Pedagogisch beleidsplan
Kids First COP groep is een dynamische kinderopvang organisatie, die met betrokken medewerkers en eigentijdse ouders, geheel gericht is op professionele en vertrouwde kinderopvang, waar kinderen steeds op de eerste plaats staan.
Groningen, juli 2015
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................ 4 Pedagogische werkplannen .................................................................................. 4 Pedagogisch beleidsplan ...................................................................................... 4 Inleiding ............................................................................................................... 5 1. Visie................................................................................................................. 6 1.1 Visie op kinderen ........................................................................................ 6 1.2 Visie op ouders .......................................................................................... 6 1.3 Visie op kinderopvang ................................................................................. 6 2. Missie en pedagogische doelstelling...................................................................... 8 2.1 Missie ....................................................................................................... 8 2.2 Pedagogische doelstelling ............................................................................ 8 A. Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid: ......................................... 8 De Pedagogisch medewerker ............................................................................. 8 Achterwacht .................................................................................................... 9 Stamgroepen................................................................................................... 9 Het vierogenprincipe .......................................................................................10 Ruimte/omgeving ...........................................................................................11 Contact met andere kinderen ...........................................................................12 B. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties ................12 Eigenheid .......................................................................................................12 Spraak- en taalontwikkeling .............................................................................13 Lichamelijke ontwikkeling ................................................................................13 Cognitieve ontwikkeling ...................................................................................14 Seksuele ontwikkeling .....................................................................................14 Creatieve ontwikkeling.....................................................................................15 Activiteiten .....................................................................................................16 Spel en speelgoed ...........................................................................................16 C. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van de sociale competenties ...................16 Groepsvormen ................................................................................................16 De sociale ontwikkeling....................................................................................17 De pedagogisch medewerker ............................................................................17 Open deuren beleid .........................................................................................18 D. Kinderen de gelegenheid bieden om zich normen en waarden, de cultuur van .......18 een samenleving eigen te maken .........................................................................18 De pedagogisch medewerker ............................................................................19 Stagiaires ......................................................................................................19 De groep........................................................................................................20
Pagina 2 van 25
3. Accommodatie .................................................................................................20 4. Vroegtijdige onderkenning ontwikkelingsstoornissen/zorgroute ...............................20 Observeren en signaleren ................................................................................20 Protocol ............................................................................................................21 1.
De pedagogisch medewerker maakt zich zorgen over een kind.......................21
2.
Handelingen pedagogisch medewerker ........................................................21
3.
Plan van aanpak.......................................................................................22
4.
Nazorg ....................................................................................................22
Vroegsignalering 0 – 4 jarigen .............................................................................22 Doel ..............................................................................................................22 Doelgroep ......................................................................................................22 Inbedding ......................................................................................................22 Rol gedragswetenschapper ...............................................................................22 Werkwijze ......................................................................................................23 Inzet gedragswetenschapper Vroeg signalering 0 – 4 jarigen ................................23 Het resultaat ..................................................................................................24 Aanmeldformulier ...........................................................................................24 5. Ouderbetrokkenheid ..........................................................................................24 Oudercommissie ................................................................................................24 Centrale Oudercommissie ...................................................................................24 Ouderparticipatie ...............................................................................................24 PeuterVolgSysteem ............................................................................................24 Overdrachtsgesprek ...........................................................................................25 6. Werkplannen ....................................................................................................25
Pagina 3 van 25
Voorwoord Kids First COP groep is een organisatie waar vier entiteiten onder vallen, nl.
Kids First COP groep NL BV Kindercentra NL BV Stichting COP Stichting Kinderopvang Slochteren (SKS)
Kids First COP groep biedt kinderopvang in de breedste zin van het woord in Groningen, Friesland en Drenthe. Met een groot aantal peuterscholen, kinderdagverblijven en buitenschoolse opvanglocaties zijn we vaak dicht bij de ouders in de buurt te vinden. Pedagogische werkplannen Kids First COP groep maakt onderscheid tussen het pedagogisch beleidsplan en het pedagogisch werkplan. In het pedagogisch beleidsplan worden de theoretische achtergronden beschreven voor de hele organisatie. Het pedagogisch werkplan is per locatie en geeft de praktische uitwerking hiervan. De achtergronden van waaruit gewerkt wordt zijn dezelfde. Elke locatie geeft zijn eigen accenten. Deze pedagogische werkplannen kunt u vinden op de website www.kidsfirst.nl en ligt ter inzage op de locaties. Pedagogisch beleidsplan Het pedagogisch beleidsplan van Kids First COP groep ligt ter inzage op elke locatie. U vindt het ook op de website van de www.kidsfirst.nl. Indien in dit plan wordt gesproken over ‘ouders’, bedoelen wij eveneens de verzorgers.
Pagina 4 van 25
Inleiding Kids First COP groep is een betrouwbare en professionele organisatie voor kinderopvang met zowel kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang als peuterscholen/peuterspeelzalen. Wij hebben de kennis, de ervaring en de kwalificaties in huis om kinderen een basis van uitstekende kwaliteit in een veilige omgeving te bieden. U mag er op vertrouwen dat wij onze afspraken nakomen naar kinderen, ouders, onze partners en naar elkaar. Elkaar kunnen en mogen vertrouwen is voor ons een belangrijke waarde en wij nemen onze verantwoordelijkheid waar nodig. Daarnaast zijn we een nuchtere, eerlijke en hardwerkende organisatie, zonder poespas. Eenduidig en transparant in de manier waarop we werken en duidelijk in onze communicatie. Voor u ligt het pedagogisch beleid. Dit beleid geeft ouders, medewerksters en andere belangstellenden inzicht in onze manier van werken en omgaan met de kinderen. Er wordt in beschreven waarom we handelen zoals we dat doen. Het pedagogisch werkplan is een praktische vertaling van het pedagogisch beleid. Het vormt de dagelijkse richtlijnen voor de medewerksters. Het werkplan wordt ontwikkeld per locatie, het pedagogisch beleid daarentegen geldt voor alle Kids First COP groep locaties en voor alle werkvormen van de kinderdagopvang, peuteropvang en de buitenschoolse opvang, tenzij anders is vermeld. Wij spreken van dagopvang bij opvang van kinderen tussen de 0-4 jaar. Wanneer we spreken van buitenschoolse opvang bedoelen we de opvang, op welk moment van de dag dan ook, van kinderen van 4-13 jaar. Als we het hebben over kindercentra dan hebben we het over een locatie. De peuterschool is speciaal voor kinderen tussen de 2 en 4 jaar. Kinderen kunnen minimaal twee dagdelen per week komen spelen. Meestal is dat een ochtend en een middag. In Nederland wordt per gemeente een andere term gebruikt voor de “voormalige” peuterspeelzaal. Vandaar dat u op onze site per locatie andere termen tegen komt. Kinderopvang is een dynamisch werkveld; de ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op waardoor het werkveld voortdurend in beweging is. Zo ook het pedagogisch beleid en de werkplannen. Op basis van toetsing, evaluatie en actuele ontwikkelingen zal het beleid dan ook worden aangepast. Het pedagogisch beleid is tot stand gekomen in samenwerking en overleg met groepsleidsters en ouders. Het huidig pedagogisch beleid is een samenvoeging van het pedagogisch beleid van Kids First COP groep en COP groep. Aanpassing van het beleid is vooraf gegaan aan een aantal bijeenkomsten van het management, een studiedag met het personeel en overleg met de centrale oudercommissie. Kids First COP groep heeft geprobeerd zo veel mogelijk rekening te houden met de op- en aanmerkingen van voorgenoemde partijen. Het pedagogisch beleid is ondergeschikt aan het kwaliteitsconvenant. Het kwaliteitsconvenant is een convenant gesloten tussen de Branchevereniging, de Maatschappelijke Ondernemersgroep en BOinK (de Belangenvereniging van ouders in de kinderopvang). Het convenant regelt zaken als: aantal kinderen per pedagogisch medewerkster, huisvesting, omvang van de stamgroep, medezeggenschap, veiligheid, gezondheid en informatie aan ouders. Op ieder kindercentrum een recent kwaliteitsconvenant aanwezig.
Pagina 5 van 25
1. Visie 1.1 Visie op kinderen Elk kind kan bij ons terecht ongeacht achtergrond, cultuur of godsdienst. We werken kindgericht: we respecteren kinderen zoals ze zijn, bieden hu liefdevolle aandacht en geborgenheid, geven ze de ruimte om zich te ontwikkelen, maar stimuleren vooral om te spelen en kind te zijn. Avontuurlijk, speels, actief, energiek, initiatiefrijk en stoutmoedig. Dat is wat kinderen bij ons mogen zijn. We zetten hun behoeftes op de eerste plaats. Ontwikkelen doen ze in hun eigen tempo. We willen ze iets meegeven, waar ze de rest van hun leven plezier van hebben. Kinderen zijn uniek. Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en hebben ruimte nodig om ervaring op te doen, zich te ontplooien en uit te groeien tot een gelukkig en zelfstandig persoon. De ontwikkeling verschilt per individu; een kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo, waarbij het dient te worden gerespecteerd en gestimuleerd.
1.2 Visie op ouders Wij zien ouders als de belangrijkste mensen voor kinderen. Zij zijn dan ook primair verantwoordelijk voor hun kind. Samenwerking met ouders dient volgens onze visie een groot belang namelijk datgene wat het beste is voor het kind. Waarden en normen kunnen uiteenlopen en niet altijd overeenstemmen met die van Kids First COP groep. Binnen de mogelijkheden die wij daartoe hebben, houden wij zoveel mogelijk rekening met wensen en behoeften van ouders. Zijn er grote verschillen tussen onze manier van omgaan en die van de ouders, dan praten we daar over. Daarom verkiezen wij een open en eerlijke communicatie naar en met ouders.
1.3 Visie op kinderopvang Elk kind verdient een plek waar geborgenheid wordt geboden, waar met liefde voor hem gezorgd wordt, waar hij kan spelen en waar hij zich mag ontwikkelen in zijn eigen tempo. Kids First COP groep is er op gericht om een omgeving te scheppen, waarin kinderen altijd op de eerste plaats staan. Wij streven een geborgen huiselijke en ongedwongen sfeer na, waarin het kind zich thuis voelt en de vrijheid krijgt zich optimaal en in eigen tempo te ontwikkelen. Kinderen hebben het recht zich begrepen en geaccepteerd te voelen. Medewerkers zijn zich blijvend bewust van hun verantwoordelijkheid en voorbeeldfunctie. Zij hebben een professionele, sensitieve relatie met de kinderen. De medewerkers besteden aandacht aan de vier basisdoelen van Riksen-Walraven (zie 2.2 Pedagogische doelstelling), en daarmee aan de verschillende ontwikkelingsaspecten (lichamelijk, cognitief, spraak en taal, sociaal-emotioneel en creatief). Daartoe wordt o.a. speelgoed aangeboden dat is afgestemd op de ontwikkelingsfase van het kind. In onze kinderopvang is er sprake van opvang in een groep. De kinderen leren rekening te houden met elkaar, samen te spelen en anderen te respecteren. Bovendien heeft groepsopvoeding een positieve invloed op de zelfredzaamheid omdat kinderen elkaar helpen en samen problemen proberen op te lossen; er staat immers niet altijd een volwassene klaar om hulp te bieden.
Pagina 6 van 25
Ons beleid is gebaseerd op democratische principes. Vanuit de volgende vier hoofdlijnen wordt op onze kindercentra gewerkt: Respect Solidariteit Gelijkwaardigheid Verantwoordelijkheid Wij staan voor: Onbevooroordeeld - Wij benaderen een ieder die op het kindercentrum komt zonder vooroordeel. Zorgzaamheid - Zorgzaamheid bestaat uit aandacht voor ouder en kind. Een basis voor vertrouwen te creëren, door middel van open communicatie die ten goede zal komen van kind en ouder. Goede samenwerking - Wij streven naar een goede samenwerking tussen ouders, kinderen, leiding, de leerkrachten van de basisschool en waar dat van toepassing is met de partners binnen de Vensterschool. Het leren vormen van je eigen mening - Wij vinden het belangrijk dat kinderen leren hun eigen mening te vormen. Wij leren de kinderen naar elkaar kijken, luisteren en benoemen wat ze voelen. Eigen verantwoordelijkheid - Iedereen op de speelzaal draagt zijn eigen verantwoordelijkheid. Voor de pedagogisch medewerker staat dit omschreven in hun functieprofiel. Voor de kinderen is dit iets wat zij al spelend op de speelzaal kunnen leren. Wij maken ze medeverantwoordelijk door kinderen spelenderwijs te betrekken bij allerlei activiteiten. Respect naar anderen en voor onszelf - Respect voor elkaar en voor ons zelf is de basis van waaruit wij werken. Respect voor de wereld om ons heen en allen die daar op leven - Respect voor alles wat leeft en het respect die het verdient is een uitgangspunt in het kindercentrum. Dit wordt door het werken aan o.a. thema’s bij de kinderen in beeld gebracht. Een veilig, gezond en vertrouwd leefklimaat - Een veilige, gezonde en vertrouwde plek aan kinderen bieden is iets waarnaar wij streven. Dit doen wij door goed te kijken in samenwerking met de ouders. Wij vragen zoveel mogelijk informatie over het kind om het kind beter te leren kennen om zo beter in te kunnen spelen op de behoeftes van het kind. De afspraken omtrent veiligheid en gezondheid zijn vastgelegd in de huisregels. De pedagogisch medewerkers evalueren met regelmaat de afspraken omtrent veiligheid en gezondheid en stellen die indien nodig bij. De huisregels hangen zichtbaar op verschillende plekken op de locatie. U vindt de algemene huisregels op de website.
Pagina 7 van 25
2. Missie en pedagogische doelstelling 2.1 Missie Kids First COP groep is meer dan alleen een opvangplek: we willen kinderen iets mee geven waar ze de rest van hun leven plezier van hebben. 2.2 Pedagogische doelstelling
Op onze locaties willen we kinderen door middel van spelen, met elkaar omgaan en nieuwe dingen leren, helpen zelfbewust en vol zelfvertrouwen in het leven te staan. Dat is een voorwaarde om zich te kunnen ontwikkelen en dus te leren. Elk kind is waardevol en uniek, het kind mag zijn wie hij/zij is, ongeacht achtergrond, cultuur of godsdienst. Onze pedagogische doelstelling wil antwoord geven op een aantal vragen, welke gebaseerd zijn op de vier basisdoelen van Riksen Walraven.
Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van de sociale competenties. Gelegenheid bieden om zich normen en waarden, de cultuur van een samenleving eigen te maken.
Kids First COP groep wil een sfeer creëren die er voor zorgt dat kinderen zich veilig en geborgen voelen. Wij koesteren de eigenheid van ieder kind en geven de gelegenheid om zich op eigen wijze en in een eigen tempo te ontwikkelen tot een zelfstandig persoon. Belangrijk is dat kinderen respect hebben voor zichzelf, voor anderen en de omgeving. Wij stellen het spelen centraal, zowel individueel als in groepsverband. Door spel en allerlei dagelijkse bezigheden leert en ervaart een kind, iedere dag opnieuw. Op deze wijze stellen wij het kind in staat uit te groeien tot een positieve en evenwichtige persoonlijkheid die zijn eigen mogelijkheden onderkent en benut. A. Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid:
Heeft een kind het naar zijn zin, heeft het kind het hier fijn, voelt het zich hier goed?
Jonge kinderen moeten zich veilig en beschermd voelen. Als een kind zich onveilig voelt staat het niet open voor spel of het leren van vaardigheden. Alle energie gaat dan zitten in de stress en het op zijn hoede zijn. Zich veilig voelen is een basisbehoefte. Het gevoel van veiligheid in de kinderopvang wordt bepaald door de pedagogisch medewerker, de ruimte/omgeving en het contact met andere kinderen. De Pedagogisch medewerker Bij Kids First COP groep vinden we het belangrijk dat de pedagogisch medewerker geborgenheid biedt, zich betrokken voelt, inlevend en positief is. Wij bieden het kind geborgenheid op verschillende manieren. Wij stellen het kind centraal; het moet zich prettig en begrepen voelen. Wij laten merken dat ”we er voor hem zijn”. De leidsters weten in te spelen op de specifieke behoeften van ieder kind waardoor het kind zich veilig en begrepen voelt. Daarnaast bieden we het kind veiligheid en geborgenheid door grenzen te stellen en door vaste regels, gewoonten, rituelen en structuur in de dagopvang aan te bieden. Deze structuur zorgt voor duidelijkheid en houvast. Mede dankzij deze basis kan een kind zich optimaal ontplooien en ontwikkelen.
Pagina 8 van 25
Een pedagogisch medewerker straalt enthousiasme en openheid uit naar de kinderen, zodat kinderen zich gewaardeerd en gerespecteerd voelen. Ze kan daarmee bovendien kinderen motiveren en uitnodigen deel te nemen aan wat er zich binnen Kids First COP groep af speelt. Zij is in staat een vertrouwensrelatie met de kinderen op te bouwen, kinderen te observeren en ze kan goed luisteren. Ze maakt geen onderscheid tussen kinderen en heeft respect voor de aard en cultuur van ieder kind. De pedagogisch medewerker stimuleert de zelfredzaamheid. Wanneer een kind afhankelijk van zijn leeftijd, bepaalde vaardigheden zelfstandig beheerst, leidt dat tot een gevoel van trots en zelfvertrouwen. Wij laten kinderen zoveel mogelijk zelf doen. Wanneer we weten dat een kind iets kan, zullen we dat ook van hem vragen. We houden hierbij rekening met het feit dat sommige kinderen iets nog niet beheersen of een terugval hebben; iets wat eerst makkelijk ging kan ineens niet meer. Wij helpen het kind hierbij en geven het gevoel dat ze het zelf voor elkaar hebben gekregen. Dit draagt bij aan een positief zelfbeeld. De pedagogisch medewerker heeft in de samenwerking met ouders een open en eerlijke communicatie. Dit bevordert de samenwerking en daarmee het gevoel van de ouders, dat ze hun kind met een vertrouwd gevoel achterlaten. Dit gevoel brengen ouders op hun beurt weer over op hun kinderen. Voor de naschoolse opvang is daarnaast van belang dat de pedagogisch medewerksters een goede communicatie met de school onderhouden, omdat het kind een groot deel van de dag daar doorbrengt. Wij vinden een positieve benadering van het kind belangrijk. Wij wijzen nooit het kind af, maar corrigeren het gedrag. De pedagogische medewerkers hebben een afgeronde relevante MBO opleiding, zoals in de huidige CAO Kinderopvang is voorgeschreven. De pedagogische medewerkers kunnen worden ondersteund door stagiaires en of vrijwillige medewerkers. Alle medewerkers zijn in het bezit van een VOG. Achterwacht Bij ziekte van een pedagogisch medewerker of bij andere calamiteiten wordt zo nodig een achterwacht geregeld. Op de grote locaties, zoals binnen een vensterschool of een basisschool, is de achterwacht geregeld met één van de partners binnen het gebouw. Op een kleine locatie (met een groep), wordt de achterwacht verzorgd door een grote locatie in de buurt of een collega-instelling. In alle gevallen is de tijd dat de achterwacht er kan zijn, niet langer dan de aanrijdtijd van een ambulance, ongeveer 15 minuten. Op de locaties wordt gewerkt met het beroepskracht-kind ratio welke is vastgesteld in het wettelijk kader kinderopvang. Alleen bij groepen waar het aantal kinderen door één beroepskracht opgevangen worden, is de achterwacht binnen het gebouw gegarandeerd. Er zijn altijd twee volwassenen aanwezig op de groep, dan wel een pedagogisch medewerker die alleen de groep leidt heeft een achterwacht die binnen 15 minuten op de locatie aanwezig kan zijn. Stamgroepen Wij werken zo veel mogelijk met vaste pedagogisch medewerkers per stamgroep want, dat bevordert het gevoel van veiligheid. Bovendien werken wij, bij het roosteren van het personeel, volgens de regels gesteld in het kwaliteitsconvenant van de kinderopvang.
Bij een stamgroep dagopvang krijgt een kind drie basis-pedagogisch medewerksters toegewezen. Per dag van de week is minimaal een van deze pedagogisch medewerksters werkzaam op de groep van dat kind (dit geldt voor het structurele rooster, behoudens ziekte, verlof en vakantie). Op de dagen waarop het kind aanwezig is, is dus één van
Pagina 9 van 25
deze drie pedagogisch medewerksters werkzaam. Er worden drie basis-pedagogisch medewerksters toegewezen in de situaties dat er met twee pedagogisch medewerksters tegelijk wordt gewerkt. Indien er in grotere groepen met drie pedagogisch medewerksters tegelijk wordt gewerkt, worden er maximaal vier basis-pedagogisch medewerksters toegewezen aan een kind. Wij streven naar vaste inval medewerksters per locatie. Bij een stamgroep buitenschoolse opvang geldt één pedagogisch medewerkster per tien aanwezige kinderen. Het vierogenprincipe Naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak in 2010 werd door de Commissie Gunning een onderzoek uitgevoerd naar de veiligheid in de kinderopvang. Om dergelijke situaties in de toekomst sneller te signaleren of te voorkomen, gaf de Commissie Gunning in haar rapport een groot aantal aanbevelingen om de kinderopvang veiliger te maken. De belangrijkste aanbeveling is het vierogenprincipe, wat geldt voor de kinderopvang van 0-4 jaar. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt in navolging van de commissie Gunning: 'Een situatie waarin een groep kinderen op kinderdagverblijven lang alleen kan zijn met één volwassene, is uit oogpunt van veiligheid niet acceptabel.' De kinderopvang moet dus voorkomen dat beroepskrachten zich met één of een aantal kinderen kunnen isoleren. Deze maatregel is vertaald als 'meer ogen op de groep', 'meer oren op de groep' en 'transparantie van de ruimtes'. Er zijn verschillende manieren waarop wij dit proberen te bereiken:
Er is meer dan één pedagogisch medewerker aanwezig op de locatie waar mogelijk. Er is meer dan 1 volwassene aanwezig op locatie, daar waar mogelijk worden ( volwassen)stagiaires ingepland als extra paar ogen en oren. De leidinggevende komt regelmatig binnen in de groepsruimtes of op de locaties. Tijdens haal en breng momenten zijn er veel ouders aanwezig. Er is een open deuren beleid. Pedagogisch medewerkers gaan met z'n tweeën (of meer) op stap met de kinderen. Pedagogisch medewerkers lopen regelmatig elkaars groepsruimtes binnen zonder kloppen. Er zijn doorzichtige afscheidingen tussen groepsruimtes en gangen. Er is een doorzichtige afscheiding tussen groepsruimtes en verschoonruimte. Er zijn audiovisuele middelen, zoals een babyfoon, in de slaapkamer. Regelmatig staan de deuren van groepsruimtes open. Groepen kunnen worden samengevoegd als er maar één pedagogisch medewerker aanwezig is. Een open aanspreekcultuur. Een gedragscode kind en seksuele ontwikkeling.
De Brancheorganisatie Kinderopvang en BOinK hebben samen over dit onderwerp het boekje “Het vierogenprincipe in de dagelijkse praktijk” uitgebracht. De locaties hebben het vierogenprincipe besproken met de oudercommissies. Vanaf juli 2013 controleert de inspectie alle locaties op de juiste uitvoering hiervan. Hoe de verschillende locaties vorm geven aan het vierogenprincipe is terug te vinden in de protocollen/codes map van de locaties.
Pagina 10 van 25
Ruimte/omgeving Kids First COP groep gaat er vanuit dat de ruimte een bijdrage kan leveren aan een gevoel van geborgenheid. Ieder kind wordt opgevangen in een eigen stamgroep met een eigen groepsruimte. De groepsruimte, waarin een stamgroep wordt opgevangen, is een herkenbare en vertrouwde plek voor het kind. Het kan zijn dat ouders incidenteel een extra dag(deel) willen afnemen welke buiten de vaste contacturen valt. Dit is mogelijk wanneer de maximale stamgroepsgrootte/basisgroep grootte evenals het aantal pedagogisch medewerkers gehandhaafd blijft (BKR). Deze incidentele opvangdag vindt in principe binnen de eigen stamgroep/basisgroep van het kind plaats. De mogelijkheid om een extra opvangdag/dagdeel buiten de stamgroep/basisgroep af te nemen, indien geen plaats is op de eigen groep, wordt in overleg met de ouders besproken en schriftelijk vastgelegd, middels een formulier voor eenmalige afname extra dag/dagdeel. Bij het structureel afnemen van een extra dag/dagdeel wordt het kind in de oorspronkelijke stamgroep of basisgroep geplaatst. Wanneer de groepsgrootte het niet toelaat het kind een extra dag/dagdeel in deze groep te plaatsen, kan in overleg worden besloten het kind voor die dag/dat dagdeel tijdelijk in een andere groep te plaatsen. Hiervoor is schriftelijke toestemming nodig. Indien deze situatie zich voordoet, mag een kind in maximaal één andere groep geplaatst worden, waarbij de eis van maximaal twee stamgroepruimtes (in geval van dagopvang) niet wordt losgelaten. Zodra plaats is in de oorspronkelijke stam- of basisgroep wordt het kind overgeplaatst naar deze groep. In de (nieuwe) plaatsingsovereenkomst wordt vermeld dat het kind voor die dag in een andere groep wordt opgevangen en per wanneer de het kind weer in zijn eigen groep geplaatst kan worden. De kinderen van de buitenschoolse opvang drinken en eten zo veel mogelijk met hun eigen stamgroep in hun eigen groepsruimte. Als de buitenschoolse opvang een lagere bezetting laat zien, voegen wij de groepen samen. Dat gebeurt op bijvoorbeeld de woensdag en de vrijdag, of tijdens vakanties en margedagen. Dat geldt ook voor de voorschoolse opvang. Na het tafelmoment is het mogelijk dat de kinderen van de buitenschoolse opvang gebruik maken van de andere, voor de buitenschoolse opvang bestemde, ruimtes. Dit gebeurt in onderling overleg met de groepen en is afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Des te ouder de kinderen, des te meer ruimte en vrijheid een kind nodig heeft en aan kan. De groepen zijn ruim en licht opgezet en hebben voor kinderen en ouders duidelijk herkenbare kleuren met bijpassende namen. De groepen zijn zo ingericht dat het kind zich optimaal kan ontwikkelen. Er is voldoende ruimte om te bewegen als ook om zich terug te trekken in één van de hoeken. Door een indeling met hoeken creëren wij de mogelijkheid meerdere activiteiten op hetzelfde momentplaats te laten vinden, zonder dat kinderen of groepjes kinderen elkaar storen in hun spel en er daardoor conflictsituaties kunnen ontstaan.
Met name kinderen van de buitenschoolse opvang hebben behoefte om zich af te kunnen zonderen van andere kinderen of van de pedagogisch medewerker. Er zijn meerdere ruimtes voor verschillende activiteiten. De ruimtes zijn daarnaast ook ingedeeld in aparte hoeken. Zo ontstaat er optimale bewegings- en keuzevrijheid voor de kinderen.
Pagina 11 van 25
De ruimtes bieden de kinderen het gevoel deel uit te maken van hun stamgroep door het ophangen en in de ruimte plaatsen van eigen werk. Ook het ophangen van portretfoto´s van de kinderen in de groepen tussen de 0 en de 4 jaar kan daartoe bijdragen. Contact met andere kinderen Om de emotionele veiligheid zo veel als mogelijk te waarborgen heeft een stamgroep een vaste samenstelling, met slechts een beperkte mogelijkheid tot opvang van kinderen met een flexibele kindplaats. De vaste samenstelling van de groep geeft het kind de mogelijkheid vertrouwd te raken met zijn groepsgenootjes en van daaruit zijn horizon te verbreden. Vanuit dit oogpunt willen wij benadrukken dat de minimale afname van dagdelen twee bedraagt. Voor flexibele opvang geldt een minimale afname van drie dagdelen. Waarbij het kind wekelijks (behoudens ziekte en vakantie) op de opvang aanwezig is. Het stelt een kind en de pedagogisch medewerker in staat een goede gehechtheidrelatie aan te gaan. Wij vinden de begeleiding van de pedagogisch medewerksters bij het samen spelen belangrijk. Een pedagogisch medewerkster heeft oog voor de interacties met andere kinderen en houdt in de gaten dat de kinderen elkaar met respect benaderen. Zij is in staat negatief gedrag richting andere kinderen te signaleren en waar nodig om te buigen naar positief gedrag. De pedagogisch medewerker zorgt er voor dat kinderen veilig kunnen spelen. Zij stimuleert het kind tot spelen en begeleidt een kind daarbij. Afhankelijk van de situatie stelt zij zich hierbij actief of terughoudend op. De pedagogisch medewerker geeft de kinderen, binnen de mogelijkheden van de groep, de ruimte en houdt rekening met ieder kind zonder dat andere kinderen, of de groep, daardoor in verdrukking komen. De maximale groepsgrootte is afhankelijk van de op locatie beschikbare ruimte, het kwaliteitsconvenant vermeldt dat de stamgroep dagopvang tussen de 0-1 jaar uit maximaal twaalf kinderen bestaat en de stamgroep dagopvang/peuterschool tussen de 0-4 jaar uit maximaal zestien kinderen, waarvan maximaal acht kinderen tot 1 jaar. De maximale groepsgrootte buitenschoolse opvang bestaat uit twintig kinderen. B. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties
Heeft een kind iets geleerd dat zinvol voor hem is? Krijgt het hier de kans zich te ontwikkelen? Te denken valt daarbij aan taal, motorische en cognitieve vaardigheden.
Met het begrip persoonlijke competentie wordt gedoeld op brede persoonskenmerken zoals veerkracht, zelfstandigheid en zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. Dit stelt een kind in staat om allerlei typen problemen adequaat aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden, ofwel het zinvol bezig zijn. De mogelijkheden om vaardigheden onder de knie te krijgen en zelfvertrouwen op te bouwen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het leren van taal, de motorische ontwikkeling en cognitieve vaardigheden. Eigenheid De ontwikkeling van een kind is onder meer afhankelijk van zijn eigenheid. Elk kind heeft zijn eigen capaciteiten intelligentie en temperament. Door zijn leefomgeving en zijn verschillende opvoeders, bijvoorbeeld ouders, onderwijzers en pedagogisch medewerksters, worden deze factoren verder ontwikkeld en vormt het kind uiteindelijk een eigen persoonlijkheid met een eigen karakter.
Pagina 12 van 25
Wij respecteren de eigen mogelijkheden van het kind. Wij vinden het belangrijk dat ieder kind met respect behandeld wordt. Dit wil onder meer zeggen dat we het kind serieus nemen en dat het kan rekenen op begrip en acceptatie. Kinderen worden gestimuleerd in het hebben van een eigen mening; wij laten ze zoveel mogelijk initiatief nemen en eigen keuzes maken. Spraak- en taalontwikkeling De spraak- en taalontwikkeling heeft veel te maken met de cognitieve ontwikkeling. Zonder taal kunnen kinderen niet denken in woorden en begrippen. Wij vinden het belangrijk om al bij heel jonge kinderen te beginnen met het stimuleren van spraak- en taalontwikkeling. Op deze manier leren kinderen klank en intonatie te herkennen, imiteren en daarna zelf taal te gebruiken. Bij kinderen die de spreektaal nog niet (geheel) beheersen treedt de leiding op als “vertaler”. Door actief naar het kind te luisteren vertaalt de leiding de gevoelens van het kind. Het kind voelt zich hierdoor begrepen en geaccepteerd wat van belang is voor de ontwikkeling van een positief zelfbeeld. Wij stimuleren de kinderen zich zoveel mogelijk in taal uit te drukken. Als een kind gewend is om uit te leggen waarom het iets wel of niet wil, ontstaat er tussen kinderen meer begrip; hierdoor draait het minder snel uit op conflictsituaties. Wij corrigeren de kinderen spelenderwijs, bijvoorbeeld “Ik heb gezwemt”, “Heb jij gezwommen?”. Wij praten algemeen beschaafd Nederlands met elkaar en met de kinderen. De pedagogisch medewerksters hebben hierin een belangrijke voorbeeldfunctie. Op de locaties in Friesland wordt tweetalig gesproken (Nederlands en Fries). Op elke locatie is minimaal één pedagogisch medewerker hiervoor opgeleid. Lichamelijke ontwikkeling De lichamelijke ontwikkeling zijn die aspecten die te maken hebben met het eigen lichaam, het kennen van en het omgaan met eigen lichamelijke mogelijkheden. De motoriek is daarbij erg belangrijk. Kinderen hebben een natuurlijke behoefte om te bewegen en zo hun grenzen te verkennen. Kinderen ontlenen daaraan o.a. zelfvertrouwen en zelfstandigheid. Wij stimuleren de zelfstandigheid van het kind door kinderen veel zelf te laten doen. Wij maken onderscheid tussen grove motoriek en fijne motoriek en de zintuiglijke ontwikkeling. De grove motoriek ontwikkelt zich eerder dan de fijne motoriek. Eerst gaat een baby bijvoorbeeld met zijn handjes ergens tegen aan slaan en daarna leert het steeds gerichter iets te pakken. De bewegingen worden meer gecontroleerd en verfijnder. Bij grove motoriek moet men denken aan rennen, fietsen, klimmen en tegen een bal schoppen. Fijne motoriek is het bezig zijn met o.a. puzzelen, insteekmozaïek, veters strikken en schrijven. De zintuiglijke motoriek is de ontwikkeling van het voelen, proeven, horen, zien en ruiken. Mede hierdoor gaat een kind zich steeds meer richten op zijn omgeving. Geluiden kleuren en vormen prikkelen om op onderzoek uit te gaan. Voorwerpen worden bevoeld met handen en mond; er wordt geboeid geluisterd naar geluiden en gekeken naar kleur en vorm. Het kind leert hierdoor te onderscheiden; hard-zacht, koud-warm, groot-klein, glad-ruw, etc.
Pagina 13 van 25
Cognitieve ontwikkeling De cognitieve ontwikkeling is de ontwikkeling van het denken en leren. Kinderen doen verschillende ervaringen op door ontdekkend bezig te zijn. Ze kijken, voelen, proeven, horen en ervaren hoe hun wereld in elkaar zit. Het nabootsen van de wereld om hen heen, speelt hierbij een belangrijke rol. Wij bieden een uitdagende omgeving en een verscheidenheid aan materiaal en activiteiten, waarmee kinderen kunnen experimenteren. Naarmate ze ouder worden, leren ze te denken in oorzaak en gevolg. Ze kunnen zich dingen voorstellen, plannen en vooruit denken. Wij nemen kinderen serieus in hun ideeën en oplossingen. Ze krijgen de mogelijkheid om, afhankelijk van hun leeftijd, hiermee te experimenteren. Zo hebben de kinderen van de buitenschoolse opvang een belangrijke stem in het aanbod van activiteiten en het inrichten van de ruimten. Seksuele ontwikkeling De seksuele ontwikkeling vindt plaats in een samenspel tussen lichamelijke, cognitieve, psychische, sociale, ethische, religieuze en culturele factoren. Kinderen zelf spelen hierin een actieve rol; zij reageren op hun omgeving en geven betekenis aan denkbeelden, emoties en gedragingen en maken eigen keuzes. Een baby heeft behoefte aan warm en liefdevol contact, waardoor het zich veilig voelt en gehecht raakt. Het wil geknuffeld en vertroeteld worden. Dit draagt bij aan de weerbaarheid van het kind op een volwassen leeftijd. In de babytijd kan een kind zijn geslachtsdeel gericht pakken, omdat dat een lekker gevoel geeft. Door dit gewoon toe te staan, leert het kind zijn lijf te kennen en dat het baas is over zijn eigen lichaam. Bij een normale seksuele ontwikkeling gaan peuters en kleuters heel vanzelfsprekend om met hun eigen lijf en dat van anderen. Ze beseffen dat er jongens en meisjes zijn. Ze zijn nieuwsgierig en onderzoekend naar de geslachtsdelen. Ze willen het geslachtsdeel van een ander zien en aanraken. Ze zijn zich nog niet bewust van wat volgens volwassenen niet hoort. Dat is soms schrikken voor pedagogisch medewerkers en ouders. Onderzoeken hoort bij peuters en kleuters, ook onderzoek van eigen en andermans lichaam (doktertje spelen). Ook schamen ze zich nog niet. Op deze leeftijd kan het kind begeleid worden in de seksuele ontwikkeling, door het kind af te leiden van het gedrag wat op dat moment op die plaats niet passend is - en bij kleuters ook door dat te benoemen. Met kleuters kun je er al goed over praten. Houdt het kort een simpel. Ook kunnen er boekjes over worden gelezen. Tussen de 6 en 10 jaar lijken kinderen niet zo geïnteresseerd in seksualiteit. Ze zijn er echter wel degelijk mee bezig. Ze verkennen grenzen: hoe ver kun je gaan in het praten over seksualiteit. Ze vertellen moppen en maken opmerkingen en ook verliefdheid is interessant. Ook stellen ze vragen over seksualiteit, bijv. over zoenen. Ook onderling praten ze er over. Daarnaast doen ze ook groepsspelletjes als meidenpakkertje. Ze zijn zich op deze leeftijd al wel erg bewust van het verschil tussen jongens en meisjes. In deze fase is onze rol als opvoeder vooral uitleg en informatie geven. Niet alleen over de technische kant, maar ook leren praten en denken over gevoelens en erbij horen maakt deel uit van de seksuele opvoeding. Belangrijk is zicht te houden op wat een kind ziet op internet en televisie. Leg uit dat seks op internet en televisie gespeeld is. Dat het in het echt meer gaat om elkaar lief vinden en iets doen wat beiden fijn vinden. Op deze manier geven we de boodschap: je kunt voor alles bij me terecht als er iets is. Er wordt gezorgd voor een open klimaat. Uit onderzoek blijkt dat dit belangrijk is voor de seksuele weerbaarheid in de puberteit.
Pagina 14 van 25
Tussen de 10 en 13 jaar krijgen kinderen steeds meer belangstelling voor de volwassen vormen van seksualiteit, hoewel er enorme individuele verschillen zijn in het moment waarop dat voor hen gaat spelen. Kinderen in deze leeftijd spelen vaak met kinderen van hun eigen sekse. Ze zoeken elkaar vooral lichamelijk op via spel, met duwen trekken en aan elkaar hangen. In deze fase is het belangrijk om als opvoeder door te gaan op de informatie de ze al hebben. Naast het geven van feitelijke kennis over lichamelijke ontwikkeling gaat het over verwoorden van gevoelens en het bewaken en accepteren van grenzen in de omgang met elkaar. Internet brengt nieuwe risico's met zich mee waar jongeren zich niet altijd bewust van zijn. Zo kunnen ze de vraag krijgen of ze willen strippen of masturberen voor de camera. Onvoldoende bewust van de gevolgen kunnen ze hier gehoor aan geven. De beelden kunnen door de ander worden opgeslagen en verspreid, met alle nare gevolgen. Zorg dat het kind zich bewust is van dit openbare aspect van internet. (Bronnen: het pedagogisch kader kindercentra 4-13 jaar H4 seksuele ontwikkeling en van kinderseksualiteit.nl) Voor alle fases van de seksuele ontwikkeling geldt dat het belangrijk is dat er een juiste begeleiding gegeven wordt. Tevens zijn wij ons er van bewust dat bij de seksuele ontwikkeling, net als bij de andere ontwikkelingsgebieden, verschillen kunnen ontstaan in de gemiddelde ontwikkeling en in de realiteit. Het ene kind ontwikkelt zich anders dan de andere. Door met het kind over seksualiteit te praten wordt het als puber weerbaarder. Uit onderzoek blijkt dat pubers iets ouder zijn als ze voor het eerst met iemand naar bed gaan; dan ook vaker voorbehoedsmiddelen gebruiken; minder vaak te maken hebben met seks onder dwang. Kortom, door bewust met seksuele opvoeding bezig te gaan, geef je het kind daadwerkelijk iets mee voor later. In onze gedragscode kinderen en seksuele ontwikkeling, welke te vinden is in de protocollen/codes map op de locaties, omschrijven wij specifieker hoe wij de kinderen begeleiden in het omgaan met de seksuele ontwikkeling tijdens deze verschillende fases. Creatieve ontwikkeling De creatieve ontwikkeling is niet alleen de ontwikkeling van het creatief bezig zijn, het knutselen, maar ook van zelfexpressie (fantasie), het bedenken van mogelijkheden en oplossingen. Kinderen kunnen zich op verschillende manieren uiten. Door muziek maken, knutselen, dansen, fantasiespel, verhalen vertellen en zingen. Kinderen krijgen de ruimte om met verschillende mogelijkheden te experimenteren. Ze krijgen de mogelijkheid om met elkaar dingen te beleven en te leren. De pedagogisch medewerker speelt in op de wensen van kinderen, en vraagt zich af wat ze bezig houdt, ze betrekt de kinderen in de keuzes van activiteiten en thema’s. De pedagogisch medewerker, op haar beurt, gaat ook creatief om met verschillende situaties. Zo zal er niet voor ieder probleem hetzelfde antwoord zijn en wordt er zoveel mogelijk afwisseling aangebracht in het dagprogramma en het aanbod van activiteiten.
Pagina 15 van 25
Activiteiten Binnen Kids First COP groep leggen wij niet de nadruk op het resultaat van een activiteit. Voor ons is het belangrijk dat het kind kennis heeft gemaakt met bepaald materiaal, of bepaalde activiteiten, en dat het met plezier aan iets heeft gewerkt of deel genomen. Aandachtspunt in het aanbieden van een activiteit, in welke vorm dan ook, is dat het kind zoveel mogelijk op zijn eigen manier hieraan vorm kan geven. Kinderen worden niet gedwongen, maar wel gestimuleerd. De vrijwilligheid van deelname van activiteiten staat daarbij voorop. Spel en speelgoed Spelen en kinderen horen bij elkaar. Ieder kind speelt. Spelen zorgt voor plezier en is een belangrijk aspect in de ontwikkeling van een kind. Het kind ontdekt zijn eigen mogelijkheden waardoor het gestimuleerd wordt tot meer, en ander spel. Wij bieden het kind volop gelegenheid tot spelen, zowel binnen als buiten. Het buiten spelen neemt een belangrijke plaats in bij Kids First COP groep. Buiten kunnen kinderen, nog meer dan binnen, hun energie kwijt, zich uitleven, en ontladen. Ze komen in aanraking met verschillende elementen uit de natuur zoals de seizoenen met hun verschillende invloeden, planten en dieren. Er is telkens iets nieuws te ontdekken. Voor de buitenschoolse opvang streven wij naar een tuin met de mogelijkheid tot het verbouwen van groente en fruit en het laten groeien van bloemen. Wij willen aandacht besteden aan duurzaamheid en milieu. Spelmomenten zijn voor de pedagogisch medewerker erg geschikt om het kind te observeren. Mede hierdoor is zij in staat de ontwikkeling te volgen. Het materiaal bij Kids First COP groep is afgestemd op het ontwikkelingsniveau, de interesses en de mogelijkheden van de kinderen. De verschillende soorten speelgoed en hun eigenschappen worden in de werkplannen nader toegelicht. C. Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van de sociale competenties
Heeft een kind met andere kinderen gespeeld? Leert het kind omgaan met andere kinderen? Heeft het kind vriendjes?
Het begrip sociale competentie omvat een scala aan sociale kennis en vaardigheden, bijvoorbeeld het zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren, samen werken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen, het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. De interactie met leeftijdsgenootjes, het deel zijn van een groep en het deelnemen aan groepsgebeurtenissen biedt de kinderen een leeromgeving voor het opdoen van sociale competenties. Het geeft kinderen kansen zich te ontwikkelen tot personen die goed kunnen functioneren in de samenleving. Groepsvormen Kids First COP groep werkt bij voorkeur met verticale groepen; dat wil zeggen dat in een groep kinderen van verschillende leeftijden worden opgevangen. In een verticale groep binnen het kinderdagverblijf vindt geen overgang plaats naar een andere groep. Het kind blijft tot het naar de basisschool gaat op dezelfde groep. Wij werken echter ook met horizontale groepen, waarbij kinderen na 1 of 2 jaar worden overgeplaatst naar een andere groep. Een aantal locaties heeft van oorsprong namelijk horizontale groepen en/of ruimtes welke niet geschikt zijn voor een verticale groep.
Pagina 16 van 25
Een bijzondere plaats bij de groepsvormen neemt de 3+ combigroep in. Dit is een groep oudste dagopvang kinderen, welke buiten schooltijd samengaat met (een jongste groep) buitenschoolse opvang kinderen. Het geeft deze kinderen de mogelijkheid om langzaam aan het dagritme van de school en aan de buitenschoolse opvang te wennen. Kinderen van 3 jaar kunnen in deze groep worden geplaatst. Bij de buitenschoolse opvang vangen we bij voorkeur de kinderen vanaf 8 jaar op in een aparte stamgroep. Deze leeftijdsgroep vraagt een andere benadering als de jongere leeftijdsgroep. Communicatie, zelfstandigheid en begeleiding in plaats van leiding, speelt een steeds grotere rol. Bovendien hebben de oudere kinderen steeds meer behoefte aan vrijheid en willen ze niet continue rekening houden met de kleintjes. Dit kan alleen als er voldoende aantal kinderen van die leeftijd aanwezig zijn en de omvang en huisvesting van de BSO dat toelaat. Kids First COP groep werkt bij voorkeur met verticale groepen. Een verticale groep benadert de gezinssituatie. Jonge en oudere kinderen leren met elkaar omgaan. Zowel de jonge als de oudere kinderen leren van elkaar. Als de een iets niet kan gaat het met hulp van een ander vaak goed. Bovendien zijn er minder kinderen van dezelfde leeftijd waardoor de verschillende belangen afnemen. Bij de horizontale groepen proberen wij dit effect enigszins te bewerkstelligen middels open deuren beleid. De sociale ontwikkeling De sociale ontwikkeling heeft betrekking op het omgaan met elkaar, het kennen van eigen gevoelens, die van anderen en het daarmee omgaan. De groepsopvoeding heeft een positieve bijdrage aan de zelfredzaamheid en de sociale ontwikkeling. Wij stimuleren dat kinderen vaardigheden krijgen in het omgaan met elkaar en dat ze oog krijgen voor wat er in hun omgeving gebeurt. Op deze manier ontwikkelt zich het groeps- en saamhorigheidsgevoel. Kinderen leren rekening te houden met elkaar, conflicten op te lossen en inzicht te krijgen in de gevolgen van hun gedrag voor een ander kind. Kinderen leren niet alleen gedrag, maar ervaren ook dat daar gevoelens bij horen. Kinderen leren, afhankelijk van hun leeftijd, verschillende manieren om hun emoties te uiten. De pedagogisch medewerker De pedagogisch medewerker neemt emoties van kinderen serieus, zij herkent ze en verwoordt ze. Ze leert kinderen alternatieve uitingsvormen, wanneer er sprake is van lichamelijk of verbaal geweld. Alle kinderen reageren anders en uiten hun emoties op verschillende manieren. Dit wordt door de pedagogisch medewerker gerespecteerd. De pedagogisch medewerker geeft de kinderen de mogelijkheden zelfstandig, zonder bemoeienissen van de leiding, zaken op te lossen. Op de achtergrond zal de pedagogisch medewerker altijd aanwezig zijn. Wanneer het kind aangeeft de pedagogisch medewerker nodig te hebben, of als de pedagogisch medewerker dat zelf constateert, zal de pedagogisch medewerker daarop in gaan. Kids First COP groep vindt het belangrijk dat kinderen van de buitenschoolse opvang, die onderling een conflict hebben, uit de groep worden gehaald. Dit biedt de kinderen de mogelijkheid, zonder bemoeienissen van de groep, het conflict op te lossen. De pedagogisch medewerker zal kinderen die zich terug trekken en niet met hun problemen naar de pedagogisch medewerkers toekomen, extra stimuleren en aandacht geven om dat wel te doen.
Pagina 17 van 25
Open deuren beleid Vanuit de stamgroep bieden wij de kinderen de mogelijkheid hun horizon te verbreden middels een open deuren beleid. Daarbij letten wij op het welzijn van het kind. Het kan daarbij voorkomen dat kinderen hun stamgroep verlaten. Een bijna dagelijks terugkerend moment waarop dat plaats vindt, is tijdens het buitenspelen. De kinderen kunnen dan met kinderen van andere stamgroepen, leeftijdsgenootjes of juist kinderen van andere leeftijden, en andere leiding in contact komen. In een verticale groep kan het voorkomen dat er minder kinderen van dezelfde leeftijd aanwezig zijn. Wij bieden dan kinderen de mogelijkheid, in overleg met het kind en de pedagogisch medewerker van de andere groep, met leeftijdsgenootjes van een andere stamgroep te spelen. Daarnaast kunnen er leeftijdsgebonden activiteiten, zoals knutselen of bewegingsspelen, gepland zijn in een andere ruimte. Ook is het mogelijk dat de kinderen de stamgroep verlaten bij vieringen, zoals bij het Sinterklaas- en Kerstfeest. Groepen kunnen ook worden gesplitst; bijvoorbeeld de baby’s bij elkaar op een groep, zodat de oudsten gezamenlijk een activiteit kunnen ondernemen. Tevens kunnen kinderen van de dagopvang, wanneer de situatie dat toelaat, op de buitenschoolse opvang spelen. Kinderen van de buitenschoolse opvang mogen op hun beurt een kijkje nemen op het kinderdagverblijf. Wanneer het mogelijk is, mogen ze meehelpen met de verzorging van de kleintjes. Aan het begin van de dag voegen we groepen samen. De verlengde opvang van 7.00 uur begint in één groep. De dagopvang start bij aanvang met 2 stamgroepen in één ruimte, daarna splitsten zij zich en gaat de opvang in de eigen stamgroep verder. Aan het einde van de dag worden de groepen van de dagopvang weer per twee samengevoegd. De voorschoolse opvang vindt plaats in een aparte ruimte, dat kan zijn in een ruimte van de buitenschoolse opvang, maar ook in een ruimte op een andere locatie, bijvoorbeeld in een school. In noodgevallen, zoals tekort aan personeel, kan het voorkomen dat we groepen samenvoegen. Voor de buitenschoolse opvang neemt het open deuren beleid een belangrijke plaats in. Kinderen in de basisschool leeftijd hebben in toenemende mate behoefte aan vrijheid en moeten de mogelijkheid hebben om keuzes te maken. Waar en met wie, wil ik, wat doen. Het open deuren beleid biedt hen meer uitdaging.
D. Kinderen de gelegenheid bieden om zich normen en waarden, de cultuur van een samenleving eigen te maken Heeft een kind geleerd op respectvolle wijze met andere kinderen om te gaan? Wordt er op gelet dat de kinderen zich gedragen? Leren wat wel en niet mag: hoe je sociaal acceptabel te gedragen. Er zijn veel ongeschreven gedragsregels in de kinderopvang; je mag een ander geen pijn doen, samen delen, om de beurt, etc. Spelenderwijs en in de dagelijkse omgang met de kinderen proberen we ze bij te brengen hoe ze kunnen functioneren in een groter geheel: in de groep, in het centrum, in de maatschappij. Dit basisdoel beschouwen we als de kern van de opvoeding. We laten kinderen kennis maken met grenzen, normen en waarden maar ook met gebruiken en omgangsvormen in onze samenleving.
Pagina 18 van 25
De pedagogisch medewerker Binnen de groep heeft de pedagogisch medewerker een voorbeeldfunctie. Op deze manier brengt zij normen en waarden over aan een kind. Door de reactie van een volwassene leert het kind zijn of haar gedrag gewaardeerd wordt of juist afgekeurd. Door deze reacties heeft het kind na verloop van tijd zijn eigen waarden en normen ontwikkeld. De pedagogisch medewerker dient hierbij als voorbeeld; zij laat zien welk gedrag gewenst is door het zelf zo te doen. Ook een ander kind uit een groep kan als voorbeeld dienen, dit echter alleen in verband met goed gedrag en nooit met negatief gedrag. De pedagogisch medewerker benoemt positief gedrag en het kind of de groep wordt hiervoor gecomplimenteerd. Negatief gedrag wordt als zodanig benoemd en (kort) toegelicht en verder genegeerd. De pedagogisch medewerker verwoord wat er gebeurt tijdens sociale interacties zoals samen iets leuks doen, spannends, akeligs of verdrietigs of ontroerends beleven. De pedagogisch medewerker is zich bewust van bestaande vooroordelen, betreffende geloof, sociale klassen en sekse. Ze realiseert zich dat onze normen en waarden beïnvloed zijn door onze eigen omgeving waarin we zijn opgevoed. Inzicht in eigen normen en waarden en hoe die zich verhouden tot opvattingen van mede pedagogisch medewerker c.q. de opvattingen die Kids First COP groep voorstaat, verdienen continu de aandacht. We proberen kritisch te staan tegenover meningen en gedrag dat eruit voortvloeit. We proberen te voorkomen dat vooroordelen ontstaan. Stagiaires De pedagogisch medewerkers kunnen worden ondersteund door vrijwillige krachten of door stagiaires. Zij volgen een kindgerichte opleiding en zij draaien een bepaalde periode mee op de locatie. Stagiaires komen van verschillende opleidingen, bijv: - SPW3 + SPW4 - Snuffelstages: in overleg met de pedagogisch medewerksters Tijdens de stage verricht de stagiair activiteiten die functioneel zijn om de opleidingsdoelen te behalen.
Er wordt verwacht van de stagiair dat zij haar eigen leerproces bewaakt en dat ze bij problemen tijdig haar werkbegeleider inschakelt. De stagiair doet mee aan de verschillende taken binnen de peuterschool, zowel verzorgende als huishoudelijke taken. Na een inwerkperiode moet van een stagiair verwacht kunnen worden dat zij zelf een aantal taken zelfstandig uit kan voeren. Bijvoorbeeld voor een paar kinderen een activiteit bedenken.
Wat mag een stagiair niet: • • • • • • • • • •
Alleen met kinderen naar buiten; Alleen met kinderen op de groep; Kinderen temperaturen; De groep alleen afsluiten of openen; Medicijnen toedienen; Overdracht naar ouders dit alleen in overleg met de werkbegeleider; Zorg voor chronisch zieke kinderen; Alleen in een ruimte met een chronisch ziek kind; Chronisch ziek kind optillen zonder vooraf instructie/uitleg. De telefoon opnemen/bellen naar ouders tijdens de inwerkperiode, na de inwerkperiode eerst onder begeleiding. Telefoongesprekken en oudergesprekken dienen altijd teruggekoppeld te worden naar een vaste medewerker.
Pagina 19 van 25
De groep Kinderen moeten leren grenzen te respecteren, die samenhangen met het welbevinden van andere kinderen. Ze moeten leren geven en nemen, conflicten oplossen zonder geweld te gebruiken, om anderen te helpen, om te geven en te nemen, om leiding te geven en leiding te accepteren. Binnen de groepen zijn er afspraken gemaakt over omgangsvormen en gedragsregels, zoals elkaar niet slaan, elkaar met de naam aanspreken, op de beurt wachten, niet door elkaar heen praten. Het met elkaar omgaan, het maken van afspraken en het elkaar houden aan afspraken zorgen voor het eigen maken van waarden en normen.
3. Accommodatie De groepen kinderdagverblijven, peuterscholen (peuterspeelzalen) en de buitenschoolse opvang zijn gehuisvest in diverse panden. Per locatie zijn er dan ook verschillen in bouw en indeling. Op basis van het pedagogisch beleid wordt gekozen voor:
groepsruimten die met elkaar in verbinding staan; dit verhoogt de flexibiliteit en kinderen en pedagogisch medewerker van diverse groepen hebben contact. Dit stimuleert een open sfeer. de mogelijkheid voor ouders tot het drinken van een kopje koffie of thee bij aanvang bij het brengen aan het begin van de dag. groepsruimten die met verschillende hoeken voor diverse activiteiten; kinderen kunnen zich terug trekken, drukke – en rustige activiteiten kunnen worden gesplitst. een gevarieerde buitenruimte met zand, gras, tegels, bomen, struiken e.d. een tuin met planten en mogelijk een groentetuintje en fruitbomen. een groen en stimulerende omgeving in nabijheid van speeltuin, trapveldje en overige voorzieningen, zoals bibliotheek en sportaccommodaties. goede bereikbaarheid met mogelijkheid tot parkeren en fietsen stallen.
4. Vroegtijdige onderkenning ontwikkelingsstoornissen/zorgroute De pedagogisch medewerker observeert de kinderen. Het doel is om te kijken naar het welbevinden van ieder kind en het functioneren met betrekking tot de al genoemde basisdoelen en ontwikkelingsaspecten. De ”maatstaf” om te kijken of een kind in ontwikkeling achter blijft of voor loopt, is het “normale” kind. Normaal wil zeggen dat een kind niet opvalt omdat alles goed verloopt en de ontwikkeling in overeenstemming is met de leeftijdsgebonden ontwikkelingsfases. Uiteraard heeft ieder kind zijn bijzonderheden maar als die niet leiden tot gevolgen die blijvend nadelig zijn dan vallen ze onder het “normale”. Wanneer wij vermoeden dat iets met een kind aan de hand is zullen wij dit zo snel mogelijk aan de ouders kenbaar maken. Samen met de ouders worden er afspraken gemaakt en wordt er eventueel besloten deskundige hulp in te schakelen. Kids First COP groep zal zonder medewerking van ouders geen deskundige hulp inschakelen. Uitzondering hierop is wanneer vermoeden van kindermishandeling bestaat. Dan hebben wij het recht hiervan melding te maken bij Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), waarbij wij zullen handelen volgens de voor de kinderopvang verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Observeren en signaleren Een kind dat zich prettig en op zijn gemak voelt is open, nieuwsgierig, levenslustig, tevreden, ontspannen, vol zelfvertrouwen en evenwichtig. Soms, door verschillende redenen, gaat de ontwikkeling van het kind niet goed.
Pagina 20 van 25
De ontwikkeling kan door omgevingsfactoren, karakter of (medische) afwijking een achterstand oplopen. Kinderen kunnen dit op verschillende manieren laten zien. Kenmerken kunnen zijn: gesloten, afwerend, lusteloos, ontevreden, gespannen, onzeker of onevenwichtig gedrag. Het observeren van het welbevinden en betrokkenheid van het kind kan een goed instrument zijn om het functioneren van het kind op de dagopvang of peuterschool beter en prettiger te laten verlopen. De pedagogisch medewerkers hebben een belangrijke taak bij het signaleren van de problemen, omdat zij/hij het kind goed kunnen volgen in de eigen ontwikkeling en kunnen vergelijken met de andere kinderen. Soms loopt de ontwikkeling van een kind niet zoals gewenst (gedragsproblematiek, taalontwikkeling, et cetera). Wanneer zij zorgen hebben over een kind, nodigen zij de ouders uit voor een gesprek. In eerste instantie proberen zij samen met de ouders een oplossing te vinden. Soms is de problematiek te ingewikkeld en is het nodig de hulp van een deskundige in te schakelen. De pedagogisch medewerker informeert de ouders voorzichtig en zorgvuldig over haar zorgen betreffende hun kind en bespreekt eventueel een stappenplan/plan van aanpak. Eventueel kan zij helpen de weg te vinden naar deskundige hulp en/of met medewerking van een gedragsdeskundige/het CJG. Indien gewenst kan de pedagogisch medewerker contact opnemen met andere bij het kind betrokken organisaties (met toestemming van de ouders) en doorverwijzen als een kind meer hulp of ondersteuning nodig heeft dan binnen de peuterschool geboden kan worden. Kids First COP groep is aangesloten bij de verwijsindex. Tijdens de bezoeken van de wijkmanager en in het teamoverleg is er aandacht voor de omgang met en ontwikkelingen van kinderen en de specifieke problemen die pedagogisch medewerkers daarin ervaren. Jaarlijks worden op de informatiemarkt van de organisatie pedagogisch medewerkers geïnformeerd over verdere ontwikkelingen rondom zorg. Door training en ervaring kan de pedagogisch medewerker problemen en afwijkend gedrag van peuters signaleren. Na observeren en het verzamelen van signalen worden de ouders hierover ingelicht. In een observatie wordt een duidelijk en gedetailleerd beeld beschreven van het kind. Protocol Wanneer een pedagogisch medewerker een probleem signaleert treedt het volgende protocol in werking: De verantwoordelijkheid voor signalering ligt bij de pedagogisch medewerker van het kind, zij is ook aanspreekpunt. 1. De
pedagogisch medewerker maakt zich zorgen over een kind Waarover maak je je zorgen? Het kind observeren en vastleggen op het formulier inventarisatie zorgvragen. Zorgen delen en bespreken met collega pedagogisch medewerkers. Observaties in een (verkennend) gesprek voorzichtig voorleggen aan de ouders.
2. Handelingen pedagogisch medewerker Overleggen met wijkmanager. Informeren aan ouders over inschakelen deskundigen: overleg wijkmanager, CJG of Wij team. Eventueel inschakelen gedragsdeskundige, bijvoorbeeld Cedin voor gerichte observatie.
Pagina 21 van 25
Contact onderhouden met de ouders ( bij inschakelen gedragsdeskundige) Ontwikkelingen en contacten vastleggen in kind dossier. Opstellen plan van aanpak (zie groepsplan/individueel handel plan) Bespreken met IB-er basisonderwijs of CJG. Maak vermelding verwijsindex en breng ouders hiervan op de hoogte.
3. Plan van aanpak Peuterobservaties en informatie (logboek) vastleggen. Verzamelen gegevens over probleem/gedragsdeskundige. Benaderen deskundigen betreffende voortgang/oplossing. Eventuele mogelijkheid doorverwijzing aangeven (bijv. MKD) in samenwerking met gedragsdeskundige of CJG. Zij verwijzen door naar externe hulp instanties. 4. Nazorg Specifieke informatie doorgeven in overdracht naar basisonderwijs. Ook zorg-documentatie aan ouder meegeven. Bespreken bij “warme overdracht”. Bij informatievraag zorginstelling: informatie doorgeven .(peutervolgsysteem en Cito toetsen) met toestemming van ouders. Bij wachtlijst mag het kind eventueel langer op de opvang blijven(overleggen met de wijkmanager). NB. zie ook meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Vroegsignalering 0 – 4 jarigen Doel Het verbeteren van de signalering en de aanpak van ontwikkelingsproblemen bij jonge kinderen. Het creëren van een laagdrempelige toegang tot vroege diagnostiek en vroege interventies. Doelgroep Alle kinderen tussen 0 en 4 jaar bij wie vragen zijn over meerdere facetten van de ontwikkeling en/of gedragsproblemen. Inbedding De pedagogisch medewerker in de voorschoolse voorziening kan een gedragswetenschapper inzetten als er vragen zijn over de ontwikkeling van een kind. Het gaat hier om het inzetten van een deskundige, niet zozeer om het afstemmen van zorg. De inzet is niet bedoeld om complexe problemen op meerdere terreinen in het gezin op te lossen. Daarvoor zijn andere routes nodig. Rol gedragswetenschapper De gedragswetenschapper wordt ingeschakeld voor het nader verkennen van het probleem en eventueel voor het uitvoeren van lichte diagnostiek. Op basis hiervan worden adviezen gegeven of vindt zo nodig doorverwijzing plaats. Ouders worden uiteraard actief bij het hele proces betrokken.
Pagina 22 van 25
Werkwijze De voorschoolse voorziening signaleert het probleem en doet samen met ouders de aanmelding bij een gedragswetenschapper . De pedagogisch medewerker van de voorschoolse voorziening overlegt evt. (met toestemming van ouders) met de gedragswetenschapper of een JGZ-verpleegkundige van het CJG en de wijkmanager. Voor beide routes geldt dat het aanmeldformulier in overleg met ouders wordt ingevuld en verstuurd naar of Cedin, of de organisatie waarbij de gedragswetenschapper werkt. De gedragswetenschapper neemt contact op met ouders en aanmelder (voorschoolse voorziening) over in te zetten traject en voert dit uit. Mogelijkheden: - psychologisch onderzoek - observatie PSZ/KDV/thuis - begeleiding bij vinden van passend onderwijs dan wel vervolgtraject Gedragswetenschapper rondt af met adviesgesprek met ouders en aanmelder. Verslag hiervan gaat naar ouders en aanmelder. JGZ (indien betrokken)houdt zicht op vervolg (navraag consultatiebureau, uitnodigen extra consult, telefonisch). In ieder geval een half jaar na afloop follow-up. Beschikbare materialen: - Inzet Gedragswetenschapper (bijv. Cedin (informatieblad) - Aanmeldformulier Inzet gedragswetenschapper Vroeg signalering 0 – 4 jarigen Wat is de mogelijke inzet van de gedragswetenschapper? De psycholoog / orthopedagoog die wordt ingezet heeft ruime kennis van en ervaring met het onderzoeken van jonge kinderen met gedragsproblemen en mogelijke ontwikkelingsproblematiek. De term ‘onderzoek’ dient hier breed opgevat te worden. Een observatie thuis of in de peuterspeelzaal kan soms meer informatie opleveren dan een gestandaardiseerde psychologische test. Een gesprek met een ouder waarin doorgevraagd wordt op een oplossingsgerichte manier en waarbij de koppeling wordt gemaakt met videobeelden is soms voldoende om tot goede advisering te komen. De keuze hoe te onderzoeken zal steeds afhangen van de vraag die wordt gesteld en de analyse van de signalen die zijn afgegeven door de medewerker van de peuterschool of het kinderdagverblijf. De mogelijkheden voor onderzoek:
Onderzoek naar cognitieve mogelijkheden Psychologisch onderzoek naar mogelijke ontwikkelingsstoornissen of gedragsproblematiek (vragenlijsten afnemen en interpreteren) Observatie (evt. met behulp van video-opname) thuis en in peuterspeelzaal of kinderdagverblijf Consultatieve gesprekken met ouders en professionals rondom het kind
Pagina 23 van 25
Bij welke kinderen (vragen) kan je denken aan het inschakelen van de gedragswetenschapper? Een voorbeeld ter illustratie: De pedagogisch medewerker meldt in een overleg dat een kind nooit praat tegen andere kinderen, maar volgens moeder wel praat tegen ouders en broer. De pedagogisch medewerker krijgt geen grip op het probleem. Het resultaat Altijd zal onderzoek moeten leiden tot een advies aan ouders en/of begeleiders van het kind. Afhankelijk van de vraagstelling: Een opvoedingsadvies voor ouders • Een advies voor extra aandacht op de peuterschool/ het kinderdagverblijf • Een advies voor doorverwijzing naar zwaardere hulpverlening • Een advies voor een passende opvangsetting Het advies wordt gerapporteerd aan ouders en de betrokken aanmelder, zodat er zicht blijft op het vervolg. Aanmeldformulier Vroeg signalering vanuit het CJG of voorschoolse voorziening Toelichting: JGZ-verpleegkundige of medewerker voorschoolse voorziening vult het aanmeldformulier zoveel mogelijk in, in overleg met ouders. Het ingevulde formulier wordt gestuurd of gemaild naar Cedin, of de organisatie waarbij de gedragswetenschapper werkt.
5. Ouderbetrokkenheid Oudercommissie Elke locatie van Kids First COP groep heeft een oudercommissie. De oudercommissie is een aanspreekpunt voor ouders. De oudercommissie heeft een adviserende en meedenkende rol bij zaken en besluiten die opvanglocatie aangaan. Het reglement van de oudercommissie ligt ter inzage op de locatie. Centrale Oudercommissie De medezeggenschap van ouders in de gehele organisatie is geregeld in de Centrale Oudercommissie (COC). De centrale oudercommissie stelt zich, als vertegenwoordiging van de oudercommissies, ten doel de gemeenschappelijk belangen van ouders en kinderen op centraal niveau te behartigen en te adviseren ten aanzien van kwaliteit van kinderopvang. Ouderparticipatie Om ouders te betrekken bij de opvanglocatie, organiseert de locatie tenminste één keer per jaar een ouderavond. Het streven is om ouders bij tenminste twee vieringen actief mee te laten doen en mee te laten vieren. In geval van nood op een peuterschoollocatie kunnen we een ouder vragen om mee te helpen op de groep. PeuterVolgSysteem We werken met het PeuterVolgSysteem (CITO). Alleen het kind met VVE indicatie wordt op verschillende momenten gedurende de 2 jaar geobserveerd. Het team observeert het kind aan de hand van een observatielijst op een aantal gebieden waaronder: zelfredzaamheid, weerbaarheid, motoriek, relatie met anderen, spelen, welbevinden,
Pagina 24 van 25
werken, creativiteit, zelfregeling, taal en cognitieve ontwikkeling. Zo kan het team de ontwikkeling van het kind volgen en beoordelen en zien hoe het kind speelt en werkt. De bevindingen worden besproken met de ouders. Overdrachtsgesprek Op het moment dat het kind de leeftijd van 4 jaar heeft bereikt, volgt de stap naar het basisonderwijs. Om deze overgang zo goed mogelijk te laten verlopen is een overdrachtsformulier ontwikkeld. Ouders worden uitgenodigd voor een gesprek en tijdens dit gesprek komt het overdrachtsformulier aan de orde. Het formulier is door de pedagogisch medewerker ingevuld. Tijdens het gesprek wordt de ontwikkeling van het kind op de peuterschool/het kindercentrum besproken en wordt aangeven of er nog bepaalde aspecten op de basisschool in de gaten gehouden moeten worden. Na afloop van het gesprek wordt het formulier, met toestemming van de ouders, verzonden naar de desbetreffende basisschool.
6. Werkplannen Het pedagogisch beleid is van toepassing op alle groepen van kinderdagverblijven, peuterscholen (peuterspeelzalen) en buitenschoolse opvang. Het is algemeen geldend. Vanuit een pedagogisch beleid wordt een werkplan opgesteld. Dit is een praktische uitwerking van het pedagogisch beleid. Hierin wordt uitgebreid beschreven hoe er dagelijks met de kinderen wordt gewerkt. Elke locatie heeft een eigen werkplan. In de werkplannen komen o.a. de volgende zaken aan de orde, verzorging, voeding, dagindeling, activiteiten, uitwerking ontwikkelingsaspecten, aanbieden van speelgoed en materialen en het vieren van feesten.
Pagina 25 van 25