Dienstenbond
DVO commissie De commissie volgt nauwlettend de dienstverleningsovereenkomst en vergadert viermaal per jaar. De commissie heeft vergaderd op
08
De deelnemersraad is op 31 december 2009 als volgt samengesteld:
Leden
Geboortejaar
Benoemd tot
Organisatie
W. de Graaf
1953
oktober 2010
FNV Bondgenoten
F.P.M. van der Wiel
1948
oktober 2010
FNV Bondgenoten
G.A. Wormgoor
1952
oktober 2010
FNV Bondgenoten
M.J. Rutjes
1954
juni 2010
CNV Dienstenbond
F.J. Bonneur
1958
mei 2011
CNV Dienstenbond
Leden gepensioneerden W. Witteman
Geboortejaar 1945
Benoemd tot juni 2010
Vacature
Organisatie FNV Bondgenoten FNV Bondgenoten
M. van Ginneken – van Noort heeft halverwege het jaar 2009 afscheid genomen als lid van de deelnemersraad.
1.5.2 Vergaderdata en studiedagen De deelnemersraad heeft in 2009 zeven keer vergaderd. De vergaderingen vonden plaats op 4 maart 2009, 13 maart 2009, 12 juni 2009, 17 september 2009 en 25 november 2009. Op 16 juni 2009 en 27 november 2009 vergaderde de deelnemersraad met het voltallige bestuur.
vastgelegd in aparte dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. Alle overeenkomsten bieden de mogelijkheid om de bestaande dienstverlening tussentijds aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. Het bestuur en de uitvoerder leggen eventuele nieuwe afspraken altijd schriftelijk vast.
1.6 Uitbesteding
Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. heeft in 2009 elk kwartaal aan het bestuur gerapporteerd over de DVO-afspraken. Van Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. ontving het bestuur een jaarrapportage over 2009.
Uitvoeringsorganisatie
Adviserend actuaris
Het fonds heeft de administratie uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. (voorheen Interpolis Pensioenbeheer B.V.).
J.G.M. van Ophem AAG, Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V.
Certificerend actuaris Het Vermogensbeheer is uitbesteed aan: Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Syntrus Achmea Vastgoed B.V.
H.A.J. Lohmann AAG,Towers Watson B.V.
Extern accountant H.C. van der Rijst RA, PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Het fonds en Syntrus Achmea hebben hun afspraken over uitbesteding vastgelegd in de vier partijen overeenkomst, die expireert op 31 december 2011. Bij deze overeenkomst zijn het fonds en de genoemde ‘bedrijfs onderdelen’ van Syntrus Achmea partij. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn
Compliance officer Met ingang van 2009 heeft het bestuur besloten haar compliance werkzaamheden zelf uit te voeren. De voorzitter fungeert als compliance officer.
09
2 Ontwikkelingen
10
2.1 Ontwikkelingen in de wonenbranche Verwachtingen De detailhandel in wonen is zeer conjunctuurgevoelig. De wonen branche heeft in 2009 een omzetverlies geleden van 12,9% ten opzichte van 2008. De prijzen lagen ongeveer 2% hoger, wat betekent dat het omzetverlies toe te schrijven is aan een fors teruggelopen verkoopvolume. In 2008 daalde de omzet al met 4%. Het blijft een uitdaging voor woningzaken om klanten te trekken en tot koop te verleiden. Een half procent van de woonzaken ging failliet, slechts marginaal meer dan in andere jaren. De klap kan echter nog komen gezien het feit dat bij drie op de tien winkels de omzet met meer dan twintig procent zal dalen.
Trends • V erdere uitbreiding van woonconcentraties en toename verdringingsconcurrentie; • Herstructurering meubelboulevards; • Showroom wordt leefomgeving; • Toenemend gebruik van internet voor oriëntatie en aankoop; • Diversiteit tussen winkels van dezelfde keten door het voeren van verschillende collecties; • Het voeren van een apart verkoopkanaal voor showroommodellen en restpartijen.
Kansen en bedreigingen • G roeiende behoefte van de consument aan inspiratie, advies, service, beleving; • Blijvende belangstelling voor woonomgeving; • Aantal huishoudens neemt toe; • Toename koopkrachtige 50-plussers en singles; • Toename aankopen via internet; • Uitbreiding van woonconcentraties en toename verdringingsconcurrentie; • Leegstand woonboulevard, aantal vierkante meters; • Lage belevings- en attractiewaarde woonboulevards en woonwinkels; • Samenwerking tussen verschillende ondernemingen (in en buiten de branche) biedt kansen.
winkelconcept dat past bij de identiteit en de lifestyle van de doelgroep. De vier werelden van interieurbeleving (rood, geel, blauw en groen) kunnen een belangrijk hulpmiddel vormen bij de vragen naar woonoplossingen van consumenten. Bij de werelden rood en blauw staat het product centraal en bij de werelden geel en groen staat centraal wat de consument te besteden heeft. Als winkeliers weten tot welk type hun klanten behoren, kunnen zij hierop inspelen.
2.2 Ontwikkelingen financiële positie van het fonds Stichting Pensioenfonds Wonen in onderdekking Het jaar 2009 stond in het licht van de economische crisis als gevolg van de kredietcrisis. Aan het begin van 2009 waren er forse verliezen op de beurzen. Daarnaast was sprake van een lage rente. Als gevolg hiervan verkeerden enkele honderden pensioenfondsen begin 2009 in onderdekking. Dat wil zeggen dat er onvoldoende financiële middelen waren om aan alle toekomstige verplichtingen te voldoen. De dekkingsgraad van een pensioenfonds geeft de verhouding weer tussen de bezittingen en de (lange termijn) verplichtingen van een pensioenfonds. Stichting Pensioenfonds Wonen verkeerde op 1 januari 2009 in een situatie van reservetekort en onderdekking. De dekkingsgraad van het fonds bedroeg op die datum 97% bij een vereiste dekkingsgraad van 110%. Op 31 december 2009 bedroeg de dekkingsgraad 102% bij een vereiste dekkingsgraad van 110%. In deze dekkings graad is rekening gehouden met het langlevenrisico. In 2009 heeft gedeeltelijk herstel plaatsgevonden.
Wettelijke regels voor onderdekking en reservetekort De Pensioenwet stelt regels voor het geval de dekkingsgraad van een pensioenfonds onvoldoende is. Pensioenfondsen zijn verplicht een ‘onderdekking’ of ‘reservetekort’ direct te melden bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Het pensioenfonds heeft een onderdekking als de dekkingsgraad lager is dan 105%, en een reservetekort als de dekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad (ultimo 2008:110%; ultimo 2009:110%).
Onderscheid Het onderscheid met andere aanbieders moet duidelijk zijn. Een bewuste keuze voor de doelgroep leidt tot een daarop afgestemd
11
2.3 Ontwikkelingen regelgeving en overheidsbeleid De regering heeft het voornemen tot verhoging van de AOW leeftijd In 2009 was sprake van een economische recessie en een toenemende werkloosheid. Aan de andere kant ontstaat de komende jaren door vergrijzing en ontgroening juist een verminderd arbeidsaanbod en een verwacht tekort aan beschikbare arbeid. Daarnaast is sprake van een stijgende levensverwachting van mannen en vrouwen. Redenen voor het kabinet om de AOWleeftijd te willen verhogen naar 67 jaar. Werkgevers en werknemers vertegenwoordigd in de Sociaal Economische Raad (SER) kregen tot eind september de gelegenheid te komen met een (betaalbaar) alternatief plan voor de verhoging van de AOW-leeftijd. Sociale partners zijn het intussen eens geworden over de AOW-leeftijd en de gevolgen voor aanvullende pensioenen. Zodra het wetsvoorstel is aangenomen kunnen sociale partners in de sector en het bestuur zich beraden over de gevolgen voor hun regeling en over de te nemen maatregelen.
Pensioenregister van start In de Pensioenwet is bepaald dat de pensioenuitvoerders een pensioenregister inrichten. Het register gaat alle Nederlandse pensioenregelingen via internet toegankelijk maken. Iedereen tussen de 15 en 65 jaar met een burgerservicenummer en een DigiD kan straks inloggen en een overzicht opvragen van zijn eigen pensioenregelingen en AOW-rechten. Zo kan iedere Nederlander straks duidelijk zien hoe hoog zijn totale oudedagsvoorziening is, bij welke pensioenuitvoerder het pensioen is opgebouwd en waar hij terecht kan voor meer informatie. Op 7 mei 2008 is de Stichting Pensioenregister, een samenwerkingsverband van de pensioen koepels, verzekeraars en Sociale Verzekeringsbank, opgericht. De stichting begeleidt de ontwikkeling van het pensioenregister. De pensioensector draagt de kosten zelf. Het is de bedoeling dat het register per 1 januari 2011 beschikbaar is .
FVP-regeling: geen nieuwe instroom vanaf 1 januari 2011 De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) helpt werklozen van 40 jaar en ouder pensioen op te bouwen. FVP heeft in december 2008 bekendgemaakt dat de FVP-regeling een jaar langer blijft bestaan. De regeling loopt nu tot 1 januari 2011. Werknemers van 40 jaar of ouder die vóór 2011 WW –gerechtigd worden, kunnen nog een FVP-bijdrage aanvragen. Werknemers die
12
daarna WW-gerechtigd worden niet meer. Werknemers die in 2010 werkloos worden, kunnen geconfronteerd worden met een korting op hun FVP-bijdrage indien het vermogen van het FVP ontoereikend zal blijken te zijn. Het FVP-bestuur beslist daar later over.
Door lage dekkingsgraad andere fondsen geen waardeoverdracht Als een werknemer van baan verandert, mag hij zijn pensioen overdragen naar zijn nieuwe pensioenfonds. Dit heet waarde overdracht. Is de dekkingsgraad van het fonds lager dan 100%, dan mag het pensioenfonds waardeoverdrachten niet uitvoeren. Het moet deze volgens de Pensioenwet ‘opschorten’. Veel fondsen hebben in 2009 een aantal maanden een dekkingsgraad van minder dan 100% gehad; sommige fondsen hebben daar nog steeds mee te maken. Ook de Stichting Pensioenfonds Wonen had in de eerste helft van 2009 een dekkingsgraad lager dan 100%. In juli 2009 was de dekkingsgraad van het fonds weer 100%. Om te voorkomen dat waardeoverdrachten worden gestart en vlak daarna weer moeten stoppen heeft het bestuur besloten dat de dekkings graad gedurende 3 maanden 100% of meer moet zijn voordat de overdrachten weer worden opgestart. De toezichthouder is het hiermee eens. Dit betekent dat het fonds sinds 1 oktober weer meewerkt aan waardeoverdrachten. Of een verzoek om waarde overdracht daadwerkelijk afgehandeld kan worden hangt ook af van de situatie van het andere fonds.
2.4 Goed Pensioenfondsbestuur Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) In 2005 publiceerde de Stichting van de Arbeid (STAR) de ‘Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur’. Deze principes bieden kaders voor zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, transparantie en communicatie. Maar ook andere regels spelen een rol: zo is de Code Tabaksblat van belang voor het beleggingsbeleid. Sinds 2007 zijn de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur van de STAR verankerd in de Pensioenwet. De bedoeling van de principes is dat een Pensioenfondsbestuur weet waarvoor het verantwoordelijk is en hoe het die verantwoordelijkheid moet dragen en moet afleggen.
Aandacht voor principes in 2009 Het jaar 2009 stond vooral in het teken van risicobeheer. Kernvraag daarbij is of pensioenfondsen risico’s vooraf voldoende in beeld hadden. Dat geldt zowel voor het beleggingsbeleid als voor de verplichtingen.
Vanaf 2009 laat het bestuur de compliance werkzaamheden door haar eigen voorzitter verrichten. Het bestuur is van mening dat compliance beter tot uitdrukking komt in eigenbeheer omdat dit open en transparanter is.
Deskundigheidsbevordering Zelfevaluatie Besturen moeten een procedure vaststellen voor een periodieke zelfevaluatie. Het gaat om het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur in stand te houden en/of te verbeteren. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Wonen heeft in de vergadering van 1 december 2009 de zelfevaluatie uitgevoerd.
Principes bij beloningsbeleid Op 6 mei 2009 hebben DNB en AFM de ‘Principes voor beheerst beloningsbeleid’ gepubliceerd (hierna: de Principes). In de kern is het doel van de Principes: het tegengaan van ‘perverse belonings prikkels’. Met naleving van de Principes zijn soliditeit, integriteit en voldoen aan verwachtingen bij belanghebbenden van het pensioen fonds gediend. Pensioenfondsen moeten de Principes concreet toepassen op hun situatie en daartoe hun beloningsbeleid kritisch tegen het licht houden en waar nodig aanpassen. Het gaat daarbij niet alleen om de beloning van bestuurders, maar ook om uitbestede werkzaamheden van het pensioenfonds. Het beheerste belonings beleid past binnen het thema risicobeheer van een pensioenfonds. De principes zijn door het bestuur besproken. Het fonds heeft aan de organisaties aan wie het de uitvoering heeft uitbesteed verzocht te verklaren dat het beloningsbeleid dat wordt gevoerd voldoet aan de principes voor beheerst beloningsbeleid. Deze verklaring is verstrekt.
Naleving van de gedragscode Sinds 2001 heeft het bestuur een gedragscode. Doel van deze gedragscode is het stellen van regels en richtlijnen voor bestuurs leden. Deze regels moeten belangenconflicten tussen het fonds en betrokkenen in privé voorkomen. Daarnaast regelen zij hoe bestuursleden moeten omgaan met vertrouwelijke informatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevordert de transparantie en zorgt ervoor dat alle betrokkenen, ook voor hun eigen bescherming, duidelijk weten wat wel en niet geoorloofd is. Elk bestuurslid verklaart schriftelijk de gedragscode te zullen naleven. De compliance officer bewaakt verder de naleving van de gedragscode.
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Wonen heeft een deskundigheidsplan waarin de kaders van het toetsen en bevorderen van de collectieve- en individuele deskundigheid van de bestuurs leden zijn geschetst. In het jaar 2009 heeft het bestuur aandacht besteed aan deskundigheid. Er dient immers een afdoende waar borg te bestaan voor het op een behoorlijke wijze besturen van het pensioenfonds. Het bestuur acht het van het grootste belang om haar deskundigheid voldoende te blijven waarborgen. Het bestuur heeft een tweetal opleidings(mid)dagen gehouden om op een tweetal belangrijke terreinen de deskundigheid van de bestuurs leden te verhogen.
2.5 Communicatie Het bestuur van het fonds heeft als taak de pensioenregeling goed uit te voeren. Minstens zo belangrijk is het om dat beleid op een goede manier uit te dragen. Een fonds heeft er belang bij om alle betrokkenen op heldere wijze te informeren over het gevoerde beleid, de financiële situatie, pensioenontwikkelingen en de gevolgen hiervan voor het individuele pensioen. Goede communicatie is essentieel. Niet voor niets legde de overheid specifieke communicatieregels vast in de Pensioenwet: pensioen fondsen moeten tijdig, begrijpelijk en duidelijk naar hun doel groepen communiceren. Deelnemers en gepensioneerden hebben immers zelf ook recht op heldere informatie over hun pensioen. Zo zijn zij beter in staat een goed pensioen op te bouwen en dit pensioen waardevast te houden.
Wat heeft het fonds aan communicatie gedaan? Het fonds besteedt veel aandacht aan goede en heldere communicatie over het beleid, ontwikkelingen op pensioengebied en de gevolgen voor individuele deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Het beleid is vastgelegd in een communicatie beleidsplan. Daarnaast werkt het fonds de jaarlijkse doelen uit in een communicatiejaarplan. Hierin staat welke specifieke communicatieactiviteiten voor de verschillende doelgroepen zijn gepland én op welke trends en ontwikkelingen het fonds dat jaar
13
nader ingaat. In 2009 heeft het pensioenfonds onder meer een verkort digitaal jaarverslag op de website geïntroduceerd.
Communicatie door het fonds over toeslagen en de financiële situatie In 2009 zouden pensioenfondsen een toeslagenlabel in hun communicatie introduceren. Dit label geeft deelnemers en gepensioneerden inzicht in de kansen op waardestijging van hun pensioen in de komende jaren. Minister Donner besloot echter de verplichte introductie van het label uit te stellen vanwege de bijzondere economische situatie. De minister vreesde verwarring onder belanghebbenden door de grote schommelingen op de financiële markten. Als alternatief ontwikkelde de pensioensector in overleg met de AFM een modelbrief voor deelnemers en gepensioneerden. Hierin geeft elk pensioenfonds uitleg over de financiële crisis, de eigen financiële situatie en de gevolgen voor het individuele pensioen van deelnemers en gepensioneerden. Ook de toeslagverwachting van het pensioenfonds over het jaar 2009 is in de brief opgenomen. Stichting Pensioenfonds Wonen heeft de brief in het derde kwartaal van 2009 aan alle belanghebbenden verstuurd. Verder heeft het fonds op de website een pagina met uitgebreide informatie over de financiële situatie.
2.6 Toezichthouder AFM en DNB Autoriteit Financiële Markten (AFM) AFM houdt toezicht op het gedrag van pensioenfondsen. AFM controleert of pensioenfondsen zich aan de wetten en regels houden die gaan over de informatie die het fonds volgens de wet aan deelnemers moet geven en over de zorgplicht die het fonds heeft. De verrichtte communicatie toetst AFM aan de hand van de hierboven beschreven self assessment.
De Nederlandsche Bank (DNB) DNB is verantwoordelijk voor het prudentieel toezicht op pensioen fondsen op grond van de Pensioenwet en de Wet op het financieel toezicht. In 2009 heeft Stichting Pensioenfonds Wonen een herstelplan opgesteld en ingediend bij DNB. In juni 2009 heeft DNB ingestemd met het herstelplan. Het fonds heeft in 2009 conform de wettelijke bepalingen DNB geïnformeerd over reglementswijzigingen en de aanpassing van de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).
2.7 Herstelplan
AFM vraagt fonds zelf aan te geven of communicatie goed is De toezichthouder Autoriteit Financiële Markten (AFM) stuurde op 8 december 2008 een tweede self assessment aan pensioenfondsen met het verzoek informatie te geven over de wijze waarop communicatie aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden plaatsvindt; AFM vroeg aan te geven hoe het pensioenfonds omging met informatieverstrekking en hoe de zorgplicht werd ingevuld. Het fonds heeft dit self assessment in januari 2009 ingevuld. In april 2009 koppelde de AFM de resultaten terug aan het pensioenfonds. De AFM was van mening dat het fonds 70% scoorde. AFM bracht ook een algemeen persbericht naar buiten naar aanleiding van het self assessment. In het algemeen ziet AFM verbetering in de communicatie van pensioenfondsen. Maar AFM wil een breder en dieper onderzoek doen naar de communicatie van pensioenfondsen. AFM wil daarin toetsen of pensioenfondsen de juiste informatie verschaffen.
14
In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een reserve tekort en dekkingstekort ontstaan. Het fonds heeft op 25 maart 2009 een 5 jaars herstelplan ingediend bij DNB. Het herstelplan is door DNB goedgekeurd op 29 juni 2009. Hieruit blijken de volgende maatregelen waardoor binnen 5 jaar het fondsvermogen voldoende hersteld moet zijn. Het fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële
positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. Indien de werkelijke ontwikkeling in negatieve zin afwijkt ten opzichte van het herstelplan zal het herstelplan tussentijds worden bijgesteld. De belangrijkste maatregel uit het herstelplan is: • Het fonds heeft geen doelgericht indexatiebeleid. In het herstel plan is rekening gehouden met een leidraad voor indexatie. De gebruikte leidraad is als volgt, geen indexatie onder de FTK vereiste dekkingsgraad +10%-punt, bij een dekkingsgraad boven de FTK vereiste dekkingsgraad + 10%-punt volledige indexatie. De indexatie is voor zowel actieven als niet-actieven op basis van prijsindex. Het fonds toont herstelkracht. Ondanks de bijstelling van de dekkingsgraad als gevolg van het langleven risico loopt het herstel conform planning zoals weergegeven in het herstelplan. Dit komt met name door gunstige ontwikkelingen op de aandelen- en rentemarkten. De dekkingsgraad bedroeg primo 2009 97% en bedroeg ultimo 2009 102%.
15
3 Financieel beleid
16
3.1 Inleiding Doelstelling van het fonds is het verlenen van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden met inachtneming van de statuten en reglementen. Het is dus belangrijk dat het fonds voldoende geld in kas heeft, zodat er genoeg middelen zijn om toekomstige uitkeringen te kunnen betalen. Het bestuur gebruikt hiervoor de beleidsinstrumenten premiebeleid, toeslagenbeleid, beleggingsbeleid en de pensioenregeling. In dit hoofdstuk komen de eerste drie instrumenten aan de orde. Na het premie- en toeslagenbeleid geeft het bestuur inzicht in de voorzieningen en reserves. Na de actuariële analyse volgt een uitleg over het beleggingsbeleid. De pensioenregeling komt aan bod in hoofdstuk 4.
3.2 Premie Bij het premiebeleid houdt het fonds onder meer rekening met de verwachte toekomstige beleggingsresultaten. Het fonds financiert de pensioenregeling met een doorsneepremie. In het kader van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/ prepensioen en introductie van de levensloopregeling is de pensioenregeling voor deelnemers geboren na 1949 gewijzigd. Voor hen geldt de pensioenregeling 2006. Voor deelnemers geboren voor 1950 is de regeling ongewijzigd gebleven: voor hen geldt de pensioenregeling 2001. Hierdoor hanteert het fonds voor deelnemers geboren voor 1950 en deelnemers geboren na 1949 verschillende premies. De basisregeling heeft betrekking op het ouderdomspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen en prepensioen. Voor 2008 zijn de volgende doorsneepremies vastgesteld:
Regeling 2001 Basisregeling (ouderdomspensioen/partnerpensioen/prepensioen)
10% over het loon Wet financiering sociale verzekeringen (loon Wfsv)
Excedentregeling (extra ouderdomspensioen/partnerpensioen)
8% van de pensioengrondslag boven de franchise (loon Wfsv -/franchise € 23.773)
De werkgever draagt de premie af. Hij kan bij de werknemer maximaal 2,75% voor de basisregeling en 2,0% voor de excedentregeling op het loon inhouden.
Regeling 2006 Basisregeling (ouderdomspensioen en partnerpensioen)
17,7% van de pensioengrondslag. De franchise bedraagt € 9.741
De werkgever draagt de premie af. Hij kan bij de werknemer 4,87% op het loon inhouden. Van de totale premie is 4% bestemd voor dekking van de kosten en 5% voor dekking van het risico van premievrijstelling bij arbeids ongeschiktheid.
17
3.3 Toeslag Het bestuur hanteert geen doelgericht beleid met betrekking tot toeslagverlening. Een doelgerichte maatstaf wordt derhalve niet toegepast. Jaarlijks wordt bepaald of de pensioenaanspraken en -rechten verhoogd kunnen worden. De financiële positie van het pensioenfonds moet de ruimte bieden een verhoging toe te kennen. Het pensioenfonds vormt daarom geen reserve voor toekomstige verhogingen. Jaarlijks moet het bestuur de afweging maken of een toeslag toegekend kan worden. Zekerheid op een pensioenverhoging is er dus niet. In de zogeheten Toeslagenmatrix volgt dit beleid uit de toepassing van de daarin geformuleerde categorie B. Per 1 januari 2009 zijn de pensioenaanspraken en -rechten niet verhoogd. In de loop van het verslagjaar is de financiële positie licht hersteld.
3.4 Pensioenvermogen en voorzieningen Pensioenvermogen
Techn. voorzieningen
Dekkingsgraad %
1.369.049
1.416.163
97%
Beleggingsresultaten
72.572
36.377
Premiebijdragen
84.514
83.800
Uitkeringen
-43.877
-42.904
Wijziging Marktrente
-
-106.244
Wijziging actuariële uitgangspunten
-
64.746
Overige
16.356
22.579
1.498.614
1.474.517
102%
Bedragen x € 1.000
Stand per 1 januari 2009
Stand per 31 december 2009
Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd:
2009
2008
2007
2006
2005
Premieresultaat
-4.123
22.330
8.577
-1.648
922
Interestresultaat
142.440
-248.331
-2.168
59.191
10.549
Overig resultaat
-67.106
3.304
-11.480
3.232
-9.236
71.211
- 222.697
-5.071
60.775
2.235
Bedragen x € 1.000
18
De vergelijkende cijfers tot en met 2006 zijn niet gecorrigeerd voor het effect van de per 1 januari 2007 doorgevoerde stelselwijziging naar FTK grondslagen. De dekkingsgraad wordt bepaald door de som van de technische voorzieningen, het stichtingskapitaal en de reserves te delen door de technische voorzieningen. De dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
2009
2008
2007
2006
2005
(o.b.v. FTK)
(o.b.v. FTK)
(o.b.v. FTK)
(o.b.v. APP)
(o.b.v. APP)
Dekkingsgraden ultimo
102%
97%
117%
116%
110%
Gemiddelde interest van verplichtingen
4,2%
3,9%
4,9%
4,0%
3,7%
De vermelde dekkingsgraden zijn tot en met 2006 vastgesteld op basis van de Actuariële Principes Pensioenfondsen. Voor 2007 is dit het Financiële Toetsingskader. Het fonds bevindt zich ultimo 2009 in een situatie van dekkingstekort aangezien de dekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 105%.
19
3.5 Actuariële analyse De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten kan als volgt worden weergegeven:
Bedragen x € 1.000
2009
2008
EUR
EUR
(o.b.v. FTK)
(o.b.v. FTK)
Premieresultaat Premiebijdragen (gecorrigeerd voor premievrijstelling bij invaliditeit)
84.514
85.430
Pensioenopbouw
-83.800
-58.551
Onttrekking uit technische voorzieningen voor pensioenuitvoeringskosten
-799
-338
Pensioenuitvoeringskosten
-4.038
-4.211
-4.123
22.330
72.572
122.937
Totaal Interestresultaat Beleggingsresultaten Rentetoevoeging technische voorzieningen
-36.377
-47.384
Wijziging marktrente
106.244
-323.884
142.440
-248.331
Totaal Overig resultaat Resultaat op waardeoverdrachten (saldo overdacht van rechten)
-1.755
-494
Resultaat op kanssystemen (overige wijzigingen)
62
1.089
Resultaat op uitkeringen
-973
-1.179
Indexering en overige toeslagen
-10
267
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
-64.747
-
Overige baten
506
4.670
Overige lasten
-189
-1.049
Totaal
-67.106
3.304
Totaal saldo van baten en lasten
71.211
-222.697
20
Oordeel van de waarmerkend actuaris over de financiële positie
3.6.2 Gevoerd beleid
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Wonen is naar de mening van de waarmerkend actuaris slecht, vanwege het dekkingstekort.
Na de waardedaling in 2008 is de beleggingsportefeuille gedurende 2009 stapsgewijs aangepast richting de bestaande normverdeling (hierna genoemd). Reden was dat daardoor het herstelvermogen niet onnodig zou worden beperkt. Mede daardoor liet de vermogensbeheerportefeuille over geheel 2009 een sterke waardestijging zien. Het prudente beheer en de juiste keuzes van de vermogensbeheerder wisten nog een extra 0,88% aan de waardestijging toe te voegen.
3.6 Beleggingen 3.6.1 Terugblik economie en financiële markten
De waarde van de rentehedge was gedurende 2008 sterk in waarde toegenomen en de turbulentie op de financiële markten maakten het ook noodzakelijk dit beleid en de uitvoering daarvan nauw lettend te volgen. Het beleid is op hoofdlijnen gehandhaafd. Aangezien de kapitaalmarktrente in 2009 per saldo is gestegen is de rentehedge portefeuille in waarde afgenomen.
2009: Het jaar van herstel Nadat de financiële wereld in 2008 op haar grondvesten schudde, werd 2009 het jaar van herstel. In eerste instantie werd de trend uit 2008 doorgezet. Aanhoudende problemen in de financiële sector en de vrije val waarin de wereldwijde economische groei was geraakt, bleven het beeld op de financiële markten bepalen. Zakelijke waarden zoals aandelen, beursgenoteerd onroerend goed en grondstoffen, leverden in de eerste maanden van 2009 wederom vele procenten aan waarde in. Het herstel dat inzette na het 1e kwartaal werd voornamelijk gedreven door het ruime monetaire beleid, noodkredieten aan banken en ondersteunende maatregelen die overheden namen. Ook onconventionele maatregelen zoals het opkopen van effecten om het financiële systeem aan de gang te houden werden niet geschuwd. Uiteindelijk bleken de maatregelen voldoende om herstel in de markten te bewerkstelligen en nam het risico op een systeemcrisis af.
Het pensioenfonds heeft in 2009 een portefeuille constructie laten uitvoeren. Dit heeft tot doel gehad om te toetsen of het beleggings beleid robuust is in termen van risico-rendement en om te kijken welke categorieën tot een verdere optimalisatie van de beleggings portefeuille kunnen leiden. Tevens heeft het pensioenfonds getoetst of de allocatie ten aanzien van direct vastgoed verhoogd kan worden. Deze verhoging in allocatie ten aanzien van direct vastgoed is doorgevoerd in de beleggingsrichtlijnen voor 2010.
Als gevolg van de overheidsstimulansen, garantstellingen voor banken, nationalisaties en cyclische terugval, zijn de overheids tekorten fors gestegen. In de eerste maanden van het jaar leidde de vlucht naar veilige staatsobligaties nog tot een forse daling van de kapitaalmarktrente. Maar als gevolg van de behoorlijke verslechtering van de overheidsfinanciën, kan de kredietwaardigheid van het betreffende land in het geding komen. Dit bleek toen eind 2009 het emiraat Dubai in de problemen kwam en gered moest worden door Abu Dhabi. In Europa werd de kredietwaardigheid van Griekenland verlaagd door kredietbeoordelinginstanties. Als gevolg van deze ontwikkelingen steeg de kapitaalmarktrente eind 2009.
21
Portefeuillewaarde De waarde van de portefeuille en de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën aan het einde van het jaar ten opzichte van de situatie aan het begin van het jaar wordt weergegeven in onderstaande tabel:
2009 Bedragen x € 1.000.000
2008
Bedrag
Percentage
Normportefeuille
Bedrag
Percentage
Aandelen
267,9
18,5%
17,2%
167,8
13,8%
Vastrentende waarden
953,6
65,9%
67,6%
842,5
69,5%
Alternatieve beleggingen
56,1
3,9%
2,1%
30,3
2,5%
Direct vastgoed
120,9
8,3%
9,5%
127,3
10,5%
Indirect vastgoed
47,2
3,2%
3,2%
29,1
2,4%
Liquide middelen
2,4
0,2%
0,4%
15,4
1,3%
Totaal
1.448,1
100%
100%
1.212,4
100%
Waarde portefeuilles ter afdekking rente- en valutarisico’s
43,1
173,0
1.491,2
1.385,4
Totaal inclusief portefeuilles ter afdekking rente- en valutarisico’s
Rendementen Onderstaande tabel geeft de performance weer uitgesplitst naar de verschillende categorieën waarin voor het pensioenfonds wordt belegd.
2009
2009
Portefeuille
Benchmark
Aandelen
31,5%
29,3%
Vastrentende waarden
8,8%
8,5%
Alternatieve beleggingen
-3,2%
5,7%
Direct vastgoed
1,0%
-0,2%
Indirect vastgoed
41,1%
36,2%
Liquide middelen
2, 8%
0,7%
Totaal
12,1%
11,2%
Inclusief valuta- en rentehedge
5,01%
22
Aansluiting met de jaarrekening De vermogensverdeling in de tabel onder portefeuillewaarde zoals bovenstaand weergegeven wijkt af van de cijfers die u verderop in de jaarrekening zult aantreffen. De indeling van vermogens categorieën volgens RJ 610 is namelijk anders dan de indeling die vermogensbeheer gebruikt binnen de beleggingsmandaten. Op totaalniveau is het gerapporteerde vermogen gelijk.
Tactische Asset Allocatie De beleggingsportefeuille omvatte aan het begin van het jaar een beperkte overweging op aandelen ten koste van vastrentende waarden. Echter, door de aanhoudende problemen in de financiële sector en de aanhoudende ‘deleveraging’ druk (o.a. gedwongen verkopen), werd besloten de overweging in aandelen terug te draaien en een neutrale positie in te nemen medio januari. Nadat de aandelenmarkten waren gestabiliseerd, werd besloten om wederom aandelen te overwegen ten opzichte van vastrentende waarden. Deze overweging in aandelen is gedurende het derde en vierde kwartaal opgebouwd en tot het einde van het jaar gehandhaafd. Per saldo heeft het TAA beleid een positieve bijdrage geleverd aan het totaalresultaat.
Vastrentende waarden De markt voor vastrentende waarden kenmerkte zich in 2009 door een ongekende volatiliteit. Tot het einde van het eerste kwartaal werden risicovolle beleggingen verkocht. Beleggers vluchtten massaal in staatsobligaties met een voorkeur voor Duitse staats obligaties. Door betere economische vooruitzichten vanaf maart draaide dit en werden beleggingen in staatsobligaties verruild voor bedrijfsleningen. Deze verschuiving heeft ook in de portefeuille plaatsgevonden, waardoor vanaf het eerste kwartaal de beleggings portefeuille heeft geprofiteerd van het ongekende resultaat van deze bedrijfsleningen. De portefeuille sloot het jaar af met een positief rendement, dat hoger was dan het benchmarkrendement. Alle sectoren droegen hieraan bij, maar de financiële sector het meeste. De beleggingen met een lage kwaliteit (High Yield obligaties) lieten over het jaar een zeer sterk positief rendement zien. Het rendement van de portefeuille bleef ten opzichte van de benchmark echter wel sterk achter. Redenen voor het achterblijven bij deze benchmark waren onderwogen posities in de financiële sector en onderwogen posities in obligaties met de laagste kwaliteit. In 2008 was het effect van deze posities nog positief, maar tijdens het herstel was het tegenovergestelde effect te zien. Beleggingen in
obligaties van opkomende landen in Oost Europa en Zuid Amerika en Azië lieten in 2009 een sterk positief rendement zien.
Aandelen De aandelenmarkten zetten in het eerste kwartaal de negatieve trend van 2008 door en leverden nog eens 20% in. Begin 2009 bestond nog het beeld dat de wereldeconomie zich in een recessie bevond. Zowel consumenten als ondernemingen waren terughoudend in hun bestedingen en dit resulteerde in een sterke daling van vooral industriële orders. Hierdoor daalden ook de winstverwachtingen van ondernemingen. Daarnaast hielden de problemen in de financiële sector aan. Na het eerste kwartaal trokken de aandelenmarkten echter aan waardoor geheel 2009 werd afgesloten met een stevige winst. Kwalitatief sterke bedrijven met goede balansen en hoge marges wisten de beste rendementen te halen in 2009. Doordat de beleggingsportefeuille vooral op deze bedrijven was gericht lieten zowel de Europese als de Amerikaanse aandelenportefeuille een sterke performance zien van 34,8% en 24,1%. Door de beleids keuzes en de aandelenselectie heeft de vermogensbeheerder een positieve bijdrage geleverd aan het behaalde resultaat van 3,2% en 1,8%.
Alternatieve categorieën In 2008 hadden de investeringen in infrastructuur en private equity minder te leiden onder de kredietcrisis. Zoals te verwachten heeft de categorie alternatieve beleggingen in 2009 ook weer minder geprofiteerd van het snelle herstel in 2009. Deze beleggingen zijn voor een lange termijn aangegaan en kunnen op korte termijn grote fluctuaties laten zien ten opzichte van de benchmark. Ook in 2009 was dat het geval waardoor het resultaat van de beleggings portefeuille dit jaar een negatief resultaat behaalde en eveneens negatief uitkomt ten opzichte van de benchmark.
Infrastructuur De infrastructuurportefeuille kende wederom een jaar met een laag investeringstempo. Dit werd veroorzaakt door slechte beschikbaarheid van financiering. Infrastructuur beleggingen hebben over het algemeen een defensief karakter. Infrastructuur kent echter ook sectoren waarvan de opbrengsten sterk gerelateerd zijn aan vraag van gebruikers, zoals havens en luchthavens. Vooral deze investeringen daalden gedurende 2009 in waarde. Investeringen in bijvoorbeeld nutsbedrijven keerden juist de eerste opbrengsten uit.
23
Private Equity In 2009 werd relatief weinig activiteit gezien op de Private Equity markt, zowel het tempo van investeringen als uitkeringen nam sterk af. De redenen hiervoor waren de afwezigheid van aantrekkelijk geprijsd vreemd vermogen en grote onzekerheid over winst verwachtingen en prijsvorming. De rendementen op Private Equity investeringen lopen achter op de beursgenoteerde aandelenmarkt en de benchmark. Zo vonden er tijdens de eerste twee tot drie kwartalen van 2009 nog afwaarderingen op de fondsen in portefeuille plaats. Pas in 2010 zal zichtbaar worden of de Private Equity markt een vergelijkbare stijging als de beurs heeft doorgemaakt.
Vastgoed 2009 is voor vastgoed een moeilijk jaar. Investeringsvolumes liepen terug en er was vooral in het begin van 2009 nauwelijks beweging in de markt. In de tweede helft van 2009 kende de markt een lichte opleving, maar van een echt herstel was nog geen sprake. Ten opzichte van 2008 zijn de aanvangsrendementen licht opgelopen. In deze rendementsontwikkeling is wat betreft sterkte een verschil waarneembaar tussen eersteklas vastgoed en overig vastgoed. Vooral op de markt van gebruikers van kantoren en bedrijfsruimte is de leegstand tijdens 2009 opgelopen en is het verschil tussen eerste klas vastgoed en vastgoed op secundaire locaties gegroeid. De verruiming van de markt en het efficiënter gebruik maken van de bestaande gehuurde ruimte hebben er namelijk toe geleid dat de opnames in beide segmenten verder teruglopen. Kenmerkend in 2009 is de verminderde bereidheid van vastgoedgebruikers, door de onzekerheid van het economisch herstel, om te verhuizen en het dientengevolge groter aantal huurcontractverlengingen ten opzichte van 2008. De markthuren zijn over het algemeen in alle sectoren gedaald en de concurrentie tussen locaties is verder toegenomen: op de goede zogenaamde A-locaties zijn de markthuren minder gedaald, op de mindere B- en C-locaties is de daling van markthuren veel groter geweest. Hierbij hebben winkels tot nu toe het minst te lijden gehad van de recessie. Door de blijvende vraag van vooral financieel sterke filiaalbedrijven bleven de huurprijzen voor winkels op A1-locaties stabiel. Resultante van de oplopende verschillen tussen de Alocaties en B- en C-locaties is dat vastgoed weer gewaardeerd wordt op de specifieke kenmerken van het object, de locatie en huurder.
24
De sectorwegingen van de directe vastgoed portefeuille bedroegen 76,5% woningen (inclusief de deelneming in de Utrechtse Fondsen CV) en 23,5% winkels. Dit is gebaseerd op het gemiddelde van de wegingen van 1 januari 2009 en 31 december 2009. Ter vergelijking: de weging van de benchmark was 47,7% woningen, 25,9% winkels, 20,3% kantoren, 2,6% bedrijfsruimten en ‘overig’ 3,4%. Daarmee was de portefeuille overwogen naar de woningsector. Doordat de objecten in de woningsector van het fonds met een totaal rendement van 1,5% een beter resultaat hebben laten zien dan het woningrendement van de ROZ/IPD index ‘alle objecten’ van -2,9%, had dit een positief effect op het rendement. Per saldo rendeerde de totale portefeuille met 1,7% beduidend beter dan de benchmark.
Indirect vastgoed Het jaar 2009 stond voor beursgenoteerd indirect onroerend goed ook in het teken van herstel. In het begin van 2009 daalden de koersen, waardoor tal van onroerend goed ondernemingen genoodzaakt waren om de balans te versterken en gaven nieuwe aandelen uit. Dit was het begin van het herstel. Uiteindelijk liet de indirect onroered goed markt een sterk positief rendement zien, de portefeuille heeft hier van weten te profiteren door een juiste aandelenselectie en presteerde beter dan de benchmark.
3.6.3 Hedgeportefeuilles Rentehedge – beleid en uitvoering Het fonds heeft gedurende 2009 het beleid voortgezet om het renterisico te beperken. Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn namelijk niet in dezelfde mate gevoelig voor rentebewegingen. Daardoor kan de dekkingsgraad sterk meebewegen met rente bewegingen en loopt het fonds een groter risico om in een dekkingstekort te komen. Dit renterisico is door het pensioenfonds verkleind doordat de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in overeenstemming zijn met de looptijd van de verplichtingen. Het fonds heeft een dynamische afdekkingsstrategie met gebruik van rentederivaten (renteswaps en –swaptions). Hierdoor blijft een zekere mate van rentegevoeligheid bestaan maar is het fonds beschermd tegen forse dalingen. Net als in 2008 is het in 2009 noodzakelijk gebleven de strategie aan te passen aan de beschikbaarheid van de verschillende rentederivaten.
Rentehedge - resultaat In het jaar 2009 is de kapitaalmarktrente licht gestegen. De waarde van de verplichtingen is daardoor afgenomen met een positief effect op de dekkingsgraad. Ook de rentehedge is in waarde afgenomen wat een negatief effect op de dekkingsgraad had. In totaal heeft de rentebeweging dankzij het gevoerde beleid een licht positief effect op de dekkingsgraad gehad.
Valutahedge Het fonds belegt in meerdere valutagebieden. Het effect van wisselkoersfluctuaties is beperkt voor de belangrijkste 4 valuta gebieden, te weten de Amerikaanse dollar, Britse pond, Japanse yen en Zwitserse frank. Dit beleid is gedurende 2009 gehandhaafd en heeft positief bijgedragen vooral vanwege de waardedaling van de Amerikaanse dollar.
3.6.4 Verantwoord beleggen Uitgangspunten Sinds 2008 geeft het pensioenfonds invulling aan een verantwoord beleggen beleid. Als uitgangspunt hanteert het fonds de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties. Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anti corruptie en vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring inzake de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. Het verantwoord beleggen beleid bestaat uit de volgende onder delen en wordt uitgevoerd door Syntrus Achmea Vermogensbeheer: • Uitsluiten van controversiële wapens • Engagement, aangaan van dialoog met ondernemingen • Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen
Uitsluiting Het fonds kiest er voor om niet langer te beleggen in ondernemingen die kernwapens, chemische wapens, biologische wapens, anti persoonsmijnen of clusterbommen produceren. In 2009 zijn de aandelenportefeuilles die door Syntrus Achmea worden beheerd hiermee in overeenstemming gebracht.
belegt aan te sporen tot beter gedrag en om aandeelhouderswaarde te creëren. Aan de hand van thema’s gaat het fonds de dialoog aan met ondernemingen. In 2009 stonden twee thema’s centraal. Het eerste thema betrof de impact van water op de dranken- en voedsel industrie. Het tweede thema onderzoek betrof Global Compact schendingen op het gebied van mensenrechten en arbeidsnormen. Ondernemingen die slecht scoren op deze thema’s worden aangespoord om hun gedrag te verbeteren. In het halfjaarverslag Verantwoord Beleggen staan de namen van ondernemingen vermeld waarmee engagement trajecten zijn opgezet. Dit verslag kunt u vinden op de website van het fonds.
Corporate governance Corporate governance en stemmen op aandeelhouders vergaderingen vormt een onderdeel van het verantwoord beleggen beleid. Een verslag van de corporate governance activiteiten treft u aan in dit jaarverslag.
Rapportage Het pensioenfonds rapporteert elk half jaar op haar website over het gevoerde verantwoord beleggen beleid. Tevens heeft het fonds een aantal documenten op de website geplaatst zoals het verantwoord beleggen beleid, uitsluitingsbeleid en stembeleid.
3.6.5 Corparate governance Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Het fonds is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft er voor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen over te dragen aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Op deze wijze is het fonds in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhouders vergaderingen van bedrijven waarin wordt belegd. Syntrus Achmea maakt bij het uitoefenen van het stemrecht gebruik van de stem analyses en stemadviezen van het bureau Riskmetrics Institutional Shareholders Services (Riskmetrics ISS). Riskmetrics ISS houdt rekening met de internationale geaccepteerde corporate goverance codes zoals die van de OECD en International Corporate Governance Netwerk (ICGN). Daarnaast houdt Riskmetrics ISS voor iedere afzonderlijke markt rekening met de lokale wet en regel geving en corporate governance codes.
Verantwoording stemactiviteiten Engagement Het doel van engagement is om ondernemingen waarin het fonds
Het pensioenfonds stemde in 2009 op 355 aandeelhouders vergaderingen, waarbij 4025 agendapunten de revue passeerden. In
25
2009 werd in ongeveer 25% van alle agendapunten tegen het management gestemd. Het ging hier vooral om de benoeming van bestuurders van ondernemingen (niet onafhankelijk waar dit wel geëist of gewenst is) en beloningstructuren (excessief, onvoldoende toegelicht of niet transparant genoeg). Het pensioenfonds publiceert op haar website hoe zij heeft gestemd per aandeel houdersvergadering. Tevens plaatst het pensioenfonds elk kwartaal een verslag op de website met vermelding van stemactiviteiten en actuele ontwikkelingen op het gebied van corporate governance.
volatiel en instabiel zijn. Per saldo hebben de huishoudens in vooral de Angelsaksische landen nog hoge schulden welke een solide herstel van de bestedingen belemmeren de komende jaren. Huishoudens willen niet meer schuld aangaan. Daarnaast zijn banken nog zeer terughoudend met het uitlenen van geld aangezien er nog afschrijvingen aan zitten te komen. Dit is vooral bepalend voor Europa waar bedrijven sterker leunen op de financiële sector voor financiering in plaats van de bedrijfsobligatiemarkt. Naar verwachting zal de invloed van banken afnemen en zullen bedrijven een groter beroep op de kapitaalmarkt gaan doen.
Class actions Tegen Koninklijke Olie/Shell lopen verschillende juridische procedures. In Amerika loopt een class action, echter het fonds heeft er voor gekozen om uit de class action te stappen en onder aanvoering van ABP een eigen procedure te starten. Inmiddels heeft deze procedure geleid tot een schikkingsovereenkomst. In november 2008 vond een hoorzitting plaats voor het Gerechtshof van Amsterdam. Eind mei 2009 verklaarde het Hof de schikkings overeenkomst algemeen verbindend. Dit betekent dat het pensioen fonds de zogenoemde claimformulieren kan gaan indienen om voor betaling in aanmerking te komen. De verwachting is dat de uitkeringen in 2011 zullen plaatsvinden.
3.6.6 Vooruitzichten De verwachting voor de wereldwijde economische groei in 2010 is positief. Er wordt ongeveer 4% wereldwijde economische groei verwacht vooral gedreven door voorraadherstel. De hoogste groeicijfers zullen, net als in 2009, in de opkomende markten te vinden zijn. Vooral de verwachtingen voor China en India zijn positief. China laat weer hoge groeicijfers noteren mede door de grote overheidsstimulansen. De 4% wereldwijde economische groei is lager dan voor de crisis vooral door de achterblijvende groei in Westerse landen. In de opkomende markten lijkt daarnaast ook een herverdeling van groei plaats te vinden. Deze verschuift langzaam van een exportgedreven naar een meer binnenlandse vraag gedreven groei. Tevens wordt het belang van deze economieën op het wereldtoneel wordt steeds groter. Zo worden bijvoorbeeld nu in China meer auto’s op jaarbasis verkocht dan in de Verenigde Staten. In de Westerse wereld wordt een beperkt economisch herstel verwacht. Gemiddeld genomen is het herstel na een financiële crisis gematigd ondanks dat de eerste opleving vrij krachtig is. Historisch gezien is dit een normaal beeld. Daarnaast zal het herstelproces
26
De inflatie zal naar verwachting laag blijven. Er is momenteel sprake van een enorme overcapaciteit en door de hoge werkloosheid is looninflatie geen bedreiging. Desondanks verwacht een aantal analisten een fors hogere inflatie op de middellange termijn. Voor de middellange termijn zal veel afhangen van het beleid van centrale banken en overheden. Hier lijkt de weg van de minste weerstand overstimulering te zijn met mogelijk inflatoire effecten tot gevolg. Dit risico lijkt wel groter in de Verenigde Staten dan in Europa. De Federal Reserve (Fed) zal er alles aandoen om een schuld/deflatie spiraal te voorkomen terwijl de Europese Centrale Bank (ECB) veel meer gericht is op het bestrijden van inflatie. De maatregelen welke centrale banken hebben genomen zijn ongekend. Zo is de liquiditeitscreatie door centrale banken enorm geweest. Uiteindelijk zorgden de maatregelen voor stabilisatie op de financiële markten. Op enig moment dient hier echter een eind aan gemaakt te worden om de inflatieverwachtingen in toom te houden. Dit is het cruciale thema in 2010. Zo zijn er diverse programma’s, zoals het opkopen van effecten en het verstrekken van noodleningen. Deze maatregelen worden al langzaam maar zeker teruggedraaid of stilgezet. Zo lopen een aantal liquiditeitsverschaffende programma’s aan banken af en deze worden deze niet verlengd. Daarnaast hebben centrale banken aangekondigd voor een bepaald bedrag aan effecten op te kopen. Deze zijn voor een groot gedeelte voltooid. Uiteindelijk is de verwachting dat centrale banken eerder te voorzichtig zijn dan te agressief met verkrappen. Diverse overheden zullen fors moeten bezuinigen en de vraag is of dit politiek haalbaar is. Uiteindelijk zullen de financiële markten de overheden dwingen orde op zaken te stellen. Er zal een hogere vergoeding geëist worden op de staatsobligaties en/of het vertrouwen in de betreffende valuta gaat verloren. Eind 2009 werd
de kredietwaardigheid van Griekenland verlaagd. Hierdoor liep de effectieve rente op Griekse staatsobligaties fors op. Vervolgens heeft de Griekse overheid een plan aangekondigd om de overheids financiën weer op orde te brengen. De vraag is hoe de Europese Unie met dergelijke probleemlanden om zal gaan. Officieel mogen de andere lidstaten een probleemland niet te hulp schieten. In de praktijk zal er echter alles aangedaan worden om een werkbare oplossing te vinden. Per saldo is de oplopende overheidsschuld onhoudbaar in sommige landen. Pensioenfondsen beleggen doorgaans veel in staatsobligaties. Een belangrijk deel van de beschikbare middelen zal de komende jaren nog steeds richting de kernlanden (Nederland, Duitsland, Frankrijk) stromen. De huidige ontwikkeling op het gebied van staatsobligaties doet vooral denken aan de jaren tachtig en negentig, vóór de introductie van de Euro. Beleggers zijn zich bewust geworden van de onderlinge economische verschillen en de structurele problemen van een aantal landen. Vooralsnog zitten de grootste risico’s in Oost Europa, de zuidelijke Europese landen, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Ook in de Verenigde Staten en Japan begint de situatie nijpender te worden. Beleggers willen deze risico’s vertaald zien in de renteopslag.
3.6.7 Z-score en performancetoets Op 24 april 1998 is de ‘Vrijstellingsregeling Wet Bedrijfs pensioenfondsen’ officieel in werking getreden. Deze regeling is uitgevaardigd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werk gelegenheid en heeft als belangrijkste doel ondernemingen vrijstelling te verlenen van de verplichtstelling van deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds indien de beleggingsperformance van het fonds ontoereikend is. Op basis van artikel 5 lid 1a Vrijstellingsregeling moet vrijstelling worden verleend als uit de performancetoets blijkt dat het feitelijk behaalde beleggingsrendement van het bedrijfspensioenfonds in negatieve zin afwijkt van het rendement van de door het fonds vastgestelde normportefeuille. Volgens de vrijstellingsregeling zal de performancetoets worden toegepast over de periode 2005 tot en met 2009. Indien de uitkomst van de performancetoets lager valt dan 0,0%, kan een deelnemer vanaf 1 januari 2010 een verzoek indienen tot vrijstelling van deelname. Over 2009 is een z-score behaald van 0,69. De performancetoets over de periode 2005 tot en met december 2009 bedraagt 0,66. Daarmee blijft de performancetoets ruimschoots boven het vereiste minimum.
Gedurende het jaar is er sprake geweest van een zwevende benchmark (floating benchmark). De benchmarkgewichten zweven als gevolg van benchmarkrendementen die weer het gevolg zijn van de marktbeweging.
3.7 Risicoparagraaf Het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen is een onderdeel van de Pensioenwet. De regelgeving van het FTK werkt de economische risico´s voor pensioenfondsen verbonden aan onder meer aandelen, valuta’s en rente uit. Het vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau ze kunnen of willen accepteren. Het pensioenfonds zet, binnen de kaders van het geformuleerde risicobeleid, in op maximalisatie van het rendement op het vermogen. Bij de analyses en afwegingen wordt het pensioenfonds geadviseerd door Syntrus Achmea Vermogensbeheer.
Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in de marktprijzen. Binnen het ALM-proces wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. Het marktrisico wordt beheerst door het risicoprofiel van de feitelijke beleggingsmix aan te laten sluiten bij dat van de ALM-beleggingsmix.
Relatieve marktrisico’s Dit is het risico dat de vermogensbeheerders bij de uitvoering van het actieve beleggingsbeleid afwijken van het vastgestelde ALM-beleid. Hiertoe zijn strategische marges gedefinieerd welke dagelijks worden gemonitord door de vermogensbeheerder.
Actuariële risico’s Door toepassing van de prognosetafels AG 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte en een opslag van 4,5% gebaseerd op de recente prognoses van CBS, wordt gereserveerd voor een in de toekomst verwachte verbetering van de overlevingskansen (langleven risico). Overige relevante actuariële risico’s waar rekening mee wordt gehouden zijn het overlijdensrisico (kortleven risico) en het arbeidsongeschiktheidsrisico.
27
Langlevenrisico (actuarieel risico) Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioen verplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioen verplichtingen. In 2008 heeft het CBS een prognose voor overlevingskansen gepubliceerd waaruit blijkt dat de ontwikkeling van de levens verwachting nog sneller gaat dan enkele jaren geleden werd voorzien. Naar verwachting zal het AG in 2010 een nieuwe prognosetafel publiceren die is gebaseerd op de actuele overlevings verwachtingen. Vooruitlopend op de publicatie van de nieuwe tafel heeft het fonds besloten de technische voorzieningen per 31december 2009 met 4,5% te verhogen. Als gevolg hiervan zijn de technische voorzieningen met € 63,5 miljoen toegenomen. In 2010 wordt een onderzoek uitgevoerd naar de ervaringssterfte bij het fonds. De actuariële grondslagen en veronderstellingen zullen op basis van de resultaten van dit onderzoek en de nieuwe algemene verwachtingen ten aanzien van overleven worden geactualiseerd.
naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. In 2009 heeft het pensioenfonds zijn afdekkingsstrategie - gericht op het beperken van het renterisico over de pensioenverplichtingen - voortgezet. Het verkleinen van het renterisico leidt tot een lagere vereiste dekkingsgraad voor het fonds, dan het geval zou zijn geweest zonder beperking van het renterisico.
Inflatierisico Inflatierisico is het risico dat inflatie de waarde van de beleggingen aantast in termen van koopkracht. Het inflatierisico kan worden verkleind door meer inflatiegevoelige beleggingen in de portefeuille op te nemen. Keerzijde daarvan is dat zulke inflatiegevoelige beleggingen de kans kunnen vergroten dat het fonds niet aan haar nominale pensioenverplichtingen kan voldoen.
Valutarisico Valutarisico is het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Dit risico is voor het fonds beperkt, aangezien het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille bestaat uit in euro’s genoteerde waarden. Het resterende risico naar de Amerikaanse dollar, Britse pond, Japanse yen en Zwitserse frank wordt voor 75% afgedekt.
Kortlevenrisico (actuarieel risico) Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een partnerpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds onvoldoende voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
Arbeidsongeschiktheidsrisico (actuarieel risico) Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schade reserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangs punten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het fonds is om het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico niet te herverzekeren.
Renterisico Renterisico is het risico dat een rentebeweging de financiële situatie van het pensioenfonds negatief beïnvloedt. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af
28
Aandelen- en onroerend goed risico Dit is voornamelijk het koersrisico van beleggingen in de verschillende onroerend goed- en aandelenmarkten. Door dit risico te lopen wordt op de lange termijn naar verwachting een extra rendement gehaald dat het fonds gebruikt om aan haar doel stellingen te voldoen. Dit risico wordt beheerst doordat in de uitvoering wordt gezorgd voor een goede selectie van aandelen en spreiding over regio’s en sectoren. Met het risico dat uiteindelijk overblijft wordt rekening gehouden in de ALM-studie.
Tegenpartij-/kredietrisico Het risico dat de tegenpartij niet (meer) aan zijn verplichtingen kan voldoen, bijvoorbeeld door liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen. Om dit risico te beheersen worden de tegenpartijen nauwgezet geselecteerd. Daarnaast worden transacties over meerdere aanbieders gespreid en wordt in sommige gevallen onderpand geëist.
Liquiditeitsrisico Het risico dat een belegging niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd. Ook dit risico wordt beheerst doordat de
vermogensbeheerder de beleggingsportefeuille op zo een manier opzet dat het naar verwachting aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan voldoen. Daarom is bijvoorbeeld een groot deel van de portefeuille belegd in effecten die worden verhandeld op openbare, gereguleerde markten. Ook zijn eisen gesteld aan de minimale marktkapitalisatie van effecten.
Operationele risico’s Het fonds beheerst operationele risico’s zoveel mogelijk door eisen te stellen aan haar dienstverleners. Daarbij kan worden gedacht aan regels voor procuratie, functiescheiding, ‘chinese walls’.
Risicomanagement Risicobeheer en compliance vormden in 2009 een speerpunt voor DNB. Pensioenfondsbesturen moeten voldoen aan alle wet- en regelgeving en controle hebben over alle risico’s die zich voordoen. DNB hanteert hiervoor het FIRM-model met een beschrijving van tien risicocategorieën. FIRM staat voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. De Pensioenwet verplicht het bestuur tot het treffen van maatregelen voor een integere en beheerste bedrijfs voering. Deze verplichting gaat verder dan de gedragscode die het bestuur nu al heeft. Het gaat om een risicobeleid, waarbij integriteitrisico’s en ook andere risico’s in kaart worden gebracht. Het bestuur is in 2010 gestart met het opzetten van een risico managementraamwerk. Het gaat daarbij in eerste instantie om het aangeven van het bruto risico. Het risicomanagementraamwerk van het pensioenfonds wordt steeds getoetst aan het hiervoor genoemde FIRM-model van DNB.
Risico voor deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Partiële toeslagverlening, of het geheel achterwege laten van toeslag verlening kan noodzakelijk zijn als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft.
29
4 Uitvoering van de pensioenregeling
30
4.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van het fonds. Daarnaast komen de wijzigingen in statuten en reglementen die in 2009 zijn doorgevoerd aan de orde.
verminderd met een franchise. De franchise voor 2009 bedraagt € 23.773.
Opbouwpercentage In de pensioenregeling 2001 wordt jaarlijks een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 0,6% van het jaarloon.
Partnerpensioen
4.2 De pensioenregeling
In de pensioenregeling 2001 wordt jaarlijks een aanspraak op partnerpensioen opgebouwd van 0,42% van het jaarloon.
Wezenpensioen Regeling 2001 Pensioensysteem Het pensioensysteem is een middelloonregeling.
Toetredingsleeftijd Een werknemer, die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het fonds, neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 20 jaar wordt.
Pensioenrichtleeftijd De pensioenrichtleeftijd is 65 jaar.
Pensioengevend loon Het pensioengevend loon is het loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van: • uitkeringen en verstrekkingen uit de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen; • een door de werkgever ter beschikking gestelde auto; • het loon over de periode vanaf de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaarbasis € 47.802 (in 2010: € 48.715) blijft buiten beschouwing.
Pensioengrondslag Voor deelnemers die geboren zijn voor 1950 is de pensioen grondslag het pensioengevend loon. Voor het extra ouderdoms- en partnerpensioen is de pensioengrondslag het pensioengevend loon
Het wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen en wordt uitgekeerd tot het 18de jaar. Studerende kinderen die per week meer dan 20 uur dagonderwijs volgen ontvangen tot hun 27ste jaar wezenpensioen. Indien beide ouders overleden zijn bedraagt het wezenpensioen 40% van het partnerpensioen.
Uitruilmogelijkheden Op de pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer het recht zijn partnerpensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in een hoger ouderdomspensioen (‘uitruil’). De verhoging is 16% van het omgezette partnerpensioen. De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder laten ingaan en de hoogte hiervan laten variëren. Daarnaast heeft de (gewezen) deelnemer sinds invoering van de Pensioenwet het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen. Dit is mogelijk bij beëindiging van de deelneming, op pensioneringsdatum en als de (gewezen) deelnemer trouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een gezamenlijke huishouding gaat voeren. Na uitruil bedraagt het partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen.
Premie De premie bedraagt 10% van de pensioengrondslag. De premie bedraagt 8% van de pensioengrondslag voor het extra ouderdomspensioen en het extra partnerpensioen.
Premievrijstelling Als een deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Voor de voortzetting van de pensioenopbouw is over dit inkomensgedeelte geen bijdrage verschuldigd.
31
Regeling 2006 Pensioensysteem Het pensioensysteem is een middelloonregeling.
Toetredingsleeftijd Een werknemer, die in dienst is bij een werkgever die is aangesloten bij het fonds, neemt verplicht deel aan de pensioenregeling. De deelname gaat in op de eerste dag van de maand waarin de werknemer 20 jaar wordt.
Pensioenrichtleeftijd De pensioenrichtleeftijd is 65 jaar.
Pensioengevend loon Het pensioengevend loon is het loon in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van: • uitkeringen en verstrekkingen uit de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen; • een door de werkgever ter beschikking gestelde auto; • het loon over de periode vanaf de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen op jaarbasis € 47.802 (in 2009: € 48.715) blijft buiten beschouwing.
Pensioengrondslag Voor deelnemers die geboren zijn na 1949 is de pensioengrondslag het pensioengevend loon verminderd met de voor het loontijdvak van toepassing zijnde franchise. De franchise voor 2009 bedraagt € 9.741.
Opbouwpercentage In de pensioenregeling 2006 wordt jaarlijks een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,8% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag.
Partnerpensioen In de pensioenregeling 2006 wordt jaarlijks een aanspraak op partnerpensioen opgebouwd van 1,26% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag.
32
Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen en wordt uitgekeerd tot het 18de jaar. Studerende kinderen die per week meer dan 20 uur dagonderwijs volgen ontvangen tot hun 27ste jaar wezenpensioen. Indien beide ouders overleden zijn bedraagt het wezenpensioen 40% van het partnerpensioen.
Uitruilmogelijkheden Op de pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer het recht zijn partnerpensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in een hoger ouderdomspensioen (‘uitruil’). De verhoging is 16% van het omgezette partnerpensioen. De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder laten ingaan en de hoogte hiervan laten variëren. Daarnaast heeft de (gewezen) deelnemer sinds invoering van de Pensioenwet het recht een deel van het ouderdomspensioen uit te ruilen in partnerpensioen. Dit is mogelijk bij beëindiging van de deelneming, op pensioneringsdatum en als de (gewezen) deelnemer trouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een gezamenlijke huishouding gaat voeren. Na uitruil bedraagt het partnerpensioen maximaal 70% van het ouderdomspensioen.
Premie De premie bedraagt 17,7% van de pensioengrondslag.
Premievrijstelling Als een deelnemer een WIA- of WAO-uitkering ontvangt, voorziet het reglement in een premievrije opbouw. Voor de voortzetting van de pensioenopbouw is over dit inkomensgedeelte geen bijdrage verschuldigd.
Afkoop kleine pensioenen De Pensioenwet bepaalt dat pensioenfondsen kleine pensioenen van gewezen deelnemers mogen afkopen. Kleine pensioenen zijn pensioenuitkeringen van minder dan € 417,74 op jaarbasis (bedrag 2009). Het pensioenfonds mag deze pensioenen afkopen twee jaar nadat de deelneming is geëindigd. De gewezen deelnemer kan daartegen geen bezwaar maken. Voor deelnemingen die zijn geëindigd vóór 1 januari 2007 (datum van invoering van de Pensioenwet) gelden andere wettelijke regels. Het pensioenfonds mag dan besluiten tot afkoop, maar de gewezen deelnemer kan hiertegen bezwaar maken. In de Veegwet staan nadere regels over de wijze van afkoop van kleine pensioenen. Zo staat nu vast dat het pensioenfonds de afkoopwaarde betaalt op de dag dat de
aanspraken of rechten vervallen. Als het pensioenfonds later betaalt heeft de gewezen deelnemer recht op vergoeding van rente. Het fonds heeft in 2008 besloten om vooralsnog geen gebruik te maken van de mogelijkheid om af te kopen voor deelnemingen die zijn geëindigd vóór 1 januari 2007.
4.4 Slotopmerkingen In de op de volgende pagina’s opgenomen jaarrekening staan de financiële gegevens over het boekjaar 2009 vermeld.
4.3 Wijzigingen reglementen
Tot slot bedanken wij iedereen die in het verslagjaar heeft bijgedragen aan het goed functioneren van het fonds.
Pensioenreglement
Met vriendelijke groet, namens het bestuur van Stichting Pensioenfonds Wonen,
In 2009 is het pensioenreglement op een aantal punten gewijzigd: • de afkoop- en uitruilfactoren zijn voor 2009 vastgesteld; • afstand en vervreemding van bijzonder partnerpensioen; • duidelijke weergave in het reglement of het de pensioenregeling 2001 of 2006 betreft; • duideliike weergave in het reglement over de te hanteren grondslag voor de opbouw van iedere pensioensoort en de premie berekening voor deze pensioensoorten; • het bewijs van in leven zijn dient tenminste 1 maal per jaar te worden verstrekt indien pensioen uitbetaald wordt aan een in het buitenland wonende pensioengerechtigde; • pensioenopbouw bij ziekte wordt ook gebaseerd op het loon voor ziekte voor deelnemers die in de pensioenregeling 2001 vallen; • juiste weergave van de premies indien het deel van de premie voor het prepensioen niet meer betaald hoeft te worden.
De Meern, 18 juni 2010
K.A. Prosman Voorzitter
A.A.M. Steijaert Secretaris
Uitvoeringsreglement In 2009 is het uitvoeringsreglement op een aantal punten gewijzigd: • op verzoek van de Ombudsman Pensioenen is de bepaling dat een werkgever klachten aan de ombudsman kan richten, verwijderd, de ombudsman behandelt uitsluitend klachten van deelnemers en gepensioneerden; • juiste weergave van de premies indien het deel van de premie voor het prepensioen niet meer betaald hoeft te worden; • mogelijkheid van inhouding op het loon van de werknemer bij afdracht van spaarbijdrage door gemoedsbezwaarde werkgever.
33
5 Verantwoordingsorgaan
34
5.1 Verslag Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag waar het oordeel betrekking op heeft. Het verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht ten aanzien van: • het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; • de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; • het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening 2009, de notulen van de bestuursvergaderingen, de reglementen en de ABTN 2009. Het verantwoordingsorgaan heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op overleg met de externe actuaris en de externe accountant.
Wetgeving en reglementen Het verantwoordingsorgaan heeft gekeken naar de gevolgen van het herstelplan, het Financieel Toetsingskader (FTK) en overige wijzigingen in wet- en regelgeving. Het verantwoordingsorgaan heeft ten aanzien van de doorvoering van wijzigingen in wet- en regelgeving in reglementen en het beleid van het fonds geen opmerkingen of bevindingen.
Toeslagbeleid Het verantwoordingsorgaan heeft gekeken naar het gevoerde toeslagbeleid. Het heeft geconstateerd dat er een weloverwogen keuze is gemaakt om niet te indexeren.
Premiebeleid Het verantwoordingsorgaan staat achter het gevoerde premiebeleid. Zij is van mening dat een gedempte premie over een langere periode een goede manier is. Het verantwoordingsorgaan is van mening dat gezien de ontwikkelingen op de markt het premiebeleid wel scherp moet worden gevolgd.
Beleggingsbeleid (inclusief Corporate Governance en Verantwoord Beleggen) Het verantwoordingsorgaan heeft het beleggingsbeleid bekeken en een aantal punten hiervan besproken in de vergadering. Het acht de keuze om de renterisico’s af te dekken een bewijs van goed beleid. Het verantwoordingsorgaan staat achter de portefeuille verdeling die het bestuur heeft gemaakt.
Risicobeleid Het verantwoordingsorgaan is van mening dat de portefeuille voldoende gediversifieerd is. Wel adviseert het verant woordingsorgaan om in 2010 het onderwerp risicomanagement verder uit te werken.
Bevindingen
Financiële positie van het pensioenfonds
Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen:
Het verantwoordingsorgaan is van mening dat de financiële positie van het fonds aan de hand van de geleverde documenten over 2009 nauwlettend moet worden gemonitord.
Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het verantwoordingsorgaan heeft het beleid ten aanzien van en de invoering van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur beoordeeld aan de hand van zowel het jaarverslag en de jaar rekening 2009, de notulen van de bestuursvergaderingen, de reglementen en de ABTN 2009. Ten aanzien van de overige principes heeft het verantwoordingsorgaan geen opmerkingen.
35
Oordeel 2009 Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het volgende oordeel. Het verantwoordingsorgaan van de Stichting Pensioenfonds Wonen is van oordeel dat: • het bestuur voldoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen; • het handelen van het bestuur in 2009 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen; • het bestuur in 2009 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn; • het bestuur gedegen en logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt. Namens het Verantwoordingsorgaan van Stichting Pensioenfonds Wonen De heer B. Keijzer De heer W. Witteman Mevrouw M. Rutjes
De Meern, juni 2010
5.2 Reactie bestuur Het bestuur heeft met waardering kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor de getoonde inzet.
36
6 Deelnemersraad
37
6.1 Verslag De deelnemersraad is in het verslagjaar vijfmaal bijeen gekomen en heeft tweemaal gezamenlijk vergaderd met het bestuur van het fonds. Zij heeft hierbij gebruik gemaakt van haar recht tot advisering en van het recht om van gedachten te wisselen met het bestuur over zaken die nu en in de toekomst van belang zijn voor deelnemers, oud deelnemers en gepensioneerden. De deelnemersraad heeft in 2009 over een groot aantal onderwerpen geadviseerd. Op een aantal onderwerpen wordt nader ingegaan. • Jaarverslag 2008 • Toeslagverlening • Schaalvergroting fonds
Jaarverslag 2008 De deelnemersraad heeft ingestemd met de inhoud van het jaar verslag 2008. Ook voor 2009 adviseert de deelnemersraad het bestuur een verkort jaarverslag uit te geven.
Toeslagverlening De raad respecteert het bestuursbesluit om gezien de economische situatie en de financiële situatie van het fonds geen toeslag te verlenen. Er is tevens een intense discussie gevoerd met het bestuur over de toeslagverlening.
38
Schaalvergroting Het bestuur heeft de deelnemersraad geïnformeerd over de stand van zaken in haar onderzoek naar de mogelijkheden tot schaal vergroting in de vorm van een fusie met een ander pensioenfonds. De deelnemersraad heeft aangegeven dat zij bij dit proces betrokken wil blijven. Daarnaast heeft de deelnemersraad advies uitgebracht over de volgende onderwerpen: • De franchise • ABTN • Afdekken van risico’s binnen vermogensbeheer • Pensioenrechten na overlijden pensioengerechtigde • Naleving gedragscode/compliance officer • Collectieve waardeoverdracht • Reglementswijziging inzake ’geen premie , geen recht’ • Reglement ingestelde commissies • FVP-regeling De deelnemersraad bedankt het bestuur voor de constructieve en transparante manier van samenwerking.
7 Jaarrekening
39
In dit hoofdstuk presenteert het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Wonen de jaarrekening. In de eerste paragrafen vindt u de jaarrekening. In de paragrafen 7.8 en 7.9 volgen de verklaringen van de certificerend actuaris en accountant van het fonds. De in dit hoofdstuk vermelde bedragen zijn in duizenden euro’s, tenzij anders is aangegeven.
7.1 Balans per 31 december 2009 Balans (na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten) Toelichting *)
2009
2008
EUR
EUR
1.547.545
1.405.432
Activa Beleggingen voor risico fonds
7.5.1
Vorderingen en overlopende activa
7.5.2
9.738
13.146
Overige activa
7.5.3
1.256
5.762
1.558.539
1.424.340
Passiva Stichtingskapitaal en reserves
7.5.4
24.097
-47.114
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
7.5.5
1.462.234
1.406.248
Overige voorzieningen
7.5.5
12.283
9.915
Overige schulden en overlopende passiva
7.5.6
59.925
55.291
1.558.539
1.424.340
102%
97%
Dekkingsgraad op basis van FTK (in%) *) De nummering verwijst naar de toelichting
40
7.2 Staat van baten en lasten over 2009 Toelichting *)
2009
2008
EUR
EUR
Baten Premiebijdragen risico fonds
7.6.1
84.514
85.430
Beleggingsresultaten risico fonds
7.6.2
72.572
122.937
Overige baten
7.6.3
506
4.670
157.592
213.037
Lasten Pensioenuitkeringen
7.6.9
43.877
38.211
Pensioenuitvoeringskosten
7.6.10
4.038
4.211
7.6.4
83.800
58.551
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor rekening pensioenfonds: • Pensioenopbouw • Indexering en overige toeslagen
7.6.5
10
-267
• Rentetoevoeging
7.6.6
36.377
47.384
7.6.7 en
-42.904
-37.032
7.6.8
799
338
• Wijziging marktrente
7.6.13
-106.242
323.884
• Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
7.6.16
21.830
-1.710
• Wijziging overige actuariële uitgangspunten
7.6.14
64.746
-
• Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichting
7.6.15
-62
-1.089
Saldo overdrachten van rechten
7.6.16
-20.076
2.204
Overige lasten
7.6.17
188
• Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
1.049 2.2
86.381
435.734 2.2
Saldo van baten en lasten
71.211
-222.697
*) De nummering verwijst naar de toelichting
41
Samenvatting van de actuariële analyse 2009
2008
EUR
EUR
Premieresultaat
-4.123
22.330
Interestresultaat
142.440
-248.331
Overig resultaat
-67.106
3.304
71.211
-222.697
2009
2008
EUR
EUR
Saldo van baten en lasten
Bestemming van het saldo van baten en lasten
Beleidsreserve
56.745
-310.044
Bestemmingsreserve beleggingen
19.785
87.607
Bestemmingsreserve arbeidsongeschiktheidsregeling
-4.908
-488
Bestemmingsreserve aanvullende arbeidsongeschiktheidsregeling
-411
228
71.211
-222.697
Saldo van baten en lasten
42
7.3 Kasstroomoverzicht over 2009 2009
2008
EUR
EUR
Ontvangen premies
75.866
88.816
Ontvangen waardeoverdrachten
5.885
27.542
Betaalde pensioenuitkeringen
-43.759
-37.345
Betaalde waardeoverdrachten
-4.401
-4.943
Betaalde pensioenuitvoeringskosten
-3.570
-3.328
30.021
70.742
1.737.891
1.405.501
Kasstroom uit pensioenactiviteiten
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
33.443
35.664
Aankopen beleggingen
-1.804.012
-1.515.930
Overige kasstroom beleggingen
-
-2.445
Betaalde kosten van vermogensbeheer
-1.849
-2.741
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-34.527
-79.951
Mutatie liquide middelen
-4.506
-9.209
Stand liquide middelen per 1 januari
5.762
14.971
1.256
5.762
Stand liquide middelen per 31 december
43
7.4 Algemene toelichting 7.4.1 Inleiding Het doel van het fonds is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in branche verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
7.4.2 Overeenstemmingverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in de Pensioenwet en Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Overeenkomstig de wijziging van artikel 146 van de Pensioenwet per 2 juli 2009 is artikel 390 Titel 9 Boek 2 BW niet langer van toepassing. Hiermee vervalt voor de pensioenfondsen vanaf 1 januari 2009 de verplichting tot het opnemen van een herwaarderingsreserve. Het bestuur heeft op 15 juni 2010 de jaarrekening opgemaakt.
7.4.3 Grondslagen voor de waardering
van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden verantwoord in de periode waarin de schatting is herzien, alsmede toekomstige perioden, indien de herziening van invloed is op deze perioden. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid BW vereiste inzicht noodzakelijk geacht wordt, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen nader toegelicht in de toelichting bij de jaarrekening.
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Algemeen Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Voor de overige activa en passiva geldt, tenzij in de specifieke grondslagen hieronder anders is aangegeven, dat deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Deze boekwaarde benadert de actuele waarde als gevolg van het korte termijnkarakter van deze vorderingen en schulden. De gehanteerde grondslagen voor waardering en resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar.
Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samen hangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Schattingen en veronderstellingen
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en de Pensioenwet vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde
44
meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
31 december 2009
gemiddeld 2009
31 december 2008
EUR
EUR
EUR
gemiddeld 2008 31 december 2007 EUR
EUR
CHF
1,483
1,496
1,480
1,567
1,655
DKK
7,441
7,444
7,443
7,450
7,457
GBP
0,888
0,902
0,967
0,851
0,734
JPY
133,568
131,637
126,008
144,670
163,333
NOK
8,288
9,017
9,733
8,836
7,939
SEK
10,244
10,701
10,993
10,221
9,450
USD
1,435
1,409
1,390
1,426
1,462
45
Beleggingen voor risico fonds Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op actuele waarde. Participaties in beleggingspools en -instellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderliggende beleggingen (look-through benadering). Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggings debiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie.
Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-offund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving.
Vastrentende waarden
Vastgoedbeleggingen
Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de per balansdatum geldende beurskoers, onder toevoeging van opgelopen rente.
Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. De actuele waarde wordt gebaseerd op taxatie waarde. De taxaties worden verricht door onafhankelijke deskundigen. Indien daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten.
Leningen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico.
Beursgenoteerde vastgoedfondsen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de beurskoers per balansdatum. Nietbeursgenoteerde beleggingen in vastgoedfondsen worden gewaardeerd op het aandeel in de actuele waarde van de onder liggende beleggingen. Indien de waarderingsgrondslagen van vastgoedfondsen afwijken van de waarderingsgrondslagen van het fonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds. Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van kostprijs of lagere marktwaarde. De kostprijs zijn de gedane uitgaven, inclusief bouwrente. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar actuele waarde geherwaardeerd.
Deposito’s en vorderingen op banken worden gewaardeerd op nominale waarde.
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de markt waarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet-beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen. Creditposities in derivaten worden separaat verantwoord onder de overige schulden.
Overige beleggingen Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op actuele waarde. De actuele waarde is de beursnotering per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen.
46
Beleggingen in commodities zijn veelal niet-beursgenoteerde derivatencontracten. Voor niet-beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor de gehanteerde waarderingsmodellen. Niet-beursgenoteerde belangen in infrastructuur beleggingen worden gewaardeerd op het aandeel in de actuele waarde van de onderliggende beleggingen, de overige onderliggende activa en de onderliggende verplichtingen.
Geldmarkt beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen nominale waarde gewaardeerd.
Beleggingen voor risico deelnemers De grondslagen voor de waardering van de beleggingen voor risicopolishouders zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor rekening van het fonds worden aangehouden.
Risicobeheer en derivaten (hoofdstuk 8.5.7 toelichting op de balans).
Bestemmingsreserve AOP Als onderdeel van de algehele voorziening pensioenverplichtingen wordt een voorziening van AOP gevormd op gelijke sterfte- en interestgrondslagen als de voorziening van de basisregeling. Voor revalidatie hanteren wij (net als bij premievrijstelling) 90%. Het resultaat op de AOP regeling wordt jaarlijks gedoteerd of onttrokken aan de AOP reserve.
Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
Overige activa Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen.
Stichtingskapitaal en reserves Algemeen Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel Toetsingskader (FTK) voorgeschreven berekenings methodiek als het tekort vermogen.
Beleidsreserve De beleidsreserve is gelijk aan de totale reserve onder aftrek van de bestemmingsreserve beleggingen, de bestemmingsreserve AOP-regeling en de bestemmingsreserve AAOP-regeling.
Bestemmingsreserve beleggingen De bestemmingsreserve beleggingen wordt aangehouden als buffer voor neerwaartse koersfluctuaties van beleggingen. De omvang van deze reserve wordt bepaald aan de hand van de standaardtoets van DNB. Zie hiervoor de paragraaf solvabiliteitsrisico in het hoofdstuk
Bestemmingsreserve AAOP Als onderdeel van de algehele voorziening pensioenverplichtingen wordt een voorziening van AAOP gevormd op gelijke sterfte- en interestgrondslagen als de voorziening van de basisregeling. Voor revalidatie hanteren wij (net als bij premievrijstelling) 90%. Het resultaat op de AAOP regeling wordt jaarlijks gedoteerd of onttrokken aan de AAOP reserve.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (indexatie)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de rente termijnstructuur. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande indexatiebesluiten (ook voor indexatie besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan
47
van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen per 31 december 2009: • Rekenrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. De bij de duration van de verplichtingen van het fonds behorende rente uit de rentetermijnstructuur bedraagt 4,20% (2008: 3,86% ). • Overlevingstafels: AG prognosetafels 2005-2050 met een correctie op de sterftekansen afhankelijk van leeftijd, geslacht- en de status hoofd- of medeverzekerde. De sterftekansen worden gecorrigeerd aangezien de beroepsbevolking afwijkt van de sterfte van de gehele bevolking. Door gebruik te maken van de prognosetafel wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van de verwachte sterfte in de toekomst. Als start voor de prognose wordt de kolom 2007-2012 genomen. • Voor de berekening van de technische voorzieningen voor nog niet ingegane nabestaandenpensioenen wordt een partnerfrequentie gehanteerd volgens de sterftetafel GBM/V 1985-1990, met uitzondering van de leeftijden 60 tot en met 65. Voor deze leeftijden wordt 100% gehanteerd. Vanaf leeftijd 65 wordt de werkelijke burgerlijke staat gehanteerd. • Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. • Kostenopslag ter grootte van 2,0% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband toekomstige administratie- en excassokosten. • Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers is uitgegaan van een revalidatiekans van 10%.
Schattingswijziging voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het fonds.
48
De huidige grondslag voor overlevingskansen is gebaseerd op de Prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap (AG). De AG-Prognosetafel 2005-2050 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. Zie hiervoor ook onderdeel (k) onder Grondslagen voor de waardering. In 2008 heeft het CBS een prognose voor overlevings kansen gepubliceerd waaruit blijkt dat de ontwikkeling van de levensverwachting nog sneller gaat dan enkele jaren geleden werd voorzien. Naar verwachting zal het AG in 2010 een nieuwe prognosetafel publiceren die is gebaseerd op de actuele overlevings verwachtingen. Vooruitlopend op de publicatie van de nieuwe tafel heeft het fonds besloten de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2009 met 4,5% te verhogen. Als gevolg hiervan is in het verslagjaar 2009 een last verantwoord van € 63,5 miljoen. In 2010 wordt een onderzoek uitgevoerd naar de ervaringssterfte bij het fonds. De actuariële grondslagen en veronderstellingen zullen op basis van de resultaten van dit onderzoek en de nieuwe algemene verwachtingen ten aanzien van overleven worden geactualiseerd. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze schattingswijzigingen is verantwoord in het resultaat van het verslagjaar. Bij de grondslag van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is de volgende bullet toegevoegd bij de actuariële grondslagen en veronderstellingen: • Een opslag van 4,5% (2008:nihil) op de voorziening pensioenverplichtingen in verband met toename van de levensverwachting. In het mutatieoverzicht van de voorziening pensioenverplichtingen is het effect van € 63,5 miljoen weer gepresenteerd onder de regel ‘wijziging actuariële uitgangspunten’.
Overige technische voorzieningen De overige technische voorzieningen betreft de overgangsmaatregel voor deelnemers die zijn geboren in de periode 1950 tot en met 1975 en onafgebroken deelnemer waren vanaf 31 december 2005. Er wordt extra ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen over het verleden ingekocht. De inkoop vindt plaats per 31 december 2020 of bij eerder pensioneren op de pensioneringsdatum.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van deelnemers
beleggingen. Verkoopkosten worden verantwoord als onderdeel van de gerealiseerde herwaarderingen.
De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen aangehouden beleggingen.
Directe beleggingsopbrengsten
7.4.4 Grondslagen voor de resultaatbepaling
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorzieningen pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.
Premiebijdragen risico fonds Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen, alsmede premies van de Stichting Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Kosten van vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen.
Verrekening van kosten De kosten uit hoofde van beheervergoeding alsmede transactie kosten gerelateerd aan beleggingen zijn in mindering gebracht op de directe en indirecte beleggingsopbrengsten.
Beleggingsresultaten risico deelnemers De grondslagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggingsresultaten risico deelnemers zijn gelijk aan de grond slagen voor bepaling van het resultaat betreffende beleggings resultaten risico pensioenfonds.
Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Pensioenopbouw
Beleggingsresultaten risico fonds
Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
(In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar.
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen en valuta resultaten. In de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als indirecte beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Aankoopkosten zijn verwerkt in de actuele waarde van de
De pensioenopbouw is de contante waarde van de pensioen aanspraken die toegekend zijn in het boekjaar.
49
Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen
7.4.5 Grondslagen kasstroomoverzicht
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioen verplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen in de verslagperiode.
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. De kasstromen worden derhalve bepaald op basis van de staat van baten en lasten, gecorrigeerd voor de mutatie van de daarmee samenhangende balansposities. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten Jaarlijks valt een percentage van de uitkeringen vrij uit de voorziening pensioenverplichtingen ten behoeve van pensioen uitvoeringskosten (excassokosten). Daarnaast wordt een percentage van de pensioenopbouw en de inkomende waardeoverdrachten toegevoegd aan de technische voorziening ten behoeve van pensioenuitvoeringskosten.
Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rente termijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijn structuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
Overige baten en lasten De overige baten en lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen.
50
7.5 Toelichting op de Balans 7.5.1 Beleggingen voor risico fonds Overzicht totale waarde per beleggingscategorie vastgoed- beleggingen
aandelen
vastrentende waarden
derivaten
overige beleggingen
totaal
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
Belegde waarden in betreffenden beleggingscategorie
174.387
253.193
952.432
85.529
27.867
1.493.408
Beleggingsdebiteuren
1.341
807
20.823
13.472
-
36.443
Liquide middelen
-
-
-
2.435
16.769
19.204
Beleggingscrediteuren
-1.510
-
-
-
-
-1.510
Stand per 31 december 2009
174.218
254.000
973.255
101.436
44.636
1.547.545
vastgoed- beleggingen
aandelen
vastrentende waarden
derivaten
overige beleggingen
totaal
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
Belegde waarden in betreffenden beleggingscategorie
153.906
171.326
825.741
183.534
40.875
1.375.382
Beleggingsdebiteuren
714
964
20.119
5.360
-
27.157
Liquide middelen
647
-
-
1.631
875
3.153
Beleggingscrediteuren
-260
-
-
-
-
-260
Stand per 31 december 2008
155.007
172.290
845.860
190.525
41.750
1.405.432
Ultimo 2009
Ultimo 2008
51
Verloopoverzicht van belegde waarden per beleggingscategorie vastgoed- beleggingen
aandelen
vastrentende waarden
derivaten (1)
overige beleggingen
totaal
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
Stand per 1 januari 2009
153.906
171.326
825.741
183.534
40.875
1.375.382
Aankopen / verstrekkingen
16.175
73.946
477.514
1.027.179
209.197
1.804.011
Verkopen/ aflossingen
-5.656
-47.950
-391.124
-1.069.536
-222.722
-1.736.988
Overige mutaties
317
-626
-
637
289
617
Ultimo 2009
Gerealiseerde herwaardering
860
6.034
4.665
73.599
225
85.383
Ongerealiseerde herwaardering
8.784
50.463
35.637
-164.896
3
-70.009
174.386
253.193
952.433
50.517
27.867
1.458.396
Mutatie derivaten passiva
-
-
-
35.012
-
35.012
Stand per 31 december 2009
174.386
253.193
952.433
85.529
27.867
1.493.408
(1) De hieronder opgenomen waarden betreffen belegde gelden in derivaten welke onder de activa zijn opgenomen onder de ‘beleggingen voor risico pensioenfonds’, met daarop in mindering gebracht de derivaten welke onder de passiva als onderdeel van de ‘overige schulden’ zijn opgenomen. vastgoed- beleggingen
aandelen
vastrentende waarden
derivaten
overige beleggingen
totaal
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
175.551
246.950
778.770
11.959
27.469
1.240.699
Aankopen / verstrekkingen
54.594
111.325
612.915
587.473
149.623
1.515.930
Verkopen/ aflossingen
-46.198
-71.389
-565.183
-586.521
-136.210
-1.405.501
Gerealiseerde herwaardering
-4.652
-13.659
-1.084
-952
518
-19.829
Ongerealiseerde herwaardering
-25.389
-101.901
323
236.433
-525
108.941
Ultimo 2008
Stand per 1 januari 2008
52
153.906
171.326
825.741
248.392
40.875
1.440.240
Mutatie derivaten passiva
-
-
-
-64.858
-
-64.858
Stand per 31 december 2008
153.906
171.326
825.741
183.534
40.875
1.375.382
Actuele waarde Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
marktnoteringen waarderingsmodellen-
totaal
(direct en afgeleid)
en technieken
EUR
EUR
EUR
Vastgoedbeleggingen
43.512
130.875
174.387
Aandelen
249.635
3.558
253.193
Vastrentende waarden
895.501
56.931
952.432
Derivaten
-
85.529
85.529
Overige beleggingen
7.621
20.246
27.867
1.196.269
297.139
1.493.408
-
-55.705
-55.7 -55.705
Vastgoedbeleggingen
26.659
127.247
153.906
Aandelen
168.763
2.563
171.326
Vastrentende waarden
818.079
7.662
825.741
Derivaten
-
183.534
183.534
Overige beleggingen
20673
20.202
40.875
1.034.174
341.208
1.375.382
-
-20.693
-20.693
Actief per 31 december 2009
Passief per 31 december 2009 Derivaten Actief per 31 december 2008
Passief per 31 december 2008 Derivaten
53
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Ultimo 2009 is van de waarde zoals opgenomen onder waarderingsmodellen en -technieken € 37.345 (2008: € 151.174) gebaseerd op niet door een accountant gecertificeerde cijfers.
O nderstaand is een overzicht opgenomen van de rentevoet welke hierbij wordt gehanteerd:
Vastrentende waarden
2009
2008
%
%
3,56%
3,47%
• Derivaten Schatting van reële waarde • Vastgoed H et deel van de waarde aan vastgoedbeleggingen dat is opgenomen op basis van waarderingsmodellen en -technieken betreft zowel direct als indirect vastgoed. Zoals bij de grondslagen staat vermeld is de waarde gebaseerd op de taxatiewaarde. Deze taxaties worden verricht door verscheidene externe erkende taxateurs. Iedere externe taxateur hanteert binnen, de algemene richtlijnen zoals binnen de branche gelden, eigen uitgangspunten. De richtlijnen binnen de branche geven aan dat voor de waardebepaling in dit geval moet worden uitgegaan van de verkoopwaarde van een object met als doelstelling om met het object huurinkomsten te genereren. Als basis wordt hiervoor een contante waardeberekening gebruikt van de toekomstige kasstromen.
• Aandelen V an de belegde waarde in aandelen staat de waarde van private equity beleggingen opgenomen als vastgesteld op basis van ‘waarderingsmodellen en -technieken’. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op markt waarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fund-managers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving.
• Vastrentende waarden H et deel van de vastrentende waarden waarvan de reële waarde op basis van schatting wordt vastgesteld betreft hoofdzakelijk de leningen op schuldbekentenis en hypotheken. De berekenings grondslag staat reeds vermeld in de algemene toelichting op de grondslagen.
54
B ij de schatting van de actuele waarde van derivaten wordt uitgegaan van verwachte toekomstige kasstromen. Deze kasstromen worden op basis van de zero coupon swapcurve contant gemaakt.
• Overige beleggingen H et niet marktgenoteerde deel van de overige beleggingen betreft beleggingen in infrastructuur. Het fonds neemt alleen via tussenkomst van externe fondsbeheerders deel in infrastructurele beleggingen. Voor de waardering van deze beleggingen wordt uitgegaan van de waardebepaling welke is opgesteld ten behoeve van deze externe fondsbeheerders. De waardering vindt plaats op basis van fair value. De wijze waarop de fair value wordt bepaald is afhankelijk van de externe fondsbeheerder en van de aard van de belegging. De volgende variabelen kunnen hierbij een rol spelen: de aanschafwaarde voor wat betreft recente investeringen, toekomstige kasstromen, waarde van de activa en waardering van vergelijkbare objecten.
Belegde waarden in vastgoed 2009
2008
EUR
EUR
Direct vastgoed
90.876
127.247
Indirect vastgoed
77.297
22.587
Vastgoed in ontwikkeling
6.214
4.072
174.387
153.906
Stand per 31 december
100% van het direct vastgoed is getaxeerd door onafhankelijke, beëdigde taxateurs, 0% is intern getaxeerd.
Belegde waarden in aandelen
Belegde waarden in overige beleggingen 2009
2008
2009
2008
EUR
EUR
EUR
EUR
Zelfstandig beursgenoteerde aandelen
139.217
91.745
Aandelenbeleggingsfondsen
110.417
77.019
Venture Capital (Private Equity)
3.559
2.562
Stand per 31 december
253.193
171.326
Infrastructuur
20.246
20.202
Beleggingsfondsen
7.621
20.673
27.867
40.875
2009
2008
EUR
EUR
1.202
395
141
187
Stand per 31 december
Beleggingsdebiteuren
Per balansdatum zijn geen aandelen uitgeleend.
Belegde waarden in vastrentende waarden 2009
2008
EUR
EUR
Obligaties
615.952
558.132
Credit funds
265.966
220.589
Leningen op schuldbekentenissen
7.519
7.662
Hypotheken
2.320
2.291
Inflation linked bonds
11.265
7.831
Obligatiebeleggingsfondsen
49.410
29.235
952.432
825.741
Nog af te wikkelen transacties Te vorderen bedragen uit hoofde van: • dividend • dividend- en couponbelasting • interest • huur Overige
862 25.467
131
51
7
195
36.443
27.157
2009
2008
EUR
EUR
322
-
594
-
Stand per 31 december
674 34.288
Stand per 31 december
Beleggingscrediteuren Per balansdatum zijn geen obligaties uitgeleend.
Belegde waarden in derivaten 2009
2008
EUR
EUR
Valutaderivaten
15
10.060
Rentederivaten
85.377
173.474
Overige derivaten
137
-
85.529
183.534
Stand per 31 december
Nog af te wikkelen transacties Te betalen bedragen uit hoofde van: • dividend- en couponbelasting • huur Overige
64
-
530
260
1.510
260
Stand per 31 december
55
7.5.2 Vorderingen en overlopende activa
7.5.3 Overige activa
Specificatie vorderingen en overlopende activa 2009
2008
EUR
EUR
Vordering verzekeringstechnisch nadeel
-
4.300
Vordering op werkgevers
3.431
2.768
Waardeoverdrachten
-
141
Nog te factureren
6.242
5.708
Overige vorderingen
65
229
9.738
13.146
Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met het risico van oninbaarheid door hiervoor een voorziening in aftrek te brengen op het saldo van de uitstaande vorderingen. Voor gelijksoortige posten met gelijksoortige risico’s wordt gezamenlijk een schatting gemaakt van verliezen en risico’s op balansdatum. Deze systematiek om de voorziening vast te stellen wordt gerekend tot de statische methode. Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Nadere specificatie ‘Vorderingen op werkgevers’ 2009
2008
EUR
EUR
Werkgevers
10.297
9.588
Voorziening dubieuze debiteuren
-6.866
-6.820
3.431
2.768
Stand per 31 december
In 2009 is een bedrag van € 163 toegevoegd aan de voorziening (2008: toevoeging € 996). Er werd een bedrag van € 117 aan premies over voorgaande jaren als oninbaar afgeschreven (2008: € 3.320).
56
2008
EUR
EUR
1.256
5.762
1.256
5.762
Stand per 31 december
Liquide middelen
2009
Stand per 31 december
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn.
7.5.4 Stichtingskapitaal en reserves Mutatieoverzicht eigen vermogen bestemmings- bestemmings- bestemmingsreserve reserve reserve beleggingen AOP AAOP
totaal
stichtings- kapitaal
beleidsreserve
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
Stand per 31 december 2008
0
-281.195
199.933
29.161
4.987
-47.114
mutatie herwaarderingsreserve
-
65.398
-65.398
-
-
-
uit bestemming saldo van baten en lasten
-
56.745
19.785
-4.908
-411
71.211
Stand per 31 december 2009
0
-159.052
154.320
24.253
4.576
24.097
Overeenkomstig de wijziging van artikel 146 van de Pensioenwet per 2 juli 2009 is artikel 390 Titel 9 Boek 2 BW niet langer van toepassing. Hiermee vervalt voor de pensioenfondsen vanaf 1 januari 2009 de verplichting tot het opnemen van een herwaarderingsreserve. De herwaarderingsreserve is per 1 januari 2009 toegevoegd aan de beleidsreserve.
bestemmings- bestemmings- bestemmingsreserve reserve reserve beleggingen AOP AAOP
totaal
stichtings- kapitaal
beleidsreserve
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
EUR
Stand per 31 december 2007
0
28.849
112.326
29.649
4.759
175.583
uit bestemming saldo van baten en lasten
-
-310.044
87.607
-488
228
-222.697
Stand per 31 december 2008
0
-281.195
199.933
29.161
4.987
-47.114
57
Solvabiliteit 31 december 2009
31 december 2008
EUR
%
EUR
%
Aanwezig vermogen
1.498.614
102
1.369.049
97
Af: technische voorziening op FTK-waardering
1.474.517
100
1.416.163
100
Eigen vermogen
24.097
2
-47.114
-3
Af: vereist eigen vermogen
154.320
10
134.536
10
Vrij vermogen
-130.223
-8
-181.650
-13
Minimaal vereist eigen vermogen
67.207
5
64.384
5
Dekkingsgraad Als het eigen vermogen lager is dan het minimale vereiste eigen vermogen bevindt het fonds zich in een situatie van dekkingstekort. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereiste eigen vermogen, maar wel ten minste gelijk is aan het minimale vereiste eigen vermogen, bevindt het fonds zich in een situatie van reservetekort. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model van DNB. In 2008 is door de kredietcrisis en de dalende rente een reservetekort en dekkingstekort ontstaan. Het fonds heeft op 25 maart 2009 een 5 jaars herstelplan ingediend bij DNB. Het herstelplan is door DNB goedgekeurd op 29 juni 2009. Hieruit blijken de volgende maatregelen waardoor binnen 5 jaar het fondsvermogen voldoende hersteld moet zijn. Het fonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen 5 jaar (in plaats van 3 jaar; dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door adviseurs en is het voorgenomen beleggingsbeleid afgestemd met de beleggingscommissie. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Nadrukkelijk merken wij op dat inherent aan de modelmatige aanpak ook het herstelplan een benadering van de werkelijkheid is. Dit betekent dat de werkelijke
58
102
97
ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het fonds zich sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. Indien de werkelijke ontwikkeling in negatieve zin afwijkt ten opzicht van het herstelplan zal het herstelplan tussentijds worden bijgesteld. De belangrijkste maatregel uit het herstelplan is: Het fonds heeft geen doelgericht indexatiebeleid. In het herstelplan is rekening gehouden met een leidraad voor indexatie. De gebruikte leidraad is als volgt, geen indexatie onder de FTK vereiste dekkings graad +10%-punt, bij een dekkingsgraad boven de FTK vereiste dekkingsgraad + 10%-punt volledige indexatie. De indexatie is voor zowel actieven als niet-actieven op basis van prijsindex. Het fonds toont herstelkracht. Het herstel gaat in werkelijkheid sneller dan verwacht. Dit komt met name door gunstige ontwikkelingen op de aandelen- en rentemarkten. Hierdoor loopt het fonds voor op het oorspronkelijke pad voor herstel. De dekkingsgraad bedroeg primo 2009 97% en bedroeg ultimo 2009 102%.
7.5.5 Voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds
over voorgaande jaren die met terugwerkende kracht in 2009 zijn verwerkt en waarbij nog toeslagen zijn verleend.
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen naar aard
Specificatie voorziening pensioenverplichtingen naar categorieën deelnemers
2009
2008
EUR
EUR
2009
2008
EUR
EUR
Basisregeling
1.462.234
1.406.248
Overige voorzieningen
12.283
9.915
Stand per 31 december
1.474.517
1.416.163
Actieve deelnemers
715.508
730.168
Pensioengerechtigden
324.905
271.421
Gewezen deelnemers
380.075
360.528
Overigen
25.117
26.279
Netto pensioenverplichtingen
1.445.605
1.388.396
Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling
28.912
27.767
1.474.517
1.416.163
Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen 2009
2008
EUR
EUR
Stand per 1 januari
1.416.163
1.026.104
Pensioenopbouw
83.800
58.551
Indexering en overige toeslagen
10
-267
Rentetoevoegingen
36.377
47.384
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
-42.904
-37.032
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten
799
338
Wijziging marktrente
-106.242
323.884
Wijziging overige actuariële uitgangspunten
64.746
-
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
21.830
-1.710
Overige wijzigingen
-62
-1.089
1.474.517
1.416.163
Stand per 31 december
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financierings achterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
Korte beschrijving van de pensioenregeling
Stand per 31 december
Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten lasten. In 2009 heeft het bestuur besloten om, vanwege de financiële situatie van het fonds, per 1 januari 2010 geen toeslag te verlenen. Het resultaat van € 10 negatief wordt veroorzaakt door boekingen
De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een middelloon regeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Stichting Pensioenfonds Wonen kent twee pensioenregelingen. De pensioenregeling Wonen 2006 geldt voor de deelnemers die geboren zijn na 1949. In de pensioenregeling Wonen 2006 wordt jaarlijks een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 1,8% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan het loon Wfsv tot maximaal het maximum loon Wfsv. De pensioenregeling Wonen 2001 geldt voor de deelnemers die geboren zijn voor 1950. In de pensioenregeling Wonen 2001 wordt er jaarlijks een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 0,6% van het jaarloon. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen in beide regelingen. Deelname aan de regeling is verplicht vanaf de leeftijd van 20 jaar, dan wel vanaf de datum van indiensttreding bij een werkgever in de bedrijfstak.
59
Toeslagverlening Het bestuur hanteert geen doelgericht beleid met betrekking tot toeslagverlening. Een doelgerichte maatstaf wordt derhalve niet toegepast. Jaarlijks wordt bepaald of de pensioenaanspraken en -rechten verhoogd kunnen worden. De financiële positie van het pensioenfonds moet de ruimte bieden een verhoging toe te kennen. Het pensioenfonds vormt dus geen reserve voor toekomstige verhogingen. Jaarlijks moet het bestuur de afweging maken of een toeslag toegekend kan worden. Zekerheid op een pensioenverhoging is er dus niet. In de zogeheten Toeslagenmatrix volgt dit beleid uit de toepassing van de daarin geformuleerde categorie B. De voorwaardelijke toeslagen worden gefinancierd uit over rendementen. De premie bevat dus geen opslag voor toeslagen. Voor de voorwaardelijke toeslagen is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. In de afgelopen drie jaren zijn de pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen verhoogd met respectievelijk 0% over 2009 per 1 januari 2010, 0% over 2008 per 1 januari 2009, en met 1,3% over 2007 per 1 januari 2008.
7.5.6 Overige schulden en overlopende passiva Specificatie overige schulden en overlopende passiva
60
2009
2008
EUR
EUR
Derivaten
55.705
20.693
Vooruitontvangen waardeoverdrachten
645
25.276
Schulden aan werkgevers
599
7.288
Uitkeringen
25
28
Belastingen en premies sociale verzekeringen
1.002
882
Waardeoverdrachten
1.600
2
Overige schulden
349
1.122
Stand per 31 december
59.925
55.291
Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Nadere specificatie ‘Derivaten’ 2009
2008
EUR
EUR
Valutaderivaten
2.530
4.083
Rentederivaten
53.149
16.571
Overige derivaten
26
39
Stand per 31 december
55.705
20.693
7.5.7 Risicobeheer en derivaten Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioen toezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt:
31 december 2009 EUR Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering)
EUR
31 december 2008 EUR
1.474.517
EUR 1.416.163
Buffers: S1 Renterisico
58.420
63.524
S2 Risico zakelijke waarden
107.411
75.204
S3 Valutarisico
14.533
10.109
S4 Grondstoffenrisico
-
-
S5 Kredietrisico
9.123
17.122
S6 Verzekeringstechnisch risico
47.908
48.948
S7 Liquiditeitsrisico
-
-
S8 Concentratierisico
-
-
S9 Operationeel risico
-
-
Diversificatie-effect
-83.075
-83.532
Totaal S (vereiste buffers)
154.320
131.375
Vereist eigen vermogen (artikel 132 Pensioenwet)
1.628.837
1.547.538
Aanwezig eigen vermogen (totaal activa - schulden)
1.498.614
1.369.049
-130.223
-178.489
Tekort
Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers rekening gehouden. Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds het standaard model van DNB toe, waarbij uitgegaan wordt van het vereist vermogen in evenwichtssituatie, gebaseerd op de strategische asset mix. Bij de vergelijkende cijfers 2008 wordt in bovenstaande tabel de toetswaarde solvabiliteit als uitgangspunt genomen; dat is gebaseerd op de feitelijke asset mix.
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: • beleggingsbeleid • premiebeleid • herverzekeringsbeleid • toeslagbeleid
61
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies door een verandering van marktfactoren. Marktfactoren kunnen bijvoorbeeld marktprijzen zijn van aandelen, grondstoffen, vastgoed en private equity (prijsrisico), maar ook valutakoersen (valutarisico) of rentes (renterisico). De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. De mate waarin de beleggingsportefeuille van het fonds gevoelig is voor het prijs- en renterisico is in de volgende alinea weergegeven, vervolgens worden de risico’s die het fonds loopt nader toegelicht.
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden, directe vastgoed en de pensioenverplichtingen wijzigen als gevolg van veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration geeft aan hoeveel procent bij benadering de marktwaarde van een belegging of verplichting verandert bij een parallelle verschuiving van de rentecurve. Een hoge duration geeft een hoge gevoeligheid voor veranderingen in de rente weer.
waarde balanspost 31 december 2009
31 december 2009
31 december 2008
EUR Duration van de vastrentende waarden
952.432
4,98
5,36
Duration van de pensioenverplichtingen
1.474.517
19
21
Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch’. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van de beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad zal stijgen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur). Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.
62
Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de ‘duration-mismatch’. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door het kopen van meer langlopende obligaties in plaats van aandelen (aandelen hebben per definitie een duration van nul), binnen de portefeuille kortlopende obligaties vervangen door langlopende obligaties of door middel van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de ‘duration-mismatch’ verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaald. Met een swaption kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Hiervoor betaalt het fonds een premie. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit, tegenpartij en juridisch risico). De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
31 december 2009 EUR
%
31 december 2008 EUR
%
Resterende looptijd < 1 jaar
94.788
10
90.342
11
Resterende looptijd <> 5 jaar
408.705
43
388.005
47
Resterende looptijd > 5 jaar
448.939
47
347.394
42
952.432
100
825.741
100
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in markt omstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie. De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt:
31 december 2009 EUR
31 december 2008
%
EUR
%
Kantoren
-
-
10.865
7
Winkels
24.310
14
13.280
9
Woningen
72.780
42
34.344
21
Participaties in vastgoedmaatschappijen
77.297
44
95.417
63
174.387
100
153.906
100
63
De segmentatie van vastgoed naar regio is als volgt:
31 december 2009 EUR
31 december 2008
%
EUR
%
Nederland
133.427
76
128.745
84
Buitenland binnen EU
39.520
23
23.787
15
Buitenland buiten EU
1.440
1
1.374
1
174.387
100
153.906
100
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt:
31 december 2009
31 december 2008
EUR
%
EUR
%
Beleggingsinstelling
113.976
45
79.998
47
Transport en opslag
-
-
-
-
Financiële instellingen (waaronder banken en verzekeraars)
32.890
13
18.410
11
Nijverheid en industrie
36.865
15
25.195
15
Handel
26.451
10
17.910
10
Overige dienstverlening
35.326
14
24.343
14
Diversen
7.685
3
5.470
3
253.193
100
171.326
100
De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:
31 december 2009 EUR
%
31 december 2008 EUR
%
Nederland
12.354
5
17.227
10
Buitenland binnen EU
140.608
55
63.580
37
Buitenland buiten EU
100.231
40
90.519
53
253.193
100
171.326
100
64
Valutarisico Het totaalbedrag van de gehele beleggingsportefeuille dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo 2009 circa € 184.987 (2008: € 158.211). Van dit totale bedrag is 68% (2008: 70%) afgedekt naar de euro. Het beleid van het fonds is om 75% van de belangrijkste valutaposities (CHF, GBP, JPY en USD) af te dekken. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten negatief € 2.515 (2008: € 5.977 positief). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven.
31 december 2009
31 december 2008
EUR
EUR
EUR
EUR
vóór
valutaderivaten
netto positie (na)
netto positie (na)
EUR
1.309.896
121.306
1.431.202
1.358.900
CHF
12.644
-13.575
-931
-
DKK
26.246
-
26.246
-
GBP
53.749
-52.933
816
-4.447
JPY
13.628
-10.264
3.364
1.480
NOK
837
-
837
-
SEK
3.267
-
3.267
-
USD
74.616
-47.049
27.567
5.162
Overige
-
-
-
44.337
1.494.883
-2.515
1.492.368
1.405.432
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Over beursgenoteerde derivaten wordt geen kredietrisico gelopen. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt.
geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand.
Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegen partijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire
65
In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende waarden naar sector weergegeven:
2009
2008
EUR
EUR
Nederlandse overheidsinstellingen
59.203
54.774
Buitenlandse overheidsinstellingen
569.069
512.918
Financiële instellingen
89.366
36.442
Andere instellingen
234.794
221.607
952.432
825.741
2009
2008
EUR
EUR
Mature markets
943.138
825.741
Emerging markets
9.294
-
952.432
825.741
De verdeling van vastrentende waarden naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
Beleggingen waarvan de uitgevende partij is gevestigd in Azië (exclusief Japan), Latijns Amerika of Rusland worden gerekend tot de regio ‘Emerging Markets’. Beleggingen uit de beleggingsportefeuille waarvan van uitgevende partijen in overige landen zijn gevestigd, worden gerekend tot beleggingen in ‘Mature markets’.
66
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille wordt het volgende overzicht gegeven:
31 december 2009
31 december 2008
EUR
%
EUR
%
AAA
507.178
53
472.802
57
AA
98.510
10
192.257
23
A
243.746
26
77.073
9
BBB
34.687
4
10.656
2
BB
659
-
-
-
Overig
67.652
7
72.953
9
952.432
100
825.741
100
Verzekeringtechnische risico (actuariële risico’s) Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioen verplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioen verplichtingen. Volgens de AG-prognosetafel 2005-2050 geldt als vertrekpunt prognosejaar 2007-2012. De sterftekansen zijn verlaagd in verband met de afwijking van de verzekerdensterfte ten opzichte van de gehele bevolking. Daarboven geldt, in afwachting van de publicatie van een nieuwe AG prognosetafel, een opslag van 4,5% voor verbeterde toekomstige overlevingskansen. Dit is gebaseerd op een in 2008 door het CBS afgegeven prognose voor overlevingskansen waaruit blijkt dat de ontwikkeling van de levens verwachting nog sneller gaat dan enkele jaren geleden werd voorzien.
het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (schade reserve). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangs punten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het beleid van het fonds is om het overlijdens- en arbeids ongeschiktheidsrisico niet her te verzekeren.
Indexatierisico (actuariële risico’s) Het beleid en de ambitie inzake indexatie en toeslagverlening is weergegeven in de toelichting van de post ‘Indexering en overige toeslagen’. Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is.
Overlijdensrisico
Liquiditeitsrisico
Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er wordt eveneens rekening
Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en
67
gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico wordt vermeld dat het fonds in haar beleggingsportefeuille over voldoende obligaties beschikt die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggings categorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal of welke meer dan 5% van de beleggingscategorie waartoe de belegging behoort, uitmaakt. Dit betreft per 31 december 2009 de volgende posten (percentage ten opzichte van het totaal van de vastrentende waarden in 2009 respectievelijk 2008):
31 december 2009
31 december 2008
EUR
%
EUR
%
Staatsobligaties Italië
127.542
13
129.748
16
Staatsobligaties Duitsland
127.486
13
189.199
23
Staatsobligaties Frankrijk
124.109
13
103.881
13
Staatsobligaties Nederland
51.216
5
54.319
7
430.353
44
477.147
59
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruik gemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekent inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden.
68
Het fonds gebruikt derivaten voornamelijk om het valutarisico en het renterisico af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: • Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. • Renteswaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. • Swaption: Een optie op een swap waarbij de eigenaar van de swaption het recht heeft, maar niet de verplichting, om een swap tegen vooraf bepaalde voorwaarden af te sluiten op of binnen een bepaald tijdstip. Doel is het beheren van het renterisico. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2009:
type contract
contractomvang
actuele waarde activa
actuele waarde passiva
EUR
EUR
EUR
Forward
121.321
16
2.530
Swaptions
366.500
39.797
-
Interest rate swaps
1.859.500
45.579
53.149
Overige derivaten
11.500
137
26
85.529
55.705
actuele waarde activa
actuele waarde passiva
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2008:
type contract
contractomvang EUR
EUR
EUR
Forward
1.272.806
10.060
4.083
Swaptions
71.000
16.813
-
Interest rate swaps
1.305.000
156.661
16.571
Overige derivaten
-
-
39
183.534
20.693
69
7.5.8 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Ontvangen zekerheden en garanties Het fonds heeft geen ontvangen zekerheden en garanties voorzover niet reeds in de jaarrekening toegelicht.
Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V., Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Vastgoed B.V. welke loopt tot en met 31 december 2011. Met het bestuur zijn afspraken gemaakt over de vergoedingssystematiek. Deze systematiek bestaan zowel uit vaste als variabele componenten. De vergoeding zal in 2010 circa € 6,3 miljoen bedragen.
Investerings- en stortingsverplichtingen Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan per balansdatum de volgende investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen):
Private equity
2009
2008
EUR
EUR
8.247
9.123
8.247
9.123
Voorwaardelijke verplichtingen Per jaareinde lopen er geen juridische procedures tegen het fonds en heeft het fonds tevens geen juridische procedures aangespannen tegenover derden.
Verstrekte zekerheden en garanties Het fonds heeft geen verstrekte zekerheden en garanties voorzover niet reeds in de jaarrekening toegelicht.
70
7.6 Toelichting op de staat van baten en lasten
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
7.6.1 Premiebijdragen risico fonds 2009
2008
EUR
EUR
Werkgeversgedeelte
60.358
61.055
Werknemersgedeelte
22.870
23.135
FVP bijdragen
1.286
1.240
84.514
85.430
2009
2008
EUR
EUR
Kosten pensioenopbouw
83.800
58.551
Pensioenuitvoeringskosten
4.836
4.211
Solvabiliteitsopslag
8.121
6.409
96.757
69.171
Het fonds heeft geen premiekorting of premieopslag toegepast in 2009.
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers bedraagt 17,70% van de pensioengrondslag voor de regeling 2006. De totale biidrage van werkgevers en werknemers bedraagt 10,0% over het loon Wet financiering sociale verzekeringen voor de regeling 2001. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
2009
2008
EUR
EUR
Kostendekkende premie
96.757
69.171
Feitelijke premie
84.514
85.430
Gedempte premie
82.976
83.701
Bij de premie is geen rekening gehouden met de opslag van 4,5% in verband met een nog te publiceren prognosetafel die is gebaseerd op actuele overlevingsverwachtingen. De kostendekkende premie is gebaseerd op de marktrente (nominale rentetermijnstructuur van 31 december 2008 gepubliceerd door DNB). Het bestuur heeft de gedempte premie vastgesteld op 4% rekenrente. Dit is een prudente inschatting van het toekomstige rendement. De feitelijke premie is hoger dan de gedempte premie.
71
7.6.2 Beleggingsresultaten risico fonds
2009 Vastgoedbeleggingen
directe beleggings-
indirecte beleggings-
opbrengsten
opbrengsten
totaal
EUR
EUR
EUR
6.970
9.644
16.614
Aandelen
4.460
56.497
60.957
Vastrentende waarden
38.201
40.301
78.502
Derivaten
7.902
-91.297
-83.395
Overige beleggingen
-3
228
225
57.530
15.373
72.903
-
1.518
1.518
57.530
16.891
74.421
Valutaresultaten
Kosten vermogensbeheer
1.849 72.572
2008
directe beleggings-
indirecte beleggings-
opbrengsten
opbrengsten
EUR
EUR
totaal EUR
Vastgoedbeleggingen
7.927
-30.041
-22.114
Aandelen
4.858
-115.560
-110.702
Vastrentende waarden
33.061
-761
32.300
Derivaten
-3.953
235.481
231.528
Overige beleggingen
44
-7
37
41.937
89.112
131.049
-
-4.560
-4.560
41.937
84.552
126.489
Valutaresultaten
Kosten vermogensbeheer
3.552 122.937
De kosten van vermogensbeheer zijn in 2009 ten opzichte van 2008 gedaald als gevolg van incidentele posten in beide jaren. Zonder deze incidentele posten zijn de kosten van vermogensbeheer van een gelijkwaardig niveau.
72
7.6.3 Overige baten 2009
2008
EUR
EUR
Vergoeding verzekeringstechnisch nadeel
-
4.300
Intrest
428
370
Andere baten
78
-
506
4.670
7.6.4 Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
7.6.5 Indexering en overige toeslagen In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord. Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loon ontwikkeling volgens de CAO. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft er tevens naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. De toeslagverlening is maximaal gelijk aan het rendement, ook als de prijsstijging hoger is. In onderstaande tabel is de gerealiseerde indexatie ten opzichte van de ambitie weergegeven: Deelnemerscategorie Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers
Indexatie 2009
Indexatie 2008
Indexatie 2007
%
%
%
geen
geen
geen
Realisatie
0%
1,30%
0%
Ambitie
geen
geen
geen
Realisatie
0%
1,30%
0%
Ambitie
geen
geen
geen
Realisatie
0%
1,30%
0%
Ambitie
73
7.6.6 Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
7.6.9 Pensioenuitkeringen 2009
2008
EUR
EUR
Ouderdomspensioen
17.397
14.863
Prepensioen
19.182
16.700
Partnerpensioen
4.714
4.320
Wezenpensioen
142
125
Invaliditeitspensioen
1.376
1.269
Afkopen
1.066
934
43.877
38.211
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 2,54% (2008: 4,696% ), zijnde € 36.377 (2008: € 47.384). Het rentepercentage is afgeleid van de eenjaarsrente uit de rentetermijnstructuur per begin van het boekjaar zoals gepubliceerd door DNB.
7.6.7 Onttrekking uit voorziening pensioen verplichtingen voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioen verplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode.
7.6.8 Onttrekking uit voorziening pensioen verplichtingen voor pensioenuitvoerings kosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excasso kosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode.
74
De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 418 (2008: € 406) per jaar (de afkoopgrens) overeen komstig de Pensioenwet (artikel 66).
7.6.10 Pensioenuitvoeringskosten 2009
2008
EUR
EUR
Bestuurskosten
160
87
Administratiekostenvergoeding
3.641
3.309
Controle- en advieskosten (excl. accountantskosten)
31
97
Accountantskosten
38
35
Contributies en bijdragen
101
74
Incidentele kosten pensioenuitvoering
67
358
Overig
-
251
4.038
4.211
De accountantskosten, zoals hierboven opgenomen als onderdeel van de pensioenuitvoeringskosten, kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Controle van de jaarrekening
2009
2008
EUR
EUR
38
35
38
35
7.6.11 Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De pensioenuitvoering is volledig uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer.
7.6.12 Bezoldiging bestuurders De transacties met bestuurders hebben betrekking op de vergoedingen voor de werkzaamheden verband houdende met de bestuurs- en commissievergaderingen. De vergoedingen bestaan uit vacatiegeld, vergoeding van reis- en verblijfkosten, overige kosten
bestuur en overige bestuurskosten 2009: € 146 (2008: € 87). De beloning voor de leden van de deelnemersraad bedroeg over 2009 € 10 (2008: € 13). In 2009 is een verantwoordingsorgaan samengesteld. De beloning voor de leden van het verantwoordingsorgaan bedroeg over 2009 € 3. Afgezien hiervan zijn geen bezoldigingen toegekend.
7.6.13 Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rente termijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijn structuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
7.6.14 Wijziging overige actuariële uitgangspunten De actuariële grondslagen en/of methoden worden periodiek beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als specifiek voor de populatie van het fonds. De huidige grondslag voor overlevingskansen is gebaseerd op de Prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap (AG). De AG-Prognosetafel 2005-2050 houdt rekening met de voorzienbare trend in overlevingskansen van de gehele Nederlandse bevolking. De algemene sterftekansen die volgen uit de tafel worden voor het fonds gecorrigeerd in verband met ervaringssterfte. Zie hiervoor ook onderdeel (k) onder Grondslagen voor de waardering. In 2008 heeft het CBS een prognose voor overlevings kansen gepubliceerd waaruit blijkt dat de ontwikkeling van de levensverwachting nog sneller gaat dan enkele jaren geleden werd voorzien. Naar verwachting zal het AG in 2010 een nieuwe prognosetafel publiceren die is gebaseerd op de actuele overlevings verwachtingen. Vooruitlopend op de publicatie van de nieuwe tafel heeft het fonds besloten de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2009 met 4,5% te verhogen.
75
De wijziging van de voorziening door toepassing van deze nieuwe sterftegrondslagen is als volgt:
2009 EUR Voorziening per 31 december 2009 op oude sterftegrondslagen
1.411.021
Effect overgang nieuwe prognosetafel AG
63.496
Voorziening per 31 december 2009 op nieuwe sterftegrondslagen
1.474.517
In 2010 wordt een onderzoek uitgevoerd naar de ervaringssterfte bij het fonds. De actuariële grondslagen en veronderstellingen zullen op basis van de resultaten van dit onderzoek en de nieuwe algemene verwachtingen ten aanzien van overleven worden geactualiseerd. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze schattingswijzigingen is verantwoord in het resultaat van het verslagjaar.
7.6.15 Overige wijzigingen in de voorziening voor pensioenverplichtingen 2009
2008
EUR
EUR
Sterfte
-899
-1.243
Arbeidsongeschiktheid
1.358
628
Mutaties
36
-1.292
Totaal resultaat op kanssystemen
495
-1.907
Overige technische grondslagen
-296
818
Totaal overige resultaten
-296
818
Totaal overige wijzigingen in de voorziening
199
-1.089
Resultaat op kanssystemen
Overige resultaten
76
7.6.16 Saldo overdracht van rechten 2009
2008
EUR
EUR
Inkomende waardeoverdrachten
-22.188
-2.739
Uitgaande waardeoverdrachten
2.112
4.943
Subtotaal
-20.076
2.204
Toevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen
25.232
2.812
Onttrekking aan de voorziening pensioenverplichtingen
-3.401
-4.522
Totaal overige resultaten
21.831
-1.710
Saldo overdracht van rechten
1.755
494
Saldo overdrachten van rechten
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
Een inkomende waardeoverdracht betreft de ontvangst van het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. Een uitgaande waardeoverdracht betreft de overdracht aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken.
7.6.17 Overige lasten 2009
2008
EUR
EUR
Dotatie voorziening dubieuze debiteuren
163
996
Andere lasten
25
53
188
1.049
77
7.6.18 Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
7.6.19 Vaststelling van de jaarrekening door het bestuur Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Wonen heeft de jaarrekening 2009 vastgesteld. De Meern, 18 juni 2010
K.A. Prosman, Voorzitter
A.A.M. Steijaert Secretaris
7.7 Overige gegevens 7.7.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het voorstel resultaatbestemming 2009 is opgenomen in de paragraaf van de staat van baten en lasten in de jaarrekening.
78
7.8 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Wonen te Utrecht is aan Towers Watson B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2009.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basis gegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeels vorming van belang zijn.
nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 (minimaal vereist eigen vermogen) en 132 (vereist eigen vermogen). Ik heb geen aanwijzing gevonden dat niet is voldaan aan artikel 135 (prudent-person). De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Wonen is naar mijn mening slecht, vanwege het dekkingstekort.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
Nieuwegein, 18 juni 2010
• heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
H.A.J. Lohmann AAG verbonden aan Towers Watson B.V.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balans datum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking
79
7.9 Accountantsverklaring Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Wonen
Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2009 van Stichting Pensioenfonds Wonen te Utrecht bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met de toelichting gecontroleerd.
aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersings systeem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grond slagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en met inacht neming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Wonen per 31 december 2009 en van het resultaat over 2009 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeels vorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in
80
Amsterdam, 18 juni 2010 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: drs. H.C. van der Rijst RA
Bijlagen
81
Bijlage 1 Samenstelling bestuurlijke commissies en benoemende organisaties
Benoemende organisaties 1. CBW-MITEX Postbus 762 3700 AT Zeist telefoonnummer: 030 697 31 00
Voorzittersoverleg Samenstelling op 31 december 2009: • A.A.M. Steijaert • K.A. Prosman
2. FNV Bondgenoten Postbus 9208 3506 GE Utrecht telefoonnummer: 0900 9690
Beleggingsadviescommissie
3. CNV Dienstenbond Postbus 3135 2130 KC Hoofddorp telefoonnummer: 023 565 10 52
Samenstelling op 31 december 2009: • A.A.M. Steijaert • K.A. Prosman • R.F.M. van der Weerd
DVO commissie Samenstelling op 31 december 2009: • M. de Mooij • R.F.M. van der Weerd
Jaarwerkcommissie Samenstelling op 31 december 2009: • M. de Mooij • G.J. Steenvoorden
82
Bijlage 2 Meerjarenoverzicht 2009
2008
2007
2006
2005
5.142
4.273
4.331
4.161
4.483
Aantallen Werkgevers Vrijgestelde werkgevers
19
28
29
31
30
Deelnemers
31.312
32.700
33.009
31.705
35.032
Gewezen deelnemers
86.581
81.337
70.948
62.860
58.241
Gepensioneerden
11.089
9.996
8.468
7.699
6.957
Ouderdomspensioen
7.172
6.375
5.039
4.591
4.018
Partnerpensioen
2.055
1.916
1.817
1.621
1.669
Wezenpensioen
156
150
174
147
163
Arbeidsongeschiktheidspensioen
445
452
465
491
463
Prepensioen
1.261
1.103
973
849
644
17,70%
17,70%
17,70%
17,70%
-
10,00%
10,00%
10,00%
10,00%
10,00%
Premiepercentage regeling 2006 Ouderdoms- en partnerpensioen Premiepercentage regeling 2001 Ouderdoms-, partner- en prepensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen
-
-
-
-
1,25%
Extra ouderdoms- en partnerpensioen
8,00%
8,00%
8,00%
8,00%
8,00%
Opbouwpercentage per dienstjaar regeling 2006 Ouderdomspensioen
1,80%
1,80%
1,80%
1,80%
-
Partnerpensioen
1,26%
1,26%
1,26%
1,26%
-
Franchise
9.741
9.513
9.391
9.391
-
Opbouwpercentage per dienstjaar regeling 2001 Ouderdomspensioen
0,60%
0,60%
0,60%
0,60%
0,60%
Extra ouderdomspensioen
1,00%
1,00%
1,00%
1,00%
1,00%
Partnerpensioen
0,42%
0,42%
0,42%
0,42%
0,42%
Extra partnerpensioen
0,70%
0,70%
0,70%
0,70%
0,70%
Prepensioen
2,00%
2,00%
2,00%
2,00%
2,00%
Franchise extra ouderdomspensioen/partnerpensioen
23.773
23.177
22.880
22.880
22.880
Actieven
0,00%
1,30%
0,00%
0,00%
1,40%
Gewezen deelnemers en gepensioneerden
0,00%
1,30%
0,00%
0,00%
1,40%
Toeslag op pensioen en pensioenaanspraken
83
Financiële gegevens 2009 EUR
2008 EUR
2007 EUR
2006 EUR
2005 EUR
Feitelijke premie
84.514
85.430
68.729
79.305
93.583
Kostendekkende premie
96.757
69.171
69.993
85.460
105.957
Gedempte premie
82.976
83.701
73.800
85.460
-
Uitkeringen
43.877
38.211
32.951
27.555
22.463
Bedragen x € 1.000
Pensioenuitvoeringskosten
4.038
4.211
3.774
3.946
3.277
Negatieve derivaten
55.705
20.693
84.819
-
-
1.266.669 1.103.268
952.507
Belegd vermogen 1.547.545 1.405.432 Beleggingsopbrengsten
72.572
122.937
-67.911
48.592
99.938
Gemiddeld rendement op beleggingen (exclusief hedges)
12,10%
-8,10%
0,60%
5,10%
10,30%
Benchmark
11,20%
-6,60%
1,50%
5,10%
10,50%
Z-score
0,69
-1,05
- 0,74
- 0,02
- 0,27
Reserves
24.097
- 47.144
175.583
167.158
106.383
Voorziening pensioenverplichting 1.474.517 1.416.163 Actuele dekkingsgraad
97%
1.026.104 1.069.785 1.038.083 117%
116%
110%
Vereiste dekkingsgraad
111%
110%
111%
124%
122%
Resultaat
71.211
-222.697
- 5.071
60.775
2.235
Toelichting meerjarenoverzicht Financiële Toetsingskader Pensioenfondsen Sinds 2007 hanteren alle pensioenfondsen het in de Pensioenwet opgenomen Financiële Toetsingskader Pensioenfondsen (FTK) voor de vaststelling van de cijfers. In de jaarrekeningen over 2005 en 2006 werd nog uitgegaan van de Actuariële Principes Pensioenfondsen (APP).
Pensioenregeling 2006 Vanaf verslagjaar 2006 geldt voor deelnemers geboren na 1949 de Pensioenregeling 2006.
Beleggingsopbrengsten De beleggingsresultaten omvatten mede het resultaat op de renteafdekking via renteswaps. Een daling van de rente heeft een positief effect op de beleggingsopbrengsten, maar zorgt anderzijds voor een stijging van de voorziening pensioenverplichtingen. Als de
84
102%
voorziening pensioenverplichtingen sterker stijgt dan de waarde van de beleggingen, dan daalt de dekkingsgraad. De afdekking van het renterisico op de voorziening pensioen verplichtingen is geen doelstelling uit hoofde van vermogensbeheer. Het resultaateffect daarvan op de beleggingsopbrengsten telt daarom niet mee in de berekening van het gemiddelde rendement op beleggingen. Er bestaat dus geen directe samenhang tussen de opgenomen beleggingsresultaten en het percentage van het gemiddelde rendement op beleggingen.
Bijlage 3 Volumeveranderingen Aantal pensioengerechtigden Het aantal pensioengerechtigden gesplitst naar categorie en gemiddelde leeftijd bedroeg ultimo verslagjaar:
2009
gemiddelde leeftijd
2008
gemiddelde leeftijd
ouderdomspensioen
7.172
70
6.375
70
• mannen
5.052
70
4.548
70
• vrouwen
2.120
70
1.827
70
partnerpensioen
2.055
66
1.916
67
• mannen
170
57
150
60
• vrouwen
1.885
67
1.766
68
wezenpensioen
156
14
150
14
arbeidsongeschiktheids-pensioen
445
-
452
53
aanvullend arbeidsongeschikt- heidspensioen
-
-
-
-
prepensioen
1.261
-
1.103
63
De hoogte van het jaarlijkse ouderdomspensioen was gemiddeld voor mannen € 3.417 (2008 € 3.199) en voor vrouwen € 1.840 (2008 € 1.786), van het partnerpensioen voor mannen € 1.538 (2008 € 1.398) en voor vrouwen € 2.199 (2008 € 2.130), van het wezenpensioen € 790 (2008: € 784). Hierbij dient bedacht te worden dat een en ander afhankelijk is van de in de bedrijfstak doorgebrachte diensttijd en het genoten salaris. De hoogte van het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen was gemiddeld € 2.833 (2008 € 2.751).
Afkoop van het pensioen De grens voor afkoop van kleine pensioenen is in 2009 verhoogd van € 406,44 naar € 417,74 per jaar. In 2009 werd in 595 gevallen pensioen afgekocht.
Individuele waardeoverdracht Het bedrijfspensioenfonds werkt mee aan individuele waardeoverdracht bij wisseling van dienstverband. Het doel hiervan is de bestrijding van pensioenbreuk alsook het voorkomen van versnippering van pensioenaanspraken. In 2009 was er sprake van 96 inkomende en 206 uitgaande waardeoverdrachten.
Pensioenopbouw tijdens werkloosheid Deelnemers die werkloos zijn geworden komen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor een bijdrage voor de voortzetting van de opbouw van hun pensioenaanspraken. Deze bijdrage wordt verstrekt door de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering. In 2009 zijn voor 474 werkloze deelnemers betalingen van de Stichting FVP ontvangen ten behoeve van voortzetting van de opbouw van hun pensioenaanspraken (2008: 488).
85
Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid Voor deelnemers die vanaf 1 januari 2006 arbeidsongeschikt zijn geworden, wordt de pensioenopbouw vanaf de eerste WIA-dag, geheel of gedeeltelijk, zonder verdere premiebetaling voortgezet. Deze pensioenopbouw wordt bij een percentage van 80 – 100% arbeidsongeschiktheid volledig voortgezet; bij een percentage van 65 – 80% arbeidsongeschiktheid voor 72,5%; bij een percentage van 55 – 65% voor 60%; bij een percentage van 45 – 55% voor de helft en bij een percentage van 35 – 45% voor 40%. Voor deelnemers die voor 1 januari 2006 arbeidsongeschikt zijn geworden, is de WAO-regeling nog van toepassing. Hiervoor gelden bovenstaande percentages met de aanvulling dat bij een percentage van 25 – 35% voor 30% en bij een percentage van 15 – 25% voor 20% de pensioenopbouw wordt voortgezet. Hierbij wordt uitgegaan van de laatst bekende pensioengrondslag. Deze regeling had in 2009 op 1.820 deelnemers betrekking.
Mutatieoverzicht Mutatieoverzicht deelnemers
Deelnemers
Gewezen deelnemers
Arbeidsongeschikte deelnemers
Pensioentrekkend
Totaal
31.618
81.337
1.082
8.441
122.478
Van gewezen deelnemer naar deelnemer
1.095
-1.095
-
-
-
Van deelnemer naar gewezen deelnemer
-5.472
5.472
-
-
-
Arbeidsongeschiktheid
-39
-8
47
-
-
Stand per 1 januari 2009
Revalidering
41
4
-45
-
-
Pensionering
-392
-475
-58
886
-39
Toetreding
3.739
2.278
9
520
6.546
Overlijden
-43
-147
-12
-200
-402
Waardeoverdracht
-35
-321
-
-
-356
Afkoop klein pensioen
-33
-372
-3
-187
-595
Beëindiging tijdelijke uitkering
-
-
-
-7
-7
Overige oorzaken
-188
-92
1
-70
-349
30.291
86.581
1.021
9.383
127.276
Stand per 31 december 2009
Toelichting bij het overzicht Deelnemers de ultimo stand betreft de werknemers die op 31 december vanwege een dienstverband in de bedrijfstak of vanwege vrijwillige voortzetting deelnemer zijn.
Arbeidsongeschikte deelnemers het aantal betreft deelnemers die alleen pensioen opbouwen vanwege de regeling van premievrije opbouw wegens arbeidsongeschiktheid. Het kan dan gaan om volledige arbeidsongeschiktheid of om gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en geen dienstverband in de branche.
86
Pensioentrekkend het aantal betreft de periodieke pensioenuitkeringen. Deelnemers die 65 worden, worden afgeboekt met de mutatie pensionering bij ‘Deelnemers’, ‘Gewezen deelnemers’ of ‘Arbeidsongeschikte deelnemers’. Vervolgens worden deze deelnemers met dezelfde mutatie opgeboekt bij ‘Pensioentrekkend’. De mutatie toetredingen bij ‘Pensioentrekkend’ betreft dus niet deelnemers die pensioneren, maar alleen de ingang van het nabestaanden- en wezenpensioen.
Afkoop wanneer een deelnemer of gewezen deelnemer 65 wordt en zijn pensioen direct wordt afgekocht, wordt deze afkoop vermeld in de kolom ‘Deelnemers’ of ‘Gewezen deelnemers’. Een afkoop van het nabestaanden- en wezenpensioen staat vermeld in de kolom ‘Pensioentrekkend’.
Waardeoverdrachten Bij de waardeoverdrachten staan in dit mutatieoverzicht alleen de uitgaande waardeoverdrachten vermeld. Deelnemers met een inkomende waardeoverdracht hebben geen invloed op het aantal.
87
Bijlage 4 Begrippenlijst ABTN (Actuariële en bedrijfstechnische nota) Pensioenfondsen dienen te werken volgens een ABTN. Hierin zijn de financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven.
Dekkingstekort Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken.
Deposito Tegoed bij een bankinstelling, waarover eerst na verloop van een overeengekomen tijdsduur (maximaal 2 jaar) kan worden beschikt.
Allocatie De verdeling van het vermogen over de beleggingscategorieën zoals aandelen en vastrentende waarden. Eventueel wordt hier ook onroerend goed, liquide middelen en andere beleggingscategorieën onder verstaan. De allocatie kan het resultaat zijn van de ontwikkeling van de portefeuille of eventueel van het doorvoeren van tactisch asset allocatie over de beleggingscategorieën.
ALM (Asset Liability Management) Een methode om modelmatig de samenstelling van de strategische beleggingsportefeuille te bepalen, rekening houdend met de pensioenverplichtingen.
Derivaat Financieel contract waarvan de waarde is afgeleid van een andere (onderliggende) waarde, zoals een aandeel, obligatie of grondstof. Bijvoorbeeld: futures, swaps.
Duration Gewogen gemiddelde looptijd van een lening. Maatstaf om de prijsgevoeligheid van de lening te bepalen voor renteveranderingen.
Franchise Vrijgesteld bedrag. Over dit deel van het pensioengevend loon worden geen aanspraken opgebouwd.
APP (Actuariële Principes Pensioenfondsen) Regelgeving omtrent de financiering van pensioenen, wordt gevolgd door FTK.
FTK (Financieel Toetsingskader)
Benchmark
Herstelplan
Vergelijkingsmaatstaf. Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van een beleggingsportefeuille worden afgezet.
Plan van aanpak gericht op het herstel van het dekkingstekort of het reservetekort.
Stelsel van te hanteren waarderingsmethoden.
High Yield Corporate Governance Goed ondernemerschap; onder andere integer en transparant handelen door het bestuur, alsmede goed toezicht hierop. Ook het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid en het toezicht hierop valt eronder.
Hoogrenderende obligaties, uitgegeven door ondernemingen met een lage kredietwaardigheid.
Outperformance Er wordt een hoger resultaat behaald dan dat van de benchmark.
Dekkingsgraad
Rekenrente
De waarde van het pensioenvermogen uitgedrukt als percentage van de waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad wordt als graadmeter beschouwd voor de mate van zekerheid dat de toegezegde pensioenen ook daadwerkelijk kunnen worden uitbetaald.
Fictief rendementspercentage dat het belegde vermogen in de toekomst wordt geacht op te brengen.
88
Rentedekking Financieringsvorm waarin de betaalde premies gelijk zijn aan de contante waarde van de aanspraak die in dat jaar begint.
Reservetekort
VPV (Voorziening Pensioen Verplichtingen)
Aan een reservetekort is sprake als de middelen van een fonds ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken.
De passiva van het pensioenfonds, gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen.
Vrijstelling Vrijstelling van de verplichte deelneming aan de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds.
Solvabiliteit Het vermogen dat op langere termijn aanwezig moet zijn om de verplichtingen te kunnen nakomen.
Waardeoverdracht
STAR (Stichting van de Arbeid)
Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van een tot zeker moment opgebouwde pensioenaanspraak, in het geval de deelnemer verandert van werkgever of verzekeraar.
Een landelijk overlegorgaan van de centrale organisaties van zowel werkgevers als werknemers in Nederland.
Z-score
Sterftegrondslag Berekeningsmethode gebaseerd op een statisch overzicht van sterftekansen per leeftijd van een bepaalde groep personen.
Mate waarin het werkelijke rendement van een pensioenfonds afwijkt van het rendement van de door het bestuur vastgestelde normportefeuille.
Swap Ruil van het rendement op een vastgestelde referentiewaarde tegen een variabele rente gedurende een vastgestelde looptijd.
Swaption Een swap waarbij de eigenaar van de swaption het recht heeft, maar niet de verplichting, om een swap tegen vooraf bepaalde voorwaarden af te sluiten op of binnen een bepaald tijdstip.
Underperformance Er wordt een slechter resultaat behaald dan de benchmark.
Vastrentende waarden Beleggingssoort waarover in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt, zoals obligaties, onderhandse leningen en hypotheken.
Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het Pensioenfonds. In die situatie is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomsten wordt voorkomen dat het pensioenvermogen van het Pensioenfonds binnen één jaar minder is dan de technische voorzieningen.
89
Fotografie: Perscentrum Wonen Vormgeving: Achmea Studio
90
Stichting Pensioenfonds Wonen Postbus 3183, 3502 GD Utrecht Telefoon: 030 245 39 22 www.pensioenwonen.nl
73737 072010
[email protected]
De uitvoering van de regelingen van dit fonds is uitbesteed aan Syntrus Achmea.