Pondera Consult
I
SAMENVATTING Inleiding en aanpak planMER Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee en een aantal marktpartijen, verenigd in de Coöperatie Windgroep Goeree-Overflakkee hebben de ambitie om 260 MW aan windenergie in de randzone van Goeree-Overflakkee mogelijk te maken. In de overeenkomst ‘Wind Werkt voor Goeree-Overflakkee’ is afgesproken dit planMER op te stellen. Hiermee worden de verwachte milieueffecten onderzocht en het dient als onderbouwing voor de structuurvisies van de gemeente en provincie. De onderzochte randzone (zie figuur I.1) is gebaseerd op het zoekgebied windenergie uit de provinciale Structuurvisie en de op pagina 3 genoemde uitgangspunten. Figuur I.1 Randzone onderzocht in planMER
In dit rapport is van grof naar fijn gewerkt: eerst kijken naar het eiland als geheel en vervolgens naar de rand van het eiland en daarna onderzoeken van concrete gebieden. In figuur I.2 is de aanpak weergegeven. De beoordeling start bij het onderbouwen en selecteren van een plaatsingsvisie: een keuze op hoofdlijnen voor de wijze van inrichten van de windenergieopgave. Daarna zijn uitgangspunten voor plaatsing vastgesteld. De uitgangspunten gaan bijvoorbeeld over afstanden tot woningen. Vervolgens zijn de uitgangspunten toegepast op de randzone waardoor er geografische plaatsingsgebieden zijn geselecteerd. Dit heeft geleid tot twee alternatieven: een alternatief grote clusters in de randzone en een alternatief kleine clusters in de randzone. Bij de afbakening van de randzone en het formuleren van de alternatieven (en plaatsingsgebieden daarin), zijn milieuaspecten als leefomgeving, landschap en ecologie samen met de potentiële energieopbrengst bepalend geweest.
PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee | 713039 1 november 2013 | Eindconcept
Pondera Consult
II
Daarna is voor de twee alternatieven een beoordeling per plaatsingsgebied gemaakt en zijn de effecten zowel lokaal, als in samenhang voor het eiland in beeld gebracht. Ten slotte is beoordeeld hoe zeker het is dat met de alternatieven het doel van 260 MW ook daadwerkelijk bereikt wordt. Met andere woorden: hoe robuust zijn de alternatieven? Figuur I.2 Stappenplan
Plaatsingsvisie
Robuustheid
Uitgangspunten & alternatieven
Effectbeoordeling
Plaatsingsgebieden & doelstelling
Plaatsingsvisie, alternatieven en plaatsingsgebieden Om de omvangrijke windenergieopgave voor het eiland op een verantwoorde manier te realiseren, is het belangrijk te werken vanuit één visie. Hiervoor is eerst beoordeeld of het hele eiland geschikt is om windenergie te plaatsen. Uit deze analyse blijkt dat, door te verwachten landschappelijke en ecologische effecten, de Kop van Goeree-Overflakkee minder geschikt is voor plaatsing van windturbines dan de Hals en de Romp. De Kop is verder niet meegenomen in het onderzoek. Voor de overgebleven delen van het eiland zijn zes verschillende plaatsingsvisies beoordeeld op de aspecten leefomgeving, ecologie, landschap en energieopbrengst. In tabel I.1 staat de samenvattende beoordeling in drie kleuren: rood staat voor de minst gunstige, groen voor de meest gunstige effecten en oranje ligt er tussen in. Hieruit blijkt dat de plaatsingsvisie ‘clusters in de randzone’ het beste scoort. De belangrijkste argumenten zijn dat deze plaatsingsvisie landschappelijk goed aansluit bij de structuur van het eiland, door concentratie een geringer effect op het landschap kent en een goede energieopbrengst heeft. Er zijn belangrijke aandachtspunten bij het plaatsen van clusters in de randzone voor de thema’s leefomgeving en ecologie.
713039 | PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee 1 november 2013 | Eindconcept
Pondera Consult
III
Tabel I.1 Beoordeling plaatsingsvisies Plaatsingsvisie
Leefomgeving
(1)
Groot cluster hals
(2)
Clusters centrum
(3)
Clusters/lijnen water
(4)
Clusters land & water
(5)
Lijnen randzone
(6)
Clusters randzone
Landschap
Ecologie
Energieopbrengst
De clusters in de randzone zijn voor de beoordeling als volgt gedefinieerd:
De randzone is een zone van 950 meter landinwaarts tot 400 meter buitendijks, gebaseerd op maximaal drie rijen windturbines met een afstand van 450 meter tussen de windturbines 1 en 50 meter afstand van de primaire waterkering;
Vanuit oogpunt van leefomgeving: de geluidsnorm van 47 L den is vertaald in een afstand 2 van 450 meter tot aaneengesloten woonbebouwing. Daarnaast is in een aantal plaatsingsgebieden een lijn in het water beschouwd omdat clusters in het water de minste impact hebben op de leefomgeving;
Vanuit oogpunt ecologie: buitendijkse slikken en gorzen (gevoelige gebieden), allen gelegen in Natura 2000-gebieden, zijn uitgesloten van windturbines vanwege hun grote belang voor de natuur;
Vanuit landschappelijk perspectief: plaatsing alleen buiten de oude ringpolders en binnen een plaatsingsgebied moet een clusteropstelling mogelijk zijn.
Vanuit deze plaatsingsvisie en uitgangspunten zijn twee alternatieven geformuleerd die met elkaar vergeleken kunnen worden: 1. Grote clusters in de randzone waarin plaatsingsgebieden ruimte bieden aan minimaal 12 3
2.
windturbines en; Kleine clusters in de randzone waarin plaatsingsgebieden ruimte bieden aan 6 tot 8 windturbines.
1
Op basis van een referentieturbine van 3 MW en ashoogte van 100 meter en rotordiameter van 110 meter. Woningen die meer dan 200 meter uit elkaar liggen zijn uitgesloten bij de selectie van plaatsingsgebieden. Ze zijn wel meegenomen in de effectbeoordeling. 3 Groot is verder aangeduid als ‘G’ en klein als ‘K’ in de naamgeving van de gebieden. 2
PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee | 713039 1 november 2013 | Eindconcept
Pondera Consult
IV
Figuur I.3: Alternatief grote clusters1
1
Voor de gebieden G3, G5 en G7 is de mogelijkheid van een lijn in het water onderzocht
Figuur I.4 Alternatief kleine clusters*
1
Voor de gebieden K2, K4 en K7 en K9 is de mogelijkheid van een lijn in het water onderzocht
713039 | PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee 1 november 2013 | Eindconcept
Pondera Consult
V
Beoordeling alternatieven Binnen elk alternatief zijn de individuele plaatsingsgebieden (G1 t/m G7 en K1 t/m K12) ten opzichte van de referentiesituatie en elkaar beoordeeld. Per plaatsingsgebied is een korte gebiedsbeschrijving gemaakt, gevolgd door de beoordeling van milieueffecten. En op basis daarvan is bekeken of en hoe de doelstelling van 260 MW ingevuld kan worden. Voor geluid en slagschaduw is gekeken naar het aantal woningen binnen verschillende afstandscontouren rond de plaatsingsgebieden. Dit zijn de geluidnorm van 47 L den, en de gebieden beneden de norm van 47-42 Lden en 42-37 Lden. Bij landschap is beoordeeld hoe windturbines passen binnen een plaatsingsgebied. Past een cluster windturbines bij de maat en schaal van het gebied en bij de aard van de grens tussen land en water, hoeveel horizonbeslag is er te verwachten vanuit de woonkernen en treedt er mogelijk interferentie op? Voor ecologie is per plaatsingsgebied en per alternatief een uitgebreide beschrijving en effectinschatting gemaakt, door te kijken naar mogelijke effecten op Natura 2000-gebieden, EHS-gebieden en beschermde vogel- en vleermuissoorten. Daarnaast is beoordeeld hoeveel energieopbrengst wordt verwacht per plaatsingsgebied en alternatief. Tot slot zijn de effecten op veiligheid en ruimtegebruik onderzocht; deze blijken niet of nauwelijks onderscheidend voor de gebieden. Aangezien er in deze fase (planMER) nog geen windturbineopstellingen bekend zijn, is gewerkt met (vaak worst case) aannames en een referentieturbine. De milieuthema’s zijn semikwantitatief onderzocht, waarbij normen zijn vertaald in afstanden ten opzichte van de rand van de gebieden. Er is ook gebruik gemaakt van bestaand onderzoek en beoordeling door experts. In de onderstaande tabellen is de beoordeling van de alternatieven per plaatsingsgebied samengevat voor de meest maatgevende thema’s: geluid en slagschaduw, ecologie en landschap. Deze samenvatting is weergegeven met kleuren die staan voor: Tabel I.4 Betekenis kleuren Kleur
Uitleg
Rood
aanzienlijke negatieve effecten verwacht, grote belemmering
Oranje
beperkt negatieve effecten verwacht, mogelijke belemmering
Geel
beperkt negatieve effecten verwacht, geen belemmering
Groen
weinig tot geen negatieve effecten verwacht
Daarnaast is per gebied het potentieel opgesteld vermogen opgenomen. Dit betreft het maximaal realiseerbare vermogen binnen een plaatsingsgebied, als alle beschikbare ruimte wordt gebruikt voor het opstellen van een cluster van windturbines. Dit zijn nieuw te plaatsen windturbines, exclusief de bestaande windturbines gebouwd na 2005.
PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee | 713039 1 november 2013 | Eindconcept
Pondera Consult
VI
Tabel I.5 Samenvatting effectbeoordeling gebieden alternatief grote clusters Gebied
Geluid en slagschaduw
Ecologie
Landschap
Maximaal potentieel opgesteld vermogen
G1 Stellendam Zuid
54 MW
G2 Polder Westplaat
60 MW
G3 Polder Oude Stad
45 MW
G4 Den Bommel Zuid
36 MW
G5 Piet de Wit
57 MW
G6 Anna-Wilhelminapolder
54 MW
G7 Battenoert
42 MW
Maximaal potentieel opgesteld vermogen
348 MW
Tabel I.6 Samenvatting effectbeoordeling gebieden alternatief kleine clusters Gebied
Geluid en slagschaduw
Ecologie
Landschap
Maximaal potentieel opgesteld vermogen
K1 Stellendam Zuid
24 MW
K2 Kroningspolder
24 MW
K3 Polder Westplaat
18 MW
K4 Polder de Oude Stad
24 MW
K5 Den Bommel Zuid
18 MW
K6 Hellegatsplein
18 MW
K7 Piet de Wit
24 MW
K8 Anna Wilhelminapolder
24 MW
K9 Battenoert
15 MW
K10 Herkingen Zuid
12 MW
K11 Polder Diederik
18 MW
K12 Eendragtspolder
18 MW
Maximaal potentieel opgesteld vermogen
279 MW
Hieronder zijn per thema en per alternatief toelichtingen van de scores opgenomen. De scores voor grote en kleine clusters van dezelfde gebieden kunnen verschillen. Kleinere clusters hebben minder windturbines en dus meer ruimte en grotere afstanden tot woningen, waardoor de kans op effecten kleiner is. Geluid en slagschaduw Binnen het alternatief grote clusters scoort geen van de gebieden ‘rood’, omdat door het hanteren van de uitgangspunten veel woningen in de directe nabijheid van windturbines zijn uitgesloten. Enkele gebieden scoren ‘geel’ (G3, G4 en G5). In deze gevallen zijn binnen het gebied beperkt (1-5) vrijliggende woningen aanwezig. Waar ‘oranje’ is gescoord (G2, G6, G7) zijn ofwel meerdere woningen (> 5) binnen de directe omgeving van het gebied aanwezig, die de plaatsingsruimte kunnen beïnvloeden, of is een woonkern op relatief korte afstand gelegen.
713039 | PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee 1 november 2013 | Eindconcept
Pondera Consult
VII
G1 Stellendam Zuid scoort ‘groen’ omdat hier geen woningen in de directe omgeving liggen, waardoor geen effecten verwacht worden. Voor het alternatief kleine clusters is geen rode score toegekend. Doordat de gebieden kleiner zijn en dus meer rekening gehouden kan worden met aanwezige bebouwing, zijn er meerdere gebieden waar geen woningen in liggen. Daarom scoren vier plaatsingsgebieden ‘groen’ op dit aspect (K1, K2, K6, K7). De overige gebieden scoren ‘geel’ (K3-K5) of ‘oranje’ (K8-K12), al naar gelang er meer vrijliggende woningen in het gebied of de directe omgeving aanwezig zijn. Bij 1 tot 3 woningen is ‘geel’ gescoord, bij meer dan 3 ‘oranje’. Ecologie Binnen het alternatief grote clusters scoren vrijwel alle gebieden ‘oranje’. Dit komt doordat bij plaatsing nabij de Natura 2000-gebieden, effecten niet op voorhand uit te sluiten zijn. Uit de bij dit planMER opgestelde Passende Beoordeling blijkt dat naar verwachting belangrijke negatieve, ofwel significante effecten wel zijn te voorkomen. Nader onderzoek in een later stadium moet uitwijzen of er daadwerkelijk belemmeringen zijn. Het gebied Polder Westplaat scoort ‘geel’, aangezien hier minder effecten worden verwacht. Het gebied Stellendam Zuid scoort rood. Dit komt doordat bij plaatsing van windturbines dichtbij de dijk, aanzienlijke effecten worden verwacht op de ganzenslaapplaats Scheelhoek. Voor de kleine clusters valt op dat het gebied K6 Hellegatsplein een ‘rode’ beoordeling heeft. Dit is vanwege de zeer beperkte ruimte en aanzienlijke effecten die worden verwacht op deze locatie. De gebieden aan de zuidwestzijde van het eiland, K9 tot en met K12, scoren allemaal ‘oranje’. Dit komt omdat deze gebieden mogelijke effecten hebben op de ‘Slikken van Flakkee’, een belangrijk watervogelgebied. In de gebieden die ‘geel’ (K2-K5, K8) scoren zijn enige effecten te verwachten, maar deze zijn niet zodanig dat dit tot belemmeringen leidt. Geen van de gebieden scoort ‘groen’, aangezien effecten nergens op voorhand kunnen worden uitgesloten. Naast effecten op natuurgebieden zijn ook effecten in het kader van de soortenbescherming (Flora- en faunawet) en effecten op de EHS onderzocht. In beide alternatieven liggen alle plaatsingsgebieden langs de zeedijken. Dit zijn ook de plekken waar vleermuizen foerageren of vliegen tijdens de seizoenstrek. Daarom is er voor beide alternatieven een groot risico op vleermuisslachtoffers in de gebruiksfase van de windparken en is dit als zeer negatief (--) beoordeeld. Effecten op de EHS worden alleen verwacht wanneer delen van het plaatsingsgebied binnen de EHS vallen. Dit is voor het alternatief grote clusters het geval voor de plaatsingsgebieden G3, G5 en G7. Voor het alternatief kleine clusters is dit het geval voor plaatsingsgebied K4, K6, K7, K9 en K10. Landschap Binnen het alternatief grote clusters scoort het gebied G4 Den Bommel Zuid ‘groen’. Hier is de maat en schaal van het landschap aansluitend, is grote infrastructuur aanwezig en wordt beperkt horizonbeslag of interferentie verwacht. Voor het gebied G7 Battenoert geldt juist dat interferentie met het toekomstige windpark Krammersluizen wordt verwacht en dat het gebied beperkte ruimte biedt. Daarom scoort dit gebied ‘rood’. De gebieden G2, G3 en G5 scoren ‘geel’. Er zijn weliswaar beperkte effecten op het landschap, maar dit leidt niet tot belemmeringen. Gebied G1 en G6 scoren ‘oranje’. Voor gebied G1 is het belangrijkste
PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee | 713039 1 november 2013 | Eindconcept
Pondera Consult
VIII
argument dat de landschappelijke structuur minder mogelijkheden tot aansluiting biedt. Voor gebied G6 geldt mogelijke interferentie met andere plaatsingsgebieden als belangrijkste argument. In de beoordeling voor landschap is ervan uitgegaan dat bestaande windturbines 4 vervangen kunnen worden . Voor de kleine clusters scoren twee gebieden, K2 en K5, ‘groen’, omdat hier de maat en schaal van het landschap past bij de ontwikkeling en de aanwezige dijk kansen biedt voor een herkenbare opstelling. De gebieden K6 Hellegatsplein en K10 Herkingen Zuid hebben veel kleinschaligere landschappen, waardoor deze ‘rood’ scoren. Het gebied K9 Battenoert is ook ‘rood’ beoordeeld omdat, evenals bij het alternatief grote clusters, interferentie met windpark Krammer wordt verwacht. De gebieden K3, K4 en K7 scoren ‘geel’. Er zijn beperkte effecten op landschap, maar dit leidt niet tot belemmeringen. De gebieden K1, K8, K11 en K12 zijn ‘oranje’ beoordeeld, vanwege mogelijke onderlinge interferentie.
Robuustheidsanalyse Onderstaand is per milieuthema beschreven wat mogelijke ruimtelijke aanpassingen zijn waarmee effecten verminderd of voorkomen kunnen worden. Daarbij is aangeven wat dit betekent voor het opgestelde vermogen. Mitigerende maatregelen aan windturbines (zoals terugregeling of stilstand) zijn nu buiten beschouwing gelaten, deze kunnen in een vervolgstadium onderzocht worden. Geluid en slagschaduw Bij de gebiedselectie is er van uitgegaan dat vrijliggende woningen geen belemmering vormen, wanneer deze in eigendom zijn van initiatiefnemers van een project. Wanneer dit niet het geval is, moet bij deze woningen voldaan worden aan de geluidnorm en kan minder opgesteld vermogen gerealiseerd worden in een gebied. De aantallen woningen waar het om gaat verschillen per gebied en liggen tussen de 0 en 8. Verder is bepaald hoe mogelijke hinder op woonkernen kan worden verminderd. Dit kan leiden tot het bijstellen van de ruimtelijke begrenzing (in geval van woonkernen) van een plaatsingsgebied, of het gebied intact laten en randvoorwaarden voor de volgende fase meegeven. Ecologie Uit de effectbeoordeling blijkt dat voor enkele aspecten in de volgende fase meer onderzoek nodig is, voordat definitieve uitspraken gedaan kunnen worden over de omvang van effecten. Dit leidt tot enige onzekerheden in de afbakening en omvang van de plaatsingsgebieden. Om een inschatting te maken van de ruimtelijke consequenties is de vraag gesteld: ‘wat is het effect op het op te stellen vermogen als een ecologisch gevoelig deel van het plaatsingsgebied wordt uitgesloten?’ Daarnaast zijn cumulatieve effecten van gebieden op Natura 2000-gebieden Grevelingen en Haringvliet een belangrijk aandachtspunt. Dit geldt voor beide alternatieven en betreft de gebieden G1 t/m G3 en G5 en G6 voor het alternatief grote clusters en K1 t/m K4 en K10 t/m K12 voor het alternatief kleine clusters. Landschap Uit de effectbeoordeling blijkt dat voor enkele plaatsingsgebieden op twee punten (herkenbaarheid van de opstelling en onderlinge interferentie) ruimtelijke aanpassingen 4
Er is aangenomen dat alle turbines gebouwd voor 2005 worden vervangen in een nieuw project.
713039 | PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee 1 november 2013 | Eindconcept
Pondera Consult
IX
gemaakt kunnen worden om effecten te verminderen. Om herkenbaarheid te verbeteren worden strakkere begrenzingen van de gebieden gekozen of plaatsingsprincipes voorgeschreven, zodat grid/cluster opstellingen passen en ‘hoekjes’ voor buiten het grid (los)staande windturbines afvallen. Voor het verminderen van interferentie is naar een andere gebiedsbegrenzing of het vervallen van specifieke gebieden gekeken. Beide kunnen leiden tot afname van de energieopbrengst (weergegeven door het opgestelde vermogen uitgedrukt in MW). Veiligheid Externe veiligheid heeft alleen in de plaatsingsgebieden Westplaat (G2, K3) en K6 Hellegatsplein mogelijke ruimtelijke consequenties door de aanwezigheid van respectievelijk een buisleiding en hoogspanningsverbinding. Dit heeft naar verwachting weinig invloed op het opgestelde vermogen. Turbinekeuze en vermogen Het uitgangspunt voor de effectbeoordeling is een voorbeeldturbine met een nominaal vermogen van 3 MW en afmeting met 100 meter ashoogte en 110 rotordiameter. Er is bekeken of het hanteren van een groter windturbinevermogen effect heeft op het plaatsingspotentieel in MW. Hieruit blijkt dat grotere windturbines niet noodzakelijkerwijs leiden tot meer vermogen, aangezien de afstanden tussen windturbines onderling en tot (woon)bebouwing ook groter worden. Als een plaatsingsgebied klein is, kan het zelfs leiden tot een lager opgesteld vermogen. Bovendien zijn de allergrootste windturbines (> 5 MW) op dit moment economisch minder rendabel waardoor initiatiefnemers er niet voor kiezen. Effecten op de beoordeling Wanneer de hierboven beschreven ruimtelijke maatregelen worden genomen heeft dit veelal een positieve invloed op de effectbeoordeling. Dit is hieronder in tabel I.7 en I.8 weergegeven. Tabel I.7 Samenvatting effectbeoordeling gebieden alternatief grote clusters – voor en na ruimtelijke maatregelen Gebied
Geluid en slagschaduw Voor
Na
Ecologie Voor
Landschap Na
Voor
Na
G1 Stellendam Zuid G2 Polder Westplaat G3 Polder Oude Stad G4 Den Bommel Zuid G5 Piet de Wit G6 Anna Wilhelminapolder G7 Battenoert
PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee | 713039 1 november 2013 | Eindconcept
Pondera Consult
X
Tabel I.8 Samenvatting effectbeoordeling gebieden alternatief kleine clusters – voor en na ruimtelijke maatregelen Gebied
Geluid en slagschaduw Voor
Na
Ecologie Voor
Landschap Na
Voor
Na
K1 Stellendam Zuid K2 Kroningspolder K3 Polder Westplaat K4 Polder de Oude Stad K5 Den Bommel Zuid K6 Hellegatsplein K7 Piet de Wit K8 Anna Wilhelminapolder K9 Battenoert K10 Herkingen Zuid K11 Polder Diederik K12 Eendragtspolder
Potentieel vermogen Goeree-Overflakkee Voor drie situaties is bepaald wat het potentieel opgesteld vermogen kan zijn van de twee alternatieven:
Situatie 1 - Maximaal: uitgangspunt is volledig benutten van de plaatsingsgebieden, er worden geen ruimtelijke maatregelen genomen;
Situatie 2 - Ecologische maatregelen doorgevoerd: alle maatregelen nemen om ecologische effecten te voorkomen of beperken (niet bouwen in Natura 2000, ontzien bosgebieden met waarde voor vleermuizen);
Situatie 3 – Ecologische maatregelen plus landschap en leefomgeving maatregelen worden deels doorgevoerd: bovenop situatie 2 vinden aanpassingen plaats voor landschap (herkenbaarheid door een logische afbakening van gebieden en het voorkomen van onderlinge interferentie) en minimaliseren van hinder op woonkernen (leefomgeving).
Dit leidt voor de twee alternatieven tot het volgende potentieel opgestelde vermogen: Tabel I.7 Samenvatting aantal opgesteld vermogen en maatregelen Alternatief
Situatie 1
Situatie 2
Situatie 3
Grote clusters
348 MW
291 MW
228 MW
Kleine clusters
237 MW
189 MW
159 MW
713039 | PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee 1 november 2013 | Eindconcept
Pondera Consult
XI
Indien er ook maatregelen nodig zijn voor vrijliggende woningen ontstaat het volgende beeld: Figuur I.5 Bandbreedte opgesteld vermogen
400 375 350
Maximaal
325 300 275 260 MW
250
Maximaal
225 200 175 150 Ondergrens
125
Ondergrens
100 Grote clusters
Kleine clusters
Bepaalde maatregelen zijn naar verwachting altijd nodig, waardoor de maximale situatie niet realistisch is. De realistische bandbreedte voor het op te stellen vermogen tussen de 228 en 291 MW ligt voor het alternatief grote clusters en tussen 159 en 191 MW voor het alternatief kleine clusters. Hierbij is dan rekening gehouden met de belangrijkste randvoorwaarden voor ecologie, leefomgeving (woonkernen) en landschap. Vrijliggende woningen blijven hierbij een belangrijk aandachtspunt.
Conclusies Op basis van de effectbeoordeling, de robuustheidsanalyse en de uitwerking van drie situaties voor opgesteld vermogen kan een aantal conclusies worden getrokken. Tevens zijn hieruit aandachtspunten voor het vervolg en randvoorwaarden per plaatsingsgebied te destilleren. Belangrijkste conclusies
Grote clusters bieden meer potentie dan kleine clusters. Ze leveren een beter landschappelijk beeld doordat er ruimte tussen de gebieden (‘vides’) ontstaat en hebben een groter potentieel opgesteld vermogen.
Vrijwel alle plaatsingsgebieden zijn in beeld om de doelstelling van 260MW opgesteld vermogen te realiseren wanneer rekening wordt gehouden met eventuele benodigde aanpassingen en de aandachtspunten voor het vervolg.
Vrijliggende woonbebouwing is een belangrijk aandachtspunt: wanneer alle vrijliggende woningen binnen een plaatsingsgebied meetellen voor de geluidnorm Lden 47, zijn vergaande maatregelen nodig die de ruimte in een plaatsingsgebied sterk beperken en daarmee het potentieel opgestelde vermogen.
PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee | 713039 1 november 2013 | Eindconcept
Pondera Consult
XII
Grotere windturbines leiden niet tot meer opgesteld vermogen: de afstanden tussen windturbines onderling en tussen windturbines en woonbebouwing worden groter naarmate het vermogen en de windturbineafmeting toeneemt.
Interferentie, cumulatie en gebiedskeuze: voor een aantal plaatsingsgebieden is cumulatie met andere gebieden aan de orde voor ecologie en landschap. Er moet voor het vervolg een keuze worden gemaakt om ofwel de gebiedsbegrenzing aan te passen zodat meer ruimte ontstaat of, waar dit niet mogelijk is, gebieden niet op te nemen.
Uit de ecologische beoordeling is gebleken dat plaatsing nabij de dijken negatieve effecten kan hebben op vleermuizen. Op meerdere locaties zijn naar verwachting maatregelen nodig (stilstandvoorziening). Deze moeten in een vervolgfase nader worden uitgewerkt.
Aandachtspunten voor vervolg Voordat realisatie van windturbines kan plaatsvinden zijn nog diverse vervolgbesluiten nodig. Zo moet een projectMER worden doorlopen voor de individuele projecten binnen de plaatsingsgebieden, moet een bestemmingsplan worden opgesteld en moeten vergunningen worden afgegeven. In deze stappen is meer detailinformatie nodig, onder meer over beoogde windturbine opstellingen. Voor deze vervolgfase is een aantal belangrijke aandachtspunten geformuleerd:
Bij de start van dit planMER is een landschappelijke visie gekozen voor de inrichting van windenergie op Goeree-Overflakkee. Voor de vervolgfase is het belangrijk om bij de definitieve inrichting van de gebieden in een projectMER en vergunningenfase zoveel mogelijk vast te houden aan deze visie zodat er geen verrommeling optreedt.
Alle plaatsingsgebieden grenzen aan of liggen deels in Natura 2000-gebieden. Effecten van plaatsingsgebieden op Natura 2000-gebieden moeten dan ook in samenhang worden bekeken en getoetst. Verwacht wordt dat maatregelen nodig zijn, echter gezien het detailniveau van het planMER is nu niet becijferd welke maatregelen nodig zijn en wat de omvang hiervan zal zijn. Wanneer de specifieke windturbineopstellingen in de vervolgfase zijn bepaald, is een integraal ecologisch onderzoek daarom zeer belangrijk. Dit onderzoek kan ook dienen als onderbouwing van een (gezamenlijke) Natuurbeschermingswetvergunningaanvraag.
Landschappelijke effecten: in de vervolgfase worden windturbineopstellingen bepaald. Voor landschap zijn visualisaties hierbij een belangrijk hulpmiddel. Zo kan tevens de genoemde interferentie in beeld worden gebracht.
Effecten op waterkeringen: Omdat alle plaatsingsgebieden nabij waterkeringen liggen, zijn effecten hierop niet op voorhand uit te sluiten. Dit moet voor specifieke windturbineopstellingen in een projectMER nader worden onderzocht en uitgewerkt, in samenspraak met het Waterschap Hollandse Delta en Rijkswaterstaat.
Radarverstoring: voor individuele projecten wordt een toetsing voor radarverstoring uitgevoerd. Aangezien de gebieden dicht bij elkaar liggen en elkaar kunnen versterken, is een integrale aanpak een belangrijk aandachtspunt.
713039 | PlanMER Windenergie Goeree-Overflakkee 1 november 2013 | Eindconcept