Pedagogisch Beleid augustus 2015
Pedagogisch Beleid 2015
Voorwoord Koningskinderen Kinderopvang is een particuliere kinderopvang organisatie, gestart in oktober 2002. In de afgelopen jaren is Koningskinderen uitgegroeid tot een begrip in Oosterbeek. Hier zijn wij natuurlijk erg trots op! Wij bieden zowel kinderdagopvang (KDV) als buitenschoolse opvang (BSO) aan op een viertal locaties in Oosterbeek. Op onze kinderdagverblijven Het Koninkrijk en Villa Vorstelijk bieden wij opvang aan kinderen vanaf 8 weken tot 4 jaar. Na schooltijd en in de vakanties kunnen kinderen terecht op onze BSO-locaties Paleis Eigenwijs ,Villa Vorstelijk Glans en Schatrijk. Tevens verzorgt Koningskinderen voor deze kinderen op de BSO locaties Paleis Eigenwijs en Villa Vorstelijk het overblijven tussen de middag bij Eetcafé Jammie! Elke dag weer wil Koningskinderen op al haar locaties een fijne plek zijn waar elk kind zich prettig voelt, met plezier naar toegaat en zich optimaal kan ontwikkelen. Veiligheid en geborgenheid, maar ook een huiselijke uitstraling, professionaliteit, flexibiliteit en persoonlijke aandacht staat bij onze kinderopvang voorop. Daarnaast hebben wij een unieke eigen visie op kinderen. Kortom, geheel verzorgd krijgen kinderen bij ons de gelegenheid de wereld te verkennen. Dit pedagogisch beleid geeft de kern aan, oftewel de basis van waaruit gewerkt wordt bij Koningskinderen. Het geeft dagelijks richting en houvast aan de pedagogisch medewerkers in hun werk met de kinderen. Tevens vormt het ook de leidraad voor ons Kwaliteitshandboek. Hierin worden onderwerpen als dagindeling, activiteiten, kennismaken & wennen en hygiëne besproken. Deze ligt voor u ter inzage op elke locatie. Koningskinderen Kinderopvang, Michliene Verduijn & Ellen Holshof augustus 2015
2
Pedagogisch Beleid 2015
Inleiding
6
Doel van ons pedagogisch beleid
1
6
Onze pedagogische visie
7
Pedagogisch hoofddoel Visie op de ontwikkeling van kinderen Visie op opvoeden Vuistregels Accepteren Respecteren Serieus nemen en vertrouwen Veiligheid en geborgenheid
2
7 7 7 7 7 7 8 8
Reggio Emilia & Thomas Gordon
9
Pedagogische benaderingen Reggio Emilia Reggio in de praktijk Thomas Gordon Gordon in de praktijk
3
9 9 9 10 10
De vier pedagogische basisdoelen
11
Sociaal-emotionele veiligheid Persoonlijke competenties Sociale competenties Overdracht van normen en waarden
4
11 11 12 12
Pedagogisch handelen
13
Hoe doen we recht aan de eigenheid van elk kind? Hechten Een eigen identiteit Hoe uit die machtsstrijd zich? Sociale ontwikkeling Belonen en het verbinden van consequenties aan ongewenst gedrag Emoties Weerbaarheid Zelfredzaamheid Zelfstandigheid Zindelijkheid Taalontwikkeling Responsiviteit Cognitieve ontwikkeling Motorische ontwikkeling Creativiteit Normen en waarden Cultuurverschillen binnen Koningskinderen Kinderen en de dood Seksualiteit en lichamelijkheid
5
De groepsopbouw per locatie
13 13 13 14 15 15 16 17 17 18 19 20 21 21 22 23 24 24 25 26
27
Locatie Het Koninkrijk der Eigenwijzen (KDV) Verticale groepen Donderstraal (DriePlus groep) Locatie Paleis Eigenwijs (BSO) BSO 27 VSO (Voorschoolse opvang) TSO (Tussenschoolse opvang) Vakantieopvang Paleis Eigenwijs woensdag en vrijdag 3
27 27 27 27 28 28 28
Pedagogisch Beleid 2015
Locatie Villa Vorstelijk (KDV & BSO) Dagopvang op Villa Vorstelijk DriePlussers en doorstroom naar BSO BSO Villa Vorstelijk VSO (Voorschoolse opvang) TSO (Tussenschoolse opvang)Villa Vorstelijk Locatie BSO Schatrijk BSO Schatrijk Leeftijdsopbouw en maximale omvang per stamgroep Het Koninkrijk der Eigenwijzen Locatie Paleis Eigenwijs Locatie Villa Vorstelijk Locatie BSO Schatrijk Koppelgroepen Wennen bij doorstroming binnen Koningskinderen Doorstroming binnen Het Koninkrijk Doorstroming binnen Koningskinderen naar de BSO Doorstroming binnen Paleis Eigenwijs Afwijkend beroepskracht/kind-ratio (BKR) Achterwachtregeling Activiteiten buiten de stamgroep KDV Het Koninkrijk BSO Paleis Eigenwijs KDV Villa Vorstelijk BSO Villa Vorstelijk BSO Schatrijk
Een dag op Koningskinderen
28 28 29 29 29 29 30 30 30 30 30 31 31 31 31 32 32 32 32 33 33 33 33 33 34 34
35
De schijf van vijf Dagprogramma KDV Dagprogramma Eetcafé Jammie! en BSO Activiteiten en uitstapjes (KDV en BSO) Open deuren (KDV) Rituelen (KDV) Rituelen Eetcafé Jammie! en BSO Regels voor heel Koningskinderen Regels tijdens Eetcafé Jammie! en BSO
35 35 37 37 38 38 38 39 39
Veiligheid, gezondheid & hygiëne
40
Vier ogen en vier oren in de praktijk Kleinschalig en een vast team Open aanspreekcultuur Openheid en transparantie Koppelgroepen Vierogen tijdens drie-uursregeling Toegankelijkheid Koningskinderen Beschrijving ruimtes Hal en/of gang Overige ruimten Ramen 42 Uitstapjes Buiten spelen Opblijvers Kortdurend alleen op de groep VOG 42
40 40 40 40 41 41 41 41 42 42 42 42 42 42 4
Pedagogisch Beleid 2015
Voorzorgmaatregelen in het kort Veiligheid, gezondheid & hygiëne binnen Koningskinderen Algemene hygiëne Schoonmaakrooster Veilig spelen Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid
Ouders
42 43 43 44 44 44
45
Ouderbeleid Wennen van nieuwe kinderen (Kennismaak- & Wenbeleid) 10 minutengesprekken Kind- Volgsysteem Extra dagdelen en opvang op een andere groep Overgangsgesprekken Oudergesprekken (op afspraak) Ouderavonden Medezeggenschap Klachtenregeling ouders Klachtenregeling Oudercommissie Tevredenheidsonderzoek
Randvoorwaarden
45 45 45 45 46 46 46 46 46 46 47 47
48
Organisatiebeleid Protocollen Overlegvormen Financieel beleid Accommodatiebeleid Extern beleid
48 48 48 49 49 49
Personeelsbeleid
50
Groepsleiding Invalkrachten Stagiaires Deskundigheidsbevordering Huishoudelijk reglement Handboek KDV en BSO
50 50 50 50 50 50
Toetsing en implementatie
52
Tot slot Toetsing Implementatie
52 52 52
5
Pedagogisch Beleid 2015
Inleiding Doel van ons pedagogisch beleid Koningskinderen wil voor kinderen een plek zijn waar ze zich prettig voelen en zich optimaal kunnen ontwikkelen. Veiligheid en geborgenheid staan hierbij voorop. Het is naast thuis een belangrijke plaats waar kinderen een deel van de week doorbrengen en waar Koningskinderen op deze momenten een stukje van de opvoeding voor haar rekening neemt. Om ervoor te zorgen dat kinderen zich bij ons kunnen blijven ontwikkelen moeten er eisen aan het pedagogisch werkplan gesteld worden. Hoe gaan de pedagogisch medewerkers met de kinderen om en hoe wordt daar structuur aan gegeven? In het kort: Hoe handelen we en waarom handelen we zo? Het pedagogisch beleid is in eerste instantie opgezet door en voor pedagogisch medewerkers: zij moeten het uitvoeren. Uiteraard hebben ook ouders toegang tot dit beleid: zij zijn ten slotte degenen die hun kind en de zorgen ervoor aan Koningskinderen toevertrouwen. Ouders hebben de eindverantwoordelijkheid in de opvoeding, Koningskinderen levert op haar manier een bijdrage daarin en het is de taak van de pedagogisch medewerkers om kinderen in groepsverband op te voeden. Met dit pedagogisch werkplan willen we de volgende doelen nastreven: Eenduidigheid, vanuit een zelfde manier opvoeden. Toetsbaarheid, wat is haalbaar? Herkenbaarheid, wat straal je uit? De werkwijze hebben we willen vastleggen om de volgende redenen: Om naar buiten toe duidelijk te maken wat onze manier van werken met kinderen is. Ook toekomstige ouders en/of verzorgers hebben het recht van tevoren te weten hoe wij met hun kind om zullen gaan. Om de werkwijzen van de verschillende groepen op elkaar af te stemmen. Kinderen stromen binnen Koningskinderen door naar een volgende groep. Voor hen is een duidelijke aanpak noodzakelijk. Voor het saamhorigheidsgevoel, het gevoel dat we allemaal op één lijn zitten. Dit pedagogisch beleid geeft de kern aan, de basis van waaruit gewerkt wordt bij Koningskinderen. Het geeft dagelijks richting en houvast aan de pedagogisch medewerkers bij hun omgang met de kinderen. Tevens vormt het ook de leidraad voor de pedagogisch werkplannen die op de vier locaties liggen. Hierin worden onderwerpen als dagindeling, activiteiten en hygiëne besproken. Deze liggen voor u ter inzage op de locaties. Om het pedagogisch beleid leesbaar te houden is er gekozen voor de mannelijke vorm als we het kind bedoelen. Wat in mannelijke vorm geschreven wordt, kan ook in de vrouwelijke vorm gelezen worden en andersom. Daarnaast hebben wij het in de tekst over de ouders, maar hier bedoelen we ook de ouder en/of de verzorger(s) mee.
6
Pedagogisch Beleid 2015
1 Onze pedagogische visie Pedagogisch hoofddoel Ons pedagogisch hoofddoel is kinderen de mogelijkheid bieden zich optimaal te ontwikkelen. Dit doen we door situaties te creëren die ervoor zorgen dat kinderen zich prettig voelen. Wat het een stuk makkelijker maakt is dat de mens een sociaal wezen is. Hoe klein kinderen ook zijn, ze zoeken al snel contact met anderen en hun omgeving. Een glimlach of een aai over de bol bevestigen voor het kind dat je er bent. Voor ons ligt er dan ook een belangrijke taak in het kijken en luisteren naar de kinderen. Waar nodig stimuleren we de kinderen en als het kind aangeeft dat het even met rust gelaten wil worden dan doen we dit. Voor ons de kunst hierop in te spelen. Hierdoor leren kinderen te vertrouwen op zichzelf, maar ook vertrouwen te krijgen in anderen. Daarnaast leren ze respect ontwikkelen voor zichzelf, voor anderen en de omgeving om hen heen.
Visie op de ontwikkeling van kinderen Om het pedagogisch hoofddoel te kunnen realiseren is het van belang dat een pedagogisch medewerker elk kind accepteert, respecteert en serieus neemt. Ieder kind is voor ons uniek en ontwikkeld zich op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo. Ieder kind moet ook de kans krijgen zijn eigen mogelijkheden en onmogelijkheden te ontdekken. Wij als pedagogisch medewerkers willen de kinderen hierin begeleiden. Dit is gebaseerd op de pedagogische benadering van Reggio Emilia (hierover meer in het volgende hoofdstuk).
Visie op opvoeden Om je als kind te kunnen ontwikkelen is het van belang dat er een klimaat geschept wordt waarin je je veilig en geborgen voelt en dat je vertrouwen biedt. Een klimaat waarin je als kind een eigen plekje kan vinden. Om dit te kunnen bereiken is het van belang dat een pedagogisch medewerker aandacht heeft voor ieder kind. Wij staan dan ook open voor ieders culturele achtergrond. Koningskinderen neemt naast thuis een deel van de verantwoordelijkheid van de opvoeding voor haar rekening.
Vuistregels Koningskinderen wil alle kinderen de kans geven zich op een speelse manier te ontwikkelen. Hiervoor is het van belang dat wij kinderen accepteren, respecteren en serieus nemen. Kort samengevat kun je dus stellen dat de pedagogische vuistregels van Koningskinderen zijn: Accepteren Respecteren Serieus nemen en vertrouwen Veiligheid en geborgenheid Hierna worden deze vuistregels verder toegelicht.
Accepteren We nemen het kind zoals het is. De aard van het kind, hoe het speelt, daar sta je voor open, je probeert je in te leven in het kind. Je probeert een kind niet te veranderen. Als je een kind accepteert, wijs je een kind nooit af.
Respecteren Door het kind met een open houding tegemoet te treden willen we het kind laten merken dat we hem respecteren. Dit hangt nauw samen met de normen en waarden. Wij vellen geen oordeel, maar laten een kind in zijn waarde. Je aanvaardt het karakter van een kind. Je kunt een kind respecteren, maar toch sturen door bijvoorbeeld af te remmen of druk spel om te buigen. Wij maken een duidelijk 7
Pedagogisch Beleid 2015
onderscheid tussen gedrag (wat je feitelijk hoort en ziet) en het kind. Hierdoor accepteren we het kind, maar kunnen we zijn gedrag wel afkeuren. Dit komt ook naar voren in de pedagogische benadering van Thomas Gordon. Over deze benadering is meer te vinden in het volgende hoofdstuk.
Serieus nemen en vertrouwen Wanneer je benoemt wat kinderen doen, voelen ze zich begrepen. Dit geldt voor zowel de leuke als de minder leuke dingen. Door actief te luisteren en terug te vragen, op het kind in te gaan en aandacht te schenken aan wat het te vertellen heeft voelt het kind zich serieus genomen en krijgt het vertrouwen in de pedagogisch medewerkers. Vooral jonge kinderen zijn nog niet in staat om precies te vertellen wat er aan de hand is en wat ze voelen. Door te proberen de gevoelens van het kind te verwoorden leer je het kind gevoelens te onderscheiden en maak je het kind vertrouwd met het uiten van gevoelens en duidelijk zijn. (Gordon) Voor het kind is het daarom heel belangrijk dat het weet dat hij van de pedagogisch medewerker op aan kan, dat hij op ze kan bouwen en zich dus serieus genomen voelt. Door zich steeds meer vertrouwt te voelen met de pedagogisch medewerkers en de groep zal het kind zich veilig gaan voelen. Het vinden van vertrouwen is een proces dat moet groeien.
Veiligheid en geborgenheid Een kind ervaart veiligheid als de wereld om hem heen enigszins gestructureerd is. Ook bij Koningskinderen is het belangrijk dat een kind een gevoel van veiligheid ervaart. Dit bereiken we in eerste instantie door te laten merken dat we er zijn voor kind. Daarnaast zit een kind op zijn eigen groep, en heeft het zijn eigen vaste pedagogisch medewerkers. Ook de dagindeling (zie hoofdstuk 7) zorgt voor structuur. Het kind gaat het dagritme herkennen en ervaart zo de veiligheid die het nodig heeft om zich te kunnen ontwikkelen. Het kind weet waar het aan toe is. Doordat je een kind veiligheid biedt, zal het zich geborgen voelen. Het zal zich hierdoor op een prettige manier kunnen ontwikkelen. Het kind ervaart de ruimte om te experimenteren, en kan zo de wereld om hem heen ontdekken.
8
Pedagogisch Beleid 2015
2 Reggio Emilia & Thomas Gordon Pedagogische benaderingen Ons pedagogisch hoofddoel wordt naast de eerder beschreven visie, ook bepaald door twee pedagogische stromingen. De ideeën van Reggio Emilia en Gordon vormen dan ook het uitgangspunt van ons pedagogisch handelen. Uit de benadering van Reggio Emilia ontlenen we het principe 'aansluiten op de behoeften en ideeën van kinderen'. Door naar een kind te kijken en te luisteren, kunnen we zien wat het op dat moment nodig heeft. De ideeën van Thomas Gordon gebruiken we om op een constructieve manier met kinderen te communiceren en ze altijd in hun waarde te laten.
Reggio Emilia Reggio Emilia is de hoofdstad van de streek Emilia Romagna, een gebied in het noorden van Italië. Na de Tweede Wereldoorlog besloten een groep ouders uit Villa Cella, een dorpje vlakbij Reggio, om zelf het initiatief te nemen om goed onderwijs te realiseren voor hun kinderen. Loris Malaguzzi voelde zich aangesproken door het initiatief van de ouders en sloot zich bij hen aan. Langzamerhand werd de Reggio Emilia pedagogiek ontwikkeld. Het belangrijkste uitgangspunt is de gedachte dat alles uit het kind zelf komt. Door goed naar ze te kijken en te luisteren, leren we ze verstaan en begrijpen. Op deze manier ontdekken we wat een kind op dat moment bezighoudt. Malaguzzi noemt dit de 100 talen van een kind. Hiermee doelt hij op het feit dat kinderen worden geboren met een heleboel talenten en capaciteiten. Tevens zijn kinderen al in staat om vanaf jongs af aan richting te geven aan hun eigen ontwikkeling. ….“Een kind is competent, sterk, rijk en actief. Een kind heeft veel mogelijkheden in zich. Kinderen worden geboren met een sterke drang om te weten en te begrijpen, ze zijn nieuwsgierig naar de wereld, verlangen naar relaties en communicatie met anderen.”
Reggio in de praktijk Het belangrijkste is het observeren en waarnemen van de kinderen. Kijken naar de kinderen om ze te leren kennen, om te kijken naar de manieren waarop ze op iets reageren en om te zien of het hen interesseert. Wat vertellen ze zelf aan de pedagogisch medewerker. Over de grote olifant in de dierentuin? Of misschien wel van de spin bij het hek die vliegen heeft gevangen. Inspelen op thema’s die bij de kinderen leven is belangrijk. Vaak vormt dit ook de basis voor projecten waar we gedurende een langere periode procesgericht mee aan de slag gaan. Daarnaast stimuleren we de kinderen waar te nemen door te kijken, horen, proeven, ruiken en voelen. De ruimte van Koningskinderen is zo ingericht dat kinderen zelf heel veel kunnen ondernemen. Er zijn speciale (speel)hoeken en speelgoed wordt op kindhoogte aangeboden. Ook verschijnt er met regelmaat afgedankt materiaal op de groepen waar niet alleen mee geknutseld wordt, maar ook mee ontdekt en gespeeld. We gebruiken een overheadprojector, waardoor speelgoed heel groot of klein op de muur geprojecteerd kan worden en van uiterlijk veranderd. Van deze projecties worden met regelmaat grote tekeningen gemaakt. Spiegels zijn op speelhoogte, waardoor kinderen extra mogelijkheden krijgen om te kijken. Voor mobiele baby’s zijn spiegels boven de plinten een interessante gewaarwording. Verder zijn er kleine hoekjes die de jongste kinderen de mogelijkheid biedt zich terug te trekken en er is divers materiaal dat ze tot zintuiglijk onderzoek uitdaagt. Pedagogisch medewerkers proberen zo veel mogelijk te documenteren. Zowel spel als het werk van de kinderen worden vastgelegd d.m.v. foto’s. Maar er worden ook korte aantekeningen gemaakt van de ontdekkingen en de processen die ze bij de kinderen zien. Deze worden bewaard in Het Groeiboek (KDV) van ieder kind. Daarnaast hebben we in de centrale hal een mooie kast waar met regelmaat nieuwe werken van de kinderen tentoongesteld worden. 9
Pedagogisch Beleid 2015
Op de BSO wordt niet meer met Groeiboeken gewerkt. Natuurlijk worden wel met regelmaat de gemaakte kunstwerken tentoongesteld in de kast en op de groepen zelf. Elke groep heeft spe(e)lmateriaal wat gericht is op de leeftijd en belevingswereld van de kinderen.
Thomas Gordon Gordon was een Amerikaanse kinderpsycholoog. De essentie van zijn opvoedingsmethode is: kijk naar kinderen, luister naar wat ze te vertellen hebben en neem hen serieus. Sta niet meteen klaar met een oplossing om verdriet weg te nemen, maar laat hen zelf een oplossing bedenken. Actief luisteren staat hierbij centraal. Je moet heel goed luisteren naar wat een kind wil vertellen, verbaal en/of non-verbaal. De pedagogisch medewerker verwoordt wat zij denkt dat het kind wil zeggen. Zit ze met haar reactie goed, dan zal ze het kind dit laten blijken. Zit ze ernaast, dan kan het kind haar corrigeren, net zo lang totdat ze heeft begrepen wat er in het kind omgaat. Hierdoor voelt het kind zich begrepen en geaccepteerd, wat bijdraagt aan een goede opvoedingsrelatie. Deze methodiek werkt ook bij baby’s, ook al kunnen die nog niet verbaal communiceren. Daarnaast introduceerde Gordon de term ‘ikboodschap’. Dit houdt in dat de pedagogisch medewerker heel concreet benoemt naar een kind toe wat ze niet wil en waarom dat vervelend voor haar is. Deze inzichten zijn onderdeel geworden van ons pedagogisch beleid en inspireren ons in de dagelijkse omgang met de kinderen.
Gordon in de praktijk Door actief te luisteren laten wij een kind merken dat je het probeert te begrijpen en dat je het kind serieus neemt. Zijn gevoelens, gedrag en beleving proberen we zoveel mogelijk te verwoorden: Als een kind iets doet wat wij onacceptabel vinden, benoemen we zijn gedrag, de gevolgen die het gedrag heeft en ons eigen gevoel daarbij. “Als je met stiften op de tafel tekent (gedrag) moet ik heel hard poetsen om het er weer af te krijgen (gevolg). Dat zou ik niet leuk vinden (gevoel).” Maar ook wanneer twee kinderen boos op elkaar zijn passen we Gordons methode toe: Wanneer Arjen heel boos wordt op Thomas omdat die zijn schep afpakt, gaat hij hem met twee handen te lijf. De pedagogisch medewerker houdt hem tegen, om te vragen waarom hij zo boos is. Arjen vertelt aan de pedagogisch medewerker wat er gebeurd is en samen gaan ze naar Thomas toe om de schep terug te vragen. De pedagogisch medewerker vraagt aan Thomas: ”Wil jij ook graag zo’n schep, Thomas?” Als Thomas dat bevestigt, kan de pedagogisch medewerker voorstellen om samen nog zo’n schep te gaan zoeken. Hiermee gaat Thomas akkoord en geeft de schep terug aan Arjen. Vaak lukt het ook om kinderen zelf een oplossing te laten bedenken. In plaats van: “Stil maar, zo´n pijn doet het toch niet?”, zeggen we dan “Ben je gevallen? Oh dat doet pijn.” ...“Met actief luisteren kruip je als het ware in de huid van de ander.”
10
Pedagogisch Beleid 2015
3 De vier pedagogische basisdoelen Sinds de nieuwe Wet op de Kinderopvang van toepassing is, is er een duidelijke omschrijving van wat verantwoorde kinderopvang is. In deze wet wordt goede kinderopvang gezien als opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige omgeving. Om deze omschrijving duidelijk te kunnen onderbouwen zijn er vier opvoedingsdoelen beschreven. Deze zijn gebaseerd op de theorie van Marianne Riksen-Walraven. Zij heeft vier observeerbare termen vastgesteld waarop de kinderen en hun veiligheid gewaarborgd zijn. Deze luiden als volgt: Het bieden van een gevoel van emotionele veiligheid; Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie; Gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van sociale competentie; De kans bieden om zich waarden en normen eigen te maken. In het pedagogisch beleid van Koningskinderen zijn al deze vier opvoedingsdoelen te herkennen. In het hoofdstuk Pedagogisch handelen worden deze basisdoelen uitgebreid besproken. Hieronder een samenvatting zoals wij er in de praktijk naar handelen.
Sociaal-emotionele veiligheid Koningskinderen zorgt ervoor dat op de groepen een veilig en vertrouwd klimaat wordt geschept. Een klimaat waarin ieder kind zich geborgen voelt waardoor het zichzelf kan zijn en lekker ontspannen de wereld om hem heen kan ontdekken. Pedagogisch medewerkers handelen actief of juist passief waar nodig. De kinderen worden geaccepteerd en op respectvolle manier benadert. De communicatie met het kind gebeurt op een respectvolle, professionele manier. Een open en ontspannen sfeer draagt bij dat ieder kind zich prettig voelt. Koningskinderen heeft een duidelijk dagritme en kent daarnaast ook vaste rituelen. Dit geeft de kinderen houvast en daarmee een gevoel van veiligheid en verbondenheid. We nemen de verschillende emoties van kinderen (zoals verdriet, angst, pijn, boosheid maar ook tevredenheid en plezier) serieus. We helpen ze door de gevoelens te benoemen, zodat het kind vat krijgt op zijn eigen emotie. Als het nodig is begeleiden we een kind extra bij een activiteit. We leren kinderen luisteren naar elkaar en aandacht te hebben voor elkaar. Elke groep heeft drie vaste pedagogisch medewerkers per groep waardoor de kinderen zich kunnen hechten aan vaste gezichten. Vanuit dit oogpunt werken we ook met vaste invalkrachten uit een eigen invalpool. Kinderen raken gehecht aan de kinderen die bij hen in de groep zitten en krijgen zo de mogelijkheid vriendschappen op te bouwen. Als er een overgang naar een nieuwe groep aankomt, worden er wenafspraken gemaakt zodat het kind kennis kan maken met de kinderen en de pedagogisch medewerkers en zo stil aan vertrouwd met ze kan raken. De pedagogisch medewerker zorgt voor een goede informatie-uitwisseling met de ouders.
Persoonlijke competenties Binnen Koningskinderen is er voor kinderen alle ruimte tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties (zelfvertrouwen, zelfstandigheid, flexibiliteit, veerkracht en creativiteit). Pedagogisch medewerkers zijn de hele dag door bezig om ze te onderkennen, te waarderen en een kind hiermee te helpen (stimuleren). Hetzij dat ze van een afstandje toekijken, hetzij door een actieve rol tijdens deze processen te vervullen. Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier, de pedagogisch medewerker ondersteunt en stimuleert ieder kind dus individueel. 11
Pedagogisch Beleid 2015
De pedagogisch medewerker gaat een vertrouwensband en relatie met het kind aan en zorgt voor een respectvolle communicatie over en weer met ieder kind. De hele dag door doen zich ideale situaties en spelmomenten voor die als leermomenten kunnen worden gebruikt. Taal, motoriek en sociale vaardigheden nemen hierbij een speciaal plekje in. Pedagogisch medewerkers stellen kinderen door de dag heen in de gelegenheid ervaringen en ontdekkingen op te doen m.b.t. de diverse sociale competenties. Spelmateriaal, activiteiten en inrichting worden hierop aangepast.
Sociale competenties De hele dag doen zich situaties voor op de groep, bij het buiten spelen of tijdens een moment tussen pedagogisch medewerker en kind waarin kinderen uitgedaagd worden tot het ontwikkelen van hun sociale competenties: samenwerken, samen spelen en samen delen. Maar ook anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen, je in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren en het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. De pedagogisch medewerker heeft ook hierin een belangrijke rol als het aangaat de kinderen te helpen deze competenties eigen te maken. Ze moet bewust zijn van haar eigen rol en deze in zetten als voorbeeldfunctie en het sociale gedrag van het kind stimuleren. Kinderen worden geholpen in de onderlinge relaties en interacties. Kinderen gaan respectvol met elkaar om. Kinderen worden ondersteund in het voorkomen, aangaan en oplossen van conflicten. De pedagogisch medewerker is verantwoordelijk voor een goede samenhang in de groep, waarbinnen ieder kind zijn eigen plek vindt en die recht doet aan zijn persoonlijkheid. De pedagogisch medewerker stimuleert en ondersteunt de kinderen in de onderlinge relaties en interactie. Gezamenlijk eten is voor ons heel belangrijk. We wachten met eten totdat iedereen wat op zijn bord heeft. Kinderen leren elkaar te helpen als daar om gevraagd wordt, maar ook door zelf hulp aan te bieden. Kinderen te leren communiceren met elkaar.
Overdracht van normen en waarden Koningskinderen maakt deel uit van de samenleving. Ieder kind wordt in de gelegenheid gesteld om normen en waarden eigen te maken. Ook hierin hebben onze pedagogisch medewerkers weer een actieve rol en verantwoordelijkheid voor het overdragen en handhaven van de waarden en normen van een cultuur. Binnen Koningskinderen en op de groepen zijn afspraken, regels en omgangsvormen duidelijk en bekend. Respect voor elkaar en ieders eigenheid vormen hierbij steeds het uitgangspunt. Pedagogisch medewerkers hebben een actieve rol om deze, waar dit kan, uit te leggen aan de kinderen. Pedagogisch medewerkers letten door de dag heen op de naleving van regels, afspraken en omgangsvormen. Waar nodig is grijpt zij in mochten er onwenselijke situaties ontstaan. Spelenderwijs wordt ongewenst gedrag omgebogen naar gewenst gedrag. Dit doen we door kinderen feedback te geven op dit gedrag.
12
Pedagogisch Beleid 2015
4 Pedagogisch handelen Hoe doen we recht aan de eigenheid van elk kind? Door kinderen te respecteren, open en vriendelijk te benaderen als mensen met verschillende emoties, maar ook met verschillende lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden, doen wij recht aan de eigenheid van elk kind. In ons handelen komt dit dan ook tot uiting in zaken als hechten, een eigen identiteit, sociale ontwikkeling, straffen en belonen, emoties, weerbaarheid, zelfredzaamheid, zelfstandigheid, zindelijkheid, taalontwikkeling, responsiviteit, verstandelijke ontwikkeling, motorische ontwikkeling en creativiteit.
Hechten Rond de leeftijd van negen maanden wordt het erg belangrijk dat je duidelijk en herkenbaar reageert, zodat de baby weet wat hij aan je heeft en weet welke (vertrouwde) reacties hij van de pedagogisch medewerkers kan verwachten. Hierdoor kan hij een gevoel van veiligheid ontwikkelen. Veel kinderen gaan op deze leeftijd een voorkeur vertonen voor de personen die hun het sterkst het gevoel van veiligheid kan geven. In vaktaal heet deze voorkeur: hechting. Een kind kan zich aan meerdere mensen tegelijk hechten. Op Koningskinderen zullen de vaste pedagogisch medewerkers op de groep de eerste personen zijn aan wie het kind zich hecht. Daarnaast zijn ook andere pedagogisch medewerkers al spoedig vertrouwde gezichten. Hoe ouder de kinderen worden, hoe meer contact er ontstaat met leeftijdsgenootjes. Er ontstaan vriendschappen. Wij vinden het belangrijk om hier aandacht aan te besteden zodat de kinderen de mogelijkheid krijgen deze vriendschappen op te bouwen en te onderhouden. Bij de BSO realiseren wij ons heel goed dat er een groot verschil zit tussen de jonge BSO’ers en de oudere BSO’ers. Voor de jonge BSO kinderen is meestal de pedagogisch medewerker nog erg belangrijk. Zij biedt persoonlijke aandacht, geborgenheid en veiligheid om zo de ruimte en de leeftijdsgenootjes te leren kennen. De oudere BSO’er zal veel zelfstandiger zijn. Deze zoekt in de meeste gevallen zelf de geborgenheid bij een pedagogisch medewerker als hier behoefte aan is. De pedagogisch medewerker zal hier meestal meer een begeleidende rol hebben in de contacten tussen de kinderen. Voor hem is het vooral belangrijk dat zijn eigenwaarde gerespecteerd wordt. Het spreekt voor zich dat wij ook bij de jonge kinderen de onderlinge contacten begeleiden en het oudere kind ook absoluut emotionele veiligheid bieden. Bij een overgang naar een andere groep gaat het kind af en toe oefenen op de nieuwe groep. Zo zal hij er bijvoorbeeld eerst een keer een boterham gaan eten, dan een keer spelen, en een dag(deel) wennen. Op deze manier wordt de overstap zo klein mogelijk gemaakt.
Een eigen identiteit Omdat nul- tot vierjarigen voornamelijk op zichzelf gericht zijn en steun nodig hebben bij het zich bewust worden van hun eigen identiteit, spreken wij hen in hoofdzaak aan als individu. Wanneer kinderen een periode minder goed in hun vel zitten, geven we vaak toe aan de behoefte van kinderen ‘klein te willen zijn’. Even terug naar een vorige fase kan heel ontspannend werken: Mark mag wat vaker met zijn knuffel spelen, Sofie helpen we wat vaker met aankleden. Nauwgezet maken we de keuze of we toegeven aan de wens om klein te zijn of dat we juist stimuleren om dingen zelf te doen. Wanneer er thuis niet zoveel wordt gevraagd van een kind, houden we daar rekening mee, maar we stimuleren het betreffende kind wel.
13
Pedagogisch Beleid 2015
Bij de ontwikkeling van een eigen identiteit hoort ook de ontwikkeling van een eigen wil. Rond het tweede levensjaar ontdekt het kind dat het zelf ook iets kan willen. De meeste kinderen experimenteren daar een tijdje mee. Voor je het weet ben je dan in een machtsstrijd verwikkeld met het kind. Van machtsstrijd is sprake als de mening van de pedagogisch medewerker lijnrecht tegenover die van het kind staat, je bent dus met het kind in een conflict verwikkeld. Het kind probeert bewust of onbewust zijn grenzen te verleggen. Machtsstrijd kan ontstaan: Door onduidelijkheid, andere kinderen doen het ook. Om reacties uit te lokken. Om aandacht te vragen. Machtsstrijd ontstaat soms zonder dat je het in de gaten hebt!
Hoe uit die machtsstrijd zich? Bij baby’s en dreumesen komt het vaak voor tijdens eten, drinken en slapen. De beker niet leeg willen drinken, korstjes niet op willen eten of niet willen slapen. Bij peuters komt het vaak voor als ze iets moeten, bijvoorbeeld de korstjes van hun boterham opeten, bij het aan tafel gaan zitten, als ze hun jas aan moeten trekken omdat we naar buiten gaan of de jas ophangen. In de ‘nee-fase’ (rond het tweede jaar) komt machtsstrijd ook vaak voor. Vanaf de peuterleeftijd kan er ook een onderlinge machtsstrijd ontstaan tussen kinderen. In principe proberen we op gelijke voet met het kind te blijven staan. Soms is het goed om de strijd aan te gaan. Het kind moet zich af kunnen zetten zodat het zijn grenzen, normen en waarden kan vormen. Heel belangrijk is het om na te gaan waarom en hoe de strijd is ontstaan. Verder is het van belang het gedrag van het kind te verwoorden en het te proberen te begrijpen. Waarom reageert het kind zo? Als het kind zich begrepen voelt, gaat het vaak de machtsstrijd niet meer aan. Raak je toch in een machtsstrijd verzeild probeer dan een oplossing te zoeken of laat het kind een oplossing bedenken. Je smeert iets wat het kind lekker vindt op het korstje zodat ook dit gegeten wordt of als het kind niet meteen wil plassen laat je het zijn spel even afmaken of leidt het kind af. Soms moet je consequenties laten varen of het gedrag negeren. Als de pedagogisch medewerker er geen probleem van maakt dan vergaat bij het kind vaak de lust om de strijd aan te gaan. Belangrijk hierbij vinden wij: vraag aan het kind wat het wil en wanneer het kind datgene niet direct wil, vraag het kind dan wanneer het kind het wel wil. “Pim, kom je handen wassen, we gaan aan tafel.” Pim roept: “Nee, ik kom niet.” Dan vraagt de pedagogisch medewerker: “Pim, waarom kom je niet?” Pim antwoordt: ”Ik moet dit nog afmaken”. “Duurt dat nog lang?”, informeert de pedagogisch medewerker. “Het is bijna klaar”, roept Pim. “Nou vooruit, dan wacht ik even”, zegt de pedagogisch medewerker. De keuze is aan de pedagogisch medewerker of ze nog kan wachten of niet. Zo niet, dan moet ze heel duidelijk zijn (grenzen aangeven) in haar boodschap aan het kind. Het vervolg is dan: “Pim, ik wil dat je nu aan tafel komt, want we zitten met z’n allen op jou te wachten”. Wanneer Pim weigert kun je twee dingen doen. Je kunt hem gaan halen of je kunt hem voorstellen het snel samen af te maken. In het eerste geval heb je kans dat hij heel moeilijk gaat doen, in het tweede geval is de kans groot dat hij de oplossing accepteert en toch redelijk snel aan tafel zit. Je kunt hem ook zelf een oplossing laten bedenken waarmee de pedagogisch medewerker en Pim zich beiden kunnen verenigen. Wanneer niets werkt kun je consequenties verbinden aan zijn gedrag. “Pim, ik zou het jammer vinden als wij dadelijk allemaal het eten op hebben behalve jij. Dan ruimen we de tafel af en kun je geen boterham meer krijgen”. De pedagogisch medewerker wijst hem op de gevolgen van zijn gedrag en haar gevoel daarbij, aan Pim is nu de keus! Conclusie: Machtsstrijd hoort erbij om grenzen te leren kennen of om grenzen te verleggen, elk kind zal dit uitproberen en de manier waarop wij daarmee omgaan, draagt er toe bij dat een kind zich serieus genomen voelt. Wij zien het verkennen van grenzen als een teken van nieuwsgierigheid en moed. Het verdient daarom Positieve aandacht van de pedagogisch medewerker. 14
Pedagogisch Beleid 2015
Sociale ontwikkeling Wij vinden het sociale gebeuren in onze groepen erg belangrijk. Het grote voordeel van het werken met groepen kinderen is, dat ze leren samen te delen en samen te spelen. Dit doen proberen we te bereiken door: Kinderen te leren communiceren met elkaar: “Zouden we het aan iemand kunnen vragen? Vraag maar of Ilse je helpt met opruimen”. Gevoelens te verwoorden en kinderen te laten vertellen wat hen bezig houdt. Leren luisteren naar elkaar en aandacht te hebben voor elkaar. Kinderen te leren elkaar te helpen als daar om gevraagd wordt, maar ook door zelf hulp aan te bieden. Gezamenlijk te eten en te wachten met eten totdat iedereen wat op zijn bord heeft.
Belonen en het verbinden van consequenties aan ongewenst gedrag Elk kind zal op het pad van zijn ontwikkeling geconfronteerd worden met grenzen. Om die grenzen te leren kennen, probeert het kind ze uit: het verlegt grenzen of het kijkt tot waar het kan gaan, zowel voor zichzelf als voor de ander. Wij helpen de kinderen met het vinden van die grenzen, door te werken met belonen en het verbinden van consequenties aan ongewenst gedrag. Hiervoor hanteren we een basislijn. We waarschuwen een paar keer en geven uitleg waarom het gedrag vervelend of gevaarlijk is. Als dit geen effect heeft, spelen we dat we boos zijn door middel van lichaamstaal, zoals mimiek of intonatie. Als laatste middel om bepaald gedrag te stoppen, kun je het kind apart zetten. Het kind wordt, op een rustige maar kordate wijze, even buiten het groepsgebeuren geplaatst en kan op deze manier tot zichzelf komen. Dit noemen wij een time-out. Als een kind iets doet wat wij onacceptabel vinden, benoemen we zijn gedrag, de gevolgen die het gedrag heeft en ons eigen gevoel daarbij. (Gordon) “Als je met stiften op de tafel tekent (gedrag) moet ik heel hard poetsen om het er weer af te krijgen (gevolg). Dat zou ik niet leuk vinden (gevoel).” Heel belangrijk is dus, dat je duidelijk uitlegt waarom je dit doet én dat je niet het kind, maar het gedrag afwijst en dat je vertelt wat de gevolgen zijn. Dus niet “Jij bent stout omdat je haar geslagen hebt”, maar, “Ik vind het niet fijn als zij pijn heeft”. In principe zijn er op de verschillende groepen vaste, eenduidige regels en daarmee zijn er dus grenzen. Elles slaat Arjan, de pedagogisch medewerker zegt dan: Als jij Arjan slaat heeft Arjan pijn, Ik vind het niet leuk als Arjan pijn heeft!” Hier keur je het gedrag af, maar je wijst het kind niet af. Je kunt ook zeggen: “Ik vind je niet aardig, je slaat Arjan.” Hier keur je het gedrag af maar ook het kind. Dit is een afwijzing van het kind. Tom is heel verlegen. Wanneer de pedagogisch medewerker niet kijkt, pakt hij de schep van Nils af. Nils begint te protesteren. De pedagogisch medewerker informeert wat er is gebeurd en vraagt Tom waarom hij de schep afpakt. Wanneer Tom niks zegt, vraagt de pedagogisch medewerker of hij ook met een schep wil spelen. Dat wil hij wel. “Zullen we samen een andere schep zoeken Tom, dan geven we deze terug aan Nils”. Dit vindt hij acceptabel en geeft de schep terug. Jurgen duwt een ander kind om, hij voelt zich reuze sterk (dit spreekt uit zijn houding). De pedagogisch medewerker gaat naar Jurgen en spreekt hem bestraffend toe, het is al de derde maal dat hij een kind hard omduwt maar hij lijkt het een leuk spelletje te vinden. Jurgen lacht om de uitlating van de pedagogisch medewerker. Nu wordt ze echt boos en laat dat ook zien. Ze zegt tegen hem: ”Ik word nu heel boos, je luistert niet naar mij, ik denk dat je nu maar op de bank moet zitten om na te denken”. Soms moet je een kind naar de bank of hal begeleiden omdat het weigert zelf te gaan. Conclusie: Of je het overschrijden van grenzen accepteert, is mede afhankelijk van de situatie waarin het gebeurd en de ontwikkeling en het karakter van het kind. Met het geven van complimentjes, een knuffel, een aai over de bol, of mee laten helpen met klusjes stimuleren wij gewenst gedrag of belonen wij het kind. 15
Pedagogisch Beleid 2015
Als een kind op een negatieve manier aandacht vraagt proberen we dit te negeren. Vaak werkt het beter om het kind af te leiden van zijn negatieve gedrag. Anna is klaar met plassen, ze kan sinds kort zelf op de wc. De pedagogisch medewerker ziet dat ze een makkelijke broek aan heeft en stelt voor dat ze hem zelf omhoog trekt. Met een serieus gezicht en de tong uit de mond, probeert ze alles tegelijk omhoog te halen. Een klein beetje hulp van de pedagogisch medewerker en alles zit op de plaats waar het hoort. Met een diepe zucht zegt Anna: “Hè, hè.” “Nou, dat heb je knap gedaan”, complimenteert de pedagogisch medewerker. Door belonen stimuleer je een kind om dingen zelf te doen.
Emoties We nemen de verschillende emoties van kinderen serieus zoals pijn, verdriet, angst, boosheid maar ook tevredenheid en plezier. We doen dat onder meer door deze gevoelens onder woorden te brengen en te vragen aan de kinderen of we de uitdrukking op hun gezicht (baby’s / dreumesen) goed begrepen hebben. Het kind leert door benoemen van gevoelens, meer vat te krijgen op zijn eigen emoties. Maaike schreeuwt, huilt en stampvoet op de grond, als mama weggaat. De pedagogisch medewerker zegt tegen haar: “Ben je zo verdrietig omdat mama weggaat?” “Ja!” zegt Maaike. “Mama moet werken net als papa en Pieter gaat naar school en jij mag bij ons spelen.” Maaike snift nog wat en wil nog niet spelen. Als de pedagogisch medewerker een kwartier later kijkt, zit Maaike op de grond met Carmen te spelen. Er zijn kinderen die hun verdriet alleen willen verwerken en de pedagogisch medewerker wegsturen als die hen wil troosten. In principe respecteren wij dit. Wel houden we zorgvuldig in de gaten of het kind niet teveel in dit gedrag blijft hangen en er ongelukkig onder blijft. We proberen goed te begrijpen wat het kind bedoelt als het de pedagogisch medewerker wegstuurt. Het kind kan ook bedoelen: “Ik wil niet bij jou verdrietig zijn” of “Ik ben boos op iedereen”. Als een kind lang in het verdriet blijft hangen, passen we vaak de volgende truc toe. We doorbreken het verdriet door het kind een zakdoekje (tissue) aan te bieden waar hij de tranen in kan stoppen en deze vervolgens in de prullenbak te gooien. Tessa (2 jaar) bijt een ander kind. De pedagogisch medewerker probeert te beoordelen of dit een manier is om haar emoties te tonen. Het bijten keuren we af, niet de emoties van Tessa. Bij Tessa hebben we het idee dat ze gaat bijten omdat ze zich bedreigd voelt als kinderen te dichtbij komen. We begeleiden haar door te praten en te spelen wanneer andere kinderen erbij komen. We geven haar een voorbeeld en proberen haar bij het spel te betrekken. De basis van onze houding in dit soort situaties is: contact houden en het kind in de gaten blijven houden. De feitelijke afstand die de pedagogisch medewerkers houden kan per kind verschillend zijn. Arjan van 1½ jaar wordt soms heel driftig. Hij gilt dan hard en huilt tranen met tuiten. Hij wil niet aangehaald of geknuffeld worden, niet op schoot zitten. Hij lijkt in dit gedrag te blijven steken en daar niets mee op te lossen. Vaak is hij dan aan eten toe. Wanneer hij zijn fles leeg heeft, is hij tevreden en kan weer vrolijk spelen. Als een kind in een bepaald gedrag blijft hangen is het van belang een manier te vinden om dit te doorbreken. Dit kan door middel van een voeding of door buiten te gaan wandelen of als het kind moe is, het naar bed te brengen. Bij een wat groter kind dat blijft volharden in bijvoorbeeld niets zeggen, kiezen we er soms voor het kind een tijdje te negeren. Dit is vaak een manier om dit gedrag te doorbreken, het kind trekt weer bij en gaat uit zichzelf meespelen. Om agressie te voorkomen geven we alternatieven aan kinderen. Je hoeft niet meteen te slaan als je iets niet leuk vindt, maar je kunt ook tegen het andere kind zeggen dat je iets niet leuk vindt. Spanningen van kinderen komen vaak naar buiten door agressief spelgedrag. Ze spelen dan dat ze politie zijn of wilde dieren. Agressief spel buigen we alleen om als andere kinderen zich erdoor bedreigd 16
Pedagogisch Beleid 2015
voelen. We leren de kinderen omgaan met agressie door de gevoelens van de kinderen te benoemen of te vertellen wat er gebeurt. We stoppen agressief spel als de kinderen er zelf niet meer uitkomen.
Weerbaarheid Onder weerbaarheid verstaan we dat een kind voor zichzelf op kan komen, bijvoorbeeld dat het kind zich niet alles laat afpakken. Ook moet de pedagogisch medewerker “nee” kunnen zeggen zonder dat er paniek op volgt. Dat het kind niet direct gedesoriënteerd raakt als het in een andere omgeving komt en dat het open staat voor ‘vreemde’ gezichten, valt volgens ons onder weerbaarheid. Wij stimuleren de weerbaarheid door het kind in contact te laten komen met meerdere mensen. Dit gebeurt ook door het kind mee te nemen naar verschillende ruimtes of een andere groep, naar buiten, naar de winkel, de markt of naar het bos. Ook wordt de weerbaarheid gestimuleerd door kinderen te leren onder woorden te brengen waarom zij iets wel of niet willen, door hun gevoelens te benoemen en door de communicatie tussen kinderen te verwoorden en te laten verwoorden. Wij grijpen niet te snel in bij conflictsituaties omdat we het goed vinden om de kinderen eerst zelf een oplossing te laten zoeken. Komen kinderen er niet uit, dan gaan we in gesprek met de kinderen om zo toch samen een oplossing te zoeken. Voor de allerkleinsten brengen de pedagogisch medewerkers gebeurtenissen en gevoelens voor de kinderen onder woorden. Als een kind huilt omdat het speelgoed waar het mee aan het spelen was door een ander kind wordt afgepakt, te zeggen: “Jij was ermee aan het spelen hè, je wilt het graag terug hebben”. Bij peuters komt het wel eens voor dat kinderen niet mee mogen doen. Dan zoeken ze steun bij de pedagogisch medewerkers. Ook in een dergelijke situatie probeert de pedagogisch medewerker het kind te helpen voor zichzelf op te komen, lukt dat niet, dan helpt de pedagogisch medewerker met het vinden van een alternatief.
Zelfredzaamheid Wij willen kinderen helpen met groot worden. Dat betekent onder andere dat we de zelfredzaamheid stimuleren. Zo spreken wij de kinderen aan op wat zij zelf kunnen en we betrekken hen steeds weer bij de dagelijkse gebeurtenissen met de bedoeling dat ze hierdoor meer vat krijgen op de wereld om hen heen. Wij zijn actief en creatief in het vinden van situaties waarin de zelfredzaamheid kan worden geoefend. Wij stimuleren de zelfredzaamheid van de kinderen door: Het voor te doen en daarna te stimuleren om het zelf ook te proberen. De kinderen de ruimte te geven het zelf te proberen of oplossingen te zoeken. Mee te denken met het zoeken naar een goede oplossing. Dit doen we door vragen te stellen aan de kinderen, actief te luisteren, terug te vragen en te benoemen. De communicatie tussen de kinderen op gang te brengen om ze zo zelf te leren tot samenspel te komen of om een conflict op te lossen. De kinderen te laten zien hoe je kunt spelen, we passen de handelingen aan op het niveau van het kind De kinderen de kans te geven om handelingen uit te proberen, om te experimenteren met allerlei verschillende ontwikkelingsmaterialen, waarbij wij niet direct resultaat verwachten. Daan van 2 jaar wil graag contact met andere kinderen. Zijn contact zoeken kan soms ineens omslaan in slaan of duwen, terwijl het eerst heel aardig bedoeld was. Het geven van een schep aan een kindje, kan omslaan in met de schep slaan. We zeggen dan: “Ik vind het niet leuk dat jij haar slaat, dat doet pijn” en komen dan zo snel mogelijk tussen beiden wanneer praten niet helpt. We leiden een kind af op het moment waarop we denken dat het gedrag omzwaait naar pijn doen: “Ga je mee zand scheppen in de zandbak?” Arno van 3 jaar pakt de fiets af van Jelle, Jelle begint vreselijk hard te schreeuwen en huilend gaat hij naar de pedagogisch medewerker. Samen gaan ze naar Arno toe en de pedagogisch medewerker vraagt aan Arno: “Wilde jij die fiets ook graag hebben?” Waarop Arno gretig ja knikt. “Wat gaan we 17
Pedagogisch Beleid 2015
daaraan doen? Jelle zegt dat hij er eerst op zat en dat Arno er dus af moet. Hier heeft Arno geen zin in en weigert dan ook de fiets af te staan. Door te vragen hoe we het het beste op kunnen lossen, denken de kinderen na over verschillende mogelijkheden. Als ze nergens mee komen kun je zeggen: “Zullen we dan om de beurt gaan of de één gaat duwen en de ander zit op de fiets, wat vinden jullie?” Door een compromis voor te stellen ontstaat er dan een gesprekje tussen beide jongens en kiezen ze zelf een oplossing waar ze tevreden mee zijn. Ieder kind ontwikkelt zijn verstandelijke en lichamelijke mogelijkheden in zijn of haar eigen tempo. Nooit is de handigheid van het ene kind een maatstaaf voor het andere kind. ‘Sneller’ is niet ‘beter’. Het belangrijkste is het plezier van het kind als het iets nieuws kan. We spreken kinderen aan op hun mogelijkheden. Met de dingen die van een kind gevraagd worden, laat de pedagogisch medewerker merken dat ze vertrouwen heeft in de mogelijkheden van het kind. Loopt het goed af, dan geeft dit het kind een plezierig en tevreden gevoel. Een gevoel van “Dat kan ik!” We waarschuwen kinderen niet te snel dat iets gevaarlijk is. Je geeft ze dan eigenlijk de boodschap: “Dat kan jij niet”. Voor het zelfvertrouwen is dat niet bevorderlijk. We spreken ook baby’s aan op hun mogelijkheden. Bijvoorbeeld: “Hou je flesje maar vast”. Wij accepteren dat het ene kind met veel enthousiasme aan een nieuwe vaardigheid begint terwijl het andere kind een langere periode van steeds even proberen nodig heeft. Wel zit er een grens aan het wachten tot een kind uit zichzelf toe is aan het leren van nieuwe dingen.
Zelfstandigheid Een goede hechting aan een vertrouwd, responsief persoon geeft het kind een gevoel van veiligheid. Dit veilige gevoel heeft een kind nodig als basis. Vanuit deze veilige basis kan het gaan spelen en op verkenning uitgaan. In deze periode gaat het kind zich meestal ook op een of andere manier voortbewegen. Zijn verkenningen kunnen daarmee een grotere ruimte bestrijken. De eerste stappen op weg naar zelfstandigheid worden hiermee gezet. In het begin zal het kind de merkbare aanwezigheid van de vaste pedagogisch medewerker nodig hebben bij zijn verkenningstochten. Hij moet de zekerheid hebben dat de pedagogisch medewerker in een spannende situatie bereikbaar is. Later zal het al voldoende zijn als het kind weet dat de vaste pedagogisch medewerker in de buurt is. Hij weet uit ervaring dat ze toch wel komt op belangrijke momenten. Zo zal hij, met een veilig gevoel, steeds verder weg durven gaan. Ook zal dan de aanwezigheid van de andere pedagogisch medewerkers voldoende vertrouwd zijn. De zelfstandigheid van de kinderen stimuleren wij door: De kinderen zelf te laten spelen. We leggen het speelgoed klaar onder handbereik van de baby’s zodat ze het zelf kunnen pakken en ermee kunnen gaan ontdekken. De kinderen zelf te laten eten. We stimuleren ze om zelf hun stukjes brood of fruit te pakken. We geven de kinderen de tijd om dit te leren en proberen het steeds opnieuw. De kinderen te helpen zelf de beker of het flesje goed vast te houden. We helpen ze door hun handen naar de fles of beker toe te brengen. De kinderen zelf het beleg op de boterham te laten kiezen. We stimuleren ze in het maken van een keuze. Om dit makkelijker te maken, laten we ze uit twee soorten beleg kiezen. Kunnen ze nog niet kiezen dan geven wij ze een boterham en benoemen het beleg dat er op zit. De kinderen een snoetenpoetser te geven en zelf hun gezicht te laten schoonmaken na de broodmaaltijd. Met behulp van een spiegel leren we dat het kind zelf kan zien waar het vies is. We doen het voor en begeleiden eventueel door een handje te sturen om samen het gezicht te wassen. De kinderen zelf hun handen te laten wassen en afdrogen. We geven daarbij mondelinge aanwijzingen en begeleiden waar dat nodig is. Rekening te houden met het tempo van ieder individueel kind. We laten dingen ‘mis’ lopen en reageren daarop door voor te stellen het opnieuw te proberen. De kinderen complimentjes te geven als iets goed gaat of lukt. Dit doen we door in de handen te klappen of een ‘aai’ over de bol te geven en door het te benoemen. Een handeling die mis gaat, opnieuw te laten proberen. 18
Pedagogisch Beleid 2015
De kinderen zichzelf te laten uit- en aankleden. We geven ze tijd en geven complimentjes. Ook geven we aanwijzingen en waar nodig is helpen we ze mee. De kinderen mee te laten helpen met het opruimen van het speelgoed en het afwassen van bijvoorbeeld de bekers. Dit doen we door ze te vragen om mee te helpen en ze aan te moedigen, zeker niet door dwang te gebruiken. De kinderen zelf ruzietjes op te laten lossen. Als ze er zelf niet uitkomen, helpen we d.m.v. praten en zoeken naar een oplossing die voor allebei aanvaardbaar is. We stellen alleen grenzen daar waar er gevaar dreigt of daar waar andere kinderen er hinder of last van ondervinden. De kinderen de ruimte te geven, zowel letterlijk als figuurlijk. We geven ze de vrijheid om dingen te ontdekken en te ondernemen.
Tot slot realiseren we ons dat door ‘tijdgebrek’ onnodig veel dingen, die de kinderen zelf kunnen doen, worden overgenomen door volwassenen. We willen dit voorkomen en zorgen er juist voor alternatieven te bedenken of handreikingen te bieden waardoor kinderen hun eigen zaakjes kunnen opknappen. Conclusie: Per kind bekijken we wat het kan, zoals het zelf uit- en aankleden, het klimmen op het klimrek of een jas los maken. Allemaal zaken waarbij het kind zich gaat realiseren wat het wel en wat het nog niet onder de knie heeft. Dit levert een bijdrage aan het zelfbewustzijn. Wij realiseren ons dat een kind zich veilig moet voelen, willen we er eisen aan kunnen stellen. Bij nieuwe kinderen houden we daar rekening mee.
Zindelijkheid Met de kinderen vanaf ongeveer twee jaar gaan we zo nu en dan naar de wc om hen het gevoel te leren kennen. Kinderen die nog zindelijk moeten worden zien dan de andere kinderen plassen en maken zo kennis met de wc. Met twee en een half jaar gaan kinderen na elk kringmoment naar de wc. Het is interessant om op de wc te zitten en de kinderen raken zo spelenderwijs gewend aan de wc. En hoe meer ontspannen en gewoon dat gebeurt, des te makkelijker het zal zijn om een plas te doen. Wij vragen aan de kinderen of ze naar de wc moeten, maar er zijn ook kinderen die zelf aangeven naar de wc te moeten. We gaan ervan uit dat kinderen zelf aangeven wanneer ze eraan toe zijn om op de wc te gaan plassen. We dwingen ze niet. Soms stimuleren we een kind wel om op de wc te gaan zitten. We weten dan dat het kind dit wel kan, maar dat het een extra steuntje in de rug nodig heeft. Wij prijzen de kinderen als ze voor de eerste keer op de wc zitten. En er wordt opnieuw veel aandacht geschonken als er een plas op de wc gedaan is. We laten de kinderen dan vaak zelf doortrekken. Kinderen die al zindelijk zijn, gaan zelf naar de wc. Wanneer kinderen oefenen met zindelijk worden, is daar een pedagogisch medewerker bij aanwezig. Tegelijkertijd met het zindelijk worden zijn we dus ook bezig met een stukje training van hun zelfstandigheid: zelf billen afvegen, zelf (onder)broek ophijsen, zelf doortrekken en zelf handen wassen. Ook willen soms jonge kinderen, die duidelijk nog niet de leeftijd hebben bereikt zindelijk te worden, op de wc ‘plassen’. Dit wordt gestimuleerd door de pedagogisch medewerkers, zodat het kind gesterkt wordt in zijn zelfvertrouwen. Als ouders en/of verzorgers aangeven thuis aan de gang zijn met het zindelijk worden, gaan wij hier ook actiever mee aan de gang. We lezen in de kring dan bijvoorbeeld een boekje voor met zindelijkheid als onderwerp. We hebben vaste tijden waarop kinderen verschoond worden en naar de wc gaan. Dit is ‘s morgens na de kring, na het eten en na de kring ‘s middags. Tussendoor worden de kinderen, indien nodig, ook verschoond of gaan zelf naar de wc. Met hun vierde verjaardag wordt van kinderen verwacht dat ze zindelijk zijn, in ieder geval overdag. Veel basisscholen stellen het zindelijk zijn als een verplichting voordat een kind mag starten op school. Dat neemt niet weg dat een kind nog soms wordt overvallen door een ‘ongelukje’. Door alle nieuwe indrukken kan het vergeten op tijd naar de wc te gaan, of bijvoorbeeld omdat het ‘naar school/BSO 19
Pedagogisch Beleid 2015
gaan’ nog spannend is. Een ‘ongelukje’ op de BSO is erg vervelend voor een kind, je bent tenslotte al vier (of ouder). De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat een kind geen bekijks heeft en probeert het kind zo snel en discreet mogelijk te helpen. Op de BSO ligt voldoende reservekleding om een kind weer te kleden. Ook wordt samen met het kind bekeken/ besproken hoe het heeft kunnen gebeuren om het in de toekomst te kunnen voorkomen. In de overdracht naar ouders informeren we kort en duidelijk, het kind vindt het meestal erg genoeg.
Taalontwikkeling Wij vinden het belangrijk de taalontwikkeling van het kind te stimuleren zodat we ook verbaal contact met het kind kunnen hebben. Ook stimuleren we de taalontwikkeling omdat het kind zo leert te communiceren met andere mensen. En wat we heel belangrijk vinden is dat het kind duidelijk kan maken wat het wil, hoe en waarom het iets wil. Wij stimuleren de taalontwikkeling bij kinderen van:
0 - 3 maanden: Door veel te communiceren met het kind, liedjes te zingen, mee te brabbelen met het kind (bar, rrrr), reacties uit te lokken, stiltes in te bouwen zodat het kind terug kan brabbelen, te reageren op de lichaamstaal van het kind (wijzen, huilen, lachen).
3 - 9 maanden: Door veel te communiceren met het kind, zowel non-verbaal (mimiek, intonatie, gebarentaal) als verbaal en reacties proberen uit te lokken, te reageren op de lichaamstaal van het kind, te zingen met het kind, boekjes voor te lezen, plaatjes te benoemen.
9 maanden - 2 jaar: Door voorwerpen te benoemen, boekjes te lezen, plaatjes te kijken, liedjes te zingen, in korte zinnen te benoemen wat jij of het kind aan het doen is, handelingen van het kind te verwoorden. Het kind wijst naar de klok, je zegt: “Ja, dat is de klok”.
2 - 4 jaar: Door rijmspelletjes te doen met de kinderen, liedjes te zingen en voor te lezen, terug te laten vertellen. Verbaal veel te herhalen, blaasspelletjes met de kinderen te spelen (zo train je de lipspieren). Kinderen de gelegenheid te geven iets te vertellen.
Door een zin goed te herhalen en niet te verbeteren. Bijvoorbeeld als een kind zegt: “Ikke ook heeft”, dan zegt de pedagogisch medewerker: “Heb jij dat ook?” En niet: “Nee, niet heeft maar heb”. Of als het kind zegt: “Toel upot”, dan zegt de pedagogisch medewerker: “Ja, de stoel is kapot”.
Spreekt een kind thuis een andere taal dan proberen wij een kind aan de hand van boekjes en gesprekjes tijdens activiteiten Nederlandse woorden te leren door ze aan te wijzen en te benoemen. Spreekt een kind thuis Engels dan herhalen wij de vraag van het kind in het Nederlands en geven pas dan antwoord in het Nederlands. Bijvoorbeeld “I want my mummy…” dan zegt de pedagogisch medewerker “Wil jij je mamma?” , dan “Jij zou wel graag bij mamma zijn, hè? Mamma is nu werken, maar na de boterham komt ze je halen.” Bij twijfel of een kind het begrijpt, herhalen we het antwoord in het Engels.
Op de BSO bieden we regelmatig spelletjes aan waarin taal centraal staat. Ook wordt er regelmatig voorgelezen en worden er liedjes gezongen die aansluiten bij een thema of een onderwerp wat speelt bij de kinderen.
Conclusie: Actief luisteren, terug vragen of je het goed begrepen hebt, helpen verwoorden en zelf het goede voorbeeld geven (Gordon), zijn belangrijke aandachtspunten die helpen bij de stimulering van de taalontwikkeling. Hoe jonger de kinderen zijn, des te moeilijker het is te achterhalen, wat ze precies denken en doen. Het kind moet een groot aantal keren ervaren, dat je zijn behoefte begrijpt en er gunstig op reageert. Door regelmatig positieve reacties te krijgen op zijn signalen, krijgt een kind 20
Pedagogisch Beleid 2015
vertrouwen in de wereld om hem heen. Sterker wordt het vertrouwen als hij weet welke reactie hij kan verwachten. Als jouw reacties voorspelbaar zijn, een terugkerend patroon vormen, krijgt het kind (hoe jong ook) een gevoel van veiligheid bij jou. Dit opmerken van signalen in het gedrag van het kind, begrijpen en erop reageren, heet in vaktaal: responsiviteit.
Responsiviteit Een kind kan verdiept zijn in zijn spel en je opeens aankijken. Soms is dit een signaal om hulp. Als je een kind dan verder helpt, geef je een responsieve reactie. Het kan ook zijn dat het kind je aankijkt, omdat hij afgeleid is, of even nadenkt. We laten een baby rustig zijn gang gaan. Geleidelijk aan door ervaring en in de omgang met het kind leren we wat een signaal betekent. Het is een kwestie van goed kijken, voorzichtig waarnemen en inschatten hoe het kind reageert. In de eerste levensmaanden zijn signalen van baby’s meestal goed te volgen. De belangrijkste behoeften van het kind zijn: dat je hem op tijd voedt en verschoont, hem troost, hem oogcontact biedt, toelacht, praat en hem aandacht geeft. Zo gaan we meestal voldoende in op de signalen van het kind. Naarmate het kind ouder wordt, krijgt hij meer vaardigheden en interesses en wordt zijn gedrag complexer. De manier waarop we met hem omgaan verandert dan ook en zal ingewikkelder worden. Responsief reageren zal dan ook de kant krijgen van het kind regelmatig aanmoedigen en steunen bij zijn Pogingen bepaalde vaardigheden onder de knie te krijgen. Hem prijzen voor zijn Pogingen en prestaties valt dan onder responsief gedrag, evenals het verwoorden bij het kind en er passend op reageren. Overigens betekent responsiviteit niet hetzelfde als ingaan op elke kik die een kind geeft. Want soms is een signaal onduidelijk of moeilijk te begrijpen. Soms heb je geen tijd of zijn er andere situaties die je aandacht op eisen. Het gaat er ook niet om, dat we zoveel mogelijk tijd aan het kind besteden. Een korte tijd aandacht geven kan ook voldoende zijn, als de aandacht die we geven maar goed afgestemd is op de behoefte van het kind. Natuurlijk hoeven we niet altijd te wachten tot het kind iets aangeeft. We nemen ook zelf initiatieven door bijvoorbeeld een spelletje aan te reiken of een grapje te maken. Als er maar opgelet wordt dat je een kind niet stoort in zijn bezigheden. Het gaat erom dat we ingaan op de signalen van het kind. We spreken de kinderen aan op wat ze zelf kunnen en we betrekken hen steeds weer bij de dagelijkse gebeurtenissen, met de bedoeling dat ze meer vat krijgen op de wereld om hen heen.
Cognitieve ontwikkeling De cognitieve (verstandelijke) ontwikkeling stimuleren we door het kind te prijzen en te belonen, door het aanbieden van bouw- en constructiemateriaal (bijvoorbeeld duplo en houten blokken), puzzels, het zingen van liedjes en het opzeggen van rijmpjes. Ook laten we het kind initiatieven nemen en het kind zelf oplossingen bedenken (Gordon), eventueel met begeleiding: Evelien (ruim twee jaar) zit op de leuning van de bank. De pedagogisch medewerker zegt: “Evelien, ik ben bang dat je zo van de bank valt”. Evelien schuift naar beneden en gaat goed op de bank zitten. Ook stimuleren we het kind door deze met zoveel mogelijk verschillende materialen te laten kennismaken, zodat het kind de mogelijkheid krijgt te onderzoeken en te ontdekken (Reggio). Het aanbieden van bewust gekozen materiaal, afgestemd op het ontwikkelingsniveau van het kind, zoals constructiemateriaal, puzzels en boekjes (dus geen puzzel van honderd stukjes voor een tweejarige). Op de BSO zorgen de naar leeftijd ingerichte groepen ervoor dat kinderen spelmateriaal kunnen kiezen dat hen uitdaagt. Wanneer de groepsleiding vindt dat een kind spelmateriaal kiest dat onder het ontwikkelingsniveau van het kind ligt dan wordt er gekeken waarom een kind deze keuze maakt. Soms vindt een kind rust en ontspanning in spel dat hij kent en gemakkelijk voor hem is. De groepsleiding stuurt kinderen wel aan op uitdagingen en ontdekkingen.
21
Pedagogisch Beleid 2015
Conclusie: Het stimuleren van de cognitieve ontwikkeling kun je op diverse manieren doen. Belangrijk vinden wij dat kinderen leren zelf oplossingen te bedenken.
Motorische ontwikkeling Wij begeleiden en stimuleren de motorische ontwikkeling om een basis te leggen voor de verdere ontwikkeling en het kind meer zelfvertrouwen te geven. We maken hierbij een onderscheid tussen de fijne en de grove ontwikkeling van de motoriek. Fijne motoriek De fijne motoriek wordt onder andere gestimuleerd door de baby op de grond de ruimte te geven om naar bijvoorbeeld blokken die om hem heen liggen te reiken. Een baby zal dit eerst proberen te pakken, lukt hem dit dan zal hij het vasthouden en er op gaan sabbelen. Is het kindje wat ouder dan zal het bijvoorbeeld met de blokken gaan stapelen/bouwen. Als kinderen wat ouder zijn wordt er ook onder andere geplakt, geverfd en getekend. Daarnaast blijft er natuurlijk alle ruimte om lekker met duplo te bouwen of in de zandbak zandgebakjes te maken. Kinderen vinden het leuk om bezig te zijn aan tafel. Hier hebben ze de ruimte om bijvoorbeeld een ketting te rijgen van kralen, te puzzelen of te spelen met insteekmozaïek. Op de BSO wordt regelmatig aandacht besteed aan het echte priegelwerk voor gevorderden. Minikraaltjes rijgen, beestjes vangen en bekijken in onderzoekspotjes, vingerhaken of weven met plastic. Grove motoriek De grove motoriek wordt gestimuleerd door een baby, als het daar aan toe is, op zijn buik te leggen zodat het kan oefenen zijn hoofd op te houden. Ook krijgt een baby alle ruimte om zich veilig om te rollen door de baby op een kleed te leggen. Daarnaast worden er veel schootspelletjes met de kinderen gedaan. Naast het feit dat dit goed is voor de ontwikkeling van het evenwicht is het ook goed voor de ontwikkeling van de grove motoriek. De kinderen zullen de liedjes in het begin nog niet mee kunnen zingen, maar de bewegingen des te meer wel, hier beleven ze dan ook veel plezier van. Als de kinderen weer wat ouder zijn en oefenen te leren lopen, zullen wij dit stimuleren door ze bijvoorbeeld een duwkarretje te geven. Zo raken ze steeds meer vertrouwd met het rondstappen, zodat ze dit uiteindelijk helemaal ‘los’ kunnen. Daarnaast is er natuurlijk alle ruimte om rond te kruipen, te zitten en weer wat later te gaan staan. Buiten is voor de kinderen alle ruimte om lekker te rennen en te springen en rond te rijden op een fiets. Binnen is de ruimte om te klimmen, te glijden en in het huisje te spelen. Wanneer kinderen ervaren dat ze zelf in en uit het huisje kunnen klimmen of kunnen rondstappen als ze zich vasthouden aan een duwkar, zullen ze steeds meer zelfvertrouwen ontwikkelen. Dit zelfvertrouwen is belangrijk om een volgende stap in hun ontwikkeling te (kunnen) zetten. Wanneer je als pedagogisch medewerker dan ook te snel ingrijpt, ontneem je kinderen de mogelijkheid te ervaren dat hun eigen gedrag invloed heeft op een situatie. Wij begeleiden de kinderen in hun motorische ontwikkeling door vooral te helpen dingen te verwoorden of voor te doen. Lukt het dan nog niet om bijvoorbeeld van de glijbaan te komen dan helpen we door het samen met het kind te doen. Jesse manoeuvreert zich zo in het klimrek waardoor ze er niet meer uit durft en gaat huilen. De pedagogisch medewerker gaat naar haar toe en al pratend lukt het, het kind eruit te komen: “Eerst je been laten zakken, je hand hier goed vast houden, goed zo!” Voor kinderen op de BSO organiseren we zoveel mogelijk buitenspeelmomenten. Kinderen in deze leeftijdsfase vinden het heerlijk om buiten uit te razen. Logisch, want na een lange dag in de klas heeft een BSO’er genoeg stilgezeten. Voetballen en tikkertje op het plein, scheuren met fietsen, steps en skelters, enzovoort. Daarnaast hebben we beschikking over de twee speellokalen van de scholen. Bij erg slecht weer kunnen ze hier hun energie kwijt met balspel, klimrekken en glijbaan.
22
Pedagogisch Beleid 2015
Conclusie: We brengen in de activiteiten veel variatie aan om de verschillende aspecten van de ontwikkeling regelmatig te stimuleren. Daarbij gebruiken we de taal om al onze handelingen en die van het kind te benoemen. Alle mogelijkheden die het gebouw, de tuin en het materiaal bieden gebruiken we, steeds weer op een andere (creatieve) manier (Reggio). Om de kinderen zich zo goed mogelijk te laten ontplooien, gaan we veelal uit van de activiteiten waarin de kinderen geïnteresseerd zijn (Reggio). Peuters beginnen vaak zelf met een fantasiespel. Tom roept: “Ik ben een tijger”, en gromt hierbij. Emy roept: “Ik ook”, en gromt hevig. De pedagogisch medewerker vraagt: “Zijn we in de dierentuin?” “Ja”, roept Tom: “En we zijn heel gevaarlijk, we eten je op!” “Dan ga ik maar snel de oppasser roepen dan kan hij ze in een kooi stoppen”, zegt de pedagogisch medewerker. Joris wil de oppasser zijn en jaagt de tijgers in het huisje onder de glijbaan, dat voor tijgerkooi moet doorgaan. De kinderen wekken zelf de spanning op, maar door mee te spelen kan de pedagogisch medewerker invloed uitoefenen en het spel een andere wending geven. Omdat kinderen van nature nieuwsgierig zijn en graag dingen uitproberen, is het meest voor de hand liggend die activiteiten uit te breiden waar het kind zelf aan begonnen is, of het kind te helpen zijn zelf gekozen activiteit uit te voeren. De kans dat het geconcentreerd bezig gaat is dan groter. Voor alle duidelijkheid willen we stellen dat wij onder activiteiten niet alleen knutselen verstaan, het doen van spelletjes, of het spelen met constructiemateriaal en puzzels, maar ook het knuffelen, aankleden en tafelmanieren leren. Het woord ‘activiteit’ is bij Koningskinderen dan ook een breed begrip.
Creativiteit Wij vinden het erg belangrijk dat kinderen plezier hebben in het creatief bezig zijn. Het resultaat is niet belangrijk! Op de groepen zijn we op verschillende manieren bezig met creativiteit. Kinderen zijn creatief bezig als ze aan het spelen zijn met zand, klei, wasco, verf of iets knutselen met papier en lijm. We stimuleren en ontwikkelen het beeldend vermogen van de kinderen door procesmatig te werk te gaan. We proberen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de belevingswereld en vinden de persoonlijke beeldende ontwikkeling belangrijker dan het eindproduct. De rol van de pedagogisch medewerkers is daarom ook eerder groeibevorderend, dan instruerend. (Reggio) Creativiteit wordt ook geprikkeld als ze bezig zijn met fantasiespel zoals: verkleden, papa & mama spelen of poppenkast spelen met handpompen. De kinderen slepen met stoelen om er een trein van te maken, of beelden een brand uit door alles op elkaar te stapelen. Wij doen mee in verschillende rollen en stimuleren de kinderen daardoor. Een pedagogisch medewerker krijgt een prik van de dokter, want anders wordt ze ziek. (Kind heeft twee dagen geleden zelf een prik gehad). We luisteren daarom ook goed naar datgene wat kinderen zeggen en gaan mee in hun spel. Els wijst naar haar hoofd en zegt alleen: “Hoofd”. De pedagogisch medewerker antwoordt: “Heb je pijn in je hoofd, Els?” “Ja, hoofdpijn, mama, bed…” Door hier zinnen van te maken gaat de pedagogisch medewerker na of ze Els goed begrepen heeft en tegelijkertijd stimuleert ze haar taalgebruik. We maken ook veel gebruik van muziek. We zingen of draaien veel liedjes waarbij we bewegingen maken. Ook gebruiken we instrumenten om zelf muziek te maken. Ook de pedagogisch medewerkers zijn creatief bezig in hun dagelijkse werk. Voorbeelden hiervan zijn de verschillende manieren van lichamelijk contact zoeken met de kinderen door te kietelen of te masseren (bij baby’s). Maar ook bij het naar buiten gaan (waar naartoe, hoe en wat te doen) of door een spontane activiteit aan te bieden als dat door de kinderen aangereikt wordt. Het verzorgen van de groepsruimte hoort ook bij de taak van de pedagogisch medewerkers. Bij het aanbreken van een nieuw seizoen of een feest, worden de groepen versierd met allerlei knutselwerkjes van de kinderen die met een bepaald thema, zoals de lente, te maken hebben. Tijdens het zingen van liedjes kunnen deze versieringen dan weer worden gebruikt als uitgangspunt. Andere situaties waarin pedagogisch medewerkers creatief bezig zijn is tijdens het aanbieden van spelletjes, het voorlezen, improviseren of tijdens het troosten van een kindje. Door een grapje te maken of 23
Pedagogisch Beleid 2015
het kind af te leiden door een gek stemmetje op te zetten kan je zorgen dat het kind zijn verdriet vergeet en weer lekker gaat spelen. Wij begeleiden de creatieve ontwikkeling bij de kinderen door het aanbieden van hindernissen (bijvoorbeeld door babyspeeltjes verder weg te leggen) en kinderen zelf te laten ontdekken hoe ze ermee om kunnen gaan. Maar ook door kinderen zelf uit te laten zoeken wat ze kunnen doen met bijvoorbeeld klei en zand (Reggio) en de verschillende mogelijkheden van speelgoed zoals duplo. We prikkelen de fantasie van de kinderen door regelmatig iets nieuws aan te bieden op de groep. We prijzen de kinderen als ze zelf iets verzonnen hebben. Soms laten we zien wat je met materiaal kunt doen. We stimuleren de kinderen, maar dwingen ze niet. We gaan in op het fantasiespel van het kind en spelen mee. Conclusie: Creatief zijn kan op allerlei manieren, het maakt niet uit hoe, het resultaat is niet het belangrijkst, het gaat er vooral om of kinderen zich vermaakt hebben en zich hebben kunnen uiten; procesgericht werken, dat is wat we beogen. (Reggio)
Normen en waarden Binnen Koningskinderen hebben we te maken met kinderen die vanuit diverse achtergronden Koningskinderen bezoeken. De kinderen komen uit verschillend samengestelde gezinnen en culturen. Bij het ene kind mag thuis wel iets, wat bij een ander kind thuis absoluut uit den boze is. Deze kinderen zitten samen op een groep. Wat wij als pedagogisch medewerkers dan ook heel belangrijk vinden is dat de kinderen kennismaken met deze verschillende achtergronden en culturen. De kinderen ervaren zo dat er verschillende manieren van met elkaar omgaan bestaan, en dat bijvoorbeeld thuis bij een vriendje geen papa (meer) is. Wij willen de kinderen er dan ook op wijzen dat niet één manier de beste is, maar dat er evenveel manieren als mensen zijn en dat die allemaal kunnen deugen. Kortom dat het kind (andere) normen en waarden leert. Ook respect van de pedagogisch medewerkers voor de mening van ouders en andersom is belangrijk. Het kan bijvoorbeeld zijn dat wij op een andere manier met seksualiteit omgaan, dan de manier waarop de ouders over seksualiteit denken. Het is dan ook belangrijk dat we hierover praten, ouders vertrouwen hun kind voor een deel van de tijd toe aan onze zorg. Samen met de ouders proberen wij onze manier van opvoeden af te stemmen op de opvoeding thuis. Verschillen in normen en waarden horen hier dan ook bij. Wat ook belangrijk is, is dat de pedagogisch medewerkers onderling hun normen en waarden bespreekbaar maken. Hierover moet ook gediscussieerd kunnen worden zodat elke pedagogisch medewerker haar plek kan hebben met haar eigen normen en waarden.
Cultuurverschillen binnen Koningskinderen Binnen Koningskinderen hebben we te maken met kinderen, hun ouders en pedagogisch medewerkers die ieder hun eigen cultuur/achtergrond meebrengen. Er zijn dus verschillen in geloof en sociale klasse. Maar ook verschillen in bijvoorbeeld de samenstelling van de gezinnen. Wij vinden het belangrijk dat iedereen het gevoel krijgt dat hij er mag zijn. Elkaar respecteren is dan ook een van de waarden waar we veel waarde aan hechten. We waken er actief voor, dat er vooroordelen ontstaan bij de kinderen, juist omdat kinderen van nature nieuwe dingen open tegemoet treden. Binnen Koningskinderen zijn kinderen van alle gezindten welkom. Als levensovertuigingen / religies heel concreet naar voren komen in bijvoorbeeld een doop- of het Suikerfeest, zullen we het feest een plaats geven in de groep. Aan de andere kinderen leggen we uit wat de betekenis van het gebruik is, we betrekken hen op die manier bij het feest van een groepsgenootje en laten hun zo kennis maken met een andere cultuur, en dus ook met andere waarden en normen. Wij benaderen de multiculturele samenleving op een positieve en open manier. 24
Pedagogisch Beleid 2015
Verschil in sociale klasse van kinderen en ouders kan tot uitdrukking komen door verschillen in manier van kleden, relaties van familieleden, gebruik van taal of een interpretatie van ‘nette’ kleding. Wij zullen elk kind met evenveel zorg omringen; deze verschillen zijn alleen belangrijk voor ons, voor zover we ze nodig hebben om ieder kind zo goed mogelijk te begrijpen. Wij zullen de kinderen geen typische mannen- of vrouwenrol opleggen. We bieden zowel jongens als meisjes beide ‘soorten’ speelgoed aan en proberen daarin de keuzevrijheid centraal te stellen. Zowel jongens als meisjes worden betrokken bij huishoudelijke karweitjes en overige klussen. Jongens hoeven niet stoer te zijn en mogen best huilen wanneer ze verdrietig zijn, evenals meisjes. We hebben ook te maken met kinderen die uit een niet-traditioneel gezin komen. Kinderen die bijvoorbeeld twee vaders of twee moeders hebben of kinderen uit een eenoudergezin. Wij hebben hier een open houding in en zullen hier in de groep dan ook op een normale manier mee omgaan. De pedagogisch medewerker leest een boekje voor in de kring. Het verhaal gaat over een papa en een mama. “Hé”, zegt Minou, “Ik heb een mama en mammie”. “Ja”, zegt de pedagogisch medewerker “dat kan ook dat je twee mama’s hebt of twee papa’s. Of dat je alleen woont met je mama of je papa, dat kan ook”. En zo ontstaat er een gesprekje over alle papa’s en mama’s van alle kinderen. Het gebeurt steeds vaker dat we kinderen op de groep krijgen die opgevoed worden, zoals eerder beschreven door twee vaders of twee moeders. Maar ook kinderen waar de ouders van gescheiden zijn of een latrelatie hebben, en het kind dus twee huizen heeft waar het woont. Ook zijn er situaties waarin kinderen alleen opgevoed worden door de vader of de moeder. Dit kan een bewuste keuze zijn of omdat een van de ouders is overleden. In al deze situaties vinden wij het van belang om op een open manier hierover te communiceren met de kinderen (onderling), mocht dit ter sprake komen. Om dit te kunnen is het ook van belang dat wij goed overleg hebben met de ouder(s). Zo kunnen wij hun waarden en normen zoveel mogelijk afstemmen op die van Koningskinderen. Wij vinden het heel belangrijk dat kinderen geen uitzonderingspositie krijgen, maar dat hun opvoedingssituatie net zo normaal is als die van een kind dat in een traditioneel gezin wordt opgevoed. Conclusie: Wij proberen steeds te reageren op de kinderen en op elkaar, zodra we merken dat in een spel of gesprek vooroordelen naar voren komen. We letten er op dat we op geen enkele wijze negatieve meningen laten horen over bepaalde groepen in onze samenleving. Wel zijn we actief in het praten over verschillende groeperingen, met de bedoeling dat kinderen meer weten en daardoor minder snel geneigd zijn iets ‘gek’ en daarmee ‘minderwaardig’ te vinden.
Kinderen en de dood Eén van de eerste ervaringen van een kind met de dood is de confrontatie met een dode vogel of een dode vlieg. Wij vinden het heel belangrijk om hier op een open manier mee om te gaan. We ontwijken de dood als onderwerp niet omdat kinderen dan niet kunnen leren wat de dood inhoudt en eventueel om rouwgevoelens te tonen. Bovendien kan een kind er zelf allerlei dingen omheen denken wat verwarring zal scheppen. Het kan voorkomen dat een direct familielid (bijvoorbeeld opa of oma) van een kind overlijdt. Meestal merken we dat een kind hier op de groep mee bezig is. Wij vinden het dan ook belangrijk om dit bespreekbaar te maken. We doen dit niet zomaar, maar altijd in overleg met de ouders. Dit om rekening te houden met de waarden en normen van elkaar. Ouders kunnen altijd terecht bij ons om advies te vragen hoe ze het beste kunnen omgaan met deze situatie. We zullen de dood als onderwerp dus zeker niet schuwen. Is er aanleiding voor, dan zullen we zeker over het onderwerp praten. Het voorlezen van een prentenboek, waarin ook het onderwerp een rol speelt, kan dan een goed hulpmiddel zijn. Er zijn boeken over dit onderwerp aanwezig bij Koningskinderen.
25
Pedagogisch Beleid 2015
Seksualiteit en lichamelijkheid Wij hebben er geen problemen mee als kinderen elkaar bloot zien in natuurlijke situaties, zoals bij het verschonen, naar het toilet gaan en zomers in het badje. Als ouders problemen hebben met het feit dat anderen hun kinderen bloot zien dan houden we hier rekening mee. We beseffen dat kinderen het heerlijk kunnen vinden om in hun blootje rond te rennen en staan dit ook toe. De binnentuin en het achterplein van het kinderdagverblijf van Koningskinderen bieden voldoende privacy voor de kinderen om bloot rond te lopen. DriePlussers vinden het vaak al een beetje vervelend in hun blootje, voor hen hebben we zwembroekjes. Wanneer we met water spelen op de BSO krijgen kinderen van te voren te horen dat ze een zwembroek of bikini mee moeten nemen. Door peuters wordt soms doktertje gespeeld. Soms gebeurt dit in een beschut hoekje van de ruimte. We laten kinderen merken dat het mag, maar houden een oogje in het zeil, om gevaarlijke situaties te voorkomen. Bijvoorbeeld als kinderen elkaar willen temperaturen met een potlood of ander voorwerp. Dan vertellen we dat dit niet zo’n goed idee is, omdat het de ander daarmee pijn kan doen en leiden ze af met andere zaken die de dokter allemaal doet. Jongere kinderen betasten hun geslachtsdeel soms als ze op de commode liggen voor een schone luier. Afhankelijk van de situatie en leeftijd van het kind, benoemen we het lichaamsdeel. Bij het naar de wc gaan ontdekken kinderen ook de verschillen tussen jongens en meisjes en willen elkaar aanraken. Wij beamen de verschillen en benoemen de geslachtsdelen (jongens hebben een piemel en meisjes een plassertje). Kinderen hebben zelf allerlei benamingen voor hun geslachtsdeel. Kinderen willen wel eens in het T-shirt van de pedagogisch medewerker kijken of aan de borsten voelen. In zo’n geval benoemen we wat ze zien of voelen en leiden ze af met vragen over wie er ook borsten heeft, papa of mama? Soms komt het voor dat kinderen onaneren (met de hand aan piemel of plasser friemelen). Kinderen kunnen dit doen als ze moe zijn of niet lekker in hun vel zitten. Ook kan er sprake zijn van spanningen waardoor het kind zich niet prettig voelt. We reageren hier niet op. Wel proberen we het kind wat extra aandacht te geven, zodat het zich wat prettiger kan voelen. Als het gedrag een gewoonte wordt en het kinderen belemmert in hun spel, proberen we ze af te leiden door ze iets anders aan te bieden. Bij kinderen in de BSO-leeftijd benoemen we wel dat kinderen iets ongepast doen, wanneer ze met hun hand in hun broek zitten. We leggen uit dat het onhygiënisch is en dat grote kinderen dit niet doen in gezelschap.
26
Pedagogisch Beleid 2015
5 De groepsopbouw per locatie Locatie Het
Koninkrijk der Eigenwijzen (KDV)
Op de locatie Het Koninkrijk der Eigenwijzen bevinden zich vijf groepen dagopvang voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Er zijn vier verticale groepen voor kinderen van nul tot drie jaar op deze locatie en één DriePlus-groep. Verticale groepen De stamgroepen Maneschijn, Rozengeur, Zonlicht en Sterrenpracht zijn verticaal opgebouwd. Dagelijks worden op deze groepen maximaal 10 kinderen tussen de 8 weken en 3 jaar opgevangen. Een verticale groepssamenstelling benadert het meest een gezinssituatie vanwege de leeftijdsopbouw van 0-3 jaar. De jongste kinderen worden spelenderwijs gestimuleerd in hun ontwikkeling door de oudere kinderen. En de oudere kinderen leren rekening te houden met jongere kinderen. Daarnaast kunnen broertjes en zusjes in dezelfde groep opgevangen worden. Wat wij ook een belangrijk voordeel vinden van deze verticale samenstelling, is de continuïteit in de opvang. De kinderen hoeven maar 1 keer van groep te wisselen. Voor een langere periode, dus 3 jaar, kan een kind zich hechten aan vaste gezichten, ‘haar of zijn juffen’! Maar ook de kindjes die bij hem op de groep zitten gaan een belangrijke plek innemen en de inrichting van de groepsruimte raakt vertrouwd. Een kind weet wat het waar kan vinden. Zo wordt de groep een veilige basis om lekker te gaan spelen, te ontdekken, te groeien en te leren. Deze continuïteit geldt ook voor de ouders. Wij volgen over een langere periode de ontwikkeling van de kinderen en bouwen zo een langdurige samenwerking met de ouders op. Donderstraal (DriePlus groep) Koningskinderen kwam er al vrij snel in haar bestaan achter dat de 3 jarigen een bijzondere leeftijdscategorie vormden. Aan de ene kant al heel groot, maar toch ook nog lekker klein. Ze weten vaak al goed wat ze willen. Soms is dit gewoon tekenen of een groot schilderij verven. Een andere keer is buiten spelen weer favoriet. Bij de 0-3 jarigen merkten we dat we, door te werken met verticale groepen van 0-4, toch minder in konden spelen op hun behoeftes. Vanuit deze gedachten is Donderstraal ontstaan. DriePlussers stromen op de locatie Het Koninkrijk door naar een horizontale groep met maximaal 16 driejarigen. Verzorging maakt hier plaats voor activiteiten welke specifiek gericht zijn op deze doelgroep. Centraal staat het oefenen van zelfstandigheid (zelfredzaamheid) en het vertrouwen in eigen kunnen. De DriePlus groep zorgt ervoor dat kinderen goed voorbereid zijn op de stap naar de basisschool.
Locatie Paleis
Eigenwijs (BSO)
BSO Op Paleis Eigenwijs kunnen kinderen tussen de 4 en 12 jaar terecht voor opvang na school en tijdens de schoolvakantie. Op Paleis Eigenwijs zijn zes groepen, ingedeeld op leeftijd. De 4 en 5 jarigen worden geplaatst in de groep Hemelrijk of Glansrijk. De 6 en 7 jarigen hebben als stamgroep Luchtkasteel en Prinsheerlijk. Op Paleis Eigenwijs kunnen de AchtPlussers terecht op Het Atelier en de NegenPlusser op Schatkamer. Door deze verdeling in leeftijd kunnen wij kinderen gepaste activiteiten en spelmaterialen bieden. De jongste kinderen uit de groepen 1 en 2 worden door de vaste pedagogisch medewerkers opgehaald uit de klas en wandelen dan naar Paleis Eigenwijs. Vanaf groep 3 lopen de kinderen op eigen gelegenheid naar hun groep. Kinderen die vanaf andere scholen naar Paleis Eigenwijs komen worden gehaald met de Koningskinderen bus. 27
Pedagogisch Beleid 2015
Wanneer de kinderen op hun groep zijn aangekomen drinken en eten we samen wat en vertellen de kinderen over de gebeurtenissen van die dag. Daarna vertelt de pedagogisch medewerker uit welke activiteiten de kinderen die dag kunnen kiezen. Vaak worden de activiteiten samen met de kinderen bedacht of bedenkt de leiding activiteiten die aansluiten op wat de kinderen meemaken. Wij gaan ervan uit dat een kind even de tijd moet krijgen om bij te komen van een intensieve schooldag. Wil een kind niet meedoen aan een aangeboden activiteit, dan mag het zelf een activiteit uitkiezen dat past naast het aangeboden programma, bijvoorbeeld even een boekje lezen of een tekening maken. Aan 8Plussers wordt de mogelijkheid geboden huiswerk te maken en hiervoor begeleiding te krijgen. Koningskinderen heeft ervoor gekozen om de woensdagopvang van Paleis Eigenwijs na 13.30 uur te laten plaatsvinden op onze BSO locatie Villa Vorstelijk. Wij hebben gemerkt dat dit voor de kinderen van Paleis Eigenwijs een uitdagende en afwisselende omgeving is. De kinderen worden op deze dag altijd opgevangen door een voor de kinderen een bekend pedagogisch medewerker. VSO (Voorschoolse opvang) Koningskinderen biedt op Paleis Eigenwijs ook voorschoolse opvang van 7.30 tot 8.30 voor kinderen van De Marlijn en De Mariënborn. De opvang van de kinderen die gebruik maken van de voorschoolse opvang wordt verzorgd door de pedagogisch medewerkers van de BSO. Kinderen uit groep 1 en 2 worden met de ophaalslinger naar hun klas gebracht. De oudere kinderen gaan zelfstandig. TSO (Tussenschoolse opvang) Op Paleis Eigenwijs gaan tussen de middag de deuren open van Jammie! Kinderen die op De Marlijn en De Mariënborn kunnen bij Jammie! terecht voor het overblijven. Aan gedekte tafels wordt door de pedagogisch medewerkers van de BSO een geheel verzorgde lunch aangeboden. De kinderen uit de groepen 1 en 2 worden opgehaald door één van de pedagogisch medewerkers. Vanaf groep 3 komen de kinderen zelfstandig naar Jammie! Na de lunch is er nog even tijd voor een spelletje of lekker buitenspelen. Wanneer de school weer begint worden de jongste kinderen weer naar hun klas gebracht. De oudste kinderen gaan zelfstandig. Vakantieopvang Paleis Eigenwijs woensdag en vrijdag Tijdens de schoolvakanties worden de kinderen op woensdag en vrijdag opgevangen op onze BSO locatie Villa Vorstelijk. Op deze manier kunnen we de kinderen tijdens deze dagen een volledig en uitdagend programma aanbieden door voor de kinderen bekende pedagogisch medewerkers.
Locatie Villa
Vorstelijk (KDV & BSO)
Op de locatie Villa Vorstelijk zijn vier stamgroepen. Hier worden dagelijks kinderen opgevangen tussen de 8 weken en 12 jaar. Er zijn 2 groepen voor dagopvang (KDV) en 2 groepen voor BSO. Dagopvang op Villa Vorstelijk Op de stamgroepen Juweel en Fonkel, worden kinderen opgevangen tussen de 8 weken en 4 jaar. Ook op Villa Vorstelijk werken wij met twee verticale groepen. De kleintjes leren van de oudere kinderen en andersom leren de oudere kinderen om rekening te houden om bijvoorbeeld even rustig te spelen omdat er een klein kindje op de groep rond schuift (eigenlijk net zoals thuis in een gezin). Daarnaast vindt juist een ouder kind het heerlijk om ‘zijn juf’ eens te helpen met kleine klusjes zoals bijvoorbeeld de tafel dekken of een baby samen de fles te geven (‘kijk eens wat ik al kan!’). Door de verticale samenstelling is het mogelijk door de verschillende slaaptijden van baby’s en de dreumesen en peuters, elke leeftijdsgroep extra aandacht te geven op de rustigere momenten. Wanneer de baby’s op bed liggen is het tijd om met de ouderen lekker te gaan knutselen of te gymmen. En liggen de ‘groten’ op bed dan is het tijd om lekker met de jongste kinderen te knuffelen, te spelen of samen met het kind een eerste echte Kunstwerk te maken. 28
Pedagogisch Beleid 2015
Natuurlijk zijn er ook momenten waarop zowel baby’s als de oudere kinderen wakker zijn. We gaan dan bijvoorbeeld lekker met z’n allen naar buiten of splitsen de groep. Een van de pedagogisch medewerkers gaat dan bijvoorbeeld in de hal knutselen, terwijl haar collega met de jongste baby’s en dreumesen lekker op de grond gaat meespelen. Maar ook door de inrichting van de groepsruimte en door het werken met een vast dagritme en ervaren pedagogisch medewerkers in te zetten, zorgen wij ervoor dat deze ‘drukke’ momenten in de dag, altijd als prettig en rustig worden ervaren. Het eerste en laatste uur, dat de pedagogisch medewerkers de groep starten of sluiten, staan er rustige activiteiten op het programma. DriePlussers en doorstroom naar BSO Binnen Villa Vorstelijk is er natuurlijk ook extra aandacht voor de DriePlussers. De drie jarigen zullen met regelmaat samen op de hal of in de ruimte van de BSO gerichte activiteiten ondernemen die gericht zijn op de stimulatie van de zelfredzaamheid of het vergroten van het vertrouwen in eigen kunnen. Maar ook door gerichte activiteiten te doen die betrekking hebben op bijvoorbeeld het leren knippen, scheuren, herkennen van kleuren en de eerste rekenprikkels (bijvoorbeeld wat is groot en wat is klein). Op deze manier kunnen de kinderen goed voorbereid hun eerste stappen zetten op de basisschool. Op Villa Vorstelijk komt er ook een heel fijn gegeven bij dat kinderen vanaf het moment dat ze bij ons starten hun eigen stamgroep houden tot en met hun vierde verjaardag. Het wennen op de BSO start als je toe bent aan wat meer uitdaging. Bereik je de leeftijd van vier jaar dan verhuis je binnen de locatie van Villa Vorstelijk naar de BSO. Lekker vertrouwd! BSO Villa Vorstelijk Op Villa Vorstelijk zijn 2 BSO groepen, Glans en Stralend, voor de naschoolse opvang. Hier kunnen dagelijks 40 kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar terecht voor een leuke ontspannen middag na school. Tijdens schoolvakanties kunnen de kinderen de hele dag terecht. De BSO Villa Vorstelijk richt zich met name op de kinderen die de Paasbergschool in Oosterbeek bezoeken. Deze school ligt op loopafstand van de locatie Villa Vorstelijk. VSO (Voorschoolse opvang) Koningskinderen biedt op Villa Vorstelijk ook voorschoolse opvang van 7.30 tot 8.30 voor kinderen van de Paasberg en de Bernulphus. De opvang van de kinderen die gebruik maken van de voorschoolse opvang wordt verzorgd door de pedagogisch medewerkers van de BSO. Kinderen uit groep 1 en 2 worden met de ophaalslinger naar hun klas gebracht. De oudere kinderen gaan zelfstandig. TSO (Tussenschoolse opvang)Villa Vorstelijk Op Villa Vorstelijk hebben we tussen de middag Eetcafé Jammie! Kinderen van de Paasbergschool kunnen dan bij Jammie! terecht voor het overblijven. Aan gedekte tafels wordt door de pedagogisch medewerkers van de BSO een geheel verzorgde lunch aangeboden. De kinderen die komen eten bij Jammie! worden opgehaald door een pedagogisch medewerkers bij de Paasbergschool. Kinderen lopen altijd gezamenlijk met de pedagogisch medewerker van Koningskinderen naar Villa Vorstelijk. Tenzij ouders toestemming hebben gegeven dat hun kind(eren) alleen mogen lopen. Deze kinderen melden zich wel altijd bij de pedagogisch medewerker. Na de lunch is er nog even tijd voor een spelletje of lekker buitenspelen. Om 13.00 uur lopen de kinderen gezamenlijk weer naar de Paasbergschool. Kinderen uit groep 1 en 2 worden door de pedagogisch medewerker naar de klas gebracht. Kinderen uit groep 3 t/m 8 mogen alleen de klas in.
29
Pedagogisch Beleid 2015
Locatie BSO Schatrijk Op Schatrijk vangen we tijdens schoolweken de kinderen op van basisschool De Paasberg. Schatrijk is gevestigd in de nieuwbouwlocatie van De Paasberg. Schatrijk biedt opvang aan basisschoolleerlingen in de leeftijd van 4-12 jaar. BSO Schatrijk Op Schatrijk is 1 groep gevestigd, Schatrijk. Kinderen tussen de 4 en 12 jaar kunnen hier na schooltijd terecht voor een leuke ontspannen middag. Schatrijk is alleen geopend tijdens de reguliere schoolweken. De BSO Schatrijk richt zich met name op de kinderen die de Paasbergschool in Oosterbeek bezoeken.
Leeftijdsopbouw en maximale omvang per stamgroep Het Koninkrijk der Eigenwijzen Het Koninkrijk kent vier verticale groepen: Maneschijn, Rozengeur, Sterrenpracht en Zonlicht. Deze groepen bestaan uit maximaal 10 kinderen in de leeftijd van 0 tot 3 jaar, waarvan maximaal 3 kinderen onder de 12 maanden zijn. Per groep dragen dagelijks twee pedagogisch medewerkers de verantwoordelijkheid. Op elke stamgroep werken maximaal drie vaste pedagogisch medewerkers. Zo ziet een kind niet meer dan 3 vertrouwde gezichten per week. De groep Donderstraal (DriePlus groep) bestaat uit maximaal zestien kinderen. Hier dragen dagelijks twee pedagogisch medewerker de verantwoordelijkheid voor. Op Donderstraal werken drie vaste pedagogisch medewerkers. Locatie Paleis Eigenwijs BSO 4 en 5 jarigen Op de basisgroepen Hemelrijk & Glansrijk draagt één pedagogisch medewerker per 10 kinderen de verantwoordelijkheid. Het maximaal aantal kinderen is 20. Zowel op Hemelrijk als Glansrijk zijn dagelijks twee dezelfde vaste gezichten aanwezig. BSO 6 en 7 jarigen Op de basisgroepen Prinsheerlijk & Luchtkasteel draagt één pedagogisch medewerker per 10 kinderen de verantwoordelijkheid. Ook hier zitten maximaal 20 kinderen. Op Prinsheerlijk staan 3 vaste gezichten die volgens een vast rooster werken. Op Luchtkasteel werken twee vaste pedagogisch medewerkers. BSO AchtPlussers Binnen Paleis Eigenwijs hebben we twee basisgroepen waar kinderen vanaf acht jaar worden opgevangen, Schatkamer & Schatkamer het Atelier. Op beide groepen zitten maximaal 20 kinderen en staan per groep twee pedagogisch medewerkers. Deze pedagogisch medewerkers werken volgens een vast rooster. De kinderen van Schatkamer & Schatkamer het Atelier starten hun dag op hun basisgroep. Hier wordt hun aanwezigheid genoteerd waarna ze zelfstandig gaan eten en drinken. Vervolgens kunnen de kinderen aangeven op het whitebord aan welke activiteit ze willen deelnemen. Kinderen van Schatkamer & Schatkamer het Atelier bepalen zelf hun activiteiten tijdens de opvang. De pedagogisch medewerkers verzorgen grotendeels de diversiteit aan activiteiten en begeleiden deze. Kinderen in deze leeftijdscategorie bepalen grotendeels hun eigen (mid)dagprogramma.
30
Pedagogisch Beleid 2015
Locatie Villa Vorstelijk Dagopvang De dagopvang op Villa Vorstelijk kent twee verticale groepen: Juweel en Fonkel. Iedere groep kent maximaal 12 kinderen, waarvan 3 baby’s. Beide groepen werken met maximaal drie vaste pedagogisch medewerkers. BSO De BSO op Villa Vorstelijk kent twee basisgroepen, Glans en Stralend. Op beide groepen worden maximaal 20 kinderen opgevangen. Een pedagogisch medewerker draagt zorg voor 10 kinderen. Per dag zijn er maximaal 2 pedagogisch medewerkers per groep aanwezig. Locatie BSO Schatrijk Schatrijk kent 1 basisgroep. Op deze groep worden maximaal 20 kinderen opgevangen. Per dag zijn er maximaal 2 pedagogisch medewerkers.
Koppelgroepen Ieder kind bij Koningskinderen heeft zijn eigen stamgroep (KDV) of basisgroep (BSO). Deze stamgroep of basisgroep, is gekoppeld aan een naast gelegen groep. Dit noemen wij een koppelgroep. Wanneer twee groepen samengevoegd worden, draaien zij als koppelgroep. Dit houdt in dat van iedere stamgroep of basisgroep ten minste één vaste pedagogisch medewerker aanwezig is. Ieder kind behoudt op deze manier een bekend en vast gezicht. Echter door te werken met een koppelgroep, raken de kinderen ook vertrouwd met de pedagogisch medewerker(s) van de andere stamgroep of basisgroep. Zo zijn deze pedagogisch medewerker(s) ook een vertrouwd en vast gezicht voor deze kinderen. Daarnaast ervaren de kinderen de vaste pedagogisch medewerkers van een zelfde locatie in zekere zin al als vertrouwd door het actieve open-deuren beleid wat wij voeren, de transparante inrichting van de groepen en de visie van Koningskinderen. Wanneer twee groepen worden gekoppeld wordt uiteraard gekeken naar de beroepskracht/kind-ratio (BKR). Mocht dit niet voldoen aan de voorwaarden gesteld binnen de Wet Kinderopvang, dan worden de stamgroepen niet samengevoegd. Stamgroepen worden alleen gekoppeld aan de naast gelegen groep, zodat voor kinderen en ouders duidelijkheid geschapen wordt. Wanneer stamgroepen gekoppeld werken, wordt dit aan ouders kenbaar gemaakt door het ‘Wij spelen op’-formulier op het magneetbord te hangen. Dit betekent dat er conform artikel 5, lid 3 van de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen vier vaste beroepskrachten aan een kind worden toegewezen. Zowel in de Regeling als in het landelijk Kwaliteitsconvenant Kinderopvang wordt benadrukt dat op ieder dag(deel) dat een kind aanwezig is, ook één van zijn/haar vaste beroepskrachten aanwezig is.
Wennen bij doorstroming binnen Koningskinderen Binnen Koningskinderen stromen kinderen een aantal keren door naar een nieuwe groep. Op Het Koninkrijk is dat als ze van een 0-3 groep overgaan naar Donderstraal. Wanneer kinderen 4 jaar worden maken ze veelal de overstap naar de BSO. En binnen de BSO maken ze als ze een bepaalde leeftijd bereiken ook weer een overstap. Wij vinden het belangrijk dat kinderen op een veilige en prettige manier binnen Koningskinderen de overgang van de ene naar de andere groep kunnen maken. Om deze redenen hebben wij omtrent doorstroming duidelijke afspraken gemaakt. Voor kinderen die van buitenaf nieuw bij Koningskinderen komen hebben wij een Kennismaak-& Wenbeleid. Deze staat beschreven bij 9.2
31
Pedagogisch Beleid 2015
Doorstroming binnen Het Koninkrijk Wij houden nauwlettend in de gaten of een kind van (bijna) drie er in zijn ontwikkeling aan toe is om de overstap te maken naar de DriePlusgroep. Het ene kind is namelijk eerder toe aan deze stap dan een ander kind. In principe wordt een kind als het de leeftijd van drie jaar bereikt overgeplaatst naar Donderstraal. Deze overgang van de ‘kleintjes’ naar de ‘grote kinderen’ van Donderstraal gebeurt na een wenperiode. De pedagogisch medewerkers bekijken wanneer een kind kan wennen. De eerste keer gaat het kind bijvoorbeeld even een boterham eten bij de nieuwe groep. Daarna komt het kind een keer mee spelen. De volgende stap is een half dagdeel spelen op de nieuwe groep. Een wenperiode duurt in de regel twee weken, waarin een kind 2 keer een heel dagdeel gaat wennen. Hebben de pedagogisch medewerkers het idee dat een kind toch meer tijd nodig zal hebben om te wennen, dan zullen zij over een langere periode wenmomenten afspreken. Het belangrijkste van deze wenperiode is dat het de kinderen de mogelijkheid biedt om in hun eigen tempo kennis te maken met de nieuwe groepsruimte, de kinderen en pedagogisch medewerkers. Een eerste keer wennen kan heel kort zijn, maar de duur zal steeds een beetje worden opgevoerd. Net zolang tot een kind zich er prettig en (een beetje) thuis voelt. In de wenperiode en de tijd daarna is het prettig voor een kind dat het kan terugvallen op zijn ‘vorige’ groep. Wij vinden het erg belangrijk om extra aandacht te besteden aan de emotionele veiligheid van het kind. Dit is een belangrijke voorwaarde om je op Donderstraal prettig te voelen. Tijdens het twee weken wennen telt het kind mee bij de stamgroep waaruit hij zal vertrekken, ook al zal dit in de praktijk betekenen dat het kind steeds meer op de volgende groep aanwezig is. Het wenschema kan tussendoor ook aangepast worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de pedagogisch medewerkers merken dat het kind zich al snel thuis voelt of als het voor een kind niet prettig werkt om op de dag twee groepen te bezoeken. Direct overgaan naar de volgende groep sluit dan beter aan bij de behoefte van het kind. In die gevallen dat het doorstromen op een later moment beter is voor het kind, stellen we dit uit. Een maand kan al genoeg zijn. De ontwikkeling van jonge kinderen verloopt vaak in een hoog tempo. Doorstroming binnen Koningskinderen naar de BSO Wanneer een kind de leeftijd van vier jaar bereikt gaat het naar school. Vanaf die leeftijd worden ze geplaatst op de BSO (locatie Paleis Eigenwijs, Villa Vorstelijk of Schatrijk). Ook hier laten we de kinderen weer oefenen zodat de overgang zo klein mogelijk is. Wenafspraken worden gemaakt door de pedagogisch medewerkers. Ouders worden hiervan op de hoogte gesteld via een brief. Hierop staat duidelijk aangegeven op welke momenten zij hun kind bij de BSO locatie kunnen ophalen. Doorstroming binnen Paleis Eigenwijs Wanneer een kind zes jaar wordt, wordt het overgeplaatst naar Prinsheerlijk of Luchtkasteel. Deze groep vangt kinderen op in de leeftijd van zes tot acht jaar. Zijn ze 8 jaar of ouder dan stromen ze door naar Schatkamer. Bekend is dat kinderen vanaf een jaar of 8 vaak hun interesse verliezen voor de BSO. Dit proberen we bij Koningskinderen te ondervangen door activiteiten naast de BSO aan te bieden zoals Jump-lessen, muzieklessen en sportieve activiteiten voor verschillende leeftijden. Maar ook door in Het Atelier kinderen de ruimte te bieden hun eigen talenten te blijven ontwikkelen. Als het kind het nog naar zijn zin heeft kan het natuurlijk bij Koningskinderen blijven tot en met het twaalfde jaar.
Afwijkend beroepskracht/kind-ratio (BKR) Bij onvoorziene omstandigheden zoals bijvoorbeeld ziekte of een sterfgeval in de familie, kan het zijn dat Koningskinderen af moet wijken van een vast gezicht voor de kinderen omdat er geen vaste leidster van de kinderen op de groep kunnen zetten. Wij dragen er wel zorg voor dat er een vervangende pedagogisch medewerker van de koppelgroep ingezet wordt die voor de kinderen toch vertrouwd is.
32
Pedagogisch Beleid 2015
Achterwachtregeling Pedagogisch medewerkers van de locatie Het Koninkrijk vervullen in geval van een calamiteit de achterwachtregeling voor Paleis Eigenwijs en Villa Vorstelijk. Zij kunnen binnen ambulance-aanrijtijden op deze locatie aanwezig zijn. Mochten de pedagogisch medewerkers van Het Koninkrijk niet in staat zijn om te voldoen aan deze achterwachtregeling dan kan de directie van Koningskinderen gebeld worden. Zij kunnen ook binnen ambulance-aanrijtijd aanwezig zijn.
Activiteiten buiten de stamgroep KDV Het Koninkrijk De stamgroep is voor de kinderen de plek waar ze worden gebracht en gehaald. Waar ze hun broodje eten, worden verschoond en waar altijd een vast gezicht te vinden is. Koningskinderen heeft een mooi gebouw met veel ruimte, zowel binnen als buiten. Maar ook buiten het terrein van Koningskinderen is genoeg te ondernemen om op stap te gaan. Hieronder worden de situaties beschreven waarin de kinderen hun groep verlaten. Kinderen verlaten hun groep als ze gaan wennen op hun nieuwe groep. Zie hierboven bij Wennen bij doorstroming binnen Koningskinderen. Wij spelen graag buiten. De kleintjes hebben hun eigen speelplaats achter. Voor Donderstraal is het plein voor ingericht. Af en toe spelen de kleintjes voor op het plein en gaan de kinderen van Donderstraal naar het plein achter. De kleine hal, bij de KDV groepen, en de centrale hal worden als speelruimte gebruikt bij slecht weer. Koningskinderen kent een ‘opendeuren’ beleid. Op bepaalde momenten kunnen kinderen op ontdekkingstocht in andere groepen of in de kleine of centrale hal een activiteit doen. De kinderen kunnen een wandeling maken naar het bos, de markt of supermarkt. Kinderen maken een uitstapje naar “Het Talud” (speeltuin in de buurt) De kinderen kunnen op uitstapje gaan met de bus van Koningskinderen. Kinderen die tussen de vaste ‘plas’-momenten naar de wc moeten, gaan zelfstandig. Hiervoor is een babyfoon in de wc-ruimte geïnstalleerd, op die manier heeft het kind altijd de mogelijkheid om de hulp van een pedagogisch medewerker in te roepen. BSO Paleis Eigenwijs Hieronder worden de situaties beschreven waarin de kinderen hun groep verlaten. De kinderen verlaten hun groep als ze buiten gaan spelen op het schoolplein van De Mariënborn. Tijdens een uitstapje met (een deel van) de groep naar het bos, de Albert Heijn, speeltuin of markt. Als ze op stap gaan met de bus van Koningskinderen. Als de kinderen ervoor kiezen deel te nemen aan Sport & Fun. Als de kinderen van Prinsheerlijk en Luchtkasteel moeten plassen gaan ze naar het toilet op de gang. De oudere kinderen mogen gebruik maken van een gedeelte van de gang. Boven mogen de kinderen spelen tot de klapdeuren en beneden tot de lockers. KDV Villa Vorstelijk De stamgroep is voor de kinderen de plek waar ze worden gebracht en gehaald. Waar ze hun broodje eten, worden verschoond en waar altijd een vast gezicht te vinden is. Koningskinderen heeft een mooi gebouw met veel ruimte, zowel binnen als buiten. Maar ook buiten het terrein van Koningskinderen is genoeg te ondernemen om op stap te gaan. Hieronder worden de situaties beschreven waarin de kinderen hun groep verlaten. Kinderen verlaten hun groep als ze gaan wennen op hun nieuwe groep. Zie hierboven bij Doorstroming binnen Koningskinderen. Wij spelen graag buiten. Juweel en Fonkel hebben hun eigen speelplaats grenzend aan de groepsruimte. Als de BSO kinderen niet aanwezig zijn kunnen de kinderen van Juweel en Fonkel spelen op het grote BSO speelplein. De centrale speelhal wordt als speelruimte gebruikt bij slecht weer. 33
Pedagogisch Beleid 2015
Koningskinderen kent een ‘opendeuren’ beleid. Op bepaalde momenten kunnen kinderen op ontdekkingstocht in andere groepen of in de kleine of centrale hal een activiteit doen. De kinderen kunnen een wandeling maken naar de markt of supermarkt. Kinderen maken een uitstapje naar “Het Talud” (speeltuin in de buurt) De kinderen kunnen op uitstapje gaan met de bus van Koningskinderen. Kinderen die tussen de vaste ‘plas’-momenten naar de wc moeten, gaan zelfstandig. Juweel heeft vanaf de groepsruimte zicht op de aangrenzende sanitaire ruimte. Pedagogisch medewerkers werken samen en houden voor elkaar de kinderen in de gaten bij het zelfstandig naar het toilet gaan.
BSO Villa Vorstelijk Hieronder worden de situaties beschreven waarin de kinderen hun groep verlaten. De kinderen verlaten hun groep als ze buiten gaan spelen op het schoolplein voor bij Villa Vorstelijk. Tijdens een uitstapje met (een deel van) de groep naar het bos, de Albert Heijn, speeltuin of markt. Als ze op stap gaan met de bus van Koningskinderen. Als de kinderen van Glans en Stralend moeten plassen gaan ze naar het toilet op de gang. De oudere kinderen mogen gebruik maken van een gedeelte van de speelhal. BSO Schatrijk Hieronder worden de situaties beschreven waarin de kinderen hun groep verlaten. De kinderen verlaten hun groep als ze buiten gaan spelen op het schoolplein van De Paasberg. Tijdens een uitstapje met (een deel van) de groep naar het bos, de Albert Heijn, speeltuin of markt. Als ze op stap gaan met de bus van Koningskinderen. Als de kinderen moeten plassen gaan ze naar het toilet op de gang. De kinderen mogen gebruik maken van het speellokaal.
34
Pedagogisch Beleid 2015
Een dag op Koningskinderen De schijf van vijf We overschatten kinderen als we denken dat ze de hele dag op een goede manier kunnen spelen. Kinderen hebben inspiratie en structuur nodig. Andersom moeten pedagogisch medewerkers ook niet alles voor hen bepalen. Daarom kiezen we bij Koningskinderen voor een bijzondere balans waarbij we ervoor zorgen dat vijf belangrijke ontwikkelingsgebieden aan bod komen. De vijf segmenten zijn: Creatief (lekker om te doen, zonder dat het einddoel/resultaat vastligt) Constructief (meer planmatig toewerken naar een einddoel) Cognitief (activiteiten waarbij het gebruik van het verstand voorop staat) Sociaal (voor en met elkaar, samenwerken of zelfstandig iets laten doen) Motorisch (bewegend actief zijn) De begrippen zijn zo ruim dat pedagogisch medewerkers gemakkelijk een breed scala van activiteiten kunnen verzinnen en aanbieden. Op die manier kunnen invloeden als het weer, onrust op een groep of een verjaardag geen roet gooien in het werken met De schijf van vijf. Door bewust te werken met De schijf van vijf leren pedagogisch medewerkers de vijf segmenten gemakkelijk toe te passen in de activiteiten door de dag heen. Daarnaast zorgt De schijf ervoor dat alle segmenten dagelijks aan bod komen, hierdoor worden de aangeboden activiteiten meer divers en inspireren we kinderen in hun eigen spel. Deze manier van werken is ook terug te vinden in de inrichting van de binnen- en buitenruimten. Zoals binnen een speelhal, een atelier, een plek voor rollenspel met poppenhoek en verkleedkleren en een tafel waar je even rustig en geconcentreerd een puzzel kunt doen of een tekening maken. Buiten is dit terug te vinden in de inrichting van de verschillende buitenspeelterreinen. De plek en functie van de zandbak, de fietsroute, de boombanken en een speelhuisje. Spelen is ervaren. Een ervaring kan leiden tot een ontdekking die het waard is om uit te proberen. Uitproberen leidt tot herhalen, waarmee vaardigheid en inzicht ontstaat. Door een goede inrichting en een dagprogramma waarover is nagedacht, bied je kinderen de gelegenheid om te doen wat voor hen het belangrijkste is: spelen!
Dagprogramma KDV 7.30 - 8.00 uur Vroege opvang met pedagogisch medewerkers op Maneschijn (Het Koninkrijk) of Juweel (Villa Vorstelijk) 8.00 - 9.00 uur Kinderen worden op hun eigen groep gebracht. Pedagogisch medewerker ontvangt de kinderen en er is overdracht van ouders naar pedagogisch medewerker. Er is koffie en thee voor de ouder. Kinderen kunnen een rustige activiteit op de groep doen. 9.00 - 9.15 uur Late pedagogisch medewerker begint. Belangrijke informatie van thuis wordt overgedragen. Opruimen om de kring te kunnen beginnen 9.15 - 9.40 uur Aan tafel. Koningskinderen kent een vast ritueel door te beginnen met het zingen van ‘Goedemorgen’. Kinderen kunnen dingen vertellen, pedagogisch medewerker heeft hier actieve vragende rol in. Tijd voor sap en fruit. Ook hier kennen we een vast ritueel voor door het zingen van het liedje ‘De plantjes’. Als sap en fruit op is, worden er nog liedjes gezongen die bijvoorbeeld aansluiten bij de beleving van de kinderen of aansluiten bij het project/thema.
35
Pedagogisch Beleid 2015
9.40 - 10.00 uur Afwassen, opruimen, plasronde, jongste kinderen naar bed. 10.00 - 11.00 uur Aanbieden van activiteiten: voorlezen, spelletje spelen, knutselen, buiten spelen etc. 11.00 - 11.30 uur Kinderen worden verschoond of gaan met een pedagogisch medewerker naar het toilet. De jongste kinderen worden uit bed gehaald, krijgen ook een schone luier en eventueel de fles. Samen opruimen, handen wassen met zeep en tafel dekken. 11.30 - 12.00 uur Lunch. Pedagogisch medewerkers eten mee. Kinderen worden gestimuleerd om een keuze te maken in het beleg. De oudere kinderen leren we hun eigen boterham te smeren. Ook nu zingen we weer het liedje ‘De plantjes’ 12.15 - 12.45 uur Kinderen die gaan slapen, (helpen) uitkleden en naar bed brengen. Afwassen, opruimen, schoonmaken. Tussen 12.45 en 15.00 uur Pauzes. Heen-en-weer schriftjes worden geschreven. Tijd om met de jongste kinderen te spelen door activiteiten aan te bieden die op hun leeftijd aansluiten. 14.00 - 14.30 uur Kinderen uit bed halen en helpen aankleden. 14.45 - 15.15 uur Tijd voor de middagkring met sap, iets te eten en yoghurt 14.45 - 15.00 uur Jongste kinderen gaan weer naar bed voor hun middagslaapje. 15.45 - 16.30 uur Aanbieden van activiteiten: voorlezen, spelletje spelen, knutselen, buiten spelen etc. 16.15 - 16.45 uur Kinderen verschonen, kinderen uit bed, evt. groentehap. 16.30 - 17.00 uur Schriftjes schrijven, soepstengel, evt. water. 1e kinderen worden opgehaald. 17.00 - 18.30 uur Vroege pedagogisch medewerker naar huis. Late pedagogisch medewerker zorgt voor de kinderen tot iedereen is opgehaald. Pedagogisch medewerker die tussendienst draait gaat om 17.30 uur naar huis. 18.00 - 18.30 uur Kinderen die nog aanwezig zijn worden opgevangen door de pedagogisch medewerkers die de Late Opvang verzorgen. Vaste pedagogisch medewerker draagt kind over met een goede overdracht.
36
Pedagogisch Beleid 2015
Dagprogramma Eetcafé Jammie! en BSO 11.30 uur: Beginnen met tafels dekken 11.45 uur: Ophaallijst en daglijst klaarmaken 12.00 uur: De kinderen van groep 1 en 2 worden uit de klas opgehaald. Voor we aan tafel gaan dienen alle kinderen te plassen en handen te wassen. 12.10 uur: Iedereen zit aan tafel, de pedagogisch medewerker steekt haar hand omhoog, kinderen steken ook hun hand omhoog en houden hun mond even dicht. Dit is een teken om aan te geven dat het even stil moet zijn. Eet smakelijk! 12.40 uur: De kinderen mogen van tafel en krijgen een doekje om zich op te frissen. De pedagogisch medewerkers beginnen ondertussen met afruimen. 12.45 uur: De oudste kinderen mogen naar buiten als ze dat willen de jongste kinderen gaan binnen kleuren of spelen. 13.00 uur: Kinderen ruimen op waar ze mee gespeeld hebben en gaan rustig aan tafel zitten wachten. 13.10 uur: De jongste kinderen worden naar de klas teruggebracht, de oudere kinderen gaan zelfstandig terug naar de klas. De pedagogisch medewerkers gaan verder met opruimen en schoonmaken 14.15 uur: Pauze voor de pedagogisch medewerkers 14.45 uur: Activiteiten voorbereiden 14.55 uur: Er gaat een pedagogisch medewerker met de bus kinderen ophalen bij de Paasberg school en de Bernulphus school. 15.15 uur: De kinderen van groep 1 en 2 van De Marlijn en De Mariënborn, worden uit de klas opgehaald. Dan gaan we eerst plassen en de handen wassen. 15.20 uur: Gezamenlijk aan tafel iets drinken en een cracker of ontbijtkoek. 16.00 uur: Drie activiteiten aanbieden waaruit de kinderen kunnen kiezen. 16.50 uur: Een pedagogisch medewerker gaat fruit schillen. 17.00 uur: Kinderen eten een stukje fruit en eventueel iets te drinken. 17.45 uur: Pedagogisch medewerkers beginnen met opruimen en schoonmaken van de keuken, toiletten, groepen etc.
Activiteiten en uitstapjes (KDV en BSO) Als het weer het toelaat spelen we lekker buiten: fietsen, klimmen, glijden en in de zandbak spelen. Ook maken we zo nu en dan een uitstapje. Als er niet zoveel kinderen zijn gaan we bijvoorbeeld naar de kinderboerderij of naar het dorp om boodschappen te doen. Maar we gaan ook wel eens met een kleiner groepje naar de dierentuin of het watermuseum (BSO). Verder gaan we regelmatig naar de speeltuin of naar het bos. Binnen worden er regelmatig activiteiten aangeboden zoals knutselen, verven, tekenen, spelen met constructiemateriaal, de trein of met z’n allen puzzelen, hutten bouwen, peutergym/yoga of poppenkast spelen. De kinderen mogen zelf kiezen of ze hieraan deel willen nemen. Ze mogen natuurlijk ook zelf lekker gaan spelen. Ook is er op de hal de mogelijkheid tot spelen. Vooral bij slecht weer wordt hier gebruik van gemaakt. 37
Pedagogisch Beleid 2015
Voor de jongste kinderen (KDV) is er de binnentuin. Op een beschutte, veilige en overzichtelijke plaats, kunnen de allerkleinsten hier heerlijk vertoeven. We hebben een aantal regels en richtlijnen voor uitstapjes. In de Risico-inventarisatie Veiligheidsmanagement zijn deze regels en richtlijnen opgenomen.
Open deuren (KDV) In de visie van Koningskinderen staat het kijken en luisteren centraal. Het Open deuren beleid sluit hierbij goed aan. Door het kind de ruimte te geven kan het zelf zijn ontwikkelingsdrang vorm geven. Op zoek naar nieuwe materialen, nieuwe ruimtes, andere kinderen en pedagogisch medewerkers. Op vastgestelde dagen en momenten gaan de deuren, of beter gezegd de hekjes, open. Er blijft altijd één pedagogisch medewerker op haar eigen groep waar zij het vaste gezicht blijft voor de kindjes die (nog) niet op avontuur willen gaan. Andere kinderen krijgen letterlijk de ruimte om op ontdekkingsreis te gaan. Op de verschillende groepen worden zeer uiteenlopende activiteiten aangeboden. Vaak gerelateerd aan een thema zodat we gedurende een periode van 5 weken projectgericht en procesgericht aan de slag kunnen. Kinderen kunnen zelf kiezen, waar en hoe ze deelnemen aan een activiteit. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt om overzicht te houden en veiligheid te bieden. De voordeur gaat op slot om de ontdekkingsreis van de kinderen niet te letterlijk te laten verlopen. In alle ruimtes is een pedagogisch medewerker aanwezig om overzicht te houden. In een groepsruimte waar geen pedagogisch medewerker aanwezig is gaat de deur dicht. Verder is de schuifdeur naar de centrale keuken gesloten, is de achterdeur dicht en is er een pedagogisch medewerker die toezicht houdt bij de trapjes. Buiten deze momenten kunnen de kinderen bijna op ieder moment van de dag bij elkaar op visite. Kinderen mogen dit zelf ook aangeven.
Rituelen (KDV) Op de groep zwaaien we samen met de kinderen die daar behoefte aan hebben bij het raam of de deur naar de ouders die weggaan. De ochtend wordt meestal gestart met een activiteit aan tafel, de kinderen mogen zelf kiezen of ze hieraan mee willen doen. Ze mogen ook een rustige activiteit op de bank of op de grond uitkiezen. Bij de lunch zingen we eerst een liedje voordat we gaan eten en wensen elkaar smakelijk eten. We blijven aan tafel zitten tot iedereen klaar is en de kinderen wassen (in ieder geval proberen) zelf met een snoetenpoetser hun gezicht en handen. De maaltijd wordt beëindigd met “Eén, twee, drie, klaar!” Daarna is het plassen, verschonen en naar bed voor de kinderen die nog een middagslaapje nodig hebben (alleen kdv). Verjaardagen van de kinderen worden op des Koningskinderen gevierd. De slingers hangen op de groep. Tijdens de kring (het moment dat verjaardagen bij Koningskinderen gevierd worden) wordt de jarige, met een Feestmuts op en zittend op de Verjaardagstoel, toegezongen door de pedagogisch medewerkers en de kindjes van de groep. Op de tafel staat speciaal voor de jarige job een Feesttaart. De grote lamp gaat uit om alles extra speciaal te maken. Daarna is het tijd voor het lekkers dat door de jarige is meegenomen. Ook nu wachten wij weer even op elkaar tot iedereen wat heeft, om vervolgens dank je wel te zeggen en samen van de traktatie te genieten. Verjaardagen van de pedagogisch medewerkers worden in de grote hal gevierd. Vergezeld van alle grote kinderen mag zij in de hal plaatsnemen op de grote troon. Na het zingen van liedjes is er tijd voor een kleine traktatie. Na afloop van het feestje gaan alle grote kinderen weer terug naar hun eigen groep. Zie het ABC van Koningskinderen voor meer informatie.
Rituelen Eetcafé Jammie! en BSO Ook de BSO heeft specifieke rituelen. Bij Jammie! wordt er gewacht met smeren totdat de pedagogisch medewerkers aangeven dat ze kunnen beginnen. Zijn de boterhammen klaar, dan wordt er op elkaar gewacht. De pedagogisch medewerker steekt haar hand omhoog, waarna de kinderen ook een hand omhoog steken. Dit is het teken dat het even stil moet zijn. Vervolgens wordt er “Eet smakelijk” gewenst en kan iedereen lekker gaan eten. 38
Pedagogisch Beleid 2015
Aan het einde van de lunch, als de meeste kinderen klaar zijn, worden ook hier snoetenpoetsers uitgedeeld om jezelf op te frissen. Daarna is er tijd om vrij te spelen. Rond 13:00 uur wordt er samen opgeruimd en gaan de kinderen aan tafel wachten om weer terug naar de klas te gaan. De kinderen uit groep 1 en 2 worden met de ophaalslinger naar hun klas gebracht. De rest mag zelf naar zijn klas lopen. Tijdens de BSO middag gaan de kinderen eerst plassen en handen wassen om vervolgens een plaatsje aan tafel te zoeken. Er wordt gewacht op de kinderen die met de bus worden gehaald om gezamenlijk de BSO middag te beginnen. Er worden activiteiten aangeboden door de pedagogisch medewerkers waaruit ze kunnen kiezen. Dit duurt tot ongeveer 17:00 uur. Om 17.00 uur is er nog een rondje fruit, ook hier wachten we even tot iedereen een stukje heeft, en drinken. Het laatste uur mogen de kinderen vrij spelen, wel moeten ze kiezen voor een rustige activiteit. Verjaardagen op de BSO worden ook hier feestelijk gevierd. De slingers worden opgehangen en de jarige wordt speciaal in het zonnetje gezet. Gevolgd natuurlijk door het uitdelen van de traktatie.
Regels voor heel Koningskinderen Binnen Koningskinderen zijn er regeltjes opgesteld die gelden binnen heel Koningskinderen: Elkaar geen pijn/verdriet doen. Respect hebben voor elkaar. Respect hebben voor materiaal. Elkaar niet bang maken. Elkaar proberen te helpen, maar eerst vragen of het mag. Afspraak is afspraak, wat je belooft dat moet je doen Geen spullen van elkaar afpakken. Jassen en eventuele tassen worden in de kastjes gestopt of opgehangen. Eerst een boterham hartig daarna eigen keuze. We wachten op elkaar tijdens de lunch tot iedereen een boterham heeft. Korstjes van het brood worden in principe opgegeten. Handen wassen voor het eten. Handen wassen na het plassen. Na het eten handen en gezichten wassen. Niet rennen op de groep en in de gang/hal. Niet schreeuwen. Niet met zand gooien. Samen opruimen.
Regels tijdens Eetcafé Jammie! en BSO
Als je uit school komt ga je eerst naar het toilet en was je daarna je handen. Schoenen doe je uit, en eventueel sloffen aan. De schoenen worden opgeborgen in de schoenenkast. De jongste BSO’ers (groep 1 en 2) worden opgehaald met de ophaalslinger. Eerst hetgeen opruimen waarmee je aan het spelen was, voordat je iets anders gaat pakken. Tijdens het buiten spelen mag er niet in de bosjes of op de stoepen rondom het plein gespeeld worden. Als je buiten speelt en je moet plassen, dan meld je dit bij de pedagogisch medewerker zodat zij weet dat er iemand binnen is. Vanaf 7 jaar mag je zelfstandig buiten spelen. Dat wil zeggen zonder directe begeleiding, maar wèl met een toeziend oog. Ouders dienen hiervoor het toestemmingsformulier zelfstandig buitenspelen te ondertekenen. Er is altijd een pedagogisch medewerker buiten die het overzicht houdt. Op de trap loop je rustig, je houdt je goed vast, zorgt dat je schoenen goed vast/dicht zitten. Kinderen mogen niet springen van de traptreden of verhogingen.
39
Pedagogisch Beleid 2015
Veiligheid, gezondheid & hygiëne Vier ogen en vier oren in de praktijk Op 1 juli 2013 is binnen de kinderdagopvang het Vier ogen en vier oren principe in werking getreden. Kinderdagverblijven moeten sindsdien voldoen aan de wettelijke verplichting van het vierogenprincipe. Met deze maatregel moet de veiligheid binnen de kinderopvang vergroot worden. Kortweg houdt deze maatregel in dat pedagogisch medewerkers op de werkvloer altijd gehoord en gezien moeten kunnen worden door een andere volwassene. Binnen Koningskinderen hebben we in het kader van het Vierogenprincipe duidelijke beleids- en werkafspraken gemaakt. Deze beleids- en werkafspraken zijn toegevoegd aan het bestaande beleid. In de dagelijkse praktijk is er niet zo veel veranderd. Juist omdat Koningskinderen al vanaf haar start werkt in open, transparante groepsruimten, beschikt over een vast team per locatie en werkt met koppelgroepen. Kleinschalig en een vast team Onze mensen zijn belangrijk voor Koningskinderen. Hier ligt onze kracht. Al jarenlang hebben we een vaste groep van pedagogisch medewerkers in dienst. Zij staan elke dag weer met plezier en professionaliteit op de werkvloer. Dit biedt veiligheid en het typische ‘Koningskinderengevoel’. Kinderen en hun ouders kennen niet alleen hun vaste juffen, maar ook de pedagogisch medewerkers van de andere groepen op de locatie, zijn een vertrouwd gezicht. Doordat pedagogisch medewerkers negen uur werken op een dag, kan Koningskinderen de vier ogen nog beter garanderen. Er is altijd voldoende toezicht, zowel aan het begin van de dag als aan het eind. Daarnaast zijn er op kantoor ook altijd één of meerdere medewerkers aanwezig. Wanneer nodig kan er een beroep op deze medewerkers gedaan worden. Koningskinderen maakt ook gebruik van stagiaires. De stagiaires zijn vaak meerdere dagen aanwezig en zijn een extra ogen en oren op de groep. Daarnaast bieden ze ook ondersteuning van de vaste pedagogisch medewerker(s). Open aanspreekcultuur Binnen het team wordt gestimuleerd dat de pedagogisch medewerkers open met elkaar communiceren. Elkaar aanspreken op bepaald gedrag, handelen maar ook op communicatie. In de praktijk is het niet altijd even makkelijk om een collega op bepaald gedrag of handelen aan te spreken. Door het jaar heen worden er dan ook steeds trainingen gegeven die er op gericht zijn om de onderlinge communicatie te verbeteren. Maar ook onderwerpen als omgang met ouders, grensoverschrijdend gedrag en signaleren van kindermishandeling en kindermisbruik wordt meerdere malen per jaar met elkaar besproken. Dit allemaal zodat het heel gewoon is en blijft dat je elkaar aanspreekt op gedrag en handelingen zodat problemen bespreekbaar worden gemaakt , signalen herkent worden en men van elkaar leert. Deze communicatie geldt niet alleen voor de pedagogisch medewerkers onderling, maar ook communicatie met en naar ouders moet open en toegankelijk zijn. Openheid en transparantie Beide locaties van Koningskinderen, Het Koninkrijk en Villa Vorstelijk worden gekenmerkt door de vele ramen. Beide locaties ogen hierdoor licht, maakt het zorgt er ook voor dat er altijd naar binnen maar ook naar buiten gekeken kan worden door collega´s, ouders, vestigingsmanagers en buren. Bij de inrichting van de groepen is er op gelet dat de groepen transparant en open zijn en blijven. Vanuit elke hoek heeft de pedagogisch medewerker volledig zicht over de groep. Verder is het altijd al de gewoonte dat we met regelmaat (ongevraagd) bij elkaar op de groep naar binnen lopen. Hetzij om wat te overleggen, te vragen of even iets te pakken. 40
Pedagogisch Beleid 2015
De kindertoiletten op de kinderopvang zijn niet voorzien van een deur. Er is dus altijd in één oogopslag overzicht in deze ruimte. Koppelgroepen Koningskinderen kent twee locaties voor kinderdagopvang, Het Koninkrijk en Villa Vorstelijk. Op beide locaties wordt er gewerkt met koppelgroepen. Tijdens pauzes, maar ook op de rustigere dagen worden groepen samengevoegd tot één groep. Natuurlijk houdt Koningskinderen altijd het beroepskracht-kindratio in de gaten en dat er een vast gezicht met de kinderen meeverhuist. Doordat kinderen vaak bij de koppelgroep op visite gaan tijdens bijvoorbeeld open deuren, is de koppelgroep wel een vertrouwde omgeving. Ook zijn de PW’ers goed op de hoogte van elkaars kinderen en kennen de kinderen de PW’er. Kinderen die opblijven worden ook gezamenlijk opgevangen op de koppelgroep waar ogen en oren onverwacht binnenlopen en het risico zo wordt verkleind. Vierogen tijdens drie-uursregeling Tijdens de vroege en late opvang, van 7.30-8.00 uur en van 18.00-18.30 worden kinderen centraal opgevangen. Tijdens deze momenten staan PW’ers niet alleen. Het eerste en laatste uur staan PW’ers wel alleen op de groep. Dit valt binnen de drie-uursregeling. Bij Koningskinderen zijn dit echter spitsmomenten doordat ouders hun kind(eren) onverwachts komen brengen en/of halen. Het onvoorspelbare karakter van de breng- en haalmomenten (je weet van te voren niet wanneer een ouder komt) wordt het bijna uitgesloten dat iemand zich onbespied of niet gecontroleerd zou kunnen voelen. Waar mogelijk zet Koningskinderen ook stagiaires in tijdens het eerste of laatste uur. Periodes met één PW´er per groep worden zo veel mogelijk geminimaliseerd. Toegankelijkheid Koningskinderen Koningskinderen kent een toegangsprotocol. Dit houdt in dat de buitendeur alleen tussen 8.00 uur en 9.00 uur en tussen 16.30 uur en 18.30 uur geopend is. Buiten deze tijden zit de buitendeur altijd op slot. Ouders en overige bezoekers kunnen het kinderdagverblijf dan alleen betreden nadat zij hebben aangebeld. Via de intercom wordt de deur dan alleen open gedaan wanneer pedagogisch medewerker de ouder herkent. Mocht degene voor de deur niet herkend worden, dan loopt de pedagogisch medewerker naar de voordeur om het bezoek te ontvangen en te vragen waarvoor ze komen. Andere toegangsdeuren zitten ten allen tijden op slot. Deze wordt alleen geopend wanneer er buiten gespeeld wordt. Beschrijving ruimtes Slaapkamers Het Koninkrijk De grote slaapkamer op Het Koninkrijk is voorzien van een babyfoon, waardoor op drie groepen gehoord kan worden wat er op de slaapkamer gebeurt. Ook is er op de slaapkamer veel verkeer doordat kinderen op verschillende momenten wakker worden en uit hun bed worden gehaald door een PM’er. Tussendoor wordt de slaapkamer tijdens de slaapmomenten steeds onverwacht gecheckt door een PW´er. Omdat de slaapkamer grenst aan een verkeersruimte, kunnen voldoende mensen een blik werpen in de slaapkamer. De kleine slaapkamer op Het Koninkrijk grenst aan de keuken. De deur is voorzien van een raam waardoor altijd een blik geworpen kan worden op de slaapkamer. Ook is deze ruimte voorzien van een babyfoon, zodat er altijd gehoord kan worden wat er op de slaapkamer gebeurt. Slaapkamers Villa Vorstelijk De slaapkamers op Villa Vorstelijk hebben elk een deur welke voorzien zijn van een kijkgat waardoor een PW´er constant zicht kan hebben op de slaapkamer. De slaapkamers op Villa Vorstelijk zijn voorzien van een babyfoon. 41
Pedagogisch Beleid 2015
Hal en/of gang Het Koninkrijk maar ook Villa Vorstelijk kennen verschillende ruimtes. PW´ers maken meestal gezamenlijk gebruik van bijvoorbeeld de hal en/of gang. Naast speelruimte zijn hal en gang ook verkeersruimten waardoor er altijd onverwachts een volwassene door de hal/gang kan lopen. Op beide locaties grenzen de kantoren van de locatiemanager aan de centrale hal. Hierdoor kunnen zij ook altijd toezien en horen wat er op de hal gebeurt. Overige ruimten In de regel geldt dat overige ruimten niet toegankelijk zijn voor kinderen. Mocht het zo zijn dat een kind bijvoorbeeld helpt bij het was ophalen, dan zal de deur van bijvoorbeeld het washok altijd open staan. Ramen Omdat beide locaties over veel raampartijen beschikken zijn groepen voorzien van screens / zonnescherm of rolgordijnen. De screens en rolgordijnen kunnen naar beneden gedaan worden tot halverwege het onderste raam. Zo blijft er altijd voldoende mogelijkheid om naar binnen te kijken. Ramen worden niet volgeplakt en ook bij raamschilderingen wordt er door de PW’er er altijd voor gezorgd dat er nog voldoende zicht naar binnen en buiten kan zijn. Uitstapjes PW´ers gaan altijd met z´n tweeën op uitstap (eventueel 1 PW’er en 1 stagiaire). Buiten spelen Een pedagogisch medewerker is niet langdurig en structureel alleen buiten met kinderen. Het buitenspelen is in de regel altijd met twee, maar vaak meer PM’ers. Dit maakt dat een collega zich niet onbespied zou kunnen voelen. Daarnaast zijn alle speelplaatsen bij Koningskinderen altijd zichtbaar vanaf de groepen, centrale hal en straatkant. Opblijvers Kinderen die opblijven tussen de middag worden gezamenlijk opgevangen op een van de koppelgroepen. Dit is een groepsruimte en dus zichtbare plek van de locatie waar ogen en oren altijd onverwacht binnen kunnen lopen. Kortdurend alleen op de groep Kortdurend alleen op de groep wordt opgelost door even de tussen deur naar de koppelgroep open te zetten en te melden dat jij of je collega even weg is. Wanneer de tussendeur niet open kan omdat deze er niet is, meldt de pedagogisch medewerker bij de koppelgroep dat zij even Momenten waarvoor deze afspraken gelden zijn bijvoorbeeld: collega die even naar keuken/toilet o.i.d. moet. VOG Alle pedagogisch medewerkers, overige medewerkers en stagiaires zijn in het bezit van een geldige Verklaring Omtrent gedrag (VOG). Nieuwe medewerkers worden pas ingezet als er een VOG is afgegeven. Voorzorgmaatregelen in het kort
Koningskinderen hanteert de volgende werk- en beleidsafspraken binnen haar kinderdagopvang: De groepsdeuren staan altijd open. Op beide locaties wordt er gewerkt met koppelgroepen. Tijdens pauzes, maar ook op de rustigere dagen worden groepen samengevoegd tot één groep. Natuurlijk houdt Koningskinderen altijd het beroepskracht-kindratio in de gaten en dat er een vast gezicht met de kinderen meeverhuist. 42
Pedagogisch Beleid 2015
Tijdens de vroege- en latedienst worden de kinderen centraal opgevangen. Er staan dan altijd 2 pedagogisch medewerkers ingeroosterd. Het eerste en laatste uur staan PW’ers wel alleen op de groep. Dit valt binnen de drie-uursregeling. Bij Koningskinderen zijn dit echter spitsmomenten doordat ouders hun kind(eren) onverwachts komen brengen en/of halen. Door het onvoorspelbare karakter van de breng- en haalmomenten (je weet van te voren niet wanneer een ouder komt) wordt het bijna uitgesloten dat iemand zich onbespied of niet gecontroleerd zou kunnen voelen. Waar mogelijk zet Koningskinderen ook stagiaires naast de vaste kracht. De slaapkamers zijn altijd voorzien van een babyfoon en/of hebben een raam waardoor er altijd zicht is op de slaapkamer. Tussendoor wordt de slaapkamer tijdens de slaapmomenten steeds onverwacht gecheckt door een PW´er. De kindertoiletten zijn altijd in één oogopslag te overzien. In de regel geldt dat overige ruimten niet toegankelijk zijn voor kinderen. Mocht het zo zijn dat een kind bijvoorbeeld helpt bij het was ophalen, dan zal de deur van bijvoorbeeld het washok altijd open staan. Ramen worden niet volgeplakt en ook bij raamschilderingen wordt er door de PW’er er altijd voor gezorgd dat er nog voldoende zicht naar binnen en buiten kan zijn. PW´ers gaan altijd met z´n tweeën op uitstap (eventueel 1 PW’er en 1 stagiaire). Een pedagogisch medewerker is niet langdurig en structureel alleen buiten met kinderen. Het buitenspelen is in de regel altijd met twee, maar vaak meer PM’ers. Dit maakt dat een collega zich niet onbespied zou kunnen voelen. Kinderen die opblijven tussen de middag worden gezamenlijk opgevangen op een van de koppelgroepen. Dit is een groepsruimte en dus zichtbare plek van de locatie waar ogen en oren altijd onverwacht binnen kunnen lopen. Alle pedagogisch medewerkers, overige medewerkers en stagiaires zijn in het bezit van een geldige Verklaring Omtrent gedrag (VOG). Nieuwe medewerkers worden pas ingezet als er een VOG is afgegeven. Nieuwe medewerkers mogen pas beginnen met werken op de groep als hun VOG binnen is.
Veiligheid, gezondheid & hygiëne binnen Koningskinderen Koningskinderen krijgt dagelijks bezoek van kinderen (0-12 jaar) die intensief gebruik maken van hun groep, maar ook andere voor hun bestemde ruimtes. Wij vinden het dan ook belangrijk om dagelijks extra aandacht te besteden aan de veiligheid en hygiëne binnen de locaties. Het kan (infectie)ziektes beperken, draagt bij aan een veilige speel/leefomgeving en een verzorgde uitstraling.
Algemene hygiëne Wat doen wij aan hygiëne op de groepen ten aanzien van de kinderen? Hieronder de algemene regels: Het wassen van onze handen na elke luierverschoning, toiletbezoek en het afvegen van snottebellen bij de kinderen. Vieze neuzen worden afgeveegd. We laten de kinderen zelf een zakdoekje pakken en de neus snuiten, daarna mogen ze zelf het zakdoekje in de prullenbak deponeren. Kinderen die een luier dragen worden regelmatig verschoond. Wegwerp handschoentjes dragen ter voorkoming van direct contact met diarree, braaksel en bloed. Na elke verschoning de verschoonlift en het verschoonkussen schoon te maken met alcohol. Na elke verschoning wassen pedagogisch medewerkers hun handen. De toiletten worden na iedere plasronde (KDV) schoongemaakt. Aan het einde van de dag worden de toiletten met een sopje schoongemaakt. Op de BSO wordt het toilet na Jammie! en aan het einde van de dag schoongemaakt met chloor. Indien nodig wordt tussendoor ook schoongemaakt. De handdoeken worden na de lunch en aan het einde van de dag gewisseld. De handen worden voor en na het eten gewassen. 43
Pedagogisch Beleid 2015
Het gezicht wordt na het eten met een snoetenpoetser gewassen, de oudere kinderen kunnen dit zelf. Minimaal één keer per week worden de bedjes verschoond en de matrassen en dekbedden gelucht; elk kind heeft tevens zijn een eigen bedje en eigen slaapzak Als de oogjes ontstoken of vies zijn, maken we dit schoon met afgekoeld gekookt water. We geven het kind schone kleren indien nodig. We doen een kind in bad indien nodig. We leren de kinderen hun hand voor hun mond te houden als ze hoesten. De fopspenen van de kinderen worden opgeborgen in een schoon spenenbakje. Fopspenen worden elke week uitgekookt en indien nodig vaker. De flessen van de baby’s worden apart van de gewone afwas gedaan en uitgekookt. Ouders mogen de groepen niet betreden met schoenen. Hiervoor liggen bij de ingang van Koningskinderen blauwe schoenhoesjes. Speelgoed wordt regelmatig schoongemaakt, zie schoonmaakrooster. We geven zelf ook het goede voorbeeld om te laten zien dat een goede lichamelijke verzorging en hygiënisch omgaan met jezelf en je omgeving belangrijk is. Hierdoor leren de kinderen van jongs af aan de hygiëne regels.
In de Risico-inventarisatie Gezondheidsmanagement van Koningskinderen staat verder uitgebreid beschreven hoe wij hiermee omgaan. Op iedere locatie is een Risico-inventarisatie Gezondheidsmanagement aanwezig.
Schoonmaakrooster Alle huishoudelijke taken van de pedagogisch medewerkers staan beschreven in het schoonmaakrooster. Per groep is in een maandrooster aangegeven wat er dagelijks schoongemaakt moet worden. Op het maandrooster wordt bijgehouden wanneer en wat is schoongemaakt. Op het maandrooster wordt dit afgevinkt met een paraaf. Voor het grote schoonmaakwerk hebben wij een huishoudelijk medewerkster in dienst. Het huishoudelijk werkplan voorziet in een schone en hygiënische omgeving voor de kinderen. Door alles regelmatig schoon en stofvrij te maken, krijgen ziektekiemen minder kans zich te nestelen en te verspreiden.
Veilig spelen Koningskinderen vindt het erg belangrijk dat een kind zich kan ontwikkelen door te spelen. Wij letten dan ook erg op de spelkwaliteit van het speelgoed, en dat het veilig is en van hoogwaardige kwaliteit. Ons speelgoed is duurzaam en bevat dus geen gevaarlijke stoffen. Dit geldt natuurlijk ook voor de materialen waar wij mee werken, zoals verf, potloden en klei. Daarnaast wordt het speelgoed bijna dagelijks automatisch door de pedagogisch medewerker gecontroleerd. Speelgoed dat kapot is, wordt weggegooid. In het huishoudelijk werkplan is het schoonmaken van het speelgoed opgenomen. Dit in verband met de hygiëne. De zandbakken voor en achter zijn afgedekt met een net.
Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid Conform de Wet op de Kinderopvang voert Koningskinderen jaarlijks risico-inventarisaties uit op het gebied van veiligheid en gezondheid. Mogelijk te nemen acties naar aanleiding van deze inventarisaties worden vastgelegd in een actieplan. Daarnaast wordt er een verslag gemaakt, dat een beeld geeft van de veiligheids- en gezondheidstoestand binnen de organisatie. Koningskinderen zorgt ervoor dat haar werknemers kennis hebben van de vastgestelde risico-inventarisaties. Veiligheid en gezondheid hebben binnen Koningskinderen continue de aandacht. Ruimtes, materiaal, speelgoed, werkwijze, regels en voeding zijn afgestemd op de specifieke kenmerken van de groep en de kinderen die hier deel van uitmaken.
44
Pedagogisch Beleid 2015
Ouders Ouderbeleid Wij nemen de tijd voor de breng- en haalgesprekken met de ouders. ‘s Morgens kunnen zij een kopje thee of koffie drinken. Zij kunnen dan eventuele zaken met de pedagogisch medewerkers bespreken. Hoe beter we weten wat een kind thuis heeft beleefd, hoe beter we het kunnen begeleiden. Tijdens het haalgesprek wordt aan de ouders verteld wat hun kind die dag meegemaakt heeft. Ook worden er belangrijke dingen vermeld (zoals slaaptijden, drinktijden of een ongelukje) of vertellen wij een leuke anekdote over hun kind. Om in de eerste 18 maanden goed en direct contact te hebben maken wij gebruik van een breng- en haal schrift. Hierin schrijven ouders en pedagogisch medewerkers naar elkaar over het kind en over de gang van zaken thuis en op het kinderdagverblijf. Bij dreumesen en peuters wordt het contact iets meer aan het toeval overgelaten. Oudere kinderen geven zelf meer hun voorkeur aan, evenals de ouders. Ongeveer één keer in de 6 weken worden tijdens een werkoverleg de contacten met ouders nagelopen om in de gaten te houden of er niemand tussen wal en schip raakt.
Wennen van nieuwe kinderen (Kennismaak- & Wenbeleid) Pedagogisch medewerkers nemen ongeveer twee weken voordat een nieuw kindje zal starten op de opvang, contact op met ouders om een kennismaking en wenafspraken (twee maal een dagdeel) in te plannen. De eerste keer wennen wordt altijd vooraf gegaan door een kennismakingsgesprek. Tijdens het kennismakingsgesprek praten we met ouders over het wennen van henzelf en hun kind. We spreken dan specifiek de tijden af wanneer hun kind bijvoorbeeld weer opgehaald kan worden. Wij gaan ervan uit dat ouders hun kind het beste kennen en weten welke manier van wennen het beste past bij hun kind. Wij adviseren ouders op grond van onze ervaringen. Bij jonge baby’s vinden wij het belangrijk dat ouders vertrouwen in ons krijgen. Bij dreumesen en peuters is het wenproces van het kind ook heel belangrijk. Hoe prettiger een ouder zich in dit proces voelt, des te sneller went het kind. In ieder geval mogen kinderen en ouders twee dagdelen voor de geplande plaatsingsdatum komen ‘oefenen’. In de beginperiode houden we zoveel mogelijk het ritme van thuis aan. Zijn er grote verschillen tussen onze aanpak en die van de ouders dan maken we ze bespreekbaar en proberen we samen met de ouders te komen tot een aanpak die voor het kind het beste is. Wij staan open voor gewoonten en gebruiken uit andere culturen en houden daar zoveel mogelijk rekening mee.
10 minutengesprekken In het voorjaar organiseert Koningskinderen 10-minutengespreken op het KDV en op de BSO. Aan de hand van een observatieformulier worden ouders op de hoogte gebracht hoe hun kind zich ontwikkelt op Koningskinderen. Mochten 10 minuten onvoldoende blijken te zijn en/of er ontstaat de behoefte aan een uitgebreider gesprek, dan kunnen ouders uitgenodigd worden voor een oudergesprek.
Kind- Volgsysteem Pedagogisch medewerkers worden getraind om de hele dag door actief bezig te zijn met het welbevinden en de ontwikkeling van ieder kind. Dit gaat natuurlijk op een spelende manier Gedurende de dag dat het kind bij Prins Vleermuis is wordt er actief bezig gegaan met het welbevinden en het ontwikkelen van ieder kind. Dit gaat geheel op een spelende manier. Om bij te houden of het kind op de goede weg is met zijn ontwikkeling, observeren wij 2 maal per jaar. Op Prins Vleermuis werken we met de observaties van ‘ doen, praten en bewegen’. Middels invullijsten krijgen de pedagogisch medewerkers een helder beeld van hoever het kind in zijn ontwikkeling is. 45
Pedagogisch Beleid 2015
Extra dagdelen en opvang op een andere groep Wanneer ouders een extra dagdeel of extra dagdelen voor hun kind wensen, dan kunnen zij dit met de pedagogisch medewerker(s) van de groep overleggen. Zij bekijken aan de hand van de presentielijst of er op het gewenste dagdeel plaats is voor het kind op de eigen groep. Omdat de Wet Kinderopvang scherpe regelgeving hanteert omtrent de beroepskracht/kind-ratio is het niet altijd mogelijk dat een kind een dagdeel extra kan komen. Het maximum aantal kinderen wat op een dag mag worden opgevangen is dan reeds bereikt. De pedagogisch medewerker gaat dan kijken voor de ouders of het mogelijk is dat het kind opgevangen kan worden op een andere groep. De ouders geven hiervoor dan schriftelijk toestemming voor de extra opvang en de duur van de extra opvang, op een andere groep.
Overgangsgesprekken Wij organiseren overgangsgesprekken wanneer een kind overgaat naar Donderstraal of de BSO. Rond de tijd dat het kind overgaat naar de nieuwe groep vindt er een overgangsgesprek plaats. Bij dit gesprek zitten dan de ouders, een pedagogisch medewerker van de oude groep en een pedagogisch medewerker van de nieuwe groep. In dit gesprek worden bijzonderheden vermeld over het kind. Ook maken de ouders kennis met de nieuwe groep en de eventuele nieuwe dagindeling op deze groep. De pedagogisch medewerker van de nieuwe groep geeft informatie over de gang van zaken en de pedagogische accenten van de nieuwe groep. Op deze manier hopen we een zodanige relatie met de ouders en het kind op te bouwen dat we het kind ook in de nieuwe groep zo goed mogelijk kunnen begeleiden. Om de overgang goed te begeleiden heeft Koningskinderen een overgangsformulier ontwikkeld waarop kort en bondig alle wetenswaardigheden van het kind staan vermeld.
Oudergesprekken (op afspraak) Naast het kennismakingsgesprek en het overgangsgesprek zijn er ook oudergesprekken (zonder de aanwezigheid van het kind). Bij het oudergesprek zitten zowel de ouders als één van de pedagogisch medewerkers (indien mogelijk twee) van het kind. Daarnaast is het mogelijk dat er een leidinggevende deelneemt aan het gesprek. Op verzoek van ouders of pedagogisch medewerkers vindt er een oudergesprek plaats. Uitgangspunt voor de gesprekken is het kind. Door samen over het kind te praten kunnen we het kind zo goed mogelijk begeleiden.
Ouderavonden Omdat we de deelname en betrokkenheid van ouders belangrijk vinden gebruiken we ouderavonden onder andere om over algemene pedagogische onderwerpen te praten en de mening van ouders te horen. Wij nemen hun adviezen en ideeën serieus. (Gordon)
Medezeggenschap Ouders hebben te allen tijde de mogelijkheid om het pedagogisch beleid in te zien. Op elke groep zijn hiervoor een aantal inkijkexemplaren beschikbaar. Daarnaast kunnen ouders zich beschikbaar stellen voor een plaats in de Oudercommissie. In de Oudercommissie worden zaken besproken als pedagogisch handelen, inkoop (spel)materialen, inrichting van groepen of de tuin, tarieven (prijsstelling/verhoging), CAO kinderopvang, klachten, financieel beleid, etc. De inspraak van ouders over zaken betreffende Koningskinderen is geregeld via de Oudercommissie. Meer informatie hierover bij de groepsleiding.
Klachtenregeling ouders Wij hechten er veel belang aan te weten hoe ouders onze dienstverlening ervaren. Het kenbaar maken van klachten of verbeterpunten zorgt ervoor dat wij onze dienstverlening kunnen verbeteren. Een klacht 46
Pedagogisch Beleid 2015
of verbeterpunt kunnen ouders rechtstreeks bij de groepsleiding neerleggen of bij de directie van Koningskinderen. Koningskinderen heeft een Klantreactieformulier ontwikkelt voor ouders die een klacht of verbeterpunt hebben voor onze organisatie. Op deze manier willen we ouders een prettig middel bieden om aan te geven dat ze het ergens niet mee eens zijn of dat ze iets graag verbeterd zien. Graag lossen we een klacht zelf op, naar tevredenheid. Natuurlijk kunnen ouders ook altijd terecht bij een onafhankelijke klachtencommissie, zonder onze tussenkomst. Ouders kunnen dan terecht bij het Spectrum Provinciale Klachtencommissie (welzijn, maatschappelijke dienstverlening en kinderopvang) in Velp waarbij wij ons hebben aangesloten. Het telefoonnummer is 026 3846285.
Klachtenregeling Oudercommissie De Oudercommissie kan een klacht indienen bij de klachtenkamer, indien er zich een geschil tussen de Oudercommissie en de directie van Koningskinderen voordoet. Het Spectrum Provinciale Klachtencommissie (welzijn, maatschappelijke dienstverlening en kinderopvang) in Velp waarbij wij ons hebben aangesloten treed op als deze klachtenkamer. Het telefoonnummer is 026 3846285. De Oudercommissie wordt in een klachtenprocedure in rechte vertegenwoordigd door de voorzitter of door een gemachtigde.
Tevredenheidsonderzoek Het Tevredenheidsonderzoek is een manier voor Koningskinderen om van ouders terug te horen waar ze tevreden, maar ook iets minder tevreden over zijn. Op deze manier kunnen we goed inspelen op de wensen van klanten, ouders en kinderen. Het Tevredenheidsonderzoek vindt eens in de 18 maanden plaats.
47
Pedagogisch Beleid 2015
Randvoorwaarden Het pedagogisch beleid staat niet op zichzelf. Op alle andere beleidsgebieden moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan om het pedagogisch beleid te kunnen uitvoeren.
Organisatiebeleid Aanname De kinderen komen in principe minimaal drie dagdelen per week, al naar gelang de behoefte aan opvang en plaatsingsmogelijkheden. Wij gaan ervan uit dat kinderen dit nodig hebben om zich een veilige plek in de groep te kunnen verwerven en om een band op te kunnen bouwen met de pedagogisch medewerkers. Soms wordt hiervan afgeweken in verband met ouderschapsverlof of een andere opvangbehoefte van de verzorgers. Per groep geldt een maximum van kinderen die minder of halve dagdelen komen, zodat het aantal verschillende kinderen op de groep niet te groot wordt. Ook moet er regelmatig geëvalueerd worden of het een en ander haalbaar is voor kind en groep. Groepsgrootte In principe zijn er maximaal tien kinderen aanwezig per dagdeel op de verticale groepen. Hier wordt echter van afgeweken als er sprake is van onderbezetting, dan wordt er maximaal één dagdeel per week een kind extra ingepland. Komen er het betreffende dagdeel inderdaad elf kinderen, dan is er sprake van boventalligheid en wordt er een extra pedagogisch medewerker ingezet zodat er extra activiteiten ondernomen kunnen worden. Wij vinden het belangrijk dat kinderen niet geïsoleerd opgroeien in het dagverblijf, maar ook de buitenwereld leren kennen samen met andere kinderen. Doorstroming Binnen het dagverblijf proberen we doorstroming naar de BSO te garanderen. Kinderen moeten leeftijdgenootjes hebben in hun eigen groep in verband met hun specifieke leeftijdsgebonden interesses en wij vinden dat de opvang niet onderbroken moet worden in de periode van nul tot twaalf jaar.
Protocollen Koningskinderen heeft in de afgelopen jaren meerdere protocollen opgesteld. Hieronder volgt een opsomming van de protocollen waar we mee werken. De protocollen zijn verzameld in een Protocollenmap en liggen ter inzage op iedere locatie van Koningskinderen. Protocol Kindermishandeling Protocol Medicijngebruik Protocol Mooi weer Protocol Mexicaanse griep Protocol Veilig slapen Protocol Op (Uit) stap
Overlegvormen Per groep is er twee uur werkoverleg per zes weken. In dit overleg bespreken de pedagogisch medewerkers de kinderen en algemeen organisatorische en opvoedkundige zaken die te maken hebben met het werken in de groep; Eén keer per zes weken is er een teamvergadering, één voor het KDV en één voor de BSO. Hier bespreken de pedagogisch medewerkers en leidinggevenden allerlei organisatorische zaken en thema’s ten aanzien van het algemeen pedagogisch beleid.
48
Pedagogisch Beleid 2015
Financieel beleid Het kinderdagverblijf heeft een werkbudget, waarin vaste bedragen aan speelgoed en spelmateriaal besteed kunnen worden. In onderling overleg bespreken we wat op een bepaald moment prioriteit heeft. Er is een budget voor activiteiten en festiviteiten, zodat er ook buiten en binnen het kindercentrum feesten en activiteiten georganiseerd kunnen worden. Er is een budget gereserveerd voor deskundigheidsbevordering, voor zowel de pedagogisch medewerkers als de leidinggevenden. Binnen dit budget maakt het management keuzes. Zieke pedagogisch medewerkers worden vervangen door pedagogisch medewerkers uit onze eigen invalpoule. Zij zijn na een inwerkperiode waarin coaching centraal staat vertrouwd en op de hoogte van de eigenwijze Koningskinderen-visie zodat voor de kinderen alles gewoon doorgaat.
Accommodatiebeleid De inrichting is zodanig dat de kinderen zoveel mogelijk zelf kunnen doen. Ze kunnen (bijna) overal zelf bij komen (spiegels, kasten, kranen, toiletten). Hierdoor zijn de kinderen zo min mogelijk afhankelijk van de pedagogisch medewerker. De verschillende activiteiten zijn zodanig gesitueerd dat de kinderen elkaar niet in de weg zitten. Aan de tafel kan geknutseld worden, er is een kleed om op de grond te spelen en een huisje voor wat meer rollenspel en bewegingsspel. Ook voor de baby’s is de ruimte ingedeeld in verschillende hoeken, zodanig dat kinderen in hun bezigheden zo min mogelijk gestoord worden door andere kinderen. Contact tussen de kinderen van de verschillende groepen is ook mogelijk, wij stimuleren dat zelfs (o.a. door opendeuren-beleid). De kinderen kunnen elkaar zien, maar ook op bezoek bij elkaar. We organiseren ook gezamenlijke feesten om het saamhorigheidsgevoel van alle kinderen binnen Koningskinderen te bevorderen. De speelhal en het mobiele atelier zijn te gebruiken door alle groepen. Bij de aanschaf van speelgoed en spelmateriaal letten we erop dat alle facetten van de ontwikkeling van kinderen aan bod kunnen komen. Buiten zijn er verschillende afgebakende speelterreinen per leeftijdscategorie, zodat de oudere kinderen de jongere kinderen niet onder de voet lopen en niet storen. Het is er zo ingericht dat ze er veilig onder toezicht kunnen spelen.
Extern beleid In het informatieboekje van Koningskinderen is in een apart hoofdstuk aandacht besteed aan onze manier van werken met de kinderen. Wij vinden het belangrijk dat buitenstaanders weten hoe het pedagogisch beleid van Koningskinderen eruit ziet. Tevens willen we laten zien dat we serieus met het opvoeden van de kinderen bezig zijn. Om op de hoogte te blijven van de verschillende pedagogische discussies binnen de kinderopvang zijn we geabonneerd op het vakblad ‘Kinderopvang’.
49
Pedagogisch Beleid 2015
Personeelsbeleid Groepsleiding Per dag werken er (KDV en BSO) twee pedagogisch medewerkers op een groep. In totaal zijn er per groep KDV maximaal drie vaste pedagogisch medewerkers en op de BSO 4 pedagogisch medewerkers op vaste dagen. Zo blijft het aantal overzichtelijk en kunnen de kinderen toch een band opbouwen met alle pedagogisch medewerkers. Pedagogisch medewerkers moeten minimaal twee hele dagen per week werken. De pedagogisch medewerker kan dan als volwaardig lid van het groepsteam fungeren. Die twee hele dagen zijn ook nodig om een redelijk band met de kinderen op te kunnen bouwen. Het is niet mogelijk om halve dagen te werken bij Koningskinderen.
Invalkrachten Wij hebben vaste invalkrachten (in een kleine eigen invalpool) die in eerste instantie het verlof, vakantie en ziekte van de pedagogisch medewerkers opvangen. Om de continuïteit zoveel mogelijk te waarborgen, wordt zoveel mogelijk dezelfde inval pedagogisch medewerker op een groep ingezet. Bij een zwangerschapsverlof wordt één invalkracht gezocht die het hele verlof invalt voor de vaste pedagogisch medewerker. Tijdens de vakantieperioden gaan groepen soms samen. Wij zorgen er altijd voor dat kinderen in ieder geval één vaste pedagogisch medewerker per dag houdt.
Stagiaires Soms hebben de groepen een stagiaire SPW(Sociaal pedagogisch werk), HAN Pedagogiek of SCW(Sociaal Cultureel Werk). Deze stagiaires zijn altijd boventallig, leren het vak of aspecten van het vak Pedagogisch medewerker, lopen mee op de groep en verrichten groepswerkzaamheden. SPW-stagiaires nemen we aan met een minimum van vijf maanden en minimaal 20 uur per week. Wij houden vast aan het minimum van 20 uur, omdat de kinderen de stagiaire in deze korte periode moeten leren kennen.
Deskundigheidsbevordering Wij volgen een actief beleid in deskundigheidsbevordering. Pedagogisch medewerkers kunnen eigen wensen aangeven en de leidinggevende stimuleert pedagogische scholing. Om het team enthousiast te houden zorgen wij voor goede arbeidsvoorwaarden, gezellige uitjes en stof tot nadenken tijdens teamdagen en themabijeenkomsten.
Huishoudelijk reglement Om alle afspraken die we met elkaar maken binnen Koningskinderen te borgen staan ze beschreven in het Huishoudelijk reglement van Koningskinderen. Het houdt zaken duidelijk en voorkomt misverstanden tussen collega’s en de directie, maar ook tussen collega’s onderling. Beschreven hierin zijn zaken als zieken betermelden, bezoek aan de tandarts, gebruik mobiel telefoon, hoe ga je om met klachten, de representatieve functie van de groepsleiding, et cetera. In de bijlage staat het Huishoudelijk reglement beschreven.
Handboek KDV en BSO Om nieuwe werknemers en stagiaires zo snel mogelijk in te werken en op de hoogte te stellen van de dagelijkse gang van zaken bij Koningskinderen, hebben we een handboek samengesteld. Hierin staat summier beschreven wat er wanneer verwacht wordt van de nieuwe werknemer tijdens haar werkdag op één van de opvangvormen. 50
Pedagogisch Beleid 2015
Dit komt de kwaliteit van de opvang ten goede en zorgt ervoor dat nieuwe werknemers zich snel thuis voelen in onze organisatie.
51
Pedagogisch Beleid 2015
Toetsing en implementatie Tot slot Koningskinderen moet een heerlijke plek zijn en blijven voor kinderen. De kwaliteit van de opvang willen we goed houden en waar het kan verbeteren en verfijnen. Het is niet de bedoeling dat wat nu op papier staat een starre methode wordt. Opvoedkundige inzichten veranderen en we willen kritisch blijven kijken naar ons eigen handelen. De conclusies die we nu trekken, moeten we kunnen bijstellen wanneer daar goede redenen voor zijn.
Toetsing Toetsing vindt regelmatig plaats tijdens functioneringsgesprekken en het werkoverleg van pedagogisch medewerkers met de leidinggevende. Ook tijdens de teamvergaderingen komen op verzoek van pedagogisch medewerkers, ouders of leidinggevende, zaken aan de orde die te maken hebben met ons pedagogisch handelen en dit pedagogisch beleid. Tevens wordt er jaarlijks een behoeften- en tevredenheidsonderzoek gehouden onder de ouders. Ouders kunnen na het lezen van dit pedagogisch beleid altijd met hun vragen terecht bij de pedagogisch medewerkers of de leidinggevende.
Implementatie Na goedkeuring is het ‘Nieuwe Pedagogisch beleid’ vanaf april 2013 inzichtelijk voor ouders. In maart 2015 vinden op alle locaties de OC vergaderingen plaats. Tijdens deze vergaderingen zal deze aangepaste versie van het pedagogisch beleid besproken worden.
52