Raadsvoorstel
Nummer: 237826
Datum: 4 november 2014 Hoort bij collegeadviesnummer: 237824 Datum raadsvergadering: 18 december 2014 Portefeuillehouder: A. Dragt Onderwerp Vaststellen verordeningen participatiewet Voorgesteld besluit De volgende verordeningen vast te stellen: 1. de Verordening maatregelen Participatiewet, IOAW en IOAZ; 2. de Verordening tegenprestatie; 3. de Verordening individuele inkomenstoeslag; 4. de verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive. Kader Per 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Hiertoe moeten acht verordeningen worden vastgesteld. Sommige verordeningen moeten worden aangepast andere opnieuw worden opgesteld. Vier verordeningen brengen wij nu ter besluitvorming van uw raad. Het betreft de verordeningen maatregelen Participatiewet, IOAW en IOAZ, verrekening bestuurlijke boete bij recidive, tegenprestatie en individuele inkomenstoeslag. Op grond van artikel 78z van de participatiewet moeten deze verordeningen op 1 januari 2015 zijn vastgesteld. Zij hebben betrekking op het rechtmatig deel van de wet. De overige vier die betrekking hebben op het de doelmatigheid van de wet en moeten uiterlijk op 1 juli zijn vastgesteld. Beoogd effect Met het vaststellen van de onderhavige verordeningen wordt de juridische basis gelegd voor de lokale uitvoering van de Participatiewet. 1.1 De Participatiewet Per 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Deze wet vervangt de Wet werk en bijstand (WWB). Aanleiding hiervoor was de behoefte aan één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Onder "onderkant" wordt verstaan iedereen die werkzoekend is, eventueel een arbeidsbeperking heeft en geen aanspraak (meer) kan maken op een werknemersverzekering zoals de WW, WIA, WAO of Wajong van het UWV. De wet is van toepassing op de mensen die voorheen in aanmerking kwamen voor een WWB uitkering of voor een indicatie sociale werkvoorziening. Daarnaast is de wet van toepassing op jongeren met een arbeidsbeperking en arbeidsvermogen. Jongeren met een arbeidsbeperking die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben komen nog steeds in aanmerking voor een Wajong-uitkering. 1.2 Gewijzigde WWB-maatregelen Het motto van de Participatiewet is “Iedereen doet mee”. Om dit te realiseren worden de arbeidsverplichtingen en maatregelen, die in het kader van de WWB werden opgelegd, aangescherpt. Daarnaast zijn de mogelijkheden tot het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand beperkt en wordt de uitkering afhankelijk van de mate waarin verplichtingen worden nagekomen. Ook kan er van mensen een tegenprestatie gevraagd
worden. Als gevolg van deze ontwikkelingen moet de gemeente verordeningen aanpassen en nieuwe verordeningen opstellen. In de maatregelverordening is opgenomen welke korting er plaatsvindt op de uitkering als iemand zich niet houdt aan de verplichtingen om werk te vinden of te behouden. Deels betreft deze verordening een aanpassing van de bestaande. Nieuw is dat een maatregel opgelegd kan worden als iemand zich ernstig misdraagt tegen iemand die is belast met de uitvoering van de participatiewet. 1.3 Introductie geüniformeerde arbeidsverplichtingen De Participatiewet introduceert in artikel 18 lid 4 diverse uniforme arbeidsverplichtingen. De sanctionering bij het niet nakomen van deze verplichtingen is aangescherpt. Daarmee beoogt de wetgever de bijstand activerender te maken en eenduidiger in de uitvoering. In de wet is bepaald dat als een belanghebbende een uniforme arbeidsverplichting schendt het college verplicht is de bijstand in ieder geval met 100% te verlagen, voor een periode van minimaal een tot maximaal drie maanden. Wij stellen u een maatregel van één maand voor. Een langere periode lijkt ons onevenredig zwaar voor iemand die afhankelijk is van een inkomen op bijstandsniveau. Ook lijkt ons het corrigerend effect van een maatregel van drie maanden niet groter dan met een maand. De wetgever geeft de gemeente ook enige ruimte met betrekking tot de periode waarover de maatregel verrekend kan worden. De gemeente kan opteren voor een verrekening over één, twee of drie maanden. Wij stellen u voor om de maatregel in principe over één maand te verrekenen. Indien dat in verband met individuele omstandigheden onverantwoord lijkt kan de maatregel verrekend worden over twee of drie maanden. De beleidsvrijheid bestaat in het bepalen van de hoogte van de maatregel voor het niet nakomen van de zogenaamde niet-uniforme arbeidsverplichtingen. Hierbij zou aangesloten kunnen worden bij de hoogte van de uniforme arbeidsverplichtingen. Er is echter gekozen voor een “lichter regime”. Met een lagere maatregel voor het niet nakomen van een nietuniforme arbeidsverplichting zal namelijk hetzelfde doel worden bereikt; gedragsverandering. De kans op het niet meer kunnen betalen van de vaste lasten zal aanzienlijk kleiner zijn. 1.4 Juridische grondslag moet worden gewijzigd In de aanhef van de verordening verandert de juridische grondslag: vanaf 1 januari 2015 is de juridische grondslag te vinden in artikel 8 lid 1 onderdelen a Participatiewet, artikel 35 IOAW en artikel 35 IOAZ. Momenteel is de juridische grondslag van de maatregelverordening verankerd in artikel 8 lid 1 onderdelen b en h WWB, artikel 35 IOAW en artikel 35 IOAZ. Verder worden alle verwijzingen naar de WWB vervangen door verwijzingen naar de Participatiewet. Voor nadere onderbouwing en uitleg van overige wijzigingen verwijzen wij u naar de algemene en artikelsgewijze toelichting bij de Verordening maatregelen Participatiewet, IOAW en IOAZ. 2.1 Verordeningsplicht voor de tegenprestatie In de Participatiewet is opgenomen dat de gemeente opdracht kan geven tot het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten, tot het verrichten van een tegenprestatie. Het wel of niet opleggen van een tegenprestatie moet worden vastgelegd in een verordening (artikel 8a lid 1 onderdeel b Participatiewet). Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid legt deze bepaling zo uit, dat elke gemeente in ieder geval een minimale tegenprestatie moet opleggen. In de verordening moet hoe minimaal ook, de
inhoud, omvang en duur van de tegenprestatie worden vermeld. Binnen de wettelijke kaders stellen wij u voor om de tegenprestatie niet specifiek als verplichting te benoemen, maar als onderdeel te laten zijn van de verplichting om te doen wat men naar vermogen kan. Doen wat je kunt is één van onze beleidsuitgangspunten bij de formulering en de uitvoering van ons re-integratie en participatiebeleid. 2.2 We maken gebruik van de bevindingen uit de pilot Tegenprestatie In 2013 werd een pilot tegenprestatie uitgevoerd waarbij ook bijstandsgerechtigden uit Leusden waren betrokken. Uit de evaluatie van deze pilot kwam naar voren dat het grootste deel van de betrokkenen maximaal haalbaar re-integreert of op andere wijze actief is. Veel mensen uit de groep die niet re-integreert of daarvan is ontheven verricht vrijwilligerswerk. De overigen hebben dusdanige beperkingen dat een tegenprestatie/vrijwilligerswerk vooralsnog niet aan de orde is. Mede op basis van de bevindingen uit deze pilot hanteren we een sluitende aanpak. Vanaf het moment dat een belanghebbende in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeert (datum melding UWV) bieden we ondersteuning. Afhankelijk van de individuele situatie kan dat ondersteuning zijn bij het vinden van werk (WorkFast) of een verwijzing naar algemene of specialistische vormen van hulpverlening. We beschikken over een breed scala van ondersteunende instrumenten om iedereen terug te laten keren op de arbeidsmarkt of, indien dat nog niet mogelijk is, om hen op andere wijze naar vermogen te laten participeren in de samenleving, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk. 2.3 We passen het wederkerigheidprincipe toe Iedereen wordt geacht zelfstandig in zijn bestaan te kunnen voorzien door middel van werk. Als dat (tijdelijk) niet mogelijk is en er geen andere voorzieningen beschikbaar zijn, heeft de gemeente de taak hen te helpen met zoeken naar werk en, zo lang dat niet gevonden is, met inkomensondersteuning. Daarbij vragen we van allen zich maximaal in te zetten om zo snel mogelijk weer in het eigen onderhoud te kunnen voorzien. Van hen die langdurig afhankelijk zijn van de bijstand en moeilijk re-integreren op de arbeidsmarkt, vragen we een maximale inspanning om naar vermogen een bijdrage te leveren aan de samenleving. Tevens verwachten wij dat zij er alles aan doen om de problemen op te lossen die een drempel vormen om maatschappelijke te participeren. Daarbij krijgen zij hulp van ons. In samenspraak met deze cliënten wordt een individueel plan van aanpak (voorheen trajectplan) opgesteld met actiepunten waarin eigen kracht en professionele hulp de bestanddelen kunnen vormen. Uitgangspunt bij de tegenprestatie is het wederkerigheidprincipe: tegenover het recht op bijstand bestaat de verplichting om er alles aan te doen weer zelfstandig in het bestaan te kunnen voorzien of anderszins naar vermogen een maatschappelijke bijdrage te leveren. 3.1 De categoriale langdurigheidstoeslag wordt een individuele inkomenstoeslag Met de invoering van de Participatiewet komen alle categoriale regelingen te vervallen. Om die reden wordt de langdurigheidstoeslag in de bijstand vervangen door een individuele toeslag voor personen die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen zonder dat zij zicht hebben op verbetering van dat inkomen. Voor de individuele inkomenstoeslag moeten individuele omstandigheden worden betrokken in de beoordeling van het recht op toeslag. De toeslag wordt aldus geïndividualiseerd. In dat kader heeft de wetgever bepaald dat de inkomensnorm, gekoppeld aan het begrip laag inkomen, is komen te vervallen. De individuele inkomenstoeslag is een zogenoemde “kan-bepaling”. De gemeenteraad dient in een verordening regels vast te stellen ten aanzien van de hoogte van de toeslag en de invulling van de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’.
Wij stellen u voor om het huidige gemeentelijke beleid dat is vastgelegd in de Verordening langdurigheidstoeslag te continueren. Dat wil zeggen dat we in de nieuwe Verordening individuele inkomenstoeslag onder ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’ verstaan: de belanghebbenden die gedurende de referteperiode van 36 maanden aangewezen is op een inkomen dat niet hoger is dan 100 % van de toepasselijke bijstandsnorm. Indien u hiermee instemt kunnen we de regeling individueel toepassen. We kunnen dan volstaan met het wijzigen van de juridische grondslag en de titel van de Verordening langdurigheidstoeslag. Op onderdelen zullen we de in de verordening opgenomen regels in beleidsregels specificeren. Voor verdere uitleg en motivering verwijzen we u naar de toelichting op de Verordening individuele inkomenstoeslag. Ter uwer informatie vermelden wij hierbij dat wij voor wat betreft de invulling van het begrip “langdurig” mogelijk afwijken van de gemeente Amersfoort. Indien de gemeente Amersfoort haar beleid ten aanzien van de langdurigheidstoeslag continueert dan zal voor de individuele inkomenstoeslag een referteperiode van 5 jaar gelden. 4.1 Geen inhoudelijke wijzigingen in de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive De Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive is op 1 januari 2013 van kracht geworden als gevolg van de invoering van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving. Deze verordening wordt als gevolg van de invoering van de Participatiewet inhoudelijk niet gewijzigd. Wel wordt de grondslag anders en moeten verwijzingen naar de WWB vervangen worden door verwijzingen naar de Participatiewet. Dit is reden om de verordening opnieuw door uw raad vast te laten stellen. Kanttekeningen 1.1 Geen vereenvoudiging De wetgever beoogt met de invoering van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen de bijstand activerender te maken. Ook zou de invoering van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen een vereenvoudiging voor de uitvoering moeten opleveren. Dat laatste is niet gelukt. In de eerste plaats omdat naast de geüniformeerde arbeidsverplichtingen alle andere verplichtingen die gericht zijn op re-integratie van kracht blijven. In de tweede plaats omdat bij het niet nakomen ervan krachtens de werking van de verordening moet worden gesanctioneerd. Er heeft dus een uitbreiding plaatsgevonden in plaats van een vereenvoudiging. Financieel De uitvoering van deze verordeningen kan plaatsvinden binnen de financiële kaders van de Participatiewet zoals deze, als onderdeel van het Sociaal Domein, in de ontwerpmeerjarenbegroting 2015-2018 zijn opgenomen. De vaststelling van de onderhavige verordeningen heeft daarmee geen budgettaire gevolgen. Vervolg De invoering van de Participatiewet brengt met zich mee dat er in totaal acht verordeningen door uw raad moeten worden vastgesteld. Naast de vier verordeningen die nu ter vaststelling worden aangeboden, komen we in het komende halfjaar met een voorstel ter vaststelling van de overige verordeningen. Dit zijn de Verordening cliëntenparticipatie, de Verordening loonkostensubsidie en loonwaarde, de Verordening re-integratie Participatiewet en IOAW en IOAZ en de Verordening individuele studietoeslag. Deze verordeningen zijn gericht op het doelmatigheidsaspect van de Participatiewet. Omdat van Rijkswege nog nadere regelgeving moet komen krijgen de gemeenten tot 1 juli 2015 de tijd om deze verordeningen vast te stellen.
Bij de invoering van de Participatiewet vervalt van rechtswege de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012. Deze laatste verordening vervalt in verband met de invoering van de kostendelersnorm. Betrokken partijen Het platform Sociale Zekerheid is om advies gevraagd over de verordeningen die u ter vaststelling zijn aangeboden. Communicatie De verordeningen worden na vaststelling van de raad gecommuniceerd via de gebruikelijke kanalen: via de Nieuwsbrief en gepubliceerd op de gemeentepagina. Tevens worden de verordeningen opgenomen in de Regelingenbank. De implementatie van Participatiewet is onderdeel van de veranderingen in het sociale domein. Hiervoor is er een communicatieplan opgesteld. In dit plan wordt uitgewerkt hoe we de inwoners, partners en maatschappelijke organisaties van de gemeente gaan betrekken bij de invoering van de Participatiewet. Hieraan wordt momenteel uitvoering aan gegeven.
Het college van de gemeente Leusden,
E.D. Luchtenburg directeur-secretaris
mevrouw drs. A. Vermeulen burgemeester
De raad van de gemeente Leusden; gelezen het voorstel van het college d.d. 11 november 2014 nummer: 237826 besluit: De volgende verordeningen vast te stellen: 1. de Verordening maatregelen Participatiewet, IOAW en IOAZ; 2. de Verordening tegenprestatie; 3. de Verordening individuele inkomenstoeslag; 4. de verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive. Aldus besloten door de raad van de gemeente Leusden in zijn openbare vergadering van 18 december 2014
mevrouw mr. J.S.Y. Houtman griffier
mevrouw drs. A. Vermeulen voorzitter