OPINIERECHTBANK
Pedagogisch dossier: De opsluiting van kinderen in gesloten centra voor vreemdelingen
Dit dossier handelt over kinderen die in België toekwamen en in gesloten centra worden opgesloten. Een opinierechtbank wilde hun verhaal vertellen. Sommigen onder hen zijn hier geboren of wonen al vele jaren in België. Ze zijn lang niet allemaal vertrouwd met de taal of de cultuur van hun land van oorsprong. Het zijn kinderen, net als alle anderen, alleen ontbreekt hen soms de moed nog langer kind te blijven: een kind dat kan spelen, lachen, huilen, ... Sommigen dragen wonden die trager genezen dan een fysieke wonde. Met hun getuigenis zochten deze kinderen en gezinnen geen medelijden of hoop. Maar hun verhalen mogen ons echter niet onverschillig laten. Achter de prikkeldraad van de centra zitten andere kinderen en andere gezinnen vast die niemand ziet of hoort. Dit dossier wil ook de juridische grondslagen voor de bescherming van deze kinderen naar voor brengen, te beginnen met de plicht die Staten hebben om de rechten van elke minderjarige te vrijwaren. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de specifieke noden en rechten van deze kinderen gekend zijn en nagestreefd worden door diegenen die hen willen beschermen en helpen. Iedereen speelt een rol bij het laten naleven van de rechten van alle kinderen in België en in de wereld. Ook jullie !!! Oprechte dank gaat uit naar Peter R. Ryssack voor de Nederlandse vertaling van dit dossier en van de reportage. Dank ook aan Gaëlle Buysschaert, Maud Dominicy, Benoît Van Keirsbilck, Liesbet Mignolet, Charlotte Van Zeebroek evenals aan Lise Batugowski, Marie-Paule Bergmans, Sonia De Bontridder, Eric Fierens, Dominique Goethals, Nancy Louël, Nadia Sennouni, Isabelle Taildon, Cécile Job, Claire Obolensky, Sylvie Van Donghen en allen die van ver of dichtbij bijdroegen tot de samenstelling van dit dossier en tot de organisatie van de opinierechtbank. Dit dossier kwam tot stand met de steun van het Fonds Lydia Chagoll “Voor de glimlach van een kind”, beheerd door de Koning Boudewijnstichting. Het TV-programma «Kinderen achter tralies» (Des enfants derrière les barreaux) is gerealiseerd door Daniel Nokin. De rechten van de reportage werden kosteloos afgestaan door RTL-TVI. Een speciale uitzending van Niouzz over de gesloten centra «Centres fermés» is gerealiseerd door Marie-Pierre Fonsny. Deze reportage (die niet ondertiteld is) mag enkel in privé-kringen (in scholen) vertoond worden en mag niet voor commerciële doeleinden gebruikt worden.
Op 12 september 2008 maakte de Minister van Migratie- en Asielbeleid via de media bekend dat vanaf oktober geen gezinnen met kinderen meer opgesloten zouden worden in gesloten centra. De gezinnen zullen voortaan in open wooneenheden verblijven en worden van dichtbij gecoacht door de Dienst Vreemdelingenzaken, die hen voorbereidt op hun terugkeer. Het gaat om een pilootproject dat in december 2008 geëvalueerd zal worden.
Omslagfoto: Een pop in de boeien © Brasseur Régis Lay out van het dossier: Benoît Vandenbegine @UNICEF België D/2008/5606/6
2
Hoewel we ons verheugen dat alternatieven voor opsluiting van gezinnen worden uitgewerkt in de nasleep van de Opinierechtbank, blijkt dat het einde van de opsluiting niet in zicht is voor alle gezinnen en dat het risico dat gezinnen opgesloten worden nog reëel is als ze niet samenwerken aan hun terugkeer. Dat betreuren we.
NHOUDSTAFEL
I. INHOUDSTAFEL II. HET RUIME KADER 1. Het juridisch kader voor de bescherming van ontheemde en gevluchte kinderen 2. Het Verdrag inzake de rechten van het Kind 3. Het opsluiten van kinderen 4. Woordenlijst III. EEN OPINIERECHTBANK OVER HET OPSLUITEN VAN KINDEREN 1. Definitie en historiek van de opinierechtbank 2. Getuigenissen van slachtoffers 3. Vonnis van de opinierechtbank 4. Opvolging van de opinierechtbank IV. PEDAGOGISCHE ACTIVITEITEN 1. Methodologie 2. Activiteitenfiches V. INFORMATIEBRONNEN EN NUTTIGE LINKS Informatiebronnen : boeken, dossiers, televisieprogramma’s, links VI. BIJLAGE DVD met twee reportages over de gesloten centra en de opinierechtbank 3
I. I N L E I D I N G Vandaag erkent men dat kinderen en jongeren rechten hebben. De rechten van kinderen (hier gedefinieerd tussen 0 en 18 jaar) worden opgesomd in het Verdrag Inzake de Rechten van het Kind (verkort : het Kinderrechtenverdrag), het breedst geratificeerde mensenrechtenverdrag uit de geschiedenis. In 1989 beslisten de leiders van de hele wereld dat kinderen een eigen verdrag moesten krijgen dat speciaal voor hen was opgesteld : omdat kinderen nood hebben aan bijzondere zorgen en bescherming. Ze wilden er ook zeker van zijn dat de ganse wereld erkent dat ook kinderen rechten hebben. In een perfecte wereld zou het Kinderrechtenverdrag moeten volstaan om de rechten van alle kinderen te vrijwaren. Maar in de praktijk is de toestand allesbehalve rooskleurig. Zelfs in België, nochtans een welvarend en democratisch land. De aanzet tot dit dossier werd ons gegeven door kinderen. Het richt zich tot leerkrachten en geeft een stand van zaken over de toestand van de buitenlandse kinderen die in gesloten centra worden vastgehouden. Achter hun getuigenissen gaat het verhaal schuil van miljoenen mannen, vrouwen en kinderen over de hele wereld. Het verhaal van moeders, vaders, broers en zussen. Wij staan aan de andere kant en kijken ernaar. We houden van de slogan die zegt dat zwijgen een boodschap is, net als niets doen een daad op zich is. We willen die stilte doorbreken en aanzetten tot actie. Want wij hebben wel degelijk een rol te spelen. Dit pedagogisch dossier bevat twee reportages en lesondersteuning voor de leerkracht. De doelstelling is om leerlingen uit het secundair kennis te laten maken met het lot van gevluchte en ontheemde kinderen wereldwijd, en in het bijzonder dat van de buitenlandse kinderen die gevangen zitten in gesloten centra. De pedagogische ondersteuning benadert begrippen als mensenrechten, kinderrechten en vluchtelingenrechten. Het dossier richt zich specifiek tot twaalf- tot achttienjarigen. Via het voorbeeld van de opinierechtbank legt het de klemtoon op het leven van buitenlandse kinderen die worden opgesloten in gesloten centra. Het is de bedoeling bij de leerlingen empathie te genereren t.a.v. gezinnen die noodgedwongen hun geboorteland zijn ontvlucht. Dit dossier kan ook als basis dienen voor mondiale vorming door de leerlingen te sensibiliseren voor kinderrechten en voor de gelijkheid van die rechten voor àlle kinderen waar ook ter wereld. Via de animaties worden de leerlingen aangespoord hun wereldbeeld te verruimen, hun kennis te ontwikkelen en in te zien hoezeer eenieder zich kan inzetten om de rechten van allen te laten naleven.
Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de specifieke noden en rechten van deze kinderen gekend zijn en nagestreefd worden door diegenen die hen willen beschermen en helpen.
4
II. Het ruime kader Situatieschets Het aantal vluchtelingen en ontheemden tengevolge van schendingen van de mensenrechten, gewapende conflicten of natuurrampen wordt vandaag rond de 67 miljoen mensen geschat. Tweederden zijn kinderen. Wanneer ergens in de wereld een crisis losbarst - hetzij een natuurramp, extreme armoede of oorlog - dan zijn kinderen altijd de eerste slachtoffers. Omdat ze fysiek zwakker zijn, vallen ze als eersten ten prooi aan ziekte, geweld en ondervoeding. Ze zijn het meest kwetsbaar en ze begrijpen niet waarom ze gedwongen worden hun huis te verlaten voor verre oorden. Op de vlucht slaan verloopt chaotisch en niet zelden woorden daardoor de kinderen van hun ouders en hun familie gescheiden. Ze kunnen enkel gissen of hun kinderen nog leven of niet. Van dan af staan de kinderen bloot aan nog grotere risico’s: gedwongen inlijving als kindsoldaat, kinderhandel of uitbuiting. De kinderen zijn op geen enkele wijze verantwoordelijk voor wat hen overkomt. Ze zijn slechts figuranten in het verhaal van hun ouders, maar ze beleven het evenzeer. Wat zouden ze écht voelen? We kunnen het ons slechts inbeelden, en dan nog !
1. Het juridisch kader voor de bescherming van ontheemde en gevluchte kinderen De Staten hebben de plicht de mensenrechten te beschermen van alle personen die zich op hun grondgebied bevinden. Kinderen hebben - net als volwassenen - een aantal universele en onvervreemdbare rechten. Door hun kwetsbaarheid en hun noden op het vlak van ontwikkeling hebben kinderen bovendien nog andere, specifieke rechten
1. 1. De rechten van de mens De rechten van de mens gelden voor iedereen. Het Verdrag Inzake de Rechten van het Kind, het Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten en het Verdrag tegen Foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende Behandelingen zijn voorbeelden van verdragen die betrekking hebben op de rechten van de mens. Voor een aantal verdragen bestaan er organismen die moeten toezien op hun naleving door de Staten. Het Kinderrechtencomité dat waakt over de toepassing van de kinderrechten in de wereld is daar een voorbeeld van. t t
t
%F NFOTFOSFDIUFO [JKO VOJWFSTFFM [F HFMEFO WPPS JFEFSFFO LJOEFSFO inbegrepen, op gelijke wijze en zonder onderscheid. %F NFOTFOSFDIUFO [JKO POWFSWSFFNECBBS %BU CFUFLFOU EBU [F OJFNBOE kunnen worden ontnomen, behalve in bepaalde uitzonderlijke, specifieke omstandigheden - bijvoorbeeld in oorlogstijd kan er een beperking zijn van de bewegingsvrijheid. %FNFOTFOSFDIUFO[JKOPOWFSEFFMCBBS POMPTNBLFMJKLNFUFMLBBSWFSCPOEFO en onderling afhankelijk om de eenvoudige reden dat het niet volstaat het ene recht te eerbiedigen maar het andere niet.
5
1. 2. Het vluchtelingenrecht Het Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen uit 1951 (verkort : de Conventie van Genève), het Protocol van 1967, de regionale instrumenten aangaande vluchtelingen en de besluiten, het beleid en de richtlijnen van het Uitvoerend Comité van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) vormen samen het juridisch kader voor de bescherming van vluchtelingen. Maar ook al moet het UNHCR toezien op de naleving van de Conventie van Genève, toch hangt de effectieve toepassing af van de individuele Staten. t t t
%F$POWFOUJFWBOFOIFU1SPUPDPMWBO[JKOWBOUPFQBTTJOHPQ alle personen die als vluchteling worden omschreven, ook kinderen. ,JOEFSFO IFCCFO EVT IFU SFDIU PN BTJFM UF WSBHFO FO CFTDIFSNJOH te krijgen in toepassing van de instrumenten inzake vluchtelingen. 6/)$3QVCMJDFFSEFJO[KJO#FMFJEBBOHBBOEFLJOEWMVDIUFMJOHFO en in 1994 Richtlijnen ter bescherming van en hulp aan kindvluchtelingen.
1. 3. Het internationaal humanitair recht In tijden van conflict beoogt het internationaal humanitair recht de bescherming van de personen die niet deelnemen aan de vijandelijkheden (iedereen die geen wapens draagt) en de inperking van de oorlogsmethoden. Het is van toepassing op conflicten tussen Staten maar ook op interne conflicten. De vier Verdragen van Genève uit 1949 en de twee Protocols uit 1977 zijn de belangrijkste verdragen van het internationaal humanitair recht. Het vierde Verdrag handelt specifiek over de bescherming van burgers. Ze is dan ook de belangrijkste voor ontheemde en gevluchte kinderen. t t t
%FWJFS7FSESBHFOWBO(FOÒWFWFSQMJDIUFOBMMFQBSUJKFOWBOFFOHFXBQFOE conflict tot het naleven van bepaalde minimale humanitaire regels aangaande de bescherming van de burgerbevolking. %FUXFF1SPUPDPMTVJUWPPS[JFOJOFFOCJK[POEFSFCFTDIFSNJOHWPPS kinderen. 5JKEFOTHFXBQFOEFJOUFSOBUJPOBMFFOCJOOFOMBOETFDPOnJDUFOHFOJFUFO kinderen bescherming op twee niveaus : als lid van de burgerbevolking én als kwetsbare groep die om specifieke bescherming vraagt.
Het aandeel burgerslachtoffers van gewapende conflicten steeg de jongste decennia spectaculair; het zou op dit moment de 90% overtreffen. Ongeveer de helft van die slachtoffers zijn kinderen.
2. Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind Alle landen, met uitzondering van de Verenigde Staten en Somalië, ratificeerden het Kinderrechtenverdrag. Het geldt dus quasi wereldwijd. Ze vertegenwoordigt een wettelijke verplichting voor alle ratificerende Staten en is van toepassing op alle kinderen, overal ter wereld. Het non-discriminatieprincipe verleent bijzondere bescherming aan de kwetsbare kinderen, bv. ontheemde kinderen en kindvluchtelingen. Het Kinderrechtenverdrag omschrijft een kind als “ieder mens jonger dan achttien jaar, tenzij volgens het op het kind van toepassing zijnde recht de meerderjarigheid eerder wordt bereikt” (artikel 1). Dat betekent dat het Verdrag van toepassing is op alle personen jonger dan achttien. De tekst van het Verdrag kan worden gedownload op de site www.unicef.be of www.unicefkids.be (kindvriendelijke versie). 6
t )FU,JOEFSSFDIUFOWFSESBHJTIFUJOUFSOBUJPOBMFJOTUSVNFOUEBUEFIPPHTUFCFTDIFSNJOHTOPSNFOWPPSLJOEFSFOCJFEU t 4JOETEFVOBOJFNFBEPQUJFEPPSEF"MHFNFOF7FSHBEFSJOHWBOEF7FSFOJHEF/BUJFT PQOPWFNCFS werd het geratificeerd door 192 staten. t )FUTUFVOUPQWJFSHSPUFQSJODJQFTOPOEJTDSJNJOBUJF IFUCFMBOHWBOIFULJOE IFUSFDIUPQMFWFO PWFSMFWFOFO ontwikkeling en het recht op participatie. t )FUCJFEUFFOOJFVXFWJTJFPQIFULJOE,JOEFSFO[JKONFOTFONFUSFDIUFOFOWFSBOUXPPSEFMJKLIFEFOJOGVODUJF van hun leeftijd en groeiende capaciteiten. t )FUJTWBOUPFQBTTJOHPQBMMFLJOEFSFOCJOOFOEFKVSJTEJDUJFWBOFFOMBOE JODMVTJFGEFHFWMVDIUF POUIFFNEF JMMFHBMFy
Toepassing Door het ratificeren van het Verdrag voor de Rechten van het Kind, verbinden de Staten zich ertoe alle nodige maatregelen te treffen voor de uitvoering van de rechten die het Verdrag erkent. Daartoe moeten de Staten hun wetgeving aanpassen en rapporten opmaken voor het Comité voor de Rechten van het Kind dat toeziet op de goede naleving van het Verdrag overal ter wereld. Het Kinderrechtencomité publiceert vervolgens aanbevelingen waarin de Staten worden gevraagd alle pijnpunten in hun land te verbeteren.
Hoofdprincipes van het Verdrag Het Verdrag voor de Rechten van het Kind steunt op vier basisprincipes: non-discriminatie, het belang van het kind, het recht op leven, overleven en ontwikkeling en het recht op participatie. © UNICEF/HQ06-2400/Susan Markisz
2. 1. Non-discriminatie Non-discriminatie betekent dat alle kinderen hetzelfde recht hebben hun gaven en bekwaamheden te ontwikkelen in alle maten van hun mogelijkheden. Dit beginsel geldt voor alle kinderen, in alle omstandigheden, ten allen tijde en overal ter wereld. Het thema van de non-discriminatie is van cruciaal belang voor de bescherming van de buitenlandse kinderen die op de vlucht, ontheemd of illegaal zijn. Het betekent dat ieder kind dat onder de jusrisdictie van een Staat valt, over alle rechten beschikt die het Verdrag voorziet, los van zijn nationaliteit of migratietoestand. Het Verdrag beschermt alle kinderen: ook vreemdelingen, vluchtelingen, ontheemden of illegalen. In Europa wordt aan kinderen in gevangenschap vaak het recht op onderwijs ontzegt. Onderwijs is voor opgesloten kinderen des te belangrijker omdat het in volle levenscrisis structuur en stabiliteit biedt. Het helpt ook bij het verwerken van traumatiserende ervaringen en het verwerven van vaardigheden. Het beperken van sommige rechten - bijvoorbeeld de toegang tot onderwijs of tot aangepaste zorgen - is niet verenigbaar met het non-discriminatiebeginsel.
7
© UNICEF/HQ06-1682/Mary Joy Dabi
2. 2. Het belang van het kind In alle handelingen en beslissingen die het kind aanbelangen, moeten de belangen van het kind de eerste overweging vormen. Het belang van het kind is van cruciaal belang voor de bescherming van buitenlandse, gevluchte, ontheemde of illegale kinderen. Het Verdrag verbindt het belang van het kind aan het naleven van diens rechten. Het opsluiten van buitenlandse kinderen in gesloten centra heeft negatieve gevolgen voor de kinderen en voor de samenleving. Ze beperkt de cognitieve ontwikkeling van de kinderen en hun economisch en sociaal prestatievermogen als volwassenen. De duur van de opsluiting en de leeftijd zijn sleutelfactoren. Hoe langer de opsluiting, hoe negatiever de weerslag op de ontwikkeling. Het meest schadelijk is de opsluiting van kinderen onder de leeftijd van 5-6 jaar, en meer bepaald vóór de leeftijd van drie jaar. Het is namelijk in de eerste drie levenjaren dat het kind de fysieke, psychische en sociale vaardigheden ontwikkelt die van vitaal belang zijn voor zijn verdere leven. De opsluiting van kinderen in gesloten centra is niet verenigbaar met hun hogere belang.
8
2. 3. Het recht op leven, overleven en ontwikkeling Het recht op overleven en op ontwikkeling getuigt van het vitaal belang van een gewaarborgde toegang tot basisdiensten en van het verlenen van dezelfde ontwikkelingskansen aan alle kinderen. Het kan gaan om maatregelen die de kindersterfte doen dalen of de levensverwachting doen stijgen. Dit recht is verbonden met een passende levensstandaard. Het impliceert het recht op woonst, op voeding en op de best beschikbare gezondheidszorgen. Het beginsel van overleven en ontwikkeling vestigt tevens de aandacht op de noodzaak om de volledige en harmonieuze ontwikkeling van het kind te waarborgen. Met inbegrip van de spirituele, morele en maatschappelijke facetten waarin onderwijs een rol speelt. Dit beginsel is fundamenteel voor de toepassing van het hele Verdrag. Het opsluiten van buitenlandse kinderen in gesloten centra heeft negatieve gevolgen voor de mentale ontwikkeling van het kind. Vrijheidsberoving houdt voor een kind tal van gevaren in: confrontatie met geweld, ouders die psychisch ziek worden, onvoldoende bescherming, ernstige psychologische en ontwikkelingsstoornissen. Op korte en lange termijn kan deze ervaring leiden tot gedragsstoornissen, psychosomatische aandoeningen en psychische klachten zoals depressie en angstgevoelens. Volgens recente studies heeft een buitenlands kind dat in een gesloten centrum wordt opgesloten tien keer meer kans op het ontwikkelen van psychische aandoeningen dan een ander kind. Het opsluiten van kinderen in gesloten centra bedreigt de ontwikkeling van het kind.
2. 4. Participatie Participatie betekent dat het kind de mogelijkheid moet hebben gehoord te worden en dat rekening moet worden gehouden met zijn mening over alle vragen die betrekking hebben op zijn rechten. Staten moeten de actieve en reële participatie van kinderen bevorderen in de besluitvorming die hen aangaat. Wat betekent dit principe? Dat kinderen het recht hebben beslissingen te beïnvloeden die hun leven betreffen, vrij hun mening te uiten, gehoord te worden en ernstig te worden genomen. Het participatiebeginsel kan worden toegepast in alle stappen die verband houden met asiel, ook tijdens de bepaling van het vluchtelingenstatuut, de in hechtenis name of de mogelijkheid van terugkeer naar het land van oorsprong. Buitenlandse kinderen die in gesloten centra worden opgesloten, begrijpen niet waarom ze in dergelijke omstandigheden worden vastgezet, noch wat de procedures zijn. De moeilijkheid om met de buitenwereld te communiceren (vrienden, school), de verspreiding van schriftelijke informatie en de taalbarrière dragen daartoe bij. Het gebrek aan aangepaste informatie is voor deze kinderen een bron van stress. Bovendien kunnen de kinderen nooit uitdrukken wat er in hen omgaat en ze worden niet gehoord in de verschillende stappen van de asielprocedure. De hechtenis van kinderen in gesloten centra komt niet tegemoet aan hun recht op participatie. © UNICEF/HQ07-0989/Olivier Asselin
Categorieën rechten van het Kinderrechtenverdrag In 54 artikels en twee facultatieve Protocols somt het Kinderrechtenverdrag de fundamentele rechten op van alle kinderen wereldwijd: het recht op overleven, het recht op ontplooiing, het recht op bescherming tegen mishandeling en uitbuiting, en het recht op participatie aan het familiale, culturele en sociale leven. Twee bijkomende Protocols werden door de Algemene Vergadering aangenomen in mei 2000 en ten uitvoer gebracht in 2002. Beide Protocols hebben betrekking op de recrutering van kinderen in gewapende conflicten en op kinderhandel, kinderprostitutie en kinderporno. 9
© UNICEF/ HQ99-0016/Roger LeMoyne
3. Het opsluiten van kinderen Kinderen opsluiten in gesloten centra werkt diep beangstigend en destabiliserend. Temeer omdat deze buitenlandse kinderen geen enkele strafrechtelijke inbreuk begingen. Ze worden van hun vrijheid beroofd voor wat wordt bestempeld als “inbreuken verbonden aan het statuut van de persoon”. Men begrijpt alsmaar beter dat het vaak zinloos is en zelfs averechts uitpakt, deze kinderen van hun vrijheid te beroven. Meer nog : de meeste deskundigen zijn het er vandaag over eens dat opsluiten uit den boze is. Het Kinderrechtenverdrag stelt dat de vrijheidsberoving van een kind - met inbegrip van ontheemde en gevluchte kinderen - niet het belang van het kind als hoogste overweging heeft (artikel 3 van het Verdrag). Indien een kind al wordt opgesloten, moet dit een uiterste maatregel zijn en voor de kortst mogelijke duur (artikel 37 van het Verdrag). t )FUPQTMVJUFOWBOLJOEFSFOJTFFOVJUFSTUFNBBUSFHFMFOWBO[PLPSUNPHFMJKLFEVVS t )FUJOUFSOBUJPOBBMSFDIUMFHUEFLMFNUPPOPQIFUQSJODJQFWBOFFOIFJEWBOHF[JO t 8BOOFFSFFOLJOEIFUNPFUTUFMMFO[POEFSEFPNLBEFSJOHWBO[JKOHF[JO IFFGUIFUSFDIUPQBMUFSOBUJFWF vormen van bescherming, zorg en bijstand. t %F CFTDIFSNJOH WBO IFU LJOE CFQFSLU [JDI OJFU UPU IFU WSJKXBSFO WBO [JKO SFDIUFO WPPS EF EVVS WBO [JKO verblijf in het asielland. Ze impliceert tevens het zoeken naar een duurzame oplossing.
De zaak Tabitha in close-up
Ze is vijf jaar, blijft twee maand opgesloten en wordt dan, in haar eentje, terug naar Congo gestuurd.
De elementen hieronder zijn een synthese van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens betreffende de situatie van Tabitha en haar moeder. Voor meer gedetailleerde informatie kan men het integrale arrest en bijhorende commentaren raadplegen op de site www.nbm.be.
© Daniel Nokin
10
De feiten Gedwongen Congo te ontvluchten in 2000, reist de mama van Tabitha alleen naar Canada. Ze onderneemt de nodige stappen om de verblijfsmodaliteiten in orde te brengen. In 2001 verkrijgt de moeder het vluchtelingenstatuut en in 2003 de toestemming om permanent in Canada te verblijven. In 2002 vraagt ze haar broer - die in Nederland woont en de Nederlandse nationaliteit bezit - haar dochtertje van vijf, Tabitha, naar Canada te brengen. De broer gaat Tabitha in Congo halen. De reis verloopt met een tussenstop in België alvorens naar Canada door te vliegen. Op 17 augustus 2002 komen ze toe op de luchthaven van Zaventem. De oom beweert dat Tabitha zijn dochter is, want hij beschikt niet over de nodige reis-en verblijfsdocumenten voor zijn nichtje en al evenmin over een schriftelijke toestemming voor het uitoefenen van het ouderlijke gezag. De Belgische autoriteiten doorprikken de verklaringen en arresteren het kind. Ze wordt in haar eentje opgesloten in het gesloten centrum 127, vlakbij de luchthaven. De oom reist terug naar Nederland. De Belgische autoriteiten contacteren de moeder. Ze krijgt een telefoonnummer waarop ze nieuws van haar dochter kan vernemen. De dag na haar aankomst in België wordt Tabitha de toegang tot het Belgisch grondgebied ontzegd met bevel tot uitwijzing. Een Belgische advocaat wordt aangesteld om haar te vertegenwoordigen en hij tekent beroep aan om een herziening te bekomen. Simultaan vraagt hij bij de Belgische autoriteiten het vluchtelingenstatuut aan voor het kind. Het beroep is vruchteloos en de opsluiting houdt aan. Dan vraagt de advocaat, gelet op de jonge leeftijd van het kind, de plaatsing in een onthaalgezin. De Dienst Vreemdelingenzaken geeft geen antwoord. Na twee maand opsluiting wordt Tabitha op 17 oktober uitgewezen naar Congo. Ze reist in het gezelschap van enkele onbekende volwassenen die eveneens werden uitgewezen. Bij aankomst in Kinshasa stelt een airhostess vast dat niemand het kind opwacht. Uiteindelijk ontfermt een vrouwelijke Congolese ambtenaar zich over Tabitha. De dag van de uitwijzing belt de moeder van Tabitha naar het centrum 127. Ze krijgt er te horen dat het kind alleen werd uitgewezen. De moeder is erg ongerust. Op 23 oktober, na contactname tussen de eerste ministers van België en Canada, organiseert de Belgische ambassade in Congo het vertrek van Tabitha naar Canada teneinde moeder en kind opnieuw te herenigen. Gelet op de onwaarschijnlijke aaneenschakeling van gebeurtenissen in het verhaal van Tabitha - twee maand alleen opgesloten in een gesloten centrum, uitwijzing naar Congo, geen opvang ter plaatse - besluit de advocaat van het meisje beroep aan te tekenen bij het Europees Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg. Dat Hof zal beslissen of er inbreuken zijn gepleegd tegen de mensenrechten zoals voorzien in het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
Beslissing van het Europees Hof Alle rechters zetelend in het Europees Hof voor de Mensenrechten voor de zaak Tabitha besloten in een arrest dat de Belgische Staat verschillende mensenrechten had geschonden: Het verbod op foltering en onmenselijke of vernederende behandeling, voorzien bij artikel 3 van het Verdrag. Het Hof besluit dat de omstandigheden van hechtenis in een gesloten centrum en van uitwijzing naar het land van oorsprong een onmenselijke en mensonterende behandeling uitmaken. Tabitha was toen vijf jaar en werd opgesloten in dezelfde omstandigheden als een volwassene (opsluiting in een gevangenis, opeengepakt met volwassenen, afwezigheid van begeleidend psychologisch of opvoedend personeel en van gekwalificeerd personeel). Het Hof verklaarde dat “dergelijke hechtenis getuigt van een flagrant gebrek aan menselijkheid en de drempel bereikt om bestempeld te worden als onmenselijke behandeling”. De omstandigheden van de uitwijzing werden ook als onmenselijk bestempeld (volstrekt geïmproviseerd, helemaal alleen uitgewezen, zonder voldoende waarborgen op een aangepaste opvang en begeleiding ter plaatse). Vervolgens verklaarde het Hof dat de zeer jonge leeftijd van Tabitha had moeten primeren boven haar statuut van vreemdelinge. Het Hof oordeelde dat een buitenlands kind eerst moet behandeld worden als kind en pas daarna als buitenlander met een illegaal verblijfstatuut. Het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, voorzien bij artikel 8 van het Verdrag. Het Hof besliste dat de Belgische Staat, door het weigeren van de hereniging van Tabitha met haar moeder als erkend vluchteling in Canada, niet de nodige stappen heeft ondernomen met het oog op de gezinshereniging en daardoor het recht heeft geschonden op respect voor het gezinsleven. Het recht op vrijheid en veiligheid, voorzien bij artikel 5 van het Verdrag. Het Hof heeft geoordeeld dat de opsluiting van Tabitha onwettelijk was omdat ze niet is gebruikt als uiterste maatregel, terwijl er alternatieven bestonden voor de opsluiting. De jonge leeftijd van Tabitha, haar statuut van niet-begeleide minderjarige, haar extreme kwetsbaarheid alsook de duur en de omstandigheden van de opsluiting waren doorslaggevend.
11
Het Hof veroordeelde niet de opsluiting van kinderen als dusdanig, maar het opsluiten van een kind in dezelfde omstandigheden als een volwassene, zonder rekening te houden met de noden eigen aan de leeftijd en de toestand van extreme kwetsbaarheid. Dit jonge meisje werd helemaal alleen in een centrum geplaatst dat initieel is opgevat voor volwassenen, en onaangepast aan kinderen. Dit terwijl er alternatieven voor haar opsluiting voorhanden waren zoals de plaatsing in een gespecialiseerd onthaalcentrum of nog bij een onthaalgezin. De Belgische Staat werd veroordeeld tot het betalen van 35.000 euro morele schadevergoeding aan Tabitha en haar moeder, naast 14.036 euro kostenvergoeding. Tabitha herinnert zich wat er in België is gebeurd. Ze vindt dat ze in het centrum werd mishandeld. Het moeilijkste was dat ze haar moeder niet kon zien, noch enig ander familielid. Ze begreep niets van wat haar overkwam. Niemand heeft gepoogd haar uit te leggen waarom ze daar was. Tabitha woont nu met haar moeder in Canada. Ze getuigde tijdens de opinierechtbank (zie verder). Dit is wat ze vertelde : “Wat viel jou het zwaarst ?” T. : «Daar te blijven, zonder mama of iemand van de familie te zien» “Wanneer werd besloten je terug naar Kinshasa te sturen, is dat je dan ook gezegd ?” T. : «Neen. Ze vertelden eerder leugens» “Wat dan wel ?”. T. : «Dat ik naar mama in Canada vertrok. Leugens om me terug in Afrika te krijgen» “Waren er mensen die je in Kinshasa opwachtten ?” T. : “Nee, niemand”. “Je was helemaal alleen?” T. : «Ja.» “Neem je het België kwalijk dat je zo werd behandeld?” T. : «Ja... ja, maar wat kan ik eraan doen ? Het is niet zo lief om dit aan een klein meisje van vijf te doen, vind ik».
4. Woordenlijst
© UNICEF
Asiel Mogelijkheid voor een persoon die zijn land ontvlucht wegens vervolging of ernstige schade, om de bescherming van een ander land op zijn grondgebied te krijgen. Asiel omvat verschillende elementen, waaronder het niet-terugleidingsprincipe, de toelating om op het grondgebied van het onthaalland te verblijven en verschillende sociale rechten. In België wordt asiel verleend aan de vreemdeling indien hij aan de voorwaarden voldoet om als vluchteling erkend te worden in de zin van de Conventie van Genève* of om het statuut van subsidiair beschermde* te verwerven. (bron : www.cgvs.be).
12
Asielzoeker Persoon die zijn land van herkomst heeft verlaten en bescherming vraagt door een aanvraag tot internationale bescherming in te dienen. Het potentiële onthaalland heeft nog geen definitieve beslissing met betrekking tot deze persoon genomen, d.w.z. het is nog niet bewezen of de asielzoeker beantwoordt aan de voorwaarden om de vluchtelingenstatus te verwerven of om subsidiaire bescherming te genieten. Zo wordt niet elke asielzoeker op het einde van de procedure als vluchteling erkend maar elke vluchteling is in eerste instantie asielzoeker geweest. (bron: www.cgvs.be).
BCHV “Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen”. Het BCHV is een vereniging zonder winstoogmerk (vzw). Het is een koepelorganisatie van verschillende verenigingen die geheel of gedeeltelijk actief zijn op het domein van de hulpverlening aan asielzoekers en erkende vluchtelingen. Daarnaast is het BCHV ook de operationele partner van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR). Het BCHV heeft een juridische dienst voor vluchtelingen om het Hoog Commissariaat bij te staan in zijn adviesbevoegdheid. Het heeft ook een taak in het kader van de familiehereniging van erkende vluchtelingen in België. (www.cbar-bchv.be). BIVR “Bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister”. Dit verblijfsdocument wordt toegekend door de Dienst Vreemdelingenzaken* en stelt de vreemdeling in staat langer dan drie maand op Belgisch grondgebied te verblijven. Dit document kan tijdelijk of definitief zijn. Centrum 127 Naam van één van de zes gesloten centra in België. De naam komt voort van het adres : Haachtsesteenweg 127 in Melsbroek. Het ligt vlakbij de luchthaven van Zaventem, aan de andere kant van de landingsbanen. Dit centrum is operationeel sinds 1 januari 1988 en kan 60 personen opvangen. Centrum 127bis Bevindt zich in Steenokkerzeel. Dit gesloten centrum werd opgericht in 1994. Het is opgedeeld in drie vleugels en kan 100 personen opvangen. Eén van de vleugels is voorbehouden aan gezinnen. Jaarlijks worden er ongeveer 2.000 personen vastgehouden. CGVS “Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen”. Het CGVS is een onafhankelijke asielinstantie met als opdracht bescherming te bieden aan vreemdelingen die, in geval van terugkeer naar hun land van herkomst, risico op vervolging of ernstige schade lopen. Het erkent de vluchtelingenstatus* of kent de subsidiaire beschermingsstatus* toe. Daarom onderzoekt het CGVS nauwgezet elke asielaanvraag overeenkomstig de Belgische, Europese en internationale normen. Het CGVS reikt ook documenten van burgerlijke stand uit aan erkende vluchtelingen* en staatlozen*. (www.cgvs.be). CIB “Centrum voor Illegalen in Brugge”. Naam van één van de zes gesloten centra in België (110 plaatsen). Het centrum is gevestigd in de lokalen van een oude gevangenis. Per jaar worden er ongeveer 750 mensen opgesloten. CIM “Centrum voor Illegalen in Merksplas”. Naam van een van de zes gesloten centra in België. Gelegen nabij Turnhout (150 plaatsen). Jaarlijks worden er meer dan 1.000 personen vastgehouden. CIRE “Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Etrangers”. (Coördinatiekoepel en Initiatieven voor en
met Vluchtelingen en Vreemdelingen - Franstalige tegenhanger van “Vluchtelingenwerk Vlaanderen”*). De CIRE is een coördinatiekoepel van Belgische NGO’s* samengesteld uit verschillende lidorganisaties, waaronder Caritas Internationaal, Aide aux personnes déplacées (Hulp aan ontheemden), de Association pour la défense du droit des étrangers (ADDE - Vereniging ter bescherming van de rechten van vreemdelingen), het Franstalige Rode Kruis van België, de Franstalige christelijke arbeidersbeweging MOC (Mouvement Ouvrier Chrétien), de Franstalige Sociale Dienst voor Socialistische Solidariteit SESO (Service Social de Solidarité Socialiste), enz. De CIRE is een gezamenlijke denktank over vraagstukken verbonden met de problematiek van asielaanvragers, vluchtelingen en vreemdelingen met of zonder verblijfspapieren. (www.cire.be). CIV “Centrum voor Illegalen in Vottem”. Benaming van een van de zes gesloten centra in België. Gelegen nabij Luik (160 plaatsen). Jaarlijks worden er ongeveer 1.000 personen vastgehouden. Conventie van Genève Het Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen (verkort : Conventie van Genève) werd ondertekend op 28 juli 1951. Het geeft een definitie van “vluchteling” en omschrijft de wijze waarop een land het vluchtelingenstatuut moet toekennen aan personen die het aanvragen, alsook de rechten en plichten van deze personen. (bron : www.cgvs.be). CRK Comité voor de Rechten van het Kind. Orgaan van de Verenigde Naties* belast met het toezicht op de wijze waarop Staten het Verdrag inzake de Rechten van het Kind* naleven. Zodra een land het Verdrag ratificeert, gaat het de juridische verplichting aan deze rechten toe te passen voor alle kinderen. Het CRK verplicht de Staten alle vijf jaar verslag te doen over de toepassing van deze rechten. Het CRK kan ook informatie bekomen over de toestand van de kinderrechten via andere bronnen: niet-gouvernementele organisaties*, instellingen van de Verenigde Naties, andere intergouvernementele organisaties, enz. Met al deze informatie in handen, onderzoekt het Comité de toestand van de kinderrechten in alle landen met de vertegenwoordigers van hun regeringen. Op basis van deze dialoog deelt het Comité zijn bezorgdheid en aanbevelingen mee. Die worden gepubliceerd onder de vorm van “Slotbeschouwingen”. CVF “Europees Comité ter Voorkoming van Foltering en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen”. Dit orgaan van de Raad van Europa beoogt het voorkomen van gevallen van marteling en andere onmenselijke of vernederende behandeling op het grondgebied van de Staten die het Europees Verdrag ter Voorkoming van hebben ondertekend. Door middel van bezoeken aan gevangenissen en gesloten centra onderzoekt het Comité de behandeling van personen die worden vastgehouden met het oog op hun optimale bescherming tegen foltering en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. 13
DGDE “Délégué général de la Communauté française aux droits de l’enfant”. Algemeen afgevaardigde van de Franse Gemeenschap voor de Kinderrechten. De Franstalige tegenpool van het “Kinderrechtencommissariaat*”. (www2.cfwb.be/dgde). DVZ “Dienst Vreemdelingenzaken”. De Dienst Vreemdelingenzaken maakt deel uit van de FOD Binnenlandse Zaken. Hij staat de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Asiel en Migratie bij in de uitvoering van het vreemdelingenbeleid. De DVZ kijkt erop toe of de vreemdeling de regels betreffende immigratie en verblijf naleeft. Ofwel verschaft de DVZ de vreemdeling een verblijfsdocument, ofwel wordt dit geweigerd en volgen verwijderingsmaatregelen van het grondgebied die soms onder dwang worden uitgevoerd (de vreemdeling wordt opgesloten in een gesloten centrum met het oog op uitwijzing). (www.dofi.fgov.be) EU “Europese Unie”. Het geheel van de 27 Europese landen, onderling verbonden door gemeenschappelijke economische, sociale, politieke en defensieverdragen. De Europese constructie zag het daglicht op 9 mei 1950. Ze werd achtereenvolgens aangeduid met de letterwoorden EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, 1951), EEG (Europese Economische Gemeenschap, 1957) en uiteindelijk EU (1992). Op 1 januari 2007 waren volgende landen lid van de Unie: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovakije, Slovenië, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. Al deze staten kwamen overeen dat ze binnen de Unie een gemeenschappelijk migratiebeleid zouden opzetten. (www.ec.europa.eu). FEDASIL “Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers”. Tot 1986 had België geen officiële opvangpolitiek. Alleen de OCMW’s* verleenden hulp aan de asielzoekers. In dat jaar opende het eerste opvangcentrum de deuren: het “Klein Kasteeltje” in Brussel. Sindsdien troffen de beleidsmakers verschillende maatregelen om asielzoekers te helpen. Het Agentschap werd opgericht in 2002 en beheert het geheel van (open) opvangplaatsen in België, zowel in de federale opvangcentra als in die van het Rode Kruis of nog de huisvesting aangeboden door NGO’s* of LOI’s*. Het aantal opvangplaatsen in België wordt vandaag op 16.000 geschat. (www.fedasil.be). Illegaal Illegaal of sans-papiers : persoon die niet beschikt over een verblijfsdocument dat geldig is in het land waar hij zich bevindt en er verblijft zonder hiertoe gemachtigd te zijn, omdat hij illegaal op het grondgebied is aangekomen of omdat hij wettelijk op het grondgebied is aangekomen maar vervolgens illegaal is geworden. (bron: www.cgvs.be).
14
INAD Afkorting van “Inadmissible” (ontoelaatbaar) en benaming van een van de zes gesloten centra in België. Het INAD-centrum bestaat sinds 1996 en bevindt zich in de transitzone van Brussels Airport. Het heeft een 30-tal plaatsen. Jaarlijks worden er 2.000 personen vastgehouden. Iemand krijgt het label “ontoelaatbaar” wanneer de federale politie hem terugstuurt bij de migratiecontrole (van een zee- of luchthaven). De toegang tot het grondgebied wordt hem ontzegd en als de persoon geen asiel aanvraagt, wordt hij/zij terug op het vliegtuig gezet naar het land van inscheping (en niet het land van oorsprong). IOM “Internationale Organisatie voor Migratie”. Intergouvernementele organisatie die ervoor zorgt dat de migraties in goede orde verlopen en in omstandigheden die de menselijke waardigheid eerbiedigen. Een van haar taken bestaat erin, humanitaire bijstand aan migranten in nood te bieden. Zij maakt het de (afgewezen) asielzoeker o.a. mogelijk om hulp bij zijn terugkeer te krijgen, door hem een vliegtuigticket te geven en hem ervan te verzekeren dat zijn land van herkomst niet op de hoogte zal worden gebracht van de redenen voor zijn aanwezigheid in België. IOM België heeft het “REAB-programma” (Return and Emigration of Asylum Seekers ex-Belgium) opgericht, een humanitair programma dat migranten bijstaat die vanuit België naar hun land van herkomst willen terugkeren of naar een ander land willen emigreren en niet over de nodige middelen beschikken om dit te doen. (bron : www.cgvs.be) (voor info over de International Organization for Migration, zie : www.iom.int). Kinderrechtencommissariaat Het “kinderrechtencommissariaat” is een ombudsdienst, opgericht om op te komen voor de rechten van alle min 18-jarigen. De algemene missie is het toezicht op de rechten en belangen van kinderen, informeren over de rechten van kinderen, toezien op de naleving van de wetten, voorstellen formuleren en informatie, klachten of bemiddelingsvragen verwerken m.b.t. de aantasting van de rechten en belangen van kinderen. De Kinderrechtencommissaris kan parlementaire vragen stellen en zelf onderzoek laten uitvoeren. Het Vlaams Parlement richtte het Kinderrechtencommissariaat op om op politiek vlak op te komen voor de rechten en de belangen van dat deel van de bevolking dat nog niet kan gaan stemmen. (www.kinderrechten.be). LOI “Lokale opvanginitiatieven”. Maatregelen van de Belgische gemeenten om de OCMW’s* tegemoet te komen. Het gaat hoofdzakelijk om individueel onderdak waar de asielzoeker hulp in natura krijgt, eerder dan geldelijke hulp. NBMV “Niet-begeleide minderjarige vreemdeling”. Een nietEuropees buitenlands kind tot 18 jaar dat alleen is toegekomen of op het grondgebied verblijft zonder begeleiding van een persoon die het ouderlijke gezag
uitoefent (vader, moeder, wettelijke voogd). Hij kan ofwel asiel aanvragen of niet in het bezit zijn van een geldig Belgisch verblijfsdocument. Indien hij wordt erkend als “NBMV” krijgt hij een voogd toegewezen, erkend door de FOD Justitie. Die moet de minderjarige vertegenwoordigen in alle juridische en administratieve handelingen en toezien op de schoolplicht, de gezondheid, enz. Sinds 7 mei 2007 worden er in principe geen NBMV’s meer opgesloten in de gesloten centra. Ze worden rechtsreeks overgeplaatst naar een observatie- en oriëntatiecentrum gespecialiseerd in de eerste opvang van zulke jongeren. NGO “Niet-gouvernementele organisatie”. Een NGO is een vereniging zonder winstoogmerk die (in de meeste gevallen) burgers samenbrengt die zich organiseren op lokaal, nationaal of internationaal niveau. Als vertegenwoordigers van de civiele maatschappij zijn NGO’s uitgegroeid tot niet te omzeilen spelers in internationale betrekkingen. Vaak hebben ze een adviserende rol bij internationale organisaties (EU*, VN*). Meer dan 135.000 NGO’s, waarvan 65.000 in Europa, staan gerepertorieerd bij de “Union of International Associations” (UIA). NGO’s kunnen samengaan in coalities. Zo verenigen in België de “Kinderrechtencoalitie Vlaanderen” en “la Coordination des ONG pour les droits de l’enfant” alle NGO’s die zich inzetten voor de verdediging van kinderrechten. De “NGO-bezoekersgroep” biedt bovendien bijstand aan de gezinnen in de gesloten centra. OCMW “Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn”. België telt 589 OCMW’s (één per gemeente). Het OCMW van elke gemeente heeft als taak ervoor te zorgen dat elke inwoner menswaardig kan leven. Hiervoor kan het OCMW verschillende vormen van sociale hulp toekennen. Materieel (zowel financieel als in natura, bv. voedselbonnen) maar ook immaterieel (bv. budgetbeheer, juridisch advies, medische en psychologische begeleiding). Tot 2001 kregen asielzoekers financiële sociale bijstand van het OCMW dat hen was toegewezen. Sinds 3 januari 2001 krijgen asielzoekers niet langer geldelijke hulp : men biedt hen onderdak aan in een opvangcentrum - beheerd door FEDASIL* - dat voorziet in “kost en inwoon”. Ontheemden Personen die massaal werden gedwongen hun woonplaats te ontvluchten omwille van een gewapend conflict, geweld, schendingen van de mensenrechten of natuurrampen, en die op de vlucht zijn binnen hun eigen land. Internationaal spreekt men van “displaced persons” (DP). Regularisatie Procedure om een machtiging tot verblijf van langer dan drie maanden aan te vragen. De regularisatie is een bevoegdheid van de Dienst Vreemdelingenzaken*. (bron: www.cgvs.be. “Sans-papiers” Zie: illegaal Staatloze Persoon die door geen enkel land wordt beschouwd
als zijn onderdaan overeenkomstig de wetgeving die van kracht is op het grondgebied van dat land, of persoon van wie de nationaliteit niet bepaald is. (bron: www.cgvs.be). Subsidiaire bescherming Bescherming die kan worden toegekend aan een vreemdeling die niet voldoet aan de voorwaarden om als vluchteling te worden erkend en niet kan worden gemachtigd tot verblijf om medische redenen en een reëel risico op ernstige schade loopt in geval van terugkeer naar zijn land van herkomst. Bovendien kan of wil deze vreemdeling zich niet beroepen op de bescherming van zijn land en hebben de uitsluitingsclausules geen betrekking op hem. (bron: www.cgvs.be). UNHCR “Hoog VN-Commissariaat voor de Vluchtelingen”. In het Engels United Nations High Commissioner for Refugees. Gespecialiseerd VN-agentschap voor de vluchtelingen. Het werd op 14 december 1950 opgericht door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het agentschap heeft als mandaat internationaal actie te leiden en te coördineren voor de bescherming van ontheemden en vluchtelingen en oplossingen te zoeken voor hun problemen. De eerste doelstelling is het vrijwaren van hun rechten en hun welzijn. Het agentschap streeft ernaar dat iedereen het recht kan uitoefenen asiel te zoeken en een veilige haven te vinden in een ander land. De doelstellingen op lange termijn zijn de terugkeer naar het land van oorsprong, de integratie in het asielland of nog een nieuwe start in een ‘derde’ land. Sinds de oprichting hielp het UNHCR ongeveer 50 miljoen mensen een nieuw leven te beginnen. (www.unhcr.org). UNICEF UNICEF werd in 1946 opgericht als noodorganisatie om hulp te verlenen aan de kinderen die het slachtoffer waren van de Tweede Wereldoorlog. Vandaag is UNICEF actief in meer dan 160 ontwikkelings- en bijna 40 geïndustrialiseerde landen met als doel er de toestand voor de kinderen te verbeteren en de eerbied voor hun rechten te bevorderen. In de ontwikkelingslanden zet UNICEF ontwikkelingsprogramma’s op en waar nodig ook noodoperaties. UNICEF België vertegenwoordigt UNICEF in België. Het heeft hier een dubbele opdracht: fondsenwerving voor de UNICEF-programma’s op het terrein en de zaak bepleiten van de kinderrechten bij de beleidsverantwoordelijken en in alle geledingen van de maatschappij, ook bij de kinderen zelf. (www.unicef.be). Universele Verklaring van de Rechten van de Mens Het betreft een verklaring aangenomen door de Verenigde Naties* op 10 december 1948. Het is de eerste universele erkenning van het feit dat de fundamentele vrijheden en rechten inherent zijn voor alle mensen, onvervreemdbaar en van toepassing op elkeen, dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en met dezelfde rechten worden geboren. Ongeacht onze nationaliteit, onze verblijfplaats, ons geslacht, onze nationale of etnische oorsprong, onze huidskleur, ons geloof, onze taal of elke andere situatie: deze Verklaring erkent de
15
waardigheid en rechtvaardigheid voor elk van ons. De Verklaring vermeldt volgende basisprincipes van de mensenrechten: universaliteit, onderlinge afhankelijkheid en ondeelbaarheid, gelijkheid en non-discriminatie. Verdrag inzake de Rechten van het Kind (Verkort : Kinderrechtenverdrag). Tekst die borg staat voor de rechten van het kind, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties* op 20 november 1989. Op heden ratificeerden meer dan 192 landen - waaronder België - het Verdrag, wat hen ertoe verplicht de nationale wetgeving aan te passen in overeenstemming met deze tekst. Men kan de artikels van het Verdrag opdelen in vier categorieën van rechten volgens 4 sleutelprincipes: niet-discriminatie, voorrang van het belang van het kind, het recht op leven, overleven en ontwikkeling, en het recht op participatie. Kinderen hebben ook het recht op bescherming tegen alle vormen van mishandeling, verwaarlozing, uitbuiting en wreedheid en ze genieten bijzondere bescherming in noodsituaties (oorlog, natuurrampen). Verklaring van de Rechten van de Mens en van de Burger De “Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen”, een opsomming van de fundamentele mensenrechten, werd aangenomen tijdens de Franse Revolutie, op 26 augustus 1789. Ze dient als basis voor de Universele verklaring van de Rechten van de Mens*. Vluchteling Asielzoeker aan wie een land de vluchtelingenstatus en dus bescherming heeft toegekend. De vluchteling voldoet aan de voorwaarden van de Conventie van Genève* ; hij koestert een gegronde vrees voor vervolging wegens een van de criteria vermeld in de Conventie: ras, nationaliteit, godsdienst, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep. (bron : www.cgvs.be) Vluchtelingenwerk Vlaanderen “Vluchtelingenwerk Vlaanderen” is een Vlaamse onafhankelijke, niet-gouvernementele organisatie die de belangen van vluchtelingen en asielzoekers verdedigt. (Zie CIRE* voor de Franstalige tegenpool) Het werkt - als koepelorganisatie – samen met ruim 40 lidorganisaties
16
waaronder de Liga voor Mensenrechten, de Jesuit Refugee Service, Medimmigrant, Caritas Internationaal, enz. “Vluchtelingenwerk” wil een ruim publiek bewust maken van de situatie van vluchtelingen. Leidraad hierbij zijn het Vluchtelingenverdrag van Genève, de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en het Europese Mensenrechtenverdrag. (www.vluchtelingenwerk.be) VN “Verenigde Naties” of “United Nations Organization (UNO)”. Internationale organisatie die de samenwerking wil vergemakkelijken op het vlak van internationaal recht, internationale veiligheid, economische ontwikkeling, sociale vooruitgang en de mensenrechten. De VN werden opgericht in 1945 als vervanger voor de Volkerenbond om oorlogen tussen landen een halt toe te roepen en als dialoogplatform te dienen. In 2008 zijn 192 staten lid van de VN: dat zijn dus ongeveer alle officieel erkende landen. De zetel bevindt zich in New York. Het UNHCR* en UNICEF* zijn belangrijke agentschappen van de Verenigde Naties. Het Comité voor de Rechten van het Kind* is een VN-orgaan dat toeziet op de wereldwijde toepassing van de rechten van het kind. (www.un.org). Vreemdeling Benaming voor iemand die niet beschikt over de Belgische nationaliteit. Die toestand kan wijzigen tijdens iemands leven vermits hij die nationaliteit kan verwerven. Vreemdeling en (im)migrant zijn verschillende begrippen. Men kan vreemdeling zijn zonder te migreren (dat is het geval voor personen die in België wonen en er geboren zijn maar niet over de Belgische nationaliteit beschikken). Omgekeerd is niet elke migrant een vreemdeling (nl. personen die in een ander land geboren zijn, maar zich in België vestigden en de Belgische nationaliteit verwierven).
UNICEF België
III. Een opinierechtbank over het opsluiten van kinderen Er is geen land ter wereld waar de rechten van het kind niet in mindere of meerdere mate met voeten worden getreden. Deze overtredingen worden vaak niet onderkend of gerapporteerd en dat verhindert de ontwikkeling en ontplooiing van miljoenen kinderen. Diep geraakt door de toestand van de buitenlandse kinderen die in Belgische gesloten centra worden vastgehouden, besloot een groep Belgische onderdanen - die zich inzetten voor de verdediging van de rechten van de mens en die van het kind - te reageren door een opinierechtbank op te zetten. De Belgische Staat werd er symbolisch in beschuldiging gesteld voor de wijze waarop hij honderden onschuldige kinderen behandelt in de gesloten centra voor vreemdelingen.
1. Definitie en historiek van de opinierechtbank Een “opinierechtbank” meet zichzelf de opdracht toe om onder een juridische vorm daden aan te klagen die schade toebrengen aan het volkerenrecht. Zo is ze bevoegd om zich uit te spreken over elke internationale misdaad, elke inbreuk tegen de fundamentele volkerenrechten of rechten van minderheden, of ernstige en systematische inbreuken tegen de rechten en vrijheden van individuen. Deze rechtbank onderzoekt een toestand op basis van een klacht die uitgaat van één of meerdere individuele personen, een NGO of een koepel van NGO’s, bewegingen of verenigingen die op het terrein strijd leveren,...Zo’n rechtbank verschilt van een «gewone» rechtbank omdat ditmaal niet de Staat het initiatief neemt. En, in sommige omstandigheden kan men recht en rechtspraak niet toevertrouwen aan de overheid en haar justitieel apparaat omdat het precies die overheid zelf is die in “de beklaagdenbank” zit.
Samenstelling en werkwijze De opinierechtbank bestaat uit privépersonen die rechter of jurylid worden. Het gaat vaak om personen met hoog moreel gezag die bekend staan om hun competentie in de behandelde materie en die zich laten bijstaan door juristen. Alle leden van de rechtbank zijn vrijwilligers. Het is ook aan de initiatiefnemers om de financiële middelen te vinden. Om tot een gefundeerde opinie te komen, steunt de rechtbank op de bestaande wetgeving (nationaal en internationaal recht), op onderzoekscommissies die de rechtbank zelf in het leven roept, op deskundigen en op elk ander middel dat nuttig kan bijdragen tot het vonnis. Na het horen van alle standpunten - ook die van de beschuldigde Staten of instellingen - spreekt de rechtbank niet enkel een oordeel (“vonnis”) uit maar ook praktische voorstellen om terug te keren tot een rechtstoestand. De uitgesproken straffen kunnen niet worden uitgevoerd. Maar de 17
adviezen worden niettemin ernstig genomen, niet in het minst omdat de standpunten op grote schaal onder de publieke opinie worden verspreid. De vonnissen worden dan overgemaakt aan de nationale (Ministeries, regeringen, parlementen, ...) of internationale overheid (Europees Parlement, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, een VN-commissie, internationale, intergouvernementele of humanitaire organisaties, ...). De reële impact van een opinierechtbank hangt af van de mediabelangstelling, de inspanningen om de informatie tot bij de publieke opinie te krijgen of de invloed van drukkingsgroepen bij de officiële instanties. Omwille van de beperkte financiële middelen blijft de uiteindelijke daadwerkelijke weerslag vaak beperkt.
Historiek Het oorspronkelijk idee voor dit soort “volksrechtbank” komt van Bertrand Russell (1872-1970), een van de belangrijkste Britse filosofen van de twintigste eeuw. Naast wijsgeer was Russell ook een bedrijvig polemicus en militant. In 1950 ontving hij de Nobelprijs voor Literatuur, voor zijn gehele oeuvre maar in het bijzonder voor zijn humanistisch engagement. De opinierechtbank vindt zijn oorsprong in de grootschalige dekolonisatie die ontstond na WO II. De eerste rechtbank werd opgezet door Russell en Jean-Paul Sartre (Frans filosoof en schrijver, 1905-1980) tegen de misdaden tijdens de oorlog in Vietnam. Later volgden tal van andere opinierechtbanken. Sommigen ervan werden bestendigd, zoals het Permanent People’s Tribunal. Dat kwam o.m. bijeen over de toestand in de Oostelijke Sahara, Argentinië, Eritrea,de Filippijnen, El Salvador, Afghanistan, Oost-Timor, Zaïre, Guatemala, ...
Een opinierechtbank over het opsluiten van kinderen In 2007 pleit een groep Belgische onderdanen die zich inzetten voor de bevordering en bescherming van de fundamentele rechten - in het bijzonder die van kinderen - ervoor een opinierechtbank op te zetten dat de Belgische Staat in gebreke zal moeten stellen voor de wijze waarop hij enkele honderden onschuldige kinderen behandelt in de gesloten centra voor vreemdelingen, opgericht door de Federale Overheid1. De vraag aan de opinierechtbank: Is het opsluiten van kinderen in gesloten centra voor vreemdelingen een inbreuk op het Verdrag voor de Rechten van het Kind van 20 november 1989 of op andere beschikkingen inzake fundamentele rechten? De werkzaamheden van de opinierechtbank moesten de aandacht van de publieke opinie vestigen op de problematiek van het opsluiten van kinderen in gesloten centra voor vreemdelingen en daaraan gekoppeld of, en in welke mate, die opsluiting een schending betekent van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De opinierechtbank werd voorgezeten door de heer Jaap Doek, voorzitter (tot februari 2007) van het Comité voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties en was samengesteld uit: t
zes rechters van hoog moreel aanzien, onpartijdig, integer en bekwaam en gekend voor hun inzet voor de bescherming van de Rechten van het Kind,
t
een jury van twaalf Nederlands- en Franstalige kinderen, omkaderd door verantwoordelijken van UNICEF België.
De Belgische Staat werd in detail geïnformeerd over de aard en de oorsprong van de aanklacht, door betekening van de beschuldigingsakte. De Staat werd uitgenodigd zich te komen verdedigen.
© UNICEF Roger Le Moyne
De opinierechtbank hield in Brussel een zitting van twee dagen op 17 en 18 januari 2008. De zaak werd publiekelijk gehoord. Mutatis mutandis werd een procedure gevolgd zoals voor een Belgisch Hof van Assisen. Na twee dagen hoorzitting volgde een vonnis waarin de Belgische Staat werd veroordeeld.
1 De initiatiefnemers zijn Jan Fermon, advocaat, Jacques Fierens, advocaat en hoogleraar aan de FUNDP te Namen en aan de ULg , Thierry Moreau, advocaat en hoogleraar aan de UCL , Sylvie Sarolea, advocate en hoogleraar aan de UCL , Isabelle Taildon, hoogleraar aan de Hoge School Koning Boudewijn en Benoît Van Keirsbilck, voorzitter Défense des enfants international en directeur van de Service Droit des Jeunes te Brussel, Charlotte Van Zeebroeck, Service Droit des Jeunes te Brussel.
18
2. Getuigenissen van slachtoffers Tijdens de opinierechtbank werden meer dan dertig getuigen en deskundigen gehoord. t %Fslachtoffers: de kinderen en hun ouders die in een gesloten centrum werden opgesloten. t %F deskundigen: artsen, psychologen en kinderpsychiaters die de geestelijke en lichamelijke gezondheid opvolgden van de kinderen én van de ouders. t %F bezoekers: eenieder die de gelegenheid kreeg een centrum één- of meermaals te bezoeken, bv. parlementairen, advocaten, journalisten, ... t %Foverigen: eenieder die van ver of nabij te maken had met een gezin tijdens of na de opsluiting in een gesloten centrum, bv. de ouders van een leerling die plots een klasgenoot zag verdwijnen.
© Brasseur Régis
Tijdens hun getuigenis waren deze kinderen en deze gezinnen niet uit op hoop of medelijden. Toch kunnen hun getuigenissen ons niet onverschillig laten. Achter de prikkeldraad van de gesloten centra leven nog meer kinderen en andere gezinnen die niemand ziet of hoort.
VERHAAL1
Mevrouw N werd op de luchthaven aangehouden, samen met haar dochtertje dat nu drie jaar en half is. Ze verbleven twee maand in het Centrum 127bis. Het kind was ziek en bleef een nacht zonder zorgen. Daarna verbleef het een week in het ziekenhuis en keerde dan terug naar het centrum. De getuige en haar dochter verblijven nu in een open opvangcentrum. Het kind kampt met slaapstoornissen. De moeder slaagde er niet in haar een dag-en-nachtritme op te leggen. Ze verbleven met velen in hetzelfde vertrek. Het licht ging pas uit om 23 uur of middernacht. Om 7 uur was het opstaan geblazen. Meer dan eens kreeg het kind geen ontbijt. Mevrouw N werd op de luchthaven aangehouden, samen met haar dochtertje dat nu drie jaar en half is. Ze verbleven twee maand in het Centrum 127bis. Het kind was ziek en bleef een nacht zonder zorgen. Daarna verbleef het een week in het ziekenhuis en keerde dan terug naar het centrum. De getuige en haar dochter verblijven nu in een open opvangcentrum. Het kind kampt met slaapstoornissen. De moeder slaagde er niet in haar een dag-en-nachtritme op te leggen. Ze verbleven met velen in hetzelfde vertrek. Het licht ging pas uit om 23 uur of middernacht. Om 7 uur was het opstaan geblazen. Meer dan eens kreeg het kind geen ontbijt. Ik kwam in België toe op 13 november 2007, vergezeld van m’n dochtertje Naomia van drieënhalf. Op de luchthaven werd ik aangehouden omdat ik in transit was om in Engeland asiel aan te vragen. Ik heb dus asiel moeten aanvragen op de luchthaven. Onmiddellijk daarna ben ik naar een centrum gestuurd. Men vertelde me dat ik naar een centrum werd gebracht omdat ik om asiel had gevraagd. Het was het centrum 127, juist naast de luchthaven. Een gesloten centrum waar ik twee maand doorbracht. Het was echt heel moeilijk voor het kleintje en mij. Tijdens de eerste week werd m’n dochtertje trouwens ziek. Dat was echt moeilijk want het centrum heeft wel dokters, maar niet echt permanent. Rond 18 uur begon het kleintje te wenen en dat duurde zo de hele nacht. Zonder onderbreking. Pas de volgende dag stuurden ze ons naar een ziekenhuis. Ik verbleef een week met het kleintje in het ziekenhuis. Vandaar moest ik terug naar het centrum. We hebben moeilijke momenten doorstaan. En vandaag gaat het nog steeds niet goed met het kleintje. Ze heeft het nog niet verwerkt. Ze is helemaal veranderd. Haar manier van eten, van slapen. Het is echt moeilijk, want in het centrum moesten we een kamer delen met een tiental mensen die ik niet kende. Ik kon m’n dochter niet meer verplichten naar bed te gaan. Gewoonlijk ging ze slapen rond acht uur, half negen. Maar daar was dat onmogelijk. “Ja, ik wil slapen, maar waarom moet ik slapen? Er zijn mensen die niet slapen”. Ik kon de buurman niet vragen om uit de kamer te gaan. ’s Avonds deden ze het licht uit rond elf, twaalf uur. Pas dan kon ze de slaap vatten. Maar het opstaan is verplicht om halfacht om te kunnen ontbijten om acht uur. Voor haar was dat uitgesloten. Dat heeft
19
zo twee maanden geduurd: ik kreeg haar niet wakker en zij miste elke dag haar ontbijt. Ik mocht wel wat melk voor haar meebrengen uit de refter, maar ik had het echt heel moeilijk. Heel m’n leven ging er anders uitzien. M’n dochter stelde me de hele tijd vragen : “Waarom zijn we hier? , Waarom maak je geen eten voor mij? , Mama, ik wil niet eten”. Steeds weer dezelfde vragen. Het hardst waren de momenten waarop mensen in het centrum toekwamen... met handboeien om. Voor m’n dochter was het als een spel. Op een dag nam ze haar pop. Ik brei nogal veel en ze nam een draadje wol en bond er de handjes van haar pop mee samen. Toen ik haar vroeg waarom ze dat deed, antwoordde ze dat de politie dat ook deed. Dat deed heel veel pijn.
© Daniel Nokin
Dat heb ik twee maand lang meegemaakt - dag en nacht - en het haalde me helemaal overhoop: ik kon niets ondernemen. Wanneer ze naar buiten wilde, kon ik zelf niet met haar naar buiten. We mochten slechts één uur per dag buiten, in een soort tuintje. Als ze wilde spelen, moest ik neen zeggen: je mag nu niet spelen want je moet slapen en ’s middags moet je eten. Wilde ze ’s middags niet eten, dan miste ze een maaltijd. Het was heel moeilijk voor het kleintje en voor mij. Na twee maand werd ik vrijgelaten, maar sindsdien gaat het niet goed met haar. Wanneer ik haar zeg dat we gaan wandelen, antwoordt ze dat we op de agenten moeten wachten. Ik antwoord: “je moet niet op de politie wachten”, maar zij blijft vragen of ze op de politie moet wachten, of ze moet wachten om te eten, of ze mag spelen. Ik antwoord dat we niet langer in het gesloten centrum zijn, maar voor haar is het nog moeilijk. Ze kan maar niet wennen. Voor haar zijn we nog altijd opgesloten.
VERHAAL2
De heer J. getuigt over de opsluiting met z’n twee kinderen. Hij komt terug op de ongemakken van de luchthaven, de losbandigheid in de vertrekken waardoor zijn kinderen o.m. getuige waren van seksuele handelingen. Met achttien mensen opeengepakt in één kamer. Zijn kinderen vroegen hem “of hij geslaagd was voor het examen”. Ze dachten dat hun vrijheid daar van afhing. Andere adolescenten gaven de raad hun vader te doen liegen. In de gemeenschappelijke ruimte speelde de televisie van tien uur ’s ochtends tot middernacht. Het lokaal hing vol sigarettenrook. Er werden drugs verhandeld. “Kinderen en volwassenen waren niet van elkaar gescheiden. Sommigen gedroegen zich immoreel, bv. door drugs te gebruiken. Er waren mensen die seksuele betrekkingen hadden en wij waren bezorgd voor onze kinderen want ze stonden er vlakbij. De gesprekken raakten de kinderen diep. Er waren veel twintigers met seks als voornaamste gespreksonderwerp... en ze spraken dezelfde taal als mijn zonen. Dat verontrustte me erg. Ik zag ook homo’s die seks hadden in het bijzijn van de kinderen. Sommigen masturbeerden zich pal voor hen. Er kwam een moment waarop de kinderen me veel vragen begonnen te stellen. Ze begrepen de reden van hun opsluiting niet en vroegen me: “ben je geslaagd voor het examen, wanneer mogen we hier weg, waarom zijn we hier, wanneer gaan we naar school?”. Wat me diep heeft geraakt is wat die jongeren aan m’n kinderen zegden; “als jullie vader niet voor de examens slaagt, dan zou hij moeten zeggen dat hij niet jullie vader is en dan kunnen jullie zelf worden ondervraagd”. Dat raakte me diep. Het was alsof men me vroeg de kinderen te verloochenen en dat doet erg pijn. Wat me ook raakte, is de televisie die aanstond van 9 uur ’s ochtends tot middernacht. We konden onze kinderen niet zeggen dat ze de televisiezaal moesten verlaten omdat het tijd was om te gaan slapen. Alleen de maatschappelijk assistenten hadden gezag over de kinderen, maar niet de ouders. Wie over een telefoon beschikte, moest die afgeven aan de permanentie; we moesten àlles vragen, tot een stuk zeep toe. De kinderen zagen films voor volwassenen en daar konden we niet in tussenkomen. Het lokaal stikte van de rook en we hadden angst dat onze kinderen ook die gewoonte zouden overnemen. Die films waren erg schadelijk voor de kinderen. Mijn kinderen gingen zich anders kleden en ze werden weerspannig als je hen een opmerking maakte. Ze waren hun vrijheid om buiten te komen kwijt - één uur per dag werden we gelucht - en dus hingen ze de ganse dag binnen rond. Er waren geen leeftijdgenoten om mee te spelen; na het televisiekijken sliepen de kinderen moeilijk in. Soms sliepen ze niet voor één uur ’s ochtends, zelfs de jongste van negen jaar. Ik zou willen dat er een eind kwam aan deze praktijk. Er moet een aangepaste omkadering voor kinderen komen”.
20
© Daniel Nokin
VERHAAL3
Mevrouw Z. heeft drie kinderen. Ze woont in België sinds 2000 en werd in 2003 dertien dagen opgesloten in Steenokkerzeel (127bis). Haar toestand is nog steeds niet geregulariseerd. Zijzelf en de kinderen ondergingen vier pogingen tot verwijdering van het grondgebied. Een van de kinderen zag haar bloedend op de grond liggen, na een val. Ze kan maar niet vergeten wat er gebeurde. “Ik ben als vreemdelinge in België toegekomen in 2000. In 2003 werd ik met de drie kinderen opgesloten in het centrum van Steenokkerzeel. Op 13 dagen tijd ondernam men 4 pogingen tot uitzetting. We verkeerden in een erbarmelijke psychische en lichamelijke toestand. Er waren daar (in het centrum) heel veel gezinnen, kinderen en pasgeboren baby’s; er verbleven zieke en overspannen mensen,... zowel voor de grote mensen als voor de onschuldige kinderen is het een tragedie. Eenieder moet hier op zijn manier over nadenken en aan deze toestand een einde maken. Indien België deze mensen aanvaardt, dan is het niet om hen te terroriseren. We zijn hier gekomen om onze kinderen te redden, niet om hen te straffen. Het is afschuwelijk. Mijn kind van acht heeft me bloedend op de grond zien liggen. Eerbied voor de mensenrechten is iets anders. We hopen dat het op een dag verandert. De nasleep van deze toestand: mijn kinderen worden opgevolgd door psychiaters, psychologen, logopedisten. Zelf had ik gezondheidsproblemen en ik kan niet vergeten wat er is gebeurd. Ik wil niet dat zich dat voor andere gezinnen herhaalt”. Haar dochter getuigt ook :
UNICEF België
“Ik was veertien toen het bevel tot uitwijzing kwam. Ik had een klein broertje en een jong zusje. Het is in m’n geheugen gegrift: vergeten kan niet meer. Ik begrijp niet waarom er gesloten centra bestaan. Die doen alleen maar kwaad! Ik durf er niet over te praten met m’n broer, hij was doodsbang, ik durf hem geen pijn te doen. Het is vandaag nog te pijnlijk om erover te spreken. Ons leven is hier. We zien ons niet ergens anders leven. Dit moet stoppen. Dit moet veranderen. Dit hebben de kinderen niet verdiend: zij hebben geen schuld aan deze situatie. Indien we ginds zijn vertrokken, dan is het om ons beter te voelen in een ander land. Als men niet van ons wil, dan moet men ons onmiddellijk terugsturen. Zulke centra zouden niet mogen bestaan”.
VERHAAL4
De heer T is Tsjetsjeen. Hij arriveerde in 2004 in België, met vier kinderen. Hij is asielzoeker. Het gezin verbleef eerst in een FEDASIL-centrum. Twee jaar geleden werd hij, samen met kinderen, ontboden door de overheid. Omdat hij wantrouwig was, werd hem verzekerd dat de kinderen niet zouden worden opgesloten. Toen hij zich met de kinderen aanbood, pakten zes agenten hen op om hen over te brengen naar het Centrum 127bis. De kinderen zagen hun vader met handboeien. Het gezin sliep op een matras op de vloer. De kamer had slechts vier bedden en was niet aangepast om kinderen op te vangen. “Ik ben Tsjetsjeen en ben sinds drie jaar in België. Bij m’n aankomst in oktober 2004 diende ik een asielaanvraag in. Na drie maand werd mijn dossier afgesloten en kreeg ik geen bericht. We werden ondergebracht in het open centrum van Morlanwelz (een opvangcentrum in de buurt van Charleroi). Na één jaar en twee maand vroeg ik opnieuw waarom ik nog steeds niet was ontvangen voor een interview. Dat was in september 2005. Op deze vraag kreeg ik het antwoord dat ik met de kinderen moest komen. Ik liet de kinderen achter in het centrum want ik was bang dat men ze zou gevangen nemen. Ik had gehoord dat m’n gezin
21
mogelijk in de gevangenis zou belanden. De man zei me dat er niets van aan was en dat ik mét de kinderen moest komen. Ik moest geen angst hebben want ze hadden het recht niet om kinderen op te sluiten. Ze gaven me een papier met het nummer van m’n dossier en data waarop ik, een andere dag, kon terugkomen. Ik ben gegaan en ben samen met de kinderen opgepakt. Ze brachten ons met de bus naar het centrum 127bis. Gelukkig heb ik een goede advocaat en na twee weken waren we er weer buiten. Vandaag zijn er wellicht mensen of gezinnen met kinderen in het gesloten centrum en dat is geen goede plek voor kinderen. De kinderen hadden de gelegenheid om twee uur per dag buiten te komen, met twee of drie politiemannen: om wat te spelen of de zon te zien. Na het middageten konden ze buiten met de bal gaan spelen. Maar in het centrum deden ze niets, helemaal niets ... Mijn kinderen herinneren zich weinig van deze periode omdat ze toen nog klein waren. Maar het oudste meisje dat jammer genoeg gehandicapt is - weet heel goed wat er is gebeurd. Maar ze praat niet. Het tweede meisje van negen heeft wel herinneringen en soms vraagt ze : “Weet je het nog, toen we ginds gevangen zaten?” Weet u, in mijn leven zag ik veel oorlogen, veel soldaten: maar zelfs in oorlogstijd maakte ik nooit mee dat men kinderen oppakte en opsloot. En zelfs nu doet het me nog pijn wanneer ik eraan terugdenk. Dàt had ik nooit gedacht. Zoiets kon ik me niet voorstellen. Ik wist niet dat dit kon bestaan.
© Daniel Nokin
Als het absoluut moet, en opsluiting echt het enige alternatief is, dan nog moeten de mensen in normale omstandigheden kunnen leven. Wij sliepen bijvoorbeeld op de vloer, omdat er in de kamer slechts vier bedden stonden. De kamers zijn niet aangepast aan kinderen. Ik vraag slechts één ding aan de regering van hier. Die kinderen zijn onze kinderen. En als wij iets fout doen met onze kinderen, wat moet er dan van hen worden ? Hoe gaan ze in de toekomst denken ?“
VERHAAL5
Mevrouw Z. is van Kosovaarse origine en moeder van vier kinderen van acht, zeven en vijf jaar en het jongste van 18 maanden. Zij doet het verhaal van haar vrijlating na een gerechtelijke beslissing, de latere afwezigheid van financiële middelen en maatschappelijke bijstand, de uitdrijving uit haar woonst met haar vier kinderen,... maar ook de steun van vrienden en het verkrijgen van het statuut van staatloze. De getuige is nog steeds getraumatiseerd en moet gevolgd worden door therapeuten en psychologen. De kinderen - die o.m. hun vader in de boeien zagen slaan - zijn nog steeds doodsbang bij het zien van een politieagent. Ze hebben nog steeds nachtmerries en worden eveneens psychologisch begeleid. Ze begrijpen niet wat er is gebeurd, net als de ouders die niets begrijpen van de gerechtelijke beslissingen. “Ik kom uit Kosovo. Ik ben Albanese en heb vier kinderen. Ik verbleef drieënhalve maand in het gesloten centrum van Steenokkerzeel met mijn man en drie van de kinderen. Ik heb daar veel meegemaakt en het ging slecht met mij. Echt waar: het is erger dan een gevangenis. En voor de kinderen was het nog erger. Mijn man, de kinderen en ikzelf werden met geweld op het vliegtuig gezet. We waren geboeid. Mijn man werd zelfs geslagen, voor de kinderen. Bovendien werd me gezegd dat het mijn schuld was. Ze zegden: “als je niet terug naar je land wil, is dat je eigen schuld”. Meer nog: als het zo doorging, dan zouden ze mij en m’n man een spuitje geven, zelfs de kinderen. Dankzij mijn advocaat werden de kinderen en ikzelf vrijgelaten. Toen ze mijn echtgenoot sloegen, was ik al twee maand zwanger. Ik woonde 6 à 7 maand in een appartement. Daarna werd mijn OCMW-uitkering stopgezet. De kinderen en ik waren echt getraumatiseerd. Ik zocht psychologen. Zonder OCMW hadden we geen geld voor de huur. We werden om elf uur ’s avonds op straat gezet. Ik stond op de stoep met vier kinderen. Dankzij een Belg en met de hulp van de school vond ik een onderkomen in een onthaaltehuis. Daar verblijf ik sinds 15 maanden. Ik heb veel te danken aan jullie, mijn Belgische vrienden. Ik verkreeg voor de rechtbank mijn statuut van staatloze. Ik werd opgevangen in een tehuis. Ik heb m’n uiterste best gedaan om me recht te houden, maar in m’n eentje slaagde ik er niet in. Dankzij 22
alle mensen die me omringen, ben ik nu hier en ik zal hen nooit genoeg kunnen bedanken. Ik hoop dat anderen hetzelfde geluk hebben want ik was werkelijk ten einde raad.
© Daniel Nokin
Ik heb daar heel wat gezien. Zelfs mensen die zich de aders oversneden. Mijn kinderen hadden voortdurend nachtmerries. Psychologen hielpen hen. Kinderen begrijpen niet steeds alles wat zich in het leven afspeelt. Het enige wat ze wél begrijpen, is het kwaad dat men hen aandoet”.
VERHAAL6
Mevrouw M is een mama die met haar kindje van anderhalf jaar werd opgesloten in Vottem. Men poogde haar tweemaal uit te wijzen. De agenten trokken aan het kind, zij verweerde zich. Ze werd naar het centrum 127bis overgebracht. Het kind kreeg slaap- en eetstoornissen en bonsde haar hoofdje tegen de muur. De jonge moeder had een meter in Luik die haar kwam bezoeken. Tijdens zo’n bezoek maakten ze van de gelegenheid gebruik om moeder en kind te scheiden. Een vriendin ontfermde zich over het kind. De moeder werd in afzondering geplaatst en negen politieagenten brachten haar naar de luchthaven. Het kind had een oorontsteking en kon niet reizen. Volgens een andere dokter was er niets mis met het kind. Om haar te doen inschepen heeft men haar gechanteerd met het kind: “je kind zit al in het vliegtuig”. Dat was niet waar. Ze heeft zo geschreeuwd en getierd dat ze van het vliegtuig werd verwijderd. “Ik heb een kindje dat nu drie jaar is. Ik was in een gesloten centrum in Vottem met mijn kind van anderhalf jaar. Men heeft getracht me uit te wijzen. Dat verliept echt niet goed en ik werd overgeplaatst naar het centrum 127bis. Men heeft me een tweede keer trachten uit te wijzen. Ik werd met m’n kind naar de luchthaven gebracht. Er werd gezegd dat ik terug naar mijn land moest. Men bracht me tot bij het toestel, maar ik wilde er niet in. Ik schreeuwde, m’n kind schreeuwde. Men wilde het kind afpakken. Zij trokken het kind naar links en ik trok het naar rechts. Mijn kind huilde. Er waren mensen die toekeken. Daarop werd ik met een busje terug naar het centrum 127bis gebracht. Terug in het centrum, kon m’n kind niet slapen. Wanneer ze politie zag, schreeuwde ze en sloeg ze met haar hoofdje tegen de muur. Ze at niet en sliep slecht; bij het zien van een vliegtuig schreeuwde ze. De melk voor m’n kind werd beperkt. Ze zegden me: als je het beu bent, ga dan terug naar je land. Ik zei hen dat ik niet terug kon. Bij de derde uitwijzing heeft men gebruik gemaakt van het bezoek van m’n meter om het kind weg te halen. Bij m’n terugkeer mocht ik het kind niet meer zien. Er werd me gezegd dat het was toevertrouwd aan assistentes en dat ik het zou terugzien in Guinea. 24 uur heb ik m’n kind niet gezien. Ik vroeg erom maar het antwoord was ‘neen’. Ik wist dat niemand zich met m’n kind bezighield en sinds de geboorte was ik nog nooit zonder het kind geweest. De volgende dag kwamen negen politieagenten me halen. De dokter had gezegd dat het kind niet kon reizen vanwege een oorontsteking. Ik vroeg om m’n kind te zien. Ik kreeg als antwoord dat ik m’n kind op het vliegtuig zou zien. Een vrouw boeide me aan handen en voeten. Vóór ik in het vliegtuig was, zag ik m’n kind met een assistente in een wagen. Ik vroeg om m’n kind te zien. Een vrouw zei me dat - als ik niet aan boord ging - ze me zouden inpakken als een worst. Ik zei ‘geef me m’n kind’. M’n kind huilde en huilde. Alle passagiers waren ontmoedigd. Ze weigerden dat we aan boord zouden blijven. Uiteindelijk werd ik van het toestel gehaald. Ik had overal verwondingen. De dokters en de advocaat hebben me gezien, ik kon zelfs niet meer lopen. Ik zat in een rolstoel. M’n kind was getraumatiseerd. Het is nog steeds doodsbang van zodra het een vliegtuig hoort of politie ziet”.
3. Vonnis van de opinierechtbank Na de twee zittingdagen hebben beide jury’s afzonderlijk overlegd om tot een vonnis te komen. Dit vonnis wil tegelijk een symbool en een aanzet zijn. Het vertegenwoordigt vóór alles een belangrijke morele veroordeling en een middel om eraan te herinneren dat kinderen opsluiten niet strookt met hun belang. Het is tevens een middel om de publieke aandacht te trekken: te sensibiliseren en te informeren over de problematiek van de opsluiting van kinderen en gezinnen in gesloten centra. En tot slot wil het een breed maatschappelijk debat uitlokken - in de media, binnen de jeugdbeweging, op school, ... 23
3.1. Boodschap van de jongerenjury “Wij zijn jongeren tussen 12 en 18 jaar, Franstalig en Nederlandstalig. Wij hebben de opsluiting niet zelf meegemaakt. We zijn hier om te oordelen of de opsluiting van jonge minderjarigen het Kinderrechtenverdrag schendt. We hebben twee dagen lang getuigen en deskundigen gehoord. We hadden ook graag de overheid gehoord om objectief te kunnen begrijpen hoe het zo ver kon komen. We weten teveel om te blijven zwijgen en willen een boodschap de wereld insturen. De tijd dringt. Onschuldige kinderen worden opgesloten in gevangenissen. Al was ze van goud : een kooi blijft een kooi. De tijd dringt. Volgens wetenschappelijke studies, lopen de kinderen die opgesloten zijn in gesloten centra tien keer meer risico op psychische schade. Hoe kan het zo ver komen dat een klein meisje haar pop in de boeien slaat?
UNICEF België
De tijd dringt. De opsluiting heeft gevolgen op de ouder-kind relatie. De ouder verliest zijn rol als opvoeder, het kind neemt soms de rol van ouder over en wordt noodgedwongen te snel volwassen. De tijd dringt. Teveel kinderen waren getuige van de mishandeling van hun ouders. Mama’s en papa’s worden van kop tot teen ingetapet om in het vliegtuig gezet te worden. Jonge kinderen moesten de nacht alleen doorbrengen terwijl hun vader in de isoleercel zat. Moeders en baby’s worden gescheiden. Ouders worden te vaak gechanteerd met het oog op hun repatriëring. De tijd dringt. Voor al diegenen die niet weten wat hen te wachten staat en die bijna alle hoop op een normaal leven hebben verloren. De tijd dringt. Voor al diegenen die opgesloten zijn in gesloten centra en wiens stem niet gehoord wordt. Ze schreeuwen om hulp maar niemand hoort hen. De tijd dringt. De leefomstandigheden in de gesloten centra zijn volstrekt onaangepast aan kinderen. De kinderen zijn steeds in de nabijheid van volwassenen. Ze kunnen niet langer kind zijn en met andere kinderen omgaan. De twee kinderen van Jean waren getuige van dingen die niet voor kinderogen bestemd zijn. De sigarettenrook, de televisie, het slaapgebrek, het bestendige licht en het lawaai zijn al even onaanvaardbaar. Leerplicht bestaat niet voor kinderen in gesloten centra. Roman hoopte terug naar school te gaan om er examens af te leggen maar hij werd het land uitgezet. Op het vlak van gezondheid dulden wij niet dat de zorgverlening minimalistisch is en dat elk probleem wordt opgelost met een Dafalgan. Het kan niet dat men drie dagen wacht om een dokter te laten komen voor een baby met 40 graden koorts. Wanneer iemand ziek wordt, telt elke minuut ! Er zijn voorzieningen om te spelen maar we begrijpen niet waarom de kinderen er niet heel de dag toegang toe krijgen. We kunnen niet blijven stilzwijgen bij deze situatie. Er moet dringend een ander systeem bedacht worden. We eisen dat de opsluiting van kinderen in gesloten centra wordt stopgezet. We willen geen verfraaiingswerken. 24
We willen geen gouden kooien voor gezinnen met kinderen. We willen evenmin dat kinderen van hun ouders worden gescheiden. Er bestaan goedkopere en meer doeltreffende alternatieven in landen zoals Zweden. In België zijn reeds alternatieven gevonden voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Waarom deze inspanningen niet uitbreiden naar gezinnen met kinderen? De tijd is op. Moeten we wachten op een nieuw drama om veranderingen te zien? Uitvluchten tellen niet meer. De schade die de opsluiting aan kinderen berokkent, is al lang gekend en is in strijd met het Kinderrechtenverdrag. Nu is grondige verandering aan de orde met humane en waardige alternatieven voor deze kinderen die nergens van kunnen beticht worden... tenzij de hoop op een beter leven in een democratisch land”. Yasmin Bhatti, Santiago Dierckx, Sarah Fassi, Zoé Grosjean, Yaëlle Leloup, Britt Lievens, Charlotte Marres, Katarina Pantic, Dorothé Pietruszewski, Eleke Raeymaekers, Jakob Lesage en Marcel Vandamme
UNICEF België
3.2. Vonnis van de jury van volwassenen “Gelet op de akte van beschuldiging opgesteld door de advocaten, Jan FERMON Sylvie SAROLEA en Thierry MOREAU ; Gelet op de dagvaarding verstuurd op 24 december 2007 aan de Eerste Minister en de Minister van Binnenlandse Zaken (vertaald) : “Het spijt ons u te moeten berichten dat de Belgische Staat, die u vertegenwoordigt, gedagvaard is om voor de Opinierechtbank te verschijnen wegens zijn beleid betreffende het detineren van onschuldige kinderen in gesloten centra voor vreemdelingen. Deze procedure vloeit voort uit de onwrikbare wil van de Belgische Staat die, ondanks de meerdere ingebrekestellingen voor dergelijke praktijk, maar blijft doorgaan gezinnen met kinderen op te sluiten, met als enige foutenlast dat zij niet over de vereiste verblijfsdocumenten beschikken om in het land te mogen vertoeven. Ondanks alle pogingen om hieraan een einde te maken, stellen wij niet alleen vast dat deze manier van doen blijft voortbestaan, maar dat ze meer en meer wordt toegepast.
25
Dit gedrag, dat ernstig inbreuk maakt op de fundamentele rechten van kinderen en gezinnen, werd al meermaals aan de kaak gesteld door ngo’s, parlementariërs, advocaten, enz., via rapporten, evaluaties en acties. Meer zelfs, het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft in haar arrest van 12 oktober 2006 in verband met migratiebeleid, het opsluiten van kinderen streng veroordeeld. Desondanks verergert de situatie en de Belgische Staat verzuimt hiervoor de absoluut noodzakelijke maatregelen te nemen. De Opinierechtbank houdt zitting op 17 en 18 januari 2008, van 9h00 tot 17h30, in het Huis van de internationale verenigingen, Washingtonstraat 40 te 1050 Brussel. De uitspraak zal ook hier plaatsvinden. (...) De Belgische Staat heeft natuurlijk de mogelijkheid om zich voor de Opinierechtbank door een advocaat van zijn keus te laten vertegenwoordigen. Hij heeft eveneens de mogelijkheid om: 1. getuigen en/of deskundigen te laten oproepen voor zover de lijst hiervan minstens 48 uur van tevoren aan de griffie van de Rechtbank wordt overhandigd (…). 2. aan het dossier elk document of element te laten toevoegen voor zover dit minstens 48 uur van tevoren wordt ingediend bij de griffie van de Rechtbank. Er wordt ook duidelijk gesteld dat als de Belgische Staat of zijn gemachtigde niet verschijnt, er tegen hem vonnis bij verstek wordt gevorderd. (art. 3 van het procedurereglement)” Gelet op het antwoord van de Minister van Binnenlandse Zaken dd 9 januari 2008 (vertaald): Mijnheer de Voorzitter, Ik heb Uw brief van 24 december jongstleden ontvangen, waarbij de Belgische Staat wordt gedagvaard voor de Opinierechtbank voor zijn praktijk van opsluiting van minderjarige vreemdelingen in centra voor illegalen. Met spijt dien ik u mee te delen dat ik niet wens in te gaan op de voormelde dagvaarding voor de Opinierechtbank. Het betreft hier een concept dat het resultaat is van een initiatief van burgers, dat in de Belgische rechterlijke orde geen wettelijk grondslag heeft. Zo deze rechtbank de roeping heeft om de aandacht te vestigen op de opsluiting van kinderen in gesloten centra, is zij echter verre van onpartijdig en onafhankelijk. Haar vonnis is reeds op voorhand gekend. Deze rechtbank heeft inderdaad alleen maar de schijn van een Rechtbank, daar zij enerzijds is samengesteld uit een jury van volwassenen, die bekend staan voor hun engagement voor de bescherming van de rechten van het kind, van wie het standpunt over deze zaak nu reeds bekend is, en anderzijds uit een jury van minderjarige kinderen. De rechters zijn partij in het geding, wat niet strookt met ons rechtssysteem. De opsluiting van kinderen in gesloten centra is een moeilijke aangelegenheid, die beter verdient dan een botte veroordeling van de Belgische Staat in een overhaast en beknopt vonnis. Indien er ter zake werkelijk doeltreffende alternatieven zouden bestaan voor de opsluiting van gezinnen met kinderen, dan zouden deze reeds ingevoerd zijn. In het verleden zijn verscheidene zogenaamde alternatieven mislukt, daar we moesten vaststellen dat het de verwijdering van gezinnen met illegaal verblijf niet toeliet. De oplossing kan wellicht slechts van de gezinnen zelf komen, die de Belgische wetten dienen te respecteren en op eigen initiatief gevolg moeten geven aan de hen meegedeelde beslissingen. Het zijn de ouders, die in eerste instantie hun verantwoordelijkheid ten aanzien van hun kinderen moeten opnemen. Desalniettemin heb ik beslist om mij verder in te spannen om de omstandigheden van de opvang van gezinnen in gesloten centra te verbeteren, meer bepaald de begeleiding van kinderen, met kwaliteitsvol onderwijs en recreatieve activiteiten. Ik zal mij o.m. laten leiden door de aanbevelingen van het Bureau SumResearch, voor wat betreft de alternatieven voor opsluiting in gesloten centra van gezinnen met kinderen, met het oog op hun verwijdering. Ik zal het project ontwikkelen van een centrum voor gezinsuitwijzing, project dat uiteraard eerst de goedkeuring dient te krijgen van alle leden van de Regering. Hoogachtend, Patrick DEWAEL Minister van Binnenlandse Zaken” De Rechtbank drukt haar teleurstelling uit over het feit dat de Belgische Staat niet ter zitting is verschenen om zijn beleid uiteen te zetten, te argumenteren en te motiveren. Daardoor is de rechtbank niet optimaal en uit de eerste hand geïnformeerd over de zienswijze van de Belgische regering.
26
Gelet op het feit dat de rechtbank is samengesteld uit twee jury’s t FFOKPOHFSFOKVSZCFTUBBOEFVJU:BTNJO#IBUUJ 4BOUJBHP%JFSDLY 4BSBI'BTTJ ;PÑ(SPTKFBO :BFMMF-FMPVQ Britt Lievens, Charlotte Marres, Katarina Pantic, Dorothée Pietruszewski, Eleke Raeymaekers, Jakob Lesage en Marcel Vandamme t FFOKVSZWBOWPMXBTTFOFOCFTUBBOEFVJU/JHFM$BOUXFMM &VHFFO7FSIFMMFO 'BUOB&M#PVJI (FSWBJT(BUVOBOHF Réginald De Beco, Geert Decock en voorgezeten door Jaap Doek. Gelet op de verklaringen van de volgende getuigen: mevrouw Mubilanzila Mayeka en haar dochter Tabitha, Régine Thiébaut, Rosetta Girgenti, Clotilde Nyssens, de heer Jean en zijn kinderen, Ankie Vandekerchove, Prof. Peter Adriaenssens, mevrouw Ana, Dominique Wathelet, mevrouw Shelisheva en haar twee kinderen, Giusto Catania, 1SPG+FBO:WFT)BZF[ NFWSPVX1SFOHB EPLUFS1JFSSF3ZDLNBOT )VHVFT%PS[ÏF 'SFZB1JSZOT NFWSPVX.BSJBN mevrouw Monkato, Heidi Van Rooy, Zoé Genot, Martine Roure, Michaël De Cock, Mevrouw Francine Dal, de heer Sabatayev en zijn vier kinderen, Geneviève Parfait, Benoît De Gryse, Alexis Deswaef en Philippe Mahoux. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Opinierechtbank kunnen niet in vraag worden gesteld, ook al behoort de rechtbank niet tot de rechterlijke orde. Alle leden zijn personen zonder enige partijpolitieke band. Ze werden uitgekozen in functie van hun competentie op het vlak van mensenrechten.
Aan de rechtbank werd gevraagd of de opsluiting van minderjarige vreemdelingen omwille van het verblijfsverbod in België voor hun ouders of voor henzelf - al dan niet verenigbaar is met de internationale verdragen waartoe België zich verbonden heeft. Uit de getuigenissen gehoord door de rechtbank blijkt dat de gesloten centra, alleszins degene die het voorwerp uitmaakten van de verklaringen, verouderd zijn. Ze zijn opgetrokken uit prefab-materiaal, of het zijn containers, omgeven met een dubbele tot driedubbele prikkeldraad, met vensters zonder gordijnen maar met tralies, met slechts een binnenplaats, zonder speelruimte of groen, en met personeel in uniform, waardoor de kinderen voor politie aanneemt. Verschillende getuigen onderstreepten dat de informatie die de ambtenaren aan de kinderen of hun ouders verstrekken vaak gebrekkig tot volledig fout of zelfs leugenachtig is met betrekking tot wat de overheid zinnens is met henzelf of met hun familieleden. De centra 127 en 127bis liggen langs de landingsbanen van Zaventem waardoor het lawaai van de vliegtuigen en de kerosinelucht er ondraaglijk en schadelijk zijn voor de gezondheid van de bewoners. Kinderen en volwassenen delen dezelfde slaapzaal. Zoveel mensen op elkaar gepakt, maakt elke intimiteit onmogelijk De kinderen worden verplicht het levensritme van de volwassenen te volgen. Ze horen gesprekken die niet voor kinderoren bestemd zijn en zijn zelfs getuige van seks. Het feit dat de lichten en de televisie van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat aanstaan, maakt het bijzonder moeilijk voor de kinderen om te slapen en een dag-en-nachtritme te vinden aangepast aan hun leeftijd. De stress en de vrees van de ouders over hun toekomst straalt af op de kinderen, die niet begrijpen waarom de ouders hen niet kunnen helpen om uit het centrum te komen. Met als gevolg dat de kinderen hun ouders minder naar waarde schatten. De kinderen uiten hun onbegrip ten aanzien van hun opsluiting, de onmogelijkheid om verder school te lopen of vrienden te zien. De opsluiting van kinderen maakt hen in de ogen van de bevolking minderwaardig en misdadig. De ouders wordt hun ouderlijke rol ontnomen, wat een echte belemmering is in de ontplooiing van de kinderen, ook in hun relatie tot hun ouders. De omstandigheden van de opsluiting van deze kinderen zijn voor de rechtbank aangeklaagd door artsen, psychiaters en psychologen die wilden getuigen over de belangrijke trauma’s die eruit volgen. Professor Jean-Yves Hayez van de Université Catholique de Louvain, kinder- en jeugdpsychiater, sprak over een “enorme vuistslag”, die tot een drievoudig trauma 27
leidt: t een abnormaal hoog angstgevoel; t verlies aan zelfvertrouwen dat tot depressie kan leiden; t toegenomen agressiviteit met gedragsstoornissen tot gevolg. Professor Hayez heeft ook benadrukt dat “de gelegitimeerde haat die uit deze trauma’s kan voortkomen” mogelijk tot wraakreacties kan leiden. Dokter Pierre Ryckmans van Artsen Zonder Grenzen toonde aan dat de zorgverstrekking door de medische dienst van het gesloten centrum “verstoord” is. De bezoekers zijn verplicht een beroep te doen op de diensten van AZG om tussen te komen in een groot aantal gezondheidsklachten. Dokter Pierre Ryckmans stelde dat de medische dienst van de centra er is “om de zaak draaiende te houden”, met een minimalistische visie maar zonder rekening te houden met het welzijn van het kind. Deze korte-termijnaanpak is een rechtstreeks gevolg van het veiligheidsbeleid inzake deze centra, zonder lange-termijnvisie op de gezondheid en het welzijn van de bewoners. Professor Peter Adriaenssens van de Katholieke Universiteit Leuven, kinder- en jeugdpsychiater, heeft vastgesteld dat opsluiting op zich traumatiserend is, onder welke omstandigheden ook. Het trauma is even groot als dat van de vlucht uit het land van herkomst. Hij rapporteerde tevens aan de rechtbank dat wetenschappelijke studies aantonen dat kinderen die in gesloten centra werden opgesloten tien keer meer kans hebben op psychische klachten. De rechtbank heeft verscheidene aangrijpende getuigenissen gehoord van meerdere gezinnen waarvan de vader, de moeder en zelfs de kinderen verteld hebben wat ze meegemaakt hebben: hun angsten, hun lijden en de door hen ondergane mishandelingen. UNICEF België
Al de gehoorde personen komen tot het besluit dat de opsluiting van minderjarige kinderen in deze centra minstens gelijk staat met een opsluiting in een gevangenis. De rechtbank kan enkel herhalen dat de opsluiting van minderjarige kinderen in de omschreven omstandigheden, een schending is van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, met name van artikel 2, 3, 9, 10 §1, 12, 13, 19, 20, 22 §1, 27, 31, 37 en 39. Het is ook een schending van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, met name van artikel 3, 5 1°, f en 8. De rechtbank meent dat zelfs indien artikel 37 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind de opsluiting van kinderen niet verbiedt, de aanhouding of opsluiting van kinderen in alle geval een ultieme maatregel moet zijn, die van zo kort mogelijke duur is. De rechtbank is daarom van oordeel dat de opsluiting van kinderen in België geen ultieme maatregel is, in de mate dat er geen andere meer menselijke alternatieven worden overwogen, terwijl deze wel bestaan. Zij stelt tevens dat het Verdrag eist dat de opsluiting van zo kort mogelijke duur moet zijn, wat geenszins het geval is in de gesloten centra. Het Comité voor de rechten van het Kind stelt onder meer: “De opsluiting kan nooit alleen worden gerechtvaardigd op grond van het feit dat een kind niet begeleid of alleen is, op grond van zijn verblijfsstatuut of bij afwezigheid daarvan” (Committee on the Rights of the Child, thirty-ninth session, General Comment nr. 6, 2005) . Bovendien voorzien de regels van de Verenigde Naties ter bescherming van minderjarigen die van hun vrijheid worden beroofd dat “de minderjarigen in hechtenis moeten worden gehuisvest in lokalen die beantwoorden aan
28
alle vereisten m.b.t. de hygiëne en de menselijke waardigheid (artikel 31)”. Ze voorzien eveneens dat “de concipiëring van de instellingen voor minderjarigen en de fysieke omgeving moeten voldoen aan de doelstelling van heraanpassing welke de doelstelling is van de behandeling van opgesloten minderjarigen, rekening houdend met de behoefte aan privacy van de minderjarigen en hun behoefte aan sensoriële stimuli, en hen tegelijk mogelijkheden moet bieden zich te verenigen met hun gelijken en hen in staat te stellen aan sport te doen, aan lichaamsoefening en aan vrijetijdsbesteding (art. 32)”. Ze stipuleren eveneens dat “de minderjarigen normaliter moeten slapen in kleine slaapzalen of in individuele kamers, rekening houdend met de plaatselijke normen (art. 33)”. De rechtbank kan niet anders dan de motivering van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te onderschrijven in zijn arrest van 12 oktober 2006, (Mevrouw MUBILANZILA MAYEKA en KANIKI MITUNGA tegen België), dat België veroordeeld heeft op grond van de schending van artikel 3, 5 §1, 5 §4 en 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens. Het Hof merkte ondermeer op dat: “De omstandigheden van de hechtenis van tweede eiseres, toen op vijfjarige leeftijd, waren dezelfde als die van een volwassen persoon. Zo werd het kind vastgehouden in een centrum dat initieel is opgevat voor volwassenen terwijl ze gescheiden was van haar ouders en dit, zonder dat wie ook was aangeduid om zich met haar te gelasten, noch dat er educatieve en psychologische omkadering en begeleiding werden verstrekt door geschoold personeel, hiervoor speciaal gemachtigd” (§ 50). “(...) Bovendien, de bezorgdheid van de Staten om pogingen tot omzeiling van de beperkingen van de immigratie te verijdelen, mag de vreemdelingen niet beroven van de bescherming hen toegekend door deze verdragen - niet meer dan dat deze de minderjarige vreemdeling, die bovendien niet begeleid is, mag beroven van de bescherming verbonden aan zijn toestand. Het is dus noodwendig de bescherming van de fundamentele rechten te verzoenen met de imperatieven van de migratiepolitiek van de Staten” (§ 82) Tot slot vorderen de aanklagers ook de Belgische Staat te veroordelen tot schadeloosstelling van de schade die berokkend werd aan alle kinderen die in deze omstandigheden opgesloten waren. De verklaringen van de getuigen en de deskundigen hebben op ontegensprekelijke wijze aangetoond dat de kinderen effectief schade hebben geleden. De Belgische Staat dient dan ook in te staan voor de schadeloosstelling van de kinderen. Evenwel is de rechtbank niet in staat de schade hic et nunc te begroten. Enerzijds hebben de aanklagers zelf de schade niet concreet omschreven, anderzijds blijkt uit de verslagen van deskundigen, en meer bepaald de kinder- en jeugdpsychiaters, dat de opsluiting van kinderen psychiatrische problemen kan veroorzaken, waarvoor geen adequate psychotherapie bestaat. In deze omstandigheden nodigt de rechtbank de slachtoffers en de Belgische Staat uit om mee te werken aan een herstellingbemiddeling overeenkomstig artikel 3ter Voorafgaandelijk Titel van het Wetboek van Strafvordering.
OM DEZE REDENEN, De rechtbank: t t
t
beveelt de Belgische Staat om onmiddellijk een einde te stellen aan de opsluiting van alle minderjarige vreemdelingen in gesloten centra; beveelt de Belgische Staat het huidige opsluitingregime van minderjarige vreemdelingen te vervangen door een alternatief regime conform met de internationale regelgeving, en waarbij geen beroep wordt gedaan op opsluiting; nodigt de Belgische Staat uit een bemiddelingsprocedure te organiseren zodat de slachtoffers van de gesloten centra een herstel kunnen bekomen van de door hen opgelopen schade.
Uitgesproken in openbare zitting dd 19 januari 2008. Jaap DOEK, Voorzitter, Nigel CANTWEL, Réginald de BECO, Fatna EL BOUIH , Gervais GATUNANGE, Geert DECOCK, Eugeen VERHELLEN
© UNICEF
29
UNICEF België
4. Opvolging van de opinierechtbank De jongerenjury De jongerenjury die bij de opinierechtbank aanwezig was, lanceerde een jongerenpetitie. Meer dan 5.000 kinderen beantwoordden deze oproep door NEEN te zeggen aan de opsluiting van kinderen in gesloten centra. Deze petities werden op 9 juni overhandigd aan Premier Yves Leterme en aan Annemie Turtelboom, de bevoegde Minister voor Asiel en Migratie. Gerechtelijke stappen Het werk van de opinierechtbank vertegenwoordigt een uitstekend juridisch argumentarium m.b.t. de vragen die de opsluiting van kinderen oproepen. Advocaten die met de problematiek bezig zijn, blijven voor de Belgische rechtbanken de overtredingen aanvechten die tijdens de rechtbank aan de kaak werden gesteld. Op dit moment lopen er een aantal zaken en andere wachten op een eindbeslissing. Parlementaire tussenkomsten Het vonnis van de opinierechtbank werd naar de volksvertegenwoordigers gestuurd met de vraag dringende maatregelen te treffen tegen de opsluiting van kinderen in gesloten centra. Sinds januari 2008 telt men over dit onderwerp meer dan twintig interpellaties in Kamer en Senaat. Het einde van de opsluiting van gezinnen Negen maanden na de opinierechtbank vernamen we via de media dat de Minister van Migratie- en Asielbeleid vanaf oktober 2008 stopt met de detentie van uitgeprocedeerde gezinnen. Deze gezinnen zullen niet langer in gesloten centra verblijven maar in open wooneenheden en worden van dichtbij gecoacht door de Dienst Vreemdelingenzaken, die hen moet voorbereiden op hun terugkeer. Uiteraard verheugen we ons om deze evoluties, maar we betreuren dat de opsluiting van kinderen niet helemaal uitgesloten is. 30
IV. Pedagogische activiteiten Deze activiteiten zijn bestemd voor leerkrachten uit het secundair onderwijs. Dit dossier kan ook worden gebruikt door animatoren en medewerkers uit de educatieve sector op zoek naar activiteiten voor jongeren tussen 12 en 18 jaar.
Methodologie De didactische aanpak is interactief, participatief en interdisciplinair van opzet. Interactief: de jongeren ontdekken door onderlinge interactie het benaderde thema. Vanuit concrete elementen bouwen ze kennis over de materie op en diepen ze die uit. Participatief: de leerlingen worden actief betrokken bij de ontdekking en de verkenning van de wereld waarin zij leven. De voorgestelde activiteiten kunnen gebruikt worden als klas- of schoolproject of zelfs in een ruimer educatief kader. Interdisciplinair: De voorgestelde activiteiten passen in verschillende vakken van het curriculum en beantwoorden aan talrijke eindtermen voor de doelgroep (12-18 jaar). Ze kunnen transversaal gebruikt worden: zowel tijdens de les geschiedenis, aardrijkskunde of Nederlands als in de lessen godsdienst/zedenleer, vreemde talen of sociale en economische wetenschappen.
De activiteitenfiches De activiteitenfiches informeren over de doelstellingen, het materiaal, de duur en het verloop van de activiteit: t t t t t
De doelstellingen informeren over de voornaamste doelen die de activiteit nastreeft. Het nodige materiaal voor de activiteit staat systematisch op de fiche. Voor sommige activiteiten zijn er oefeningenfiches en/of kaarten nodig. Deze documenten kunnen zo nodig worden gefotokopieerd. De oplossingen van de oefeningen staan meestal op de fiche voor de leerkracht. De duur van de activiteit wordt indicatief vermeld maar kan worden aangepast aan het aantal deelnemers, het project, de beschikbare tijd, enz. Het verloop van iedere activiteit is opgedeeld in verschillende stappen die kort worden toegelicht. De activiteit kan worden afgerond met de DVD over de opinierechtbank (die samen met het dossier wordt verspreid).
Het systeem van de activiteitenfiches is bedacht om het werk van de leerkracht zoveel mogelijk te vereenvoudigen: hij/zij kan ze in zijn les inpassen of het dossier aanvullen. De keuze van de activiteit vertrekt meestal vanuit het niveau van sensibilisatie van de leerlingen. De leerkracht moet het kennisniveau over deze stof inschatten. Voor sommige activiteiten moeten de leerlingen een beetje meer worden voorbreid dan voor andere. Maar de uitvoering is steeds eenvoudig, zowel qua organisatie als qua materiaal. UNICEF België
31
FICHE 1
MEMORYSPEL - DE RECHTEN VAN HET KIND Doelstelling De leerlingen kunnen in grote lijnen de meest concrete rechten van het Verdrag over de Rechten van het Kind herkennen en benoemen.
Materiaal De 12 beelden van de affiche worden in twee keer gekopieerd en uitgeknipt
Duur 15 minuten
Verloop De 24 prenten worden willekeurig over een tafel verspreid, met de rugzijde naar boven. Elke leerling keert om beurten twee kaarten om en poogt zo een paar te vormen. Zodra een paar werd gevonden, vernoemt de leerling het bedoelde recht. Hij/zij geeft een voorbeeld met uitleg.
32
Het recht beschermd te worden tegen mishandeling
Recht om te spelen
Recht op een naam en een nationaliteit
Recht op vrijheid
Het recht op een eigen mening
Recht op een speciale bescherming voor vluchtelingenkinderen
Recht op een plek om je thuis te voelen
Recht op bescherming tegen kinderarbeid
Recht op bescherming tegen oorlog
Het recht op een gezond leven en een goede gezondheid
Het recht op zorg en speciale bescherming voor kinderen met een handicap
Recht op onderwijs
33
FICHE 2
HET SPEL VAN DE ONGELIJKHEDEN Bron Stoelendans van ITECO2 , aangepast door CIRE*.
Doelstelling De leerlingen begrijpen de verdeling van de rijkdom versus de spreiding van vluchtelingen en ontheemden in de wereld
Materiaal -
Kleine affiche voor elke regio van de aarde Evenveel stoelen als deelnemers plus twee zitkrukjes
Duur 30 minuten
Verloop Stap 1: De leerkracht licht de symboliek toe. Het lokaal is de wereld, de stoelen zijn de rijkdom (bruto nationaal product) en de leerlingen zijn de vluchtelingen. Verdeel de affiches over de vier hoeken van de klas (een affiche Europa en Noord-Amerika in één hoek, eentje met Azië, Afrika en Latijns-Amerika in de andere hoeken). Stap 2: De leerkracht vraagt de leerlingen de stoelen te verdelen in functie van de rijkdom in de wereld. Daarna verbetert hij/zij het resultaat in functie van bijgaande tabellen. Stap 3: De leerkracht vraagt de leerlingen zich te verspreiden in functie van het aantal ballingen op aarde. Het resultaat wordt opnieuw bijgestuurd. Aan het eind van de drie stappen zal men zien dat de armste landen de meeste vluchtelingen opvangen terwijl de geïndustrialiseerde staten duidelijk niet hun aandeel opnemen - indien zij er al opnemen.
Verlengstuk -
Groepsgesprek rond de boutade “Ons land kan toch niet alle ellende van de wereld in huis halen”. De cijfers bewijzen dat dit niet het geval is...
-
De leerlingen maken een dossier of een affiche over de vluchtelingen aan de hand van wat ze hebben geleerd.
Werkinstrument voor de leerkracht Aantal deelnemers
Europa + Noord-Amerika
Afrika
Azië
LatijnsAmerika
BNP Vluchtelingen BNP Vluchtelingen
9 stoelen 3 personen 9 stoelen 4 personen
1 krukje 3 personen 1 krukje 3 personen
3 stoelen 5 personen 3 stoelen 5 personen
1 krukje 1 persoon 1 stoel 1 persoon
14 personen
BNP Vluchtelingen
10 stoelen 4 personen
1 krukje 4 personen
3 stoelen 5 personen
1 stoel 1 persoon
15 personen
BNP Vluchtelingen
11 stoelen 4 personen
1 krukje 4 personen
3 stoelen 5 personen
1 stoel 2 personen
16 personen
BNP Vluchtelingen
11 stoelen 4 personen
1 krukje 4 personen
4 stoelen 6 personen
1 stoel 2 personen
17 personen
BNP Vluchtelingen
12 stoelen 5 personen
1 krukje 4 personen
4 stoelen 6 personen
1 stoel 2 personen
18 personen
BNP Vluchtelingen
13 stoelen 5 personen
1 krukje 5 personen
4 stoelen 6 personen
1 stoel 2 personen
19 personen
BNP Vluchtelingen
14 stoelen 5 personen
1 krukje 5 personen
4 stoelen 7 personen
1 stoel 2 personen
20 personen
BNP Vluchtelingen
14 stoelen 6 personen
1 krukje 5 personen
5 stoelen 7 personen
1 stoel 2 personen
12 personen 13 personen
ITECO is een vormingscentrum voor internationale ontwikkeling en solidariteit.
2
34
FICHE 3
OP ONTDEKKING DOOR VIER LANDEN Doelstelling De leerlingen verkennen de moeilijkheden van de ontheemden en de vluchtelingen in vier landen
Materiaal -
Steekkaart “land” Atlas of wereldkaart
Duur 30 minuten
Verloop Stap 1: Verdeel de leerlingen in groepjes van twee of drie. Ze kiezen een steekkaart “land”. Stap 2: De leerkracht legt uit dat de leerlingen de kans krijgen vijf minuten voor het Comité voor de Rechten van het Kind te verschijnen. Ze moeten van die gelegenheid gebruik maken om hun bezorgdheid uit te drukken over de bescherming van de (een aantal) kinder(recht)en in hun land. Stap 3: Na een kwartier lezen en discussiëren in kleine groepjes wordt iedere groep uitgenodigd zijn land en zijn bezorgdheid mee te delen aan de volledige klasgroep. De leerkracht legt uit dat hij/zij het Kinderrechtencomité vertegenwoordigt. En hij/zij schrijft zorgvuldig de antwoorden van elke groep op het bord vooraleer ze met de hele klas te bespreken. Na de drie stappen merkt men dat de gevluchte en ontheemde kinderen een aantal specifieke problemen doormaken en dat een aantal van hun basisrechten niet worden gerespecteerd (recht op identiteit, recht op gezinsleven, recht op bescherming tegen geweld, recht op een passende levensstandaard, recht op zorgen, recht op onderwijs, recht op vrijheid, ...). Stap 4: Het Kinderrechtencomité formuleert aanbevelingen voor de Staten. Variante : Vier groepen verdedigen de bezorgdheid om één land. De vijfde groep speelt de rol van het Kinderrechtencomité en formuleert aanbevelingen op basis van de 12 rechten van Fiche 1. .
Verlengstuk De leerlingen maken een dossier over hun land (oppervlakte, hoofdstad, bevolking, kindersterfte, levensverwachting, godsdiensten, talen, enz.). Al deze informatie is te vinden op de site www.unicef.org (onder “information by country” of “information par pays”).
© UNICEF/ HQ96-0698/Roger LeMoyne
35
OP ONTDEKKING DOOR VIER LANDEN (vervolg) Land 1: Burundi
December 2007: Slechts een paar maand geleden werd Chantal teruggestuurd naar haar geboorteland Burundi. Sinds haar prille jeugd leefde ze in Tanzania. In 1993 maakte haar gezin deel uit van de honderdduizenden Burundezen die de grens overstaken om aan het strijdgeweld te ontsnappen. Net als Chantal worden zo’n 9.000 Burundezen verplicht naar hun thuisland gestuurd : de helft ervan zijn kinderen. Omdat de meesten niet over documenten beschikken, worden ze in kampen ondergebracht. Hun situatie is uiterst moeilijk want deze mensen hebben geen geld, geen goed en geen haven (ze kunnen letterlijk nergens heen).
Land 2: Tsjaad Februari 2008: Tienduizenden doses vaccins tegen mazelen, hersenvliesontsteking en polio en vitamine A-supplementen werden afgeleverd in Kousseri, in het noorden van Kameroen. Na verscheidene dagen zonder eten, drinken of onderdak kregen de vluchtelingen drinkbaar water: 48.000 liter per tankwagen. In één enkel weekend zouden honderden burgers gedood zijn toen de rebellen poogden de Tsjaadse hoofdstad N’Djamena in te nemen. Over het hele land werd de avondklok ingesteld. De autoriteiten vroegen de vluchtelingen naar huis terug te keren. Ettelijke honderden zouden dat gedaan hebben. Het merendeel is evenwel in Kameroen gebleven uit vrees voor een heropflakkering van het geweld.
36
Land 3: Soedan
Februari 2008 : Na een aanval van het Soedanese leger in het noordwesten van Darfoer stonden gebouwen in brand en duizenden inwoners sloegen op de vlucht. De mensen hadden eten en medicijnen nodig. Er waren ernstige gevallen van ondervoeding, maar de hoofdzorg waren de talrijke mensen met brandwonden. De aanvallen leidden tot een massale uittocht uit de regio. Van de 12.000 inwoners van Abu Seruj blijven er slechts twee- à drieduizend over. Hun bestemming blijft echter onzeker. Volgens verschillende bronnen zouden ongeveer 12.000 personen naar Tsjaad zijn gevlucht. Wat de regering van Tsjaad ertoe bracht te verklaren dat het land geen vluchtelingen uit Darfoer meer kon opvangen. Anderen zijn binnen Soedan gevlucht, vooral naar de streken die worden gecontroleerd door de rebellen van het MJE (Mouvement pour la Justice et l’Egalité Beweging voor Recht en Vrijheid).
Land 4: België
Op 12 oktober 2006: veroordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens België streng voor het “flagrant gebrek aan menselijkheid” t.a.v. Tabitha, een Congolees meisje van vijf jaar. Ze werd twee maand alleen opgesloten in het gesloten centrum “127bis” en daarna, in haar eentje, uitgewezen naar Kinshasa. Toen het meisje op 18 augustus 2002 met een oom toekwam op de luchthaven van Zaventem, was ze niet in het bezit van reguliere documenten. De Belgische autoriteiten hebben haar dan maar bestempeld als een “niet-toelaatbaar persoon” eerder dan haar te beschouwen als een kind dat nood had aan hulp en bescherming. Daarop werd het kind naar een gesloten centrum gestuurd i.p.v. naar een onthaalgezin of een aangepast opvangcentrum. Twee maand later werd Tabitha terug naar Congo gestuurd... waar ze helemaal geen familie meer had. Haar moeder verwachtte haar immers in Canada waar ze het statuut van politiek vluchteling had verkregen.
FICHE 4
HET DEFINITIESPEL Doelstelling Deze activiteit heeft tot doel de juiste definitie te koppelen aan termen die vaak worden gebruikt, maar waarvan men de correcte betekenis niet kent of inziet
Materiaal -
De woorden De definities
Duur 20 minuten
Verloop Stap 1: De leerlingen worden verdeeld in groepjes van twee of drie. Stap 2: De leerkracht geeft hen een kaart met een definitie. De kaarten met woorden liggen verspreid over de tafel. Elke groep leest zijn definitie en kiest het woord dat ermee overeenstemt.
7 “woord-kaarten” en 7 “definitie-kaarten” Clandestien
Benaming voor iemand die ofwel geen toelating kreeg om op het Belgisch grondgebied te verblijven, ofwel nooit die toelating vroeg aan de Belgische autoriteiten en die besluit op het te grondgebied te blijven zonder door de overheid gekend te zijn. “Mensen zonder papieren” (of sans-papiers) zijn meestal niet clandestien omdat hun toestand bij de administratie gekend is.
Uitgeprocedeerd
Benaming voor iemand wiens aanvraag van het vluchtelingenstatuut werd verworpen.
Asielzoeker
Benaming voor iemand die zijn land is ontvlucht omdat hij er werd vervolgd - of vreesde vervolgd te worden - en die aan België om bescherming vraagt. Zijn verzoek wordt onderzocht door het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen. Na vooronderzoek van het dossier wordt hij of erkend als vluchteling of afgewezen.
Vreemdeling
Benaming voor iemand die niet beschikt over de Belgische nationaliteit. Die toestand kan wijzigen tijdens iemands leven vermits hij die nationaliteit kan verwerven. Dit woord is niet hetzelfde als immigrant. Men kan het namelijk zijn zonder te migreren (dat is het geval voor personen die in België wonen en er geboren zijn maar niet over de Belgische nationaliteit beschikken). Omgekeerd is niet elke migrant het woord dat we zoeken (nl. personen die in een ander land geboren zijn, maar zich in België vestigden en de Belgische nationaliteit verwierven).
Migrant
Benaming voor iemand die zijn land van herkomst verlaat om zich blijvend te vestigen in een land waarvan hij niet de nationaliteit bezit.
Vluchteling
Benaming voor een persoon waaraan België bescherming verleent omwille van het risico op vervolging in het land van herkomst vanwege zijn etnische of sociale afkomst, geloof, ras, nationaliteit of politieke overtuiging.
Sans-papiers
Ilegaal of sans-papiers is de benaming voor een buitenlander die zonder toestemming in een land verblijft. De benaming wijst erop dat de persoon niet over verblijfsdocumenten beschikt om in België te zijn. Het betekent evenwel niet noodzakelijk dat die persoon niet zou beschikken over een identiteitsbewijs (bv., een identiteitskaart of reispas). De persoon is niet noodzakelijk clandestien in België toegekomen: hij kan toestemming hebben gekregen om het grondgebied te betreden, maar niet die om er te blijven.
37
FICHE 5
KENNISMAKING MET DE GESLOTEN CENTRA IN BELGIË Doelstelling De leerlingen identificeren de moeilijkheden van de gezinnen in gesloten centra.
Materiaal Uittreksels uit getuigenissen (zie vorig hoofdstuk)
Duur 60 minuten
Verloop Stap 1: De leerlingen worden in zes groepjes verdeeld. Ze kiezen een getuigenis uit. Stap 2: De leerkracht legt uit dat de leerlingen de gelegenheid krijgen om getuigenissen te lezen en te horen van gezinnen die werden vastgehouden in gesloten centra. Ze moeten van deze gelegenheid gebruik maken om op te treden als hun woordvoerder en sommige van hun moeilijkheden aan te klagen. Stap 3: Na een kwartier lezen en overleg in kleine groepjes, komt elke groep zijn getuigenis en bezorgdheden voorstellen voor de hele klas. De leerkracht noteert zorgvuldig de antwoorden op het bord en bespreekt ze daarna met de hele klas.
Verlengstuk De leerlingen bekijken de reportages over de opinierechtbank. Ze kunnen er dezelfde getuigenissen in horen en ontdekken hoe het is om in een gesloten centrum te leven. © UNICEF/HQ00-0146/Shehzad Noorani
38
FICHE 6
STEL JE VOOR…? Doelstelling De leerlingen leven zich in in een aanhouding
Materiaal
UNICEF België
Uittreksel uit de getuigenis van J, 16 jaar: «Ik kwam met de bus terug van school. Onderweg kwam ik een buur tegen die me vertelde dat de politie m’n moeder en m’n zus hadden opgepakt. Er kwam een agent die me zei wat spullen in te pakken en met hem mee te komen. Hij zei dat ik m’n ma en m’n zus zou weerzien. Ik ging naar m’n kamer en kwam terug naar beneden. Ik werd meegenomen naar het politiecommissariaat. Daar bleven we een halfuur tot men ons meenam naar een gesloten centrum. »
Duur 30 minuten
Verloop Stap 1 : De leerkracht leest de getuigenis voor. Stap 2 : Na het voorlezen moeten de leerlingen zich de situatie inbeelden. De leerkracht vraagt hen hoe ze zouden reageren indien dit hun beste vriend zou overkomen? En wat als het hen zelf overkwam? Wat zouden ze doen? Wat zouden ze meenemen? Wat zou er door hen heengaan?
39
FICHE 7
WAT DENK JIJ ERVAN ? Doelstelling De leerlingen bezinnen zich over de toestand van ontheemden en vluchtelingen in de hele wereld en over de moeilijkheden die ze doormaken.
Materiaal -
Vragenfiche voor de leerlingen Antwoordenfiche voor de leerkracht Atlas of wereldkaart
Duur 60 minuten
Verloop Stap 1: Groepjes van twee vullen de leerlingen de vragenlijst in en ze helpen elkaar bij het beantwoorden van de vragen. De leerkracht organiseert een eerste discussieronde op basis van de reacties en antwoorden van de leerlingen. Stap 2: De leerkracht zet zijn antwoorden tegenover die van de leerlingen. Er volgt een groepsdiscussie.
Verlengstuk De leerlingen maken een dossier of een affiche over de toestand van ontheemden en vluchtelingen in de hele wereld en over de moeilijkheden die ze doormaken.
Vragen voor de leerlingen Wat denk jij ervan?
40
1.
Hoeveel ontheemden en vluchtelingen zijn er in de wereld?
2.
Waarom moeten deze mensen hun thuis verlaten ?
3.
Wat maakt kinderen extra kwetsbaar? Wat zijn de voornaamste risico’s die ze lopen en problemen die ze tegenkomen?
4.
Noem de vijf landen die het grootste aantal vluchtelingen ter wereld opvangen?
5.
Uit welk land komen het meeste vluchtelingen?
6.
Hoeveel mensen krijgen in België het statuut van vluchteling?
7.
Hoeveel mensen wonen clandestien in België?
8.
Welke moeilijkheden ontmoeten ze in België?
9.
Hoeveel mensen zitten er vast in de gesloten centra?
Antwoorden voor de leerkracht 1. Eind 2007 waren er naar schatting 67 miljoen mensen die hun thuis moesten verlaten Aantal vluchtelingen onder de hoede van het UNHCR
11.4 miljoen
Aantal Palestijnse vluchtelingen onder de hoede van het UNRWA (United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East)
4.6 miljoen
Totaal aantal vluchtelingen
16 miljoen
Ontheemden te wijten aan conflicten
26 miljoen
Ontheemden te wijten aan natuurrampen
25 miljoen
Totaal aantal ontheemden
51 miljoen
Totaal aantal vluchtelingen en ontheemden
67 miljoen
Bron : UNHCR, 2007 Global trends, juni 2008
2. Die mensenstromen ontstaan om talrijke redenen: tOorlog Tijdens het jongste decennium stierven twee miljoen kinderen als rechtstreeks gevolg van een gewapend conflict. De teller staat op zes miljoen voor het aantal kinderen dat zwaargewond of blijvend invalide werd. Meer dan een miljoen kinderen werd wees of raakte zijn familie kwijt. Jaarlijks worden acht- tot tienduizend kinderen gedood of verminkt door landmijnen. Naar schatting zijn 300.000 kindsoldaten - jongens en meisjes onder de achttien jaar - betrokken bij 30 conflicten wereldwijd. t/BUVVSSBNQFO t5PUBMJUBJSF POEFNPDSBUJTDIFFOPOEFSESVLLFOEFSFHJNFT t)POHFS tengevolge van oorlog, verwoestijning of natuurrampen. In 2000 trof honger 840 miljoen mensen op een wereldbevolking van zes miljard. t"SNPFEF 56% van de mensheid wordt door armoede getroffen. De meerderheid van armen zijn kinderen. In West- en Centraal-Afrika leeft 52 % van de bevolking met minder dan 1 € per dag; Afrika Beneden de Sahara, 43 %; in oostelijk en zuidelijk Afrika, 34 %; in Zuid-Azië, 32 %. t5PUFFONJOEFSIFJECFIPSFO PPS[BBLWBOEJTDSJNJOBUJF
3. Oorlog veroorzaakt chaos en onveiligheid. Chaos en onveiligheid bedreigen of vernietigen de toegang tot voedsel, beschutting, sociale bijstand en gezondheidszorgen. Dat vergroot de kwetsbaarheid binnen de gemeenschappen, in het bijzonder voor de kinderen. Tijdens humanitaire crisissen zijn mazelen, diarree, acute infecties van de luchtwegen, malaria en ondervoeding de voornaamste doodsoorzaak bij kinderen. Kinderen die hun roots moeten ontvluchten omwille van een gewapend conflict of een natuurramp zijn afgesneden van hun sociale en familiale steun alsook die van hun school. Seksueel en seksistisch geweld is verontrustend vaak aanwezig in noodsituaties..
4. De vijf landen die in 2007 het grootste aantal vluchtelingen opvingen zijn Pakistan (2 miljoen), Syrië (1,5 miljoen), Iran (964.000), Duitsland (579.000) en Jordanië (500.300). Bron : UNHCR 2007, Global trends, juni 2008.
41
5. In 2007 kwam het grootste aantal vluchtelingen uit Afghanistan. Eind 2007 telde men 3,1 miljoen Afghaanse vluchtelingen, verspreid over 72 landen. Bron : UNHCR 2007, Global trends, juni 2008.
6. In 2007 werden in België 11.115 asielaanvragen ingediend, voornamelijk door Russische, Servische, Irakese, Congolese en Afghaanse onderdanen. Het CGVS kende het vluchtelingenstatuut toe aan 1.839 personen. Die kwamen voornamelijk uit Rusland (Tsjetsjenië), Rwanda, Irak, Servië (Kosovo) en Congo. 279 asielzoekers verkregen subsidiaire bescherming. Zij kwamen in hoofdzaak uit conflictregio’s in Irak, Somalië en Afghanistan. België biedt dus bescherming in ongeveer bijna een vijfde van de asielaanvragen.. Bron : CGVS, Jaarverslag 2007, www.cgvs.be
7. Aangezien die mensen in de clandestiniteit leven, is het moeilijk om een duidelijk beeld te hebben op hoeveel ze zijn. We schatten dat er vandaag tussen de vijftig- en honderdduizend mensen in de clandestiniteit in België leven.
8. Ze kampen met heel veel problemen, zoals: -
De dagelijkse angst opgepakt of verklikt te worden en de knagende onzekerheid over de dag van morgen. Fysisch en psychologisch lijden: angst, stress voor politiecontroles, onzekerheid over de toekomst. Deze factoren leiden tot slaapstoornissen, hoofdpijn en zelfs ernstige depressies. Hun huisvesting verloopt vaak in moeilijke omstandigheden. Ze hebben ook nauwelijks toegang tot gezondheidszorgen, behalve in hoogste nood
9. Volgens het jongste activiteitenverslag van de Dienst Vreemdelingenzaken, werden er in 2006 8.742 mensen vastgehouden in gesloten centra. In 2002 - en na optelling van de cijfers verstrekt door de verschillende gesloten centra - werden 531 kinderen samen met hun ouders opgesloten. Het aantal daalt tot 181 in 2003 en loopt op tot 297 in 2004. In 2005 werden 247 gezinnen met 510 kinderen vastgehouden in het centrum 127bis. Let wel: dit getal vertegenwoordigt slechts één centrum. De leeftijdsgroep die het meest vertegenwoordigd is bij de opgesloten buitenlandse kinderen is die van min-zesjarigen. Alleen al voor de maand januari 2006 bedroeg hun aantal 73 en voor het ganse jaar schat het Ministerie van Binnenlandse Zaken hun aantal op 627.
Bronnen : Dienst Vreemdelingenzaken, Activiteitenverslag 2006, FOD Binnenlandse Zaken, www. dofi.fgov.be CIRE vzw, Open je ogen voor de gesloten centra voor vreemdelingen, mei 2006, www.cire.irisnet.be
© Daniel Nokin
42
IV. Informatiebronnen en nuttige links Internetsites: Over buitenlandse kinderen www.aideauxpersonnesdeplacees.be (Aide aux personnes déplacées) www.nbm.be (Platform Kinderen op de dool) www.mentorescale.be (Mentor-Escale, begeleiding van jongeren op de vlucht) www.resf.be (Réseau Education sans Frontières Belgique)
Meer algemeen over kinderrechten : www.kinderrechtencoalitie.be (Kinderrechtencoalitie Vlaanderen) www.kinderrechten.be (Kinderrechtencommissariaat) www.lacode.be (Coordination des ONG pour les droits de l’enfant) www2.cfwb.be/dgde (Délégué général aux droits de l’enfant) www.dei-belgique.be (Défense des enfants Belgique) www.sdj.be (Service droit des jeunes) www.unicef.be (UNICEF België) www.unicefkids.be ((kinder-en jongerensite van UNICEF België) www.whatdoyouthink.be (What Do You Think?-project)
www.de8.be (de Acht) www.jrs.be (Jesuit Refugee Service- Belgium) www.medimmigrant.be (Medimmigrant) www.vluchtelingenwerk.be (Vluchtelingenwerk Vlaanderen) www.unhcr.fr ou www.unhcr.org (VN-agentchap voor de vluchtelingen)
Over de opsluiting in gesloten centra : www.idcoalition.org (International Detention Coalition) www.liguedh.be/web/Comm_Etrangers_Pres.asp. (Commission étranger et groupe de travail centres fermés de la Ligue des droits de l’Homme) www.stopcentresfermés.be (Stop centres fermés)
Televisieprogramma’s: - Kinderen achter tralies (Des enfants derrière les barreaux), Reporters, 22 februari 2008. - Uitzending van de Niouzz gewijd aan de gesloten centra, RTBF- la Deux, 20 februari 2008, www.lesniouzz.be Deze twee uitzendingen vindt u op de DVD bij het pedagogisch dossier. De eerste (langere) reportage is ondertiteld
Meer algemeen over vreemdelingen : www.aideauxpersonnesdeplacees.be (Aide aux personnes déplacées) www.assembleedesvoisins.be (Assemblée des voisins) www.adde.be (Association pour le droit des étrangers) www.cbar-bchv.be (Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen) www.cire.irisnet.be/ouvrons/nl/ (Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Étrangers)
43
Pedagogische dossiers : Over de vluchtelingen Het thema van de vluchtelingen kan kinderen en jongeren helpen bepaalde fundamentele vragen te begrijpen uit de geschiedenis, maar ook in de vakken aardrijkskunde en mondiale vorming. Het kan ook een vernieuwend vertrekpunt zijn om vol gevoelens en verbeelding een taal, literatuur of nog kunst te onderwijzen. UNHCR heeft voor drie verschillende leeftijdsgroepen lesmodules uitgewerkt die de leerkrachten kunnen helpen vraagstukken rond vluchtelingen te beantwoorden in verschillende vakken. Deze zijn beschikbaar in het Frans de website: http://www.unhcr.fr/cgi-bin/texis/vtx/help?id=422839602. In het documentatiecentrum van UNICEF België zijn verschillende pedagogische dossiers over kinderrechten beschikbaar. Contacteer ons: Lenniksebaan 451, bus 4 te 1070 Brussel Tel : 02/230.59.70 (Hilde Verpoorten) of op www.unicef.be
Andere dossiers : - Asile et clandestinité, Alter Echos, dossier, janvier 2007. - Chemins d’exil, Tome 1, Bande dessinée et dossier pédagogique, Croix-Rouge de Belgique, Fedasil, 2005. - Dessine-moi un droit de l’Homme, Editions de l’E.I.P., 1984. - Donnons un visage aux sans-papiers, cahier pédagogique sur la question de la régularisation des sans-papiers, CIRE, novembre 2006. - Eduquer, tribune laïque, dossier sur les ‘Centres fermés : Le droit à l’enfance’, La Ligue de l’Enseignement et de l’Education Permanente ASBL, Vlaeming G. Edition, Bruxelles, mars-avril 2006, n°54, pp.1-12. - L’Europe et les Droits Humains, Papiers Libres 2001, dossier pédagogique, décembre 2002. - Hors jeu, Tome 2, Bande dessinée, Croix-Rouge de Belgique, Fedasil. - Ouvrons les yeux sur les centres fermés pour étrangers, dossier pédagogique, CIRE ASBL, F. Manet Edition, Bruxelles, 2006, 72pp. - Peur, Dossier pédagogique, La Ligue des droits de l’Homme, Bruxelles, 2008.
Boeken: - Braat Kordula C., Ik ben er wel, maar ze zien me niet, Ervaringen van illegalen kinderen in Nederlands, Defense for Children International, 2004. - Dhotel G., Réfugiés : Le Droit d’Asile Menacé, Ed. Syros J’accuse, 1998. - Dorzée H., Tefnin J.F., Les Mots et les Murs, H, Ed. Luc Pire, 1999. - Laacher S., Le peuple des clandestins, mars 2007. 44
- Lonsi K., Gaspard H., Le Demandeur d’Asile, Ed. Egregore, 2005. - Marilu Z., Dernière Solution : fuir. Etre Réfugié Politique Aujourd’hui, Ed. Syros, J’accuse, 2006. - Morelli A., Histoire des Etrangers et de l’immigration en Belgique de la préhistoire à nos jours, Editions Vie Ouvrière, Bruxelles, 1992. - Mouchi A.B., Je Suis Demandeur d’Asile, Ed. Publibook, 2006. - Newman E., Van Selm J., Refugees and forced displacement, United Nations Press, 2003. Passeurs de frontières, Bruxelles Laïque ASBL, 2005. - Perrouty P.A., La Mise à l’Ecart de l’Etranger. Centres Fermés et Expulsions, Ed. Labor, 2004. - Plysier S., Kinderen met een tweede huid, Onthaal van kinderen op de vlucht, Grant, 2003. - Telemans D., Demyttenaere B., Hannes N., Verkeerde Tijd, Verkeerde plaats, Ontmoeting met vluchtelingen, Roularta Books, 2005. - Tshibanda P., Un Fou Noir au Pays des Blancs, Ed. B.Gilson, coll. Micro-Roman, 1999. - Vanlerberghe J., Een mens op de vlucht, De klapdeur van onze gastvrijheid, Globe, 2002.
Studies: - Gesloten Centra: stand van Zaken , Aide aux Personnes Déplacées, Caritas International Belgique, le Centre Social Protestant, le CIRÉ, Jesuit Refugee Service Belgium, la Ligue des droits de l’homme asbl, le MRAX, Point d’Appui, le Service Social de Solidarité Socialiste, Vluchtelingenwerk Vlaanderen, octobre 2006. - Conditions des ressortissants de pays tiers retenus dans des centres (camps de détention, centres ouverts, ainsi que de zones de transit), avec une attention particulière portée aux services et moyens en faveur des personnes aux besoins spécifiques au sein des 25 Etats membres de l’Union Européenne, Parlement Européen, Décembre 2007. - Studie naar alternatieven voor de vasthouding van gezinnen met kinderen in gesloten centra, Sum Research, FOD Binnenlandse Zaken, februari 2007. - Heen en retour, Kinderrechten op de vlucht, Kinderrechtencommissariaat, oktober 2007. - La détention des mineurs étrangers dans les centres fermés : une mesure légale ?, la CODE, décembre 2005. - Le coût humain de la détention : Les centres fermés pour étrangers en Belgique, Médecins sans frontières, octobre 2007. - Lommée E., Vandenhole W, Vanheule D., De vrijheidsberoving van minderjarige vreemdelingen, Centrum voor de rechten van het kind (UA) en Kinderrechtencoalitie, mei 2008.
- Rapport du Délégué général aux droits de l’enfant au centre 127 bis, Délégué général aux droits de l’enfant, 28 juillet 2007. - UNICEF, La situation des enfants dans le monde 2008. - Kinderrechtenforum. Kinderen, vrijheidsbeperking en vrijheidsberoving. Kinderrechtencoalitie Vlaanderen vzw. ACTIE VOEREN OP SCHOOL Als jullie een stapje verder willen gaan dan animaties in jullie klas, kunnen jullie ook een steuncomité opzetten in jullie school. Neem contact op met het netwerk Onderwijs zonder grenzen ( Réseau Education sans Frontières) Dat netwerk wil een brede steunbeweging op de been te brengen voor de schoolgaande jongeren zonder papieren. Onderwijzers en personeel van het onderwijs, leerlingen en ouders van leerlingen, opvoeders, instellingen voor steun aan de jongeren, jeugdorganisaties, advocaten, vakbonden, groepen en organisaties die de mensenrechten verdedigen, bekommerd door de situatie van de kinderen en jongeren zonder papieren mobiliseren zich voor de rechten van deze jongeren via het onderwijs. Voor meer info: www.resf.be
© UNICEF
45
Speciale uitzending Niouzz Centres Fermés Gerealiseerd door Marie-Pierre Fonsny
46
TV-programma Reporters Kinderen achter tralies (Des enfants derrière les barreaux) Gerealiseerd door Daniel Nokin
47
Verantwoordelijk uitgever: UNICEF België, Yves Willemot, Lenniksebaan 451 (bus 4), 1070 Brussel - © 2008