Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer Versie 2017-1 CONCEPT
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Overzicht beheerpakketten Rivierenland Pakketcode A01 A02 A03 A04
Pakketnaam Grasland met rustperiode Kuikenvelden Plas-dras Legselbeheer
a b c d l m a b c d e a b c d e f g h i j k l a1
b1
A05 A06 A07 A08
Kruidenrijk grasland Extensief beweid grasland Ruige mest Hoog waterpeil
b a b c d e f g h i j k a b c a a b
versie 2017-1
Pakketvariant rust van 1 april tot 1 juni rust van 1 april tot 8 juni rust van 1 april tot 15 juni rust van 1 april tot 22 juni rust van 1 mei tot 15 juni, voorweiden rust van 8 mei tot 22 juni, voorweiden rust 1 april – 1 augustus, 2 weken rust 1 april – 1 augustus, 3 weken rust 1 april – 1 augustus, 4 weken rust 1 april – 1 augustus, 5 weken rust 1 april – 1 augustus, 6 weken 15 februari – 15 april 15 februari – 15 mei 15 februari – 15 juni 15 februari – 1 augustus 15 februari – 15 april, greppels 15 februari – 15 mei, greppels 15 februari – 15 juni, greppels 15 februari – 1 augustus, greppels 1 mei – 15 augustus, 3 weken, greppels 1 mei – 15 augustus, 1 maand, greppels 1 mei – 15 augustus, 6 weken, greppels 1 mei – 15 augustus, 2 maand, greppels Legselbeheer: nesten beschermen op grasland Legselbeheer: nesten beschermen op bouwland Rustperiode op bouwland 1 april – 15 juni 1 april – 22 juni 1 april – 1 juli 1 april – 8 juli 1 april – 15 juli 1 april – 22 juli 1 april – 1 augustus Rand, klasse A Rand, klasse B 1 april – 15 september 1 april – 15 oktober 1 – 1,5 GVE / ha, 1 april – 15 juni Max 0,5 GVE / ha, 1 april – 15 oktober 1 – 3 GVE / ha, 1 april – 15 juni ruige mest verhoging 20 cm, 1 feb – 15 juni verhoging 30 cm, 1 feb – 15 juni
CONCEPT
2
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L09
Poel en klein historisch water
c d e f f
h
i
L10 L11 L12 A13 A13
Natuurvriendelijke oever Rietzoom en klein rietperceel Duurzaam slootbeheer Botanisch grasland Maatwerkpakket Kwartelkoning Wintervoedselakker Kruidenrijke akker Kruidenrijke akkerrand Houtwal en houtsingel Elzensingel
a b a b a b c a b c d b
c5
b3
c6
b4
A15 A18 A19 L20 L20
versie 2017-1
e f g a a a b c d e f c1 c3 e6 b2
verhoging 40 cm, 1 feb – 15 juni verhoging 20 cm, 15 mrt – 15 juni verhoging 30 cm, 15 mrt – 15 juni Verhoging 40 cm, 15 mrt – 15 juni Jaarlijks beheer + eens in de 10 jaar opschonen binnen beheerperiode < 175 m2 Jaarlijks beheer + eens in de 5 jaar opschonen binnen beheerperiode > 175 m2 Jaarlijks beheer + eens in de 10 jaar opschonen binnen beheerperiode > 175 m2 natuurvriendelijke oever natuurvriendelijke oever met schapen smalle rietzoom brede rietzoom en rietperceel baggeren met de baggerpomp ecologisch slootschonen ecologisch slootschonen krabbescheer botanisch weiland botanisch hooiland botanische weiderand botanisch hooilandrand botanisch hooiland botanisch hooiland 15 juni – 20 juli botanisch hooiland 15 juni – 3 aug botanisch hooiland 15 juni – 17 aug wintervoedselakker 15 mei – 15 maart 3 van de 6 jaar graan 3 m breed 6 m breed 9 m breed 12 m breed 15 m breed 18 m breed jaarlijks beheer + eindkap cyclus 10 jaar jaarlijks beheer + eindkap cyclus 25 jaar eindkap cyclus 10-12 jaar Elzensingel 30 - 50% bedekking jaarlijks beheer + periodiek beheer 7e of 14 e jaar bij cyclus 21 jaar Elzensingel 30 - 50% bedekking jaarlijks beheer + eindkap 21 jaar Elzensingel > 50 - 75% bedekking jaarlijks beheer + periodiek beheer 7e of 14 e jaar bij cyclus 21 jaar Elzensingel > 50 - 75% bedekking jaarlijks beheer + eindkap 21 jaar Elzensingel >75% bedekking jaarlijks beheer + periodiek beheer 7e of 14 e jaar bij cyclus 21 jaar
CONCEPT
3
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
c7
L21
Knotbomenrijen
a1
a3
a5
L22 L23
Knip- en scheerheg Struweelhaag
a1 b1 a2
b1
L24
Struweelrand
a1
a2
a3
a4
L26
Half- en hoogstamboomgaard
a1
L27
Hakhoutbosje
a2
b2
L28
Griendje
a1
a2
L29
Bosje
a2
versie 2017-1
Elzensingel >75% bedekking jaarlijks beheer + eindkap 21 jaar knotbomenrij diameter < 20 cm (1 keer knotten in beheerperiode) (cyclus 5 jaar) knotbomenrij diameter 20-60 cm (1 keer knotten in beheerperiode) (cyclus 5 jaar) knotbomenrij diameter > 60 cm (1 keer knotten in beheerperiode) (cyclus 5 jaar) jaarlijks knippen / scheren eenmaal per 2 / 3 jaar knippen / scheren struweelhaag cyclus 5-7 jaar jaarlijks beheer + periodiek snoeien 5-7 jaar struweelhaag cyclus >12 jaar jaarlijks beheer + periodiek snoeien > 12 jaar struweelrand jaarlijks beheer + 2 x periodiek beheer eens per 3 jaar struweelrand jaarlijks beheer + 1 x periodiek beheer 10e jaar struweelrand jaarlijks beheer + 1 x periodiek beheer eens per 3 jaar + 1 x periodiek beheer 10e jaar struweelrand jaarlijks beheer + 1 x periodiek beheer eens per 3 jaar Halfstam- en Hoogstamboomgaard snoeien eens per 2 jaar hakhoutbosje met langzaamgroeiende soorten jaarlijks beheer + eindkap (cyclus 15 jaar) hakhoutbosje met snelgroeiende soorten jaarlijks beheer + eindkap (cyclus 10 jaar) Griendje jaarlijks beheer + 1 keer eindkap in beheerperiode (cyclus 4 jaar) griendje jaarlijks beheer + 2 keer eindkap in beheerperiode (cyclus 4 jaar) Bossingel en Bosje jaarlijks beheer + periodiek beheer (15 jaar)
CONCEPT
4
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Beschrijving per beheerpakket A01 Grasland met rustperiode Beschrijving Het in acht nemen van een rustperiode op grasland is vooral voor weidevogels van belang. Ze biedt rust aan broedende vogels door de kans op verstoring van de legsels te minimaliseren. Ook kan het functioneren als opgroeigebied voor jonge weidevogels. In kleinschalige gebieden kunnen graslanden met een rustperiode, eventueel in de vorm van randen, dienen als schuil- en foerageergebied voor diverse fauna zoals kleine zoogdieren, vogels, vlinders en amfibieën. In de rustperiode zijn landbouwkundige werkzaamheden niet toegestaan. Aan het eind van deze periode staat er een vrij hoge vegetatie op het perceel. Beheereisen • Er wordt een rustperiode in acht genomen van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten). • In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats. • Pakket l en m: Het grasland wordt vanaf 1 maart en voor de rustperiode niet gemaaid. • Beweiding is in de rustperiode niet toegestaan. • Er dient bij voorkeur van binnen naar buiten gemaaid te worden. • Het is niet toegestaan een half uur voor zonsopkomst en een half uur na zonsondergang te maaien. • Last minute beheer is mogelijk in de vorm van opwaardering van het pakket. Indien blijkt dat nog weidevogelkuikens aanwezig zijn in de beheereenheid op de einddatum van de rustperiode, kan de maaidatum uitgesteld worden door een pakket met een langere rustperiode af te sluiten. Pakketten De rustperiode betreft de periode: a) 1 april tot 1 juni b) 1 april tot 8 juni c) 1 april tot 15 juni d) 1 april tot 22 juni l) 1 mei tot 15 juni; het gras wordt vanaf 1 maart en voor de rustperiode niet gemaaid m) 8 mei tot 22 juni; het gras wordt vanaf 1 maart en voor de rustperiode niet gemaaid
versie 2017-1
CONCEPT
5
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A02 Kuikenvelden Beschrijving Het pakket kuikenvelden heeft een vergelijkbaar doel als het pakket 1. De rustperiode wordt echter niet van tevoren vastgelegd van datum x tot datum y, maar wordt ad hoc bepaald om rust te creëren op plaatsen waar dit nodig is. Beheereisen • Er wordt een rustperiode in acht genomen van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten). • In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats . • Beweiding is in de rustperiode niet toegestaan. • Indien de kuikenvelden in de vorm van randen worden aangelegd, dienen deze randen ten minste 6 meter breed te zijn. • Kuikenvelden mogen op zijn vroegst op 1 juni worden gemaaid. Pakketten De rustperiode ligt in de periode 1 mei tot 1 augustus, en heeft een duur van tenminste: a) 2 weken b) 3 weken c) 4 weken d) 5 weken e) 6 weken
versie 2017-1
CONCEPT
6
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A03
Plas-dras
Beschrijving Plas-dras biedt een aantrekkelijke biotoop voor weidevogels om te rusten en te foerageren. Op plasdraspercelen kunnen voor het eigenlijke broedseizoen soms honderden weidevogels worden aangetroffen. De aantrekkingskracht is daarmee erg groot en gehoopt wordt dat een deel van deze weidevogels zal besluiten in het gebied te blijven om te broeden. Daarnaast bieden plas-draspercelen ook foerageer- en rustmogelijkheden buiten het directe broedseizoen, bijvoorbeeld voor al uitgevlogen jonge vogels en doortrekkers. Het plas-draspakket a t/m d bestaat uit een grotendeels onder water staand graslandperceel. De periode waarin het perceel onder water staat kan variëren van 2 maanden tot bijna een half jaar. In deze periode staat op het perceel steeds minimaal op 60% van de oppervlakte een waterlaag van minimaal 5 cm, zodat het overige deel van het perceel drassig zal worden. Aan het eind van de plasdrasperiode zal het perceel weer droogvallen, waarna het perceel zich kan herstellen, of weer ingezaaid moet worden. Het onderdeel Greppel plas-dras (pakket e t/m h) is een kleinschalige variant van plas-dras en is gericht op het ontwikkelen van specifieke plas-dras condities langs greppels en slootjes. De kracht van greppel plas-dras is het feit dat de beheereenheid in zijn geheel of voor een groot gedeelte wordt geïnundeerd, dit geeft tevens een variatie in de perceelsvegetatie. Bij een greppel plas-dras zullen met name in de kuikenfase veel weidevogelgezinnen gebruik maken van deze waterrand, die vanwege zijn insectenrijkdom een gunstige foerageerlocatie vormt. Greppel plas-dras is ook mogelijk als last minute variant (pakket i t/m l) Beheereisen • De beheereenheid is jaarlijks geïnundeerd (100% drassig). De inundatieperiode loopt van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten). • Pakket a t/m d: Op minimaal 60% van het oppervlak van het perceel is de laag water tussen de 5 en 20 cm diep. • Pakket e t/m l: Op minimaal 60% van het oppervlak van het perceel is de laag water ten minste 5 cm diep. • Pakket i t/m l: Bij het afsluiten van het pakket wordt de begindatum van de inundatie in de overeenkomst tussen deelnemer en collectief duidelijk vermeld. • Pakket i t/m l: In de periode tussen 1 mei en 1 augustus wordt een rustperiode gerealiseerd van ten minste a weken (zie beschreven onder pakketten). Pakketten De inundatieperiode betreft de volgende periode: a) Van 15 februari tot 15 april b) Van 15 februari tot 15 mei c) Van 15 februari tot 15 juni d) Van 15 februari tot 1 augustus e) Van 15 februari tot 15 april f) Van 15 februari tot 15 mei g) Van 15 februari tot 15 juni h) Van 15 februari tot 1 augustus i) In de periode van 1 mei tot 1 augustus, tenminste 3 weken j) In de periode van 1 mei tot 1 augustus, tenminste 4 weken k) In de periode van 1 mei tot 1 augustus, tenminste 6 weken l) In de periode van 1 mei tot 1 augustus, tenminste 8 weken
versie 2017-1
CONCEPT
7
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A04
Legselbeheer
Beschrijving Om weidevogels te beschermen is het lang niet altijd nodig om alle percelen waarop zich broedende weidevogels bevinden, te beleggen met een rustperiode. Bijvoorbeeld omdat de dichtheid aan weidevogels vrij laag is. In dit soort situaties kan het pakket landbouwgrond met legselbeheer een invulling geven aan weidevogelbeheer, door het legsel en de onmiddellijke omgeving hiervan te beschermen tegen landbouwkundige werkzaamheden. Landbouwgrond met legselbeheer kan zowel bestaan uit grasland als uit bouwland. Door het plaatsen van nestbeschermers of het op andere wijze ontzien van de legsels bij werkzaamheden, wordt de kans op het uitkomen van het legsel sterk vergroot. Percelen met legselbeheer hebben over het algemeen weinig nut als foerageergebied voor jonge weidevogels, tenzij gekozen wordt voor een combinatie met een kruidenrijke weidevogelgraslandrand. Het perceel wordt grotendeels normaal agrarisch gebruikt. Nesten worden gemarkeerd met stokken of nestbeschermers om ze te ontzien bij landbouwkundige werkzaamheden, zoals maaien, weiden of inzaaien. Beheereisen • Pakket a1 en b1: De beheereenheid wordt tijdens het broedseizoen een of enkele malen afgezocht op aanwezige legsels. Gevonden nesten worden gemarkeerd, geregistreerd (bijvoorbeeld stalkaart of geo informatie), en gemeld bij het Collectief. • Pakket a1 en b1: Gevonden nesten worden beschermd en gevrijwaard van alle landbouwkundige bewerkingen. Indien een perceel grasland wordt gemaaid of anderszins bewerkt, wordt een enclave van tenminste 50 m2 met minimaal een straal van 3,5 m aangehouden om de aanwezige gevonden nesten. Bij beweiding is een nestbeschermer geplaatst. Voor specifieke soorten kan nestgelegenheid worden geplaatst. • Pakket a1 en b1: Indien een perceel bouwland met nesten wordt bewerkt, dan wordt het nest gespaard door het tijdelijk te verplaatsen, of door middel van een nestbeschermer, of door om het nest heen te werken. • Pakket b: Er wordt een rustperiode in acht genomen van ten minste 15 april tot en met 15 mei. Als eerder dan 15 april legsels worden aangetroffen dan geldt de rustperiode vanaf het moment dat er legsels zijn geconstateerd en gemeld bij het Collectief. In deze periode worden geen werkzaamheden uitgevoerd zoals zaaien, frezen, schoffelen en eggen. • Pakket b: In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats. • Op percelen met nesten of kuikens wordt uitsluitend bij daglicht gemaaid. Daarnaast worden voldoende voorzorgsmaatregelen in acht genomen om aanwezige nesten of kuikens te sparen. • Uitsluitend nesten van weidevogels zoals grutto, tureluur en kievit, die bij het maaien worden gespaard, komen in aanmerking voor een vergoeding. Pakketten a1) Nesten beschermen op grasland b1) Nesten beschermen op bouwland b) Rustperiode op bouwland 15 april – 15 mei. Bij het afsluiten van de beheercontracten wordt als aantal 1 stuks afgesloten, met vergoeding nihil, waarbij op basis van het resultaat het aantal nesten wordt vergoed tegen € 55,- per nest.
versie 2017-1
CONCEPT
8
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A05 Kruidenrijk grasland Beschrijving Kruidenrijke graslanden zijn van grote waarde voor opgroeiende weidevogelkuikens, die hier voedsel (insecten) en schuilgelegenheid kunnen vinden. De bloeiende kruiden trekken insecten aan waarop zij kunnen foerageren. Kruidenrijke percelen hebben een aantrekkende werking op weidevogelkuikens en kunnen dan ook een belangrijk toevluchtsoord vormen als omliggend grasland wordt gemaaid. Beheereisen • Pakketten a t/m g, j en k: er wordt een rustperiode in acht genomen van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten). • In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats. • Bij pakketten a t/m g, j en k: Beweiding is in de rustperiode niet toegestaan. • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze bestrijding van haarden van akkerdistel, ridderzuring, jacobskruiskruid en brandnetel. Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Het gewas wordt jaarlijks minimaal 1 keer gemaaid en afgevoerd. • Pakketten a t/m c: Het gewas wordt jaarlijks voor 1 augustus afgevoerd door middel van maaien en afvoeren. Tweede / derde keer maaien en afvoeren is toegestaan. • Er dient van binnen naar buiten gemaaid te worden. • Het is niet toegestaan een half uur voor zonsopkomst en een half uur na zonsondergang te maaien. • Het grasland mag niet worden gescheurd, gefreesd of heringezaaid. • Minimaal a (zie beschreven onder pakketten) verschillende indicatorsoorten uit Bijlage 1 zijn in transect aanwezig in de periode x tot y (groeiseizoen). • Pakket a t/m g, j,k: Uitsluitend bemesting met vaste mest toegestaan buiten de rustperiode. • De beheereenheid is in het geval van randenbeheer minimaal 2 en maximaal 6 meter breed en minimaal 100 meter lang. • Pakket h en i: Bemesting is in het geheel niet toegestaan. • Pakket h en i: Beweiding van de beheereenheid is toegestaan wanneer de beheereenheid is gelegen langs de randen van een perceel. Pakketten a) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 15 juni, 4 verschillende indicatorsoorten b) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 22 juni, 4 verschillende indicatorsoorten c) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 1 juli, 4 verschillende indicatorsoorten d) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 8 juli, 4 verschillende indicatorsoorten e) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 15 juli, 4 verschillende indicatorsoorten f) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 22 juli, 4 verschillende indicatorsoorten g) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 1 augustus, 4 verschillende indicatorsoorten h) Kruidenrijke graslandrand klasse A, 4 verschillende indicatorsoorten i) Kruidenrijke graslandrand klasse B, 8 verschillende indicatorsoorten j) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 15 september, 4 verschillende indicatorsoorten k) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 15 oktober, 4 verschillende indicatorsoorten
versie 2017-1
CONCEPT
9
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A06
Extensief beweid grasland
Beschrijving Extensief beweid grasland is bedoeld voor weidevogels die voorkomen op wat korter grasland en een bepaalde beweidingdruk kunnen hebben. Het dient zowel als broedgebied als voor foerageergebied voor oudere vogels en kuikens. Beweidingsdruk en rustperiode kunnen daarop worden afgestemd.. Extensief beweid grasland is structuurrijk grasland, omdat er vanwege de lage veedichtheid verschillen in het beweidingpatroon ontstaan. Landbouwkundige werkzaamheden en chemische onkruidbestrijding zijn niet toegestaan in de rustperiode. Wel mag er beweid worden met een lage beweidingdichtheid. Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan omdat kruiden insecten aantrekken, die als voedsel dienen voor de weidevogels en hun kuikens en daarmee van belang zijn voor het broedsucces van de weidevogels. Beheereisen • Beweiding is verplicht vanaf datum x tot datum y met minimale a en maximale veebezetting b (GVE/ha) ( zie beschreven onder pakketten). • Pakket a en c: Rustperiode is van 1 april tot 15 juni. • Pakket b: Rustperiode is van 1 april tot 15 oktober. • Tijdens de rustperiode wordt de beheereenheid niet gemaaid, gerold, gesleept, gescheurd, gefreesd, (her)ingezaaid, doorgezaaid of bemest. In deze periode is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan. Pakketten a) Beweiding verplicht van 1 mei tot 15 juni, minimaal 1 en maximaal 1,5 GVE/ha b) Beweiding verplicht van 1 mei tot 15 oktober, maximaal 0,5 GVE/ha c) Beweiding verplicht van 1 mei tot 15 juni, minimaal 1 GVE/ha en maximaal 3 GVE/ ha Toelichting GVE (Grootvee-eenheid): • 1 melkkoe (v.a. 450 kg) = 1 GVE • 1 kalf (tot 1 jaar) = 0,25 GVE • 1 pink (1-2 jaar) = 0,5 GVE • 1 schaap (incl. lammeren) = 0,15 GVE • 1 pony = 0,65 GVE
versie 2017-1
CONCEPT
10
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A07
Ruige mest
Beschrijving Het uitrijden van ruige mest is gunstig in een totaalaanpak voor weidevogelbeheer. Het bevordert een ‘rustige’ grasgroei, waardoor het gewas minder vol wordt en geschikter voor kuikens. Ook zorgt ruige mest voor meer structuur in het gewas en biedt het meer ruimte voor kruiden. De organische mest zorgt bovendien voor een rijk bodemleven waarop oudervogels kunnen foerageren. Ten slotte wordt het stro in de ruige mest door sommige vogels, kieviten met name, ook gebruikt als nestmateriaal. Beheereisen • Bemesting met ruige stalmest is verplicht; melding achteraf binnen 7 dagen bij het Collectief. • De melding is voorzien van: o het nummer van de beheereenheid waarop ruige mest is uitgereden o de oppervlakte waarop ruige mest is uitgereden o de datum waarop de ruige mest is uitgereden • Op de beheereenheid wordt in een kalenderjaar ten minste 10 en maximaal 20 ton ruige stalmest per hectare uitgereden. • De ruige stalmest wordt in één keer tussen 1 februari en de begindatum van de rustperiode van het betreffende agrarische beheerpakket, óf vanaf de dag volgend op de einddatum van de rustperiode van het betreffende agrarische beheerpakket tot 1 september opgebracht, waarbij per beheerjaar slecht één melding gedaan hoeft te worden. Pakketten a) Ruige mest
versie 2017-1
CONCEPT
11
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A08
Hoog waterpeil
Beschrijving Voor de instandhouding van vitale weidevogelpopulaties is het noodzakelijk dat naast het optimaliseren van het beheer ook de inrichting wordt geoptimaliseerd ten aanzien van waterpeil. Hierdoor is het bodemleven beter beschikbaar, wordt de grasgroei vertraagd en ontstaat er meer variatie in structuur van de grasmat. Beheereisen • Door een tijdelijke, plaatselijke voorziening is het oppervlaktewaterpeil van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten) minimaal a centimeter (zie beschreven onder pakketten) hoger dan eerste volgende watergang aangrenzende aan beheereenheid. • Het oppervlaktewaterpeil naast de beheereenheid bereikt ná de verhoging een peil t.o.v. het (gemiddelde) maaiveld van 25 centimeter of minder op veengrond en 40 centimeter of minder op kleigrond. • Het pakket kan niet worden afgesloten in gebieden die volgens het peilbesluit van het waterschap een drooglegging hebben van 70 cm of meer (zomerpeil). Te allen tijde, echter, moet op de beheereenheid de hiervoor genoemde drooglegging (respectievelijk 25 en 40 cm) gerealiseerd zijn. • Er is een schriftelijke toestemming nodig van het waterschap. • Het verschil tussen het opgezette peil en het omringende peil is bij de peilscheidingen of stuwtjes te meten. • Voor de bepaling van de door de peilverhoging beïnvloede oppervlakte (= de oppervlakte waarop de beheervergoeding betrekking heeft, de oppervlakte die dus ingetekend moet worden in SCAN-GIS) wordt de volgende methode geadviseerd: vanuit de watergang waarin het peil is opgezet wordt aan weerszijden op de oever vanaf de waterlijn 25 meter het land in een effect verwacht. De lengte van de watergang x 25 meter op de ene oever, plus lengte watergang x 25 meter op de andere oever = de beïnvloede oppervlakte. Uiteraard moet hierbij wel gecorrigeerd worden voor overlap in hoeken van percelen. Pakketten a) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 20 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 1 februari tot 15 juni. b) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 30 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 1 februari tot 15 juni. c) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 40 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 1 februari tot 15 juni. d) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 20 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 15 maart tot 15 juni. e) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 30 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 15 maart tot 15 juni. f) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 40 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 15 maart tot 15 juni.
versie 2017-1
CONCEPT
12
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L09 Poel en klein historisch water Beschrijving Poelen en het aangrenzende landbiotoop zijn van groot belang als leefgebied voor amfibieën zoals kamsalamander en rugstreeppad. Openheid rondom (een deel van) de poel is van belang om een goede voortplantingsbiotoop voor amfibieën te behouden. Door vegetatie periodiek en gefaseerd te maaien, vinden insecten in de niet-gemaaide delen een overwinteringsplek. Het is van belang te voorkomen dat de poel dichtgroeit, dichtslibt en verlandt. Door regelmatig het teveel aan slib, afgestorven plantenresten en waterplanten te verwijderen (opschonen) blijft ook de zuurstofvoorziening in het water op peil. Het beste is om opschonen van de poel in fases uit te voeren. Op deze manier wordt niet de hele poel door de onderhoudswerkzaamheden verstoord, en blijft altijd een deel van de begroeiing in stand waar de, in de poel aanwezige, organismen heen kunnen vluchten. De oeverzone van een klein historisch water als een kolk of wiel is vaak smal. Het talud loopt steil af, ook dichtbij de kant is het al snel te diep voor oeverplanten. Bij een groter en/of dieper water is kans op aanwezigheid van vis. Het water is dan minder geschikt voor amfibieën, omdat vissen de amfibie-eitjes opeten. Beheereisen • Schoningswerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 september en 15 oktober. • Tijdens de beheerperiode van 6 jaar wordt de poel minimaal 1x opgeschoond. • De poel wordt in twee fasen opgeschoond. Ca. 50% van de poel wordt het ene jaar opgeschoond en de andere ca. 50% wordt minimaal 2 jaar later opgeschoond. • Nadat het groot onderhoud (opschonen) aan de poel is verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • Vegetatie op de oever wordt periodiek en gefaseerd gemaaid. • Eventueel wordt een teveel aan bomen en struiken op de oever verwijderd of gesnoeid. Snoeiwerkzaamheden worden uitgevoerd tussen 1 oktober en 1 maart. • Snoei- en of maaiafval is verwijderd. • Minimaal de helft van het natte oppervlakte van de poel bestaat in de periode 15 maart tot 15 juni uit open water. Voor behoud van voldoende open water wordt het element periodiek opgeschoond. Een incidentele droogval is toegestaan in de periode 15 juni tot 15 november. • Vertrapping van de oevers bij het gebruik van het element als veedrinkpoel wordt voorkomen. Bij het gebruik als veedrinkpoel is minimaal de helft van de oeverlengte uitgerasterd. • Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in het element gebruikt worden. • Er mogen geen vissen of andere dieren (zoals eenden en ganzen) worden uitgezet of gekweekt. • Slootmaaisel of bagger mag niet verwerkt worden in het element. • Een kleine poel is kleiner dan 175 m2, een grote poel groter dan 175 m2. Pakketten f) Jaarlijks beheer + eens in de 10 jaar opschonen binnen beheerperiode < 175 m2 h) Jaarlijks beheer + eens in de 5 jaar opschonen binnen beheerperiode > 175 m2 i) Jaarlijks beheer + eens in de 10 jaar opschonen binnen beheerperiode > 175 m2
versie 2017-1
CONCEPT
13
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L10
Natuurvriendelijke oever
Beschrijving Natuurvriendelijke oevers zijn door de mens aangebracht in de vorm van een plas- of dras berm of een flauw talud langs een bestaande waterloop. De begroeiing bestaat uit plantensoorten van natte ruigten en natte graslanden. Natuurlijk oevers zijn van groot belang voor de biodiversiteit door hun functie als belangrijk onderdeel van het leefgebied van soorten als bittervoorn, grote modderkruiper, kamsalamander en rugstreeppad. Ook bij weidevogelbeheer zijn natuurvriendelijke oevers van belang. Pakketvoorwaarden • Pakket a: maaiwerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 15 juli en 1 maart. • Snoei- en of maaiafval is verwijderd. • Pakket a: De beheereenheid wordt niet beweid. • De beheereenheid wordt in een cyclus van minimaal éénmaal per 2 jaar en maximaal éénmaal per jaar geschoond en/of gemaaid. • Nadat de maaiwerkzaamheden zijn verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze bestrijding van haarden van akkerdistel, ridderzuring, jacobskruiskruid en brandnetel. Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Er mogen geen meststoffen in het element gebruikt worden. • Pakket b: uitsluitend beweiding met schapen toegestaan. Pakketten a) Natuurvriendelijke oever b) Natuurvriendelijke oever met schapenbegrazing
versie 2017-1
CONCEPT
14
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L11
Rietzoom en klein rietperceel
Beschrijving Rietzomen bestaan uit smalle rietstroken die grenzen aan agrarisch gebruikte percelen. Deze rietstroken kunnen zowel individueel als in samenhang met elkaar voorkomen, en in de laatste vorm soms vele kilometers lengte beslaan. Rietzomen en kleine rietpercelen zijn vanwege het veelal extensieve gebruik van groot belang voor de biodiversiteit als broedgebied voor rietvogels en als leefgebied voor andere soorten als poelkikker, ringslang en diverse libellen. Beheereisen • Maai- en schoningswerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 oktober en 1 maart. • Snoei- en of maaiafval is verwijderd. • De beheereenheid wordt niet beweid. • De beheereenheid wordt in een cyclus van minimaal éénmaal per 4 jaar en maximaal éénmaal per 2 jaar geschoond en/of gemaaid. • Nadat de maai- en schoningswerkzaamheden zijn verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in het element gebruikt worden. • Maximaal 20% van de oppervlakte van het element bestaat uit struweel. • Smalle rietzoom is smaller dan 5 meter; brede rietzoom is breder dan 5 m. Pakketten a) Smalle rietzoom b) Brede rietzoom en klein rietperceel
versie 2017-1
CONCEPT
15
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L12
Duurzaam slootbeheer
Beschrijving Afhankelijk van hun breedte, diepte en profiel kunnen sloten van belang zijn voor soorten als krabbenscheer, fonteinkruid, zwanenbloem, grote modderkruiper en bittervoorn. Naast de minimumeisen die het waterschap stelt aan het onderhoud van sloten (de Keur) kan zorgvuldig en gefaseerd beheer van de sloot de ecologische waarde ervan versterken. Beheereisen • Pakket a: Bagger is met inachtneming van de mestvrije zone op aangrenzende landbouwgrond gespoten; melding achteraf binnen 1 week. • Pakket a: er wordt niet gezogen binnen 60 cm vanaf de waterlijn. • Pakket a: de zuigkop van de baggerpomp wordt ieder jaar zoveel mogelijk door dezelfde vore getrokken in de sloot. • Pakket a: de sloot is minimaal 2 meter breed en loopt tijdens het baggeren niet droog. • Pakket a: er komt geen bagger terecht in de slootkant. • Pakket a: er wordt gebaggerd in mozaïekvorm, dus niet alles tegelijk. Het Collectief geeft aan wanneer welke sloot gebaggerd mag worden. • Pakket b, c: Minimaal f% tot maximaal g% van de beheereenheid is van 15 juni tot 1 december geschoond en/of gemaaid (zie beschreven onder pakketten). • Pakket b, c: Snoei- en of maaiafval is verwijderd. • Pakket b: Het slootvuil wordt afgevoerd of verwerkt op het naastgelegen perceel d.m.v. bijvoorbeeld een wallenfrees. • Pakket b: indien de Keur dit toestaat blijft een deel van de slootbegroeiing tijdens het slootschonen staan (afhankelijk van de Keur maximaal 25 % van de begroeiing). • Pakket b en c: bij het slootschonen wordt gebruik gemaakt van een maaikorf of een ecoreiniger. Andere slootreinigingsapparatuur kan ook gebruikt worden mits het bodemprofiel inclusief de wortels van waterplanten in de sloot niet beschadigd wordt. • Er mogen geen meststoffen in het element gebruikt worden. • Pakket c: De sloot wordt 1 keer per 3 jaar geschoond, waarbij minimaal 40 % en maximaal 60 % van de aanwezige begroeiing met krabbenscheer in de lengterichting van de sloot blijft staan. • Pakket c: Voor deze variant is toestemming nodig van het waterschap, of deze vorm van beheer moet toelaatbaar zijn volgens de Keur. Pakketten a) Baggeren met de baggerpomp, 20 tot 100% b) Ecologisch slootschonen, 30 tot 100% c) Ecologisch slootschonen voor krabbenscheervegetaties, 10 tot 60%
versie 2017-1
CONCEPT
16
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A13 Botanisch waardevol grasland Beschrijving Botanische graslanden hebben vaak een wat pollige structuur en verspreid voorkomende kruiden. Karakteristieke soorten zijn Paardenbloem, Scherpe boterbloem en Pinksterbloem, en op de drogere percelen Margriet, Knoopkruid en Leeuwentand. Op de wat vochtiger graslanden kunnen kamgrasweiden ontstaan. Botanisch waardevol grasland kan een belangrijke bijdrage leveren aan diverse vormen van beheer gericht op vogels, insecten en kleine zoogdieren. De aanwezige kruiden zijn een voedselbron, en de wat open, ijle structuur van het gewas kan schuilgelegenheid bieden. Als bij aanvang van het beheer de productie van het grasland nog hoog is, dient eerst een ontwikkelingsbeheer toegepast te worden (2 keer per jaar maaien). Is het perceel of de rand eenmaal kruidenrijk, dan wordt een instandhoudingsbeheer gevolgd (1 keer per jaar maaien). De kruidenrijkdom wordt bevorderd door de bodem te verschralen: niet bemesten, geen bagger opbrengen en het maaisel afvoeren. Door zo laat mogelijk te maaien kunnen planten bloeien, zaad zetten en zich dus vermeerderen. Maaien vindt daarom plaats na 15 juni. Dan hebben de meeste vroeg bloeiende soorten gebloeid. Minder gewenste soorten zoals akkerdistel kunnen pleksgewijs gemaaid worden vóór de bloei, zodat de planten zich niet uitzaaien. Bij het randenbeheer kan een gevarieerd maaibeheer toegepast worden om diversiteit in de begroeiing te verkrijgen. Bijvoorbeeld bij brede stroken (breder dan 3m) wordt het deel dat grenst aan een ander landschapselement, een sloot of een berm slechts eenmaal (laat) gemaaid en het andere deel tweemaal. Beheereisen • Maaien is toegestaan ná 15 juni. • Minimaal 4 verschillende indicatorsoorten uit Bijlage 1 zijn in transect aanwezig in de periode x tot y (groeiseizoen). • Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Pakket a : Van 1 maart tot 1 oktober is beweiding toegestaan met maximale veebezetting 2 GVE/ha. • Pakket a: Bijvoeren is niet toegestaan. • Pakketten b, c, d: Het gewas wordt jaarlijks minimaal 1 keer gemaaid en afgevoerd. • Indien het perceel of de rand erg voedselrijk is, dan kan twee keer per jaar gemaaid worden. De tweede maaibeurt kan het beste plaatsvinden in augustus /september. • Pakket b: Beweiding is van 1 maart tot 1 augustus niet toegestaan • Pakket d: Beweiding is niet toegestaan • De beheereenheid wordt niet bemest en er wordt geen bagger opgebracht. • Pakketten c en d: randen liggen aan de buitenkant van het perceel. • Het grasland mag niet worden gescheurd, gefreesd of heringezaaid. • Klepelen is niet toegestaan. Pakketten a) Botanisch weiland b) Botanisch hooiland c) Botanisch waardevolle weiderand d) Botanisch waardevolle hooilandrand
versie 2017-1
CONCEPT
17
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A13 Maatwerkpakket Kwartelkoning Beschrijving De kwartelkoning is een trekvogel, die overwintert in Afrika. Pas laat in het voorjaar, vanaf mei, komen kwartelkoningen in Nederland aan. Zij zoeken dan een broedplaats in o.a. structuurrijke hooilanden. In Oost Nederland vinden kwartelkoningen hun broedhabitat in de hooilanden in de uiterwaarden langs o.a. de rivieren Rijn, Waal en IJssel. De habitat van een kwartelkoning op grasland heeft een open, kruidenrijke, structuur van minimaal 20 cm hoog. Hierin vindt hij zijn voedsel, regenwormen, slakjes en andere ongewervelden en ook zijn nestplaats. De kwartelkoning heeft twee nesten met 7-12 eieren per jaar, en beide nesten moeten succesvol zijn om de populatie op peil te houden. De broedperiode is van mei tot augustus. Voor het voltooien van een legsel hebben kwartelkoningen 8 dagen nodig, en het legsel wordt vervolgens 16-19 dagen bebroed. De jongen zijn nestvlieders en na 34-38 dagen vliegvlug. Na ongeveer twee weken worden de jongen verlaten door het vrouwtje die dan aan een tweede legsel begint. Vanaf het eerste ei tot het vliegvlug worden van de jongen hebben kwartelkoningen ruim 60 dagen nodig. Het maatwerkpakket Kwartelkoning is onderdeel van pakket 13 Botanisch waardevol grasland en kan worden toegepast in structuurrijke hooilanden in de kerngebieden van de Kwartelkoning: de uiterwaarden van Rijn, Waal en Maas. Het betreft grasland met een open, kruidenrijke structuur. Er geldt een uitgestelde maaidatum tot 15 juni. Daarna wordt deze verlengd op plaatsen: • waar een kwartelkoning zijn ‘roepplek’ heeft; • waar een broedende kwartelkoning aanwezig is; of • waar opgroeiende kwartelkoning-kuikens aanwezig zijn. Beheereisen • Minimaal 4 verschillende indicatorsoorten uit Bijlage 1 zijn in transect aanwezig in de periode x tot y (groeiseizoen). • Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Er geldt een rustperiode van 1 april tot 15 juni. • Er wordt een rustperiode gerealiseerd van ten minste n weken van 15 juni tot datum y (zie beschreven onder pakketten), afhankelijk van het moment van vestiging van de kwartelkoning. • In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats. • Beweiding is in de rustperiode niet toegestaan. • Deze rustperiode kan gelden voor een geheel perceel of een gedeelte van een perceel. • De aanbevolen oppervlakte bedraagt ten minste 4 ha per roepplek. Uitgaande van de roepplek als centrum van voorkomen, ligt de oppervlakte globaal in een straal van 250 meter rond de roepplek. Hierbij gelden rivierdijk, rivier, houtwallen, hagen, wegen en afrasteringen als uiterste begrenzing. Per situatie wordt de gewenste oppervlakte voor het last minute beheer bepaald. • Het gewas wordt jaarlijks minimaal 1 keer gemaaid en afgevoerd. • De beheereenheid wordt niet bemest en er wordt geen bagger opgebracht. • Het grasland mag niet worden gescheurd, gefreesd of heringezaaid. • Klepelen is niet toegestaan. • Indien het perceel of de rand erg voedselrijk is, dan kan twee keer per jaar gemaaid worden. De tweede maaibeurt kan het beste plaatsvinden in augustus /september. Pakketten op de volgende pagina.
versie 2017-1
CONCEPT
18
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Pakketten b) Botanisch hooiland e) Uitgestelde maaidatum van 5 weken, van 15 juni tot 20 juli f) Uitgestelde maaidatum van 7 weken, van 15 juni tot 3 augustus g) Uitgestelde maaidatum van 9 weken, van 15 juni tot 17 augustus
versie 2017-1
CONCEPT
19
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A15
Wintervoedselakker
Beschrijving Het pakket Wintervoedselakker heeft een meerwaarde voor in Nederland overwinterende akkervogels zoals Kneu, Keep, Patrijs, Geelgors en Veldleeuwerik. Niet geoogste zaden dienen voor hen als voedsel in de winter. Beheereisen • Er wordt een rustperiode in acht genomen van 15 mei tot 15 maart. • In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats. • Minimaal 90% tot maximaal 100% van de beheereenheid bestaat van 15 mei tot 15 maart uit zomergraan, wintergraan, bladrammenas of een combinatie van deze gewassen. • Na 15 mei blijft het gewas staan tot 15 maart • Bemesting van de beheereenheid is niet toegestaan tijdens de rustperiode. • Wintergraan kan niet twee jaar achtereen op hetzelfde perceel worden geteeld. Men dient op een ander perceel verder te gaan. • De beheereenheid dient jaarlijks tussen 16 maart en 30 april te worden ingezaaid met een gangbare zaaidichtheid, voor zover het zomergraan of bladrammenas betreft. Wanneer gekozen wordt voor een combinatie van gewassen, dienen deze in stroken naast elkaar geteeld te worden. • Chemische onkruidbestrijding is enkel mogelijk conform het Protocol Chemische bestrijding bij agrarisch natuurbeheer (zie Bijlage 2). Pakketten a) Wintervoedselakker 15 mei – 15 maart
versie 2017-1
CONCEPT
20
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A18
Kruidenrijke akker
Beschrijving De kruidenrijke akker is van belang voor diverse soorten fauna in kleinschalige landschappen. De nectar, het stuifmeel, de zaden en de aangetrokken insecten vormen een interessante voedselbron voor veel dieren. Een goed ontwikkelde kruidenrijke akker is een bont pallet van grijsgeel of groengeel wuivende korenhalmen, rode klaprozen, witte kamilles en blauwe korenbloemen. Een niet te dicht gezaaid graangewas biedt ruimte voor de gewenste kruiden. Daarnaast wordt de effectiviteit van het pakket sterk verhoogd indien ruimte wordt geboden voor de vestiging en handhaving van meerjarige (overblijvende) kruiden. Beheereisen • De beheereenheid bestaat in de jaren waarin graan verbouwd wordt van 15 mei tot 15 juli uit het gewas graan (niet zijnde maïs). • Bemesting van de beheereenheid met kunstmest is niet toegestaan. • In tenminste drie van de zes jaren van de beheerperiode wordt graan (met uitzondering van maïs) verbouwd. • Chemische onkruidbestrijding is enkel mogelijk conform het Protocol Chemische bestrijding bij agrarisch natuurbeheer (zie Bijlage 2). Pakketten a) Drie van de zes jaar graan
versie 2017-1
CONCEPT
21
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
A19
Kruidenrijke akkerranden
Beschrijving Beheerde akkerranden kunnen verschillende functies hebben. Ze kunnen dienen als broed-, schuil- en foerageergebied voor akkervogels zoals de Veldleeuwerik en Patrijs. In kleinschalige landschappen kunnen akkerranden echter ook een belangrijke functie hebben als voedselbron en schuilgelegenheid voor diverse soorten vogels (zoals keep, kneu, zomertortel, geelgors), zoogdieren, insecten, reptielen en amfibieën. Akkervogels zijn voor hun voedselvoorziening in de zomer afhankelijk van (bodem)insecten en in de winter van zaden. Akkerranden bestaande uit een mengsel van bloemrijke kruiden en granen bedienen verschillende (akker)vogels. De kruidenrijke vegetatie trekt insecten aan, de (oliehoudende) zaden bieden voedsel in herfst en winter. Kruiden en graan blijven in de winter staan. Op deze manier blijft in het winterhalfjaar schuilgelegenheid en beschikbaarheid van voedsel (zaden) aanwezig. Akkerranden langs waterlopen kunnen dienen als middel om drift bij chemische bestrijding in de akker naar de waterloop toe te verminderen. Tenslotte kunnen ingezaaide kruiden natuurlijke vijanden aantrekken, die bijdragen aan een verminderde noodzaak voor chemische bestrijding. Beheereisen • Minimaal 90 % tot maximaal 100 % van de beheereenheid bestaat van 15 mei tot 1 februari uit een mengsel van granen (niet zijnde maïs of graanstoppel) en bloemrijke akkerkruiden. Dit mengsel bestaat uit minimaal 2 verschillende soorten granen en minimaal 5 verschillende soorten kruiden uit onderstaande Lijst. • Voor akkerranden langs watergangen in leefgebied Natte dooradering geldt dat minimaal 90% tot maximaal 100% van de beheereenheid van 15 mei tot 1 februari bestaat uit een mengsel van bloemrijke akkerkruiden. Dit mengsel bestaat uit minimaal 5 verschillende soorten kruiden uit onderstaande Lijst. • Tussen 15 mei en 1 februari vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats. • De beheereenheid dient jaarlijks tussen 1 februari en 15 mei te worden ingezaaid met een gangbare zaaidichtheid. • De beheereenheid wordt niet beweid. • Chemische onkruidbestrijding is enkel mogelijk conform het Protocol Chemische bestrijding bij agrarisch natuurbeheer (zie Bijlage 2). • Bemesting van de beheereenheid is niet toegestaan. Pakketten a) De beheereenheid is een rand van minimaal 3 meter breed. b) De beheereenheid is een rand van minimaal 6 meter breed. c) De beheereenheid is een rand van minimaal 9 meter breed. d) De beheereenheid is een rand van minimaal 12 meter breed. e) De beheereenheid is een rand van minimaal 15 meter breed. f) De beheereenheid is een rand van minimaal 18 meter breed. Lijst te gebruiken soorten granen en akkerkruiden op de volgende pagina.
versie 2017-1
CONCEPT
22
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Lijst te gebruiken soorten granen en akkerkruiden: Granen: Gerst Gierst Haver Rogge Zomertarwe Akkerkruiden: Bladrammenas Boekweit Bolderik Chrysant Cosmea Gele ganzenbloem Gele kamille Gele mosterd Gipskruid Groot akkerscherm Hoofdjes Gilia Klaproos Korenbloem Koriander Luzerne Meisjesogen Phacelia Saffloer Zonnebloem
versie 2017-1
CONCEPT
23
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L20 Houtwal en houtsingel Beschrijving Een houtwal of houtsingel is een vrijliggend lijnvormig en aaneengesloten landschapselement, al dan niet groeiend op een aarden wal, met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en/of struiken. De begroeiing wordt als hakhout beheerd. Het landschapselement is van belang voor vogels, amfibieën, insecten en kleine zoogdieren. Beheereisen • Ten minste 75% van de oppervlakte van het landschapselement wordt als hakhout beheerd. • Het element wordt periodiek afgezet in een cyclus van éénmaal per 6-15 jaar, met uitzondering van eventueel aanwezige overstaanders. • Snelgroeiende boomsoorten zoals es en zwarte els worden afgezet in een cyclus van 6-10 jaar. Voor langzame groeiers zoals eik wordt een cyclus van 10-15 jaar aangehouden. • Gedurende de contractperiode van 6 jaar wordt het element afgezet. • Het afzetten van het element en dunningswerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 oktober en 1 maart. • Nadat het groot onderhoud (afzetten) aan de houtsingel of houtwal is verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • De diameter van het hakhout, behoudens de eventuele overstaanders, is maximaal 15cm op 1m boven de hakhoutstoof. • De af te zetten lengte houtwal of houtsingel dient minimaal 1,5 tot 2 maal de boomhoogte van de aangrenzende bomen te zijn. Er is dan voldoende lichtinval, zodat de stobben weer kunnen uitlopen. • Takken die over aangrenzende percelen hangen mogen het hele jaar worden teruggesnoeid. • Als het element is voorzien van een wallichaam, wordt deze in stand gehouden. • Houtsingels langer dan 100 m worden in minimaal twee fasen afgezet. Ca. 50% van het element wordt het ene jaar afgezet en ca. 50% wordt minimaal 2 jaar later afgezet. • Snoeiafval op rillen leggen in de beheereenheid; en/of • Snoei- en of maaiafval is verwijderd. • Als takken of stammen versnipperd worden mogen de snippers niet verwerkt worden in de beheereenheid. • De beheereenheid wordt niet beweid. • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan. • Bemesting is niet toegestaan. • Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid. • Branden is in de beheereenheid of in de directe omgeving daarvan niet toegestaan. Pakketten c1) Jaarlijks beheer + eindkap cyclus 10 jaar c3) Jaarlijks beheer + eindkap cyclus 25 jaar e6) Eindkap cyclus 10-12 jaar
versie 2017-1
CONCEPT
24
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L20 Elzensingel Beschrijving Een elzensingel is een vrijliggend lijnvorming en aaneengesloten landschapselement van één rij dat grotendeels bestaat uit Zwarte els en als hakhout wordt beheerd. Het landschapselement is van belang voor vogels, amfibieën, insecten en kleine zoogdieren. Beheereisen • 75% van de lengte van het element wordt als hakhout beheerd. • Het hakhout wordt periodiek afgezet in een cyclus van éénmaal per 6-21 jaar. • Gedurende de contractperiode van 6 jaar wordt het element afgezet. • Het afzetten van het element wordt verricht in de periode tussen 1 oktober en 1 maart. • Nadat het groot onderhoud (afzetten) aan de elzensingel is verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • De diameter van het hakhout, behoudens eventuele overstaanders, is maximaal 25cm op 1m boven de hakhoutstoof. • Takken die over aangrenzende percelen hangen mogen het hele jaar worden teruggesnoeid. • Elzensingels langer dan 100 m worden in minimaal twee fasen afgezet. Ca. 50% van het element wordt het ene jaar afgezet en ca. 50% wordt minimaal 2 jaar later afgezet. • Snoeiafval op rillen leggen in de beheereenheid; en/of • Snoei- en of maaiafval is verwijderd • Als takken of stammen versnipperd worden mogen de snippers niet verwerkt worden in de beheereenheid. • De beheereenheid wordt niet beweid • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan. • Bemesting is niet toegestaan. • Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid. • Branden is in de beheereenheid of in de directe omgeving daarvan niet toegestaan. Pakketten b2) Elzensingel 30 - 50% bedekking jaarlijks beheer + periodiek beheer 7e of 14e jaar bij cyclus 21 jaar c5) Elzensingel 30 - 50% bedekking jaarlijks beheer + eindkap 21 jaar b3) Elzensingel > 50 - 75% bedekking jaarlijks beheer + periodiek beheer 7e of 14e jaar bij cyclus 21 jaar c6) Elzensingel > 50 - 75% bedekking jaarlijks beheer + eindkap 21 jaar b4) Elzensingel >75% bedekking jaarlijks beheer + periodiek beheer 7e of 14e jaar bij cyclus 21 jaar c7) Elzensingel >75% bedekking jaarlijks beheer + eindkap 21 jaar
versie 2017-1
CONCEPT
25
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L21 Knotbomenrijen Beschrijving Een knotbomenrij is een lijnvormig landschapselement met knotbomen. Knotbomen kunnen ook in kleine groepen staan. Een kleine groep bestaat uit maximaal 20 knotbomen. Knotbomenrijen kunnen van belang zijn voor o.a. vogels, amfibieën, insecten en kleine zoogdieren. Daarnaast hebben knotbomenrijen een bepaald belang m.b.t. cultuurhistorie en landschappelijk schoon. Om een knotboom in stand te houden en uitscheuren van takken te voorkomen dient op tijd geknot te worden. Oudere knotbomen zijn vaak hol van binnen en zijn hierdoor een goede broed- en schuilplaats voor vogels, marterachtigen en vleermuizen. Vele soorten insecten en mossen profiteren van de bomen. Een rij met knotbomen dient als verbindingsweg voor dieren. Bij het knotten kunnen de dunnere takken ter plaatse op een hoop of rillen gelegd worden. Amfibieën en kleine zoogdieren maken hier graag gebruik van. De stam van een knotboom wordt periodiek op een hoogte van ca. 2m boven maaiveld afgezet (geknot). De takken worden afgezaagd op 5-10 cm van de kruin, zodat een stompje tak blijft staan. Hierdoor ontstaan sneller holten die gunstig zijn voor holenbroeders en eenden. Beheereisen • De stam van een knotboom wordt minimaal op een hoogte van 1m boven maaiveld afgezet (geknot). • De takken worden afgezaagd op 5-10 cm van de kruin, zodat een stompje tak blijft staan. • Gedurende de contractperiode van 6 jaar wordt de knotbomenrij éénmaal geknot, in een horizontaal vlak. • Knotwilg en –populier worden eens in de 4-6 jaar geknot. • Knot-es en knot-els worden eens in de 5-8 jaar geknot. • Knot-eik wordt eens in de 15 jaar geknot. • Knotbomenrijen langer dan 100 m worden in minimaal twee fasen geknot. Ca. de helft van de knotbomenrij wordt het ene jaar geknot en de andere helft wordt minimaal 2 jaar later geknot. • Knotwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 oktober en 1 maart. • Nadat het groot onderhoud (knotten) aan de knotbomenrij is verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • Als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element. • Snoei- en of maaiafval is verwijderd. • De beheereenheid wordt niet beweid. • Beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden. • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring en jacobskruiskruid (alleen in nieuwe elementen). Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier mogen via uitgraven, mechanische of stobbenbehandeling worden bestreden. • Het raster mag niet aan het element bevestigd worden. • Bemesting is niet toegestaan. • Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid. • Niet branden in, of in de directe omgeving van het element. Pakketten op de volgende pagina.
versie 2017-1
CONCEPT
26
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Pakketten a1) Knotbomenrij diameter < 20 cm (1 keer knotten in beheerperiode) (cyclus 5 jaar) a3) Knotbomenrij diameter 20-60 cm (1 keer knotten in beheerperiode) (cyclus 5 jaar) a5 Knotbomenrij diameter > 60 cm (1 keer knotten in beheerperiode) (cyclus 5 jaar)
versie 2017-1
CONCEPT
27
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L22
Knip- of scheerheg
Beschrijving Heggen zijn al eeuwen te vinden in het Nederlandse cultuurlandschap. Ze komen overal voor, maar zijn vooral te vinden rondom boomgaarden bij boerderijen. In het Maasheggen gebied is de knip- en scheerheg (die daar veelal gevlochten wordt) een karakteristiek element in het landelijk gebied. Knip- en scheerheggen zijn van belang voor de biodiversiteit vanwege hun functie als broedgebied voor struweelvogelsoorten als braamsluiper en kneu en als leefgebied voor vele soorten insecten en daarmee weer als voedselgebied voor vleermuizen als gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Ze worden door vleermuizen gebruikt als oriëntatiestructuur. Beheereisen • Pakket a: de beheereenheid is éénmaal per jaar gesnoeid (geknipt/geschoren) in de periode van 15 juni tot 15 maart. • Pakket b: de beheereenheid is éénmaal per 2 tot 3 jaar gesnoeid (geknipt/geschoren) in de periode van 15 juni tot 15 maart. • Nadat het groot onderhoud (snoeien) aan de knip- of scheerheg is verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • Na het knippen of scheren heeft de heg een minimale hoogte van 0,8 meter. • Als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element. • Snoei- en of maaiafval is zoveel mogelijk verwijderd, in ieder geval uit de randen van het element. • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring en jacobskruiskruid (alleen in nieuwe elementen). Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier mogen via uitgraven, mechanische of stobbenbehandeling worden bestreden. • De beheereenheid wordt niet beweid. • Beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden. • Het raster mag niet aan het element bevestigd worden. • Bemesting is niet toegestaan. • Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid. • Niet branden in, of in de directe omgeving van het element. Pakketten a1) Jaarlijks scheren of knippen b1) Eenmaal per 2-3 jaar knippen of scheren
versie 2017-1
CONCEPT
28
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L23 Struweelhaag Beschrijving Struweelhagen komen in heel Nederland voor. Struweelhagen vormen een belangrijk leefgebied voor aan struwelen en zomen gebonden flora en fauna van het cultuurlandschap zoals zomertortel en spotvogel. Ze zijn tevens van belang als voedselgebied en migratieroute voor zoogdieren als hazelmuis en bunzing. Voor de aanwezige fauna is het beter om niet in één keer de hele lengte van de struweelhaag af te zetten, maar dit in fases te doen. Beheereisen • Algemeen: De beheereenheid wordt periodiek gesnoeid of afgezet. • Gedurende de contractperiode van 6 jaar wordt de struweelhaag gesnoeid of afgezet. • Het afzetten van het element en snoeiwerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 oktober en 15 maart. • Overhangende takken kunnen gedurende het gehele jaar worden teruggesnoeid. • Nadat het groot onderhoud (afzetten of snoeien) aan de struweelhaag is verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • Pakket a: Na het snoeien heeft de haag een hoogte van tenminste 1,00 meter en een breedte van tenminste 0,8 meter • Het gebruik van een klepelmaaier is niet toegestaan. • Struweelhagen langer dan 100 m worden in minimaal twee fasen beheerd. Ca. 50% van het element wordt het ene jaar beheerd en ca. 50% wordt minimaal 2 jaar later beheerd. • Het snoeien kan gecombineerd worden met het vlechten van de haag. • Als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element. • Snoei- en of maaiafval is verwijderd. • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring en jacobskruiskruid (alleen in nieuwe elementen). Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier mogen via uitgraven, mechanische of stobbenbehandeling worden bestreden. • De beheereenheid wordt niet beweid. • Beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden. • Het raster mag niet aan het element bevestigd worden. • Bemesting is niet toegestaan. • Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid. • Niet branden in, of in de directe omgeving van het element. Pakketten a2) Snoeicyclus 5-7 jaar: het element kan vrij uitgroeien en wordt 1 maal per 5 tot 7 jaar aan drie zijden gesnoeid b1) Snoeicyclus > 12 jaar: het element kan vrij uitgroeien en wordt 1 maal per 12 tot 25 jaar afgezet
versie 2017-1
CONCEPT
29
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L24 Struweelrand Beschrijving Struweelranden kunnen zich ontwikkelen vanuit een extensief beheerde situatie, of aangeplant worden. Afhankelijk van het beheer kunnen randen ontstaan die gedomineerd worden door ruigtekruiden, struiken of een combinatie van beide. Kenmerk van een struweelrand is dat deze zowel vrij liggend, als aansluitend aan een ander element kan liggen. Struweelranden zijn van groot belang voor de biodiversiteit vanwege hun functie als leefgebied voor vogels als braamsluiper, patrijs, geelgors, spotvogel, voor zoogdieren als de hazelmuis. Beheereisen • Het afzetten van het struweel en snoeiwerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 oktober en 15 maart. • Maaiwerkzaamheden worden uitgevoerd tussen 15 juli en 15 maart. • Gedurende de contractperiode van 6 jaar wordt de struweelrand afgezet en/of gemaaid. • Nadat het groot onderhoud (afzetten en/of maaien) aan de struweelrand is verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • Snoeihout mag op stapels of rillen in het element worden verwerkt voor zover dat het element en de begroeiing niet schaadt; en/of • Snoei – en of maaiafval is verwijderd. • Het deel van de rand met kruidachtige begroeiing mag maximaal 1 maal per 5 jaar worden gemaaid waarbij het maaisel wordt afgevoerd. • De beheereenheid wordt niet beweid. • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring en jacobskruiskruid (alleen in nieuwe elementen). Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier mogen via uitgraven, mechanische of stobbenbehandeling worden bestreden. • Beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden. • Bemesting is niet toegestaan. • Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid. • Niet branden in, of in de directe omgeving van het element. Pakketten a1 Struweelrand jaarlijks beheer + 2 x periodiek beheer eens per 3 jaar a2 Struweelrand jaarlijks beheer + 1 x periodiek beheer 10e jaar a3 Struweelrand jaarlijks beheer + 1 x periodiek beheer eens per 3 jaar + 1 x periodiek beheer 10e jaar a4 Struweelrand jaarlijks beheer + 1 x periodiek beheer eens per 3 jaar
versie 2017-1
CONCEPT
30
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L26 Half- en hoogstamboomgaard Beschrijving Een half- of hoogstamboomgaard is een boomgaard of boomweide met fruitrassen of notenbomen. Overal in Nederland komen ze voor, het werkgebied van Collectief Rivierenland is wel het meest bekend om zijn fruitbomen. Een half- en hoogstamboomgaard is een verzameling van fruitbomen, met een stam van minimaal 1,5 meter hoog en waarvan de onderbegroeiing bestaat uit een grazige vegetatie. Maximaal 10% van de bomen bestaat uit walnoten. Een half- of hoogstamboomgaard is vaak in een cluster geplant en duidelijk afgescheiden van de omgeving. Half- en hoogstamfruitboomgaarden zijn niet alleen landschappelijk van grote waarde, maar hebben vaak ook grote ecologische waarde door het voorkomen van in holten broedende vogels als Steenuil. Daarnaast zijn ze ook van belang als broedgebied voor soorten als grauwe klauwier, diverse soorten spechten en kramsvogel en als leefgebied voor zoogdieren als bunzing, mits elementen als struwelen en oude loofbossen ook aanwezig zijn in de directe omgeving. Beheereisen • Indien het appel of peer betreft wordt de boom tenminste eenmaal per 2 jaar gesnoeid. Andere soorten enkel vorm- of onderhoudsnoei indien nodig. • Snoeiwerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 juli en 15 maart, maar dienen vooral te worden verricht in herfst of winter. • Nadat het onderhoud (snoeien) aan de boomgaard is verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • Snoei- en of maaiafval is verwijderd. • Als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element. • De stam van de hoogstamfruitboom mag niet beschadigd worden door vee. Het raster mag niet aan de boom bevestigd worden. Jonge bomen in een weiland met vee zijn voorzien van een boomkorf. • De onderbegroeiing wordt jaarlijks beweid, of de boomgaard wordt jaarlijks gemaaid waarbij het maaisel wordt afgevoerd. • Beweiding met als resultaat een kortgrazige kruidenrijke vegetatie heeft de voorkeur voor verbetering van het foerageergebied van doelsoorten als steenuil. • Bemesting met drijfmest, ruige mest (geen pluimveemest) of kalk is toegestaan, maar wordt aangepast aan het graslandbeheer voor het verkrijgen van een kruidenrijke vegetatie. • Bij bemesten van de boomgaard worden de fruitbomen en wortels niet beschadigd. • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring en jacobskruiskruid. Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Niet branden in, of in de directe omgeving van het element. Pakketten a1) Halfstam- en Hoogstamboomgaard snoeien eens per 2 jaar
versie 2017-1
CONCEPT
31
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L27 Hakhoutbosje Beschrijving Boeren hebben al eeuwenlang behoefte aan hout voor allerlei doeleinden. Het kan hierbij gaan om brandhout, staken voor de groentetuin of hout voor gereedschapsstelen. Dit soort bosjes wordt in de volksmond ook wel geriefhoutbosjes genoemd. Dergelijke bosjes worden van oudsher als hakhout beheerd. Hakhoutbosjes zijn van groot belang voor de biodiversiteit vanwege hun functie als leefgebied voor vogelsoorten als torenvalk, grote lijster, zomertortel en zoogdieren als bunzing. Aanwezigheid van overstaanders (bomen die niet worden gekapt bij het periodieke onderhoud) verhoogt de ecologische waarde. Beheereisen • Minimaal 80% van de oppervlakte van het bosje wordt als hakhout beheerd en periodiek afgezet in een cyclus van eenmaal in de 6 – 25 jaar. • Het afzetten van het element wordt verricht in de periode tussen 1 oktober en 15 maart. • Gedurende de contractperiode van 6 jaar wordt het hakhoutbosje afgezet. • Nadat het groot onderhoud (afzetten) aan het hakhoutbosje is verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • Snoeihout mag op stapels of rillen in het element verwerkt worden voor zover het de ondergroei en/of de stoven niet schaadt; en/of • Snoei- en of maaiafval is verwijderd. • Als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element. • Bemesting is niet toegestaan. • Slootmaaisel , bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid. • De beheereenheid wordt niet beweid. • Beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden. • Het raster mag niet aan het element bevestigd worden. • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring en jacobskruiskruid (alleen in nieuwe elementen). Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier mogen via uitgraven, mechanische of stobbenbehandeling worden bestreden. • Niet branden in, of in de directe omgeving van het element. Pakketten a2 Hakhoutbosje met langzaamgroeiende soorten (zomereik, wintereik, berk en haag- beuk dominant) jaarlijks beheer + eindkap (cyclus 15 jaar) b2 Hakhoutbosje met snelgroeiende soorten (zwarte els en/of gewone es dominant) jaarlijks beheer + eindkap (cyclus 10 jaar)
versie 2017-1
CONCEPT
32
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L28 Griendje Beschrijving In bepaalde delen van het werkgebied van collectief Rivierenland, was het verbouwen van wilgen in moerassige streken lange tijd vrij gebruikelijk. Deze wilgen werden op enige tientallen centimeters boven de grond afgezet in een 4-6 jarige cyclus. Het hier vanaf komend hout (vaak wilgentenen genoemd) werd o.a. gebruikt als rijshout ter bescherming van waterkeringen. Deze wilgengrienden zijn ook nu nog in het landschap terug te vinden en het eraf komend hout wordt nog steeds gebruikt voor rijshout, maar kent inmiddels ook moderner toepassingen als tuinschermen etc. Griendjes zijn onder andere van belang voor de biodiversiteit vanwege hun functie als leefgebied voor zoogdieren als de bunzing en vogels zoals ransuil, mits er overstaanders in de vorm van hoge of oude bomen aanwezig zijn. Beheereisen • Het element bestaat uit inheemse wilgensoorten en wordt geheel als griend beheerd en periodiek, tenminste eenmaal per 5 jaar, afgezet. • Het afzetten van het element wordt verricht in de periode tussen 1 oktober en 15 maart. • Nadat het groot onderhoud (afzetten) aan het griendje is verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • Snoeihout mag op stapels of rillen in het element verwerkt worden voor zover het de ondergroei en/of de stoven niet schaadt; en/of • Snoei- en of maaiafval is verwijderd. • Als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element. • De beheereenheid wordt niet beweid. • Beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden. • Het raster mag niet aan het element bevestigd worden. • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring en jacobskruiskruid (alleen in nieuwe elementen). Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier mogen via uitgraven, mechanische of stobbenbehandeling worden bestreden. • Bemesting is niet toegestaan. • Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid. • Niet branden in, of in de directe omgeving van het element. Pakketten a1 Griendje jaarlijks beheer + 1 keer eindkap in beheerperiode (cyclus 4 jaar) a2 Griendje jaarlijks beheer + 2 keer eindkap in beheerperiode (cyclus 4 jaar)
versie 2017-1
CONCEPT
33
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
L29 Bosje Beschrijving Een bosje is een vlakvormige houtopstand die vroeger vaak aangeplant en beheerd werd als hakhout, maar doorgeschoten is en niet meer als hakhout wordt beheerd. Dergelijke bosjes zijn - zeker in combinatie met aanliggende zomen en/of kruidenrijke perceelranden - van belang voor de biodiversiteit als leefgebied voor vogels als geelgors (gebruikt de bomen als zangplek), grote lijster, torenvalk en ransuil en zoogdieren als gewone dwergvleermuis en laatvlieger, mits er overstaanders in de vorm van hoge of oude bomen aanwezig zijn. Beheereisen • Het element wordt beheerd als bos met hoog opgaande bomen. • Randen van het element worden als hakhout beheerd met een cyclus van eens in de 6 – 25 jaar. • Het afzetten van de randen van het element en de snoeiwerkzaamheden worden verricht in de periode tussen 1 oktober en 15 maart. • Gedurende de contractperiode van 6 jaar wordt het bosje beheerd (randen afgezet). • Nadat het groot onderhoud (afzetten van de randen) aan het bosje is verricht, wordt dit aan het Collectief gemeld. • Snoeihout mag op stapels of rillen in het element verwerkt worden voor zover het de ondergroei en/of de stoven niet schaadt; en of • Snoei- en of maaiafval is verwijderd. • Als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element. • De beheereenheid wordt niet beweid. • Beschermen tegen schade als gevolg van beweiding of bewerking op aangrenzende gronden. • Het raster mag niet aan het element bevestigd worden. • Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring en jacobskruiskruid (alleen in nieuwe elementen). Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Ongewenste houtsoorten, zoals Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik, Robinia en Ratelpopulier mogen via uitgraven, mechanische of stobbenbehandeling worden bestreden. • Bemesting is niet toegestaan. • Slootmaaisel, bagger, maaisel en tuinafval mogen niet verwerkt worden in de beheereenheid. • Niet branden in, of in de directe omgeving van het element. Pakketten a2 Bossingel en Bosje jaarlijks beheer + periodiek beheer (15 jaar)
versie 2017-1
CONCEPT
34
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Pakketten Waterbeheer Deelgebied Waterschap Rijn en IJssel Pakket Agrarisch waterbeheer Beschrijving De beheereenheid bestaat uit een strook grasland van minimaal 4 meter breed langs een watergang van het Waterschap waarbij geen bemesting en chemische gewasbescherming worden toegepast met als doel emissiebeperking van meststoffen en bestrijdingsmiddelen naar het oppervlaktewater. De beheereenheid kan geheel bestaan uit het maaipad van het Waterschap, of moet bij een maaipad van minder dan 4 meter, aangevuld worden tot minimaal 4 meter breedte met een strook grasland van de aanliggende grondeigenaar. De aanliggende cultuurgrond is agrarisch in gebruik. Beheereis • Het realiseren van minimaal 4 verschillende indicatorsoorten uit de lijst indicatorsoorten uit de Catalogus Groenblauwe diensten in het transect aanwezig in het groeiseizoen (periode x t/m y) (zie bijlage 1). • Het minimaal 1 keer per jaar maaien en binnen 7 dagen afvoeren van het maaisel en/of het extensief (1,5 GVE/ha) begrazen van de beheereenheid. Uitvoering • Het bij aanvang van het beheercontract door zaaien met een gepast zaadmengsel van de beheereenheid als er geen 4 soorten uit de lijst met indicatorsoorten voorkomen. • Het maaien van de beheereenheid maximaal drie weken voorafgaand aan het maaien van de watergang langs beheereenheid door het waterschap. • Het binnen 7 dagen afvoeren van het maaisel dat vrij komt bij het maaien van de beheereenheid en de watergang (bodem en talud) langs de beheereenheid. • Het maaisel tijdelijk opslaan. • Het desgewenst (ver)plaatsen van rasters, dusdanig dat het waterschap ongehinderd (aanwezig vee, vice versa) (maai)werkzaamheden aan de watergang kan uitvoeren met breedspoormaterieel (rij-, werkbreedte 4 m.). • De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de, wettelijk gezien, juiste opslag en verwerking van het maaisel. Niet toegestaan • • • •
De beheereenheid wordt niet gescheurd, gefreesd of her ingezaaid. Er wordt geen chemische onkruidbestrijding toegepast. Klepelen en bloten is niet toegestaan. De beheereenheid wordt niet bemest.
versie 2017-1
CONCEPT
35
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Contract en beheervergoeding • De contracten Agrarisch waterbeheer hebben een looptijd van 5 jaar. • De gebruiker en het Waterschap hebben over en weer het gebruiksrecht van de beheereenheid. • De grondgebruiker/agrariër zorgt er voor dat de gronden zijn aangeduid in e-GDI (perceelsregistratie) via een gebruiksovereenkomst. • Alleen aaneengesloten trajecten van met breedspoormaterieel bereikbare openbare weg tot openbare weg komen in aanmerking. Eén traject kan wel uit meerdere beheereenheden (gebruikers) bestaan. • De beheervergoeding is gebaseerd op “Botanisch waardevol grasland” (beheerpakket 13 uit het landelijk overzicht beheerpakketten ANLB2016) en bedraagt € 1.206,- per hectare (Botanisch waardevolle weiderand,13c). Op basis van de minimaal vereiste breedte van 4 m. is dit een vergoeding omgerekend per strekkende meter van € 0,48. Bredere stroken grasland kunnen in bruikleen worden gegeven, maar de extra oppervlakte wordt niet vergoed.
versie 2017-1
CONCEPT
36
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Deelgebied Waterschap Rivierenland Pakket Actief Randenbeheer Grasland Beschrijving Een rand op grasland langs een watervoerende sloot waar geen bemesting en chemische gewasbescherming wordt toegepast met als doel emissiebeperking van meststoffen en bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewater.
Bufferstrook op grasland Bufferstrook op grasland Beheereisen • Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid. • Minimaal 4 verschillende indicatorsoorten uit de lijst indicatorsoorten uit de catalogus groenblauwe diensten zijn in transect aanwezig in het groeiseizoen. • Het gewas wordt jaarlijks minimaal 1 keer gemaaid en afgevoerd. Aanvullende beheereisen • De beheereenheid wordt niet bemest en er wordt geen bagger opgebracht. • Het grasland mag niet worden gescheurd, gefreesd of heringezaaid. • Op de randen wordt geen chemische onkruidbestrijding toegepast behoudens het pleksgewijs (max. 10% van de beheereenheid) en driftvrij bestrijden van probleemonkruiden (brandnetel, akkerdistel, ridderzuring, Jacobskruiskruid en paardestaart). • Indien bij aanvang van het beheercontract in de rand geen 4 soorten uit de lijst met indicatorsoorten voorkomen wordt de rand ingezaaid/doorgezaaid met een of meerdere soorten uit de indicatorlijst om te voldoen aan de beheereis van het beheerpakket. • De randen zijn 4 meter breed. • Randen op grasland worden beweid en/of minimaal 1 keer per jaar gemaaid, waarbij het maaisel afgevoerd wordt. Indien gemaaid wordt moet het maaien plaatsvinden voor 1 oktober van ieder kalenderjaar. • Mechanische bestrijding van onkruiden d.m.v. maaien is pleksgewijs toegestaan. • Slootmaaisel moet binnen 7 dagen na maaien afgevoerd worden van de rand.
versie 2017-1
CONCEPT
37
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Beheervergoeding Beheervergoeding is gebaseerd op “Botanisch waardevol grasland” (beheerpakket 13c botanisch waardevolle weiderand uit het landelijk overzicht beheerpakketten ANLB2016).
versie 2017-1
CONCEPT
38
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Pakket Actief Randenbeheer bouwland Beschrijving Een rand langs een watervoerende sloot met als doel emissiebeperking van meststoffen en bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewater (inclusief talud) waar ontwikkeling van de agrobiodiversiteit plaatsvindt. De waterschappen geven op kaart aan waar dit type rand mogelijk is. Deelname is alleen mogelijk voor bedrijven welke vanuit de vergroening uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) geen verplichting hebben om ecologische aandachtsgebieden aan te leggen (EA-plicht).
Actief randenbeheerstrook langs bouwland (maïs)
Actief randenbeheerstrook langs bouwland Beheereisen • De beheereenheid bestaat van 15 mei tot 1 september uit gras of ingezaaide kruiden. • De beheereenheid wordt niet beweid. Aanvullende beheereisen • De rand is 4 meter breed langs A-waterlopen. Langs B- en C-waterlopen is de rand 3 of 4 meter. • Randen bestaan uit gras of worden ingezaaid met laag graskruidenmengsel of bloemenmengsel (zie bijlage met mogelijke mengsels en zaaidichtheid). • Randen worden niet gescheurd en/of omgefreesd zonder toestemming. • Randen worden niet bemest met dierlijke mest dan wel met kunstmest. • Mechanische bestrijding van onkruiden d.m.v. maaien is pleksgewijs toegestaan. • Slootmaaisel dient van de randen afgevoerd te worden binnen 7 dagen. • De rand kan incidenteel bereden worden ten behoeve van de bereikbaarheid van de gewassen op percelen en gebruikt worden voor slootonderhoud. • Op de randen wordt geen chemische onkruidbestrijding toegepast behoudens het pleksgewijs (max. 10% van de beheereenheid) en driftvrij bestrijden van probleemonkruiden (brandnetel, akkerdistel, ridderzuring, Jacobskruiskruid en paardestaart). • Randen worden minimaal 1 keer per jaar en maximaal 2 keer per jaar gemaaid in de periode vanaf 15 juni tot 1 oktober, waarbij het maaisel afgevoerd dient te worden binnen 7 dagen.
versie 2017-1
CONCEPT
39
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Beheervergoeding Beheervergoeding is gebaseerd op “Kruidenrijke akkerrand” (beheerpakket 19 uit het landelijk overzicht beheerpakketten ANLB2016).
versie 2017-1
CONCEPT
40
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Bijlage 1: Indicatorsoorten Bosanemoon Achillea soorten Gewone engelwortel Kervel Madeliefje Dotterbloem Campanulasoorten Pinksterbloem Knikkende distel Karwij Knoopkruid Hoornbloemsoorten Cichorei Kale jonker Streepzaadsoorten Orchissoorten Wilde peen Slangenkruid Lidrus Dopheide Kruisdistel Gewone reigersbek Koninginnekruid Moerasspirea Walstrosoorten Ooievaarsbeksoorten Hondsdraf Muizenoor Hertshooisoorten Gewoon biggenkruid Gele lis Zandblauwtje Veldlathyrus Leeuwentandsoorten Gewone margriet Rolklaversoorten Echte koekoeksbloem Wederiksoorten Grote kattenstaart Hopklaver Watermunt Vergeet-mij-nietje soorten Gagel Pijptorkruid Klein vogelpootje Wilde marjolein versie 2017-1
Indicatorsoorten Anemone nemorosa Achillea millefolium, Achillia ptarmica Angelica sylvestris Anthriscus cerefolium Bellis perennis Caltha palustris Campanula rotundifolia, Campanula rapunculus Cardamine pratensis Carduus nutans Carum carvi Centaurea jacea Cerastium arvense, Cerastium fontanum div Cichorium soorten Cirsium palustre Crepis biennis, Crepis capillaris div Dactylorhiza soorten Daucus carota Echium vulgare Equisetum palustre Erica tetralix Eryngium campestre Erodium cicutarium Eupatorium cannabinum Filipendula ulmara div Galium soorten Geranium molle, Geranium pratense Glechoma hederacea Hieracium pilosella div. Hypericum soorten Hypochaeris radicata Iris pseudacorus Jasione montana Lathyrus pratensis Leontodon autumnalis, Leontodon saxatilis Leucanthemum vulgare div Lotus soorten Lychnis flos-cuculi div Lysimachia soorten Lythrum salicaria Medicago lupulina Mentha aquatica div Myosotis soorten Myrica gale Oenanthe fistulosa Ornithopus perpusillus Origanum vulgare CONCEPT
41
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Veenwortel Persicaria amphibia Varkenskarwij peucedanum carvifolia Smalle weegbree Plantago lanceolata Vleugeltjesbloem Polygala vulgaris Potentilla soorten div Potentilla soorten primula-soorten div primula soorten Brunel Prunella vulgaris boterbloemsoorten m.u.v. blaartrekkende boterdiv Ranunculus soorten bloem Ratelaarsoorten Rhinantus angustifolius, Rhinantus minor zuring soorten m.u.v. ridderzuring div Rumex soorten Kruipwilg Salix repens Veldsalie Salvia pratensis Blauw glidkruid Scrutellaria galericulata Silenesoorten div Silene soorten Moerasandoorn Stachys palustris Grasmuur Stellaria graminea Blauwe knoop Succisa pratensis Boerenwormkruid Tanacetum vulgare Paardenbloem Taraxacum officinale Poelruit Thalictrum flavum Wilde tijm Thymus serpyllum Gele morgenster Tragopogon pratensis Klaversoorten div Trifolium soorten Echte valeriaan Valeriana officinalis Ereprijssoorten div Veronica soorten Wikkesoorten, m.u.v voederwikke div Vicia soorten In een transect van xx m lang en xx m breed dienen minimaal 4 verschillende soorten uit de lijst met indicatorsoorten in het groeiseizoen aanwezig te zijn.
versie 2017-1
CONCEPT
42
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer, versie 2017-1
Bijlage 2: Protocol Chemische bestrijding bij agrarisch natuurbeheer
versie 2017-1
CONCEPT
43