Pedagogisch beleidsplan BSO de SpeelKuil (versie 1.1)
Inhoud 1. Inleiding 2. Bieden van emotionele veiligheid 3. Eetmomenten 4. Huisregels omgeving 5. Emotionele veiligheid in de groep 6. Emotionele veiligheid en activiteiten 7. Emotionele veiligheid en spelmateriaal 8. Gelegenheid tot ontwikkelen van persoonlijke competentie 9. Persoonlijke competentie en leid(st)er – kind interactie 10. Persoonlijke competentie en binnen – buitenruimte 11. Persoonlijke competentie en de groep 12. Persoonlijke competentie en activiteiten 13. Persoonlijke competentie en spelmateriaal 14. Gelegenheid tot ontwikkelen van sociale competenties 15. Sociale competentie competentie en leid(st)er – kind interactie 16. Sociale competentie en binnen – buitenruimte 17. Sociale competentie en de groep 18. Sociale competentie en activiteiten 19. Sociale competentie en spelmateriaal 20. Eigen maken van normen en waarden, cultuur 21. Eigen maken van normen en waarden en leid(st)er – kind interactie 22. Eigen maken van normen en waarden en de groep 23. Eigen maken van normen en waarden en activiteiten 24. Eigen maken van normen en waarden en spelmateriaal 25. Ouders 26. Aanwezigheid volwassenen
1. Inleiding WelterKuil heeft gekozen voor een opvangmethode volgens de methode van dhr. Thomas Gordon. Gordon was een Amerikaans psycholoog die in 1962 startte met het samenstellen van een cursus .Hij deed dit omdat hij in zijn praktijk, waar hij therapie gaf aan kinderen, vaak geconfronteerd werd met stoornissen in de ouder-kind-relatie, tiener-rebellie en jeugdcriminaliteit. Hij zocht de kern op van deze problemen en ontwikkelde een communicatietraining voor de ouders Kom op voor je eigen wensen, speel in op de behoeften van het kind en houdt rekening met elkaar. Uitgangspunt van de Gordonmethode is gelijkwaardigheid. Pedagogische visie Het kind staat centraal in onze visie. Het moet zich kunnen ontwikkelen in een eigen tempo. Voorop bij de BSO staat dat het voor het kind ‘vrije tijd’ is. Doelstellingen: 1. Bieden van emotionele veiligheid 2. Ontdekken en benutten van persoonlijke competenties 3. Ontwikkelen van sociale competenties 4. Meehelpen in het eigen maken van normen, waarden en cultuur Deze doelstellingen krijgen vorm door de pedagogische inzet vanuit De SpeelKuil. Deze hebben we onderverdeeld in 5 pijlers. 1. De leid(st)er-kind interactie 2. Binnen- en buitenruimte 3. De groep 4. Activiteiten 5. Spelmateriaal Hieronder worden de doelstellingen uitgewerkt vanuit de pedagogische inzet om zo een beeld te krijgen hoe wij werken en willen werken. 2. Bieden van emotionele veiligheid Veiligheid wordt bepaald door vaste en sensitieve verzorgers, aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten en de inrichting van de ruimte. De leid(st)er-kind interactie Wij vinden het belangrijk dat er een band opgebouwd kan worden tussen de leid(st)er en het kind. De leid(st)ers op de BSO hebben minimaal een MBO opleiding op (sociaal)pedagogisch, sport/lichamelijk, sociaal-cultureel of cultureel/kunstzinnig vlak. De BSO-groep in de SpeelKuil zal maximaal uit 26 kinderen bestaan (1 groep van 10, 1 groep van 16 kinderen). De groepen zijn ingedeeld naar leeftijd ( 4 – 7 en 7 – 12 jaar). Soms kiezen kinderen er voor om in de oudere of jongere groep te verblijven. Voor deze groepen hebben wij vaste leid(st)ers ingezet, zodat de kinderen altijd met dezelfde leiding te maken hebben. Als er zaken zijn aangaande de kinderen die besproken moeten worden zal de leid(st)er bso de ouder(s) (en het kind) uitnodigen voor een gesprek. Stagiaires kunnen ook worden ingezet die de opleiding SPW3 of SPW4 volgen. We gaan uit van een kind-leid(st)er ratio van 1:10. Hoe gaan de leid(st)ers met de BSO kinderen om: 1. Respectvol en voor ieder kind aandacht, positieve bijdrage leveren aan het zelfbeeld van het kind 2. Communicatie volgens de Gordon-methode. De Gordon methode is een manier van omgaan met anderen, zowel met kinderen als met volwassenen, die leidt tot meer zelfstandigheid, zelfvertrouwen en groei bij opvoeder en kind. Het gaat er hierbij om dat er in relaties op een plezierige, evenwichtige manier oplossingen voor problemen worden gevonden, zonder dat er verliezers zijn.
3. Keuze vrijheid van het kind binnen een aantal regels die gelden op de BSO. 4. Wij zien een kind als deel van de samenleving en behandelen een kind ook als dusdanig 5. Actieve deelname van de leid(s)ters aan de activiteiten. Dit betekent NIET dat er dingen uit handen genomen worden van het kind maar dat een leid(st)er initiërend is voor de activiteiten. De leid(st)er geeft de aanzet, speelt mee en/of geeft wending aan het spel daar waar nodig. 6. Spelen de kinderen zelf, dan wordt dit niet verstoord. 7. Inspelen op het karakter van het kind maar ook het kind mee te helpen om de eigen grenzen op te zoeken om een zelfstandig individu te worden. 8. Kinderen veel dingen zelf laten doen en ze ook het vertrouwen geven dat ze het kunnen ( bv zelf drinken inschenken en brood smeren) 9. Inspraak van de kinderen door het houden van vergaderingen waarbij kinderen actief aan kunnen deelnemen. Kinderen kunnen zelf punten aandragen evenals de leid(st)ers. 10. Duidelijkheid en structuur bieden. Er gelden op de BSO een aantal regels (zie verder). Daarnaast gaan we met de kinderen afspraken maken. De vergadering met de kinderen zal hiervoor gebruikt gaan worden om gezamenlijk de regels te maken 11. Leid(st)er weet kenmerken van het kind (kenmerkenkaart). 12. Als een kind op de BSO ziek van school komt of ziek wordt, zal de ouder(s) altijd op de hoogte gesteld worden. Met de ouder zal overlegd worden wat de te nemen stappen zijn. Is er sprake van een ziekte waarbij het kind geweerd moet worden (wij volgen de richtlijnen van de GGD) zal het kind opgehaald dienen te worden. WelterKuil heeft afspraken met de huisarts, dr. Aarts. Wij kunnen altijd langs komen met kinderen die een ongeval hebben gehad. Een kopie van de zorgpas wordt bewaard in het dossier op kantoor. 3. Eetmomenten Tijdens de diverse eetmomenten zullen de leid(st)ers de kinderen leren hoe netjes aan tafel wordt gegeten. Hen wordt op een speelse manier geleerd wat de regels zijn binnen De SpeelKuil. Indien kinderen speciale voeding nodig hebben, kan dit aangegeven worden tijdens het intakegesprek. Warme maaltijden die meegegeven worden, zullen in onze ijskast in onze gesloten keuken worden bewaard. Het eten kan in onze magnetron danwel au bain marie opgewarmd worden. Binnen- en buiten ruimte Binnen ruimte De BSO bestaat uit 2 ruimtes. Maximaal kunnen we 26 kinderen plaatsen. De benedenruimte wordt elke dag opnieuw ingericht, omdat de ruimte ook door andere gebruikers wordt gebruikt. In de ruimte staan o.a. een tafel waar de kinderen aan kunnen eten/drinken maar ook kunnen spelen. In deze ruimte staan tevens speelgoed en spelletjes. De bso wordt voordat de opvang start ingedeeld in gezellige hoeken met materiaal voor jongens en meisjes. De materialen zijn aangepast aan de leeftijdsgroep. In overleg met ouders/verzorgers kan de leiding met de oudere kinderen huiswerk begeleiden. De bso heeft geen buitenruimte die aangrenzend aan de ruimte ligt. Met de kinderen kunnen we naar de Kuil, die achter de opvangruimte ligt. Via een pad kan naar dit plein worden gelopen. Straten hoeven niet worden overgestoken. Materialen worden bij het naastgelegen kindercentrum uit de tuin meegenomen. De BSO ruimte wordt dagelijks gelucht. Continue staan er een aantal ventilatieroosters open. De afzuiginstallatie zorgt ervoor dat de lucht van binnen uit wordt afgevoerd naar buiten. De bovenverdieping is ingericht door WelterKuil. Deze ruimte wordt alleen gebruikt door WelterKuil. Verschillende hoeken zijn ingericht, bijv. een bouwhoek, meidenhoek, knutselhoek.
4. Huisregels voor veilige omgeving De kinderen kunnen tussen 07:00 u. en 09.00 u. gebracht worden, ook tijdens schoolvakanties of lesvrije dagen. Tussen de middag kunnen kinderen tussen 12:30 u. en 13:30 u. gehaald of gebracht worden. Tussen 16.30 uur en 19:00 uur kunnen de kinderen weer door de ouders opgehaald worden. Wij hebben bewust voor deze breng- en haaltijden gekozen om de rust in de groep zoveel mogelijk te kunnen waarborgen. Voor de voorschoolse opvang zal vanaf 07.00 uur een leid(st)er de kinderen ontvangen. De leid(st)er verzamelt de kinderen 10 minuten voordat de school begint. Vervolgens vertrekt hij/ zij met de kinderen naar school. Voor de veiligheid zal hij/zij achter de groep aanlopen. Na schooltijd (12.30 uur of 14.30 uur) zal de bso leid(st)er de kinderen aan school ophalen Het halen en brengen van de kinderen gebeurt door de leid(st)ers. De kleinste kinderen worden tot aan de klas naar binnen gebracht. Als kinderen door de ouders worden opgehaald, dienen zij zich af te melden bij leiding. Aan school: - Kinderen verzamelen bij de bank naast ouderencentrum St. Anna. - Jonge kinderen worden uit de cirkel gehaald. - Als alle kinderen aanwezig zijn, worden de kinderen bij het hek geteld en de namen worden op de lijst afgevinkt. - Kinderen lopen van school hand in hand (4 – 6 jarigen), de ouderen lopen naast elkaar naar WelterKuil. - Leiding loopt voor- en achter de groep, een stagiaire in het midden. - Bij de bso aangekomen, worden de kinderen van de stampgroepen verdeeld. Een deel gaat naar de bovenverdieping, het andere deel naar de benedenverdieping. - Nadat jassen zijn opgehangen en schoenen zijn uitgedaan, gaan de kinderen naar het toilet. Daarna wassen zij hun handen en gaan aan tafel waar zij fruit eten en wat drinken. - Iedereen mag vertellen over de dag, het hoeft niet. - Nadat iedereen klaar is met fruit/drank worden de activiteiten aangeboden, kinderen kiezen wat zij willen doen. - Bij goed weer zal de leiding altijd naar buiten gaan met de kinderen. - Bij het naar buiten gaan worden kinderen door de leiding begeleid. - Materiaal wordt meegenomen in de handkar die van tevoren klaar is gemaakt. Buitenruimte WelterKuil beschikt niet over een eigen buitenruimte. Kinderen gaan naar het plein achter de bso. De leiding kan ook besluiten om naar de Weltervijver te gaan of een wandeling te maken. 5. Emotionele veiligheid en de groep Het is belangrijk dat de kinderen een band kunnen opbouwen met de groepsleid(st)er(s) maar het is ook belangrijk dat er bekende leeftijdsgenoten in de groep aanwezig zijn. Groepsgenoten kunnen op jonge leeftijd al een bron van veiligheid vormen. In een vertrouwde groep kunnen kinderen gevoelens van verbondenheid en sociale verantwoordelijkheid ontwikkelen. Wij zijn er geen groot voorstander van dat kinderen alleen tijdens bijvoorbeeld vakanties aanwezig zijn. Er wordt dan minder makkelijk een band met zowel de kinderen als de leid(st)ers opgebouwd en dit kan afbreuk aan de veiligheid doen. De groep zal onderverdeeld worden qua leeftijd omdat er grote verschillen in interesses zijn. Alle kinderen worden gerespecteerd met ieder hun eigenheid. Wel proberen we binnen een groep de ‘stillere’ kinderen ook aan bod te laten komen. Dit doen we door de leid(st)ers bewust aandacht te geven aan deze kinderen. Drukke kinderen krijgen de mogelijkheid om hun energie kwijt te kunnen vaak door actieve spelletjes. Kinderen met storend en verstorend gedrag worden hier op aangesproken vanuit de Gordon-methode. Blijft het
gedrag zich herhalen dan zal het kind even apart gezet worden. Dit zal tijdens de overdracht met de ouders altijd aangegeven worden. De kinderen worden gestimuleerd om samen te spelen, samen te delen en samen te communiceren. Emotionele leermomenten worden ook geregeld in de groep besproken (verdriet, pijn, conflict, grapjes). Kinderen met afwijkend gedrag die naar speciaal onderwijs gaan, kunnen ook opgevangen worden, mits de veiligheid van de groep niet in het gedrang komt. Dit wordt uiteraard van tevoren met ouders/verzorgers besproken. 6. Emotionele veiligheid en activiteiten De kinderen kunnen zelf een activiteit kiezen. Er worden 2-3 activiteiten aangeboden waarvan buitenspelen in ieder geval 1 activiteit is, mits het weer het toelaat. De kinderen worden gestimuleerd om naar buiten te gaan. Buitenspelen is goed voor het opbouwen van de weerstand. Buiten spelen is nodig voor de motorische en sociale ontwikkeling. Kinderen die onvoldoende buiten spelen worden in deze ontwikkeling geremd. Een kind leert buiten wat zijn grenzen zijn en die van anderen. Fysieke spelletjes zijn met name voor jongens erg belangrijk voor hun ontwikkeling. Een kind leert rechtvaardigheid op het speelplein, en op straat,in het spel met andere kinderen, Daarom is het duidelijk dat het buitenspelen van steeds groter belang is geworden. Kinderen leren er ook vriendschappen maken. De sociale identiteit ( wat vinden mensen van mij) wordt met name op het schoolplein vormgegeven. Het vormen van een positieve identiteit is van doorslaggevend belang voor het goed doorlopen van de pubertijd. Een negatieve sociale identiteit draagt het risico in zich van het aansluiten bij risicogroepen tijdens de puberteit. De leid(st)er is ‘passief-actief’ aanwezig. Het wisselt per situatie. Bij veel actieve spelletjes vinden de kinderen het leuk als de leid(st)er ook meedoet en zal de leid(st)er zich actief in zetten. Bij andere activiteiten is het juist goed dat de kinderen samen spelen. Kinderen leren om conflicten zelf op te lossen, samenspelen en van elkaar te leren. De leid(st)ers zal kinderen ondersteunen waar ze er zelf niet uitkomen en handvatten geven zodat de kinderen uiteindelijk zelf met de oplossing komen. Soms is ingrijpen onvermijdelijk en zal de leid(st)er de grens aangeven. Hierbij zal altijd uitgelegd worden waarom het zo gebeurt en wordt het incident met de betrokkenen besproken. 7. Emotionele veiligheid en spelmateriaal De kinderen weten waar het speelgoed staat omdat het speelgoed vaste plekken heeft. Dit geeft duidelijkheid en structuur. Er is ook speelgoed/materiaal dat hoog staat. Het is duidelijk voor de kinderen waarom dit hoog staat en dat voor dit materiaal toezicht van de leid(st)er nodig is Er worden afspraken met de kinderen gemaakt dat het materiaal na gebruik opgeruimd wordt, voordat er met ander materiaal gespeeld gaat worden. Geregeld wordt er nieuw materiaal aangeschaft of van speelmateriaal gewisseld. Aan de kinderen wordt de vraag gesteld wat ze graag willen hebben om mee te spelen. Onbekend nieuw materiaal zal door actieve ondersteuning van de leid(st)er ingebracht worden. Naast de ‘normale’ activiteiten worden er af en toe extra activiteiten aangeboden. Hier kunnen de kinderen kennismaken met andere organisaties op het gebied van muziek,lezen, sport en spel etc. Deze activiteiten worden voor het gehele jaar ingepland. Er is rekening gehouden dat het geen ‘overkill’ aan activiteiten is omdat dit voor sommige kinderen te onrustig wordt. Tijdens de vakantie BSO zal er door de leid(st)ers een activiteitenaanbod samengesteld worden waarbij we ook wel uitstapjes gaan maken 8. Gelegenheid tot het ontwikkelen van de persoonlijk competentie Bij jonge kinderen zijn exploratie en spel de belangrijkste middelen om greep te krijgen op hun omgeving. Door exploratie ontdekt het kind nieuwe handelingsmethoden die vervolgens in het spel worden geoefend en uitgebouwd. Exploratie en spel zijn wezenlijk gemotiveerd,
de kwaliteit hiervan is een voorspeller voor de latere creativiteit, onafhankelijkheid en veerkracht. Er zijn 3 factoren die exploratie en spel kunnen bevorderen. 1. Inrichting van de ruimte en aanbod van materialen en speelgoed 2. Vaardigheden van de leid(st)ers in het uitlokken van begeleiden van spel. 3. Aanwezigheid van bekende leeftijdsgenoten Deze factoren worden hieronder weer uitgewerkt in de vijf vormen van pedagogische inzet. 9. Persoonlijke competentie en de leid(st)er-kind interactie We gaan uit van een positieve benadering van het kind. Kinderen worden beloond, gecomplimenteerd bij positief gedrag. De leid(st)ers proberen de kinderen hun eigen grenzen te leren kennen en te verleggen. Ervaring leert dat een kind door individuele aandacht van de leid(st)er de grens eerder leert te verleggen. In een groep hinkelen als je niet kunt hinkelen, kan voor een kind te confronterend zijn. Samen oefenen met de leid(st)er geeft individuele aandacht en zelfvertrouwen. Wij vinden het ook belangrijk dat de kinderen de ruimte krijgen om te ontdekken en te spelen. Leid(st)ers laten de kinderen dan ook binnen de gestelde grenzen zelf hun gang gaan af en toe met inbreng of bevestiging. 10. Persoonlijk competentie en de binnen- en buitenruimte Kinderen krijgen aangereikt wat ze wel en niet in welke ruimte mogen doen. Alle vaardigheden (motorische, cognitieve, creativiteit etc) komen aan bod in de ruimte als totaal. Leid(st)ers observeren kinderen en weten wat ze leuk vinden en waar ze goed en minder goed in zijn. Leid(st)ers spelen hier op in en kijken wat een kind op dat moment nodig heeft of waar het nog niet zo goed in is en probeert een kind hierin te stimuleren. Doordat kinderen de ruimte krijgen om te ontdekken kunnen er ongelukken gebeuren. Leid(st)ers zijn op de hoogte van de aandachtspunten van de risicoinventarisatie en registreren ongevallen. Over de ongevallen wordt onderling maar ook met de kinderen besproken om het in de toekomst te voorkomen. In het kindercentrum is een gekeurde verbanddoos aanwezig en tijdens uitstapjes wordt een verbandtrommel meegenomen. 11. Persoonlijke competentie en de groep Het individuele kind in de groep De centrale vraag voor een leid(st)er aan het einde van de dag: heb ik ieder kind vandaag individuele aandacht gegeven? Het hoeft maar een klein gebaar te zijn maar wij vinden belangrijk dat het kind gezien wordt. De groep als leeromgeving voor het kind .We leren de kinderen om als groep te functioneren. Kinderen leren veel van elkaar, leren hoe er op je gereageerd wordt, dat je op je beurt moet wachten etc. De leid(st)er maakt bepaalde situaties bespreekbaar om er als groep over te praten. 12. Persoonlijke competenties en activiteiten Ons uitgangspunt is het aanbieden van een gevarieerd aanbod van activiteiten op het gebied van muziek, beweging, dans, creativiteit, cognitie, taal en motoriek. Onze insteek is ‘leer mij het zelf te doen’ 13. Persoonlijke competenties en spelmateriaal Het spelmateriaal is gekozen om een gevarieerd aanbod te hebben (zie boven) waarbij afwisseling is tussen individueel gebruik en samenspel. 14. Gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties
De interactie met leeftijdsgenoten, het deel zijn van een groep en het deelnemen aan groepsgebeurtenissen biedt kinderen een leeromgeving voor het opdoen van sociale competenties. 15. Sociale competentie en de leid(st)er-kind interactie De positie van de leid(st)er is situatie afhankelijk. Onze insteek is in eerste instantie dat kinderen van elkaar leren en zelf dingen kunnen oplossen. Soms is het nodig om hierin te sturen en kan een gebeurtenis voor de leid(st)er aanleiding zijn om er met de groep over te praten. 16. Sociale competentie en de binnen- en buitenruimte Ruimte biedt kansen voor gezamenlijke en gevarieerde spelervaringen. 17. Sociale competentie en de groep Nadruk ligt hierbij op respect hebben voor elk individu en samenwerken. 18. Sociale competentie en activiteiten De sociale inhoud van het activiteitenaanbod is divers waarbij we de kinderen leren: 1. Samen spelen, praten, luisteren en werken 2. Rekening houden met elkaar 3. Gelegenheid om competitie te tonen en te ervaren 4. Ervaring met ‘echte wereld’ 5. Omgaan met emoties 6. Ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid 19. Sociale competenties en spelmateriaal Spelmateriaal is een continu proces. 20. Eigen maken van waarden en normen, ‘cultuur’ Kinderopvang biedt een bredere samenleving dan het gezin. De groepssetting biedt in aanvulling op de socialisatie in het gezin, eigen mogelijkheden tot socialisatie en cultuuroverdracht. In een groep doen zich relatief veel leermomenten voor. Het gedrag van de groepsleiding speelt een cruciale rol bij de morele ontwikkeling van kinderen. De reacties van leid(st)ers geven niet alleen richting en correctie aan het gedrag van kinderen maar worden door kinderen ook gekopieerd in hun eigen gedrag naar andere kinderen of volwassenen. 21. Eigen maken van normen en waarden en de leid(st)er-kind interactie Er gelden een aantal vaste regels op de BSO: 1. We hebben respect voor elkaar 2. We zijn aardig voor elkaar 3. We luisteren naar elkaar 4. We wachten op onze beurt 5. We schreeuwen niet 6. We ruimen onze spullen en rommel op 7. We zijn zuinig op de materialen en het speelgoed 8. Bij binnenkomst hangen we onze jassen en tassen aan de kapstok (jas in luizenzak). 9. Schoenen worden binnen uitgedaan en onder de kapstok gezet 10. We wassen onze handen na het plassen 11. Iedereen ruimt zijn eigen bordje en beker op 12. Er wordt niet gesnoept op de BSO 13. Bij traktaties vragen wij aan de ouders om gezonde traktaties mee te geven
De leid(st)ers geven hierin het goede voorbeeld en letten er op dat deze regels toegepast worden. Worden de regels overtreden dan zal het kind hier op aangesproken worden en zal uitleg gegeven worden. Bij het continue overtreden van de regels zal het kind even apart gezet worden. Verder werken we met de kindvergadering in de groep. Hierin worden belangrijke punten besproken en proberen wij kinderen te leren dat ze in de groep hun mening mogen geven en dat dit op een respectvolle manier gebeurt. Een vast agendapunt zijn de regels. Naast de bestaande regels mogen de kinderen ook zelf nog regels bedenken en wat de sancties zijn. Tijdens elke vergadering wordt besproken hoe het met de regels gaat en of ze wellicht aangepast moeten worden. Andere punten die ter sprake kunnen komen zijn speelgoed, spelletjes, wat gaan we de doen. 22. Eigen maken van normen en waarden en de groep Doordat de groep actief betrokken wordt bij het maken van afspraken, leeft het meer bij de kinderen. Kinderen zullen elkaar ook eerder aanspreken op ongewenst en storend gedrag. Positieve benadering blijft hierbij het uitgangspunt. Kinderen die positief gedrag vertonen worden hierin gestimuleerd en gecomplimenteerd 23. Eigen maken van normen en waarden en activiteiten Er zijn voldoende leermomenten tijdens activiteiten waar over gesproken kan worden (bv samen delen, elkaar helpen). De leid(st)er zal geregeld een item er uit lichten en bespreekbaar maken met de kinderen. In ons activiteitenaanbod passen we activiteiten in van alledag. Bijvoorbeeld de bibliotheek, wandelen naar het bos. Hier leren kinderen hoe ze zich in deze situaties moeten gedragen. 24. Eigen maken van normen en waarden en spelmateriaal Naast de regels die gelden hoe we met het spelmateriaal omgaan, hebben we ook spelmateriaal gekozen om kinderen wegwijs te maken in het alledaagse leven zoals keukenspulletjes, verkleedkleren. 25. Ouders Wij hechten belang aan duidelijke communicatie richting de ouders. Als de kinderen gehaald worden zal er een duidelijke overdracht plaatsvinden. Mochten de leid(st)er of ouder zaken willen bespreken dan bestaat er de mogelijkheid om een afspraak hiervoor te maken. Verder worden ouders geïnformeerd via de nieuwsbrief en de website. Een jaarlijks evaluatiegesprek zal ook onderdeel zijn van de communicatie. Desgewenst kan een gesprek natuurlijk altijd eerder plaats vinden. 26. Aanwezigheid volwassenen In het algehele gebouw zijn volwassenen aanwezig. Buiten de pedagogisch medewerk(st)ers zijn er nog meerdere volwassenen aanwezig in het gebouw. Het gebouw is een multifunctioneel gemeenschapshuis, waar verschillende verenigingen actief zijn.