Pedagogisch Beleidsplan
Status: definitief, versie 5, vastgesteld april 2014 door leden Intern Ondernemerschap en bestuur Stichting Peuterspeelzalen SamenEEN 1
Inhoudsopgave
1.
Missie, visie en doelstellingen
4
Missie/visie
4
Doelstellingen
4
2. Ontwikkeling van het kind/pedagogisch handelen/Voorschoolse en Vroegschoolse Educatie (VVE) VVE
3.
4.
5.
6.
5 5
a.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
5
b.
Ontwikkeling van de zelfredzaamheid
6
c.
Motorische ontwikkeling
6
d.
Creatieve ontwikkeling
6
e.
Cognitieve ontwikkeling
7
f.
Spraak- en Taalontwikkeling
7
g.
Spelontwikkeling
7
h.
Normen en waarden
8
i.
Volgen van ontwikkeling, signaleren knelpunten en doorverwijzen
8
j.
Warme overdracht van kind naar basisschool of andere instantie
8
Wenperiode
8
a.
Wennen
8
b.
De 1e dag op de peuterspeelzaal
9
De groepen
9
a.
Groepsindeling
9
b.
Groep
9
De ruimte
9
a.
Inrichting binnen
9
b.
Inrichting buiten
9
Veiligheid/veiligheidsbeleid
10
Veiligheidsbeleid
10
7.
Calamiteitenplan
10
8.
Hygiëne
10
9.
a.
Hygiëne speelzaal
10
b.
Hygiëne peuters
10
c.
Hoofdluis
10
Ziektebeleid en Medicatie
11 2
10. Dagindeling
11
a.
Vaste activiteiten
11
b.
Eten en drinken
12
11. Contacten met ouders/verzorgers
12
a.
Aanmelden / 1e contact
12
b.
Halen en brengen van het kind
12
c.
Recht op privacy
12
12. De peuterleidsters
12
13. Z.A.T. (Zorg Advies Team)
12
14. Protocollen
13
15. Verklaring Omtrent Gedrag (VOG)
13
16. Klachten
13
3
1. MISSIE, VISIE EN DOELSTELLINGEN MISSIE/VISIE Stichting Peuterspeelzalen SamenEEN, hierna te noemen SamenEEN bestaat uit drie speelzalen te weten: 1. Peuterspeelzaal Olleke Bolleke Oostban 17 2451 ZB Leimuiden 2. Peuterspeelzaal Ukkepuk Van Hoogstratenlaan 15 2481 XC Woubrugge 3. Peuterspeelzaal de Barg Kerkstraat 51 B 2355 AG Hoogmade SamenEEN richt zich op peuters in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. SamenEEN biedt, in een veilige omgeving, met duidelijke grenzen en een vaste dagindeling, aan peuters de mogelijkheid om met elkaar en de leidsters om te gaan, met verschillende materialen kennis te maken en om diverse activiteiten te doen. Door het creëren van een warme, kindgerichte sfeer winnen de leidsters het vertrouwen van de peuters zodat zij zich vrij (gaan) voelen en zich optimaal kunnen ontwikkelen op emotioneel, sociaal, verstandelijk en motorisch gebied.
DOELSTELLINGEN SamenEEN geeft peuters in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, de mogelijkheid gedurende twee of meerdere dagdelen per week met leeftijdgenootjes te spelen onder begeleiding van gediplomeerde leidsters. SamenEEN wil de algehele brede ontwikkeling van peuters stimuleren; ontwikkeling op het gebied van zowel de motorische-, de sociale-, de emotionele-, de cognitieve-, als de creatieve- en de taalontwikkeling. De peuters worden in de gelegenheid gesteld zich op hun eigen wijze en in hun eigen tempo te ontwikkelen. Dit wordt bevorderd door contact met andere peuters en door het aanbieden van voldoende materiaal, aangepast aan de leeftijd en de behoefte van de peuters. De leidsters bewaken de ontwikkeling van de peuters, signaleren problemen en/of achterstanden, geven kinderen zonodig (en indien mogelijk) extra begeleiding. Gesignaleerde problemen worden met ouders/verzorgers besproken, zonodig worden adviezen gegeven of verwijzen de leidsters ouders/verzorgers naar externe instanties of hulpverleners. Bij verontrusting kunnen de leidsters contact opnemen met het consultatiebureau.
4
2. ONTWIKKELING VAN HET KIND/PEDAGOGISCH HANDELEN/VOORSCHOOLSE EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE (VVE) VVE De Wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) stelt eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie. Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) omschrijft de Rijksoverheid als “onderwijs voor zeer jonge kinderen met een (taal)achterstand.” Voorschoolse educatie vindt plaats in de periode tot de basisschool en is bedoeld voor kinderen van 2 tot 4 jaar oud. Grofweg zijn er twee soorten programma’s. Zo zijn er programma’s gericht op het gezin waarbinnen de kinderen opgroeien en programma’s die vooral gericht zijn op het verbeteren van het opvoedgedrag en de attitudes van ouders om zo de ontwikkeling van het kind op een positieve manier te beïnvloeden. Centrumgerichte programma’s in het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal of de onderbouw van de basisschool. Kinderen ontwikkelen daar spelenderwijs sociaal-emotionele, taal- en rekenvaardigheden. Het doel van VVE is om kinderen een betere start in het onderwijs te geven om op die manier de schoolprestaties en het schoolsucces te verbeteren. SamenEEN onderschrijft het belang van VVE en hecht er grote waarde aan om de ontwikkeling van peuters die onze peuterspeelzalen bezoeken op een speelse manier in brede zin te stimuleren. Hiertoe is gekozen voor het totaalprogramma Puk & Ko. De inzet van dit programma helpt peuters bij hun eerste stapjes op het gebied van taal, rekenen, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. De pop Puk vormt de rode draad in het aangeboden programma. Het gebruik van Puk en Ko is belangrijk, de deskundigheid van de beroepskrachten moet echter voorop staan. Het VVE-programma is bovendien geen geïsoleerd programma om de ontwikkeling van het kind te stimuleren, maar is een samenspel met de opvoeders, de omgeving, welzijn en het onderwijs. SamenEEN investeert daarom in het opleiden van de beroepskrachten, betrekt ouders/verzorgers bij het aangeboden programma en draagt de peuters ‘warm’ over aan de basisschool. Waar nodig (en mogelijk) krijgen peuters extra (individuele) begeleiding om een achterstand snel aan te pakken. SamenEEN wil de peuters in hun eigen waarde laten en hen alle denkbare mogelijkheden bieden tot onbevangen spelen. Het vrije spel wordt gezien als één van de belangrijkste voorwaarden voor een gezonde ontwikkeling. Het aanbieden van een vaste dagindeling is de basis om de peuters te stimuleren in hun ontwikkeling en samenspel met andere peuters. De peuters moeten zichzelf kunnen zijn in de groep, waardoor zij leren te vertrouwen op hun eigen mogelijkheden. Dit vertrouwen bevordert hun zelfbewustzijn en zelfstandigheid, om uit te groeien tot evenwichtige sociale kinderen.
A.
SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING
Het eigen maken van sociale vaardigheden is belangrijk voor de ontwikkeling van het kind. De sociaal-emotionele ontwikkeling is een heel belangrijk ontwikkelingsaspect. Als een kind zijn mening kan geven op een respectvolle manier, zal hij in staat zijn om goede sociale contacten op te bouwen. Een kind kan op educatief gebied beter presteren als het sociaal-emotioneel goed in zijn vel zit en begrepen wordt. Concreet houdt dit in dat de leidsters de peuters stimuleren om te spelen met andere peuters en rekening te houden met elkaar.
5
Een peuter moet rekening houden met een ander, maar toch zichzelf kunnen zijn en voor zichzelf op kunnen komen. Wij proberen dit o.a. te stimuleren door:
Spelen in de speelhoeken Samenspelen met hetzelfde materiaal Kringgesprekken en kringspelletjes
De emoties van een peuter liggen nog zo dicht bij elkaar. De leidsters accepteren deze emoties, als je verdrietig bent mag je huilen, als je blij bent mag je lachen en als je boos bent mag je best even mopperen. De leidsters proberen de peuters te leren omgaan met positieve en negatieve gevoelens. Het is niet gemakkelijk om deze gevoelens te herkennen en te tonen. De leidsters helpen de peuter hierbij door op de volgende punten te letten,
De gevoelens van peuters te respecteren Stimuleren om te luisteren naar elkaar Proberen hun emotie te laten benoemen
B.
ONTWIKKELING VAN DE ZELFREDZAAMHEID
Door de stimulering van de zelfredzaamheid krijgen peuters meer zelfvertrouwen en eigenwaarde. De leidsters stimuleren de peuters om dingen die ze zelf kunnen, ook zelf te laten doen, keuzes te maken en te ontdekken wat zij zelf aankunnen. De leidsters waarderen de eigen keuzes en beslissingen van de peuters voor zover deze in overeenstemming zijn met de groepsregels en hun eigen ontwikkeling niet beperken. Hierbij kunt u denken aan de keuze om eerst in de autohoek te spelen en later aan de puzzeltafel etc. Ook het zelf leren aantrekken van jas en schoenen, het zelf naar het toilet gaan en het herkennen van eigen spullen zijn voorbeelden van de zelfredzaamheid. Ook wanneer peuters met elkaar een conflict hebben, grijpen de leidsters niet direct in, maar kijken de leidsters of ze er zelf uit kunnen komen.
C.
MOTORISCHE ONTWIKKELING
Een peuter gebruikt alle zintuigen om zijn wereld te ontdekken en om te experimenteren. Daarom wordt aandacht besteed aan de lichamelijke ontwikkeling van het kind, zowel in zijn grove als zijn fijne motoriek. Door bezig te zijn met bewegen, rennen, springen enz. ontdekken de peuters hun lijf en de fysieke mogelijkheden die zij hebben. Grove motoriek De ruimtes zijn zodanig ingericht dat de peuters met diverse materialen hun grove motoriek kunnen ontwikkelen. Bijvoorbeeld buitenspelen met tractors en fietsen, klimmen en klauteren en binnen door te dansen op muziek en vrij op de grond te kunnen spelen. Ook in de kring, doen de leidsters bewegingsliedjes of spelletjes. Evenwicht, behendigheid en lichaamsbeheersing vergroten het zelfvertrouwen. Fijne motoriek Om de fijne motoriek te oefenen zijn er puzzels, kralen, kleurpotloden, kwasten, prikpennen, blokken en allerlei ontwikkelingsspelletjes. De peuter oefent hiermee de kleine bewegingen van handen en vingers (oog-hand coördinatie).
D.
CREATIEVE ONTWIKKELING
Door creatief bezig te zijn leren de peuters nieuwe mogelijkheden van zichzelf en materialen te ontdekken. De leidsters laten merken dat het meedoen en het plezier beleven aan het knutselen belangrijker is dan het uiteindelijke resultaat. De leidsters proberen de peuters zo te stimuleren dat zij met plezier hun creativiteit kunnen uiten.
6
Gewezen wordt op het feit dat er geen prestaties worden verwacht van de peuters. Het is echter wel de bedoeling de peuter vertrouwd te maken met de verschillende materialen en het gebruik hiervan te stimuleren. Dit doen we door op gerichte, bewuste en herkenbare wijze uitnodigende speelsituaties te creëren. Op de speelzalen wordt regelmatig met muziek gewerkt. Er wordt gezongen en er worden regelmatig muziekinstrumentjes gebruikt. Muziek is contact maken, ontdekken en beleven. Zingen heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van de peuters:
het stimuleert de spraak- en taalontwikkeling; de motoriek wordt ermee geoefend (denk aan zelf klappen, mee bewegen en dansen op muziek); het is een prima training voor geheugen en concentratie: onthouden van woordjes en melodieën.
E.
COGNITIEVE ONTWIKKELING
De cognitieve ontwikkeling wordt gestimuleerd door het aanbieden van diverse spel- en speelmogelijkheden, hierbij rekening houdend met het individuele kind. In groepsverband maken de leidsters gebruik van thema’s, zoals de seizoenen, Kerst, Pasen en van de wisselende thema’s zoals bijv.: tanden poetsen, boodschappen doen, vervoer, boerderij, dierentuin e.d. De leidsters bieden op deze thema’s groepsspelletjes, gesprekjes, werkjes en liedjes aan. Door bewegingsspelletjes en liedjes, waarin begrippen zoals onder, boven, achter, kleuren e.d. voorkomen, wordt de verstandelijke ontwikkeling gestimuleerd. Door het bouwen met duplo en het spelen met de blokken krijgt de peuter ruimtelijk inzicht. Daarnaast is er spelmateriaal zoals loco, lotto en natuurlijk puzzels, waar verschillende begrippen aan bod komen.
F.
SPRAAK- EN TAALONTWIKKELING
Door taal en spraak kan een kind beter uiting geven aan zijn emoties, beter vertellen wat het wil en met andere kinderen en volwassenen communiceren. In de peuterspeelzalen stimuleren de leidsters de taal- en spraakontwikkeling op verschillende manieren. De manier van communiceren is daarbij aangepast aan het niveau van de peuter. Wanneer peuters woorden of zinnen verkeerd zeggen, verbeteren de leidsters ze niet, maar gebruiken de leidsters het woord/de zin op de juiste manier. Op deze manier wordt de peuter in zijn waarde gelaten en leert tegelijkertijd het juiste woord of de zin. Door het voorlezen van boekjes stimuleren de leidsters de taalontwikkeling van de peuters. De leidsters zingen veel liedjes en versjes, doen fantasie- en geheugenspelletjes en hebben kringgesprekken.
G.
SPELONTWIKKELING
Door te spelen ontwikkelen peuters hun lichaam, verstand, taal, gedrag, gevoelens en fantasie. Spelenderwijs oefenen zij vaardigheden die zij als volwassenen nodig hebben. Door spel raken peuters hun overtollige energie kwijt. Ook opgedane indrukken worden door peuters in hun spel herbeleefd en verwerkt. Er zijn verschillende spelvormen, die op de speelzaal aan bod komen:
bewegingsspel ( motorische ontwikkeling) constructiespel ( motorische en verstandelijke ontwikkeling) exploratief spel ( verstandelijke ontwikkeling) fantasiespel ( sociaal-emotionele ontwikkeling) sociaal spel ( sociaal-emotionele ontwikkeling)
7
H.
NORMEN EN WAARDEN
Normen zijn hoe je met cultuur omgaat. Waarden zijn wat je hierin belangrijk vindt. De leidsters hebben een voorbeeldfunctie voor wat betreft normen en waarden. Zij stimuleren de peuters om: op een positieve manier met elkaar en materiaal om te gaan; te luisteren naar elkaar; respect voor elkaar en de omgeving te hebben; geen grof taalgebruik te gebruiken. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen peuters op grond van cultuur en/of religie. De leidsters houden rekening met eventuele wensen van ouders/verzorgers met betrekking tot geloof of cultuur, mits deze de gang van zaken op de peuterspeelzaal niet verstoren.
I.
VOLGEN VAN ONTWIKKELING, SIGNALEREN KNELPUNTEN EN DOORVERWIJZEN
Tijdens de periode dat de peuter op de peuterspeelzaal verblijft, wordt het door de leidsters 2 maal geobserveerd. Eenmaal rond de 3e verjaardag en eenmaal ±2 maanden voor het vertrek naar de basisschool. Van deze bevindingen wordt verslag gedaan in een zogenoemde ‘peuterestafette’, die bij het vertrek naar de basisschool of andere kinderopvang (bij verhuizing) aan de ouders/verzorgers wordt meegegeven – dan wel aan de basisschool wordt gegeven. Zie hierna onder bij j. Hoewel het ontwikkelingstempo per peuter verschillend is, zijn er toch leeftijdsgrenzen aan te geven wanneer een peuter zich bepaalde vaardigheden moet hebben eigen gemaakt. Er zijn uiterste grenzen die, wanneer ze worden overschreden, een signaal kunnen zijn dat de ontwikkeling mogelijk verstoord verloopt. Wanneer de leidster in de speelzaal verontrustende bijzonderheden signaleert, zal zij in overleg gaan met de andere leidster(s) en vervolgens de ouders/verzorgers inlichten. Er wordt dan in overleg met de ouders/verzorgers een plan van aanpak gemaakt. De leidsters kunnen extra activiteiten doen om de ontwikkeling van de peuter te stimuleren. Na een afgesproken tijd wordt het plan van aanpak geëvalueerd en doorgesproken met de ouders/verzorgers. Indien nodig kan er een nieuw plan met nieuwe activiteiten worden gemaakt. Zijn er voor de ontwikkelingachterstand van een peuter niet voldoende mogelijkheden op de peuterspeelzaal dan worden de ouders/verzorgers verwezen naar andere instanties. De leiding zal zich tot het uiterste inspannen om de peuter de speelzaal te kunnen laten bezoeken. De instanties zijn bij de speelzaal bekend via de sociale kaart.
J.
WARME OVERDRACHT VAN KIND NAAR BASISSCHOOL OF ANDERE INSTANTIE
Kort voordat de peuter naar de basisschool gaat of gaat verhuizen, ontvangen de ouders/verzorgers een ingevulde peuterestafette. Hierin is alle informatie opgenomen die nodig is voor een juiste (warme) overdracht. Na ondertekening door één van de ouders/verzorgers, dragen de leidsters een kopie van de peuterestafette 3 jaar en (bijna) 4 jaar persoonlijk over aan de basisschool, tenzij de ouder/verzorger geeft te kennen dat hij/zij dat niet wenst. Hierdoor wordt de voortgang van het kind op de basisschool gewaarborgd.
3. WENPERIODE A. WENNEN Een goede wenperiode is nodig om het vertrouwen van de peuter te winnen en te zorgen dat de peuter zich veilig en geborgen voelt in de speelzaal. Uit ervaring weten de leidsters dat er geen eenduidige reactie is. Er wordt heel verschillend gereageerd. Er wordt uitgegaan van de behoefte, gedrag en emoties van de peuter en daarnaar wordt gehandeld. De leidsters laten de peuter wennen in zijn eigen tempo. Ouders/verzorgers worden op de hoogte gesteld hoe het wennen verloopt. Als het nodig is worden ouders/verzorgers tussendoor gebeld. 8
Als de peuter ontroostbaar is, wordt één van de ouders/verzorgers gebeld en wordt overlegd wat het beste is voor de peuter. Met de ouders/verzorgers wordt een plan van aanpak gemaakt om de wenperiode soepel te laten verlopen.
B.
DE 1E DAG OP DE PEUTERSPEELZAAL
Als de peuter voor het eerst de speelzaal bezoekt, worden de ouders/verzorgers en het kind door de leidsters welkom geheten. De ouders/verzorgers krijgen de gelegenheid wat langer te blijven. Duidelijkheid is zeer belangrijk bij het afscheid nemen. Het beste voor de peuter is, dat als de ouder/verzorger zegt weg te gaan, dit ook daadwerkelijk te doen (en niet herhaaldelijk terug te komen). Zo is de ouder/verzorger eerlijk tegen de peuter en weet de peuter waar hij aan toe is.
4. DE GROEPEN A. GROEPSINDELING De speelzaal hanteert verticale groepen, d.w.z. dat een groep bestaat uit peuters in de leeftijd van 2 jaar tot 4 jaar. Daarnaast beschikken twee locaties over een 3+ groep. De 3+ groep is geschikt voor peuters van 3 jaar tot 4 jaar.
B.
GROEP
De peuters die 3 jaar zijn ( geworden) kunnen deelnemen aan de 3+ groep. Een belangrijke reden om deze groep te bezoeken is een betere voorbereiding en een soepele overgang naar de basisschool. Dit doel proberen wij te bereiken door ritme en structuur aan te brengen door middel van dagritmekaarten. Op deze middag bereiden we de peuters nog beter voor op de basisschool. We stimuleren extra met uitdagende activiteiten en thema’s, de sociale vaardigheden en de taalontwikkeling van de peuters. Verder wordt er extra aandacht geschonken aan technische vaardigheden zoals een potlood op de juiste manier vasthouden, knippen met een schaar, zelfstandig het toilet bezoeken, zelf je kleren (jas) uit- en aandoen. Peuters die in de taal extra ondersteuning nodig hebben, worden hierin extra begeleid met taalspelletjes. De groepsgrootte is maximaal 16 peuters per groep onder begeleiding van 2 gediplomeerde leidsters.
Mits er ruimte is op de groep kunnen peuters voor meer dan twee dagdelen geplaatst worden.
Ook biedt SamenEEN de mogelijkheid om een peuter, die reeds de speelzaal bezoekt en mits er ruimte is, incidenteel een extra ochtend de speelzaal te laten bezoeken. Hiervoor wordt een vergoeding berekend.
5. DE RUIMTE A. INRICHTING BINNEN In de speelzalen zijn verschillende speelhoeken gemaakt, waar alle ontwikkelingsaspecten aan bod komen. De speelzalen zijn voorzien van ergonomische meubels, waaraan geknutseld kan worden of een spelletje kan worden gedaan. Tevens zijn er ergonomische aankleedtafels.
B.
INRICHTING BUITEN
Er is een buitenspeelgelegenheid met speeltoestellen aanwezig. Onder deze speeltoestellen liggen rubberen tegels. Er is voldoende buitenspelmateriaal aanwezig.
9
6. VEILIGHEID/VEILIGHEIDSBELEID Wij streven naar een zo veilig mogelijke omgeving voor de peuters. Dit doen we door veilig spelen speelmateriaal aan te bieden. We kijken regelmatig of onze lokalen en materialen nog aan de veiligheidsnormen voldoen. De veiligheid wordt gewaarborgd doordat:
alle leidsters in het bezit zijn van een Eerste Hulp aan Kinderen certificaat en jaarlijks hiervan een herhalingscursus volgen; een voorgeschreven inhoud van de EHBO doos aanwezig is; de richtlijnen van de GGD aan worden gehouden; jaarlijks RI & E lijsten worden ingevuld; alle veranderingen worden getoetst aan de veiligheidseisen van de GGD en de gemeente; jaarlijks de brandblusapparaten worden gecontroleerd; de speelzaal een rookvrije ruimte is.
VEILIGHEIDSBELEID Voor elke speelzaal is een op de locatie toegesneden veiligheidsbeleid opgesteld, dat daar ter inzage ligt.
7. CALAMITEITENPLAN Op de speelzaal is een calamiteitenplan aanwezig. Vluchtroutes en brandblusmiddelen worden elk jaar door de brandweer gecontroleerd en met de peuters wordt regelmatig een ontruimingsoefening gehouden.
8. HYGIËNE A. HYGIËNE SPEELZAAL Eenmaal per week wordt de speelzaal grondig schoongemaakt. De leidsters maken dagelijks de toiletten en de tafels schoon en vegen de peuterspeelzaal aan. Het aankleedkussen wordt na iedere verschoning gereinigd. Na iedere speelochtend zorgen de leidsters ervoor dat de speelzaal schoon en opgeruimd achter gelaten wordt. Het speelgoed wordt minimaal 2x per jaar schoon gemaakt en indien nodig, nog extra gereinigd. Speelgoed dat in de mond wordt genomen bijvoorbeeld van speelkeuken, speelfruit, serviesje en dergelijke, wordt aan het einde van de ochtend gereinigd. De toiletten worden zeker na ongelukjes, onmiddellijk schoongemaakt.
B.
HYGIËNE PEUTERS
Bij ziekte van de kinderen volgen wij de richtlijnen van de GGD. De peuters wassen hun handen na toiletgebruik, voor het eten en drinken en na andere activiteiten zoals spelen met verf, klei of plaksel. Wondjes worden door de leidsters verzorgd en afgedekt om infectiegevaar te voorkomen. Voor de peuters en de leidsters zijn er iedere dag schone handdoeken en/of washandjes en reinigingsdoekjes.
C.
HOOFDLUIS
Helaas wordt er ook op de speelzaal wel eens hoofdluis geconstateerd. Vooral na vakanties steken deze beestjes vaak de kop op. Van de ouders/verzorgers wordt verwacht dat zij hier alert op zijn. De leidsters van de groep moeten op de hoogte worden gesteld als er bij een peuter hoofdluis is geconstateerd. Wanneer een leidster hoofdluis ontdekt bij een peuter, wordt direct een ouder gebeld om het kind op te halen en te behandelen met speciale middelen tegen hoofdluis. Na behandeling mag de peuter weer gewoon meedraaien in de groep.
10
9. ZIEKTEBELEID EN MEDICATIE Wanneer een peuter ziek wordt op de peuterspeelzaal, bellen de leidsters de ouders/verzorgers om het kind op te halen. Wanneer een peuter thuis ziek is geworden en toch naar de peuterspeelzaal wordt gebracht wordt de ouder/verzorger verzocht het kind weer mee te nemen. Bij het toelaten of weigeren van een peuter worden de richtlijnen van de GGD gehanteerd. De handleiding van de GGD is op de speelzalen aanwezig. Indien de peuter ziek thuis blijft en zeker in het geval van een besmettelijke ziekte, is het belangrijk de speelzaal hiervan op de hoogte te stellen. Dit alles is in het belang van de peuter zelf en in het belang van de andere aanwezige peuters op de speelzalen. Elke leidster kent de basisprincipes van de EhaK (eerste hulp aan kinderen), gericht op het werken met peuters. Peuterleidsters zijn niet bevoegd om medicijnen toe te dienen, tenzij: dit noodzakelijk is in verband met een allergie en/of langdurige of chronische ziekte; een kuur afgemaakt dient te worden, als gevolg van kortdurende ziekte.
Medicijnen worden alleen verstrekt wanneer: het formulier ‘toedienen van medicijnen’ door ouder/verzorger is ingevuld, en ondertekend; medicamenten zijn uitgeschreven door een arts op naam van het kind; medicamenten zijn voorzien van de originele sticker, met daarop de naam van de apotheek, arts en de dosering is vermeld; bij een specifieke wijze van toedienen, bv via een inhalator of Epipen, de ouder/verzorger een demonstratie heeft gegeven aan de leidster(s). SamenEEN kan niet aansprakelijk gesteld worden voor mogelijke gevolgen van toediening van medicijnen op de peuterspeelzaal.
10.
DAGINDELING
De peuters bezoeken de peuterspeelzaal op vaste dagdelen. De leidsters proberen een vast dagritme aan te houden. Het is bedoeld als houvast voor de peuters omdat zij nog geen besef van tijd hebben. Hierdoor voelen de kinderen zich veilig en geborgen.
A.
VASTE ACTIVITEITEN
Naast de dagelijkse activiteiten vinden er door het jaar heen een aantal vaste activiteiten plaats: Thema’s door het jaar heen:
Puk en Ko; Jaargetijden; Vader- en Moederdag; feesten als Pasen, Sinterklaas en Kerstmis.
Bij deze thema’s worden onder andere knutselactiviteiten uitgevoerd, puzzels, voorleesboekjes en materialen uitgekozen passende bij het thema. Verjaardagen en afscheidsfeesten van de peuters:
de jarige peuter krijgt een feestmuts; er wordt uitgebreid gezongen.
Door de verjaardag telkens op een vaste manier te vieren, is het voor iedere peuter een vertrouwd gebeuren. Het is duidelijk wat er allemaal komen gaat.
11
B.
ETEN EN DRINKEN
Tijdens de ochtend is het de gewoonte om even te pauzeren en gezamenlijk aan tafel te gaan om het meegenomen eten en drinken te nuttigen. Het eten kan zijn één koekje, één boterham of één stuk fruit. Het meenemen van snoepgoed is niet gewenst. De leidsters stimuleren de peuters het eten en drinken dat zij hebben meegebracht op te maken.
11.
CONTACTEN MET OUDERS/VERZORGERS A. AANMELDEN / 1E CONTACT
De peuterspeelzalen zijn toegankelijk voor peuters van 2 tot 4 jaar. Ouders/verzorgers kunnen hun kind al voor het tweede jaar aanmelden. Het kind komt dan op de aanmeldlijst. Indien de peuter aan de beurt is, dan krijgt de ouder dit vroegtijdig schriftelijk/telefonisch te horen. Het Informatieboekje, waarin alle relevante informatie over de (organisatie van de) speelzaal is opgenomen, krijgen de ouders/verzorgers (nadat zij schriftelijk/telefonisch benaderd zijn wanneer hun kind mag komen), ongeveer 1 week van te voren door de brievenbus.
B.
HALEN EN BRENGEN VAN HET KIND
Ouders/verzorgers dienen hun peuter op tijd te brengen en te halen. Ouders/verzorgers dienen ‘s morgens aan de peuterleidster te melden, indien iemand anders dan de ouder/verzorger de peuter komt ophalen.
C.
RECHT OP PRIVACY
Ouders/verzorgers kunnen de leidsters informeren over het wel en wee van hun peuter bij het brengen en halen. Zaken die van invloed kunnen zijn op het gedrag van de peuter, zoals bv. een geboorte of sterfgeval in de familie of een opname in het ziekenhuis, kunnen worden doorgegeven aan de leidster die daar dan rekening mee kan houden in het begeleiden van de peuter. Als de informatie gevoelig en/of vertrouwelijk is kan de ouder verzoeken om een privé gesprek met de leidster(s). De peuterleidsters bewaken te allen tijde de privacy van de aan hen toevertrouwde informatie. Uitgangspunt is steeds dat de informatie uitsluitend wordt gebruikt vanuit het perspectief en in het belang van het kind.
12.
DE PEUTERLEIDSTERS
Alle leidsters bij SamenEEN zijn gediplomeerd en hebben een opleiding gevolgd, zoals omschreven in de CAO Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening. Daarnaast hebben de leidsters actuele kennis van Eerste Hulp aan Kinderen, Voor- en vroegschoolse Educatie (VVE), kinderen met opvallend gedrag, speelgoed en spelactiviteiten. Om hun kennis op peil te houden volgen de leidsters jaarlijks cursussen/trainingen. Peuterleidsters hebben voldoende kennis en deskundigheid om ontwikkelingsachterstanden/opvallende afwijkingen bij peuters te signaleren, zo nodig extra begeleiding te geven en ouders/verzorgers te verwijzen naar andere instellingen of hulpverleners. Leidsters kennen hiertoe de sociale kaart. Tenslotte beschikken de leidsters over een positieve instelling, goede sociale en communicatieve vaardigheden en zijn zij gemotiveerd de in dit beleidsplan genoemde (pedagogische) doelstellingen te realiseren.
13.
Z.A.T. (ZORG ADVIES TEAM)
SamenEEN neemt deel aan het Z.A.T. Het Z.A.T is een Zorg- en Advies Team en bestaat uit: Opvoedbureau, Bureau ouder en kindzorg, Maatschappelijk werk, Bureau jeugdzorg, Speelzalen en Kinderdagverblijven. Het Z.A.T is ook nauw verbonden met het gemeentelijk Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), dat gevestigd is in de woonkern Roelofarendsveen. 12
Het Z.A.T komt 6 maal per jaar bij elkaar. Tijdens de bijeenkomsten worden kinderen besproken die zorgen baren bij de leidsters. Dit gebeurt in beginsel anoniem. Met elkaar wordt bekeken welke weg het beste bewandeld kan worden. De ouders/verzorgers worden hier uiteraard bij betrokken.
14.
PROTOCOLLEN
Op de speelzaal zijn de volgende protocollen aanwezig:
Protocol “Meldcode Kindermishandeling en huishoudelijk geweld” Protocol “Signaleren Opvallend gedrag” Protocol “Bij overlijden” Handboek richtlijnen GGD Sociale kaart
In voorkomende gevallen wordt er volgens het protocol gewerkt en/of de sociale kaart geraadpleegd.
15.
VERKLARING OMTRENT GEDRAG (VOG)
Volgens de wet moeten personen die werkzaam zijn bij de peuterspeelzaal (inclusief de houder) in het bezit zijn van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Een VOG toont aan dat hun gedrag in het verleden geen bezwaar is voor het werken met kinderen en wordt afgegeven door de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze VOG moet voor de start van het dienstverband worden overlegd en mag op dat moment niet ouder zijn dan twee maanden. Alle medewerkers, stagiaires en leden van het bestuur van SamenEEN zijn in het bezit van een VOG.
16.
KLACHTEN
SamenEEN ziet een opmerking of klacht als een positief advies. Wij hechten er dan ook grote waarde aan dat ouders/verzorgers vragen en opmerkingen kunnen stellen aan de direct betrokkenen bij de opvang van hun kind. De peuterleidsters zullen zoveel mogelijk proberen naar een oplossing te zoeken. Het kan echter gebeuren dat de ouder/verzorger niet tevreden is over de door de leidster(s) voorgestelde oplossing of zich niet direct wil wenden tot de leidster(s) van de peuterspeelzaal. De ouder/verzorger kan zich in dat geval direct wenden tot het bestuur dat samen met ouder(s)/verzorger(s) en leidster(s) naar een oplossing zoekt. Gemelde klachten worden in de eerstvolgende vergadering van het bestuur besproken. Door bestuur afgehandelde klachten worden altijd teruggekoppeld naar de melder. Voor de klachtenprocedure en afhandeling hiervan kunt u zich richten tot de website van Psz SamenEEN. Indien klachten niet naar tevredenheid zijn opgelost, dan kan de externe klachtenprocedure via het FCB, Centrum voor Arbeidsvraagstukken, worden gevolgd. Klachten over de (inning van de) ouderbijdrage dienen bij voorkeur per e-mail gesteld te worden aan het bestuur van SamenEEN via
[email protected].
13