PBO-blad
SociaalEconomische Raad
Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie
Inhoudsopgave jaargang 56 25 augustus 2006 nummer 42
Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdbedrijfschap Ambachten
2 2
Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie MEDEDELINGENBLAD BEDRIJFSORGANISATIE
Natuurlijke en rechtspersonen tot wie een ontwerpverordening van de Sociaal-Economische Raad of een bedrijfslichaam zich uitstrekt, kunnen gedurende vier weken bij de betreffende organisatie schriftelijk bedenkingen aanvoeren tegen de in dit Mededelingenblad gepubliceerde ontwerpverordening. BEDRIJFSLICHAMEN Hoofdbedrijfschap Ambachten
Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Tervisielegging en verkrijgbaarstelling ontwerpbegroting 2007 Het dagelijks bestuur maakt, gelet op artikel 118, derde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie, bekend dat de ontwerpbegroting voor 2007, met toelichting bij het secretariaat, Ierlandlaan 21 te Zoetermeer, voor een ieder ter lezing is neergelegd en aldaar verkrijgbaar is. De behandeling van de ontwerpbegroting vindt plaats in de openbare vergadering van 27 september 2006 om 14.00 uur in het SER-gebouw, Bezuidenhoutseweg 60 te Den Haag. Ontwerp- Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 Ontwerp-Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van ……………………, houdende regels terzake van de aan de onder het hoofdbedrijfschap ressorterende ondernemers op te leggen heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten voor het jaar 2007 (Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007) Het Bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Besluit: §1
BEGRIPSBEPALING EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. instellingsbesluit: Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten; b. de ondernemer: degene die een onderneming drijft dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; c. werkzame personen: personen als bedoeld in artikel 9, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 1996 die betrokken zijn bij de uitoefening van een in artikel 3 van het instellingsbesluit genoemd bedrijf; d. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 Deze verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven waarin een 1 in artikel 3 van het instellingsbesluit genoemd bedrijf wordt uitgeoefend.
2
§2
DE HEFFING
1.
Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin een in artikel 3 van het instellingsbesluit genoemd bedrijf wordt uitgeoefend, worden voor het jaar 2007 opgelegd: a. een algemene heffing van: 1e. € 85,10 per onderneming; e 2. € 51,30 per onderneming, indien de onderneming is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel en in 2007 aan dit hoofdbedrijfschap heffingplichtig is; 3e. € 63,47 per onderneming indien de onderneming is ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en Catering en in 2007 aan dit bedrijfslichaam heffingplichtig is; e 4. € 34,51 per onderneming indien de onderneming is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel en het Bedrijfschap Horeca en Catering en in 2007 aan deze bedrijfslichamen heffingplichtig is; 5e. € 63,80 per onderneming indien de ondernemer is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud en in 2007 aan dit bedrijfslichaam heffingplichtig is b. een heffing werkzame personen, waarvan de hoogte afhankelijk is van de klasse waarin de onderneming met toepassing van het in het tweede lid opgenomen schema is ingedeeld. De heffing werkzame personen bedraagt:
2.
klasse 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 3.
aantal werkzame personen 0 1 2 tot 5 5 tot 10 10 tot 20 20 tot 50 50 tot 100 100 tot 200 200 tot 500 500 en meer
heffing werkzame personen nihil nihil € 9,90 € 40,10 € 62,60 € 87,70 € 125,10 € 200,30 € 300,50 € 375,50
De heffing werkzame personen wordt tot de helft verminderd, indien de onderneming is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel en in 2007 voor de betrokken werknemers aan dit hoofdbedrijfschap heffingplichtig is.
Artikel 4 1.
2.
Aan de ondernemer die lid is of indirect lid is van: a. de Koninklijke Vereniging MKB-Nederland; b. de Raad Nederlandse Detailhandel; c. vereniging VNO-NCW, en over het jaar 2006 de volledige contributie heeft betaald, wordt een aftrek toegestaan van € 25,10 op de algemene heffing met dien verstande dat de aftrek niet meer mag bedragen dan de helft van de verenigingscontributie of de algemene heffing. De aftrek bedraagt € 12,55 op de algemene heffing indien deze reeds is verminderd op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, ten 2e, 3e, 4e en 5e. De aftrek wordt slechts verleend indien uit door genoemde organisaties verstrekte opgaven blijkt dat de contributie over het voorafgaande jaar is betaald. Onder indirecte leden worden in dit verband verstaan leden van een branche- of regionale/lokale organisatie, die is aangesloten bij een in het eerste lid, onder a, b of c
3
3.
4. 5.
genoemde koepelorganisatie en voldoet aan de criteria zoals gesteld in het derde lid. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die lid, of indirect lid zijn, van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen; b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties; c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is; d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist.
Artikel 5 1. 2. 3. 4. 5.
De heffing is nihil indien een ondernemer de uitoefening van het bedrijf op of na 1 oktober 2007 heeft aangevangen. De heffing is nihil indien een ondernemer de uitoefening van het bedrijf vóór 1 april 2007 heeft gestaakt. De heffing bedraagt 50% van de volgens deze verordening berekende heffing indien een ondernemer op of na 1 april 2007, maar vóór 1 oktober 2007 de uitoefening van het bedrijf heeft aangevangen. De heffing is nihil bij staking van de uitoefening van het bedrijf binnen zes maanden na aanvang daarvan. Het tweede en vierde lid wordt slechts toegepast indien de ondernemer uiterlijk twee maanden na staking van de uitoefening van het bedrijf het hoofdbedrijfschap daarvan in kennis stelt.
§3
DE VASTSTELLING EN OPLEGGING VAN DE HEFFING
Artikel 6 1.
2.
De voorzitter stelt de hoogte van de heffing vast op grond van de ten aanzien van de ondernemer en onderneming in het register bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Registratieverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2004 geregistreerde gegevens en het bepaalde in deze verordening. Indien de ondernemer het bepaalde in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Registratieverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2004 niet in acht heeft genomen, stelt de voorzitter de heffing ambtshalve vast.
4
Artikel 7 De beschikking tot oplegging van de heffing is schriftelijk. Op de beschikking wordt in ieder geval vermeld: a. de naam en woonplaats dan wel vestigingsplaats van de ondernemer; b. het totaal van de vastgestelde heffing; c. een beknopte specificatie van de heffing; d. de dagtekening van de beschikking; e. de termijn waarbinnen de heffing uiterlijk moet zijn betaald; f. het registratienummer van de onderneming. Artikel 8 1. 2.
Met de beschikking wordt een toelichting meegezonden. In de toelichting wordt in ieder geval ingegaan op: a. de wijze waarop de heffing is samengesteld; b. de wijze van betaling; c. de bestemming van de heffing; d. de mogelijkheid van bezwaar met vermelding van de in acht te nemen termijn; e. de mogelijkheid van vermindering van de heffing.
Artikel 9 1.
2.
Indien een ondernemer heeft nagelaten aan het hoofdbedrijfschap of aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de inschrijving in het handelsregister, de opgaven te doen waartoe hij verplicht is, en hem dientengevolge geen dan wel een te lage heffing is opgelegd, stelt de voorzitter alsnog of opnieuw een heffing vast. De artikelen 6, 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing. Indien aan een ondernemer een lagere heffing of geen heffing zou zijn opgelegd als hij aan zijn verplichtingen bedoeld in het eerste lid zou hebben voldaan, blijft de ondernemer de heffing verschuldigd die is vastgesteld op basis van de gegevens die bekend waren op het tijdstip van vaststelling van de heffing.
Artikel 10 1.
3.
Indien anders dan wegens omstandigheden als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aan een ondernemer ten onrechte geen dan wel een te lage heffing is opgelegd, stelt de voorzitter alsnog of opnieuw een heffing vast. De voorzitter deelt mede op welke gronden alsnog dan wel opnieuw een heffing is vastgesteld. De artikelen 6, 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing.
§4
DE BETALING VAN DE OPGELEGDE HEFFING
2.
Artikel 11 1. 2. 3. 4.
De ondernemer is verplicht de vastgestelde heffing binnen zes weken na dagtekening van de heffingsbeschikking te betalen. Indien de ondernemer na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn de heffing niet of niet volledig heeft betaald, zendt de voorzitter de ondernemer een herinnering. Indien de ondernemer de heffing binnen twee weken na de dagtekening van de herinnering niet of niet volledig heeft betaald, maant de voorzitter de ondernemer schriftelijk aan om alsnog binnen tien dagen te betalen. Indien het derde lid wordt toegepast, brengt de voorzitter de ondernemer
5
administratiekosten in rekening. §5
VERMINDERING VAN DE HEFFING
Artikel 12 1. 2.
De voorzitter kan de heffing verminderen indien er sprake is van zodanige omstandigheden dat betaling van de volledige heffing of betaling van welk bedrag dan ook in redelijkheid niet kan worden verlangd. De voorzitter rapporteert het dagelijks bestuur jaarlijks over de toepassing van dit artikel.
Artikel 13 1. 2. 3.
Vermindering als bedoeld in artikel 12, eerste lid wordt slechts verleend op aanvraag. Een aanvraag wordt binnen 6 weken nadat de heffing is opgelegd bij de voorzitter ingediend. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste: a. naam en adres van de aanvrager; b. de dagtekening; c. de dagtekening en het nummer van de heffingsnota waarop de aanvraag betrekking heeft; d. de gronden van de aanvraag; e. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.
Artikel 14 Indien door het verstrekken van onjuiste of onvoldoende gegevens ten onrechte vermindering op grond van artikel 12 is verleend, trekt de voorzitter zijn beschikking op de aanvraag om vermindering in. §6
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 15 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 16 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie. Artikel 17 Deze verordening wordt aangehaald als: Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007. Den Haag, voorzitter secretaris
6
TOELICHTING Algemeen Het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) is een krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie ingesteld openbaar lichaam. Het heeft tot taak het belang van de aangesloten ambachten en van het algemeen belang te bevorderen. Zo bezien kan de ‘missie’ van het HBA als volgt worden omschreven: “het bevorderen van een duurzame sociaal-economische ontwikkeling van de aangesloten ambachtelijke branches, rekening houdend met maatschappelijke ontwikkelingen (economisch, sociaal, technologisch, Europees, enz.) die voor deze branches van belang zijn.” De leden van het bestuur van het hoofdbedrijfschap worden benoemd door de centrale ondernemersorganisatie MKB-Nederland, de ondernemersorganisatie Raad Nederlandse Detailhandel, Vereniging VNO-NCW en de werknemersorganisaties Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV). De algemene werkzaamheden van het HBA worden betaald uit de opbrengst van jaarlijks aan de onder het hoofdbedrijfschap ressorterende ondernemers opgelegde heffingen. Naast de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten worden aan ondernemers in 17 branches bestemmingsheffingen opgelegd. Hieruit worden projecten voor branchespecifieke doelen bekostigd. Deze bestemmingsheffingen zijn gebaseerd op aparte heffingsverordeningen. Het HBA bevordert dat de aangesloten ondernemingen zich aanpassen aan een steeds veranderende markt en aan actuele eisen, onder andere op het gebied van kwaliteit, milieu, arbeidsomstandigheden en technologische vernieuwing. Het wil de positie van de ambachten versterken en de daarmee gemoeide werkgelegenheid bevorderen. Het hoofdbedrijfschap vervult zijn taak door onder meer onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, advisering van branches, subsidieverlening, voorlichting over het ambacht, profilering van het ambacht door middel van collectieve branchepromotie, advisering aan en overleg met overheid en andere instanties. Advisering van individuele ondernemingen of individuele belangenbehartiging behoort niet tot de taak van het HBA. De activiteiten voor 2007 passen in het programma “Vakkundig naar 2010” dat het HBAbestuur eind 2005 heeft vastgesteld. Dit programma is gebaseerd op een toekomstverkenning van de ambachten en gesprekken met ongeveer 400 aangesloten ondernemers over mogelijke HBA-activiteiten. Hoofdlijnen van het programma zijn: Ɣ behoud en modernisering van vakmanschap; Ɣ het versterken van ondernemerschap en modernisering van bedrijfsvoering; Ɣ verbetering communicatie met potentiële klanten en ook met jongeren. In totaal gaat het om twintig activiteiten die zijn samengevat onder de noemer van het ‘VOICE’programma: Ɣ Vakmanschap: acht activiteiten (o.a. instroombevordering, (bij)scholing, reïntegratie, meer ondernemerschap in beroepsonderwijs); Ɣ Ondernemerschap en bedrijfsvoering: zes activiteiten (o.a. praktijkgidsen met relevante wet- en regelgeving per branche; startershandleidingen; intensiveren ondernemerschapsvaardigheden); Ɣ Innovatie/ICT: twee activiteiten (bevorderen ICT in bedrijfsvoering en productieprocessen, verspreiding van innovatieve best practices); Ɣ Communicatie en branchekennis: vier activiteiten (imagocampagnes, digitaal ambachtsplein, brancheonderzoeken, ondersteunen branchebelang bij overheden); Ɣ E-governance: via moderne technieken ondernemers de mogelijkheid bieden zich uit te spreken over het HBA-beleid, binnen de bestaande bestuursstructuur.
7
Het bestuur is van oordeel dat met bovengenoemde activiteiten zowel het gemeenschappelijk belang van het bij het HBA aangesloten ambacht, als het algemeen belang is gediend. Voorts verdient hier opmerking dat alle HBA-activiteiten zijn dan wel worden beoordeeld aan de hand van de zgn. PBO-toets (is er sprake van een gemeenschappelijk belang, is er sprake van een complementaire activiteit, dus aanvullend en/of versterkend, en voorziet de activiteit in een duidelijke behoefte, dus vraag-gestuurd). Financiering van deze activiteiten uit publieke middelen, in casu de opbrengst van de onderhavige heffing 2007, acht het bestuur nodig omdat het hier om een collectief belang van de gehele bij het HBA aangesloten ambacht gaat, waaraan alle ondernemers behoren bij te dragen. Opbrengst heffing De hoogten van de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten en de heffing werkzame personen zijn ten opzichte van 2006 met 2% verhoogd. Ook de bedragen voor de georganiseerdenaftrek en de heffing bij samenloop met het HBD zijn met dit percentage verhoogd. De bedragen voor de heffingen bij samenloop met Bedrijfschap Horeca en Catering en Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud zijn tevens aangepast aan de heffinghoogte van de heffingen bij beide bedrijfschappen. De netto opbrengst van de heffing wordt voor 2007 geraamd op € 4.555.000. Voor 2006 was deze geraamd op € 4.132.000. Blijkens de jaarrekening 2005 bedroegen de heffingsbaten in dat jaar € 4.337.437. Per januari 2006 waren er circa 64.900 ondernemingen waarin een onder het HBA vallend ambacht wordt uitgeoefend ingeschreven bij het HBA. Per 25 mei 2005 waren er 62.987ondernemingen; 1 juli 2004 waren er 62.600 ondernemingen; per 1 januari 2003 59.116 ondernemingen; per 1 januari 2002 57.990 ondernemingen; per 1 januari 2001 57.014 ondernemingen. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens voor de heffing worden in beginsel ontleend aan het Handelsregister. Bovendien wordt de heffing in voorkomende gevallen gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige heffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie. Europese regelgeving Uit de opbrengst van de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten worden betaald de apparaatskosten van het hoofdbedrijfschap en de werkzaamheden en projecten die het hoofdbedrijfschap uitvoert, laat uitvoeren of subsidieert. Het betreft werkzaamheden en projecten die in het belang zijn van de sociaal-economische ontwikkeling van de aangesloten branches terwijl daarin niet of onvoldoende langs private weg kan worden voorzien. De werkzaamheden, projecten en subsidies zijn niet selectief. Zij worden namelijk ten behoeve van alle ondernemingen in de onderhavige sectoren verricht. Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de heffing gefinancierde projecten kunnen niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd (zie in dit verband ook het arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap).
8
De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. Artikelsgewijs Artikel 1 Voor de definitie werkzame personen wordt verwezen naar artikel 9, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 1996. In het Handelsregisterbesluit 1996 wordt onder werkzame personen verstaan de al dan niet in dienst van de betrokken onderneming werkzame werknemers, de meewerkende eigenaren en de meewerkende gezinsleden van een eigenaar, steeds voor zover zij doorgaans ten minste 15 uur per week werkzaam zijn. Ook uitleen- en uitzendkrachten tellen mee als werkzame persoon. Artikel 3 Naast een algemene heffing die voor alle ondernemingen gelijk is, heeft het HBA de heffing gedifferentieerd. De differentiatie bestaat uit een aanvullende heffing werkzame personen. Op deze wijze wordt aan de grotere ondernemingen een zwaardere heffingslast opgelegd. Uitgaande van de constatering dat het belang dat een onderneming heeft bij de werkzaamheden van het HBA niet recht evenredig toeneemt met zijn omvang is voorzien in een degressieve differentiatie. Een volledig evenredige heffing zou overigens tot een aanzienlijke heffing voor het relatief gering aantal grote tot zeer grote ondernemingen leiden. Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen dat 64% van de aangesloten ondernemingen uit 0 of 1 werkzame persoon bestaat. Indien de ondernemingen met 2 werkzame personen worden meegenomen bedraagt dit percentage 88%. De algemene heffing en de heffing werkzame personen dienen om de werkzaamheden van het hoofdbedrijfschap, waaronder ook de kosten van registratie en inning van de heffingen, te dekken. De hoogte van de algemene heffing alsmede van de heffing werkzame personen is afhankelijk van de omstandigheid of een ondernemer al dan niet tevens is aangesloten bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel (HBD). Als de ondernemer ook aan het Hoofdbedrijfschap Detailhandel heffing verschuldigd is wordt een korting toegepast. De achtergrond van deze bepaling is dat de algemene werkzaamheden van deze bedrijfslichamen voor een deel overeenkomen en ook deels gezamenlijk worden uitgevoerd. Op deze wijze wordt voorkomen dat de betrokken ondernemers voor dezelfde werkzaamheden dubbel betalen. Aan de ondernemers die zowel onder de werkingssfeer van het Bedrijfschap Horeca en Catering (BHC) als het HBA vallen wordt een lagere algemene heffing opgelegd. Het HBA legt een heffing op van € 63,47. De verlaging wordt toegepast als de ondernemer in het heffingsjaar ingeschreven is bij en heffingplichtig is aan HBA en BHC. De heffing van het BHC wordt eveneens verlaagd. Aan bedrijven die naast het horecabedrijf tevens het slagers- of banketbakkersbedrijf uitoefenen wordt door drie verschillende (hoofd)bedrijfschappen heffing opgelegd. Deze bedrijven betalen derhalve meer heffing in verhouding tot andere bedrijven die vallen onder één (hoofd)bedrijf- of (hoofd)productschap, dan wel één bedrijf- of productschap én een hoofdbedrijf- of hoofdproductschap. Het verlenen van korting op de heffing aan deze groep van ondernemers ligt dan ook in de rede. In dit geval legt het HBA een heffing op van € 34,51. Ingeval van samenloop met de heffing van het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud wordt de heffing HBA verminderd tot € 63,80. De heffing van het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud wordt eveneens verlaagd.
9
Artikel 4 Artikel 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie biedt de mogelijkheid om aan heffingsplichtigen, die lid zijn van een ondernemersorganisatie, een aftrek op de heffing toe te staan (de zogenaamde Schilthuis- of georganiseerdenaftrek). De besturen van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en het Hoofdbedrijfschap Ambachten hebben besloten een dergelijke aftrek op hun algemene heffing mogelijk te maken. Beide hoofdbedrijfschappen hanteren reeds al jaren de georganiseerdenaftrek op de meeste bestemmingsheffingen. Voor de aftrek komen in ieder geval in aanmerking de leden en indirecte leden van de (koepel)organisaties die in het HBA-bestuur zijn vertegenwoordigd. Bij deze organisaties gaat het met name om indirecte leden van een branche- of een regionale/lokale organisatie, die is aangesloten bij één van deze drie koepelorganisaties. Voorwaarde voor de aftrek is dat de contributie over het voorafgaande jaar moet zijn betaald. Voor de indirecte leden betekent dit dat zij hun contributie over het voorafgaande jaar moeten hebben betaald aan hun branche- of regionale/lokale organisatie. De koepelorganisaties, verstrekken de opgaven waaruit blijkt dat de contributie is betaald. Zij maken hierover afspraken met de bij hen aangesloten organisaties. In totaal wordt er een georganiseerdenaftrek van € 496.930,- begroot. Blijkens het derde lid van artikel 4 kunnen ook ondernemers die lid zijn van andere organisaties voor aftrek in aanmerking komen, indien deze organisaties voldoen aan de in dit lid gestelde voorwaarden. De tekst correspondeert met de bepaling opgenomen in artikel 2, eerste lid, onderdeel b van het Besluit beleidsregel Schilthuisaftrek van de SER. De georganiseerdenaftrek is uitgedrukt in een vast bedrag, namelijk € 25,10. Het bedrag is bepaald op € 12,55 indien de algemene heffing reeds is verminderd op grond van de anticumulatie-afspraken met het HBD, het Bedrijfschap Horeca en Catering en het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud. De georganiseerdenaftrek mag niet meer bedragen dan de helft van de verenigingscontributie of van de algemene heffing. Wat de algemene heffing betreft, deze kan zijn verminderd op grond van artikel 12. De verenigingscontributies liggen in het algemeen (veel) hoger dan € 50,20, zodat een georganiseerdenaftrek van € 25,10 geen problemen geeft. In sommige gevallen is er echter ook nog sprake van een georganiseerdenaftrek op de bestemmingsheffing. Volgens artikel 126, zesde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie mag de (totale) aftrek nooit meer bedragen dan de betaalde contributie. In het algemeen zal hiervan in de praktijk geen sprake zijn, maar bij het opleggen van de heffing en het verlenen van de aftrek wordt op de naleving van deze wettelijke eis toegezien. Artikel 5 Met de uitoefening van een bedrijf wordt in dit artikel bedoeld de uitoefening van een in artikel 3 van het instellingsbesluit genoemd bedrijf. Bedrijven die op of na 1 april met de bedrijfsuitoefening stoppen zijn de gehele heffing verschuldigd. Ondernemingen die binnen 6 maanden na de startdatum van de onderneming worden opgeheven, kunnen, binnen 2 maanden na bedrijfsbeëindiging, een verzoek doen om teruggave van de betaalde heffing. Artikel 6 Als de voorzitter de heffing ambtshalve vaststelt, deelt hij de onderneming eerst ambtshalve in een klasse werkzame personen in.
10 10
Artikel 7 Zowel de heffingsverordeningen van het HBA als die van het HBD worden uitgevoerd door het Centraal-Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht (CRK). Het CRK is een gemeenschappelijke afdeling van de beide hoofdbedrijfschappen. Uit praktische overwegingen worden de beschikkingen waarbij de heffingen worden opgelegd, tegelijkertijd in hetzelfde document aan de ondernemer die zowel een ambacht als de detailhandel uitoefent, medegedeeld. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van één acceptgiro. Artikel 9 In de Registratieverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2004 is bepaald dat een ondernemer bepaalde gegevens moet opgeven aan het hoofdbedrijfschap. De gegevens betreffen bijvoorbeeld de naam en vestigingsplaats van de onderneming, de bedrijven die worden uitgeoefend en het aantal werkzame personen. De ondernemer is verplicht de gegevens uiterlijk twee maanden na de aanvang van de werkzaamheden van de onderneming te verstrekken. Wijziging van de gegevens moet de ondernemer binnen vier weken opgeven. De door de ondernemer opgegeven gegevens worden verwerkt in het door het hoofdbedrijfschap gehouden register van aangesloten ondernemingen en ondernemers. Een andere bron voor het register is het handelsregister. Bij de vaststelling van de hoogte van de HBA-heffing wordt gebruik gemaakt van de in het register genoteerde gegevens. Het opleggen van een onjuiste heffing omdat de ondernemer niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, behoort tot de risicosfeer van de ondernemer. In het tweede lid is expliciet bepaald dat de heffing dan niet wordt aangepast. Dit laat uiteraard onverlet de mogelijkheid om de heffing aan te passen als binnen de daarvoor gestelde termijn correctie van de heffing is gevraagd of een bezwaarschrift is ingediend. Artikel 11 Op grond van artikel 127, eerste lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie, kan de voorzitter van het HBA het verschuldigde bedrag, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, bij dwangbevel invorderen. Het bedrag kan bij parate executie worden ingevorderd, dat wil zeggen dat er geen tussenkomst van de rechter is vereist. Voordat met de invordering kan worden begonnen, moet de ondernemer schriftelijk zijn aangemaand om het verschuldigde bedrag binnen een in de aanmaning gestelde termijn van ten minste tien dagen te betalen. In de aanmaning moet worden vermeld dat als niet binnen de termijn wordt betaald, overeenkomstig het eerste lid van artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie zal worden ingevorderd. De procedure tot invordering van een aan een ondernemer opgelegde heffing, als bedoeld in artikel 127 van de Wet op de bedrijfsorganisatie wordt niet gestart, zolang: a. tegen de beschikking waarbij de heffing is opgelegd nog bezwaar of beroep open staat; b. op een tegen een heffing ingesteld bezwaar of beroep nog niet onherroepelijk is beslist; c. de termijn voor het indienen van een aanvraag om vermindering van de opgelegde heffing nog niet is verstreken; of d. nog niet onherroepelijk op een aanvraag om vermindering van de heffing, of een tegen een afwijzende beslissing op zo een aanvraag ingesteld bezwaar of beroep, is beslist. Artikel 12 Op grond van dit artikel kan de voorzitter de heffing verminderen. Met deze hardheidsclausule kunnen voor belanghebbenden nadelige gevolgen die onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen, worden opgeheven. Van deze bevoegdheid wordt slechts gebruik gemaakt in zeer schrijnende gevallen.
11 11
Bij de toepassing van de hardheidsclausule heeft het dagelijks bestuur een toezichthoudende taak. De voorzitter verstrekt het dagelijks bestuur daarom ieder jaar een opgave waarin is weergegeven in welke omstandigheden de hardheidsclausule wordt toegepast. Artikel 13 Artikel 13 bevat enkele aanvullende regels op hetgeen reeds in de Algemene wet bestuursrecht is bepaald over de beslissing op een aanvraag (zie artikel 4:1 e.v. Awb). Op grond van artikel 4:2 van deze wet verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Ingevolge artikel 4:5 van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen als de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad om binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. De termijn waarbinnen een aanvraag moet zijn ingediend is uit praktische overwegingen gelijkgesteld aan de termijn waarbinnen een bezwaarschrift moet zijn ingediend. Den Haag, voorzitter secretaris Ontwerp- Verordening bestemmingsheffing banketbakkersbedrijf 2007 Ontwerp-Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van ………………., houdende regels ter zake van de aan de ondernemers die het banketbakkersbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2007 (Verordening bestemmingsheffing banketbakkersbedrijf 2007) Het Bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien het advies van de Commissie detailhandel in brood en banket; Besluit: §1
BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: 1. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; 2. franchiseformule: een commerciële samenwerkingsvorm tussen ondernemers, waarbij de ene partij, de franchisegever, aan de andere partij, de franchisenemer, tegen een vergoeding het recht verleent om een onderneming te exploiteren volgens een door de franchisegever ontwikkeld systeem en onder een door hem voorgeschreven handelsnaam. 3. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten;
12 12
4. 5.
verkoopplaats: elke voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waar waren aan particulieren worden verkocht; banketbakkersproducten: gebak dat is toebereid met slagroom, banketbakkersroom of een dergelijke grondstof, of met vers of gesteriliseerd fruit alsmede overige banketbakkersartikelen die geheel of gedeeltelijk uit meel of bloem worden bereid en die gewoonlijk in banketbakkerswinkels worden verkocht zoals beschuit, koek, koekjes, ragoutwerk, kerstbrood of dergelijke (gelegenheids)producten.
Artikel 2 1. Deze verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven waarin het banketbakkersbedrijf wordt uitgeoefend. 2. Deze verordening is niet van toepassing op ondernemers die het banketbakkersbedrijf uitoefenen in het kader van een franchiseformule en de franchisegever schriftelijk heeft verklaard, dat de vestigingen van de franchisenemers kunnen worden aangemerkt als eigen vestigingen in de zin van deze verordening. §2
DE HEFFING
Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin het banketbakkersbedrijf wordt uitgeoefend, wordt voor het jaar 2007 een heffing opgelegd. Doel van deze bestemmingsheffing is bevordering van een gezonde sociaal-economische ontwikkeling van het banketbakkersbedrijf door middel van collectieve promotie en marketing van het banketbakkersbedrijf. 2. De heffing bedraagt € 141,- per verkoopplaats waarin hoofdzakelijk banketbakkersartikelen worden verkocht, met een maximum van € 705,- voor ten hoogste 5 vestigingen. Artikel 4 1. Aan de ondernemer die lid is van: a. de Nederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemers Vereniging; of b. de Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij; en over het jaar 2006 de volledige contributie aan een van deze organisaties heeft betaald, wordt een aftrek toegestaan van 50%, met een maximum van 50% van de aan een van de organisaties betaalde contributie (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit door de in de eerste volzin genoemde organisaties verstrekte opgaven blijkt dat de contributie is betaald. 2. Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 of de heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007. 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen, b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het
13 13
4. 5. §3
arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 5 De artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 6 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 7 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie. Artikel 8 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing banketbakkersbedrijf 2007. Den Haag, voorzitter secretaris TOELICHTING Algemeen Het Hoofdbedrijfschap Ambachten heeft tot taak om zowel het algemeen belang als het gemeenschappelijk belang van de sector banketbakkerij te behartigen. Om dergelijke activiteiten te kunnen bekostigen heeft het hoofdbedrijfschap de mogelijkheid om een zogenaamde bestemmingsheffing op te leggen. Op verzoek van de Commissie detailhandel in brood en banket wordt ten behoeve van de brood en banketbranche in 2007 wederom van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De bestemmingsheffing ingevolge deze verordening komt boven op de heffing op grond van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007. De opbrengst van deze bestemmingsheffing wordt specifiek gebruikt voor de door de commissie brood en banket te ontwikkelen activiteiten. De Commissie detailhandel in brood en banket is een gemeenschappelijke commissie van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) en het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA). De activiteiten van de commissie worden gefinancierd vanuit een door het HBD en het HBA op te leggen bestemmingsheffing. Zowel het HBD als het HBA stellen daartoe een heffingsverordening vast. Afgezien van de werkingssfeer zijn beide heffingsverordeningen
14 14
gelijkluidend. Krachtens het instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten valt het banketbakkersbedrijf onder de werkingssfeer van het HBA. Het HBA legt de bestemmingsheffing op aan de ondernemers die het banketbakkersbedrijf uitoefenen. Het HBD legt de bestemmingsheffing op aan de ondernemers die de detailhandel in brood- en banketbakkersproducten uitoefenen. Aanleiding heffing De detailhandel brood en banket kenmerkt zich door kleinschaligheid. Het marktaandeel van de bedrijven staat onder druk mede omdat het aantal consumenten dat koopt bij het gespecialiseerde verkoopkanaal voor brood en banket daalt. Jonge consumenten zijn ondervertegenwoordigd in het klantenbestand van de zelfstandige brood- en banketbakker. De Commissie Detailhandel Brood & Banket ontwikkelt activiteiten op het terrein van promotie en marketing met als doel bevordering van een gezonde sociaal-economische ontwikkeling van de branche. In dat kader voert de commissie een collectieve promotiecampagne gericht op de consument en wordt het bakkersvak gepromoot onder jongeren. De activiteiten van de commissie kunnen door de kleinschaligheid in de branche zonder collectieve financiering niet op een zinvolle manier tot stand worden gebracht. PBO-toets Bij de vaststelling van de activiteiten hanteert de commissie als uitgangspunt de PBO-toets. Deze toets bestaat uit drie elementen: 1. heeft de activiteit betrekking op een wezenlijk probleem in de branche en is er een duidelijke behoefte vanuit de branche om iets aan het probleem te doen; 2. is de activiteit complementair aan wat de branche zelf doet of zou moeten doen en 3. is er sprake van een branchebreed, gemeenschappelijk belang. Activiteiten 1. Promotiecampagne richting consument Een deel van de bedrijven mist de aansluiting op bepaalde (jonge) consumentengroepen. In 2007 zal een collectieve promotiecampagne worden gevoerd, waarin de sterke punten van de warme bakker/banketbakker onder de aandacht worden gebracht van (jonge) consumentensegmenten met als doel om vooral nieuwe, jonge klanten naar de brood- en banketbakker te ‘trekken’. Op basis van consumentenonderzoek in 2006 zullen de uitgangspunten voor de campagne in 2007 worden vastgesteld. De campagne wordt gevoerd door middel van een pullstrategie (inschakeling massamedia) en pushstrategie (winkelmateriaal). De belangstelling voor ondersteunend winkelmateriaal is groot. In 2006 werd door ruim 1.500 bakkersverkooppunten een actiepakket met winkelmateriaal besteld. De campagne wordt ondersteund met een campagnesite (www.warmebakkers.nl). 2. Professionalisering bedrijfsvoering De bakkersbranche wordt gekenmerkt door veel kleinschalige bedrijven. Hoewel het gemiddelde aantal filialen per bedrijf toeneemt, is er sprake van een stafmanco bij de meeste bedrijven. Met de ontwikkeling van (digitale) hulpmiddelen voor bedrijven wordt marketingondersteuning verleend. Optimaal aansluiten op de consumentenwensen is daarbij het uitgangspunt. 3. Promotie bakkersvak Het wordt moeilijker om goed gekwalificeerde medewerkers te vinden in bakkersbedrijven. Om jongeren kennis te laten maken met het bakkersvak ondersteunt de commissie bakkers met de organisatie van publieksactiviteiten in de Week van het Brood, zoals rondleidingen in de bakkerij, proeverijen, demonstraties en activiteiten met scholen. De ondersteuning vindt plaats door middel van winkelmateriaal, handleidingen voor activiteiten en landelijke publiekswedstrijden. Met deze activiteiten wordt tevens gewerkt aan versterking van de band met klanten en het aantrekken van nieuwe klanten. Verder wordt het bakkersvak gepromoot tijdens het jongerenevenement voor beroepenoriëntatie Skills Masters.
15 15
Oordeel HBA-bestuur Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten is van oordeel dat met de hierboven omschreven aanwending van de opbrengst van de bestemmingsheffing een effectieve bijdrage wordt geleverd aan een grotere publieke bekendheid met het ambachtelijke karakter van de banketbakkersspeciaalzaak. De marketing- en promotionele activiteiten zijn in het belang van de sector, namelijk het aantrekken van nieuwe klanten naar de banketbakkerszaak, waardoor de omzet van de bedrijven wordt gestimuleerd. De activiteiten zijn ook in het algemeen belang gelet op de stimulerende werking die van deze branche uitgaat naar productinnovatie, opleiding en scholing. Tevens creëert de sector een aanzienlijke hoogwaardige werkgelegenheid. Het bestuur acht de aanwending van de bestemmingsheffing opportuun en in het algemeen belang. Gelet op het brede draagvlak in de branche en het feit dat de ingezette middelen beantwoorden aan de na te streven doelen, meent het bestuur voorts dat de bestemmingsheffing voldoet aan de eisen van proportionaliteit en doelmatigheid. Gelet op de kleinschaligheid in de branche kunnen zonder een collectieve financiering door het geheel van de branche deze activiteiten niet op een zinvolle schaal tot stand worden gebracht. Een publiekrechtelijke regeling is derhalve het aangewezen instrument. Hoogte heffing De hoogte van de heffing wordt bepaald aan de hand van het aantal verkoopplaatsen waarin hoofdzakelijk brood-, banketbakkersproducten of overige bakkersartikelen aan particulieren te koop worden aangeboden. De hoogte van de heffing is € 141,- per verkoopplaats. De hoogte van de heffing is ten opzichte van 2006 ongewijzigd. Bij meer dan 5 verkoopplaatsen wordt de heffing gemaximeerd op € 705,- (5 verkoopplaatsen). Franchisegevers kunnen verklaren dat de vestigingen van hun franchisenemers als eigen vestigingen van de franchisegever dienen te worden aangemerkt. De franchisegever is op grond van een dergelijke verklaring de heffing verschuldigd voor de vestigingen van zijn franchisenemers. Heffing per verkoopplaats De keuze van de vestiging voor de bepaling van de hoogte van de heffing hangt samen met de activiteiten van de commissie. De activiteiten zijn voornamelijk gericht op de stimulering van de verkoop van brood- en banketbakkersproducten in gespecialiseerde brood- en banketbakkerswinkels. Een heffing vastgesteld naar rato van het aantal vestigingen is de meest redelijke opzet omdat op deze wijze er een directe relatie is tussen de hoogte van de heffing en het belang bij de activiteiten. Gegeven het feit dat het gaat om overwegend kleinschalige bedrijven wordt door de filiaalheffing rekening gehouden met de grootte van het bedrijf. De heffing is alleen verschuldigd over de vestigingen waarin hoofdzakelijk het banketbakkersbedrijf wordt uitgeoefend. Deze bepaling hangt samen met de activiteiten van de commissie. De commissie promoot de vestigingen die herkenbaar zijn als gespecialiseerde of ambachtelijke banketbakker. Het is dan ook zaak dat de heffing wordt opgebracht door de ondernemers met dergelijke vestigingen. Dit betekent dat bijvoorbeeld het supermarktkanaal of warenhuis niet zal worden geconfronteerd met de bestemmingsheffing. Aan het criterium “hoofdzakelijk” wordt voldaan als meer dan 50% van de omzet wordt behaald met de productie en verkoop van banketbakkersproducten. Opbrengst Rekening houdend met de maximering tot 5 vestigingen en met de georganiseerdenaftrek wordt de netto opbrengst van de HBA-heffing begroot op € 90.000,- en van de HBD-heffing op € 270.000,- in totaal € 360.000,-. De georganiseerdenaftrek op basis van deze verordening bedraagt in totaal € 31.465.
16 16
Representativiteit ondernemersorganisatie De representativiteit van het segment banketbakkersbedrijf bedraagt blijkens het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten van 6 november 2003, 60% op grond van het aantal lidondernemingen. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens worden volledig ontleend aan het Handelsregister. Bovendien wordt de bestemmingsheffing gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige bestemmingsheffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie. Europese regelgeving Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de bestemmingsheffing gefinancierde projecten kunnen niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd. Het initiatief voor de organisatie en de voortzetting van de betrokken projecten gaat uit van de bij de Commissie detailhandel in brood en banket betrokken organisaties. Het HBA kan niet vrijelijk over de middelen beschikken. De kosten die het HBA voor de projecten maakt worden volledig betaald uit de opbrengsten van onderhavige heffing en komen ten laste van de ondernemingen in de branche die ook van de projecten profiteren. De voor de financiering van de projecten gebruikte heffingsopbrengsten zijn niet aan te merken als ‘staatsmiddelen’ zoals bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag (zie in dit verband ook het arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap). De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. Artikelsgewijze toelichting Artikel 2 De bestemmingsheffing wordt opgelegd naast de op grond van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 opgelegde heffing. Onder banketbakkersbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het ambachtelijk vervaardigen van banketbakkersproducten en het verkopen daarvan, tenzij dit gepaard gaat met: a. het bereiden van ander brood dan kleinbrood of vruchtenbrood; b. het vervaardigen en verkopen van banketbakkersproducten voorzover dit geschiedt voor verbruik ter plaatse, gepaard gaande met dienstverlening; of c. het vervaardigen van banketbakkersproducten, indien dit gebeurt in combinatie met het bereiden of het door middel van wijkbezorging aan particulieren verkopen van ander brood dan kleinbrood of vruchtenbrood. Artikel 4 Dit artikel biedt de mogelijkheid om de ondernemers die lid zijn van een ondernemersorganisatie een aftrek toe te staan, zoals bedoeld in artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfs-organisatie (Wbo). De organisaties waarvan de leden in ieder geval in aanmerking komen voor de georganiseerdenaftrek zijn genoemd in het eerste lid. Om te voorkomen dat leden van andere organisaties die een wezenlijke rol spelen in de sociaaleconomische belangenbehartiging van ondernemers in het banketbakkersbedrijf daarvan
17 17
uitgesloten worden, is het tweede lid opgenomen. De tekst correspondeert met de bepaling zoals opgenomen in artikel 5.1 van het Besluit beleidsregels Bestuurskamer. Het dagelijks bestuur bepaalt of een organisatie aan de in het tweede lid genoemde criteria voldoet. Artikel 5 Ten aanzien van de bestemmingsheffing zijn de artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen regelen onder meer de wijze waarop de heffing wordt opgelegd en de termijn waarbinnen de heffing moet zijn betaald. Artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 bevat een hardheidsclausule. Een lage omzet is op zichzelf in principe geen grond voor vermindering. Indien de ondernemer kiest voor een kleinschalige bedrijfsuitoefening heeft dit als consequentie dat de kosten in relatie tot de opbrengst relatief hoog zijn. Een recente start van de onderneming kan aanleiding zijn om de heffing te verminderen als de omzet achter blijft bij de bij de start van de onderneming door de ondernemer geraamde omzetprognose. De reden voor toepassing van de hardheidsclausule is dat de start van een bedrijf in de regel gepaard gaat met hoge investerings- en andere aanloopkosten – die zijn begroot op grond van de geraamde omzetprognose – terwijl de klantenkring nog moet worden opgebouwd. De achterblijvende omzet oefent dan een te grote druk uit op het resultaat. Niet voor vermindering komen in aanmerking die ondernemers die, hoewel hoge aanloopkosten zijn gemaakt, een kleinschalige bedrijfsuitoefening met lage omzet beogen. De ondernemer moet zelf om toepassing van de hardheidsclausule verzoeken. Den Haag, voorzitter secretaris Ontwerp- Verordening bestemmingsheffing bestratingsbedrijf 2007 Ontwerp-Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van ……………….., houdende regels terzake van de aan de ondernemers die het bestratingsbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2007 (Verordening bestemmingsheffing bestratingsbedrijf 2007). Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien het advies van de Commissie bestratingsbedrijf; Besluit: §1
BEGRIPSBEPALING EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 In de verordening wordt verstaan onder: a. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; b. werkzame personen: personen als bedoeld in artikel 9, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 1996 die betrokken zijn bij de uitoefening van het bestratingsbedrijf;
18 18
c. d.
de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; bestemmingsheffing: heffing die is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten.
Artikel 2 Deze verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven waarin het bestratingsbedrijf wordt uitgeoefend. §2
DE HEFFING
Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin het bestratingsbedrijf wordt uitgeoefend, wordt voor het jaar 2007 een heffing opgelegd ten behoeve van: de verbetering van het imago van de branche; de verbetering van het vakmanschap; de verbetering van de kwaliteit van het ondernemerschap; versterking positie OZP-ers; de implementatie van de branchecode; de helpdesk bestratingsbranche; de behartiging van de branchebelangen in (inter)nationale advies/normcommissies alsmede preventie arbeidsongeschiktheid. 2. De heffing bedoeld in het eerste lid bestaat uit: a. een basisheffing van € 125,- per onderneming; en b. een heffing werkzame personen, waarvan de hoogte afhankelijk is van de klasse waarin de onderneming met toepassing van het in het derde lid opgenomen schema is ingedeeld. 3. De heffing werkzame personen bedraagt: klasse 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. en hoger
aantal werkzame personen 0 1 2 tot 5 5 tot 10 10 tot 20 20 tot 50 50 tot 100 100 en meer
heffing werkzame personen nihil nihil € 68,€ 136,€ 272,€ 408,€ 544,€ 680,-
Artikel 4 1. Aan de ondernemer die lid is van de Ondernemersvereniging Bestratingsbedrijven Nederland (OBN) en over het jaar 2006 aan deze organisatie contributie heeft betaald, wordt op de bruto heffing een aftrek toegestaan van 50%, met een maximum van 50% van de betaalde contributie over 2006 (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit de door de in de eerste volzin genoemde organisatie verstrekte opgave blijkt dat de contributie is betaald. 2. Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 of de heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007. 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen, b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is,
19 19
d.
4. 5. §3
met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door de het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist. VERMINDERING VAN HEFFING
Artikel 5 De voorzitter vermindert de opgelegde heffing met 25% indien van de omzet in de onderneming over het jaar 2006, minder dan 25% is behaald bij de uitoefening van het bestratingsbedrijf. Artikel 6 1. Bij cumulatie van onderhavige bestemmingsheffing met een of meer andere aan het Hoofdbedrijfschap Ambachten te betalen bestemmingsheffingen, wordt de heffing tot nihil verminderd, indien de uitoefening van het bestratingsbedrijf kan worden aangemerkt als een nevenactiviteit ten opzichte van die andere bedrijfsuitoefening of bedrijfsuitoefeningen waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd. 2. De vermindering wordt alleen toegepast ten aanzien van de onderneming waarin één persoon alle bedrijven uitoefent waarvoor bestemmingsheffingen zijn opgelegd. Artikel 7 Vermindering als bedoeld in artikel 5 of 6 wordt slechts verleend op aanvraag. De aanvrager toont ten genoegen van de voorzitter aan dat aan de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan. De voorzitter kan de ondernemer daartoe verzoeken een accountantsverklaring te overleggen. §4
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 8 De artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 9 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 10 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie.
20 20
Artikel 11 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing bestratingsbedrijf 2007. Den Haag, voorzitter secretaris TOELICHTING Commissie De Commissie bestratingsbedrijf heeft blijkens het besluit van het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van 8 maart 2000, tot taak: 1. voor ieder begrotingsjaar een jaarplan vast te stellen, dat het beleids- en activiteitenprogramma van de commissie voor de sociaal-economische ontwikkeling van de bestratingsbranche en de behartiging van het gemeenschappelijk belang van de ondernemingen in de branche en de daarbij betrokken personen bevat; 2. de uitvoering van het in onderdeel 1 bedoelde jaarplan, voor zover de commissie daartoe bevoegd is; 3. het dagelijks bestuur voor ieder begrotingsjaar schriftelijk te adviseren over de begroting voor de dienst bestratingsbedrijf en de aan de ondernemers die het bestratingsbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffingen; 4. het dagelijks bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over subsidie ten laste van het budget van de commissie; 5. het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over de uitoefening van de taak van het hoofdbedrijfschap voor zover het betreft de bestratingsbranche. De leden van de commissie worden door het dagelijks bestuur benoemd op voordracht van de Ondernemersvereniging Bestratingsbedrijven Nederland (OBN), de Hout- en Bouwbond CNV en de FNV Bouw. De werkzaamheden voor de bestratingsbranche worden betaald uit de opbrengst van de bestemmingsheffing. De strategische visie vastgelegd in het door het bestuur van het HBA vastgestelde programma “Vakkundig naar 2010” geldt voor de commissie als leidraad. Hoofdlijnen van het programma zijn behoud en modernisering van vakmanschap, het versterken van ondernemerschap en modernisering van bedrijfsvoering en verbetering communicatie met potentiële klanten en ook met jongeren. Werkzaamheden van de commissie in 2007 De commissie heeft de knelpunten in de branche geanalyseerd. Hiervoor heeft zij onder meer gebruik gemaakt van de volgende rapportages: De bestratingsbranche, structuur en perspectief, oktober 2000 (Economisch Instituut Midden en Kleinbedrijf (EIM)) De zelfstandige zonder personeel in de bestratingsbranche, april 2003 (Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB)) De beroepsgroep straatmakers, november 2003 (EIB): een onderzoek dat inzicht verschaft in het toe- en uittredingsproces en de attitude ten opzichte van (mechanische) hulpmiddelen in de beroepsgroep straatmakers. Structuuronderzoek bestratingsbedrijven 2005 (EIM) (incl. update maart 2006). Naast de knelpunten worden ook mogelijke oplossingsrichtingen in deze rapportages aangegeven. Mede aan de hand van de rapportages van het EIM en EIB is het jaarplan 2007 opgesteld.
21 21
Uit de genoemde rapportages zijn de volgende aandachtspunten te destilleren: verbeteren imago; personeelstekort terugdringen; stimuleren mechanisatie van het bestratingproces straten aan vraag- en aanbodzijde; stimuleren investeren in machines en personeel; opsplitsen aanbestedingen in behapbare blokken; positie Ondernemers zonder personeel (OZP) Bestratingen. De commissie vindt het in het algemeen belang dat zij zich in 2007 richt op deze aandachtspunten. Verbeteren imago van de branche Imagoverbetering is noodzakelijk aangezien er een niet geheel juist beeld bij opdrachtgevers is over de deskundigheid van de bestratingsbedrijven. Een opdrachtgever zou reeds in de ontwerpfase de expertise van een bestratingsbedrijf kunnen vragen. Op deze wijze kan voorkomen worden dat projecten moeilijk uitvoerbaar zijn en het beoogde doel niet wordt behaald (bijvoorbeeld aanbrengen van veiligheidsvoorzieningen die juist onveilige situaties voor de weggebruiker opleveren). De bestratingsbranche heeft meer te bieden dan alleen het aanbrengen van bestratingen. Indien het imago verbetert, zal dit een betere instroom van jeugdige werknemers tot gevolg hebben. Voor de toekomst is het noodzakelijk om jongeren op te leiden en het vakmanschap veilig te stellen. De veelzijdigheid van het vak dient gepromoot te worden. Op verschillende manieren wil de Commissie bijdragen aan het verwezenlijken van de verbetering van het imago en heeft hiertoe onder andere de volgende publicaties en “life contact” acties benoemd: Driedaags vakevenement voor de bestratingsbranche Hierbij wordt gedacht aan een soort “Vakevenement Bestratingsbranche” met een congres, workshops, symposia alsmede het vertonen van materieel en materialen. Hier worden diverse partners bij betrokken, zoals Sdu (Cobouw). Dag van de Straatmaker. Schriftelijke communicatie uitingen, zoals artikelen, advertenties, bulletins. Helpdesk bestratingbranche Door middel van een helpdesk worden alle bedrijven in de branche al enkele jaren in staat gesteld om informatie aan te vragen om hun bedrijfsvoering professioneel uit te voeren. Vragen kunnen worden gesteld inzake vaktechniek, arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden, fiscaliteit alsook over ICT. Het is voor de branche en het imago van de branche van het grootste belang dat de werken goed worden voorbereid en uitgevoerd, zodat fouten voorkomen kunnen worden. Dit geldt ook voor zaken op het gebied van de arbeidsverhouding. Veel geld gaat verloren door kleine fouten die voorkomen hadden kunnen worden als de informatie maar voorhanden en toegankelijk was geweest. Doordat opdrachtgevers en bestratingbedrijven in een vroeg stadium aan de benodigde (vaktechnische) informatie kunnen komen zal dit tot een kwaliteitsverbetering in de branche leiden. Kortom degenen die specifieke vragen hebben dienen deskundig te worden geadviseerd door een objectief niet gebonden adviseur. Daarenboven wordt vastgesteld dat deskundigen op het specifieke gebied van bestratingen schaars zijn en in het algemeen niet publiek toegankelijk. De helpdesk heft deze laatste barrière op, hetgeen een algemeen belang heeft. Ook kan de helpdesk ondersteunende diensten verlenen bij geschillen tussen opdrachtgevers en bestratingbedrijven. Ook vragen van diverse instanties over bestratingstechnische aangelegenheden kunnen worden voorgelegd. De nadruk van de helpdesk ligt op het vlak van de vaktechniek en bedrijfsvoering. Maar ook aspecten zoals arbeidsomstandigheden en arbeidsrechtelijke aangelegenheden worden
22 22
meegenomen. De OBN heeft de helpdesk opgericht. De subsidie aan de OBN zal uitsluitend bestemd zijn voor de kosten die gemoeid zijn met de beantwoording van vragen uit hoofde van de publieke functie van de helpdesk en betreft kosten die niet anderszins bijvoorbeeld via betaalde opdrachten kunnen worden gefinancierd. Om het doel van de helpdesk te bevorderen (verbetering van de kwaliteit van de bedrijfsvoering en het imago van de gehele branche) is het van belang dat aan alle belanghebbenden informatie wordt verstrekt. Ook voor de OZP-er Bestratingen is de helpdesk een waardevolle bron van informatie. De verkrijging van deze informatie moet laagdrempelig zijn. Het ligt dan ook in de rede dat dit project door middel van collectieve financiering mede wordt ondersteund. Deelname aan adviesraden, norminstellingen en regelgevende instanties De branche wordt in toenemende mate geconfronteerd met Europese regelgeving. Steeds meer normen voor kwaliteit van goederen en diensten worden internationaal vastgelegd. Betrokkenheid bij en inspraak in de technische commissies die de Europese technische normen voorbereiden is van groot belang voor alle Nederlandse bedrijven en het behoud van hun concurrentiepositie. Gelet op het Europese karakter van deze normen is ook de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven in het geding. Met deze activiteiten wordt derhalve ook het algemeen belang gediend. Dit geldt ook voor deelname aan nationale gremia, zoals Kiwa, ACA (AdviesCentrum Aanbestedingen), NNI en CROW. Ook in deze organisaties worden standaardisaties en normen vastgesteld. Het is in het belang van de gehele branche dat de normen en standaards die worden vastgesteld werkbaar zijn voor de bestratingsbranche. Gedacht kan worden aan maatvoering en gewicht (NEN, Komo). Hierbij spelen ook aspecten op het gebied van arbeidsomstandigheden. Het behartigen van branchebelangen bij koepelorganisaties De OBN is betrokken bij diverse overleggen tussen brancheorganisaties en andere instanties. Doel is om op te komen voor de eigen specifieke branchebelangen Op deze wijze wordt voor de branche invloed genomen op zaken waarop iedere individuele ondernemer op zichzelf geen invloed kan nemen. Als dit overleg op brancheniveau wordt georganiseerd werkt zij ook uit naar de branche als geheel. Ook de ongeorganiseerden profiteren dan van de inzet. Afstemming op bedrijfstakniveau, vooral in onderhavige bedrijfstak waar de bestratingsbranche slechts een onderdeel van een groter geheel uitmaakt, is voor de toekomst van de branche relevant. De bestratingsbranche maakt deel uit van de grotere GWW-bedrijfstak. Zonder krachtige participatie in het overleg op GWW-niveau zou de bestratingsbranche op termijn zijn eigenstandigheid kunnen verliezen. Dit geldt ook voor overleg inzake het MKB beleid daar meer dan 90% van de ondernemingen valt binnen dit kader. Vanuit de middelen van de bestemmingsheffing wordt gedeeltelijk bijgedragen in de kosten van deelname aan dergelijke overleggen. De producten die tot stand komen in de gezamenlijke overleggen worden aan de gehele branche ter beschikking gesteld. Bijvoorbeeld dat alle ondernemers de standaardformulieren kunnen opvragen Verbeteren positie Ondernemer zonder personeel bestratingen (OZP-er Bestratingen) Uit onderzoek is gebleken dat de zelfstandige zonder personeel een structureel verschijnsel is binnen de bestratingbranche. Aan de hand van de bevindingen van het onderzoek wil de commissie deze doelgroep benaderden. Het gaat hierbij om projecten die gericht zijn op de verbetering van de kwaliteit van het ondernemerschap van de OZP-ers. Voor de OZP-er geldt net zoals voor de werknemer dat ook het bestratingsbedrijf fysiek zware eisen stelt. Bij de planning van zijn loopbaan dient ook de OZP-er zich hiervan bewust te zijn. In de te organiseren projecten wordt de OZP-er van de hiermee samenhangende aspecten bewust gemaakt.
23 23
In 2007 wordt in het bijzonder gedacht aan de positionering van de OZP-er op het Vakevenement voor de bestratingsbranche. Hiertoe worden vanuit de sectie OZP Bestratingen programmaonderdelen ingebracht. Ook via bulletins, nieuwsbrieven en/of bijeenkomsten worden de OZP-ers geïnformeerd. Branchecode/Certificering De introductie van de Branchecode Bestratingbedrijven is in 2006 gericht op naamsbekendheid en het doel van de Code bij de dragende organisaties in de branche in verband met de legitimering van het product. In 2007 wordt dit voortgezet en zal de code onder de opdrachtgevers, met name de gemeenten, en de bestratingbedrijven onder de aandacht worden gebracht. Ook via het onderwijs zal de Code ingang moeten vinden in de branche. Vanaf 2005 wordt er gewerkt aan een certificatieregeling waarvan de code een geïntegreerd deel uitmaakt. Deskundigheidsbevordering Door de branche zijn cursussen(workshops) ontwikkeld ter bevordering van de professionalisering van de bedrijfsvoering met aspecten als “Persoonlijke effectiviteit”, “Commercieel onderhandelen” en “Verbeteren ondernemerschap”. Dit sluit aan bij het Management Programma van het HBA. Een hoge cursusprijs blijkt een barrière voor deelname te zijn. Het is in het belang van de branche dat door zo veel mogelijk ondernemers wordt deelgenomen. De Commissie wil dan ook middelen ter beschikking stellen om de drempel voor deelname te verlagen. Ook kunnen middelen worden aangewend om workshops over actuele onderwerpen onder de aandacht van de ondernemers te brengen, zoals relatie opdrachtgever/nemer, werk verkrijgen en de nieuw te ontwikkelen aanbestedingsregeling. Dat een Management programma gericht op professionalisering van de bedrijfsvoering in het algemeen een branchebelang is, behoeft geen betoog. Het HBA heeft met Europese subsidie voor diverse branches zo een programma ontwikkeld. Voor de werknemer wordt vooral aansluiting gezocht bij opscholingstrajecten in relatie tot de bij de werknemer aanwezige competenties. Het EVC (Elders of eerder verworven competenties) traject speelt hierbij een belangrijke rol. De praktische invulling hiervan dient nog nader te worden ontwikkeld. Verbeteren vakmanschap Het verbeteren van de kennis, de kunde en de vakbekwaamheid bij de zowel de startende werknemer als bij de reeds aanwezige vakman kan worden bereikt door het continu aanbieden van scholing en toetsmogelijkheden. Er wordt gestreefd naar het zo efficiënt en effectief mogelijk inrichten van de opleiding voor straatmaker. Het introduceren van nieuwe informatietechnologie en nieuwe onderwijsmethodieken (o.a. gericht op competentiegericht onderwijs)staat hierbij hoog op de agenda. Inventariseren risico’s en knelpunten en mogelijkheden van hulpmaterieel in het bestratingsbedrijf, stand van zaken van mechanisatie van het bestratingsproces Het gaat hier om een project over het inzetten van hulpmaterieel bij de mechanisatie van het bestratingsproces. Beoogt wordt inzicht te krijgen in de stand van zaken van de mechanisatie en hierop gebaseerd het opstellen van instructiebladen voor machines in de bestratingsbranche. Door het werken met instructiebladen wordt veiliger werken bewerkstelligd. De ontwikkeling van de instructiebladen heeft ook zijn weerslag op de projecten die gericht zijn op de verbetering van de machines en de ontwikkeling (innovatie) van nieuwe technieken. Voorafgaande aan het opstellen van de instructiebladen worden de risico’s en de knelpunten bij het gebruik van (hulp)materieel tijdens het bestratingsproces geïnventariseerd en mogelijke oplossingsrichtingen aangegeven. Aan dit project kunnen tevens de opleidingen worden gekoppeld (verbeteren vakmanschap). Het gaat hierbij om het scholen van werknemers in de bekwaamheid van het juist bedienen en onderhouden van de diverse machines. Ook het signaleren van ontwikkelde nieuwe materialen voor de bestratingsbranche en het uitdragen hiervan, is een onderdeel van dit project.
24 24
WAO – preventie en opscholing fysiek zware beroepen Werknemers in fysiek zware beroepen, zoals straatmakers, hebben relatief hoge kans op (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. Naast de kosten die dit met zich meebrengt, leidt dit tot uitstroom van gekwalificeerd personeel. In branches waar tekort is aan geschoold personeel is dit een ongewenste situatie. Binnen de bestratingsbranche is daarom het initiatief genomen om een traject op te zetten dat (dreigende) WAO-uitstroom uit fysiek zware beroepen moet helpen voorkomen. Het project richt zich op werknemers in de bestratingsbranche die werken als straatmaker en die op korte of langere termijn in de WAO (dreigen te) komen. Verder worden nog projecten gepland op de volgende gebieden: Voorlichting inzake de dagelijkse praktijk voor de straatmaker en zijn toekomstmogelijkheden; Structuur competentiegericht onderwijs; Instroombevordering. De Commissie draagt er zorg voor dat door middel van geregeld uit te geven bulletins alle betrokkenen in de branche op de hoogte zijn van de activiteiten van de Commissie. PBO-toets De geplande projecten voldoen aan de voorwaarden die het HBA als publiekrechtelijk bedrijfslichaam aan zijn activiteiten stelt; deze toets omvat de volgende elementen: Ɣ pbo-gehalte: zij passen binnen de wettelijke taak en bevoegdheden van het HBA; Ɣ complementariteit: bedoelde activiteiten worden niet of onvoldoende door de markt of door private organisaties opgepakt; Ɣ non-exclusiviteit: de resultaten staan in beginsel aan alle bedrijfsgenoten, georganiseerden en niet-georganiseerden ter beschikking; Ɣ primaat van stimuleren boven reguleren: de activiteiten zijn gericht op het stimuleren van branchegenoten, zonder daarbij dwingende regels op te leggen; Ɣ draagvlak: de activiteiten zijn afgestemd met de branche; Ɣ evaluatie: bij elk van de activiteiten is voorzien in een evaluatie. Raming van de opbrengst De netto opbrengst van de heffing wordt voor het jaar 2007 geraamd op € 420.000. Voor 2006 werd de opbrengst, geraamd op € 369.000. Volgens de jaarrekening 2005 bedroegen de heffingsbaten in dat jaar € 414.869. Per 9 januari 2006 zijn er 2.851 ondernemingen ingeschreven in het register van het HBA die het bestratingsbedrijf uitoefenen. Per 25 mei 2005 waren dat er 2.537. Per 12 mei 2004: 2.401, per 1 januari 2003: 2.326 en per 1 januari 2002: 2.163. Representativiteit De representativiteit van het segment bestratingsbedrijf bedraagt, volgens het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten van 6 november 2003, 59% op grond van omzet. Heffing De hoogte van de basisheffing bedraagt € 125,- per onderneming. Boven deze basisheffing wordt een heffing werkzame personen opgelegd. De hoogte en de structuur van de heffing is ten opzichte van 2006 niet gewijzigd. Het doel van deze differentiatie is om, gelet op de samenstelling van de branche, de lasten zo evenredig mogelijk te verdelen. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens worden volledig ontleend aan het Handelsregister. Bovendien wordt de bestemmingsheffing gecombineerd opgelegd met de algemene heffing
25 25
Hoofdbedrijfschap Ambachten en indien aan de orde met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige bestemmingsheffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie. Europese regelgeving Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de bestemmingsheffing gefinancierde projecten kunnen niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd. Het initiatief voor de organisatie en de voortzetting van de betrokken projecten gaat uit van de bij de Commissie bestratingsbedrijf betrokken organisaties. Het HBA kan niet vrijelijk over de middelen beschikken. De kosten die het HBA voor de projecten maakt worden volledig betaald uit de opbrengsten van onderhavige heffing en komen ten laste van de ondernemingen in de branche die ook van de projecten profiteren. De voor de financiering van de projecten gebruikte heffingsopbrengsten zijn niet aan te merken als ‘staatsmiddelen’ zoals bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag (zie in dit verband ook het arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap). De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 Onder werkzame personen worden verstaan de al dan niet in dienst van de betrokken onderneming werkzame werknemers, de meewerkende eigenaren en de meewerkende gezinsleden van een eigenaar, steeds voor zover zij doorgaans ten minste 15 uur per week werkzaam zijn. Artikel 2 Onder het bestratingsbedrijf wordt verstaan het bedrijf van het leggen van een wegdek of een gedeelte van een wegdek met klinkers, keien of tegels. Artikel 3 De bestemmingsheffing wordt opgelegd naast de op grond van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 opgelegde heffing. De bestemmingsheffing bestaat uit een basisheffing en een heffing werkzame personen. 61% van de bedrijven betaalt uitsluitend de basisheffing. In de categorie 2 tot en met 4 werkzame personen valt 24% van de branche. Relatief gezien zijn er dus maar zeer weinig grote ondernemingen. Om die reden is er voor gekozen de differentiatie van de heffing naar de grootte van de onderneming degressief toe te passen. Een volledige evenredige lastentoedeling zou leiden tot exorbitant hoge heffingen voor de enkele grote ondernemingen, terwijl daar slechts een geringe verlaging van de heffingen voor de kleine ondernemingen tegenover staat. Naar het oordeel van het bestuur wordt met de gekozen structuur voldoende rekening gehouden met de belangen van de grote en kleine ondernemingen in de branche. In de registratie van het HBA komen geen ondernemingen die het bestratingsbedrijf uitoefenen voor die in de klassen werkzame personen 9 of 10 zijn ingedeeld. Voor die klassen is dan ook geen aparte heffing werkzame personen vastgesteld. Artikel 4 Dit artikel biedt de mogelijkheid om de ondernemers die lid zijn van een ondernemersorganisatie een aftrek toe te staan, zoals is bedoeld in artikel 126, zesde lid, van de Wet op de
26 26
bedrijfsorganisatie. Leden van de Ondernemersvereniging Bestratingsbedrijven Nederland (OBN) kunnen ingevolge het eerste lid in ieder geval in aanmerking komen voor georganiseerdenaftrek. Om te voorkomen dat leden van andere organisaties die een wezenlijke rol spelen in de sociaal-economische belangenbehartiging van ondernemers die het bestratingsbedrijf uitoefenen daarvan uitgesloten worden, is het derde lid opgenomen. De tekst correspondeert met de bepaling zoals opgenomen in artikel 5.1 van het Besluit beleidsregels Bestuurskamer. Het dagelijks bestuur bepaalt of een organisatie aan de in het tweede lid genoemde criteria voldoet. In totaal wordt er een georganiseerdenaftrek van € 26.000 begroot. Onder bruto heffing wordt verstaan het saldo na vermindering op grond van aanvang of beëindiging van de bedrijfsuitoefening in de loop van het heffingsjaar en vermindering op grond van artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007. Artikel 5 De verminderingsregeling van dit artikel is opgenomen om de ondernemers die een onderneming drijven waarin meerdere bedrijfsuitoefeningen plaatsvinden en waarin de uitoefening van het bestratingsbedrijf geen wezenlijk bestanddeel vormt, een tegemoetkoming te bieden. Van een wezenlijk bestanddeel is sprake als meer dan 25% van de omzet van de onderneming wordt behaald bij de uitoefening van het bestratingsbedrijf. De ondernemer komt dus in aanmerking voor een vermindering van 25% als de omzet die is behaald bij de uitoefening van het bestratingsbedrijf, minder bedraagt dan 25%. De ondernemer moet zelf een verzoek om vermindering indienen en hierbij aantonen dat de omzet minder dan 25% bedraagt, bijvoorbeeld door overlegging van een jaarrekening die is voorzien van een accountantsverklaring. Artikel 6 Bij cumulatie van bestemmingsheffingen wordt de bestemmingsheffing voor de hoofdactiviteit gehandhaafd en de bestemmingsheffing(en) voor de nevenactiviteit(en) kwijtgescholden, indien het betreft een kleine onderneming waarin in de regel dezelfde persoon alle handelingen verricht die tot de bedrijfsuitoefeningen behoren waarvoor de heffingen worden opgelegd. In dit verband wordt onder hoofdactiviteit verstaan het bedrijf waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd, dat van het totaal der in de onderneming uitgeoefende bestemmingsheffingplichtige bedrijven die zijn genoemd in artikel 3 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten, het grootste deel uitmaakt. Artikel 9 Ten aanzien van de bestemmingsheffing is een aantal bepalingen van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen regelen onder meer de wijze waarop de heffing wordt opgelegd en de termijn waarbinnen de heffing moet zijn betaald. Artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 bevat een hardheidsclausule. Een lage omzet is op zichzelf in principe geen grond voor vermindering. Indien de ondernemer kiest voor een kleinschalige bedrijfsuitoefening heeft dit de consequentie dat de kosten in relatie tot de opbrengst relatief hoog zijn. Een recente start van de onderneming kan aanleiding zijn om de heffing te verminderen als de omzet achter blijft bij de bij de start van de onderneming door de ondernemer geraamde omzetprognose. De reden voor toepassing van de hardheidsclausule is dat de start van een bedrijf in de regel gepaard gaat met hoge investerings- en andere aanloopkosten - die zijn begroot op grond van de geraamde omzetprognose - terwijl de klantenkring nog moet worden opgebouwd. De achterblijvende omzet oefent dan een te grote druk uit op het resultaat. Niet voor vermindering komen in aanmerking die ondernemers die, hoewel hoge aanloopkosten zijn gemaakt, een kleinschalige
27 27
bedrijfsuitoefening met lage omzet beogen. De ondernemer moet zelf om toepassing van de hardheidsclausule verzoeken. De onderlinge rangorde van de verschillende verminderings- en aftrekregelingen is als volgt: 1. artikel 5 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 2. artikel 5 Verordening bestemmingsheffing bestratingsbedrijf 2007; 3. artikel 6 Verordening bestemmingsheffing bestratingsbedrijf 2007; 4. artikel 12 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 5. artikel 4 Verordening bestemmingsheffing bestratingsbedrijf 2007. De bruto heffing is het saldo na toepassing van de eerste 4 verminderings- en aftrekregelingen. Den Haag, voorzitter secretaris Ontwerp- Verordening bestemmingsheffing bitumineus en kunststof dakbedekkingsbedrijf 2007 Ontwerp-Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van …………….., houdende regels terzake van de aan de ondernemers die het bitumineuze en het kunststof dakbedekkingsbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2007 (Verordening bestemmingsheffing bitumineus en kunststof dakbedekkingsbedrijf 2007). Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien het verzoek van de Vereniging Dakbedekkingsbranche Nederland (VEBIDAK); Besluit: §1
BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED
In deze verordening wordt verstaan onder: a. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; b. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; c. bestemmingsheffing: heffing die is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 De verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven, waarin het bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijf wordt uitgeoefend. §2
DE HEFFING
Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin het bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijf wordt uitgeoefend, wordt voor het jaar 2007 een heffing opgelegd ten behoeve van maatschappelijke en sociale activiteiten alsmede ten behoeve van activiteiten op het gebied van techniek voor de bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbranche.
28 28
2.
3.
De heffing bedoeld in het eerste lid bestaat uit: a. een basisheffing van € 50,- per onderneming, en b. een heffing werkzame personen, waarvan de hoogte afhankelijk is van het aantal werkzame personen werkzaam in de onderneming, met toepassing van het in het derde lid opgenomen schema. De heffing werkzame personen bedraagt: aantal werkzame personen 0 en 1 2 3 4 5 tot 10 10 tot 20 20 tot 50 50 en meer
heffing werkzame personen nihil nihil € 15 € 25 € 35 € 45 € 55 € 65
Artikel 4 1. Aan de ondernemer die lid is van: a. de Vereniging Nederlandse Installatiebedrijven (VNI); of b. de Vereniging Dakbedekkingsbranche Nederland (VEBIDAK) en over het jaar 2006 contributie aan een van deze organisaties heeft betaald, wordt op de bruto heffing een aftrek toegestaan van 50%, met een maximum van 50% van de aan de organisatie betaalde contributie over 2006 (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit door de in de eerste volzin genoemde organisatie verstrekte opgave blijkt dat de contributie is betaald. 2. Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 of de heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007. 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen, b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. 4. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. 5. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist.
29 29
§3
VERMINDERING VAN HEFFING
Artikel 5 1. Bij cumulatie van onderhavige bestemmingsheffing met een of meer andere aan het Hoofdbedrijfschap Ambachten te betalen bestemmingsheffingen, wordt de heffing tot nihil verminderd, indien de uitoefening van het bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijf kan worden aangemerkt als een nevenactiviteit ten opzichte van die andere bedrijfsuitoefening of bedrijfsuitoefeningen waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd. 2. De vermindering wordt alleen toegepast ten aanzien van de vestiging of onderneming waarin één persoon alle bedrijven uitoefent waarvoor bestemmingsheffingen zijn opgelegd. Artikel 6 Vermindering als bedoeld in artikel 5 wordt slechts verleend op aanvraag. De aanvrager toont aan dat aan de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan. §4
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 7 De artikelen 5 tot en met 14 van de heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 8 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 9 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie. Artikel 10 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing bitumineus en kunststof dakbedekkingsbedrijf 2007. Den Haag, voorzitter secretaris TOELICHTING Algemeen In 1997 wendde de Vereniging Dakbedekkingsbranche Nederland (VEBIDAK) zich tot het HBA met een verzoek voor meerdere jaren een brancheheffing op te leggen. Vanaf de oprichting in 1982 heeft VEBIDAK activiteiten ontplooid die invloed hebben op en richtinggevend zijn voor de bedrijfsvoering in de totale bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbranche. Deze verenigingsoverstijgende activiteiten zijn tot 1997 altijd voor 100% gefinancierd door de aangesloten leden, ondanks het feit dat de activiteiten van VEBIDAK ook richtinggevend zijn voor andere beroepsgroepen in de dakbedekkingsbranche, zoals loodgieters, aannemers, maar ook opdrachtgevers en ontwerpers/architecten. De terugtredende overheid, toenemende regelgeving op het gebied van techniek, arbeidsomstandigheden en milieu alsmede in toenemende mate overleg met de overheid en
30 30
diverse andere partners, zoals vakbonden, koepels en andere organisaties vragen een pro actieve opstelling. Daarom ontstond er een toename van het activiteitenniveau die om uitbreiding van mankracht vroeg. De kosten hiervan konden en kunnen niet worden gedekt door ledenbijdragen. Reden waarom VEBIDAK het HBA heeft verzocht om dekking via een, aan alle daarbij belanghebbende ondernemingen, op te leggen bestemmingsheffing. Het HBA acht de desbetreffende activiteiten, liggende op het terrein van technische normen en toepassingsrichtlijnen, veiligheid, milieu en arbo van essentieel belang voor de branche als geheel. Er is sprake van een gemeenschappelijk belang van de branche op basis van de activiteiten die met heffingsgeld worden gefinancierd. VEBIDAK geeft aan deze activiteiten ook onder niet aangesloten ondernemingen, ruime bekendheid, zowel in de vakpers als via haar eigen en andere websites. Het is niet redelijk de kosten van dergelijke activiteiten volledig te laten rusten op enkel de leden van de brancheorganisatie. VEBIDAK was op een punt gekomen dat zij mede door de oplopende kosten en toename van vereniging overstijgende activiteiten, bepaalde voor de branche als geheel relevante activiteiten had moeten staken. Dit achtte het HBA niet wenselijk. Het HBA heeft als doel het bevorderen van een sociaal-economische ontwikkeling in de aangesloten branches, die een positieve bijdrage levert aan de sociaaleconomische ontwikkeling van de samenleving als geheel. De door VEBIDAK opgezette activiteiten dragen direct bij aan het bereiken van deze doelstelling. Kortom het gaat hier om branchebrede activiteiten in het algemeen en het sectoraal belang. Er is dus voldoende grond om deze activiteiten publiekrechtelijk op te pakken. Dit mede omdat zij anders niet meer zullen worden verricht. Het HBA heeft daarom aan het verzoek van de werkgeversorganisatie in de branche gevolg gegeven. De opbrengst van de heffing is bestemd voor activiteiten die zowel in sociaal-economisch opzicht als in het kader van techniek, milieu en veiligheid van belang zijn voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de gehele branche. De heffing is bedoeld om bedrijven die profiteren van de ontwikkelde kennis en initiatieven, ook indien zij niet zijn aangesloten bij VEBIDAK, een geringe bijdrage te laten leveren. Uit tal van onderzoeksresultaten van onder andere het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid blijkt dat het op de hoogte blijven van relevante regelgeving bij een deel van de ZZP-bedrijven in de bouw als belangrijk knelpunt wordt ervaren. In de communicatie en verduidelijking van dergelijke regelgeving speelt de branchevereniging een majeure rol. Juist de kleinere (ongeorganiseerde) bedrijven, inclusief de categorie ZZP, kunnen dus profiteren van de onderstaande activiteiten die worden gefinancierd met deze heffing. De activiteiten die deels met de heffing worden gefinancierd hebben voor het overgrote deel een structureel karakter. Dit volgt mede uit het feit dat VEBIDAK de stand der techniek bepaalt en qualitate qua is vertegenwoordigd in nationale en internationale commissies. Het is dan ook de taak van VEBIDAK om de daarvoor geleverde producties regelmatig te actualiseren, te harmoniseren en te onderhouden om de laatste stand der techniek aan de markt te kunnen uitdragen. De ontwikkelingen in de techniek hebben ook gevolgen voor de invulling van het opleidingsprogramma. De volgende activiteiten (aangegeven per categorie) worden uit de opbrengst van de heffing gesubsidieerd. Technische ontwikkeling: ¾ de totstandbrenging van een norm (NEN 6050 ‘brandveilig ontwerpen en uitvoeren van daken met gesloten dakbedekkingssystemen’) teneinde de laatste stand der techniek op het gebied van brandveilig werken vast te leggen, de desbetreffende arbeidsomstandigheden te optimaliseren en de ontwikkeling van brandvrije dakbedekkingsmaterialen te stimuleren; ¾ opstellen, vastleggen en (jaarlijks) actualiseren van de stand van de techniek in de zogenaamde Vakrichtlijn gesloten dakbedekkingssystemen; ¾ communicatie op diverse functie- en abstractieniveaus over de inhoud en doelstellingen van relevante wet- en regelgeving;
31 31
¾ ¾ ¾ ¾
het initiëren, vormgeving en (doen) uitvoeren van opleidingen over actuele technische ontwikkelingen; participatie in nationale en internationale normcommissies, adviesraden en colleges van deskundigen; participatie in de mondiale koepel van dakbedekkingsbedrijven, de Internationale Föderation des Dachdeckershandwerks, voor het uitwisselen van informatie, het harmoniseren van dakbedekkingstechniek en aspecten van veiligheid; advisering, zowel ten behoeve van dakbedekkingsbedrijven als van overige partijen in het bouwproces, op het gebied van ontwerp, uitvoering en beheer van platte daken, alsmede het verzorgen van publicaties daarover.
Milieu: ¾ projecten ter stimulering van recycling (bijvoorbeeld van dakgrind alsmede bitumineus en teermastiek dakafval) en gescheiden afvalverwerking; ¾ projecten ter bevordering van het verantwoord opslaan en vervoeren van cq. werken met gevaarlijke stoffen ter voorkoming van rampen; ¾ participatie in de afstemming over het stortverbod bouw- en sloopafval. Het belang van deze activiteit wordt verder geaccentueerd door het feit dat de tot dus ver voor bitumineus sloopafval geldende uitzondering op het algemene stortverbod, per 1 september 2004 is vervallen; ¾ totstandkoming van objectieve milieurelevante productinformatie; ¾ totstandkoming van objectieve en inzichtelijke informatie over de samenstelling en de huidige levensduur van dakbedekkingsmaterialen; ¾ onderzoek en communicatie met betrekking tot de levenscyclus van daken, alsmede over gedragslijnen en methodieken om de levensduur van het dak te bevorderen; ¾ geven van voorlichting; ¾ stimuleren van een ook uit milieuoogpunt (Bouwstoffenbesluit) verantwoorde waterhuishouding op het dak. In dit kader wordt ingespeeld op de berichtgeving vanuit het ministerie VROM over instortingsrisico’s van platte daken. Arbeidsomstandigheden en veiligheid: ¾ informeren van de bedrijfstak, waaronder begrepen zowel werkgevers als werknemers, over de verplichtingen uit hoofde van de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandigheden-besluit en de toepasselijke Beleidsregels; ¾ het bevorderen van eenduidige uitleg van wet- en regelgeving; ¾ instandhouden en periodiek actualiseren van een branchespecifieke RisicoInventarisatie & Evaluatie (RI&E); In 2005 is deze door het Arbo Platform officieel erkend als branche-RI&E. In 2006 heeft een integrale updating van dit document plaatsgehad, mede in verband met de wijziging in de wetgeving; ¾ bijdragen aan de veiligheid op de werkplek door middel van analyseren van bedrijfsrisico’s; ¾ up-to-date houden van Arbeidsomstandighedenblad (A-blad) Platte Daken. Deze laatstelijk in 2004 geactualiseerde uitgave pleegt met tussenpozen van vier a vijf jaar te worden herzien. In dit kader verleent VEBIDAK tevens haar pro-actieve medewerking aan de totstandkoming inspectiemodules, gebaseerd op het A-blad Platte Daken, waarin de Arbeidsinspectie haar handhavingsbeleid zal vastleggen. ¾ Implementatie van voorgenoemd A-blad in de branche; ¾ het stimuleren van de daadwerkelijke toepassing van de arbeidsomstandighedenregelgeving op de bouwplaats. In het kader van dit project zijn een tweetal ARBO-voorlichters dagelijks actief om werkgevers en werknemers in de bitumineuze en kunststofdakbedekkingsbranche te informeren en adviseren over alle aspecten van het veilig werken op daken. In dit kader neemt VEBIDAK ook deel in de 2e fase van het project “Veilig & Gezond op het Dak, te weten van 1 oktober 2004 tot 1 oktober 2008.
32 32
De totale kosten van deze verenigingsoverstijgende activiteiten bedragen ca. € 406.000,-. Mede gelet op de verhouding georganiseerden-ongeorganiseerden neemt het HBA een bedrag van € 86.000 voor haar rekening. PBO-toets De geplande projecten voldoen aan de voorwaarden die het HBA als publiekrechtelijk bedrijfslichaam aan zijn activiteiten stelt; deze toets omvat de volgende elementen: Ɣ pbo-gehalte: zij passen binnen de wettelijke taak en bevoegdheden van het HBA; Ɣ complementariteit: bedoelde activiteiten worden niet of onvoldoende door de markt of door private organisaties opgepakt; Ɣ non-exclusiviteit: de resultaten staan in beginsel aan alle bedrijfsgenoten, georganiseerden en niet-georganiseerden ter beschikking; Ɣ primaat van stimuleren boven reguleren: de activiteiten zijn gericht op het stimuleren van branchegenoten, zonder daarbij dwingende regels op te leggen; Ɣ draagvlak: de activiteiten zijn afgestemd met de branche; Ɣ evaluatie: bij elk van de activiteiten is voorzien in een evaluatie. Raming van de opbrengst De raming van de netto opbrengst van de heffing is als volgt: Per 9 januari 2006 waren 1.962 ondernemingen waarin het bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijf als hoofd- en nevenactiviteit wordt uitgeoefend ingeschreven bij het HBA. Per 25 mei 2005 waren dat er 1.926. Per 12 mei 2004 waren dat er 1.809. De opbrengst voor 2007 wordt geraamd op € 94.200 geraamd. Voor 2006 werd de opbrengst op € 94.200 begroot. Blijkens de jaarrekening 2005 bedroegen de heffingsbaten in dat jaar € 97.281 Representativiteit De representativiteit van het segment dakdekkersbedrijf bedraagt, blijkens het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten van 6 november 2003, 72% op grond van het aantal werknemers. De representativiteit voor het subsegment bitumineus dakbedekkingsbedrijf bedraagt 76,6% op grond van het aantal werkzame personen. Hieraan kan nog worden toegevoegd dat op grond van berekeningen van het EIM het aandeel in de brancheomzet van de georganiseerde bedrijven 82,9% bedraagt. (Advies van de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad tot instelling van een hoofdbedrijfschap voor ambachtsbedrijven d.d. 9 december 2002). Heffing De heffing kent naast een basisheffing van € 50 per onderneming een heffing werkzame personen. De categorie ondernemingen die alleen de basisheffing betalen maakt circa 44% uit van de totale branche. Het doel van deze differentiatie is om, gelet op de samenstelling van de branche, de lasten zo evenredig mogelijk te verdelen. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens worden volledig ontleend aan het Handelsregister. Bovendien wordt de bestemmingsheffing gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten en indien aan de orde met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige bestemmingsheffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie.
33 33
Europese regelgeving Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de bestemmingsheffing gefinancierde projecten kunnen niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd. Het initiatief voor de organisatie en de voortzetting van de betrokken projecten gaat uit van VEBIDAK, een particuliere vereniging van bitumineuze en kunststofdakbedekkingsbedrijven. Het HBA kan niet vrijelijk over de middelen beschikken. De kosten die het HBA voor de projecten maakt worden volledig betaald uit de opbrengsten van onderhavige heffing en komen ten laste van de ondernemingen in de branche die ook van de projecten profiteren. De voor de financiering van de projecten gebruikte heffingsopbrengsten zijn niet aan te merken als ‘staatsmiddelen’ zoals bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag (zie in dit verband ook het arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap). De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. Artikelsgewijs Artikel 2 Welke ondernemers het bitumineuze en het kunststof dakbedekkingsbedrijf uitoefenen blijkt in eerste instantie uit het register dat het hoofdbedrijfschap houdt ingevolge de Registratieverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 3 De bestemmingsheffing wordt opgelegd naast de op grond van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 opgelegde heffing. Artikel 4 Dit artikel biedt de mogelijkheid om de ondernemers die lid zijn van een ondernemersorganisatie een aftrek toe te staan, zoals bedoeld in artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo). De organisatie waarvan de leden in ieder geval in aanmerking komen voor de georganiseerdenaftrek is genoemd in het eerste lid. Om te voorkomen dat leden van andere organisaties die een wezenlijke rol spelen in de sociaaleconomische belangenbehartiging van ondernemers in het bitumineuze dakbedekkingsbedrijf daarvan uitgesloten worden, is het derde lid opgenomen. De tekst correspondeert met de bepaling zoals opgenomen in artikel 5.1 van het Besluit beleidsregels Bestuurskamer. Het dagelijks bestuur bepaalt of een organisatie aan de in het tweede lid genoemde criteria voldoet. In totaal wordt er een georganiseerdenaftrek van € 24.450 begroot. Onder bruto heffing wordt verstaan het saldo na vermindering op grond van aanvang of beëindiging van de bedrijfsuitoefening in de loop van het heffingsjaar en vermindering op grond van artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007. Artikel 5 Bij cumulatie van bestemmingsheffingen wordt de bestemmingsheffing voor de hoofdactiviteit gehandhaafd en de bestemmingsheffing(en) voor de nevenactiviteit(en) kwijtgescholden, indien het betreft een kleine onderneming waarin in de regel dezelfde persoon alle handelingen verricht die tot de bedrijfsuitoefening behoren waarvoor de heffingen worden opgelegd. In dit verband wordt onder hoofdactiviteit verstaan het bedrijf waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd, dat van het totaal der in de onderneming uitgeoefende bestemmingsheffingsplichtige bedrijven die zijn genoemd in artikel 3 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten het grootste deel uitmaakt.
34 34
Artikel 7 Ten aanzien van de bestemmingsheffing zijn de artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen regelen onder meer de wijze waarop de heffing wordt opgelegd en de termijn waarbinnen de heffing moet zijn betaald. Artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 bevat een hardheidsclausule. Een lage omzet is op zichzelf in principe geen grond voor vermindering. Indien de ondernemer kiest voor een kleinschalige bedrijfsuitoefening heeft dit als consequentie dat de kosten in relatie tot de opbrengst relatief hoog zijn. Een recente start van de onderneming kan aanleiding zijn om de heffing te verminderen als de omzet achter blijft bij de bij de start van de onderneming door de ondernemer geraamde omzetprognose. De reden voor toepassing van de hardheidsclausule is dat de start van een bedrijf in de regel gepaard gaat met hoge investerings- en andere aanloopkosten – die zijn begroot op grond van de geraamde omzetprognose – terwijl de klantenkring nog moet worden opgebouwd. De achterblijvende omzet oefent dan een te grote druk uit op het resultaat. Niet voor vermindering komen in aanmerking die ondernemers die, hoewel hoge aanloopkosten zijn gemaakt, een kleinschalige bedrijfsuitoefening met lage omzet beogen. De ondernemer moet zelf om toepassing van de hardheidsclausule verzoeken. De onderlinge rangorde van de verschillende verminderings- en aftrekregelingen is als volgt: 1. artikel 5 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 2. artikel 5 Verordening bestemmingsheffing bitumineus en kunststof dakbedekkingsbedrijf 2007; 3. artikel 12 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 4. artikel 4 Verordening bestemmingsheffing bitumineus en kunststof dakbedekkingsbedrijf 2007. De bruto heffing is het saldo na toepassing van de eerste 3 verminderings- en aftrekregelingen. Den Haag, voorzitter secretaris Ontwerp- Verordening bestemmingsheffing dakdekkersbedrijf hellende daken 2007 Ontwerp-Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van ………………, houdende regels terzake van de aan de ondernemers die het dakdekkersbedrijf hellende daken uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2007 (Verordening bestemmingsheffing dakdekkersbedrijf hellende daken 2007) Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien het advies van de Commissie dakdekkers hellende daken; Besluit:
35 35
§1
BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. het dakdekkersbedrijf hellende daken: het bedrijf van het aanbrengen, onderhouden of herstellen van lei- of pannendaken; b. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; c. werkzame personen: personen als bedoeld in artikel 9, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 1996 die betrokken zijn bij de uitoefening van het dakdekkersbedrijf hellende daken; d. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; e. bestemmingsheffing: heffing die is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, van de Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 De verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven, waarin het dakdekkersbedrijf hellende daken wordt uitgeoefend. §2
DE HEFFING
Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening het dakdekkersbedrijf hellende daken uitoefenen, wordt voor het jaar 2007 een heffing opgelegd ten behoeve van de bevordering van de sociaal economische ontwikkeling van de hellende dakenbranche door middel van scholing en opleiding, voorlichting aan de branche, helpdesk, ICT, behartiging van branchebelangen in (inter)nationale normcommissies en herziening van het A-blad hellende daken. 2. De heffing bedoeld in het eerste lid bestaat uit: a. een basisheffing van € 400 per onderneming; en b. een heffing werkzame personen, waarvan de hoogte afhankelijk is van het aantal werkzame personen werkzaam in de onderneming, met toepassing van het in het derde lid opgenomen schema. 3. De heffing werkzame personen bedraagt: aantal werkzame personen 0 nihil 1 nihil 2 € 125 3 € 150 4 € 175 5 tot 10 € 350 10 tot 20 € 700 20 tot 50 € 1.600 50 en meer € 3.400
heffing werkzame personen
Artikel 4 1. Aan de ondernemer die lid is van de Nederlandse vereniging voor dakdekkersbedrijven hellende daken “Het Hellende Dak” en over het jaar 2006 aan deze vereniging contributie heeft betaald, wordt een aftrek toegestaan van 50% van de bruto heffing met een maximum van 50% van de betaalde contributie over 2006 (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit door de vereniging verstrekte opgaven blijkt dat de contributie is betaald. 2. Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 of de
36 36
3.
4. 5. §3
heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen, b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist. VERMINDERING VAN HEFFING
Artikel 5 De voorzitter vermindert de opgelegde heffing met 25% indien van de omzet in de onderneming over het jaar 2006, minder dan 25% is behaald bij de uitoefening van het dakdekkersbedrijf hellende daken. Artikel 6 1. Bij cumulatie van onderhavige bestemmingsheffing met een of meer andere aan het Hoofdbedrijfschap Ambachten te betalen bestemmingsheffingen, wordt de heffing tot nihil verminderd, indien de uitoefening van het dakdekkersbedrijf hellende daken kan worden aangemerkt als een nevenactiviteit ten opzichte van die andere bedrijfsuitoefening of bedrijfsuitoefeningen waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd. 2. De vermindering wordt alleen toegepast ten aanzien van de vestiging of onderneming waarin één persoon alle bedrijven uitoefent waarvoor bestemmingsheffingen zijn opgelegd. Artikel 7 Vermindering als bedoeld in artikel 5 en 6 wordt slechts verleend op aanvraag. De aanvrager toont ten genoegen van de voorzitter aan dat aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. De voorzitter kan de ondernemer daartoe verzoeken een accountantsverklaring te overleggen. §4
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 8 De artikelen 5 tot en met 14 van de heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 zijn van overeenkomstige toepassing.
37 37
Artikel 9 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 10 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 11 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing dakdekkersbedrijf hellende daken 2007. Den Haag, voorzitter secretaris TOELICHTING Brancheschets De hellende dakenbranche kent een groot verloop in het werknemersbestand. Redenen voor het vertrek van werknemers uit de branche zijn inkrimping van bedrijven, een beter toekomstperspectief buiten de branche en de gezondheids-/arbeidsomstandighedenaspecten. Om de uitstroom op te vangen dient er enerzijds voor gezorgd te worden dat er voldoende nieuwe instroom (van vooral jongeren) is. Anderzijds zijn maatregelen gewenst om de uitstroom zoveel mogelijk te beperken. Hierbij valt te denken aan arbeidsbemiddeling in de sector, het kunnen bieden van een loopbaantraject en het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en veiligheid. Samenvattend dient het branchebeleid gericht te zijn op imagoverbetering. Uit onderzoek (van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid) is voorts gebleken dat er de nodige winst behaald kan worden met een betere samenwerking tussen industrie en dakdekkersbedrijven op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe materialen, arbeidspooling, logistieke afstemming, marktbewerking en arbeidsomstandigheden. Om deze betere samenwerking te realiseren dienen dakdekkersbedrijven (verdergaand) te worden geprofessionaliseerd. Het EIM-rapport “De Dakensector, structuur en perspectief” geeft aanbevelingen naar aanleiding van een grootschalig onderzoek naar structuur, knelpunten en perspectieven van de dakenbranches (bitumineus en kunststof, pannen en leien en riet) in Nederland. Enkele aanbevelingen zijn: het stimuleren van samenwerking tussen de verschillende dakensegmenten, aangezien een branchebrede benadering van knelpunten meerwaarde biedt; het van belang achten van her- en bijscholing van ondernemers en werknemers; het ontwikkelen van een beleid gericht op de bevordering van professionaliteit en kwaliteit van bedrijven als gevolg van nationale en Europese regelgeving. Commissie dakdekkers hellende daken Door het bestuur van het HBA is voor het dakdekkers hellende daken een adviescommissie ingesteld. Deze commissie heeft de volgende taken: voor ieder begrotingsjaar een jaarplan vast te stellen, dat het beleids- en activiteitenprogramma van de commissie voor de sociaal-economische ontwikkeling van de ondernemingen waarin het dakdekkersbedrijf hellende daken wordt uitgeoefend en de behartiging van het gemeenschappelijk belang van deze ondernemingen en de
38 38
-
-
daarbij betrokken personen bevat; de uitvoering van het in onderdeel 1. bedoelde jaarplan, voor zover de commissie daartoe bevoegd is; het dagelijks bestuur voor ieder begrotingsjaar schriftelijk te adviseren over de begroting voor de dienst dakdekkersbedrijf hellende daken en de aan de ondernemers die het dakdekkersbedrijf hellende daken uitoefenen op te leggen bestemmingsheffingen; het dagelijks bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over de verstrekking van subsidie ten laste van het budget van de commissie; het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over de uitoefening van de taak van het hoofdbedrijfschap voor zover het betreft ondernemingen waarin het dakdekkersbedrijf hellende daken wordt uitgeoefend.
De leden van de commissie worden door het dagelijks bestuur benoemd op voordracht van de Nederlandse vereniging voor dakdekkersbedrijven hellende daken “Het Hellende Dak”. De werkzaamheden van de commissie worden betaald uit de opbrengst van de bestemmingsheffing. De strategische visie vastgelegd in het door het bestuur van het HBA vastgestelde programma “Vakkundig naar 2010” geldt voor de commissie als leidraad. Hoofdlijnen van het programma zijn behoud en modernisering van vakmanschap, het versterken van ondernemerschap en modernisering van bedrijfsvoering en verbetering communicatie met potentiële klanten en ook met jongeren. Werkzaamheden van de commissie in 2007 Branchestudies en de daarin opgenomen aanbevelingen voor het te voeren beleid zijn in belangrijke mate richtinggevend voor de activiteiten van de Commissie dakdekkers hellende daken. De commissie kiest in het begrotingsjaar 2007 voor de navolgende aandachtsgebieden waar het betreft de uitvoering of subsidiëring van projecten: opleidingen/arbeidsmarktbeleid; arbeidsomstandigheden; deelname aan (inter)nationale normcommissies adviespunt/helpdesk; ict/website; voorlichting/promotie hellende daken bedrijfsvergelijkend onderzoek bijzonder hoogleraar voorlichting en promotie hellende daken Euractive Roofer Opleidingen/arbeidsmarktbeleid De commissie heeft ervoor gekozen met ingang van 2007 dit veelomvattende onderwerp op te delen in separate – herkenbare – deelonderwerpen: Lesstof omvormen tot competentiegericht leren; De onderwijsvorm in Nederland wijzigt zich. Voortschrijdend inzicht in het onderwijs heeft ertoe geleid dat het systeem waarbij de lesstof op eindtermen is gebaseerd en waarbij het einddoel bijvoorbeeld het maken van een praktijkwerkstuk, niet meer zaligmakend is. Het nieuwe systeem “competentiegericht leren” gaat ervan uit dat mensen kennis opbouwen door die nieuwe informatie te relateren aan de kennis en ervaringen die zij al hebben. Bij competentiegericht leren worden kennis, inzicht en verschillende soorten vaardigheden geïntegreerd toegepast. Anders dan bij het “eindtermen systeem” wordt van de leerling meer eigen initiatief, inzet en beoordelingsvermogen verwacht. De leerling zal zich eigen moeten maken zich te oriënteren op de weg naar het einddoel in plaats van het einddoel op zich. De huidige lesstof is nog gebaseerd op het eindtermen systeem. Deze lesstof zal derhalve omgezet moeten worden naar competentiegerichte leervormen, hetgeen in de praktijk betekent dat de opdrachten omgevormd moeten worden tot probleem of vraagstellingen. Daarnaast dienen documenten ontwikkeld te worden waardoor de docent/instructeur de
39 39
-
leerling kan begeleiden. Concreet betekent dit dat de huidige 50 praktijkopdrachten herschreven dienen te worden conform bovenvermelde doelstellingen. Daarnaast dienen documenten per “doelen” ontwikkeld te worden, opdat een eenduidige beoordeling mogelijk wordt. Brancheproject “leren en werken”; De Commissie hellende daken onderkent het belang van het door het HBA geïnitieerde project “leren en werken”. In de voorbereiding heeft de commissie contact opgenomen met de verwante vereniging Vereniging Nederlandse Voegbedrijven – VNV, teneinde te beproeven of een gezamenlijke inspanning ten behoeve van dit project mogelijk was. Een en ander heeft geleid tot het tekenen van de intentieverklaringen die met betrekking tot dit project zijn opgesteld. Vanuit deze “gezamenlijkheid” is BGA Nederland gevraagd de doelstellingen van dit dakdekkers / voeg project, zijnde 125 duale trajecten, te realiseren. Gelet op de “gezamenlijkheid” van dit project, wordt in de navolgende toelichting de voeg- en dakdekkersbranche in “één adem” vermeld.
In de voeg- en dakdekkersbranche is behoefte aan aanzienlijke vergroting van duale trajecten op alle niveaus. Dit blijkt ook onder meer uit het rapport “Bouwarbeidsmarkt 2010” (uitgave sept. 2005, EIB). De behoefte aan nieuwe gekwalificeerde werknemers neemt drastisch toe. Jaarlijks zijn er circa 300 nieuwkomers in de betreffende branches nodig om aan de vraag te kunnen voldoen. Daarnaast worden door opdrachtgevers steeds hogere eisen gesteld aan de gespecialiseerde aannemers. Het personeel moet hier vanzelfsprekend ook aan voldoen. Uit de behoeftepeiling (EIB) blijkt dat niveau 2 niet altijd meer voldoet. De structuur is verouderd en uitbreiding van het takenpakket is noodzakelijk. Er is een tekort op uitvoeringsniveau en op termijn zal een tekort op middenkaderniveau gaan ontstaan. In eerste instantie gaat het in dit project om zittende werknemers zonder het beoogde kwalificatieniveau. Doel is een zo hoog mogelijk scholingsniveau in de branche te realiseren. Tevens zal gekeken worden naar werkzoekenden met de potentie in zich om dakdekker of voeger te worden. In dit project zal gebruik worden gemaakt van reeds ontwikkelde EVC-methodieken, met behulp van het door Senter bekostigde project “Hoger op het Dak”en “Verband in Gevelwerk”. Tot november 2007 gaat BGA zich inzetten om minimaal 125 personen uit de voeg- en dakdekkersbranche te motiveren om zich te laten opscholen binnen een duaal traject tot een hoger gekwalificeerd niveau. In de afgelopen jaren zijn door de branche verschillende opleidingen ontwikkeld op verschillende niveaus. Zo kan heden binnen de dakdekkersbranche hellende daken een traject worden doorlopen van niveau 2 tot en met niveau 4. Alle 125 kandidaten welke aan de duale trajecten mee gaan werken, zullen starten met een EVC-traject. Naar aanleiding van dit traject kan een persoonlijk opleidingsplan worden opgesteld, waarna het duale leertraject gestart kan worden. - Paspoort restauratie leidekker Het huidige niveau van leidekkers werkzaamheden aan monumenten is een bron van aanhoudende en toenemende zorg van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de groepering van leidekkers. Nog te vaak is de prijs bepalend. De kwaliteit van de werkzaamheden, zeker aan monumenten, vergen speciale kennis en vaardigheden, die nog te weinig aantoonbaar zijn. Om opdrachtgevers een leidraad te verschaffen met betrekking tot de te verwachten kwaliteit van de te verrichten werkzaamheden wordt door de Commissie dakdekkers hellende daken voorgesteld een zogenoemde “paspoort” te ontwikkelen waarin de gradaties van kennis en kunde, gebaseerd op opleiding en scholing van de betreffende werknemer, zijn gecategoriseerd en ingedeeld in niveaus. De realisatie van een dergelijk paspoort zal een bijdrage leveren aan het behoud van het nationale monumentenbezit van Nederland.
40 40
-Haalbaarheidsstudie “Skillc(g)ard” Het idee van een Skill Card , een vaardigheden kaart, is overgewaaid uit Engeland. Het Engelse initiatief is geboren uit zorg voor de veiligheid op de bouwplaats. De SkillGArd is een soort chipkaart waarop een aantal (opleidings) gegevens van de werknemer is gemeld en die ook dienst doet als toegangskaart voor de bouwplaats. In de Landelijke Commissie Gespecialiseerde Aanneming – LCGA, waarin ook de vereniging HHD en VNV zitting hebben, alsmede de vakbonden, is het idee van een Nederlandse variant op de SkillGArd omarmd. Een onderzoek naar de haalbaarheid van een SkillGArd in Nederland betekent dat overleg dient plaats te vinden met de “markt”partijen die hierbij betrokken zijn, waaronder overheid, opdrachtgevers waaronder hoofdaannemers, verzekeringspartijen, toeleverende industrie e.d. - Bouwbeurs / dakdekwedstrijd In februari 2007 vindt wederom de (inter)nationale Bouwbeurs plaats in de Jaarbeurs te Utrecht. Een prima locatie en gebeurtenis om de aandacht te concentreren op het ambachtelijke vak dakdekken hellende daken. Extra aandacht kan gegenereerd worden door middel van het organiseren van een dakdekwedstrijd. Er dient een promotie- en presentatieplan voor de stand ontwikkeld te worden, alsmede voor de dakdekwedstrijd. Arbeidsomstandigheden Veiligheid op de bouwplaats is een onderwerp van aanhoudende aandacht en soms zorg voor de bouwnijverheid, waarvan de branche hellende daken een onderdeel is. Voor de branche hellende daken is een zogenoemd Arbeidsomstandigheden blad – A-blad hellende daken, beschikbaar. Dit A-blad dient elke vijf jaar herijkt te worden en die periode is wederom aangebroken. Met medewerking van externe deskundigen-bureaus wordt het bestaande A-blad aangepast aan de laatste stand “der techniek”. Daarnaast speelt in de branche hellende daken het bouwbrede voornemen te komen tot een zogenoemde Arbocatalogus. Deze catalogus moet het “handboek soldaat” worden op het gebied van veiligheid voor de bouwnijverheid en dus ook voor de branche hellende daken. Deze activiteit zal zich uitstrekken over een termijn van enkele jaren. Deelname aan (inter)nationale normcommissies Het toenemende besef van de branche hellende daken dat, onder andere als gevolg van een terugtredende overheid, de volledige verantwoordelijkheid op het gebied van veiligheid, techniek en Europese regelgeving etc. bij de branche zelf ligt, houdt in dat afgevaardigden van de branche steeds meer zitting dienen te nemen in (inter)nationale commissies, werkgroepen en dergelijke waar het belang van hellende daken aan de orde is. Het aantal (inter)nationale commissies stijgt voortdurend. In deze commissies worden de belangen van de branche behartigd en vervolgens gecommuniceerd, onder andere via de website hellende daken Adviespunt / helpdesk De advies/helpdeskwerkzaamheden zijn uitbesteed aan een extern deskundig bureau. Deze informatiewerkzaamheden zijn toegankelijk voor consumenten / particulieren als ondernemers in de branche hellende daken. ICT / Website Vastgesteld wordt dat de website aan belangstelling van de doelgroep wint. Dit laatste wordt onder andere veroorzaakt doordat de website dagelijks wordt gevuld met nieuws die voor de doelgroep van belang is. Daarnaast wordt de website voorzien van informatie uit de (inter)nationale commissies en worden updates van relevante beoordelingsrichtlijnen hellende daken eveneens aan de website toegevoegd. Tevens wordt de website ook geraadpleegd door andere belangstellenden, waaronder particulieren / consumenten. Voorlichting / Promotie hellende daken “Be good and tell it” is een slogan die doorlopend moet worden uitgevoerd. Geschreven tekst met illustraties apelleert aan de belevingswereld van menig ondernemer in de hellende dakenbranche. Het blad Gevel & Dak Journaal is een van de media, waarin aandacht wordt
41 41
besteed aan ontwikkelingen in de branche hellende daken in brede zin. Het selecteren en het inhoudelijk vormgeven, zowel tekstueel als visueel vindt plaats in de redactiecommissie van dit blad. Bedrijfsvergelijkend onderzoek Ondernemers in de branche hellende daken hebben behoefte aan normcijfermateriaal, waaraan zij de belangrijkste kerncijfers van hun bedrijf aan kunnen spiegelen. Het voorstel van de Commissie hellende daken dient beschouwd te worden als een aanvulling op beschikbaar materiaal, doch dan meer uitgesplitst en toegespitst op de branche hellende daken. Getracht is / wordt aan te haken bij bestaande onderzoeken onder bedrijven hellende daken. Bijzondere hoogleraar voorlichting en productie hellende daken De voorbereidingsactiviteiten tot het instellen van een bijzondere leerstoel “hellende daken” zijn nagenoeg afgerond. In de afgelopen periode is met de “buitenwereld” waartoe te rekenen universiteiten, architectenwereld, toeleverende industrie en technische instituten veelvuldig overleg gepleegd over de wenselijkheid van een bijzondere leerstoel. Met de participanten is overlegd over de financiering van deze leerstoel alsmede uit de daaruit voortvloeiende activiteiten. Organisatorisch dient deze bijzondere leerstoel nog te worden ondergebracht in een breder samengesteld curatorium. EurActive Roofer De hellende daken branche neemt deel aan een Europees project waaraan 11 Europese landen en 13 instituten / universiteiten uit diverse landen participeren. Doel van dit project, waarvoor de Europese Commissie over een periode van 3 jaren een subsidie heeft verstrekt, is innovaties op het hellende dak te ontwikkelen die – in de toekomst – onderdeel uitmaken van het hellende dak. Bijzonder aan dit project is dat uitsluitend brancheorganisaties van “verwerkers” kunnen deelnemen aan dit Europese project, met andere woorden, de industrie is uitgesloten. Het Nederlandse TNO Bouw & Ondergrond vormt het managementteam van het totale Europese project. PBO-toets De geplande projecten voldoen aan de voorwaarden die het HBA als publiekrechtelijk bedrijfslichaam aan zijn activiteiten stelt; deze toets omvat de volgende elementen: Ɣ pbo-gehalte: zij passen binnen de wettelijke taak en bevoegdheden van het HBA; Ɣ complementariteit: bedoelde activiteiten worden niet of onvoldoende door de markt of door private organisaties opgepakt; Ɣ non-exclusiviteit: de resultaten staan in beginsel aan alle bedrijfsgenoten, georganiseerden en niet-georganiseerden ter beschikking; Ɣ primaat van stimuleren boven reguleren: de activiteiten zijn gericht op het stimuleren van branchegenoten, zonder daarbij dwingende regels op te leggen; Ɣ draagvlak: de activiteiten zijn afgestemd met de branche; Ɣ evaluatie: bij elk van de activiteiten is voorzien in een evaluatie. Raming van de opbrengst De netto opbrengst van de heffing wordt voor 2007 geraamd op € 236.000. Voor 2006 werd de opbrengst geraamd op € 224.000. Blijkens de jaarrekening 2005 bedroegen de heffingsbaten in dat jaar € 261.694. Per 9 januari 2006 waren 663 ondernemingen waarin het dakdekkersbedrijf hellende daken wordt uitgeoefend ingeschreven bij het HBA. Op 25 mei 2005 waren dat 605 en op 12 mei 2004 509 ondernemingen. Representativiteit De representativiteit van het segment dakdekkersbedrijf bedraagt, volgens het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten van 6 november 2003, 72% op grond van het aantal
42 42
werknemers. De representativiteit voor het subsegment dakdekkersbedrijf hellende daken bedraagt 66% op grond van het aantal werkzame personen. Hieraan kan nog worden toegevoegd dat op grond van berekeningen van het EIM het aandeel in de brancheomzet van de georganiseerde bedrijven 63,4% bedraagt. Heffing Net als in 2006 bestaat de heffing uit twee componenten, een basisheffing van € 400 per onderneming en een deel dat afhankelijk is van in de onderneming werkzame personen. Het doel van deze differentiatie is, de samenstelling van de branche in ogenschouw nemend, de lasten zoveel mogelijk evenredig over de ondernemingen in de branche te verdelen. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens worden ontleend aan het Handelsregister. Wel wordt de ondernemers ten behoeve van het opleggen van een gedifferentieerde heffing gevraagd aan te geven hoeveel personen in het bedrijf als dakdekker hellend dak werkzaam zijn. De voordelen hiervan wegen echter op tegen de geringe verhoging van de hiermee gepaard gaande administratieve lasten. Bovendien wordt de bestemmingsheffing gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten en indien aan de orde met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige bestemmingsheffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie. Europese regelgeving Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de bestemmingsheffing gefinancierde projecten kunnen niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd. Het initiatief voor de organisatie en de voortzetting van de betrokken projecten gaat uit van de bij de Commissie dakdekkers hellende daken betrokken organisatie. Het HBA kan niet vrijelijk over de middelen beschikken. De kosten die het HBA voor de projecten maakt worden volledig betaald uit de opbrengsten van onderhavige heffing en komen ten laste van de ondernemingen in de branche die ook van de projecten profiteren. De voor de financiering van de projecten gebruikte heffingsopbrengsten zijn niet aan te merken als ‘staatsmiddelen’ zoals bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag (zie in dit verband ook het arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap). De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. Artikelen Artikel 1 Onder het dakdekkersbedrijf hellende daken wordt verstaan het bedrijf van het aanbrengen, onderhouden of herstellen van lei- of pannendaken. Onder de uitoefening van het dakdekkersbedrijf hellende daken wordt volgens de toelichting op het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten mede verstaan de verwerking van (voorgevormde) dakpanelementen en dakpanplaten, ongeacht de materiaalsoort waarvan deze zijn vervaardigd. Het rietdekkersbedrijf en het bitumineuze dakdekkersbedrijf of het dakdekkersbedrijf waarbij andere materialen zoals kunststof of metaal worden gebruikt, vallen niet onder het begrip dakdekkersbedrijf hellende daken, ook al worden deze materialen gebruikt bij het bedekken van hellende daken.
43 43
Onder de al dan niet in dienst van de betrokken onderneming zijnde werknemers worden ook begrepen uitleen- en uitzendkrachten. Artikel 3 De bestemmingsheffing wordt opgelegd naast de op grond van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 opgelegde heffing. De bestemmingsheffing bestaat uit een basisheffing en een heffing werkzame personen. De basisheffing bedraagt € 400 per onderneming. De heffing is gedifferentieerd naar aantal werkzame personen. Op deze wijze wordt wat de hoogte van de heffing betreft, rekening gehouden met de omvang van de onderneming. De basis heffing is, evenals in de voorafgaande jaren, vastgesteld op € 400. Ook de tarieven voor de werkzame personen zijn gelijk gebleven. In de registratie van het HBA komen geen ondernemingen voor die het dakdekkersbedrijf hellende daken uitoefenen en die in de klassen werkzame personen 8, 9 of 10 zijn ingedeeld. Voor die klassen is dan ook geen aparte heffing werkzame personen vastgesteld. Artikel 4 Dit artikel biedt de mogelijkheid om de ondernemers die lid zijn van een ondernemersorganisatie een aftrek toe te staan, zoals bedoeld in artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo). De organisatie waarvan de leden in ieder geval in aanmerking komen voor de georganiseerdenaftrek is genoemd in het eerste lid. Om te voorkomen dat leden van andere organisaties die een wezenlijke rol spelen in de sociaaleconomische belangenbehartiging van ondernemers die het dakdekkersbedrijf hellende daken uitoefenen daarvan uitgesloten worden, is het derde lid opgenomen. De tekst correspondeert met de bepaling zoals opgenomen in artikel 5.1 van het Besluit beleidsregels Bestuurskamer. Het dagelijks bestuur bepaalt of een organisatie aan de in het tweede lid genoemde criteria voldoet. In totaal wordt er een georganiseerdenaftrek van € 28.000 begroot. Onder bruto heffing wordt verstaan het saldo na vermindering op grond van aanvang of beëindiging van de bedrijfsuitoefening in de loop van het heffingsjaar en vermindering op grond van artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007. Artikel 5 De verminderingsregeling van dit artikel is opgenomen om de ondernemers die een onderneming drijven waarin meerdere bedrijfsuitoefeningen plaatsvinden en waarin de uitoefening van het dakdekkersbedrijf hellende daken geen wezenlijk bestanddeel vormt, een tegemoetkoming te bieden. Van een wezenlijk bestanddeel is sprake als meer dan 25% van de omzet van de onderneming wordt behaald bij de uitoefening van het dakdekkersbedrijf hellende daken. De ondernemer komt dus in aanmerking voor een vermindering van 25% als de omzet die is behaald bij de uitoefening van het dakdekkersbedrijf hellende daken, minder bedraagt dan 25%. De ondernemer moet zelf een verzoek om vermindering indienen en hierbij aantonen dat de omzet minder dan 25% bedraagt, bijvoorbeeld door overlegging van een jaarrekening die is voorzien van een accountantsverklaring. Artikel 6 Bij cumulatie van bestemmingsheffingen wordt de bestemmingsheffing voor de hoofdactiviteit gehandhaafd en de bestemmingsheffing(en) voor de nevenactiviteit(en) kwijtgescholden, indien het betreft een kleine onderneming waarin in de regel dezelfde persoon alle handelingen verricht die tot de bedrijfsuitoefening behoren waarvoor de heffingen worden opgelegd.
44 44
In dit verband wordt onder hoofdactiviteit verstaan het bedrijf waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd, dat van het totaal der in de onderneming uitgeoefende bestemmingsheffingsplichtige bedrijven die zijn genoemd in artikel 3 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten het grootste deel uitmaakt. Artikel 9 Ten aanzien van de bestemmingsheffing zijn de artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen regelen onder meer de wijze waarop de heffing wordt opgelegd en de termijn waarbinnen de heffing moet zijn betaald. Artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 bevat een hardheidsclausule. Een lage omzet is op zichzelf in principe geen grond voor vermindering. Indien de ondernemer kiest voor een kleinschalige bedrijfsuitoefening heeft dit als consequentie dat de kosten in relatie tot de opbrengst relatief hoog zijn. Een recente start van de onderneming kan aanleiding zijn om de heffing te verminderen als de omzet achter blijft bij de bij de start van de onderneming door de ondernemer geraamde omzetprognose. De reden voor toepassing van de hardheidsclausule is dat de start van een bedrijf in de regel gepaard gaat met hoge investerings- en andere aanloopkosten – die zijn begroot op grond van de geraamde omzetprognose – terwijl de klantenkring nog moet worden opgebouwd. De achterblijvende omzet oefent dan een te grote druk uit op het resultaat. Niet voor vermindering komen in aanmerking die ondernemers die, hoewel hoge aanloopkosten zijn gemaakt, een kleinschalige bedrijfsuitoefening met lage omzet beogen. De ondernemer moet zelf om toepassing van de hardheidsclausule verzoeken. De onderlinge rangorde van de verschillende verminderings- en aftrekregelingen is als volgt: 1. artikel 5 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 2. artikel 5 Verordening bestemmingsheffing dakdekkersbedrijf hellende daken 2007; 3. artikel 6 Verordening bestemmingsheffing dakdekkersbedrijf hellende daken 2007; 4. artikel 12 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 5. artikel 4 Verordening bestemmingsheffing dakdekkersbedrijf hellende daken 2007. De bruto heffing is het saldo na toepassing van de eerste 4 verminderings- en aftrekregelingen. Den Haag, voorzitter secretaris Ontwerp- Verordening bestemmingsheffing glazenwassersbedrijf 2007 Ontwerp-Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van …………….., houdende regels terzake van de aan de ondernemers die het glazenwassersbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2007 (Verordening bestemmingsheffing glazenwassersbedrijf 2007). Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien het verzoek van de Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB); Besluit:
45 45
§1
BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; b. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; c. bestemmingsheffing: heffing die is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, van het Instellingbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 De verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven, waarin het glazenwassersbedrijf wordt uitgeoefend. §2
DE HEFFING
Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin het glazenwassersbedrijf wordt uitgeoefend, wordt voor het jaar 2007 een heffing opgelegd ten behoeve van projecten op het gebied van de verbetering van de arbeidsomstandigheden, professionalisering en imagoverbetering van het glazenwassersambacht. 2. De heffing bedoeld in het eerste lid bestaat uit: a. een basisheffing van € 30,- per onderneming, en b. een heffing werkzame personen, waarvan de hoogte afhankelijk is van het aantal werkzame personen werkzaam in de onderneming, met toepassing van het in het derde lid opgenomen schema. 3. De heffing werkzame personen bedraagt: aantal werkzame personen 0 en 1 2 3 4 5 tot 10 10 tot 20 20 tot 50 50 en meer
heffing werkzame personen nihil € 10 € 20 € 30 € 40 € 50 € 60 € 70
Artikel 4 1. Aan de ondernemer die lid is van de Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB) en over het jaar 2006 aan deze organisatie contributie heeft betaald, wordt op de bruto heffing een aftrek toegestaan van 50%, met een maximum van 50% van de betaalde contributie over 2006 (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit door de in de eerste volzin genoemde organisatie verstrekte opgave blijkt dat de contributie is betaald. 2. Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 of de heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007. 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen,
46 46
b.
4. 5. §3
voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist. VERMINDERING VAN HEFFING
Artikel 5 1. Bij cumulatie van onderhavige bestemmingsheffing met een of meer andere aan het Hoofdbedrijfschap Ambachten te betalen bestemmingsheffingen, wordt de heffing tot nihil verminderd, indien de uitoefening van het glazenwassersbedrijf kan worden aangemerkt als een nevenactiviteit ten opzichte van die andere bedrijfsuitoefening of bedrijfsuitoefeningen waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd. 2. De vermindering wordt alleen toegepast ten aanzien van de vestiging of onderneming waarin één persoon alle bedrijven uitoefent waarvoor bestemmingsheffingen zijn opgelegd. Artikel 6 Vermindering als bedoeld in artikel 5 wordt slechts verleend op aanvraag. De aanvrager toont aan dat aan de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan. §4
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 7 De artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 8 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 9 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie.
47 47
Artikel 10 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing glazenwassersbedrijf 2007. Den Haag, voorzitter secretaris TOELICHTING Algemeen In 2000 werd een eenmalige bestemmingsheffing opgelegd voor een onderzoek naar de optimale sportafstand. Dit onderzoek resulteerde in een rapport van TNO Arbeid, genaamd “De gevolgen van verschillende sporthoogten van een staande ladder voor de arbeidsomstandigheden bij het glazenwassen”. Omdat de branche wordt gekenmerkt door een aantal knelpunten dat een meer structurele aanpak vereist, wendde de Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB) zich in 2001 tot het HBA met een verzoek om een structurele bestemmingsheffing op te leggen. Dit resulteerde in een bestemmingsheffing voor het jaar 2002, die werd voortgezet in de daaropvolgende jaren: van 2003 tot en met 2006. Ook voor 2007 is verzocht een bestemmingsheffing op te leggen. Werkzaamheden in 2007 De bestemmingsheffing glazenwassersbedrijf wordt aangewend om bij te dragen aan (de verbetering) van de professionalisering van de branche in Nederland (sectoraal belang). Daarmee draagt de bestemmingsheffing bij aan de sociaal economische ontwikkeling, de nationale economische groei en werkgelegenheid (algemeen belang). Concreet vertaald kan de bijdrage aan de (verbetering van de) professionalisering worden samengevat met het volgende centrale thema: veiligheid voorop: voorkomen van valgevaar! Aandacht voor het thema veiligheid is noodzakelijk voor de bestaande beroepsgroep maar draagt tevens bij om het ambacht aantrekkingskracht te laten behouden voor de huidige en volgende generatie glazenwassers. Doelstellingen die ook in 2007 worden nagestreefd: verbeteren van de veiligheid en arbeidsomstandigheden professionalisering van de branche en de beroepsuitoefenaars; het vergroten van de aantrekkingskracht gericht op de continuering van de uitoefening van het vak (imagoverbetering). Ontwikkelingen in de branche: Er zijn vele ontwikkelingen in de branche. In het kader van de aanvraag van de bestemmingsheffing zal hierna in het kort worden ingegaan op een aantal relevante ontwikkelingen. De hierna genoemde ontwikkelingen en knelpunten zijn mede gebaseerd op in opdracht van OSB extern verricht onderzoek (voorjaar 2001) onder leden van OSB en niet-leden. Het veilig werken op hoogte en de aandacht voor arbeidsomstandigheden is een blijvende ontwikkeling met de hoogste prioriteit. De laatste jaren is veel regelgeving op dit terrein vastgesteld. Gesteld kan worden dat hierdoor een bepaalde sanering is ontstaan. Glazenwasondernemers werden in feite gedwongen in de tweede helft jaren negentig een keuze te maken of men al of niet noodzakelijke hoge investeringen zou plegen. De voortdurende ontwikkelingen van nadere nieuwe wetgeving maakten investeringen in algemene zin noodzakelijk en heeft zodoende mede bijgedragen aan de professionalisering van de branche. Indirect hebben genoemde ontwikkelingen ook bijgedragen aan een verbetering van de
48 48
bedrijfsvoering en imago van de branche. Er zijn daardoor een aantal stappen voorwaarts zijn gezet maar de glazenwassersbranche zal alert moeten zijn om de opgebouwde positie te behouden c.q. verder te verbeteren. In economische opzicht zijn prijsdruk en de behoefte aan vakbekwaam personeel meer algemene ontwikkelingen waarmee zowel de glazenwassers als andere branches en sectoren te kampen hebben. Het Centraal Planbureau stelt dat de economie in de lift zit. Er is meer te besteden en de werkgelegenheid groeit. De vraag naar en het aanbod van vakbekwaam personeel op de arbeidsmarkt kan onder druk komen te staan. Daarnaast speelt ook de ontwikkeling in de Europese regelgeving een rol waarmee het laddergebruik verder wordt teruggedrongen. Deze nadere regulering heeft een enorme impact op de branchestructuur en dwingt tot verdergaande investeringen in veilig werken op hoogte. Genoemde ontwikkelingen versterken de noodzaak dat de sociale partners zich structureel blijven inspannen voor de branche in brede zin (georganiseerden en ongeorganiseerden). Gesignaleerde knelpunten: In het verlengde van de genoemde ontwikkelingen in de branche liggen tevens de knelpunten. Concurrentie en andere marktontwikkelingen vormen een risico voor de bevordering van het veilig werken (op hoogte). Beëindiging van het Convenant Gevelonderhoud door de staatssecretaris van SZW. Dit convenant bindt álle glazenwassers. In de nieuwe Arbo-wet van 1 juli 2005 wordt de groep ZZP-ers slechts ten dele gebonden regelgeving na te leven. De beëindiging van het convenant en het hiaat in overheidswetgeving noopt de branche ertoe de inhoud van het convenant op andere manier vast te leggen en te zoeken naar nieuwe vormen van handhaving. Het imago van de relatief jonge branche op de arbeidsmarkt kan gelet op de ontwikkeling van vraag & aanbod op de arbeidsmarkt, worden verbeterd. Negatieve landelijke publiciteit rondom malafide ondernemers in de sector en ongelukken met soms dodelijke afloop heeft echter schade aangericht aan het zorgvuldig opgebouwde imago. Oplossingsrichtingen: Als oplossingsrichtingen wenst het OSB segment AWOG branchebreed te werken aan de structurele verbetering van de veiligheid, het verbeteren van het imago, en promotie en profilering van het ambacht en de beroepsuitoefening. De motivering van deze oplossingsrichtingen wordt hierna verder uitgewerkt onder “ Toelichting op de besteding van de middelen”. Toelichting sectoraal belang: De bestemmingsheffing is van sectoraal belang omdat de activiteiten branchebreed bij zullen dragen aan de (verbetering van de) professionalisering van de branche. Concreet kan daarbij worden gedacht aan verbetering van de veiligheid/arbeidsomstandigheden. Daardoor wordt tevens een bijdrage geleverd aan het instandhouden en vergroten van de aantrekkingskracht van het vak en imago van de branche. Tot slot is aandacht voor kwaliteitsverbetering en de borging ervan van groot belang voor de toekomst van de sector. Motivering publiekrechtelijke regeling: Uit de Ambachtsstatistieken (Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht, CRK) blijkt dat per 9 januari 2006 er 3.261 glazenwasondernemingen waren, waarvan 2.083 ondernemingen met niet meer dan 1 werkzame persoon (de zogenoemde ZZP-ers). Deze groep omvat 64% van het totale aantal ondernemingen. Deze ondernemingen dragen niet af aan het O&O-fonds van de branche waardoor de totale opbrengst geringer is. Gevolg is dat de branche/OSB niet alle activiteiten kan financieren en het reëel is een beroep te doen op branchebrede dus publieke middelen.
49 49
Branchebrede aanwending van de bestemmingsheffing: De bestemmingsheffing wordt branchebreed aangewend. Dat wil zeggen dat de activiteiten ten gunste zullen komen van zowel georganiseerden en ongeorganiseerden. Alléén op deze wijze kan het - eerder genoemde – gewenste doel gerealiseerd worden. Draagvlak: Binnen OSB bestaat breed draagvlak voor de projecten die met de opbrengst van de bestemmingsheffing 2007 worden bekostigd. Het bestuur van OSB heeft op 7 september 2006 opnieuw ingestemd met de aanvraag. Toelichting op de besteding van de middelen: De middelen die beschikbaar komen met de opbrengst van de bestemmingsheffing worden in 2007 besteed aan: A.. Communicatie: promotie van het glazenwassersambacht. Uit de bestemmingsheffing 2002 is de promotiecampagne “Glazenwassen for real” gestart, als gerichte actie om met name schoolverlaters uit het MBO en drop-outs uit het MBO op de mogelijkheden van het werken als glazenwasser te wijzen. Er is voorlichtings- en promotiemateriaal ontwikkeld, dat in de afgelopen schooljaren onder de doelgroepen is verspreid. Er zal extra materiaal worden ontwikkeld en geproduceerd om ook in de komende schooljaren de aandacht voor het glazenwassersvak vast te houden. Met Nieuwsbrief HBA en artikelen in de vakbladen zullen de ondernemers op de hoogte worden gehouden van de campagneactiviteiten. Met de bestemmingsheffing 2007 zal deze campagne worden voortgezet. De manier waarop en de vorm waarin worden op basis van het effect en de resultaten van voorgaande jaren bepaald en nader ingevuld. B. Verbetering veiligheid en arbeidsomstandigheden Artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 stelt dat een werkgever een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid voert. Wat zo goed mogelijk is wordt mede bepaald door de stand der techniek. De branche speelt een belangrijke rol in de vaststelling van wat op een bepaald moment wordt gezien als de algemeen aanvaarde stand der techniek. De ontwikkeling van veiligheidschecklisten, aan de hand waarvan een objectgebonden Risico Inventarisatie en Evaluatie kan worden opgesteld, is een goed voorbeeld van een beschrijving van de stand der techniek. Doordat de wet- en regelgeving permanent aan wijzigingen onderhevig zijn (in 2005 vond wederom een verandering plaats in de regelgeving) en er voortdurend innovaties plaatsvinden op het gebied van arbeidsmiddelen en werkmethoden, is de stand der techniek een dynamisch gegeven. Beide aspecten, wetgeving en stand van de techniek, staan centraal bij de verbetering van de veiligheid en de arbeidsomstandigheden. De eerder genoemde beëindiging van het Convenant Gevelonderhoud en de tekortkoming (deels) van de nieuwe Arbo-wet ten aanzien van de ZZP-ers stellen nieuwe eisen aan: 1) vastlegging van de bestaande wettelijke eisen en regels omtrent de stand van de techniek en arbeidsomstandigheden, en omtrent de verplichtingen aan gebouweigenaren; en 2) handhaving: vormgeving en toezicht. 1) Vastlegging - Vastlegging wettelijke eisen en regels techniek en arbeidsomstandigheden In verband met de beëindiging van het Convenant Gevelonderhoud is het van groot belang om de daarin opgenomen wettelijke eisen en regels ten aanzien van de stand van de techniek en arbeidsomstandigheden vast te leggen in een digitale Risico Inventarisatie en –evaluatie (RI&E). Deze RI&E vormt daarmee de Arbo-catalogus
50 50
voor de branche die voldoet aan de nieuwe Arbo-wet. - Vastlegging verplichtingen gebouweigenaren Ook de verplichtingen die aan gebouweigenaren zijn gesteld in het Convenant Gevelonderhoud zullen verankerd moeten worden om de veiligheid te vergroten bij het werken aan gevels en op daken van gebouwen. De wenselijkheid voor een wijziging van het bouwbesluit zal worden besproken met de ondernemers en de werkgevers. Als mogelijkheid voor wijziging van het Bouwbesluit kan een gezamenlijke lobby worden gevoerd. 2) Handhaving: vormgeving en naleving De bestemmingsheffing zal worden gebruikt om naar wegen te zoeken de eisen die in het convenant zijn opgenomen op andere manieren te verankeren, om veilig werken te waarborgen. Daartoe zal worden nagegaan of en hoe een HBA-verordening zodanig kan worden opgesteld dat handhaving van en toezicht op de na te leven eisen nadrukkelijk vorm krijgt. Daarbij valt te denken aan de instelling van een tuchtgerecht, of een meldpunt oneerlijke praktijken. De bestemmingsheffing zal ten behoeve van deze activiteiten worden aangewend. Vakmanschap: kwaliteitsverbetering De techniek staat niet stil: om veilig te kunnen werken moet je kennis hebben van de nieuwe ontwikkelingen in de glazenwasbranche. Uit onderzoek blijkt echter dat ZZP-ers nauwelijks geïnteresseerd zijn in opleidingen. Een ééndaagse en daardoor betaalbare opfriscursus biedt ervaren ZZP-ers de kans bieden om op een praktische manier te leren omgaan met nieuwe materialen en technieken. Deze opfriscursus zal door de SVS worden uitgevoerd. De bestemmingsheffing zal worden gebruikt om de cursus goedkoper aan te bieden of investeringen in benodigde apparatuur te doen. C. Ondernemerschap: professionalisering bedrijfscertificering Uit extern uitgevoerd onderzoek (voorjaar 2001) blijkt dat, zowel onder georganiseerde als onder ongeorganiseerde glazenwassersbedrijven, de behoefte aan een keurmerk of kwaliteitslabel/certificaat groot is. Met een dergelijk certificaat heeft een bedrijf een objectief bewijs van vakmatige en bedrijfsmatige kwaliteit. Het certificaat kan tevens richting handhavers dienen als onafhankelijk bewijs van veilig werken. Het blijvend en aantoonbaar moeten voldoen aan zowel vakmatige-, bedrijfsmatige-, als veiligheidseisen, stimuleert bovendien de professionaliteit van de bedrijven en daarmee de branche als geheel. Om te komen tot een dergelijk systeem, maar ook los daarvan dient de Code van de glazenwasser te worden geactualiseerd conform recente wet- en regelgeving. Met de juiste communicatiemiddelen (met bijzondere aandacht voor de ZZP-er) zal de code opnieuw verspreid worden in de branche. PBO-toets Gelet op het voorgaande wordt vastgesteld dat de geplande projecten voldoen aan de voorwaarden die het HBA als publiekrechtelijk bedrijfslichaam aan zijn activiteiten stelt; deze toets omvat de volgende elementen: Ɣ pbo-gehalte: zij passen binnen de wettelijke taak en bevoegdheden van het HBA; Ɣ complementariteit: bedoelde activiteiten worden niet of onvoldoende door de markt of door private organisaties opgepakt; Ɣ non-exclusiviteit: de resultaten staan in beginsel aan alle bedrijfsgenoten, georganiseerden en niet-georganiseerden ter beschikking; Ɣ primaat van stimuleren boven reguleren: de activiteiten zijn gericht op het stimuleren van branchegenoten, zonder daarbij dwingende regels op te leggen; Ɣ draagvlak: de activiteiten zijn afgestemd met de branche; Ɣ evaluatie: bij elk van de activiteiten is voorzien in een evaluatie.
51 51
Raming van de opbrengst: De netto opbrengst van de heffing wordt voor 2007 geraamd op € 116.400,-. Voor 2006 werd de opbrengst geraamd op € 113.500. Blijkens de jaarrekening 2005 bedroegen de heffingsbaten in dat jaar € 115.698. Per 9 januari 2006 waren 3.261 ondernemingen waarin het glazenwassersbedrijf wordt uitgeoefend ingeschreven bij het HBA. Per 25 mei 2005 waren dat er 3.191. Per 12 mei 2004 waren dat er 3204 en per 1 januari 2003 3212 ondernemingen. Representativiteit De representativiteit voor het segment glazenwassersbedrijf bedraagt, blijkens het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten van 6 november 2003, 58% op grond van omzet. Heffing De heffing is afhankelijk van het aantal in de onderneming werkzame personen. Het doel van deze differentiatie is om, gelet op de samenstelling van de branche, de lasten zo evenredig mogelijk te verdelen. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat slechts 14% van de branche 4 of meer personeelsleden heeft. Opgemerkt wordt dat deze grotere ondernemingen zelf al meer activiteiten verrichten op de terreinen waarvoor onderhavige verordening een heffing verplicht stelt. Tevens betalen zij ook aan het O&O-fonds. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens worden volledig ontleend aan het Handelsregister. Bovendien wordt de bestemmingsheffing gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten en indien aan de orde met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige bestemmingsheffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie. Europese regelgeving Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de bestemmingsheffing gefinancierde projecten kunnen niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd. Het initiatief voor de organisatie en de voortzetting van de betrokken projecten gaat uit van de Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB). Het HBA kan niet vrijelijk over de middelen beschikken. De kosten die het HBA voor de projecten maakt worden volledig betaald uit de opbrengsten van onderhavige heffing en komen ten laste van de ondernemingen in de branche die ook van de projecten profiteren. De voor de financiering van de projecten gebruikte heffingsopbrengsten zijn niet aan te merken als ‘staatsmiddelen’ zoals bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag (zie in dit verband ook het arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap). De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. Artikelsgewijs Artikel 3 De bestemmingsheffing wordt opgelegd naast de op grond van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 opgelegde heffing.
52 52
Artikel 4 Dit artikel biedt de mogelijkheid om de ondernemers die lid zijn van een ondernemersorganisatie een aftrek toe te staan, zoals bedoeld in artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo). De organisatie waarvan de leden in ieder geval in aanmerking komen voor de georganiseerdenaftrek is genoemd in het eerste lid. Om te voorkomen dat leden van andere organisaties die een wezenlijke rol spelen in de sociaaleconomische belangenbehartiging van ondernemers in het glazenwassersbedrijf daarvan uitgesloten worden, is het derde lid opgenomen. De tekst correspondeert met de bepaling zoals opgenomen in artikel 5.1 van het Besluit beleidsregels Bestuurskamer. Het dagelijks bestuur bepaalt of een organisatie aan de in het tweede lid genoemde criteria voldoet. In totaal wordt er een georganiseerdenaftrek van € 9.650 begroot. Onder bruto heffing wordt verstaan het saldo na vermindering op grond van aanvang of beëindiging van de bedrijfsuitoefening in de loop van het heffingsjaar en vermindering op grond van artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007. Artikel 5 Bij cumulatie van bestemmingsheffingen wordt de bestemmingsheffing voor de hoofdactiviteit gehandhaafd en de bestemmingsheffing(en) voor de nevenactiviteit(en) kwijtgescholden, indien het betreft een kleine onderneming waarin in de regel dezelfde persoon alle handelingen verricht die tot de bedrijfsuitoefening behoren waarvoor de heffingen worden opgelegd. In dit verband wordt onder hoofdactiviteit verstaan het bedrijf waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd, dat van het totaal der in de onderneming uitgeoefende bestemmingsheffingsplichtige bedrijven die zijn genoemd in artikel 3 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten het grootste deel uitmaakt. Artikel 7 Ten aanzien van de bestemmingsheffing zijn de artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen regelen onder meer de wijze waarop de heffing wordt opgelegd en de termijn waarbinnen de heffing moet zijn betaald. Artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 bevat een hardheidsclausule. Een lage omzet is op zichzelf in principe geen grond voor vermindering. Indien de ondernemer kiest voor een kleinschalige bedrijfsuitoefening heeft dit als consequentie dat de kosten in relatie tot de opbrengst relatief hoog zijn. Een recente start van de onderneming kan aanleiding zijn om de heffing te verminderen als de omzet achter blijft bij de bij de start van de onderneming door de ondernemer geraamde omzetprognose. De reden voor toepassing van de hardheidsclausule is dat de start van een bedrijf in de regel gepaard gaat met hoge investerings- en andere aanloopkosten – die zijn begroot op grond van de geraamde omzetprognose – terwijl de klantenkring nog moet worden opgebouwd. De achterblijvende omzet oefent dan een te grote druk uit op het resultaat. Niet voor vermindering komen in aanmerking die ondernemers die, hoewel hoge aanloopkosten zijn gemaakt, een kleinschalige bedrijfsuitoefening met lage omzet beogen. De ondernemer moet zelf om toepassing van de hardheidsclausule verzoeken.
53 53
De onderlinge rangorde van de verschillende verminderings- en aftrekregelingen is als volgt: 1. artikel 5 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 2. artikel 5 Verordening bestemmingsheffing glazenwassersbedrijf 2007; 3. artikel 12 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 4. artikel 4 Verordening bestemmingsheffing glazenwassersbedrijf 2007. De bruto heffing is het saldo na toepassing van de eerste 3 verminderings- en aftrekregelingen. Den Haag, voorzitter secretaris Ontwerp- Verordening bestemmingsheffing kappersbedrijf 2007 Ontwerp-Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van …………….., houdende regels ter zake van aan de ondernemers die het kappersbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2007 (Verordening bestemmingsheffing kappersbedrijf 2007) Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien het advies van de Commissie kappersbedrijf; Besluit: §1
BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; b. werkzame personen: personen als bedoeld in artikel 9, derde lid, van het Handelsregisterbesluit 1996 die betrokken zijn bij de uitoefening van het kappersbedrijf; c. omzet: de omzet op jaarbasis (exclusief BTW) die in de onderneming is behaald bij de uitoefening van het kappersbedrijf; d. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten e. bestemmingsheffing: heffing die is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 De verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven, waarin het kappersbedrijf wordt uitgeoefend. §2
DE HEFFING
Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening het kappersbedrijf uitoefenen, wordt voor het jaar 2007 een heffing opgelegd ten behoeve van de bevordering van de sociaal economische ontwikkeling van de kappersbranche door middel van verbetering van arbeidsomstandigheden, collectieve promotie, bevordering van werkgelegenheid, voorlichting en onderzoek.
54 54
2.
3.
De heffing wordt vastgesteld op grondslag van het aantal vestigingen waarin door de ondernemer het kappersbedrijf wordt uitgeoefend. De heffing bedraagt voor iedere vestiging waarin het kappersbedrijf wordt uitgeoefend: a. € 107,- voor ondernemingen met 0 of 1 werkzame persoon; b. € 143,- voor ondernemingen met 2 of meer werkzame persoon. In afwijking van het tweede lid bedraagt de heffing, indien de ondernemer het bedrijf uitsluitend anders dan in een vestiging uitoefent, per onderneming: a. € 107,- voor ondernemingen met 0 of 1 werkzame persoon; b. € 143,- voor ondernemingen met 2 of meer werkzame persoon.
Artikel 4 1. Aan de ondernemer die lid is van de Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO) en over het jaar 2006 aan deze organisatie contributie heeft betaald, wordt op de bruto heffing een aftrek toegestaan van 50%, met een maximum van 50% van de betaalde contributie over 2006 (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit door de ANKO verstrekte opgave blijkt dat de contributie is betaald. 2. Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 of de heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007. 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen, b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. 4. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. 5. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist. §3
VERMINDERING VAN HEFFING
Artikel 5 1. De voorzitter vermindert de opgelegde heffing tot € 41,60 indien de omzet niet meer bedraagt dan € 4.550,- op jaarbasis. 2. De voorzitter vermindert de opgelegde heffing tot € 83,20 indien in een onderneming met 0 of 1 werkzame persoon de omzet niet meer bedraagt dan € 25.000 op jaarbasis. 3. De voorzitter vermindert de opgelegde heffing tot nihil voor een vestiging waarin meer dan 50% van de klanten, die door de ondernemer worden behandeld, psychogeriatrische patiënten of patiënten met een aandoening met een vergelijkbaar ziektebeeld zijn.
55 55
4.
5.
6.
De voorzitter vermindert de opgelegde heffing met 50% voor een vestiging waarin meer dan 25% maar minder dan 50% van de klanten, die door de ondernemer worden behandeld, psycho-geriatrische patiënten of patiënten met een aandoening met een vergelijkbaar ziektebeeld zijn. Als de ondernemer het kappersbedrijf uitoefent in meerdere vestigingen waarvan de gezamenlijke openingstijd niet meer dan 55 uur bedraagt, vermindert de voorzitter de opgelegde heffingen tot het bedrag dat zou zijn opgelegd als de ondernemer één vestiging zou exploiteren. De voorzitter vermindert de opgelegde heffing tot € 41,60 indien in een vestiging met 0 of 1 werkzame persoon uitsluitend bewoners van bejaardenhuizen worden behandeld en de omzet niet meer dan € 10.000,- bedraagt.
Artikel 6 1. Bij cumulatie van deze bestemmingsheffing met een of meer andere aan het Hoofdbedrijfschap Ambachten te betalen bestemmingsheffingen, vermindert de voorzitter de heffing tot nihil, indien de uitoefening van het kappersbedrijf kan worden aangemerkt als een nevenactiviteit ten opzichte van die andere bedrijfsuitoefening of bedrijfsuitoefeningen waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd. 2. De vermindering wordt alleen toegepast ten aanzien van de vestiging of onderneming waarin één persoon alle bedrijven uitoefent waarvoor bestemmingsheffingen zijn opgelegd. Artikel 7 Vermindering als bedoeld in artikel 5 en 6 wordt slechts verleend op aanvraag. De aanvrager toont ten genoegen van de voorzitter aan dat aan de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan. §4
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 8 De artikelen 5 tot en met 14 van de heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 9 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 10 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 11 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing kappersbedrijf 2007. Den Haag, voorzitter secretaris
56 56
TOELICHTING Brancheschets Het EIM heeft laatstelijk in 2004 grootschalig onderzoek gedaan naar de structuur van de kappersbranche. In de kappersbranche kunnen de volgende bedrijfstypen worden onderscheiden: zelfstandigen zonder personeel, zzp’ers (ondernemers die minder dan 32 uur per week in het kappersbedrijf werkzaam zijn); overige bedrijven zonder personeel, waarbij de ondernemer 32 uur of meer in het kappersbedrijf werkzaam is; bedrijven met personeel met een omzet van minder dan € 175.000; bedrijven met personeel met een omzet van € 175.000 of meer; en ketenbedrijven (bedrijven met 5 of meer vestigingen). Er is in de branche een tendens in toename van het aantal eenmansbedrijven, dat vooral ten koste gaat van het aantal middelgrote bedrijven (2 tot 5 personen). Ook het aantal grote bedrijven is in de afgelopen jaren toegenomen. De werkgelegenheid wordt voornamelijk ingevuld door vrouwen. Sinds 1996 is het werkgelegenheidsaandeel van de mannen met 3% gedaald tot 17% van het totaal. Dit heeft te maken met de algemeen maatschappelijke trend van toenemende participatie van vrouwen in het arbeidsproces in deeltijd waarvoor het kappersbedrijf zich goed leent. Voorts wordt de daling van het aantal mannen veroorzaakt door een (verdere) daling van het aantal gespecialiseerde herenkapsalons, waarin overwegend mannen werkzaam zijn. Het personeelsbestand in de branche kent een hoge omloopsnelheid (circa 7 jaar). Het aantal leerlingen dat instroomt en het aantal bedrijven dat in het afgelopen jaar personeel heeft aangenomen of personeel heeft zien verdwijnen is groot. Het aantrekken van gekwalificeerd personeel vormt ondanks het grote leerlingenaantal een probleem. Voor de bedrijven met personeel vormt vooral het aantrekken van gekwalificeerd personeel (stylisten) een belangrijk probleem. Mede gelet op het vorenstaande zijn er de volgende verwachtingen ten aanzien van de branchestructuur voor de komende jaren: Er zal in de komende jaren een verdergaande tweedeling in de branche plaatsvinden. Enerzijds zullen er kleine bedrijven zijn (vooral zzp’ers) voor wie de opbrengst uit de kappersactiviteiten niet het hoofdinkomen is. Daartegenover staat een hoger aantal grote, commercieel opererende bedrijven. De middelgrote ondernemingen krijgen het moeilijker, als gevolg van de toenemende belasting van de ondernemer m.b.t. ondernemingszaken. Zij zullen moeten doorgroeien, met een ondernemer die alleen ondernemer/inspirator is, of zullen anders genoodzaakt zijn terug te vallen tot een kleinere onderneming. Het aantal zelfstandige kappers zal de komende jaren blijven groeien. Om als kapper te starten is relatief weinig kapitaal nodig, dus een echte toetredingsdrempel ontbreekt. De kapper is vooral praktisch ingesteld en toont weinig initiatief om (commerciële) ondernemersvaardigheden op te doen. Cursussen worden al gauw als te theoretisch ervaren. Bevordering van de professionaliteit van de branche zal moeten plaatsvinden aan de hand van ‘kant-en-klare-oplossingen’. De behoefte aan vakbekwaam personeel zal de komende jaren blijven bestaan. Het verloop onder personeel in de branche is aanzienlijk. Het is van belang dat de kappersondernemer het personeel weet te binden. Naast beloning valt hierbij bijvoorbeeld te denken aan cursussen/opleidingen, bieden van carrièremogelijkheden en het bieden van goede arbeidsomstandigheden.
57 57
-
-
Hoewel er een grote instroom van leerlingen is, kiezen er uiteindelijk naar verhouding weinig voor het kappersvak. In de opleidingsstructuur staat de kappersopleiding niet meer op zichzelf maar wordt in combinatie met andere opleidingen verzorgd. Er is concurrentie van aanverwante beroepen. Doordat docenten niet meer uitsluitend op het kappersvak gericht zijn, moet de mate van vakbekwaamheid van uitstromende leerlingen goed bewaakt worden. Het experiment met het lage BTW-tarief is verlengd tot en met 2010. De uiteindelijke inzet van de branche is echter het definitief handhaven van dit 6%-BTW tarief. Een terugkeer naar het hoge BTW tarief van 19% zal naar verwachting een enorme impact hebben op de werkgelegenheid.
Commissie kappersbedrijf Zoals blijkt uit artikel 5 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten (Stbl. 2003 479) is een Commissie kappersbedrijf ingesteld. De commissie is een orgaan als bedoeld in artikel 88a van de Wet op de bedrijfsorganisatie. Dit houdt in dat de samenstelling van de commissie wordt bepaald door de Bestuurskamer van de SER aan de hand van de geldende criteria voor representativiteit. De leden van de commissie worden benoemd door de Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO), de Kappersbond FNV/FNV Schoonheidsverzorging en de CNV BedrijvenBond. Volgens het door het bestuur van het HBA vastgestelde ‘Besluit Commissie kappersbedrijf’ heeft de commissie tot taak: voor ieder begrotingsjaar een jaarplan vast te stellen, dat het beleids- en activiteitenprogramma van de commissie voor de sociaal-economische ontwikkeling van de kappersbranche en de behartiging van het gemeenschappelijke belang van de ondernemingen in de branche en de daarbij betrokken personen bevat; de uitvoering van het hiervoor bedoelde jaarplan, voor zover de commissie daartoe bevoegd is; het dagelijks bestuur voor ieder begrotingsjaar schriftelijk te adviseren over de begroting voor de dienst kappersbedrijf en de aan de ondernemers die het kappersbedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffingen; het dagelijks bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over subsidie ten laste van het budget van de commissie; het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over de uitoefening van de taak van het hoofdbedrijfschap voor zover het betreft de kappersbranche. De strategische visie vastgelegd in het door het bestuur van het HBA vastgestelde programma “Vakkundig naar 2010” geldt voor de commissie als leidraad. Hoofdlijnen van het programma zijn behoud en modernisering van vakmanschap, het versterken van ondernemerschap en modernisering van bedrijfsvoering en verbetering communicatie met potentiële klanten en ook met jongeren. Activiteiten 2007 De werkzaamheden van de Commissie kappersbedrijf worden betaald uit de opbrengst van de bestemmingsheffing. In 2007 kiest de commissie voor de navolgende aandachtsgebieden/ projecten: arboconvenant; collectieve promotie; ondersteuning van starters; BTW; onderzoek; voorlichting.
58 58
Arboconvenant Het voor de periode 2002-2007 gesloten arboconvenant tussen sociale partners in de kappersbranche en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft tot doel de arbeidsomstandigheden in de kappersbranche te verbeteren. Via ingrijpende maatregelen diende eind 2005 het kapperseczeem met 40% te zijn teruggebracht, rsi- en rugklachten met tenminste 25% en het totale ziekteverzuim met 15%. De in het convenant benoemde speerpunten hebben betrekking op: fysieke (lichamelijke) belasting; allergene belasting (allergische klachten); en vroege reïntegratie. In 2006 vindt de eindmeting plaats. Cijfers over de jaren 2003 en 2004 wijzen op bemoedigende resultaten met betrekking tot de bestrijding van kapperseczeem en de daling van het algemene ziekteverzuim. Het voorlopige resultaat voor het terugbrengen van rsi- en rugklachten blijft duidelijk achter bij de vooraf gestelde doelstelling. De in het kader van het convenant te ontplooien activiteiten zijn in het belang van alle werkenden in de branche: werknemers, meewerkend werkgevers en leerling-kappers. Tevens wordt met terugdringing van het ziekteverzuim instroom in de WAO tegengegaan. In de uitvoering van het convenant zijn met ingang van 1 maart 2005 de door het ministerie van SZW vastgestelde ‘gezond-werken-regels’ voor kappers van kracht geworden. Dit zijn beleidsregels die onderdeel uitmaken van de Arbo-wet. Zo moeten voortaan vinylhandschoenen worden gedragen bij het gebruik van haarcosmetica zoals haarverf, permanentvloeistof en blondeermiddel. Ook de ‘chemiehoek’ in kapsalons moet aan eisen voldoen en er zijn ergonomische eisen gesteld aan pompstoelen, kappersfietsen en wasbakken. In 2006 zijn veel activiteiten in de voorlichtende sfeer ondernomen. Zo zijn er enkele boekjes/klappers gericht op het gezond werken verspreid onder ondernemers, werknemers en leerlingen, is deelgenomen aan de Beurs Hairstyle 2006, is ten behoeve van de kappersopleidingen een cursus Gezond Werken ontwikkeld en zijn door sociale partners zogenaamde ‘arbo-tours’ georganiseerd. Naar verwachting zullen de in 2007 te ontplooien activiteiten betrekking hebben op: vroegtijdige reïntegratie. In de loop van 2006 wordt het verzuimprotocol opgeleverd. Daarin staan de afspraken tussen sociale partners op het gebied van verzuimbegeleiding. De verwachting is dat in 2006/2007 ook een verzuimbrochure ontwikkeld zal worden; het lanceren van een keurmerk voor bedrijfsmiddelen. Het keurmerk moet ondernemers inzicht geven welke bedrijfsmiddelen voldoen aan de beleidsregels uit het arboconvenant; de aanpak van kapperseczeem. In 2007 zal naar verwachting een nieuwe visie op de aanpak van kapperseczeem ontwikkeld zijn. Het Centrum voor huid en arbeid/Kapperspoli verricht erg goed werk bij het behandelen en voorkomen van handeczeem bij kappers. Toch hopen sociale partners dat spreiding van kennis over de aanpak van handeczeem mogelijk zal blijken; de leermethode Hairlevel. Deze zal aangepast worden aan gezond werken. Onder andere zal de ‘palm-palm’ kniptechniek opgenomen worden in de leermethode en zal de leermethode in overeenstemming gebracht worden met de beleidsregels; het actualiseren van de Risicoinventarisatie & Evaluatie aan de herziene Arbo-wet. Collectieve promotie Alle ondernemingen in de branche bepalen het beeld dat ‘de consument’ van de dienst heeft, ofwel de waarde die de consument eraan hecht. Het is dan ook zaak een actueel beeld van de branche te schetsen om onder de aandacht van het publiek te blijven. Naamsbekendheid en imagoverbetering zijn opgaven waarvoor de individuele mkb-ondernemer over het algemeen
59 59
weinig mogelijkheden heeft. Bovendien is het een zaak van langere termijn dat alleen is te realiseren door middel van een gezamenlijke aanpak. Dit kan in de vorm van een collectieve campagne. Collectieve promotie in de kappersbranche is een project dat gedurende langere tijd loopt. Op grond van tussentijdse evaluatieonderzoeken, laatstelijk gehouden in 2006 onder consumenten, wordt de campagne naar behoefte bijgesteld. Doel is het verbeteren van het imago van de kapper, het verhogen van de bezoekfrequentie, het stimuleren van het bestedingsbedrag per bezoek, het verder verhogen van de prijs/waardeverhouding en het onderstrepen van het vakmanschap van de kappers. Net als in de afgelopen jaren concentreert de campagne zich in 2007 rond de Nederlandse Haarmodelijn. Om de consument op ideeën te brengen en ter inspiratie van de kapper wordt er twee keer een haarlijn uitgebracht. Deze wordt telkens gebaseerd op de trend van het komende seizoen. Zowel binnen als buiten de branche vindt communicatie van de modelijn plaats via informatiebulletins en bladen/magazines. Voorts is er een speciaal op consumenten gerichte website: www.kappersite.nl. Sinds september 2002 wordt het RTL4-televisieprogramma “LookingGood” uitgezonden. Hierin staat de metamorfose van ‘gewone Nederlanders’ centraal. Vanaf september 2006 krijgt dit populaire programma, dat in vergelijking met de afgelopen seizoenen op enkele onderdelen wordt aangepast, een vervolg. Onderzoek Ieder kwartaal wordt onderzoek gedaan naar de economische ontwikkelingen in de branche. Hierbij wordt gekeken naar aspecten als omzetontwikkeling, aantal werkzame personen en verwachtingen. Tevens komt elk kwartaal een thema (zoals recentelijk ‘arbeidsvoorwaardenontwikkeling’) aan bod, waarop inhoudelijk wordt ingegaan. Gevraagd wordt zowel naar meningen als naar de feitelijke situatie. De uitkomsten worden openbaar beschikbaar gesteld, zodat alle kappersbedrijven een vergelijking kunnen tussen maken hun specifieke situatie en die van de branche. Ondersteuning van starters De kappersbranche herbergt veel aspirant-ondernemers, temeer omdat relatief weinig kapitaal nodig is om als zelfstandige te starten. Starters zijn veelal niet lid van een brancheorganisatie en zijn daarom aangewezen op beschikbare informatie die het hen mogelijk maakt om in de voorbereidingen op het zelfstandig ondernemerschap en in de opstartfase van het bedrijf de juiste afwegingen en keuzes te maken. Deze activiteit omvat enerzijds het verstrekken van voorlichting en informatie aan potentiële ondernemers in de kappersbranche en het ontwikkelen en opstellen van adequate informatie en voorlichtingsmateriaal over bedrijfsoverdracht. BTW Sinds 2000 loopt er in een aantal EU-landen, waaronder Nederland, een experiment met een verlaagd BTW-tarief van 6% voor enkele arbeidsintensieve diensten. Ook de kappersdiensten maken deel uit van dit experiment. Het achterliggende idee voor de BTW-verlaging is dat een lager tarief leidt tot prijsverlaging, een prijsverlaging tot meer volume en dat het toegenomen volume vervolgens een gunstige uitwerking heeft op de werkgelegenheid. Als bijkomend positief effect wordt genoemd dat het verlaagde tarief zwart werken tegengaat. Nadat het experiment eerder al eind 2003 dreigde te worden beëindigd, werd begin 2006 na een uitgebreide Nederlandse lobby besloten het project nogmaals te verlengen en wel tot en met 2010. In 2007 vindt een tussentijdse evaluatie van de regeling plaats. Hierbij zal worden gekeken naar de effecten van de regeling op de werkgelegenheid en de marktwerking. De inspanningen van de Commissie kappersbedrijf zijn er steeds op gericht zich ervoor in te zetten de kappersdiensten definitief op de Europese lijst (zogenaamde Annex-H lijst) van
60 60
diensten met een laag BTW-tarief geplaatst te krijgen. Het EIM concludeerde in het eerder aangehaalde branchestructuuronderzoek al dat een terugkeer naar het hoge BTW tarief van 19% ten koste zal gaan van de werkgelegenheid in de branche. Voorlichting Uit het door het EIM uitgevoerde ‘Branchestructuuronderzoek Kappersbranche’ (2004) blijkt onder meer dat de instroom in de opleidingen groot is, maar dat de uitstroom naar de branche aanzienlijk geringer is. Het is dan ook zaak leerlingen adequaat te informeren om hun in staat te stellen een weloverwogen keuze voor de opleiding te maken. Goed kiezen voorkomt verrassingen. Via speciaal op (potentiële) werknemers gerichte voorlichtingscampagnes vindt informatieverstrekking plaats over voor deze doelgroep relevante onderwerpen en aspecten die samenhangen met de uitoefening van het kappersvak. Enerzijds betreft het de verstrekking van vaktechnische informatie. Daarnaast wordt geïnformeerd over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, arbeidsomstandigheden, scholingsmogelijkheden en arbeidsvoorwaarden. Het doel van dit project is een bijdrage te leveren aan een verdergaande professionalisering van de werknemers in de branche. In dit verband worden voorlichtingsbijeenkomsten (o.a. gastlessen op scholen en regiobijeenkomsten) gehouden, wordt voorlichtingsmateriaal ontwikkeld en verspreid en wordt deelgenomen aan vakbeurzen. In de afgelopen jaren zijn ook enkele voorlichtingsprojecten uitgevoerd waarbij voorlichtingsen scholingsmateriaal is ontwikkeld voor zowel werkenden in de branche als voor het onderwijsveld. Zo hebben leerlingen in het VMBO zich aan de hand van visuele presentaties van praktijkvoorbeelden kunnen voorbereiden op de aanstaande beroepskeuze en is in het kader van de verbetering van arbeidsomstandigheden voorlichtingsmateriaal (Cd-rom) ontwikkeld op het gebied van de chemische belasting. Momenteel wordt gewerkt aan een speciale docentenhandleiding voor het onderwijs en aan een multimediale checklist voor zzp-ers ter ondersteuning van de toenemende groep werknemers die besluit voor zichzelf te beginnen. Aangezien er een groeiende tendens waarneembaar is in het computergebruik onder leerlingen en zelfstandig werkenden, is er het voornemen om ter ondersteuning en verdere uitbreiding van dit gebruik het ontwikkelde en te ontwikkelen materiaal op een website op te nemen. Hiermee wordt beschikbare informatie tegelijkertijd breed toegankelijk gemaakt. PBO-toets De geplande projecten voldoen aan de voorwaarden die het HBA als publiekrechtelijk bedrijfslichaam aan zijn activiteiten stelt; deze toets omvat de volgende elementen: Ɣ pbo-gehalte: zij passen binnen de wettelijke taak en bevoegdheden van het HBA; Ɣ complementariteit: bedoelde activiteiten worden niet of onvoldoende door de markt of door private organisaties opgepakt; Ɣ non-exclusiviteit: de resultaten staan in beginsel aan alle bedrijfsgenoten, georganiseerden en niet-georganiseerden ter beschikking; Ɣ primaat van stimuleren boven reguleren: de activiteiten zijn gericht op het stimuleren van branchegenoten, zonder daarbij dwingende regels op te leggen; Ɣ draagvlak: de activiteiten zijn afgestemd met de branche; Ɣ evaluatie: bij elk van de activiteiten is voorzien in een evaluatie. Raming van de opbrengst De netto heffingsopbrengst wordt voor 2007 geraamd op € 1.484.000,-. Voor 2006 werd (bij een hogere heffing) de opbrengst geraamd op € 2.040.000. Volgens de jaarrekening 2005 bedroegen de heffingsbaten in dat jaar € 2.972.379.
61 61
Per 9 januari 2006 zijn 16.193 kappersondernemingen en 16.823 kappersvestigingen bij het HBA ingeschreven. Per 20 januari 2005 waren dat 14.798 ondernemingen en 15.373 vestigingen. Per 12 mei 2004 14.440 ondernemingen en 15.008 vestigingen. Heffing Voor 2007 is de heffing vastgesteld op € 107,- voor ondernemingen met 0 of 1 werkzame persoon en € 143,- per vestiging voor ondernemingen met 2 of meer werkzame personen. Voor 2006 lagen deze bedragen op respectievelijk € 170 en € 225,-. Op verzoek vermindert de voorzitter de opgelegde heffing tot € 41,60 indien de omzet in de onderneming niet meer bedraagt dan € 4.550,- op jaarbasis. Op verzoek vermindert de voorzitter de opgelegde heffing tot € 83,20 indien in een onderneming met 0 of 1 werkzame persoon de omzet niet meer bedraagt dan € 25.000 op jaarbasis. (Deze bedragen bedroegen voor 2006 respectievelijk € 65,50 en € 131,-) Differentiatie van de heffing vindt plaats naar gelang het aantal vestigingspunten en het aantal werkzame personen. Bovendien wordt de heffing voor kleine en zeer kleine ondernemers op grond van een omzetgerelateerde verminderingsregeling verminderd. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens worden volledig ontleend aan het Handelsregister. Bovendien wordt de bestemmingsheffing gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten en, indien van toepassing, met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige bestemmingsheffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie. Europese regelgeving Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de bestemmingsheffing gefinancierde projecten kunnen niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd. Het initiatief voor de organisatie en de voortzetting van de betrokken projecten gaat uit van de bij de Commissie kappersbedrijf betrokken organisaties. Het HBA kan niet vrijelijk over de middelen beschikken. De kosten die het HBA voor de projecten maakt worden volledig betaald uit de opbrengsten van onderhavige heffing en komen ten laste van de ondernemingen in de branche die ook van de projecten profiteren. De voor de financiering van de projecten gebruikte heffingsopbrengsten zijn niet aan te merken als ‘staatsmiddelen’ zoals bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag (zie in dit verband ook het arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap). De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. ARTIKELEN Artikel 1 Het begrip “omzet op jaarbasis” kan als volgt worden toegelicht. In beginsel wordt de omzet over het vorige boekjaar als uitgangspunt genomen. Indien een ondernemer nog geen volle periode van 12 maanden het kappersbedrijf heeft uitgeoefend, wordt de omzet naar jaarbasis omgerekend.
62 62
Artikel 3 De bestemmingsheffing wordt opgelegd naast de op grond van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 opgelegde heffing. In het derde lid is tot uitdrukking gebracht dat ook ondernemers die hun bedrijf niet in een vestiging uitoefenen – zoals ambulante ondernemers – heffingsplichtig zijn. Voor deze ondernemers is de heffing gelijk aan de heffing voor ondernemers die één vestiging exploiteren. Artikel 4 Dit artikel biedt de mogelijkheid om de ondernemers die lid zijn van een ondernemersorganisatie een aftrek toe te staan, zoals is bedoeld in artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie. Leden van de Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO) kunnen ingevolge het eerste lid in ieder geval in aanmerking komen voor georganiseerdenaftrek. Om te voorkomen dat leden van andere organisaties die een wezenlijke rol spelen in de sociaal-economische belangenbehartiging van ondernemers die het kappersbedrijf uitoefenen daarvan uitgesloten worden, is het derde lid opgenomen. De tekst correspondeert met de bepaling zoals opgenomen in artikel 5.1 van het Besluit beleidsregels Bestuurskamer. Het dagelijks bestuur bepaalt of een organisatie aan de in het tweede lid genoemde criteria voldoet. In totaal wordt er een georganiseerdenaftrek van € 374.000,- begroot. Onder bruto heffing wordt verstaan het saldo na vermindering op grond van aanvang of beëindiging van de bedrijfsuitoefening in de loop van het heffingsjaar en vermindering op grond van artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007. Artikel 5 Dit artikel bevat enkele verminderingsregelingen die specifiek zijn voor deze bestemmingsheffing. 1. Het eerste lid heeft tot doel kleine ondernemingen een tegemoetkoming te bieden. De heffing bedraagt voor deze ondernemingen € 41,60. 2. Het tweede lid komt ondernemingen met 0 of 1 werkzame personen tegemoet die op jaarbasis een omzet van minder dan € 25.000,- hebben. Voor deze ondernemingen bedraagt de heffing € 83,20. 3. Kappers die een beduidend aantal patiënten van een psychogeriatrisch tehuis als klant hebben kunnen op grond van deze bepaling een vermindering van de heffing krijgen. Deze vermindering geldt ook voor het geval de klantenkring bestaat uit mensen die niet door de collectieve reclamecampagne kunnen worden bereikt in verband met psychische oorzaken. Als dus de klanten uitsluitend bestaan uit geestelijk gehandicapten die vanwege hun handicap niet in staat zijn de boodschap van een reclamecampagne op te nemen, wordt de bestemmingsheffing kwijtgescholden. Het is niet de bedoeling dat in alle gevallen waarin het kappersbedrijf in een psychiatrische inrichting wordt uitgeoefend, de heffing wordt kwijtgescholden. Het gaat louter om die inrichtingen waarin de patiënten een zodanig handicap hebben dat zij zijn te vergelijken met demente bejaarden. Dat wil zeggen dat er sprake is van een progressieve teruggang van denkvermogen, gevoelsleven, cognitieve functies, intellect en herinneringscapaciteit en vermindering van het vermogen tot waarnemen, oordelen, taalgebruik en oriëntatie (cumulatief). Kwijtschelding met toepassing van het tweede en derde lid vindt dus plaats als er sprake is van de andere vormen van dementie dan dementia senilis, voor zover de bovengenoemde verschijnselen optreden. Aan de verminderingsregeling liggen twee overwegingen ten grondslag. De uitoefening van het kappersbedrijf in een psychogeriatrisch tehuis heeft meer het karakter van het verlenen van sociale zorg dan van de uitoefening van het kappersbedrijf in de gebruikelijke zin. De inkomsten uit de onderneming zijn ook in het algemeen zeer laag (meestal lagere tarieven dan gebruikelijk, terwijl de behandelingsduur veel langer is). Voorts is de opbrengst van de bestemmingsheffing voor een groot deel bestemd voor collectieve promotie. Demente bejaarden worden in het algemeen niet door zo een
63 63
4.
5.
campagne bereikt. In het vijfde lid is het aantal uren gerelateerd aan het aantal uren dat een kapsalon op basis van de Winkelsluitingswet 1992 vóór 1 juni 1996 geopend mocht zijn. Hoewel de wettelijke toegestane openingstijden zijn verruimd, is in de verordening vastgehouden aan het criterium van 55 uur. Aangezien deze verminderingsmogelijkheid voornamelijk is bedoeld voor de kleine ondernemingen is het niet redelijk het criterium in overeenstemming te brengen met de wettelijk maximaal toegestane openingstijd. In het zesde lid is een verminderingsregeling opgenomen voor ondernemers die op kleine schaal uitsluitend bewoners van bejaardentehuizen behandelen.
Artikel 6 Bij cumulatie van bestemmingsheffingen wordt de bestemmingsheffing voor de hoofdactiviteit gehandhaafd en de bestemmingsheffing(en) voor de nevenactiviteit(en) kwijtgescholden, indien het betreft een kleine onderneming waarin in de regel dezelfde persoon alle handelingen verricht die tot de bedrijfsuitoefening behoren waarvoor de heffingen worden opgelegd. In dit verband wordt onder hoofdactiviteit verstaan het bedrijf waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd, dat van het totaal der in de onderneming uitgeoefende bestemmingsheffingsplichtige bedrijven die zijn genoemd in artikel 3 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten het grootste deel uitmaakt. Artikel 8 Ten aanzien van de bestemmingsheffing zijn de artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen regelen onder meer de wijze waarop de heffing wordt opgelegd en de termijn waarbinnen de heffing moet zijn betaald. De onderlinge rangorde van de verschillende verminderings- en aftrekregelingen is als volgt: 1. artikel 5 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 2. artikel 5 Verordening bestemmingsheffing kappersbedrijf 2007; 3. artikel 6 Verordening bestemmingsheffing kappersbedrijf 2007; 4. artikel 12 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 5. artikel 4 Verordening bestemmingsheffing kappersbedrijf 2007. De bruto heffing is het saldo na toepassing van de eerste 4 verminderings- en aftrekregelingen. Den Haag, voorzitter secretaris Ontwerp- Verordening bestemmingsheffing naaimachinebedrijf 2007 Ontwerp-Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van …………….., houdende regels terzake van de aan de ondernemers die het naaimachinebedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffing voor het jaar 2007 (Verordening bestemmingsheffing naaimachinebedrijf 2007). Het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; Gelet op artikel 95, tweede lid, en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gezien het advies van de Commissie naaimachinebedrijf;
64 64
Besluit: §1
BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. de voorzitter: de voorzitter van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; b. de ondernemer: degene die een onderneming drijft, dan wel degenen die gezamenlijk een onderneming drijven; c. bestemmingsheffing: heffing die is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten. Artikel 2 De verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven, waarin het naaimachinebedrijf wordt uitgeoefend. §2
DE HEFFING
Artikel 3 1. Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening het naaimachinebedrijf uitoefenen, wordt voor het jaar 2007 een heffing opgelegd ten behoeve van behoud van vakmanschap, behoud van marge (het op peil houden van omzet), implementatie van de ontwikkelde code voor de naaimachinebranche, internationale betrekkingen en tot slot de verdere toepassing en onderhoud van ictservicetools). 2. De heffing wordt vastgesteld op grondslag van het aantal vestigingen waarin door de ondernemer het naaimachinebedrijf wordt uitgeoefend. De heffing bedraagt € 118,- voor iedere vestiging waarin het naaimachinebedrijf wordt uitgeoefend. 3. In afwijking van het tweede lid bedraagt de heffing, indien de ondernemer het bedrijf uitsluitend anders dan in een vestiging uitoefent, € 118,- per onderneming. Artikel 4 1. Aan de ondernemer die lid is van de Algemene Vereniging van Naaimachinehandelaren (AVVN) en over het jaar 2006 aan deze organisatie contributie heeft betaald, wordt op de bruto heffing een aftrek toegestaan van 50%, met een maximum van 50% van de betaalde contributie over 2006 (exclusief BTW). De aftrek wordt slechts toegestaan indien uit door de in de eerste volzin genoemde organisatie verstrekte opgave is gebleken dat de contributie is betaald. 2. Op het in het eerste lid bedoelde maximum van 50% van de betaalde contributie wordt in mindering gebracht de aftrek op de heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 of de heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2007. 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die, al dan niet rechtstreeks, lid zijn van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die: a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen, b. voldoet aan de kwalitatieve representativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties, c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is, d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit
65 65
4. 5.
de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit. De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan. Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist.
§3
VERMINDERING VAN HEFFING
Artikel 5 1. Bij cumulatie van onderhavige bestemmingsheffing met een of meer andere aan het Hoofdbedrijfschap Ambachten te betalen bestemmingsheffingen, wordt de heffing tot nihil verminderd, indien de uitoefening van het naaimachinebedrijf kan worden aangemerkt als een nevenactiviteit ten opzichte van die andere bedrijfsuitoefening of bedrijfsuitoefeningen waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd. 2. De vermindering wordt alleen toegepast ten aanzien van de vestiging of onderneming waarin één persoon alle bedrijven uitoefent waarvoor bestemmingsheffingen zijn opgelegd. Artikel 6 Vermindering als bedoeld in artikel 5 wordt slechts verleend op aanvraag. De aanvrager toont aan dat aan de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan. §4
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 7 De artikelen 5 tot en met 14 van de heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 8 De voorzitter neemt de krachtens deze verordening te nemen besluiten, met uitzondering van het besluit voortvloeiende uit artikel 4, vijfde lid. Artikel 9 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van afkondiging in het Verordeningenblad bedrijfsorganisatie. Artikel 10 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing naaimachinebedrijf 2007. Den Haag, voorzitter secretaris
66 66
TOELICHTING Brancheschets Er is een kentering gaande in de belangstelling voor creatieve zelfmaakmode. Na een aantal jaren van daling lijkt de markt zich blijvend te stabiliseren en neemt de interesse en belangstelling voor textielgeoriënteerde hobby’s toe. Deze interesse voor textielgeoriënteerde hobby’s wordt voor een groot deel ingegeven door de economische teruggang. Veel particuliere huishoudingen gaan weer over tot het zelf maken van kleding. Naaimachine-importeurs zijn begonnen met de verkoop van naaimachines. Om de bedrijfsvoering te stimuleren, heeft de brancheorganisatie de afgelopen jaren activiteiten in het project O3d ontplooid om hun achterban aan te zetten tot zinvol computergebruik t.a.v. inkoop, voorraadbeheer, verkoop en managementinformatie. Deze actie was nodig, omdat de branche achterloopt in computergebruik bij de rest van het bedrijfsleven. Commissie naaimachinebedrijf De Commissie naaimachinebedrijf heeft blijkens het besluit van het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van 5 juni 1996 tot taak: 1. voor ieder begrotingsjaar een jaarplan vast te stellen, dat het beleids- en activiteitenprogramma van de commissie voor de sociaal-economische ontwikkeling van de naaimachinebranche en de behartiging van het gemeenschappelijk belang van de ondernemingen in de branche en de daarbij betrokken personen bevat; 2. de uitvoering van het in onderdeel 1. bedoelde jaarplan, voor zover de commissie daartoe bevoegd is; 3. het dagelijks bestuur voor ieder begrotingsjaar schriftelijk te adviseren over de begroting voor de dienst naaimachinebedrijf en de aan de ondernemers die het naaimachinebedrijf uitoefenen op te leggen bestemmingsheffingen; 4. het dagelijks bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over subsidie ten laste van het budget van de commissie; 5. het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging schriftelijk te adviseren over de uitoefening van de taak van het hoofdbedrijfschap voor zover het betreft de naaimachinebranche. De leden van de Commissie naaimachinebedrijf worden door het Dagelijks Bestuur benoemd op voordracht van de Algemene Vereniging van Naaimachinehandelaren (AVVN). De werkzaamheden van de commissie worden betaald uit de opbrengst van de bestemmingsheffing. De strategische visie vastgelegd in het door het bestuur van het HBA vastgestelde programma “Vakkundig naar 2010” geldt voor de commissie als leidraad. Hoofdlijnen van het programma zijn behoud en modernisering van vakmanschap, het versterken van ondernemerschap en modernisering van bedrijfsvoering en verbetering communicatie met potentiële klanten en ook met jongeren. Werkzaamheden van de commissie naaimachinebedrijf in 2007 In het begrotingsjaar 2007 worden de heffingsmiddelen als volgt ingezet: Ɣ Verbeteren van de communicatie naar en tussen ondernemers in de naaimachinebranche Ɣ Behoud vakmanschap voor de branche Ɣ Behoud van marge Ɣ Implementatie van de code in de branche; Ɣ Internationale betrekkingen (Zwitserland, Oostenrijk); Ɣ Gebruik Servicetools. De Commissie naaimachinebedrijf is - als aanjager en initiator - nauw betrokken bij de professionalisering en de imagoverbetering van de branche
67 67
Het is de commissie er veel aan gelegen de ingezette activiteiten, die de gehele branche ten goede komen, voort te zetten en nieuwe activiteiten toe te voegen. Doel van de bovenstaande en noodzakelijke activiteiten is versterking en professionalisering van de branche. De bekostiging van bovenstaande activiteiten kan niet via de CAO geregeld worden, omdat de branche daarvoor te klein is. De leden van de brancheorganisatie zijn op eigen kracht niet in staat deze taak voor hun rekening te nemen, er is dus voldoende grond om deze activiteiten publiekrechtelijk op te pakken. Uit een in 2006 gehouden enquête onder alle naaimachinebedrijven, blijkt dat de branche het (zeer) belangrijk vindt dat er activiteiten worden ondernomen op onderstaande thema’s. Verbeteren van de communicatie naar en tussen ondernemers in de naaimachinebranche De naaimachinebranche is een relatief kleine branche met een lage organisatiegraad. Ongeveer een derde van de ondernemers in deze branche is verenigd in de AVVN. Om branchebreed en objectief te kunnen informeren over actuele thema’s is er actieve communicatie nodig. Momenteel bestaat er geen specifiek branchegericht communicatiekanaal zoals een vakblad en/of website. Behoud vakmanschap voor de branche Ook in de naaimachinebranche zal rekening gehouden moeten worden met de landelijke trend tot vergrijzing. Tijdig zullen jongeren opgeleid moeten worden voor het vak. Hiervoor is de beschikking over een beroepscompetentieprofiel voor de branche essentieel. Daarnaast zal getracht moeten worden ouderen zo lang mogelijk vitaal te laten blijven. Communicatie naar de achterban speelt hierin een essentiële rol. Behoud van marge Er worden steeds minder naaimachines verkocht. Om toch enige omzet te behouden, verkopen een aantal ondernemers zelfs zonder enige marge. Dit komt niet ten goede aan het voortbestaan van de branche. De branche wil hierover communiceren met achterban. Implementatie code voor de naaimachinebranche Na enige vertraging is in 2006 de code voor de naaimachinebranche gereed gekomen. De code is een laagdrempelig instrument waarin normen, gebaseerd op relevante wet- en regelgeving en branchespecifieke richtlijnen op het terrein van arbo en milieu, op gebruikersvriendelijke manier zijn gerangschikt op volgorde van het bedrijfsproces. Deze code moet in 2007 in de branche geïmplementeerd worden zowel naar ondernemers als werknemers en is van belang voor het verminderen van risico’s en beheersing van de bedrijfsvoering en beroepsuitoefening. Internationale betrekkingen Ten behoeve van de branche worden contacten onderhouden met zusterorganisaties in het buitenland. Doel is het volgen van marktontwikkelingen in omringende landen en om daarop bijtijds in te kunnen spelen de ontwikkeling van (branchevreemde) verkoopkanalen als bijvoorbeeld internetverkoop. Gebruik servicetools Binnen het O3d-project is reeds een aantal servicetools ontwikkeld. Deze servicetools kunnen branchespecifiek worden gemaakt tegen lage kosten. De ontwikkeling en onderhoud van nieuwe servicetools kunnen eveneens tegen lage kosten worden afgenomen. Inmiddels is er een vereniging opgericht van branches die deel hebben genomen aan de O3D internetwerkgroep. Deze vereniging zet de ontwikkeling van de servicetools voort. De branche is aangesloten bij deze vereniging. PBO-toets De geplande projecten voldoen aan de voorwaarden die het HBA als publiekrechtelijk bedrijfslichaam aan zijn activiteiten stelt; deze toets omvat de volgende elementen: Ɣ pbo-gehalte: zij passen binnen de wettelijke taak en bevoegdheden van het HBA;
68 68
Ɣ Ɣ Ɣ Ɣ Ɣ
complementariteit: bedoelde activiteiten worden niet of onvoldoende door de markt of door private organisaties opgepakt; non-exclusiviteit: de resultaten staan in beginsel aan alle bedrijfsgenoten, georganiseerden en niet-georganiseerden ter beschikking; primaat van stimuleren boven reguleren: de activiteiten zijn gericht op het stimuleren van branchegenoten, zonder daarbij dwingende regels op te leggen; draagvlak: de activiteiten zijn afgestemd met de branche; evaluatie: bij elk van de activiteiten is voorzien in een evaluatie.
Raming van de opbrengst De netto opbrengst van de heffing wordt voor 2007 geraamd op € 26.400. Voor 2006 werd de opbrengst geraamd op € 28.000. Blijkens de jaarrekening 2005 bedroegen de heffingsbaten in dat jaar € 26.772. Per 9 januari 2006 waren 224 ondernemingen en 247 vestigingen waarin het naaimachinebedrijf wordt uitgeoefend ingeschreven bij het HBA; Per 20 januari 2005: 242 resp. 266; Per 12 mei 2004: 250 resp. 274; Per 1 januari 2003: 265 resp. 294. Representativiteit De representativiteit van het segment naaimachinebedrijf bedraagt, blijkens het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten van 6 november 2003, 65% op grond van het aantal werknemers. Heffing De bestemmingsheffing is, conform het advies van de Commissie naaimachinebedrijf, ten opzichte van 2006 gehandhaafd op € 118,- per vestiging. De heffing wordt per vestiging opgelegd. Het doel van deze differentiatie is om, gelet op de samenstelling van de branche, de lasten zo evenredig mogelijk te verdelen. Van het totaal aantal ondernemingen heeft 91% tussen de 0 en 5 werkzame personen. Hierbij moet nog worden betrokken dat het naaimachinebedrijf vaak gecombineerd wordt met de detailhandel. Het personeel betrokken bij de detailhandel kan niet worden meegenomen in een heffing werkzame personen voor het naaimachinebedrijf. Gelet op de geringe spreiding ligt een heffing, die tevens gerelateerd is aan het aantal werkzame personen niet in de rede. Administratieve lastendruk De heffingsstructuur is zodanig dat zij voor de ondernemer nauwelijks administratieve lastendruk met zich brengt. De gegevens worden volledig ontleend aan het Handelsregister. Bovendien wordt de bestemmingsheffing gecombineerd opgelegd met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten en indien aan de orde met de algemene heffing Hoofdbedrijfschap Detailhandel. Mededinging De verordening is getoetst aan het mededingingsrecht. In de verordeningen komen geen bepalingen voor die de mededinging beperken. Ook de met de opbrengst van de onderhavige bestemmingsheffing gefinancierde activiteiten beperken de mededinging niet. Zij behelzen geen kartelafspraken. Ook wordt geen misbruik gemaakt van een economische machtspositie. Europese regelgeving Onderhavige verordening en de met de opbrengst van de bestemmingsheffing gefinancierde projecten kunnen niet als een steunmaatregel, zoals bedoeld in artikel 87 van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden gekwalificeerd. Het initiatief voor de organisatie en de voortzetting van de betrokken projecten gaat uit van de bij de Commissie naaimachinebedrijf betrokken organisatie. Het HBA kan niet vrijelijk over de
69 69
middelen beschikken. De kosten die het HBA voor de projecten maakt worden volledig betaald uit de opbrengsten van onderhavige heffing en komen ten laste van de ondernemingen in de branche die ook van de projecten profiteren. De voor de financiering van de projecten gebruikte heffingsopbrengsten zijn niet aan te merken als ‘staatsmiddelen’ zoals bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag (zie in dit verband ook het arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02 van het Hof van Justitie van de Europese gemeenschap). De heffingsverordening is niet in strijd met overige Europees rechtelijke regelingen. Artikelsgewijs Artikel 3 De bestemmingsheffing wordt opgelegd naast de op grond van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 opgelegde heffing. In het derde lid is tot uitdrukking gebracht dat ook ondernemers die hun bedrijf niet in een vestiging uitoefenen – zoals ambulante ondernemers – heffingplichtig zijn. Voor deze ondernemers is de heffing gelijk aan de heffing voor ondernemers die één vestiging exploiteren. Artikel 4 Dit artikel biedt de mogelijkheid om de ondernemers die lid zijn van een ondernemersorganisatie een aftrek toe te staan, zoals bedoeld in artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wbo). De organisaties waarvan de leden in ieder geval in aanmerking komen voor de georganiseerdenaftrek zijn genoemd in het eerste lid. Om te voorkomen dat leden van andere organisaties die een wezenlijke rol spelen in de sociaaleconomische belangenbehartiging van ondernemers in het naaimachinebedrijf daarvan uitgesloten worden, is het derde lid opgenomen. De tekst correspondeert met de bepaling zoals opgenomen in artikel 5.1 van het Besluit beleidsregels Bestuurskamer. Het dagelijks bestuur bepaalt of een organisatie aan de in het tweede lid genoemde criteria voldoet. In totaal wordt er een georganiseerdenaftrek van € 1.600,- begroot. Onder bruto heffing wordt verstaan het saldo na vermindering op grond van aanvang of beëindiging van de bedrijfsuitoefening in de loop van het heffingsjaar en vermindering op grond van artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007. Artikel 5 Bij cumulatie van bestemmingsheffingen wordt de bestemmingsheffing voor de hoofdactiviteit gehandhaafd en de bestemmingsheffing(en) voor de nevenactiviteit(en) kwijtgescholden, indien het betreft een kleine onderneming waarin in de regel dezelfde persoon alle handelingen verricht die tot de bedrijfsuitoefening behoren waarvoor de heffingen worden opgelegd. In dit verband wordt onder hoofdactiviteit verstaan het bedrijf waarvoor een bestemmingsheffing is opgelegd, dat van het totaal der in de onderneming uitgeoefende bestemmingsheffingsplichtige bedrijven die zijn genoemd in artikel 3 van het Instellingsbesluit Hoofdbedrijfschap Ambachten het grootste deel uitmaakt. Artikel 7 Ten aanzien van de bestemmingsheffing zijn de artikelen 5 tot en met 14 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen regelen onder meer de wijze waarop de heffing wordt opgelegd en de termijn waarbinnen de heffing moet zijn betaald. Artikel 12 van de Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007 bevat een hardheidsclausule. Een lage omzet is op zichzelf in principe geen grond voor vermindering.
70 70
Indien de ondernemer kiest voor een kleinschalige bedrijfsuitoefening heeft dit als consequentie dat de kosten in relatie tot de opbrengst relatief hoog zijn. Een recente start van de onderneming kan aanleiding zijn om de heffing te verminderen als de omzet achter blijft bij de bij de start van de onderneming door de ondernemer geraamde omzetprognose. De reden voor toepassing van de hardheidsclausule is dat de start va neen bedrijf in de regel gepaard gaat met hoge investerings- en andere aanloopkosten – die zijn begroot op grond van de geraamde omzetprognose – terwijl de klantenkring nog moet worden opgebouwd. De achterblijvende omzet oefent dan een te grote druk uit op het resultaat. Niet voor vermindering komen in aanmerking die ondernemers die, hoewel hoge aanloopkosten zijn gemaakt, een kleinschalige bedrijfsuitoefening met lage omzet beogen. De ondernemer moet zelf om toepassing van de hardheidsclausule verzoeken. De onderlinge rangorde van de verschillende verminderings- en aftrekregelingen is als volgt: 1. artikel 5 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 2. artikel 5 Verordening bestemmingsheffing naaimachinebedrijf 2007; 3. artikel 12 Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007; 4. artikel 4 Verordening bestemmingsheffing naaimachinebedrijf 2007. De bruto heffing is het saldo na toepassing van de eerste 3 verminderings- en aftrekregelingen. Den Haag, voorzitter secretaris
71 71
Wettelijk voorgeschreven uitgave van de SociaalEconomische Raad met mededelingen, verordeningen en besluiten van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (pbo). Verschijnt wekelijks. ISSN 0920-4865 SociaalEconomische Raad
Redactie: Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag Telefoon: 070 - 3 499 499 Telefax: 070 - 3 832 535 E-mail:
[email protected] De SER heeft een eigen website op het Internet. Deze is te vinden op www. ser.nl Opgave abonnementen, opzeggingen en adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk bij de abonnementenadministratie van de SER. Abonnementsprijs € 136,13 per jaar, losse nummers € 3,40.