Abbring, S., D.J.M. van der Voordt en C. Gerritse (2003), Realistische kijk op brede scholen voorkomt teleurstellingen. Schoolbestuur (23) nr. 5, mei 2003, 38-41.
Realistische kijk op brede scholen voorkomt teleurstellingen Het aantal brede scholen neemt de komende jaren sterk toe. Momenteel zijn er al ruim vijfhonderd en de verwachting is dat dit aantal zal verdubbelen. In een brede school wordt een mooie inhoudelijke samenwerking gecombineerd met efficiënter ruimtegebruik en minder kosten. Beter en goedkoper, het klinkt ideaal. De fraaie doelstellingen staan echter vaak op gespannen voet met de behoefte aan een eigen identiteit van de deelnemende partijen. Het beheer van gemeenschappelijke ruimten geeft eveneens de nodige problemen. Het concept van de brede school lijkt nieuwer dan het feitelijk is: reeds in de jaren zestig en zeventig was er sprake van een duidelijke opkomst van multifunctionele accommodaties. Gebouwen met meerdere functies onder één dak. Vaak ging het om een combinatie van een school en buurtvoorziening, soms in combinatie met culturele voorzieningen en winkels. Beroemde voorbeelden zijn het Karregat in Eindhoven en De Meerpaal in Dronten. De architect Frank van Klingeren pleitte bevlogen voor een "ontklontering" van de samenleving. Mensen moesten elkaar weer gaan ontmoeten. De tijd van functiescheiding leek voorbij. Naast ideële motieven waren er ook praktische overwegingen. Het delen van gemeenschappelijke ruimten zoals een entreehal, recreatieruimte en vergaderruimten en faciliteiten als kopieer- en faxapparaten werd als middel ingezet om de kosten te drukken. Ook was er hoop op synergie: wie de bibliotheek bezoekt, drinkt wellicht ook even koffie in het buurthuis en schrijft zich in voor een culturele avond. Ouders met kinderen in verschillende leeftijden kunnen de weg naar kindercentrum en basisschool mooi combineren. Voor zover bekend heeft er nooit een gedegen evaluatie plaats gevonden naar de effecten van de beoogde doelstellingen. Wel zijn er allerlei verhalen over successen en mislukkingen. De genoemde twee gebouwen zijn een sprekend voorbeeld van het doorslaan in irreële verwachtingen. Alle verbindingen moesten open vanwege de ontmoetingsfunctie en het streven naar integratie. Dit leidde echter tot veel te veel visuele afleiding en geluidsoverlast. Later zijn de ruimtelijke begrenzingen alsnog dichtgetimmerd. En bleken zorgvuldige afspraken over het beheer noodzakelijk, vastgelegd in overeenkomsten of contracten, om ruzies over ruimtegebruik (wie heeft de eerste rechten, wie ruimt de boel op) en kostenverdeling (wie betaalt welk deel van de exploitatiekosten) te voorkomen. Het is interessant om nu, vijfentwintig jaar later, na te gaan of de lessen uit deze periode ter harte worden genomen bij de opzet van de zogenaamde brede scholen. In essentie betekent een brede school het integreren van kind, ouders, school en buurt. Het Ministerie van Onderwijs ziet hierin een mogelijkheid om de ontwikkelingskansen van kinderen te vergroten en in achterstandwijken de achterstand in onderwijs weg te werken. Verwacht wordt dat een combinatie van peuterspeelzaal en kinderdagverblijf voor 2- tot 4-jarigen, goed onderwijs in de basisschool en buitenschoolse opvang voor 4- tot 12-jarigen bijdraagt aan een gunstige sociale ontwikkeling, normbesef en een prettige tijdsbesteding in een veilige omgeving. Voor het voortgezet onderwijs gaat de gedachte uit naar een verlengde schooldag met sportieve en kunstzinnige activiteiten, tienerprojecten, op ouders gerichte activiteiten zoals opvoedingsondersteuning en cursussen, en thema's zoals veiligheid en voortijdig schoolverlaten. Scholen zelf leggen meer nadruk op hun kerntaken, kinderopvang van tweeverdieners en uitdrukking geven aan een eigen 1
Abbring, S., D.J.M. van der Voordt en C. Gerritse (2003), Realistische kijk op brede scholen voorkomt teleurstellingen. Schoolbestuur (23) nr. 5, mei 2003, 38-41.
identiteit. Op voorhand leggen de betrokken partijen dus verschillende accenten. In de praktijk leidt dit tot verschillende varianten van de brede school met meer of minder accent op het wegnemen van achterstanden, het verrijken van de ontwikkelingsgang van kinderen, de nadruk op zorg versus opvang, of een wijk- en buurtprofiel met een aanbod voor ouders, kinderen en buurtbewoners, zeven dagen per week. De idee van één loket voor opvoeding en onderwijs in optima forma. Qua functie zien we in een brede school inderdaad bijna altijd een basisschool, peuterspeelzaal en kinderopvang. De differentiatie richt zich vooral op het wel of niet aanwezig zijn van welzijnswerk, de GGD (schoolarts, wijkverpleging), een bibliotheek, thuiszorg, maatschappelijk werk, sportvoorzieningen of buurtvoorzieningen. De mate van organisatorische samenwerking varieert van geen of weinig samenwerking tot onderlinge afstemming van de activiteiten, organisatorische integratie of een fusie. Behalve differentiatie in doelstelling, doelgroep, functiemix en organisatorische samenwerking zien we ook een grote variatie in accommodaties. Sommige brede scholen vullen het woord 'breed' alleen organisatorisch in en beperken zich tot organisatorische en inhoudelijke samenwerking. Anderen delen slechts de locatie of zijn weliswaar gehuisvest in één gebouw, maar wel met ieder zijn eigen entree, naambord of logo, verkeersruimte en verblijfsruimten. Een aantal scholen gaat verder en maakt gebruik van een gemeenschappelijke entree en deelt ook ruimten en faciliteiten. De twee doelstellingen samenwerking en gemeenschappelijk ruimtegebruik zijn ieder afzonderlijk legitiem, maar kunnen elkaar vooral door de combinatie versterken (figuur). Huisvesting onder één dak leidt niet als vanzelfsprekend tot samenwerking en gemeenschappelijk ruimtegebruik. Essentieel is dat de partijen de meerwaarde en consequenties van samen onder één dak in een vroege fase expliciet met elkaar bespreken en vastleggen. De afspraken dienen vervolgens door de architect ruimtelijk te worden vertaald in een schetsontwerp. Daarmee ontstaat een goed beeld van de potenties tot ruimtelijke samenwerking. Door te snel en onzorgvuldig handelen kunnen er grote problemen ontstaan. Als aan de behoeften van verschillende partijen voorbij wordt gegaan, is het risico groot dat er een verzamelgebouw ontstaat met veel potenties, waarmee weinig of niets wordt gedaan. Inspraak en participatie van alle betrokkenen blijkt van beslissende betekenis voor de gebruikswaarde van de gemeenschappelijke accommodatie. Een van de lessen uit de jaren zeventig is, dat er al in een vroeg stadium moet worden nagedacht over kwesties als financiering en beheer. De ontwikkeling hiervan kan dan gelijk oplopen met de vormgeving. De noodzaak tot wederzijds doorspreken van verwachtingen en doelstellingen zien we terug in vier onderzochte projecten, te weten Het Kleurrijk in Doetinchem, De Esmarke in Enschede, De Grote Beemd in Tilburg en Vensterschool Selwerd/Paddepoel/Tuinwijk in Groningen. De gemeente was telkens de grote animator. Het delen van één gebouw is min of meer van boven opgelegd. Alle vier projecten bestaan uit een multifunctioneel gedeelte in het midden, met hier omheen de ruimten van de afzonderlijke partners. Ter illustratie bespreken we Het Kleurrijk in Doetinchem. Op basis van de prognoses voor nieuwbouwwijk Dichteren bleek dat de bestaande denominaties van de basisscholen de toestroom van kinderen niet kon behappen. De decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor onderwijshuisvesting van het rijk naar de gemeenten is aangegrepen om de drie denominaties in één gebouw onder te brengen. Daarmee werd gemikt op maatschappelijk rendement,
2
Abbring, S., D.J.M. van der Voordt en C. Gerritse (2003), Realistische kijk op brede scholen voorkomt teleurstellingen. Schoolbestuur (23) nr. 5, mei 2003, 38-41.
effectief ruimtegebruik en multifunctionaliteit. Verder wilde de gemeente een voorbeeldfunctie zijn op het gebied van duurzaam bouwen. In de initiatieffase was alleen de gemeente bezig met het maken van plannen. De andere partijen werden pas later in het proces betrokken. OKIDO, de partij die in Doetinchem de kinderopvang coördineert, nam zelf het initiatief tot participatie. De idee om ook een bibliotheek in het project op te nemen strandde in de gemeenteraad, omdat men de bibliotheek op een centraal punt in Doetinchem wilde houden. Uiteindelijk zijn de deelprogramma’s van de volgende organisaties in het programma van eisen meegenomen: Openbare Basisschool De Mozaïek, Protestants Christelijke basisschool De Mate, locatie ’t Prisma, Rooms Katholieke basisschool De Wegwijzer, locatie Dichterbij, Stichting Welzijn Doetinchem (Buurtwerk) en Kinderopvang OKIDO (peuterspeelzaal en kinderopvang). De betrokken scholen stonden vrij sceptisch tegenover gemeenschappelijke huisvesting. Men wilde liever een eigen, herkenbaar en kleinschalig gebouw en geen onderdeel uitmaken van een grootschalige moloch. In de plattegrond is de wens tot eigenheid duidelijk terug te lezen. Iedere gebruiker heeft zijn eigen pantry, een kleine aula en een speellokaal. De gemeenschappelijke ruimten blijven beperkt tot het muzieklokaal, het sportgedeelte en de overblijfruimte voor tussen de middag. Wel zijn er tal van mogelijkheden tot meervoudig ruimtegebruik gecreëerd. Zo kunnen de teamkamers in de avonduren als vergaderruimte worden verhuurd en zijn de speellokalen te gebruiken als ontmoetingsruimte. De groepsruimten van de bovenbouw kunnen na schooltijd worden ingezet voor het geven van cursussen. Iedere school heeft zes vaste lokalen en vier wissellokalen. De laatste zijn in het multifunctionele gedeelte gepositioneerd en daardoor onderling uitwisselbaar. Per twee lokalen is er een ontsluiting, zodat desgewenst in de toekomst de lokalen gecombineerd kunnen worden tot één grote ruimte en als zodanig verhuurbaar is aan derden. Door de keuze voor een satellietmodel met eigen ruimten voor de scholen en een eigen vorm en kleurstelling hebben de afzonderlijke scholen hun eigen identiteit kunnen behouden. Door het verschil in doelstellingen kwam het overleg tussen de partijen na enige tijd vast te zitten. Om die reden is de overlegstructuur aangepast. Aanvankelijk liep de lijn via gemeentebestuur -> stuurgroep (met vertegenwoordigers van gemeentebestuur en besturen van gebruikers) -> projectgroep. In de projectgroep waren alleen de gemeente en externe adviseurs vertegenwoordigd. In de ontwerpfase is de projectgroep opgesplitst in een ontwerpteam (architect, gemeente, gebruikers, extern adviesbureau) en een werkgroep beheer, bestaande uit vertegenwoordigers van de gemeentelijke afdeling onderwijs en de drie schoolbesturen. In de realisatiefase is door de gemeente een apart projectteam opgericht voor de aansturing en begeleiding van de bouw. Op het moment dat de architect de opdracht kreeg voor het ontwerp, waren er nog geen duidelijke afspraken over het beheer. Pas bij het maken van de schetsen ontstond meer zicht op de consequenties van een multifunctionele accommodatie voor het beheer. Door de gebruikers is in overleg met de gemeente alsnog een actieplan beheer opgesteld, met als thema's gebouw en terrein, losse inrichting, diensten (restauratieve voorzieningen, risicobeheer, sleutelplan e.d.) en diversen zoals medegebruik door derden, promotie en beheer van de centrale hal. Voorts is een beheersorganisatie uitgewerkt met afspraken over onderhoud en voorstellen voor een besturenoverleg en gebruikersoverleg. Alle organisatie zijn verantwoordelijk voor hun eigen bouwdeel. Wel is er een gemeenschappelijk
3
Abbring, S., D.J.M. van der Voordt en C. Gerritse (2003), Realistische kijk op brede scholen voorkomt teleurstellingen. Schoolbestuur (23) nr. 5, mei 2003, 38-41.
sleutelplan en wordt gezamenlijk een schoonmaakbedrijf ingehuurd. De gemeente is eigenaar van de scholen en het gebouwdeel voor welzijn. Alleen de kinderopvang is eigenaar van haar gedeelte. In de onderzochte projecten heeft het verschil in doelstellingen van de verschillende partners en de late afspraken over het beheer van een gemeenschappelijk gebouw veel spanningen gegeven. Dat wil niet zeggen dat brede scholen gedoemd zijn te mislukken. Wel is uit de bestudeerde projecten duidelijk geworden, hoe belangrijk het is dat de partners in een gezamenlijk proces hun doelstellingen expliciteren en zorgvuldig onderbouwen en bereid zijn tot een synthese te komen. Bovendien is opnieuw gebleken, dat het succes van een brede school staat of valt met een zorgvuldige voorbereiding, een goed aangestuurd implementatieproces en heldere afspraken over gebruik en beheer van het gebouw. Het is tevens verstandig bij het beheer onderscheid te maken tussen huisvesting, de services en diensten en de overige middelen. (in kader): Aandachtspunten en tips • Respecteer de wens tot behoud van een eigen identiteit. Zoek naar vormgevingsmaatregelen om hieraan tegemoet te komen, zonder terug te vallen op afzonderlijke accommodaties. • Zorg voor een zekere geleding van het gebouw om de differentiatie in functies ruimtelijk te ondersteunen. Meerdere entrees zijn vaak functioneel vanwege een betere spreiding van de bezoekersstromen en als versterking van de identiteit van de afzonderlijke partijen. • Zorg voor een heldere routing door het gebouw door een logische en eenvoudige plattegrondstructuur, waar nodig ondersteund met bewegwijzering en differentiatie in kleur en vorm. • Maak het gebouw flexibel om in te kunnen spelen op toekomstige trends. • Maak specifieke ruimten afsluitbaar. • Houd rekening met compartimentering met het oog op gedeeltelijke openstelling van het gebouw of onderverhuur van ruimten in de stille uren. • Besteed veel aandacht aan het voorkomen van geluidhinder. • Maak het mogelijk om de verlichting en verwarming per ruimte te regelen. • Maak duidelijke afspraken over schoonmaken en technisch onderhoud. • Kijk niet alleen naar de investeringskosten, maar let ook op de consequenties van ontwerpkeuzen voor de exploitatielasten (energie en onderhoud). • Neem de tijd om naar elkaar toe te groeien, bijvoorbeeld door te starten met bescheiden gemeenschappelijk ruimtegebruik, met een ingebakken mogelijkheid tot groeiende ruimtelijke samenwerking. Sander Abbring is recent afgestudeerd op Brede Scholenbouw bij de Afdeling Real Estate & Housing aan de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Dr. ir. D.J.M. van der Voordt en ir. C. Gerritse zijn als universitair docent en onderzoeker verbonden aan deze zelfde afdeling. Het onderzoek is mede begeleid door ir. Nanning Tomberg (TU Delft) en de dames C. Dierx, ir. M. Mors en ir. C. Wilmink van de Stichting Architecten Research Onderwijsgebouwen (STARO).
4
Abbring, S., D.J.M. van der Voordt en C. Gerritse (2003), Realistische kijk op brede scholen voorkomt teleurstellingen. Schoolbestuur (23) nr. 5, mei 2003, 38-41.
Varianten in organisatorische en ruimtelijke samenwerking
mate van inhoudelijke samenwerking
veel
Netwerk (geïntegreerd model)
Multifunctionele accommodatie (fusie model)
Samenwerkingsverband van organisaties primair gericht op inhoud en activiteiten. Er is geen ruimtelijke verbinding tussen de organisaties. Participanten zitten niet met elkaar onder een dak.
Een combinatie van voorzieningen onder één dak. De participanten kunnen zowel inhoudelijk als ruimtelijk veel voor elkaar betekenen. De kern is samenwerken en samenwonen.
Solitaire voorzieningen (Afstemmingsmodel)
Bedrijfsverzamelgebouw (onderdak model)
De fysieke verschijningsvorm van een organisatie. Het betreft dus duidelijk één organisatie in ieder een eigen gebouw. Er is geen sprake van samenwerking of samen wonen.(evt. alleen gez. sportdag)
Een gezamenlijk omhulsel voor een (groot) aantal participanten. In principe is er geen samenwerking op inhoud en/ of activiteiten, maar op algemene voorzieningen.
mate van fysieke samenwerking weinig
veel
5
Abbring, S., D.J.M. van der Voordt en C. Gerritse (2003), Realistische kijk op brede scholen voorkomt teleurstellingen. Schoolbestuur (23) nr. 5, mei 2003, 38-41.
Het Kleurrijk, Doetinchem Opdrachtgever: Gemeente Doetinchem. Ontwerp: A.G. Blokland, GAJ Architecten in Arnhem. Start initiatief: juni 1996. Ingebruikname: september 1999.
6