Samenwerkingsvormen Regionaal Bedrijventerrein gemeente Aalburg, Werkendam en Woudrichem
9 september 2008 2008.0406/311206563
2/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
Samenvatting en voorlopige aanbevelingen De gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem hebben het voornemen om gezamenlijk een regionaal bedrijventerrein (RBT) op te richten. Ten aanzien van de mogelijke rechtsvorm, waarin de samenwerking tussen de gemeenten vorm kan krijgen zijn de NV, de BV, de CV/BV en de GR het meest relevant. In deze rapportage zijn de vier rechtsvormen met elkaar vergeleken. De belangrijkste kenmerken van de rechtsvormen zijn in onderstaand schema weergegeven. Hierbij is per kenmerk aangegeven hoe de rechtsvormen ten opzichte van elkaar moeten worden gekwalificeerd. Tevens is voor elke rechtsvorm aangegeven in hoeverre deelname door een private derde partij nog van invloed kan zijn op de betreffende rechtsvorm. NV
BV
CV/BV (publiek) (publiek+ privaat)
(publiek)
(publiek+ privaat)
(publiek)
(publiek + privaat)
Slagvaardigheid
+
+
+
+
+
Kennis(inbreng)
+/-
+
+/-
+
Aansprakelijkheid en risico
+
+
+
Winst- en verliesdeling
+
+
Fiscaliteiten
+/-
Borging publiek belang
+/-
GR (publiek)
(publiek+ privaat)
+
-
-
+/-
+
+/-
+
+
+/-
+/-
-
-
+
+
+
+
-
-
+/-
+/-
+/-
-/+
+
+
+/-
+/-
+/-
+/-
+/-
+/-
+
+/-
Voor zowel de NV als de BV geldt dat een eventuele deelname door een private derde deze rechtsvorm ten opzichte van elkaar niet meer of minder aantrekkelijk maakt. Ten aanzien van de CV/BV moet worden opgemerkt dat indien enkel publieke partijen participeren in het RBT en in de toekomst ook geen private partijen zullen deelnemen, de (fiscale) voordelen van de CV/BV wegvallen en de argumenten om te kiezen voor de CV/BV daarmee ook. De CV/BV structuur is evenwel weer meer interessant indien deelname door een private derde nu of in de nabije toekomst is te verwachten en/of gewenst. Deelname in een GR door een private derde is ons inziens slechts bij uitzondering mogelijk en meer van theoretische aard. Afgaande op bovenstaand schema lijkt de GR relatief gezien het minst geschikt als rechtsvorm van het RBT. Hierbij moeten wij ook nog opmerken dat de GR uit fiscaal oogpunt, met name vanuit de overdrachtsbelasting en de btw bij het niet verrichten van btw-ondernemersactiviteiten, wellicht het meest gunstig lijkt. Gezien de aard van de activiteiten (uitgeven bedrijventerrein),
3/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
schatten wij in dat de prestaties van het RBT in beginsel als btw belaste ondernemingsactiviteiten zullen kwalificeren (uitgeven bouwkavels + eventueel belaste verhuur). Alsdan zouden de overige rechtsvormen van uit fiscale optiek niet negatiever hoeven te zijn dan een GR, mits de te verwerven gronden in de btw sfeer kunnen worden verworven en op die wijze ook een vrijstelling overdrachtsbelasting kan worden bewerkstelligd. Op basis van de in het voornoemd schema genoemde criteria en met de wetenschap dat naast de drie gemeenten tevens de Brabantse Herstructureringsmaatschappij Bedrijfsterreinen (BHB) als privaatrechtelijke organisatie zal deelnemen aan de RBT, kan een voorkeur worden gegeven voor een CV/BV. De verschillen met de NV en/of BV zijn danwel relatief gering, de voorkeur wordt met name ingegeven door: - de fiscale transparantie van de CV/BV; - De toe- en uittreding van partijen mogelijk blijft, zij het dat dit in beginsel met meer beperkingen is omkleed dan bij bijvoorbeeld de BV en/of NV. Dit biedt als voordeel dat de deelnemende partijen meer met- en aan elkaar zijn gebonden (hetgeen het gezamenlijk belang en inzet ten goede komt); - de financiële inbreng (de „investering‟) eenduidig is te duiden, nu dit in beginsel enkel de inbreng is van de commanditaire vennoten. Dit ter onderscheid van de organisatorische input van de deelnemers (middels de beherend vennoot). Zijdelings kan nog worden opgemerkt dat (vrijwel) alle participaties van het Ontwikkelings- en Participatiebedrijf Publieke Sector (OPP) van de BNG in een CV/BV wordt vormgegeven. Dit is geen specifieke overweging ten voordele van de CV/BV-structuur, doch kan wellicht bij een eventuele communicatie of financieringvraag bij de BNG van aanvullende waarde zijn. Voordat definitief bepaald kan worden welke rechtsvorm het meest geschikt is voor het RBT dienen de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem eerst overeenstemming te hebben bereikt over de aandachtspunten genoemd in hoofdstuk 6 danwel andere aandachtspunten die gemeenten wellicht in onderling overleg reeds ter sprake hebben gebracht.
4/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
Inhoud Samenvatting en voorlopige aanbevelingen
2
1. Achtergrondschets en Leeswijzer
6
2. Naamloze vennootschap en besloten vennootschap
7
2.1 Vennootschappen in het algemeen 2.2 De vennootschap nader bekeken 2.2.1 Oprichting 2.2.2 Organisatie en bevoegdheden Algemene vergadering van Aandeelhouders (AVA) Bestuur Raad van Commissarissen (RVC) 2.2.3 Zeggenschap (borging publiek belang) 2.2.4 Aansprakelijkheid en risico 2.2.5 Inbreng en eigendom 2.2.6 Winst- en verliesdeling 2.2.7 Financiering 2.2.8 Toe- en uittreding 2.2.9 Publicatieplicht 2.2.10 Fiscaliteit
3. CV/BV 3.1 De CV/BV in het algemeen 3.2 De CV/BV nader bekeken 3.2.1 Oprichting 3.2.2 Organisatie en bevoegdheden 3.2.3 Zeggenschap (borging publiek belang) Besluitvorming binnen de CV Besluitvorming binnen de BV 3.2.4 Aansprakelijkheid en risico 3.2.5 Inbreng, eigendom, Winst- en verliesdeling 3.2.6 Financiering 3.2.7 Toe- en uittreding 3.2.8 Publicatieplicht 3.2.9 Fiscaliteit
4. Gemeenschappelijke regeling 4.1 De Gemeenschappelijke Regeling in het algemeen 4.2 De Gemeenschappelijke Regeling nader bekeken
7 7 7 8 8 8 8 9 9 10 10 10 11 11 11
14 14 15 15 15 16 16 16 17 17 18 18 18 18
21 21 21
5/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
4.2.1 Oprichting 4.2.2 Organisatie en bevoegdheden Raad Algemeen bestuur Dagelijks bestuur Voorzitter 4.2.3 Zeggenschap (borging publiek belang) 4.2.4 Aansprakelijkheid en risico 4.2.5 Inbreng en eigendom 4.2.6 Winst- en verliesdeling 4.2.7 Financiering 4.2.8 Toe- en uittreding 4.2.9 Publicatieplicht 4.2.10 Fiscaliteit
21 21 21 22 22 22 22 23 23 23 23 24 24 24
5. Schematische vergelijking rechtsvormen
25
6. Aandachtspunten bij samenwerkingsproces
29
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Doelstellingen Regionaal Bedrijventerrein Participatie gemeenten Mogelijkheid toetreding andere partijen Marketing & acquisitie Beheer en onderhoud bedrijventerreinen / Parkmanagement Personele bezetting Inventarisatie potentiële knelpunten
7. Indicatieve procesbeschrijving 7.1 7.2 7.3
Verkenningsfase: intentieovereenkomst Doelen, uitgangspunten en randvoorwaarden Kostenverdeling Overige Haalbaarheidsfase: samenwerkingsovereenkomst Kapitaal/ financiering Uitvoering: oprichting RBT
29 29 30 30 30 31 31
32 32 32 32 33 33 34 34
6/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
1. Achtergrondschets en Leeswijzer De gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem zijn al enige tijd bezig met het onderzoeken van de mogelijkheden tot het gezamenlijk oprichten, inrichten en exploiteren van een regionaal bedrijventerrein (RBT). Een belangrijke aanleiding voor dit onderzoek zijn de bevindingen in de Regionale Structuurvisie ten aanzien van een RBT en de potentiële meerwaarde die een dergelijk bedrijventerrein zou kunnen bieden. . Ten aanzien van de mogelijke rechtsvormen waarin een dergelijke samenwerking kan worden vormgegeven, is Deloitte gevraagd de relevante samenwerkingsvormen, alsmede de daarmee samenhangende relevante aspecten in kaart te brengen. Hierbij spelen elementen als slagvaardigheid, kennis(inbreng) en risicobeheersing een belangrijke rol. In onderhavige rapportage worden, als mogelijke samenwerkingsvormen, achtereenvolgens de naamloze en de besloten vennootschap (Hoofdstuk 2), de CV/BV (Hoofdstuk 3) en de Gemeenschappelijke Regeling (GR) (Hoofdstuk 4) besproken. In hoofdstuk 5 worden de verschillende samenwerkingsvormen schematisch tegen elkaar afgezet. In hoofdstuk 6 zal nader aandacht worden besteed aan de aspecten die van belang zijn voor de daadwerkelijke keuze voor één van genoemde rechtsvormen. Hierbij valt met name te denken aan het doel dat partijen nastreven met de oprichting van het bedrijventerrein, de partners die zij hierbij wenst te betrekken en de visie die zij hebben op de inrichting van het gebied. Vervolgens zal in hoofdstuk 7 een korte beschrijving worden gegeven van de mogelijke vervolgstappen die partijen kunnen ondernemen om de weg naar een gezamenlijk regionaal bedrijventerrein op gestructureerde wijze te vervolgen.
7/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
2. Naamloze vennootschap en besloten vennootschap 2.1 Vennootschappen in het algemeen In dit hoofdstuk worden de naamloze vennootschap (NV) en de besloten vennootschap (BV) besproken. Door oprichting van een NV of een BV worden de activiteiten op afstand van de gemeente geplaatst. Dit komt de slagvaardigheid van de onderneming ten goede. De NV en de BV lijken qua rechtsvorm sterk op elkaar. Beide vennootschappen nemen zelfstandig deel aan het rechtsverkeer. Het zijn beiden rechtspersonen met beperkte aansprakelijkheid met een in aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal. Een aandeelhouder is niet persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in naam van de vennootschap wordt verricht en is niet verplicht bij te dragen in de verliezen van de vennootschap voor zover deze verliezen hoger zijn dan het bedrag dat op zijn aandelen behoort te worden gestort. Veel van de bepalingen die voor de NV gelden, gelden ook voor de BV. De belangrijkste verschillen tussen de twee rechtsvormen hebben betrekking op: de overdraagbaarheid van aandelen; de uitgeefbaarheid van aandeelbewijzen; het startkapitaal. Gezien de grote overeenkomsten tussen de twee rechtsvormen worden de NV en de BV in dit hoofdstuk tegelijk behandeld. Op de punten waar de twee rechtsvormen van elkaar afwijken, wordt dit expliciet aangegeven.
2.2 De vennootschap nader bekeken 2.2.1 Oprichting De NV en de BV worden opgericht bij notariële akte. De akte van oprichting bevat de statuten van de vennootschap. De minister van Justitie dient een verklaring van geen bezwaar af te geven. Indien de gemeenten Aalburg, Woudrichem en Werkendam besluiten een NV of een BV op te richten dient tevens goedkeuring van de drie gemeenteraden en van Gedeputeerde Staten te worden verkregen. Daarnaast dient de vennootschap ingeschreven te worden in het handelsregister
8/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
2.2.2 Organisatie en bevoegdheden De NV en de BV hebben een Algemene vergadering van Aandeelhouders en een bestuur. Het instellen van een Raad van Commissarissen is optioneel. Algemene vergadering van Aandeelhouders (AVA) De eigendom van de vennootschap is in handen van de aandeelhouders (de AVA). De AVA vertegenwoordigt het belang van de aandeelhouders, zijnde in het geval van het RBT de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem. De beslissingen die de AVA neemt betreffen voornamelijk de structuur van de vennootschap. De AVA heeft de bevoegdheid bestuurders te benoemen en te ontslaan. Door een statutaire regeling is het ook mogelijk het bestuur algemene richtlijnen te geven voor het algemene beleid. Daarnaast komen aan haar alle bevoegdheden toe die niet aan het bestuur toekomen. Bestuur Het bestuur is „in dienst‟ bij de vennootschap en is belast met de centrale leiding van de vennootschap. Het bestuur heeft in beginsel bestuursbevoegdheid en is gerechtigd de vennootschap te vertegenwoordigen. Opgemerkt moet worden dat de statuten kunnen bepalen dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt ingeperkt. Het bestuur van de vennootschap kan bestaan uit personen uit de gemeentelijke organisatie. In casu zou aldus kunnen worden besloten tot een driehoofdig bestuur, waarbij elke gemeente een afgevaardigde in het bestuur heeft. Ook kan er voor worden gekozen een derde met het bestuur van het Regionaal Bedrijventerrein te belasten. Bestuur en AVA mogen niet op elkaars terrein komen en zijn op hun gebied autonoom. Raad van Commissarissen (RVC) Zoals is gesteld is het mogelijk om naast de organen bestuur en AVA ook een Raad van Commissarissen (RvC), ook wel Raad van Toezicht genoemd, in het leven te roepen. De RvC is onder meer belast met het toezicht op het bestuur ten behoeve van de aandeelhouders. Naast het houden van toezicht heeft de RvC ook een adviserende rol. In de statuten kan ook worden vastgelegd dat het bestuur voor het verrichten van bepaalde handelingen of het nemen van bepaalde besluiten goedkeuring van de RvC nodig heeft. De RvC heeft ook het recht bestuurders te schorsen. Afgesproken kan worden dat een wethouder uit elke gemeente tot commissaris benoemd zal worden. Duidelijke publiekrechtelijke taken kunnen slechts middels complexe contracten worden overgedragen aan de vennootschap.
9/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
Opgemerkt moet worden dat het risico van de „twee pettenproblematiek‟ aanwezig is. Ambtenaren, raadsleden en wethouders hebben immers naast een vennootschapsbelang tevens een publiek belang. Het risico van belangenverstrengeling kan worden verkleind door op de diverse posities binnen de vennootschap (AVA, bestuur RvC) in ieder geval niet één en dezelfde persoon te hanteren danwel externe personen op bepaalde posities te positioneren. Zowel het bestuur als de Raad van Commissarissen hebben te allen tijde het belang van de vennootschap te dienen, waarbij het doel waarvoor de vennootschap is opgericht leidend is. De omvang van het bestuur (i.b. driehoofdig), maakt ook dat de BV en de NV zeer slagvaardig kan handelen en in staat is snel een adequaat te handelen. 2.2.3 Zeggenschap (borging publiek belang) De mate waarin de gemeenten zeggenschap hebben in het RBT is afhankelijk van de manier hoe de organisatie wordt ingericht. In beginsel is de waarde die het aandelenkapitaal vertegenwoordigt, bepalend voor de zeggenschap van de aandeelhouder in de AVA. Indien bijvoorbeeld elke gemeente 1/3 van het kapitaal in de vennootschap inbrengt, heeft elke gemeente voor 1/3 deel zeggenschap in de AVA. Zoals gesteld is de dagelijkse leiding van de vennootschap een taak van het bestuur. De gemeenten kunnen hun invloed uitoefenen op de activiteiten van het bestuur middels het opstellen van een directiereglement. In het directiereglement staat de reikwijdte van de bestuursbevoegdheid omschreven en wordt bepaald over welke onderwerpen goedkeuring of inspraak van de AVA of RVC wordt geëist. Inspraak danwel goedkeuring door de AVA en/of de RVC is in ieder geval gewenst indien het bestuur beslissingen neemt die het publieke belang in de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem raken. 2.2.4 Aansprakelijkheid en risico Zoals reeds is gesteld zijn de NV en de BV rechtspersonen met beperkte aansprakelijkheid. De aandeelhouder is niet persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in naam van de vennootschap wordt verricht en is niet gehouden bij te dragen in de verliezen van de vennootschap voor zover deze verliezen hoger zijn dan het bedrag dat op zijn aandelen behoort te worden gestort. Ook de commissarissen en de bestuurders van de vennootschap zijn in beginsel niet met hun privévermogen aansprakelijk voor hetgeen wordt verricht in naam van de vennootschap. In geval sprake is van wanbeleid kan een bestuurder wel met zijn privévermogen aansprakelijk worden. In het vervolg van dit onderzoek wordt niet ingegaan op de aansprakelijkheid van bestuurders.
10/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
2.2.5 Inbreng en eigendom Bij de oprichting dient het gestorte kapitaal van een NV ten minste € 45.000,- te bedragen. Voor de BV geldt een bedrag van ten minste € 18.000,-. De inbreng kan ook anders dan in geld geschieden. Hierbij kan ondermeer worden gedacht aan de inbreng van gronden. Wel geldt dan de eis dat deze gronden naar economische maatstaven worden gewaardeerd. De NV en de BV zijn rechtspersonen en kunnen aldus rechtshandelingen verrichten. Ingebrachte gelden en/of goederen vallen in het vermogen van de vennootschap. Ook goederen die de vennootschap tijdens haar bestaan verwerft, vallen in het vermogen van de vennootschap. Naast de financiële inbreng zullen de vennootschappen moeten beschikken over voldoende kennis en kunde ten aanzien van de exploitatie van het RBT. In geval van deelname door een private derde partij kan daarbij gebruik worden gemaakt van specifieke kennis en kunde vanuit de (private) markt welke niet of onvoldoende in de eigen organisatie aanwezig is. 2.2.6 Winst- en verliesdeling Tenzij de statuten van de vennootschap anders bepalen, wordt de winst verdeeld onder de aandeelhouders. De winstuitkering (dividenduitkering) wordt in beginsel naar evenredigheid met het nominale bedrag van de aandelen verdeeld. Met instemming van de betrokken aandeelhouder kan worden besloten dat deze naar verhouding minder krijgt. Het is echter niet mogelijk dat een aandeelhouder volledig wordt uitgesloten van winstdeling. De eventuele verliezen die de vennootschap maakt worden gedekt uit de eigen reserves van de vennootschap. Indien deze reserves niet toereikend blijken te zijn, zijn de aandeelhouders (i. c. de gemeenten Aalburg, Woudrichem en Werkendam) niet gehouden de verliezen aan te zuiveren. Uit politieke overwegingen kan echter worden besloten toch over te gaan tot aanzuivering van de verliezen van de vennootschap. 2.2.7 Financiering Met name aan het begin van de samenwerking dient er op basis van een op te stellen cash flowoverzicht te worden gezocht naar een financieringsbron. Deze bron kan extern, maar ook intern zijn. Met andere woorden: partijen kunnen ervoor kiezen de vennootschap: 1. extern te financieren; 2. intern te financieren; 3. door combinatie extern/intern te financieren. Externe financiering kan worden verkregen door het aangaan van leningen. Indien enkel gemeenten participeren in de vennootschap kan (indirect) worden geprofiteerd van het (meer) aantrekkelijke rentetarief van BNG.
11/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
Interne financiering kan worden verkregen door het uitgeven van aandelen. Aandelen kunnen worden uitgegeven aan de bestaande aandeelhouders, maar ook aan eventuele nieuwe participanten (andere gemeenten of een private partij). 2.2.8 Toe- en uittreding De aandelen in de NV kunnen worden onderverdeeld in aandelen op naam en aandelen aan toonder. De aandelen aan toonder zijn in beginsel vrij overdraagbaar. Tenzij in de statuten van de vennootschap een zogenaamde blokkeringsregeling is opgenomen, welke inhoudt dat een aandeelhouder die zijn aandelen wil verkopen deze eerst aan de mede-aandeelhouders moet aanbieden of goedkeuring moet krijgen de aandelen aan een derde te verkopen, is toe- en uittreding in principe gemakkelijk. De aandelen in de BV zijn op naam en zijn niet vrij overdraagbaar. In de statuten van de BV moet een blokkeringsregeling zijn opgenomen. Eén en ander betekent dat het bij beide rechtsvormen mogelijk is dat in de toekomst andere gemeenten of wellicht een private partij tot de vennootschap toetreedt. Toetreding tot een NV is weliswaar gemakkelijker dan toetreding tot een BV, maar gezien de aard van de bedrijfsvoering van het Regionale Bedrijventerrein en het feit dat de gemeenten invloed willen hebben en houden over wie aandeelhouder wordt in de vennootschap, is een blokkeringsregeling zeker wenselijk. 2.2.9 Publicatieplicht De NV en de BV zijn verplicht tot het opmaken en publiceren van een jaarrekening. De eisen die de wet aan de jaarrekening stelt, zijn afhankelijk van de omvang van de vennootschap. 2.2.10 Fiscaliteit Vennootschapsbelasting De NV en de BV zijn in beginsel zelfstandig onderworpen aan vennootschapsbelasting. Er bestaat echter een aantal uitzonderingen zodat in de praktijk niet altijd automatisch in alle gevallen daadwerkelijk belasting betaald moet worden. Zolang de aandelen volledig (direct of indirect) in handen zijn van één of meer publiekrechtelijke lichamen1 zijn de activiteiten van de BV/NV slechts onderworpen aan
1 dan wel de bestuurders uitsluitend door Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon onmiddellijk of middelijk worden benoemt en ontslagen en waarvan het vermogen bij liquidatie uitsluitend ter beschikking van Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersonen komt.
12/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
vennootschapsbelasting voor zover de activiteiten zijn aan te merken als specifiek in de wet opgesomde bedrijfsactiviteiten. Bij deze belaste activiteiten kan worden gedacht aan de activiteiten van een nijverheidsbedrijf of die van een handelsbedrijf, met uitzondering van die handelsbedrijven die (nagenoeg) uitsluitend de handel in onroerende zaken tot voorwerp hebben. Voor de overige activiteiten is de “overheids-” BV/NV niet onderworpen aan vennootschapsbelasting. Concreet betekent dit, dat de activiteiten van het oprichten en exploiteren van het RBT niet zal leiden tot belastingplicht van de “overheids-“ BV/NV. Op dit moment wordt genoemde regeling wel ter discussie gesteld, maar aanpassing zal een wetswijziging vragen. Een dergelijke wetswijziging die genoemde regeling verder beperkt, of misschien zelfs geheel doet verdwijnen, is in voorbereiding. Omdat de inhoud van deze voorstellen nog niet bekend is, is het op dit moment niet mogelijk om dit aspect nader uit te werken. Dividendbelasting Ingeval de vennootschap dividenden uitkeert, moet bij uitbetaling daarvan 15% dividendbelasting worden ingehouden. Als de ontvanger van het dividend zelf niet belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting (zoals geldt voor de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem) kan deze de in een kalenderjaar ingehouden dividendbelasting weer terugvragen bij de belastingdienst. Overdrachtsbelasting De overdrachtsbelasting is verschuldigd ter zake van de verkrijging van de juridische en/of de economische eigendom van in Nederland gelegen onroerende zaken en beperkte rechten daarop. De inbreng in en de verkrijging van onroerende zaken door de NV of de BV zijn zodoende in beginsel belastbare feiten voor de overdrachtsbelasting. Indien voldaan wordt aan specifieke voorwaarden kan de verkrijging van onroerende zaken door de vennootschap –om verschillende redenen- zijn vrijgesteld van de heffing van overdrachtsbelasting. Een nadere uitwerking van de vrijstellingsmogelijkheden hangt af van de gekozen rechtsvorm en de te verrichten activiteiten van het RBT en valt zodoende buiten de reikwijdte van dit onderzoek. Omzetbelasting (btw) Voor de btw-heffing wordt de fiscale positie bepaald door de feitelijke activiteiten die de vennootschap zal uitvoeren. Uitgangspunt is hierbij dat als sprake is van een btw-ondernemer, alle prestaties belast zijn, behoudens de gevallen waarin een vrijstelling kan worden toegepast. Indien en voorzover sprake is van het verrichten van met btw belaste prestaties, bestaat ook aanspraak op aftrek van de door derden in rekening te brengen btw (voorbelasting).
13/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
Terzake van de prestaties die de vennootschap verricht aan de deelnemende gemeenten is in beginsel eveneens btw verschuldigd. Afgezien van enkele specifieke uitzonderingen zullen de gemeenten deze btw kunnen claimen bij het btw-compensatiefonds (BCF). Indien en voorzover de vennootschap btw-vrijgesteld presteert, danwel als niet-ondernemer (terzake van bijvoorbeeld gratis prestaties), bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting. Voorts merken wij op dat sommige rechtspersonen en samenwerkingsverbanden de aan hen in rekening gebrachte voorbelasting mogen „doorschuiven‟ naar de achterliggende gemeenten, die deze vervolgens zouden kunnen claimen bij het BCF. Daarvoor is onder meer vereist dat zij vallen onder een specifieke btw-vrijstelling, danwel niet kwalificeren als btw-ondernemer. Voor rechtspersonen gelden nog enkele aanvullende voorwaarden, waardoor toepassing van deze faciliteit in de onderhavige situatie niet voor de hand ligt. NB: Een rechtstreeks beroep door de BV/NV op het BCF is niet mogelijk.
14/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
3. CV/BV 3.1 De CV/BV in het algemeen In veel projecten waarin zowel publieke als private partijen participeren wordt regelmatig gebruik gemaakt van een joint venture in de vorm van een CV/BV-structuur. De CV, ook wel de vennootschap bij wijze van geldschieting genoemd, is een personenvennootschap die naast één of meer beherende (besturende) vennoten één of meer commanditaire vennoten heeft. Een commanditaire vennootschap is een overeenkomst tussen partijen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de naamloze vennootschap is een CV geen rechtspersoon. Met andere woorden: een commanditaire vennootschap kan zelf geen rechtshandelingen verrichten, maar wordt daarbij vertegenwoordigd door haar beherend vennoot, in geval van een CV/BV structuur de BV. De CV kent twee soorten vennoten: commanditaire vennoten, ook wel commandieten of stille vennoten genaamd; beherende vennoten. De commandieten brengen kapitaal in de vennootschap in. Zij zijn, behoudens uitzonderingen, slechts aansprakelijk voor het door hen ingebrachte kapitaal: een beperkte aansprakelijkheid. De beherend vennoot draagt zorg voor de feitelijke uitvoeringshandelingen van de CV. Zij is hoofdelijk aansprakelijk. Schematisch kan de CV/BV-structuur als volgt worden weergegeven: Commandiet
Commandiet
Commandiet
Gemeente Aalburg
Gemeente Woudrichem
Gemeente Werkendam
Commandiet
Aandeelhouder
Aandeelhouder
Aandeelhouder
Aandeelhouder
Derde
RBT CV
Figuur 1: CV/BV-structuur
RBT Beheer BV
CV/BV
15/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
3.2 De CV/BV nader bekeken 3.2.1 Oprichting De CV wordt aangegaan door een mondelinge of schriftelijke overeenkomst tussen de beherende en stille vennoten. In dit CV-contract wordt onder meer vastgelegd: de duur van de overeenkomst; de namen en de inbreng van de beherende en stille vennoten (zoals geld, arbeid, onroerende zaken, machines); de vertegenwoordigingsbevoegdheid verdeling van winst en verlies; het einde van de CV toetreding van nieuwe vennoten. Indien de gemeenten Aalburg, Woudrichem en Werkendam besluiten een CV/BV op te richten dient tevens goedkeuring van de drie gemeenteraden en van Gedeputeerde Staten te worden verkregen.
Inschrijving in het handelsregister is verplicht. Bij de inschrijving worden persoonlijke gegevens van de beherende vennoten opgenomen zoals als naam, adres, woonplaats. Van de stille vennoten wordt enkel het aantal en het bedrag van hun inbreng vermeld. 3.2.2 Organisatie en bevoegdheden Een CV/BV kent zoals gezegd twee soorten vennoten, commanditaire en beherende vennoten. Commanditaire vennoten zijn vergelijkbaar met aandeelhouders van een BV of NV; hun aansprakelijkheid beperkt zich tot de hoogte van het ingebrachte vermogen. Voor wat betreft de besluitvorming in de CV/BV-structuur zijn meerdere opties mogelijk. Er kan gekozen worden om de besluitvorming in de CV/BV-structuur met name plaats te laten vinden door de Raad van Vennoten (RvV) in de CV en door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) in de BV. In dit zogenoemde „gewone vennootschapsmodel‟ werken de genoemde organen in een CV/BV samen om beslissingen te nemen en uit te voeren. De operationele besluiten in de BV worden voorbereid door de directie en (voor zover noodzakelijk) ter goedkeuring voorgelegd aan de AVA. Teneinde te voorkomen dat te veel besluiten aan de AVA moeten worden voorgelegd, ligt het in de rede dat door de AVA een beleidskader wordt vastgesteld waarbinnen de directie van de BV opereert. Dit kader wordt in de statuten vastgelegd. Een andere optie is het werken met een Raad van Commissarissen (RvC). De AVA heeft de mogelijkheid om een RvC in te stellen, mits deze bevoegdheid in de statuten is opgenomen. De RvC heeft zowel wettelijk als statutair een geheel eigen bevoegdheid en richt zich in het
16/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
algemeen op controle van het bestuur van de vennootschap. In het algemeen kan worden gesteld dat een BV met RvC iets efficiënter kan functioneren dan zonder: dan dient voor een aantal besluiten immers de AVA bijeen geroepen te worden, hetgeen veelal een iets omslachtiger procedure is. Evenals gesteld onder 2.2.2 moet ook hier worden opgemerkt dat het risico van de „twee pettenproblematiek‟ aanwezig is. Ambtenaren, raadsleden en wethouders hebben immers naast een vennootschapsbelang tevens een publiek belang. Het risico van belangenverstrengeling kan worden verkleind door op de diverse posities binnen de vennootschap (AVA, bestuur RvC) in ieder geval niet één en dezelfde persoon te hanteren danwel externe personen op bepaalde posities te positioneren. 3.2.3 Zeggenschap (borging publiek belang) Besluitvorming binnen de CV De wijze waarop de besluitvorming binnen de RvV van de CV tot stand komt, hoeft niet noodzakelijkerwijze een afspiegeling te zijn van de relatieve „sterkte‟ van ieder van de participerende partijen. Immers, de besluitvorming in de CV hoeft niet perse volledig gekoppeld te zijn aan de risicoparticipatie (winst- en verliesverdeling), alhoewel er altijd een zekere relatie tussen die twee zal bestaan. In beginsel doen zich voor de besluitvorming binnen de CV de volgende mogelijkheden voor: 1. zeggenschapsverdeling o.b.v. (grond-) inbreng; 2. zeggenschapsverdeling o.b.v. „gelijkwaardigheid‟; 3. zeggenschapsverdeling op basis van unanimiteit. Hierbij dient er rekening mee gehouden te worden dat ook de BV in de CV participeert: het ligt echter in de rede om de besluitvorming plaats te laten vinden zonder „rekening te houden met‟ het stemgedrag van de beherend vennoot. De besluitvorming zal binnen de CV immers op eenzelfde wijze tot stand komen als in de BV. De verdeling van zeggenschap op basis van gelijkwaardigheid kan ertoe leiden dat – indien er sprake is van drie partijen – twee partijen „samenspannen‟ waardoor de derde partij, wanneer wordt uitgegaan van een „gewone‟ meerderheid van stemmen, consequent „buiten de boot valt‟. Zeggenschap op basis van gelijkwaardigheid betekent immers dat elk der partijen 1/3e van de stemmen heeft. Teneinde dit te voorkomen kan gekozen worden voor zeggenschapsverdeling op basis van unanimiteit. Op deze wijze wordt bereikt dat bij besluitvorming partijen elkaar altijd „nodig hebben‟, wil er een besluit genomen kunnen worden. Besluitvorming binnen de BV Kenmerkend is dat commanditaire vennoten geen beheersdaden voor de CV mogen verrichten. De beherend vennoot mag daarentegen wel beheersdaden verrichten namens de CV. In die zin is de beherend vennoot dan ook „gezicht‟ van de CV. Besluitvorming ten aanzien van operationele
17/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
gang van zaken vindt dan ook plaats binnen de AVA van de BV. Hierbij zij opgemerkt dat de AVA zelfstandig besluiten kan nemen voor zover deze de dagelijkse gang van zaken betreffen. Voor rechtshandelingen, zoals het aangaan van overeenkomsten, verstrekken van geldleningen en het vaststellen van begrotingen en budgetten waarbij de BV de CV vertegenwoordigt, kan voorafgaande goedkeuring van de RvV van de CV vereist zijn. De besluiten waarvoor voorafgaande goedkeuring is vereist, worden opgenomen in de oprichtingsakte van de CV. Gelet op het toe te kennen belang van de te nemen besluiten in de BV ligt het voor de hand om aan ieder van de aandeelhouders één stem toe te kennen en besluitvorming te laten plaatsvinden bij unanimiteit. Indien binnen de BV vervolgens geen unanimiteit bereikt kan worden, kan ervoor worden gekozen het betreffende besluit voor te leggen aan: de RvV van de CV (indien deze mogelijkheid in de statuten is opgenomen); een bindend adviseur, of een nader te benoemen vertrouwenscommissie. De beherend vennoot handelt voor en namens de CV en heeft daarbij enkel het belang van de CV voor ogen. Ook nu geldt dat de beperkte omvang van het bestuur van de beherend vennoot (de BV) er voor zorg draagt dat de CV snel en slagvaardig kan handelen. 3.2.4 Aansprakelijkheid en risico Beherende vennoten zijn (evenals de vennoten van een VOF) met hun gehele vermogen voor 100% aansprakelijk als de vennootschap haar verplichtingen niet nakomt. Omdat dit voor de beherende vennoot in beginsel geen aantrekkelijke gedachte is wordt deze aansprakelijkheid begrenst door de oprichting van een aparte rechtspersoon bijvoorbeeld een BV. Bij een eventueel faillissement van de CV/BV verliezen de deelnemende partijen hun ingebracht vermogen (werkkapitaal) in de BV. Commanditaire vennoten zijn slechts aansprakelijk tot het bedrag van hun inbreng in de CV. Zodra zij echter het verbod tot het verrichten van beheerdaden overtreden vervalt deze beperking van de aansprakelijkheid aangezien zij vanaf dat moment worden aangemerkt als beherend vennoot. Om te voorkomen dat verwarring optreedt over de hoedanigheid waarin aan het rechtsverkeer wordt deelgenomen, wordt binnen de beherend vennoot vaak gekozen voor een bestuurder die enigszins „los staat‟ van partijen. 3.2.5 Inbreng, eigendom, Winst- en verliesdeling Winst en verliesverdeling zijn in de CV/BV constructie gekoppeld aan de mate waarin partijen deelnemen in de CV. In de CV overeenkomst wordt zowel de deelname, de inbreng als de winsten verliesverdeling tussen partijen vastgelegd.
18/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
Evenals bij de BV en/of NV geldt ook voor de CV/BV dat deze moet beschikken over voldoende kennis en kunde ten aanzien van de exploitatie van het RBT. In geval van deelname door een private derde partij kan daarbij gebruik worden gemaakt van specifieke kennis en kunde vanuit de (private) markt welke niet of onvoldoende in de eigen organisatie aanwezig is. 3.2.6 Financiering Naast financiering van de CV dienen partijen eveneens de BV van kapitaal te voorzien. De BV kan evenwel minimaal worden gekapitaliseerd. De BV is immers slechts „het vehikel‟ waarmee de CV naar buiten toe optreedt en kan voor die activiteiten op basis van werkelijke verrichtingen worden gehonoreerd. In die zin is de financiering van de BV van ondergeschikt belang. Het voorzien van de BV van een beperkt werkkapitaal lijkt vooralsnog voldoende. Voor wat betreft de CV is kapitalisatie belangrijker: dit bepaalt immers tevens condities en omvang van een eventuele externe financiering. 3.2.7 Toe- en uittreding Nadat de CV/BV is opgericht zal toetreding van nieuwe vennoten alleen kunnen plaatsvinden na schriftelijke toestemming van alle vennoten. 3.2.8 Publicatieplicht Enkel de BV is verplicht tot het opmaken en publiceren van een jaarrekening. De eisen die de wet aan de jaarrekening stelt, zijn afhankelijk van de omvang van de vennootschap. 3.2.9 Fiscaliteit Vennootschapsbelasting Een CV, waarbij –buiten de situaties van vererving of legaat- toetreding of vervanging van commanditaire vennoten alleen kan plaats hebben met toestemming van alle vennoten (commanditaire en beherende), is voor de heffing van de vennootschapsbelasting fiscaal transparant. Deze fiscale transparantie betekent dat de activiteiten van de CV aan haar participanten wordt toegerekend, en dat op het niveau van de CV geen heffing van vennootschapsbelasting plaats vindt. Dit toerekenen vindt weliswaar “gekleurd” door de CV overeenkomst plaats, maar leidt er in beginsel toe dat ieder van de participanten zijn of haar eigen fiscale gedragslijn kan bezigen. Door de fiscale transparantie voor de vennootschapsbelasting is de CV als zodanig dus niet zelfstandig belastingplichtig. De financiële resultaten die in de CV worden behaald zijn dus rechtstreeks toe te rekenen aan de deelnemende partijen waarbij de gemeente is vrijgesteld van
19/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
vennootschapsbelasting, waardoor zij over haar eventuele winsten uit de CV geen vennootschapsbelasting verschuldigd is. Als belangrijke voorwaarde voor de fiscale transparantie geldt dat de CV besloten dient te zijn, dat wil dus zeggen dat toetreding of vervanging van de commandieten slechts mogelijk is met instemming van de andere vennoten van de CV. Wat betreft de heffing van vennootschapsbelasting in de beherend vennoot (de BV), geldt in dit kader dat hetgeen voor de BV en de NV is opgemerkt ook van toepassing is voor de BV in de CV/BV variant. Een eventuele wijziging van het wettelijk kader van de CV (wetsvoorstel is in behandeling bij de tweede kamer) waarbij ook rechtspersoonlijkheid voor de “opvolger van de CV” mogelijk is; zal ten aanzien van de transparantie gedachte geen wezenlijke wijziging met zich mee brengen. Dividendbelasting Er van uitgaande dat sprake is van een besloten CV (transparantie voor de heffing van de vennootschapsbelasting), dan geldt dat de opbrengsten uit deze CV niet zijn onderworpen aan dividendbelasting. Ook hier geldt dat een eventuele wijziging van het wettelijk kader van de CV (wetsvoorstel is in behandeling bij de tweede kamer) waarbij ook rechtspersoonlijkheid voor de “opvolger van de CV” mogelijk is; ten aanzien van de transparantie gedachte geen wezenlijke wijziging met zich mee zal brengen. Wat betreft de opbrengst op aandelen in de beherend vennoot (de BV), geldt hetgeen ten aanzien van de NV/BV is opgemerkt. Overdrachtsbelasting Aangezien de CV geen rechtspersoonlijkheid heeft, wordt voor de (duiding van de) heffing van overdrachtsbelasting naar de achterliggende participanten gekeken. Afhankelijk van de formulering is of de beherende vennoot (als “penvoerder”) de verkrijger van het juridische eigendom, dan wel de participanten in gezamenlijkheid. Zijn de participanten in gezamenlijkheid de verkrijger van de (juridische en/of economische) eigendom van vastgoed, dan komt aan ieder van die participanten hun respectievelijke specifieke vrijstellingen toe. Hier kan een eventuele wijziging van het wettelijk kader van de CV (wetsvoorstel is in behandeling bij de tweede kamer) waarbij ook rechtspersoonlijkheid voor de “opvolger van de CV” mogelijk is;wel een wezenlijke wijziging met zich mee brengen, als voor deze rechtspersoonlijkheid zou worden gekozen. Alsdan zal de CV zelf verkrijger voor de overdrachtsbelasting zijn.
20/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
Daarnaast geldt dat indien voldaan wordt aan specifieke voorwaarden de verkrijging van onroerende zaken –om verschillende redenen- vrijgesteld kan zijn van de heffing van overdrachtsbelasting. Een nadere uitwerking van de vrijstellingsmogelijkheden hangt af van de gekozen rechtsvorm en de te verrichten activiteiten van het RBT en valt zodoende buiten de reikwijdte van dit onderzoek. Omzetbelasting
De omzetbelasting sluit niet aan bij de specifieke rechtsvorm van de samenwerking, maar bij het “ondernemerschap”. Dit betekent dat een CV niet “transparant” is voor de omzetbelasting en hetgeen bij de BV/NV variant is opgemerkt, ook van toepassing is voor de CV. Omdat een CV geen rechtspersoonlijkheid bezit, zou in beginsel gebruik kunnen worden gemaakt van de eerder genoemde „doorschuif-faciliteit‟. Een eventuele wijziging van het wettelijk kader van de CV (wetsvoorstel is in behandeling bij de tweede kamer) waarbij ook rechtspersoonlijkheid voor de “opvolger van de CV” mogelijk is; zal ten aanzien van de duiding voor de btw geen wezenlijke wijziging met zich mee brengen. NB: Een rechtstreeks beroep door de “CV” op het BCF is niet mogelijk.
21/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
4. Gemeenschappelijke regeling 4.1 De Gemeenschappelijke Regeling in het algemeen Van een GR wordt over het algemeen alleen gebruik gemaakt als er enkel publieke partijen betrokken zijn bij de samenwerking. Het gaat daarbij veelal om de gemeenschappelijke uitvoering van een wettelijke taak. Het is als het ware een „bestuursrechtelijke bagagedrager‟ voor de overdracht van bevoegdheden. Middels een gemeenschappelijke regeling kunnen verschillende samenwerkingsconstructies worden ingericht, te weten: de centrumgemeente constructie, waarbij de taken van de deelnemende gemeenten behartigd worden door één gemeente; een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid; een gemeenschappelijk orgaan zonder rechtspersoonlijkheid; een regeling waarbij geen organisatorisch verband wordt afgesproken. Gezien de aard van de uit te voeren taken van een RBT en de wenselijkheid om zelfstandig rechtshandelingen te kunnen verrichten, wordt in dit hoofdstuk alleen het openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid besproken. Daar waar GR staat, kan dus openbaar lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden gelezen.
4.2 De Gemeenschappelijke Regeling nader bekeken 4.2.1 Oprichting De gemeenteraden, de colleges van B & W en de burgemeesters van twee of meer gemeenten kunnen een GR treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten. De gemeenteraad dient toestemming te verlenen voor het treffen van een GR. Toestemming kan enkel worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Voor het aangaan van een GR is geen toestemming vereist van Gedeputeerde Staten. 4.2.2 Organisatie en bevoegdheden Het bestuur van een GR bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Daarnaast blijft een belangrijke rol weggelegd voor de gemeenteraad. Raad De gemeenteraad benoemt en ontslaat de leden van het algemeen bestuur. De gemeenteraad heeft het recht inlichtingen te eisen van het algemeen bestuur en zij heeft de bevoegdheid het algemeen bestuur ter verantwoording te roepen.
22/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
Algemeen bestuur Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de GR. In het algemeen bestuur nemen raadsleden of wethouders uit de deelnemende gemeenten zitting. Gemeenten zijn zodoende in de GR vertegenwoordigd en hebben daarmee directe invloed op de organisatie. Het is overigens mogelijk dat bij het treffen van de GR bepaald wordt dat niet alle deelnemende gemeenten het algemeen bestuur aanwijzen. Aan het algemeen bestuur van de GR kunnen in beginsel alle bevoegdheden worden overgedragen die toekomen aan de deelnemende gemeenten. Dit betekent dat ook publieke taken kunnen worden overgedragen aan de GR. Voor wethouders en/of raadsleden die zitting hebben in het algemeen bestuur van de GR bestaat het risico van de „twee petten problematiek‟ De persoon in kwestie is bestuurder van het RBT en vanuit die hoedanigheid verantwoordelijk voor de gang van zaken binnen het RBT. Daarnaast heeft de persoon een politieke functie. Gevaar is dat vraagstukken over bijvoorbeeld teruglopende uitgifte, bestemmingsplanwijzigingen en uitgiftevoorwaarden in een politieke context worden geplaatst. Dit komt de slagvaardigheid van het RBT niet ten goede. Dagelijks bestuur In beginsel wordt het dagelijks bestuur door en uit het midden van het algemeen bestuur gekozen. Met dien verstande dat het dagelijks bestuur niet enkel uit leden uit dezelfde gemeente mag bestaan. De gemeente Aalburg, Werkendam en Woudrichem kunnen afspreken dat leden van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur wordt gekozen. Voorwaarde is dat deze derden nooit de meerderheid van het dagelijks bestuur mogen uitmaken. Uit het oogpunt van het dualisme is het niet verstandig raadsleden zitting te laten nemen in het dagelijkse bestuur van de GR. Voorzitter De voorzitter is voorzitter van zowel het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. De voorzitter dient uit één van de deelnemende gemeenten afkomstig te zijn. 4.2.3 Zeggenschap (borging publiek belang) De mate van zeggenschap van de deelnemende gemeenten is niet afhankelijk van de mate waarin de gemeente financieel participeert in de GR. De gemeenten kunnen onderling afspreken dat één gemeente meer bestuursleden afvaardigt in het algemeen en dagelijks bestuur. Het publieke belang wordt geborgd door het feit dat leden van de gemeenteraad en/ of wethouders van de gemeenten zitting hebben in het bestuur van de GR.
23/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
De borging van het publieke belang wordt verder zeker gesteld door het feit dat de gemeenteraden en GS de begroting van de GR moet inzien en haar goedkeuring hierover moeten uitspreken. Voorst kan bij oprichting worden bepaald dat de gemeenteraden goedkeuring moeten verlenen aan bepaalde besluiten. 4.2.4 Aansprakelijkheid en risico Een GR is niet beperkt aansprakelijk. Dit houdt in dat eventuele verliezen die niet gedekt kunnen worden uit de reserves van de GR moeten worden aangezuiverd door de deelnemende gemeenten. 4.2.5 Inbreng en eigendom Ingebrachte gelden en/of goederen vallen in het vermogen van de GR. Ook goederen die de GR tijdens haar bestaan verwerft, vallen in het vermogen van de GR. Indien de gemeente Aalburg, Werkendam en Woudrichem besluiten bij oprichting van de GR gronden over te dragen aan cq. in te brengen in het Regionale Bedrijventerrein, dan verdwijnen de gronden van de balans van de desbetreffende gemeente en komen de gronden op de balans van het Regionale Bedrijventerrein. 4.2.6 Winst- en verliesdeling Winsten kunnen worden uitgekeerd aan de deelnemende gemeenten. De winstuitkering is niet rechtstreeks gekoppeld aan de financiële inbreng van de participanten. Onderling kan een winstverdeling worden afgesproken. Zoals gesteld zijn de deelnemende gemeenten verplicht eventuele verliezen van de GR aan te zuiveren. 4.2.7 Financiering De deelnemende gemeenten zijn verplicht de jaarlijkse activiteiten van de GR te bekostigen. De GR kan vreemd vermogen aantrekken door het afsluiten van een lening. Hierbij kan worden geprofiteerd van het aantrekkelijke rentetarief van BNG Eigen vermogen kan worden gekregen door een kapitaalinjectie van de bestaande deelnemende partijen of door toetreding van een nieuwe partij.
24/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
4.2.8 Toe- en uittreding Na oprichting van de GR kunnen ook andere rechtspersonen toe treden tot de GR. Toetreding is alleen mogelijk na toestemming van de gemeenteraden van alle deelnemende gemeenten. Voor deelname van privaatrechtelijke rechtspersonen geldt de aanvullende eis dat zij enkel kunnen participeren na machtiging bij koninklijk besluit. Het uittreden van een deelnemende gemeente is ook mogelijk. Deze uittreding is te kwalificeren als een gemeenschappelijke regeling. 4.2.9 Publicatieplicht De begroting en jaarrekening dient ter inzage gelegd te worden op het gemeentehuis van elk van de deelnemende gemeenten. 4.2.10 Fiscaliteit Vennootschapsbelasting De GR is niet vennootschapsbelastingplichtig, tenzij sprake is van specifiek in de wet opgesomde bedrijfsactiviteiten. Bij deze belaste activiteiten kan worden gedacht aan de activiteiten van een nijverheidsbedrijf of die van een handelsbedrijf, met uitzondering van die handelsbedrijven die (nagenoeg) uitsluitend de handel in onroerende zaken tot voorwerp hebben. Dividendbelasting Voor eventuele opbrengsten uit de GR geldt dat deze opbrengsten uit deze GR niet zijn onderworpen aan dividendbelasting. Overdrachtsbelasting De GR heeft, evenals de gemeente, een “eigen” vrijstelling overdrachtsbelasting. Omzetbelasting Publiekrechtelijke lichamen die prestaties verrichten in het kader van hun eigen overheidstaak, kwalificeren niet als btw-ondernemer, tenzij deze prestaties ook kunnen worden verricht door private partijen (zoals bijvoorbeeld de levering van onroerende zaken). Een GR kan echter geen rechtstreeks beroep doen op het BCF. Toepassing van de eerder genoemde „doorschuiffaciliteit‟ is onder omstandigheden wel mogelijk. Indien een GR prestaties verricht als btw-ondernemer, geldt hetzelfde als hiervoor bij de NV/BV is opgemerkt. NB: Een rechtstreeks beroep door de GR op het BCF is niet mogelijk.
25/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
5. Schematische vergelijking rechtsvormen In het navolgend overzicht (tabel 1) zijn voor de voornoemde rechtsvormen van de in hoofdstuk 2 tot en met 4 besproken eigenschappen samenvattend en schematisch weergegeven. Vervolgens worden in tabel 2 de besproken eigenschappen ten opzichte van elkaar „gewaardeerd‟.
Oprichting
Organisatie en bevoegdheden
Zeggenschap (borging publiek belang)
NV
BV
CV/BV
GR
Notariële akte
Notariële akte
Notariële akte
Verklaring van geen bezwaar MvJ
Verklaring van geen bezwaar MvJ
Verklaring van geen bezwaar MvJ
Minimumkapitaal € 45.000
Minimumkapitaal € 18.000
Minimumkapitaal € 18.000
Toestemming gemeenteraad
Toestemming gemeenteraad
Toestemming gemeenteraad
Toestemming Gedeputeerde Staten Bestuur wordt benoemd door AvA
Toestemming Gedeputeerde Staten Bestuur wordt benoemd door AvA
Toestemming Gedeputeerde Staten Bestuur wordt benoemd door AvA
Publiekrechtelijke taken overdragen alleen met ingewikkelde contracten
Publiekrechtelijke taken overdragen alleen met ingewikkelde contracten
Publiekrechtelijke taken overdragen alleen met ingewikkelde contracten
Overdragen van publiekrechtelijke taken is mogelijk /relatief eenvoudig
Bestuurders dienen zich te verantwoorden aan de AvA
Bestuurders dienen zich te verantwoorden aan de AvA
Bestuurders dienen zich te verantwoorden aan de AvA en (RvV
De bestuurders van een GR dienen zich te allen tijde te verantwoorden in de raad
Toestemming gemeenteraad
Participanten nemen rechtstreeks zitting in het bestuur
26/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
(vervolg)
NV
BV
CV/BV
GR
Zeggenschap (borging publiek belang)
Zeggenschap gemeenten indirecter en daardoor beperkt (afhankelijk van aandelenverhouding)
Zeggenschap gemeenten indirecter en daardoor beperkt (afhankelijk van aandelenverhouding)
Zeggenschap gemeenten indirecter en daardoor beperkt (afhankelijk van aandelenverhouding)
Zeggenschap gemeenten goed, directe verantwoording in de raad
Stemverhouding AvA over het algemeen gebaseerd op aandelen
Stemverhouding AvA over het algemeen gebaseerd op aandelen
Stemverhouding AvA over het algemeen gebaseerd op aandelen
Stemverhouding en aantal leden in bestuur nader te bepalen
Deelnemende partijen beperkt aansprakelijk (tot ingebracht vermogen)
Deelnemende partijen beperkt aansprakelijk (tot ingebracht vermogen)
Deelnemende partijen beperkt aansprakelijk (tot ingebracht vermogen)
Deelnemende partijen volledig aansprakelijk.
NV zelfstandig aansprakelijk voor juridisch handelen NV kan eigendom verwerven Winstverdeling veelal gekoppeld aan financiële inbreng
BV zelfstandig aansprakelijk voor juridisch handelen BV kan eigendom verwerven Winstverdeling veelal gekoppeld aan financiële inbreng
CVBV zelfstandig aansprakelijk voor juridisch handelen CV/BV kan eigendom verwerven Winstverdeling veelal gekoppeld aan financiële inbreng
Gemeenten aansprakelijk voor juridisch handelen GR kan eigendom verwerven Participanten kunnen winstverdeling afspreken
Aansprakelijkheid en risico
Inbreng en eigendom Winst- en verliesdeling
Financiering
Toe- en uittreding
Publicatieplicht
Bij aantrekken vreemd vermogen kan onder voorwaarden worden geprofiteerd van aantrekkelijke rentepercentage BNG Eenvoudig
Bij aantrekken vreemd vermogen kan onder voorwaarden worden geprofiteerd van aantrekkelijke rentepercentage BNG Mogelijk
Bij aantrekken vreemd vermogen kan onder voorwaarden worden geprofiteerd van aantrekkelijke rentepercentage BNG Mogelijk maar lastig
Participatie private partijen mogelijk
Participatie private partijen mogelijk
Participatie private partijen mogelijk
Ja
Ja
Ja
Deelnemende partijen gehouden de verliezen aan te zuiveren Bij aantrekken van vreemd vermogen profiteren van aantrekkelijke rentepercentage BNG
Mogelijk, maar complex In de praktijk komt het vrijwel nooit voor dat private partijen participeren Ja
27/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
(vervolg)
NV
BV
CV/BV
GR
Fiscaliteit
Overheids NV: niet Vpb plichtig
Overheids BV: niet Vpb plichtig
CV: fiscaal transparant BV: vpb-plichtig
Niet vpb-plichtig
Dividendbelasting: inhouding , maar terugvragen mogelijk
Dividendbelasting: inhouding, maar terugvragen mogelijk
Dividendbelasting CV: nvt BV: inhouding, maar terugvragen mogelijk
Dividendbelasting: nvt
Overdrachtsbelasting: geen specifieke vrijstelling
Overdrachtsbelasting: geen specifieke vrijstelling
Overdrachtsbelasting: eigen specifieke vrijstelling
BTW: (indien) zelfstandig ondernemer voor de BTW, teruggave BTW mogelijk voor zover er sprake is van BTW belaste prestaties.
BTW: (indien) zelfstandig ondernemer voor de BTW, teruggave BTW mogelijk voor zover er sprake is van BTW belaste prestaties.
Overdrachtsbelasting: afhankelijk van formulering verkrijging een specifieke vrijstelling voor commanditaire vennoten BTW: CV is zelfstandig ondernemer voor de BTW, teruggave BTW mogelijk voor zover er sprake is van BTW belaste prestaties.
Geen rechtstreeks beroep op BTW compensatie fonds. Zakelijk en commercieel optreden wordt niet belemmerd door uitvoering publieke taken
Geen rechtstreeks beroep op BTW compensatie fonds. Zakelijk en commercieel optreden wordt niet belemmerd door uitvoering publieke taken
Geen rechtstreeks beroep op BTW compensatie fonds. Zakelijk en commercieel optreden wordt niet belemmerd door uitvoering publieke taken
Geen rechtstreeks beroep op BTW compensatie fonds. Zakelijk en commercieel optreden kan worden belemmerd door publieke taken
Slagvaardigheid
Tabel 1: schematische weergave eigenschappen rechtsvormen
BTW: indien GR zelfstandig ondernemer is voor de BTW, teruggave BTW mogelijk voor zover er sprake is van BTW belaste prestaties.
28/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
Criterium
NV Publ.
BV
Publ/priv.
Publ.
CV-BV
Publ/priv.
Publ.
Publ/priv
GR Publ.
Publ/priv
Organisatie en bevoegdheden Zeggenschap (borging publiek belang) Aansprakelijkheid en risico
Winst- en verliesverdeling
v
v
Financiering (vreemd vermogen) Financiering (eigen vermogen)
Toe- en uittreding Publicatieplicht Fiscaliteit (participatie private partijen) Flexibiliteit/Slagvaardigheid
Scoort positief
Scoort negatief
Tabel 2: „scoringstabel‟ eigenschappen rechtsvormen
v
in beginsel niet van toepassing
kennis
in beginsel niet van toepassing
Inbreng/eigendom
29/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
6. Aandachtspunten bij samenwerkingsproces Naast de keuze van een rechtsvorm waarin een samenwerking bij een Regionaal Bedrijventerrein zal worden vorm gegeven zijn er meerdere aandachtspunten te benoemen die voor een succesvolle samenwerking een belangrijke rol (kunnen) spelen. Vanuit ervaringen met soortgelijke samenwerkingen tussen overheidsorganen en private partijen worden in dit hoofdstuk reeds kort enkele aandachtspunten aangestipt. Let wel; het overzicht wordt niet geacht volledig te zijn, doch dient enkel als handvat bij de verdere voorbereidingen voor de totstandkoming van het RBT. De navolgende aandachtspunten worden in onderhavig hoofdstuk kort toegelicht: de doelstellingen, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van RBT; participatie gemeenten (omvang, risicoparticipatie e.d.); mogelijkheid toetreding andere (private) partijen; marketing & acquisitie; personele bezetting.
6.1 Doelstellingen Regionaal Bedrijventerrein De gemeenten moeten bepalen welke doelstellingen moeten worden verwezenlijkt door het Regionaal Bedrijventerrein. Belangrijke aspecten zijn hierbij ondermeer: Is bij het te voeren beleid publiekrechtelijke verantwoording gewenst? (dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er veel milieutechnische kwesties aan de orde zijn) Heeft het Regionaal bedrijventerrein een winstoogmerk? Welke taken dient het RBT uit te voeren? o Neemt het RBT de grondexploitatie van het nieuw in te richten bedrijventerrein voor haar rekening? o Zijn de voor het nieuw in te richten bedrijventerrein benodigde gronden reeds in eigendom van de gemeenten? Indien dit niet het geval is, is het RBT verantwoordelijk voor de verwerving van de gronden? o Geeft het RBT de gronden uit? o Neemt het RBT de vastgoedexploitatie van het nieuw in te richten bedrijventerrein voor haar rekening?
6.2 Participatie gemeenten De gemeenten moeten bepalen in welke verhouding zij wensen te participeren in het RBT en hoeveel risico zij aanvaardbaar achten bij deelname.
30/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
Belangrijke overwegingen hierbij zijn: Wordt alleen geld ingebracht of ook andere activa (bijvoorbeeld grond)? Worden de activa van de lokale bedrijventerreinen ingebracht? Wat is de financiële en personele slagkracht van de deelnemende gemeenten?
6.3 Mogelijkheid toetreding andere partijen Toetreding van andere partijen kan wenselijk zijn om de volgende redenen: extra financiële slagkracht. Een nieuwe partij mag enkel participeren als zij vermogen inbrengt; risicodeling. Het risico wordt over meer partijen verdeeld; inbreng van extra expertise (vooral van toepassing ingeval van toetreding van private partijen).
6.4 Marketing & acquisitie De gemeenten houden een eigen belang bij een goed lopend lokaal bedrijventerrein. Dit belang is zowel financieel (OZB-inkomsten) als maatschappelijk (werkgelegenheid, tegengaan van verloedering). De deelnemende gemeenten moeten goede afspraken maken hoe ongewenste concurrentie tussen de lokale bedrijventerreinen en het regionale terrein wordt tegengegaan. Belangrijk is om de marketing en acquisitie op een juiste manier te organiseren. Partijen kunnen afspraken maken over de segmentering van de bedrijventerreinen. Afgesproken kan bijvoorbeeld worden dat het ene bedrijventerrein zich richt op bedrijven uit sector A en het andere bedrijventerrein op bedrijven uit sector B. De gemeenten moeten een visie bepalen over welke bedrijven het RBT wil aantrekken en waarom.
6.5 Beheer en onderhoud bedrijventerreinen / Parkmanagement De gemeenten zullen nadere afspraken moeten maken over hun onderlinge verdeling van de kosten voor het beheer, onderhoud en handhaving van het RBT, ondermeer t.a.v. van de individuele bedrijventerreinen als een gezamenlijk bedrijventerrein. Daarnaast kan worden opgemerkt dat parallel met het onderzoek naar de mogelijke samenwerking tussen partijen voor het RBT het opportuun is, de mogelijkheden te onderzoeken om het beheer en onderhoud van het bedrijventerrein middels „parkmanagement‟ vorm te geven. Belangrijk aandachtspunt bij parkmanagement binnen bedrijventerreinen is ondermeer het al dan niet participeren van de gemeente(n) in dergelijke samenwerkingen. In geval gemeenten een
31/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
dergelijke participatie overwegen is het wellicht denkbaar om hiervoor de beoogde gemeentelijke samenwerkingsrechtsvorm te hanteren.
6.6 Personele bezetting De gemeenten moeten bepalen hoe de personele bezetting wordt van het RBT. Werknemers kunnen vanuit de gemeentelijke organisaties worden overgeheveld naar het RBT om zodoende in dienst te treden bij het RBT. Ook kan worden gekozen dat de werknemers in dienst blijven van de afzonderlijke gemeenten en worden gedetacheerd aan het RBT.
6.7 Inventarisatie potentiële knelpunten Het is van groot belang dat partijen gezamenlijk een inventarisatie maken van potentiële knelpunten die zich zowel bij de organisatie van de RBT als wellicht bij de uitvoering van de RBT kunnen voordoen. Over deze zaken zal vooraf zoveel als mogelijk overeenstemming moeten worden bereikt om hier niet gedurende de samenwerkingsfase in de RBT onverwacht (en vrijwel altijd op een ongunstig moment) mee te worden geconfronteerd. Voor zover (nog) niet tot concrete overeenstemming kan worden gekomen, doen partijen er verstandig aan wel reeds de kaders te bepalen waarbinnen partijen gedurende de samenwerkingsperiode tot overeenstemming moeten komen.
32/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
7. Indicatieve procesbeschrijving Aan de oprichting van het RBT gaat een heel traject vooraf. In onderhavig hoofdstuk wordt een indicatieve procesbeschrijving weergegeven langs welke weg kan worden gekomen tot de uiteindelijke oprichting/vervolmaking van een RBT. Dit traject kan worden onderverdeeld in een verkenningsfase, een haalbaarheidsfase, een businesscase en de uitvoering. De verschillende fasen worden in dit hoofdstuk nader toegelicht.
7.1 Verkenningsfase: intentieovereenkomst De verkenningsfase is de eerste stap om te komen tot een RBT. In deze fase bekijken partijen of zij gezamenlijk de mogelijkheden van een RBT willen onderzoeken en zo ja, welke voorwaarden hiervoor gelden. De wijze waarop partijen de mogelijkheden van een samenwerking verkennen, wordt in een intentieovereenkomst vastgelegd. De meerwaarde van samenwerking en het gemeenschappelijk belang tussen partijen staat in een dergelijke overeenkomst centraal. Een intentieovereenkomst bepaalt het kader waarbinnen partijen gezamenlijk onderzoek doen om te komen tot een RBT. Op deze wijze markeert een intentieovereenkomst het einde van de verkenningsfase en het begin van de haalbaarheidsfase. Er wordt een streefdatum in vastgelegd, waarvoor overeenstemming dient te worden bereikt. Indien geen overeenstemming wordt bereikt eindigt de overeenkomst op de streefdatum, tenzij partijen er gezamenlijk voor kiezen om de looptijd van de overeenkomst te verlengen. De onderwerpen die in een intentieovereenkomst in ieder geval aan bod moeten komen worden hieronder kort en op hoofdlijnen behandeld. Doelen, uitgangspunten en randvoorwaarden Partijen dienen de gezamenlijke doelen en ambities van het project te formuleren. Wat willen partijen afzonderlijk en gezamenlijk bereiken met het onderzoek naar het RBT? Daarnaast dient het doel van de intentieovereenkomst helder beschreven te worden. Het gaat hierbij om het onderzoeken van de mogelijkheden te komen tot een samenwerking, waarbij aandacht is voor de gewenste rol, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van partijen; de risicoanalyse en verdeling; de wijze en (rechts)vorm van samenwerking en kapitaal/ financiering. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de gezamenlijke uitgangspunten van partijen, die ook een plaats krijgen in de overeenkomst. Naast het gezamenlijke doel en de gezamenlijke uitgangspunten hebben partijen over het algemeen individuele doelen en randvoorwaarden. Ook deze worden vastgelegd in de intentieovereenkomst. Kostenverdeling Verdeling van de kosten is een belangrijk onderdeel in de intentieovereenkomst omdat de te verwachten kosten in de haalbaarheidsfase hoog zullen zijn. Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen interne kosten (welke voor rekening komen van de afzonderlijke participanten) en
33/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
externe kosten (welke ten laste komen van het project RBT). Hierbij dient rekening te worden gehouden met de (Europese) aanbestedingsregels. Hoe de externe kosten worden verdeeld wordt neergelegd in de intentieovereenkomst. Ook wordt hierin vastgelegd welke partij voor de administratieve afwikkeling zorgdraagt. Overige In een intentieovereenkomst worden tot slot ook afspraken gemaakt over wijziging van de overeenkomst, (tussentijdse) beëindiging en ontbinding, geheimhouding, intellectueel eigendom en wat te doen in geval van een geschil.
7.2 Haalbaarheidsfase: samenwerkingsovereenkomst In de haalbaarheidsfase wordt onderzoek gedaan naar de technische, financiële, fiscale, juridisch-bestuurlijke en organisatorische aspecten, binnen de kaders die zijn gesteld in de intentieovereenkomst. De vorm en wijze van samenwerking tussen partijen wordt, indien geconcludeerd is dat het project haalbaar blijkt en partijen met elkaar verder willen, vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst. Gewenste rol, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van partijen Om te komen tot een samenwerking dienen partijen helderheid te hebben over de gewenste rol, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van participanten. De participanten dienen zich af te vragen in hoeverre zij regie willen voeren of invloed op het proces willen hebben. Het is van belang dat taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zo worden verdeeld dat de kennis en kunde van partijen zo veel mogelijk wordt benut en past bij de door hen gekozen rol. Risicoanalyse en –verdeling In de samenwerkingsovereenkomst wordt vastgelegd wie de projectrisico‟s binnen de samenwerking dragen en hoe een eventuele risicoverdeling eruit ziet. De risico‟s dienen in principe te worden gelegd bij die partij die ze het beste kan beheersen. Ook moeten participanten afwegen wat de voor- en nadelen zijn van het overdragen van risico‟s, met als vertrekpunt dat de kans op financieel gewin en het hebben van zeggenschap doorgaans gelijk opgaan met het nemen van risico‟s. Keuze rechtsvorm Indien na de haalbaarheidsfase wordt geconcludeerd dat het project haalbaar is, dient gekozen te worden voor de samenwerkingsvorm.
34/34 9 september 2008 2008.0406/311206563
Kapitaal/ financiering Hierbij worden vanzelfsprekend afspraken gemaakt over welke partijen het project financieren en hoe een eventuele financiële verdeelsleutel eruit ziet. Afspraken worden gemaakt over de financiële gevolgen van relevante beleidswijzigingen.
7.3 Uitvoering: oprichting RBT In deze laatste fase wordt het RBT daadwerkelijk opgericht. De uitkomsten van de verkenningsfase en de haalbaarheidsfase krijgen een plaats in de statuten en reglementen van de onderneming. Vervolgens wordt de juridische entiteit opgericht.