PTA M&O Hoofdstuk 10. Vragers van vermogen: 1.
2.
Consumenten, mensen die niet genoeg geld hebben voor de uitgaven die ze willen doen kunnen dit geld lenen. De kosten voor een lening zijn : rente, en financieringskosten (dit zijn alle andere kosten samen die er voor zorgen dat het bedrag dat je hebt geleend in werkelijkheid veel minder is). Overheid, de jaarlijkse uitgaven van de staat zijn vaak groter dan de jaarlijkse inkomsten. Dit financieringstekort wordt gedekt door geld te lenen : staatslening. De stater der Nederlanden garandeert deze staatslening = staatsobligatie.
Staatsobligatie is een grote lening die is opgesplitst in delen deze delen noemen we een obligatie. Als je zo’n staatsobligatie afsluit ben jij een schuldeiser van de overheid. Wil je jou geld eerder zien dat de afgesproken periode dan kan je met je obligatie naar de effectenbeurs. of je dan ook nog de nominale waarde krijgt hangt af van : de rente stand op de vermogensmarkt op het moment van de verkoop. 3.
Onderneming, door een deel van de winst te bewaren kan een onderneming in reservering opbouwen. Als dit niet lukt, dat kan een bedrijf het proberen met behulp van aandeelhouders die geld uitlenen. Alleen grote bedrijven kunnen en vaak zijn het nv’s.
Emissiefonds : een onderneming waarvan de aandelen zijn genoteerd aan de effectenbeurs. Een aandeelhouder krijgt zijn ingebrachte geld niet terug van de nv. Aandelen vermogen is namelijk permanent vermogen. Een aandeelhouder kan zijn geld terug krijgen door zijn aandelen via de effectenbeurs te verkopen aan een andere beleger. Een bedrijf moet een goed eigen vermogen hebben. dit zorgt voor zekerheid voor de aandeelhouders. Eventuele verliezen van de onderneming worden namelijk eerst op het eigen vermogen afgeboekt. Aanbieders van vermogen. 1. Institutionele beleggers, dit zijn instellingen die grote bedragen te beleggen hebben als uitvloeisel van het hoofdtaak. Bijvoorbeeld een pensioen fonds dat geld belegt zodat hij iemand bij zijn 65 een pensioen uit kan keren. Pensioenfonds is een bedrijf dat pensioenen uitkeert aan mensen die ouder dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn (65). Dit is een aanvullen op de AOW-uitkering. Levensverzekeringsmaatschappij kun je tegen betaling van een premie verzekeren. De verzekering kan er uit bestaat dan je vanaf een bepaalde leeftijd periodiek een bepaalde uitkering krijgt of op een bepaald moment een uitkering opeens. ook kunnen nabestaande een uitkering krijgen.
M&O PTA T2
1
Onderhandse leningen (hypotaire lening) de geldlener en geldgever treffen elkaar rechtstreeks, er zit geen bank tussen. Dit heeft voor beide partijen voordelen: 1. kostenvoordeel 2. Ook kan er over de voorwaarden worden onderhandeld. 3. De betaling van rente en aflossing gaan aanzienlijk sneller en goedkoper omdat er slechts 1 geldgever is. Voor de geldnemer is er ook een voordeel : het rentepercentage van een onderhandse lening is in het algemeen iets lager dan het rentepercentage van een obligatielening. 2. Spaarders, kleine spaarders zetten hun geld op een spaarrekening, via de bank wordt het geld dan uitgeleend. Grote spaarders kunnen investeren dit doen zijn door aandelen te kopen van nv’s. omdat hij nu mede-eigenaar is kan hij te maken hebben met een wisselend inkomen. Dividend is de vergoeding die een aandeelhouder krijgt en is afhankelijk van de winst van de nv. Koerswinst hiervan is sprake als de verkoopprijs hoger is dan de prijs waarvoor de beleger de aandelen destijds heeft gekocht. 3. Beleggingsfondsen (beleggingsmaatschappijen). Particulieren kunnen van deze diensten gebruik maken. Deze beheert dan jouw vermogen. Participaties een aandeel. 4.
Ondernemingen het geld dat de onderneming tijdelijk niet nodig heeft kan een onderneming tijdelijk beleggen door met dit geld aandelen of obligaties te kopen.
Investeren als er door een onderneming producten worden aangeschaft. Beleggen als een particulier of een onderneming geld over heeft waarvoor bijvoorbeeld aandelen of obligaties gekocht worden in de verwachting dat uit deze belegging een opbrengst wordt verkregen. 5. Overheid Als de overheidsinkomsten groter zijn dan de overheidsuitgaven is er geld over dat zij kan beleggen. Onder de overheid valt ook de lagere overheid : waterschappen, gemeenten en sociale fondsen. Geldmarkt en kapitaalmarkt. Vermogensmarkt. De vermogensmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van vermogen. Op de vermogensmarkt komt een prijs tot stand waartegen het ter beschikking wordt gesteld. Meestal in een vorm van rente. De hoogte van de rente is afhankelijk van de vraag naar het vermogen en het aanbod ervan.
M&O PTA T2
2
Is de vraag hoger dan het aanbod zal de rente hoog zijn en andersom. Dit proces wordt marktmechanisme of prijsmechanisme genoemd. Bij vermogen maken we onderscheid tussen 2 kredieten: 1. Korte kredieten (leningen met een looptijd van maximaal een jaar). 2. Lange kredieten (leningen met een looptijd van langer dan een jaar). Er bestaat ook nog midden lang krediet dit is krediet met een looptijd van 1 tot 10 jaar. De vermogensmarkt valt dan ook uiteen in twee grote delen: 1. Geldmarkt, het kortstondig tijdelijk vermogen (loop tijd maximaal een jaar). - de belangrijkste aanbieder zijn banken. - Belangrijkste vragers zijn: consumenten, onderneming, overheid, banken Vb. voor een onderneming: rekening-courantkrediet, leverancierskrediet,eerst worden je goederen geleverd en je hoeft pas later te betalen. (Op rekening) Afnemerskrediet, je betaalt eerst en krijgt pas later je product 2. Kapitaalmarkt, permanent vermogen (aandelenvermogen) en langdurig tijdelijk vermogen (leningen met een langere looptijd dan een jaar) verhandeld. - de belangrijkste aanbieders zijn : banken en institutionele beleggers. - De belangrijkste vragers zijn: ondernemingen, overheid en de banken. De kapitaalmarkt kun je onderverdelen in: - Onderhandse kapitaalmarkt, er is maar 1 aanbieder. De rentes zijn vaak lager dan die van de openbare kapitaalmarkt, er valt te onderhandelen over de leenvoorwaarden. Het geld is makkelijker te verkrijgen. Maar je kunt niet met je aandelen naar de effectenbeurs. - Openbare kapitaalmarkt, deze is voor iedereen toegankelijk, als een onderneming een obligatie uitschrijft kan iedereen deze obligatie kopen. Waardepapieren worden via de effectenbeurs verhandeld. Koerswijzigingen: - verwachten resultaten, Als er goede resultaten verwacht worden zal de vraag naar aandelen stijgen, is de verwachting slecht zal de vraag naar aandelen dalen. - Fusie, overnamen door een ander bedrijf of het samenwerken tussen bedrijven. - Economische ontwikkelingen, nationale en internationale ontwikkelingen of geruchten kunnen invloed hebben. - Rentestand, door een daling van de rente stand is het voor beleggers minder aantrekkelijk te beleggen, omdat de renteopbrengst dan afneemt. Index (mv. indices). Het koersverloop van een voor een bepaalde beurs representieve groep effecten. Een index geeft een beeld van de gezamenlijke prestaties van fondsen. De AEX-index geeft de graadmeter van de Nederlandse effectenbeurs weer die bestaat uit 25 fondsen in Nederland. KANO staat voor : kapitaal, arbeid, natuur en ondernemingschap.
M&O PTA T2
3
Rekening-courant krediet:
Verschil tussen een onderhandse lening (onderhandse kapitaalmarkt. ) en een obligatie lening (openbare kapitaalmarkt)
-
Er is 1 geldgever voor het hele bedrag.
- Er zijn talrijke geldgevers (elk voor een deel van de lening). Iedereen kan op de obligatielening inschrijven.
-
De geldgever en de geldnemer hebben rechtstreeks contact met elkaar, waar door voor beide partijen kostenvoordelen ontstaan.
-
Er is geen rechtstreeks contact: obligaties worden geplaatst via de effectenbeurs en er wordt gebruikgemaakt van banken, wat kosten met zich mee brengt.
-
Over de leningsvoorwaarden (rente en aflossing) kan onderhandeld worden.
-
Het rentepercentage en de wijze van aflossen zijn vooraf bekend.
-
Het rentepercentage van een onderhandse lening is in het algemeen lager dan van een obligatielening (dit is een voordeel voor de geldnemer).
-
Doordat er slechts 1 geldgever is, gaat de betaling van rente en aflossing veel eenvoudiger en goedkoper dan bij een obligatielening.
-
De geldgever krijgt de jaarlijkse rente via de bank. Ook bij aflossing van de lening wordt de bank ingeschakeld.
-
De verstrekker van een onderhandse lening kan zijn geld niet eerder terug krijgen dan na het verstrijken van de afgesproken looptijd.
-
Een obligatiehouder kan zijn uitgeleende geld terugkrijgen door zijn obligatie via de effectenbeurs te verkopen aan een andere belegger. Is het rentepercentage op de kapitaalmarkt lager dan het percentage van de obligatie die de obligatiehouder te koop aanbiedt, dan maakt de obligatiehouder koerswinst.
-
Via de openbare markt kan meer vermogen worden aangetrokken.
-
De obligaties staan genoteerd.
-
M&O PTA T2
4
Waardepapieren: Effecten zijn waardepapieren die kunnen worden gekocht en verkocht. Voorbeelden zijn aandelen, obligaties en aandelenparticipaties in beleggingsfondsen. Commissionairs bemiddelen bij de aankoop of verkoop van effecten. Als een belegger effecten wil verkopen of kopen moet hij zich wenden tot een van de lenen van de vereniging van effectenhandel. Voor deze bemiddeling moet provisie worden betaalt. Provisie is het bedrag dat je moet betalen wanneer je aandelen koopt. Dit bedrag is voor het papierwerk en de dingen die moeten worden geregeld bij het afsluiten van aandelen. Wanneer je naar een beleggingsfonds gaat en zij jou zaken laat regelen betaal je maar één keer provisie. Een belegger kan 2 soorten ordes geven: 1. Limietorders, de belegger geeft de bank/commissionairs een minimale verkoopprijs op of een maximale koopprijs. Er is wel een kans dat de opdracht niet wordt uitgevoerd omdat deze niet binnen de prijs valt. 2. Market order/ bestens order, een order om effecten te kopen of te verkopen zonder limiet. De opdracht wordt tegen de eerst volgde prijs uitgevoerd. Er is geen zekerheid over de prijs. Emissiehuis: een uitgifte van nieuwe aandelen op de effectenbeurs noemen we een aandelenemissie. Dit wordt begeleid door de bank: emissiehuis. Een emissiehuis benaders institutionele beleggers om de komende emissie toe te lichten. Beursgang: Een manier om een groot publiek te bereiken. Een onderneming gaat naar de beurs om de volgende redenen: - Een nv van wie de aandelen op de beurs genoteerd worden, krijgen grotere naamsbekendheid en status. - De aandelen van een beursgenoteerde nv zijn gemakkelijker verhandelbaar. - De eigenaren van een onderneming die naar de beurs gaat, kunnen als de beursgang een succes wordt, veel opbrengen. We spreken in dit verband van een crashen. Prospectus: Dit is de onderneming verplicht uit te geven wanneer zij beursnotering overwegen. Hierin staan de gegeven van de onderneming (winstverwachting) en de aanstaande introductie van aandelen (het doel van de emissie). Koerswijzigingen: -
M&O PTA T2
verwachten resultaten, Als er goede resultaten verwacht worden zal de vraag naar aandelen stijgen, is de verwachting slecht zal de vraag naar aandelen dalen. Fusie, overnamen door een ander bedrijf of het samenwerken tussen bedrijven. Economische ontwikkelingen, nationale en internationale ontwikkelingen of geruchten kunnen invloed hebben.
5
-
Rentestand, door een daling van de rente stand is het voor beleggers minder aantrekkelijk te beleggen, omdat de renteopbrengst dan afneemt.
Aanvulling op Hoofdstuk 11, staat niet in het boek! Winstuikering (AVA), mogen we verdelen over: - Vennootschapbelasting – 25 % dat MOET worden betaalt aan de fiscus - Tantiemes ( aan de personeelsleden) 1. Contanten 2. Optieregeling - Gereserveerd - Dividend (aandeelhouders) 1. Stockdividend (aandelen, agio) 2. Cashdividend ( geld) 3. Dividendbelasting – hiervan MOET 25% aan de fiscus worden betaald. Dividendpercentage = dividend (bruto) : nominale waarde AV x 100 Winstuitkering wordt bepaald door de AVA omdat deze het hoogste orgaan binnen een bedrijf is.
Hoofdstuk 11 11.1 aandelenvermogen. aandelenvermogen: permanent vermogen, de onderneming kan over dit vermogen blijvend beschikken. dit vermogen ontstaat door aandelen uit te geven (emitteren). vreemd vermogen: na verloop van tijd moet dit worden afgelost. naarmate het eigenvermogen groter is, kan een onderneming gemakkelijker vreemd vermogen aantrekken (lenen). dit dient dan als buffer om mogelijke verliezen op te vangen. (garantiefunctie) aandeelbewijs: dit is een bewijs van deelname in het aandelenvermogen van een nv. en bestaat uit twee delen: 1. mantel, hierop staan de belangrijkste gegevens vermeld: de naam van de nv., de nominale waarde van het aandeel; de plaats van vestiging; het maatschappelijke aandelenvermogen; het nummer van het aandeel. 2. dividendblad, het gedeelte van de winst dat de nv of bv uitkeert aan de aandeelhouders. bij inlevering van het dividendblad krijgt de aandeelhouder dan zijn geld. bij een aandeel maken we onderscheid tussen de nominale waarde en de koerswaarde. 1. nominale waarde is het bedrag dat op het aandeel staat vermeld. dit is niet de prijs die je voor het aandeel moet betalen. de prijs komt tot stand onder invloed van aanbod en prijs (beurskoers). 2. koerswaarde is het bedrag dat voor het aandeel moet worden betaald als je het wil kopen. emissiekoers, wanneer een onderneming het aandelenvermogen wil uitbreiden besluiten zij tot een emissie van aandelen. de onderneming stelt dan een prijs(koers0 vast waartegen het publieke en/of institutionele beleggers nieuwe aandelen kunnen kopen. de prijs heet de emissiekoers.
M&O PTA T2
6
maatschappelijke aandelenvermogen: het totaalbedrag dat de onderneming aan nominaal aandelenvermogen denkt nodig te hebben. tot wel bedrag de onderneming maximaal mag uitgeven. dit staat in de statuten vermeld. geplaatst aandelenvermogen: het maatschappelijke AV. - het bedrag van de niet uitgegeven aandelen (in portefeuille of ongeplaatst). wanneer de waarde van aandelen stijgen maakt een aandeelhouder koerswinst, en wanneer de bv/nv winst maakt ontvangt de aandeelhouder jaarlijks dividend. het dividend kan laag zijn terwijl er wel winst wordt gemaakt. een groot deel van de winst word dat gereserveerd (het geld blijft in de onderneming). hierdoor neemt de waarde van de onderneming en daarmee die van de aandelen van de nv sneller toe dan wanneer er hoge winstuitkeringen zouden plaatsvinden. dividend: is vaak een bepaald bedrag per aandeel. soms is het een percentage van de nominale waarden. als de koers van aandelen dalen lijdt de belegger bij verkoop verlies. maar er komt na een daling van zelf weer den stijging. een hoge beurskoers geeft aan dat het goed gaat met een onderneming. ook directieleden en commissarissen (personen die toezicht houden op de directie en advies geven) hebben hier belang bij omdat zij vaak een gedeelte van de winst als tantième ontvangen. tantième: is een winstuitkering voor commissarissen en personeelsleden, met name de leden van de directie. de directieleden hebben het recht om over een bepaald aantal jaren een aantal aandelen te kopen tegen een koers(prijs) die nu wordt vastgesteld. niet alleen de directie heeft belang bij een goed gang van zaken bij een onderneming, ook: -
Weknemers, dit hangt af of zij een extraatje krijgen en het bestaat van hun baan.
-
Leveranciers, omdat zij dan niet bank hoeven te zijn dan ze niet betaald worden.
-
Afnemers, omdat zij er zeker van zijn dat de bestelde artikelen ook geleverd zullen worden.
11. 2 emissie van aandelen. Prospectus hierin moeten de volgende punten staan: -
Het doel van de emissie, waarvoor de financiële middelen nodig zijn.
-
Een overzicht van de bedrijfsresultaten van de voorafgaande jaren en de verwachting voor de toekomst.
-
De winstverdeling zoals in de statuten is vastgelegd.
-
De prijs (koers) waartegen de uit te geven aandelen geplaatst worden.
-
De datum waarop de aandelen kunnen worden afgehaald en moeten worden betaald.
-
De hoogste en laagste emissiekoers.
M&O PTA T2
7
Voordat de aandelen mogen worden uitgegeven moeten zij worden geadministreerd bij het Centrum voor Fondsenadministratie. De kosten die door dit centrum in rekening worden gebracht, rekenen we tot de emissiekosten van de aandelen even als de provisie die door de bank wordt gerekend en de kosten van het drukken van aandelen. De prijs van de emissiekoers moet lager zijn bij nieuwe aandelen dan bij aandelen op de effectenbeurs. Ander kunnen mensen hun aandelen net zo goed op de effectenbeurs kopen. Is de beurskoers gestegen dan kiest de nv vaak voor een hogere emissiekoers. Voor het vaststellen van de emissiekoers zijn er drie mogelijkheden: 1. A pari, tegen de waarde die op het aandeel is vermeld, de nominale waarde. 2. Boven pari, de prijs van de emissiekoers is boven de nominale waarde. Het verschil tussen de emissiekoers en de nominale waarde is het agio. De totale agio zijn alle aandelen bij elkaar en het verschil daar dan tussen. Het agioreserve is een onderdeel van het eigenvermogen. Een nv kan aandelen boven pari uitgeven om de volgende redenen: - De toekomstverwachting van de nv ziet er goed uit. De aandeelhouders verwachten dat zij in de toekomst behoorlijke uitkeringen van de nv krijgen en zijn daarom bereid meer te betalen. - Bij uitbreiding van het aandelenvermogen van reeds bestaande nv’s komen er nieuwe aandeelhouders als mede-eigenaar bij. Van deze nieuwe aandeelhouders wordt een hogere koers gevraagd omdat zij kunnen meeliften op de al opgebouwde reserves. 3. De aandelen worden beneden pari geplaatst. Dit kan alleen wanneer een nv zijn aandelen overdraagt aan de bank. Dit doet een nv allen als zij er dringen nieuw vermogen nodig heeft. Dit is 94% van de nominale waarde. 11.3 reserves
Reserves: deze zijn gelijk aan dat deel van het eigen vermogen dat aanwezig is boven het geplaatste aandelenvermogen en het winstsaldo. De reserves zijn naar hun ontstaanswijze als volgt in te delen: 1. Winstreserve, ontstaan door het inhouden van winst. De verdeling van de winst is afgesproken in de algemene vergadering van aandeelhouders. Meestal na aanleiding van een voorstel door de directie. Vaak staat er ook iets over in de statuten. Winstreserve is dat deel dat niet wordt uitgekeerd aan de winstgerechtigden maar in de onderneming blijft. 2. Agioreserve, deze ontstaat doordat aandeelhouders meer betalen dan de nominale waarde. Herwaarderingsreserve, deze stijgt of daalt als de activa van een bedrijf stijgen of dalen.
In het geval van winstreserves en agioreserves moet aan de debetkant een bedrag aan geld aanwezig zijn: bij winstreserves dat deel van de uit verkopen ontvangen gelden dat gereserveerd wordt en bij agioreserves de bedragen die boven de nominale waarde zijn ontvangen. alleen met de bedragen die volgens de debetkant van de balans in liquide vorm aanwezig zijn, kan de onderneming betalingen verrichten. Er worden binnen een onderneming reserves gevormd om de volgende redenen: 1. Het vergroten van het weerstandsvermogen van de onderneming. 2. Het vervangen van vreemd vermogen door eigenvermogen, het aflossen van vreemd vermogen met de reserve. Ze worden dan eigenvermogen en de interestkosten dalen in de toekomst.
M&O PTA T2
8
3. Dividendstabilisatie, in tijden dat het heel goed met het bedrijf gaat keert de onderneming een deel van de winst niet uit waardoor er in de jaren dat er minder winst of zelfs geen winst is toch dividend aan de aandeelhouders kan worden uitgekeerd. Dit zorgt voor vertrouwen bij de beleggers. 4. Uitbreiding, de onderneming reserveert gelden om in de toekomst te kunnen groeien en uit te breiden. Reserves kunnen op de volgende manieren minder worden of zelfs van de balans verdwijnen: 1. Geleden verliezen worden afgeboekt ten laste van de reserve. 2. Na een waardedaling van de activa neemt de herwaarderingsreserve af. 3. De reserve wordt gebruikt voor het doel waarvoor zij gecreëerd is. vb. dividend vermindert door een uitkering aan de aandeelhouders. 4. Uit de reserve worden aan de aandeelhouders gratis aandelen (bonusaandelen) uitgekeerd. Dit gebeurt meestal ten laste van de agioreserve = agiobonus. 11. 4 intrinsieke waarde. de intrinsieke waarde is de waarde van de onderneming volgens de balans. We kunnen de intrinsieke waarde op twee manieren berekenen, namelijk: 1. Intrinsieke waarde is gelijk aan bezittingen minus vreemd vermogen. 2. Intrinsieke waarde is gelijk aan het eigen vermogen. Het eigen vermogen is dus gelijk aan alle bezittingen minus alle schulden. Het eigenvermogen kan bestaan uit : geplaatst aandelenvermogen, alle reserves, winst na belasting. Het is beter om het eigen vermogen te berekenen na de winstverdeling. De intrinsieke waarde wordt ook gebruikt bij de waardebepaling van een aandeel op de effectenbeurs. De intrinsieke waarde per aandeel wordt bepaald aan de hand van de balans gegevens. Terwijl de beurskoers van een aandeel wordt bepaald door vraag en aanbod. Intrinsieke waarde per aandeel = eigen vermogen : aantal geplaatste aandelen. De koers kan beïnvloed worden door : de intrinsieke waarde, geructen.
Hoofdstuk 12 12.1 onderhandse lening. We spreken over Vreemd vermogen op lange termijn als het een looptijd van langer dan een jaar heeft. onderhandse lening: een lening op lange termijn die door één geldgever wordt verstrekt. De geldgever en geldnemer overleggen rechtstreeks met elkaar. Deze vorm van lening wordt verstrekt door institutionele beleggers (levensverzekeringmaatschappijen,pensioenfondsen). Voor geldnemer en geldgever zijn aan een onderhandse lening de volgende voordelen verbonden: 1. Er kan worden onderhandeld over de leningsvoorwaarden. 2. Er zijn geen emissiekosten zoals bij de uitgifte van aandelen en obligaties. 3. De administratiekosten zijn lager dan bijvoorbeeld obligatielening. 12.2 obligatielening.
M&O PTA T2
9
Obligatie: is een bewijs van deelneming in een geldlening. En bestaat uit 2 delen: 1. Mantel, is het officiële stuk, waarop belangrijke gegevens staan vermeld. 2. Couponblad, bestaat uit een aantal coupons en talon, en dienen voor de intrestbelasting. Coupon: met een coupon kan de houder zijn jaarlijkse interest ontvangen. Op de coupon staat de datum waarop hij de interest kan innen en het bedrag waar hij recht op heeft. Talon: ????? Obligatielening: een geldlening op lange termijn die in klei e bedrage is opgesplitst. Een nadeel van de obligatielening ten opzichten van de onderhandse lening is dat er emissiekosten (kosten die verbonden zijn aan het uitgeven van de obligaties) en administratie kosten zijn. Een obligatielening is een vorm van lang vreemd vermogen. Het is een geldlening, die zoals elke lening moet worde terugbetaald(afgelost). De onderneming of instelling kan een obligatielening op verschillende manieren aflossen: 1. In één keer aan het einde van de looptijd van de lening. 2. Aflossing in gedeelten gedurende een aantal jaren door middel van uitloting. 3. Inkopen van de eigen obligaties. Voordat de emissie plaats vindt, probeert de instelling of onderneming door middel van advertenties in dagbladen, het beleggende publiek te bereiken. Daarnaast wordt er prospectus uitgegeven. Prospectus: hierin staan bijzonderheden over de instelling of onderneming en de obligatielening worden vermeld, zoals: -
De verhouding tussen eigen en vreemd vermogen.
-
De resultaten van de afgelopen jaren en de verwachtingen in de toekomst.
-
Het doel van de lening en de grootte van het te lenen bedrag.
-
De datum waarop de koers bekend wordt gemaakt.
-
De wijze van aflossen en de data waarop wordt afgelost.
-
Het tijdstip waarop moet worden ingeschreven.
-
Het tijdstip waarop de obligaties kunnen worden afgehaalde en moeten worden betaald.
Wanneer er veel inschrijvingen zijn, krijg je een evenredig deel van je inschrijving toegewezen. bv. Er worden 10.000 obligaties uitgegeven en er zijn er voor 15.000 ingeschreven. Zelf heb je voor 90 obligaties ingeschreven. Dan krijg jij: 10.000 : 15.000 x 90 obligaties = 60 obligaties. Staatsleningen: de koers wordt niet van te voren bekend gemaakt. De beleggers mogen zelf aangeven welke prijs zij voor de aangeboden obligaties willen betalen. Aan de hand van de inschrijvingen wordt dan door het ministerie van financiën de uitgiftekoers vastgesteld. = het tendersysteem. Wanneer de koers van dag tot dag wordt bijgesteld spreken we van een toonbankuitgifte. Vervroegde aflossing: een onderneming heeft het recht om vervroegd af te lossen, dit gebeurt wanneer zijn over gelden beschikken die zij voorlopig niet nodig heeft. dit maakt zo’n obligatie minder aantrekkelijke voor beleggers; hij eist dan ook een hogere interestvergoeding. Is aflossing niet toegestaan dan kan de onderneming de obligaties via de effectenbeurs inkopen en zo de interest besparen. De onderneming hoeft immers geen interest aan zich zelf te betalen.
M&O PTA T2
10
Rentevoet: als de onderneming in het verleden een lening heeft gesloten met een rentevoet van 8% en de rentevoet is enkele jaren later gedaald tot 6%, is het voor de onderneming aantrekkelijke een nieuwe lening uit te schrijven voor 6%. Met de onthaalden gelden wordt dan de 8% lening afgelost. overeenkomsten aandelen en obligaties: 1. Voor de onderneming is de obligatielening evenals het aandelenvermogen een manier om aan lang vreemd vermogen te koen. 2. Voor de belegger zijn aandelen en obligaties alternatieve beleggingspapieren (waardepapieren). 3. Zowel obligaties als aandelen kun je via de effectenbeurs kopen en verkopen. Verschillen tussen aandelen en obligaties: Aandelen Obligaties Bewijs van mede-eigendom in een nv of bv Schuldbewijs van een bv of nv Deel van het eigen vermogen Deel van het vreemd vermogen Permanent vermogen Tijdelijk vermogen (wordt afgelost) Medezeggenschap (stemrecht) in de AVA Geen zeggenschap Groot risico bij slechte resultaten Minder risico bij slechte resultaten Koers onstabiel, afhankelijk van de Koers stabieler, voornamelijk afhankelijk van winstverwachting de rentestand. Dividend als beloning (afhankelijk van de Vaste interestpercentage. winst) 12.3 hypothecaire lening. Hypothecaire lening: is een geldlening op onderpand van onroerende zaak (grond en gebouwen). de hypotheekgever is de eigenaar van de onroerende zaak en dus de geldnemer. De hypotheeknemer is de geldgever (bank,intitionele belgers). de grote van het bedrag dat geleend kan worden in onder meer afhankelijk van: je inkomen, van andere schulden die je hebt, van het inkomen van je partner. We onderscheiden de volgende hypothecaire leningen: 1. De lineaire hypotheek, hiervan is sprake als elke periode een gelijk bedrag aan aflossing wordt betaald. De voordelen van een lineaire lening zijn: -
Interestkosten worden snel lager;
-
De schuld wordt steeds kleiner.
Nadelen van een lineaire lening zijn: -
Doordat de interestkosten steeds lager worden, neemt ook het belastingvoordeel af.
-
De uitgaven wegens interest en aflossing zijn in de eerste jaren het hoogst, terwijl het inkomen dan meestal nog lang niet het hoogste niveau heeft bereikt.
M&O PTA T2
11
2. Spaarhypotheek, kenmerkend is dat je hierbij gedurende de looptijd niet aflost. Wel betaal je elke maand een spaarpremie. De hoogte hiervan is afhankelijk van de: -
Leeftijd van de geldnemer
-
De looptijd van de lening. De interest die je moet betalen mag je aftrekken van je inkomen voordat de betalen inkomstenbelasting wordt berekend.
Voordelen van een spaarhypotheek: -
Het fiscale voordeel is groot: elk jaar maximale interestaftrek.
-
Over de interest van het spaarbedrag hoe je onder bepaalde voorwaarden geen belasting te betalen.
-
De maandlasten blijven elk jaar even hoog, zodat je precies weet waar je aan toe bent. nadelen van een spaarhypotheek:
-
De interestlasten zijn hoog: je betaald elk jaar interest over het geleende bedrag.
3. Annuïteitenhypotheek, de jaarlijkse uitgaven blijven per jaar gelijk, de interest neemt per jaar af. Waardoor ook het belastingvoordeel af neemt.
Voordelen van een annuïteiten hypotheek: -
Doordat er in de eerste jaren weinig wordt afgelost, is er in die jaren spraken van een groot belasting voordeel.
-
De lasten per maand zijn de eerste jaren lager dan aan het einde van de looptijd, wat gunstig is als je inkomen in de loop van de jaren stijgt.
Als nadelen van de annuïteitenhypotheek noemen we: -
Gedurende de looptijd wordt het belastingvoordeel kleiner.
-
De lasten per maand zijn gelijk aan het eind van de looptijd relatief hoog, wat ongunstig is als je inkomsten in de loop van de tijd dalen.
Vergelijking tussen annuïteit, spaar en lineaire hypotheek: -
Bij de annuïteit zijn de jaarlijkse lasten in het begin het laagste.
-
Bij lineair begin je met hoge bedragen die af nemen.
-
Bij spaar zit je precies tussen beide.
Aflossing:
Eigenwoning forfait: Zijn de inkomsten uit de eigen woning. Deze wordt berekende als een percentage over de WOZ-waarde (WOZ=waardering onroerende zaken) van de woning.
M&O PTA T2
12
Overlijdensrisicoverzekering: als degene die de hypotheek afsluit gedurende de looptijd van de lening overlijdt, wordt de resterende schuld kwijtgescholden. Naarmate het inkomen hoger is en de koper met de top van zijn inkomen in een hogere schijf vaalt, wordt het belastingvoordeel groter omdat we in Nederland een progressief belastingtarief kennen. Dit geldt ook voor de inkomstenbelasting. Kom je in een hogere schijf dan ga je meer belasting betalen.
Hoofdstuk 13, 14, 15 Leverancierskrediet: is het krediet dat de leverancier verleent aan de afnemer. Bij leverancierskrediet onderscheiden we twee vormen: 1. Consumptie leverancierskrediet: krediet dat een leverancier verleent aan een consument. Dat de leverancier krediet geeft, ligt voor de hand, en wel om de volgende redenen: - Hij hoeft niet aan dit krediet te verdienen. - Voor banken is het veel werk dus veel kosten maar voor de leveranciers zijn de kosten laag. - Door de kredietverlening bindt de lverancier de klant aan zich (klantenbinding) Is de krediettermijn langer dan de termijn die tussen de twee loonbetallingen zitten kan dit financiele problemen geven. De consument geeft dus te veeluit in verhouding tot zijn inkomen. De consument neemt dus verplichtingen op zich waardoor hij inkomen besteeds dat pas maanden/jaren later wordt gevormd. Dit heeft de volgende bezwaren: - De consument is er nooit zeker van dat het inkomen in de toekomst ook inderdaad gevormd wordt. - In de toekomst kunnen zich behoeften voordoen die veel belangrijker zijn. Het nadeel voor de leverancier is dat hij grote verliezen kan lijden als de consument zijn verplichtingen niet na komt. 2. Productief leverancierskrediet: krediet dat een bedrijf aan een ander bedrijf verleent. het behoort tot het kort vermogen, omdat het gebruikelijk is dat het wordt verleent voor een periode van één tot zes maanden. Maar het lijkt om een langvermogen. Ondernemingen maken liever gebruik van leverancierskrediet dan van bankkrediet omdat: - De kosten zijn lager. - Het risico voor de leverancier is kleiner omdat de leverancier meestal beter dan de bank kan beoordelen hoe de afnemer er voor staat. Soms wordt het factuurbedraag verhoogt met een toeslag voor kredietbeperking. Als de afnemer niet binnen de gestelde termijnen betaalt moet hij de krediettoeslag betalen. Ander niet. Afnemerskrediet:is krediet dat de afnemer verstrekt aan de leverancier. De afnemer betaalt goederen die pas later door de leverancier worden geleverd. Dit heeft verschillende redenen: - Doordat je regelmatig geld betaalt hoeft de aannemer minder geld te lenen. - De leverancier is ervan verzekerd dat de andere bedragen ook betaald.
M&O PTA T2
13
Het afnemerkrediet komt voornamelijk voor bij: 1. Dienstverlenende bedrijven: verleende diensten kunnen bij wanbetalers niet worden teruggevorderd. 2. De uitvoering van speciale orders: als de afnemer het product niet wil zit de leverancier met een product dat hij maar moeilijk kwijt raakt, het vooraf betalen verkleint deze kans. 3. Opkopende handel: de leverancier moet de producten tegen een overeengekomen prijs leveren. Daar staat tegenover dat hij gebonden is aan zijn afnemer. Dit kan nadelig zijn, want hij kan het misschien ergens voor een nog hogere prijs verkopen.
Het afnemerskrediet kun je ook verdelen in: 1. Consumptief afnemerskrediet: de consument verstrekt krediet aan de leverancier. 2. Productief afnemerskrediet : kredietlening tussen ondernemingen. Rekening –courant : dit is een rekening die gebruikt wordt voor de dagelijkse betalingen en ontvangsten. Een onderneming krijgt van de bank toestemming om tot een bepaald bedrag rood te staan : kredietplafon. In naam is het een kort vermogen maar feitelijk lang krediet. Het is een dure vorm van lenen omdat: - De bank moet zelf ook kosten maken (interest, kredietverlening) die moeten worden terugverdient. - Het feit dat de leen- en uitleentermijn niet met elkaar overeenstemmen. Dipositieruimte/kredietruimte : is het bedrag dat je nog maximaal rood mag staan. Rekening-courant is duur, maar in sommige gevallen is het zinvol om er gebruik van te maken: - Kleinere bedrijven hebben een klein eigen vermogen dus hebben geen mogelijkheid op een andere lening. - Voor bedrijven met seizoenpieken - Voor ondernemingen die voor een korte periode geld nodig hebben en weten dat ze het geld snel terug verdienen. Anticipatiekrediet: een krediet dat vooruit loopt op de plaatsing van aandelen of obligaties. Binnen afzienbare tijd geven ze een emissie uit maar ondertussen moet ze al verplichtingen aangaan. Tot dat het geld binnen komt gebruiken ze anticipatiekrediet. Leasing: het huren van duurzame productiemiddelen in plaats van ze te kopen. Er wordt vooral gebruik van gemaakt voor zeer gespecialiseerde apparatuur. Door leasing wordt het risico van economische veroudering overgedragen aan de verhuurder. Leasen is vooral handig voor startende ondernemingen omdat zij nog niet grote bedragen kunnen lenen. Er zijn verschillenden soorten leasing: 1. Operational leasing, leasen op korte termijn opzegbaar. Het risico van veroudering is voor de verhuurder. 2. Financial leasing, de overeenkomst tussentijds niet opzegbaar. de onderhoudskosten en de verzekeringskosten en veroudering is voor de verhuurder. Na afloop van de verhuurtermijn kan de huurder het product tegen een vrij lage prijs kopen. 3. Sale-and-leasing, je verkoopt je product om het vervolgens weer te lenen.
M&O PTA T2
14
Consumptief krediet: bestemd voor particulieren voor consumtieve doeleinden, er zijn verschillende kredietvormen: - Doorlopend krediet, er wordt een bepaald bedrag betaald dat binnen een periode moet worden terugbetaald. De consument moet provisie en interest betalen. Afgelosten bedragen kunnen weer opnieuw worden opgenomen. Een voordeel hiervan is: dat de consument niet steeds provisie hoeft te betalen , formuleren hoeft in te vullen en hoeft te vertellen waarvoor hij het bedrag wil gebruiken. Voor de bank heeft dit als voordeel: dat hij maar één keer een onderzoek naar. Het bedag wordt automatisch van de rekening afgeschreven dit bespaard weer tijd. -
Persoonlijke lening, de consument leent een bedrag bij de bank voor een bepaald doel. Het bedrag wordt ineens opgenomen en mag niet opnieuw worden opgenomen. Wil hij dit wel dan moet hij een nieuwe lening afsluiten. een voordeel voor de consumet is dat de lening voor allerlei zaken kan worden gebruikt. De kosten bestaan uit: afsluitprovisie en interest : financieringskosten.
De bovengenoemde kredieten zijn dure kredieten omdat de bank maar weinig zekerheid heeft. wanneer de termijnen door de consument niet wordt betaalt, is het voor de bank een heel gedoe om hun geld terug te krijgen. toch wordt er door de banken behoorlijk verdient aan deze kredieten. -
Koop en verkoop op afbetaling, de prijs van een product wordt betaalt in termijnen, na een aanbetaling van 20% krijgt hij het product mee. het gaat hier vooral om producten waar je nog lang plezier van hebt. het artikel wordt op krediet gekocht. De reden hiervoor is dat de consumet, op het moment dat hij deze goederen wil aanschaffen, niet over voldoende middelen beschikt.
-
Huurkoop, lijkt erg veel op afbetaling maar bij huur en verkoop wordt de koper eigenaar op het moment van levering en bij huurkoop blijft de verkoper eigenaar tot de laatste termijn is betaalt. Wanneer de consument niet betaalt, heeft de verkoper het recht het artikel bij de klant terug te halen. Hij heeft dus meer zekerheid, ook kan de prijs wat lager zijn dan bij een doorlopende of een persoonlijke lening.
Hoofdstuk 20, voorraadwaardering Brutowinst: het verschil tussen de inkoopprijs van de verkochte artikelen en de inkoopprijs ervan. Dit wordt ook wel het verkoop-of transactierestultaat genoemd.
In een handelsonderneming worden goederen ingekocht en weer, zonder dat de goederen een verandering ondergaan, verkocht tegen een hogere prijs. Het is van belang dat de onderneming een voorraad aanhoudt, want wanneer hij ‘nee’ verkoopt zal de klant niet snel terug komen. het houden van een voorraad heeft ook risico’s:
M&O PTA T2
15
1. 2. 3. 4.
Diefstal en brand Bederf Prijsdaling Het incourant raken van een artikel.
In verband met het prijsrisico maken we onderscheid tussen: - Technische voorraad, de voorraad die werkelijk in het bedrijf aanwezig is en die we door tellen kunnen bepalen. - Economische voorraad, de voorraad waarover de onderneming prijsrisico loopt: Dat is dus gelijk aan de technische voorraad + de ingekochte maar nog niet ontvangen goederen – de verkochte maar nog niet afgeleverde goederen. Soort voorraad : Neemt toe door : Neemt af door: Technische voorraad Ontvangs ingekochte goederen Aflevering verkochte goederen Economische voorraad Nieuw voorinkoopcontract Nieuw voorverkoopcontract Voorinkomen van een Nieuw voorinkoopcontract Ontvangst ingekochte goederen voorinkoopcontract van een voorinkoopcontract Voorverkopen van een Nieuw voorverkoopcontract Aflevering van verkochte goederen voorverkoopcontract van een voorverkoopcontract. fifo – systeem: de goederen worden bij verkoop afgeboekt tegen de prijs van de langst aanwezige partij : first in, First out. Als inkoopprijs van de verkochtegoederen geldt bij de fifo de inkoopwaarden van de goederen die het langst in het magazijn aanwezig zijn. vaak beschouwt fifo de brutowinst als een te groot deel van de verkoopopbrengst als winst. bezwaren tegen deze methode zijn: - Bij stijgende prijzen kan dit tot een gunstige berekening van de brutowinst leiden, en omgekeerd. - Een ander bezwaar is de waardering op de balans. De voorraad wordt namelijk niet gewaardeerd tegen actuele prijzen. Lifo – systeem : wordt de inkoopwaarde van de verkopen bepaald door de inkoopprijs van de goederen die het laatste zijn ingekocht: last in, First out. Administratief gaan we ervan uit dat de nieuwste producten er als eerste uit gaan. In het echt zijn de waarschijnlijk gewoon de oudste producten. Bezwaren tegen de lifo – methode : - Door stijgende prijzen komt men op een hogere bruto winst uit maar is al minder erg dan bij de fifo – methode. - De waarde van de voorraad is gelijk aan die van een hele oude parti. Bij fifo is dit minder. De fifo en lifo – methode brengen veel werk met zich mee: artikelen moeten goed uit elkaar worden gehouden en het bepalen van de inkoopwaarde van de verkochte artikelen is een heel karwij. Vaste verrekenprijs : een schatting van de gemiddelde inkoopprijs (inclusief de geschatte inkoopkosten) voor een komende periode. Er wordt dus niet gerekend met de werkelijke prijzen. De voorraad worden tegen de vaste verrekenprijs opgeslagen en ook weer afgeboekt.
M&O PTA T2
16
Voordat artikelen in een magazijn worden opgeslagen worden er al de nodig kosten gemaakt dit worden de inkoopkosten genoemd: - Offertes worden aangevraagd. - Bestelbonnen moeten worden gemaakt. - De artikelen moeten worden vervoerd en gecontroleerd. In de voorcaculator is de verwachte brutowinst gelijk aan: Verwachte afzet x ( verwachte verkoopprijs – vvp) Vvp ( de vaste verrekenprijs) bestaat uit de geschatte inkoopprijs verhoogd met de geschatte inkoopkosten. In de nacaculator blijkt soms dat de verkoopprijs, inkoopprijs en inkoopkosten anders zijn dan vooraf geschat. De gerealiseerde brutowinst kunnen we daarom opsplitsen in : - Gerealiseerde verkooprijs = werkelijke afzet x (werkelijke verkoopprijs – vvp) - Resultaat op de inkoopprijs = werkelijke inkopen x ( geschatte inkoopprijs – werkelijke inkoopprijs ) - Resultaat op de inkoopkosten = geschatte inkoopkosten – werkelijke inkoopkosten. De onderste twee punten noemen we samen het resultaat op inkopen en kunnen we berekenen door: werkelijke inkoop x vvp – (werkelijke inkoopwaarde + werkelijke inkoopkosten)
M&O PTA T2
17