ONDERNEMINGSPLAN 2013 VLAAMS ENERGIEAGENTSCHAP
Januari 2013
Inhoudsopgave 1.
Inleiding..................................................................................................................................... 3
2.
Het Vlaams Energieagentschap als organisatie ..................................................................... 3
3.
Samenvatting prioriteiten 2013 ............................................................................................... 5
4.
Interne werking – uitvoering generieke bepalingen uit de beheersovereenkomst ............. 7
5.
Uitvoering strategische en operationele doelstellingen uit de beheersovereenkomst ....... 16
6.
Begroting ................................................................................................................................. 81
7.
Personeel ................................................................................................................................. 87
8.
Personeelsinzet en besteding van beleidskredieten in functie van de operationele organisatiedoelstellingen van de beheersovereenkomst 2011-2015.................................... 93
2
1. Inleiding Dit ondernemingsplan is opgemaakt in uitvoering van de beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en het Vlaams Energieagentschap (1 januari 2011 – 31 december 2015) zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 12 november 2010. Artikel 10 van de beheersovereenkomst bepaalt onder andere: ‘Het ondernemingsplan bepaalt de concrete acties die het Vlaams Energieagentschap zal uitvoeren om de operationele jaardoelstellingen te realiseren. Het ondernemingsplan bevat gedetailleerde activiteitenplannen, de nodige middeleninput en de hieraan verbonden output om de strategische organisatiedoelstellingen en de generieke doelstellingen uit de beheersovereenkomst te realiseren.’ Het voorliggende ondernemingsplan 2013 herneemt de strategische en operationele organisatiedoelstellingen van de beheersovereenkomst 2011-2015. Aan de strategische organisatiedoelstellingen zijn in het ondernemingsplan effectindicatoren en streefnormen gekoppeld. Voor de operationele organisatiedoelstellingen werden de prestatie-indicatoren en prestatienormen van de beheersovereenkomst hernomen. Waar relevant, worden aan de operationele organisatiedoelstellingen in het ondernemingsplan concrete actiepunten voor 2013, met prestatie-indicatoren en prestatienormen, gekoppeld. Artikel 15.1 van de beheersovereenkomst bepaalt onder andere: ‘Het agentschap zal over de uitvoering van de beheersovereenkomst aan de minister rapporteren door middel van een jaarrapport en een afsluitend eindrapport over de beheersovereenkomst. De rapporten zullen duidelijk verwijzen naar de organisatiedoelstellingen, prestatienormen, prestatie-indicatoren en strategische projecten die in de beheersovereenkomst bepaald zijn.’ Het ondernemingsplan is opgemaakt volgens de beslissing van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 betreffende inhoud en implementatie van het jaarlijks ondernemingsplan en de jaarlijkse uitvoeringsrapportering. Het agentschap heeft de voorbije jaren een intern rapporteringsinstrument opgezet voor de opvolging van de doelstellingen, normen, indicatoren en projecten van de beheersovereenkomst en onderliggende ondernemingsplannen. De daaruit volgende interne rapportering, geënt op de scorekaartmethodiek, dient mede als input voor de formele rapportering over de uitvoering van de beheersovereenkomst.
2. Het Vlaams Energieagentschap als organisatie Het besluit tot oprichting van een intern verzelfstandigd agentschap, het Vlaams Energieagentschap, werd door de Vlaamse Regering goedgekeurd op 16 april 2004. Het Vlaams Energieagentschap heeft formeel zijn werking opgestart vanaf 1 april 2006. 3
Missie Het evalueren, voorbereiden en uitvoeren van een op duurzaamheid gericht energiebeleid door het inzetten van de beleidsinstrumenten op een efficiënte en kwaliteitsvolle manier.
Visie
een klantvriendelijke en betrouwbare overheidsinstantie zijn; binnen zijn mogelijkheden bijdragen tot het stimuleren van het rationeel energiegebruik en de milieuvriendelijke energieproductie; via sturende maatregelen en doorgedreven communicatie trachten de samenleving te doordringen van de boodschap dat de meest milieuvriendelijke, de meest goedkope én dus de meest sociale energie deze is welke niet wordt verspild; flexibel en efficiënt inspelen op veranderende omgevingsfactoren; medewerkers de kans bieden zichzelf te vervolmaken en ruime aandacht hebben voor een stimulerende werksfeer met een goede balans tussen werk en privé.
Waarden Bij de uitvoering van de taken wordt het gedrag en handelen van de werknemers van het Vlaams Energieagentschap afgetoetst aan de volgende agentschapsspecifieke waarden: klantgerichtheid; dynamiek en flexibiliteit; efficiëntie; deskundigheid; teamgeest.
Taken In het kader van de realisatie van zijn missie en visie voert het Vlaams Energieagentschap volgende beleidsuitvoerende taken uit: het bevorderen van het rationeel energiegebruik en het beheer van de daartoe bestemde middelen en fondsen; het bevorderen van de milieuvriendelijke energieproductie en het beheer van de daartoe bestemde middelen en fondsen; het voeren van sensibiliserings- en communicatieacties inzake milieuvriendelijke energieproductie en rationeel energiegebruik; het uitvoering geven aan de regelgeving in verband met beheer en uitbouw van de distributienetten van elektriciteit, gas en warmte; het uitvoeren, of laten uitvoeren, van analyses ter ondersteuning van de beleidsuitvoering; het verwerken van de uit de beleidsuitvoering verworven informatie met het oog op het toeleveren aan het departement van beleidsgerichte input; het bijdragen tot de uitvoering van het Vlaams klimaatbeleidsplan; alle andere beleidsuitvoerende taken betreffende het energiebeleid die bij decreet of door de Vlaamse Regering aan het Vlaams Energieagentschap worden toevertrouwd. 4
3. Samenvatting prioriteiten 2013
Opstarten strategisch denkproces in kader van voorbereiding van de input van het VEA voor het volgende Regeerakkoord en de beleidsnota Energie 2014-2019.
Uittesten en optimaliseren van een monitoringtool om de interne efficiëntiewinsten van het agentschap op enkele concrete terreinen zichtbaar te maken.
Voorbereiding implementatie nieuwe richtlijn inzake energie-efficiëntie en opmaak derde actieplan energie-efficiëntie.
Opstart implementatie Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen.
Voorleggen van een advies voor het stappenplan voor het stapsgewijs verstrengen van de EPB-eisen tot 2021.
Finaliseren opmaak tweejaarlijkse evaluatienota inzake de energieprestatieregelgeving.
Release EPB-software van de tweede generatie.
Ontwikkelen certificatiesoftware voor het energieprestatiecertificatensysteem voor nietresidentiële gebouwen die worden verkocht of verhuurd.
Ontwikkelen van maatwerkadviesmodule in de certificatiesoftware voor bestaande woongebouwen.
Opmaak tweede evaluatienota inzake de energieprestatiecertificatensystemen voor bestaande gebouwen.
Implementatie van het openbaredienstverplichtingen.
Monitoring van de sociale dakisolatieprojecten.
Implementatie van nieuwe energiebeleidsovereenkomsten met de industrie (VER en nietVER).
Opmaak actieplan hernieuwbare energie 2020/2050.
Implementatie van het vernieuwde warmtekrachtcertificatensystemen.
Voorbereiden implementatie minimumaandeel hernieuwbare energie in gebouwen.
Begeleiden introductie van call voor grootschalige groene warmte-investeringen.
vernieuwde
beleidskader
beleidskader
voor
voor
de
de
sociale
groenestroom-
en
5
Implementatie van de certificatieregeling voor opleidingen van de installateurs van kleinschalige hernieuwbare-energie-installaties.
Voorbereiden opmaak Warmteplan Vlaanderen.
Een aantal projecten vergt een cel-, entiteits- en soms zelfs een beleidsveld overschrijdende aanpak. Voor de projecten met zwaartepunt binnen het VEA, worden projectbeheerders aangeduid. Zij coördineren en bewaken de opmaak en uitvoering van het betreffende stappenplan met daarin de mijlpalen en verantwoordelijke actoren. In het bijzonder worden er voor 2013 projectbeheerders aangesteld voor:
De uitvoering van het Energierenovatieprogramma 2020 (Wilfried Bieseman).
De opmaak van een uitvoeringsplan voor de uitwerking van een geïntegreerde berekeningsmethode voor de energieprestaties van gebouwen (Lore Stevens).
De voorbereiding van de opmaak van een Warmteplan Vlaanderen (Tine Stevens/Daan Curvers).
De concretisering van het Windplan Vlaanderen (Bart Hedebouw).
De monitoring van de implementatie van het actieplan bijna-energieneutrale gebouwen (Maarten De Groote).
De uitwerking van het actieplan hernieuwbare energiebronnen 2020/2050 (Lieven Van Lieshout)
De voorbereiding van de omzetting van de nieuwe richtlijn inzake energie-efficiëntie (Jan Haers/Nadine Dufait//Ann Collys).
6
4. Interne werking – uitvoering generieke bepalingen uit de beheersovereenkomst 4.1. Het VEA zal de maturiteit van haar organisatie verbeteren door een verbetertraject op te zetten - Effectindicator: Maturiteitsinschatting (door IAVA) - Streefnorm: Verhoging van de maturiteit eind 2014 ten opzichte van eind 2010 4.1.1.
Jaarlijks actualiseren van de zelfevaluatie volgens de thema’s van de leidraad interne controle/organisatiebeheersing
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid jaarlijkse actualisatie van de zelfevaluatie - Prestatienorm: Jaarlijks beschikbaar op de Directieraad van oktober Kader en stand van zaken De validatie van de maturiteit door IAVA is ter beschikking gekomen in mei 2011. Uit de resultaten van deze auditopdracht blijkt dat het VEA een grote vooruitgang geboekt heeft op het vlak van interne controle/organisatiebeheersing. 9 van de 10 thema’s beantwoorden dan ook aan het maturiteitsniveau 3 (gedefinieerd). Maturiteitsinschatting Thema Doelstellingen en risicomanagement Belanghebbendenmanagement Monitoring Organisatiestructuur Human Resources Management Organisatiecultuur Informatie en Communicatie Financieel Management Facility Management ICT
VEA 2008 3 2 2 3 3 2 2 2 2 2
2010 3 3 3 4 3 3 4 3 3 2
Legende: 0 Onbestaand
1 Ad-hocbasis
2 Gestructureerde aanzet
3 Gedefinieerd
4 Beheerst systeem
5 Geoptim aliseerd
In oktober 2012 werd de zelfevaluatie geactualiseerd en opnieuw gevalideerd door de Directieraad. Deze geactualiseerde zelfevaluatie focust op te remediëren aandachtspunten en vormt de basis voor een verbetertraject voor de relevante thema’s, op te nemen in volgende ondernemingsplannen. Uit de zelfevaluatie blijkt dat de maturiteit voor het thema HRM naar het niveau 4 kan worden getild en dat voor de andere thema’s de behaalde maturiteitsscores bij de validatieaudit door IAVA, behouden kunnen blijven.
7
Planning 2013 Tegen oktober 2013 wordt de zelfevaluatie geactualiseerd en opnieuw gevalideerd door de Directieraad. Deze geactualiseerde zelfevaluatie zal ook rapporteren over de voortgang van de acties genomen in kader van de te remediëren aandachtspunten en de aanbevelingen resulterend uit de eerdere validatieaudit van IAVA en/of andere controle-instanties. Het verbetertraject voor de relevante thema’s rond interne controle/organisatiebeheersing voor de volgende ondernemingsplannen zal op de bevindingen van de zelfevaluatie worden afgestemd.
4.1.2.
Jaarlijks een verbetertraject voor de relevante thema’s van de leidraad interne controle/organisatiebeheersing concretiseren in het ondernemingsplan op basis van de jaarlijkse actualisatie van de zelfevaluatie en, indien beschikbaar, op basis van aanbevelingen geformuleerd door controle-instanties
- Prestatie-indicator: Beschrijving verbetertraject in het ondernemingsplan - Prestatienorm: Ondernemingsplan is jaarlijks beschikbaar op de Directieraad van december van het jaar N-1 Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Monitoring van het actie- en opvolgingsplan Interne Controle/Organisatiebeheersing
Prestatie-indicator Beschikbaarheid monitoringrapport
Prestatienorm - Directieraad juni 2013 - Directieraad december 2013
Op basis van de aanbevelingen uit de maturiteitsinschatting van IAVA van mei 2011, heeft het VEA in 2011 een nieuw actie- en opvolgingsplan Organisatiebeheersing/Interne Controle opgesteld. De uitvoering van het plan wordt opgevolgd door een interne projectgroep. Deze projectgroep stelt halfjaarlijks een monitoringrapport op. Indien de uitvoering van een bepaalde actie achterblijft op de planning, moeten de nodige remediërende initiatieven worden uitgewerkt. Bij de optimalisering van de organisatiebeheersing en het streefdoel van een maturiteitsverhoging zal de focus in 2013 o.a. worden gelegd op: - De verdere ontwikkeling van een systeem van risicomanagement dat toelaat het systeem van organisatiebeheersing te documenteren en te evalueren, zowel op organisatie-, als op proces- en projectniveau (streefdatum eind 2013). - Om de efficiëntiewinsten meetbaar en aantoonbaar te maken, verder werken aan het uitbouwen van een systeem dat het agentschap in staat stelt om de (productie)middelen/apparaatskosten in hun totaliteit toe te wijzen aan de organisatiedoelstellingen en /of de (kern)processen (streefdatum eind 2015). Zie de organisatiedoelstelling onder punt 4.2.4. In 2012 heeft het VEA haar agentschapsspecifiek HR-beleid verder uitgetekend via de goedkeuring van het HR-beleidsplan 2012-2015. In dit HR-beleidsplan zijn de strategische en 8
operationele HR-doelstellingen, met stappenplan en beoogde effecten opgenomen. Een bijsturing van de doelstellingen van het HR-plan en/of de bijhorende stappen en acties is voorzien eind 2013. De resultaten van de Personeelspeiling en Welzijnsenquête van eind 2012 zullen grondig worden geanalyseerd en kunnen aanleiding geven tot aangepaste doelstellingen en acties. Resultaatgerichte jaardoelstelling ActualisatieHR-beleidsplan 20122015
Prestatie-indicator Beschikbaarheid geactualiseerd HR-beleidsplan 2012-2015
Prestatienorm Goedkeuring op Directieraad van december 2013
In het HR-beleid van het VEA blijft vorming een belangrijke rol spelen. Het VEA zal zijn medewerkers in 2013 opnieuw een kwaliteitsvol opleidingsbeleid aanbieden met zowel aandacht voor ontwikkelingsgerichte competenties als functiespecifieke competenties. De individuele vormingsaanvragen worden beoordeeld volgens de criteria die zijn vastgelegd in een vormingsplan. Het agentschap zal binnen haar werkingsmiddelen voor 2013 per personeelslid een gemiddeld vormingsbudget van 500 euro voorzien. Resultaatgerichte jaardoelstelling Het opstellen van het vormingsplan 2013
Prestatie-indicator Beschikbaarheid van vormingsplan 2013
Prestatienorm Goedkeuring op Directieraad van april 2013
Het VEA heeft een plan ‘Gelijke kansen en diversiteit binnen het VEA: 2012-15’ opgemaakt. In 2013 wordt rond verschillende aandachtspunten gewerkt. Werknemers met een migratieachtergrond en met een arbeidshandicap zijn vertegenwoordigd in het personeelsbestand van het VEA. De personeelsformatie van het VEA kende sinds de oprichting van het agentschap geen vrijwillig verloop. Gelet op het engagement opgenomen in het kader van de beheersovereenkomst en de te leveren bijdrage aan de besparingsdoelstellingen van de Vlaamse Regering door het aantal werknemers te verminderen tegen 2014 (zie punt 4.2.1), is het niet mogelijk om voor diversiteit streefcijfers met een structureel karakter vast te leggen. Het VEA hanteert een streefcijfer van 3,3% medewerkers met een migratieachtergrond op 31/12/2013. Voor medewerkers met een arbeidshandicap bedraagt het streefcijfer op 31/12/2013 1,7%. Bij alle uit te schrijven contractuele vacatures in het jaar 2013 zal het VEA speciale aandacht besteden aan het aanmoedigen tot solliciteren van personen van allochtone afkomst. Bij selectie van kandidaten voor een vacature wordt de voorkeurregel gehanteerd. Er wordt minstens één vakantiejob voorzien en hiervoor worden personen uit kansengroepen in het bijzonder aangemoedigd om zich kandidaat te stellen. Het agentschap zal in 2013 een persoon van allochtone afkomst of van een persoon met een arbeidshandicap in contractueel dienstverband (bijvoorbeeld via vakantiejob) aanwerven. Het VEA gaat na of er personeelsleden met een chronische ziekte in aanmerking komen voor een officiële registratie. Het huidige percentage personen met een arbeidshandicap van het VEA telt personen met een chronische ziekte niet mee. 9
De werknemers van het VEA worden gesensibiliseerd voor gelijke kansen en diversiteit. Communicatie van de Dienst Emancipatiezaken wordt gepubliceerd op het intranet en/of het prikbord. Nieuwe werknemers worden ingelicht over het beleid van het VEA rond gelijke kansen en diversiteit. Het VEA zal in 2013 een actieplan voor de re-integratie van langdurig zieken opstellen.. Het VEA voert een gelijke-kansen-en-diversiteitsbeleid dat inspeelt op de behoeften. Het zal voor relevante zaken deelnemen aan de Commissie Emancipatiezaken. Resultaatgerichte jaardoelstelling Het contractueel aanwerven van een persoon met een migratieachtergrond of van een persoon met een arbeidshandicap
Prestatie-indicator Arbeidsovereenkomst tussen het VEA en een persoon met een migratieachtergrond of persoon met een arbeidshandicap
Prestatienorm Arbeidsovereenkomst in 2013 getekend door minstens één contractueel personeelslid of jobstudent met een migratieachtergrond of met een arbeidshandicap
Het VEA heeft een globaal preventieplan 2011-2015 opgemaakt. De vertaling in concrete acties die aansluiten bij de actuele situatie rond het welzijn op het werk gebeurt in een jaaractieplan. Op het EOC van 10 december 2012 werd de uitvoering van het jaaractieplan 2012 besproken en werd het jaaractieplan 2013 goedgekeurd. Het jaaractieplan 2013 bevat grosso modo volgende projecten: Jaarlijkse welzijnsrondgang. Verdere opmaak en actualisering van de richtlijnen en instructiekaarten bij bezoeken ter plaatse in kader van EPB- en EPC-regelgeving. Actualiseren maatregelen en procedures EHBO. Evaluatie en uitvoeren maatregelen rond psychosociaal welzijn en gezondheidsbeleid op basis van resultaten welzijnsenquête. Opvolging medische onderzoeken volgens risicoklasse. Risico’s met betrekking tot het arbeidsklimaat beperken. Het VEA besteedt in haar processen veel aandacht aan belanghebbenden- en stakeholdermanagement waarbij de belangen van de diverse (externe) belanghebbenden mee worden afgewogen in de strategie-ontwikkeling en –implementatie. Belanghebbendenmanagement wil waarborgen scheppen voor de realisatie van de organisatiedoelstellingen. In 2013 zal dit belanghebbendenmanagement zich vooral concentreren rond volgende processen en acties: Implementatie van de bijgestuurde ondersteuningssystemen voor de milieuvriendelijke energieproductie via de zogenaamde groenestroomen warmtekrachtcertificatensystemen (berekening van de onrendabele toppen). Uitwerking van het actieplan hernieuwbare energie 2020/2050. Implementatie van het Energierenovatieprogramma 2020. Evaluatie van de energieprestatieregelgeving. Evaluatie van het energieprestatiecertificatensysteem voor residentiële en publieke gebouwen. Formulering van een langetermijnvisie (2050) voor ons energiesysteem. 10
4.2. Het VEA wil bij de uitvoering van haar kerntaken meetbare efficiëntiewinsten realiseren door een verbetertraject op te zetten - Effectindicator: Personeelseffectief van het agentschap in VTE en koppen - Streefnorm: Status quo aantal VTE’s eind 2015 t.o.v. juli 2009 en -5% in koppen in juli 2014 t.o.v. juli 2009, voor zover hiervoor geen andere beslissing werd genomen door de Vlaamse Regering of geen compensatie kan worden gevonden binnen het beleidsdomein of de Vlaamse overheid 4.2.1.
Vermindering van de personeelsbehoeften van het VEA voor de processen die in de nutsmatrix voor het agentschap als afstootbare processen of processen met een beperkte meerwaarde voor het Vlaamse energiebeleid worden gecatalogeerd
- Prestatie-indicator: Personeelsinzet voor processen die volgens de nutsmatrix 2010 een beperkte meerwaarde hebben of als afstootbaar worden gecatalogiseerd - Prestatienorm: Eind 2015 wordt voor deze processen geen personeel meer ingezet Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Monitoringrapport van de personeelsinzet per kernproces
Prestatie-indicator Beschikbaarheid monitoringrapport
Prestatienorm Uiterlijk eind 2013 (ondernemingsplan 2014)
Om het toenemende werkvolume met minder personeel binnen de gestelde prestatienormen te kunnen verwerken, optimaliseert het agentschap zijn organisatiebeheersing. Eén element is dat ter voorbereiding van de beheersovereenkomst 2011-2015 het agentschap eind 2010 zijn (deel)processen met beperkte meerwaarde voor de strategische en operationele doelstellingen voor het Vlaams energiebeleid intern heeft geïnventariseerd in een nutsmatrix. Dit met het oog op een verhoogde efficiëntie van de beschikbare personeelsinzet. Het agentschap heeft zich geëngageerd om de nodige initiatieven nemen om de personeelsinzet voor de volgende processen af te bouwen, of minstens sterk te verminderen: - Behandelen van aanvragen van wegovereenkomsten en -vergunningen. - Adviesverlening aangaande dossiers in het kader van het thema Energie van de Samenwerkingsovereenkomst. Het eerste proces werd volledig afgebouwd in de loop van 2011. Hiervoor werd een decretaal initiatief genomen. De afbouw van het tweede proces wordt beoogd vanaf 2014. De huidige Samenwerkingsovereenkomst loopt tot eind 2013. In het kader van de uitwerking van het witboek over de interne staatshervorming heeft de Vlaamse Regering beslist om de Samenwerkingsovereenkomst niet te verlengen. 11
Personeel dat vrijkomt door de afbouw van deze processen zal door het agentschap aan de meer prioritaire processen worden toegewezen. Bij elk jaarlijks ondernemingsplan wordt een document gevoegd dat de geplande personeelsinzet per kernproces in het betreffende werkingsjaar beschrijft (zie ook 7.2 en 7.3). In het jaarverslag worden personeelsherschikkingen beschreven.
4.2.2.
Jaarlijkse systematische doorlichting van de processen met het oog op mogelijke automatisaties
- Prestatie-indicator: Jaarlijkse doorlichtingsnota - Prestatienorm: Jaarlijks beschikbaar op Directieraad van december en bezorgd aan de minister. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Regelmatige rapportering, bespreking en beslissing over lopende en nieuwe automatiseringsmogelijkheden
Prestatie-indicator Datum beschikbaarheid rapportering
Prestatienorm - Directieraad maart 2013 - Directieraad september 2013
Om efficiëntiewinsten te kunnen boeken, zal het agentschap blijven inzetten op de verdere automatisering van zijn kernprocessen. 4.2.3.
Uitbouwen van gegevensbron
een
energieprestatiedatabank
tot
authentieke
- Prestatie-indicator: Release van de energieprestatiedatabank als authentieke gegevensbron - Prestatienorm: De energieprestatiedatabank wordt uiterlijk op 31 december 2015 erkend als authentieke bron. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende:
Resultaatgerichte jaardoelstelling Automatisch aanspreken van authentieke bronnen voor de unieke identificatie van natuurlijke personen en rechtspersonen
Prestatie-indicator Release van de frontoffice en backoffice met deze functionaliteit
Prestatienorm Release op uiterlijk 30 september 2013
12
Kader en stand van zaken Een betere dienstverlening door de koppeling van databanken, de integratie van gegevensverkeer en backofficeactiviteiten, en de ontwikkeling van een geïntegreerde Vlaamse publieksbalie, is een sleutelproject van het Meerjarenprogramma Slagkrachtige overheid (invulling ViA-doorbraak Slagkrachtige overheid). De uitbouw en erkenning van de energieprestatiedatabank als authentieke gegevensbron geeft mede uitvoering aan voornoemd sleutelproject een geeft zo ook uitvoering aan het Vlaamse beleid rond elektronisch bestuurlijk gegevensverkeer dat via het besluit van 15 mei 2009 en het decreet van 18 juli 2008 werd uitgetekend. Het draagt bij tot de uitvoering van het regeerakkoord voor wat betreft de administratieve vereenvoudiging en het verhogen van de efficiëntie van de dienstverlening door de Vlaamse overheid. De energieprestatiedatabank wordt gebruikt voor de registratie van de verslaggevers en de energiedeskundigen. Ze bevat alle documenten die in het kader van de EPB- en energieprestatiecertificatieregelgeving elektronisch worden opgemaakt of doorgestuurd (de vergunningen, de startverklaringen en de EPB-aangiften, de energieprestatiecertificaten van publieke gebouwen en de energieprestatiecertificaten voor bestaande residentiële gebouwen). Met de energieprestatiedatabank beschikt het VEA over een elektronische gegevensbron met een schat aan informatie over de energieprestaties van zowel nieuwe als bestaande gebouwen. De bedoeling van dit project is enerzijds het ontwikkelen van een databank als authentieke bron voor energieprestatiegegevens die elektronisch kan worden ontsloten door andere overheidsdiensten en anderzijds zelf zoveel mogelijk authentieke bronnen aan te spreken zodat burgers en ondernemingen zo weinig mogelijk gegevens moeten bezorgen die al bij de overheid gekend zijn. Om een aantal zaken (bv. diplomavereisten verslaggevers, domicilie van een aangifteplichtige, ingebruikname gebouw, domicilie van eigenaars van gebouwen, gegevens van energiedeskundigen, …) te controleren, zal niet langer een beroep moeten worden gedaan op de gebruikers van de databank en andere overheidsdiensten en kan het aantal vaststellingen ter plaatse worden verminderd. De creatie van een unieke energieprestatiedatabank sluit ook aan bij het doorbraakproject Digitale bouwaanvraag van het Meerjarenprogramma Slagkrachtige overheid (invulling ViAdoorbraak Slagkrachtige overheid). Naast de digitalisering van de bouwaanvraag door de bouwheer en architect zullen in dit project alle vergunningen centraal bijgehouden worden in een databank. In 2012 werd de analyse afgewerkt rond het aanspreken van de authentieke bronnen voor de unieke identificatie van de gebruikers van de energieprestatiedatabank (natuurlijke personen en rechtspersonen). Een adequaat toegangs- en gebruikersbeheerssysteem is een cruciale schakel in het uitbouwen van een authentieke gegevensbron. De aangepaste frontoffice wordt begin januari 2013 gereleased. De analyse voor de unieke identificatie van personen, andere dan gebruikers werd opgestart. In deze analyse is ook nagegaan hoe het VEA haar handhavingsprocessen kan optimaliseren 13
via de backoffice door deze te koppelen met de authentieke bronnen. Het project met betrekking tot de digitale bouwaanvraag (als strategisch project van het meerjarenprogramma Slagkrachtige overheid getrokken door het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed en mee ondersteund door onder meer het Departement Bestuurszaken), werd verder opgevolgd. Het VEA nam in 2012 ook opnieuw deel aan de werkgroep rond de unieke identificatie van het gebouw, een initiatief van het AGIV.
Planning 2013 In 2013 wordt verder gebouwd aan een koppeling met de authentieke databronnen voor de unieke identificatie van natuurlijke personen en rechtspersonen, andere dan gebruikers. Hiervoor zal zowel een nieuwe release van de frontoffice (www.energieprestatiedatabank.be) als een release van de backoffices ingepland worden in de zomer 2013. Het VEA zal de aanpassingen nodig om de digitale vergunningen te kunnen inlezen in de databank, laten analyseren en vervolgens ontwikkelen. Na de opstart van de digitale bouwaanvraag (in principe halfweg 2013), zal het VEA hierop voortbouwend een analyse opstarten rond verdere gegevensuitwisseling waarmee de handhavingsprocessen kunnen worden geoptimaliseerd. Het AGIV zal een proefproject rond de unieke identificatie van het gebouw lanceren om na te gaan hoe het gebouwregister kan worden opgebouwd. Dit zal gebeuren samen met de uitbouw van het project rond de digitale bouwaanvraag. De resultaten van dit testproject zullen door het VEA worden opgevolgd. Budget 2013 Uitbouw energieprestatiedatabank tot authentieke gegevensbron (350.000 euro).
4.2.4.
Monitoringtool ontwikkelen voor het meten van efficiëntiewinsten
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid en meting van set van efficiëntie-indicatoren - Prestatienorm: De efficiëntie-indicatoren zijn beschikbaar en worden jaarlijks gemeten Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling 1-meting van reeks indicatoren om recente efficiëntiewinsten die op enkele concrete terreinen zijn gemaakt, zichtbaar te maken
Prestatie-indicator Beschikbaarheid 1-meting van set van efficiëntieindicatoren
Prestatienorm Uiterlijk 31 juli 2013
14
Kader en stand van zaken Vanuit verschillende invalshoeken wordt de Vlaamse administratie aangespoord om efficiënter (en in fine ook effectiever) te werken. Uitdaging voor de komende jaren is onze inspanningen op dat vlak zichtbaarder en meetbaar te maken. Het VEA heeft in 2012 een tool ontwikkeld om recente efficiëntiewinsten die op enkele concrete terreinen zijn gemaakt, zichtbaar te maken. Eind 2012 werd de nulmeting uitgevoerd. Het in kaart brengen van de efficiëntie van het functioneren van een Vlaamse administratie is geen evidentie, maar daarom niet minder belangrijk. Bedoeling is ervaring op te doen met efficiëntie-indicatoren en bovengenoemde tool de komende jaren in de praktijk uit te testen teneinde de bruikbaarheid te kunnen evalueren en vervolgens eventueel verder te optimaliseren. Met deze tool tracht het VEA in te spelen op de doelstellingen (in het bijzonder het deelproject inzake efficiëntie-indicatoren) van het sleutelproject Barometer van Slagkrachtige Overheid (onderdeel van het Meerjarenplan Slagkrachtige overheid - invulling ViA-doorbraak Slagkrachtige overheid) dat op niveau Vlaamse overheid wordt uitgewerkt. Een globale set aan indicatoren zal het mogelijk moeten maken om de voortgang van het Meerjarenplan Slagkrachtige overheid te monitoren. De Studiedienst van de Vlaamse Regering zal de indicatoren jaarlijks meten. Planning 2013 Het VEA zal de werkzaamheden van de werkgroep efficiëntie-indicatoren van het CAG verder opvolgen. Wat de eigen ontwikkelde tool betreft, zal tegen medio 2013 op basis van de gegevens van het Jaarverslag 2012 met de monitoringtool een 1-meting worden uitgevoerd. De bruikbaarheid van de tool zal dan worden geanalyseerd.
15
5. Uitvoering strategische en operationele doelstellingen uit de beheersovereenkomst 5.1. Het VEA wil Europese en Vlaamse beleidsmaatregelen inzake de bevordering van het efficiënte gebruik van energie kwaliteitsvol en efficiënt implementeren en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs - Effectindicator: Finaal energiebesparingspercentage - Streefnorm: Evolutie conform de doelstellingen zoals door de Vlaamse Regering vooropgesteld in het tweede en derde actieplan energie-efficiëntie 5.1.1.
Het VEA zal de implementatie coördineren van de bepalingen van de Europese richtlijn energie-efficiëntie die betrekking hebben op de gewestelijke energiebevoegdheden
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid Vlaams actieplan energie-efficiëntie - Prestatienorm: Het ontwerp van het tweede Vlaams actieplan energie-efficiëntie wordt uiterlijk op 31 mei 2011 aan de minister bezorgd. Het ontwerp van het derde Vlaams actieplan energie-efficiëntie wordt uiterlijk op 28 februari 2014 aan de minister bezorgd. De concrete actiepunten die het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Zesmaandelijkse opvolgingsnota inzake de implementatie van de nieuwe Europese richtlijn energieefficiëntie
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid opvolgingsnota
Uiterlijk 31 maart 2013 en 30 september 2013
Resultaatgerichte jaardoelstelling Ontwerpderde Vlaams Actieplan Energie-Efficiëntie
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid ontwerp
Uiterlijk 31december2013
beschikbaar
Kader en stand van zaken Het implementeren van de bepalingen van de Europese richtlijn energie-efficiëntie die betrekking hebben op de gewestelijke energiebevoegdheden is een sleutelproject in uitvoering van het Regeerakkoord en Vlaanderen in Actie (ViA), doorbraak Groen en dynamisch stedengewest. Op 17 mei 2006 trad de Europese richtlijn betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten in werking. De richtlijn verplicht de lidstaten onder andere om tegen eind 2016 9% energie te besparen bij de eindgebruikers die niet onder de richtlijn verhandelbare 16
emissierechten vallen. De referentie is het gemiddeld verbruik over de periode 2001-2005. De lidstaten zijn verplicht om hierover driemaal uitgebreid te rapporteren aan de Europese Commissie, via de actieplannen ‘energie-efficiëntie’ (2007, 2011, 2014). De Vlaamse regelgeving is in overeenstemming met deze richtlijn. Op 17 juni 2011 nam de Vlaamse Regering akte van het tweede Vlaams actieplan energie-efficiëntie. In dit plan worden de voortgang en de (verwachte) wijzigingen van de beleidsmaatregelen uit het eerste Vlaams actieplan (2007) beschreven. Uit de geactualiseerde berekeningen blijkt dat eind 2016 een energiebesparing van 13% kan worden gerealiseerd, dus opmerkelijk hoger dan de streefwaarde van 9% uit de richtlijn. Door de werkgroep energie-efficiëntie van ENOVER werd een tweede nationaal actieplan energie-efficiëntie opgesteld. Dit nationaal actieplan bestaat uit een synthese van de actieplannen van de drie gewesten en van de federale overheid en een bijlage met de individuele actieplannen. Het nationaal actieplan werd door de werkgroep goedgekeurd op 30 juni 2011 en op 5 juli 2011doorgestuurd naar de Europese Commissie. Op 13 juni 2012 werd tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie een politiek akkoord bereikt over een nieuwe richtlijn inzake energie-efficiëntie. De Commissie heeft deze nieuwe richtlijn uitgewerkt naar aanleiding van de oproep tot actie van de Europese Raad, de Energieraad en het Europees Parlement. Uit de laatste ramingen blijkt dat de Europese Unie nu nog ver verwijderd is van de doelstelling om het energieverbruik in 2020 met 20% te verminderen ten opzichte van de verwachte business-as-usual situatie in 2020. De nieuwe richtlijn vervangt zowel de WKK-richtlijn van 2004 als de richtlijn energie-efficiëntie van 2006, behalve de artikels met betrekking tot de 9% streefwaarde in 2016. De richtlijn werd op 14 november 2012 gepubliceerd en moet uiterlijk op 5 juni 2014 zijn omgezet in nationale regelgeving. Voor het Vlaams energiebeleid zijn onder meer volgende bepalingen van belang: - Het vastleggen van een indicatieve 2020 energie-efficiëntiedoelstelling die eveneens moet worden uitgedrukt in een absoluut primair en finaal energieconsumptieniveau in 2020. - Het tegen eind 2020 bereiken van een absolute hoeveelheid finale energiebesparing die berekend wordt als de som van de gecumuleerde jaarlijkse extra besparingen waarbij de jaarlijkse extra besparing 1,5% van het gemiddeld finaal verbruik van 2010-2012 bedraagt. De richtlijn laat diverse mogelijkheden toe om de totale berekende besparingshoeveelheid te realiseren (al dan niet lineair tussen 2014-2020) en er mag maximaal 25% van de doelstelling worden afgeweken. - Het vaststellen van een langetermijnstrategie voor de renovatie van het gebouwenpark (zowel residentieel als commercieel, zowel privaat als publiek), o.a. met daarin een overzicht van voornoemd gebouwenpark op basis van statistische methodes. - Het renoveren van overheidsgebouwen (vanaf 2014), overeenkomend met 3% vloeroppervlakte van de gebouwen van de ‘centrale regering’ of administraties wiens bevoegdheden samen gans België bestrijken. Sommige categorieën van gebouwen zijn vrijgesteld (beschermde gebouwen enz.). Verder heeft de doelstelling ‘enkel’ betrekking op gebouwen met een minimaal vloeroppervlak (voor 2014 en 2015) én op gebouwen die niet-kostenoptimaal zijn volgens de richtlijn energieprestaties van gebouwen (zie 5.1.4). Een beperkt aantal alternatieve maatregelen kan worden ingezet zoals een verevening tussen meer diepgaande renovaties versus de totaal te renoveren vloeroppervlakte, evenals 17
-
-
-
-
-
-
-
een verevening tussen opeenvolgende verplichtingsjaren of een compenserende bijdrage aan een energie-efficiëntiefonds. Tegen 1 januari 2014 moet een inventaris worden opgesteld van de betrokken overheidsgebouwen. Het stimuleren van sociale huisvestingsmaatschappijen en overheden, waaronder het regionale en lokale niveau, om energie-efficiëntieplannen, energiemanagement en energieprestatiecontracten te implementeren. Het voeren van promotie bij alle eindafnemers van de beschikbaarheid van kosteneffectieve energieaudits. Deze moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerde experten Uitvoeren van programma’s om KMO’s aan te zetten audits te ondergaan, aan energiemanagement te doen en de aanbevelingen van de audits uit te voeren. Bedrijven die geen KMO zijn moeten een energieaudit ondergaan, eventueel in het kader van een convenant of vrijwillig akkoord. Eindverbruikers moeten beschikken over individuele meters die het werkelijk energieverbruik weergeven en informatie geven over het daadwerkelijke tijdstip van verbruik. Dit geldt maar voor zover dit technisch en financieel haalbaar is en indien toekomstige energiebesparingen dit verantwoorden, behalve bij nieuwe gebouwen en grote renovaties waar dergelijke slimme meters verplicht zijn. Vanaf 1 januari 2017 zijn meters voor warmte en koude vereist voor gebouwen die bediend worden door warmtenetten aan het leveringspunt. Meters voor individuele appartementen zijn vereist wanneer dit technisch mogelijk is en kostenefficiënt. Tegen 1 januari 2015 moet de facturering gebaseerd zijn op de daadwerkelijke consumptie. De netwerktarieven en reglementen bevatten aanmoedigingen tot implementatie van energie-efficiëntiemaatregelen door de operatoren van de elektriciteits- en gasinfrastructuur. Tegen 30 juni 2015 moet het energie-efficiëntiepotentieel van de gas- en elektriciteitsinfrastructuur zijn geëvalueerd en de kosten-efficiënte maatregelen zijn gepland. Onder voorwaarden zijn tariefstructuren met een sociale doelstelling toegelaten. Tegen 31 december 2015 is een omvattende beoordeling uitgevoerd van het potentieel voor de ontwikkeling van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling en efficiënte stadsverwarming en koeling (om de vijf jaar te actualiseren).
Het VEA heeft al een stappenplan opgesteld voor de omzetting van deze nieuwe richtlijn in Vlaamse regelgeving en invulling van de andere niet-regelgevingsgebonden bepalingen. Planning 2013 Het VEA zal de omzetting van de nieuwe richtlijn inzake energie-efficiëntie coördineren. De omzettings-/implementatietabel wordt op regelmatige basis opgevolgd met beknopte vermelding van de geboekte vorderingen, aandachtspunten en opties voor omzetting en/of implementatie van de verschillende maatregelen van deze richtlijn. In 2013 zal tevens worden gestart met de voorbereiding van het derde Vlaams actieplan energie-efficiëntie. Dit plan zal de voortgang en de (verwachte) wijzigingen van de beleidsmaatregelen uit het tweede actieplan beschrijven. De impact op de realisatie van de 18
streefwaarde voor 2016 zal worden gekwantificeerd. Conform de template van de Europese Commissie, waarvan een eerste versie op 29 oktober 2012 aan de lidstaten werd bezorgd, moet tevens worden gerapporteerd over de relevante bepalingen in de nieuwe richtlijn energie-efficiëntie. Er zal input worden gevraagd aan de diverse betrokken beleidsvelden (mobiliteit, economie, landbouw, overheidsgebouwen, enz.). Berekeningen zullen worden gemaakt om de haalbaarheid na te gaan van de nieuwe doelstellingen in de richtlijn. Het derde actieplan energie-efficiëntie moet eind april 2014 bij de Europese Commissie kunnen worden ingediend. Budget 2013 Beleidsondersteunende studie opmaak derde actieplan energie-efficiëntie (50.000 euro)
5.1.2.
Het VEA zal de omzetting in Vlaamse regelgeving voorbereiden van de bepalingen van de gereviseerde Europese richtlijn inzake de energieprestaties van gebouwen (EPBD-richtlijn)
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid ontwerp van regelgeving - Prestatienorm: Het ontwerp van regelgeving wordt uiterlijk op 31 juli 2011 aan de minister bezorgd Kader en stand van zaken Op 8 juli 2010 trad de nieuwe EPBD-richtlijn in werking. Elke lidstaat heeft vanaf deze datum maximum twee jaar de tijd om de richtlijn om te zetten in eigen wetgeving. Een aantal bepalingen zijn omgezet met het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011 houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid. De bepalingen die een decretale basis vereisen, zijn omgezet via het decreet van 18 november 2011 houdende wijziging van het decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid. Een studie rond systeemeisen aan technische bouwsystemen die in bestaande gebouwen nieuw geïnstalleerd, vervangen of verbeterd worden, werd in oktober 2011 opgestart. De studie werd afgerond in mei 2012. De stakeholders werden ingelicht over het eindresultaat en konden tot eind juni feedback geven. De studieresultaten en de feedback van de sector worden intern verwerkt tot een beleidsvoorstel dat zal opgenomen worden in de EPB-evaluatie 2013. In het Energiebesluit werd een bepaling toegevoegd betreffende de haalbaarheidsstudie voor nieuw op te richten gebouwen met een vloeroppervlakte kleiner dan 1000 m². Voor deze gebouwen geldt de algemene haalbaarheidsstudie die voor het hele Vlaamse Gewest wordt opgesteld.
19
Planning 2013 Voor de omzetting van de gereviseerde richtlijn betreffende de energieprestaties van gebouwen (2010/31/EU) zijn in uitvoering van het wijzigingsdecreet van 18 november 2011 nog volgende wijzigingsbesluiten nodig: - concretisering van de definitie van bijna-energieneutraal gebouw (zie 5.1.3); - vaststellen van het stappenplan voor de verstrenging van de EPB-eisen tot 2018/2021 (zie 5.1.3); - opleggen van systeemeisen aan technische bouwsystemen die in bestaande gebouwen nieuw geïnstalleerd, vervangen of verbeterd worden. Bovenstaande bepalingen zullen opgenomen worden in het wijzigingsbesluit in het kader van de EPB-evaluatie 2013 (zie ook 5.1.18). In uitvoering van het Energiebesluit moet ook een ministerieel besluit worden genomen met betrekking tot de algemene haalbaarheidsstudie voor alternatieve energiesystemen bij elke bouw (zie voor onderliggende info ook 5.2.2). 5.1.3.
Het VEA zal een actieplan bijna-energieneutrale gebouwen uitwerken
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid voorstel van actieplan - Prestatienorm: Het voorstel van actieplan wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak monitoringrapport uitvoering Vlaams actieplan bijnaenergieneutrale gebouwen
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid monitoringrapport
Uiterlijk beschikbaar september 2013
30
Kader en stand van zaken De nieuwe EPBD-richtlijn bepaalt dat vanaf 2021 alle nieuwe gebouwen bijnaenergieneutrale gebouwen moeten zijn. In het kader van de voortrekkersrol van de publieke sector, geldt die verplichting voor nieuwe overheidsgebouwen al vanaf 2019. De Europese richtlijn stelt dat er een globaal actieplan moet worden opgesteld om een toename van het aantal bijna-energieneutrale gebouwen, zowel bij nieuwbouw als in het bestaande gebouwenpark, te stimuleren. Het actieplan moet onder meer de volgende elementen omvatten: - de gedetailleerde definitie van bijna-energieneutrale gebouwen, waarin nationale, regionale of lokale omstandigheden in aanmerking worden genomen, en met inbegrip van een numerieke indicator van het primaire energieverbruik, uitgedrukt in kWh/m² per jaar;
20
-
de tussentijdse streefcijfers voor het verbeteren van de energieprestatie van nieuwe gebouwen tegen 2015; informatie over het beleid en de vastgestelde financiële of andere maatregelen ter bevordering van bijna-energieneutrale gebouwen, met inbegrip van nadere gegevens over nationale eisen en maatregelen in verband met het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen in nieuwe gebouwen en in bestaande gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan.
Het Vlaams actieplan werd in nauw overleg met alle stakeholders uitgewerkt. Een ontwerp van Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen werd op 23 maart 2012 als mededeling aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Na integratie van de feedback van de SERV en de Mina-Raad werd op 21 juni 2012 het finaal actieplan aan de Vlaamse Regering meegedeeld. Op ENOVER van 23 september 2011 is overeengekomen een nieuwe werkgroep op te starten met de doelstelling een nationaal gecoördineerd actieplan in te dienen bij de Europese Commissie. Het VEA heeft de werkzaamheden van deze werkgroep gecoördineerd. De ENOVER-werkgroep heeft op 28 september 2012 het nationaal gecoördineerd actieplan ingediend bij de Europese Commissie. De definitie van bijna-energieneutrale gebouwen zal nog worden uitgewerkt op basis van het kostenoptimaal niveau van de energieprestatie van typegebouwen. De tussentijdse streefcijfers zullen worden vastgelegd van zodra de definitie van bijna-energieneutrale gebouwen is vastgelegd. Planning 2013 Mede op basis van een beleidsvoorbereidende studie zal de Vlaamse Regering de definitie van bijna-energieneutrale gebouwen in regelgeving vastleggen. De definitieve goedkeuring van deze definitie mag in de loop van 2013 worden verwacht. In de eerste versie van het bij de Europese Commissie ingediende nationaal actieplan bijna-energieneutrale gebouwen is deze definitie dan ook nog niet opgenomen. Van zodra de definitie van het bijna-energieneutraal energieprestatieniveau en het verstrengingspad daar naartoe zijn vastgelegd, zal aan de Europese Commissie een addendum aan het actieplan worden bezorgd (2013). De voorgestelde maatregelen en acties uit het actieplan bijna-energieneutrale gebouwen worden opgestart of verder gerealiseerd met maximale betrokkenheid van de stakeholders. Het VEA zal de uitvoering van het actieplan monitoren. Het VEA zal externe actoren vragen actief mee te werken aan de uitvoering of verdere realisaties van bepaalde acties en maatregelen. Het VEA zal zelf ‘trekker’ zijn van volgende acties en maatregelen: Uitwerken van een EPB-kader voor valorisatie van innovatieve systemen of technologieën. Individuele certificering van installateurs/uitvoerders. Branding merk ‘BEN’ en sensibiliserings- & informatiecampagnes gericht naar voorlopers. Opmaak handleiding BEN-gebouwen. Uitwerking van financiële ondersteuningsmaatregelen voor BEN-gebouwen. 21
Uitwerking van de energieprestatieregelgeving voor BEN-gebouwen (o.a. verstrengingspad, minimum niveau hernieuwbare energie)
Budget 2013 Uitvoering van concrete actiepunten (500.000 euro) 5.1.4.
Het VEA zal een stappenplan uitwerken tot het stapsgewijs verstrengen van de EPB-eisen voor nieuwbouw tot 2021
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid voorstel van stappenplan - Prestatienorm: Het voorstel van stappenplan wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd De concrete actiepunten die het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak voorstel van stappenplan op basis van eindrapport beleidsondersteunende studie
Prestatie-indicator
Resultaatgerichte jaardoelstelling Rapportering kostenoptimale EPB-eisen aan de Europese Commissie
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid rapportering
Uiterlijk 30 juni 2013
Beschikbaarheid stappenplan
Prestatienorm voorstel
van
Uiterlijk 31 mei 2013
Kader en stand van zaken De gemeenschappelijke Europese methode voor het bepalen van de kostenoptimale eisenniveaus zou tegen eind juni 2011 worden gepubliceerd. Uiteindelijk is de methodologie in de gedelegeerde verordening van 18 januari 2012 vastgelegd. Hierdoor is er sterke vertraging opgetreden in het beleidsvoorbereidend werk om het stappenplan voor de EPBeisen tot 2021 concreet uit te werken. Het kostenoptimale niveau van de minimumeisen inzake energieprestatie wordt in de richtlijn gedefinieerd als het energieprestatieniveau dat gedurende de geraamde economische levensduur de laagste kosten met zich meebrengt. De lidstaten moeten de kostenoptimale niveaus van de minimumeisen inzake energieprestatie berekenen aan de hand van het ter beschikking gestelde vergelijkend methodologisch kader en de resultaten vergelijken van die berekening met de geldende minimumeisen inzake energieprestatie.
22
Om het kostenoptimale niveau te onderzoeken, moeten de lidstaten de volgende stappen volgen: - Referentiegebouwen definiëren. Tot de referentiegebouwen behoren zowel nieuwe als bestaande, al dan niet voor bewoning bestemde, gebouwen. - Energie-efficiëntiemaatregelen definiëren die voor de referentiegebouwen worden beoordeeld. - De finale en primaire energiebehoefte van de referentiegebouwen beoordelen, alsook van de referentiegebouwen als de vastgestelde energie-efficiëntiemaatregelen zijn toegepast. - De kosten (d.w.z. de netto contante waarde) van de op de referentiegebouwen gedurende de verwachte levensduur toegepaste energie-efficiëntiemaatregelen berekenen door toepassing van de beginselen van het vergelijkend methodologisch kader. Een studie overeenkomstig de door de Europese Commissie ter beschikking gestelde richtsnoeren werd halfweg 2012 opgestart. De lidstaten moeten regelmatig en tenminste om de vijf jaar aan de Commissie verslag uitbrengen over de inputgegevens, de veronderstellingen en de resultaten van de berekeningen. Als het resultaat van de uitgevoerde vergelijking aantoont dat de geldende minimumeisen beduidend minder energie-efficiënt zijn dan de kostenoptimale niveaus, geeft de lidstaat in het verslag aan de Commissie een schriftelijke verantwoording voor dat verschil. Als het verschil niet kan worden verantwoord, gaat het verslag vergezeld van een plan waarin de gepaste stappen worden geschetst om tegen de volgende toets het verschil aanzienlijk te verminderen.
Planning 2013 De doorlooptijd van de studie bedraagt acht maanden zodat de resultaten in maart 2013 beschikbaar zullen zijn. Op basis van de studie zal het VEA een voorstel uitwerken voor een verslag aan de Commissie met inbegrip van eventuele voorstellen voor aanpassing van de EPB-eisen tot het kostenoptimale niveau. Het VEA zal op basis van de studieresultaten voor de kostenoptimale EPB-eisen een voorstel uitwerken voor het stapsgewijs verstrengen van de EPB-eisen tot 2021. Dit voorstel zal worden opgenomen in de tweejaarlijkse EPB-evaluatie.
5.1.5.
Het VEA zal de implementatie voorbereiden van het energieprestatiecertificatensysteem voor niet-residentiële gebouwen
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van ontwerp van ministerieel besluit dat de datum van inwerkingtreding vastlegt - Prestatienorm: Het ontwerp van ministerieel besluit wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd
23
Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolging ontwikkeling certificatiesoftware
Prestatie-indicator Deelname de opvolgingsvergaderingen de ontwikkeling van certificatiesoftware
Prestatienorm aan voor de
100%
Kader en stand van zaken Op 5 december 2008 heeft de Vlaamse Regering haar definitieve goedkeuring gehecht aan het besluit met betrekking tot de energieprestatiecertificatie bij verkoop en verhuur van nietresidentiële gebouwen. Het besluit moet nog door middel van een ministerieel besluit in werking worden gesteld. Een effectieve inwerkingtreding is pas zinvol indien er een certificatiesoftware beschikbaar is en er voldoende energiedeskundigen type D zijn erkend om de energieprestatiecertificaten voor niet-residentiële gebouwen op te maken. Om erkend te kunnen worden, moet een kandidaat-energiedeskundige type D een door het VEA erkende opleiding hebben gevolgd. Een belangrijke module van de opleiding zal bestaan uit het strikt na te leven inspectieprotocol en de verplicht te gebruiken certificatiesoftware. De opleidingen kunnen dan ook maar pas starten van zodra de certificatiesoftware en het inspectieprotocol beschikbaar zijn. Voor de berekening van de energieprestaties van bestaande, niet-residentiële gebouwen werd in samenspraak met de andere gewesten gekozen om een Nederlandse rekenmethodiek en software aan te passen aan de Belgische context. De gezamenlijke opdracht werd eind mei 2010 toegekend aan de NV BuildDesk. Voor de ontwikkeling van de rekenmethodiek is wetenschappelijke ondersteuning vereist. Hiervoor werd, eveneens samen met de andere gewesten, een algemene offerteaanvraag gelanceerd. Nadat midden 2011 alle wetenschappelijke partners gekend waren, werd gestart met de ontwikkeling van de rekenmethodiek voor de bepaling van de energieprestaties van bestaande, niet-residentiële gebouwen. Van oktober 2011 tot april 2012 is over de verschillende thema’s (gebouwindeling, verlichting, gebouwschil, installaties) die in de rekenmethodiek aan bod moeten komen, een eerste consultatieronde gehouden met de wetenschappelijke partners, de experten uit de praktijk, de drie gewesten en de softwareontwikkelaar. Op basis van de nieuwbouwmethodiek en de input van de verschillende geraadpleegde deskundigen werd een eerste ontwerp van formulestructuur uitgewerkt. De resultaten van de studie andere specifieke bestemmingen (zie 5.1.8) moeten maximaal worden geïntegreerd in de rekenmethodiek voor het EPC voor bestaande niet-residentiële gebouwen. 24
Midden oktober 2012 werd de tweede ronde van werksessies met de deskundigen aangevat. Planning 2013 Gelet op de vertraging bij het uitwerken van de rekenmethodiek, zullen de rekenmethodiek en het inspectieprotocol voor niet-residentiële gebouwen pas midden 2013 beschikbaar zijn. In het najaar van 2013 worden zowel de rekenmethodiek als het inspectieprotocol eerst in de praktijk getest op een reeks bestaande gebouwen. Daarna start de softwareontwikkeling die ongeveer een jaar tijd in beslag zal nemen. In het voorjaar van 2015 worden de lesgevers opgeleid, zodat de verplichting om over een EPC niet-residentiële gebouwen te beschikken midden 2015 in werking zal kunnen treden.
5.1.6.
Het VEA wil, geïntegreerd in een certificatiesoftware, een gebruiksvriendelijke maatwerkadviesmodule voor residentiële gebouwen laten ontwikkelen
- Prestatie-indicator: Release van de maatwerkadviesmodule - Prestatienorm: Release uiterlijk op 31 december 2012 Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolging ontwikkeling maatwerkadviesmodule
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid rekenmethodiek
Uiterlijk 31 juli 2013
Kader en stand van zaken Voor het opmaken van een grondige energieaudit voor eengezinswoningen wordt momenteel gebruik gemaakt van de energieadviesprocedure (EAP). Deze procedure staat volledig los van de huidige certificatiemethode voor bestaande residentiële gebouwen. De gegevens die verzameld worden voor de opmaak van het certificaat kunnen bijgevolg niet automatisch worden overgenomen voor de opmaak van een energieaudit. Bovendien vereist de EAPsoftware een zeer gedetailleerde gegevensinvoer. Hierdoor loopt de inspectietijd gevoelig op, waardoor ook de kostprijs van de energieaudit vrij hoog ligt. Als gevolg van deze hoge kostprijs wordt weinig beroep gedaan op maatwerkadvies vooraleer de energierenovatiewerken worden uitgevoerd. Bovendien zijn de resultaten van het EPC en de energieaudit niet vergelijkbaar en kan er met de huidige procedure geen energieaudit voor appartementen worden opgemaakt. Bijkomend nadeel is dat de energieaudit enkel mag worden opgemaakt door de energiedeskundigen type B en niet door de energiedeskundigen type A die erkend zijn voor de opmaak van het energieprestatiecertificaat.
25
Om tegemoet te komen aan deze knelpunten werd begin september 2011 een bestek gelanceerd voor de integratie van een maatwerkadviesmodule in de certificatiesoftware voor bestaande residentiële gebouwen. Op voorstel van de softwareontwikkelaar werd in de eerste helft van 2012 een uitgebreide technische analyse uitgevoerd, waarin de functionaliteiten en de ontwikkelingskost voor de integratie van een maatwerkmodule in de certificatiesoftware in kaart werden gebracht. Die technische analyse wordt als basis gebruikt om de gewenste functionaliteiten verder vast te leggen. De opdracht voor de uitwerking van de berekeningsmethodiek voor de maatwerkadviesmodule werd eind 2012 toegekend. Planning 2013 Begin 2013 wordt gestart met de ontwikkeling van de rekenmethode. Die eerste fase zal ongeveer vier maanden in beslag nemen. Daarna kan worden gestart met het ontwikkelen van de software, het handboek en het materiaal voor de opleidingen, wat volgens de huidige inschattingen ongeveer een half jaar zal duren. De opleidingen voor de lesgevers zouden volgens de huidige planning kunnen doorgaan in het voorjaar van 2014, zodat in het najaar van 2014 de maatwerkadviesmodule in gebruik kan worden genomen. Budget 2013 Ontwikkeling maatwerkadviesmodule (300.000 euro). 5.1.7.
Het VEA zal een ontwerp van besluit voorbereiden over stroomlijning van de erkenningsregelingen voor energiedeskundigen type A en type B
de de
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering - Prestatienorm: Het ontwerp van besluit wordt uiterlijk op 31 juli 2012 aan de minister bezorgd Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Stakeholderoverleg over voorstel voor gestroomlijnde erkenningsregeling
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Stakeholderoverleg
Uiterlijk 31oktober 2013
Kader en stand van zaken Momenteel zijn er teveel verschillende types van erkende deskundigen en daaraan gekoppelde opleidingen. Dit maakt het niet eenvoudig om de opleidingen inhoudelijk op elkaar af te stemmen. Bovendien is dit weinig transparant naar de burger toe. Doelstelling is om tot een rationalisatie te komen van het aantal energiedeskundigen. In eerste instantie wordt hierbij gedacht aan twee grote groepen: erkende energiedeskundigen voor bestaande residentiële gebouwen en erkende energiedeskundigen voor bestaande niet-residentiële gebouwen.
26
Planning 2013 Het regelgevend kader voor de stroomlijning van de erkenningsregeling voor energiedeskundigen type A en B zal worden uitgewerkt. Hierbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan kwaliteitsgaranties, zoals het regelmatig volgen van een verplichte bijscholing om de erkenning te kunnen behouden. De effectieve invoering van één type energiedeskundige voor bestaande residentiële gebouwen kan pas gebeuren als de maatwerkadviesmodule geïntegreerd werd in de bestaande certificatiesoftware. De ingebruikname van de maatwerkadviesmodule is voorzien vanaf het najaar 2014 (zie 5.1.6).
5.1.8.
Het VEA wil meewerken aan de uitwerking van een geïntegreerde berekeningsmethode voor de energieprestaties van gebouwen
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid uitvoeringsplan om, bij voorkeur samen met de andere gewesten, een geïntegreerde berekeningsmethode voor de energieprestaties van gebouwen uit te werken - Prestatienorm: Het uitvoeringsplan wordt uiterlijk op 31 juli 2011 aan de minister bezorgd Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak nota met stand van zaken stroomlijning berekeningsmethodiek voor nietresidentiële gebouwen op basis van lopende studies
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid nota
Uiterlijk 31 juli 2013
Kader en stand van zaken Een visiegroep binnen het VEA heeft de verschillen tussen de diverse methodes geïnventariseerd en de mogelijk pistes voor de aanpak van het integratieproject uitgewerkt. De visiegroep heeft vervolgens een plan van aanpak voor het integratieproject opgesteld. Dit plan van aanpak houdt in dat de twee projecten ‘EPC niet-residentieel’ (bestaande bouw) en ‘studie andere specifieke bestemmingen’ (nieuwbouw) parallel worden opgevolgd en zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd om tot een geïntegreerde methode te komen voor niet-residentiële nieuwe en bestaande gebouwen. Naast de berekeningsmethodiek is het ook nodig om de bestemmingen (functies) en het indelen van complexe gebouwen af te stemmen. Op basis van de ervaring met niet-residentiële gebouwen kan nadien worden beslist om voor residentiële gebouwen een gelijkaardige piste te volgen. Het project ‘EPC niet-residentieel’ en de studie ‘andere specifieke bestemmingen’ werden in juni 2011 opgestart. Deze twee projecten worden door het VEA opgevolgd en zoveel mogelijk op elkaar afgestemd om tot een geïntegreerde methode te komen voor niet27
residentiële nieuwe en bestaande gebouwen. Na afronding van de studie ‘andere specifieke bestemmingen’ en de verwerking van de resultaten in het project ‘EPC niet-residentieel’, zal worden geëvalueerd of dergelijke aanpak eveneens kan worden overgenomen voor residentiële gebouwen. Naast de berekeningsmethodiek werden ook de bestemmingen (functies) en het indelen van complexe gebouwen afgestemd.
Planning 2013 In 2013 zal het project ‘EPC-niet residentieel’ verder lopen, met maximale afstemming met de resultaten van de studie ‘andere specifieke bestemmingen’ (cf. supra). Eind 2013, als de rekenmethodiek voor het project ‘EPC niet-residentieel’ afgewerkt is, zal omtrent de afstemming tussen beide projecten een eindevaluatie worden opgemaakt. Medio 2013 zal de verdere aanpak voor de geïntegreerde methode voor residentiële gebouwen worden geëvalueerd. Budget 2013 Externe ondersteuning EPB-platform (200.000 euro)
5.1.9.
Het VEA wil ter ondersteuning van de implementatie van de verstrengde energieprestatieregelgeving een EPB-software van de tweede generatie ter beschikking stellen van verslaggevers en architecten
- Prestatie-indicator: Release van de EPB-software van de tweede generatie - Prestatienorm: Release uiterlijk op 31 december 2012 De concrete actiepunten die het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Release van Altransoftwarevoor opleidingen
Prestatie-indicator Beschikbaarheid van de release
Prestatienorm Uiterlijk 31 maart 2013
Resultaatgerichte jaardoelstelling Organisatie train-de-trainer opleidingen
Prestatie-indicator Datum eerste train-de-trainer opleiding
Prestatienorm Uiterlijk 31 mei 2013
Resultaatgerichte jaardoelstelling Release van Altransoftware aangepast aan Vlaamse context voor verplicht gebruik
Prestatie-indicator Beschikbaarheid van de release
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2013
28
Kader en stand van zaken De evaluaties van de energieprestatieregelgeving door het VEA toonden aan dat de EPBsoftware een heikel punt blijft. De andere gewesten hebben door het bedrijf Altran een alternatieve software laten ontwikkelen die eind april 2010 officieel werd uitgebracht. De Altransoftware is duidelijk een EPB-software van een nieuwe generatie. De gebruiksvriendelijkheid en visuele mogelijkheden liggen een stuk hoger en het ontwikkelen van nieuwe functionaliteiten zou een stuk vlotter verlopen dan in de organisch gestructureerde Vlaamse EPB-software. De onderhandelingen met de andere gewesten betreffende het verkrijgen van een gebruiks- en aanpassingsrecht op de Altransoftware, werden in mei 2010 opgestart en in 2012 afgerond. Op 22 maart 2012 gaf de Vlaamse Regering haar toestemming aan de overeenkomst tussen de drie gewesten over het verkrijgen van een gebruiks- en aanpassingsrecht door het Vlaamse Gewest op de software van de andere Gewesten. Op 25 april 2012 werd de overeenkomst ondertekend door de bevoegde ministers van de drie gewesten. Vanaf halfweg 2012 is Altran gestart met de analyseopdracht voor aanpassingen aan de Vlaamse context. De eerste reeks aanpassingen werd in het najaar ontwikkeld. Planning 2013 In het voorjaar van 2013 zal een Vlaamse versie van de nieuwe software beschikbaar komen voor testen en opleidingen. Met deze versie zullen nog geen bestanden voor de EPB-aangifte en voorafberekening kunnen worden gegenereerd. Er zullen opleidingen worden voorzien zodat de verslaggevers vertrouwd geraken met het nieuwe programma. Het VEA zal de opleiders trainen en opleidingsmateriaal ter beschikking stellen. In het voorjaar van 2013 zal de aanbesteding worden afgerond voor de ontwikkelingen ten behoeve van de drie gewesten. Eind 2013 zal een tweede versie publiek gereleased worden. Deze nieuwe software zal verplicht worden voor vergunningen aangevraagd vanaf 1 januari 2014. Budget 2013 Aanpassingen aan nieuwe software in kader van samenwerkingsovereenkomst van 25 april 2012 (800.000 euro)
5.1.10. Het VEA zal de lopende energiebeleidsovereenkomsten evalueren en het overleg over de opmaak van een of meer nieuwe overeenkomsten coördineren en ondersteunen - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid ontwerpnota aan de regering over de voortzetting van de aflopende energiebeleidsovereenkomsten - Prestatienorm: Ontwerpnota aan de regering wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd 29
Kader en stand van zaken Het benchmarking- en auditconvenant lopen respectievelijk af eind 2012 en eind 2013. Het overleg met de sectorvertegenwoordigers (zetelende leden uit Auditcommissie en Commissie Benchmarking) is opgestart in oktober 2011. De politieke standpuntbepaling omtrent de verlenging van de convenanten werd door het VEA voorbereid. Eind 2011 was een conceptnota voor het verlengde convenant beschikbaar waarin de doelgroep, het engagement en de tegenprestaties beschreven stonden. Halfweg 2012 zijn de onderhandelingen over nieuwe energiebeleidsovereenkomsten in een stroomversnelling geraakt zodat in september 2012 een principieel akkoord met de sectorfederaties kon worden bereikt. In het najaar van 2012 werd het besluitvormingsproces opgestart. De Vlaamse Regering keurde eind 2012 de nieuwe energiebeleidsovereenkomsten goed, waarna ze voor bespreking werden toegezonden aan het Vlaams Parlement. Het lopende benchmarkingconvenant werd verlengd tot de inwerkingtreding van de nieuwe energiebeleidsovereenkomsten. Planning 2013 De effectieve implementatie van de energiebeleidsovereenkomsten zal voorbereid kunnen worden vanaf de definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering. Deze definitieve goedkeuring kan plaatsvinden na de bespreking in het Vlaams Parlement. Na de inwerkingtreding van de nieuwe energiebeleidsovereenkomsten met de energieintensieve industrie, zullen de bedrijven uit de doelgroep de mogelijkheid krijgen om al dan niet toe te treden en zal de effectieve implementatie ervan kunnen worden voorbereid.
5.1.11. Het VEA zal met het oog op een beperking van administratieve lasten van de EPB-regelgeving een interactieve ICT-frontoffice exploiteren, ter ondersteuning van externen, bij de toepassing van de EPB-regelgeving en die tijdig aanpassen aan wijzigende wetgeving - Prestatie-indicator: Waardering van verslaggevers en gemeentebesturen voor de beperking van de administratieve lasten van de EPB-regelgeving door de uitbouw van een interactieve ICT-frontoffice - Prestatienorm: De waardering ligt eind 2014 hoger dan in 2011 Kader en stand van zaken In het kader van de energieprestatieregelgeving moeten vanaf 2006 tijdens het bouwproces bepaalde administratieve formaliteiten vervuld worden door gemeenten en EPBverslaggevers. Hiervoor werd, in uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 11 maart 2005, de energieprestatiedatabank ontwikkeld om alle gegevens elektronisch te laten doorsturen en centraal bij het VEA te beheren. Iedere gemeente staat in voor het elektronisch verzenden van haar vergunningengegevens. De verslaggever staat in voor het elektronisch indienen van de startverklaring en de EPB-aangifte bij het VEA. 30
In 2011 werd een nulmeting uitgevoerd inzake de waardering van verslaggevers en gemeentebesturen met betrekking tot administratieve lasten en de frontoffice-applicatie. De enquête werd eind september 2011 beëindigd. De resultaten van dit tevredenheidsonderzoek werden aan het VEA voorgesteld op 14 oktober 2011. Op basis van de voornaamste resultaten van deze nulmeting werd een werkplan opgesteld met de voornaamste aanpassingen die de tevredenheid omtrent het gebruik van de energieprestatiedatabank moeten verhogen. Voor het gedeelte EPB (nieuwbouw & verbouwingen) zijn er 3 documenten die ingegeven worden in het systeem en die samen een dossier moeten vormen: - De stedenbouwkundige vergunning en melding, aangeleverd in XML-formaat door de gemeenten. - De startverklaring met voorafberekening, ingegeven door de EPB-verslaggever als verklaring van de start van de werkzaamheden. - De EPB-aangifte, ingegeven door de verslaggever als aangifte van de uitgevoerde werken en de behaalde prestaties op vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat (EPB). Deze drie documenten worden tot het najaar van 2012 onafhankelijk van elkaar en afzonderlijk naar de energieprestatiedatabank verzonden. Het systeem maakte dossiers aan op basis van de documenten en hing het document aan het dossier. Bij dit principe stelde zich echter het probleem dat deze 3 documenten niet altijd aan elkaar en aan één dossier gekoppeld zijn. Elk klein verschil in de schrijfwijze van het energieprestatiedossiernummer, dat uniek is per dossier, zorgde ervoor dat een verschillend dossier werd aangemaakt en dat de documenten niet juist gekoppeld werden. Om de correcte koppeling tussen de vergunning enerzijds en de startverklaring en de EPBaangifte anderzijds te garanderen en om de verslaggever een meer gebruiksvriendelijke applicatie aan te bieden waaraan minder administratieve lasten voor het indienen van de documenten verbonden zijn, werd voor de frontoffice een redesignproject uitgevoerd. In oktober 2012 werd de ontwikkeling van een eerste deel van dit redesignproject van de frontoffice opgeleverd en gereleased. Het VEA zal in 2013 geen concrete actie ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD. Budget 2013 Onderhoud frontoffice (50.000 euro)
31
5.1.12. Het VEA zal met het oog op een beperking van administratieve lasten van de EPC-regelgeving een interactieve ICT-frontoffice exploiteren, ter ondersteuning van externen, bij de toepassing van de EPC-regelgeving en die tijdig aanpassen aan wijzigende wetgeving - Prestatie-indicator: Waardering van energiedeskundigen voor de gebruiksvriendelijkheid van een interactieve ICT-frontoffice - Prestatienorm: De waardering ligt eind 2014 hoger dan in 2011 Kader en stand van zaken Vanaf 2007 is de ontwikkeling gestart om de energieprestatiedatabank ook uit te bouwen als centraal systeem en databank voor de implementatie van de energieprestatiecertificatensystemen. Het systeem met de bijhorende databank is momenteel aldus functioneel opgesplitst in 3 grote groepen: - Nieuwbouw & verbouwingen: EPB-eisen bij vergunningsplichtige werken; - EPC (energieprestatiecertificaat) publieke gebouwen; - EPC verhuur- en verkoop van residentiële gebouwen. In 2011 werd een nulmeting uitgevoerd inzake de waardering van energiedeskundigen met betrekking tot administratieve lasten en de frontoffice-applicatie. De energiedeskundigen zijn over het algemeen tevreden over de werking van de frontoffice. Het grootste knelpunt is de beschikbaarheid van de certificatiesoftware voor residentiële gebouwen. In 2012 heeft het VEA diverse acties ondernomen om de beschikbaarheid van de certificatiesoftware te verbeteren. In oktober 2012 werd de frontoffice in een nieuw kleedje gestoken. Het VEA zal in 2013 geen concrete actie ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD. Budget 2013 Onderhoud frontoffice (50.000 euro)
5.1.13. Het VEA zal de energieprestatieregelgeving handhaven op het vlak van de tijdige indiening van de startverklaring en de EPB-aangifte - Prestatie-indicator: Aantal gemeenten waar controle wordt uitgevoerd - Prestatienorm: In de periode 2011-2015 zijn in alle gemeenten controles uitgevoerd
32
De concrete actiepunten die het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Het VEA zal in minstens 1/5 van de gemeenten een herinnering of aanmaning sturen voor elke bouwplaats die langer dan twee jaar voordien opgestart werd en waarvoor de EPB-aangifte nog ontbreekt
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Aantal gemeenten waarin controle wordt uitgevoerd
62 gemeenten
Resultaatgerichte jaardoelstelling Het VEA zal in minstens 1/5 van de gemeenten een herinnering of aanmaning sturen voor elke nieuwbouw en elke uitbreiding waarvoor 8 maand na het verlenen van de vergunning, geen startverklaring werd ingediend.
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Aantal gemeenten waarin controle wordt uitgevoerd.
62 gemeenten
Kader en stand van zaken In de herziene Europese richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen wordt het belang van handhaving onderstreept. De lidstaten moeten regels vaststellen en toepassen die gelden voor inbreuken op de regelgeving. De cijfers van het aantal ingediende documenten in de energieprestatiedatabank tonen aan dat voor een groot aantal bouwprojecten de procedurevereisten van de energieprestatieregelgeving worden nageleefd. Het aantal ingediende startverklaringen heeft in 2012 een recordhoogte bereikt (2008: 24.782 ; 2009: 25.083 ; 2010: 27.125 ; 2011: 25.570 ; 2012: 30.125). Het aantal werven dat wordt opgestart zonder een startverklaring in te dienen, blijft stabiel. Het VEA volgt de vergunde bouwdossiers op waarvoor geen startverklaring wordt ingediend. Wanneer 8 maand na het verlenen van de vergunning geen startverklaring is ingediend, stuurt het VEA een herinnering. Het VEA is in 2010 gestart met het versterken van de handhaving op het indienen van de EPB-aangifte door het versturen van herinneringsbrieven. Sinds januari 2012 is er een verscherpt toezicht op de ingebruikname van een gebouw. In 2011 werd bij 589 dossiers de ingebruikname vastgesteld. In 2012 stelde het VEA bij 2843 dossiers de ingebruikname vast. In 2011 werden 200 aanmaningen verstuurd. In 2012 werden 1946 aanmaningen verstuurd. Het aantal ingediende EPB-aangiften is de voorbije jaren ook sterk gestegen (2009: 21.162 ; 2010: 30.318 ; 2011: 34.152 ; 2012: 36.920). Planning 2013 De activiteiten die het VEA de voorbije jaren heeft uitgebouwd op vlak van handhaving van de energieprestatieregelgeving worden in 2013 verder gezet. Met de beperkte 33
personeelsmiddelen is een controle van alle dossiers per gemeente niet uitvoerbaar. De controle op het tijdig indienen van de startverklaring wordt beperkt tot alle vergunning in de gecontroleerde gemeente aangevraagd vanaf 1/1/2010. De controle op het indienen van de aangifte wordt beperkt tot alle werken gestart in de gecontroleerde gemeente vanaf 1/1/2009.
5.1.14. Het VEA zal de energieprestatieregelgeving handhaven op het vlak van het voldoen aan de EPB-eisen - Prestatie-indicator: Aantal dossiers waarvoor een eerste kennisgeving boeteberekening op basis van de ingediende EPB-aangifte wordt verstuurd - Prestatienorm: Jaarlijks worden 500 kennisgevingsbrieven verstuurd
van
de
Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling In uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 de handhaving op vlak van het voldoen aan de EPBeisen versterken
Prestatie-indicator Aantal dossiers waarvoor een eerste kennisgeving van de boeteberekening op basis van de ingediende EPB-aangifte wordt verstuurd
Prestatienorm In 2013 worden 2600 kennisgevingsbrieven verstuurd
Kader en stand van zaken Aan ongeveer 6% van het aantal op heden ingediende EPB-aangiften moet een boete van meer dan 250 euro worden opgelegd. In 2008 werd gestart met het opleggen van een administratieve geldboete aan gebouwen die niet voldoen aan de EPB-eisen. In 2008 werden 227 dossiers behandeld. In 2009 was dit aantal gestegen tot 471 dossiers en in 2010 tot 512. Dankzij de uitbreiding van het personeelsbestand konden in 2011 2024 dossiers worden behandeld. In 2012 is de behandeling van de handhavingsdossiers met de beschikbare personeelsmiddelen op kruissnelheid gekomen en konden ongeveer 3000 dossiers worden behandeld. Eind 2011 wachtten nog 2536 dossiers op behandeling. Eind 2012 is dit aantal gedaald tot 1421. In 2012 zijn ongeveer 2000 dossiers met een boete groter dan 250 euro ingediend. Planning 2013 Met de goedgekeurde personeelsuitbreiding zal het VEA in 2013 2600 dossiers behandelen. De termijn tussen het indienen van een aangifte met een boete en het verzenden van de kennisgevingsbrief, zal eind 2013 ongeveer 3 maand bedragen. Bij appartementen zal dit 3 maand zijn tussen de datum waarop voor het laatste appartement in het appartementsgebouw een EPB-aangifte ingediend is, en het verzenden van alle kennisgevingsbrieven.
34
5.1.15. Het VEA zal de energieprestatieregelgeving handhaven op het vlak van waarheidsgetrouwe rapportering van de energieprestaties door de EPBverslaggever - Prestatie-indicator: Aantal EPB-aangiften waarbij de geldigheid van de inputgegevens wordt gecontroleerd (deskaudit) - Prestatienorm: Jaarlijks worden 100 EPB-aangiften gecontroleerd op geldigheid van de inputgegevens - Prestatie-indicator: Aantal volledig gecontroleerde EPB-aangiften, waarbij naast de geldigheid van de inputgegevens ook de overeenstemming tussen de in de aangifte vermelde specificaties en het gebouw as-built met een plaatsbezoek wordt nagegaan (in-situ-audit) - Prestatienorm: Jaarlijks worden 20 EPB-aangiften gecontroleerd via een bezoek ter plaatse Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling In uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 de handhaving op de waarheidsgetrouwe rapportering van de energieprestaties door de EPB-verslaggever versterken
Prestatie-indicator Aantal dossiers waarvoor een eerste kennisgeving van het resultaat van de waarheidsgetrouwheidscontrole uitgevoerd na vaststellingen ter plaatse of bij vermoeden van niet correcte rapportering aan de verslaggever worden verstuurd
Prestatienorm In 2013 wordt aan 100 verslaggevers een kennisgeving verstuurd
Kader en stand van zaken In de herziene Europese richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen wordt het belang van handhaving en kwaliteitscontrole onderstreept. Jaarlijks moet een kwaliteitscontrole uitgevoerd worden op een statistisch relevante steekproef van het totale aantal energieprestatiecertificaten bouw. Bij de controledossiers stelt het VEA regelmatig vast dat de verslaggevers rapporteren dat het gebouw aan de EPB-eisen voldoet, terwijl dat in realiteit niet zo is, of dat het gebouw een Epeil behaalt waarmee het in aanmerking komt voor financiële ondersteuning, terwijl dat in realiteit niet zo is. Bij het uitvoeren van de controle is het niet mogelijk om vast te stellen of de verslaggever de fout met opzet, uit vergetelheid of onkunde maakte. Eenzelfde fout kan de ene verslaggever bij gebrek aan kennis maken, terwijl de kans bestaat dat een andere verslaggever er bewust verkeerd over rapporteert (eventueel onder druk van de aangifteplichtige) zodat het gebouw beter scoort om bijvoorbeeld te voldoen aan premievoorwaarden of aan de EPB-eisen. Frequente fouten werden ondertussen in de EPB-software opgenomen als validatieregel zodat de verslaggever die niet meer kan maken. De werkwijze voor het uitvoeren van dit type controles werd op punt gezet. Het bleek immers dat een betere onderbouwing van de vaststellingsdossiers nodig was om juridische problemen bij het verdere verloop te vermijden. Dit zorgt ervoor dat de tijd nodig om een dossier te behandelen, gestegen is. 35
In 2010 werd voor 39 verslaggevers de handhavingsprocedure opgestart. Dankzij de personeelsuitbreiding konden in 2011 voor 107 verslaggevers de handhavingsprocedure worden opgestart. In 2012 werd voor 132 verslaggevers de handhavingsprocedure opgestart. Voor 29 dossiers werd tijdens de bouwfase of na de ingebruikname een bezoek ter plaatse uitgevoerd. Planning 2013 Voor 2013 wordt ernaar gestreefd om voor 100 verslaggevers de handhavingsprocedure inzake een waarheidsgetrouwe rapportering op te starten. 5.1.16. Het VEA zal het energieprestatiecertificatensysteem voor bestaande woongebouwen handhaven - Prestatie-indicator: Aantal gecontroleerde gebouwen op aanwezigheid van het EPC - Prestatienorm: Jaarlijks worden 3000 woongebouwen die te koop of te huur worden aangeboden, gecontroleerd op de aanwezigheid van het EPC - Prestatie-indicator: Aantal kwaliteitscontroles op basis van een plaatsbezoek - Prestatienorm: Jaarlijks wordt de kwaliteit van het EPC voor 12 gebouwen ter plaatse gecontroleerd - Prestatie-indicator: Aantal kwaliteitscontroles via deskaudit - Prestatienorm: Jaarlijks worden 600 kwaliteitscontroles uitgevoerd via deskaudit De concrete actiepunten die het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Aantal kwaliteitscontroles op energiedeskundigen via deskaudit
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Aantal gecontroleerde energiedeskundigen
300 gecontroleerde energiedeskundigen
Resultaatgerichte jaardoelstelling Controles uitvoeren inzake (correcte) vermelding kengetal EPC voor residentiële gebouwen op commerciële publiciteit bij verkoop en verhuur van residentiële gebouwen
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Aantal controles op correcte vermelding kengetal op commerciële publiciteit
2000 controles op correcte vermelding kengetal op commerciële publiciteit
Resultaatgerichte jaardoelstelling Controles ter plaatse uitvoeren inzake de aanwezigheid van het energieprestatiecertificaat
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Aantal controles ter plaatse op aanwezigheid van het energieprestatiecertificaat
500 controles ter plaatse
36
Kader en stand van zaken Eind 2012 werden al bijna 610.000 energieprestatiecertificaten voor bestaande woongebouwen opgemaakt. Er waren bijna 5637 energiedeskundigen type A erkend voor de opmaak van een certificaat, waarvan er ongeveer 2500 als actieve energiedeskundigen kunnen worden beschouwd (minstens 10 EPC’s opgemaakt en in 2012 minstens 1). In 2012 werden 3489 controles op de aanwezigheid van de energieprestatiecertificaten voor bestaande residentiële gebouwen uitgevoerd. Bovendien geldt vanaf 1 januari 2012 de verplichting om het kengetal van het EPC te vermelden in alle commerciële publiciteit van woningen die te koop of te huur worden aangeboden. Deze verplichting vergemakkelijkt de aanwezigheidcontroles en responsabiliseert tussenpersonen als immomakelaars en notarissen. De communicatie en controles werpen duidelijk hun vruchten af. In 2010 beschikte bijna 68% van de verkopers en verhuurders bij een initiële controle over een EPC. In 2012 was dit percentage opgelopen tot ongeveer 95%. Omdat vastgesteld werd dat de kwaliteit van de certificaten nog vaak niet voldoet, werden in 2011 de steekproefsgewijze kwaliteitscontroles opgevoerd. In 2011 werden 693 woningen gecontroleerd, waarvan de EPC’s werden opgemaakt door 270 energiedeskundigen. In 2012 werden 283 woningen gecontroleerd van 233 verschillende energiedeskundigen. In geval twijfelachtige invoergegevens worden vastgesteld, worden stavingsstukken en plannen opgevraagd. Als uit de ingediende argumentatie niet kan besloten worden dat het een correct invoergegeven betreft, dan worden de handhavingsprocedures opgestart. Afhankelijk van de grootte van de fout(en) loopt de energiedeskundige het risico op een boete of op een schorsing van de erkenning. Vooraleer er effectief een boete wordt opgelegd of een erkenning wordt geschorst, wordt de energiedeskundige uitgenodigd op een hoorzitting om zijn tegenargumenten te geven. Energiedeskundigen die een boete krijgen omwille van een foutief opgemaakt EPC, moeten op eigen kosten een aangepast EPC opstellen. Tot slot zijn energiedeskundigen die geschorst worden, verplicht om een nieuwe opleiding te volgen. De opheffing van de schorsing is gekoppeld aan het volgen van de opleiding en het slagen in een examen. Naast controles zonder plaatsbezoek, worden in een beperkt aantal gevallen ook controles met een plaatsbezoek uitgevoerd. Hierbij wordt een volledige visuele inspectie van het gebouw uitgevoerd en wordt nagegaan of de gerapporteerde vaststellingen overeenstemmen met de vaststellingen van de controleambtenaar. De controles met plaatsbezoek worden voornamelijk uitgevoerd bij klachten. Planning 2013 In 2013 zullen opnieuw minstens 2000 woningen die te koop of te huur worden aangeboden, gecontroleerd worden op de aanwezigheid van het EPC en de publicatie van het kengetal. De voorbije jaren werden de controles op de aanwezigheid van het energieprestatiecertificaat hoofdzakelijk uitgevoerd door op immowebsites, in krantjes, enz. na te gaan welke woningen te koop of te huur worden aangeboden. Hierdoor wordt echter een deel van de verkoop- en verhuurmarkt niet bereikt. In 2013 zullen er minder controles worden uitgevoerd, maar zal de 37
focus gelegd worden op het segment van de verkoop- en verhuurmarkt, waarbij enkel geadverteerd wordt aan de woning zelf. De controleambtenaren van het VEA zullen bovendien energieprestatiecertificaten van 300 energiedeskundigen controleren op foutieve invoergegevens en onregelmatigheden. Op een totaal van 2500 actieve energiedeskundigen betekent dit dat een EPC van ongeveer 12% van het aantal actieve energiedeskundige zal worden gecontroleerd. Budget 2013 Ontwikkeling backoffice voor het automatiseren en beheren van de kwaliteitscontroles via deskaudits (150.000 euro).
5.1.17. Het VEA zal het energieprestatiecertificatensysteem voor publieke gebouwen handhaven - Prestatie-indicator: Aantal gecontroleerde doelgroepen - Prestatienorm: Tegen eind 2015 zijn de volgende doelgroepen gecontroleerd: overheden, onderwijsinstellingen en welzijns- of gezondheidsvoorzieningen - Prestatie-indicator: Aantal kwaliteitscontroles op basis van een plaatsbezoek - Prestatienorm: Jaarlijks wordt voor 10 gebruikers de kwaliteit van het EPC ter plaatse gecontroleerd - Prestatie-indicator: Aantal kwaliteitscontroles via deskaudit - Prestatienorm: Jaarlijks worden 30 kwaliteitscontroles uitgevoerd via deskaudit Kader en stand van zaken Eind 2012 beschikten 7009 publieke gebouwen over een EPC. Opgesplitst naar de verschillende categorieën geeft dit het volgende resultaat: - onderwijs: ongeveer 46%; - welzijn- of gezondheidsvoorzieningen: ongeveer 15%; - administratie: ongeveer 14%; - cultuur: ongeveer 12%; - sport: ongeveer 9%; - openbare diensten (luchthaven, postkantoor, stationsgebouw): ongeveer 2% - politie en gerecht: ongeveer 2%. Er zijn 2122 energiedeskundigen voor publieke gebouwen geregistreerd op de energieprestatiedatabank, waarvan 1257 als energiedeskundige type C en 865 als interne energiedeskundige. Er werden tot eind 2012 nog geen administratieve geldboetes opgelegd voor het niet (tijdig) beschikken over een EPC publieke gebouwen.
38
Planning 2013 Voor publieke gebouwen zullen de verschillende doelgroepen verder worden gecontroleerd. Vanaf midden 2013 zullen de aanwezigheidscontroles worden opgestart voor publieke gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte vanaf 500m². 5.1.18. Het VEA zal de energieprestatieregelgeving inzake de energieprestaties van nieuwe en vernieuwde gebouwen evalueren - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid evaluatierapport - Prestatienorm: Beschikbaar binnen de termijn die door het EPB-decreet is vastgelegd De concrete actiepunten die het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Ontwerpversie beschikbaar voor stakeholderoverleg
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Datum waarop ontwerpversie online wordt gepubliceerd
Uiterlijk 30 april 2013
Resultaatgerichte jaardoelstelling Definitief evaluatierapport
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Datum waarop definitief evaluatierapport aan minister wordt bezorgd
Uiterlijk 31 mei 2013
Kader en stand van zaken Artikel 11.1.6 van het Energiedecreet bepaalt dat de Vlaamse Regering minstens om de twee jaar de berekeningsmethode van de energieprestaties van gebouwen, de te volgen procedures, de EPB-eisen en de administratieve lasten van de regelgeving evalueert en in voorkomend geval aanpast. Deze termijn werd, wat betreft de te volgen procedures en de administratieve lasten van de regelgeving, door het decreet van 18 november 2011 naar 4 jaar gebracht. In 2012 is het VEA gestart met een evaluatie van zowel de EPB-eisen als de berekeningsmethode. De evaluatie van de EPB-eisen wordt gebaseerd op de studie rond het kostenoptimale eisenniveau en op de studie rond de systeemeisen voor technische bouwsystemen. Voor de evaluatie van de berekeningsmethode is begin 2012 een stakeholdersbevraging opgestart. Via de stakeholdersbevraging heeft het VEA een geprioriteerd overzicht van de meest kritische te onderzoeken aanpassingen aan de EPB-berekeningsmethodiek kunnen opmaken. Dit overzicht zal richtinggevend zijn bij de planning van verdere onderzoeksprojecten die gericht zijn op optimalisatie van de berekeningsmethodiek. 39
Bij de stakeholdersbevraging lag de focus op eventuele structurele tekortkomingen aan de huidige EPB-berekeningmethodiek die verhinderen de energieprestaties van de zeer energiezuinige gebouwen van de toekomst adequaat te berekenen. De gewenste aanpassingen zijn geprioriteerd op basis van een aantal criteria zoals: - impact (relevant voor een grote groep gebouwen of eerder voor een beperkte specifieke groep?); - impact op de energieprestatie (groot besparingspotentieel of klein besparingspotentieel?); - beschikbare onderbouwing; - impact op innovatie in de bouwsector. De prioriteitenlijst werd voorgelegd aan het Brusselse en het Waalse Gewest zodat een gezamenlijke prioriteitenlijst beschikbaar is gekomen die als agenda zal dienen voor de verdere gezamenlijke ontwikkeling van de berekeningsmethode. Planning 2013 In 2013 wordt de evaluatie afgewerkt. Uiterlijk eind april 2013 zal een ontwerpversie beschikbaar worden gesteld voor feedback van de stakeholders. De opmerkingen van de stakeholders worden verwerkt in de eindversie die tegen 31 mei wordt afgewerkt. 5.1.19. Het VEA zal een tweede evaluatie uitvoeren van de energieprestatieregelgeving inzake de energiecertificatie van bestaande gebouwen - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid evaluatierapport - Prestatienorm: Het evaluatierapport wordt uiterlijk op 31 december 2013 aan de minister bezorgd Kader en stand van zaken Het VEA heeft de eerste evaluatie van de energieprestatieregelgeving inzake de energiecertificatie van bestaande gebouwen uitgevoerd in 2010. De resultaten zijn verwerkt in een wijzigingsbesluit van het Energiebesluit van 19 november 2010 dat op 20 mei 2011 werd goedgekeurd en in het decreet van 18 november 2011 tot wijziging van het Energiedecreet van 9 mei 2009. Planning 2013 In 2013 wordt de energieprestatiecertificatieregelgeving voor de tweede keer geëvalueerd. Tijdens deze tweede evaluatie zal bijzondere aandacht geschonken worden aan: - de stroomlijning van energiedeskundigen type A en B; - het inbouwen van kwaliteitsgaranties, zoals verplichte bijscholing voor al erkende energiedeskundigen; - de handhaving van de kwaliteit van de energieprestatiecertificaten.
40
5.1.20. Het VEA zal de energieprestatieregelgeving ontwikkelingen analyseren
monitoren
en
de
- Prestatie-indicator: Opvolging van een set van kerncijfers, gerelateerd aan de energieprestatieregelgeving (o.a. aantal startverklaringen, EPB-aangiften, energiedeskundigen, certificaten per doelgroep) - Prestatienorm: Trimesteriële publicatie van kerncijfers (op energiesparen.be of in een nieuwsbrief) - Prestatie-indicator: Publicatie van een rapport met een overzicht van een aantal kerncijfers over de energieprestatieregelgeving in het voorgaande jaar met analyses en duiding - Prestatienorm: Tegen 30 april van het jaar N+1 Kader en stand van zaken Inzake (ver)nieuwbouw: Een overzicht van het aantal ingediende startverklaringen en EPB-aangiften per maand wordt per kwartaal gepubliceerd op energiesparen.be. Het overzicht bevat eveneens het aantal actieve verslaggevers. Een rapport met evoluties en uitgebreide analyses betreffende de energieprestatieregelgeving, werd gepubliceerd in april 2012. Het rapport bevat onder andere gemiddelde E- en K-peilen per jaar van aanvragen van de stedenbouwkundige vergunning, maar ook een analyse van de geometrieën van nieuwbouw, de toegepaste maatregelen en dergelijke meer. Inzake bestaande gebouwen: Voor de regelgeving met betrekking tot het EPC voor residentiële gebouwen en de regelgeving met betrekking tot het EPC voor publieke gebouwen werd een verschillende set van kerncijfers vastgelegd. Deze worden driemaandelijks geactualiseerd en gepubliceerd op www.energiesparen.be. Voor het EPC voor residentiële gebouwen worden volgende cijfers trimestrieel gepubliceerd: - het aantal erkende energiedeskundigen type A; - het aantal actieve energiedeskundigen type A; - per gemeente het gemiddeld kengetal en de mediaan per type woning, opgesplitst naar verkoop en verhuur Voor het EPC voor publieke gebouwen worden volgende cijfers trimestrieel gepubliceerd: - aantal geregistreerde energiedeskundigen, opgesplitst naar interne energiedeskundigen en energiedeskundigen type C; - per provincie het aantal certificaten per maand opgesplitst naar categorie (administratie, onderwijs, sport, welzijn, cultuur, politie en gerecht).
41
Planning 2013 Het VEA zal het periodiek rapporteren van de cijfergegevens verderzetten.
5.1.21. Het VEA zal een actieplan uitwerken en implementeren voor de kwaliteitsborging van de opleidingen tot energiedeskundige - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid actieplan - Prestatienorm: Het actieplan wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid evaluatienota over implementatie actieplan - Prestatienorm: Evaluatienota wordt uiterlijk op 30 juli 2013 aan de minister bezorgd Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Evaluatierapport omtrent centraal examen
het
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid evaluatierapport
Uiterlijk beschikbaar december 2013
op
31
Kader en stand van zaken Om meer kwaliteitsgaranties in te bouwen, werd een actieplan uitgewerkt voor de kwaliteitsborging van de opleidingen voor energiedeskundigen. Dit actieplan omvat de aanzet tot uitwerking van acties en de opvolging ervan. De volgende actiepunten werden in 2011 en 2012 reeds ondernomen: - De handhaving op de kwaliteit van de energieprestatiecertificaten werd verstrengd. De energiedeskundigen ontvangen niet langer enkel een waarschuwingsbrief als er fouten worden vastgesteld, maar de handhavingsprocedures worden opgestart vanaf het moment dat een fout werd vastgesteld (zie 5.1.16). - Begin 2011 werden vijf informatiesessies georganiseerd om de energiedeskundigen te wijzen op de veelgemaakte fouten bij de opmaak van het EPC voor bestaande residentiële gebouwen en om de verscherpte handhaving op de kwaliteit van de certificaten toe te lichten. Meer dan 1000 energiedeskundigen namen deel aan deze sessies. Deze veelgemaakte fouten werden ook behandeld in een nieuwsbrief. - Het structureel overleg met de opleidingsinstellingen werd begin 2011 opgestart. - Bij de energiedeskundigen werd een bevraging gehouden over de kwaliteit en de inhoud van de opleidingen tot energiedeskundige. De bevraging werd midden november 2011 afgerond. - In 2012 werd de organisatie van een centraal examen voor kandidaatenergiedeskundigen voorbereid. De voorwaarden voor deelname aan het centraal examen werden door de Vlaamse Regering goedgekeurd op 27 april 2012. Het centraal examen is verplicht vanaf september 2012. - In september en oktober 2012 werden voor de lesgevers van de opleidingsinstellingen train-de-trainersessies georganiseerd over de nieuwe versie van de EPACT-software en het aangepaste inspectieprotocol. De erkende opleidingsinstellingen hebben zich 42
bovendien geëngageerd om een aanbod van bijscholing voor de al erkende energiedeskundigen in hun opleidingsprogramma op te nemen vanaf oktober 2012. Planning 2013 Begin 2013 zal een aangepaste versie van de certificatiesoftware en het inspectieprotocol worden gelanceerd. Vanaf januari 2013 zal het centraal examen maandelijks (behalve in juli en augustus) worden georganiseerd voor de energiedeskundigen type A en tweemaandelijks voor de energiedeskundigen type C. De examenresultaten zullen statistisch worden geanalyseerd om enerzijds het examen zelf stelselmatig bij te sturen en om anderzijds de kwaliteit van de opleidingen te verbeteren. Budget 2013 Organisatiekosten centraal examen (250.000 euro)
5.1.22. Het VEA zal de aanvragen beoordelen die worden ingediend in het kader van de subsidieregeling voor energieconsulentenprojecten - Prestatie-indicator: Aantal aanvragen, beoordeeld binnen de termijn die daarvoor door de minister is vastgelegd in verhouding tot het aantal te beoordelen aanvragen - Prestatienorm: 100% Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsrapport, met inbegrip van advies voor verderzetting na 2013
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid opvolgingsrapport
Uiterlijk 30 juni 2013
Kader en stand van zaken Sinds begin 2011 lopen er in het kader van een gereglementeerde subsidieregeling, energieconsulentenprojecten voor de doelgroepen bedrijven, bouwprofessionals, en huishoudens, met een looptijd van drie jaar. Voor de doelgroep bedrijven zijn er bij BB Consult, Unizo en Voka projecten lopende die bedrijven begeleiden bij investeringen in verhoogde energie-efficiëntie. De projecten van Bouwunie en de Vlaamse architectenorganisatie NAV ondersteunen de bouwprofessionals bij de kwaliteitsvolle implementatie van de Vlaamse energieprestatieregelgeving. Bij de Bond Beter Leefmilieu, Samenlevingsopbouw provincie Antwerpen (sociaal kwetsbare doelgroep), Neos (ouderen) en de Gezinsbond betreffen het projecten die de Vlaamse gezinnen informeren, motiveren en begeleiden om mee uitvoering te geven aan het Energierenovatieprogramma 2020. 43
Elk energieconsulentenproject wordt opgevolgd door een begeleidingscomité dat door het VEA is samengesteld. De in de subsidieovereenkomsten opgenomen afspraken rond monitoring en rapportage laten toe dat het bereiken van de vastgelegde doelstellingen periodiek met voldoende detail kan worden gemeten. De projecten zitten globaal goed op schema. Waar nodig, werden afspraken gemaakt om afwijkingen van de doelstellingen te motiveren en na goedkeuring door het VEA te compenseren door bijkomende activiteiten. Planning 2013 Het VEA zal bij de semestriële opvolging van de projecten nauwgezet toezien op het bereiken van de globale projectdoelstellingen en waar nodig bijsturen. Tevens zal wenselijkheid en haalbaarheid van de verderzetting van gesubsidieerde energieconsulentenprojecten na 2013 worden onderzocht. 5.1.23. Het VEA zal het Energierenovatieprogramma 2020 uitvoeren en monitoren - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van uitvoerings- en monitoringrapport - Prestatienorm: Het eerste uitvoerings- en monitoringrapport wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Het tweede uitvoerings- en monitoringrapport wordt uiterlijk op 31 december 2013 aan de minister bezorgd. Het derde uitvoerings- en monitoringrapport wordt uiterlijk op 31 december 2015 aan de minister bezorgd. De concrete actiepunten die het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Organiseren van stakeholderoverleg in verband met de concrete gevolgen die werden gegeven aan de aanbevelingen van de stakeholders
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Stakeholderoverlegvergaderingen
Twee overlegvergaderingen in 2013
Resultaatgerichte jaardoelstelling Monitoringrapport van implementatie nieuwe energiepremieregeling in kader van REG-ODV
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid monitoringrapport
Uiterlijk 31 december 2013
Resultaatgerichte jaardoelstelling Uitvoering REG-enquête om kloof met doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 in te schatten
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid resultaten REGenquête
Uiterlijk 31 augustus 2013
44
Kader en stand van zaken Bevorderen van energiebesparende maatregelen om de energiekosten te beperken bij eigenaars, huurders op de private markt en sociale huurders is een sleutelproject (en tevens vlaggenschipinitiatief) in uitvoering van het Regeerakkoord en ViA, doorbraak Groen en dynamisch stedengewest. De onderliggende projecten hebben een sterke link met de doorbraak Warme samenleving van ViA. Het Energierenovatieprogramma 2020 heeft als doelstelling dat elke Vlaming tegen 2020 een energiezuinige woning heeft die beschikt over minstens verbeterd dubbel glas, een geïsoleerd dak en een energiezuinige verwarmingsinstallatie. Om deze ambitieuze doelstelling waar te maken, is een coherente set van maatregelen nodig. Er werd al een kortetermijnactieplan uitgevoerd, met acties die snel konden worden geïmplementeerd. Dit was belangrijk om te mobiliseren en te tonen dat er concreet werk wordt van gemaakt. Er is een middellange termijnactieplan in uitvoering, nodig om de meer ingrijpende doelgroepgerichte (verhuurders, oudere eigenaars, lagere inkomens) ondersteunende maatregelen uit te werken en te implementeren. Er is ook een langetermijnactieplan nodig om de structurele maatregelen uit te werken die nodig zijn om de doelstellingen afdwingbaar te maken. De grote stijging van het aantal toegekende energiepremies vanaf 2009, laat vermoeden dat er een belangrijke stap is gezet in de richting van de ‘sense of urgency’ die nodig is om de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 te realiseren. In 2011 werd al een eerste concrete stap gezet naar de invoering van concrete verplichtingen in uitvoering van de intentie van de Vlaamse Regering om minimale eisen op het vlak van energieprestaties in de Vlaamse Wooncode op te nemen. Het VEA verzorgde de voorbereidende insteek vanuit het beleidsveld Energie. In 2011 werden de bestaande premies geëvalueerd en gestroomlijnd, wat uitmondde in het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 dat vanaf 1 januari 2012 in werking is getreden. Inzake de fiscale uitgaven voor energiebesparing is in het institutioneel akkoord van de nieuwe federale regering opgenomen dat dit een materie wordt waarvoor de gewesten in de toekomst de exclusieve bevoegdheid zullen hebben. In 2012 werd er verder stakeholderoverleg gevoerd over de haalbaarheid van meer structurele en dwingende maatregelen. Verplichtingen opleggen voor de bestaande gebouwen is bijzonder complex en niet alle doelgroepen zijn in de mogelijkheid om de nodige investeringen te doen, soms is er zelfs geen technische mogelijkheid. Alle consequenties van dergelijke verplichtingen werden met de belangengroepen afgewogen. De uitdaging ligt hier vooral op het creëren van voldoende maatschappelijk draagvlak bij de doelgroep. 45
Planning 2013 In het kader van het Vlaams Mitigatieplan (zie 5.5.3) wordt onderzocht en desgevallend geïmplementeerd op welke wijze de realisatie van de doelstellingen van het Energierenovatieprogramma 2020 kan worden versterkt, hetzij via het verhogen van de effectiviteit van de bestaande maatregelen, hetzij via nieuw te implementeren maatregelen. Er zal ook verder stakeholderoverleg worden gevoerd over maatregelen voor structurele en dwingende verplichtingen om een bestaande woning energiezuiniger te maken. Budget 2013 Beleidsondersteundend onderzoek in kader van het Energierenovatieprogramma 2020 (250.000 euro) REG-enquêtes (100.000 euro) Uitbetaling compenserende vergoedingen aan de netbeheerders voor hun REGactieverplichtingen (62 miljoen euro, excl. sociale energierenovaties van punt 5.3)
5.1.24. Het VEA zal de REG-actieplannen en -rapporten elektriciteitsdistributienetbeheerders beoordelen
van
de
- Prestatie-indicator: Aantal plannen en rapporten die binnen de wettelijk vastgelegde termijn worden beoordeeld in verhouding tot het aantal ingediende plannen en rapporten - Prestatienorm: 100% Kader en stand van zaken Tot en met 2011 dienden onder deze operationele organisatiedoelstelling en in uitvoering van de toen geldende regelgeving zowel de REG-actieplannen als –rapporten (uitvoering actie- en resultaatsverplichtingen) van de elektriciteitsdistributienetbeheerders te worden beoordeeld door het VEA. Door een wijziging van het regelgevend kader vanaf 1 januari 2012 met een focus eerder op actieverplichtingen dan resultaatsverplichtingen door de netbeheerders, komt deze operationele organisatiedoelstelling uit de beheersovereenkomst deels te vervallen. Planning 2013 De operationele organisatiedoelstelling kreeg vanaf 2012 een beperkter karakter. Het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 voorziet in de toekomst enkel nog rapportering door de netbeheerders over hun actieverplichtingen (vanaf de actieverplichtingen 2012). Het VEA is de centrale actor bij de implementatie en monitoring van de regelgeving inzake de REG-openbaredienstverplichtingen. Zie hiervoor de volgende organisatiedoelstelling inzake evaluatie van de REG-openbaredienstverplichtingen (5.1.25) en de organisatiedoelstellingen in verband met de bijdrage aan de beleidsvoorbereiding (5.5). 46
5.1.25. Het VEA zal een evaluatierapport aan de minister voorleggen over de REG-openbaredienstverplichtingen van de elektriciteitsdistributienetbeheerders - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van evaluatierapport - Prestatienorm: Het evaluatierapport wordt uiterlijk op 31 juli 2015 aan de minister bezorgd Kader en stand van zaken Door het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 werden de REGopenbaredienstverplichtingen grondig gewijzigd. Er zijn vanaf 2012 geen resultaatgerichte doelstellingen meer, zodat alleen over ondernomen acties moet worden gerapporteerd. Tevens is in de nieuwe regelgeving geen wettelijke evaluatieverplichting meer voorzien.
5.1.26. Het VEA zal de premieaanvragen van de sociale verhuurkantoren beoordelen - Prestatie-indicator: Aantal volledige aanvragen beoordeeld binnen een termijn van maximaal 1 maand in verhouding tot het totaal aantal ingediende volledige aanvragen - Prestatienorm: 100% Kader en stand van zaken Sinds april 2009 loopt een subsidieregeling die energiebesparende investeringen (dakisolatie, hoogrendementsbeglazing en condensatieketels) in woningen verhuurd door SVK’s, voor 100% subsidieert. Initieel was daar een totale enveloppe van 10 miljoen euro voor uitgetrokken. Halfweg 2010 werd duidelijk dat het budget niet zou volstaan voor de 970 woningen die de SVK’s voor eind juni 2010 hadden aangemeld voor een aan de subsidieaanvraag voorafgaande woningscreening. Daarom werd in het kader van de begrotingscontrole 2011 een bijkomend budget van 2 miljoen euro voor het SVK-project uitgetrokken en werden de in aanmerking komende woningen beperkt tot de vermelde gescreende huurwoningen. Aangezien het aantal nieuwe aanvragen in het tweede trimester van 2012 grotendeels stilviel, werd beslist om in het Energiebesluit op te nemen dat vanaf 1 oktober 2012 geen nieuwe aanvragen meer behandeld zullen worden. Eind 2012 werd voor 818 huurwoningen een totaal bedrag aan subsidies vastgelegd van zowat 9,9 miljoen euro, voor 1613 werken (387 dakisolatiewerken, 534 condensatieketels en 687 plaatsingen van hoogrendementsglas). Planning 2013 De regeling doofde in oktober 2012 uit. Vanaf dan viel de behandeling van nieuwe subsidieaanvragen weg. Het VEA zorgt verder voor de uitvoering van de goedgekeurde aanvragen en de uitbetaling van de subsidie. 47
5.1.27. Het VEA zal op basis van de lijsten van de netbeheerders de uitbetalingsdossiers voor de Vlaamse dakisolatiepremie opmaken - Prestatie-indicator: Aantal uitbetalingsdossiers opgemaakt binnen 60 werkdagen na ontvangst van de lijst van de netbeheerder in verhouding tot het totaal aantal opgemaakt uitbetalingsdossiers - Prestatienorm: 100% Kader en stand van zaken Het plaatsen van dak- of zoldervloerisolatie is de meest prioritaire energiebesparende investering van het Energierenovatieprogramma 2020. Het besluit van de Vlaamse Regering dat tot in 2011 een eigen Vlaamse dakisolatiepremie invoerde, werd op 19 december 2008 definitief goedgekeurd en trad op 1 januari 2009 in werking. De toekenningsvoorwaarden waren identiek aan deze van de premie voor dakisolatie van de elektriciteitsdistributienetbeheerder. Er werd wel een bijkomende voorwaarde opgelegd inzake minimale geïsoleerde dakoppervlakte, namelijk 40m². Sinds het begin van de premieregeling tot en met eind 2012 ontving het Vlaams Energieagentschap ongeveer 210.000 aanvraagdossiers, goed voor zo’n 96,23 miljoen euro aan Vlaamse dakisolatiepremies. Planning 2013 Op 23 september 2011 besliste de Vlaamse Regering om de energiepremies te hervormen. De Vlaamse dakisolatiepremie wordt vanaf 2012 geïntegreerd in de premie die door de netbeheerder wordt gegeven. Het VEA zal in 2013 enkel nog aanvragen afhandelen die tot en met 30 juli 2012 bij de netbeheerder werden ingediend en in aanmerking komen voor de Vlaamse dakisolatiepremie.
5.1.28. Het VEA zal de aanvragen van bedrijven voor een verhoogde investeringsaftrek voor energie-investeringen beoordelen - Prestatie-indicator: Beoordelingstermijn van de aanvragen die volledig zijn - Prestatienorm: Minstens 90% van de volledige aanvragen is maximaal 60 werkdagen in behandeling. De maximale behandelingstermijn van een volledige aanvraag bedraagt 100 werkdagen Kader en stand van zaken Artikel 69 van het Wetboek Inkomstenbelastingen (W.I.B.) biedt bedrijven de mogelijkheid hun belastbare winst te verminderen met een verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen. De aftrek wordt verricht op de winst van het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk de activa zijn verkregen of tot stand zijn gebracht. Voor de energiebesparende investeringen uitgevoerd tijdens het belastbaar tijdperk dat aan aanslagjaar 2012 (inkomsten 2011) verbonden is, is er een verhoogde aftrek van 14,5%. 48
De fiscale wetgeving is een federale bevoegdheid. De lijst met categorieën van in aanmerking komende investeringen kan worden aangepast na advies van een technische werkgroep binnen ENOVER. Het percentage van de verhoogde investeringsaftrek wordt jaarlijks eind februari gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Het VEA levert het attest af dat bij de belastingsaangifte moet worden gevoegd. De aanvraag moet uiterlijk 3 maanden na het afsluiten van het boekjaar bij het VEA worden ingediend. De meeste aanvragen worden in de laatste week van de maand maart ingediend. Het aantal behandelde aanvragen kent de laatste jaren een forse groei. Het VEA heeft in 2012 3027 aanvraagdossiers voor een attest voor een verhoogde investeringsaftrek behandeld (2011: 2053 ; 2010: 1696 ; 2009: 754 ; 2008: 590 ; 2007: 493 ; 2004: 209). Vooral het succes van de zonnepanelen heeft de laatste drie jaar voor een sterke groei in het aantal te behandelen dossiers gezorgd. In het kader van de dossierbehandeling worden door het Vlaams Energieagentschap de volgende deelactiviteiten uitgevoerd: - begeleiding van bedrijven bij de voorbereiding van complexere dossiers; - technische evaluatie van de ingediende dossiers; - opmaak van de attesten en bijhorende briefwisseling; - beheer van een databank voor de opmaak van allerhande statistieken (energiebesparing, investeringsbedragen, …); - overleg met de andere gewesten en de federale overheid in het kader van de adviesverlening aan de federale overheid met betrekking tot de categorieën van in aanmerking komende investeringen. Vanaf maart 2010 heeft het VEA de dossierbehandeling geautomatiseerd. Het agentschap heeft zelf een webapplicatie ontwikkeld die zorgt voor een elektronische indiening van het basisdossier waardoor de administratieve verwerking van de dossiers efficiënter kan verlopen. Planning 2013 Het VEA zal in 2013 de werkzaamheden van de technische ENOVER-werkgroep verder opvolgen en, indien nodig, input leveren voor een aanpassing van de lijst.
5.1.29. Het VEA zal de energieplannen en energiestudies in het kader van het besluit Energieplanning beoordelen - Prestatie-indicator: Aantal plannen en studies die binnen de adviestermijn worden beoordeeld in verhouding tot het aantal ingediende plannen en studies - Prestatienorm: 100%
49
Kader en stand van zaken Sinds 2004 legt de VLAREM-wetgeving eisen inzake energie-efficiëntie op aan inrichtingen met een totaal jaarlijks primair energieverbruik van minstens 0,1 PJ. Dit gebeurt via het besluit Energieplanning. Het besluit Energieplanning is in werking getreden op 14 oktober 2004. Belangrijk in dit besluit is het onderscheid tussen (de procedure en behandeling van) de energieplannen en energiestudies. Een energiestudie dient bij de vergunningsaanvraag gevoegd te worden (voor nieuwe inrichtingen met een jaarlijks energieverbruik van minstens 0,1 PJ en veranderingen aan inrichtingen met een jaarlijks energieverbruik van minstens 0,1 PJ). De energiestudie moet aantonen dat de betrokken inrichting op een energie-efficiënte wijze zal worden geëxploiteerd. Het VEA beoordeelt de ingediende energiestudies binnen de vergunningsprocedure. Een bestaande inrichting met een jaarlijks energieverbruik van minstens 0,1 PJ moet bij de aanvraag tot hernieuwing van de milieuvergunning een energieplan voegen. Het VEA beoordeelt deze plannen binnen de vergunningsprocedure. Een (bestaande) inrichting met een jaarlijks energieverbruik van meer dan 0,5 PJ moet sinds 1 juli 2005 in het bezit zijn van een conform verklaard energieplan (onafhankelijk van een milieuvergunningsprocedure). De conformverklaring van deze energieplannen gebeurt door het VEA. Deze plannen moeten om de 4 jaar worden geactualiseerd. De energiestudies en de energieplannen moeten energiedeskundige die aanvaard is door het VEA.
worden
opgesteld
door
een
Op jaarbasis werden in 2012 een 30-tal energiedeskundigen aanvaard. Er werden tevens een 30-tal energiestudies en een 9-tal energieplannen beoordeeld in het kader van de milieuvergunningsprocedure. In uitvoering van het Energiedecreet werd in 2012 de hoogte van de IRR voor rendabele maatregelen geëvalueerd. Planning 2013 De wettelijk vastgelegde behandelingstermijnen zullen worden gerespecteerd.
5.1.30. Het VEA zal het departement LNE adviseren over de dossiers in het kader van het thema energie van de samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten en de provincies - Prestatie-indicator: Aantal dossiers waarvoor binnen de door het departement gestelde termijn advies wordt verleend in verhouding tot het aantal ingediende dossiers - Prestatienorm: 100% 50
Kader en stand van zaken De huidige samenwerkingsovereenkomst (SO) loopt over de periode 2008-2013. De gemeenten kunnen kiezen voor een basisniveau of een hoger niveau. De thema’s, waaronder energie, vormen geen totaalpakket meer dat de gemeente integraal moet uitvoeren. Het basisniveau bestaat uit een verzameling van minimumvoorwaarden uit de verschillende thema’s waaraan de gemeente dient te voldoen. Voor het thema energie is de belangrijkste voorwaarde het bijhouden van een energieboekhouding. Het hogere niveau kan de gemeente bereiken door over alle thema’s heen een aantal maatregelen uit te voeren. De belangrijkste maatregelen binnen het thema energie zijn: uitbreiden van de energieboekhouding, aandacht hebben voor energie-efficiëntie binnen de eigen werking, opmaken van energieprestatiecertificaten, uitwerken van een plan hernieuwbare energie, aankopen van groene stroom en voeren van sensibilisatie rond duurzaam energiegebruik. De provincies die de SO ondertekenen, moeten het thema energie integraal uitvoeren. Buiten het voeren van een energieboekhouding zijn alle maatregelen gericht op de ondersteuning van gemeenten bij het uitvoeren van het thema energie. Het VEA beoordeelt de voorgestelde maatregelen en projecten. Het betreft zowel een beoordeling van de voorstellen als van de uitvoeringsrapporteringen. In 2012 tekenden 272 gemeenten in op de samenwerkingsovereenkomst (2011: 275). 270 gemeenten (2011: 272) tekenden in op het basisniveau voor het thema energie, 192 gemeenten (2011:195) tekenden ook in op het onderscheidingsniveau voor het thema energie. In 2012 werden er voor het thema Energie 50 projecten ingediend (2011: 75). Hiervan hadden 24 projecten betrekking op ‘REG in bestaande gebouwen’, 17 projecten op ‘energiezuinige verlichting’, 4 projecten op ‘hernieuwbare energie’ en 1 project op ‘nieuwbouw’. Drie projecten hadden betrekking op nog een ander aspect. Wat de beoordeling van projectrapporteringen ingediend in april 2012 betreft, werden 9 projecten met aanvraagdatum 2008, 16 projecten met aanvraagdatum 2009, 18 projecten met aanvraagdatum 2010, 15 projecten met aanvraagdatum 2011 en 2 projecten met aanvraagdatum 2012 beoordeeld. Samen goed voor 60 beoordeelde projecten in 2012. In het Witboek Interne Staatshervorming is de keuze gemaakt om de Samenwerkingsovereenkomst niet verder te zetten na 2013. Het stopzetten van het instrument SO betekent niet dat er geen ondersteuning van het lokale beleid meer mogelijk zal zijn. Volgens de principes van de nieuwe beleids- en beheerscyclus van de lokale overheden heeft de Vlaamse Regering in het najaar van 2012 haar beleidsprioriteiten per beleidsdomein/minister bezorgd aan de lokale overheden. Op basis hiervan moeten die lokale overheden hun meerjarenplan vorm geven (doelstellingen en actieplannen). In de loop van het 51
meerjarenplan (2014-2019) zullen alle gemeenten systematisch inhoudelijk een financieel rapporteren over de uitvoering van de actieplannen. Planning 2013 Het VEA zal de dossierbehandeling binnen de gestelde behandelingstermijnen blijven verzorgen tot beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst. Het VEA zal in 2013 evalueren welke aandacht de nieuwe gemeente- en provinciale besturen in hun nieuw lokaal beleidsplan besteden aan een de uitbouw van een lokaal energiebeleid.
52
5.2. Het VEA wil Europese en Vlaamse beleidsmaatregelen inzake de bevordering van milieuvriendelijke energieopwekking uit hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling kwaliteitsvol en efficiënt implementeren om de Europese kwantitatieve doelstellingen voor 2020 te behalen en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs - Effectindicator: Evolutie van de milieuvriendelijke energieproductie - Streefnorm: De milieuvriendelijke energieproductie evolueert conform de doelstellingen zoals door de Vlaamse Regering vooropgesteld in het kader van de Europese richtlijnen 5.2.1.
Het VEA zal een beleidskader uitwerken om de duurzame inzet van vaste en gasvormige biomassa voor energieproductie te realiseren
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van het ontwerp van regelgevend kader voor de duurzame inzet van biomassa - Prestatienorm: Het ontwerp van regelgevend kader wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is hetvolgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsnota over beleidsinitiatieven op Europees niveau
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid opvolgingsnota
Uiterlijk 30 juni 2013
Kader en stand van zaken Om een duurzaam gebruik van biomassa te garanderen, zijn duurzaamheidscriteria belangrijk. De Europese richtlijn legt duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa op. Deze criteria zijn omgezet in een regelgevend kader voor het Vlaamse Gewest. Europa legt geen bindende duurzaamheidscriteria op voor gasvormige en vaste biomassa. Het Vlaamse Gewest is hier echter wel voorstander van. In januari 2012 heeft de Europese Commissie een informeel overleg met de lidstaten georganiseerd om de standpunten voor en tegen geharmoniseerde duurzaamheidscriteria op Europees niveau nog eens duidelijk te stellen. De verdere uitwerking van de duurzaamheidscriteria voor gasvormige en vaste biomassa zal in eerste instantie dienen afgelijnd te worden op de inhoud van de voor 2012 aangekondigde communicatie hierover van de Europese Commissie. Het VEA blijft het overleg over duurzaamheidscriteria van nabij opvolgen.
53
Planning 2013 Er is nog geen nieuwe tijdsplanning gegeven over de verwachte communicatie van de Europese Commissie. Aangezien er geen indicatie is dat de Europese Commissie van deze communicatie zou afzien, wacht het Vlaamse Gewest deze communicatie af alvorens een regelgevend kader uit te werken. Het VEA zal de voortgang van het Biograce II-project opvolgen dat door de VREG in consortium met andere lidstaten wordt uitgevoerd in het kader van het Europese programma Intelligent Energy Europe. 5.2.2.
Het VEA zal een voorstel voor een verplicht minimumaandeel hernieuwbare energie in gebouwvoorschriften voorbereiden
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering - Prestatienorm: Het ontwerp van besluit wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Kader en stand van zaken De Europese richtlijn van 23 april 2009 ter bevordering van de toepassing van hernieuwbare energiebronnen bepaalt dat de lidstaten tegen 2015 bindende doelstellingen inzake een minimumniveau van energie uit hernieuwbare energiebronnen in nieuwe en gerenoveerde gebouwen moeten opleggen. Via de bouwvoorschriften moeten de lidstaten ook stimulansen voorzien voor hernieuwbare energiebronnen die bepaalde efficiëntieniveaus bereiken. Een beleidsvoorbereidende studie is in 2010 uitgevoerd om na te gaan wat de impact is van een minimumaandeel van hernieuwbare energiebronnen in de energievoorziening van nieuwe gebouwen. Daarbij werd ook de praktische uitvoerbaarheid onderzocht en hoe dit minimumaandeel kan berekend worden, maximaal rekening houdend met de bestaande EPBrekenmethodes. In 2011 werd een stakeholderoverleg georganiseerd waarop de conclusies van deze studie samen met de situatie in enkele buurlanden werden gepresenteerd, de stakeholders werden bevraagd en hun visies en meningen werden geïnventariseerd. Op basis van de conclusies uit de beleidsvoorbereidende studie en het stakeholderoverleg, werd in 2012 een wijzigingsbesluit uitgewerkt om het minimumaandeel hernieuwbare energie in de energieprestatieregelgeving te verankeren. Dit besluit werd in september 2012 definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Er werd door het VEA een analyse gemaakt van de nodige aanpassingen in de EPB-software Vlaanderen. Tevens werd een communicatieplan opgesteld.
54
Planning 2013 Begin 2013 zullen de aanpassingen in de EPB-software Vlaanderen operationeel zijn voor het minimumaandeel hernieuwbare energie in de publieke gebouwen. De aangifteformulieren en het certificaat van kantoren en scholen worden aangepast. In 2013 zal de software-analyse vervolledigd worden voor de residentiële gebouwen en zal het besluit worden geïmplementeerd in de Altransoftware. De aangifteformulieren en het certificaat van woongebouwen zal aangepast worden. Daarnaast zal de communicatie naar het grote publiek worden opgestart, zodat deze nieuwe regelgeving tegen 2014 ten volle in werking zal kunnen treden. De piste die de aangifteplichtige toelaat te voldoen aan dit besluit door te participeren in een hernieuwbare energieproject binnen de provincie, zal worden uitgewerkt. Er moet ook een algemene haalbaarheidsstudie worden opgesteld voor gebouwen met een bruikbare vloeroppervlakte kleiner dan 1000m². 5.2.3.
Het VEA zal in overleg met de andere gewesten en de federale overheid een voorstel voor een kwalificatieregeling tot bewaking van de opleidingen voor installateurs kleinschalige hernieuwbare-energieinstallaties uitwerken
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van het ontwerp van beleidskader - Prestatienorm: Het ontwerp van beleidskader wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsnota implementatie beleidskader voor de certificatie van installateurs hernieuwbare energie
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid opvolgingsnota
Uiterlijk 31december 2013
Kader en stand van zaken De Europese richtlijn hernieuwbare energie (2009/28/EG) verplicht de lidstaten om tegen 31 december 2012 een kwaliteitsregeling uit te werken voor installateurs van kleinschalige energiesystemen. Meer bepaald gaat het om kleinschalige warmwater- en verwarmingsketels op biomassa, fotovoltaïsche en thermische systemen op zonne-energie en ondiepe geothermische systemen en warmtepompen. Voor de certificering van kleinschalige installateurs hernieuwbare energie werd in 2011 in samenwerking met de andere gewesten het algemeen kader uitgewerkt voor de kwalificatieregeling. De concrete invulling van de opleidingen ‘certificering installateurs hernieuwbare energie’ is in voorbereiding. In het eerste semester van 2012 heeft er regelmatig 55
overleg plaats gehad tussen de drie gewesten voor de realisatie en accreditatie van een platform met als voornaamste taken de evaluatie en erkenning van de lesgevers, vormings- en examencentra, de certificering en het opvolgen van de inhoud van de opleidingen. In de tweede helft van 2012 werd het plan van aanpak hierover gefinaliseerd. Eind 2012 werd het goedkeuringsproces voor het ontwerp van wijzigingsbesluit in verband met de aanpak van de certificering van installateurs opgestart. Het project Build Up Skills Belgium (financieel ondersteund door Intelligent Energy Europe), werd eind 2011 opgestart onder coördinatie van het FVB en het WTCB, met ondersteuning van het VEA. Doelstelling in een eerste fase is een roadmap te ontwikkelen naar 2020 voor opleidingen in de bouwsector, specifiek gericht naar energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. In de eerste helft van 2012 werd een nationale enquête uitgevoerd om de knelpunten in het huidige opleidingsaanbod vast te stellen. Op basis van deze enquête werden in de tweede helft van 2012 specifieke themawerkgroepen opgestart. Planning 2013 In 2013 moet de certificatieregeling voor installateurs hernieuwbare energie effectief worden geïmplementeerd. De roadmap voor opleidingen in de bouwsector naar 2020, specifiek naar hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, wordt via het project Build Up Skills gefinaliseerd. Mogelijks wordt er door Intelligent Energy Europe een vervolg gefinancierd voor de concretisering van deze roadmap. Er zal dan een nieuw projectdossier worden ingediend. Budget 2013 Ondersteuning implementatie certificatieregeling van installateurs hernieuwbare energie (90.000 euro) 5.2.4.
Het VEA wil het Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020 mee uitvoeren, monitoren en indien nodig aanvullende initiatieven voorstellen om te voldoen aan de tussentijdse doelstellingen van richtlijn 2009/28/EG
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van voortgangsrapport - Prestatienorm: Het eerste voortgangsrapport wordt uiterlijk op 31 juli 2011 aan de minister bezorgd. Het tweede voortgangsrapport wordt uiterlijk op 31 december 2012 aan de minister bezorgd. Het derde voortgangsrapport wordt uiterlijk op 31 december 2014 aan de minister bezorgd.
56
De concrete actiepunten die het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsnota implementatie steunregeling groene warmte
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid opvolgingsnota
Uiterlijk 31 december 2013
Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak van geactualiseerd Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020/2050
Prestatie-indicator
Prestatienorm
Beschikbaarheid van ontwerp van geactualiseerd Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020/2050
Uiterlijk drie maanden na politiek akkoord over lastenverdeling 13%-doelstelling tussen gewesten en federale overheid
Kader en stand van zaken Het implementeren van de bepalingen van de Europese richtlijn inzake hernieuwbare energie voor wat betreft de gewestelijke energiebevoegdheden is een sleutelproject in uitvoering van het Regeerakkoord en ViA, doorbraak Groen en dynamisch stedengewest. Volgens de nieuwe richtlijn hernieuwbare energie van 23 april 2009 moest België tegen 30 juni 2010 een nationaal actieplan aan de Europese Commissie voorleggen waarin wordt aangetoond hoe België tegen 2020 de doelstelling van 13% hernieuwbare energie in het finaal energiegebruik gaat bereiken en hoe de andere bepalingen uit de richtlijn zullen worden omgezet. De ENOVER-werkgroep ‘hernieuwbare energie’ startte eind 2009 met de uitwerking van het nationaal actieplan. Als gevolg van de val van de federale regering liepen de gesprekken inzake de intra-Belgische lastenverdeling van de 13%-doelstelling grote vertraging op. Het nationaal actieplan bevat een beschrijving van het bestaande beleid van de gewesten en de federale overheid, en de grote lijnen van nieuwe beleidsinitiatieven. De kwantitatieve inschattingen zijn onverdeelde nationale cijfers. Het is uiteindelijk op 30 november 2010 voorgelegd aan de Europese Commissie. Het eerste voortgangsrapport van het nationaal actieplan hernieuwbare energie werd in april 2012 aan de Europese Commissie bezorgd. De onderhandelingen over de intra-Belgische lastenverdeling van de hernieuwbare energiedoelstelling 2020 zijn opgestart. Hieruit zal een Vlaamse doelstelling voortvloeien. De juridische omzetting van de richtlijn hernieuwbare energie van 23 april 2009 werd door de VREG voorbereid. Het betreffende wijzigingsdecreet werd op 8 juli 2011 bekrachtigd en afgekondigd. Het betreft voornamelijk aanpassingen aan de regelgeving inzake de geldigheidsduur van garanties van oorsprong en het invoeren van duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen. 57
In het kader van het actieplan groene warmte is door de Vlaamse Regering een ondersteuningsmechanisme voor grote installaties voor groenewarmteproductie voor de tweede keer principieel goedgekeurd op 28 oktober 2011. Om de realisatie van de doelstelling inzake hernieuwbare energie mogelijk te maken, is een sterke groei van groene warmte uit biomassa nodig. Het actieplan voorziet ondermeer een steunmechanisme voor grote industriële installaties voor groenewarmteproductie uit biomassa en restwarmterecuperatie. Via een call zullen bedrijven met een project van meer dan 1 MW een aanvraag kunnen indienen. Projecten die met de minste steun kunnen worden gerealiseerd, zullen eerst worden gerangschikt, tot het beschikbare budget is uitgeput. Op die manier wordt een maximale groenewarmteproductie gerealiseerd tegen de laagste kost. De geselecteerde projecten zullen van de elektriciteitsdistributienetbeheerder tien jaar lang een vast bedrag per geproduceerde hoeveelheid warmte krijgen. Het nationaal actieplan is niet bindend. Zowel de erin opgenomen doelstellingen voor groene warmte, groene stroom en hernieuwbare energie in transport, als de verdeling over de verschillende technologieën en de beschreven maatregelen zijn eerder indicatief en kunnen de komende jaren nog gewijzigd of aangevuld worden, gezien het plan loopt tot 2020. De globale 13%-doelstelling tegen 2020 is wel bindend. Daarnaast zijn ook tussentijdse indicatieve doelstellingen vastgelegd. Indien deze tussentijdse doelstellingen niet worden bereikt, moet een aangepast actieplan worden voorgelegd waarin de lidstaat bijkomende maatregelen voorstelt om alsnog de verdere (tussentijdse) doelstellingen te bereiken. Planning 2013 Om de Vlaamse doelstelling hernieuwbare energie tegen 2020 te kunnen realiseren, zal een Vlaams actieplan hernieuwbare energie worden gefinaliseerd en aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd. Het actieplan zal o.a. ook rekening houden met de resultaten van de backcastingstudie 2050, die verschillende scenario’s heeft onderzocht om de energievraag volledig met hernieuwbare energie te kunnen dekken. Vervolgens zal een geactualiseerde versie van het nationaal actieplan aan de Europese Commissie worden bezorgd. Het VEA zal in 2013 de concrete implementatie van het ondersteuningssysteem voor grootschalige investeringen in groene warmte mee voorbereiden en monitoren. Budget 2013 Uitbetaling compenserende vergoedingen aan de distributienetbeheerders voor hun actieverplichtingen tot toekenning van exploitatiesteun in het kader van de ondersteuningsregeling voor grootschalige groenewarmteprojecten (6.716.000 euro).
58
5.2.5.
Het VEA voert doorlopend overleg en monitort de ontwikkeling van technieken en omgevingsvoorwaarden om aan de minister regelmatig een evaluatie van de onrendabele toppen inzake hernieuwbare energie en WKK te kunnen voorleggen
Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van de evaluatie Prestatienorm: Het eerste evaluatierapport wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Het tweede evaluatierapport wordt uiterlijk op 31 juli 2015 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Rapporten in kader van nieuw beleidskader voor de ondersteuning van milieuvriendelijke energieproductie (groene stroom en WKK)
Prestatie-indicator Beschikbaarheid rapporten minister
voor
Prestatienorm Uiterlijk op 30 juli 2013 en 31 december 2013
Kader en stand van zaken Uit de sterke toename van de groenestroom- en WKK-productie de afgelopen jaren, mag worden geconcludeerd dat het Vlaamse steunsysteem de belangrijke verdienste heeft gehad dat het een stabiel en voldoende aantrekkelijk investeringsklimaat heeft gecreëerd. Het systeem kende echter een dermate succes dat er ontsporing dreigde. Na een grondige evaluatie op basis van studiewerk en intens overleg met de betrokken sectoren en stakeholders werd op zoek gegaan naar verbetermogelijkheden om een verdere optimalisering te realiseren, de maatschappelijke kost op korte en lange termijn te beheersen en om tevens te kunnen inspelen op gewijzigde omstandigheden en inzichten. Op 6 juli 2012 keurde het Vlaams Parlement de hervorming van de steunmechanismen voor milieuvriendelijke energie goed. Deze wijziging heeft tot doel: - meer groenestroomproductie te realiseren in Vlaanderen; - de kostprijs per opgewerkte groene stroom fors in te perken; - de investeerders in groene energie maximale zekerheid te bieden - de kosten van het steunmechanisme correct te spreiden over alle verbruikers. Vlaanderen trekt haar doelstelling voor groene stroom met deze hervorming op van 13% naar 20,5% voor 2020. Om de kostprijs van het steunsysteem beter te beheersen en op te volgen, wordt de steun voor groene stroom afgestemd op het juiste niveau door het toe te kennen aantal certificaten hierop af te stemmen. Tevens wordt de ondersteuning afgestemd op de afschrijvingsperiode van een installatie. Het VEA zal het ganse ondersteuningssysteem permanent evalueren en er komt een permanente afstemming op de reële nood. Voor de investeerders in groene stroom wordt door het optrekken van de doelstellingen voor Vlaanderen, gekoppeld aan een juist steunniveau in functie van de technologie, een grotere zekerheid gecreëerd. Tot slot zorgt een verbeterde spreiding van de kosten van het 59
steunmechanisme over alle gebruikers voor minder druk op gezinnen en kleine KMO’s en wordt tevens rekening gehouden met de internationale concurrentiepositie van onze grote bedrijven waar de energiefactuur een belangrijk element in deze concurrentiepositie is. Dit evenwel in functie van hun bijdrage tot energie-efficiëntie. Op 21 december 2012 is een wijziging van het Energiebesluit goedgekeurd die verder uitvoering geeft aan deze hervorming. Zo zijn onder meer de te ondersteunen projectcategorieën vastgesteld en de procedures, de berekeningsmethodiek en de verschillende noodzakelijke parameters voor het bepalen van het steunniveau. Ook de taken van het VEA zijn met dit besluit verder geconcretiseerd. Op 21 december 2012 heeft het VEA haar eerste rapport aangaande de berekening van de onrendabele toppen in kader van de nieuwe steunregeling aan de stakeholders voor feedback voorgelegd. Planning 2013 Het vernieuwde steunmechanisme voor groene stroom in Vlaanderen wordt in 2013 van kracht. De in het besluit vastgelegde modaliteiten voor dit nieuwe ondersteuningskader zullen in 2013 operationeel worden gemaakt. Midden 2013, respectievelijk eind 2013 worden de onrendabele toppen en bijhorende bandingsfactoren berekend. De ontwerprapporten worden eerst voorgelegd aan de stakeholders. Tevens zal een evaluatie van de quota- en productiedoelstellingen worden opgemaakt ter evaluatie en monitoring van het systeem. Daaraan verbonden zal een bruto binnenlandse groenestroomproductie worden vooropgesteld met indicatieve subdoelstellingen per hernieuwbare energiebron. 5.2.6.
Het VEA zal de realisatie van de doelstellingen voor warmtekrachtkoppeling in het Vlaamse Gewest monitoren en indien nodig aanvullende initiatieven voorstellen
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van WKK-rapport - Prestatienorm: Het eerste WKK-rapport wordt uiterlijk op 31 juli 2011 aan de minister bezorgd. Het tweede WKK-rapport wordt uiterlijk op 31 december 2013 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak conceptnota voor Warmteplan Vlaanderen
Prestatie-indicator Beschikbaarheid conceptnota
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2013
60
Kader en stand van zaken Om de investeringen in WKK voor ondernemingen aantrekkelijker te maken, heeft de Vlaamse Regering een financiële ondersteuningsregeling ingevoerd via het systeem van warmtekrachtcertificaten. Dit ondersteuningssysteem werd in 2012 bijgestuurd (zie 5.2.5). Planning 2013 De nieuwe Europese richtlijn over energie-efficiëntie voorziet dat de lidstaten een Warmteplan moeten opstellen om o.a. het potentieel aan kwalitatieve WKK vast te stellen. Het VEA zal in 2013verder werk maken van de conceptuele uitwerking van een Vlaams Warmteplan. 5.2.7.
Het VEA zal voor de gewestelijke energiebevoegdheden de vereiste input leveren om te voldoen aan de evaluatieen rapporteringsverplichtingen voorgeschreven door de Europese richtlijnen inzake hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling
- Prestatie-indicator: Aantal binnen de wettelijke termijnen uitgevoerde verplichtingen in verhouding tot het totaal aantal verplichtingen - Prestatienorm: 100% Kader en stand van zaken Eind 2011 werd het WKK-rapport aan de Europese Commissie bezorgd Het eerste voortgangsrapport van het nationaal actieplan hernieuwbare energie werd in april 2012 aan de Europese Commissie bezorgd. Planning 2013 Tegen eind april 2013 moet er een beknopte WKK-rapportering aan de Europese Commissie worden bezorgd in het kader van de nieuwe richtlijn energie-efficiëntie (zie 5.1.1). Betreffende de rapportering voor hernieuwbare energie in 2013 zal moeten worden nagegaan of de eerste interim-doelstelling van de richtlijn door België gerealiseerd wordt. Indien niet, zal een nieuw Belgisch actieplan moeten worden ingediend.
5.2.8.
Het VEA zal de werkprogramma’s monitoren van de vzw’s met een werkingssubsidie (Cogen, ODE, Biogas-E, Quest)
- Prestatie-indicator:Beschikbaarheid van de adviezen over de ingediende werkprogramma’s voor het jaar N+1 - Prestatienorm: Adviezen worden binnen 20 werkdagen na ontvangst van de werkprogramma’s via de Inspectie van Financiën, naar de minister gestuurd.
61
Kader en stand van zaken Verschillende verenigingen vormen het contactpunt voor overleg met de sectoren, ondersteunen de realisatie van de Vlaamse beleidsdoelstellingen inzake milieuvriendelijke energieproductie en worden hiervoor structureel ondersteund met een werkingssubsidie: - ODE Vlaanderen (hernieuwbare energie). - Cogen Vlaanderen (warmtekrachtkoppeling). - Biogas-E (vergisting). - Quest (kwaliteitscentrum). Het VEA legt de prioriteiten vast in de jaarlijkse werkprogramma’s en volgt de werkzaamheden van deze vzw’s op via stuurgroepen, de overlegplatformen en bilaterale vergaderingen. Budget 2013 Werkingssubsidie ODE (90.000 euro) Werkingssubsidie Cogen (134.000 euro) Werkingssubsidie Biogas-E (90.000 euro) 5.2.9.
Het VEA zal de werkzaamheden van de Interdepartementale Windwerkgroep organiseren en coördineren tot implementatie van de omzendbrief windenergie
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van adviezen Windwerkgroep in verhouding tot het aantal gevraagde adviezen - Prestatienorm: 100% Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak opvolgingsnota uitvoering conceptnota Vlaamse Regering inzake versterking van de interdepartementale windwerkgroep
Prestatie-indicator Beschikbaarheid opvolgingsnota
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2013
Kader en stand van zaken In Vlaanderen waren eind 201 2231 windturbines operationeel, samen geïnstalleerd vermogen van 417,6 MW. Vlaanderen heeft een potentieel windenergie tegen 2020. De praktijkervaring binnen de Interdepartementale geeft aan dat ondanks de positieve beoordeling de effectieve windturbineprojecten achterblijft voornamelijk in de havengebieden.
goed voor een van 1064 MW Windwerkgroep realisatie van
De Vlaamse Regering besliste daarom in juli 2011 enerzijds de werking van de Windwerkgroep verder te versterken door: het verder uitbreiden van de betrokken administraties in de adviesverlening; 62
het opnemen in secundaire orde van een aantal beoordelingsaspecten die een breed gedragen ontwikkeling van windturbines moet bevorderen. Daarnaast werd aan de Windwerkgroep de opdracht gegeven de in het verleden positief geadviseerde maar nog niet gerealiseerde projecten te gaan herevalueren en een faciliterend advies uit te brengen. Parallel dient de Windwerkgroep voor wat de havengebieden betreft, het potentieel te inventariseren en na te gaan op welke vlakken de Vlaamse overheid faciliterend kan optreden. Planning 2013 Het VEA zal als voorzitter van de Interdepartementale Windwerkgroep de uitvoering van het plan van aanpak voor de verschillende deelopdrachten uit de conceptnota van de Vlaamse Regering verder coördineren. Binnen de opdracht rond het faciliteren bij positief beoordeelde maar niet gerealiseerde projecten zal de Windwerkgroep: - de vergunningsstatus van deze projecten nagaan; - een analyse opmaken van de mogelijke knelpunten binnen de beide vergunningsprocedures; - een facilitatienota opmaken. Binnen de opdracht rond het inventariseren en faciliteren van windenergie in de havengebieden zal de Windwerkgroep: - een inventaris opmaken van de potentiëlen en de knelpunten per havengebied; - een facilitatienota per havengebied opstellen.
5.2.10. Het VEA zal de subsidieaanvragen beoordelen in het kader van de demonstratieprojecten bij openbare besturen en vzw’s (micro-WKK en warmtepompen) - Prestatie-indicator: Aantal behandelde aanvragen binnen de beoordelingstermijn van maximaal 2 maanden na het afsluiten van de call in verhouding tot het aantal ingediende aanvragen - Prestatienorm: 100% Kader en stand van zaken Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 (geïntegreerd in artikel 7.2.1 en verder van het Energiebesluit van 19 november 2010) voorziet in de toekenning van een subsidie voor de plaatsing van micro-WKK’s en warmtepompen door niet-commerciële instellingen en publiekrechterlijke rechtspersonen. Voor deze subsidieregeling werd voor 2009 en 2010 telkens een budget van maximum 200.000 euro per kalenderjaar voorzien, toegekend via een call-systeem met halfjaarlijkse oproepen. 63
Deze steun diende als demonstratiefase om, in combinatie met een sensibiliserings- en informatiecampagne, de bekendheid van beide technieken te verbeteren. De evaluatie die na de call van medio 2010 werd gemaakt, toonde aan dat dit programma een groot succes was en zijn doelstellingen ruimschoots heeft ingevuld. De totaal aangevraagde steun in 2010 overtrof het voorziene budget. In totaal werden 21 projecten goedgekeurd, waaronder 5 micro-WKK’s en 16 warmtepompen. Eind 2010 werd beslist deze subsidieregeling op te schorten.
5.2.11. Het VEA zal een marktintroductieplan voor micro-WKK-installaties voorbereiden - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van het marktintroductieplan - Prestatienorm: Marktintroductieplan wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsnota inzake de uitvoering van het actieplan microWKK
Prestatie-indicator Beschikbaarheid opvolgingsnota
Prestatienorm Uiterlijk 31 oktober 2013
Kader en stand van zaken Het VEA stelde in 2011 een opportuniteitstoets op inzake de uitwerking van een Vlaams marktintroductieplan voor micro-WKK. De toets concludeerde dat het momenteel nog niet aangewezen is om onmiddellijk te kiezen voor grootschalige marktintroductie maar in eerste instantie de ondersteuning te beperken tot niet-woongebouwen en initiatieven te nemen die de verbreding van de volledige markt (woongebouwen en niet-woongebouwen) ondersteunen. Het VEA en de VREG (die laatste voor het onderdeel aansluitingsaspecten) hebben hiervoor eind 2011 concrete acties voorgesteld. In navolging van de opportuniteitstoets inzake een Vlaams marktintroductieplan voor micro-WKK, werd in 2012 extra ingezet op kennisverspreiding omtrent micro-WKK. Daarnaast werd opdracht gegeven tot de ontwikkeling van een snelle-screening-tool voor micro-WKK en werd voorzien in de monitoring van een aantal huishoudelijke micro-WKK’s. Planning 2013 Een gedegen opvolging en evaluatie van bestaande en nieuwe projecten moet toestaan met het beleid in te blijven spelen op de noden en opportuniteiten van deze markt. Budget 2013 Demonstratieprojecten (200.000 euro) 64
5.3. Het VEA wil de Vlaamse beleidsmaatregelen ter bestrijding van energiearmoede kwaliteitsvol en efficiënt implementeren en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs - Effectindicator: Evolutie energiebesparende investeringen in woningen van kansarmen - Streefnorm: Toename van jaarlijks gemiddeld aantal energiebesparende investeringen in woningen van kansarmen over 2011-2014 in vergelijking tot 2010 5.3.1.
Het VEA zal een voorstel uitwerken voor de financiële ondersteuning van sociale dakisolatieprojecten
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van voorstel - Prestatienorm: Het voorstel wordt uiterlijk op 31 december 2011 aan de minister bezorgd. Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opvolgingsrapport inzake implementatie van sociale dakisolatieprojecten als REG-ODV
Prestatie-indicator Beschikbaarheid opvolgingsrapport
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2013
Kader en stand van zaken Ondanks de beschikbaarheid van premiestelsels en fiscale voordelen hinkt de Vlaamse huurmarkt serieus achterop op vlak van energetische renovatie van woningen. Een recente studie van het Steunpunt Ruimte en Wonen heeft nog aangegeven dat de isolatie-index van private woningen gemiddeld veel lager ligt dan eigendomswoningen en sociale huurwoningen. Het Regeerakkoord stelt: “Ook kansarmen moeten kunnen genieten van kostprijsverlagende aanbiedingen. We brengen van overheidswege zelf energiebesparingsinvesteringen aan bij kansarme gezinnen.”. Sinds half 2009 werden vanuit de praktijk en onder impuls van het VEA verschillende initiatieven uitgewerkt om op de huurmarkt via collectieve methodieken die bestaande drempels neutraliseren, toch resultaten te boeken. Op 23 september 2011 keurde de Vlaamse Regering de nieuwe regeling voor de openbaredienstverplichting met betrekking tot het rationeel energiegebruik definitief goed. Die legt de netbeheerders de actieverplichting op om vanaf 2012 de planning en de uitvoering van dak- of zoldervloerisolatie in private huurwoningen structureel te ondersteunen bij welomschreven categorieën van kwetsbare huurders. Voor deze sociale projecten wordt beroep gedaan op projectpromotoren die per projectwoning kunnen rekenen op een tussenkomst bij de netbeheerder van 23 euro per m² geplaatste dak- of zoldervloerisolatie. De steun wordt niet in de energiefactuur van de consument doorgerekend, maar wordt vanuit de Vlaamse begroting vergoed aan de netbeheerder. Op de energiebegroting van 2012 werd hiervoor een budget uitgetrokken van 6 miljoen euro. Nadat 65
begin 2012 de richtlijnen en de aanvraagprocedure op punt werden gesteld, begonnen een aantal projectpromotoren aan de voorbereiding van de eerste werven. Er werd vastgesteld dat de projecten een lange doorlooptijd hebben. Om de maatregel bekend te maken bij huurders, eigenaars en doorverwijzers werd een campagne opgezet. Naast de brede verspreiding van een beknopte folder in juli, volgden in het najaar nog uitgebreide infopakketten en vormingen voor doorverwijzers. In juli 2012 besliste de Vlaamse Regering om de doelgroep uit te breiden. Eind 2012 waren zowat 130 aanvragen ingediend en 475 dossiers in voorbereiding. Planning 2013 Naast continue inspanningen op vlak van sensibilisering, zal het VEA samen met de netbeheerders en andere actoren zoeken naar manieren om de in aanmerking komende doelgroep gerichter te bereiken met als doel de benutting van de maatregel te maximaliseren. Budget 2013 Uitbetaling van compenserende vergoedingen aan de netbeheerders actieverplichtingen inzake de sociale dakisolatieprojecten (6 miljoen euro).
5.3.2.
voor
hun
Het VEA zal regelmatig een evaluatie voorleggen aan de minister over de sociale openbaredienstverplichtingenvan de distributienetbeheerders
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van de evaluatie - Prestatienorm: De eerste evaluatie wordt uiterlijk op 30 september 2011 aan de minister bezorgd. De tweede evaluatie wordt uiterlijk op 31 december 2014 aan de minister bezorgd Kader en stand van zaken Het verbeteren van de effectiviteit en efficiëntie van de bestaande sociale openbaredienstverplichtingen is een sleutelproject in uitvoering van het Regeerakkoord en ViA, doorbraak Groen en dynamisch stedengewest. De onderliggende projecten interageren ook met de doorbraak Warme samenleving. Zoals bepaald in het regeerakkoord evalueerden het VEA en de VREG in 2011 de effectiviteit en de efficiëntie van de bestaande sociale openbaredienstverplichtingen. Deze evaluatie leidde eind september 2011 tot een studienota met aanbevelingen voor onder meer de dienstverlening van de leveranciers, het gebruik van de budgetmeter, de vaak moeizame terugkeer van gedropte klanten naar de commerciële markt, het statuut beschermde afnemers, de werking van de lokale adviescommissie en het afsluiten van energie. Na de publicatie van dit rapport werden vanaf november 2011 heel wat uitvoerende en belanghebbende partners verder geconsulteerd rond de concretisering van de aanbevelingen die de minister wenst te vertalen in de regelgeving. Op 9 december 2011 keurde de Vlaamse Regering een trajectvoorstel goed voor de uitwerking van de aanbevelingen die voortvloeiden uit de evaluatie van de sociale openbaredienstverplichtingen die het VEA en de VREG in 2011 uitvoerden. 66
Gesterkt door de vaststelling dat Vlaanderen een verregaande sociale bescherming van de energiegebruiker uitbouwde, werden de aanbevelingen in het voorjaar van 2012 vertaald in maatregelen die de bescherming nog verruimen en inzetten op het vermijden van de opbouw van energieschulden. De maatregelen focussen op de volgende doelstellingen: - het verbeteren van de dienstverlening van leveranciers; - het faciliteren van de terugkeer van klanten die de netbeheerder belevert naar de voordeligere commerciële markt; - het maximaal vermijden van de afsluiting van de toevoer van elektriciteit en aardgas; - het optimaliseren van de sociale statistieken. Eén van de speerpunten is het wettelijk vastleggen dat een leverancier een huishoudelijke afnemer slechts mag weigeren op basis van een beperkt aantal weigeringsgronden. Verder zullen klanten wiens leveringscontract door de leverancier wordt opgezegd, zowel door hun leverancier als door de netbeheerder proactief worden gesensibiliseerd om zo snel mogelijk een nieuwe leverancier te vinden op de commerciële markt, gezien ze daar een stuk voordeliger af zijn. De klanten die door de netbeheerder worden beleverd en schuldenvrij zijn, zullen op basis van een leveranciersvergelijking op maat worden gestimuleerd om terug te keren naar de commerciële markt. De informatiestromen tussen de netbeheerders en de OCMW’s worden geoptimaliseerd om afsluitingen zoveel als mogelijk te vermijden. Voorts wordt bepaald dat klanten die onterecht worden afgesloten, binnen de 24 uur na de vaststelling terug aangesloten moeten worden. Het wijzigingsbesluit werd op 7 september 2012 definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Planning 2013 Het vernieuwde beleidskader zal door het VEA in samenspraak met de uitvoerende actoren zo snel mogelijk worden geïmplementeerd. Zoals voorzien, worden voor een beperkt aantal aanbevelingen uit de evaluatie die wat meer onderzoek en afstemming vereisen, trajecten opgezet om in 2013 bijkomende maatregelen uit te werken.
5.3.3.
Het VEA zal de waarborgaanvragen beoordelen voor FRGE-leningen aan lokale entiteiten
- Prestatie-indicator: Aantal volledige aanvragen beoordeeld binnen een termijn van maximaal 30 werkdagen in verhouding tot het totaal ingediende aanvragen - Prestatienorm: 100%. Kader en stand van zaken Met toepassing van artikel 99 van het Programmadecreet 2010 kan de Vlaamse Regering haar waarborg verlenen voor de leningen die door het FRGE aan de Lokale Entiteiten worden toegekend. Volgens paragraaf 2 van dat artikel bepaalt de Vlaamse Regering de voorwaarden waaronder de waarborg kan worden toegekend en uitgekeerd. 67
Op 10 september 2010 heeft de Vlaamse Regering haar definitieve goedkeuring gehecht aan een ontwerp van besluit waarmee deze voorwaarden worden vastgelegd. Aangezien het Fonds zelf, onder bepaalde voorwaarden, 5% wanbetaling kan toestaan, wordt de waarborg beperkt tot maximaal 95% van het uitstaande kapitaal en verschuldigde interesten. De waarborg kan alleen worden ingeroepen nadat het bewijs is geleverd dat alle andere zakelijke en persoonlijke zekerheden, bedongen door de Lokale Entiteit ten aanzien van de particulier, zijn uitgewonnen. De waarborg dekt geen accessoire kosten van aanmaningen, invorderingskosten, noch gerechtskosten. Evenmin kan de waarborg worden uitbetaald voor leningen die werden toegekend voor de financiering van fotovoltaïsche zonnepanelen. Het FRGE diende sinds januari 2011 voor 23 Lokale Entiteiten een aanvraag voor gewestwaarborg in. De helft van deze Lokale Entiteiten werd opgericht na het in werking treden van het waarborgbesluit van 10 september 2011. In totaal werden waarborgen toegekend voor een bedrag van bijna 88 miljoen euro. Eind 2012 had het VEA nog geen enkele vraag om uitwinning van de waarborg ontvangen. De Lokale Entiteiten bereiken nu ruim driekwart van de Vlaamse bevolking. In het kader van het institutioneel akkoord over de zesde staatshervorming is overeengekomen dat het FRGE zal worden geregionaliseerd. Het VEA maakte een visienota op aangaande de inkadering van het FRGE in het Vlaams energiebeleid na de regionalisering van het Fonds. In dit kader werd in het voorjaar van 2012 een eerste stakeholderoverleg met alle Lokale Entiteiten georganiseerd, in samenwerking met de VVSG. Ook alle Vlaamse gemeenten waar momenteel (nog) geen Lokale Entiteit actief is, werden uitgenodigd. Het overleg had tot doel om het overleg en de samenwerking tussen de Lokale Entiteiten te versterken alsook gemeenten zonder Lokale Entiteit een duidelijk beeld te geven van de praktische aspecten van het opzetten van een Lokale Entiteit. Er werd ook ingegaan op enkele werkpunten die in het kader van de regionalisering anders zouden kunnen worden aangepakt. De Vlaamse Regering besliste op 2 maart 2012 om een rentesubsidie toe te kennen voor de leningen die door het Fonds ter reductie van de globale energiekost aan de Lokale Entiteiten worden toegekend en die als doel hebben om leningen toe te staan van Lokale Entiteiten aan de natuurlijke personen die behoren tot de doelgroep, vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 juni 2006 houdende de definitie van de doelgroep van de meest behoeftigen van het Fonds ter reductie van de globale energiekost. De rentesubsidie wordt trimestrieel aan het Fonds ter reductie van de globale energiekost betaald, na het voorleggen van een schuldvordering aan het VEA, dat nagaat of aan alle bepalingen van deze afdeling is voldaan. Het VEA ontving in 2012 voor een totaal bedrag van 2457,11 euro schuldvorderingen van het FRGE. Met het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 werden evenwel niet alle meest behoeftigen bereikt. In theorie kunnen ook huurders een lening bij het FRGE aangaan, maar de praktijk leert dat dit niet evident is, omdat een huurder geen zekerheid heeft dat zijn investering nog binnen de huurtermijn zal renderen. Omgekeerd is een eigenaar niet geneigd energiebesparende investeringen te financieren, waarvan hij de vruchten niet kan plukken via het verminderd energieverbruik. Dit noemt men het split-incentive probleem. In het besluit van de Vlaamse Regering 7 september 2012 wordt daarom vastgelegd om naast de bestaande rentesubsidie, ook een rentesubsidie te verlenen op de leningen die door het FRGE worden 68
toegestaan aan private personen, die weliswaar niet zelf tot de doelgroep behoren, maar die via een Sociaal Verhuurkantoor een of meer woningen waarvan ze eigenaar zijn, verhuren aan personen die wel tot de doelgroep behoren. Op deze manier wordt opnieuw tegemoet gekomen aan het split incentive probleem. Planning 2013 De waarborgregeling is operationeel. Er zijn in 2013 geen bijkomende maatregelen nodig. De dossierbehandeling gaat door en naar verwachting zal in 2013 ongeveer 90% van de Vlaamse bevolking kunnen worden bereikt. Ook de behandeling van schuldvorderingen in het kader van de rentesubsidie is operationeel en de dossierbehandeling wordt verder gezet in 2013.
Budget 2013 Waarborg voor FRGE-leningen (200.000 euro)
5.3.4.
Het VEA zal meewerken aan de evaluatie van de maatregel inzake de toekenning van een jaarlijkse hoeveelheid gratis elektriciteit
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van de evaluatie - Prestatienorm: De evaluatie wordt uiterlijk op 30 september 2011 aan de minister bezorgd. Kader en stand van zaken In Vlaanderen heeft elke huishoudelijke afnemer sinds 2003 recht op een gratis hoeveelheid elektriciteit (‘gratis kWh’) per jaar. Een gezin krijgt een vaste minimumhoeveelheid van 100 kWh per gezin, plus 100 kWh per gezinslid dat in de woning gedomicilieerd is. De elektriciteitsleverancier moet deze gratis kWh geven onder de vorm van een korting op de eerste eindafrekening. De leverancier factureert de toegekende bedragen aan de netbeheerder. Het regeerakkoord stelt: “De Vlaamse Regering optimaliseert het systeem van de gratis kWh in functie van een effectieve en efficiënte ondersteuning van sociaal zwakkeren en met het oog op het zorgen voor een betere sociale bescherming”. Op 11 juni 2012 werd het rapport over de in 2011 door het VEA en de VREG uitgevoerde evaluatie van de gratis kilowattuur gepubliceerd. Overtuigd van de meerwaarde van deze herverdelende maatregel, wordt er voor geopteerd het huidige mechanisme van toekenning te perfectioneren, zodat geen enkel Vlaams gezin het voordeel misloopt. Planning 2013 Op basis van het evaluatierapport en na overleg met de netbeheerders en belanghebbenden, zal door het VEA een voorstel worden uitgewerkt om het systeem van de gratis kilowattuur te optimaliseren met het oog op het maximaliseren van de bescherming van de sociaal 69
zwakkeren. Overleg met de netbeheerders hierover is opgestart en focust onder meer op het invoeren van een rechtzettingstermijn na fouten in de toekenning en het efficiënter benutten van domiciliegegevens.
5.4. Het VEA wil via gerichte communicatieacties de actiebereidheid bij de bevolking, bedrijven en organisaties inzake het rationeel energiegebruik en de milieuvriendelijke energieproductie verhogen Effectindicator: Evolutie van percentage huishoudens en bedrijven dat concrete plannen heeft om te investeren in rationeel energiegebruik en milieuvriendelijke energieproductie Streefnorm: Toename van percentage 5.4.1.
Het VEA wil een proefproject opzetten op basis waarvan een stappenplan kan worden opgesteld om lokale energieloketten uit te bouwen
- Prestatie-indicator: Aantal opgestarte voorbeeldprojecten voor energieloketten - Prestatienorm: Uiterlijk op 31 december 2011 zijn 2 voorbeeldloketten operationeel - Prestatie-indicator: Beschikbaarheid stappenplan voor uitbouw van lokale energieloketten - Prestatienorm: Het stappenplan wordt uiterlijk op 31 december 2013 aan de minister bezorgd Kader en stand van zaken Het VEA heeft begin 2010 een studie aanbesteed ter voorbereiding van de opzet van een aantal voorbeeldenergieloketten. Deze studie werd eind juni 2010 opgestart vanuit het oogpunt dat deze proefprojecten informatie zouden verschaffen over de wenselijke verdere aanpak en een stappenplan inzake de uitbouw van lokale energieloketten in Vlaanderen. Eind december werd de studie afgerond. Eind 2010 werd door de Vlaamse Regering een oproep gelanceerd om lokale overheden of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden opnieuw te laten deelnemen aan lokale woonbeleidsinitiatieven. Eén van de acties die wordt voorgesteld, is de uitbating van een lokaal woonloket waar allerlei informatiemateriaal in verband met wonen aan de burger ter beschikking wordt gesteld. De thema’s rationeel energiegebruik en duurzaam en energiezuinig bouwen en verbouwen kunnen hierin een belangrijke plaats krijgen. In oktober 2011 werd een 5-tal nieuwe lokale initiatieven goedgekeurd. In het kader van het één-loket-principe wordt er voor geopteerd geen afzonderlijke energieloketten op te zetten maar aansluiting te zoeken met de woonloketten. De resultaten van de VEA-studie zijn ter beschikking gesteld van de lokale besturen om het energiethema maximaal in hun projectvoorstellen voor lokale woonbeleidsinitiatieven te kunnen integreren.
70
Er zullen dus door het VEA geen voorbeeldprojecten worden opgestart. Evenmin zal een stappenplan worden uitgewerkt. 5.4.2.
Het VEA zal een gestructureerd informatie- en kennissysteem exploiteren voor het managen en beantwoorden van de algemene informatievragen die binnenkomen op
[email protected]
- Prestatie-indicator: Antwoordtermijn - Prestatienorm: Minstens 90% van de algemene informatievragen is kwalitatief beantwoord binnen vijf werkdagen Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Gunning externe ondersteuning vraagbehandeling met softwaretool
Prestatie-indicator Datum van gunningsbeslissing
Prestatienorm Uiterlijk 31 mei 2013
Kader en stand van zaken De toegenomen aandacht voor de energieproblematiek, de communicatie- en sensibiliseringsacties en de vele beleidsinitiatieven, leiden tot vragen voor informatie en nadere toelichting. Het VEA-secretariaat ontvangt op
[email protected] dagelijks gemiddeld 150 algemene informatievragen (totaal 2012: 20.937 afgesloten vragen) en ongeveer 80 à 100 telefonische oproepen. In drukke perioden (campagnegolf, Batibouw, berichtgeving in de media, …) registreren we pieken van meer dan 300 algemene informatievragen per dag. Het Vlaams Energieagentschap engageert zich om de algemene informatievragen van het publiek zo snel en zo goed mogelijk te beantwoorden. In 2008 werd een nieuwe softwaretool in gebruik genomen om de efficiënte afhandeling van de per mail gestelde vragen nog te optimaliseren. In 2008 werd gemiddeld 90% van de informatievragen binnen de 5 werkdagen beantwoord. In 2009 en 2010 was dit percentage gedaald tot gemiddeld 88%. In 2011 en 2012 is met respectievelijk 93 en 94% de vooropgestelde prestatienorm ruim gehaald. Planning 2013 Doelstelling is om in 2013 opnieuw het percentage van 94% te behalen. De overeenkomst met het extern dienstverleningsbedrijf dat de software en ondersteuning levert aan het VEA in het kader van bovenvermelde informatie- en kennissysteem, loopt ten einde midden 2013. Het VEA schrijft in 2013 een nieuwe aanbesteding uit.
71
Budget 2013 Externe ondersteuning vraagbehandeling met softwaretool (40.000 euro)
5.4.3.
Het VEA zal externe sensibiliserings- en communicatieacties voeren inzake het energieverbruik en milieuvriendelijke energieproductie (via beurzen en de media)
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van communicatieplan voor het jaar N+1 - Prestatienorm: Het communicatieplan wordt jaarlijks uiterlijk op de Directieraad van december goedgekeurd en aan de minister overgemaakt Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Tussentijdse evaluatie van het communicatieplan 2013-2014
Prestatie-indicator Beschikbaarheid evaluatie
tussentijdse
Prestatienorm Directieraad van september 2013
Kader en stand van zaken Het VEA voert op geregelde tijdstippen sensibiliserings- en communicatieacties inzake het rationeel gebruik van energie en de milieuvriendelijke energieproductie. Het centrale communicatiethema van het VEA is het promoten van rationeel energiegebruik (REG) bij burgers, bedrijven en overheden. De promotie van REG start altijd met de doelstelling om de vraag naar energie zoveel mogelijk te beperken, dus om zo weinig mogelijk energie te verbruiken. Pas in een tweede fase, op het ogenblik dat de meest economische alternatieven om het verbruik te beperken, zijn uitgeput, verschuift de aandacht vervolgens naar de promotie van milieuvriendelijke energieproductie. Deze communicatie komt er enerzijds op neer om burgers, bedrijven en overheden aan te zetten om zoveel mogelijk energie op een duurzame manier te produceren en anderzijds om de weerstand tegen installaties die duurzame energie produceren, te beperken. Eind 2012 heeft het VEA een extern communicatieplan 2013-2014 goedgekeurd. Het extern communicatieplan kadert de communicatieacties in de strategische en operationele organisatiedoelstellingen van het agentschap. Verder worden deze communicatieacties ook nog eens opgedeeld naar de verschillende prioritaire communicatielijnen en de doelgroepen. Planning 2013 In het kader van het Energierenovatieprogramma 2020 wordt verder gefocust op de prioritaire doelstellingen, m.n. dakisolatie, vervangen van enkele beglazing, muurisolatie en vervangen van oude verwarmingsinstallaties. In het kader van de hervorming van het premiesysteem 72
vanaf 1 januari 2012 wordt er specifiek campagne gevoerd om de premies blijvend bekend te maken bij de doelgroep. Inzake het EPC bij de verkoop en verhuur van woningen zal de communicatie inzake de verplichting om het kengetal bekend te maken in commerciële publiciteit omtrent de woning die te koop of te huur wordt gesteld, worden verdergezet. De focus in de communicatie over het EPC zal meer en meer worden verschoven naar mogelijkheden om het EPC-kengetal te verbeteren. Inzake het EPC voor publieke gebouwen zal de doelgroep verder worden geïnformeerd over de nieuwe verplichtingen voor de opmaak van het EPC voor publieke gebouwen met een oppervlakte van minstens 250 m² vanaf 1 januari 2015. De communicatie inzake de energieprestatieregelgeving zal in 2013 focussen op de strengere eisen vanaf 1 januari 2014 (E-peil, minimumaandeel hernieuwbare energie), de opmaak van voorbeeldpakketten van maatregelen voor het behalen van de strengere doelstellingen en de bekendmaking van de langetermijndoelstellingen inzake bijna-energieneutrale gebouwen tegen 2021. De communicatie inzake de ondersteuning van de milieuvriendelijke energieproductie zal in 2013 de nadruk leggen op de hogere premies voor zonneboilers en warmtepompen en de promotie van micro-WKK bij lokale besturen. Daarnaast wordt het draagvlak voor 100% milieuvriendelijke energieproductie tegen 2050 verder opgebouwd. Budget 2013 Uitvoering extern communicatieplan (440.000 euro)
5.4.4.
Het VEA zal positief gewaardeerde informatiebrochures en –folders over REG en milieuvriendelijke energieproductie laagdrempelig ter beschikking stellen
- Prestatie-indicator: Enquêteresultaten - Prestatienorm: Positieve waardering die over de looptijd van de beheersovereenkomst minstens gelijk blijft De concrete actiepunten die het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD zijn de volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Verspreiding van brochure premies 2013
Prestatie-indicator Beschikbaarheid van de brochure
Prestatienorm Uiterlijk 31 januari 2013
73
Resultaatgerichte jaardoelstelling Verspreiding van de digitale brochure: na-isolatie van buitenmuren via de binnenkant
Prestatie-indicator Beschikbaarheid van de brochure
Prestatienorm Uiterlijk 28 februari 2013
Resultaatgerichte jaardoelstelling Verspreiding van leaflet met strengere EPB-eisen vanaf 2014 + traject bijna-energieneutrale gebouwen
Prestatie-indicator Beschikbaarheid van leaflet
Prestatienorm Uiterlijk 31 december 2013
Kader en stand van zaken Het VEA beschikt over een uitgebreid informatieaanbod inzake REG en milieuvriendelijke energieproductie, vooral voor de doelgroep particulieren. Het VEA stelt verschillende publicaties ter beschikking. De brochures worden in hoofdzaak via volgende kanalen verspreid: informatiezuilen van lokale besturen en gemeenten, downloaden via website, beurzen en evenementen. Vanaf 2010 werd het aantal bestelbare papieren brochures sterk verminderd. Uit de REG-enquête 2011 blijkt dat al 1 op 4 Vlamingen de brochure “Premies voor energiebesparing in Vlaanderen” kent, waarvan 6 op 10 de brochure ook heeft gelezen of geraadpleegd. Jaarlijks wordt deze publicatie op ongeveer 120.000 exemplaren gedrukt en verspreid. Ook digitaal wordt deze brochure zeer vaak gedownload. Planning 2013 In 2013 zullen een aantal nieuwe brochures worden gemaakt en een aantal brochures worden herdrukt. Dit laatste ofwel in functie van uitputting van de voorraad, ofwel in functie van wijziging van de inhoud of de achterliggende wetgeving. De inhoud van de gedrukte publicaties wordt zoveel mogelijk beperkt tot de essentiële informatie. In 2013 worden volgende nieuwe brochures gepland: - Premies voor energiebesparende investeringen 2013. - Brochure na-isolatie van buitenmuren via de binnenkant. - Leaflet met strengere EPB-eisen vanaf 2014 + traject bijna-energieneutrale gebouwen.
De waardering van de doelgroep wordt opgevolgd op basis van de REG-enquêtes.
Budget 2013 Drukkosten brochures (50.000 euro) 74
5.4.5.
Het VEA zal een gebruiksvriendelijke en drukbezochte website beheren
- Prestatie-indicator: Aantal bezoekers - Prestatienorm: Jaarlijks minstens 1,2 miljoen bezoekers of gemiddeld 100.000 bezoekers op maandbasis Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Tussentijdse evaluatie van de implementatie van het werkprogramma 2013-2014
Prestatie-indicator Beschikbaarheid evaluatie
tussentijdse
Prestatienorm Uiterlijk Directieraad september 2013
van
Kader en stand van zaken Op de website www.energiesparen.be kunnen gezinnen en bedrijven heel wat informatie vinden over de prioritaire energiebesparende investeringen en de financiële ondersteuningsmaatregelen die ze daarvoor kunnen bekomen. Energiedeskundigen en EPB-verslaggevers vinden op energiesparen.be uitgebreide informatie en de laatste stand van zaken over de EPC- en EPB-regelgeving. In 2012 telde de website maandelijks gemiddeld 110.000 bezoekers (2011: 127.000 ; 2010 : 115.000 ; 2009: 120.000 ; 2008: 80.000 ; 2007: 55.000). Totaal aantal bezoekers 2012: 1.353.764. De REG-enquête 2011 heeft uitgewezen dat de websitenaam www.energiesparen.be bekend is bij 47% van de Vlamingen, 53% hiervan heeft de website ook al effectief bezocht. In 2005 was de websitenaam bij 1 op 4 Vlamingen bekend en amper 1 op 4 hiervan had de website al effectief bezocht. In 2012 werd een enquête uitgevoerd bij de bezoekers van energiesparen.be. De algemene evaluatie van de website was positief. Op basis van de resultaten van deze enquête hoeft er niets te veranderen aan de structuur en de inhoud. Op de vraag wat de bezoeker zou willen veranderen aan energiesparen.be, antwoordde de bezoeker het meest de lay-out.
Planning 2013 Op basis van de resultaten van de in 2012 uitgevoerde enquête zal in 2013 werk worden gemaakt van een vernieuwde lay-out met grotendeels het behoud van de structuur en de inhoud van de site. De verdere uitbouw van de site gebeurt volgens de volgende principes: 75
• de informatiezoeker staat centraal; • de inhoud is geïntegreerd; • geschreven tekst is makkelijk leesbaar en wordt aangevuld en verduidelijkt met grafische gegevens. De ambitie is dat www.energiesparen.be de referentiesite blijft op het vlak van energiebesparing en milieuvriendelijke energieproductie in Vlaanderen. Het is vooral de doelstelling om de bezoeker snel de correcte informatie te bezorgen. Absolute bezoekersaantallen zijn minder een hoofdcriterium.
76
5.5. Het VEA zal de minister ondersteunen bij de voorbereiding en uitvoering van de energiebeleidscyclus - Prestatie-indicator: Jaarlijkse evaluatie minister leidend ambtenaar van het VEA - Prestatienorm: Positieve evaluatie van minister van ondersteuning door het agentschap Het VEA zal deelnemen aan de volgende overlegfora binnen het beleidsdomein LNE:
Deelbeleidsraad Energie Managementcomité beleidsdomein LNE Managementcomité ministerie LNE Werkgroep P&O (Personeel & Organisatie) LNE VOMER (Vlaams Overleg Milieu- en EnergieRegelgeving) VOIM (Vlaams Overleg Internationale Milieudossiers) Stuurgroep referentietaken VITO
Het VEA zal deelnemen aan de volgende overlegfora met partners ook van buiten het beleidsdomein LNE:
ENOVER (Energieoverleg federale staat en gewesten) Vlaamse Interdepartementale Windwerkgroep Task Force Klimaatbeleid Vlaanderen Vast Elektrotechnisch Comité Stuurgroep BBT/EMIS Werkgroep ‘lastenverdeling’ van de Nationale Klimaatcommissie
De volgende overlegfora binnen de Vlaamse overheid zullen worden opgevolgd via de aan het VEA ter beschikking gestelde agenda’s en verslagen :
CAG (College van ambtenaren-generaal) SOBO (Strategisch Overleg Bestuurlijke Organisatie) SOFI (Strategisch Overleg Financiën en Interne controle) TOPO (Tactisch Overleg Personeel en Organisatie) SOPO (Strategisch Overleg Personeel en Organisatie)
Het VEA zal binnen de opgelegde termijnen de nodige informatie en analyseresultaten ter beschikking stellen van de minister voor de beantwoording van parlementaire vragen. Het agentschap zal tevens haar expertise aanleveren voor de voorbereiding van het Vlaams standpunt m.b.t. de Europese en internationale energiegerelateerde dossiers, voornamelijk als input voor de bespreking in ENOVER
5.5.1.
Het VEA zal input leveren voor de beleidsbrieven van de minister
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van input - Prestatienorm: De input wordt aan de minister bezorgd voor 7 september van elk jaar 77
Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak ontwerp inhoudsopgave en werkplanning voor voorbereiding input van het agentschap voor de beleidsbrief Energie 2014
5.5.2.
Prestatie-indicator Beschikbaarheid ontwerp inhoudsopgave en werkplanning
Prestatienorm Goedgekeurd op Directieraad van juni 2013
Het VEA zal energierapporten ter beschikking stellen met betrouwbare gegevens over de energieproductie en het –verbruik per sector
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van definitief rapport over jaar N-2 en voorlopig rapport over jaar N-1 - Prestatienorm: Tegen uiterlijk 30 september van elk jaar Het concrete actiepunt dat het VEA in 2013 zal ondernemen voor de ondersteuning van de realisatie van deze OOD is het volgende: Resultaatgerichte jaardoelstelling Opmaak werkprogramma 2013 voor referentieopdracht VITO in kader van opmaak energierapport
Prestatie-indicator Beschikbaarheid werkprogramma 2013
Prestatienorm Doorsturen werkprogramma naar stuurgroep VITO-referentietaken op uiterlijk 1 maart 2013
Voor de voorbereiding en de opvolging van het energiebeleid heeft de Vlaamse overheid nood aan betrouwbare gegevens inzake de energieproductie en het -verbruik per sector. Ook de inventaris van broeikasgasemissies, een verplichting onder het Kyotoprotocol, steunt op deze gegevens. De inventarisatie van het energieverbruik gebeurt ook ten dienste van de ondernemingen en huishoudens opdat zij hun eigen energieverbruik en -intensiteit zouden kunnen benchmarken met de gemiddelde waarden in hun sector. Op 14 juli 2004 (gewijzigd op 21 april 2009) heeft de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit betreffende het rapporteren van afname- en productiegegevens door de netbeheerders, de brandstofleveranciers, de exploitanten van warmtekracht-, hernieuwbare energie- en zelfopwekkingsinstallaties goedgekeurd. Het ministerieel besluit van 23 februari 2005 (gewijzigd op 1 december 2010) legt de sectorindelingen, de rapporteringswijze en de eisen inzake accuraatheid, volledigheid en consistentie vast. Jaarlijks dienen de rapporteringsplichtigen tegen 1 mei gegevens aan het VEA te bezorgen. Daarnaast zijn er nog diverse andere bronnen waaruit energieverbruiks- en energieproductiegegevens worden geput: de REG-enquête van het VEA bij 1000 gezinnen, de monitoringrapporten van de convenantbedrijven, de emissiejaarverslagen, de groenestroomen WKK-certificatendossiers, federale petroleumstatistieken, transportmodellen, enz. Na controle op accuraatheid en consistentie worden de gegevens verwerkt in een jaarlijks Vlaams energierapport. De Vlaamse Instelling voor het Technologisch Onderzoek (VITO) werd hiermee belast in het kader van hun referentieopdracht. De opmaak van het 78
energierapport wordt begeleid door een gebruikerscomité, onder het voorzitterschap van het VEA. Met financiering van Eurostat, voerden de gewesten en de federale overheid in de tweede helft van 2011 een gezamenlijke face-to-face enquête uit bij 3700 gezinnen (waarvan 1850 in Vlaanderen) over de energiekenmerken van hun woning, hun energiegebruik en gedrag en geplande investeringen. De databank en het rapport met (vergelijkende) analyses werden aan de Europese Commissie bezorgd op 5 oktober 2012. Op 9 november werden de methodologie en resultaten gepresenteerd aan de werkgroep energiestatistieken bij Eurostat. Mede op basis van de resultaten van de Eurostat-enquête en de VMM-studie ‘Emissies houtverbranding-sector gebouwenverwarming en landbouw’ zal in 2013 de methodologie voor de jaarlijkse inschatting van het fossiele en hernieuwbare energiegebruik in de huishoudens worden geëvalueerd en aangepast.
5.5.3.
Het VEA zal meewerken aan de opmaak, uitvoering, rapportering en evaluatie van het Vlaams Klimaatbeleidsplan voor de acties waarvoor het agentschap trekker is
- Prestatie-indicator: Beschikbaarheid van bijdrage - Prestatienorm: De bijdrage wordt aan het Departement LNE bezorgd binnen de afgesproken termijn Kader en stand van zaken Voortbouwend op de ervaring die werd opgedaan in het kader van de opmaak en uitvoering van het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2006-2012, is door het beleidsveld Leefmilieu in 2011 het proces opgestart dat voor de post-Kyoto-periode moet leiden tot het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020 (ViA-sleutelproject). België heeft als doelstelling de emissies van broeikasgassen in de sectoren die niet vallen onder de richtlijn verhandelbare emissierechten (de niet-VER sectoren) te reduceren met 15% tegen 2020 in vergelijking tot 2005. Op 21 juni 2012 leverde de werkgroep ‘lastenverdeling’ van de Nationale Klimaatcommissie een rapport af met een actualisatie van mogelijke sleutels voor de intra-Belgische lastenverdeling van de doelstellingen van het energie-klimaatpakket. De politieke besprekingen werden nog niet aangevat. De Vlaamse Regering keurde op 1 juli 2011 de uitvoering van een conceptnota met betrekking tot het voorbereidingstraject van het volgende Vlaams Klimaatbeleidsplan goed. Het Vlaams Klimaatbeleidsplan zal bestaan uit twee luiken: het Vlaams Mitigatieplan (VMP), met als doel de uitstoot van broeikasgassen tussen 2013 en 2020 te reduceren en het Vlaams Adaptatieplan (VAP), met als doel Vlaanderen in staat te stellen om zich aan te passen aan de klimaatverandering.
79
Op 20 oktober 2011 ging de startvergadering van de Vlaamse Task Force Mitigatie Klimaat door. Het VEA is als expert van het beleidsveld energie vertegenwoordigd in deze ambtelijke werkgroep die als opdracht heeft het Vlaams Mitigatieplan voor te bereiden en nadien het jaarlijks monitoringrapport uit te werken. Het departement LNE heeft een studieopdracht toegekend aan VITO om in overleg met de betrokken beleidsvelden lopende en geplande beleidsmaatregelen te inventariseren en op basis daarvan nieuwe projecties voor de broeikasgasuitstoot tegen 2020 op te stellen. Het VEA volgde deze studie van nabij op en waakte onder andere over een maximale afstemming tussen de klimaatprognoses en de vooruitzichten die werden opgenomen in het tweede actieplan energie-efficiëntie van juni 2011. Na consultatie van de diverse beleidsvelden en externe stakeholders en op basis van de VITOstudie, kon worden vastgesteld dat de lopende en geplande beleidsmaatregelen tegen 2020 zullen resulteren in een toename van de niet-VER broeikasgasuitstoot met 0,3% ten opzichte van 2005 in plaats van een daling met 15% (de Belgische doelstelling). De Vlaamse Regering gelastte eind juli 2012 elke betrokken minister om tegen 15 oktober 2012 zijn of haar administraties opdracht te geven om bijkomende beleidsvoorstellen te formuleren met reductiepotentieel, kosten en implementatietraject. Het VEA heeft vervolgens een aantal voorstellen uitgewerkt en ook het overlegproces met andere beleidsvelden, het maatschappelijk middenveld en de sectoren verdergezet. Planning 2013 Om alle opties bij de invulling van de Belgische niet-VER doelstelling open te houden, wordt voorlopig ook voor Vlaanderen uitgegaan van een 15%-reductiedoelstelling in 2020 ten opzichte van 2005. De voorlopige prognoseresultaten geven aan dat deze streefwaarde voor Vlaanderen met het lopende en beslist beleid niet haalbaar is. Na het stakeholdersoverleg komt dan ook de moeilijkste stap in het voorbereidingsproces van het Vlaams Mitigatieplan: het overleg tussen de bevoegde ministers over de vertaling van de globale Vlaamse niet-VER doelstelling in indicatieve sectorale reductiepaden gekoppeld aan besliste en bijkomende beleidsmaatregelen. Het inzicht in de Vlaamse reductiemogelijkheden dat bij de voorbereiding van het Vlaams Mitigatieplan werd verworven, zal nuttig kunnen worden aangewend bij de politieke besprekingen over de lastenverdeling. Het VEA zal haar expertise terzake ter beschikking stellen van de minister.
80
6. Begroting 6.1. Algemeen De uitgaven van het beleidsveld Energie worden grotendeels (95%) beheerd door het VEA. De door het VEA beheerde en via de begroting 2013 ter beschikking gestelde vastleggingskredieten bedragen 65.788 k€. De via begroting 2013 ter beschikking gestelde betalingskredieten bedragen 77.291 k€. Deze middelen zijn verdeeld over vijf begrotingsartikels als volgt: Apparaatkredieten VEA: LE0/1LA-F-2-Z/LO - Lonen: 3838 k€ VAK/VEK LE0/1LA-F-2-Z/WT - Werking en toelagen: 1430 k€ VAK/VEK Energiebeleidskredieten: LE0/1LE-F-2-A/WT - Werking en toelagen – Milieuvriendelijke energieproductie:7496 k€ VAK/VEK LE0/1LE-F-2-B/WT - Werking en toelagen – Energie-efficiëntie: 50.624 k€ VAK/58.477 k€ VEK LE0/1LE-F-4-C/WT - Werking en toelagen – Impulsprojecten energiebeleid: 2400 k€ vastleggingen/6050 k€ VRK (uitsluitend via onderliggend Energiefonds) Bovenvermelde bedragen betreffen de wettelijke plafonds ingeschreven (zgn. ‘geopend’) in het uitgavendecreet 2013. Uitzondering hierop is het Energiefonds (rollend begrotingsfonds laatste begrotingsartikel) waarvan de uitgaven gelimiteerd zijn door de inkomsten die het realiseert en waarvoor in het uitgavendecreet, respectievelijk middelendecreet, enkel informatieve uitgaven- en middelenramingen worden opgenomen. Gerekend in vastleggingskrediet wordt iets minder dan 5,3 miljoen euro (8% van bovengaande middelen) besteed aan de apparaatkredieten van het VEA, vooral lonen en aanverwante werking en de ICT die het VEA inzet voor de handhaving van de energieprestatie- en energiecertificatenregelgevingen. Met bijna 57 miljoen euro (86%) staat het overgrote deel van de vastleggingskredieten ter beschikking voor het vergoeden van de kosten en het drukken van de nettarieven gekoppeld aan de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerders. Deze middelen worden in 2013 en volgende jaren uitbetaald door het VEA voor vergoedingen aan de netbeheerders, respectievelijk voor de REG-premies, de sociale dakisolatieprojecten, de energiescans, de ondersteuning van de grotere (niet-huishoudelijke of industriële) groenewarmteprojecten en de banking van groenestroom- en warmtekrachtcertificaten. Het saldo van 3,7 miljoen euro (6%) vastleggingskrediet wordt ingezet voor een beperkt aantal subsidies, de waarborguitwinningen van het FRGE, de algemene werkingskosten van het energiebeleid (vooral communicatie en studies) en nog een beperkt aantal impulsprojecten. 81
De inkomsten van het Energiefonds worden in 2013 geraamd op 1800 k€ en hebben vooral betrekking op de administratieve boetes die volgen uit de handhaving van het energiebeleid door het VEA, zoals de administratieve boetes uit de handhaving van de energieprestatie- en energieprestatiecertificatenregelgevingen voor gebouwen. Een meer gedetailleerd overzicht van de uitgavenkredieten in 2013 ziet er uit als volgt (in k€):
Werking en toelagen energiebeleid beheerd door het VEA Milieuvriendelijke energieproductie(*) Compenserende vergoedingen netbeheerders groene warmte (**) Vergoedingen netbeheerders banking certificaten (**) Overige subsidies Energie-efficiëntie(*) Compenserende vergoedingen netbeheerders REG-premies (**) Compenserende vergoedingen netbeheerders sociale dakisolatieprojecten (**) Compenserende vergoedingen netbeheerders energiescans (**) Projectsubsidies FRGE-waarborguitwinningen en -rentesubsidies Algemene werking Uitdovende subsidieprogramma's Impulsprojecten energiebeleid (Energiefonds)(***) Apparaatkredieten VEA Lonen VEA(*) Werking VEA (hoofdzakelijk ICT)(*) Totaal
2013 (initieel) VAK VEK 60.520 72.023 7.496 7.496 4.472 4.472 2.800 2.800 224 224 50.624 58.477 48.517 50.000 0 5.000 1.033 1.630 44 308 200 200 830 1.056 0 283 2.400 6.050 5.268 5.268 3.838 3.838 1.430 1.430 65.788 77.291
(*)
De kredieten zoals die door het Vlaams Parlement zijn geopend voor 2013. (**) De middelen van het beleidsveld Energie betreffen voor 2013 vooral de compensaties (‘injectie in de nettarieven’) en vergoedingen aan de netbeheerders voor uitvoering van hun openbaredienstverplichtingen. Cijfers zijn exclusief eventuele overdrachten vorige jaren. (***) De raming van de uitgaven in 2013 op het Energiefonds zijn gebaseerd op een raming van de te realiseren inkomsten en overdrachten vorige jaren. 6050 k€ komt tevens overeen met het VRK van het uitgavendecreet.
Sinds de inwerkingtreding van het Rekendecreet van 8 juli 2011 en het daaropvolgende uitvoeringsbesluit van 14 oktober 2012 kan het lijnmanagement binnen de perken van de toegekende delegaties en geopende kredieten flexibeler verschuivingen doorvoeren binnen de begrotingsprogramma’s en -artikels. Deze flexibiliteit is het hoogst binnen één begrotingsartikel.
82
6.2. Apparaatkredieten VEA Totaal programma A (beleidsdomein L, entiteit LE0)
VAK
VEK
5268 k€
5268 k€
Voor de eigen werking van het VEA in 2013 bedragen de apparaatkredieten in vastleggingen en betalingen 5268 k€.
De apparaatkredieten begrotingsartikels:
van
het VEA
LE0/1LA-F-2-Z/LO –Lonen
zijn
verdeeld
over
ondergaande
twee
VAK
VEK
3838 k€
3838 k€
De Vlaamse Regering keurde op 29 juni 2012 een personeelsuitbreiding goed met 6VTE. Hiervoor zijn in de begroting 2013 de nodige weddekredieten ingeschreven. LE0/1LA-F-2-Z/WT – Werking en toelagen
VAK
1430 k€
VEK
1430 k€
De overige apparaatskredieten van het VEA bestaan voor 85% uit de ICT-investerings- en ICT-werkingskosten die worden ingezet voor de uitvoering van de handhavingsprocessen betreffende de energieprestatieregelgeving en de energieprestatiecertificatensystemen.
6.3. Energiebeleidskredieten VAK
Totaal programma E (beleidsdomein L, entiteit LE0)
VEK
60.520 k€ 72.023 k€
Het VEA beheert alle energiebeleidskredieten die zijn ingeschreven op programma E (Energie) van het beleidsdomein LNE (uitgezonderd dotatie VREG en een beperkt krediet voor internationaal energiebeleid dat beheerd wordt door het departement LNE). De door het VEA beheerde energiebeleidsruimte, als som van geopende vastleggingskredieten en geraamde vastleggingen op het Energiefonds, wordt in 2013 begroot op 60.520 k€. De geraamde vastleggingen op het Energiefonds bedragen 2400 k€. De totale betaalruimte wordt in 2013 begroot op 72.023 k€ waarvan 6050 k€ geraamde betalingen op het Energiefonds. De raming van de in 2013 aan het Energiefonds toegewezen ontvangsten bedraagt 1800 k€.
83
Deze energiebeleidskredieten zijn verdeeld over ondergaande drie begrotingsartikels die telkens betrekking hebben op werking en toelagen: LE0/1LE-F-2-A/WT – Werking en toelagen – Milieuvriendelijke energieproductie
VAK
VEK
7496 k€
7496 k€
Met het Energiedecreet van 8 mei 2009 (en het uitvoeringsbesluit van 19 november 2010) worden aan de netbeheerders een aantal openbare dienstverplichtingen opgelegd die betrekking hebben op de bevordering van de milieuvriendelijke energieproductie. Indicatief wordt in 2013 97% (7272 k€) van dit begrotingsartikel ingezet om de impact van openbaredienstverplichtingen op de distributienettarieven te temperen: - de vergoedingen aan de netbeheerders voor de uitvoering van hun openbaredienstverplichting inzake de exploitatiesteun voor grotere (niet-huishoudelijke of industriële) groenewarmteprojecten; - de vergoedingen aan de netbeheerders voor de uitvoering van hun openbaredienstverplichting waarbij zij verplicht worden een overschot van het aantal groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten tegen een billijke vergoeding te “banken” i.p.v. terug op de markt te brengen. Met het geraamde saldo van 3% (224 k€) op dit begrotingsartikel wordt een beperkt aantal subsidies toegekend, in het bijzonder de twee nominatieve werkingssubsidies aan de vzw’s Cogen Vlaanderen en ODE Vlaanderen.
LE0/1LE-F-2-B/WT – Werking en toelagen – Energie-efficiëntie
VAK
VEK
50.624 k€ 58.477 k€
Met het Energiedecreet van 8 mei 2009 (en het uitvoeringsbesluit van 19 november 2010) worden aan de netbeheerders een aantal openbaredienstverplichtingen opgelegd die betrekking hebben het bevorderen van energiebesparende maatregelen, namelijk de bevordering van energiebesparing bij de gezinnen, bedrijven, lokale overheden en organisaties door het toekennen van REG-premies, het (laten) uitvoeren van sociale dakisolatieprojecten en het (laten) uitvoeren van energiescans. Indicatief wordt in 2013 98% (49.550 k€) van dit begrotingsartikel uitgetrokken om de impact van hiervoor vermelde openbaredienstverplichtingen van de netbeheerders op de distributienettarieven te temperen. Het geraamde saldo van 2% (1074 k€) op dit begrotingsartikel wordt ingezet voor: - de Vlaamse waarborgverlening en rentesubsidies op leningen van het FRGE (Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost) (200 k€); - een relatief beperkt aantal werkingsmiddelen voor het energie-efficiëntiebeleid (communicatie en studies) (830 k€); - een beperkt aantal projectsubsidies (44 k€).
84
LE0/1LE-F-4-C/WT – Werking en toelagen – Impulsprojecten energiebeleid
Vastleggingen
Betalingen
2400 k€
6050 k€
De hierboven weergegeven VAK/VEK zijn niet de beschikbare kredieten, maar de geraamde vastleggingen, respectievelijk betalingen in 2013 op het Energiefonds. In het uitgavendecreet 2013 zijn als VRK de geraamde betalingen ingeschreven, zijnde 6050 k€. Het budget is voornamelijk bestemd voor impulswerking via de cofinanciering en monitoring van marktintroductieprojecten, demoprojecten en Europese projecten, ondersteuning van het Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen, communicatieprogramma’s en studies, projecten rond de energieprestaties en energiecertificatie van gebouwen, ondersteuning van het Energierenovatieprogramma 2020, het Vlaams actieplan energie-efficiëntie en het Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2030/2050.
6.4.
Meerjarenbegroting
Apparaatkredieten VEA De apparaatkredieten van het VEA zullen vanaf 2014 recurrent worden verminderd met 132.000 euro in kader van de goedgekeurde algemene besparingsinspanning van 60 miljoen euro op de apparaatskredieten van de entiteiten van de Vlaamse overheid. Verder wordt voor de apparaatkredieten de volgende jaren uitgegaan van een nulgroei (exclusief indexeringen).
Energiefonds In k€: 2014
2015
Ontvangsten
1500
1000
Vastleggingen
2250
1450
Betalingen
3000
1500
85
Detail van de geplande vastleggingen in k€: 2013
2014
2015
Geraamd onbelast saldo 01.01
2977
1377
627
Ontvangsten
1800
1500
1000
Actieplan EE
50
50
0
Actieplan BEN
200
200
200
EPB
1000
1000
800
EPC
250
250
250
ERP 2020
100
100
-
Actieplan HE
100
100
50
-
-
-
Communicatiecampagnes
200
150
100
Piloot-, demo- en Europese projecten
200
150
-
Actieplan micro-WKK
200
150
-
Studies i.v.m. monitoring certificatensystemen
50
50
-
Diversen
50
50
50
2400
2250
1450
Energieconsulentenprojecten (*)
Totaal vastleggingen
(*) De verlenging van de energieconsulentenprojecten zou uit het Energiefonds een budget vereisten van 3,3 miljoen euro. Deze budgettaire weerslag kan in de huidige meerjarenbegroting van het Energiefonds niet worden ingepast.
Meerjarenbegroting andere energiebeleidskredieten VAK in k€: 2014
2015
Milieuvriendelijke energieproductie
7496
7496
Energie-efficiëntie
50.624
50.624
De meerjarenbegroting op energiebeleidskredieten gaat uit van constant beleid, zonder verdere besparingen vanaf 2013. Er wordt wel uitgegaan van een aangehouden nulgroei. 86
7. Personeel 7.1. Kenmerken van het personeelsbestand van het VEA (toestand 31 december 2012) Het Vlaams Energieagentschap telt 63 personeelsleden. Hiervan werken 47 personeelsleden op het hoofdbestuur te Brussel en 16 personeelsleden in de buitendiensten (10 buitendienst Gent en 6 buitendienst Hasselt). Er zijn 36 vrouwen en 27 mannen tewerkgesteld binnen het VEA. De meeste personeelsleden (2/3) bevinden zich in niveau A. 42 personeelsleden zijn statutair. Er werken 3 personen van allochtone afkomst en 1 persoon met een arbeidshandicap bij het VEA. Het VEA heeft een relatief jong personeelsbestand (3/4 is jonger dan 45 jaar). De combinatie van de gegevens van de apparaatskosten en de effectieve personeelsbezetting, levert een gemiddelde totale apparaatskost (lonen en werkingskosten, excl. de eigen grote informaticaprojecten ter uitvoering van het energiebeleid) per VTE van 65.000 euro.
7.2. Samenvatting van de opdeling van het personeelsbestand naar de verschillende cellen en sleutelprocessen van het VEA N-functie: 1 VTE Cel management en strategie: 10,55 VTE - Algemeen secretariaat (0,7 VTE) - Managementondersteunende diensten binnen het agentschap (3,5 VTE) - Organisatiesturing (1,3 VTE) - Algemene beleidsondersteuning door het verstrekken van beleidsgerichte input (4,25 VTE) - Beantwoorden van algemene informatievragen over het Vlaamse energiebeleid (1,8 VTE) Cel REG en sociaal energiebeleid: 4,0 VTE - Monitoring en evaluatie van de REG-ODV (0,3 VTE) - Monitoren en evalueren van de sociale openbaredienstverplichtingen (0,4 VTE) - Doelgroepenoverleg in het kader van het beleidsthema en het Energierenovatieprogramma 2020 in het bijzonder (1,4 VTE) - Adviesverlening aangaande dossiers in het kader van het thema Energie van de samenwerkingsovereenkomst (SO) met de gemeenten en de provincies (0,8 VTE) 87
-
Thematische informatieverstrekking inzake REG en het sociaal energiebeleid (1,1 VTE)
Cel milieuvriendelijke energieproductie: 10,5 VTE - Uitvoering geven aan de Europese richtlijn inzake de bevordering van hernieuwbare energiebronnen (2,4 VTE) - Monitoring en evaluatie van de groenestroom- en warmtekrachtcertificatensystemen (4,9 VTE) - Uitvoering geven aan de Europese richtlijn inzake energie-efficiëntie wat de bevordering van warmtekrachtkoppeling en de opmaak van een warmteplan betreft (0,6 VTE) - Coördinatie werkzaamheden Interdepartementale Windwerkgroep (0,9 VTE) - Opvolging gesubsidieerde werkzaamheden van sectororganisaties (ODE, Cogen, BiogasE, Quest) (0,2 VTE) - Thematische informatieverstrekking inzake milieuvriendelijke energieproductie (1,5 VTE) Cel ondersteuning van bedrijven: 2,7 VTE - Beoordelen van de attestaanvragen van bedrijven voor een verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen (1,4 VTE) - Beoordelen van de energieplannen en de energiestudies in het kader van het besluit Energieplanning (0,1 VTE) - Opvolgen van de energiebeleidsovereenkomsten in verband met energie-efficiëntie (0,7 VTE) - Monitoring van de energieconsulentenprojecten voor de doelgroep van bedrijven (0,2 VTE) - Thematische informatieverstrekking inzake steunverlening aan bedrijven voor energiebesparende investeringen (0,3 VTE) Cel energieprestatieregelgeving: 17,7 VTE - Handhaving van de energieprestatieregelgeving (11,0 VTE) - Het verder uitbouwen van de EPB-software (1,4 VTE) - Het verder uitbouwen van de energieprestatiedatabank inzake de energieprestatieregelgeving (0,5 VTE) - Het monitoren, evalueren, verder uitwerken en optimaliseren van de energieprestatieregelgeving (1,7 VTE) - Het verder uitwerken van de berekeningsmethodiek voor de energieprestatieregelgeving (0,8 VTE) - Thematische informatieverstrekking ter ondersteuning van verslaggevers, ontwerpers, uitvoerders, de bouwsector en bouwheren met betrekking tot de energieprestatieregelgeving (2,3 VTE) Cel energieprestatiecertificatie: 8,95 VTE - Handhaving van de energieprestatiecertificatensystemen (3,25 VTE) - Bewaken van de kwaliteit van de opleidingen voor energiedeskundigen (0,5 VTE) - Het verder uitwerken van de berekeningsmethodiek voor energieprestatiecertificatenregelgeving (1,7 VTE) - Het verder uitbouwen van de certificatiesoftwares (0,6 VTE) - Het verder uitbouwen van de energieprestatiedatabank inzake energieprestatiecertificatensystemen (0,5 VTE)
de
de
88
-
Het monitoren, evalueren, verder uitwerken en optimaliseren van de energieprestatiecertificatensystemen (1,3 VTE) Thematische informatieverstrekking ter ondersteuning van de implementatie van de energieprestatiecertificatensystemen (1,1 VTE)
89
7.3. Actueel personeelsplan van het VEA Het meest recente door het EOC op 21 juni 2012 goedgekeurde personeelsplan van het VEA ziet er als volgt uit: Functie
Statutair contractueel Administrateur-generaal Mandaat Directeur-ir Statutair Senior-adviseur Statutair Adviseur-ingenieur Statutair Adviseur Statutair Adjunct van de directeur Statutair Adjunct van de directeur Contractueel Ingenieur Statutair Ingenieur Contractueel Deskundige Statutair Deskundige Statutair Hoofdmedewerker Statutair Technici Statutair Medewerker Statutair Assistent Statutair Assistent Contractueel Totaal
Personeelsbestand 31 december 2012 Niveau A Niveau B Niveau C Niveau D Totaal
of Rang N A2 A2E A2 A2 A1 A1 A1 A1 B2 B1 C2 C1 C1 D1 D1
Nieuw personeelsplan 1 1 1 4 1 17 3 10 9 1 1 3 1 5 4 5 67
Aantal 45 2 6 10 63
Gelet op de door de Vlaamse Regering opgelegde besparing in personeelsleden (-6% per beleidsdomein) en de beschikbare weddekredieten heeft het VEA haar personeelsplan niet volledig uitgevoerd.
90
7.4. Personeelsplanning 2011-2015 Evolutie in de personeelsbezetting van het agentschap per cel
Algemene leiding en secretariaat Management en Strategie REG en sociaal energiebeleid Milieuvriendelijke energieproductie Ondersteuning van bedrijven Energieprestatieregelgeving Energieprestatiecertificatie
2011 1,6 10,55 6,95 4,8 4,6 17,7 6,8 53,0
2012 1,7 9,5 6,05 5,5 2,8 18,6 8,45 52,60
2013 1,7 10,85 4,0 10,5 2,7 17,7 8,95 56,40
Voornaamste doorgevoerde wijzigingen -
Versterking algemene beleidsondersteuning (voorbereiding implementatie actieplan bijna energieneutrale gebouwen en richtlijn energie-efficiëntie). Afbouw Vlaams dakisolatiepremie, subsidieregeling sociale verhuurkantoren, bijsturing REG-ODV en afbouw van een communicatie-initiatieven (o.a. deelname aan beurzen) hebben geleid tot personeelsafbouw binnen de cel REG en sociaal energiebeleid. Monitoring en evaluatie van de bijgestuurde certificatensystemen voor groene stroom en WKK zijn vanaf 2012 een nieuwe taak voor het VEA (cel milieuvriendelijke energieproductie). Afbouw van het proces voor het afleveren van wegvergunningen en automatisering van het proces voor het afleveren van attesten voor verhoogde investeringsaftrek hebben geleid tot een personeelsafbouw binnen de cel ondersteuning van bedrijven. De versterking van de handhaving van de energieprestatieregelgeving in uitvoering van de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 is op kruissnelheid gekomen (cel energieprestatieregelgeving – EPB). Op vraag van de voogdijminister werden in de loop van 2011 nieuwe processen opgestart om de kwaliteit van het EPC residentieel te verhogen (meer kwaliteitscontroles via deskaudit, centraal examen). Dit heeft tot een toegenomen personeelsinzet voor handhavingstaken geleid (cel energieprestatiecertificatie - EPC).
Verder geplande evolutie personeelsbestand in koppen 31 juli 2009: 31 december 2009: 31 december 2010: 31 december 2011: 31 december 2012: 31 december 2013: 31 december 2014: 31december 2015:
49 49 51 58 63 61 57 57 91
Voor het beleidsdomein LNE bedroeg op 30 juni 2012 de kloof met de doelstelling voor 30 juni 2014 nog 25 koppen (3856 ten opzichte van doelstelling van 3831). Maatregelen die het VEA neemt ter ondersteuning van de realisatie van de doelstelling voor het beleidsdomein: - geen vervanging van pensioneringen; - 4 tijdelijke contractuele wervingen worden uiterlijk halfweg 2014 beëindigd. Geplande en te verwachten wijzigingen in de takenpakketten van de verschillende cellen van het agentschap -
Management en strategie
Coördinatie en implementatie van het Vlaams actieplan bijna-energieneutrale gebouwen. Coördinatie omzetting en implementatie Vlaams actieplan energie-efficiëntie in kader van Europese richtlijn van 25 oktober 2012. -
REG en sociaal energiebeleid
Afbouw adviesverlening aangaande dossiers in het kader van het thema Energie van de samenwerkingsovereenkomst (SO) met de gemeenten en de provincies (vanaf 2014). -
Milieuvriendelijke energieproductie
Implementatie actieplan Groene Warmte. Overheveling cel expertisedossiers van de VREG (2014). -
Ondersteuning van bedrijven
Nihil. -
Energieprestatieregelgeving
Afbouw van handhavingstaken gelijklopend met afbouw tijdelijke personeelsuitbreiding voor handhavingstaken (beslissing Vlaamse Regering 17 december 2010). -
Energieprestatiecertificatensystemen
Versterking kwaliteitscontrole EPC’s. Implementatie EPC niet-residentieel.
92
8. Personeelsinzet en besteding van beleidskredieten in functie van de operationele organisatiedoelstellingen van de beheersovereenkomst 2011-2015 SOD-1
OOD-Pr1
OOD-Pr2
OOD-Pr3
OOD-Pr4
OOD-Pr5
OOD-Pr6
OOD-Pr7
Het VEA wil Europese en Vlaamse beleidsmaatregelen inzake de bevordering van het efficiënt gebruik van energie kwaliteitsvol en efficiënt implementeren en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs Omschrijving project Sleutelproces VTE Beleidskredieten Het VEA zal de implementatie coördineren van de bepalingen van de Europese richtlijn energie3 0,95 50.000 efficiëntie die betrekking hebben op de gewestelijke energiebevoegdheden Het VEA zal de omzetting in Vlaamse regelgeving voorbereiden van de bepalingen van de 3 + 24 0,2 gereviseerde Europese richtlijn inzake de energieprestatie van gebouwen Het VEA zal een actieplan uitwerken om de bouw van lage 3 + 24 0,7 500.000 energiegebouwen en bijna energieneutrale gebouwen te stimuleren Het VEA zal een stappenplan uitwerken tot het stapsgewijs 24 0,3 verstrengen van de EPB-eisen voor nieuwbouw tot 2021 Het VEA zal de implementatie voorbereiden van het 29 0,6 energieprestatiecertificatensysteem voor niet-residentiële gebouwen Het VEA wil, geïntegreerd in een certificatiesoftware, een gebruiksvriendelijke 30 0,7 300.000 maatwerkadviesmodule voor residentiële gebouwen laten ontwikkelen Het VEA zal een ontwerp van besluit voorbereiden inzake de 28 0,3 93
OOD-Pr8
OOD-Pr9
OOD-Pr10
OOD-RP1
OOD-RP2
OOD-RP3
OOD-RP4
stroomlijning van de erkenningsregelingen inzake de energiedeskundigen type A en type B Het VEA wil meewerken aan de uitwerking van een geïntegreerde berekeningsmethode voor de energieprestaties van gebouwen Het VEA wil ter ondersteuning van de implementatie van de verstrengde energieprestatieregelgeving een EPB-software van de tweede generatie ter beschikking stellen van verslaggevers en architecten Het VEA zal de lopende energiebeleidsovereenkomsten evalueren en het overleg over de opmaak van (een) nieuwe overeenkomst(en) coördineren en ondersteunen Het VEA zal met het oog op een beperking van de administratieve lasten van de EPB-regelgeving een interactieve ICT-frontoffice ter ondersteuning van externen bij de toepassing van de EPBregelgeving exploiteren en deze tijdig aan wijzigende wetgeving aanpassen Het VEA zal met het oog op een beperking van de administratieve lasten van de EPC-regelgeving een interactieve ICT-frontoffice ter ondersteuning van externen bij de toepassing van de EPCregelgeving exploiteren en deze tijdig aan wijzigende wetgeving aanpassen Het VEA zal de energieprestatieregelgeving handhaven op het vlak van het tijdig indienen van de startverklaring en de EPB-aangifte Het VEA zal de energieprestatieregelgeving
24 + 29
1,6
200.000
22
1,3
800.000
18
0,7
-
23
0,3
50.000
31
0,2
50.000
21
4,4
-
21
4,2
94
OOD-RP5
OOD-RP6
OOD-RP7
OOD-RP8
OOD-RP9
OOD-RP10
OOD-RP11
OOD-RP12
OOD-RP13
OOD-RP14
handhaven op het vlak van het voldoen aan de EPB-eisen Het VEA zal de energieprestatieregelgeving handhaven op het vlak van de waarheidsgetrouwe rapportering van de energieprestaties door de EPB-verslaggever Het VEA zal het energieprestatiecertificatensysteem voor bestaande woongebouwen handhaven Het VEA zal het energieprestatiecertificatensysteem voor publieke gebouwen handhaven Het VEA zal de energieprestatieregelgeving inzake de energieprestaties van nieuwe en vernieuwde gebouwen evalueren Het VEA zal een tweede evaluatie uitvoeren van de energieprestatieregelgeving inzake de energiecertificatie van bestaande gebouwen Het VEA zal de energieprestatieregelgeving monitoren en de evoluties analyseren Het VEA zal een actieplan uitwerken en implementeren voor de kwaliteitsborging van de opleidingen voor energiedeskundigen Het VEA zal de aanvragen beoordelen die worden ingediend in het kader van de subsidieregeling voor energieconsulentenprojecten Het VEA zal het Energierenovatieprogramma 2020 uitvoeren en monitoren Het VEA zal de REG-actieplannen en -rapporten van de elektriciteitsdistributienetbeheerders beoordelen
21
2,4
-
27
2,75
150.000
27
0,5
-
24
0,9
-
32
0,8
-
24
0,6
-
28
0,5
250.000
7 + 19
0,3
-
7
1,1
49.550.000
5
0,2
-
95
OOD-RP15 Het VEA zal een evaluatierapport aan de minister voorleggen over de REGopenbaredienstverplichtingen van de elektriciteitsdistributienetbeheerders OOD-RP16 Het VEA zal de premieaanvragen van de sociale verhuurkantoren beoordelen OOD-RP17 Het VEA zal op basis van de lijsten van de netbeheerders de uitbetalingsdossiers voor de Vlaamse dakisolatiepremie opmaken OOD-RP18 Het VEA zal de aanvragen van bedrijven voor een verhoogde investeringsaftrek voor energieinvesteringen beoordelen OOD-RP19 Het VEA zal de energieplannen en energiestudies in het kader van het besluit energieplanning beoordelen OOD-RP20 Het VEA zal het departement adviseren over de dossiers in het kader van het thema energie van de samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten en de provincies
SOD-2
OOD-Pr11
OOD-Pr12
OOD-Pr13
5
-
-
7
-
-
7
-
-
16
1,4
-
17
0,1
-
8
0,8
-
Het VEA wil Europese en Vlaamse beleidsmaatregelen inzake de bevordering van de milieuvriendelijke energieopwekking uit hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling kwaliteitsvol en efficiënt implementeren en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs Project Sleutelproces VTE Beleidskredieten Het VEA zal een beleidskader uitwerken om de duurzame inzet van vaste en gasvormige biomassa 10 0,2 voor energieproductie te garanderen Het VEA zal een voorstel voor een verplicht minimum aandeel hernieuwbare energie in gebouwvoorschriften voorbereiden Het VEA zal in overleg met de andere gewesten en de federale
10 + 25
0,1
-
96
OOD-RP21
OOD-RP22
OOD-RP23
OOD-RP24
overheid een voorstel voor een 10 kwalificatieregeling tot bewaking van de opleidingen voor installateurs kleinschalige hernieuwbare-energie-installaties uitwerken Het VEA wil het Vlaams actieplan hernieuwbare energie 2020 mee uitvoeren, monitoren en indien 10 nodig bijkomende initiatieven voorstellen om te voldoen aan de tussentijdse doelstellingen van de richtlijn 2009/28/EG Het VEA voert doorlopend overleg en monitort de evolutie van technieken en omgevingsvoorwaarden teneinde 11 aan de minister regelmatig een evaluatie van de onrendabele toppen inzake hernieuwbare energie en WKK te kunnen voorleggen Het VEA zal de realisatie van de doelstellingen voor warmtekrachtkoppeling in het 12 Vlaamse Gewest monitoren en indien nodig bijkomende initiatieven voorstellen Het VEA zal voor de gewestelijke energiebevoegdheden de vereiste input leveren om te voldoen aan de evaluatieen 10 + 12 rapporteringsverplichtingen, voorgeschreven door de Europese richtlijnen inzake hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling
OOD-RP25 Het VEA zal de werkprogramma’s monitoren van de vzw’s met een werkingssubsidie (Cogen, ODE, Biogas-E, Quest …) OOD-RP26 Het VEA zal de werkzaamheden van de interdepartementale windwerkgroep organiseren en coördineren tot implementatie van de omzendbrief windenergie OOD-RP27 Het VEA zal de subsidieaanvragen
0,4
25.000
1,7
4.472.000
3,7
50.000
0,7
-
0,2
-
14
0,2
314.000
13
0,9
-
97
beoordelen in het kader van de demonstratieprojecten bij openbare besturen en vzw’s (micro-WKK en warmtepompen) OOD-RP28 Het VEA zal een marktintroductieplan voor microWKK-installaties voorbereiden
-
-
-
12
0,1
200.000
SOD-3
Het VEA wil de Vlaamse beleidsmaatregelen ter bestrijding van energiearmoede kwaliteitsvol en efficiënt implementeren en op die manier ook bijdragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve uitbouw van groene jobs Project Sleutelproces VTE Beleidskredieten OOD-Pr14 Het VEA zal een voorstel uitwerken voor de financiële 7 0,3 ondersteuning van sociale dakisolatieprojecten OOD-RP29 Het VEA zal regelmatig een evaluatie voorleggen aan de 6 0,4 minister inzake de sociale openbaredienstverplichtingen van de distributienetbeheerders OOD-RP30 Het VEA zal de waarborgaanvragen beoordelen 7 0,1 200.000 voor FRGE-leningen aan lokale entiteiten SOD-4
Het VEA wil via gerichte communicatieacties de actiebereidheid bij de bevolking, bedrijven en organisaties inzake het rationeel energiegebruik en de milieuvriendelijke energieproductie verhogen Project Sleutelproces VTE Beleidskredieten OOD-Pr15 Het VEA wil een proefproject opzetten op basis waarvan een stappenplan kan worden opgesteld tot het uitbouwen van lokale energieloketten OOD-RP31 Het VEA zal een gestructureerd informatie- en kennissysteem 4 + 9 + 15 + 2,7 40.000 exploiteren voor het managen en 20 + 26 + 33 beantwoorden van de algemene informatievragen die toekomen op
[email protected] OOD-RP32 Het VEA zal externe sensibiliseringsen 9 + 15 + 26 + 1,2 440.000 communicatieacties voeren inzake 33 het energieverbruik en 98
milieuvriendelijke energieproductie (via beurzen en de media) OOD-RP33 Het VEA zal positief gewaardeerde informatiebrochures en -folders over REG en de milieuvriendelijke energieproductie laagdrempelig ter beschikking stellen OOD-RP34 Het VEA zal een gebruiksvriendelijke en drukbezochte website beheren
9 + 15 + 26 + 33
1,4
50.000
4 + 9 + 15 + 20 + 26 + 33
0,8
-
SOD-5
Het VEA zal de minister ondersteunen bij de uitvoering van de energiebeleidscyclus Recurrent proces Sleutelproces VTE Beleidskredieten OOD-RP35 Het VEA zal input leveren voor de 3 0,2 beleidsbrieven van de minister OOD-RP36 Het VEA zal energierapporten ter beschikking stellen met betrouwbare gegevens inzake de 3 0,3 energieproductie en het -verbruik per sector OOD-RP37 VEA zal meewerken aan de opmaak, uitvoering, rapportering en evaluatie van het Vlaams 3 0,2 Klimaatbeleidsplan voor de acties waarvoor het agentschap trekker is Interne werking SOD-1
OOD-Pr1
OOD-Pr2
Het VEA zal de maturiteit van haar organisatie verbeteren door een verbetertraject op te zetten Omschrijving project Sleutelproces VTE Beleidskredieten Jaarlijks actualiseren van de zelfevaluatie volgens de thema’s 1 0,2 van de leidraad interne controle/organisatiebeheersing Jaarlijks een verbetertraject voor de relevante thema’s van de leidraad interne controle/organisatiebeheersing 1 0,2 concretiseren in het ondernemingsplan op basis van de jaarlijkse actualisatie van de 99
zelfevaluatie en, indien beschikbaar, op basis van aanbevelingen geformuleerd door controle-instanties
SOD-2
OOD-Pr3
OOD-Pr4
OOD-Pr5
Het VEA wil bij de uitvoering van haar kerntaken meetbare efficiëntiewinsten realiseren door een verbetertraject op te zetten Omschrijving project Sleutelproces VTE Beleidskredieten Vermindering van de personeelsbehoeften van VEA voor de processen die in de 1 nutsmatrix voor het agentschap als afstootbare processen of processen met een beperkte meerwaarde voor het Vlaamse energiebeleid worden gecatalogeerd Jaarlijkse systematische doorlichting van de processen met 1 0,4 het oog op mogelijke automatisaties Uitbouwen van een energieprestatiedatabank tot 23 + 31 0,2 350.000 authentieke gegevensbron
100