PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
Versie 2015
INHOUDSOPGAVE PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
1.
Uitgangspunten pedagogisch beleid
BLZ. 3-4
2.
Beleidsontwikkeling
4
3.
Bemiddelingsbeleid
5
4.
Ouderbeleid
6
5.
Protocollen
6
6.
Bijlagen
• • • • •
Inschrijf en bemiddelingsprocedure gastouders Criteria gastouders, gastouders aan huis en opvanglocaties Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen Protocol wiegendood Meldcode kindermishandeling
7-8 9 - 11 12 - 13 14 - 15 16 – 53
2
1. Uitgangspunten pedagogisch beleid Het pedagogisch beleid van gastouderbureau OZIZO is gebaseerd op de volgende uitgangspunten die als richtlijn kunnen worden gehanteerd: • • • • • • •
Bieden van veiligheid en geborgenheid aan gastkinderen; Recht doen aan de eigenheid van kinderen; Stimuleren van het zelfvertrouwen van het gastkind; Bevorderen van de zelfstandigheid van het gastkind; Stimuleren van het sociaal gedrag en het gevoel van het gastkind; Het gastkind om leren gaan met emoties; Het overdragen van waarde en normen aan het gastkind.
Bovengenoemde uitgangspunten worden hieronder nader uitgewerkt en zijn ingekaderd in het bemiddelingsbeleid (paragraaf 3) en het ouderbeleid (paragraaf 4), waarbij naar een kwalitatief optimale opvang wordt gestreefd. Hierbij geldt uiteraard dat de uitvoering van het pedagogisch beleid zoveel mogelijk in afstemming met en in onderling overleg tussen vraagouder en gastouder plaatsvindt. 1.1. Veiligheid en geborgenheid. Veiligheid en geborgenheid hebben veel te maken met de sfeer die een gastouder naar het kind toe uitstraalt. De warmte en de hartelijkheid waarop het kind wordt benaderd geeft een kind een veilig en geborgen gevoel. Door de dag in stukjes te delen, op vaste tijden koffiepauze en lunchen, voor te lezen of te gaan wandelen biedt de gastouder het kind structuur en regelmaat. Dit geeft een kind vertrouwen omdat het weet wat er komen gaat en heeft hierdoor een rustgevend effect op het kind. Bij baby's is het gewenst zoveel mogelijk aan te sluiten op het ritme van het kind zelf. Wanneer het kind voelt dat de gastouder ingrijpt indien dat nodig is en dan corrigerend of sturend optreedt weet het kind dat hij of zij op de gastouder kan rekenen. Dit biedt het kind een vertrouwde basis om zich te kunnen ontplooien en het leven en de anderen om hem of haar heen te leren kennen zonder het gevoel te hebben echt losgelaten te worden of niet terug te kunnen vallen op een volwassene. Wild en druk gedrag kunnen worden onderbroken door samen een rustige activiteit te ondernemen. Bijvoorbeeld het samen drinken van een glaasje limonade, een leuke tekenfilm te gaan bekijken of een wandeling te gaan maken. Dit heeft meestal meer effect dan over het lawaai heen kinderen tot rust proberen te manen. Bij de start van de opvang dient het kind alle tijd gegeven worden om te wennen. Indien dit mogelijk is, wordt de opvang het beste langzaam opgebouwd. Het is een goede zaak dat de vraagouder in het begin de tijd te neemt bij het brengen van het kind. Samen de tas uitpakken en nog een boekje lezen of een spelletje doen geeft rust. Bij kleine kinderen doet de eigen vertrouwde knuffel wonderen. Dit troostende voorwerp biedt houvast in een onzekere of enge situatie. Loslaten is ook iets dat een kind moet leren en dit kost net zoveel moeite als bij volwassene. Het hoort er nu eenmaal bij en wanneer het kind de tijd wordt gegund groeit bij het kind al vlug het besef dat dit niet het einde van de wereld is. Dit is belangrijk bij de processen welke het kind gedurende zijn of haar leven zal meemaken. 1.2 Recht doen aan de eigenheid van het kind. Kinderen zijn verschillend: individuele persoontjes die ook een individuele benadering nodig hebben. Afhankelijk van aanleg, temperament en thuismilieu, de leeftijds- en ontwikkelingsfase heeft elk kind zijn of haar eigen mogelijkheden. Het is belangrijk hier positief op in te spelen en elk kind het waardevolle gevoel te geven welkom te zijn. Ook dient rekening te worden gehouden met wat het kind kan. Het thuismilieu kan afwijken van het milieu van het gastoudergezin. Mensen verschillen nu eenmaal van elkaar en stellen andere prioriteiten in het leven. Het is belangrijk dit te realiseren en het gastkind en zijn of haar omgeving in hun waarde te laten. Op- of aanmerkingen hierover in het bijzijn van het gastkind gaan aan het kind meestal niet voorbij. Kinderen zijn vaak heel opmerkzaam. Wanneer hiermee rekening wordt gehouden krijgt het kind het ‘gereedschap’ mee zich als een positieve zelfstandig individu in onze samenleving te ontwikkelen.
3
1.3 Het stimuleren van zelfvertrouwen. Door complimenten en het benadrukken van positief gedrag krijgen kinderen het gevoel dat ze de moeite waard zijn en wordt gebouwd aan een positief zelfbeeld. Dit is belangrijk bij het ontplooien van talenten en bevordert sociaal gedrag naar anderen. 1.4 Het bevorderen van zelfstandigheid. Het is belangrijk dat kinderen leren om zelf dingen te doen. Hierdoor ervaart het kind wat het zelf kan. Kinderen leren op deze wijze oorzaak en gevolg kennen en ontwikkelen hiermee zelfvertrouwen. Ze krijgen grip op de wereld om zich heen, ontwikkelen inzicht en leren verbanden te leggen. Ook hierbij is het weer van belang rekening te houden met de individuele mogelijkheden van elk kind. 1.5 Stimuleren van sociaal gedrag en sociaal gevoel. Een kind ontwikkelt zijn of haar geweten door het leren begrijpen van emoties die het bij een ander teweegbrengt. Een kind moet leren dat ook een ander kind complimenten kan krijgen over verworvenheden. Een goed voorbeeld met de nodige uitleg en corrigerend optreden indien nodig is hiervoor vereist. Ook hiermee leert het kind oorzaak en gevolg. Samen leren spelen en samen delen is hierbij een belangrijk middel. 1.6 Leren omgaan met emoties. Het is belangrijk dat kinderen manieren vinden om hun emoties op een goede manier te uiten. Emoties zoals boosheid, verlegenheid en blijdschap horen bij het leven. Deze gevoelens dienen altijd serieus te worden genomen. Wél is van belang wel bij te sturen wanneer de uiting van dergelijke gevoelens een ongepaste omvang aanneemt. 1.7 Overdragen van normen en waarden. Respect voor elkaar en elkaars ideeën zijn belangrijke elementen in de opvoeding. Hoe we omgaan met elkaar en rekening houden met elkaars grenzen en gevoelens, geeft kinderen een duidelijk beeld van onze eigen normen en waarden. Grenzen stellen door middel van straffen en belonen is hierbij een belangrijk middel. Het is belangrijk dat vraagouder en gastouder deze zaken met elkaar bespreken en hierin afstemming vinden. Grenzen geven duidelijkheid, waarbij rekening moet worden gehouden met de ontwikkeling van het kind. Een kind is een zich ontwikkelend wezen op ontdekkingstocht. Uitproberen en het tarten van regels en grenzen is dus normaal gezond gedrag. Het is aan volwassenen hierin consequent bij te sturen. Het nemen van een maatregel moet zoveel mogelijk zijn afgestemd op het straffen van ongewenst gedrag, waarbij lichamelijk geweld in alle vormen als ongewenst wordt beschouwd, en het belonen van gewenst gedrag. Hierbij is het belangrijk te blijven herhalen en uitleggen.
2. Beleidsontwikkeling De ontwikkeling van beleid vormt onderdeel van het overleg dat de coördinator maandelijks heeft met bemiddelingsmedewerkers, die vanuit hun werkveld mede input leveren voor de beleidsontwikkeling. Het bestuur neemt door middel van toetsing en advisering deel aan het ontwikkelen van nieuw beleid. Tevens kunnen de vraagouders en gastouders indien gewenst betrokken te worden bij de beleidsontwikkeling door het vormen van één of meerdere werkgroepen. De coördinator neemt deel aan een te vormen werkgroep, zodat de uitwisseling van informatie en betrokkenheid wederzijds optimaal kan zijn. Voorbeelden voor dergelijke werkgroepen kunnen zijn: • Werkgroep opvoeding en pedagogisch handelen. • Werkgroep inspraak voor gastouders.
4
3. Bemiddelingsbeleid als randvoorwaarde van het pedagogisch beleid Het bemiddelingsbeleid is één van de randvoorwaarden om de uitgangspunten van het pedagogisch beleid te realiseren en bestaat uit de volgende onderdelen: de inschrijf- en bemiddelingsprocedure en de klachtenprocedure. 3.1 Inschrijfprocedure Het kritisch selecteren van gastouders is de eerste basis voor een goede bemiddeling. Tijdens de inschrijfprocedure (bijlage I) worden de pedagogische uitgangspunten aan de orde gesteld. Dit gebeurt onder meer tijdens het intakegesprek. Het intakegesprek vindt plaats bij de gastouder thuis, indien mogelijk in het bijzijn van huisgenoten van de gastouder. In het intakegesprek komen onder meer ideeën over opvoeden en pedagogisch handelen aan de orde. Aan de hand van een vragenlijst, die gebaseerd is op de criteria voor gastouders, gastouders aan huis en opvanglocaties (bijlage II) worden deze besproken en getoetst. Ook komen tijdens het intakegesprek zaken als hygiëne, motivatie, leeftijd, pedagogische kwaliteiten en de houding ten aanzien van kinderopvang aan de orde. Daarnaast is de startende gastouder verplicht deel te nemen aan de trainingsbijeenkomsten ten behoeve van deskundigheidsbevordering van de gastouder. Hierin worden alle pedagogische uitgangspunten van het bureau uitgewerkt, toegelicht en besproken. Ook zaken als grenzen stellen, straffen en belonen, veiligheid en hygiëne worden behandeld. De woonsituatie wordt beoordeeld op kindveiligheid en kindvriendelijkheid. De veiligheid en gezondheid worden getoetst dmv een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid. Bij kindvriendelijkheid van de woonsituatie wordt gekeken naar de mate waarin voldoende speelruimte, speelgoed en speeltoestellen aanwezig zijn om de motorische en sociale ontwikkeling van het kind te prikkelen en te stimuleren. Zowel de binnen- als buitenspeelruimte, het speelgoed en de speeltoestellen moeten zijn afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. De hoofdruimte van de locatie waar de opvang plaatsvindt (in veel gevallen de woonkamer van de gastouder) dient minimaal 3,5 m2 netto speelruimte per kind te bieden (eigen kinderen worden meegerekend). De slaapruimte moet voldoen aan de eisen die in de risico-inventarisatie zijn opgenomen maar moet ook voldoende rust bieden. De ruimte waarin de kinderen slapen dient daarom afgezonderd te zijn van de speelruimte. Er moet desgewenst een mogelijkheid zijn/gecreëerd worden voor een kind om apart te kunnen slapen indien de opvangsituatie dit noodzakelijk maakt. Vanuit de wetgeving worden de volgende maximum aantallen gehanteerd: een gastouder mag maximaal 6 kinderen tot 13 jaar opvangen waarvan: Maximaal 5 kinderen tot 4 jaar; Maximaal 4 kinderen tot 2 jaar; Maximaal 2 kinderen tot 1 jaar. Dit maximum aantal kinderen is inclusief de eigen kinderen (tot 10 jaar) van de gastouder. Gestreefd wordt naar een evenwichtige leeftijdsopbouw, waarbij de leeftijd van de andere kinderen in het gastgezin zoveel mogelijk aansluit bij het op te vangen kind. Hierbij wordt rekening gehouden met de wensen van de vraagouder(s) en de samenstelling van het gastoudergezin. 3.2 Bemiddelingsprocedure De bemiddeling vindt plaats conform de bemiddelingsprocedure (bijlage I), waarbij het op te vangen kind centraal staat. Elke geslaagde bemiddeling heeft een proefperiode van twee maanden. Na afloop van de proefperiode vindt altijd een evaluatiegesprek plaats, dit geeft de gelegenheid om over de eerste ervaringen met de opvang en opvoeding te spreken. Dit gesprek vindt afzonderlijk van elkaar plaats, zodat beide partijen vrijuit kunnen spreken. 3.3 Klachtenprocedure Stichting OZIZO is aangesloten bij de Stichting Klachtencommissie Kinderopvang. Deze klachtencommissie waarborgt een onafhankelijke behandeling van uw klacht indien u hiermee onverhoopt zou worden geconfronteerd.
5
4. Ouderbeleid als randvoorwaarde van het pedagogisch beleid Het ouderbeleid heeft als tweeledig doel zowel het beleid als de kwaliteit van het gastouderbureau te bewaken, om zo het pedagogisch beleid optimaal gestalte te geven. Onderdeel van het ouderbeleid vormen de inspraak van gastouders en vraagouders, de communicatie tussen vraagouder, gastouder en het gastouderbureau. Het ouderbeleid wordt bewaakt door de oudercommissie. 4.1 Inspraak vraagouders en gastouders Om invulling te geven aan de inspraak van vraagouders en gastouders wordt in het Stichtingbestuur een zetel beschikbaar gehouden voor een vraagouder en een gastouder. Daarnaast kunnen zowel vraagouders als gastouders deelnemen aan de te vormen werkgroepen. Op deze wijze kunnen vraagouders en gastouders actief invloed uitoefenen op het beleid van het gastouderbureau. 4.2 Communicatie tussen vraagouder, gastouder en gastouderbureau De communicatie tussen vraagouder en gastouder vindt zowel informeel als formeel plaats. Gastouderbureau OZIZO hecht grote waarde aan een goede overdracht en overleg tussen ouder en gastouder. Het gastouderbureau adviseert beide partijen regelmatig tijd te nemen voor een rustig gesprek om de opvang door te spreken en gebruik te maken van een overdrachtschriftje. Na afloop van de proefperiode neemt het gastouderbureau het initiatief voor een evaluatiegesprek met de vraagouder en de gastouder. Dit gesprek vindt in principe afzonderlijk van elkaar plaats, zodat beide partijen vrijuit kunnen spreken. Vervolgens vindt jaarlijks een evaluatiegesprek plaats over de opvang, de organisatie en de gastouder met zowel de vraagouder en de gastouder. Dit geldt eenmaal per jaar voor de vraagouder en tweemaal per jaar voor de gastouder. Gastouderbureau OZIZO is op werkdagen telefonisch bereikbaar, hier kunnen zowel vraagouders als gastouders terecht voor een deskundig advies. Ook kunnen desgewenst tussentijds door de vraagouder en/of gastouder gesprekken worden aangevraagd. Bij klachten over de opvang bemiddelt het gastouderbureau desgevraagd tussen vraagouder en gastouder of verwijst indien van toepassing naar de klachtenprocedure. Om de kwaliteit van de opvang verder te optimaliseren verzorgt het gastouderbureau relevante cursussen, trainingen en gespreksavonden voor gastouders.
5. Protocollen kindermishandeling en seksueel misbruik Gastouderbureau OZIZO hanteert de protocol Wiegendood (bijlage IV) en Meldcode Kindermishandeling bij (vermoeden van) seksueel misbruik en kindermishandeling (bijlage V).
6
Bijlage I INSCHRIJF- EN BEMIDDELINGSPROCEDURE GASTOUDERS Intakegesprek Nadat een aanmeldingsformulier is ontvangen, neemt een bemiddelingsmedewerker telefonisch contact met de gastouder/gastouder aan huis op om een afspraak te maken voor een intakegesprek bij de gastouder/gastouder aan huis thuis. Het doel van dit gesprek is om een goed beeld te krijgen van de situatie en de wensen van de gastouder/gastouder aan huis ten aanzien van de opvang. Dit gebeurt aan de hand van een standaard vragenlijst. Verder wordt er een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid bij de gastouder/gastouder aan huis uitgevoerd. Daarnaast zijn de vergoeding, regelingen voor ziekte en vakantie, wederzijdse verantwoordelijkheden en het pedagogisch beleid zaken die in het intakegesprek aan de orde komen. Bemiddeling De gegevens die vanuit het intakegesprek zijn vastgelegd vormen de basis voor het zoeken naar een geschikte vraagouder. De bemiddelingsmedewerker raadpleegt het bestand aan vraagouders of werft indien nodig een vraagouder die zoveel mogelijk aan de situatie en wensen van de gastouder/gastouder aan huis tegemoet komt. Wanneer een geschikte vraagouder is gevonden neemt de bemiddelingsmedewerker met zowel de gastouder/gastouder aan huis als deze vraagouder telefonisch contact op. Wanneer het voorstel wederzijds als positief wordt beschouwd, maakt de bemiddelingsmedewerker een afspraak voor een kennismakingsgesprek. De bemiddelingsmedewerker kan op verzoek van één van beide partijen hierbij aanwezig zijn. Op basis van dit kennismakingsgesprek besluiten beide partijen of zij met elkaar willen gaan werken. Wanneer dit het geval is volgt een koppelingsgesprek waarbij de bemiddelingsmedewerker aanwezig is. Tijdens dit gesprek worden duidelijke afspraken gemaakt ten aanzien van zowel zakelijke als verzorgende aspecten, waarna een overeenkomst tussen vraagouder en gastouder/gastouder aan huis wordt ondertekend. Evaluatie Twee maanden nadat de opvang is gestart, vindt een evaluatiegesprek afzonderlijk plaats met de gastouder/ gastouder aan huis en de vraagouder. De bemiddelingsmedewerker neemt hiertoe het initiatief. Met elkaar wordt bekeken of de opvang naar wens verloopt en of de gemaakte afspraken in de praktijk werken. Vervolgens vindt regelmatig een evaluatiegesprek plaats over de opvang, de organisatie en de gastouder met zowel de vraagouder en de gastouder/gastouder aan huis. Dit geldt minimaal eenmaal per jaar voor de vraagouder en minimaal tweemaal per jaar voor de gastouder/ gastouder aan huis. Wanneer één van beide partijen eerder of vaker behoefte heeft aan een evaluatiegesprek waarbij de bemiddelingsmedewerker aanwezig is, dan is dit uiteraard altijd mogelijk. Aandachtspunten in de procedure Hoewel het voor veel mensen heel vanzelfsprekend is, heeft gastouderopvang in de praktijk uiteraard wel consequenties voor de gastouder/ gastouder aan huis. Daarom wordt de gastouder/gastouder aan huis tijdens de procedure gestimuleerd zaken van praktische en pedagogische aard in overweging te nemen en, indien van toepassing, te organiseren. Hierbij kan worden gedacht aan: • De woning van de gastouder moet geschikt zijn of worden gemaakt om kinderen op te vangen. Dit houdt in dat er, afhankelijk van de leeftijd van de kinderen die de gastouder wil opvangen, voldoende veilige speel-, slaap- en eetruimte aanwezig moet zijn. Ook is het, al dan niet onder begeleiding, buiten kunnen zijn en spelen voor een kind belangrijk.
7
• De risico inventarisatie veiligheid en gezondheid moet jaarlijks herhaald worden of wanneer er een verbouwing van de opvanglocatie heeft plaatsgevonden. De gastouder is verplicht om een verbouwing van de opvanglocatie te melden aan OZIZO, zodat OZIZO van te voren een risico inventarisatieveiligheid en gezondheid kan doen. Hierin wordt opgenomen welke risico’s er tijdens de verbouwing zijn en hoe deze geminimaliseerd kunnen worden. Na de verbouwing, zal de risico inventarisatie veiligheid en gezondheid geheel opnieuw uitgevoerd worden. • Hoe staan eventuele huisgenoten tegenover het feit dat de gastouder kinderen in huis opvangt. Zijn zij op deze momenten zelf ook aanwezig thuis? Als de gastouder zelf kinderen thuis heeft zullen zij moeten leren aandacht, speelgoed en ruimte te delen met de gastkinderen. • Het is belangrijk dat in de contacten duidelijkheid voorop staat. Een goede vertrouwensrelatie kan alleen ontstaan als de gastouder/ gastouder aan huis en de vraagouder elkaars opvattingen kennen. Wat mag de vraagouder van de gastouder/ gastouder aan huis verwachten? Hoe kijkt de gastouder/ gastouder aan huis tegen het opvoeden van kinderen aan? Hoe staat de gastouder/ gastouder aan huis tegenover de verantwoordelijkheid tijdens de opvang van een kind? En, heel praktisch, welke afspraken maken vraagouder en gastouder/ gastouder aan huis met elkaar? De richtlijnen van OZIZO kunnen hierbij behulpzaam zijn. • Een gastouder/ gastouder aan huis moet altijd geregistreerd zijn in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). In het LRKP staan de gegevens van alle gastouderbureaus, voorzieningen voor gastouderopvang, centra voor dag- en buitenschoolse opvang die aan de wettelijke eisen voldoen. De gemeente is verantwoordelijk voor de inhoud en kwaliteit van het LRKP.
8
Bijlage II Criteria Gastouders, gastouders aan huis en opvanglocaties EISEN GASTOUDERS 1.
2. 3. 4. 5.
6.
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
14. 15. 16. 17. 18. 19.
20.
De gastouder moet in bezit zijn van minimaal een diploma MBO-2 Helpende (Zorg en) Welzijn, of een ervaringscertificaat MBO-2 Helpende (Zorg en) Welzijn, een diploma dat vermeld is op de diplomalijst of een certificaat goed gastouderschap. Bereid zijn tot samenwerking met het gastouderbureau en tot het volgen van aanvullende cursussen/trainingen /bijeenkomsten die gerelateerd zijn aan de opvangtaak. Ervaring met kinderen, opgedaan in werksituatie of eigen kinderen. Motivatie dient voort te komen uit liefde voor kinderen. De wettelijke minimumleeftijdseis is 18 jaar. Echter, OZIZO hanteert een minimumleeftijd van 21 jaar alsmede de eis van beschikking over levenservaring en overwicht. Slechts in uitzonderingssituaties kan hiervan worden afgeweken. In staat zijn met zowel kinderen als ouders op pedagogisch verantwoorde wijze te communiceren, in ieder geval in de Nederlandse taal. Een gastouder moet tijdens de opvang Nederlands, Fries of een andere streektaal spreken (tenzij de kinderen tijdelijk in Nederland wonen, zoals kinderen van expats). Fysiek in staat zijn om kinderen te verzorgen. Geen beïnvloedende medicijnen gebruiken en niet roken tijdens de opvang. Openstaan voor en respecteren van andere gewoontes, culturen, levenswijzen en opvoedingsideeën. In staat zijn tot reflecteren op het eigen handelen. Onderschrijven pedagogisch beleidsplan, protocol wiegendood en meldcode kindermishandeling. In staat zijn duidelijke huisregels te hanteren. Opvolgen van hygiënische richtlijnen. In bezit zijn van een geldig Eerste Hulp Bij Kinderen (EHB-K) certificaat, Nikta of Oranje Kruis of Rode Kruis gecertificeerd. De gastouder moet jaarlijks een herhalingscursus volgen om de geldigheid van het certificaat te behouden. Respecteren van privacygevoelige gegevens en geen informatie doorspelen aan derden. Kinderen niet alleen laten of het toezicht aan anderen overlaten, tenzij deze door het gastouderbureau zijn goedgekeurd en met toestemming van de ouders. Regelmatig en gedurende minimaal een jaar beschikbaar zijn voor opvang. In bezit van AVP-verzekering/inzittenden verzekering bij autogebruik. Zowel de gastouder als de huisgenoten ouder dan 18 jaar moeten vooraf een verklaring omtrent het gedrag (VOG) kunnen overhandigen. De eigen kinderen van de gastouder mogen niet onder toezicht staan. De gastouder is niet uit het ouderlijk gezag ontheven of ontzet. Dit wordt door de GGD-inspecteur gecontroleerd. Als de ondertoezichtstelling of ontheffing na registratie plaatsvindt, kan dit leiden tot verwijdering uit het LRKP. De gastouder is telefonisch bereikbaar tijdens de opvang.
9
EISEN GASTOUDERS AAN HUIS 1.
2. 3. 4. 5.
6.
7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
14. 15. 16. 17. 18. 19.
20.
De gastouder aan huis moet in bezit zijn van minimaal een diploma MBO-2 Helpende (Zorg en) Welzijn, of een ervaringscertificaat MBO-2 Helpende (Zorg en) Welzijn, of een diploma dat vermeld is op de diplomalijst, of een certificaat goed gastouderschap. Bereid zijn tot samenwerking met het gastouderbureau en tot het volgen van aanvullende cursussen/trainingen /bijeenkomsten die gerelateerd zijn aan de opvangtaak. Ervaring met kinderen, opgedaan in werksituatie of eigen kinderen. Motivatie dient voort te komen uit liefde voor kinderen. De wettelijke minimum leeftijdseis is 18 jaar. Echter OZIZO hanteert een minimumleeftijd van 21 jaar alsmede de beschikking over levenservaring en overwicht. Slechts in uitzonderingssituaties kan hiervan worden afgeweken. In staat zijn met zowel kinderen als ouders op pedagogisch verantwoorde wijze te communiceren, in ieder geval in de Nederlandse taal. Een gastouder moet tijdens de opvang Nederlands, Fries of een andere streektaal spreken (tenzij de kinderen tijdelijk in Nederland wonen, zoals kinderen van expats). Fysiek in staat zijn om kinderen te verzorgen. Geen beïnvloedende medicijnen gebruiken en niet roken tijdens de opvang. Openstaan voor en respecteren van andere gewoontes, culturen, levenswijzen en opvoedingsideeën. In staat zijn tot reflecteren op het eigen handelen. Onderschrijven pedagogisch beleidsplan, protocol wiegendood en meldcode kindermishandeling. In staat zijn de huisregels van de ouders te hanteren op zodanige wijze dat de kinderen en de ouders geen frictie ervaren. Opvolgen van hygiënische richtlijnen. In bezit zijn van een geldig Eerste Hulp Bij Kinderen (EHB-K) certificaat, Nikta of Oranje Kruis of Rode Kruis gecertificeerd. De gastouder moet jaarlijks een herhalingscursus volgen om de geldigheid van het certificaat te behouden. Respecteren van privacygevoelige gegevens en geen informatie doorspelen aan derden. Kinderen niet alleen laten of het toezicht aan anderen overlaten, tenzij deze door het gastouderbureau zijn goedgekeurd en met toestemming van de ouders. Regelmatig en gedurende minimaal een jaar beschikbaar zijn voor opvang. In bezit van AVP-verzekering/inzittenden verzekering bij autogebruik. Gastouder aan huis moet vooraf een verklaring omtrent het gedrag (VOG) kunnen overhandigen. De eigen kinderen van de gastouder mogen niet onder toezicht staan. De gastouder is niet uit het ouderlijk gezag ontheven of ontzet. Dit wordt door de GGD-inspecteur gecontroleerd. Als de ondertoezichtstelling of ontheffing na registratie plaatsvindt, kan dit leiden tot verwijdering uit het LRKP. De gastouder aan huis is telefonisch bereikbaar tijdens de opvang.
10
EISEN OPVANGLOCATIES 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8. 9. 10. 11.
Voldoen aan alle punten van de risicio-inventarisatie veiligheid. Voldoen aan alle punten van de risicio-inventarisatie gezondheid. Binnen voldoende speelruimte (minimaal 3,5 m2 netto speeloppervlak per kind). Buiten voldoende speelruimte (veilige tuin met minimaal 3,5 m2 netto speeloppervlak per kind). Binnenspeelgoed; verantwoord en veilig speelgoed m.b.t. psychische en fysieke ontwikkeling voor elke leeftijd waarin kinderen opgevangen worden. Buitenspeelgoed en speeltoestellen; verantwoord(e) en veilig(e) speelgoed en speeltoestellen voor elke leeftijd waarin kinderen opgevangen worden. De slaapruimte moet voldoen aan de eisen die in de risico-inventarisatie zijn opgenomen maar moet ook voldoende rust bieden. De ruimte waarin de kinderen slapen dient daarom afgezonderd te zijn van de speelruimte. Er moet desgewenst een mogelijkheid zijn/gecreëerd worden voor een kind om apart te kunnen slapen indien de opvangsituatie dit noodzakelijk maakt. Alleen afgezonderde en veilige huisdieren zijn toegestaan. De woning is volledig rookvrij. Er zijn voldoende goed functionerende rookmelders. Als een gastouder vier of meer kinderen tegelijkertijd opvangt, inclusief de eigen kinderen, moet een achterwacht beschikbaar zijn. Deze achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden en kan binnen vijftien minuten aanwezig zijn op de opvanglocatie. De achterwacht is 18 jaar of ouder, maar heeft geen diploma of VOG nodig. De gastouder kan bij de inspectie door de GGD aantonen wie de achter is/ achterwachten zijn. De ouders zijn op de hoogte van de persoon van de achterwacht.
11
Bijlage III Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen Een gastouder/gastouder aan huis moet voordat zij met de opvang gaat beginnen geregistreerd zijn in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (hierna te noemen: LRKP). Gastouderbureau OZIZO gaat de gastouder/gastouder aan huis bij de gemeente, waar de opvang plaats zal vinden, aanmelden met de volgende documenten: kopie van bewijsstuk beroepskwalificatie, kopie EHB-K certificaat Nikta of Oranje Kruis of Rode Kruis gecertificeerd, kopie identiteitsbewijs, kopie van verklaring omtrent gedrag (VOG) van de gastouder en eventuele huisgenoten boven 18 jaar en een kopie van de risico inventarisatie veiligheid en gezondheid en plan van aanpak. De gemeente geeft de GGD de opdracht om de gastouder/gastouder aan huis te toetsen. Het toetsingskader voor gastouders bestaat uit deel A en deel B.
Toetsingskader A: documentenonderzoek. De GGD-inspecteur toetst of: • Er een kopie is van de VOG van de gastouder/oppas aan huis en van de huisgenoten ouder dan achttien jaar als de opvang bij de gastouder plaatsvindt. • De gastouder 18 jaar of ouder is. • De gastouder is aangesloten bij een geregistreerd gastouderbureau. • De eigen kinderen van de gastouder niet onder toezicht staan of de gastouder niet uit het ouderlijk gezag ontheven of ontzet is. • De gastouder een geldig diploma, EVC-certificaat of certificaat goed gastouderschap of een beroepserkenning heeft. • De gastouder een geldig EHB-K certificaat, Nikta of Oranje Kruis gecertificeerd heeft. • De gastouder niet de ouder is van de op te vangen kinderen of de partner van de ouder van de kinderen. • De opvang op het adres van de gastouder of één van de ouders plaatsvindt. • De gastouder niet inwoont bij de ouder of de ouder bij de gastouder. Wanneer toetsingskader A positief beoordeeld wordt, komt er een toetsingskader B.
Toetsingskader B: kwaliteit van de opvang op locatie. De GGD-inspectie vindt altijd aangekondigd plaats, dus de GGD-inspecteur maakt van tevoren een afspraak met de gastouder/oppas aan huis. Tijdens deze inspectie toetst de GGD-inspecteur of: • De gastouder in het bezit is van de volgende documenten: origineel diploma of certificaat, originele EHB-K certificaat Nikta of Oranje Kruis gecertificeerd, originele verklaring omtrent gedrag (VOG) gastouder/oppas aan huis en eventuele huisgenoten boven de 18 jaar van de gastouder. • Een getekend origineel van de risico inventarisatie dat niet ouder is dan één jaar met een plan van aanpak aanwezig is. • Formulieren van het gastouderbureau, zoals het ongevallenregistratieformulier en een formulier toedienen medicatie aanwezig zijn. • De gastouder/gastouder aan huis het pedagogisch beleidsplan kent en in de praktijk brengt. Het pedagogisch beleidsplan moet ook op de opvanglocatie liggen. • Het protocol wiegendood en meldcode kindermishandeling op de locatie aanwezig is, de gastouder de inhoud kent en ernaar handelt. • De gastouder Nederlands spreekt, of Fries of een andere streektaal, met uitzondering van de opvang van kinderen van expats. • De woning volledig rookvrij is. • De woning over voldoende binnen- en buitenruimte beschikt. • De woning voldoende en werkende rookmelders heeft. • Er voldoende slaapruimte is in het geval kinderen jongen dan anderhalf jaar worden opgevangen. • Het aantal aanwezige kinderen het maximum aantal niet overschrijdt. • Er een achterwacht is.
12
Op basis van deze inspectie geeft de GGD-inspecteur een positief of negatief advies. De GGD stuurt een conceptadvies naar de gastouder/oppas aan huis en naar het gastouderbureau. Zij kunnen eventueel gebruik maken van het indienen van een zienswijze ten aanzien van dit advies. Daarna stuurt de GGD het definitieve advies naar de gemeente. De gemeente is verplicht om binnen tien weken na de aanvraag een besluit te nemen of een gastouder in het LRKP wordt opgenomen. Wanneer de gastouder/oppas aan huis geregistreerd staat in het LRKP krijgt de gastouder een LRKPnummer dat verbonden is aan de gastouder/oppas aan huis op die opvanglocatie. Met dit registratienummer kunnen de vraagouders kinderopvangtoeslag aanvragen. Wanneer een oppas aan huis meerdere opvanglocaties heeft, dan moeten al deze locaties in het LRKP geregistreerd worden. Na de registratie streven de gemeente en GGD na om elke opvanglocatie minimaal een keer per jaar te controleren. Van te voren wordt er een afspraak gemaakt met de gastouder/oppas aan huis door de GGDinspecteur.
Wijziging of verwijdering Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen: Wanneer er een wijziging plaats vindt, te denken aan het kind aantal of adres gegevens gastouder, moet dit door middel van een wijzigingsformulier van gastouderbureau OZIZO gecommuniceerd worden naar de gemeente. Tevens wanneer een gastouder/oppas aan huis stopt met de opvang, moet de opvanglocatie door middel van een ondertekend wijzigingsformulier door de gastouder en door gastouderbureau OZIZO verwijderd worden uit het LRKP na drie maanden. De gemeente beheert het LKRP. In geval van grove nalatigheid van de gastouder zal Ozizo de gemeente verzoeken over te gaan tot verwijdering uit het LRKP. De gastouder is niet uit het ouderlijk gezag ontheven of ontzet. Dit wordt door de GGD-inspecteur gecontroleerd. Als een eigen kind van de gastouder ondertoezichtstelling komt na registratie in het leidt dit automatisch tot verwijdering uit het LRKP.
13
Bijlage IV Protocol wiegendood Helaas komt het in Nederland af en toe voor dat een baby tijdens kinderopvang overlijdt onder het beeld van wiegendood. Aandacht voor preventie en voorzorgsmaatregelen kan het risico tot het uiterste beperken. Ouders van baby’s ontvangen adviezen over veilig slapen in de regel van consultatiebureaus, verloskundigen of kraamzorg. Gastouders moeten kennis hebben van de preventieaanbevelingen zoals vermeld in dit protocol (en zoals die zijn gepubliceerd in de reeks Veilig Slapen op de websites www.wiegedood.nl en www.veiligslapen.info. Deze adviezen gelden in het bijzonder voor de eerste twee levensjaren. Wat kunt u doen om de veiligheid te bevorderen? 1. Buikligging • Een baby op de buik te slapen leggen maakt het risico op wiegendood wel vier tot vijf maal groter dan gemiddeld. Bij een verkouden baby nog iets meer, bij een huilbaby aanzienlijk meer. Leg een baby dus zelfs niet één enkele keer op de buik te slapen, bijvoorbeeld omdat het kind alleen dan troostbaar lijkt. • Er zijn bepaalde, maar niet vaak voorkomende (aangeboren) afwijkingen waarbij buikligging (tijdelijk) wel wenselijk kan zijn. Vraag ouders in zo’n geval om een kopie van de schriftelijke verklaring van hun arts en geef ook een kopie hiervan aan OZIZO. De schriftelijke verklaringen maken duidelijk hoe en waarom van de preventieadviezen wordt afgeweken en dienen om te kunnen aantonen dat de gastouder zorgvuldig te werk is gegaan. In geval van aansprakelijkheidsstelling is dat van belang. Naast juridische is er de morele aansprakelijkheid. In dat kader is van belang dat de gastouder zichzelf achteraf geen verwijten hoeft te maken over zaken die hadden kunnen voorkomen. • Wijs ouders die zonder medische reden buikliggen voor hun baby wensen, nadrukkelijk op de preventieadviezen. Willen zij desondanks dat hun baby in buikhouding slaapt (soms hebben zij hun kind hieraan al gewend), leg deze opdracht dan schriftelijk vast en laat deze ondertekenen door de ouders. Stel OZIZO hiervan op de hoogte en geef het gastouderbureau een kopie van de opdracht. • NB: Kiest een ouder wordende baby, die gezond en in goede conditie is en motorisch zo ontwikkeld dat vlot om en om draaien geen probleem is, regelmatig zelf voor op de buik slapen, dan is steeds terugleggen op de rug niet zinvol: de baby zal steeds terugdraaien en dit zal de slaap verstoren. • Stel ook een schriftelijke verklaring op, wanneer de ouders willen dat hun baby wordt gefixeerd. Het vastleggen van baby’s om rugligging te bevorderen wordt in Nederland in principe ontraden. Wordt fixeren bij uitzondering door een arts raadzaam geacht, dan dient het te gebeuren met een ‘veilig geacht’ hulpmiddel, consequent en iedere keer weer uiterst zorgvuldig. • Bevestig om vergissingen te voorkomen aan het bed van een buikslaper een kaart met een grote B. In geval van fixeren kan een letter F daarop attent maken. 2. Inbakeren • Als ouders voor wat betreft hun baby verzoeken dat deze op de door hen toegepaste wijze wordt ingebakerd, dient allereerst te worden nagegaan of het inbakeren wordt gedaan in overleg met consultatiebureau of (kinder-)arts en of de juiste, veilige methode, met goed materiaal en binnen veilige leeftijdsgrenzen, wordt toegepast. • Over inbakeren zonder indicatie bestaat in Nederland geen consensus. De jeugdgezondheid hanteert een voorlopige richtlijn met het uitgangspunt dat inbakeren in beginsel niet moet, zo lang nut en noodzaak niet overtuigend zijn aangetoond. • Het bovenstaande in acht genomen, gelden de volgende richtlijnen: • Een baby die niet in goede conditie is, mag nooit worden ingebakerd; • Op verkeerde wijze of met ongeschikte middelen inbakeren kan risicovol zijn en de kans op het ontwikkelen van een heupafwijking bevorderen. • Strikte leeftijdsgrenzen zijn van belang: een al wat oudere baby die ingebakerd of losjes ingepakt, er in slaagt om te draaien, belandt in een potentieel levensbedreigende situatie.
14
Verder geldt ten aanzien van het buikslapen en inbakeren: • Houd nieuwkomers/jonge baby’s zoveel mogelijk extra in het oog. Er zijn sterke aanwijzingen dat veranderingen in omstandigheden en routine bij (jonge) baby’s stress veroorzaken. Het is daarom verstandig om ouders van jonge baby’s de gelegenheid te beiden om voorafgaand aan plaatsing enkele malen met hun baby op gewenningsbezoek te komen. • Voorkom dat de baby te warm ligt, ventileer de slaapkamer/-ruimte voortdurend • Zorg voor een veilig bedje en veiligheid rondom het bedje • Houd voldoende toezicht (controleer steeds alle kinderen als je er een naar bed brengt en minimaal eens per 3 kwartier); • Maak indien mogelijk gebruik van een babyfoon of videofoon. • Maak het bedje laag op en gebruik geen dekbed; Gastouders zijn verantwoordelijk voor het toepassen van de regels omtrent veilig slapen. Zij worden geacht eventuele problemen in de praktijk te signaleren. Van belangrijke gebeurtenissen (ongelukken of bijna-ongelukken) moeten zij het gastouderbureau meteen op de hoogte stellen. Calamiteit Als er ondanks alle voorzorgen toch een baby in ogenschijnlijk slechte conditie wordt aangetroffen, prikkel het kind dan door het aan te tikken, de voetzolen te kietelen en het op te pakken en zie of het zich herstelt. Zo niet, sla dan meteen alarm (112 bellen) en begin met reanimatie. Roep, indien mogelijk, hulp in van anderen, maar laat kinderen nooit zonder toezicht. Het is van belang om van begin af aan feiten te noteren zoals tijdstip, de omstandigheden en betrokkenen. Handelen in geval van calamiteit 1. Blijf kalm; 2. Prikkel de baby (zonder krachtig te schudden!); 3. Roep de hulp in van buren/andere aanwezigen; 4. Pas bij niet reageren op prikkelen reanimatie en mond-op-mondbeademing toe 5. Bel direct 112; Het volgende moet doorgegeven worden: 1. uw naam 2. plaats waarheen de hulp moet komen 3. beschrijf het ongeval; wat is er gebeurd? 4. meld dat het om een kind/kinderen gaat, vermeld de leeftijd erbij 5. beschrijf de toestand van het kind: • Meld wanneer het kind beademd of gereanimeerd wordt. • Waarschuw de ouders en OZIZO Gastouderbureau; • Maak notities. De medewerkers van OZIZO gastouderbureau handelen volgens protocol van Stichting Onderzoek en Preventie Zuigelingensterfte, afgekort Stichting Wiegendood. Het gastouderbureau beseft dat in geval van overlijden nazorg voor de ouders, de betrokken gastouder en eventueel medewerkers belangrijk is. Goede communicatie tussen alle betrokkenen staat daarbij voorop. In de eerste plaats hebben de ouders recht op volledige informatie. Nazorg is van groot belang. Stichting Onderzoek en Preventie Zuigelingensterfte kan adviseren en behulpzaam zijn bij nazorg. Meer informatie is te verkrijgen bij Stichting Wiegendood, Postbus 1008, 2430 AA Noorden. Tel. 0172-408 271.
Email:
[email protected] Websites: www.wiegendood.nl en www.veiligslapen.nl
15
Bijlage V Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Inleiding Meldcode Achtergrondinformatie Definitie kindermishandeling en verschillende vormen van kindermishandeling Verdeling verantwoordelijkheden 3 Verschillende stappenschema’s Enkele andere mogelijkheden
BLZ 17 18 19 20 21 - 35 36
Bijlagen • Informatie over Bureau Jeugdzorg en Veilig Thuis 37 - 38 • Signalenlijst A. 0-4 jaar 39 - 41 • Signalenlijst B. 4-12 jaar 42 - 44 • Observatieformulier 45 • Aandachtspunten voor een gesprek met vraag- en gastouders bij zorgen over een kind 46 - 47 • Aandachtspunten voor een gesprek met een kind 48 - 49 • In gesprek met migranten 50 • Omgaan met privacy 51 • Sociale kaart 52 • Invulblad sociale kaart 53
16
1.
Inleiding Meldcode
In 2013 is de wijzigingswet Verplichte Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in werking getreden. Deze is opgelegd in het kader kwaliteitszorg kinderopvang. Het ministerie van VWS heeft hiertoe een basismodel ontwikkeld dat een route aangeeft hoe te handelen bij vermoedens van kindermishandeling in verschillende situaties. De bemiddelingsmedewerker brengt bij het intakegesprek bij zowel aspirant vraagals gastouders naar voren dat OZIZO gastouderbureau een meldcode heeft ter preventie van kindermishandeling. Kindermishandeling en huiselijk geweld zijn geen eenduidige begrippen. Wat iemand kindermishandeling of huiselijk geweld noemt, heeft te maken met eigen normen en waarden, de manier waarop men zelf is opgevoed en de cultuur waarin men leeft. Het is van belang onderscheid te maken tussen kindermishandeling en minder gewenste opvoedingssituaties. Iedere ouder maakt immers wel eens fouten, is onredelijk of driftig. Bij kindermishandeling en huiselijk geweld is er echter sprake van structureel, stelselmatig, steeds terugkerend geweld of ontbreken van zorg van de ouder(s) naar zijn/haar kind(eren). Deze meldcode bevat drie verschillende stappenschema’s; •
Stappenschema 1: De vraagouder heeft het vermoeden dat het kind in het gastgezin mishandeld wordt.
•
Stappenschema 2: De gastouder heeft het vermoeden dat het kind in zijn eigen gezin mishandeld wordt.
•
Stappenschema 3: De bemiddelingsmedewerker krijgt een vermoeden van kindermishandeling tijdens een intakegesprek met een (aspirant) gastouder.
Enkele andere mogelijkheden worden van signalering worden verderop in de meldcode besproken.
17
2.
Achtergrondinformatie
Kindermishandeling komt overal voor. Minstens 80.000 kinderen zijn per jaar slachtoffer van kindermishandeling. Tussen de 50 en 80 kinderen per jaar overlijden aan de gevolgen van kindermishandeling. Kindermishandeling is een ernstig probleem. Kinderen die mishandeld worden hebben recht op hulp. En liefst in een zo vroeg mogelijk stadium. De schade kan dan beperkt blijven. Ook gastouderbureaus (GOB) dragen verantwoordelijkheid voor het signaleren van kindermishandeling en voor het ondernemen van actie na het signaleren. De signalen moeten worden doorgegeven aan de instanties die hulp kunnen bieden aan het gezin. De gastouders kunnen hierin een duidelijke taak vervullen. Zij zien de kinderen regelmatig en kunnen opvallend of afwijkend gedrag signaleren. Nadat zij signalen hebben opgemerkt nemen zij contact op met de bemiddelingsmedewerker van OZIZO gastouderbureau. De bemiddelingsmedewerker steunt de ouders die de zorg over een kind uiten en geeft sturing aan de uitvoering van de meldcode. De bemiddelingsmedewerker is er verantwoordelijk voor dat de signalen bij de juiste instantie terechtkomen. Dit betekent dat er enige deskundigheid moet zijn in het signaleren en in het omgaan met de signalen van kindermishandeling. Deze meldcode geeft de stappen aan die gezet kunnen worden in het proces van signaleren en handelen bij een vermoeden van kindermishandeling.
18
3.
Definitie van kindermishandeling
Hieronder vallen ook verwaarlozing en onthouden van essentiële hulp, medische zorg en onderwijs en het getuige zijn van huiselijk geweld. Kindermishandeling is elke vorm van bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek en/of psychisch letsel. Hieronder vallen ook verwaarlozing en onthouden van essentiële hulp, medische zorg en onderwijs, en het getuige zijn van huiselijk geweld. Vormen van kindermishandeling: Lichamelijk mishandeling Er is sprake van lichamelijke mishandeling wanneer de ouders het kind verwonden. Voorbeelden: de ouder slaat en schopt het kind, de ouder brandt het kind met een sigaret. Lichamelijke verwaarlozing De opvoeder is niet in staat of bereid tot het verschaffen van minimale zorg t.a.v. de lichamelijke behoeften van een kind op één of meerdere gebieden: voeding, kleding, onderdak, bezoek aan arts en tandarts, hygiëne. Voorbeelden: de ouder zorgt niet voor eten voor de kinderen, het kind is vuil en heeft (langdurig en regelmatig) luizen, de ouder zorgt niet voor een geschikte slaapplaats voor het kind. Het kind komt altijd met vieze luiers en heeft ernstige luieruitslag. Fysieke verwaarlozing/ onvoldoende fysiek toezicht De ouders nemen geen geschikte maatregelen om de veiligheid van het kind binnen- en buitenshuis te verzekeren, afgestemd op de ontwikkelingsfase van het kind. Voorbeelden: een kind van 8 jaar wordt 's nachts vele uren alleen gelaten, de ouder laat het kind spelen op een zeer gevaarlijke plaats, de ouder laat het kind meegaan met iemand van wie bekend is dat hij andere kinderen heeft misbruikt. Emotionele mishandeling Vrijwel alle vormen van kindermishandeling brengen negatieve emotionele/psychologische boodschappen over naar het kind. De meeste gevallen die in deze categorie horen worden gekenmerkt door: aanhoudende of extreme frustratie van elementaire emotionele behoeften van het kind. Voorbeelden: de ouder kleineert het kind vaak, er is sprake van partnergeweld, de ouder geeft het kind de schuld van relatie problemen, de ouder staat geen vriendschap tussen leeftijdsgenootjes toe. Kinderen die opgroeien in een gewelddadig gezin, voelen de spanning, horen de kreten, zien de verwondingen, willen tussenbeide springen en kunnen daardoor ernstige psychische schade oplopen. Die kinderen leven in constante angst. Normatieve en educatieve mishandeling (morele corrumpering en schoolverzuim) De verzorger vertoont gedrag waaruit blijkt dat hij/zij niet in staat is of bereid is, tot minimale zorg omtrent de socialisering van het kind, met inbegrip van de zorg voor geschikt onderwijs. De verzorger stelt het kind bloot aan of betrekt het kind in illegale praktijken; ziet niet toe dat het kind regelmatig naar school gaat. Voorbeelden: de verzorger houdt het kind vaak thuis, om op jongere kinderen te passen; de verzorger is ervan op de hoogte dat het kind zich inlaat met illegale praktijken maar grijpt niet in; de verzorger verkoopt drugs in het bijzijn van het kind; het kind wordt ingeschakeld bij de verkoop van drugs. Seksueel misbruik De verzorger heeft seksueel contact met het kind, probeert dit te hebben of laat het kind kijken naar, ter bevrediging van de seksuele gevoelens van de betrokken verzorger en/of uit geldelijk gewin. Voorbeelden: de verzorger laat het kind pornografisch materiaal zien, de verzorger betrekt het kind in wederzijdse masturbatie, de verzorger verkracht het kind.
19
4.
Verdeling verantwoordelijkheden
Bij gebruik van deze meldcode moet duidelijk zijn wie binnen de stichting waarvoor verantwoordelijk is. Verantwoordelijkheden directie: - Opnemen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in het kwaliteitsbeleid van de stichting. - Kennis hebben van de handelwijze volgens het protocol. - Overleggen met en steunen van de bemiddelingsmedewerker in het handelen volgens de meldcode. - Zorg dragen voor voldoende deskundigheid bij medewerkers over signaleren en omgaan met (vermoedens van) kindermishandeling. - Eindverantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van de meldcode Verantwoordelijkheden van de bemiddelingsmedewerker: - Herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling. - Overleg plegen met de gastouder die de zorg heeft over een kind. - Indien nodig overleggen met andere beroepskrachten. - Kennis hebben van de handelwijze volgens de meldcode. - Informeren van gast-, vraagouders over dit beleid. - Vaststellen van taken van een ieder (wie doet wat wanneer). - Zonodig contact op nemen met het Veilig Thuis (Advies- en Meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling) voor advies of melding. - Waken over de veiligheid van het kind bij het nemen van beslissingen. - Toezien op zorgvuldige omgang met de privacy van het betreffende gezin. - Verslaglegging. - Afsluiten van de meldcode. - Evalueren van de genomen stappen. - Bijhouden van de sociale kaart. Verantwoordelijkheden van de gastouder: - Herkennen van signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling. - Overleg plegen met de bemiddelingsmedewerker bij zorg over een kind aan de hand van waargenomen signalen die kunnen wijzen op kindermishandeling. - Uitvoeren van afspraken die zijn voortgekomen uit het overleg met de bemiddelingsmedewerker, zoals observeren of een gesprek met de ouders. - Bespreken van de resultaten van deze ondernomen stappen met de bemiddelingsmedewerker. De directie, de bemiddelingsmedewerker en de gastouders zijn niet verantwoordelijk voor: - Vaststellen of er al dan niet sprake is van kindermishandeling. - Verlenen van professionele hulp aan ouders of kinderen (begeleiding, therapie).
20
5.
Drie stappenschema’s. I. De gastouder heeft een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling Stap 1 In kaart brengen van signalen
Stap 1: In kaart brengen van signalen De gastouder: o o o o o
Stap 2 Collegiale consultatie en raadplegen Veilig Thuis
Stap 2: Collegiale consultatie en raadplegen Veilig Thuis De bemiddelingsmedewerker: o
o o
Stap 3 Gesprek voeren met de ouder
Stap 5b Melden en bespreken
deelt de zorg met ouders; registreert.
Stap 4: wegen aard en ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling De bemiddelingsmedewerker: o o o
Stap 5a Hulp organiseren en effecten volgen
consulteert: o Interne en externe collega’s; o Veilig Thuis o Eventueel andere organisaties bespreekt uitkomsten consultaties met ouders; registreert.
Stap 3: Gesprek voeren met de ouder De bemiddelingsmedewerker: o o
Stap 4 Wegen van aard en ernst
observeert kinderen en ouders; raadpleegt signalenlijst (bijlage 2A en 2B); bespreekt signalen met bemiddelingsmedewerkster; deelt zorg met ouders; registreert.
weegt het risico, de aard en ernst; vraagt Veilig Thuis hierover een advies te geven; registreert.
Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen De bemiddelingsmedewerker: o o o o o
bespreekt zorgen met ouders; organiseert hulp door ouders en kind door te verwijzen; monitort of ouder en kind hulp krijgen; volgt het kind; registreert.
Stap 5b: Melden en bespreken met ouders De bemiddelingsmedewerker: o o o o o o
meldt het vermoeden bij Veilig Thuis; sluit bij de melding aan bij feiten en gebeurtenissen; overlegt met Veilig Thuis over acties na de melding; monitort of ouder en kind hulp krijgen; volgt het kind; registreert.
21
Stappenschema 1: De gastouder heeft een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling Stap 1: In kaart brengen van signalen De gastouder brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of juist ontkrachten in kaart en legt deze vast. De gastouder neemt contact op met de bemiddelingsmedewerkster. De bemiddelingsmedewerkster legt ook de contacten over de signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. Bij vroegsignalering worden signalen gezien die duiden op een zorgelijke of mogelijk bedreigde ontwikkeling. Zelden zullen deze signalen direct duidelijkheid geven over de oorzaak zoals huiselijk geweld of kindermishandeling. Het is daarom verstandig uit te gaan van de signalen die de gastouder bij het kind of in de interactie tussen ouder en kind waarneemt. Bij het signaleren van huiselijk geweld of kindermishandeling kan gebruik gemaakt worden van de signalenlijsten (bijlage 2A en 2B) en de observatielijst (bijlage 3). Het is gebruikelijk om in deze fase in gesprek te gaan met de ouder tijdens haal- en brengmomenten, tijdens een evaluatiegesprek of op een ander gepland moment. Daarnaast kan het kind in de groep geobserveerd worden en de ouder met het kind tijdens contactmomenten. Alle signalen dienen te worden verzameld waardoor het duidelijker wordt welke zorgen er zijn en of deze zorgen gegrond zijn. De gastouder vraagt de bemiddelingsmedewerkster om te helpen bij het onderbouwen van de signalen. Het is belangrijk dat OZIZO gastouderbureau alles goed registreert. Alle gegevens die te maken hebben met het signaleren en handelen dienen schriftelijk te worden vastgelegd. Gespreksverslagen kunnen door betrokkenen worden ondertekend. Er kan hiervoor een kinddossier aangelegd worden, dat in een gesloten kast (met slot) of digitaal (met wachtwoord) wordt bewaard. Dit vanwege de privacygevoelige gegevens die worden verzameld. Stap 2: Collegiale consultatie en raadplegen Veilig Thuis De gastouder bespreekt de signalen met de bemiddelingsmedewerkster. Het wordt aanbevolen om advies aan Veilig Thuis te vragen. Dit is een taak voor de bemiddelingsmedewerkster. Consultatie is - afhankelijk van de interne afspraken van OZIZO gastouderbureau - mogelijk met de volgende interne collega’s: de leidinggevende, de bemiddelingswerker (van OZIZO gastouderbureau), de gastouder en eventueel de achterwacht van de gastouder. Extern is consult mogelijk met de jeugdverpleegkundige of jeugdarts van het consultatiebureau of de GGD. Tevens kan gebruik worden gemaakt van samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin. Consult bij Veilig Thuis Indien de bemiddelingsmedewerkster ook maar enige twijfel heeft over de oorzaak van de situatie en/of eventuele mogelijke onveiligheid bij het kind, kan advies worden gevraagd bij Veilig Thuis. Veilig thuis kan een eerste weging maken of het terecht is dat er zorgen zijn over deze situatie en of er mogelijk sprake kan zijn van kindermishandeling of huiselijk geweld. Zorgvuldig handelen vereist dat de bemiddelingsmedewerkster bij elk vermoeden nagaat of hij advies vraagt bij Veilig Thuis. Consult bij zorgadviesteam Voor het bespreken in het zorgadviesteam wordt een intakegesprek met de ouders en/of de bemiddelingsmedewerkster door het maatschappelijk werk of een ander lid van het zorgadviesteam gevoerd. Door de vraagouder continu te betrekken en in overleg te treden, is de kans groter dat de vraagouder gemotiveerd is om de situatie te verbeteren en/of hulp te aanvaarden. Om het kind ‘open’ (niet anoniem) te bespreken in het zorgadviesteam en met andere externe deskundigen is schriftelijke toestemming van de vraagouder vereist. Indien de bemiddelingsmedewerkster in het contact transparant en integer is, is de kans groot dat over deze zaken een open gesprek mogelijk is. In de meeste gevallen wordt toestemming door de vraagouder gegeven. Gespreksvaardigheid om in 22
gesprek te gaan over zorgen en het vragen om toestemming van de vraagouder is een specifieke deskundigheid en kan door middel van scholing worden aangeleerd. Ook kan de bemiddelingsmedewerkster advies krijgen van Veilig Thuis of het zorgadviesteam over het in gesprek gaan met de vraagouder. Indien de vraagouder weigert, is dit een zorgelijk signaal en moet het worden meegenomen in de weging (stap 4). Het kind kan overigens anoniem worden besproken wanneer de vraagouder geen toestemming heeft gegeven, maar dit verdient niet de voorkeur vanwege de eventuele vervolgacties. Noodsituaties Bij signalen die wijzen op acuut en zodanig ernstig geweld dat het kind of een gezinslid onmiddellijk moet worden beschermd, kan meteen contact worden opgenomen met Veilig Thuis. Veilig Thuis maakt dan een inschatting van de ernst van de situatie. Voor noodsituaties is Veilig Thuis 24 uur per dag bereikbaar. In zeer ernstig dreigende situaties kan Veilig Thuis een melding overdragen aan de Raad voor de Kinderbescherming. Bijvoorbeeld als een kind met verwondingen naar het ziekenhuis moet en de ouders willen het niet meegeven of weghalen uit het ziekenhuis. In een dergelijke situatie kan er heel snel een voorlopige ondertoezichtstelling worden gevraagd zodat de ouders (tijdelijk) het gezag niet hebben over hun kind. In noodsituaties kan overigens ook contact gezocht worden met de crisisdienst van Bureau Jeugdzorg en/of de politie gevraagd worden om hulp te bieden. In deze meldcode is een sociale kaart opgenomen die de kinderopvangorganisatie kan invullen met gegevens uit de eigen regio (bijlage 8). Stap 3: Gesprek met de ouder De bemiddelingsmedewerkster bespreekt de signalen met de ouders. OZIZO gastouderbureau kan er echter ook voor kiezen om dit gesprek samen met de gastouder te voeren. In die gevallen wordt het gesprek altijd samen voorbereid. Ook kan tijdens de voorbereiding ondersteuning worden gevraagd aan Veilig Thuis. Voor het gesprek met de ouders kunnen de volgende stappen worden gevolgd:
1. Leg de ouders het doel uit van het gesprek; 2. Beschrijf de feiten die zijn vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan, geef daarbij geen waardeoordeel of eigen interpretatie;
3. Nodig de ouders uit om een reactie hierop te geven; 4. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen er is 5.
gezien, gehoord en/of waargenomen; Leg het gesprek vast en laat het indien mogelijk ondertekenen door alle betrokkenen.
In de meeste gevallen is het onduidelijk wat de oorzaken zijn van de signalen. Door ouders te informeren en informatie uit te wisselen over de ontwikkeling van hun kind, kunnen zorgen verduidelijkt, ontkracht of bekrachtigd worden. Nodig de ouders expliciet uit tot het geven van hun mening en vraag door over kindgerelateerde onderwerpen in de thuissituatie. Herkent de ouder de situatie? Hoe gedraagt het kind zich thuis? Hoe reageren de ouders daarop? Hoe gaat het opvoeden thuis? Hoe reageert het kind hierop? Hoe is de ontwikkeling van het kind tot nu toe verlopen? Wat vinden de ouders daarvan? Hoe ervaren de ouders de opvoeding en hun rol als ouders? Indien de ouders de zorgen herkennen, kan een begin worden gemaakt met het onderzoeken van kansen en oplossingen. Ouders moeten vaak eerst gemotiveerd worden zodat de zorgen over hun kind gedeeld kunnen worden. Het helpt dan om ouders meer informatie te geven over de ontwikkeling van het kind en de effecten voor het kind in de huidige situatie. Pas als ouders niet te motiveren zijn en de zorgen blijven ontkennen is het raadzaam Veilig Thuis om advies te vragen en een melding te overwegen.
23
Stap 4: Weeg aard en ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling De bemiddelingsmedewerkster weegt op basis van de signalen, van het (extern) ingewonnen advies en van het gesprek met de ouders het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. Daarnaast wordt de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling gewogen. Ook moet er altijd overwogen worden of er naar de politie moet worden gegaan. Tenslotte zijn kindermishandeling en huiselijk geweld strafbare feiten. Voor de weging is het van belang dat de bemiddelingsmedewerkster in het dossier de signalen, de gesprekken en de stappen beschrijft en vastlegt die al gezet zijn. Daarnaast zijn voor de weging de volgende factoren van belang: - De leeftijd van het slachtoffer; - De aard van het geweld; - De mate van afhankelijkheid; - De duur van het geweld; - De verwachting over de schade die wordt aangericht; - De mate van isolement waarin het geweld zich afspeelt. Een weging is altijd persoonlijk, er zijn geen vaste richtlijnen voor. Omdat elke situatie uniek is, is hier geen standaard voor. Het wordt aanbevolen Veilig Thuis in te schakelen om te helpen bij deze weging. Veilig Thuis kan helpen een risicotaxatie uit te voeren. Als het om eergerelateerd geweld gaat, kan het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld (LEC EGG) van de politie dit op zich nemen. Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden Stap 5a: Hulp organiseren en effecten volgen Als op basis van de afweging in stap 4 genoeg gronden zijn dat het kind en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermd kunnen worden: - Bespreek met de ouders; - Organiseer dan de noodzakelijke hulp; - Volg de effecten van deze hulp en - doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt, of opnieuw begint. Dit is de verantwoordelijkheid van de bemiddelingsmedewerkster al dan niet in overleg met de directie. Als OZIZO gastouderbureau gebruik heeft gemaakt van het zorgadviesteam, kan het zorgadviesteam verdere actie coördineren. Het zorgadviesteam bespreekt de hulpvraag van OZIZO gastouderbureau en ouders, beoordeelt de hulpvraag, stelt een aanpak vast, geeft handelingsadviezen voor de gastouder en adviseert over verdere hulp. Ook het CJG kan worden geraadpleegd en hierin adviseren. De bemiddelingsmedewerkster bespreekt met de ouders de uitkomst van de bespreking met het CJG of zorgadviesteam. Met de ouders kan gesproken worden over verder te nemen stappen voor hulpverlening voor het kind en/of de ouders. Hierbij is het belangrijk om informatie te geven over de hulpverlenende instanties en of er hiervoor een indicatie nodig is van bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg. De ouders kunnen op deze manier worden doorverwezen. Belangrijk is om bij de ouders en de instantie te informeren of zij ook daadwerkelijk naar de verwijzende instantie zijn gegaan. Leg de gesprekken vast en laat indien mogelijk ouders het gespreksverslag ondertekenen. Indien er voor een van voorgaande stappen ondersteuning nodig is, dan kan dit gevraagd worden bij Veilig Thuis, CJG of zorgadviesteam. De kinderopvangorganisatie kan in het eigen team afspraken maken over de begeleidings- en zorgbehoeften van het kind. De uitkomst van deze teambespreking wordt vastgelegd en met de ouders besproken.
24
Stap 5b: Melden en bespreken met ouders Kan het kind of kunnen de ouders niet voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling beschermd worden, of is er twijfel of de kinderopvangorganisatie hiertegen voldoende bescherming kan bieden: - meld het vermoeden bij Veilig Thuis (advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling) en; - sluit bij de melding zoveel mogelijk aan bij feiten en gebeurtenissen en geef duidelijk aan indien de informatie die gemeld wordt (ook) van anderen afkomstig is; - overleg bij de melding met Veilig Thuis (advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling) wat er na de melding, binnen de grenzen van de gebruikelijke werkzaamheden, gedaan kan worden om het kind, de ouders en mogelijke gezinsleden tegen het risico op huiselijk geweld of op mishandeling te beschermen. Dit is de verantwoordelijkheid van de bemiddelingsmedewerkster al dan niet in overleg met de directie. Bespreek de melding vooraf met de ouders. Leg uit waarom OZIZO gastouderbureau van plan is deze melding te gaan doen en wat het doel daarvan is. Blijf in het gesprek bij de feiten en constateringen en voorkom interpretaties of waardeoordelen. 1. Vraag de ouders uitdrukkelijk om een reactie; 2. In geval van bezwaren van de ouders, overleg op welke wijze er tegemoet kan worden gekomen aan deze bezwaren en leg dit in het document vast; 3. Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om het kind, de ouders en/of mogelijke gezinsleden te beschermen tegen het geweld of de kindermishandeling. Betrek in alle afwegingen de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om het kind, de ouders en/of mogelijke gezinsleden door het doen van een melding daartegen te beschermen; 4. Doe een melding indien naar het oordeel van OZIZO gastouderbureau de bescherming van de ouder of zijn gezinslid de doorslag moet geven. Van contacten met de ouders over de melding kan worden afgezien: - als de veiligheid van het kind, één van de ouders, die van de gastouder zelf, en/of die van een ander in het geding is; of - als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de ouders daardoor het contact met de OZIZO gastouderbureau zal verbreken. Indien na enige periode onvoldoende verbetering zichtbaar is, is het van belang opnieuw contact op te nemen met het Veilig Thuis en eventueel opnieuw een melding te doen. Veilig Thuis adviseert, indien nodig, meerdere keren contact op te nemen indien er onvoldoende verbetering of verslechtering te zien is. Inspanningen na de melding
Een melding is geen eindpunt. Als OZIZO gastouderbureau een melding doet, geeft het stappenplan daarom aan dat de bemiddelingsmedewerkster in haar contact met Veilig Thuis ook bespreekt wat hij zelf, na zijn melding, binnen de grenzen van zijn gebruikelijke taakuitoefening kan doen om het kind of zijn gezinsleden te beschermen en te ondersteunen. Dit is uitdrukkelijk in stap 5 bij de melding opgenomen om duidelijk te maken dat de betrokkenheid van de gastouder bij het kind en ouders en mogelijke gezinsleden na de melding niet ophoudt. Van hem wordt verwacht dat hij, naar de mate van zijn mogelijkheden, het kind blijft ondersteunen en beschermen. Uiteraard gebeurt dit in overleg met Veilig Thuis om zo tot een gemeenschappelijke aanpak te komen. Veilig Thuis houdt degene die de melding heeft gedaan op de hoogte van de uitkomsten van het onderzoek en van de acties die in gang worden gezet. Wanneer er sprake is van (een vermoeden van) kindermishandeling in de thuissituatie van één van de kinderen van OZIZO gastouderbureau kan dit ook impact hebben op de (andere) gastouders en andere kinderen. Het is belangrijk dat de betreffende OZIZO gastouderbureau hier aandacht aan besteedt, bijvoorbeeld in teamoverleggen.
25
Interne evaluatie Het is belangrijk dat de toepassing van de meldcode systematisch geëvalueerd wordt. Dit kan de bemiddelingsmedewerkster en/of directie op zich nemen. Aangeraden wordt dat de uitvoering van de evaluatie door een ander wordt gedaan dan degene die actief binnen het proces zelf is geweest. Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het vermoeden van kindermishandeling worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard. De gegevens worden geregistreerd en bewaard om bijvoorbeeld in kaart te kunnen brengen hoe vaak vermoedens van kindermishandeling binnen de gehele kinderopvangorganisatie voorkomen en op welke wijze daarmee wordt omgegaan.
26
II. Route bij signalen van mishandeling door een gastouder
Stap 1 In kaart brengen van signalen
Stap 2 Melding doen van vermoeden kindermishandeling
Stap 1: In kaart brengen van signalen De bemiddelingsmedewerker: o observeert; o raadpleegt signalenlijst (bijlage 2A en 2B) o bespreekt signalen met de leidinggevende; o registreert. Stap 2: Meldingen doen van vermoeden kindermishandeling De bemiddelingsmedewerker: o meldt vermoeden van kindermishandeling door een gastouder bij de directie.
Stap 3 Beoordelen signaal
Stap 3: Beoordelen signaal De bemiddelingsmedewerker: o beoordeelt de situatie en bekijkt of er sprake is van een reëel vermoeden; o gaat in gesprek met de eventuele pleger; o registratie.
Stap 4 Maatregelen nemen
Stap 4: Maatregelen nemen De bemiddelingsmedewerker: o legt een draaiboek aan; o raadpleegt Veilig Thuis en/of GGD; o regelt ondersteuning van kind en ouders; o raadpleegt politie; o stelt een intern onderzoek in; o registreert.
Stap 5 Handelen naar aanleiding van onderzoek
Stap 5: Handelen naar aanleiding van onderzoek De bemiddelingsmedewerker: o rehabiliteert; o geeft waarschuwing af; o neemt arbeidsrechtelijke maatregelen; o registreert.
Stap 6 Nazorg bieden van evalueren
Stap 6: Nazorg bieden en evalueren De bemiddelingsmedewerker en/ of consulent: o biedt nazorg voor ouders en kinderen; o biedt nazorg gastouders; o organiseert ouderavonden; o verwijst door naar externe hulp; o evalueert de procedures; o registreert.
27
Stappenschema 2: Route bij signalen van mishandeling door een gastouder Stap 1: Signaleren De bemiddelingsmedewerkster heeft een vermoeden of een signaal opgevangen of een ander laat doorschemeren dat er iets niet goed zit in de relatie tussen het kind en een gastouder/volwassen huisgenoot van de gastouder. Niet in alle gevallen waarin anderen menen dat er niet goed met kinderen wordt omgegaan door een gastouder, is er sprake van kindermishandeling. Desondanks mag niet aan deze signalen voorbij worden gegaan en zal met elkaar onderzocht moeten worden wat er bij het kind wordt gesignaleerd. Door met elkaar te overleggen en van gedachten te wisselen kan het signaal pas goed geïnterpreteerd worden. Vermoedens zijn er in uiteenlopende gradaties. Als de bemiddelingsmedewerkster zich met een dergelijk vermoeden geconfronteerd ziet, kunnen de volgende acties ondernomen worden: - Raadpleeg de signalenlijsten; - Ga in gesprek met de directie binnen de organisatie. Van belang is om betreffende signalen goed te registreren en te beschrijven wat vervolgens gedaan is met deze signalen. Als de bemiddelingsmedewerkster vervolgens concludeert dat er sprake is van terechte bezorgdheid, dan is het raadzaam tot melding in de lijn van de organisatie over te gaan.
Stap 2: Melding doen van vermoeden van kindermishandeling door een gastouder binnen de organisatie. Wanneer er een vermoeden is dat een gastouder binnen de kinderopvangorganisatie zich schuldig maakt aan kindermishandeling moet dit direct gemeld worden bij de bemiddelingsmedewerkster en/of de directie. De bemiddelingsmedewerkster en/of directie beoordeelt en weegt en kan besluiten tot het nemen van vervolgstappen zoals consulteren van Veilig Thuis, of af te zien van verdere stappen. In het stappenplan wordt er van uitgegaan dat een bemiddelingsmedewerkster een mogelijk vermoeden van kindermishandeling door een gastouder meldt bij directie. In de praktijk kunnen ook de volgende personen deze melding van vermoeden van kindermishandeling door een gastouder doen: a. Melding door het kind Als de melding van kindermishandeling afkomstig is van een kind, is opvang en steun voor het kind het eerste aandachtspunt. De persoon bij wie het slachtoffer de klacht meldt, is verplicht dit te melden bij de bemiddelingsmedewerkster. Deze laat weten discreet te zullen handelen, maar belooft geen geheimhouding aan het kind. De bemiddelingsmedewerkster doet in alle gevallen melding van de vermoedens aan de directie. Naast Veilig Thuis worden zo nodig anderen ingeschakeld voor hulp. De ouders van het betrokken kind worden geïnformeerd. Aan de ouders wordt eveneens opvang en steun geboden. Het waarborgen van het gevoel van veiligheid van het kind is uitgangspunt van dit handelen. b. Melding door de ouder Als de melding van de ouders komt, zal deze melding altijd serieus genomen worden. Feiten en constateringen zullen bij ouders nagevraagd worden. Op basis hiervan meldt de bemiddelingsmedewerkster dit bij de directie. De bemiddelingsmedewerkster en/of directie beoordeelt en weegt en kan besluiten tot het nemen van vervolgstappen (als bijvoorbeeld advies vragen bij Veilig Thuis of af te zien van vervolgstappen. c. Melding door derden Als de melding van derden komt, dient uitgezocht te worden over welke informatie deze persoon/ personen precies beschikt/beschikken en waar deze informatie op is gebaseerd. Op basis hiervan meldt de bemiddelingsmedewerkster dit bij de directie. De bemiddelingsmedewerkster en/of directie beoordeelt en weegt en kan besluiten tot nemen van vervolgstappen of hier van af zien.
28
Stap 3: Beoordelen signaal De bemiddelingsmedewerkster en/of directie is verantwoordelijk voor een eerste beoordeling van de voorgelegde situatie. Daarbij zal in het algemeen de melder, de bemiddelingsmedewerkster en de betrokken gastouder gehoord worden. Het gaat om een marginale toets. Dat wil zeggen dat de bemiddelingsmedewerkster en/of directie, of er in redelijkheid sprake is van een reëel vermoeden. De uitkomst van die overweging kan zijn: - Neen, er is geen sprake van een reëel vermoeden, dus nader onderzoek is redelijkerwijs niet aan de orde. De bemiddelingsmedewerkster en/of directie gaat in gesprek met de betrokkenen om de mogelijk verstoorde werkverhouding te herstellen. - Ja, er is sprake van een reëel vermoeden, er moeten maatregelen worden genomen; het kind wordt afgeschermd van de betrokken gastouder door deze op non-actief te stellen of te schorsen; de bemiddelingsmedewerkster en/of directie deelt dit mee aan alle betrokkenen; De bemiddelingsmedewerkster en/of directie is verantwoordelijk voor de registratie in deze stap. Stap 4: Maatregelen nemen Voor de bemiddelingsmedewerkster en/of directie geldt dat bij enige twijfel over vermoedens van kindermishandeling door een gastouder besloten wordt tot het doen uitvoeren van passende maatregelen. Als deze stap wordt gezet, is er op zichzelf evenwel nog steeds geen sprake van ‘schuld’ van de gastouder over wie het vermoeden is geuit: ‘beschuldigd’ staat niet gelijk aan schuldig. In geval van een reëel vermoeden neemt bemiddelingsmedewerkster en/of directie de volgende maatregelen: a. Het aanleggen van een draaiboek; b. Raadplegen Veilig Thuis en/of GGD; c. Het regelen van opvang van kind en ouders; d. Raadplegen politie; e. Instellen onderzoek. a. Draaiboek aanleggen De bemiddelingsmedewerkster en/of directie draagt zorg voor een zorgvuldige procedure en legt een draaiboek aan. b. Raadplegen Veilig Thuis en/of GGD Veilig Thuis kan OZIZO gastouderbureau adviseren en ondersteuning bieden. Ook de GGD kan worden geraadpleegd. Voor adressen van de lokale GGD zie de sociale kaart in deze meldcode (bijlage 8). c. Het regelen van opvang voor kind en ouders Voor de ondersteuning voor het kind en de ouders kan een beroep worden gedaan op een instelling als de GGD of Veilig Thuis. De GGD is gespecialiseerd in het begeleiden van organisaties bij calamiteiten. In overleg met ouders en GGD en/of Veilig Thuis, wordt bezien of de opvang in de kinderopvangorganisatie kan worden gecontinueerd dan wel dat er een andere oplossing moet worden geboden. - OZIZO gastouderbureau informeert ouders over de mogelijkheid aangifte te doen bij de politie. - De bemiddelingsmedewerkster en/of directie houdt contact, toont betrokkenheid en informeert de ouders regelmatig over de voortgang van het onderzoek en andere zaken die voor de ouders van belang zijn. - De ouders van de overige kinderen moeten geïnformeerd worden. Er kan gekozen worden om kinderen elders onder te brengen. Veilig Thuis kan worden ingeschakeld voor advies hoe bijvoorbeeld te handelen met de eigen kinderen van de gastouder. d. Raadplegen politie De bemiddelingsmedewerkster en/of directie laat zich adviseren door de politie. Zo mogelijk na raadpleging van de ouders besluit OZIZO gastouderbureau of eerst een intern onderzoek wordt gedaan of onmiddellijk aangifte wordt gedaan bij de politie. Ouders kunnen natuurlijk ook los van de directie beslissen onmiddellijk aangifte te doen. In het geval van aangifte bij de politie vindt het instellingsonderzoek plaats in nauw overleg met de politie. 29
e. Instellen van een onderzoek De bemiddelingsmedewerkster en/of directie stelt direct na de melding een commissie van onderzoek in. De commissie kan bestaan uit 3 personen, twee interne en een extern deskundige bijvoorbeeld van de GGD. De interne personen zullen de bemiddelingsmedewerkster en de directie zijn. De extern deskundige is de voorzitter van de commissie. De leden van de commissie hebben een geheimhoudingsplicht uit hoofde van hun verantwoordelijkheid als lid van de commissie van onderzoek. - De commissie vermeldt in het draaiboek vanaf het eerste moment van melding hoe men handelt en heeft gehandeld en wie men op welk tijdstip informeert en heeft geïnformeerd en waarover. - De commissie voert het intern onderzoek uit en adviseert de directie op grond van de resultaten van het onderzoek over de te nemen maatregelen. Procedure van onderzoek door commissie A. De commissie vraagt de ouders de signalen van het kind weer te geven. Het is niet de bedoeling dat de commissie het kind ondervraagt. Het kind dient door een bevoegde deskundige te worden gehoord. Het is belangrijk Veilig Thuis, de GGD of de politie hierover om advies te vragen. B. De onderzoekscommissie hoort de betrokken gastouder. De toedracht van zaken volgens de gastouder wordt vastgelegd. De gastouder wordt geïnformeerd over het verder verloop van de procedure. C. De commissie voert gesprekken met alle betrokken personen. Op basis van deze eerste gesprekken adviseert de commissie de directie over de te nemen voorlopige maatregelen voor het kind en de gastouder, voor zover dit nog niet is gebeurd. D. Van de gesprekken wordt een schriftelijk verslag gemaakt, dat door de geïnterviewde moet worden goedgekeurd. Ter voorkoming van latere onduidelijkheid is het raadzaam de betrokkenen ter goedkeuring te laten ondertekenen. E. Alle verslagen worden gebundeld en voorzien van advies, overhandigd aan de directie. Deze informatie is geheim. Stap 5: Handelen naar aanleiding van het onderzoek Het onderzoek kan leiden tot verschillende uitkomsten. Afhankelijk van deze uitkomsten heeft de bemiddelingsmedewerkster en/of directie verschillende mogelijkheden om te handelen. a. Rehabilitatie van gastouder; b. Waarschuwing afgeven; c. Arbeidsrechtelijke maatregelen; d. Inschakelen van politie. a. Rehabilitatie gastouder Wanneer de bemiddelingsmedewerkster en/of directie constateert dat er op grond van het verrichte onderzoek geen aanleiding is om aan te nemen dat kindermishandeling heeft plaatsgevonden, wordt de betrokken gastouder die voor de duur van het onderzoek geschorst of op non-actief was gesteld, door de bemiddelingsmedewerkster en/of directie van de organisatie in zijn functie in ere hersteld. In een dergelijke situatie moeten het belang van de gastouder en het algemeen belang worden afgewogen. Indien na het onderzoek blijkt dat er een klacht is ingediend op valse gronden, kan de bemiddelingsmedewerkster en/of directie de betrokken gastouder een rehabilitatietraject aanbieden. De bemiddelingsmedewerkster en/of directie kan dan tevens maatregelen nemen tegen degene, die valselijk een beschuldiging heeft geuit. Dit kan variëren van de eis dat excuses worden aangeboden, tot schorsing of tot verwijdering. b. Waarschuwing afgeven De bemiddelingsmedewerkster en/of directie kan besluiten tot het geven van een schriftelijke waarschuwing, met de mededeling dat herhaling van het ongewenste gedrag arbeidsrechtelijke gevolgen heeft. Die waarschuwing kan dan worden opgenomen in het personeelsdossier. c. Arbeidsrechtelijke maatregelen Wanneer de bemiddelingsmedewerkster en/of directie constateert dat op grond van het verrichte onderzoek aanleiding is om aan te nemen dat kindermishandeling heeft plaatsgevonden, neemt de bemiddelingsmedewerkster en/of directie maatregelen van arbeidsrechtelijke aard, zoals ontslag wegens een dringende reden op grond van art. 677 en art. 678 boek 7 BW, of ontbinding van de arbeidsovereenkomst via de kantonrechter (art. 685 boek 7 BW). 30
d. Inschakelen van politie De bemiddelingsmedewerkster en/of directie doet, wanneer het rapport van de onderzoekscommissie hiertoe aanleiding geeft, formeel aangifte van kindermishandeling bij de politie. Alle beslissingen worden zorgvuldig afgewogen en zorgvuldig geregistreerd door de directie.
Stap 6: Nazorg bieden en evalueren Het is belangrijk dat OZIZO gastouderbureau nazorg biedt aan alle betrokkenen. Ook het evalueren van de genomen stappen is belangrijk om in mogelijke toekomstige situaties adequaat te kunnen handelen. Nazorg Nazorg aan betrokken ouders en hun kinderen kan geboden worden door middel van ouderavonden, het uitnodigen van deskundigen daarbij of specifieke doorverwijzing. OZIZO gastouderbureau kan zich hier in laten adviseren door de GGD Het is belangrijk om bijzondere aandacht te hebben voor de psychische belasting van de overige gastouders naar aanleiding van bovenstaand traject. Wanneer er getuigen zijn onder de gastouders kan met hen apart worden besproken wat nodig is om het gebeurde te verwerken. Bij hen kunnen gevoelens van onmacht, verdriet, schaamte en schuldgevoel een rol spelen. Andere gastouders kunnen ook kampen met deze gevoelens. Hier kan aandacht aan worden besteed in de teamoverleggen en daar waar nodig ook individueel. Evalueren Het is belangrijk het gehele proces en de verschillende stappen te evalueren. Dit is de verantwoordelijkheid van de directie. - De directeur evalueert met de commissie van onderzoek dat wat er gebeurd is en de procedures die zijn gevolgd. - Zo nodig wordt de zaak ook doorgesproken met andere betrokkenen. - Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. - Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het vermoeden van kindermishandeling worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de directie op een centraal punt bewaard. - Blijf alert op signalen. Mogelijk zijn er meer slachtoffers.
31
III. Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling Stap 1 In kaart brengen van signalen
Stap 2 Melden van het gedrag
Stap 3 Beoordelen ernst van het gedrag
Stap 4 Maatregelen nemen
Stap 5 Handelen
Stap 6 Nazorg bieden en evalueren
Stap 1: In kaart brengen van signalen De gastouder: o observeert; o raadpleegt signalenlijst (2A en 2B); o bespreekt signalen met collega’s; o registreert. Stap 2: Melden van het gedrag bij de bemiddelingsmedewerker: De gastouder: o meldt het gedrag bij de bemiddelingsmedewerker o brengt de ouders van de betrokken kinderen op de hoogte. Stap 3: Beoordelen van de ernst van het gedrag De bemiddelingsmedewerker: o raadpleegt Veilig Thuis en/ of GGD; o gaat in gesprek met ouders van zowel het kind dat gedrag vertoont als met de ouders van de kinderen die met het gedrag geconfronteerd worden over het gedrag; o taxeert de ernst van het gedrag: o Licht seksueel grensoverschrijdend gedrag: bespreken in het team, inschakelen externe hulp niet nodig; o Matig seksueel grensoverschrijdend gedrag: waarschuwing, inschakelen hulp; o Ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag: direct ingrijpen vereist, maatregelen conform stap 4; o Registreert in het kinderdossier Stap 4: Maatregelen nemen De bemiddelingsmedewerker: o stelt een intern onderzoek in; o schakelt experts in zoals GGD en Veilig Thuis; o organiseert zorg voor kinderen en ouders; o gaat in gesprek met ouders van kind dat gedrag vertoont én met de ouders van de kinderen die geconfronteerd werden met het gedrag over de te nemen maatregelen. Stap 5: Handelen De bemiddelingsmedewerker: beslist naar aanleiding van het onderzoek over de opvang van het kind dat gedrag heeft vertoond. Stap 6: Nazorg bieden en evalueren De bemiddelingsmedewerker: o biedt nazorg voor ouders, kinderen en gastouders; o organiseert ouderavonden; o verwijst door naar externe hulp; o evalueert de procedures en registreert.
32
Stappenschema 3: Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling Stap 1: In kaart brengen van signalen Wanneer er signalen zijn dat een kind of meerdere kinderen seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond en dat een ander kind hier mee geconfronteerd is of slachtoffer van is geworden, is het belangrijk dat deze signalen in kaart worden gebracht en goed geïnterpreteerd worden. Soms zal iets vrij duidelijk zijn aan te merken als ontoelaatbare handeling, maar vaker zal het gaan om minder duidelijke signalen die niet direct te duiden zijn. Het is belangrijk om deze signalen serieus te nemen. De gastouder kan met de bemiddelingsmedewerkster onderzoeken wat zij bij de kinderen merkt. Door met de bemiddelingsmedewerkster te overleggen en van gedachten te wisselen, kan een signaal beter worden beoordeeld. De volgende acties kunnen helpen de signalen te onderbouwen: -
Raadpleeg de signalenlijst uit de handleiding (zie bijlage 2A en 2B). Bespreek de signalen met de bemiddelingsmedewerkster of gedragswetenschapper.
Leg de mogelijke signalen vast in het kinddossier. Als de gastouder vervolgens twijfelt of concludeert dat er sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag dan is het belangrijk dit te melden bij de bemiddelingsmedewerkster. Stap 2: Melden van het gedrag Wanneer de gastouder signalen heeft dat een kind of meerdere kinderen seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben vertoond en dat een ander kind hiermee geconfronteerd is of slachtoffer van is geworden, dan is het belangrijk dit te melden bij de bemiddelingsmedewerkster. De ouders van de kinderen die het gedrag vertonen of ermee zijn geconfronteerd moeten op de hoogte worden gebracht. Het is belangrijk dat de kinderopvangorganisatie alles goed registreert in een kinddossier. Stap 3: Beoordelen ernst van het gedrag De bemiddelingsmedewerkster is in overleg met de directie verantwoordelijk voor een eerste beoordeling van de voorgelegde situatie. Daarbij zal in het algemeen de gastouder die het gedrag heeft gemeld, gehoord worden en eventueel stagiaires. Ook Veilig Thuis, CJG, ZAT of de GGD kan hiervoor worden ingeschakeld. Hierbij wordt de ernst van het gedrag bepaald. Wanneer wordt geconstateerd dat er geen sprake is van leeftijdsadequaat gezond gedrag, wordt gecategoriseerd hoe ernstig het gedrag is. Bij alle vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag dienen de ouders van zowel het kind dat het gedrag vertoont als het kind dat met het gedrag is geconfronteerd, te worden geïnformeerd. Daarnaast dient bij alle vormen gekeken te worden of het seksueel overschrijdende gedrag een signaal is van onderliggende problematiek. Er kan geconstateerd worden dat er sprake is van: - Licht seksueel grensoverschrijdend gedrag; - Matig seksueel grensoverschrijdend gedrag; - Ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag. Licht seksueel grensoverschrijdend gedrag kan worden gezien als een noodzakelijke stap om normen en waarden te leren kennen en zal bij veel kinderen op bepaalde momenten in de ontwikkeling voorkomen. Het is nodig dat de gastouder dit gedrag begrenst, hierop reageert en bespreekt met ouders.
33
Matig seksueel grensoverschrijdend gedrag is ontoelaatbaar; het is belangrijk om een duidelijk verbod in te stellen. Aan het kind moet uitgelegd worden dat dit gedrag niet mag en er moet worden uitgelegd waarom dit niet mag. De betrokken kinderen kunnen in de groep geobserveerd worden. Belangrijk is dat er met de kinderen gecommuniceerd blijft worden en dat ouders actief betrokken worden. De bemiddelingsmedewerkster overlegt met Veilig Thuis of een gedragswetenschapper of externe hulpverlening of advies noodzakelijk is. Ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag vereist dat er direct wordt ingegrepen. Er moeten maatregelen genomen worden die kunnen garanderen dat het gedrag niet meer kan voorvallen. De directie dient ingelicht te worden om verdere stappen te kunnen ondernemen, ook omdat de directie eindverantwoordelijk is voor alle interne en externe communicatie. Bij ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag dient stap 4 te worden ingezet. Ook voor deze stap geldt, dat alle signalen en stappen goed vastgelegd worden in het kinddossier. Stap 4: Maatregelen nemen De bemiddelingsmedewerkster/directie bepaalt welke maatregelen genomen moeten worden wanneer er sprake is van ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag. De volgende maatregelen kunnen worden genomen: A. Het instellen van een intern onderzoek. Het is belangrijk nauw samen te werken met expertorganisaties zoals Veilig Thuis, het zorgadviesteam en de GGD. Bij ernstige zaken is het aan te bevelen een onderzoeksteam te vormen waar vertegenwoordigers van OZIZO gastouderbureau en externe deskundigen deel van kunnen uitmaken. Dit onderzoeksteam kan het incident onderzoeken en de bemiddelingsmedewerkster/directie advies geven hoe te handelen. B. Het regelen van ondersteuning van het kind en ouders. C. Aanbieden van excuses voor falend toezicht/onveilige situatie vanuit de kinderopvang. Hierbij wordt tevens aangegeven dat onderzocht wordt hoe verbeteringen binnen OZIZO gastouderbureau kunnen worden doorgevoerd om mogelijke herhaling te voorkomen. D. Aanbieden van opvang en professionele hulp voor alle kinderen en hun ouders die op welke wijze dan ook betrokken zijn geweest bij het grensoverschrijdende seksuele gedrag. Emotionele begeleiding van de direct betrokken ouders is noodzakelijk. E. Indien een kind seksueel grensoverschrijdende handelingen heeft uitgevoerd bij een ander kind dan is het belangrijk gesprekken te voeren met beide partijen ouders en gezamenlijk te komen tot oplossingen. Creëer van beide partijen ouders 'bezorgde ouders' en zoek naar een gezamenlijk belang. OZIZO gastouderbureau vertegenwoordigt de belangen van alle kinderen. Dat kan betekenen dat OZIZO gastouderbureau beslissingen neemt die één van beide partijen niet zint. OZIZO gastouderbureau kan tegen het volgende dilemma oplopen: gaat een kind van de kinderopvang af of niet? En is dat op basis van een besluit van de gastouder of OZIZO gastouderbureau of van de ouders (opzeggen plaatsingsovereenkomst)? Belangrijk is de ouders altijd te informeren overde gemaakte keuze en deze te beargumenteren. F. Afscherming van het kind dat het grensoverschrijdende gedrag heeft vertoond. De bemiddelingsmedewerkster/directie draagt zorg voor een zorgvuldige procedure en registreert dit in het betreffende dossier.
34
Stap 5: Handelen De beoordeling van het incident en het advies uit het (eventuele) interne onderzoek kunnen leiden tot verschillende uitkomsten. Afhankelijk van deze uitkomsten heeft de bemiddelingsmedewerkster/directie verschillende mogelijkheden om te handelen richting het kind dat het seksueel grensoverschrijdende gedrag heeft vertoond. A. Het kind blijft bij de gastouder; B. Het kind gaat naar een andere gastouder, of andere kinderopvangorganisatie; C. Het inzetten van hulp; D. Melding bij Veilig Thuis. A. Het kind blijft bij de gastouder Wanneer de bemiddelingsmedewerkster/directie constateert dat op grond van het verrichte onderzoek geen aanleiding is aan te nemen dat het gedrag zich zal herhalen of dat de aanwezigheid van het kind bedreigend is voor andere kinderen kan, in overleg met betrokken ouders, besloten worden het kind bij de betreffende gastouder van de kinderopvangorganisatie te laten. B. Het kind gaat naar een andere gastouder of kinderopvangorganisatie De bemiddelingsmedewerkster/directie kan besluiten dat het in het belang is van het kind en/of de kinderen die met het gedrag geconfronteerd zijn, dat het kind naar een andere gastouder binnen OZIZO gastouderbureau of naar een geheel andere kinderopvangorganisatie gaat. De bemiddelingsmedewerkster /directie kan hierin de ouders adviseren en eventueel contact opnemen met een andere kinderopvangorganisatie. Ook kunnen ouders zelf de conclusie trekken dat hun kind naar een andere gastouder of kinderopvangorganisatie gaat. C. Het inzetten van hulp Met advies van Veilig Thuis en in overleg met de ouders kan hulpverlening voor het kind worden ingezet. D. Melding bij Veilig Thuis De bemiddelingsmedewerkster/directie doet een melding bij Veilig Thuis. Het gedrag van het kind kan namelijk ook op andere problematiek wijzen. Stap 6: Nazorg bieden en evalueren Aanbevolen wordt dat betrokkenen zo spoedig mogelijk over het seksueel overschrijdende gedrag op de hoogte worden gebracht middels een brief of een gezamenlijke (ouder)bijeenkomst. De bemiddelingsmedewerkster /directie is verantwoordelijk voor de nazorg en de evaluatie. Er kan informatie worden gegeven over de concrete maatregelen die getroffen zijn ten aanzien van het kind of de kinderen die met het gedrag geconfronteerd werden. Ook kan aangegeven worden welke concrete maatregelen er ten aan zien van het kind dat het gedrag vertoonde genomen zijn en het verdere verloop van het onderzoek. Als bij een kinderopvangorganisatie een incident plaatsvindt, is er een kans dat ook de media hiervan op de hoogte raken. Het is verstandig van tevoren zorgvuldig te overwegen hoe hiermee zal worden omgegaan. Het is belangrijk het gehele proces en de verschillende stappen te evalueren. - De bemiddelingsmedewerkster/directie evalueert met gastouders en eventueel andere betrokkenen wat er is gebeurd en de procedures die zijn gevolgd. - Zo nodig wordt de zaak ook doorgesproken met andere betrokkenen. - Zo nodig worden verbeteringen in afspraken en/of procedures aangebracht. - Geanonimiseerde gegevens met betrekking tot het seksueel grensoverschrijdend gedrag worden geregistreerd. Deze gegevens worden door de bemiddelingsmedewerkster /directie op een centraal punt bewaard.
35
6.
Enkele andere mogelijkheden
•
Wanneer een medewerker van het Gastouderbuerau benaderd wordt door ex-vraagouders over (een vermoeden van) kindermishandeling wat zich afgespeeld heeft in de tijd dat hun kind verbleef in een gastgezin; volg de procedure vanaf fase 2 in het stappenschema t.b.v. vraagouders. Zonodig worden ook eventuele andere ex-vraagouders op de hoogte gesteld. Adviseer de ex-vraag ouder contact op te nemen met Veilig Thuis. Samen met Veilig Thuis kan bekeken worden wat er eventueel gedaan kan/moet worden.
•
Wanneer het Gastouderbureau benaderd wordt door derden over een vermoeden van kindermishandeling in een gastgezin, dan wordt deze informant verwezen naar Veilig Thuis. De bemiddelingsmedewerker kan n.a.v. deze informatie wel extra alert zijn.
•
Wanneer de bemiddelingsmedewerker zich zorgen maakt over de eigen kinderen in een gastgezin dan kan zij dit bespreken met de gastouders en de pedagogische kwaliteiten van het gastgezin opnieuw (wanneer dit geen intakegesprek betreft) beoordelen. Volg dan het stappenschema 3. Haal de gastkinderen uit het gastgezin en herplaats ze zonodig.
Bij alle stappen die genomen worden dient de privacy van de betrokkenen zoveel mogelijk gewaarborgd te blijven.
36
Bijlage 1 Informatie over Bureau Jeugdzorg en Veilig Thuis (advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling) Op 1 januari 2005 is de nieuwe Wet op de jeugdzorg in werking getreden. Daarin is vastgelegd dat Bureau Jeugdzorg de toegangspoort is voor de gehele jeugdzorg. De medewerkers van Bureau Jeugdzorg beoordelen elk verzoek om hulp. Ze stellen vast welke zorg nodig is. Ze begeleiden kinderen, jongeren en ouders of verwijzen hen door naar andere hulpverleners. Werkwijze Bureau Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg biedt informatie, advies, begeleiding en hulp aan jongeren tot 18 jaar en hun ouders en/of verzorgers, beroepskrachten of andere betrokkenen op psychosociaal of opvoedkundig gebied. Daarnaast is Bureau Jeugdzorg de toegang tot de geïndiceerde jeugdhulpverlening en zorgt het indien nodig voor een adequate doorverwijzing naar andere vormen van zorg. Wanneer men zich als beroepskracht/overleggroep zorgen maakt over een kind of jongere kan men hem/haar en/of de ouders doorverwijzen naar Bureau Jeugdzorg als de ouders zelf hulp willen. Indien uit de aanmelding blijkt dat er een hulpvraag is, volgt een screening. In dit gesprek wordt samen met de cliënt bekeken wat de problemen zijn en wat de hulpvraag is. Van dit gesprek wordt een verslag gemaakt. Het screeningsverslag wordt intern besproken in een muldisciplinair team. Hier wordt beoordeeld welke hulp nodig is. Er wordt een advies gegeven over het vervolgtraject. Dit advies wordt met de cliënt besproken. Wanneer er geen vrijwillige hulpverlening op gang komt, wordt besproken met de beroepskracht/overleggroep hoe de jongere het beste geholpen kan worden en of een onderzoek door het AMK of de Raad voor de Kinderbescherming nodig is. Werkwijze Veilig Thuis (advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling) Als u vermoedt dat een kind wordt mishandeld, kunt u Veilig Thuis om advies vragen of een melding doen. U kunt bijvoorbeeld voor advies terecht bij Veilig Thuis om: - Een inschatting te maken van de problemen van het kind; - Te overleggen hoe u uw vermoedens met de ouders kunt bespreken; - Te overleggen welke hulp u het kind of de ouders kunt bieden. Soms blijft het niet bij één adviesgesprek, maar zijn er meer contacten tussen u en Veilig Thuis over hetzelfde gezin. Veilig Thuis kan u ondersteunen bij uw aanpak van een vermoedelijke situatie van kindermishandeling. Zo kunt u bijvoorbeeld een maatschappelijk werkende of vertrouwensarts vragen om u te helpen bij het voorbereiden van gesprekken met de ouders over uw zorgen. Voor een adviesgesprek hoeft u de naam van het kind en van het gezin niet te noemen. Veilig Thuis legt geen persoonsgegevens over het gezin vast. Als u dat wilt, kunt u ook uw eigen naam en functie achterwege laten. Na een adviesgesprek onderneemt Veilig Thuis géén actie in de richting van het kind of het gezin. U blijft als adviesvrager zelf verantwoordelijk voor het al dan niet bieden van hulp. Melding Ziet u, eventueel na een adviesgesprek, geen kans om zelf iets met uw vermoedens van kindermishandeling te doen, dan kunt u een melding doen. Want iedereen die vermoedt dat een kind wordt mishandeld, verwaarloosd of seksueel misbruikt, kan zijn vermoedens bij Veilig Thuis melden: een leerkracht, een huisarts, een politiefunctionaris of bijvoorbeeld een buurman. Na een geaccepteerde melding stelt Veilig Thuis een onderzoek in naar de gezinssituatie van het kind. Blijkt het kind inderdaad in de knel te zitten, dan organiseert Veilig Thuis hulp, zodat de situatie voor het kind verbetert. Veilig Thuis biedt zelf geen hulp, maar zorgt er wel voor dat de noodzakelijke hulp in gang wordt gezet. Het onderzoek en de keuze van hulpverlening gebeurt zoveel mogelijk in overleg met de ouders. In ernstige gevallen kan Veilig Thuis de kindermishandeling melden aan de Raad voor de Kinderbescherming, zodat de procedure voor een kinderbeschermingsmaatregel in gang kan worden gezet. Veilig Thuis doet dit alleen als hulpverlening niet voldoende wordt geacht om de situatie voor het kind te verbeteren of als de ouders niet bereid zijn om de noodzakelijke hulp te accepteren. Veilig Thuis doet aangifte bij de politie wanneer het belang van het kind of de ernst van de gemelde feiten daar aanleiding toe geeft.
37
Na een melding is Veilig Thuis verantwoordelijk voor het onderzoek en voor het in gang zetten van de stappen die daarna moeten volgen. Voor het doen van het onderzoek heeft Veilig Thuis uiteraard informatie nodig, zoals uw eigen naam, functie en adres, en de naam en het adres van het kind, voor zover deze gegevens bij u bekend zijn. Wat gebeurt er met uw informatie? Uitgangspunt is dat Veilig Thuis zoveel mogelijk openheid biedt in de richting van de ouders: over de melder, de inhoud van de melding en over de uitkomsten van het onderzoek. Alleen als het echt niet anders kan, wordt er buiten de ouders om gesproken en gehandeld. Meldrecht en beroepsgeheim Veel beroepskrachten hebben een geheimhoudingsplicht of een beroepsgeheim ten opzichte van hun cliënten. De Wet op de jeugdzorg (artikel 53 lid 3) geeft deze beroepskrachten echter in geval van een vermoeden van kindermishandeling een meldrecht. Dit meldrecht betekent dat (ook) alle beroepskrachten met een geheimhoudingsplicht - een arts, een hulpverlener, een geestelijke of een politiefunctionaris - het recht hebben om een vermoeden van kindermishandeling bij Veilig Thuis te melden. Voor deze melding hebben zij geen toestemming nodig van de ouders of het kind. Artsen doen er goed aan ook de 'meldcode voor medici inzake kindermishandeling' van de KNMG te raadplegen. Informanten Tijdens het onderzoek benadert Veilig Thuis beroepskrachten om op die manier meer informatie te krijgen over het kind en zijn gezinssituatie. Veilig Thuis noemt deze verschaffers van informatie 'informanten'. Het meldrecht geeft beroepskrachten met een geheimhoudingsplicht ook het recht om informatie over een kind te verstrekken als Veilig Thuis daar in het kader van een onderzoek om vraagt. Anoniem blijven Uiteraard willen de ouders meestal weten van wie de melding afkomstig is en met welke informanten tijdens het onderzoek is gesproken. Ouders die niet te horen krijgen wie de melder is, steken vaak veel energie in het achterhalen van de identiteit van de melder. Mede daarom wil Veilig Thuis graag zo open mogelijk met meldingen omgaan. Soms is dat echter niet verstandig. Daarom hebt u op grond van wettelijke regels in onderstaande gevallen het recht om anoniem te blijven ten opzichte van het gezin. Bent u een beroepskracht die vanuit zijn functie met het gezin te maken heeft - zoals een docent, een huisarts of een maatschappelijk werker - dan kunt u in bijzondere gevallen anoniem blijven. Namelijk wanneer bekendmaking van uw identiteit: - Een bedreiging vormt of kan vormen voor het kind of voor andere (minderjarige) kinderen in het gezin, of - een bedreiging vormt of kan vormen voor uzelf of voor uw medewerkers, of - uw vertrouwensrelatie met het gezin verstoort of kan verstoren. Als met u is afgesproken dat u anoniem blijft voor het gezin dan zorgt Veilig Thuis ervoor dat uw informatie zo in het dossier wordt opgeslagen, dat de ouders ook uit het dossier uw identiteit niet kunnen achterhalen.
38
Bijlage 2 A. Signalenlijst kindermishandeling 0- tot 4-jarigen Voorwoord Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (echtscheiding, overlijden van een familielid, enz.). Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het 'bewijs' te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen! Om na signalering een volgende stap te kunnen zetten, is het aan te bevelen dat een instelling beschikt over een handleiding ten aanzien van kindermishandeling. De signalenlijst kan dan als bijlage aan de handleiding worden toegevoegd. De signalen die in deze lijst vermeld worden, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling. Aan het einde van de lijst zijn nog enkele signalen opgenomen die meer specifiek zijn voor seksueel misbruik. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van ouders en gezin genoemd. U kunt ook altijd overleggen met Veilig Thuis over signalen die u zorgen baren, bijvoorbeeld blauwe plekken op vreemde plaatsen. 1.
De signalen
Lichamelijke welzijn • Blauwe plekken, brandwonden, botbreuken, snij-,krab en bijtwonden • Groeiachterstand • Voedingsproblemen • Ernstige luieruitslag • Slecht onderhouden gebit • Kind stinkt, heeft regelmatige smerige kleren aan • Oververmoeid • Vaak ziek • Ziektes herstellen slecht • Kind is hongerig • Achterblijvende motoriek • Niet zindelijk op leeftijd dat het hoort Gedrag van het kind • Weinig spontaan • Passief, lusteloos, weinig interesse in spel • Apathisch, toont geen gevoelens of pijn • In zichzelf gekeerd, leert in fantasiewereld. • Labiel • Erg nerveus • Hyperactief • Negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, faalangst • Negatief lichaamsbeeld • Agressief, vernielzucht
39
Tegenover andere kinderen: • Agressief • Speelt weinig met andere kinderen • Wantrouwend • Niet geliefd bij andere kinderen Tegenover andere volwassenen: • Angst om uit te kleden • Angst voor lichamelijk onderzoek • Verstijft bij lichamelijk contact • Angstig, schrikachtig, waakzaam • Meegaand, volgzaam • Agressief • Overdreven aanhankelijk • Wantrouwend • Vermijdt oogcontact Overig: • Plotselinge gedragsverandering • Gedraagt zich niet naar zijn leeftijd • Taal- en spraakstoornissen Gedrag van de ouder: • Onverschillig over het welzijn van het kind • Laat zich regelmatig negatief uit over het kind • Troost het kind niet • Geeft aan het niet meer aan te kunnen • Is verslaafd • Is ernstig (psychisch) ziek • Kleedt het kind te warm of te koud aan • Zegt regelmatig afspraken af • Heeft irreële verwachtingen van het kind • Zet het kind onder druk om te presteren Gezinssituatie: • Samengaan van stressvolle omstandigheden, zoals slechte huisvesting, financiële problemen en relatieproblemen • Sociaal isolement • Alleenstaande ouder • Partnermishandeling • Gezin verhuist regelmatig • Slechte algehele hygiëne 2.
Medische signalen
Voedingsproblemen • Ondervoeding • Voedingsproblemen bij baby's: • Steeds wisselen van voeding • Veel spugen • Matig groeien, ondanks voldoende hoeveelheid voeding • Weigeren van voeding • Achterblijven in lengtegroei
40
3. Signalen specifiek voor seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken • Verwondingen aan geslachtsorganen • Vaginale infecties en afscheiding • Jeuk bij vagina en anus • Pijn in bovenbenen • Pijn bij lopen of zitten • Problemen bij plassen • Urineweginfecties • Seksueel overdraagbare aandoeningen Relationele problemen • Angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder Gedragsproblemen afwijkend seksueel gedrag: • Excessief en/of dwangmatig masturberen • Angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact • Niet leeftijdsadequaat seksueel spel • Niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit • Angst om zich uit te kleden • Angst om op de rug te liggen • Negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam • Schrikken bij aangeraakt worden • Houterige motoriek (onderlichaam 'op slot') • Geen plezier in bewegingsspel. • Drukt benen tegen elkaar bij lopen of oppakken • Afkeer van lichamelijk contact • Maakt afwezige indruk bij lichamelijk onderzoek • Extreem seksueel gekleurd gedrag en taalgebruik 4. Signalen die specifiek zijn voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld Gedragsproblemen • Agressie: kopiëren van gewelddadig gedrag van vader (sommige kinderen, m.n. jongens kopiëren hun vaders gedrag door hun moeder of jongere broertjes/zusjes te slaan • Opstandigheid • Angst • Negatief zelfbeeld • Passiviteit en teruggetrokkenheid • Zichzelf beschuldigen • Verlegenheid Problemen in sociaal gedrag en competentie • Wantrouwen ten aanzien van de omgeving • Gebrek aan sociale vaardigheden
41
Bijlage 2 B. Signalenlijst kindermishandeling 4-12 jaar Deze signalenlijst is bestemd voor mensen die beroepshalve te maken hebben met kinderen van 4-12 jaar. Als kinderen mishandeld, verwaarloosd en/of misbruikt worden, kunnen ze signalen uitzenden. Het gebruik van een signalenlijst kan zinvol zijn, maar biedt ook een zekere mate van schijnzekerheid. De meeste signalen zijn namelijk stressindicatoren, die aangeven dat er iets met het kind aan de hand is. Dit kan ook iets anders zijn dan kindermishandeling (echtscheiding, overlijden van een familielid, enz.). Hoe meer signalen van deze lijst een kind te zien geeft, hoe groter de kans dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Het is niet de bedoeling om aan de hand van een signalenlijst het 'bewijs' te leveren van de mishandeling. Het is wel mogelijk om een vermoeden van mishandeling meer te onderbouwen naarmate er meer signalen uit deze lijst geconstateerd worden. Een goed beargumenteerd vermoeden is voldoende om in actie te komen! Om na signalering een volgende stap te kunnen zetten, is het aan te bevelen dat een school of instelling beschikt over een protocol ten aanzien van kindermishandeling. De signalenlijst kan dan als bijlage aan het protocol worden toegevoegd. De signalen die in deze lijst vermeld worden, hebben betrekking op alle vormen van mishandeling (lichamelijke en psychische mishandeling, lichamelijke en psychische verwaarlozing en seksueel misbruik). Aan het einde van de lijst zijn nog enkele signalen opgenomen die meer specifiek zijn voor seksueel misbruik. Om een duidelijk beeld te krijgen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, is het van belang de hele context van het gezin erbij te betrekken. Daarom worden ook een aantal signalen van ouders en gezin genoemd. 1.
De signalen
Lichamelijke welzijn • Blauwe plekken, brandwonden, botbreuken, snij-,krab en bijtwonden • Groeiachterstand • Te dik • Slecht onderhouden gebit • Regelmatig buikpijn, hoofdpijn of flauwvallen • Kind stinkt, heeft regelmatige smerige kleren aan • Oververmoeid • Vaak ziek • Ziektes herstellen slecht • Kind is hongerig • Eetstoornissen • Achterblijvende motoriek • Niet zindelijk op leeftijd dat het hoort Gedrag van het kind • Weinig spontaan • Timide, depressief • Passief, lusteloos, weinig interesse in spel • Apathisch, toont geen gevoelens of pijn • In zichzelf gekeerd, leert in fantasiewereld. • Labiel • Erg nerveus • Hyperactief • Negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, faalangst • Negatief lichaamsbeeld • Agressief, vernielzucht • Overmatige masturbatie
42
Tegenover andere kinderen: • Agressief • Speelt weinig met andere kinderen • Wantrouwend • Niet geliefd bij andere kinderen Tegenover ouders: • Angstig, schrikachtig, waakzaam • Meegaand, volgzaam • Gedraagt zich in bijzijn van ouders anders dan zonder ouders Tegenover andere volwassenen: • Angst om uit te kleden • Angst voor lichamelijk onderzoek • Verstijft bij lichamelijk contact • Angstig, schrikachtig, waakzaam • Meegaand, volgzaam • Agressief • Overdreven aanhankelijk • Wantrouwend • Vermijdt oogcontact Overig: • Plotselinge gedragsverandering • Gedraagt zich niet naar zijn leeftijd • Slechte leerprestaties • Rondhangen na school • Taal- en spraakstoornissen Gedrag van de ouder: • Onverschillig over het welzijn van het kind • Laat zich regelmatig negatief uit over het kind • Troost het kind niet • Geeft aan het niet meer aan te kunnen • Is verslaafd • Is ernstig (psychisch) ziek • Kleedt het kind te warm of te koud aan • Zegt regelmatig afspraken af • Houdt kind vaak thuis van school • Heeft irreële verwachtingen van het kind • Zet het kind onder druk om te presteren Gezinssituatie: • Samengaan van stressvolle omstandigheden, zoals slechte huisvesting, financiële problemen en relatieproblemen • Sociaal isolement • Alleenstaande ouder • Partnermishandeling • Gezin verhuist regelmatig • Slechte algehele hygiëne
43
2.
Medische signalen
Voedingsproblemen • Ondervoeding • Voedingsproblemen bij baby's • Steeds wisselen van voeding • Veel spugen • Matig groeien, ondanks voldoende hoeveelheid voeding • Weigeren van voeding • Achterblijven in lengtegroei 3. Signalen specifiek voor seksueel misbruik Lichamelijke kenmerken • Verwondingen aan geslachtsorganen • Vaginale infecties en afscheiding • Jeuk bij vagina en anus • Pijn in bovenbenen • Pijn bij lopen of zitten • Problemen bij plassen • Urineweginfecties • Seksueel overdraagbare aandoeningen Relationele problemen • Angst voor mannen of vrouwen in het algemeen of voor een man of vrouw in het bijzonder Gedragsproblemen afwijkend seksueel gedrag: • Excessief en/of dwangmatig masturberen • Angst voor lichamelijk contact of juist zoeken van seksueel getint lichamelijk contact • Niet leeftijdsadequaat seksueel spel • Niet leeftijdsadequate kennis van seksualiteit • Angst om zich uit te kleden • Angst om op de rug te liggen • Negatief lichaamsbeeld: ontevredenheid over, boosheid op of schaamte voor eigen lichaam • Schrikken bij aangeraakt worden • Houterige motoriek (onderlichaam 'op slot') • Geen plezier in bewegingsspel. • Drukt benen tegen elkaar bij lopen of oppakken • Afkeer van lichamelijk contact • Maakt afwezige indruk bij lichamelijk onderzoek • Extreem seksueel gekleurd gedrag en taalgebruik
44
Bijlage 3 Observatieformulier Bij een vermoeden van kindermishandeling ga je eerst deze vragenlijst na om erachter te komen of je ongerustheid gegrond is. Jongen/meisje Geboortedatum Naam gastouder
Sinds wanneer is het kind in de opvang? Sinds wanneer vertoont het kind opvallend gedrag? Beschrijf het opvallende gedrag.
Hoe is het contact met andere kinderen in het gezin? Hoe is het volwassenen?
contact
met
Hoe is de uiterlijke verzorging van het kind? Hoe is de algehele ontwikkeling van het kind (verstandelijk, sociaal, emotioneel, motorisch) Hoe is het contact tussen kind en gastouders? Is daarin de laatste tijd verandering is gekomen?
Hoe is het contact tussen het kind en zijn ouder? Is daarin de laatste tijd verandering is gekomen? Zijn er bijzonderheden over het gastgezin te melden? Is er de laatste tijd iets in het gedrag of in de situatie van het kind veranderd? Gelden deze dingen ook voor de eventuele broertjes of zusjes?
45
Bijlage 4 Aandachtspunten voor gesprek met een vraag- en of gastouder bij zorgen over een kind Het doel van een gesprek is om de zorgen over datgene wat er is waargenomen bij het kind, aan gedrag of concrete lichamelijke verschijnselen, met de ouders te delen. Houd de volgende uitgangspunten in de gaten: Bespreek wat je waarneemt bij het kind, bespreek niet je vermoedens. • Ga er van uit dat ouders het beste voor hun kinderen willen en dat is ook wat jij wilt: daar zit jullie gemeenschappelijke noemer. Je hoeft geen schuldvraag aan de orde te stellen; je doet een beroep op de zorg van ouders voor hun kind. Omdat de ouders hun kind een aantal dagen per week aan jou toevertrouwen, ben jij een belangrijk persoon voor het kind en de ouders. Het is dus logisch om de zorgen over het kind te delen. Dit delen van zorgen is een proces en vraagt om een procesmatige aanpak. Fases in een procesmatige aanpak 1. Afwegingen vóór het gesprek: • Voer je het gesprek met de ouder(s) alleen of samen met een vertrouwenspersoon/directielid? • Nodig je beide ouders expliciet samen uit, leg je deze keuze voor aan één ouder, of laat je dit aan de ouders over? 2. Spreek de zorg om het kind uit: Ik heb je kind nu (aantal) keer/maanden gezien/in de groep. Ik maak me zorgen om een aantal dingen die ik graag met jou/jullie zou willen bespreken. Is dit goed? 3. Bespreek een voor een de signalen aan de hand van onderstaande punten: • Beschrijf het signaal in concrete lichamelijke verschijnselen of waarneembaar gedrag: ‘Het is mij opgevallen dat jullie kind 's morgens vaak komt met hele volle vieze luiers en ook luieruitslag heeft die maar niet over lijkt te gaan; Jullie kind speelt in de poppenhoek vaak seksuele handelingen na met de poppen en hij/zij doet dit als volgtO’En dan vul je concrete waarnemingen in. • Vraag of dit signaal herkend wordt: Ís jullie dit wel eens opgevallen? Gebeurt dit thuis ook wel eens? Hoe lang is dit al zo? In welke situaties gebeurt dit?’ • Vraag of ouders een idee hebben waar dit vandaan komt:’’Hebben jullie enig idee waar dit vandaan komt? Wat vinden jullie ervan? • Spreek (indien nodig) je zorg uit over dit signaal: ‘Ik maak me er toch zorgen over dat jullie kind dit doet/heeft.’ 4. Ouders delen de zorg 5. Ouders nemen de zorg over Aandachtspunten: • Gebruik niet het woord signaal, maar beschrijf concrete lichamelijke verschijnselen of waarneembaar gedrag. • Leg de nadruk op het delen van zorg, niet op het beschuldigen/verdenken van ouders. Zorgen delen Je kunt zorgen niet delen met ouders, wanneer het niet de zorgen van beide partijen zijn. Het kan geruime tijd in beslag nemen om zover te komen. Wanneer ouders datgene wat je hebt waargenomen absoluut (nog) niet kunnen waarnemen, is het van het grootste belang om bij dit onderdeel stil te blijven staan en niet de volgende fase van het gesprek in te gaan. Je kunt ouders in zo’n geval bijvoorbeeld vragen om het kind eens een tijdje te observeren en op te letten of ze dan toch het gedrag waarnemen dat jij als leidster genoemd hebt. In een volgende afspraak kunnen jullie het er dan weer over hebben. Een andere mogelijkheid is te vragen of de ouder(s) een ochtendje in de groep wil(len) komen kijken. Je kunt dan meteen aanwijzen welk gedrag je bedoelt. Neem hier de tijd voor. Want zolang ouders de signalen die jij met ze besproken hebt niet waarnemen, is delen van de zorg niet aan de orde. 46
Emoties In deze fase kunnen emoties een grote rol spelen. Ouders kunnen bijvoorbeeld boos worden, zich tekort voelen schieten en zich hier schuldig over voelen of zich schamen over het door jou beschreven gedrag van hun kind. Bijvoorbeeld wanneer je masturbatiegedrag in de groep of seksueel gedrag in de poppenhoek hebt beschreven. Ouders kunnen door hun emoties op heel verschillende manieren reageren. Daarom is het altijd verstandig om expliciet naar de reactie van de ouders te vragen. Bijvoorbeeld: ‘Ik zie dat ik jullie ermee overrompel. Ik kan me voorstellen dat het moeilijk voor jullie is dat ik hier nu mee gekomen ben. Hoe ligt dit voor jullie?’ Ouders kunnen ook boos worden. Een manier om met boosheid of agressie om te gaan, is onder woorden te brengen wat je waarneemt en je eigen angst hiervoor (jezelf klein maken). ‘Ik zie dat jullie boos zijn en ik vind dat moeilijk, het maakt mij onzeker.’ Wanneer je als leidster persoonlijk geraakt bent door wat je gezien of gehoord hebt van het kind is het goed dit onder woorden te brengen. Zolang de emoties de overhand hebben, is er geen gelegenheid om de ouders concrete, zakelijke informatie te geven. Laat staan naar een volgende stap te gaan. Pas wanneer de emoties een plaats hebben gekregen, is er gelegenheid om de ouders concrete, zakelijke informatie te geven. Verduidelijking vragen Bij iedere fase is het van belang te vragen wat de ouders ervan vinden en of zij het genoemde herkennen. Vraag ook door als iets niet helemaal duidelijk is. ‘Wat bedoel je daar precies mee? Begrijp ik goed dat je zegt datO..’ Er kunnen dus meerdere gesprekken nodig zijn voordat je op één lijn zit met de ouders wat betreft het waarnemen van de door jou gesignaleerde verschijnselen en gedragingen van hun kind. Het delen van de zorg en het overnemen van de zorg zijn dan de volgende stappen die ouders moeten maken. Het is van groot belang om het waargenomen ook dan nog over langere tijd te volgen en bij te houden in een logboek. Hierin kun je ook de afspraken met ouders bijhouden. De praktijk leert dat wanneer je deze fase eenmaal bereikt hebt, ouders een belangrijke steun zijn in het verder zoeken naar een mogelijke oorzaak van het zorgwekkende gedrag van hun kind. Ouders kunnen dan meestal heel goed meedenken over de verdere hulp die zij denken nodig te hebben.
47
Bijlage 5 Aandachtspunten tijdens een gesprek met het kind Bij een vermoeden van kindermishandeling kan de gastouder met het kind praten om na te gaan of haar zorgen terecht zijn. Het kan ook voorkomen dat een kind zelf de gastouder in vertrouwen neemt. Gastouders zien vaak erg op tegen dergelijke gesprekken omdat ze het moeilijk vinden hun houding te bepalen tegenover het kind. Het oefenen van gespreksvaardigheden kan meer zelfvertrouwen geven bij het voeren van dit soort gesprekken. Daarom is het belangrijk dat gastouders zich bewust zijn van een aantal voorwaarden die bij het voeren van een gesprek met een mishandeld kind van belang zijn. In de eerste plaats kan een gastouder beter niet op voorhand geheimhouding toezeggen aan een kind. Veel kinderen willen in eerste instantie alleen iets vertellen als er beloofd wordt om het tegen niemand anders te zeggen. Als deze belofte gegeven wordt, komt de gastouder voor een groot dilemma te staan als het kind zou vertellen dat het mishandeld wordt: zij moet dan of het vertrouwen van het kind schenden of medeplichtig worden aan het in stand houden van een schadelijke situatie. De gastouder die een kind geheimhouding belooft uit angst dat het kind anders blijft zwijgen, moet zich wel bewust zijn van de consequenties van deze belofte. Als een gastouder geen geheimhouding wil toezeggen kan zij het kind wel beloven dat zij geen stappen zal ondernemen zonder dit van te voren aan het kind te vertellen. Een tweede belangrijk punt is dat de gastouder zich bewust moet zijn van de sterke loyaliteitsgevoelens van een kind ten opzichte van zijn ouders. Val nooit de ouders af tegenover het kind, al hebben ze nog zulke afschuwelijke dingen gedaan. Het kind zal geen vertrouwen meer hebben in iemand die zijn ouders veroordeelt. Voorwaarden voor een goed contact tijdens een gesprek met een kind 1. Echtheid Dit betekent dat de gastouder zichzelf is in de relatie met het kind. Zij doet zich niet anders voor dan hij is. Dit betekent niet dat de gastouder elke emotie die zij ervaart eruit gooit. Het betekent wel dat zij zich bewust is van haar eigen gevoelens en die niet ontkent of tracht te verdringen. Er moet overeenstemming zijn tussen dat wat zij ervaart en voelt en dat wat zij zegt en doet. Een professionele houding vereist oprechte belangstelling, een sfeer van veiligheid en het vermogen een goede ontvanger te zijn, dat wil zeggen op kunnen merken wat de gevoelens van het kind zijn een daarbij aan kunnen sluiten. Een dergelijke houding vormt een basis voor vertrouwen. Kinderen voelen heel goed aan wanneer iemand echt is of een façade ophoudt of doet alsof. 2. Empathie Empathie is het vermogen van de gastouder zich in te leven in de gevoelens van het kind. Empathie is het begrijpen van de ervaringen en gevoelens van het kind in hun betekenis voor dat kind Het is belangrijk dat de gastouder de gevoelens van het kind niet slechts aanhoort maar door woorden of op een niet verbale wijze aangeeft de beleving van het kind van binnen uit te verstaan. 3. Acceptatie Acceptatie houdt in dat de gastouder het kind accepteert zoals hij is. Het wil niet zeggen dat de gastouder het eens moet zijn met de gedachten of gevoelens van het kind maar wel dat zij deze accepteert zonder verder te veroordelen. Tijdens het gesprek met een kind is het ook van belang dat een gastouder in staat is om actief te luisteren. Actief luisteren betekent luisteren naar zowel de verbale als de non-verbale boodschappen van het kind. Het betekent ook ‘tussen de regels door’ luisteren naar de boodschappen die doorklinken in de stembuiging van het kind, aarzeling, stiltes etc. Actief luisteren houdt in dat de gastouder zich voortdurend afvraagt ‘Welke boodschap wil dit kind overbrengen? Wat zegt hij over zijn ervaringen, gedragingen, gevoelens? Door actief te luisteren kan het de gastouder duidelijk worden wat er aan de hand is met het kind en kan zij zicht krijgen op de emoties die het kind daarbij ervaart. De gastouder moet hierbij proberen om de gevoelens van het kind met eigen woorden samen te vatten.
48
Bij deze manier van luisteren krijgt de gastouder niet alleen de meeste informatie maar geeft zij het kind ook het gevoel serieus genomen en geaccepteerd te worden. Bovendien kan de gastouder bij actief luisteren controleren of zij het kind goed heeft begrepen en zijn emoties goed heeft aangevoeld. Enkele ezelsbruggetjes bij het actief luisteren: • ‘Je bedoeltO?’ • ‘Je probeert me duidelijk te maken datO.?’ • ‘Je voelt jeO?’ • ‘Je hebt het gevoel datO?’ • ‘Je zou het liefst willen datO?’ • ‘Je hebt de indruk datO?’ Algemene regels bij actief luisteren: 1. Begin met ‘JeO’ 2. Gebruik een vragende toon. Kijk uit voor communicatiestops. Dit zijn opmerkingen, reacties etc. die werkelijke communicatie in de weg staan. Vaak worden ze onbewust gebruikt, bijvoorbeeld als iemand bang is om iets onaangenaams te horen of als het gesprek een wending dreigt te nemen die als emotioneel bedreigend wordt ervaren. Communicatiestops zijn: • Veroordelen • Ridiculiseren • Preken • Afleiden • Met het verhaal op de loop gaan • Waarschuwen • Sussen/geruststellen • Niet serieus nemen • Vragen stellen (die niet van belang zijn) • Bevelen • Beredeneren • Oplossingen aandragen. De meeste mensen hebben één of meer favoriete ‘stops’. Het is van belang om je bewust te worden welke van deze stops je geneigd bent om te gebruiken, omdat het een werkelijk gesprek in de weg kan staan. De volgende punten zijn van belang om tijdens het gesprek met het kind, dat vertelt over een mishandelingssituatie, voor ogen te houden: • Geloof het kind en trek diens verhaal niet in twijfel. Onderschat of bagatelliseer de ernst van de situatie niet. • Spreek waardering uit voor het feit dat het kind de moed heeft om z’n verhaal te vertellen. • Haast het gesprek niet, laat het kind in eigen tempo vertellen. • Stel geen waarom-vragen (het kind snapt immers zelf ook niet waarom hem dit overkomt) • Stel geen suggestieve vragen. Laat het kind zoveel mogelijk zelf benoemen wat er gebeurd is. • Pas je aan bij het woordgebruik van het kind. Vraag om verduidelijking als je het niet goed begrijpt. • Vertel het kind dat het niet zijn schuld is dat dit is gebeurd en evenmin zijn verantwoordelijkheid. • Vertel het kind dat het niet de enige is die zoiets overkomt en dat hulp mogelijk is. • Dring niet aan als het kind je vragen ontwijkt maar hou de deur voor het contact wel open.
49
Bijlage 6 In gesprek met migranten Vraag aan mensen wat hun gewoonten zijn. Niet alle allochtone gezinnen zijn hetzelfde. Let er bij een huisbezoek op of bewoners hun schoenen aan hebben of dat de schoenen bij de voordeur staan. In Islamitische gezinnen kan het de gewoonte zijn om of op blote voeten of op sloffen in huis te lopen. Dit geldt dan ook voor gasten. De echtgenoot en bij zijn afwezigheid de oudste zoon, is degene die de contacten naar de buitenwereld onderhoudt. Het is belangrijk om hem bij alles te betrekken. Gastvrijheid is een groot goed. Er moet eerst iets gegeten of gedronken worden en een inleidend gesprek gevoerd worden voordat de reden van het huisbezoek ter sprake wordt gebracht. Probeer niet direct ter zake te komen. Dit wordt als onbeleefd onervaren. Het verwoorden van de feiten in beelden en voorbeelden werkt vaak beter dan concreet zeggen waar het op staat. Houd rekening met de familie-eer. Er wordt veel waarde gehecht aan hiërarchische structuren binnen het gezin, de verdere familie en de samenleving. Probeer afspraken met iemand te maken die hoog op de ladder staat. Het is eervoller een probleem met behulp van de familie op te lossen dan met die van buitenstaanders. Het betrekken van bijvoorbeeld een oom bij een probleem is in veel gevallen acceptabeler dan het inschakelen van een Nederlandse instantie. Als je dreigt vast te lopen vraag naar dergelijke familiecontacten. In veel allochtone gezinnen is het onbeleefd om tegen een autoriteit (leerkracht, arts, etc.) nee te zeggen. Dat wil zeggen, dat niet altijd uitgevoerd wordt wat afgesproken is. Kijk niet vreemd op als bij een huisbezoek een hele familie aanwezig is. Wil je bijvoorbeeld met een ouder apart praten, zonder kinderen of familie, nodig hem/haar dan uit op een neutrale plek. Veel vrouwen mogen niet alleen met een vreemde man zijn. Zorg in dat geval voor de aanwezigheid van een vrouwelijke collega. Emotionele problemen worden vaak benoemd in termen van lichamelijke klachten, angst kan bijvoorbeeld hoofdpijn genoemd worden. Het consult bij de huisarts lost het probleem niet op. Mensen zijn letterlijk ziek van angst. Naast de reguliere gezondheidszorg worden vaak genezers uit het land van herkomst geconsulteerd, omdat men bijvoorbeeld denkt dat de betreffende persoon bezeten is. Dergelijke rituelen zijn voor betrokkenen vaak van grote emotionele betekenis. Als vrouw is het best mogelijk om met een Turkse of Marokkaanse vrouw alleen te praten, zeker wanneer je aangeeft dat het gaat om ‘vrouwenzaken’. ‘Vrouwenzaken ‘ kunnen gaan over onderwerpen als menstruatie, kinderen krijgen en dergelijke. Het is dan vrij legitiem de man te vragen niet bij het gesprek aanwezig te zijn. Dit biedt gelegenheid om vertrouwelijk met een moeder te praten.
50
Bijlage 7 Omgaan met privacy Tijdens het uitvoeren van de stappen in het protocol, is het belangrijk dat er zorgvuldig gehandeld wordt. Er is immers sprake van persoonlijk informatie over kinderen en gezinnen. Een ouder en/of wettelijk vertegenwoordiger (bijvoorbeeld een voogd) heeft het recht om het dossier van zijn/haar kind in te zien. Kinderen tussen de 12 en 16 jaar hebben gedeeltelijk recht op inzage en vanaf 16 jaar heeft een jongere recht op inzage. Inzage kan worden geweigerd wanneer het belang van het kind, de melder en/of informant wordt geschaad. Belangrijke tips bij het omgaan met privacy • Betrek bij een overleg niet teveel mensen. • Zorg dat informatie over kinderen en gezinnen altijd binnenshuis blijft. • Contact met andere instellingen kan alleen na toestemming van de ouder of wettelijk vertegenwoordiger. Contact met andere instellingen zonder toestemming kan alleen anoniem. Het gezin of kind mag dan niet bekend worden gemaakt. Een uitzondering hierop is het contact met Veilig Thuis. Dit kan zonder toestemming van ouders. • Wees zorgvuldig met schriftelijke informatie. Ouders hebben recht op inzage in verslagen, formulieren en observatieverslagen. Alleen als het anonieme werkaantekeningen zijn, hebben ouders geen inzagerecht. Schrijf daarom alsof ouders over je schouder meekijken. Beschrijf waarneembaar gedrag en wees voorzichtig met interpretaties. • Als ouders een verslag willen inzien, kun je voorstellen om het samen met hen te lezen, erover te praten en waar nodig toe te lichten. Daarna kan een kopie worden meegegeven. Een andere mogelijkheid is om de belangrijkste punten uit het verslag en afspraken tijdens het gesprek op papier te zetten en aan de ouders te geven. Dit vormt tegelijk een leidraad voor eventuele volgende gesprekken met ouders. • Schriftelijke informatie moet goed worden opgeborgen in een afsluitbare kast. • Informatie die niet (meer) relevant is moet worden vernietigd of aan ouders worden meegegeven. • Schriftelijke informatie mag niet zonder toestemming van ouders aan derden worden verstuurd. Eén uitzondering hierop vormt het Veilig Thuis. • Schriftelijke informatie die de instelling van derden ontvangt, moet ook met toestemming van de ouders zijn verstuurd. Als dit niet zo is, is het verstandig de informatie terug te sturen. • Iedere burger in Nederland heeft een zorgplicht. Dit houdt in dat je de plicht tot zorgen voor het kind hebt. Aan de ene kant de plicht tot zorgen voor het kind en aan de andere kant de privacywetgeving in de vorm van de Wet bescherming Persoonsgegevens. Dat betekent dat je niet zomaar gegevens zonder toestemming mag geven aan derden. • Dit heet een conflict van belangen. Bij een conflict van belangen weeg je zorgvuldig de belangen die in het geding zijn af. Dat doe je door het protocol te volgen en door alle stappen die je zet, schriftelijk te vermelden in het dossier. Wanneer je dit doet, kun je voldoen aan de zorgplicht en het meldrecht zonder bijvoorbeeld juridisch te worden vervolgd.
51
Bijlage 8 Sociale kaart Landelijke telefoonnummers Politie Politie bij spoed en dreigende situaties Veilig Thuis Kindertelefoon Landelijk Bureau Slachtofferhulp De Opvoedtelefoon Movisie
0900-8844 112 0800-2000 0800-0432 030-2340116 0900-8212205 030-7892000
Regionale telefoonnummers Bureau Jeugdzorg Zuid-Oost Brabant GGD, afd. Jeugdgezondheidszorg Eindhoven en Helmond Lumens groep
0492-508400 088-0031377 040-2193300
Veilig Thuis Zuidoost-Brabant Sobrietasplein 102 5701 MJ Helmond
[email protected] telefoon 0800-2000 www.vooreenveiligthuis.nl Raad voor de kinderbescherming Keizersgracht 5 5611 GB Eindhoven Telefoon 040-8518888 Inspectie van het Onderwijs – vertrouwensinspecteurs 0900 – 111 31 11 www.onderwijsinspectie.nl Verdere informatie Voor informatie over kindermishandeling kunt u terecht bij: NIZW/ Infocentrum Kindermishandeling Levert voorlichtingsmateriaal waaronder brochures, posters, een catalogus met een overzicht van videoproducties en een literatuurlijst. Postbus 19152 3501 DD Utrecht Tel.: 030-2306560 Fax: 030-2319641 E-mail:
[email protected] Internet: www.kindermishandeling.nl www.websrv1.nizw.nl/mishand/kmframe.htm Kijk voor informatie over het internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind: www.defenceforchildren.nl/nl/verdrag.html www.kinderrechten.nl Relevante websites www.jeugdinformatie.nl www.kindertelefoon.nl www.seksueelkindermisbruik.nl www.seksueelgeweld.nl www.bureaujeugdzorg.info www.huiselijkgeweld.nl
52
Bijlage 9 Invulblad sociale kaart Controleer regelmatig of de gegevens van de sociale kaart kloppen. Vul veranderde gegevens in op deze extra invulbladen. Hierop is ook ruimte voor het invullen van gegevens van relevante instellingen die nog niet zijn genoemd. Het is handig om een leeg invulblad achter de hand te houden voor extra kopieën. Instelling: OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO... Adres: OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO... Telefoonnummer/fax: OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO... E-mail: OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO... Contactpersoon: OOOOOOOOOOOOOO. Tel.: OOOOOOOOOO. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO Instelling: OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO... Adres: OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO... Telefoonnummer/fax: OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO... E-mail: OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO... Contactpersoon: OOOOOOOOOOOOOO. Tel.: OOOOOOOOOO.. De instelling biedt: advies / consult / melding / hulpverlening/ ondersteuning / voorlichting Beschrijving werkwijze instelling: OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
53