ORIËNTATIE FIC 2012 - 4 - Mei
Regina Pacis Rotterdam
1
2 2
We nemen er Vrede mee Van de redactie, Frans Wils
Het ´Marconiplein´, een eindpunt van de Metro, zal alle Rotterdammers vertrouwd in de oren klinken. Maar van het klooster dat eraan ligt hebben veel minder mensen uit de Maasstad gehoord. En de naam die het draagt is alleen aan ingewijden bekend: Regina Pacis, Koningin van de Vrede. Een mooie naam voor een klooster in een stad die onlosmakelijk is verbonden met wederopbouw en nieuwe vrede. In 1930 kwamen de eerste tien ´Broeders van Maastricht´ hier wonen. Ook al was het crisis, toch was het ook de tijd van het ´Rijke Roomse Leven´, zoals Michel van der Plas, oud-leerling van de broeders, het noemt. De broeders gaven op vier scholen hun volle aandacht aan opvoeding, onderwijs en culturele vorming. Op 31 maart 1943 kwam er een plotseling einde aan het klooster. Brandbommen deden `Koningin van de Vrede´ in vlammen opgaan. De broeders deelden in de pijn en de verschrikkingen van alle Rotterdammers. Zestien jaar later verrees er uit de puinhopen op dezelfde plek een nieuw broederhuis met dezelfde naam. De Vrede had de pijnlijke herinneringen overwonnen. De broeders waren vol verwachtingen. De congregatie FIC groeide gestaag. We telden bijna duizend leden en waren bezig ons wereldwijd te verspreiden. De FIC had 25 kloosters in Nederland en niets wees erop dat dit het laatste klooster zou zijn dat de Broeders van Maastricht in Nederland zouden bouwen.
3
In het begin van de jaren zestig kwam er plotseling een eind aan het Rijke Roomse Leven. In een paar jaar tijd stokte de groei van de congregatie. In Nederland kwamen er geen nieuwe broeders meer bij en werd klooster na klooster gesloten. Een andere oud-leerling, Kees Fens, omschreef later de congregatie van de broeders als ´sneeuw´: neergedaald uit de hemel, prachtig om te zien, maar voorbijgaand. Toch kijken wij als broeders met tevredenheid terug op de ruim tachtig jaar dat de broeders hier woonden en werkten. Wat onze inzet hier betekend heeft, dat is aan de duizenden oud-leerlingen om te beoordelen. Maar wij zijn dankbaar voor wat we hier in Rotterdam hebben mogen zijn en doen. Wij danken kinderen, ouders, medewerkers, Rotterdammers voor wat we op onze beste momenten voor hen hebben mogen zijn: Broeders van mensen, tekens van vrede. We hebben er vrede mee dat we nu vertrekken. De meeste broeders verhuizen naar het Moederhuis in Maastricht. En het bestuurskantoor van de FIC trekt in bij een nieuw aangekocht pand van het Generale Bestuur, ook in die andere stad aan de Maas. Wat gaat er gebeuren met het gebouw ´Regina Pacis´? We hopen dat het voor Rotterdam behouden zal blijven en dat er op een of andere wijze een uitstraling van Vrede van uit zal blijven gaan. Dan zullen we echt kunnen zeggen: We nemen er Vrede mee.
4
5 5
Zo’n mooi kloostertje Interview met Wilma Marijnissen
Nick van Wouwen
Wilma Marijnissen is beeldend kunstenaar en theatermaakster, en was in 2008-2009 betrokken bij het project ‘Tussendijken’ in Spangen.
Waar was je mee bezig toen je met de broeders in contact kwam? Ik ben theatermaakster en ik ben door de organisatoren van het project Theaterstraat, Mieke de Wit en Nico Goezinne, gevraagd om in het project Tussendijken mee te doen. Het ging bij dat project ondere andere om het creëren van een theaterwandeling door de wijk, met de wijk. Het is uiteindelijk ‘Proef de buurt’ gaan heten en het liep van eind 2008 tot en met voorjaar 2009. De wandelingen vonden plaats in april 2009. Hoe ben je bij de broeders uitgekomen? Ik was ter voorbereiding op de wandeling met een camera en een rugzak door de wijk gaan lopen om alles in kaart te brengen. Toen kwam ik bij wat later het klooster bleek te zijn, een beetje een vesting-achtig complex, en ik was nieuwsgierig dus ik belde aan. Het was broeder Lucianus die me te woord stond, en die liet me na het gesprek dit schitterende vijftiger-jarenpand zien. Ik heb altijd al wat gehad met kloosters, met het contemplatieve, de rust die ze uitstralen. Ik heb goede contacten met de broeders van de Achelse kluis op de grens met België en
6
Noord Brabant en met de zusters van de Nederlandse Orthodoxe Kerk in Den Haag. Ook ken ik de broeders FIC van het Westeinde, daar heb ik mijn atelier, we zijn buren, en ik heb bij hen deelgenomen aan bijeenkomsten over spiritualiteit. Ik wilde heel graag iets doen in de wandeling met dit klooster, maar dat wilde ik wel met respect doen, dus geen theater zoals op de andere plekken, dat waren vooral klein-industriële locaties, ook iets wat erg bij de buurt hoort. Ik had bijvoorbeeld in een garage in de buurt een accordeonorkest, en op andere plekken andere stukjes voorstelling, maar dat vond ik hier niet passen. Ik wilde meer een soort kennismaking, wat doen en denken deze mensen, hoe leven ze? Uiteindelijk hebben we gekozen voor een rondleiding door het klooster. Broeder Lucianus heeft die verzorgd. Dat deed hij geweldig. En de mensen van de wijk vonden het fantastisch. Sommigen, de ouderen die er opgegroeid waren, waren bij de broeders op school geweest, voor hen was het herkenning, niet zozeer van het gebouw maar van de broeders, en bijzonder om te zien hoe die nou woonden. En andere wijkbewoners, veel moslims, wilden graag meer weten, het christendom toont zich niet zo op straat, maar nu ontdekten ze een stukje van de beleveningswereld die daar bij hoort. Ik vind het ook heel bijzonder hoe de architectuur van een klooster als het ware dwingt rustiger te lopen, zachter te praten, wat stiller en meer bij jezelf te zijn. De wandeling kreeg met deze rondleiding als
7
het ware een rustmoment tussen al het rauwere, straattheater, muziek, garages en andere industriële ruimtes, en dat was heel goed. In wezen was het ook heel Rotterdams op deze manier, multicultureel en boeiend. Wat vind je ervan dat de broeders vertrekken uit dit huis? Dat vind ik heel erg zonde, zo’n mooi kloostertje zomaar midden in de wijk, er verdwijnt al zo veel. Ze horen er toch bij. Het is te hopen dat dan in elk geval het pand behouden blijft... Met het verdwijnen van het klooster verdwijnt er ook weer een collectieve herinnering, dat is geen vooruitgang, meer een verarming. Steeds meer sporen van het verleden worden uitgewist, en dat stemt verdrietig, dat doet pijn, we moeten alle tijdslagen uit het verleden om ons heen kunnen houden, dat heelt de ziel en het gemoed. Dan hebben we minder welzijnszorg en instanties nodig, zijn we van binnenuit meer gesterkt. Met sporen uit het verleden blijven we meer geworteld, en weten we beter wie we zijn. Dat hoort bij onze identiteit.
8
9
Uit de Annalen Frans Wils
Hier volgen een aantal foto’s gekozen uit het grote fotoalbum van ‘Regina Pacis, Koningin van de Vrede’, zoals het Broederhuis in Rotterdam heet. Samen geven ze de geschiedenis van het huis in beelden. Elke foto wordt met tekst toegelicht. De schuingedrukte teksten zijn letterlijke citaten uit de Annalen van het klooster. Het eerste Regina Pacis Foto 1: Januari 1928, klooster van de Zusters Onder de Bogen in Rotterdam. In de school links van het klooster begonnen de broeders Regis, Cletus, Electo en Reinald op 5 september 1927 het onderwijs in de Nicolaasparochie te Rotterdam. ‘Zolang ’t klooster dat zoo spoedig mogelijk zou gebouwd worden, nog niet klaar was, zouden de Broeders onder het Schiedamsche huis ad. Nieuwe Haven ressorteeren, zoodat dus dagelijks met tram of bus viermaal de afstand van huis naar school werd afgelegd.’ Dit zusterklooster overleefde de oorlog, al werd tijdens de bezetting wel het torentje afgebroken en vervangen door een observatiepost van de Duitsers. De naam ‘Onder de Bogen’ komt van de grote stenen bogen van de St.Servaaskerk naar het Moederhuis van de zusters in Maastricht, dat vlakbij het Moederhuis van de broeders ligt. Er is al een eeuw lang een goed contact tussen de zusters CB en de broeders FIC. Foto 2: 1930-1935, Br. Melchior. In 1928 werd begonnen met de bouw van eigen scholen. ‘Jammer dat de strenge winter een stagnatie van bijna drie maanden bracht.‘ ‘Augustus ’29 werd er bij de aanwijzing der nieuwe Broeders voor de scholen in Rotterdam rekening gehouden met de a.s. oprichting der
2
10
1
nieuwe communauteit aldaar.’ Een van de nieuwe broeders was Melchior, de beoogd overste. Op 26 september 1929 zag hij de vlag op de kap van het Broederhuis geplaatst worden. ‘Na het gereedkomen der gymnastiekzaal werd de inwijding der nieuwe schoolgebouwen vastgesteld op 21 Nov.’29.’ Daarbij sprak Overste Melchior vele genodigden toe. Zelf schrijft hij in de annalen: ‘Tijdens den rondgang in de verschillende lokalen bracht het jongenskoortje in de gymnastiekzaal, waar de genoodigden waren achtergebleven, eenige Maria-hymnen ten gehoore, die ook door de andersdenkende autoriteiten met grooten eerbied werden aanhoord.’ Tot 1935 hield broeder Melchior de annalen bij. Vanaf toen werd deze taak overgenomen door Broeder Eufronius, die met vooruitziende blik de beschrijvingen van Melchior naar Maastricht zond. ‘Na de brand in 1943 – waarin alle genoteerde bijzonderheden over Communauteit, huis en scholen verloren gingen – was onze Br. Stanislaus te Maastricht nog gelukkig in het bezit van dit bovengenoemd document.’ De datum 21 november was niet toevallig gekozen. Het is de stichtingsdatum van de congregatie die in 1840 te Maastricht werd opgericht. De twee stichters waren Mgr. Louis Rutten en Broeder Bernardus Hoecken.
11
Foto 3: 1927-28, 1e klas St. Matthiasschool met Broeder Cletus. Deze school heette aanvankelijk Jozefschool en lag aan de Schaepmanstraat tegen het zusterklooster aan. De kinderen op deze foto kijken ons vanuit een vorige eeuw aan. Verschillende van deze jongens zullen misschien nog in leven zijn; ze zijn dan net boven de 90. Het duurde even voordat de leerlingen naar hun ‘eigen’ school konden. ‘Niet alleen de strenge winter bracht een stagnatie in de bouw onzer 2 scholen, ook ’n flinke storm benadeelde de aannemers. De binten en balken voor het dak waren geplaatst, de volgende dag zou de vlag op de nok van de school wapperen ten teken dat men het hoogste punt van ’t nieuwe gebouw had bereikt, maar toen de dag daarop de Broeders naar R’dam kwamen en even een kijkje gingen nemen bij de in aanbouw zijnde scholen, bleek hun, dat de storm daarboven had huis gehouden en het werk van de laatste dagen teniet was gedaan.’ De orde/congregatie waartoe de broeders van Regina Pacis behoren, wordt in de wandeling aangeduid als ‘De Broeders van Maastricht’; de officiële naam is ‘Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van de H. Maagd Maria’ – in het Latijn: Fratres Immaculatae Concepcionis, FIC. 3
Foto 4: 21 November 1929, Tentoonstelling Jeugdlectuur. De nieuwe scholen waren nauwelijks geopend of de gelegenheid werd aangegrepen om goede lectuur aan te bieden. ‘Den avond van dezelfden dag werd ook de tentoonstelling van Jeugdlectuur geopend, die reeds tevoren voor een groot gedeelte in dezelfde zaal was opgesteld. Dankzij de sympathieke opwekking tot bezoek in de St. Nicolaasklok en de gelegenheid tot bezichtiging der nieuwe scholen was de toeloop vooral op Zondag enorm. Het totaal bedrag der bestellingen beliep 4
12
± f 1000,-. Dank aan de Broeders van Schiedam die op zo’n uitstekende wijze geholpen hebben.’ Als Broeders van Maastricht hadden wij iets met boeken. Wij zagen ze als onze bondgenoten bij de ontwikkeling van de jeugd in religieus en in cultureel opzicht. En het liefst schreven wij de boeken zelf. Het meest bekend werd ‘Wipneus en Pim’ – voor de Broeders van Maastricht zelf ‘sleutelromans’, waarvan er miljoenen verkocht werden. Foto 5 en 6 (volgende bladzijden): december 1935, uitbeelding Kerstgebeuren. Ouderavonden waren op de Broedersscholen een regelmatig terugkerend hoogtepunt. ‘25 en 26 Nov. ’30 Oudersavond onder leiding van Br. Overste waarop Br. Cyprianus met veel succes een lezing gehouden heeft over ‘Liefde in de Opvoeding’. Ter afwisseling werden daarbij gezangen uitgevoerd door een jongenskoortje onder leiding van Br. Regis. Het geheel mag schitterend geslaagd heeten.’
13
5
Ook de kerstuitvoeringen mochten er zijn. ‘De zang stond onder leiding van Br. Constantinus. De zangertjes hadden plaats genomen in de hal van de St Matthiasschool. ’n Wijd openslaande dubbele deur gaf toegang tot de dieper gelegen gymnastiekzaal. Het toneel waarop de taferelen van Christus‘ Geboorte en de in verband daarmee plaatshebbende omstandigheden in levende tableaux werden uitgebeeld, was aan de andere kant van de zaal. Hal en klassen aan de St. Nicolaasschool leenden zich dus uitstekend voor de kleine spelers om zich te praepareren voor elke nieuwe acte. De leiding van de tableaux bleek veilig toevertrouwd aan Br. Reinald. In 1935 beeldde de kleine Mineur, uit de Willem Beukelszstraat, het kleine Jesuskind uit en ontroerde natuurlijk menig moeder, vooral toen het zo mooi in de kribbe bleef liggen.’ De broeders FIC hebben iets met Kerstmis. Kerstuitvoeringen op het toneel brengen, kerstliederen zingen, kerstgedichten voordragen en zelf maken,
14
kerststallen knutselen... Nu kunt u nog elk jaar terecht bij de ‘Kerststallen in het Stadsklooster’ in Den Haag. Voor openingstijden zie www.stadkloosterwesteinde.nl.
Foto 7 (volgende bladzijde): 1930, de eerste Rotterdamse communiteit. `Woensdag na Paschen 23 april ´30 werd het nieuwe huis betrokken. Maar dat mocht naar de meening van Pastoor Caarls niet zoo eenvoudig gaan. Bij wijze van verrassing, althans voor de betrokkenen, kwam Pastoor in den namiddag aan het klooster in Schiedam met drie auto´s voor, die de 10 toekomstige bewoners van `Regina Pacis` naar hun bestemming zou brengen. Eerst echter ging het naar de Pastorie, waar we in de Parochie verwelkomd werden door het Kerkbestuur, alle Eerw. Zusters en de Kruisvaarders van St. Jan en nadat ons een hartelijk welkom was toegesproken en toegeklonken, ging het op dezelfde wijze naar de nieuwe woning, waar ons een tweede verrassing wachtte. Kapelaan Nic. M. A. Velzeboer had hier een honderd van de grootste schooljongens opgesteld, die ons bij aankomst het welkom in de nieuwe woning toezongen, natuurlijk onder veel belangstelling van het publiek.` 15
7
Achter: Adolfus (kok), Benno (huiswerk), Servatio, Reinald. Voor: Cletus, Hugolinus, Theofridus (1e raadsbroeder), Melchior (overste), Regis (2e raadsbroeder), Auxentio. De meeste broeders waren onderwijzer. De kok en de broeder voor het huiswerk voelden zich in het verleden wel eens achteruitgezet. Later verdween het onderscheid helemaal. Als ‘werkbroeders’ naar de missie gingen ontwikkelden zij dikwijls onvermoede talenten. De overste (abt) werd altijd bijgestaan door twee raadsbroeders. Later ontstond er in kleine communiteiten ook wel een gedeeld leiderschap. Foto 8 en 9 (volgende pagina’s): 25 april 1930, inwijding Regina Pacis. Op 25 april 1930 werd door de Hoogeerw. heer W. Van Hees, Deken van Rotterdam, het nieuwe klooster, het 25e in de congregatie, ingewijd. Architect was Jos Margry (1888-1982). Hij ontwierp diverse kerken in Rotterdam, waaronder de Nicolaaskerk. Al deze kerken zijn verwoest in de oorlog of ten onder gegaan aan de kerkenstorm in de tweede helft van de 20e eeuw. De hoofdingang was omgeven door zonnestralen, zoals dat in de Art Decostijl van die tijd dikwijls gebruikelijk was. Door de kapel dwars te plaatsen kon de vorm van de hoofdingang terugkomen in de kapelramen. Zo ontstond een mooi harmonisch middenstuk met in het centrum een groot beeld van Maria. Het geheel werd bekroond met een slanke klokketoren. Interessant genoeg om er een briefkaart van te laten maken (overigens wel met twee drukfouten).
16
8
Aan de rechterkant liep het broederhuis door in de Nicolaasschool, genoemd naar de heilige van de parochie. Aan de linkerkant lag de St. Matthiasschool, misschien een eerbetoon aan de Algemene Overste Matthias. Waarom heette het broederhuis Regina Pacis, Koningin van de Vrede? Dat staat niet in de annalen vermeld, maar voor een Mariacongregatie die in het interbellum tot grote bloei kwam is het een goedgekozen naam. `Het huis kenmerkte zich door smalle gangen, waarvan
17
9
18
19
er vele zeer hoog waren. Het was er tamelijk donker ten gevolge van de kleine, smalle raampjes, de roodbruine verf op de muren van de gangen en van de kapel. In deze kapel kwam onder eerst een donkerhouten lambrizering en daarboven de verf, die nooit meer te verwijderen was, ondanks de pogingen van de bekwame schilder Meilij. Gelukkig bleef refter en recreatiezaal ervoor gespaard. Genoemde schilder wist vooral de recreatiezaal om te toveren tot een zaal waarvan mettertijd de Zeereerw. Alg. Overste, Br. Christinus, getuigde: ´Dat is de mooiste zaal die ik ken in de Congregatie.´ De somberheid in refter en enkele kamers werd nog vermeerderd door de muren van recreatiezaal en hoge kapel die het uitzicht belemmerden.´ Vroeger had de FIC kloosters in Amsterdam, Den Haag, Nijmegen, Helmond, Waalwijk, Brunssum, Venlo en diverse steden meer. Nu zijn in Nederland vrijwel alle kloosters opgeheven. Alleen De Beyart in Maastricht en het Stadsklooster in Den Haag zijn nog over. In Indonesia en Ghana bouwt de FIC van tijd tot tijd nog nieuwe broederhuizen.
Foto 10: Jaren dertig, Br. Regis en zijn zangkoor van de Nicolaaskerk. In augustus 1933 werd Br. Regis benoemd tot Overste in Amsterdam. Het parochieblad betreurde dat en schreef onder 10 andere: ´Onze jongens vooral zullen hun Broeder noode missen, bij leeren en spel, bij vreugde en verdriet, altijd gingen hun gedachten uit naar Broeder Regis die hen zoo goed begreep, het juiste woord wist te spreken bij vermaning of bemoediging en daarom voor hen gold als de man, die voor hun verdere leven aanwijzing kon geven. Maar niet slechts in de school, maar ook in de kerk was Broeder Regis een man van beteekenis, omdat door zijne tusschenkomst de plechtigheden in de kerk met meer luister en waardigheid konden worden gevierd. Moeten wij nog gewag maken van zijn mannen- en jongenskoor? Hebben wij niet dikwijls met gespannen aandacht geluisterd naar die heerlijke uitvoering onzer kerkelijke gezangen? Wat heeft dat menigmaal onze godsdienstige stemming verhoogd, wat heeft ons dat dichter gebracht bij God Die de eeuwige schoonheid zelve is.`
20
11
Foto 11: Het jongenskoor van Br. Regis wordt in de refter van het klooster ´Regina Pacis´ getrakteerd op oliebollen. Achter: 2e van links Pastoor H. Caarls en rechts Br. Regis bedienen de zangers, die hun best doen om ons te tonen hoezeer ze genieten van het feestelijke eten en drinken. Foto 12: 2 januari 1933. Vroeger was een bekend gezegde: ´zingen is dubbel bidden.` Dat geldt dan zeker ook voor een aantal van dit groepje zangers van Br. Regis. Van de 27 jongens op deze foto werd er één priester en zeven werden broeder: Justinus van der Meijs, Alfred de Keijzer, Auxentius de Keijzer, Hildemar Drummen, Leonardus Drummen, Willy Diependaal en Grégoire de Wit. De laatste twee zijn nog in leven. Elk jaar waren de broeders in de vakantiemaand gespannen voor de ‘verplaatsingslijst’, die in augustus besliste over het lot van de broeders. Er werd elk jaar door het hoofdbestuur geschoven met de ‘poppetjes’. Dáár was een overste nodig, dáár iemand voor de 6e klas, dáár een broeder met muziektalent, enz. Dikwijls was het vertrek uit een stad tegen
21
12
de zin in van de broeder en van de mensen met wie hij werkte, maar de heilige gehoorzaamheid vroeg om overgave. Tot in deze tijd toe proberen broeders de roeping door kerk en wereld te volgen. Foto 13: jaren 30, ontspanning in Amersfoort. In de jaren twintig maakte de Pauselijk Visitator een rondgang door de kloosters van de broeders in Nederland. Zijn commentaar na afloop werd met spanning tegemoet gezien. Zou hij tevreden zijn? Nee, hij vond dat de broeders te hard werkten en te vroeg dood gingen. Er moest meer tijd voor ontspanning komen. Er moest gelegenheid komen om te roken en elke communauteit moest een buitenhuis krijgen. Voor Rotterdam lukte dat niet. Daarom brachten de broeders soms een bezoek aan het 13 buitengoed in Amersfoort. Er zullen heel wat grapjes over ezels gemaakt zijn. In ieder geval was er pret voor tien. Het eerste buitenhuis werd in 1921 in Maastricht gebouwd tegen de St.Pietersberg aan. Er hoort ook een mergelgrot bij. Vele scholen en jeugdverenigingen hebben ook van deze unieke plek genoten. De meeste buitenhuizen van de broeders zijn verkocht, maar ‘De Schark’ in Maastricht staat nog steeds ter beschikking van de broeders. Foto 14: 18 juli 1933, Zilveren Professiefeest Br. Overste Melchior. Br. Overste omringd door de broeders van Rotterdam en Schiedam en door een bloemenzee, met daarin vooral veel toepasselijke engelentrompetten. ‘Het feestprogramma gaf hierover de volgende bijzonderheden: 8.30 ’s morgens Plechtige Hoogmis en Alg. H. Communie tot intentie van de Jubilaris.10.15
22 14
Opening Feestterrein. Feestlied. Felicitatie: Samenspraak tussen 2 leerlingen. 11.00 Gymnastiekuitvoering: 1. Kleutergym 2. Vrije oef. 3. Brug (klassikaal) 4. Bokspringen. 4.00 ’s middags: weer opening feestterrein. Feestlied. 4.30 De gefopte Kuypertjes. 5.00 Joco I Blijspel in 3 bedrijven.` Dit was de tijd van het ‘Rijke Roomse Leven’, zoals Michel van der Plas – oud-leerling van de broeders – dat noemde. Foto 15: Br. Aufridus, een tevreden roker is geen onruststoker. `Op 27 april ´45 keerden Br. Bernoldus en Br. Philotheus vanuit A´dam terug. Ze brachten o.a. mee: voor ieder ´n pond tabak (gebanderouleerd nog wel) totaal 15 ponden. Alle rokers waren dubbel in de wolken en de niet rokers eveneens. Moge op deze plaats even gewezen worden op de bijzondere zorg die Br. Overste Wendelinus aan de dag legde voor het rookmateriaal van zijn Broeders gedurende de oorlog. Nauwelijks was de oorlog met Duitsland een feit of Br. Overste liep de sigaarwinkels af en kocht er enkele pakjes. Niet te veel want dan viel ´t op en deze verdwenen dan in zijn grote habijtzakken. ´Als de broeders maar kunnen roken zal er niet
23 15
gauw ontevredenheid of misnoegen heersen,´ zo was zijn devies.´ Overigens stierf Aufridus niet rustig in zijn bed. ´Br Aufridus werd ongesteld. Onze huisarts meende dat zijn kwaal ´n gevolg was van de keeloperatie in Nijmegen zoveel jaren terug. Daarom voelde onze dokter zich niet competent om in te grijpen en wenste hij contact met de vroegere chirurg. Helaas, de oorzaak was ´t hart en zo gebeurde het dat op 2 maart ´43 ons plotseling Br. Aufridus ontviel. ‘s Morgens onder de H. Mis, terwijl Br. Silvius de schijnbaar niet ernstige zieke voor de tijd van ´n tien minuten had verlaten om de H. Communie te ontvangen stierf 16 plotseling de zieke. In alle haast (´de Pater holde door de kerk´) haalde Pater K. V. Gisbergen s.c.J. de H.Olie en diende Br Aufridus nog het H. Oliesel toe. De 5e maart werd onze overleden medebroeder begraven op het R.K. Kerkhof te Schiedam, nadat de Requiemmis was opgedragen door een der weleerw. Heren Kapelaans in onze kapel.´ De meeste overleden broeders werden en worden begraven in Maastricht, waar de FIC een eigen kerkhof heeft. Daar liggen ook de twee stichters. In Den Haag hebben de broeders een eigen grafkelder, onderdeel van een bijzondere arcade. Hier liggen 40 broeders. Informatie over overleden broeders is te vinden op www.fic-brothers.org/deceased brothers.
Foto 16: 1943, de ruïnes van het eens zo fraaie klooster ‘Regina Pacis’. Wat was er gebeurd? ´Het hoofd vol zorgen hoe de gevolgen van de eisen van de weermacht op te lossen, trof ons op 31 maart ’43 om half twee de grootste ramp. Toen reeds vier Broeders – die van de St. Matthiasschool - naar de Mathenesserstraat waren gegaan voor hun middagschooltijd werd luchtalarm gegeven. In plaats van in schuilkel-
24
ders op straat hun heil te zoeken, lieten de Broeders in alle haast de jongens die op straat speelden, het schoolgebouw binnen gaan. Nauwelijks hadden de kinderen gebeden, of ’n geweldig schieten brak los. We dachten aan geen gevaar, we meenden dat ’t wel weer zou verlopen als vorige dagen. Maar plots ’n geweldige dreun vlak in de buurt, zodat de etiketten van de globale leerleesmethode van ‘t raam vielen (haast vlogen). De ellende was gezaaid. Op verschillende plaatsen rondom ons klooster ‘Regina Pacis’ en rondom onze eigen twee scholen brak brand uit, veroorzaakt door de brandbommen. Vooral ’t blok Schiedamseweg, Nanningstraat, Mathenesserweg was getroffen. Maar vlak bij ons klooster, 2 a 3 meter van de hoek Willem Beukelsz.str. en Willem Beukelsz. Plein was ’n brisantbom neergekomen en uitgespat juist bij de schuilkelder voor ons huis, zo ook in de tuin achter een der huizen rechts van ons klooster, alsook tegenover ons klooster op de Schiedamseweg en op de hoek Willem Beukelsz.str. en Mathenesserweg. Dat alles bracht een geweldige ravage en tevens ’n geweldige, zenuwachtige, gejaagde stemming te weeg bij de bewoners in deze omgeving. Zoals ook overal rondom ons klooster glasscherven, dakpannen
25
16a
en ’n deur van ons huis in stukken op straat. Br. Simon was door het bombardement zo in de war dat hij zijn koffertje (klaar voor ’t vertrek op 1 april) op zijn kamertje heeft laten staan, terwijl hij toch meer dan een half uur tijd heeft gehad om ’t te halen. Te midden der glasscherven stond hij omstreeks kwart na twee uur heel alleen in de Willem Beukelsz. str. niet wetend wat te beginnen. Ons eigen blokhoofd had zorgen genoeg aan zijn eigen ameublement om dat zoveel mogelijk te redden. Vele personen die bij schuilkelder op straat of in het portiek van ons klooster ’n schuilplaats hadden gezocht ter beschutting tegen de granaatscherven, waren ons klooster binnengelopen na de verwondingen die zij hadden opgedaan en ontvingen hun eerste hulp bij de Broeders in de refter. Dit alles vroeg tijd van onze Broeders; ondertussen had de brand tegenover ons in de Nanningstraat zich uitgebreid, aangewakkerd door de sterke westenwind. Hoewel mettertijd een bron was geboord op ’t gazon voor ons huis, viel aan blussen niet te denken. De waterleiding was afgesloten, geen motorpomp kon dienst doen want benzine leverde de weermacht niet. De mensen moesten toezien dat de voortvretende vlammen haar gang konden gaan. Door de open gaten van ons klooster vlogen de vuurvonken naar binnen. Alles te zamen genomen hebben de Broeders zodoende weinig kunnen redden en meenemen, verschillende zelfs niets. Gelukkig was de Pastorie nog gewaarschuwd door Br. Germanus, zodat de Zeereerw. Heer Pastoor P.J.A. Juffermans en de Weleerw. Heer C. M. Doeswijk nog bijtijds het H. Sacrament naar de kerk konden brengen. Op dat moment stonden in het tabernakel twee cibories en een pyxis met H. Hostie voor uitstel. Na de brand waren tabernakel en kruis behouden gebleven. ’t Altaar leek nog ongeschonden maar bleek later totaal onbruikbaar te zijn. Het torenklokje was wel naar beneden gekomen, maar verkeerde toch nog in goede staat.
26
Baldadige handen hebben later dat klokje stuk geslagen. Door de consternatie had men vergeten de Broeders op school te waarschuwen. Deze kwamen op eigen gelegenheid naar het klooster. Enkele konden nog iets redden. De kamertjes (tegen de St. Nicolaasschool aan) van Br. Eufronius en Br. Simon waren nog geheel intact. De dreun was wel zo hevig geweest dat ’n stel platte cigarettendoosjes uit ’n vakje van de opstand van ’t bureau was geslingerd. Eufronius redde nog al zijn habijten, terwijl ’n ander meer zijn aandacht had geschonken aan al zijn sigaren en tabak. Enige broeders zochten hun toevlucht in het Schiedamse Huis, de oude Br. Delphinus toen al 70 jaar kwam er ontsteld aan. Van Br. Bernoldus werd na de brand verteld dat ze hem met een klein kind op de arm hadden zien lopen. De Broeder zal ’t wel aan de politie hebben overgedragen. Sommige Broeders waren terstond naar Bussum en Amsterdam vertrokken, enkele bleven en probeerden die nacht te slapen òf boven de Zustersschool of op de Pastorie òf bij behulpzame particulieren. In de dagen die nu volgden liepen de nog aanwezige broeders eerst doelloos rond, enkele hielpen de Zusters bij het inpakken, tenslotte werden de klassen ontruimd. De Zusters vertrokken, wij Broeders konden ’n nacht doorbrengen in Schiedam, waar ondertussen de Zeereerw. Alg. Overste was aangekomen, die ieder van ons voor voorlopig ons nieuw tehuis aanwees.’ Foto 17: Het schoolteam van 1950-51 poseerde graag op de puinhopen van het oude klooster. Achter: Arnoldus, Gerbrand, Sabinus; Midden: Adriano, De Jonge, Lydius, Van Swieten, Manfred; Onder: Alexis, Bernardinus, Eufronius, Davinus. Broeder Bernardinus kwam op 27 augustus 1945 naar Rotterdam en bleef daar tot 26 april 1985. Foto 18: augustus 1953, Regina Pacis. Op de plek waar het zwarte zuiltje staat sloeg op 31 maart 1943 een brisantbom in. Door overslaande vonken vatte het klooster brand en zakten na
27
17
18
enige tijd de bovenste verdiepingen in. Achter het klooster zijn nieuwe flats in aanbouw (die er in 2012 nog steeds zijn). Rechts van Regina Pacis staat de nieuwe Nicolaasschool in de steigers. De vlag kan daar al in top. Ruim een halve eeuw later werd er een tweede verdieping op gezet. Vooraan staan Hans Dankers en Cockie Holierhoek. Zij staan op de plek waar sinds 1959 het nieuwe politiebureau is gevestigd. Met de fiets aan de hand komt Joop Pijpers aangelopen, omdat hij ook vereeuwigd wil worden. Foto 19: juli 1953, vertrek Br. Gerbrand naar Indonesië. In de jaren vijftig groeide het aantal broeders nog gestaag. Daarom was er ook alle reden om Regina Pacis opnieuw op te bouwen. De congregatie groeide wereldwijd. Br. Gerbrand was een van de laatste broeders die naar Indonesia werd uitgezonden. Daar groeide de congregatie door natuurlijke toeloop van Indonesische broeders. Wel werden honderden broeders gestuurd naar Chili, Sierra Leone, Pakistan, Malawi, Spanje, Ghana. Toen het nieuwe Regina Pacis klaar was in 1959 bedroeg het aantal broeders wereldwijd bijna 1000. Maar plotseling kwam er een omslag in kerk en maatschappij en binnen tien jaar stokte de aanwas in Nederland vrijwel volledig. De congregatie sluit nu in Rotterdam één van de laatste broederhuizen in Nederland. Over tien jaar zal er hier weinig meer van de FIC over zijn. Ook in Malawi en Chili ziet de toe-
28
komst er voor de broeders niet rooskleurig uit. In Indonesia en in Ghana groeit de congregatie gestaag. Foto 20: december 1944, Br. Wendelinus tijdens de hongerwinter. In de annalen zijn uitgebreide verhalen te lezen over het gebrek aan melk, aan boter, aan lucifers, aan koffie, aan aardappelen, aan suiker, aan zeep, aan allerlei zaken, en over de moeilijkheden met de tram, met de elektriciteit, met het water, met alles. Er zijn heroïsche verhalen over de hongertochten, over de wonderen van de kok, over onvoorziene verrassingen. Wendelinus had het als overste extra zwaar. In 1944 was hij duidelijk veel magerder dan op de foto 13 jaar later. Maar niettemin staan zijn ogen helder en ging hij niet te zwaar gebukt onder zijn verantwoordelijkheid. Er gebeurden ook zaken die nieuwe moed gaven. Zoals dit verhaaltje uit de annalen: ’16 Dec. ’44 zouden de Duitsers de school weer bezetten. In het spreekkamertje van de Zusterschool ‘(waar de Broeders tijdelijk onderdak hadden gekregen) ‘werd door de Duitsers een frigidaire geplaatst. Deze en de rest van het vertrek werden volgepropt met vlees, boter, kaas en allerlei gerechten, waarvan wij de namen bijna vergeten waren. Het kamertje werd gesloten en een schildwacht voor de deur geplaatst. Een van de Broeders gluurde met begerige blikken deze Tantaluskamer binnen. Weldra nam deze begeerte concreter vormen aan, de motieven groeiden en de wilsact liet dan ook niet lang op zich wachten. Vanaf dit ogenblik was hij niet meer uit de buurt van dat kamertje weg te slaan. Van ’s morgens 10 tot ’s middags 4 heeft
29
19
hij gewacht, maar de schildwachten bleven voor de deur staan. Eindelijk kwam er onverwacht hulp. Enkele meisjes kwamen binnen, aardappelschilsters; zij deden hun werk in de aangrenzende gymnastiekzaal. De meisjes zongen aardige liedjes, de Edelgermaan voor de deur ging beurtelings op zijn linker- en zijn rechterbeen staan, hield het eindelijk niet langer uit en verliet zijn post. ‘Liebe macht 20 dumm’ dacht onze Broeder, stak de sleutel in het slot, glipte snel naar binnen, stopte een grote worst onder zijn jas en wilde verdwijnen. Maar, o noodlot. De worst was niet alleen, al zijn broertjes zaten er aan vast en die hele stoet klom uit de kast en volgde. Verschrikt rende de Broeder terug, gooide de lummels van worsten weg en greep een reuze ‘Berliner Leberwurst’. Met de worst onder de arm ging hij er van door. Bij het sluiten van de deur zat het eindje nog vastgeklemd ook, maar met een stevige ruk bevrijdde hij zijn schat. De volgende morgen was er feestelijk ontbijt in ‘Regina Pacis’. Foto 21 21 (1957) toont Br. Wendelinus in betere tijden. Foto 22: In 1946 werd besloten om de communiteit Rotterdam tijdelijk op te heffen en samen te voegen met die van Schiedam. Er stond immers geen klooster meer. Pas in 1959 was officieel weer sprake van een communiteit in Rotterdam, nadat Regina Pacis was herbouwd. De foto toont de Rotterdamse broeders vlak voor de samenvoeging. Achter v.l.n.r.: Hugolinus, Lydius, Philotheus, Ludwin, Honoratus, Amabilis, Andreo, Rosario. Voor: Cassianus, Bernardinus, Julianus, Eufronius, Silvius.
22
30
23
De nieuwbouw Afb. 23: 1958. Definitief ontwerp voor het nieuwe klooster. ‘Bij de directe voorbereiding voor de heropbouw heeft vooral Br. David Duives een zeer groot aandeel gehad. Veel van zijn ideeën zijn bij de heropbouw gerealiseerd. Het Rotterdamse architectenbureau Hendriks – Bosch – Hendriks kreeg opdracht voor de bouw van het nieuwe klooster. De Geb. Van Heeswijk uit Best waren de aannemers.’ Johannes P. L. Hendriks (1895 – 1972) ontwierp diverse katholieke gebouwen, zoals het poortgebouw van de St. Laurentiusbegraafplaats in Rotterdam. Zijn werk evalueerde van een traditionalistische katholieke baksteenarchitectuur naar een verzorgd modernisme. Het klooster is daar een mooi voorbeeld van. Er is een streng ritme van telkens 8 vierkante ramen. In het linkerblok één serie van 8 ramen meer. Dat blok moest hoger zijn om aan te sluiten bij de woonflats erachter. Deze bovenste verdieping bleef tientallen jaren een lege, ongebruikte ruimte. Gelijkvloers geven twee arcades met 6 hoge ramen een verwijzing naar oude kloostergangen. Bij de kapel op de eerste verdieping zijn opnieuw 8 ramen geplaatst. Ook de klokketoren neemt deel aan het ritme met telkens een spel van vierkanten. Foto 24 en 25: 19 mei 1958, de eerste paal. ‘Na jarenlange voorbereidingen was het dan eindelijk zo ver dat 18 mei 1958 de eerste paal voor het nieuwe ‘Regina Pacis’ de grond in ging.’ De leerlingen van de Nicolaaschool kijken massaal toe wat er gebeurt op hun geliefde (en verboden) speelplek: de puinhopen van het vorige klooster. Foto 26: 26 augustus 1959. De luidklok arriveert. Januari 1959 namen enkele
31
25
32
ouders van de Nicolaasschool een bijzonder initiatief. Het echtpaar Hulsker van de Spangesekade stuurde alle ouders een brief met daarin o.a. het volgende: ‘Zoals U misschien al gezien zult hebben, vordert de bouw van het naast de St. Nicolaasschool geprojecteerde Broederklooster gestadig. Als we goed zijn ingelicht, zal dit klooster na ongeveer een jaar gereed zijn en zullen de Broeders, de onvermoeide onderwijzers van onze jongens, met aan het hoofd hun altijd welgezinde en voorkomende Broeder Bernardinus, hun nieuwe `home` kunnen betrekken. Wij hebben gemeend de Broeders bij de opening en inzegening, namens de ouders van leerlingen van de St. Nicolaasschool, als blijk van waardering een blijvend geschenk te moeten aanbieden. Wij weten dat er vaak een beroep op U wordt gedaan en dat het brengen van een geldelijk offertje voor ons katholieken, zo niet een dagelijkse, dan toch zeker een wekelijkse bezigheid is geworden. Niettemin wagen wij het te veronderstellen, dat ons plan Uw volle sympathie zal hebben.´ Dit leidde tot het aanbieden van een nieuwe luidklok aan de broeders met daarop in reliëf aangebracht: 1943/1959 Verwoest door oorlogsgeweld Uit dankbare liefde hersteld 24
Op de website ‘www.broedersvanmaastricht.nl’ kunt u ´de lijst van
33
26
medewerkers aan het feestgeschenk der Ouders´ terugvinden. Hun namen staan symbool voor de vele ouders met wie de broeders in al die jaren hebben mogen samenwerken. Bovendien hopen we dat sommige van onze lezers hun eigen namen of die van hun ouders zullen kunnen herkennen. Foto 27: 22 augustus 1959, de eerste drie broeders arriveren. ‘Omdat ons 27 klooster in Bussum gedeeltelijk opgeheven wordt komt een deel van de inventaris naar Rotterdam, o.a. bureaus, opklapbedden, reftertafels, stoelen. Br. Overste Ansfried, Br. Grignion en Br. Damiano gaan hun intrek nemen in het nieuwe klooster. Er is nog geen gas en water en maar enkele lampen kunnen er branden. Zij eten op de St. Nicolaas-school. Water wordt in de tuin gehaald waar de aannemer een kraan heeft. Er werken nog ruim 30 mensen in huis.’ Foto 28: augustus 1959, Br. Grignion, oftewel Jan van Haaren. Br. Grignion, één van de drie eerste broeders in het nieuwe Regina Pacis, overleed dit jaar, 14 maart. Zijn bidprentje begint aldus: ‘Broeder Jan was een nobel mens. Hij had het beste met iedereen voor en toonde zich behulpzaam voor velen op de vele plaatsenwaar hij als broeder mocht werken. Na zijn professie was hij werkzaam in huishoudelijke taken in diverse communiteiten.’ Foto 29: Jan genoot duidelijk van het kwartiermaken in Regina Pacis. Samen met andere vakbroeders die tijdelijk naar Rotterdam kwamen om hun beste beentje voor te zetten. Hier samen met Hubrecht van de Ven, Evatius van Herwaarden en Waldo van de Wiel. Foto 30: Ter ere van de werkers van het eerste uur hier nog iets uit de levensbeschrijving van Jan: ‘Na een goede voorbereiding vertrok hij in 1981 naar Chili, waar hij twintig jaar lang in Talca zich
34 31
inzette voor de jeugd uit achterstandswijken. Hij bekwaamde hen op technisch gebied, startte een kleinschalige werkverschaffing (houtbewerking) voor hen en leidde jongeren op om dit werk over te nemen en door te zetten. Jarenlang was hij overste in zijn communiteit en toonde hier zijn zorg en aandacht voor zijn medebroeders.’ Op de foto kijken Jan en zijn medebroeders Evatius van Herwaarden en Silvio Zimmerman door het gat waarin het tabernakel geplaatst zal gaan worden.
28
Foto 31: 8 oktober 1959, bereiden van het diner. In de ochtend van 28 oktober werd het nieuwe Regina Pacis plechtig ingewijd. ’s Middags werd dit gevolgd door een uitgebreid diner, klaargemaakt door de kok br. Frumentius, geassisteerd door brs. Odo en Evatius (mét feestsigaar), gadegeslagen door br. Damiano. 29
Foto 32 (volgende pagina): 12 september 1959, Br. Bernardinus Schuwirth neemt zijn intrek in Regina Pacis. ‘De Broeders van de St. Nicolaas-scholen en de St. Martinusschool verhuizen van Schiedam naar ons nieuwe klooster bij zeer warm weer. De communiteit is nu voltallig.’ Bernardinus heeft zijn scapulier afgelegd en zijn habijt geopend vanwege de hitte. Zijn rozenkrans heeft hij
30
35
in de ruime zakken gestopt om niet gehinderd te worden tijdens het sjouwen. Bernardinus was een beroemde broeder in Spangen.
32
Foto 33: 28 october 1959, toespraak Br. Overste Ansfried Sturkenboom bij Opening nieuwe klooster. ‘Dit heeft mij toch wel heel erg getroffen, dit geschenk van de ouders. Wij zijn hier gekomen om onderwijs te geven. Opvoeding en onderwijs, daarvoor is dit klooster uiteindelijk gebouwd. En als je dan als nieuweling in een geheel vreemde omgeving komt en je komt dan in aanraking met een grote groep ouders, en je maakt dan mee dat enthousiasme en die enorme waardering die zij voor de broeders hebben, dan weet je eigenlijk niet wat je zeggen moet. Dan denk je alleen nog bij jezelf: je moet hier heel, heel hard werken, met hart en ziel, om het werk dat anderen gedaan hebben, voort te zetten. Wij zullen trachten, door ons gebed, ons leven, ons voorbeeld en ons werken in Rotterdam, te beantwoorden aan het doel waarvoor dit klooster is gemaakt. Temidden van het dagelijks terugkerende rumoer van het verkeer om ons heen en wonend in die dynamische stad, die bruist van drang naar de materiële
36
33
welvaart, zullen wij allereerst trachten te bereiken dat dit prachtige klooster een geestelijke krachtcentrale zal worden, van waaruit wij elke dag met grote opgewektheid en met grote toewijding ons werk werk zullen beginnen tot heil van de Rotterdamse jeugd.’ Foto 34: 1959, de eerste communiteit van het nieuwe Regina Pacis.
34
v.l.n.r, achter: Martino, Alonzo, Silvius, Grignion, Bertrandus, Vianney. Midden: Sergius, Damiano, Honestus, Rogatus, Amatus, Sibrecht, Lamberto. Voor: Viventius, Sabinus, Donatus, overste Ansfried, Bernardinus, Redemptus, Renildus.
Foto 35 (volgende bladzijden): 1959, het nieuw gebouwde klooster Regina Pacis, met op de voorgrond de St.-Nicolaasschool.
37
35
38
39
Water delen met de buren Uit de annalen van 1963 Frans Wils
In 1963 hadden de broeders alweer uitstekende contacten met de buren. Dat bleek goed van pas te komen in de barre winter van 1962-63: ‘23 januari 1963. Al wekenlang is er een strenge winter aan de gang. De toestand van de wegen is en blijft slecht door sneeuw en ijs. Alleen de hoofdwegen blijven behoorlijk begaanbaar voor het grote verkeer. Voor de vele zijstraten blijkt men geen mankracht en materiaal genoeg te hebben. De rivieren zijn bevroren, waardoor minder rivierwater en meer zeewater naar R’dam stroomt. Dit heeft als gevolg, dat wij nu zout water uit de kraan tappen, nl 3 g per liter. Het is niet te drinken; zelfs dieren blijken er vies van te zijn. Met een geneeskundige verklaring kunnen hartpatiënten, a.s. moeders, enz. een beetje goed water krijgen.’ ‘24 januari: Nog steeds zout water! Uit Den Haag kriigen we wat goed drinkwater.’ ‘25 januari: Bij onze buren blijken verschillenden goed drinkwater om medische redenen heel hard nodig te hebben. Wij kunnen elf melkbussen van elk 40 liter en jerrycans uit Den Haag (van beide huizen) krijgen. Br. Overste laat om 12 uur een circulairtje bij de buren bezorgen: Als zij voor vervoer zorgen, kunnen wij goed drinkwater garanderen. Om 2 uur hadden zich al zeven bezitters van auto’s gepresenteerd. ’s Avonds konden in de hal van de flat naast ons al honderden liters water gedistribueerd worden.’ 40
‘26 januari: Feest van Br. Overste. Film: ‘Kanonnen van Navarone’. De bus uit Den Haag bracht goed water mee! Vandaag werd 500 – 800 liter water verdeeld.’ ‘2 februari: De buurtbewoners bieden de Broeders een autorit naar Hoek van Holland aan. Met vijf auto’s vertrekken we. Door de strenge winter is aan de kust een interessante, grillige ijsvlakte te zien.’
41
Feesten en bezinning Uit de annalen 2000-2012
Frans Wils
De meeste broeders in Nederland hebben in deze jaren de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Zo ook in het huis Regina Pacis in Rotterdam. Waar in de zestiger en zeventiger jaren broeders in het onderwijs werkten, of naar de missie vertrokken, zijn ze nu formeel in ruste. In het huis wonen op dit moment naast oud-onderwijzers ook veel oud-missionarissen. Het accent van de activiteiten is verschoven, naar aandacht voor geestelijk welzijn en bezinning. Maar er is ook, voortbordurend op de traditie, ruimschoots tijd voor ontmoetingen en feestelijke gebeurtenissen. Foto’s 1 en 2: Ton van Baaren begeleidt op accordeon, piano en orgel geestelijke en feestelijke liederen in recreatiezaal en kapel. Foto 3: Oud-missionarissen ontmoeten elkaar. Happy to meet again! Eens waren zij samen in Malawi: Kees Zonneveld onder andere als professor in de theologie, Aloysio van den Broek als leraar en schilder van kapellen, Henk Munnich als manager van een grote drukkerij en consul voor Nederland, Lawrence Boonman als manager van plantages, Thomas Lechner o.a. als novicenmeester en nu 86 jaar oud nog altijd in Malawi. Foto 4: Aloysio trots tussen twee oudleerlingen: Frans Wils en Gé van Vugt. Foto 5: Gé van Vugt en Joop van Eijk begroeten elkaar op Chileense wijze.
42 1
4
5
2
43 3
Foto 6: (rechts): Broeders uit Rotterdam, Vlaardingen, Den Haag, Halfweg, Amsterdam bijeen. Gezamenlijke bezinning rond onze stichters.
Foto 7 (midden) : Gerard Langelaan, Lucianus Tieleman, Aloysio van den Broek. Foto 8 (onder): feestelijk diner.
7
8
44
6
Foto 9 (volgende pagina’s): Groepsfoto Rotterdam, 21 oktober 2010, bij gelegenheid van het samen kijken naar de film: ‘Het begin van een congregatie’. Achter: Henk Munnich, uitwonend lid communiteit Rotterdam; Gerard Langelaan, uitwonend lid communiteit Vlaardingen; Aloysio van den Broek, lid communiteit Rotterdam; Kees Buitenhof, lid communiteit Rotterdam; Bep van Eijden, geassocieerde communiteit Stadsklooster Den Haag; Conny Kappelhof-Streep, secretariaat Provinciaal Bestuur; Kees Gordijn, uitwonend lid communiteit Halfweg; Koos Baijer, lid communiteit Rotterdam; Ton van Baaren, lid communiteit Vlaardingen; Avellinus Janssens, uitwonend lid communiteit Halfweg; Henk Rolvers, lid communiteit Halfweg; Jos Straates, lid communiteit Rotterdam; Leo Beeloo, man van Annemiek Jacobs; Roeland Knufman, lid communiteit Rotterdam; Ferrie Kompier, lid communiteit Halfweg; Lucianus Tieleman, lid communiteit Rotterdam. Voor: Frans Wils, lid communiteit Stadsklooster Den Haag; Arnold Smal, lid communiteit Rotterdam; Jos van Eijden, geassocieerde communiteit Stadsklooster Den Haag; Jozef Hengst, uitwonend lid communiteit Rotterdam; Lex Weiler, lid communiteit Stadsklooster Den Haag; Annemiek Jacobs, geassocieerde communiteit Stadsklooster Den Haag; Kees Zonneveld, lid communiteit Rotterdam; Ted van der Geest, lid communiteit Vlaardingen; Wim Brands, lid communiteit Stadsklooster Den Haag.
45
9
46
47
48
Open naar de wijk... Frans Wils/Leo Daenen
In de dagen van het Rijke Roomse Leven was er dagelijks een eucharistieviering in de eigen kapel. Tegen de millenniumwisseling werd het steeds moeilijker om een priester te krijgen, zeker voor de zondagen. Daarom trokken elke zondagochtend de broeders naar de parochiekerk en andere kerken. Niet alleen om daar de zondagsviering bij te wonen, maar ook om hun diensten te verlenen als als organist, dirigent, lector, brancardier, enz. Zodoende kwam de kapel vrij voor de zondagse diensten van de Serven in Rotterdam. Jarenlang kregen zij de gelegenheid om van de kapel van de Broeders gebruik te maken op zondagochtend. Een openheid die door de Serven zeer op prijs werd gesteld, en ook door anderen ... Hier het relaas van de annalenschrijver van de jaren rond 2000. Het was zondag 2 juli 2000 na tien uur. Ik zat op mijn kamer, de deur ging zonder kloppen open en er stond een jongen van een jaar of twintig. Hij zei: ‘Ik zoek dominee Van de Berg.’ Ik meende nog dat het echt was, er zijn wel eens voor mij onbekende voorgangers in de kapel geweest. ‘Het is mijn grootvader’, zei de jongen. ‘Maar het is hier niet, het is een verdieping lager.’ Toen begon ik argwaan te krijgen. Wij liepen naar de benedenverdieping en kwamen bij de zij-ingang. Daar wilde hij de tuindeur opendoen, maar die was op slot. Toen zei hij nog iets in de trant van dat het in orde was en dat hij wegging. Maar ik deed de knip op de zijdeur en riep om hulp. Gelukkig was er die morgen een viering van de Serven. Dan staat er boven aan de trap iemand om kaarsen enz. te verkopen. De verkoper van de Serven kwam meteen naar beneden. Ik zei: ‘Dit is een insluiper, ik ga de politie bellen.’ Het duurde even voordat ze kwamen, ik stond bij de voordeur te wachten en hoorde de hele tijd de jongen tekeer gaan. Ik belde het politiebureau Marconiplein en ze zeiden dat ze eraan kwamen. Even later kwamen een vrouwelijke en een mannelijke agent. Ik vertelde wat er gebeurd was, ze liepen mee en kwamen bij de jongen, waar ondertussen wel een stuk of zes mannen bij stonden als ‘bewaking’. Hij
49
moest met zijn handen schuin omhoog tegen de muur gaan staan, hij werd gefouilleerd en kreeg daarna handboeien aan. De politieman vroeg mijn gegevens en de dame nam de jongen alvast mee naar de wagen. De agent zei ook, dat hij de jongen ’s morgens al op de Schiedamseweg had gezien. Toen zij weg waren, ging ik kijken op de gangen. Ik zag dat o.a. de deur van Dismas en twee deuren op de bovengang openstonden. Ik vroeg aan de Servische verkoper of hij de jongen in de zijgang had gezien, maar dat was niet het geval. Aan tafel las ik de gang van zaken voor en vroeg of iemand iets miste. Toen bleek dat Dismas voor hij naar de kerk ging zijn kerkgeld had klaargemaakt. Wat hij niet nodig had, twee vijfjes en een rijksdaalder, had hij zolang op zijn bureau laten liggen. Die waren verdwenen, in de kamer naast mij. Ik had niets gehoord. Meteen heb ik de diefstal doorgebeld, maar wij hebben er verder niets meer over gehoord. Theolino en Jos waren afwezig. Svetko ging op hun kamers kijken en zag bij Theolino een portefeuille open liggen. Ik belde Theolino om te vragen of er iets in die portefeuille had gezeten, maar dat was niet het geval. De schade is gelukkig beperkt, maar met de Serven zal overlegd moeten worden. Afspraak is dat als zij een viering hebben, iemand op wacht staat bij de zijdeur.
Foto: Svetko Velišček achter het orgel in de parochiekerk. Op dit orgel een plaquette: ‘Ter herinnering aan Br. Germano Valkenaars’.
50
51
Woord ons gegeven, God in ons midden, Toekomst van vrede, wees hier aanwezig, Uw wil geschiede, uw koninkrijk kome 52
REGINA PACIS, KONIN
Dat wij U horen, dat wij U leven, Mensen voor mensen, alles voor allen, Dat wij volbrengen uw woord, onze vrede
That we may hear you, that we may live you,, People for people and all for all, And bring to fullness your word that is our peace
NGIN VAN DE VREDE
Word freely given, God here among us, Peace for our future, be with us always. Your will be done, may your kingdom come 53
54
Een oud-leerling aan het woord Nick van Wouwen
Nico van den Bos heeft in de jaren vijftig op school gezeten bij de broeders op de Nicolaasschool. We stelden hem schriftelijk enkele vragen over die tijd.
Wat herinnert u zich van uw schooljaren op de Nicolaasschool? Ik ging laat naar school, het was na de oorlog erg rommelig in Rotterdam, alles lag in puin, dus ook de scholen. Het onderwijs kwam pas weer een beetje op gang in 1946, waardoor alle kinderen een achterstand hadden. Zelf ben ik geboren in 1941, en ik ging pas in 1948 naar de lagere school. Dat was de Nicolaasschool aan de Schiedamseweg. We noemden die school in de wandeling ‘de puinschool’. Van het gebouw was een deel in de oorlog verwoest, er stonden nog drie lokalen overeind en daar kregen de eerste drie klassen les, de rest was elders ondergebracht. De hele schoolomgeving was een grote puinhoop, letterlijk, met overal brokstukken muur en stapels stenen. Dat puin vonden we overigens als kind niet zo erg, we speelden erin. Er waren ook nog gangen bewaard gebleven onder het klooster Regina Pacis, waar we dan doorheen dwaalden. Heerlijk spannend, maar wel gevaarlijk natuurlijk. Later werd dat ook verboden in verband met het instortingsgevaar. Ik heb in de oude lokalen les gehad tot 1952, daarna werd de school van 1952 tot 1954 tijdelijk elders ondergebracht, in de Busken Huet55
straat, wat voor mij heel dichtbij was. In de tussentijd werd op dezelfde lokatie aan de Schiedamseweg de nieuwe Nicolaasschool gebouwd. Op 22 oktober 1952 ging de gemeenteraad akkoord met de plannen van de architecten Hendriks, Van der Sluis en Van den Bosch. De aannemers Leyten en Van leperen moesten deze 14-klassige, voor die tijd supermoderne school, bouwen voor een bedrag van 286.790 gulden. Op maandag 24 november 1952 werd de eerste paal geslagen. Het bouwen stagneerde vanwege een strenge winter en de watersnoodramp in februari 1953 echter zodanig, dat pas op 30 april 1953 kon worden overgegaan tot het symbolisch leggen van de eerste steen. Op 13 januari 1954 volgde tenslotte de officiële opening. Ruim 1800 mensen maakten in het weekend daarop gebruik van de gelegenheid om de school te bezichtigen. Weet u waar de broeders woonden in die jaren? In de eerste jaren logeerden de broeders in het klooster van de Liefdezusters van de H. Carolus Borromeus op de hoek van de Schaepmanstraat. Om de hoek in de Van Meursstraat was de de katholieke St.Mariaschool, alleen voor meisjes. De school en het klooster waren met elkaar verbonden. Het waren maar hooguit vijf broeders die op school les gaven, dus de huisvesting was denk ik gemakkelijk op te lossen zo. Ik heb nog les gehad van de broeders Efronius, Angelinus, Redemptus en Sabinus. Het schoolhoofd was broeder Bernardinus Schuwirth. Efronius gaf catechismusles. Angelinus had ik in de vierde klas, een al wat oudere, maar aardige, onderwijzer. Redemptus vond ik niet zo aardig, die was erg streng. Sabinus had ik in de zesde klas, een werkelijk lieve onderwijzer, zelfs Engelse les kreeg ik van hem, dan moesten we wel op woensdagmiddag terugkomen. Terugkijkend had ik met de Broeders toch een mooie tijd op de Nicolaasschool.
Lees meer over Nico van den Bos en zijn herinneringen aan Spangen op http://people.zeelandnet.nl/deklaproos/map26.html#inhoud5, Fotoalbum Spangen 1950.
56
57
58
Tussen 1960 en nu Interview met br. Koos Baijer Nick van Wouwen
Koos Baijer is oud-missionaris en leidde vroeger catechisten op. Hij is sinds 2006 lid van de Rotterdamse communiteit.
Je hebt hier meer dan één keer gewoond, klopt dat? Ja, ik heb hier in 1960-61 gestaan, en daarna vanaf 2000 eerst in Rotterdam, daarna in Nijmegen in de Mr. Franckenstraat, en toen dat sloot ben ik teruggekomen in Rotterdam. In de jaren daartussen heb ik gewerkt in Sierra Leone, Pakistan, Malawi en Zambia. Dat is een beetje raar gelopen, van die missie. Ik was onderwijzer en ik was in Maastricht geplaatst op de Montessorischool, en dat was wel intensief maar ik had toch nog wat tijd over, toen ben ik Engels gaan leren samen met een collega-onderwijzer. We hadden een keer in de twee weken les. Toen kwam de Algemeen Overste een keer en die zei, ik hoor dat je binnenkort examen Engels doet. Nou, zei ik, dat weet ik niet. En toen zei de Overste, dat nu ik toch Engels leerde, ik naar de missie kon, ik moest maar een jaar in Rotterdam, daar zat een goede leraar, en daarna naar Wimbledon, met dat Engels aan de slag en dan zou ik naar de missie worden uitgezonden. Dus werd ik in 1960 naar Rotterdam gestuurd voor een jaar, en daarna naar Wimbledon. Zodoende kwam ik dus de eerste keer in Rotterdam terecht.
59
In Rotterdam kreeg ik een derde klas lagere school om te onderwijzen. Op een gewone school heeft een onderwijzer veel meer vrije tijd dan op een Montessorischool, waar je altijd allerlei spelletjes en activiteiten extra moet voorbereiden. Dus ik had alle tijd voor mijn studie Engels, echt een stoomcursus van een jaar zodat ik goed voorbereid in Wimbledon zou aankomen. En dat is toen gelukt. Daarna heb ik al die jaren in de missie gewerkt. Toen ik met pensioen ging ben ik naar Nederland teruggekomen. Eerst even in Rotterdam, maar het was toen nog wel vol hier, dus ik ging door naar Nijmegen, naar de Mr. Franckenstraat. Het werk dat ik in het buitenland had gedaan, catechisten opleiden, heb ik na mijn pensioen achter me gelaten. Ik val alleen af en toe nog in als kok, als het zo uitkomt. Dat heb ik ook altijd graag gedaan, koken. Maar ik vind het wel een beetje jammer dat ik hier in Rotterdam weinig contacten buitenshuis heb. In Nijmegen heb ik nog wel wat hulpwerk kunnen doen, mensen in verzorgingshuizen bezoeken, gebedsdiensten leiden. Hier in Rotterdam was zulk werk er niet voor me. Is er nou veel verschil, tussen deze communiteit in 1960 en deze communiteit anno 2012? Jazeker. Toen ik de eerste keer in Rotterdam kwam, was de communiteit net nieuw, nog geen halfjaar eerder waren de eerste broeders in dit huis getrokken. Ze waren nog een beetje aan het zoeken, om met elkaar tot een gemeenschap te worden. Dat is heel goed gegaan, met veel plezier. Ook het gebouw was toen nog anders, de derde etage was zolder, en er stond een volière van een broeder die vogels hield. De kamers zijn er later in gebouwd. En buiten was er aan de achterkant een serre, waar nu alleen nog de buitentrap is. Er was toen ook nog geen lift. In die eerste jaren waren de meeste broeders onderwijzer, maar er was ook een broeder die kok was en een die het huis schoon hield, en overste Ansfried had geen andere taken. Er waren twintig broeders in 1960, vijftien eeuwig geprofest en vijf tijdelijk. Op dit moment zijn we hier in Rotterdam met een steeds kleinere groep ouderen, we hebben ieder onze eigen ongemakken en probleempjes. Je bent meer op elkaar aangewezen. Ik heb last van mijn
60
enkel, die heb ik in Malawi een keer gebroken, dat blijft een zwakke plek, een van de andere broeders helpt me ’s avonds met mijn steunkousen. Ik ben heel dankbaar dat hij dat doet voor me. Ondanks dit ongemak ga ik er graag nog op uit, ik pak zo’n twee keer in de week de trein, of de tram of metro om weer iets anders te zien. Ik hoop dat ik dat straks in Maastricht ook kan, al zijn de kasseien daar nu niet bepaald geschikt om op te lopen met een slechte enkel. Waar ik een beetje tegenop zie is om weer te moeten verhuizen, ik word ook een dagje ouder, dan is verhuizen niet meer zo leuk. Je moet toch weer wennen. Het zijn vast ook weer goeie mensen daar, maar het wennen wordt elke keer een beetje moeilijker. Maar goed, ik red me wel. Ik hoop dat ik bij de communiteit van ex-missionarissen kom in Maastricht, dan hebben we toch wat gemeen. Dat is hier in huis ook fijn, dat de meesten die achtergrond hebben. Dan deel je wat gemakkelijker met elkaar. Ik had hier nog wel willen blijven, dit is een goed huis. Maar het is niet anders, dat moet ik dan maar accepteren.
61
62
Ik ben van Rotterdam gaan houden Interview met br. Arnold Smal
Nick van Wouwen
Arnold Smal is voormalig provinciaal econoom in Ghana.
Sinds wanneer woon je in dit huis? Ik woon hier nu ruim twee jaar. Daarvoor kwam ik al langer regelmatig op verlof in dit huis. Wat viel je het meest op toen je hier kwam? Nou, ik ben heel hartelijk ontvangen hier, en in de periode van mijn hartoperatie ben ik met oprechte zorg omringd. De broeders kwamen me vaak opzoeken in het ziekenhuis, en daarna heb ik hier negen maanden vertoefd in mijn herstelperiode, dat was een hele mooie tijd. Wat vind je ervan dat deze communiteit moet sluiten? Dat vind ik heel jammer! Ik hou van de ruimte hier, het is prachtig om zoveel ruimte om je heen te hebben, het is jammer als dat straks niet meer mogelijk is. Dit gebouw zou heel geschikt zijn voor iets sociaals voor de omgeving, in zo’n multiculturele wijk in Rotterdam, zoiets als de Rooden Leeuw in Maastricht, maar zo’n project zouden we in deze communiteit denk ik niet meer kunnen opbrengen. Dat is heel jammer maar wel realiteit. Ik zou anders graag hier gebleven zijn en ik had graag aan zo’n project gewerkt. Nu moet ik 63
zien wat ik kan doen waar ik heenga. Hier in huis doe ik de boodschappen voor de communiteit, en ik steek op financieel/commercieel gebied een handje uit bij de provinciale financiële administratie. In Ghana was ik provinciaal econoom, dus ik ken het werk. Maar hier ben ik met pensioen en daar geniet ik ook van. Ik kan nu elke dag naar buiten, een stuk lopen, ergens op een bankje in de stad neerstrijken, dat vind ik heerlijk. Het is hier ook goed te doen in Rotterdam, je krijgt een gratis OV-kaart van de gemeente, daarmee kan ik naar het Beatrixpark in Schiedam, of het Kralingse Bos, of de Heemraadsingel of zo. Ik moet het rustig aan doen, ik blijf hartpatiënt. Ik heb mijn leven lang hard gewerkt, dus het is niet erg dat ik het nu verplicht rustig-aan moet doen. Sommige oudere broeders zijn nog volop actief, maar kan je dat van iedereen verwachten? Ieder doet dat naar beste kunnen. Een beetje helpen in de parochie, lezingen doen. De broeders staan open voor wat komt. Die houding zal wel blijven. Ik weet niet waar ik zelf terecht ga komen, vermoedelijk in Maastricht. Als ik in Maastricht beland kan ik misschien helpen bij de Rooden Leeuw, of weer bij de provinciale financiële administratie, zo iets. Het zal misschien weer even wennen worden, dat moest ik hier ook, maar dat komt wel goed. Ik ben hier ook helemaal thuis geraakt, toen ik de broeders van deze communiteit wat beter leerde kennen. Dit is een fijne communiteit. Wat zou je willen meenemen uit dit huis? O, daar heb ik nog helemaal nooit over nagedacht. Wat ik hier meeneem, dat zijn ervaringen, daar ben ik hier weer veel rijker in geworden. Zelf ben ik denk ik nu ook gemakkelijker geworden naar anderen, minder kritisch. En ik ben van Rotterdam gaan houden. Als nieuwe inwoner bij deze gemeente krijg je te horen ‘u bent welkom’. Toen zei ik, ja, maar ik kom uit Amsterdam. O, zeiden ze, dan bent u iets minder welkom. Dat soort humor, daar kan ik van genieten. En deze stad is heel multicultureel, dat vind ik prachtig. Dat zal ik in Maastricht wel missen, dat is daar wat minder. Hier kom ik als ik boodschappen ga doen alle nationaliteiten wel tegen, dat vind ik leuk. Ik was door Ghana toch al anders naar andere culturen gaan kijken. Dat is heel boeiend. Rotterdam laat zien dat het mogelijk is om met zoveel culturen samen in één stad te leven, dat is heel positief. Anders is hier heel gewoon, het kán allemaal.
64
Wat wel leuk is om te vertellen, ik was een keer boodschappen gaan doen en toen ik terugkwam liep er een allochtone moeder met haar dochter langs ons huis. Het meisje zei: ‘Weet je wat voor huis dit is? Dit is het huis van Jezus.’ We zijn ons niet altijd zo bewust dat we van invloed zijn in de buurt, hier in Spangen. Maar als we weggaan gaan de mensen ons toch missen, de broeders hóren bij deze buurt. Niet heel uitgesproken, maar het gevoel is er wel. Wat ik voor mezelf hier geleerd heb, na mijn hartoperatie, is loslaten. Wat is belangrijk, wat niet. Wat belangrijk is, heb ik ervaren, is je contact met mensen, meer tijd geven aan elkaar. Dat is nu veel belangrijker dan alsmaar werken, hoe fijn het ook is om ergens verantwoordelijk voor te mogen zijn. Je medemens moet meer centraal staan in je leven. In Ghana had ik al geleerd hoe belangrijk begrafenissen zijn voor mensen, en nu ik hier in Nederland de tijd heb voor dat soort dingen, ga ik er eigenlijk altijd wel heen. In De Beyart neem ik dan de tijd om met mensen te praten. Niet omdat het moet, maar omdat het fijn is om te doen. Dan is het ook wederzijdser, dan ben je er echt voor elkaar. Dát is belangrijk in het leven.
65
66
Elkaar dragen en vasthouden Interview met br. Jozef Hengst
Nick van Wouwen
Jozef Hengst is pastoraal werker in het Rotterdamse stadsdeel Ommoord.
Hoe lang ben je al lid van deze communiteit? Al heel wat jaartjes nu, ik woon en werk al lang in deze regio. Ik ben in 1955 in Maastricht gekomen, en in 1957 werd ik op de kweekschool geplaatst als gastenmeester en portier. Ik wilde graag kok worden, maar daar moest ik nog even op wachten. Wachten was goed voor je nederigheid. In 1958 mocht ik dan op De Beyart naar de koksopleiding. Daarna ging ik eerst naar Veghel als kok, en in 1964 naar
Amsterdam. Vervolgens kwam ik bij het Provinciaal Bestuur in Schiedam als kok werken, en daar ging ik ook pastoraal werk doen. Daarvoor heb ik in die periode ook de pastorale school bezocht. Ik deed als pastoraal werker huisbezoeken, bracht de communie bij mensen thuis, bezocht zieken, deed stervensbegeleiding. Dat vond ik fijn werk. Toen ik aan mijn knieën moest worden geopereerd heb ik weer een halfjaar in Maastricht doorgebracht, en daarna heb ik eerst in Loosduinen (Den Haag) en daarop in Schiedam weer pastoraal werk gedaan. 67
Vervolgens moest ik een hartoperatie ondergaan en toen ik daarvan terugkwam in Rotterdam, na de revalidatie, stond de deken van Schiedam al op me te wachten. Die wou me graag als pastor in de Meerpaal daar. Dat heb ik uiteindelijk veertien jaar gedaan, tot na mijn pensionering, en met veel liefde. Als pastoraal werker ga je met terminaal zieke mensen mee tot het eind. Soms ken je ze daardoor beter, of anders, dan de naaste familie. Dan geef je die soms nog weer wat meer inzicht mee. Dat is het mooie ervan. Maar de dokter vond dat ik ermee moest stoppen, dat het teveel werd voor mijn rikketik. Toen ben ik in Ommoord pastoraal werk gaan doen en dat doe ik nog. Omdat ik op mijn gezondheid moet passen, woon ik al negen jaar dicht bij mijn werk, in Ommoord, maar ik heb hier in huis ook nog steeds een kamer. Daar slaap ik in het weekend, dan ga ik ‘s zondags naar Pax Christi. Uiteindelijk zal ik ook wel een keer naar Maastricht moeten verhuizen, maar ik heb gezegd, eerst gaat iedereen uit dit huis maar over, en dan ga ik daarna. Het is wel zo, ik heb heel lang een huisgenoot gehad, een student en voormalig vluchteling, Boutros, die 68
woonde eerst hier in Rotterdam bij de broeders en toen is hij met mij meegekomen naar Ommoord. Maar nu is hij getrouwd en woont in België, en als er nu iets met me zou zijn is er niemand in huis. Ik heb wel heel fijne buren in de flat waar ik altijd een beroep op kan doen, maar het is toch een beetje een risico. De mensen in Ommoord zijn blij met wat ik doe, en ik ben blij met de mensen, maar het zal eens een keer ophouden. Is er een plek of voorwerp in dit huis waar je bijzondere herinneringen aan hebt? Ja, de keuken natuurlijk, het koken, wat doen voor anderen, dat vond ik fijn. Daar heb ik altijd veel plezier in gehad, en mijn medebroeders zijn dankbare mensen om voor te koken. Ze hebben me ook heel goed geholpen toen ik aan mijn knieën geopereerd was, Jos Straates heeft me elke dag verzorgd, en hij ging mee toen ik weer moest leren lopen, het was hem nooit teveel. Dat heb ik heel erg gewaardeerd. Dat koken, dat heb ik tussendoor gedaan in dit huis, eerst was broeder Eobanus z.g. kok, en daarna Kees Harrewijn, maar ik hielp wel mee, ook als er feest was. Dan waren er veel meer broeders in huis. Dagelijkse kost koken is wel goed, maar iets bijzonders maken is natuurlijk veel leuker. Ik kook nog steeds graag. Alleen, mijn hart moet wel meewerken. Als dat even protesteert moet ik gaan zitten en dan moet ik rust nemen. Dat maakt het weleens lastig om afspraken te maken, maar dat moeten we dan maar accepteren. Ik heb wel een pacemaker, maar de hartritmestoornissen zijn soms zo acuut dat het dan even duurt voor die pacemaker weer alles onder controle heeft. Ik heb ook qua werk al veel af moeten stoten, pastoraal werk doe ik echt alleen nog maar in Ommoord, meer zou teveel zijn. Maar ik kom nog graag onder de mensen, dat heeft toch mijn liefde. Straks in Maastricht zal het wel wennen zijn, maar ze hebben al gezegd dat er best het een en ander voor me te doen is. Ik ben niet iemand om op een eiland te leven, het is belangrijk om voor elkaar open te staan. 69
Wat zou je mee willen nemen uit dit huis? Nou, de ikoon bij de bar, dat is een geschenk van Boutros, mijn voormalige huisgenoot, aan de broeders, uit dankbaarheid voor de tijd dat hij hier heeft gewoond, hij voelde zich heel fijn opgevangen. Die ikoon is me dierbaar. Die zou ik graag mee hebben als dat kan. Boutros is een goede vriend geworden, ook nu hij getrouwd is komt hij vaak, met zijn vrouw, en dan slaap ik hier en zij in mijn flat in Ommoord. We hebben elkaar veel steun kunnen bieden. Hij had als vluchteling wel depressieve momenten, dan had hij een schouder nodig, en omgekeerd heeft hij mij heel vaak opgevangen als ik met mijn gezondheid problemen had. Ik ben blij dat hij hem heb mogen helpen, hij is een fijne vent. Verder neem ik goede herinneringen mee aan deze communiteit. Vroeger was het anders dan nu, een heel andere gemeenschap, met 26 mensen, ik had meer contacten met individuele broeders dan nu er nog maar zeven wonen. Het is en was altijd goed en leuk, maar het is nu toch anders. Wat waardevol is aan deze communiteit is dat we elkaar dragen en vasthouden, deze laatste loodjes in dit huis zijn niet altijd gemakkelijk, ook op vergaderingen leidt het soms tot hele discussies, maar we moeten ervan maken wat ervan te maken valt. Dat is natuurlijk weleens moeilijk, maar dan praten we stevig, en delen dingen met elkaar. Dat is mooi.
70
71
72
Een goede geest als gemeenschap Interview met br. Lucianus Tieleman Nick van Wouwen
Lucianus Tieleman is voormalig assistent-accountant en nog altijd financieel adviseur. Sinds wanneer woon je in dit huis? Vanaf oktober 1994, toen de communiteit in Den Haag aan het Westeinde was opgeheven. Leo Daenen en ik vertrokken samen van daaruit naar Rotterdam. Het grappige was, omdat we tegelijk van hetzelfde adres in Den Haag naar hetzelfde adres in Rotterdam verhuisden, dat ze bij de Sociale Verzekeringsbank de conclusie trokken dat we samenwonend – de heer en mevrouw - waren en daarom werden we gekort op onze AOW. Dat heeft nog even voeten in de aarde gehad om dat weer recht te trekken. Op dat moment was Regina Pacis in Rotterdam best een grote communiteit, 20 broeders. Ik had al eens naar Rotterdam zullen verhuizen, toen Schiedam opgeheven werd, maar het huis in Rotterdam was vol, het werd dus Den Haag. En in Den Haag was ik met Modesto Schouten en Wolfgang Borghans en Leo de laatste in het Westeinde toen dat sloot. Maar vrijwel direct daarop werd de communiteit uit Loosduinen (gemeente Den Haag) naar het Westeinde verplaatst, dus uiteindelijk hoefden we het pand niet 73
helemaal leeg te ruimen. Die verhuizing was best moeilijk, de broeders van het Westeinde gingen naar verschillende plaatsen, Leo en ik gingen naar Rotterdam. Weet je dat ik het oude huis in Rotterdam (vóór het bombardement) nog gezien heb, ik was toen nog geen broeder, ik was in Rotterdam voor mijn werk, en ik kwam daar langs en dacht ‘wat een markant pand.’ Regina Pacis stond er op. Ik ben bij de broeders ingetreden op 28 december 1942. Ik was geïnspireerd geraakt door kapelaan Borsboom, Barendje Donderkop noemden we hem. Hij was ook jeugdleider, een bijzondere man. Enfin, ik belandde dus bij de broeders, en een paar dagen later werd ik 21, en kreeg bericht dat ik geslaagd was voor het Staatsexamen SPD. De broeders waren wel blij dat ik dat diploma had; ik ook. Voor het overige vond ik de broeders in het begin soms wel wat apart, in hun eigen wereld ondergedompeld. Ik had zelfstandig gewerkt. Toen ik novice was, kregen we vragen over regels en beleving, en ik vond dat de novicen die regels te absoluut beleefden. Toen ik een vraag stelde of het Voorwoord bij de Constituties ook bij de regels hoorde, zei ik dat daarin gezegd werd, dat het eigen geweten prevaleert, maar waarschijnlijk had ik geen goed gevormd geweten. Aan de ene kant wilden ze me graag op het Onderwijsbureau hebben, maar aan de andere kant vonden ze dat niet goed voor m’n nederigheid (!).Toen vroeg de magister of ik zou instemmen als ik de opdracht kreeg mijn leven lang te schrobben en te dweilen. Ik zei: ‘Ja, maar niet graag.’ Dat was niet goed, ik had ‘graag’ moeten zeggen. Uiteindelijk duurde het toch niet lang voor ik op het Onderwijsbureau werkte. Wat dat betreft, ik heb bij de broeders geweldige kansen gekregen, daar ben ik nog altijd dankbaar voor. Ik mocht later ook buiten de Congregatie adviesfuncties en penningmeesterschappen (KNR, NKSR, Suriname, Zusters) vervullen, ook bij het ministerie van Onderwijs, dat was heel boeiend . Ik heb er altijd alle ruimte voor gekregen. Na mijn periode als Generaal Econoom ben ik nu nog financieel adviseur voor de broeders 74
en bekenden, ik help mensen met hun belastingen, gezinnen met schuldsaneringen. Die functie als assistentaccountant heeft me wel een beetje een buitenbeentje gemaakt af en toe, je komt toch de boeken controleren. Dat maakt de afstand soms wat groter. Maar daar heb ik nu geen last meer van gelukkig. Toen ik in Rotterdam kwam wonen was dat geen onbekende plek voor me, ik was er al vaak geweest, om de administratie van de scholen na te lopen. Ik was ook bij de opening van het nieuwe huis Regina Pacis, in 1959. De eerste jaren na de bouw waren er nog niet veel broeders, de bovenverdieping stond er wel op maar die was leeg. Pas later werd dat ingericht. Heb je nog bijzondere herinneringen aan Rotterdam die je wilt delen? Ik heb drie jaar een bestuursfunctie gehad in Rotterdam, dat was erg zwaar, je moet dan ook je spiritualiteit delen, het is toch een gave als iemand dat kan. Verder ben ik altijd blij geweest met de fijne verzorging van de kerkdiensten in Rotterdam. Ook met de gezelligheid bij feesten en verjaardagen, deze communiteit heeft een goede geest als gemeenschap, je kent elkaar natuurlijk erg goed na verloop van tijd, en desondanks kunnen we allemaal goed met elkaar opschieten. Wat zou je willen meenemen uit dit huis? Tja, ik woon hier nu achttien jaar, maar ik ben natuurlijk altijd veel op pad geweest, het hele land door, en die bezigheden gaan gewoon met me mee. Wat ik verder zou willen meenemen is het strand en de zee, dat is hier betrekkelijk dichtbij, je kunt gemakkelijk eens naar Hoek van Holland of zo, ik hou van zwemmen. Ook het Kralingse bos is dicht75
bij, je kunt overal naartoe fietsen. Ook de gratis OV-kaart van Rotterdam zal ik wat dat betreft missen, en de Rotterdam-pas. Ik kan gratis of bijna gratis naar de Spido (rondvaarten in de haven), de Euromast, tentoonstellingen in het Fotomuseum en zo. De laatste keer ben ik daar trouwens gevallen, toen brak ik een wervel, dat is nu al anderhalf jaar terug en gelukkig is het allemaal goed afgelopen, ik dank Onze Lieve Heer daarvoor. Nu heb ik nog wel thuishulp, ik mag niet meer bukken, en ik moet met een stok lopen. Straks in Maastricht kom ik ook wel weer op bekend terrein, ik heb ook daar lang gewerkt, negentien jaar als directeur van het Onderwijsbureau, met op het hoogtepunt 55 scholen, waaronder vier kweekscholen en vier BLO-scholen, dat was veel werk. Ik had er een administratief systeem voor bedacht dat later universeel bruikbaar bleek en ook elders is overgenomen. Later heb ik bij Onderwijs nog deelgenomen aan een commissie die de salarissen voor het onderwijs moest automatiseren, toen heb ik het verlofsbesluit rijksambtenaren helpen opzetten voor de automatisering. Dat is jaren gebruikt. Dat zijn leuke dingen, fijne herinneringen. Dat zijn de dingen die ik met me meeneem.
Foto rechts: Wim Luiten, lid Provinciaal Bestuur, en Jos Straates, lid van de communiteit Rotterdam, ontmoeten elkaar. Aan de muur hangt de poster met het motto: ‘Elkaar nabij blijven’.
76
77
78
Voorgaan bij de broeders
Joost de Lange
Joost de Lange is pastor in het Sint Franciscus Gasthuis in Rotterdam en verzorgt de diensten in de kapel voor de broeders.
In 1996 werd ik door de bisschop van Rotterdam benoemd als pastoor van de Pax Christi parochie en plebaan van de kathedraal. In mijn hoedanigheid als pastoor van de Pax kwam ik al heel snel in contact met de broeders van het Marconiplein. Jos Reinerie (broeder Clarentius) sloeg de maat bij de samenzang in de kerk en broeder Svetko Velišček begeleidde de goegemeente aan het orgel. Bij bijzondere gelegenheden (vooral de professiefeesten) werd ik gevraagd om in de kapel van het klooster te celebreren. Na die vieringen was er altijd koffie met vlaai en daarna nog meer lekkers… In 2001 verliet ik de parochies om in het Sint Franciscus Gasthuis te gaan werken als geestelijk verzorger. Daardoor raakten de broeders voor mij ‘buiten beeld’. Totdat Svetko mij opbelde en vroeg of ik een paar keer per week de Eucharistie zou kunnen voorgaan in de kapel. De pater die het tot dan toe had gedaan 79
80
81
was vertrokken naar het verzorgingshuis van zijn congregatie. Sindsdien, het was november 2005, was ik iedere maandag, woensdag en donderdag in de kloosterkapel om voor te gaan. Nou ja, iedere is een beetje overdreven, maar wel heel veel. Op woensdag was er altijd een gezongen viering, consciëntieus voorbereid door Svetko. Voor de viering moest alles nauwkeurig worden doorgenomen en werd afgesproken wie wat zou voorzingen. We hebben dat net zo lang volgehouden tot het niet meer ging en Svetko naar Maastricht vertrok. Hij was niet de enige die wegging. Er waren hem al diverse broeders voorgegaan en er volgden er ook nog. Maar ook stierven er broeders, soms heel plotseling. Ik denk dan aan Piet, die ik nog de ziekenzalving heb mogen geven in het EMC, temidden van zijn medebroeders en de zusters van het schippersinternaat. Dat alles maakt dat nu de laatste broeders naar Maastricht zullen vertrekken. Een verbondenheid van bijna zestien jaar (met onderbrekingen) komt zo tot een einde. En dat stemt weemoedig. Het is niet anders, maar toch… Ik zal het missen. Nee, ik zal ze missen: de broeders. De broeders met wie ik keer op keer de Eucharistie mocht vieren, meestal in alle soberheid en soms uitbundig. De broeders met wie ik daarna aan tafel ging, waar we over de dagelijkse dingen spraken en soms over kerkelijke zaken. Gelukkig hebben we aan tafel, maar ook bij de koffie en de borrel veel gelachen. Ja, ik zal ze missen, maar ik wens alle broeders van Rotterdam nog een heel mooie tijd in Maastricht toe. Het is niet alleen de Maas die ons verbindt, het zijn ook de herinneringen van de afgelopen 16 jaren! Broeders, het ga u goed.
82
83
84
Gewoon je werk doen Interview met Conny Kappelhof-Streep
Nick van Wouwen
Conny Kappelhof is secretaris van het Provinciaal Bestuur, dat sinds 1985 in Rotterdam gevestigd is.
Sinds wanneer werk je in dit huis? Sinds 1 mei 2000 werk ik voor het Provinciaal Bestuur in het Rotterdamse klooster. Daarvoor werkte ik voor het Bisdom Rotterdam, en van een bevriende relatie hoorde ik dat het Provinciaal Bestuur FIC een secretaris zocht. Ik had – en heb - een vrij sterke kerkelijke achtergrond, ik ben ook actief in onze parochie, de Liduinabasiliek in Schiedam. Bij het bisdom waren veranderingen gaande, en ik was inmiddels op zoek naar een andere uitdaging, ik was al een beetje aan het rondkijken naar een andere baan. Mijn huidige functie leek me wel wat, ik heb dus gesolliciteerd en ik werd aangenomen. Het Provinciaal Bestuur was al enige tijd op zoek naar een kandidaat, ik denk gezien mijn achtergrond dat ik aan hun wensen voldeed. De eerste dag dat ik kwam werken in het Rotterdamse klooster, dat weet ik nog goed, stond er een groot boeket bloemen voor me, en er waren gebakjes om te vieren dat ik er was. Vanaf die 85
eerste dag ben ik heel intensief ingewerkt door broeder Frans School. Het was natuurlijk toch wel wat anders dan het bisdom. Maar mede door Frans School en Jos van Eijden heb ik me in de loop der jaren goed kunnen ontplooien, en ben er steeds meer in gegroeid. Wat ik bijzonder waardeer, is dat de broeders hardwerkende en eerlijke mensen zijn, niemand heeft een dubbele agenda, dat neem je over, dat is heel plezierig werken. Toen ik in mei 2000 ging werken voor het bestuur, werkte ik 36 uur per week, dat is inmiddels teruggebracht naar 24 uur per week. Het valt mij bijzonder zwaar dat de groep broeders nu wel heel klein aan het worden is, dit is ook de reden dat mijn functie binnen afzienbare tijd naar alle waarschijnlijkheid stopt, maar goed, ik zie wel. Voorlopig is het kapitteljaar nog in volle gang en wie weet is er een oplossing tegen die tijd. Toen ik hier kwam zaten er nog twintig broeders in dit huis, nu nog maar zeven, het is niet vreemd dat het huis gesloten wordt, maar ik vind het wel erg jammer en heel verdrietig. Ook voor de broeders, sommigen zitten hier al zoveel jaar. Ik zal ze heel erg missen. Maar het belangrijkste vind ik dat de broeders goed terechtkomen, dat de broeders een goed nieuw ‘thuis’ krijgen en dat de zorg goed is. De broeders verdienen het, het zijn zulke lieve mensen! Het overlijden van broeder Theo Broelman is een enorme klap geweest, niet alleen voor de provincie FIC, maar ook ik heb er veel verdriet om gehad, nog, hij was zo’n ontzettend goed mens. De broeders (en de geassocieerde leden) zijn me allemaal erg dierbaar, ik acht ze stuk voor stuk bijzonder hoog. Toen ik trouwde waren er veel van de broeders aanwezig. Mijn echtgenoot, Constantijn, heb ik leren kennen toen ik hier al werkte. Constantijn heb ik in onze parochie ontmoet, het was voor ons allebei (twee verstokte vrijgezellen) heel bijzonder om nog iemand tegen te komen om je leven mee te delen, we hebben heel goed 86
over ons huwelijk nagedacht maar het staat als een paal boven water dat we heel gelukkig zijn met elkaar. Zo deel je dan lief en leed met elkaar, met je dierbaren om je heen en de broeders, ze boden mij steun toen mijn vader vorig jaar overleed. Dat was een hele moeilijke tijd... Vooral ook omdat je verder moet leven met de wetenschap dat je geen ouders meer hebt (mijn moeder is op 60-jarige leeftijd aan een herseninfarct overleden), maar dat overkomt uiteindelijk iedereen. Gelukkig hebben wij heel goed afscheid kunnen nemen van onze pa. Dat was met name te danken aan het feit dat hij de laatste twee maanden dichter bij ons kon komen wonen, en ook omdat pastoor Vismans een mooie afscheidsdienst heeft gehouden in het crematorium. Tja, en dan deel je dus ook de zorg en het verdriet bij het overlijden van iemand als Theo Broelman. Eén van de mensen aan wie ik ook bijzondere herinneringen heb in dit huis is de broeder die vroeger de tuin verzorgde van het Rotterdamse klooster. Elke dag, wat voor weer het ook was, koud, of heel warm, eerst ging hij in de voortuin papiertjes rapen, onkruid wieden, de tuin moest schoon. Zonder mopperen of morren, gewoon doorgaan. Dat vond ik altijd heel sterk van hem. En dat hebben álle broeders, gewoon je werk doen zonder te zeuren. Dat vind ik zó knap, dat bewonder ik echt. 87
Zijn er plekjes, of dingen, in dit huis die een bijzondere betekenis voor je hebben? Nou… het huis niet zozeer. Ik heb hier wel mijn eigen plek, de kamer waar ik al die jaren al werk. Die heb ik, na twee-drie maanden, ingericht naar mijn eigen inzicht. Er stonden drie bureau’s, het was allemaal erg vol, ik heb er twee bureau’s uit gedaan, zodat het wat ruimer werd. Ik was begonnen met een foto van mijn kat Joppie op m’n bureau te zetten, en daarna is het steeds meer mijn eigen kamer geworden (met nog meer foto’s van de katten). De tuin, dat is het mooiste eigenlijk, en dan vooral die prachtige bloesemboom die ieder jaar weer helemaal roze is. Die ga ik zeker ook missen. Is er iets bijzonders wat je meeneemt uit dit huis? Aan het afscheid moet ik even niet denken, dat is voor mij op dit ogenblik te emotioneel. De broeders zijn zulke lieve, fijne mensen. Daar heb ik heel veel goede herinneringen aan. Voor de rest probeer ik positief in het leven te staan, vertrouwen te hebben in de toekomst, kijken naar wat je hébt, naar wat je dierbaar is, dankbaar te zijn, dankbaar voor mijn katholiek zijn, dankbaar dat ik met Constantijn getrouwd ben, dankbaar voor alle dierbaren om mij heen. Dat is voor mij de hoofdzaak.
88
89
90
Alles van waarde... Interview met Kees Harrewijn
Nick van Wouwen
Kees Harrewijn is kok en manusje-vanalles voor de broeders in Regina Pacis.
Sinds wanneer werk je in dit huis? O, ik werk hier al zeventien of achttien jaar. Ik ben gevraagd door broeder Eobanus, indertijd. Ik was op dat moment zonder werk, ik hielp de bakker naast mijn huis met brood bezorgen, ik leverde hier elke dag een wit en een bruin af. Op dat moment woonden hier niet zoveel broeders. En Eobanus was kok, daar had ik dus contact mee. Op een gegeven moment moest ik gebak brengen, er was iemand jarig, en toen kregen we het over het feit dat ze geen portier meer hadden, iemand die mensen aan de deur te woord kon staan, mededelingen maken, lampen ophangen in huis en dat soort dingen. Eobanus wist dat ik dat soort werk eerder gedaan had, bij de Franciscanen. Dat ging ik dus doen. En toen de kokkin later wegging, mevrouw Coby, vroeg hij of ik ook wilde koken. Eobanus zei: ‘Jij kookt toch bij je thuis ook, dan kun je toch ook voor ons koken?’. En hij wist dat ik dat ook voor de Franciscanen wel had gedaan. Van koken voor vijf naar koken voor twaalf was wel een grote stap, en uiteindelijk werden het er nog twintig toen de Postjesweg werd opgeheven en er broeders uit Chili terugkwamen. En er was ook nog een student bij. Dan zaten ze aan drie tafels.
91
Eobanus en zijn team
Maar in mijn contract stond dat ik niet voor meer dan twintig mensen hoefde te koken. De broeder die dat had opgesteld ging er wel losjes mee om; toen er een feest met 80 man werd georganiseerd vroeg hij me of ik dat ook maar wilde doen (lacht bij de herinnering). En nu ben ik min of meer met pensioen, ik val alleen nog in als kok af en toe, en op verzoek doe ik nog andere werkjes, dat vind ik wel goed. Ach, de broeders zijn altijd goed geweest voor mij, dat werkt andersom dan ook zo. Ik heb hier ook veel geleerd, relativeren, doordenken. Dat heeft ook wel leuke momenten opgeleverd. Zoals die keer dat het Goede Vrijdag was, en de broeder die over de maaltijden ging, vroeg waarom ik geen toetje gepland had. Ik herinnerde hem eraan dat het Goede Vrijdag was, en dat dat een onthoudingsdag was. Het was even stil. Toen zei hij bedachtzaam: ‘Maak toch maar een toetje. Dan is het aan de broeders om het te laten staan.’
92
Ik had hier regelmatig verbazingsmomenten. Niet zoveel als bij de Franciscanen, daar was er elke dag wel een, hier was het meer eens per week. (Grapt:) Het enige andere waar ik hier in achteruitging ten opzichte van de Franciscanen was dat als ik de deur opendeed voor een vreemde ze me geen ‘pater’ maar ‘broeder’ noemden. Wat altijd een puzzel was, is hoeveel mensen er mee moesten eten. Kruisjes zetten werkte niet, broeders vergaten dat en dan stond je regelmatig voor verrassingen. Dan kwam bijvoorbeeld broeder Kees, op een dag met prachtig weer, ´Denk erom, vanavond hebben we drie gasten´. Ik had rollade, dus dat kwam wel goed. Maar dan bleek ´s avonds dat er vier van het huis de deur uit waren, met dat mooie weer, dus dan was het eten alsnog te ruim berekend. Het moest altijd flexibel, een soort wonderbare vermenigvuldiging af en toe. Maar het lukte me doorgaans wel om dat goed te krijgen. We hebben wat gasten gehad, ook de laatste jaren nog, een feest toen Honoratius uit Indonesiè over was, die had de bersiap overleefd omdat hij altijd alleen met ´Honoratius´ tekende onder alle stukken, dus ze hadden nooit zijn Hollandse naam gezien. En toen Willy Diependaal overkwam uit Chili met gasten, dat was mooi, en ook toen de Taizé-mensen kwamen logeren. Altijd leuk, altijd bijzonder. ´t Is zonde dat het huis nu moet sluiten, maar één plus één is twee, en de broeders die hier nog zitten worden ook alleen maar ouder. Ze komen overal vandaan: Amsterdam, Chili, Ghana, Malawi, overal hebben ze gewerkt, en hier zijn ze met pensioen, ook een beetje bejaardenhuis. In De Beyart zitten ze dan beter, vergeleken bij hier. De sfeer is goed daar, als je bij iemand op bezoek gaat word je ook netjes opgevangen, en ik ga ze zeker en vast opzoeken. Als ze maar goed opgevangen worden, dan is het goed. Het zal jammer zijn als de broeders straks weg zijn, maar ja, zoals Lucebert zegt, ‘Alles van waarde is weerloos.’ Is lezen een hobby? Nou, vroeger las ik veel, maar nu wat minder. Een goede hobby zou zijn om te leren uitrusten. Maar dat zit niet in me, ik sta elke dag om zes uur op. Daar heeft mijn ziekte geen verandering in gebracht. Ik ben nu zeventig, vorig jaar kreeg ik een ont-
93
steking in mijn longen, ik schrok wel, het was een tijd van onzekerheid, maar de kuur heeft goed geholpen. Sindsdien moet ik wel rustiger aan doen, ik werkte voor die tijd nog vier dagen in de week, maandag tot en met donderdag, en de andere dagen werd er warm eten bezorgd voor de broeders. In de begintijd werkte ik vijf dagen in de week, en dan kookten de broeders zelf in het weekend. Jos Reinerie maakte in die tijd elke zaterdagavond stamppot, andijvie, snijbonen, spinazie, hete bliksem. Dan stond hij in de keuken in een wit t-shirt, met een sigaar, en dan stond hij soep en stamppot te maken. Met een glaasje bier ernaast. Op een gegeven moment zei Eobanus tegen mij: ‘Kees, waarom maak jij nooit stamppot?’ En ik zei, dat Jos dat toch elke week deed. Ja, maar dan was Eobanus er niet. Ik heb het toch maar niet gedaan, dat was teveel geweest, zoveel stamppot. Later wel, toen Jos niet meer op zaterdag kookte, dan maakte ik ´s winters wel stamppot. Maar toen niet.
Zijn er plekjes, of dingen, in dit huis die een bijzondere betekenis voor je hebben? Nou, de keuken natuurlijk, dat is mijn dierbaarste plek in dit huis, hoe lang heb ik daar niet gestaan? 94
Een andere plek die wel bijzonder is in dit huis is de vliering boven de kapel, onder het dak. Als je in de kapel lampen moet vervangen, daar is bijna niet bij te komen. Dan moet je de toren in, twee trappen, dan door een luik dat je met je hoofd moet opdrukken, dan oversteken, met een hamer de schuif openslaan, met een zaklamp die zolder op, daar is geen verlichting, en de lampen zitten in de steenwol tussen de loopplanken, je moet nog goed uitkijken waar je stapt ook, anders stap je ertussen. Het huis is erg mooi om te zien, maar niet op alle punten praktisch ingericht. Is er iets bijzonders wat je mee zou willen nemen uit dit huis? (Haalt een pan uit de kast) Dit, dat is mijn eigen pan, daar kookte ik altijd soep in. Die zou ik wel mee willen nemen als de broeders weg zijn. Voor de rest… herinneringen. Ik heb er heel veel. Een gekke dag was indertijd met Theolino, die reed de wagen de poort uit, en zat ineens dood achter zijn stuur. Hij werd op straat gereanimeerd, een agente deed dat, ze kreeg zijn hart weer op gang, en er kwam iemand van de artsenpost bij met een apparaat. De hoertjes van de Keilerweg liepen hier, er stond er één in het gras te bidden: ‘Laat die man leven’. Die zijn nu allemaal weg, naar de Nieuwe Binnenweg, met begeleiding. Dat werkt wel. Een andere aparte herinnering was die aan een verslaafd stel, dat hier elke dag een boterham kwam halen, Kees maakte dan een boterham voor ze met ontbijtkoek. Die mensen mochten niet naar binnen, kwamen alleen aan de deur. Wordt er op een bepaald moment gebeld, waren zij het, ze vroegen ‘Meneer, komme mal, Boterham, bitte keine Ontbijtkoek.’ Ik vragen waarom niet. Nou, daar was ze allergisch voor. Maar ze bleek dus kiespijn te hebben. Ik heb geschaterd. Later kwamen ze een bijbel brengen, als bedankje. Dat zijn dingen die je bijblijven, al die verhalen. Dat neem ik mee. 95
96
English summary This special edition of Oriëntatie FIC is dedicated to the Rotterdam community of FIC and their home Regina Pacis. The first part describes the history of the house. The brothers first came to Rotterdam in 1927 and set up a school as well as building the first Regina Pacis house in 1930. This building was destroyed by fire in 1943, in the Second World War, after bombs hit surrounding buildings. Both house and school had only a few rooms left standing. Nevertheless the brothers continued teaching, even though in 1946 the community was temporarily joined to that of the neighbouring town of Schiedam. In 1956 the school was rebuilt, and in 1959 the new house Regina Pacis was opened. At that time many Dutch brothers left the country to work abroad, in Chile, Ghana, Indonesia, Malawi, Pakistan, Sierra Leone, and Zambia. The Rotterdam house was often a starting point for this, as bro.Koos Baijer testifies in his interview. Meanwhile the Rotterdam community strengthened its ties with the neighbourhood, teaching at the school as well as becoming active in the parish and, in the worst winter in living memory (1963), supplying sick neighbours with clean drinking water when the frost caused the city water supply to become tainted with sea salt. The neighbours in their turn offered the brothers a ride to see the sea frozen over. Later, the Regina Pacis house became the home of many a brother returning from work abroad to retirement, as well as receiving its share of brothers from other communities that were disbanded when the total number of brothers in the Dutch Province declined. Now, it is time for the brothers of Regina Pacis to move to the Mother House in Maastricht, as this community too has declined and the difficult decision was taken to close this, the last FIC house that was built in the Netherlands. Beside Maastricht, only the house in The Hague still continues. Interviews with a number of the brothers as well as others who have special ties with Regina Pacis or the brothers FIC in Rotterdam give testimony of a community strongly founded on mutual support and solidarity with others, and a house that ‘naturally invites contemplation and peace’.
97
De laatste communiteit
Van links naar rechts: Henk Munnich (inzet), Kees Zonneveld, Lucianus T Roeland Knufman, José van Eijk, Jozef Hengst, Koos Baijer, Jos Straates 98
Tieleman, s, Arnold Smal.
99
100
Speciale taak
Avellinus
Gewoonlijk staat op deze laatste pagina de column van onze Avellinus. Deze keer geen ´Avellinusje´, maar wel woorden van hem. Als Algemene Overste hield hij bij de inwijding van het klooster een lange toespraak. Hier volgen enkele citaten daaruit: ´Het is zeker waar, dat het religieuze leven ook een menselijke kant heeft. Soms wel eens een té menselijke, of misschien is het ook wel eens niet menselijk genoeg. Maar als het ècht is, is het een teken van het geestelijke, van het hemelse koninkrijk en weerspiegelt het de essentie van het christelijke leven. Als religieuzen in dit nieuwe huis, zijn wij door de getuigenis van een blij en volwaardig christelijk leven in staat om mee te helpen de kerk te dragen. En dát is de grote reden tot dankbaarheid op deze dag. De speciale taak van de broeders ligt op het terrein van de opvoeding en het onderwijs. Geeft dit enerzijds een reden tot dankbaarheid, omdat wij dit mógen doen, anderzijds realiseren wij ons welke grote verantwoordelijkheid hiermee op ons rust. De opvoeding in deze tijd van de beschaving van snelheid, beeld en geluid, stelt steeds hogere eisen aan de opvoeders. Onze kinderen hebben er recht op, gelukkig te worden in de wereld van morgen. Maar de gevaren die dat geluk bedreigen, zijn zo geheel anders dan vroeger. Ik noem bijvoorbeeld de ziekelijke nervositeit die we 101
zo dikwijls moeten constateren, koortsachtige onstandvastigheid, onbekwaamheid tot verstandelijke aandacht en concentratie, behoefte aan spanning en verdoving. Zeker is, dat de opvoeder - gedeeltelijk nog opgegroeid in een andere wereld - de opdracht heeft de kinderen van déze tijd voor te bereiden en gelukkig te maken voor de nieuwe wereld. Wij broeders, wij, congregatie, beschouwen het als een eer, onze bijdrage te mogen leveren in de opvoeding van duizend jongens. En omdat een eigen klooster, een eigen huis, hiertoe zo´n machtige bijdrage levert, zijn wij dankbaar, innig dankbaar, voor die prachtige woning, die wij hier samen met God mogen delen. We hebben ons en dit huis gesteld onder de bijzondere bescherming van de Patrones van onze Congregatie, die hier vereerd wordt onder de titel van Koningin van de Vrede. Wij hebben haar onmisbare zegen ook afgesmeekt over al die jongens, die in de komende jaren aan ons zullen worden toevertrouwd, alsmede voor hun ouders, met wie wij in de opvoeding mogen samenwerken.´
Foto vorige pagina, van links naar rechts: Oud-Algemeen Overste Br. Egberto, architect Johannus Hendriks, Br. Bonaventura, Algemeen Overste Br. Avellinus, deken Mgr. B.G. Henning. Foto rechts: mgr. Henning zegent de klok onder toeziend oog van Avellinus en andere broeders.
102
103
Inhoud 3
Van de redactie
6
Zo’n mooi kloostertje - interview Wilma Marijnissen
10
Uit de Annalen - Frans Wils
40
Water delen met de buren - Frans Wils
42
Feesten en bezinning - Frans Wils
49
Open naar de wijk... - Frans Wils/Leo Daenen
52
Regina Pacis
55
Een oud-leerling aan het woord - interview Nico v.d. Bos
59
Tussen 1960 en nu - interview Koos Baijen
63
Ik ben van Rotterdam gaan houden - interview Arnold Smal
67
Elkaar dragen en vasthouden - interview Jozef Hengst
73
Een goede geest als gemeenschap - interview Lucianus Tieleman
79
Voorgaan bij de broeders - Joost de Lange
85
Gewoon je werk doen - interview Conny Kappelhof-Streep
91
Alles van waarde... interview Kees Harrewijn
97
English summary
101
Speciale taak - Avellinus
Alle interviews: Nick van Wouwen; tekening middenpagina: Arnold Smal.
104
Redactie: Annemiek Jacobs Avellinus Janssens Henk Rolvers Frans Wils Nick van Wouwen
TIJDSCHRIFT VAN DE FIC Jaargang 39 - Uitgave 298
Vormgeving: Henk Rolvers Nick van Wouwen Archief: Frans Turkenburg Engelse vertaling: Nick van Wouwen Redactieadres: franswils@hotmail. com Verzending: Ton Simons Brusselsestraat 38 6211 PG Maastricht
www.brothers-fic.org www.broedersvanmaastricht.nl