pentagram
Lectorium Rosicrucianum
Vergeet uzelf. Om u zelf te vergeten moet u uzelf zijn. Als u ontroerd bent, als u verwonderd bent, als u bezig bent voor een ander, als u in uw werk de eigen lust in bevrediging, de eigen scoringsdrift, het eigen winstbejag, het spel om uw positie te bestendigen, om uw macht te continueren, kwijt kunt raken; kortom, als de wervelende kracht die het ware leven is geen weerstand in uw stelsel ondervindt, ja dan dringt het nieuwe woord door, dan tilt dat leven als wijsheidsvibratie uw gehele wezen naar het niveau waarop transformatie mogelijk is. Als u ontroerd wordt, dan smelt u. Nu gaat het erom dat u na het smelten vanwege het nieuwe woord tot een nieuwe eenheid samenvloeit. Als u ontroerd bent, bent u aangeraakt én van slag, geroerd én ontroerd. Als u zo van slag bent, dan bent u uzelf vergeten. Dat is wijsheid van het leven, u bent een druppel van die oceanische wijsheid zelf. Nu gaat het erom uzelf te zijn, nu gaat het erom niet in tranen van ontroering te verdrinken in die oceaan, maar om het nieuwe woord in evenwicht z’n werk te laten doen in u. U moet er namelijk wel bij blijven.
Leef uit het nieuwe zielenbeginsel Piet Mondriaan - schilder van de leegte Edda - de wereldboom Verlichting op de sofa? Grimms sprookje van vrouw Holle Het nieuwe woord Het leven is schoon én wreed
de wijsheidsschool van het leven
jan/febr
Pentagram 1-2011.indd 1
2011
nummer
1 6-1-11 12:31
jaargang 33 nummer 1 2011
Het eerste nummer van 2011 ligt voor u en het komt tot u met de kracht van het zoeken mét het Licht, en de worsteling in het eigen innerlijk die daarmee gepaard gaat. Het is geschreven door mensen die duidelijk op weg zijn, die zoeken met de zoekers, die kloppen op de deuren van het onvergankelijke. Want wie gisteren zocht en vandaag vindt, leert allereerst dat hij moet blijven zoeken! Dat is de methode die alle groten toepasten, en die ook wij willen leren: te gaan met hen die zoeken en elkaar bij te staan, met zoveel van het Licht als in ons is. Dat is de manier waarop zielekracht uitstraalt in de naaste omgeving en waarop het Licht, door mensen, zijn weg vindt in de wereld.
inhoud verkenningen naar de aard van ons bewustzijn ‘leef uit het nieuwe zielebeginsel’ 2 j. van rijckenborgh uitbreken uit de kringloop 10 over de onmogelijkheid de verlichting te ontmoeten 12 verlichting in de luie stoel? grimms sprookje van vrouw holle 15 piet mondriaan schilder van de leegte 20 alexander skriabin als totaalkunstenaar ‘muziek is een openbaringsweg, een machtige methode tot kennen!’ 24 verlichting voor gamers van last life naar real life 27 het nieuwe woord voordracht tijdens het symposion ‘de wijsheidsschool van het leven’ 33 de edda de wereldboom 37 een leidraad voor praktische mystiek boekbespreking: meester eckeharts weg tot kosmisch bewustzijn 42 k.o. schmidt Omslag: In het uiterlijke ligt het teken, de hiëroglyph van het innerlijk besloten. Aan de ontplooiing van een bloem of plant kan de mens zich spiegelen: wording, schoonheid, vrucht. © elly booi leef uit het nieuwe zielebeginsel
Verkenningen naar de aard van ons bewustzijn
leef uit het nieuwe zielebeginsel
Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri zijn de oprichters van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis. In deze school hebben zij de weg van het vrijmaken van de ziel op alle mogelijke manieren, en vaak aan de hand van oorspronkelijke teksten uit de universele leringen, aan hun leerlingen verklaard, toegelicht en voorgeleefd
J. van Rijckenborgh Om het bewuste, ontwaakte leven van de ziel te kunnen omvatten, is het nuttig een goede voorstelling te vormen van de begrippen bewustzijn, leven en ziel. Bewustzijn ontstaat wanneer het bezielende beginsel, dat doet leven, in het stelsel volkomen inwonend is, dus centraal in het stelsel staat. In de natuur die we zien is veel leven waarin wel sprake is van een bezielend beginsel, maar waarbij dit beginsel niet inwonend is, dus van buitenaf op het betrokken levensstelsel inwerkt. Er kan dan in zo’n levensopenbaring geen bewustzijn aanwezig zijn. Wij denken hier bijvoorbeeld aan de plantenwereld en aan de insectenwereld.
Z
elfs bij verreweg de meeste diersoorten is er geen sprake van een individueel bezielend beginsel. De meeste diersoorten existeren vanuit een groepsziel. Bij andere diersoorten is er sprake van een soort halfbewuste toestand. Het bezielende beginsel is dan slechts ten dele inwonend; het ligt niet geheel en al concentrisch in de lichaamsvoertuigen, maar hangt en vibreert er ten dele buiten. Bij enkele hogere diersoorten, zoals bij paarden en bij sommige honden, nadert het bezielende beginsel nagenoeg de volstrekte inwoning, zoals dat bij mensen het geval is. Zou de evolutie van de betrokken diersoorten kunnen voortgaan, dan zouden honden, paarden en mensen naar hun natuurgeboren staat op een volkomen gelijk plan komen te staan. Dan zou gebeuren wat vele auteurs in de loop van de historie als mogelijk hebben verondersteld: de manifestatie van denkende, bewust levende dieren en de vorming ook van gemeenschappen van dieren. Denk maar aan de bekende Jonathan Swift, de auteur van Gullivers reizen waarin Gulliver onder pentagram 1/2011
andere binnenkomt in een gemeenschap van paarden, die handelen, denken en leven zoals mensen. Inwonende bezieling, concentrisch in de voertuigen van de persoonlijkheid liggend, maakt ook denkwerkzaamheid mogelijk, althans hersenwerkzaamheid in de gewone menselijke zin. Het bezielend beginsel Het stoffelijke lichaam
is opgebouwd uit cellen en atomen. Het leeft en blijft vitaal omdat het een etherisch dubbel bezit. Dit etherische dubbel stuwt bij voortduring een viervoudige levenskracht in het organisme. Als dit etherische voertuig bij de mens niet goed functioneert, ontstaan er allerlei moeilijkheden van het lichaam. Het geheel van stoffelijk lichaam en etherisch dubbel wordt belevendigd door een bezielend beginsel. Als de draad tussen het bezielende beginsel en het organisme op de een of andere wijze wordt verbroken, treedt de dood in en valt het organisme uiteen; het kan zich dan niet meer in het stelsel handhaven. leef uit het nieuwe zielebeginsel
Zo hebben wij geconstateerd dat leven ontstaat uit de samenwerking van een bezielend beginsel, een etherisch dubbel en een stoffelijk organisme. Bewustzijn ontstaat zodra het bezielende beginsel volkomen inwonend is. Zo zijn er ook verscheidene toestanden van bewustzijn, van halfbewustzijn en dergelijke te onderscheiden. De onderlinge verschillen worden veroorzaakt door de verhouding van de ziel tot het organisme. Is het zielebeginsel volkomen concentrisch in de voertuigen gelegen, of slechts ten dele: dat is steeds de vraag. Ons onderzoek maakt wel duidelijk dat het zielebeginsel verreweg superieur is aan het leven, zijn vormen en zijn verschijnselen. Met het zielebeginsel, met de bezieling, staat of valt alles. Wat is dan het zielebeginsel? Het zielebeginsel is van astrale of siderische aard. Men kan het associëren met het astrale voertuig van de persoonlijkheid, dat als een mantel rond het stoflichaam met zijn etherisch dubbel geslagen is. Het astrale voertuig is eveneens samengesteld uit atomen, een atoomsoort van een fijnere, hogere gradatie dan de etheratomen en de stoffelijke atomen. Er zijn stofatomen, etheratomen en astrale atomen, corresponderend met drie sferen: de stofsfeer, de etherische sfeer en de astrale sfeer. Rondom het stoffelijke lichaam van de aarde zien wij een etherische sfeer en daarboven en daaromheen een astrale sfeer. Het astrale lichaam van de mens houdt gedurende de nach pentagram 6/2010
telijke uren in de astrale sfeer verblijf. Het wordt daarin opgetrokken. Het astrale lichaam existeert in drie toestanden van zijn, in drie gradaties van dichtheid zou men kunnen zeggen, in drie verschillende vibratie-eenheden. In de wereld van de dialectiek (en daar moet u op letten, want dan begrijpt u wat transfiguratie is) werkt een van deze drie astrale toestanden positief en de beide andere negatief. De positieve pool van het astrale voertuig correspondeert met het milt-leversysteem, speciaal met de lever, terwijl de beide negatieve toestanden corresponderen met het hart en het hoofd. Bij vrijwel alle dialectische mensen is dan ook de zetel van het bewustzijn gecentraliseerd in het milt-leversysteem en is het gevoels- en denkleven daarop afgestemd. De aldus beschreven toestand is de basistoestand, de hoedanigheid voor en van het leven van praktisch alle mensen. Krachtige activiteit U wilt zielgeboren
ingaan in een nieuwe fase. Dat wil zeggen: u streeft, om te beginnen, naar de verwerkelijking van een nieuw astraal beginsel. Het beginsel dat u vanaf uw geboorte bezielt, is van dialectische structuur. In de geestesschool, in de jonge Gnosis, komen onze leerlingen samen om een nieuw zielebeginsel te verkrijgen dat zij in hun microkosmos tot krachtige activiteit willen stuwen. Als u vervult wat u aldus nastreeft, zult u ondervinden dat het onmetelijke, heerlijke gevolgen heeft die niettemin volkomen natuurwetenschappelijk zijn te onderzoeken.
Wie dit zoeken naar het licht kent, is bezig het bewustzijnscentrum uit het milt-leversysteem op te trekken tot in het hart Als natuurgeboren entiteit wordt de mens bezield door een astraal zelf, waarvan de automatische samenstelling geheel te verklaren is uit de natuur des doods. Maar door zijn levenssituatie kan de mens ertoe gekomen zijn het centrum van het bewustzijn vanuit het miltleversysteem op te trekken in het hart. Reeds dit begin brengt een merkwaardige verstoring in het gewone levensproces teweeg. Want de mens die het bewustzijn weet op te trekken tot in het hart, stelt daardoor niet alleen de deur van het hart open voor het gnostieke licht maar stoot daardoor bovendien het astrale zelf, het bezielende natuurgeboren beginsel, dat tot dan zijn gehele leven beheerste, uit zijn magnetische orde. De hartepoort gaat open De serieuze leer-
ling van de geestesschool verstoort de eigen orde van het natuurgeboren beginsel dat hem bezielt, hem beweegt en hem doet leven. Hij brengt dit tot stand door het optrekken van het bewustzijnscentrum vanuit het milt-leversysteem tot in het hart. Hij bewerkstelligt dit door een intense hunkering naar het bevrijdende licht, door dit licht volhardend te zoeken. Wie dit zoeken naar het licht kent, is bezig het bewustzijnscentrum van zijn natuurgeboren
staat uit het milt-leversysteem op te trekken tot in het hart! Door dit heilbegeren, deze hunkering des harten, gaat terstond de hartenpoort open voor het licht van de Gnosis. De orde van het positieve levercentrum en de orde van het negatieve hartcentrum worden dan verbroken. Door deze verandering, deze verstoring van de magnetische orde, wordt de greep van de astrale wereld van de gewone natuur op de kandidaat verzwakt. Tegelijkertijd schept dit de mogelijkheid dat een ander zielebeginsel, dat het hart inging en de rozenknop uit haar doodsslaap wekte, aldus tot ontwikkeling komt en bij hem binnenbreekt. Voor een positief leerlingschap is primair van belang dat de kandidaat erin slaagt de transfiguratie van de ziel te bewerkstelligen. Dit is de sleutel tot het slagen op het pad. Het nieuwe beginsel Als de leerling de weg
gaat van de wedergeboren zielestaat, dan is het aanvankelijk precies zoals bij een plant of dier. Zolang het astrale beginsel, het nieuwe zielebeginsel, nog niet concentrisch ligt ten opzichte van de overige voertuigen, kan er nog geen nieuw bewustzijn aanwezig zijn. Het nieuwe zielebeginsel is er dan wel; het werkt en woelt leef uit het nieuwe zielebeginsel
In de getransfigureerde zielestaat evenwel bereikt de kandidaat het begin van waaruit waarachtige eeuwige evolutie mogelijk is.
wel in de leerling en drijft hem tot velerlei andere levenshoudingen. Het nieuwe bewustzijn blijft echter nog uit omdat het nieuwe zielebeginsel nog niet concentrisch ten opzichte van de overige voertuigen staat. De nieuwe ziel oefent dan wel invloeden uit op het leven, en er is dus, Gode zij dank, wel sprake van nieuw wordend zieleleven. Het is echter nog ongecontroleerd, nog niet bewust en dus ook nog niet ervaren. Daarom wordt er in de School van het Rozenkruis, zoals steeds het geval is geweest in de universele Gnosis, bij voortduring op aangedrongen dat de leerling door zijn zelfofferande en door zijn volkomen dienende medewerking, zijn leven zal gaan leven in overeenstemming met de normen van de nieuwe zielestaat. Verreweg de meeste leerlingen, zo niet allen, zijn door het licht getroffen en getekend. Daarom spreekt de School tot hen, zonder ophouden: ‘Of u zich daarvan bewust bent of niet, leef uit het nieuwe zielebeginsel, uit wat u aan nieuwe zielekracht reeds bezit. Dan zult u eenmaal leven!’
pentagram 6/2010
Omwisseling van de polen Er is evenwel
het enorme verschil van de omwending. Bij de oude, natuurgeboren zielestaat lag de positieve pool in het milt-leversysteem en de negatieve pool in het hoofd en het hart. In de nieuwe zielestaat is dit omgekeerd en zien wij de positieve pool opgericht in hoofd en hart, terwijl de negatieve pool in het milt-leversysteem rust. Indien u deze omkering bewerkstelligt en consequent uit de nieuwe zielekracht leeft, zal ook het nieuwe zielebewustzijn openbloeien en zal er sprake zijn van een bewust, ontwaakt leven van de ziel, in gnostieke zin.
© Elly Booi
Indien u dat doet, zal deze nieuwe levenshouding het dusgenaamde ‘woningmaken’ bevorderen. Als Jezus in het evangelie zegt: ‘Ik zal tot u komen en woning bij u maken’, dan wordt daarmee bedoeld: het nieuwe, onsterfelijke zielebeginsel moet volkomen concentrisch ten opzichte van de andere voertuigen gestalte aannemen. De ziel van de vernieuwing moet aldus volkomen woning kunnen maken in de kandidaat. Zoals de oude ziel concentrisch lag
ten opzichte van alle voertuigen, zo moet dat ook met het nieuwe zielebeginsel het geval zijn.
Zo kunnen wij nu zeggen dat de zielestaat waarmee en waarin in het nieuwe astrale veld geleefd kan worden, betrekking heeft op een astraal voertuig van totaal omgekeerde polarisatie. Toekering tot het gnostieke licht beduidt tegelijkertijd een omkering, een omwending in de meest letterlijke zin. Denk in dit verband aan het verhaal van Maria, de moeder van Jezus, van wie geschreven staat: ‘Toen de heilige geest tot haar kwam, wendde zij zich om. En zij zag hem.’
Tot nu toe lieten wij onbesproken dat ook het astrale beginsel van de mens, het astrale voertuig, het zielewezen, verbonden is met een bron waaruit het leeft, waaruit het gevoed wordt. Bij de natuurgeboren mens wordt deze bron gevonden in de astrale wereld zelf, bij de natuureonen. In de getransfigureerde zielestaat evenwel, in de omgewende zielestaat, bereikt de kandidaat het begin van waaruit pas waarachtige, eeuwige evolutie, eeuwige wording mogelijk is. In die zielestaat bestaat er geen binding meer met de natuureonen, maar uitsluitend met de geest, met de oorspronkelijke, levenwekkende kracht van de al-openbaring. Eerst in de nieuwe zielestaat wordt de binding met de Pymander van den beginne weer een feit en wordt dat wat eertijds verbroken werd, hersteld. De eeuwige geest zal zich dan via het onsterfelijke zielebeginsel in de gehele levensstaat openbaren. Daarom is het een heilige, universele wet: ‘Wie de ziel vernieuwt, vindt en ontmoet de geest’ µ
leef uit het nieuwe zielebeginsel
ZOEKEN MET HeT LICHT
uitbreken uit de kringloop
Z
ware stappen lopen over mij heen. Mensen hebben mij over deze beek gelegd, zodat ik als brug kan dienen. Ze hebben mij gekozen omdat mijn soort hout als heel degelijk bekend staat. Eiken rotten niet zo snel, en zijn sterk, zeggen ze. In mij komen herinneringen boven. Het is niet de eerste keer dat iemand over me heen loopt, op mij loopt te stampen, over mij struikelde, sprong… Deze ervaring heb ik al aan het begin van mijn leven opgedaan en daarna steeds opnieuw. Een zware storm heeft mij, als kleine eikel, met vele andere broertjes en zusjes losgerukt van mijn moeder. Ik rolde de berg af, waarop vele dikke eiken stonden. Tussen twee grote stenen bleef ik liggen. De hoef van een ree die over me heen rende, drukte me dieper tussen de steenslag. Van boven schoof aarde over me heen en afgevallen blad bedekte mijn holletje. Toen hoorde ik snuiven. Wilde zwijnen! Bijna hadden ze me gevonden, als ze niet door een schot op de vlucht geslagen waren. Een van hen drukte mij met zijn poot nog dieper de bodem in. Het volgende voorjaar boorde mijn wortel zich diep en ik strekte een prille twijg met mooie blaadjes naar het licht. Achteloze voetgangers liepen over me heen, anderen knakten met hun schoen het twijgje om. Maar buigzaam als ik was, kon ik me steeds opnieuw oprichten. Op een keer hoorde ik hoe boven mij, op de berg, waar ik vandaan kwam, bomen geveld werden. Geraas en gekraak waren de laatste zuchten van de oude eiken die geveld werden. ‘Uit deze dikke stammen zagen we heel wat planken en balken,’ pentagram 6/2010
zei een van de mannen, ‘en aan de kronen van die bomen hebben we van de winter heel wat brandhout.’ Dat was dus het lot van een prachtige eik: eeuwenlang groeien, wind en weersomstandigheden verdragen, in zich laten snijden en krassen, op een kwade dag in een zaagmachine verdwijnen, verwerkt worden tot meubels of opgestookt te worden. De laatste dienst die de boom in de kringloop van deze aarde verricht is dan om in vuur op te gaan en de in vele jaren in het hout opgespaarde zonnewarmte weer vrij te geven. Een beetje as en vocht dat verdwijnt, is het enige wat overblijft. Of als nu, een bruggetje in een landschap. Die gedachten projecteerden eens twee voorbijgangers op de eik, toen die er nog stond maar intussen zelf ook alweer vele jaren ouder geworden was. Een eeuwig durende, nooit eindigende kringloop, schoot het door hen heen, is dat alles? Is dat het levensprincipe van deze aarde? Is dat bij alle levende wezens zo? Bij alle planten, bij alle dieren, bij alle mensen? Soms tot een zegen, soms tot een vloek? Woede en toorn, treurigheid en vertwijfeling vochten in hen om de voorgrond. Is dat de zin van deze schepping? Bij die boom, in de stilte van een heldere koude nacht dachten zij een zachte stem te horen. ‘Een mens is te vergelijken met een boom, maar hij heeft zijn wortels in de hemel. Doorbreek de kring, de kringloop van eeuwig geboren
worden, opgroeien, bloeien en weer sterven. Ontvouw in jezelf de spiraal om op te stijgen. Je hebt de vertwijfeling gevoeld en de vraag gesteld. Je krijgt het enige antwoord: word nog een keer geboren! Ontstijg innerlijk aan dit veld en ga een hogere bestemming binnen. Dan is
je dood alleen nog een noodzakelijk einde van oud en stijf geworden hout, en je nieuwe bezieling een wakker worden van lichte, immer-buigzame goddelijke vermogens die de levenstromen van het oorspronkelijke leven ten volle kunnen assimileren µ uitbreken uit de kringloop
ZOEKEN MET HeT LICHT
het scheppende moment Poging tot benadering Zenbeoefenaars oefenen jarenlang één en dezelfde handeling, of het nu theeschenken, boogschieten of krijttekenen is, alleen om ooit te beleven dat op een moment van onvoorwaardelijk jezelf – of het zelf – vergeten, het wonder plaatsvindt: je treedt uit de dualiteit van ik en doel binnen in de eenheid met het Zijn.
U
itputtingsverschijnselen Kun je
dat beleven? Je weet dat het ik zich op de spirituele weg moet oplossen. Dus begin je dat te oefenen. Het mislukken hiervan is al voorgeprogrammeerd, maar toch is het niet fout om te blijven proberen. Gedurende de lange strijd en de daarmee verbonden zelfobservatie doe je de ervaring op dat je faalt. Je persoonlijke wil reikt niet ver genoeg, ja, staat het streven juist in de weg. Deze ervaring zorgt na verloop van tijd zorgen voor een grote uitputting. Maar ja, eenmaal eraan gewend om ook in vermoeide toestand en zonder succes je pogingen voort te zetten, kun je als persoonlijkheid en de in je verborgen ‘doener’ nog lang verder werken, ook als zichtbare successen definitief uitblijven. Want ja, wat weet je van dat ware spirituele moment? Hoe ziet het eruit; in welke vorm kan het zich aandienen? Zelfs als je inspanning stamt uit de herinnering aan eerdere belevenissen van ‘bewustzijnsdoorbraak’, toch vergeet je de weg erheen, je vergeet de sleutel of de deur. Zij zijn op een merkwaardige manier ongrijpbaar, in nevels gehuld, zodat je ze als strijdende zoeker, ook al staat je er vlak voor, absoluut niet kunt zien. Je bent de deur vergeten, vergeet deze steeds opnieuw, zelfs als je de tijdelijke doorbraak al vaker hebt beleefd. Het is voor de mens niet onmogelijk om een passende sleutel klaar te hebben liggen voor alle gevallen. Als het goed is, wordt de geopende deur je steeds opnieuw geschonken. Je bestaansstrijd Zo strompel je aan de grens
in het rond, vol heimwee, vol verlangen, vol 10 pentagram 6/2010
hoop en vol ideeën. Wat zijn dat voor ideeën, die het beleven van ‘de geopende deur’ verijdelen? Welke hindernissen worden hier bedoeld, en waaruit ontstaan zij? Je hebt in je leven de ervaring opgedaan dat een bepaalde manier van doen je verder brengt, dat die je in de strijd om het bestaan een voorsprong op de anderen geeft. Zo vorm je je zich door de jaren heen een stramien, dat je gedeeltelijk van je ouders overnam, gedeeltelijk als karmische erfenis meebracht en dat gedeeltelijk op eigen actuele ervaringen berust. Ook met betrekking tot de bijzondere momenten, tot de scheppende, creatieve doorbraken, bestaan meer of minder heldere herinneringen en voorstellingen van hoe het zou moeten aanvoelen, hoe het zou moeten optreden, hoe het zich precies zou moeten voordoen. Beelden die je onderbewustzijn als strategische input onophoudelijk in je patroon weeft, staan je weliswaar ter beschikking bij je strijd om het bestaan, maar helpen je niet in het minst als het erom gaat, de werkelijke vrijheid, of ‘de eenheid met het zijn’ te naderen. Integendeel, ze houden je eerder in een verstikkend beeld van die vorm vast, dat in de loop van het leven steeds verder kristalliseert. Jonge mensen breken met al hun energie door deze muren heen. Wat betreft creativiteit zijn zij vaak moedig en onconventioneel en wagen het met nieuwe vormen en een nieuwe inhoud. Het innerlijk stramien is nog niet helemaal dwangmatig werkzaam geworden. Wat kenmerkt het bijzondere moment, het scheppend beleven? Je zou het zo kunnen beschrijven:
Joseph Mallord William Turner (1775-1851) Fall of the Tees in Yorkshire, 1825-26. Indianapolis Museum of Art, USA
‘Juist omdat je je er niet aan hecht, gaat het niet van je weg. Wanneer iemand, als een stille schouwer, in zelfovergave het pad gaat, komt hij tot de ontdekking dat, hoewel hij zich in het innerlijke wezen iedere seconde distantieert, het nieuwe leven hem als het ware overstraalt. Het is niet van hem, het nieuwe leven is van de ander, maar het eigen oude zelf smelt daarin geheel en al weg.’ (J. van Rijckenborgh).Volstrekt niet spectaculair en toch vrij van het alledaagse bekende gaan de handelingen die men voorheen verrichtte, gewoon verder. Ze gaan verder, maar je hecht er geen waarde meer aan. Wat gebeurt, gebeurt ‘door iemand heen’, een noodzakelijkheid volgend die buiten onze beoordelingscoördinaten ligt. Slow motion Daarbij doe je een merkwaardige
ervaring op. Je wordt in je handelingen een klein beetje langzamer. Of lijkt het maar zo? Je werkt schijnbaar zonder moeite, licht, vanzelfsprekend en zonder commentaar. Zoals filmmakers bijzon-
dere of beslissende momenten in de film in slow motion draaien. Wat is het kenmerk van deze momenten; waarom weet elke toeschouwer wat de regisseur in slow motion wil uitdrukken? Diep in ieder mens schijnt een herinnering te sluimeren dat – als we maar los zouden kunnen komen van het ik – ook de tijd op zou houden. Op die beslissende, lotsbepalende momenten staan wij net zo, volledig geneutraliseerd naar het ik, tegenover het geweld van een hogere energievloed; wij zijn er op een prachtige manier mee verbonden en op een verlossende wijze aan overgeleverd. De wens zich aan deze rivier over te geven, laat het hele systeem tot rust komen, het moment schijnt eeuwig te duren, zegt men – om op het volgende moment alweer te wijken voor het opmaken van de balans en het beoordelen van het beleefde. Houd op! Smeed niet voortdurend de sleutels die je kerker van binnenuit afsluiten, terwijl de deur in werkelijkheid wagenwijd open staat! µ het scheppende moment 11
ZOEKEN MET HeT LICHT
over de onmogelijkheid, de verlichting te ontmoeten Voor het raam schuift de morgenzon langzaam langs de horizon, en schijnt nu intens op de lichter wordende bomenrij. De stralen van de zon werpen een gouden glans op de tafel en op het papier. De schaduw van de pen volgt zonder zich te vergissen zijn stoffelijke, blauwe balpen als tegenhanger over het papier, en begeleidt iedere letter met zijn uitgerekte zwarte punt, alsof de woorden zich tegelijkertijd vormen op twee niveaus.
D
e tekenen Niet verlicht zijn, ja, daar
kun je veel over schrijven, omdat je het elke dag vele malen meemaakt. Het verdriet over ongewenste levensomstandigheden en allerlei toestanden in het dagelijks leven, of de afkeer van mensen die ons met hun narigheden en storende eigenaardigheden op de zenuwen werken, dat is vertrouwd terrein, net als de stille, onuitgesproken, maar daarom niet minder zwarte gedachten en gevoelens die iemand vaak verrassen. Het zijn allemaal duidelijke tekenen van een totaal niet verlichte toestand. En wat is dat dan wel, verlichting? Ik kijk uit het raam en naar de zon, die verder getrokken is en nu uit mijn gezichtsveld verdwijnt. Met haar verdwijnt ook de gouden schemering over mijn tafel en maakt die plaats voor het gewone licht van een mooie herfstdag. Hoewel de zon nu niet meer duidelijk zichtbaar als stralende schijf voor mijn ogen staat, blijft het licht om mij heen; tenslotte is ze er nog steeds; ik kan haar werkzaamheid waarnemen; zij verlicht de dag. Beschrijf de zon Maar wat gebeurt er ‘s nachts,
als deze kant van de planeet haar de rug toekeert en de duisternis ons omgeeft? Voor onze ogen is de zon dan ontegenzeggelijk verdwenen. Toch weten wij dat zij er is en de volgende morgen zal terugkeren, of, exacter uitgedrukt, dat onze zijde van de wereldbol zich weer naar haar zal keren. En als de nacht zich eindeloos zou uitstrekken, hoe lang zouden wij dan nog weten dat er een zon bestaat? En als diegenen die dat nog zelf meegemaakt hebben langzamerhand uitsterven, 12 pentagram 6/2010
dan zouden zeker de nakomelingen de beschrijving van de zon blijven doorgeven, hoewel ze haar zelf nooit gezien hebben. Hoe zouden die berichten uit de derde, vierde, of honderdduizendste hand dan luiden? Misschien zo: ‘Ooit verlichtte de zon met haar licht de dag. In bijna elke hoek drongen haar verwarmende stralen door en lieten alles om haar heen duidelijk en scherp afgetekend door lichtende randen aan de dag treden.’ En degenen die dat nooit zelf beleefd hebben, kunnen zich er van alles bij voorstellen. ‘Is het hetzelfde als duizenden neonbuizen die allemaal tegelijk aangezet worden?’ Nee, het zonlicht zou meer goudachtig en veel warmer zijn. ‘Is het dan zoiets als een vloedgolf van halogeenlampen die op hetzelfde moment oplichten?’ Nee, het zonlicht zou veel zachter zijn en schemerachtig. ‘Is het dan als een zee van witte kaarsen?’ Nee, zonlicht flakkert niet en verwaait niet in de wind. ‘Dus om het zonlicht te kunnen beschrijven moet je het zelf gezien hebben?’ Ja. Maar als ik het nooit gezien zou hebben, en iemand die het gezien had zou mij ervan vertellen, zou ik hem dan geloven? En als ik hem zou geloven, zou ik het dan kunnen bevatten of begrijpen? Ik zou er in mijn hoofd een beeld van kunnen vormen, zoiets als de voorstelling van die halogeenlampen of die zee van kaarsen. En als ik op weg zou gaan naar daar waar de zon ervaren kan worden en ik zou haar zien en daarna terugkomen op de donkere kant van de aarde, zou ik dan ooit over mijn reis kunnen vertellen? Zou ik het zo kunnen uitleggen dat anderen het begrijpen, of zouden woorden tekortschieten?
William Turner Sun setting over a lake (detail) 1840. Tate Gallery, Londen
over de onmogelijkheid, de verlichting te ontmoeten 13
ZOEKEN MET HeT LICHT
Dus, denk ik, is de weg tot het licht, de weg tot verlichting, geen weg van spreken, maar van luisteren en van de verwerkelijking van het gehoorde Op dit moment besluit ik niet verder over verlichting te spreken, tot ik haar zelf ontmoet heb en pas dan te kijken naar hoe ik verder zou gaan. Nog niet zo’n slecht einde voor een verhaal over verlichting, denk ik, en leg mijn pen weg. De ziel in het Licht Uit de randgebieden van
mijn bewustzijn komt een herinnering naar voren. Mijn zoon, zoals hij destijds als vijfjarige voor mij stond en met een nadenkende blik zijn handen voor zijn ogen deed: mama, als we dood zijn, en onze ziel naar God gaat, zijn dit alleen nog maar schaduwen, en hij wees op zijn handen en zijn lichaam. Ik was diep ontroerd door de diepe ernst in zijn ogen. Kinderen zijn vaak bijzonder zuiver, heilig bijna, dacht ik. Waarom komt deze herinnering juist nu bij mij op? Ik ontdek nu, net als toen, de waarheid van de woorden van het kind. Wat is het dat de schaduwen werpt die onze lichamen zijn, en door welk licht worden ze bestraald? Als de ziel ‘tot God’ gaat, zijn de lichamen nog slechts schaduwen, dus de ziel is het element dat de schaduwen leven geeft, dus onze lichamen zouden de schaduwen van de ziel zijn? Een ziel 14 pentagram 6/2010
die totaal licht is, werpt geen schaduwen meer, is doorlicht, verlicht. Dat is het: verlichting is een eigenschap van de ziel, niet een toestand van het lichaam, en geen kwaliteit van de persoonlijkheid. Maar is de ziel niet deel van de persoonlijkheid? Ik denk erover na. Ja, maar alleen in zoverre dat zij als nieuwe ziel in het Licht staat en onze persoonlijkheid als haar schaduw met haar verbonden is, maar haar ook bindt. Hier eindigt mijn ketting van associaties voorlopig en ik sta verbaasd. Een vijfjarige heeft deze samenhang intuïtief begrepen, met zijn onvervormd kinderlijk denken. Iemand die het Licht werkelijk heeft ervaren, die zelf Licht geworden is, raadde ons aan te worden als de kinderen. Heb ik zijn raad begrepen? En als ik deze verstond, zou ik hem dan kunnen omzetten in mijn dagelijks leven? Wat heeft mijn zoontje eigenlijk precies gedaan? Hij aanvaardde onverschrokken de mogelijkheid van zijn eigen dood, maar stond tegelijkertijd open voor de mogelijkheid van het leven. Kan ik, als verstandige volwassene, mij eigenlijk openen voor de impulsen van de ziel, die het licht ontmoet heeft? Als ik als een opmerkzaam kind luister naar mijn innerlijke stem, ervaar ik dan weer iets van het Licht van de geestelijke zon, die er op geen enkel moment niet was. De gedachte daaraan wekt in mij een zeldzaam verlangen. Ik zou willen luisteren; ik zou iets van dat licht willen ervaren. Ik zou in dialoog willen treden met mijn ziel en horen wat ze mij te zeggen heeft. Dus, denk ik, is de weg tot het licht, de weg tot verlichting, geen weg van spreken en verstandige woorden, maar een weg van luisteren en van de verwerkelijking van het gehoorde. Zolang mijn innerlijke oren niet horen, kunnen mijn innerlijke ogen vermoedelijk ook niet zien, en blijft het licht, dat voor de ziel tot realiteit kan worden, voorlopig nog als een voorstelling van duizend neonbuizen. Ik besluit ter plekke om voortaan over verlichting te zwijgen µ
verlichting in de luie stoel? ‘Ervaart men als rozenkruiser verlichting?’ Als een spiritueel zoekend mens mij deze vraag stelt, aarzel ik een moment met het antwoord. Hier vraagt iemand niet om een theoretische of filosofische verklaring, maar om een zeer persoonlijk antwoord.
Grimms sprookje van Vrouw Holle
K
an ik hem in de ikvorm antwoorden, als het toch zo is dat ‘ik’ en ‘verlichting’ twee begrippen zijn die niet samen kunnen gaan, die elkaar eigenlijk totaal uitsluiten? Aan de andere kant: hier wordt gevraagd om een uitwisseling van mens tot mens, een gezamenlijke begripsvorming van twee zielen. Hier word ik aangesproken als zoeker, als iemand die worstelt om de waarheid te vinden. Ik antwoord: ja, het is mijn diepste overtuiging, het is mijn ervaring, dat in het zo bijzondere veld van de geestesschool voortdurend verlichting plaatsvindt. Ik ervaar verlichting niet als iets spectaculairs, als iets verhevens, iets geweldigs. Verlichting ervaar ik eerder als een verborgen stroom van kracht. Mijn normale denken krijgt er maar zelden iets van mee. En toch vindt er bijna ongemerkt een innerlijke verandering plaats waar ik vaak helemaal verbaasd van sta als ik mij ervan bewust word. Iets is gaan stromen, iets is er veranderd. Nieuwe ideeën, nieuwe verlichting in de luie stoel? 15
Een stroom bereikt mij uit de meest innerlijke, ongrijpbare, onvergankelijke en tijdloze ruimte
zienswijzen op een bepaald probleem komen in mijn bewustzijn. Vaak ben ik onzeker of ik nog wel over ‘mijn’ bewustzijn mag spreken, alsof het alleen van mij is. Natuurlijk, ik bezit een bewustzijn, een beeld van mijzelf en van mijn omgeving. Ik denk en voel volgens bepaalde patronen. Maar in dit bewustzijn flitsen van tijd tot tijd steeds weer lichtstralen, lichtflitsen op, die ik toch niet uit mijzelf kan verklaren. Vaak krijg ik het gevoel dat ik vanuit een hogere plaats, als door een zaklantaarn, belicht word. Het is alsof deze zaklantaarn haar stralen werpt in een donkere kelderruimte. Dit licht schenkt inzichten, lichtblikken in tot nu toe duistere samenhangen. Vaak ondervind ik het ook zo alsof er een warmtelamp over mij wordt aangestoken, waarvan de verwarmende stralen rijpingsprocessen in gang zetten die zich volledig aan mijn bewustzijn onttrekken. Maar op enig moment is de tijd rijp geworden – iets nieuws heeft zich ontwikkeld en dringt naar buiten. Het is heel moeilijk deze verandering, deze nieuwe kwaliteit in woorden te vatten. Leren spreken Misschien kan ik het verge-
lijken met het proces van leren praten. In het begin bestaat er alleen zoiets als een passieve woordenschat. Maar wanneer enkele begrippen steeds opnieuw belicht worden, dringen ze naar buiten en worden actief, ze komen in het bereik van de actieve woordenschat. Eerst worden woorden alleen maar nagezegd, later kunnen ze bewust opgeroepen en ingezet worden. Maar 16 pentagram 6/2010
ook als een actieve woordenschat voorhanden is, is nog geen vrije gedachtestroom mogelijk, geen vrij en vloeiend spreken. De woorden moeten in een stroom komen, en dat kan alleen als ze uitdrukking zijn geworden van een krachtstroom die uit het innerlijk naar boven komt. Het ontstaan van deze innerlijke stroom is voor mij moeilijk te begrijpen. Het komt in elk geval niet voort uit mijn denken en uit mijn intellectuele vermogen. Het ontwikkelt zich niet uit mijn emoties. Het is niet het gevolg van mijn willen of mijn voornemens. Het komt waarschijnlijk ook niet uit het karmische verleden, uit mijn karmische rugzak. Het stroomt uit de meest innerlijke, ongrijpbare, onvergankelijke en tijdloze ruimte. Ook al kan ik de werking van deze innerlijke krachtstroom nauwelijks bevatten, dan kan ik toch één ding doen: die stroom niet in de weg staan. En ik kan nog meer doen: alles wat wordt opgenomen, alles wat ervaren wordt, direct (be)leven en omzetten. Dat gaat alleen als er – in het actuele nu – de bereidheid is om mee te gaan in de stroom, veranderingen toe te laten – op elk moment, elke seconde. Lichtblikken zijn helpers, aanwijzingen, die een uitnodiging in zich dragen. Dit innerlijk verlicht worden bouwt een spanning op en houdt een opdracht in. De ervaring van het licht verdraagt geen hangen op de bank – zij veroorzaakt een gevoel van verantwoordelijkheid. Zij doet de wens ontstaan om dit geschenk te antwoorden. Iedere genadevolle
Dubbelportret van Jacob en Wilhelm Grimm, dat in 1843 gemaakt is door hun broer Ludwig Emil Grimm. Hanauer Geschichtsverein E.V. 1844, HanauKesselstadt, Duitsland
aanraking heeft ook altijd het aspect van beproeving bij zich. Bestaat de bereidheid om het geschonkene verder te schenken? Is het in het innerlijk ontstoken vuur sterk genoeg om een impuls te geven, tot de als noodzakelijk erkende volgende stap? De analogie met het sprookje van Vrouw Holle Deze voortdurende beproeving wordt
ons in het sprookje Vrouw Holle zeer concreet voorgesteld. Dit universele verhaal, opgetekend door de gebroeders Grimm, is een puur verlichtingssprookje. Verlichting en de bevrijdende daad worden hier met elkaar verbonden. We komen twee verschillende dochters van een weduwe tegen, Goudmaria en Pekmaria. De eerste is een stiefdochter, mooi en vlijtig, de andere, de eigen dochter is lelijk en lui. De vlijtige dochter moet elke dag buiten bij een bron zoveel
spinnen dat het bloed van haar vingers druipt. Als op een dag de spoel in de bron valt, springt zij uit angst voor haar stiefmoeder erachteraan om hem weer boven water te krijgen. Ze komt terecht in een paradijselijke andere wereld. Goudmaria en Pekmaria zijn de beide aanzichten die altijd tegelijkertijd in ons wezen aanwezig zijn. Handelt de laatste in ons, dan is onze wil nog erg aarzelend, onze motivatie ikgericht. We zien in ons alledaagse bestaan die vele kleine, maar zo belangrijke stappen van het dienen nog niet. Als de Goudmaria in ons handelt, dan is ons motief een ander: in ons roert zich het ware mededogen – uit de liefde van ons hart willen wij de mensen geen stenen, maar brood schenken. Daarom zijn wij ‘mooi’. Vanuit deze drang werken wij, tot onze handen bloeden. Wij strijden om erkenning, om de juiste levenshouding, om de ‘harmonie in de wisseling van de verlichting in de luie stoel? 17
activiteiten’. Wij doen smartelijke ervaringen op – onze dagelijkse strijd voert ons in de diepte. Want het ware mededogen, ware liefde kunnen we in deze wereld wel toepassen maar niet vinden. Ze ontstaan op een heel ander bestaansniveau. In deze andere wereld, op het zieleniveau, wordt onze vibratiesleutel gemeten, onze bereidheid om te antwoorden en te dienen. De drie proeven waarvoor Vrouw Holle Goudmaria (en later ook Pekmaria) plaatst in de andere wereld dragen een grote symboliek in zich. Eerst komt Goudmaria bij een bakoven, waarin het brood roept: ‘haal mij eruit, anders verbrand ik; ik ben al lang gaar!’ Hoe vaak vraag ik mijzelf af als ik de concrete eerstvolgende stap voor mij zie: kan ik dat wel? Ben ik wel geschikt voor deze opgave? Het zijn vanuit het ikperspectief kwellende vragen. Maar als het lukt die beperkende zienswijze los te laten en vol vertrouwen de eerstvolgende stap te doen, is er geen twijfel, geen goed en kwaad meer. Dat wat op zielenniveau rijp geworden is, moet je gebruiken, en alleen als het gebruikt wordt, blijft de krachtstroom in stand, ja, dan is deze onuitputtelijk. Als volgende proef komt Goudmaria bij een appelboom die vraagt om haar te schudden, want haar appels zijn ‘allemaal rijp’. Vervolgens moeten de appels allemaal op één hoop gelegd worden. Dat is een interessant aspect. Dat wat op zielenniveau rijp geworden is, existeert niet alleen voor zichzelf; het moet bij elkaar gebracht en verbonden worden. Vele rijpe elementen 18 pentagram 6/2010
Dat wat op zieleniveau rijp geworden is, moet je gebruiken, en alleen als het gebruikt wordt, blijft de krachtstroom in stand kunnen samen zorgen voor een sterk magnetisch aantrekkende werking. Ik probeer me voor te stellen op welke manier een heleboel appels überhaupt op één stapel gelegd kunnen worden. Dit lukt alleen in de vorm van een piramide. Als een aantal rijpe zielen samenkomt, vormen zij gezamenlijk een ‘piramide van onderop’, waarin een geestelijke impuls, als een ‘piramide van bovenaf ’ kan uitvloeien, zodat een stroom van kracht uit de geestelijke wereld zich kan uitstorten in dat bijzondere veld van zielen. De poort van Saturnus Ten derde komt de
vlijtige dochter bij Vrouw Holle, die in eerste instantie met haar grote tanden angst en schrik veroorzaakt. De grote tanden van Vrouw Holle herinneren me aan de poort van Saturnus. Hel – de woordstam die terug te vinden is in de naam van Vrouw Holle – is de godin van de dood en van vernieuwing. Nog heden ten dage geldt Driekoningen, de dag die de zogenoemde twaalf heilige nachten afsluit, als Vrouw-Holledag. Na het doorgaan van de poort van Saturnus is een heel andere vorm van dienen nodig. De vlijtige dochter dient nu niet langer de stiefmoeder (de dialectiek) maar de zuivere oermaterie. Het bed als rustpunt is een mooi symbool voor het herstel en de reiniging die nu plaatsvindt, die
nu ook kan plaatsvinden, nu de oude impulsen volledig zwijgen. Naar de mate dat deze arbeid slaagt, vliegen veren als sneeuwvlokken over de wereld. Het levengevende principe van de liefde, het zuiverende water, stroomt via de harten van alle mensen die op die wijze dienen over de hele mensheid en vervult elke ruimte. Maar de rijp geworden ziel is nog niet aan het einde van haar pad gekomen. Een droefheid overvalt haar, een heimwee, hoewel het haar in de andere wereld toch duizenden malen beter gaat dan in de dialectiek. Want de eigenlijke opgave, de verlossing van de gevallen mensheid, is nog niet vervuld. Daartoe zal de nieuwe werker idealiteit en realiteit heel concreet met elkaar verbinden. Het geestelijke gaat een verbinding aangaan met de realiteit, met het alledaagse leven. Ik zie het als alle vormen van arbeid in het wereldveld, die absoluut de reiniging en vernieuwing van het astrale en het etherische – de levenssferen waaruit de mens leeft – tot gevolg zullen hebben. De bereidheid van de bevrijde ziel om dit werkelijke offer te brengen, om te werken midden in de modder van de gevallen natuur, veroorzaakt de ‘goudregen’, het ontvangen van het geest-zielebewustzijn. Met dit volledig nieuwe, gouden gewaad is werkelijk scheppend en heilbrengend handelen midden in het wereldgebeuren mogelijk – met welover-
wogen inzet, en toch in volkomen spontaniteit, zonder enig bijbedoelen. Ik vraag mezelf vaak af waarom ik het sprookje van Vrouw Holle zo fascinerend vind. Heb ik voor mezelf weer eens een mooi beeld in elkaar geknutseld, dat een bepaalde bevrediging schenkt? Ik wil toch altijd alles begrijpen, ‘ik’ wil een plan en een leidraad krijgen. De ziel heeft geen overzicht nodig, geen strategie. Zij heeft alleen maar de kracht nodig om de eerstvolgende stap te zetten. Het sprookje van Vrouw Holle straalt een diepe wijsheid uit, omdat het duidelijk maakt: verlichting kan altijd gebeuren, maar niet als een overweldigende lichtervaring, die alles helder maakt en het hele pad van verandering in één keer belicht. Verlicht wordt steeds alleen maar de directe ruimte voor de voeten, als de bereidheid bestaat om werkelijk de volgende stap te zetten, het geschonkene door te geven en in daad om te zetten µ
Literatuur De sprookjes van de gebroeders Grimm, Lisse 2009
verlichting in de luie stoel? 19
ZOEKEN MET HeT LICHT
piet mondriaan, schilder van de leegte
W
ie zich voor het eerst met zo’n laat werk van Piet Mondriaan bezighoudt, ziet een manier van schilderen die door haar reducerende neiging heel puristisch aandoet. Drie smalle rechthoeken in de kleuren rood, blauw en geel, nog vijf velden en zwarte scheidingslijnen in één breedte met een zwarte driehoek – is dat een schilderij? Alles ziet er zo simpel uit. De gekleurde vlakken zijn naar de rand verschoven. Mijn blik springt eerst van het ene kleurveld naar het volgende. De compositie staat optisch niet stil. Maar de snelheid van de bewegingen wordt minder, want vooral de blauwe driehoek aan de linkerzijde remt de illusie van de draaibeweging. Je krijgt eerder de indruk van een rustig ademend geheel. De doorlopende verticale lijn aan de rechter rand geeft stabiliteit, en wekt door de grote afstand tot de kleurige velden een indruk van grootheid en rust. Het midden van het beeld bevat alleen maar een wit vlak. De meest zinvolle manier om kunst te begrijpen is, als dat kan, de weg te volgen die de kunstenaar zelf gegaan is. De stappen die Mondriaan gedaan heeft zijn gelukkig overduidelijk; en op die ontwikkelingsweg liggen zijn schilderijen van bomen ongeveer halverwege. Van dit schilderij heb je het gevoel dat het onderwerp ‘boom’ zeer nauwkeurig is onderzocht. Het is in gedachten afgetast, tot een beeld van dit voorwerp in de voorstelling van de kunstenaar de plaats heeft ingenomen van de werkelijkheid. Een kunstenaar die de natuur wil schilderen, 20 pentagram 6/2010
zou zeggen dat een boom bestaat uit de stam, zo en zoveel takken en bladeren, maar Mondriaan zegt: nee, het wezenlijke van de boom ligt in de natuurlijke krachten die een levende vorm uit de aardbodem laten groeien en die ervoor zorgen dat die vorm zich duizendmaal deelt en uitbreidt. Mondriaan heeft dezelfde boom jarenlang steeds weer geschilderd. De boom is zijn symbool en zijn voorbeeld. Hij staat voor de levenskracht, voor de hele natuur, hij bezat universele waarde. ‘De rode boom’ uit 1908 laat wel zien wat Mondriaan zo boeit: de chaotische wirwar van kale takken, de wildheid van de natuur trekt hem aan. Zo zijn de sterke rood- en blauwtinten met zware penseelstreken dicht naast elkaar gezet. Boom en landschap zijn duidelijk te onderscheiden en te herkennen, de ruimtewerking ontstaat door de kleur, maar vooral door de elkaar kruisende takken. In de versie die Mondriaan ‘grijze boom’ uit 1911 noemt, is het standpunt hetzelfde, maar het motief lost bijna op, en van het landschap heb je alleen nog maar een vermoeden. De kleur is gereduceerd tot vage tinten. Een heldere lijnenstructuur die de tussenruimten activeert, domineert, waardoor delen van de figuur zich mengen met delen van de achtergrond. Het schilderij ‘bloeiende appelboom’ uit 1912 heeft zich nog verder van de werkelijkheid verwijderd. Het lijnenstramien bezit een grotere vlakwerking en staat in dienst van de structure-
Victorie Boogie Woogie, Piet Mondriaan 1942-44 © ANP PHOTO, valerie kuypers
De Nederlandse schilder Piet Mondriaan (1872-1944) komt in zijn late werk tot een abstractie waarin hij teruggaat tot de basiselementen van de vormgeving: kleur, vorm, vlak, lijn. Elke afbeelding van de werkelijkheid, elke herkenbare individualiteit, verbant Mondriaan uit zijn werk om de ‘ware’ realiteit te naderen. Hij wil de constante, ‘zuivere’ werkelijkheid weergeven, die onafhankelijk is van het voortdurend veranderende beeld van de verschijningsvormen.
leef uit het nieuwe zielebeginsel 21
Piet Mondriaan. De rode boom (1908), De grijze boom (1911), Compositie No. 10 (1915). Gemeentemuseum, Den Haag
ring van het grondvlak; figuur en achtergrond gaan in elkaar over. Het skelet van de boom is ontleed in naast elkaar geplaatste delen en omgezet in pure bewegingsvormen. Iedere emotionele belangstelling voor het motief boom schijnt verdwenen. Twee jaar later, in compositie nr. 6 wordt het natuurgegeven volledig genegeerd, in plaats hiervan wordt orde het thema van de voorstelling. Het hekwerk vermindert het veelvoud van vormen tot geometrie, nadruk krijgen de rechte hoek en de grondvlakken door de gelijkwaardigheid van lijn en vlakken. Het voortschrijdende proces in Mondriaans schilderijen dat hier zichtbaar wordt, komt overeen met de wereldbeschouwing van de leer van de theosofische vereniging die hij steeds meer aanhangt en waar hij in 1909 lid van is geworden. Zo ordent hij de oeverloze volheid van de natuur tot harmonie. Er is geen deformatie, maar het zijn behoedzaam ondernomen pogingen als basis voor een geordende, dat wil zeggen een tot kosmos verdiepte wereld. De werkelijkheid, die tot dan toe de stof voor zijn schilderen biedt, moet nu in haar existentie gegrepen worden. ‘Ik had lange tijd nodig om te ontdekken dat de eigenheid van vorm en natuurlijke kleur subjectieve gevoelstoestanden oproepen, die de zuivere waarheid verdoezelen. De verschijning van de natuurlijke vormen verandert, maar de werkelijkheid blijft… Het doel is niet om andere, bijzondere kleuren en vormen met al hun 22 pentagram 6/2010
begrenzingen te schilderen maar om naar een grotere eenheid te streven.’ Deze ‘grotere eenheid’ in het late werk ‘Compositie 2’ valt allereerst op door polaire verhoudingen, maar reikt ook verder: primaire kleur – kleurloos, kleur-kleur, lang-kort, breed-smal, links-rechts, boven-onder, heen en weer. Deze tegenstellingen verschijnen steeds in een wederzijdse wisselwerking en vormen zo een evenwicht. ‘Alle dingen zijn deel van het geheel: ieder deel verkrijgt zijn waarde voor het oog vanwege het geheel, en het geheel verkrijgt het door de delen. Alles bestaat uit verhoudingen en tegenover elkaar staan. De kleur bestaat slechts door een andere kleur, de dimensie wordt bepaald door een andere dimensie en er bestaat geen positie zonder een positie ertegenover. Daarom zeg ik: de betrekking is het wezenlijke.’ ‘Het wezenlijke van betrekking is dat wat tussen iets en iets anders existeert. Ik begrijp dat tussen mijn hand en mijn potlood een betrekking bestaat als ik iets opschrijf. Deze betrekking is zo vanzelfsprekend, dat wij vergeten hebben dat zij überhaupt bestaat. Iedere waarheid ligt in de betrekking, zelfs een zo eenvoudige als deze. Het potlood is niet werkelijk, noch de hand die het grijpt. Maar de betrekking tussen de beide beschrijft de ware, de enige werkelijkheid die er is. Oorzaak en werking zijn één. Daarom kan niets iets anders tevoorschijn brengen, zonder dat beide één zijn en in waarheid verbonden.’ Uitgebalanceerd zijn en een vast evenwicht komen door de rechte lijn, door verticaal en
horizontaal streven, tot uitdrukking. Volgens de opvatting van de Nederlandse filosoof Schoenmakers, die grote invloed heeft uitgeoefend op Mondriaan en de gelijkgezinde groep ‘De Stijl’, bezit het universum een mathematische structuur. Reeds in de oudheid drukte men de harmonie uit in getalsverhoudingen en in de geometrische figuren vierkant, driehoek en cirkel. Wil men dus de harmonie van het universum op kunstzinnige wijze uitdrukken, dan moet men dat op geometrische wijze proberen te doen. Bij Mondriaan worden deze lijnen tot basisframe van het schilderij. De spanning komt in harmonie doordat hij de verschillende krachten in evenwicht brengt. Dit evenwicht is asymmetrisch, niet star maar dynamisch. De betrekkingen tussen de afmetingen zorgen voor een levendig ritme, dat iedere gelijkvormigheid door spiegeling, iedere symmetrie uitsluit. Tussen deze lijnen brengt de schilder zijn vormen aan. Rechthoeken en vierkanten verschijnen in de bescheiden kleuren zwart en wit en in de primaire kleuren rood, blauw en geel, die het totale kleurenpalet in zich bergen. De ruimte ingenomen door de actieve kleuren gaat een verhouding aan met de kale lege ruimte in een harmonische wisselwerking. Kleuren en vormen, de aura van een beeld, leiden bij de beschouwer tot een innerlijke reactie en worden daarmee tot een zeer persoonlijke momentopname, die bij een volgende beschouwing van hetzelfde schilderij weer volledig anders kan zijn. Zo houdt de confrontatie van de beschouwer met het schilderij altijd een bij-
zondere betekenis. De beschouwer moet zich op het schilderij kunnen concentreren zonder ook maar een gedachte te besteden aan de vraag hoe het gemaakt is, of wat men erin herkennen kan. Het moet aan geen enkel voorwerp meer herinneren, maar helemaal uit zichzelf als zuivere schilderkunst werken. Daarom is het individuele handschrift van de kunstenaar volledig verwijderd; conclusies ten aanzien van de individuele stemming van de kunstenaar bij het ontstaansproces van het schilderij zijn volledig uitgeschakeld. ‘Juist de leegheid van de schilderijen laat de beschouwer ruimte voor zijn eigen ervaringen en gedachten. Als men iets schildert wat door de zintuigen waarneembaar is, drukt men iets menselijks uit … als men de dingen niet schildert, blijft er ruimte voor het goddelijke.’ Dat doet een geweldig beroep op de moderne kunst met haar abstracte vormen (alweer bijna een eeuw oud!): trouw te blijven aan haar oorspronkelijke uitgangspunt, namelijk: het geestelijke, als stuw voor en van de materie zichtbaar maken µ
piet mondriaan, schilder van de leegte 23
ZOEKEN MET HeT LICHT
alexander skriabin als totaalkunstenaar ‘Muziek is een openbaringsweg, een machtige methode tot kennen!’
T
oen ik zijn naam, Skriabin, voor de eerste keer hoorde, kon ik niet bevroeden hoe intensief ik me met hem bezig zou gaan houden en hem nader zou leren kennen. Sindsdien is een jaar voorbijgegaan, en zijn naam heeft zich op een bepaalde manier in mijn leven verankerd, en dat terwijl ik aanvankelijk zo snel mogelijk weer afscheid van hem wilde nemen. De confrontatie met hem deed me de mensen ontdekken die hij liefhad en hoogachtte. Het bracht me bij beroemde filosofen, psychologen en musici en ik kon een blik werpen op hun leer. Bij hem zelf schijnen de geesten zich te verdelen. De een dweept met hem, de ander begrijpt hem niet en vindt zijn werk te chaotisch en te ambitieus, terwijl weer anderen nauwelijks of niet van hem gehoord hebben. Wat mij betreft, bracht hij me uiteindelijk tot nadenken en ik probeerde hem te begrijpen.
Wat was zijn verdienste voor God en mensheid, was de vraag die ik mezelf stelde? In vurige gesprekken over hem zocht ik levende stof om iets over hem te kunnen schrijven. Dat heeft me geen stap nader tot hem gebracht. Toen, plotseling, deed zich de situatie voor dat ik in bijzondere omstandigheden een van zijn stukken hoorde en ik was er dermate van onder de indruk, dat ik het direct moest opschrijven. Zo ontstond de volgende associatie: Ik hou van hem, alleen al zijn naam kan mij als een frisse wind beroeren. Ik beweeg me in zijn muziek als in een grandioze wereld die leeft en ademt, die onophoudelijk verandert, mij opneemt en mij tot groei dwingt. Ik zou lang kunnen blijven hangen in deze hoge en zuivere energie; ik zou in dit meer van liefde kunnen baden en me laten meenemen. Hoe prachtig, dit gevoel te beleven, zonder daarbij gebonden te zijn. Het
lijkt in deze wonderwereld of vurige gedachten rondvliegen en elkaar ontmoeten. De gedachten verbinden zich met kleurige tonen, worden opnieuw geboren en worden tot gedichten, verzen, voorspellingen, nieuwe wezens. Het is alsof ze vlammen zijn die zich bewegen in een oneindige dans en zichzelf vervullen. Het lijkt alsof ik mijzelf kan naderen onder hun invloed. In mij is geen dwang en geen aarzeling. Ik schaam me niet voor dit gevoel van liefde in mijn hart. Het is er en ik ben er deel van. Alsof mijn ziel vervuld is van deze vurige vlammen, en ik adem mee, de vlam, het vuur, het licht. Planeten worden geboren en het volgende moment verdwijnen ze weer. De sterren veranderen van vorm; de meteorieten kiezen nieuwe banen; de hemel lacht en huilt. Ik ben een stille toeschouwer geworden, in wie dit machtige gebeuren, deze hemelse transmutatie, een diep verlangen
Het Prometheus-mysterie Geïnspireerd door Helena Blavatsky’s De Geheime Leer werd zijn baanbrekende compositie Prometheus geboren. In het hoofdstuk Prometheus – de titaan, verklaart Blavatsky de verbinding van de Griekse Prometheus met de hindoeïstische betekenis van deze beroemde vuurdrager. Het gaat hier niet meer om diefstal van het vuur, maar om het ontsteken van de geestvonk in de mens door het goddelijke vuur. ‘Weet u, bij mij in ‘Prometheus’ ontstaat… het licht! Ik zou willen dat het een symfonie van vuur wordt, een hele zaal in wisselende belichting. Hier branden ze, de vurige tongen. Zie hoe de vlammen hier en in de muziek oplichten.’
24 pentagram 6/2010
oproept. Ik volg het verlangen. Ik ben ontroerd. Ik ben diep in mijn hart gewond, maar pijnlijk gelukkig. Wie is hij, die deze kracht door de muziek, gedachten, mensen en planeten uit de chaos kan scheppen, ze in dans tot beweging kan brengen en het wonder van de schepping tastbaar kan maken? En kan iemand bescheiden blijven die dit machtige gebeuren in zijn meest innerlijke wezen bespeurt? Zou het hem kunnen lukken de verzoeking te weerstaan en zichzelf te behoeden voor de verblinding, erkennend dat hij slechts een begenadigd instrument in Gods handen is, dat hij zichzelf niet ziet als schepper van de dingen en zich daarmee van zijn verheven creatieve impuls – God, zo je wilt – scheidt? Zijn werk schijnt mij zo groot en machtig; zijn gedachten zijn zo vurig; zijn ideeën zo verheven. Het lijkt bijna onmogelijk voor een mens zich niet te verwarren met deze verheven visioenen, zich er niet mee te identificeren. Of het deze mens, Alexander Skriabin, gelukt is, kan ik niet beoordelen. Skriabins muzikale mysterie Prometheus is een synesthetisch werk. Prometheus (‘Le Poème du feu’, 1910), een werk voor groot orkest, piano en orgel, koor en ‘kleurenorgel’ werd Skriabins belangrijkste schepping. Dit werk verkrijgt zijn bijzondere dichterlijke werkzaamheid door het Prometheus-akkoord, wat ook als Pleroma-akkoord, als symbool van de volheid en de kracht van al het zijnde dient. De volkomen harmonie van de Prometheus-zesklank kun je wel zien en alexander skriabin als totaalkunstenaar 25
ZOEKEN MET HeT LICHT
verlichting voor gamers
Alexander Skrjabin (1872-1915) leefde in de ‘zilveren tijd’. De Russische dichter Andrei Bely schreef over deze tijd: ‘Nu is de inhoud van de kunst gelijk aan de inhoud van het zich vernieuwende leven. De kunst zelf roept op tot zulk een leven.’ De Russische kunstenaars snakten in deze tijd naar verlichting. Door hun werk en hun persoonlijke strijd gaven ze vorm aan het diepste menselijke verlangen. Een kunstenaar van dit formaat was Alexander Skriabin (1872-1915) – Russisch componist en filosoof, die als eerste een ‘syn-esthetisch’, muzikaal totaal-kunstwerk heeft gescha-
Van Last Life naar real life
W
pen, een multi-media performance zouden wij nu zeggen, waarin klank, kleur, vorm en beweging in een groot ensemble samengaan. Skriabins genie ontvlamde door de muziek als een fakkel. Verlichting beleefde en openbaarde hij door de vorm van de lichtklank. ‘Muziek is een openbaringsweg. Je kunt je niet voorstellen welk een machtige methode tot kennen zij is. Als je eens wist, hoeveel ik door de muziek heb begrepen! Alles wat ik nu denk en uitspreek – dat alles ken ik door mijn kunst’, betuigde hij.
ervaren als de verwerkelijking van het theosofische principe omnia in omnibus (alles in allen). Het innerlijke plan van het werk is gebaseerd op het geheim van de wereldordening. Daarom klinken in de compositie ook antieke mysterievocalen, gezongen door de menselijke stem. Het werk is het hoogtepunt van Skriabins oeuvre, waarin hij zijn mystiek-filosofische overtuigingen tot uitdrukking heeft gebracht. Skriabin trachtte verlichting muzikaal in daad om te zetten; daarin zag hij de vervulling van zijn opdracht. In zijn vijf laatste levensjaren werkte hij aan het Prometheus-mysterie, waarbij hij als uiteindelijk doel voor zich zag dat het de wereld van de materie zou bevrijden. De uitvoering van dit grandioze synesthetische werk zou een week duren en uiteindelijk zouden alle aardebewoners(!) eraan deelnemen. In India wilde hij in de uitlopers van de Himalaya een sferentempel bouwen waarvan de vorm gelijkmatig verandert. De componist zag een ‘stromende architectuur’ voor zich: vorm, dans, processie, muziek als 26 pentagram 6/2010
Alexander Skriabin (1872-1915)
geurensymfonie en de declamatie van helende spreuken zouden zich met de kracht van de lichtklank verbinden. De zeven dagen van de schepping zouden naar Skriabins idee de miljoenen jaren van de evolutie omvatten, en aan het einde van de zevende dag zou het moment van het universele hoogtepunt aanbreken. De wereld zou veranderen in een plaats van geluk en zaligheid. Dan zouden alle mensen kunnen transformeren in een nieuw wezen, dat met de eeuwige, goddelijke schoonheid verbonden is µ
at u eerst moet weten Mocht
u horen tot degenen die de computer als zodanig, het internet en alles wat ermee samenhangt argwanend en van een zekere afstand bekijken, die de apparaten verantwoordelijk stellen voor het verval van de zeden, de verruwing van de jeugd en ook de spoedige ondergang van het Avondland, en die ze in het algemeen voor duivelse uitvindingen houden, treurt u alstublieft niet langer. U zult zich in de volgende tekst mogelijkerwijs slechts tot op zekere hoogte herkennen, maar wellicht ervaren dat spirituele zaken ook op een tot nu toe eerder ongewone wijze uitgedrukt kunnen worden. Al diegenen die steeds weer moeten aanhoren dat hun geliefde werktuig en hobby alleen maar moderne handel is en eigenlijk een roller coaster naar de verdoemenis, zullen ook kunnen vaststellen – misschien tot hun grote voldoening – dat spirituele zaken ook op een andere manier uitgedrukt kunnen worden dan zij tot nu toe gewend waren. Misschien dat deze tekst kan bijdragen tot wederzijds begrip; de belangrijkste vaktermen worden voor alle zekerheid uitgelegd. Last Life De auteur is sinds een jaar of tien
een computerfreak en heeft daarbij zo ver hij weet echter geen gevolgschade opgelopen. Op dit moment is hij, naast zijn werk aan andere dingen, doorgedrongen tot zijn vijfde Level-80figuur in World of Warcraft. Ik speel Last Life al zolang ik kan denken. En precies even lang heb ik er al helemaal genoeg
van. Toegegeven, de structuren (textures)1 en lichteffecten zijn niet slecht en meestal heeft men weinig lag2. Maar de quests3 zijn eentonig en vermoeiend, de beloningen nooit de moeite waard en de kunstmatige intelligentie van de NPCs4 is, zacht uitgedrukt, ontnuchterend. Ik sta tamelijk alleen met deze opvatting. De meeste van mijn medespelers gaan er deels enthousiast, deels verbeten, maar met een heilige hartstocht in op, en stellen zich steeds weer dezelfde opgaven in altijd dezelfde gebieden van de speelwereld. Dan treffen zij steeds weer dezelfde hindernissen en tegenstanders aan die zij met een assortiment aan strategieën te lijf te gaan, dat met ‘overzichtelijk’ heel welwillend is omschreven. De beloning voor die inspanning (die zij weliswaar niet als zodanig ervaren maar meer als doel van het bestaan zien, ja zelfs als een bestaansrecht) zijn een paar verzamelde munten en uitrustingsstukken, allerlei snuisterijen, die men bij de handelaar NPC voor een paar munten meer, weer kwijtraakt. Beloningen die men bij de questgevers voor succesvolle quests kan inleveren, miniem verhoogd aanzien bij deze of gene groepering, evenals in de eerste plaats ervaringspunten. Heeft men voldoende ervaringspunten verzameld dan bereikt men een nieuw ‘level’ (niveau). Men ‘levelt’ zoals de betrokkenen dat noemen. Met elk nieuw leven is er de mogelijkheid, nieuwe vaardigheden en talenten te leren of de al bekende te verbeteren, eerste klas uitrusting te gebruiken en zich in het algemeen steeds meer zelfingenomen te presenverlichting voor gamersl 27
Ik voel mij gevangen en van mijn levenskracht beroofd, niet beziggehouden en begeleid, zoals mijn medespelers
teren, om dan de eindeloze tredmolen van het strijden, zoeken, verzamelen van grondstoffen en het daaropvolgende vervaardigen van alle mogelijke voorwerpen een beetje sneller, eleganter en effectiever uit te voeren. En zo voort, ad infinitum. Ik ben best bedreven in Last Life. Het hoogste level heb ik geruime tijd geleden al bereikt. Ook mijn vaardigheden, talenten en mijn reputatie heb ik al lang gemaximaliseerd bij alle groeperingen die voor mij belangrijk zijn. Ik bezit een uitrusting en vliegende en landvoertuigen als uit de oude verhalen, natuurlijk ook enorme hoeveelheden goud, en tijdens de raids5 van mijn gilde6 ben ik binnen de groep een graag geziene deelnemer. Ondanks dat alles kan ik me echter niet aan het gevoel onttrekken dat het allemaal hol en leeg is. Niet alleen omdat een en ander geen uitdaging meer inhoudt – lang voordat ik zo succesvol was, voelde ik mij al zo. En ook niet omdat er geen afwisseling in zit; de gamemakers voegen er steeds weer nieuwe elementen aan toe en zij doen werkelijk alle mogelijke moeite om Last Life spannend te houden. Geen bedoeling, geen doel en geen einde
Maar het blijft altijd op dezelfde manier spannend en dat is in feite even frustrerend als wanneer het alleen maar (op één manier) saai zou zijn. Het zit hem juist in die altijd terugkerende belofte die elke keer alleen uiterlijk maar nooit werkelijk wordt ingelost: nieuwe omgevingen, nieuwe wezens, nieuwe vaardigheden, nieuw 28 pentagram 6/2010
topniveau, hoger, verder, sneller, meer, en toch alleen maar meer van hetzelfde. En in alle servers7 is het hetzelfde verhaal: alle spelers blijven steken in de tredmolen van het hoger, verder, sneller en meer en de meesten merken niet eens hoe geestloos, zinloos en afgestompt deze eindeloze routine is. Dit spel kent in en buiten zichzelf geen bedoeling, geen doel en geen einde. De meeste spelers zijn tevreden met het onophoudelijke jagen naar winnen, successen en verbeteringen en ze worden er helemaal door in beslag genomen. Diegenen die alles bereikt hebben wat er in het spel bereikt kan worden, zwelgen arrogant in de moeiteloosheid waarmee zij alles routinematig en zonder enige inspanning uitvoeren. Wie echter net als ik, aan de grens is gekomen waar hij moet erkennen dat hij alleen maar in zinloze en steeds terugkerende eindeloze cirkels ronddraait, voor hem wordt het gedreven opjagen een eentonige woestenij waarin geen kleur en geen levensteken het moede oog verblijden kan. De keel wordt droog door het stof waarin ik de hemel wil toeschreeuwen en de aarde zou willen vervloeken voor deze zinloze marteling door de monotonie waarvan ik nog niet eens weet waaraan ik die verdiend moet hebben. In dit spel brengt de dood niet eens vrede of verlossing; de speler kan weliswaar alle gezondheidspunten verliezen en is dan ‘dood’, maar alleen om direct weer wakker gemaakt te worden en verder te gaan op die plaats waar hij is opgehouden. De oude droom van de onsterfelijkheid is hier werkelijkheid geworden en het blijkt
een verschraalde, afgelikte farce in het grauwe aangezicht van het onverbiddelijke ‘meer van hetzelfde’ dat hier geen uitweg kent. Derhalve zijn de servers (die immers om de ironie ten top te drijven, ‘dienaars’ heten) voor mij een labyrint geworden waarin ik mij gevangen voel en zijn de gamemakers mijn cipiers. Waarschijnlijk zouden zij verrast en beledigd zijn als ik een weg zou vinden om dit aan hen mee te delen; tenslotte doen zij niets anders dan dat waarvoor zij er zijn en wat van hen verwacht wordt. En dat doen zij goed. Het verandert echter niets. Ik voel mij gevangen en van mijn levenskracht beroofd, niet beziggehouden en begeleid als mijn medespelers, met wie ik er ook niet over kan praten. Ook dat heb ik geprobeerd en ik heb het weer vlug opgegeven. Zij begrijpen het niet, vinden dat ik hoge eisen stel, overgevoelig ben of simpelweg iemand die niet alles meer op een rijtje heeft. Een plaats zonder tegenstellingen Op
dergelijke ogenblikken ga ik ergens heen waar geen andere speler is, neem een beetje erts of pluk enkele kruiden alleen voor mijzelf, en geef mij over aan mijn wensdromen. Dat zijn dan geen dromen waarin ik concrete vatbare gebeurtenissen beleef; het zijn eerder subtiele, nauwelijks voelbare ingevingen, waarvoor ik geen woorden of beelden heb. Waar zij vandaan komen, kan ik niet zeggen. Naarmate de tijd verstrijkt worden deze stille ingevingen duidelijker. Ik heb er nog geen woorden of beelden voor maar echter wel een verlichting voor gamers 29
Ik log uit. Alles wordt anders, nieuw
steeds duidelijker gevoel. Dit gevoel wordt dan in mijn bewustzijn in beelden vertaald die ik kan begrijpen; de droom van een server zonder downtime8 of levelbegrenzing, in feite zonder begrenzing, waar niemand hoeft te verliezen opdat iemand anders kan winnen. Waar het geen rol speelt, wie in deze of gene gewoonte het beste is, maar waar ieder de beste is, heel eenvoudig daarom omdat ieder in zijn uniciteit wordt waargenomen en als zodanig wordt geapprecieerd. Waar geen strijd en geen conflict kan zijn, omdat er geen tegenstellingen zijn. Waar niets hoeft te vergaan opdat iets kan ontstaan en waar niet elke vreugde al direct de kiem in zich draagt van de teleurstelling die erop volgt. Waar alles doordrongen en doorstraald is van een diepe, waardevolle en vervullende zingeving. Inmiddels is dit verlangen belangrijker voor mij geworden dan al het andere. De verschillende bezigheden die ik in Last Life mijn leven lang heb verricht kunnen me gestolen worden, ik ben er sinds een eeuwigheid klaar mee. Ik ben grotendeels vervreemd van mijn medespeler, eens was ik een toffe gast die echter op een bepaald moment een heel andere koers is ingeslagen. We hebben nog altijd contact en spreken met elkaar maar het is alleen door de oude gewoonten en de sympathie voor elkaar nog maar een ritueel. Ik ben een vreemde tussen vrienden geworden, eenzaam midden in het gewoel. Iemand wie schijnbaar alles onverschillig laat, tot op dat ene wat hij mist hoewel hij het nooit heeft ervaren en ‘eigenlijk’ niet kan missen omdat hij helemaal niet kent. 30 pentagram 6/2010
Mij besluipt de idee, die mij verdacht voor komt, dat ik innnerlijk niet alleen ben want, hoe zeg je dat, kan ik dan iets missen wat ik niet ken? Spiegeleffect En juist in deze periode, als ik
juist, wil beginnen met mij ernstige zorgen te maken over mijn geestelijke toestand, krijg ik opeens een brief. Ook dat gebeurt in Last Life. Hij is niet lang en ook niet spectaculair, als afzender staat er een woord: ‘vrienden’, en hij verandert alles voor mij. Deze brief deelt mij in een paar regels en zonder omhaal mee dat de speler slechts het spiegelbeeld is van het ware bewustzijn in de speelwereld van Last Life. Zolang het bewustzijn uitsluitend gericht is op de handelingen van de speler in de speelwereld, is het als het ware gevangen en heeft het geen inzicht in zijn werkelijke aard, noch in die van de resterende wereld. Dat is ook de reden waarom het niet kan voldoen aan zijn ware aard en bestemming. Bij de meeste spelers is dit oorspronkelijke bewustzijn volkomen geruïneerd, overwoekerd door het spel en de speler die het aanstuurt. Als er echter, gaat de brief verder, na voldoende ervaring met de doelloze en eindeloze herhalingen van het spel een bepaalde verzadiging is opgetreden, dan ontstaat er in het bewustzijn van de speler een vrije ruimte. Die was eerder opgevuld met het jagen naar hoger, verder, sneller, en meer. In deze vrije ruimte worden dan de intuïtieve gevoelens merkbaar zoals die welke mij zo totaal hebben vervreemd van de enige realiteit die ik immers kende.
Het treft mij als een donderslag. Alles waarvan ik geloofd heb te weten, alles wat ik blijkbaar eens voor waar of belangrijk heb gehouden, verdampt voor mijn innerlijke oog als in een geluidloze explosie. Dan doe ik iets wat ik mij tot dan toe niet kon voorstellen, alleen daarom al niet omdat ik helemaal niet heb geweten dat het gaat: ik log uit. Alles wordt dan anders, nieuw. Ogen die de mijne niet meer zijn, gaan open. Zij zien een wereld die niets te maken heeft met die ik kende en die, ondanks dat, zo oorspronkelijk is als het origineel van die imitatie. Een bewustzijn, waarbij het mijne mij als een atoom naast een zon voorkomt, ziet deze wereld door deze ogen, neemt haar waar, is erin thuis, is er een mee. En ik zie ermee, naast hem, in hem, ben nog altijd ik, maar ook het, ben precies zo een met alles. Alles is in allen, alles is een met alles en ik ben een deel daarvan. Ik ben een atoom van deze zon, en mijn stralen is een deel van de straling van deze zon. Zo is het altijd geweest en zo zal het altijd zijn. Na een eindeloze periode waarin ik stom en verbaasd deze wonderwereld heb bekeken, doe ik het enige wat ik ken en kan: ik log weer in. Ik kan tenslotte de server niet zomaar verlaten, zolang er nog spelers zijn die niet weten wat zij in werkelijkheid zijn. Maar de server en de gamemakers houden mij niet meer vast. Ik ben op de server maar niet meer van de server µ
1.Texture: een herhalend patroon waarmee de computer een structuur overtrekt, om de indruk te wekken van ruimtelijke objecten. Er zijn texturen voor hout, huid, stromend water, gesteenten enz. 2. Lag: vertragingen in het netwerk die zich tijdens het spel als gedwongen pauzes manifesteren en in zware gevallen als het verbreken van de verbinding. (disconnect). 3. Quest: (queeste) opgave van een ridder van de ronde tafel, hier een opgave die een speler krijgt van een niet spelend personage. 4. NPC: non playing character, door het spel voortgebrachte virtuele figuren waarmee de speler een interactie kent. De NPC’s kunnen handelaren, vaardigheidstrainers, huursoldaten, herbergiers enz. zijn. 5. Raid: overval in een gebied met zulke sterke tegenstanders, dat alleen een goed uitgeruste en ervaren groep spelers daar een kans maakt. De ervaring en de voorwerpen die daar kunnen worden verworven, zijn overeenkomstig belangrijk en begeerd. 6. Gilde: vereniging van spelers die elkaar helpen en steunen en bijvoorbeeld gezamenlijk raids uitvoeren. 7. Server: een gespecialiseerde technisch hoogontwikkelde computer die grote hoeveelheden data in een netwerk zoals het internet zo snel mogelijk verdeelt over veel andere computers; hij ‘serveert’ als het ware. 8. downtime: tijd waarin de server niet werkt omdat hij bijvoorbeeld is uitgevallen of dat als er gewacht wordt.
verlichting voor gamers 31
het nieuwe woord Voordracht uitgesproken tijdens het symposion ‘De wijsheidsschool van het leven’, 27 november 2010 op Renova, door Frans Spakman
H
et leven is schoon. En het leven is wreed. Hoe tijdelijk ook, de schoonheid kan ons diep treffen en geheel ontroeren en een voortdurende staat van verwondering te weeg brengen. Welke energie zit er achter de schoonheid van het leven? Is het zo dat schoonheid verbonden is met wijsheid en wreedheid niet? Dus dat levenswijsheid zich in het schone probeert uit te drukken, omdat bijvoorbeeld harmonie, die ten grondslag ligt aan schoonheid, géén strijd kent, geen wraak, geen wreedheid. Waarom is wreedheid nu eigenlijk nodig in het leven? Zit in een leven van wreedheid wel wijsheid? En is vernietiging daarom een noodzakelijk kwaad van het leven? Zo als bijvoorbeeld het oude testament suggereert, maar ook Vishnoe en ook Allah. En wat kan de eventuele wijsheid van het wrede in het leven, ons dan echt leren? In de gang van de seizoenen van de natuur zien we een opeenvolging van harmonie die tot verstilling komt, sterft, vaak in schoonheid, denk aan de bladeren die van kleur verschieten in de herfst. En vervolgens afbraak, vernietiging. De wreedheid, het vernietigen komt ná de harmonie. De storm rukt aan de takken en neemt niet alleen dood hout mee. Wat te denken van de slachtoffers van natuurrampen en van de ratraces in de natuur van prooi 32 pentagram 6/2010
en prooidier met steeds verfijndere technieken om de jacht te maken of er aan te ontkomen. Maar dat alles is kinderspel bij de wreedheid die mensen zich tegenover elkaar en tegenover dieren permitteren. Is schoonheid temidden van lijden, geweld en wreedheid eigenlijk geen schrale troost en nog tijdelijk bovendien. Immers wij kunnen wanhopig worden bij het ervaren van dat lijden, die wreedheid en dat geweld, zoals het de ziel te veel kan worden om alles te ondergaan, getuige het volgende gedicht: Ik kan geen verdriet meer verdragen, geen door tranen verdronken gelaat, geen menselijk leed meer schragen niet verlichten gevolgen van kwaad; niet meer troosten die zijn verslagen, onophoudelijk zijn gesmaad, niet meer luisteren naar hen die klagen, slachtoffer zijn van verraad; O ziel, open mij de ogen, schenk het tranenloos mededogen, dat liefdevol omhult als een mantel en vol geduld. Waaruit bestaat eigenlijk de wijsheid die met schoonheid samenhangt? Is dat verstilde schoonheid? Onaantastbare, onaanraakbare schoonheid die niet uitdeelt maar stralend afstand houdt tot haar omgeving? Vanwege respect of door natuurlijk gezag afstand creërend? het nieuwe woordl 33
34 pentagram 6/2010
© Elly Booi
Blijft de wijsheid in de schoonheid bewaard? Waar blijft de wijsheid van het leven en waar valt die te leren? Het is als Mirdad zegt: als wij in rust zijn creëren we harmonie om ons heen; zijn we in onrust, dan is het een puinhoop om ons heen. Voorwaarde voor schoonheid is dus een volkomen innerlijke rust en vrede. Die voorwaarde kennen en er naar weten te handelen door steeds beter de innerlijke stem te begrijpen en te volgen, dat is wijsheid. Velen kennen de voorwaarde en verlangen de vrede die onbegrijpelijk is voor ons zintuiglijk gevoede verstand, verlangen ernaar als innerlijk bezit. Ze weten dat dat bezit niet te koop is. Want de wijsheid blijft niet in schoonheid bewaard, maar de schoonheid toont haar pracht vanuit wijsheid. Die wijsheid als innerlijk bezit en als bron is oceanisch. ‘Het woord, god, is de oceaan’zegt Mirdad. ‘Het nieuwe woord is het scheppende woord; wat het schept smelt het en doet het tot een eenheid samenvloeien, niets als waardeloos verwerpende’ Wat is de klank van dat nieuwe woord? De klank van het nieuwe woord is fris en transparant en Mirdad beveelt aan de kennis van dat woord te zoeken. Wat is het ritme van het nieuwe woord? Het ritme van het nieuwe woord is een dansritme, omdat het leven erin zit. Het is het levende woord dat door de coördinaten van tijd en ruimte heenwervelt.
De ongrijpbare vibratie die af en toe stolt in waarneembare schoonheid. De niet te vangen kwaliteit die zich toch voortdurend wegschenkt. Die wijsheid van het leven, die volle wijsheid nodigt uit haar bron te bezoeken. Eigenlijk probeert die wijsheid ons te verleiden naar haar bron te gaan en als we de aantrekkelijkheid ervan in ogenschouw en in orenluister door haar schoonheid ons bewustzijn laten binnenkomen, dan kunnen we geen weerstand bieden, dan begeren we wijsheid, verleid door schoonheid. Zo gezien en gehoord is wijsbegeerte geen intellectuele hobby of verstandelijke, slimme redeneerkunst, want de ware wijsbegeerte heeft geen mentale scholing nodig. Het leven zelf in z’n volheid en schoonheid kan ons ertoe brengen om te verlangen naar het ene. En zo door de schoonheid ervan, varend op het kompas van ons zuivere verlangen, naderen we de innerlijke bron van wijsheid en daarmee de kennis voor ons nog uit te hakken pad, de eenvoudige en evenwichtige gnosis, die ons met stimulerende kracht tot transformatie aanzet. Dat is een schoonheid die uitdeelt en afstand overbrugt, in plaats van schept. Dat is wijsheid die in het nieuwe woord unificeert, om een ouderwetse term te gebruiken ‘enigt’ en tot een chemisch huwelijk, de ‘eni-
ging’, uitnodigt. ‘Wat het schept, smelt het en doet tot een eenheid samenvloeien’ zegt Mirdad over het nieuwe woord. Veel woorden kunnen niet nieuw en krachtig blijven, omdat betekenis en inhoud door veelvuldig gebruik slijten en ontwaarden. Er treedt zogezegd betekenisinflatie op, bijvoorbeeld bij het woord waarheid of bij het woord wijsheid. Daarbij kunnen we de uitkomsten van veel onderzoek optellen, dat waarheid, wijsheid, goedheid en ga zo maar door, niet objectief kunnen bestaan. Dat zij net als schoonheid verwelken en wij er dan ook géén houvast meer aan kunnen ontlenen voor de innerlijke wijsheid, voor de weg naar de bron en de weg vanuit die innerlijke, oceanische bron. Het zeker weten van die begrippen lost als het ware op in de bruisende vernieuwing van het woord dat Gnosis is. Om tóch aan het bestaan van waarheid, wijsheid, goedheid te kunnen refereren en appelleren is wel gesproken van absolute waarheid, absolute goedheid en absolute wijsheid. Absoluut is dan ontheven zijn aan de cultuurrelativerende en betekenisinflatoire kracht. Maar, en dat is ook de zeggingskracht van dit
symposion – het leven zélf biedt u de ervaring en wijsheid voor innerlijke weg; geen enkel absoluut uiterlijk begrip zal u naar binnen voeren, zal uw werkelijke innerlijke bezit kunnen doen verwerven. De weg van uiterlijke naar innerlijke kennis heeft daarom dat nieuwe woord nodig, waardoor direct de inzichten op het gewenste niveau komen om te handelen, om transformatie mogelijke te maken. Het bijzondere van het nieuwe woord is de stralingswaarde. Het nieuwe woord straalt met een halfwaardetijd die onmetelijk is. Het niet waardeloos, maar waardetijd-loos! Het bijzondere is voorts dat die nieuwe en gnostieke kracht wrijvingsloos penetreert in ons stelsel en toch motor is voor omzetting, voor energetische verandering, voor een mild vurig proces in ons. Wrijvingsloos en toch ontstekend, aanvurend. Met al onze wereldse wijsheid en geletterde beeldspraak kunnen we het nieuwe woord niet spellen, niet uitspreken. Kunnen we het vuur van het nieuwe woord niet aanmaken. Is er dan geen beginpunt, geen basisoriëntatie voor innerlijke wijsheid? Bijvoorbeeld bewustzijn, ziel of vonk? Dat zijn dan toch ook weer woorden die slijten en ontwaarden en krachteloos worden op den duur?! het nieuwe woord 35
Ontelbare mythen zijn aan ons overgeleverd uit de meest uiteenlopende cultuurperioden. Zij houden voorstellingen in van de vroege mensheid over het ontstaan van de wereld, de activiteit van de natuurkrachten, goden en het lot na de dood.
Woorden die mentale beelden vormen, waar het leven door slijtage gewoon weer uit weg trekt?! Waarschijnlijk leven we ook in een tijd dat betekenisslijtage en belevingsslijtage van woorden sterker optreden dan ooit te voren. De hypes zijn kort en hevig in onze samenleving en de beleving ebt vaak weg, zodat we ons later verwonderd afvragen, waar we ons door hebben laten meeslepen. Onder welke voorwaarde zal het nieuwe woord, het onmetelijke woord, ingang in ons verlangende, wijsbegerige wezen kunnen vinden? Vergeet uzelf. Om u zelf te vergeten moet u uzelf zijn. Als u ontroerd bent, als u verwonderd bent, als u bezig bent voor een ander, als u in uw werk uw eigen lust in bevrediging, uw eigen scoringsdrift, uw eigen winstbejag, uw spel om uw positie te bestendigen, om uw macht te continueren, kwijt kan raken; Kortom als de wervelende kracht die het ware leven is geen weerstand in uw stelsel ondervindt, omdat u zo nodig om uzelf en aan uzelf wil denken, ja dan dringt het nieuwe woord door, dan tilt dat leven als wijsheidsvibratie uw microkosmos naar het niveau waarop transformatie mogelijk is.
Aangeraakt én van slag, geroerd én ontroerd. Als u zo van slag bent, dan bent u uzelf vergeten. Dat is wijsheid van het leven, u bent een druppel van die oceanische wijsheid zelf. Nu gaat het erom uzelf te zijn, nu gaat het erom niet in tranen van ontroering te verdrinken in die oceaan, maar om het nieuwe woord in evenwicht z’n werk te laten doen in u. U moet er namelijk wel bij blijven. Wees niet bang dat dat een ongewenst ego-streven wordt, immers u staat nu in het besef van de ziel en u heeft niet de behoefte te grijpen, te hebben en te houden, u bent slecht uzelf. Vergelijk met muziek: u kan geroerd en ontroerd worden, u kent wellicht de maten en de muziek als vanzelf en herkent ze en de melodielijn en de klank voeren de dans van het leven naar een moment in u. Dat moment wilt u niet grijpen of bezitten, hebben en houden, omdat u weet dat het niet kan, maar ook omdat u weet dat het geen zin heeft. De waarde zit niet in een te grijpen kwaliteit, de waarde zit in het moment dat u uzelf durft te zijn en het smeltingsproces naar een nieuwe eenheid begrijpt en een kans wilt geven.
Als u ontroerd wordt, dan smelt u. Voor Mirdad gaat het erom dat u na het smelten vanwege het nieuwe woord, tot een nieuwe eenheid samenvloeit. Als u ontroerd bent, bent u geroerd, dat zult u roerend met mij eens zijn, nietwaar. 36 pentagram 6/2010
Zo werkt het nieuwe woord, zo heeft het altijd gewerkt, zo heeft het leven het bedoeld en zo is het nieuwe woord eigenlijk stokoud. Want het heeft geen waardetijd. Het is tijdloos. En toch en juist hier en nu µ
de wereldboom In de vorige aflevering van deze serie citeerden we vers twee van het Lied van de Edda: Mij heugen de reuzen in oertijd geboren die lang geleden het leven mij schonken En Voluspa, de zieneres gaat verder: ‘negen werelden negen ruimten de oude maatboom onder de grond.’
W
e schreven eerder (pentagram nr 3, 2010): De mythen die in de Edda verzameld zijn, spreken over de mysteriën van de ontwikkeling van de wereld – zowel de grote als de kleine. In dit vers geeft de zieneres daarvan blijk. Zij schouwt negen werelden van wording en ziet negen takken aan de wereldboom van de menswording, de oer-es Ygdrasil zoals hij in de Germaanse mythologie
wordt genoemd. De wereld-es is een kosmologische weergave van het universum. De boom symboliseert het tijdloze, eeuwige middelpunt van de wereld; zij draagt en steunt het universum en houdt de wereld innerlijk bij elkaar. Zij geeft zowel een geestelijke basisstructuur weer als ook een impuls tot ontwikkeling. De ‘negen vaderlanden, werelden’ geven een beeld van de negenvoudige opbouw van de schepping, die zich in de mens, de negenvoudige mens van weleer weerspiegelen. Negen bewustzijnsniveaus van ontwikkeling komen voor ons te staan: de drie maal drie aspecten van het lichaam, van de ziel en van de geest, op elkaar betrokken. In het lichaam spreken de ziel en de geest. In de ziel openbaren zich zowel het lichaam als de geest. In de geest bewijzen zich de ziel en het lichaam. De takken van Ygdrasil Dat dat zo is, is goed
te zien in de takken van Ygdrasil, die zich uitbreiden over de hele wereld en reiken tot boven de hemel. De kroon van de (geestelijke) boom is Asgaard, de godenburcht. Deze is de kosmos van de asen die in het licht leven. Het hoogste, geestelijke eeuwige principe is Gimle, het morgenrood in opgang. Wanneer Asgaard eens vernietigd wordt in Ragnarök, het keerpunt in de geschiedenis, wordt via Gimle een vernieuwing mogelijk. De asen- of regenboogbrug Bifröst, waar de witte godheid, Heimdall, de lichtgestalte, met zijn zwaard en hoorn de wacht houdt, verbindt de goden- en de mensenwereld. De mensen noemen deze brug een regenboog. Het is een sfeer van de de wereldboom 37
De wereld-es van de Noorse mythologie heeft opmerkelijk veel eigenschappen van de taxusboom, die veel in de noordelijke streken voorkomt. Die boom verliest nooit zijn groen en was daarom heilig. Hij geeft een gas af waardoor op warme dagen mensen hallucinaties kunnen krijgen. De levensduur van de taxus is indrukwekkend: in Schotland staat er een die meer dan tweeduizend jaar oud is. Hij werd ook gebruikt bij rituelen, omdat het gif taxine bijna-doodervaringen kan veroorzaken. Odin kreeg na negen dagen aan de boom gehangen te hebben, wijsheid en inzicht in de runen, maar moest daarvoor zijn oog offeren.
ziel, die het ‘boven’ verbindt met ‘beneden’, de hemel met de aarde. Ze is onvernietigbaar zolang de tijden duren. Maar aan het einde van de ontwikkelingsperiode zal deze brug oplossen. Net als de takken breiden ook de wortels van Ygdrasil zich uit over de hele wereld. Ook hier weer de drie aspecten. Aan een van de wortels die naar de asen, de goden leidt, leven de mensen. Hun woonplaats heet Midgard, de plaats in het midden. Deze plaats wordt omgeven door een buitenste cirkel, Utgard, het rijk van de ijsreuzen, die de vijanden zijn van de asen. Alle bewoonde rijken worden omringt door de Midgard-slang, die in een aantal opzichten overeenkomst vertoont met de slang Oeroboros. Hij is het symbool voor de kosmische slang, die de mensenwereld bijna als een kosmische ring begrenst. Hij groeit steeds verder, blijft echter als het Oeroboros-principe rustig tot de grote eindstrijd tegen de goden. Dat ontrolt hij zich en toont de vernietigende kant van zijn dubbelnatuur. Bij de woonplaats van de mensen bevindt zich de bron van Urd. Hier komen de goden dagelijks samen. Het is de bron van het lot, de bron van de drie nornen Urd, Skuld en Werdandi. Zij komen naar de wieg van elke pasgeborene en delen hem of haar het lot mee. Daarnaast hebben zij de opgave de boom dagelijks met genezend water te besprenkelen en hem op die manier altijd groen te houden. Want, zoals het gezegd wordt in een ander lied van de Edda: ‘de es Ygdrasil verdraagt meer onrecht dan de mensen weten.’ 38 pentagram 6/2010
De wortels van de boom De mensen hande-
len in de polariteit van de krachten ‘van boven’ en ‘beneden’. Wat er na hun dood gebeurt met hen bepalen zij tijdens het leven, door het eigen handelen. De krijgers die roemrijk gevallen zijn in de strijd worden door Odin geleid naar het Walhalla, de hal van de gevallenen, die zich in Asgard bevindt. Hier oefenen zij zich in de strijd en kunnen onder leiding van Odin als deelnemer van de ‘wilde meute’ uitrijden in de mensenwereld. De zielen van de mensen die op een andere wijze zijn gestorven komen in Helheim. Helheim of Helgard is in de Noordse mythologie de onderwereld; het is hier dat de dochter van de god Loki, Hel, haar woonplaats heeft. Dat ligt onder de tweede wortel van Ygdrasil. Hier ook knagen slangen aan de boom en leeft de lijkenvretende demon, de draak Nidhögg. Het is er ongezellig koud, er stromen ijskoud wateren uit een bron bij deze wortel waardoor alles meegevoerd wordt wat niet meer kan of wil leven. De stroom van de dood zorgt tegelijkertijd voor vernieuwing, omdat hij onweerstaanbaar de dode krachten, de begrenzingen en hindernissen meesleurt en daardoor de gronden reinigt voor nieuwe groei. Bij de laatste wortel vinden we ten derde ‘Mimirs bron’. De reus Mimir hoedt het water van wijsheid, van het verstand, van herinnering (het Engelse woord memory komt hier vandaan). Omdat Mimir dagelijks drinkt uit de bron van wijsheid geldt hij als de meest wijze van alle fijnstoffelijke entiteiten en wordt vaak
19de-eeuwse voorstelling van de wereld-es,Yggdrasil. Johann Wilhelm Heine, 1886
door Odin (Wodan) om raad gevraagd. De sfeer van Mimir is te vergelijken met een begrip dat de modernere esoterie wel kent als de ‘psibank’, en dat vroeger de Akasha-kroniek werd genoemd: een trillend web van energie, waarbinnen alles en iedereen met elkaar in voort-
durende verbinding staat. Niets gaat er binnen dit web verloren... alle ervaringen, belevenissen, gedachten, daden van alles en iedereen zijn erin opgeslagen en toegankelijk voor iedereen, die zuiver, onbevooroordeeld en liefdevol genoeg is om erin te zien. de wereldboom 39
De drie nornen De oerbron, de bron van het lot ligt aan de voet van de wereld-es Ygdrasil. Deze bevindt zich in de diepten van het onderbewuste in ieder mens. Hier verblijven drie wijze vrouwen, de drie nornen Urd, Werdandi en Skuld. Urd betekent oorsprong, verleden zij is tot in het heden actief, Werdandi is het wordende en Skuld bepaalt het huidige lot van de mens. De lotsgodinnen spinnen de draden van de tijd en verbinden verleden, heden en toekomst met elkaar. Zolang de mens zich niet bewust was van zichzelf, bestond voor hem ook de tijd niet. Alles was het heden. Ask en Embla, de eerste menselijke natuurwezens die door Odin ‘aan het strand’ werden aangetroffen, waren ‘zonder de kracht’. Zonder de ervaring van tijd en zonder inzicht in de geestelijke wetten is er geen verantwoording of lot. De ontwikkeling gaat echter door. De nornen gaven de mensen het bewustzijn van tijd. De toenemende verstoffelijking dwong hen in de dimensie van het bewust ondergaan van ruimte en tijd. Wat eerst tijdloosheid was in het eeuwige hier en nu verandert nu in een eerder en later. Het bewustzijn begon terugblikkend het eigen handelen te herkennen en het vooruitkijkend te plannen. Het werd bekend met energieën die voortkwamen uit het geestelijke. Op die manier ontstonden er inzichten in de mens over zijn oorsprong en bestemming. De draden van het lot die door de nornen worden gesponnen, kunnen ook gezien worden als karma dat van de ene microkosmische incarnatie doorwerkt naar de volgende en op die manier als levensdraden alle incarnaties met elkaar verbindt.
Als Odin zelf een dronk uit de bron van wijsheid vraagt, moet hij een oog offeren aan Mimir. Een innerlijk schouwspel Wanneer de zie-
neres sprak over de wereld-es Ygdrasil, over zijn wortels en kroon, zagen de luisterende mensen die beelden voor zich. Zij luisterden heel anders dan wij, moderne mensen dat doen. Het kritische vermogen dat onderscheid maakt tussen het gehoorde en het individu dat toehoort, kenden zij niet. Zij gingen geheel op in wat zich in hun innerlijk afdrukte van het basispatroon dat aan het bestaan, zowel aan de macrokosmos als aan de kleine wereld van de mens, ten grondslag ligt. Op het niveau van het de eerste wortel beleefden zij hun leven, de ontwikkeling van hun bewustzijn. Zij maakten kennis met de geboden van de goden en zij leerden hun eigen verantwoordelijkheid dragen. Want er dienden zich gevolgen aan, wanneer zij niet overeenkomstig die universele wetten handelden. Op die wijze ervoeren zij ook de nabijheid van de bron van het lot. Op het tweede wortelniveau werden zij de diepten gewaar van wat wij heden het onderbewuste noemen. Zij ervoeren dat zij er bij hun dood door overspoeld zouden worden, 40 pentagram 6/2010
ware het niet dat er iets van de moed van Odin, die immers goddelijk is, zich in hen manifesteerde. Daarom was krijg zo belangrijk! Want de zelfopofferende moed tijdens de strijd met de natuurkrachten en eigenschappen vormde het begin van een bewustzijnsontwikkeling, die in Walhalla zou worden bekroond. En uiteindelijk kon er dan een relatie ontstaan met het derde wortelniveau, waar de wijsheid ontstaat. In hen sprak nog iets van de herinnering van de natuur waarin alles wat ooit is gebeurd, is opgetekend. Tegelijkertijd kwamen zij daar tot begrip, waarom er krijg was: want de mens doet wijsheid op, wanneer in zijn innerlijk het geestelijke en het natuurlijke met elkaar om het menselijke hart strijden. Het vreugdevolle tehuis in de tuin der goden Door onverschrokken moed neemt de krijger aan de top van Ygdrasil de energieën op van het pure geestelijke zijn. Hier, in Asgaard, is Gladsheimr, ‘het vreugdevolle tehuis’, een van de drie verblijfplaatsen van Odin. Het is een niveau, een veld dat de oude Noorse volken personificeerden en vereerden als de hoogste godheid. Odin woont in Gladsheimr, maar we zien hem ook vaak in Valaskjálf. Daar staat zijn zetel Hlidskjalf
Runesteen te Södra Ving in Höderum, Zweden. De tekst luidt: Tulir en Burnir maakten deze cairn (steenhoop) na Buri en Klaka, hun zonen
van waaruit hij ver uitziet over de negen werelden. Tegelijkertijd maakt de mythologie duidelijk dat het gaat om een godheid die voortschrijdt in verdieping en uitbreiding, door zijn band met de mensen. De godheid breidt zich als het ware uit, wanneer de mens opnieuw kan beschikken over het oog van Odin, de pinealis, de pijnappelklier – immers het orgaan waarmee de mens kan ‘zien’ in Gladsheimr, die vreugdevolle plaats in Asgaard, de tuin der goden. Vandaaruit daalt hij dagelijks af naar Midgard, in het midden van het lichaam. Als het goddelijke zich inderdaad in een mens ontplooit, is Odin zinnebeeld voor de eigenschappen van de geestziel. In de taal van de Germaanse mythologie is hij dan de stralende, de witte helper, de skalden (of liederen-) dichter, de meester van de taal en het schrift. Is een mens echter nog geheel in de macht van de natuurkrachten dan ervaart hij Odin als een bedreiging, als de bloeddorstige, de woedende, de oorlogshitser en als de aanvoerder van het leger van wilden: symbool voor de drijvende kracht van de geest, die de mens aanzet tot ontwikkeling, of terugval in de diepten van Helheim. Negen nachten hangend De mythen geven
boom heeft gehangen. Het goddelijke heeft zich in hem door negen toestanden van bewustzijn moeten vechten. Daaruit zijn de negen sferen ontstaan, negen wereldrijken die ontstonden doordat de geestesbrand opvlamde in het universum. Alle vonken die eens van die geest uitgingen, gaan dezelfde weg! Door elke sfeer trekt de geestmens heen. Dat is de weg van de ‘roemrijke overwinnaar’! Negen verheven ontwikkelingen, op lichamelijk, op zieleniveau en geestelijk, door drie maal drie fasen, via de negen takken van de levensboom, van wortel tot kroon verenigen geestbewustzijn en ‘Odin’ zich. Deze grootse ontwikkeling kent op het lagere vlak, in de sfeer van de materie enkele grote gevaren. Die tonen zich doordat het eigenzinnige verstand het lichaam op de eerste plaats stelt. In de gedaante van de halfgod Loki wordt de wilskracht van de zuivere krijger afgeleid van Gladsheimr en gericht op persoonlijke belangen. Loki komt overeen met Lucifer. De ontdekking van de eigen wil is een fascinerende en tegelijkertijd afschrikwekkende ervaring voor het jonge ego. Gezien vanuit een nieuwe verworven bewustzijnniveau ziet hij zijn opgave, zijn verantwoording en de gevaren van zijn weg wat hem ontzettend ontstellende indruk maakt. Hoezeer de ontwikkeling van de mens verbonden is met de wereldboom, kan men ook zien aan het feit dat ‘üggr’ schrikken betekent µ
weer dat Odin negen nachten aan de wereldde wereldboom 41
Boekbespreking: Meester Eckeharts weg tot kosmisch bewustzijn
een leidraad voor praktische mystiek ‘Ons verlangen naar het eeuwige is in waarheid het verlangen van het eeuwige naar ons. De zoeker naar God is tevens een door God gezochte.’
M
eer dan ooit vraagt de mens in deze tijd naar de diepere zin van het leven. De grote Duitse mysticus meester Eckehart (1260-1328) staat dan ook na zeven eeuwen opnieuw in de belangstelling. Zijn religio overstijgt alle confessies. Hij was bekend met de religieuze en filosofische leringen van het Westen, van Griekenland en van Egypte, van het Nabije Oosten en het verre Azië – hij stond bovenop de berg en wist dat alle wegen uit de dalen op de top samenkomen. Thans erkennen wij dat Eckehart, die het peilloze doortastte, de grootste verkondiger in het Westen was van een universele, kosmische religie. Johann Eckhart of Eckehart (1269-1327) was lid van de dominicaanse orde of de predikheren, een kloosterorde die zich onderscheidde door haar intellectuele aspiraties. In de dertiende eeuw hadden zij onder aanvoering van hun stichter Guzman de meeste mentale munitie 42 pentagram 6/2010
geleverd – en, vanuit Spanje en Zuid-Frankrijk, de haat aangejaagd – om de kruistochten tegen de albigenzen te beginnen en daarbij hadden zij hun denken gescherpt om de uitspraken de katharen te weerleggen. Ook in de aanvangende veertiende eeuw waren het leden van deze orde die de laatste uiterlijke en gefragmenteerde groeperingen van de katharen – met diepgravende verhoren – bestreden en de nog overgebleven individuele leden ervan, via de wereldlijke macht, de wreedste dood te laten sterven. En toch was het zo dat het bevrijdingswerk, en al de activiteit die vanuit inspiratie door de broederschap werd ondernomen voor het Westen veelal gestalte kreeg binnen die ordes, juist om de eenvoudige reden dat er nergens anders gelegenheid voor was. Vandaar dat belangrijke pogingen om tot vernieuwing en hervorming te komen binnen de monnikenordes hun oorsprong vinden. Denk aan Waldo, de stichter van de waldenzen, denk aan
Luther. Denk aan hermetische denkers als Ficino, en Pico della Mirandola. Het is een vreemde ironie dat de orde van de dominicanen, die de gnostieken geleerd hebben met de nodige terughoudendheid en reserve te bekijken, ook een van de voedingsbodems bleek voor nog nieuwere impulsen, om een grotere innerlijke vrijheid te bereiken. Wonderbaarlijk en soms moeilijk te begrijpen hoe het universele altijd weer en dwars door alles heen weet door te breken tot de harten van die mensen die bereid zijn met inzet van hun hele wezen het universele, dat wat boven de natuur-ziel uitgaat, te naderen. Aan het begin van de veertiende eeuw was de dominicaanse orde in de regio van Straatsburg nog maar bescheiden actief. Het geloof was allang een zaak van de theologen aan de universiteiten geworden op het moment dat Meister Eckehart, op basis van een hervonden inspiratie, het levende geloof vrij maakte uit de hersenspinsels van de wetenschap van die dagen. Daarmee was hij immers zeer wel bekend: hij werd opgeleid in hetzelfde klooster waar Albertus Magnus doceerde en waar de krachtige invloed van Thomas van Aquino, die kort daarvoor was overleden, nog voelbaar was. Hij was een voorbeeldige leerling. Eckehart doorliep in feite een glansrijke carrière en kreeg zelfs op jonge leeftijd een uitnodiging om theologie te doceren aan de priorij van Saint-Jacques in Parijs, een van de meest gerenommeerde religieuze centra van die tijd. Tijdens zijn verblijf daar haalde hij zich de vijandschap van de franciscanen op de hals door een debat met hen te winnen, waarin
hij zijn opvatting naar voren had gebracht over de vereniging van de mens met God door een mystieke, innerlijke bewustwording. Daar bracht hij voor het eerst helder naar voren dat zich in de ziel het goddelijke bevindt, ‘een godsvonk’, en dat het de roeping van iedere mens is, een zoon van God te worden, zoals Christus dat is. Hoewel Eckehart een scherpzinnige theologiedocent was en befaamd om zijn lezingen over diepzinnige scholastieke onderwerpen die ons nu niets meer zeggen, gaf hij er toch de voorkeur aan zijn landgenoten de zuivere leer van het God-in-de-Mens in het Duits over te dragen. Hoe kan de ziel groeien? Wat is de ethiek van het hart? Waar kan een mens zijn idealen vinden? Eckehart bleef er de nadruk op leggen dat in ons allen een vonk is, een partikeltje geest, die van God zijn, en dat de menselijke ziel, als het voertuig van die vonk, zich van zelfzucht kan zuiveren. Maar dat is iets anders dan regels opvolgen. Eckehart stelt: ‘God heeft de redding van de mens nooit verbonden aan een bepaald levenspatroon... Daarom moet de mens doordrongen zijn van de goddelijke aanwezigheid, bezield zijn door de vorm van de geliefde God die in hem is, zodat hij die aanwezigheid kan uitstralen zonder daaraan iets te doen.’ Dan is er een eenvoudige, niet-ik basis voor idealen, christelijk leven en ware ethiek. En de mens maakt daarmee de weg vrij voor de ziel, die kan opstijgen tot of een worden met (‘vergaan in’, zoals Eckehart zei) de ‘Godheid’, het een leidraad voor praktische mystiek 43
Karl Otto Schmidt (1904-1977), de samensteller van dit boek, heeft als levensfilosoof en raadgever meer dan 100 boeken geschreven over vraagstukken van de wil, meditatie, mystiek, leven en dood. Zijn ervaringen met de onvergankelijkheid van de innerlijke wezenskern in de mens en de aanraking door het innerlijke licht hebben steeds de richting van zijn boeken aangegeven. Vanaf 1930 vertegenwoordigde hij Duitsland in internationale bewegingen die zich met de ‘inhoudelijke benadering van de religies’ bezighielden. Om die reden werd hij in 1941 gearresteerd, maar hij overleefde het concentratiekamp Welzheim. In 1970 werd hij benoemd in het presidium van de Liga voor Universele Religie. In 1972 kreeg hij voor zijn oeuvre het Kruis van Verdienste van de Bondsrepubliek Duitsland. Hij overleed in 1977 te Reutlingen, Duitsland. Na zijn dood werd hij met een eredoctoraat van de United Church of Religious Science in Los Angeles geëerd.
bewustzijn dat én de mens en het ganse heelal doordringt. Zijn moed en vrijmoedigheid heeft hij onder druk van zijn superieuren moeten bekopen met het herroepen van zijn leer. Eckehart werd beschuldigd en zelfs opgejaagd, en uiteindelijk kwam het zover dat hij zich bij de paus moest komen verdedigen, maar diens uiteindelijke beslissing heeft hij niet meer vernomen. Op de terugweg uit Avignon (waar in die jaren het hof van de paus was en waar hij, naar hij dacht, zijn stellingen met succes had verdedigd) stierf hij op raadselachtige wijze. Ondertussen zat de kerk behoorlijk in z’n maag 44 pentagram 6/2010
met Eckehart en zijn medestanders, deze nieuwe mystieken die zo’n groot gehoor vonden. Al meteen na Eckeharts dood werd een aantal van zijn leerstellingen als ketterij veroordeeld. Maar dat hield de stroom niet tegen. De ‘Gottesfreunde’ of Godsvrienden, en zeker ook zijn leerlingen Tauler en Jan van Ruusbroeck, allen gerekend tot de Rijnlandse Mystiek, hebben een rol van betekenis gespeeld in het bewustmaken van de middeleeuwse zoekende mens naar het koninkrijk Gods, dat in ons is. In dit boek neem de auteur K.O. Schmidt ons mee op Eckeharts weg tot kosmisch bewustzijn. Hij toont hoe deze innerlijke arbeid in drie fasen te onderscheiden is, met in totaal tien treden. De eerste vier treden vormen de fase van verinnerlijking of loutering, de drie volgende treden de fase van vergeestelijking of verlichting, en de laatste drie treden de vergoddelijking of de vereniging met het goddelijke µ
Rozekruis Pers Haarlem ISBN 97890 6732 387 1