Uitwerking scenario's Minimabeleid
Olst-Wijhe, 25 augustus 2014 doc. nr.: 14.403386
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ............................................................................................................................................... 2 Hoofdstuk 1 Inleiding ...................................................................................................................................... 3 Hoofdstuk 2 Beschikbare middelen ................................................................................................................ 4 Hoofdstuk 3 Bestaande regelingen ................................................................................................................ 5 Hoofdstuk 4 Nieuwe ontwikkelingen en voorgestelde scenario’s ................................................................... 9 4.1 Doelstellingen ....................................................................................................................................... 9 4.2 Nieuwe ontwikkelingen ......................................................................................................................... 9 4.3 Individuele inkomenstoeslag ............................................................................................................... 10 4.4 Gebruik en werkwijze Reductieregeling .............................................................................................. 11 4.5 Stichting Leergeld Salland .................................................................................................................. 13 4.6 Schuldhulpverlening ............................................................................................................................ 17 4.7 Administratieve lasten ......................................................................................................................... 20 4.8 Wet maatschappelijke ondersteuning ................................................................................................. 20 4.9 Eenmalige uitkering tegemoetkoming koopkracht. ............................................................................. 20 4.10 Afschaffing Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten ........................................... 21 Hoofdstuk 5 Samenvatting voorstellen en benodigde middelen .................................................................. 22
Uitwerking scenario's Minimabeleid
2 van 23
Hoofdstuk 1 Inleiding In het coalitieakkoord 2012-2014 was als prestatieafspraak vastgelegd, dat er niet wordt bezuinigd op het minimabeleid. In de heroverwegingsoperaties van de afgelopen jaren bent u deze afspraak telkens nagekomen. Op 11 november 2013 heeft de gemeenteraad in de vorige raadsperiode bij het vaststellen van de begroting 2014, het meerjarenperspectief 2015-2017 en de Nota heroverweging voor wat betreft het minimabeleid besloten om niet akkoord te gaan met de door ons voorgestelde maatregel om de inkomensgrens terug te brengen van 110% van de bijstandsnorm naar 100%. De gemeenteraad heeft op 16 december 2013 ingestemd met het Beleidskader Minimabeleid 2014-2017. Er zijn geen ingrijpende wijzigingen in het Minimabeleid voorgesteld. Wel is hierin opgenomen dat 2014 wordt gebruikt om te kijken hoe we de extra middelen voor het armoede- en schuldenbeleid zo efficiënt mogelijk kunnen inzetten. Hiervoor zijn verschillende scenario’s denkbaar. Dit kan bijvoorbeeld door het opstarten van een andere aanpak van de Reductieregeling of aan te sluiten bij een andere (particuliere) partij en deels door het inzetten voor (preventief) schuldenbeleid. Op 14 april 2014 is er een initiatiefvoorstel ingediend over het lokale armoedebeleid. Dit initiatief is door u ondersteund en u heeft het college gevraagd om in gesprek te gaan met Stichting Leergeld Salland. Ook heeft u uitgesproken de komst van een budgetcoach te willen bevorderen en, als dat lukt, te ondersteunen. En voor beide voorstellen voor het zomerreces te komen met een nader uitgewerkt voorstel. In het op 12 mei 2014 vastgestelde coalitieakkoord 2014-2018 is aangaande het minimabeleid het volgende opgenomen; De coalitie staat een hervorming van het huidige minimabeleid voor. Daarbij is uitgangspunt dat de gemeente extra inkomensondersteuning blijft bieden aan de meest kwetsbaren en aan kinderen tot 18 jaar, waardoor deze kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Een voorstel daarover komt in 2014. Door de inzet op preventie (bijvoorbeeld door onderliggende problemen aan te pakken, zoals schulden) beperkt de gemeente de afhankelijkheid van gemeentelijke inkomenssteun. Hiermee is de reikwijdte van de notitie vergroot, zodat de notitie niet voor het zomerreces kon worden voorgelegd. De Cliëntenraad WWB heeft in hun brief van 16 september 2013 voor wat betreft het minimabeleid een oproep gedaan om de dienstverlening, de voorzieningen en professionele schuldhulpverlening voor minima op peil te houden. Ondersteunend hierin zijn ook vrijwilligersprojecten als Budgetcoach en Schuldhulpmaatje. Zij hebben gevraagd de extra middelen voor armoedebestrijding met name in te zetten voor participatie van kinderen en deze ook te gebruiken voor kinderen uit gezinnen die iets boven de 110% norm van de bijstand uitkomen. Daarnaast vragen zij de Reductieregeling en Langdurigheidstoeslag in stand te houden voor alle groeperingen. Tot slot vragen zij om maatwerk toe te passen bij problematische situaties. (Deze -concept- nota wordt op 18 augustus 2014 besproken met de Cliëntenraad WWB en daarna wordt hun reactie verwerkt). In deze nota worden een aantal keuzes aan u voorgelegd. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de beschikbare middelen. Daarna worden in hoofdstuk 3 de bestaande regelingen beknopt toegelicht. In hoofdstuk 4 worden de doelstellingen, nieuwe ontwikkelingen en mogelijke scenario’s aan u voorgelegd. Tot slot treft u in hoofdstuk 5 een samenvatting van de beschikbare middelen en de voorgelegde keuzes.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
3 van 23
Hoofdstuk 2 Beschikbare middelen In deze paragraaf wordt ingegaan op de beschikbare middelen voor het minimabeleid over de periode 2014-2017. Bij het oorspronkelijke besluit om niet te bezuinigen op het minimabeleid heeft u voor 2014 en verder een bedrag van € 68.000,- uit de begroting vrij gemaakt en dit bedrag toegevoegd aan het budget voor het minimabeleid. Dit bedrag is aan het eind van deze paragraaf verwerkt in de beschikbare budgetten. Een bedrag van € 15.000,- is toegevoegd aan de post Reductieregeling en een bedrag van € 53.000,- is toegevoegd aan de post bijzondere bijstand. Extra middelen armoede- en schuldenbeleid Het kabinet heeft extra middelen voor het armoede en schuldenbeleid beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn niet geoormerkt, maar er wordt nadrukkelijk aandacht gevraagd voor maatregelen, die voorkomen, dat kinderen als gevolg van armoede niet voldoende kunnen participeren. Daarnaast wordt ook nadrukkelijk gekeken naar private partijen, die een belangrijke bijdrage leveren aan de armoede- of schuldenbestrijding Voor wat betreft de hulp aan kinderen worden het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de Stichting Leergeld met name genoemd. Tot slot wordt aandacht gevraagd voor preventie en vroegsignalering van 1 schulden. De hiervoor bestemde extra middelen over 2014 ad € 28.000 en vanaf 2015 structureel € 35.000,- zijn conform uw besluit van 16 december 2013 opgenomen in de begroting. Gezien voorgaande wordt uitgegaan van de volgende beschikbare budgetten. 2014 2015 2016 2017 Bijzondere bijstand* € 199.123,-* € 206.623,€ 206.623,€ 206.623,Reductieregeling* € 50.000,€ 52.500,€ 52.500,€ 52.500,Langdurigheidstoeslag € 43.000,€ 43.000,€ 43.000,€ 43.000,Schuldhulpverlening € 53.000,€ 53.000,€ 53.000,€ 53.000,Kwijtschelding € 75.000,€ 75.000,€ 75.000,€ 75.000,Extra middelen Rijk € 28.000,€ 35.000,€ 35.000,€ 35.000,Totaal € 448.123,€ 465.123,€ 465.123,€ 465.123,*Deze bedragen zijn opgebouwd uit de oorspronkelijke raming plus de extra middelen zoals deze door de gemeenteraad zijn toegevoegd.
1
Brief van de Staatssecretaris van SZW d.d. 3 juli 2013 inzake Intensivering armoede- en schuldenbeleid, referentie 2013-0000090830.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
4 van 23
Hoofdstuk 3 Bestaande regelingen Voorafgaand aan de uitwerking van de scenario’s volgt eerst een beknopte beschrijving van de huidige regelingen. Voor inzicht in het gebruik van de verschillende regelingen wordt verwezen naar het jaarverslag Sociale Zaken 2013. Het bevorderen van participatie gebeurt, binnen het kader van het minimabeleid, op dit moment door het Computerproject voor minima en de Reductieregeling die met name bijdragen aan de participatie van (schoolgaande) kinderen. Dit is vastgelegd in de Verordening maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen gemeente Olst-Wijhe. Deze genoemde regelingen bieden gezinnen de mogelijkheid hun kinderen mee te laten doen aan sportieve dan wel sociaal-culturele activiteiten. Computerproject voor minima Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor de aanschaf voor een computer of laptop, beeldscherm, toetsenbord, muis en printer inclusief geïnstalleerde software, eventuele installatiekosten en meegeleverde extra cartridges. Voor deze regeling komen mensen in aanmerking, die gedurende een periode van drie jaar een netto maandinkomen hebben gehad van maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm en geen vermogen hebben boven de vermogensgrens genoemd in de Wet werk en bijstand. Per huishouden kan één computer worden verstrekt en er wordt uitgegaan van een levensduur van tenminste vijf jaar. Reductieregeling De Reductieregeling kan worden aangevraagd door personen van 18 jaar en ouder voor de kosten van deelname aan het maatschappelijk verkeer. Het inkomen mag het bedrag van 110% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm niet overschrijden. Er geldt geen vermogenstoets. De Reductieregeling kan als tegemoetkoming worden gezien in de kosten van sport, cultuur, educatieve en recreatieve activiteiten. Hieronder vallen ook giften/donaties voor zover deze bijdragen aan deelname aan het maatschappelijk verkeer, zo ontvangen donateurs gratis toegang tot activiteiten, hieronder valt ook de bijdrage aan de kerken. Daarnaast kan een bijdrage worden verstrekt voor de kosten van internet, telefoon en televisie (Dit tot een bedrag van maximaal € 100,- per jaar). De Reductieregeling bedraagt per jaar; - Voor een echtpaar 250,- Voor een alleenstaande € 200,- Voor elk inwonend kind onder de 18 jaar € 200,Een gezin met twee kinderen onder de 18 jaar kan dus bijvoorbeeld € 650,- per jaar ontvangen. Het gezin is vrij om te besluiten op welke wijze de bijdrage wordt ingezet: zo kan de volledige bijdrage worden besteed aan het lidmaatschap van een sportvereniging of muziekles voor de kinderen of juist een grotere bijdrage aan activiteiten, die het hele gezin ten goede komen. Hieronder vallen bijvoorbeeld een abonnement op de krant of tijdschriften. Hiervoor is gekozen om de aanvrager zoveel mogelijk keuzevrijheid te geven en niet om als gemeente dwingend voor te schrijven waaraan het budget moet worden besteed. De Reductieregeling wordt op declaratiebasis verstrekt. De kosten moeten worden aangetoond. Op een aanvraag wordt een beschikking afgeven voor één jaar: kosten, die in de loop van dit jaar worden gemaakt kunnen worden uitbetaald na inlevering van een declaratieformulier met de bewijsstukken tot de hierboven genoemde maximum bedragen. De aanvrager ontvangt een brief met daarop vermeld het restant recht op de Reductieregeling. Langdurigheidstoeslag Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, dat is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van de component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimum inkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn
Uitwerking scenario's Minimabeleid
5 van 23
om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de WWB in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. U heeft op 16 november 2009 de verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente OlstWijhe vastgesteld. Tot 2009 werd onder een laag inkomen een inkomen van 100% van de geldende bijstandsnorm verstaan. Vanaf 2009 is deze grens door het raadsbesluit verhoogd naar 110% van de geldende bijstandsnorm. Langdurig wordt uitgedrukt in een zogenoemde referteperiode, dat is de periode waarover iemand aan de gestelde criteria moet voldoen. Tot 1 januari 2009 bedroeg de referteperiode vijf jaar. Gemeenten zijn na de decentralisatie vrij om te bepalen hoe lang de referteperiode moet zijn. Voor ons is deze periode vanaf 1 januari 2009 gesteld op drie jaar. Daarnaast kunnen vanaf 2009 nu ook personen die inkomsten uit werk hebben (bijvoorbeeld betaalde arbeid of een werkgerelateerde uitkering zoals een arbeidsongeschiktheidsuitkering) in aanmerking komen voor de toeslag als zij aan de overige voorwaarden voldoen. Daarvoor was deze groep uitgesloten. Alle hiervoor beschreven maatregelen hebben tot een verruiming van de doelgroep geleid. De langdurigheidstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor huishoudens die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij geen vooruitzicht hebben op inkomensverbetering. De hoogte van de Langdurigheidstoeslag is vastgelegd in de verordening en wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd. De hoogte van de langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar: a. voor een alleenstaande € 382,-; b. voor een alleenstaande ouder € 489,-; c. voor gehuwden € 546,Bijzondere bijstand De alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover deze niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm en de aanwezige draagkracht. Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met voorliggende voorzieningen. Hieronder wordt verstaan: elke voorziening buiten de WWB waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven. De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt, waar nodig, vastgesteld aan de hand van de Nibud-prijzengids zoals opgenomen in het handboek Grip op de WWB. Het is aan belanghebbende, indien van toepassing, om gemotiveerd en zo nodig onderbouwd aan te geven dat een hoger bedrag noodzakelijk is. Stelt het college de bijstand lager vast dan de richtprijzen dan rust in beginsel de bewijslast, dat de belanghebbende in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten kan voorzien, bij het college. Draagkracht is het gedeelte van het inkomen en vermogen dat de aanvrager bij een aanvraag voor bijzondere bijstand zelf moet inzetten. Voor de vaststelling van het vermogen wordt aangesloten bij de in de bijstandswet geldende vermogensgrens. Als het inkomen onder 110% van de bijstandsnorm ligt, is er geen draagkracht aanwezig in het inkomen. Wanneer het inkomen deze norm overstijgt, moet dat meerdere inkomen geheel of gedeeltelijk voor de noodzakelijke kosten worden ingezet. De bijzondere bijstand wordt dan verstrekt onder aftrek van de draagkracht. Voor bijzondere bijstand in kosten gerelateerd aan het levensonderhoud zoals bijvoorbeeld de woonkostentoeslag wordt de draagkracht volledig in mindering gebracht. Als het gaat om kosten die verband houden met de bevordering naar een zelfstandige bestaansvoorziening en met de bevordering van het zelfstandig kunnen blijven functioneren van ouderen en gehandicapten wordt 10 % van het meerdere inkomen aangemerkt als draagkracht. Het gaat dan bijvoorbeeld om de eigen bijdrage voor thuiszorg, alarmering of eigen bijdragen opgelegd op grond van de WMO.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
6 van 23
Als een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken, geldt dat het college enkel de draagkracht kan berekenen over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft In alle overige gevallen wordt gerekend met een draagkrachtpercentage van 35%. Collectieve ziektekostenverzekering Sinds 2007 kunnen inwoners met een inkomen tot maximaal 110% van het sociaal minimum deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van Salland Verzekeringen. Men is dan verzekerd volgens het zogenoemde Pluspakket en Tandplus van Salland Verzekeringen. Salland verzekeringen biedt een premiekorting van 6,5 % op de basisverzekering, daarnaast geven zij 12% korting op de premie voor de aanvullende verzekering. De gemeente geeft hierop ook een premiekorting van 19,35%. Naast dit premievoordeel zijn er geen extra vergoedingen. Het aantal deelnemers is stabiel te noemen, jaarlijks tussen de 153 en 159 deelnemers. Hierbij wordt opgemerkt dat in de WWB nadrukkelijk is bepaald dat de keuze voor een bepaalde zorgverzekering niet mag worden opgelegd. Men is dus vrij om te kiezen om wel of niet aan de collectieve regeling mee te doen of zich bij een andere zorgverzekeraar te verzekeren. Uit onderzoek van de Nederlandse zorgautoriteit blijkt dat er niet veel Nederlanders van zorgverzekeraar wisselen, over de periode 2007-2011 gaat het om een percentage overstappers van jaarlijks tussen de 3,5% en de 5,5%. Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Voor onze inwoners met de laagste inkomens bestaat de mogelijkheid om voor kwijtschelding van de afvalstoffenheffing en het rioolrecht in aanmerking te komen. Er vindt een toets plaats naar het inkomen en het vermogen. Het inkomen mag niet hoger liggen dan 100% van het bijstandsniveau. Voor de ledigingen wordt slechts beperkt kwijtschelding verleend, zodat er een prikkel blijft bestaan om bewust met het aanbieden van huishoudelijk afval om te gaan. Schuldhulpverlening Per 1 juli 2012 is de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening in werking getreden. In het kader van deze wet is het “Uitvoeringsplan schuldhulpverlening in Olst-Wijhe 2012-2015” vastgesteld. Wij hebben al sedert jaren de werkzaamheden in het kader van schuldhulpverlening uitbesteed aan het Budget Adviesbureau Deventer (BAD). De te verrichten werkzaamheden zijn vastgelegd in een overeenkomst. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande werkwijze van het BAD. Voor schuldhulpverlening worden de volgende (hoofd)doelstellingen gehanteerd: Het voorkomen van schulden. Door het uitvoeren van preventieactiviteiten, zoals voorlichting en budgettrainingen, wordt geïnvesteerd in het voorkomen dat inwoners in een (problematische) schuldsituatie terecht komen. Het structureel oplossen of beheersbaar maken van schulden. Op het moment dat een inwoner wel in een (problematische) schuldsituatie terecht is gekomen, wordt gezocht naar een structurele oplossing van de problematiek en indien dit niet tot de mogelijkheden behoort naar een situatie waarin de schulden zodanig beheersbaar zijn, dat ze geen belemmering meer vormen voor deelname aan de samenleving. Binnen de schuldhulpverlening wordt een groot aantal instrumenten ingezet om schulden te voorkomen, structureel op te lossen of beheersbaar te maken. Hier wordt nog even kort stilgestaan bij de gestegen kosten voor het inkomensbeheer. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er de laatste tijd steeds meer aandacht is gekomen voor preventieve activiteiten, waaronder het inkomensbeheer. Overigens is hier een maximumtermijn aan verbonden. Als deze termijn niet voldoende is om het inkomen weer op eigen kracht te beheren is kan worden overgegaan naar bewindvoering. Als een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, kunnen zijn goederen door de kantonrechter geheel of gedeeltelijk onder bewind worden gesteld. Bij het instellen van bewindvoering wijst de kantonrechter een bewindvoerder aan. Hiervoor komen zowel particuliere (echtgenoot, partner, familielid) als professionele partijen in aanmerking.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
7 van 23
Wanneer een professionele partij als bewindvoerder is benoemd, komt het vaak voor dat de bewindvoerder voor de kosten van bewindvoering namens de belanghebbende bijzondere bijstand aanvraagt. Omdat de bewindvoerder door de rechter is aangewezen, moeten deze kosten als noodzakelijk worden aangemerkt. Omdat het gaat om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijk kosten zal bijzondere bijstand moeten worden verstrekt. Het ministerie van SZW laat momenteel een onderzoek uitvoeren naar de kosten van de bijzondere bijstand voor beschermingsbewind. Daarnaast zoekt de VNG in samenwerking met gemeenten naar passende en goedkopere voorliggende voorzieningen die in plaats van beschermingsbewind kunnen worden ingezet. Als deze voorzieningen bijdragen aan het vergroten van de financiële zelfredzaamheid, kan de klant beter worden geholpen en zal de gemeente op termijn kosten kunnen besparen. Deze onderzoeken worden door onze gemeente nauwlettend gevolgd. Zolang er nog geen structurele oplossing is gevonden zien gemeenten nog steeds de kosten voor beschermingsbewind stijgen. Op dit moment blijven de kosten wel binnen het beschikbare budget.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
8 van 23
Hoofdstuk 4 Nieuwe ontwikkelingen en voorgestelde scenario’s
Voor we verder ingaan op een beschrijving van de nieuwe ontwikkelingen en de verschillende scenario’s staan we nog even kort stil bij de afgesproken doelstellingen van het Minimabeleid.
4.1 Doelstellingen In de vastgestelde sociale toekomstvisie 2010-2020 zijn de volgende uitgangspunten opgenomen - We bieden voldoende mogelijkheden tot participatie; dat geldt voor alle facetten van onze samenleving (wonen, werken, vrijetijdsbesteding, sporten etc); - We stimuleren, mobiliseren en bieden ruimte aan initiatieven van onderop; - We gaan uit van eigen kracht, het benutten van sociale netwerken en het versterken van algemene en collectieve voorzieningen; - We stimuleren deelname aan sport en cultuur; - We voorkomen sociale uitsluiting, bijvoorbeeld op grond van inkomen. Daarbij is zoals gezegd in het coalitieakkoord opgenomen dat het uitgangspunt voor het minimabeleid is dat de gemeente extra inkomensondersteuning blijft bieden aan de meest kwetsbaren en aan kinderen tot 18 jaar, waardoor deze kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Door de inzet op preventie (bijvoorbeeld door onderliggende problemen aan te pakken, zoals schulden) beperkt de gemeente de afhankelijkheid van gemeentelijke inkomenssteun.
4.2 Nieuwe ontwikkelingen Een nieuwe ontwikkeling is dat per 1 januari 2015 de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten”(Wet maatregelen WWB) in werking treedt. Daarnaast krijgen we te maken met de Wet hervorming kindregelingen en de wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en nog een aantal andere wetten, deze komen samen in de Participatiewet. Naast deze wetswijzigingen zijn er nog andere zaken die invloed hebben zoals de overgang van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) naar de gemeenten en de wijzigingen in de WMO. Binnen de nieuwe Wet maatregelen WWB wordt de mogelijkheid voor individuele bijzondere bijstand voor daadwerkelijk gemaakte kosten verruimd en de categoriale bijzondere bijstand voor aannemelijke kosten wordt verder beperkt. Alleen de categoriale bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering of het verstrekken van een vergoeding voor de kosten van de premie blijft bestaan. Alle andere vormen van categoriale bijstand komen te vervallen en dienen opgenomen te worden in de bijzondere bijstand (individueel maatwerk). Daarmee vervalt ook de landelijk vastgestelde inkomensnorm van maximaal 110% van de bijstandsnorm (ook voor de collectieve ziektekostenverzekering). Deze norm mag door gemeenten worden verhoogd naar bijvoorbeeld 120 of 130%. De langdurigheidstoeslag wordt vervangen door een individuele inkomenstoeslag voor mensen (<65 jaar) die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen en gelet op hun individuele omstandigheden geen zicht hebben op verbetering van het inkomen. Door bovengenoemde wijzigingen is de gemeente vrij om de doelgroep voor de bijzondere bijstand aan te passen waardoor de doelgroep toe of af kan nemen, afhankelijk van de keuze van de gemeente. Het feit dat de categoriale bijzondere bijstand -en in het bijzonder de langdurigheidstoeslag- wordt vervangen door individueel maatwerk leidt tot meer individuele aanvragen en dus extra druk op de organisatie. Daar waar eerst alleen beoordeeld hoefde te worden of iemand aan de inkomensnorm voldeed, dienen nu ook de individuele omstandigheden zoals bijvoorbeeld mogelijkheden op werk, de verrichte inspanningen om werk te vinden en belastbaarheid te worden beoordeeld.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
9 van 23
Het meer individualiseren van het armoedebeleid sluit aan bij het in het coalitieakkoord opgenomen uitgangspunt dat de gemeente extra inkomensondersteuning blijft bieden aan de meest kwetsbaren en aan kinderen tot 18 jaar, waardoor deze kunnen blijven deelnemen aan de samenleving.
4.3 Individuele inkomenstoeslag Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Het college kan in beleidsregels aangeven welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan personen aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeidsverplichting of een reintegratieverplichting of aan personen die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgen. De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden. Het college kan in (wetinterpreterende) beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend: - de krachten en bekwaamheden van de persoon, en - de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Bij de individuele inkomenstoeslag kunnen de volgende drie scenario’s worden aangeven. 1. De doelgroep beperken door de draagkrachtgrens van 110% van de geldende bijstandsnorm naar 100% te brengen. 2. Doelgroep beperken door referteperiode te verlengen van drie naar bijvoorbeeld vijf jaar. 3. Vergoeding per persoon/gezin met 25% naar beneden bij te stellen. De vergoedingen worden dan; a. voor een alleenstaande € 287b. voor een alleenstaande ouder € 369 c. voor gehuwden € 410,De combinatie van scenario 1 en 2 leidt tot een structurele besparing van € 20.000 per jaar. Scenario 3 leidt tot een besparing van € 10.750,Het feit dat er straks een individuele toets plaats vindt en er daarnaast geen zicht mag zijn op inkomensverbetering heeft al een beperking van de doelgroep in zich. Deze maatregelen komen overigens tegemoet aan het uitgangspunt zoals dat is opgenomen in het coalitieakkoord, namelijk dat de gemeente wil zorgen voor de meest kwetsbaren. Daarom wordt voorgesteld om niet nog eens de referteperiode of draagkrachtgrens naar beneden bij te stellen maar wel te kijken naar de hoogte van het bedrag. Dit omdat
Uitwerking scenario's Minimabeleid
10 van 23
er geen bestedingsverplichting is. De inkomenstoeslag is bedoeld als een extra bijdrage om langdurig laag inkomen op te vangen. Dit naast de bestaande regelingen waar ook gebruik van kan worden gemaakt. Er wordt gekozen voor een korting van 25% omdat het ook hier om een kwetsbare groep gaat die langdurig leeft van een laag inkomen. Voorstel De bedragen van de individuele inkomenstoeslag met ingang van 1 januari 2015 met 25% naar beneden bij te stellen. Dit leidt tot een besparing van € 10.750,De individuele inkomenstoeslag wordt nader uitgewerkt in een verordening en beleidsregels. De individuele toets zal leiden tot een beperking van de doelgroep. Vooralsnog wordt uitgegaan van een besparing van € 2.250,-
4.4 Gebruik en werkwijze Reductieregeling Voor dat verder wordt ingegaan op de keuze om wel of niet te starten met de Stichting Leergeld Salland wordt eerst nog even kort stil gestaan bij het gebruik van de Reductieregeling en de werkwijze in het afgelopen jaar. De inhoud van de Reductieregeling is al beschreven in hoofdstuk 3. Bij de aanvraagafhandeling wordt via de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) nagegaan wat de samenstelling van het huishouden is. Dit wordt in de administratieve afhandeling, invoering in- en uitbetaling door het systeem, niet bijgehouden. De toegekende bedragen worden in één keer uitbetaald, niet gesplitst per gezinslid en evenmin wordt in het systeem bijgehouden aan welke activiteit de bijdrage is besteed aangezien hier geen beleidsdoelstelling aan gekoppeld is. Er zijn in 2013 283 aanvragen om Reductieregeling ingediend, dit door 152 unieke huishoudens. Een aantal huishoudens vraagt dus meerdere keren per jaar aan omdat zij de kosten niet kunnen voorschieten. Gemiddeld komt dit op 1,8 aanvragen per huishouden. Er is voor een totaal bedrag € 41.898,64 aan Reductieregeling verstrekt. Dit komt op een gemiddelde van € 275,64 per gezin. Er wordt in het systeem niet bijgehouden wat de gezinssamenstelling is, wel is er een bestandsvergelijking gedaan met de gegevens van personen die in 2013 een uitkering ten behoeve van het levensonderhoud ontvingen. Hieruit blijkt dat er 46 gezinnen met in totaal 99 kinderen betrokken zijn geweest. De gezinnen met kinderen ontvingen een totaal bedrag van € 23.629,12. Dit is 56% van de Reductieregeling. Wat opvalt, is dat 46 alleenstaanden jonger dan 65 jaar gebruik maken van de Reductieregeling. Zij ontvingen gemiddeld 158,62 per persoon. Gesteld kan worden dat de Reductieregeling juist ook voor de groep alleenstaanden van belang is om te kunnen blijven deelnemen aan het sociaal maatschappelijk verkeer. Tot slot blijkt dat 23% van de aanvragers ouder is dan 65 jaar. Negen personen waren zelfs ouder dan 85 jaar. De leefvorm, alleenstaand of gehuwd is niet bijgehouden. Deze groep gebruikt 15% van het totaal verstrekte bedrag aan Reductieregeling. Gemiddeld komt dit op € 184,49 per gezin. Gezien de huidige maatschappelijke ontwikkeling waarin van de ouderen wordt gevraagd om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen, lijkt het ook voor deze groep met een laag inkomen van belang om gebruik te kunnen blijven maken van de Reductieregeling. Er wordt zoals al is aangegeven niet bijgehouden waaraan de bijdrage Reductieregeling is besteed. Navraag bij de casemanagers leert dat in het algemeen kan worden gesteld dat vrijwel alle huishoudens de € 100,- besteden aan telefoon en internetkosten. Voor de kinderen worden regelmatig declaraties ingediend voor gezinsuitjes zoals Ballorig, Julianatoren en het Dolfinarium etc. Daarnaast worden regelmatig declaraties van sportverenigingen ingediend. Voor de groep ouder dan 65 jaar valt op dat er veel declaraties voor kosten van (ouderen)sport- en buurtverenigingen worden ingediend.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
11 van 23
Tot slot is opgevallen dat in 2013 217 huishoudens op enig moment, voor een kortere of een langere periode, een uitkering ten behoeve van het levensonderhoud ontvingen. Van deze huishoudens hebben 124 huishoudens geen Reductieregeling aangevraagd. Hierbij waren toch nog 43 kinderen betrokken. Overigens gaat het hier ook om gezinnen die een tijdelijke uitkering ontvingen en daarvoor en daarna beschikten over een hoger inkomen. Zodra zij dus een hoger inkomen dan 110% van de geldende bijstandsnorm hebben komen ze niet meer in aanmerking voor de Reductieregeling. Geconcludeerd kan worden dat de Reductieregeling voor gezinnen met kinderen duidelijk in een behoefte voorziet maar dat juist ook andere groepen gebruik maken van de Reductieregeling. Het is en blijft vanuit het oogpunt van participatie ook voor de groep alleenstaanden en personen ouder dan 65 jaar van belang om hiervoor de financiële middelen te houden. Dit pleit er voor om de huidige Reductieregeling in ieder geval in stand te houden. Daarbij kan nog wel worden gekeken op welke wijze de bekendheid met de Reductieregeling vergroot kan worden. Deze regeling is opgenomen in de klantenmap werk en inkomen en is te vinden op de website van de gemeente. Daarnaast is de regeling diverse keren onder de aandacht gebracht bij Sportstimulering Olst-Wijhe, ook zij wijzen de kinderen en ouders op het bestaan van de Reductieregeling. De kinderombudsman heeft in juni 2013 zijn rapport “kinderen in armoede” uitgebracht. Eén van zijn belangrijkste aanbevelingen aan gemeenten is om meer aandacht te besteden aan kinderen die opgroeien in armoede. De kinderombudsman raadde gemeenten aan een kindpakket samen te stellen. Een kindpakket is een pakket, dat kinderen in armoede voorziet van tenminste de meest noodzakelijke behoeften, aangevuld met zaken om mee te kunnen doen in de samenleving. Denk hierbij bijvoorbeeld aan vouchers voor kleding, zwemlessen en toegang tot het lokale openbaar vervoer. Een kindpakket moet eenvoudig aan te vragen zijn en rechtstreeks ten goede komen aan het kind In de huidige Reductieregeling is juist bewust voor een ruime formulering gekozen; “De Reductieregeling kan als tegemoetkoming worden gezien in de kosten van sport, cultuur, educatieve en recreatieve activiteiten”. Hierdoor is er voor de kinderen (en ouders) maximale keuze vrijheid waaraan de bijdrage wordt besteed. Voor het samenstellen van een kindpakket zal aansluiting worden gezocht bij lokale bedrijven en verenigingen wat de mogelijkheden voor kinderen beperkt. Op dit moment wordt jaarlijks een vast bedrag per huishouden verstrekt. Met andere woorden, het bedrag dat gezinslid A niet gebruikt, mag worden doorgeschoven naar gezinslid B. Dit geeft het gezin maximale keuzevrijheid. Een nadeel hiervan is dat we niet met zekerheid kunnen zeggen dat de beschikbare gelden ook daadwerkelijk aan elk kind worden besteed. Een optie is om de Reductieregeling per lid van het huishouden te verstrekken. Nadelen hiervan zijn dat de keuzemogelijkheden in het gezin worden beperkt en de uitvoeringskosten hoger worden want elke ingeleverde bon moet dan specifiek op naam gecheckt. Voor contributie is dit wel eenduidig maar voor bijvoorbeeld daguitjes, bioscoop of theaterbezoek wordt dit al lastig. Dit alles moet dan ook nog in de administratie worden verwerkt en gecontroleerd. Dit met hoge uitvoeringskosten als gevolg. Dit geldt overigens ook voor de restrictie dat er een maximale vergoeding voor telefoon en internetkosten wordt gegeven. Om de maximale keuzevrijheid bij de gezinnen te laten en de uitvoeringskosten te beperken wordt voorgesteld om deze maximering los te laten. Voorstel De restrictie dat er voor een maximaal bedrag aan telefoon en internetkosten gedeclareerd kan worden los laten. Tot op heden voorziet de Reductieregeling niet expliciet in de schoolkosten. Het gaat dan om bijvoorbeeld kosten van schoolreizen, zwem- en gymkleding, ouderbijdragen, cadeau leerkracht en overblijfkosten. Daarbij komen ouders voor extra kosten te staan op het moment dat kinderen de overstap maken naar het voortgezet onderwijs. Het gaat dan bijvoorbeeld om een schooltas, schoolboeken, schoolfoto’s, rekenmachine, excursie of het bezoeken van een open dag. Een mogelijk scenario is om de Reductieregeling voor kinderen te verhogen met € 100,- per jaar. Daarbij wordt dan de vergoeding voor schoolkosten expliciet opgenomen in de Reductieregeling.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
12 van 23
Gezien het huidige gebruik komen de extra kosten voor de kinderen dan op € 10.000,- per jaar. Voorstel De maximale vergoeding in de Reductieregeling per kind vast te stellen op € 300,- per jaar. En daarbij expliciet opnemen dat de Reductieregeling ook kan worden besteed aan schoolkosten. De aanvragen om Reductieregeling worden net als de aanvragen voor bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag afgehandeld door een medewerker van het Klantcontactcentrum. Hiervoor is 9 uur per week beschikbaar. De aanvragen Reductieregeling kennen een gemiddelde doorlooptijd van 4 weken. Dit is binnen de afgesproken servicenorm van vijf weken. Hierbij wordt opgemerkt dat het hier gaat om de eerste aanvraag, zodra er eenmaal is toegekend kan later in het jaar worden volstaan met het inleveren van een declaratieformulier en de bewijsstukken. Tot slot wordt opgemerkt dat de keuze voor het wel of niet aansluiten bij de Stichting Leergeld Salland geen gevolgen heeft voor de inhoud en de hoogte van de Reductieregeling. De stichting Leergeld sluit aan bij onze bestaande Reductieregeling, de gemeente blijft verantwoordelijk voor de doelgroep met inkomen tot 110% van de bijstandsnorm. Door de eventuele inzet van de Stichting Leergeld Salland en de inzet op het vergroten van de bekendheid met de regelingen kan worden verwacht dat er een toename van het gebruik zal zijn. Hiervoor wordt een extra bedrag van € 7.500,- geraamd. 4.5 Stichting Leergeld Salland In het Beleidskader Minimabeleid 2014-2017 is gekeken naar de mogelijkheid om aan te sluiten bij private partijen als het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de Stichting Leergeld. Daarnaast is nog gekeken naar de regeling Rechtop! die specifiek in Deventer voor mensen ouder dan 18 jaar geldt. In de genoemde nota zijn de regelingen uitgebreid beschreven, hieronder volgt een korte samenvatting Jeugdsportfonds De gemeente Dalfsen is aangesloten bij het jeugdsportfonds Overijssel. De doelgroep is kinderen van 6 tot 17 jaar uit gezinnen met een laag inkomen, tot 110% van de bijstandsnorm. Het fonds zoekt samenwerking met lokale partijen en werkt daarvoor met ambassadeurs, in Dalfsen bijvoorbeeld Erben Wennemars. De kosten bedragen voor de gemeente € 225,- per kind met daarbij nog € 25,administratiekosten. De bijdrage wordt alleen gegeven voor sporten in clubverband aangesloten bij het NOC/NSF. Voor de overige deelname aan sociaal culturele activiteiten bestaat nog een gemeentelijke regeling. Overigens bestaat er ook een jeugdcultuurfonds. Hiervoor wordt een bijdrage van € 450,- per kind per jaar betaald. Gezien de beperktheid van het Jeugdsportfonds en de hoge kosten van het jeugdcultuurfonds is besloten deze optie niet verder te onderzoeken. Rechtop! De gemeente Deventer is voor de jeugd aangesloten bij de Stichting Leergeld Deventer. Voor de mensen ouder dan 18 jaar heeft de gemeente Deventer de regeling Rechtop! Financiële regeling in het leven geroepen. Inwoners met een laag inkomen kunnen met korting deelnemen aan (sport)verenigingen en cursussen. Later is daar ook de Rechtop! Beweging bijgekomen, hier staat het “meedoen” centraal. Er is een ontmoetingsruimte en er worden diverse activiteiten voor- en door- de deelnemers georganiseerd. Via de Rechtop! Financiële regeling kunnen alle inwoners van de stad meedoen met sport, cultuur, kunst en educatie. Grotendeels gefinancierd door de gemeente (110% inkomensnorm) en bijgestaan door private partijen. Concreet kan men in aanmerking komen voor een kortingscoupon van € 150,- op een lidmaatschap bij een sportvereniging en € 200,- voor deelname aan activiteiten op het gebied van cultuur en educatie. Voor de uitvoering van de financiële regeling en de coördinatie van rechtop beweging heeft de gemeente Deventer een overeenkomst gesloten met een private partij. De (personele) kosten komen volledig voor rekening van de gemeente. Daarnaast wordt geprobeerd subsidies aan te boren. Aansluiten bij dit initiatief ligt niet direct voor de hand omdat alle activiteiten zijn gericht op de stand Deventer. Daarnaast moet er dan worden samengewerkt met zowel de stichting Leergeld als met Rechtop!. Er zullen dan extra uitvoeringskosten moeten worden gemaakt.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
13 van 23
Stichting Leergeld Salland Uit een eerste verkenning lijkt de Stichting Leergeld Salland het best aan te sluiten bij de lokale situatie in onze gemeente. Met het vaststellen van het Beleidskader Minimabeleid 2014-2017 is dan ook afgesproken om de mogelijkheden voor aansluiting bij de Stichting Leergeld Salland, hierna te noemen de stichting, te onderzoeken. De stichting heeft te kennen gegeven hun werkgebied graag te willen uitbreiden naar de gemeente Olst-Wijhe. Er zijn dan ook gesprekken gevoerd met de voorzitter en de coördinator van de stichting. Daarnaast heeft de stichting ons de beschikking gegeven over het door de stichting gehanteerde werkproces en het jaarverslag 2013. De stichting is nu nog alleen actief in de gemeente Raalte en is opgericht door Rotary Raalte. Deze club bestaat al meer dan 40 jaar en heeft ongeveer 40 leden uit alle geledingen van de samenleving. De leden van de club komen niet alleen uit Raalte, maar ook uit Heino en de gemeente Olst-Wijhe. De Rotary wil graag actief zijn ter bevordering van de leefbaarheid van de Sallandse samenleving. De Stichting Leergeld is een landelijke Stichting die zich inzet voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar, die vanwege gebrek aan financiële middelen niet mee kunnen doen met hun leeftijdgenootjes. Ouders of verzorgers van deze kinderen kunnen een beroep doen op hulp van een lokale Stichting Leergeld, indien zij bepaalde binnen- of buitenschoolse activiteiten voor hun kinderen niet kunnen betalen en een aantoonbaar inkomen hebben dat beneden 110% van de geldende bijstandsnorm ligt. Ouders of verzorgers kunnen bij de lokale Leergeld Stichting in hun gemeente een aanvraag indienen om hun kind(eren) weer te laten meedoen. Meedoen kan in principe op vier verschillende gebieden: onderwijs, cultuur, sport of welzijn. De Stichting Leergeld Salland is op 1 januari 2013 van start gegaan. Zij geven uitvoering aan de minimaregeling van de gemeente Raalte voor kinderen van 4 tot 18 jaar. Daarnaast geven zij een financiële vergoeding of bijdrage voor de sportieve-, culturele-, maatschappelijke- en school activiteiten van kinderen uit gezinnen woonachting in de gemeente met een laag besteedbaar inkomen (tussen 110% en 120% van de bijstandsnorm). Voor deze laatste groep worden sponsorbedragen van particuliere organisaties ingezet. Hieronder worden in het kort de afspraken zoals die nu voor de gemeente Raalte gelden uiteengezet. De gemeente Raalte heeft de bijdrage voor de stichting vastgesteld op basis van de hiervoor bestaande “Meedoenregeling” in de gemeente Raalte. Het gaat hier om een zogenoemde open eind regeling: als de vraag van kinderen, behorend tot de doelgroep 110% van het bijstandsniveau, toeneemt zullen er extra middelen moeten worden bijgepast. Daarnaast heeft de stichting een eenmalige startsubsidie van de gemeente Raalte ontvangen. Zij hebben een deel van de uitvoeringstaak van de gemeente overgenomen, hiervoor zijn uitvoeringsrichtlijnen opgesteld. De stichting werkt voor de uitvoering van deze taken samen met vijf vrijwilligers en er is een coördinator voor 12 uur per week aangesteld. Deze laatste wordt bekostigd door de gemeente Raalte. Naast de gemeente Raalte komen financiële middelen binnen via maatschappelijke organisaties of particulier initiatief, zoals bijvoorbeeld de “Rotary”. Ook kunnen particulieren giften doen. Deze bijdragen worden aanvullend op de regeling van de gemeente Raalte ingezet. Bijvoorbeeld voor gezinnen met een inkomen net iets hoger dan de geldende norm van 110%, die in een schrijnende situatie verkeren. Of voor kosten, waarin de regeling niet voorziet maar in het specifieke geval wel wenselijk zijn, zoals bijvoorbeeld de aanschaf van een fiets. De vrijwilligers van de stichting gaan in alle gevallen op huisbezoek. De aanvraag wordt ingevuld en door de coördinator gecontroleerd. Daarna gaat de aanvraag met de benodigde gegevens naar het bestuur. Het bestuur bekijkt of gebruik kan worden gemaakt van al bestaande regelingen en/of dat ten behoeve van het kind een betaling kan worden gedaan. Na het huisbezoek ontvangt het gezin schriftelijk bericht over de aanvragen. Als de aanvraag wordt goedgekeurd, betaald de stichting de bijdrage aan de club/vereniging. De ouders ontvangen dus niet rechtstreeks een gift. Alleen kosten van een lopend seizoen/schooljaar worden vergoed. Bestaande schulden/oude nota's
Uitwerking scenario's Minimabeleid
14 van 23
komen niet in aanmerking voor vergoeding. Voor nieuwe kosten gaat steeds opnieuw dezelfde procedure in werking. Voor gezinnen onder de 110% wordt een keer per zes maanden een inkomenstoets gedaan. Overigens is er geen bezwaar en beroep mogelijk tegen een besluit van de Stichting Leergeld Salland. Als een aanvrager het niet eens is met de beslissing op een aanvraag en de wijze waarop deze is afgehandeld 2 kan de aanvrager een klacht voorleggen aan het bestuur. Er moet nog worden opgemerkt, dat de "Meedoenregeling" ook nog bestaat voor mensen ouder dan 18 jaar. Dit betekent, dat in Raalte een gezin met kinderen een aanvraag moet doen bij de gemeente voor de personen ouder dan 18 jaar en bij de stichting voor kinderen tot 18 jaar. In Raalte zijn in 2013 ruim 1000 aanvragen voor een voucher ingediend en gehonoreerd. Het betrof in totaal een groep van 238 kinderen in 144 gezinnen. Dit komt neer op een gemiddelde van bijna zeven aanvragen per gezin. Met het verlenen van deze vouchers was een bedrag gemoeid van € 47.000,-. Dit komt neer op gemiddeld € 197,48 per kind. Overzicht Bereikte gezinnen Bereikte kinderen Gehonoreerde aanvragen
tot 110% 114 188 884
Tussen 110% en 120% 30 50 180
Globaal genomen kan worden gesteld dat de gemeente Raalte twee keer zoveel inwoners telt dan de gemeente Olst-Wijhe. Hier tegen afgezet is het bereik van het aantal kinderen, tot 110% vergelijkbaar met het aantal kinderen dat het afgelopen jaar is bereikt binnen de Reductieregeling. Wel moet worden opgemerkt dat de stichting pas één jaar draait, het ligt in de verwachting dat het bereik de komende jaren nog zal toenemen, doordat de stichting in de samenleving meer bekend zal worden. Aansluiting gemeente Olst-Wijhe Zoals gezegd heeft de Stichting Leergeld Salland de wens om de activiteiten uit te breiden naar de gemeente Olst-Wijhe. Hieronder worden de voorgestelde werkwijze en condities geschetst. De stichting gaat voor de kinderen van 4 tot 18 jaar de Reductieregeling zoals die voor onze gemeente geldt uitvoeren. In de voorwaarden voor de Reductieregeling verandert dus niets. Kinderen van ouders met een inkomen tot 110% kunnen een aanvraag doen tot € 200,- (nieuw € 300,-) per jaar per kind. Deze kosten worden door de Stichting Leergeld niet uitbetaald aan de ouders maar middels een voucher rechtstreeks aan de organisatie. Deze kosten worden door de stichting in de administratie opgenomen en in rekening gebracht bij de gemeente Olst-Wijhe. De gemeente ontvangt dan driemaandelijks een rapportage met de stand van zaken. De stichting zal ook in de gemeente Olst-Wijhe op zoek gaan naar giften en bijdragen van maatschappelijke organisaties, particulier initiatief, zoals bijvoorbeeld de Rotary. Deze bijdragen worden aanvullend op de Reductieregeling ingezet. Bijvoorbeeld voor gezinnen met een inkomen hoger dan 110% van de geldende norm die in een schrijnende situatie verkeren of voor kosten waarin de Reductieregeling niet voorziet maar in het specifieke geval wel wenselijk zijn, zoals bijvoorbeeld de aanschaf van een fiets. De stichting kan voor de werkzaamheden dezelfde coördinator als in Raalte inzetten. Daarnaast wil men onder de inwoners van Olst-Wijhe vrijwilligers gaan werven. Vooral in het begin zal er ook veel in overleg gaan met de Casemanagers van het team Werk, Inkomen en Zorg, de stichting pleit nadrukkelijk voor een warme overdracht zodat er zoveel mogelijk (potentieel) rechthebbenden worden bereikt. Zo worden de vrijwilligers ook geschoold in de bestaande regelingen om tijdens huisbezoeken ook te kunnen wijzen op andere bestaande regelingen.
2
(bron ECLI:NL:RVS:2013:CA2887).
Uitwerking scenario's Minimabeleid
15 van 23
Zodra een aanvraag binnenkomt wordt binnen één week contact opgenomen voor het plannen van een huisbezoek. Dit vindt veelal binnen één of twee weken plaats. De inhoudelijke beoordeling en uitbetaling door penningmeester vindt dan binnen drie weken plaats. De doorlooptijd komt daarmee ook op een gemiddelde van vier of vijf weken voor een eerste aanvraag. In Raalte wordt voor ontvangst van bezoekers gebruik gemaakt van de ruimte van het Steunpunt voor Minima. In Olst-Wijhe zal een ruimte moeten worden gezocht, mogelijke huurkosten komen voor rekening van de gemeente. Grootste aanvullende kostenpost wordt gevormd door de coördinatiekosten. Op dit moment bedragen deze voor 12 uren per week € 17.500,- . De gemeente Raalte heeft aangegeven er van uit te gaan dat wij tenminste de helft van deze kosten voor onze rekening gaan nemen. In Raalte is het eerste jaar veel tijd gestoken in het opzetten van de stichting, het werven en inwerken van de vrijwilligers en het inrichten van de administratie- en de werkprocessen. Nu dit allemaal goed is opgestart zijn er daar ook minder uren nodig die kunnen worden ingezet voor Olst-Wijhe. Hierbij moet worden opgemerkt dat met de komst van de Stichting Leergeld Salland de uitvoeringskosten voor de gemeente Olst-Wijhe niet worden verlaagd, de ouders van de kinderen dienen de aanvraag om Reductieregeling nog steeds bij de gemeente in. Dit betekent overigens ook dubbele administratieve lasten voor de ouders. Hieronder volgt een opsomming van de effecten van aansluiting bij de Stichting Leergeld Salland met daarbij aangegeven of dit een positief + effect of een negatief – effect is, +/- is daarbij neutraal. + Aanvrager hoeft bedrag niet voor te schieten, hij ontvangt een voucher. De betaling gaat rechtstreeks naar de organisatie. + We weten zeker dat beschikbare gelden rechtstreeks aan de kinderen ten goede komen. + Uitbreiding van de doelgroep, kinderen uit gezinnen van 110% tot 120% van de norm worden ook bereikt + Inzet van particuliere middelen voor de doelgroep die niet tot de minima behoren. -/+ Extra inzetten op voorlichting, kan in beide scenario’s. -/+ Bereik van beide scenario’s was in 2013 nagenoeg gelijk voor de doelgroep tot 110%. -/+ Er vindt in principe altijd een huisbezoek door een vrijwilliger plaats. Extra uitvoeringskosten € 8.750,- komt ten laste van Reductieregeling en kan dus niet ingezet voor de doelgroep. Extra administratieve lasten voor de burger, twee aparte aanvragen voor kinderen en ouders. De burger moet vaker een aanvraag doen, over 2013 gemiddeld per huishouden 6,9 keer tegen 1,8 bij de Reductieregeling. De burger krijgt te maken met twee organisaties, de gemeente en Stichting Leergeld Salland Arbeidsintensief werkproces, tegen relatief eenvoudig werkproces bij de Reductieregeling. Aanvrager heeft minder rechtsbescherming, er is geen bezwaar mogelijk tegen een besluit van de Stichting Leergeld. Wel kent de Stichting Leergeld Salland een klachtenregeling. Er moet ruimte voor de Stichting Leergeld beschikbaar worden gesteld, dit leidt mogelijk tot extra (huur)kosten. Zoals uit bovenstaande blijkt leidt aansluiting bij de Stichting Leergeld met name tot extra uitvoeringskosten en extra administratieve lasten voor de burger. Daarom wordt voorgesteld om de Reductieregeling voor de huidige doelgroep (inkomen tot 110% van de norm), dus kinderen en volwassenen in stand te houden en in eigen beheer uit te voeren. De Stichting Leergeld Salland heeft aangegeven graag te willen starten in onze gemeente en zal dit ook gaan doen. Hiervoor is geen toestemming van de gemeente nodig. De komst van Stichting Leergeld Salland brengt ook positieve aspecten met zich mee. Met name daar waar het gaat om kinderen die net buiten onze doelgroep vallen maar gezien hun (financiële) situatie wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Daarnaast werkt de Stichting Leergeld Salland met vrijwilligers afkomstig uit onze gemeente. Zij weten goed wat er speelt en kunnen daarmee ook het bereik van de doelgroep vergroten.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
16 van 23
Gezien deze positieve aspecten wordt voorgesteld om de Stichting Leergeld Salland een eenmalige start subsidie te geven om de activiteiten te starten in de gemeente Olst-Wijhe. Zij kunnen zich dan richten op de groep kinderen van ouders met een inkomen hoger dan 110% van de bijstandsnorm of op die kosten waarin de Reductieregeling niet voorziet. Bijvoorbeeld de aanschaf van een fiets, extra lessen voor een getalenteerd kind, et cetera. Hierbij wordt dan aangesloten op de huidige tendens en de wens om meer gebruik te maken van particuliere initiatieven. Voorgesteld wordt om de Stichting Leergeld een eenmalige startsubsidie te geven van € 5.000,- voor het jaar 2014 en € 2.500,- voor het jaar 2015. Dit kan worden bekostigd uit de extra armoedegelden die wij ontvingen voor 2014. Voorstel De Reductieregeling voor de huidige doelgroep in eigen beheer blijven uitvoeren. De Stichting Leergeld Salland een eenmalige startsubsidie geven van € 5.000,- voor 2014 en € 2.500,- voor het jaar 2015. Hiermee kunnen zij activiteiten opstarten voor de doelgroep met een inkomen hoger dan 110% van de geldende bijstandsnorm.
4.6 Schuldhulpverlening Zoals al in de eerdere hoofdstukken is aangegeven heeft het kabinet ook extra middelen voor het schuldenbeleid beschikbaar gesteld. Hierbij wordt nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de inzet op preventie en vroegsignalering van schulden. Hierover is in het uitvoeringsplan schuldhulpverlening het volgende opgenomen; Het voorkomen van schulden. Door het uitvoeren van preventieactiviteiten, zoals voorlichting en budgettrainingen, wordt geïnvesteerd in het voorkomen dat inwoners in een (problematische) schuldsituatie terecht komen. Op dit moment kennen wij in de gemeente de Vrijwillige Hulpdienst voor Thuisadministratie. Deze dienst is bedoeld voor mensen, die een steuntje in de rug kunnen gebruiken bij het organiseren van hun administratie. Ze worden door de ouderenadviseur van SWO en een drietal opgeleide vrijwilligers geholpen om de administratie weer op orde te brengen en te houden. Daarnaast vindt eens per zes weken een zogenoemd (multidisciplinair) “Zorg en veiligheidsoverleg” plaats. Hieraan nemen de volgende organisaties deel; Salland Wonen, Team Werk, Inkomen en Zorg van de gemeente, de Leerplichtambtenaar, Team bijzondere zorg, Politie, Maatschappelijk werk, Het Veiligheidshuis, Ketencoördinator Huiselijk Geweld, RIBW, en het Budget Adviesbureau Deventer. Tijdens dit overleg worden probleemsituaties met daarbij een plan van aanpak besproken. Hierbij wordt een regiehouder aangewezen. Tijdens dit overleg worden onder meer ook ontstane huurachterstanden of andere betalingsachterstanden besproken. Het bestaande aanbod van diensten en producten van het BAD is breed en effectief. Toch zijn er groepen die nog wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld mensen die op zich best de competenties hebben om zelf hun financiën te beheren, maar moeite hebben met lezen en schrijven. Budgettrainingen en internetsites zijn voor hen vaak ingewikkeld. Zij hebben vooral behoefte aan praktische ondersteuning thuis aan de keukentafel. Ditzelfde geldt voor een deel van de mensen die een gemeentelijke of wettelijke schuldregeling afronden. Zij zijn vaak voldoende zelfredzaam waardoor een uitgebreid gemeentelijk nazorgprogramma om terugval te voorkomen, niet nodig is. Maar een vrijwilliger die af en toe eens meekijkt, kan soms net het verschil maken. Onder meer in deze situaties kunnen vrijwilligers een dankbare en toegevoegde waarde leveren. Vergeleken met professionals hebben zij doorgaans een gelijkwaardiger verhouding ten opzichte van mensen met financiële problemen. Ook hebben zij meer tijd en kunnen ze geen sancties opleggen. Deze verschillen bieden soms net ruimte om in 3 samenwerking met de professional dingen voor elkaar te krijgen die de professional alleen niet bereikt.
3
Uit; Hulp aan vrijwilligers bij projecten thuisadministratie en schuldpreventie, NIBUD en ANBO, pagina 6
Uitwerking scenario's Minimabeleid
17 van 23
Het BAD heeft inmiddels in Deventer ervaring opgedaan met het werken met vrijwilligers. Hiervoor is in 2012 een notitie opgesteld over de inzet van vrijwilligers ter ondersteuning van cliënten in de schuldhulpverlening. In alle fases van het schuldhulpverleningstraject kan er door aanvullende ondersteuning van een vrijwilliger voor worden gezorgd dat de afwikkeling makkelijker en beter verloopt. Het gaat dan om de volgende stadia; Signalering: vrijwilligers kunnen er in contacten met hun “cliënten” achter komen dat er sprake is van financiële problemen. Doorverwijzing: wanneer er sprake is van financiële problemen kunnen vrijwilligers doorverwijzen naar de juiste organisatie en hun cliënten motiveren om contact te zoeken. Daarnaast kunnen ze informatie verstrekken over wat hun cliënt “te wachten staat”, waardoor verkeerde verwachtingen worden voorkomen. Aanmelding: Vrijwilligers kunnen behulpzaam zijn bij het invullen van aanvraagformulieren, bij het verzamelen en ordenen van gegevens en kunnen met hun cliënten meegaan naar het open spreekuur. Intake: Vrijwilligers kunnen ondersteunen bij het uitleggen van de procedure, bij het ordenen van de thuisadministratie, bij het verzamelen van gegevens, bij het maken en nakomen van afspraken met andere hulpverlening, bij het invullen van bepaalde formulieren, bij het motiveren van cliënten om afspraken (met het BAD of flankerende hulpverlening) na te komen, etc. Schuldregelingsfase: De belangrijkste rol van vrijwilligers ligt hier met name in het begeleiden en motiveren van cliënten om te gaan met een beperkt budget, zonder dat daar direct resultaat van te zien is. Aflossingsfase: Hier ligt de taak van vrijwilligers met name in het motiveren van cliënten, het signaleren van problemen, het op orde houden van de administratie en het inkomen en bij cliënten waarvoor budgetbeheer is ingezet in de ondersteuning bij het uitstroomtraject, waar de cliënt weer wordt geleerd om zelfstandig zijn inkomen te beheren. Nazorgfase: Hier ligt de taak van vrijwilligers met name in het signaleren en eventueel oplossen van nieuwe problemen en het helpen bij het op orde houden van de administratie. In het algemeen kan er sprake zijn van 2 vormen van ondersteuning, eventueel ook in combinatie met elkaar: kortdurend (signaleren en doorverwijzen, invullen van formulieren, ordenen van de administratie) en langdurend (begeleiden van een traject, eventueel inclusief nazorg). Voorgesteld wordt om in onze gemeente te starten met het inzetten van vrijwilligers. Hierbij worden dan de volgende uitgangspunten gehanteerd; - Vrijwilligers komen zoveel mogelijk uit de eigen gemeente - Thuisadministratie aanbieden aan mensen met en zonder schulden (als preventie van schuldsituaties); - Vrijwilligers bieden zogenoemde ‘maatjes- of buddyondersteuning’; - Vrijwilligers moeten worden begeleid bij de uitvoering van hun werkzaamheden, een onderdeel hiervan is in ieder geval een cursus budgetbeheer. - De gemeente zorgt voor een coördinator, in dienst van het BAD, die de schakel is tussen de vrijwilligers en de professionals van het BAD. Deze verzorgt ook de trainingen voor de vrijwilligers. Vooralsnog wordt uitgegaan van 8 uur per week voor de duur van één jaar. Voor het starten met de inzet van vrijwilligers is het vooral in het begin noodzakelijk om te werken met een coördinator. Deze kan vrijwilligers werven, de training helpen opzetten, de match maken tussen vrijwilliger en klant. Daarnaast is de coördinator vraagbaak voor de vrijwilliger en contactpersoon tussen BAD en de vrijwilliger. Er wordt hiervoor een medewerker van het BAD aangewezen. Er wordt vooralsnog uitgegaan van een kostenpost van €15.000,- voor maximaal één jaar. Deze incidentele kosten kunnen worden gedekt uit de extra middelen van het rijk. Het werken met vrijwilligers pas in de veranderende rol van de gemeente en haar burgers. De vrijwilligers kunnen bijvoorbeeld werken onder de vlag van de brede welzijnsorganisatie maar dit zou ook kunnen via het "Noaberhuus" of een andere organisatie. Na besluitvorming over de beschikbare middelen gaan we hierover in gesprek met de lokale partners en het BAD. Zoals gezegd heeft het BAD al ervaring opgedaan met het werken met vrijwilligers. Op dit moment werken zij in Deventer met ongeveer 100 vrijwilligers. Er wordt verwacht dat er ook binnen onze gemeente voldoende vrijwilligers te vinden zijn.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
18 van 23
Voorstel Besluiten om een eenmalig bedrag van € 15.000,- en vanaf 2015 jaarlijks € 5.000,- beschikbaar te stellen voor het opstarten van de inzet van vrijwilligers bij schuldhulpverlening. Na besluitvorming hierover in gesprek gaan met het BAD en lokale partners om te komen tot een uitvoeringsplan. Daarnaast worden met het BAD afspraken gemaakt over de (extra) inzet van cursussen budgetbeheer voor onze inwoners. Op dit moment worden de cursussen vooral ingezet voor klanten waarvoor schuldhulpverlening is ingezet. Mogelijk kunnen er ook groepsgewijs cursussen worden gegeven. Ook zien we als autonome ontwikkeling dat de kosten van schuldhulpverlening stijgen. Op basis van de eerste nota 2014 komen de te verwachten kosten over 2014 op € 61.000,-. Terwijl er een bedrag van € 53.000,- is begroot. De extra benodigde middelen kunnen worden gedekt uit de extra middelen van het rijk voor 2014. Op grond van de huidige inzichten zullen de kosten voor schuldhulpverlening de komende jaren nog niet dalen. Voorstel Besluiten om de volgende bedragen beschikbaar te stellen voor extra inzet op schuldhulpverlening en cursussen budgetbeheer; 2014 € 8.000,- voor 2015 € 10.000 en vanaf 2016 € 12.500,- structureeel. Preventie Preventie begint bij uitstek met het kinderen en jongeren leren omgaan met geld. Dit is in de eerste plaats de verantwoording van de opvoeders, ouders en verzorgers en niet te vergeten de scholen. Voorgesteld wordt mee te werken aan de jaarlijkse Week van het geld welke wordt gehouden in maart en georganiseerd door Wijzer in geldzaken. Wijzer in geldzaken vertegenwoordigt ruim 40 organisaties die hun krachten bundelen om de consument 'wijzer in geldzaken' te maken. Zij zetten zich in om het financiële inzicht van de Nederlanders te vergroten, zodat consumenten beter in staat zijn financiële beslissingen te nemen. Wijzer in geldzaken is een initiatief van het ministerie van Financiën, waarin partners uit de financiële sector, de overheid, onderwijs-, voorlichtings- en consumenten- organisaties en de wetenschap samenwerken. H.M. Koningin Máxima is sinds september 2010 erevoorzitter van het platform In de Week van het geld worden activiteiten georganiseerd om kinderen te leren omgaan met geld. Veel activiteiten vinden plaats in de klas. Financiële professionals verzorgen op aanvraag gratis gastlessen en workshops op basisscholen door het hele land. Onder andere medewerkers van banken, verzekeraars en de gemeentelijke kredietbanken staan dan voor de klas om kinderen op een leuke manier te leren omgaan met geld. Wijzer in geldzaken organiseert de Week van het geld. De gemeente kan scholen aanschrijven met het verzoek mee te doen aan de “Week van het geld”. Daarnaast is er een website waarin er voor elke levensfase en levensgebeurtenis informatie over de financiële aspecten is te vinden; www.wijzeringeldzaken.nl. Deze website kan onder de aandacht van onze inwoners worden gebracht door middel van een publicatie in de IJsselberichten. Daarnaast kan de verwijzing naar de website worden opgenomen in de klantenmap Werk en inkomen en op de website www.wmoloket.olst-wijhe.nl Voorstel De website www.wijzeringeldzaken.nl onder de aandacht brengen van onze inwoners. Daarnaast de scholen in onze gemeente vragen mee te doen aan de “week van het geld”. Hier als gemeente in deze week ook extra aandacht aan besteden.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
19 van 23
4.7 Administratieve lasten Binnen de gemeente heeft het verminderen van de administratieve lastendruk voor de burgers blijvende aandacht. Er worden geen onnodige gegevens opgevraagd en gegevens die al bekend zijn worden niet opnieuw gevraagd. Voor wat betreft de aanvragen om reductieregeling wordt jaarlijks het inkomen vastgesteld en de aanvraag wordt toegekend voor één jaar. Daarna kan gedurende dat jaar worden volstaan met het inleveren van de betalingsbewijzen en wordt de reductieregeling aan de klant uitbetaald. De hoogte van het bedrag wordt vastgesteld aan de hand van de gezinssamenstelling, er wordt niet bijgehouden voor wie welke kosten worden gemaakt. Dit wel bijhouden brengt een grote administratieve lastendruk met zich mee. Om deze reden wordt ook de restrictie van een maximaal bedrag voor telefoon en internetkosten los gelaten. Bij de vraag wel of niet aansluiten bij de Stichting Leergeld Salland, paragraaf 4.5, is geconstateerd dat het wel aansluiten bij de stichting als groot nadeel heeft dat het voor de burger extra administratieve lasten met zich mee brengt. De burger moet twee keer een aanvraag doen en de stichting heeft een arbeidsintensief werkproces. Opgemerkt wordt nog dat het Team Werk, Inkomen en Zorg haar werkprocessen “lean” heeft gemaakt. Uitgangspunt is om de tijd die nodig is voor het afhandelen van de aanvragen zo kort mogelijk te laten zijn. Er wordt nu uitgegaan van een afhandeltermijn van maximaal drie weken. Tot slot wordt nog even stilgestaan bij een aantal toekomstige ontwikkelingen waarover op dit moment nog geen voorstel aan u kan worden voorgelegd. In algemene zin wordt als uitgangspunt gehanteerd dat deze ontwikkelingen budgetneutraal worden opgevangen.
4.8 Wet maatschappelijke ondersteuning Per 1 januari 2015 is de nieuwe WMO van kracht. De Tweede kamer heeft daartoe inmiddels besloten. De huidige WMO wordt vanaf die datum uitgebreid met de verantwoordelijkheid voor begeleiding en dagbesteding voor burgers met beperkingen. De nieuwe WMO schrijft niet langer voor dat een gemeente inwoners ondersteunt bij het schoonhouden van hun huis. Gelijktijdig met de invoering van deze wet wordt de gemeente vanuit het Rijk gekort op het budget huishoudelijke hulp, het gaat om een korting van 40% op het huidige budget. In de notitie “Toekomststrategie huishoudelijke hulp” worden u zes scenenario’s voorgelegd hoe om te gaan met de korting van 40%. In de scenario’s is de mogelijkheid voor het afschaffen van de huishoudelijke hulp opgenomen waarbij dan afhankelijk van het gekozen scenario wel de mogelijkheid is opgenomen om inwoners met een laag inkomen te compenseren via de bijzondere bijstand. Op de te maken keuzes wordt in deze nota verder niet op in gegaan.
4.9 Eenmalige uitkering tegemoetkoming koopkracht. Mensen met de laagste inkomens krijgen in de tweede helft van dit jaar vanuit het Rijk een extraatje als koopkrachttegemoetkoming. Een echtpaar krijgt eenmalig €100, een alleenstaande ouder € 90 en een alleenstaande € 70. In de begroting voor 2014 was daar geld voor gereserveerd. De tegemoetkoming is bedoeld voor bijstandgerechtigden en de regeling wordt uitgevoerd door de gemeenten. Tevens krijgen gemeenten de bevoegdheid aan mensen van 21 jaar of ouder, die een inkomen hebben van maximaal 110% van het sociaal minimum een tegemoetkoming te verstrekken. Gemeenten kunnen zodoende aansluiten bij het lokaal minimabeleid. Dat betekent dat naast mensen met een uitkering ook werkenden met een laag inkomen in aanmerking kunnen komen. Om de tegemoetkoming een wettelijke basis te geven wordt de Wet Werk en Bijstand tijdelijk aangepast. Gemeenten en/of de Sociale Verzekeringsbank (mensen ouder dan 65 jaar) zullen het extraatje uitkeren. Staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft overeenstemming bereikt met de VNG over de uitvoering. Het wetsvoorstel dat deze tegemoetkoming mogelijk maakt is op 9 mei 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
20 van 23
4.10 Afschaffing Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten Het kabinet is van plan om de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) af te schaffen. De regering wil van een ongerichte compensatie via de Wtcg en de Compensatieregeling Eigen Risico (CER) naar een vorm van ondersteuning die beter is toegesneden op de persoonlijke situatie van burgers, door een combinatie van de fiscale regeling specifieke zorgkosten en gemeentelijk maatwerk voor ondersteuning van mensen met een chronische ziekte en/of handicap. De gemeentelijke middelen die samenhangen met het afschaffen van de Wtcg en CER worden aan het sociaal deelfonds toegevoegd. Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij het inzetten binnen het sociaal domein. De regering heeft bij het wetsvoorstel waarmee de Wtcg en CER worden afgeschaft een nota van wijziging ingediend waarmee wordt voorgesteld aan de WMO een bepaling toe te voegen zodat het voor gemeenten mogelijk wordt gericht een financiële tegemoetkoming (al dan niet in de vorm van een forfaitaire vergoeding) te verstrekken aan personen met chronische ziekte en/of beperking die aannemelijke meerkosten hebben. De gemeenteraad bepaalt in de verordening of en zo ja in welke gevallen en in welke mate het college een tegemoetkoming dient te verstrekken. De gemeentelijke tegemoetkoming vanuit de WMO kan ook worden gegeven aan personen met een inkomen boven het netto sociaal minimum. Het is dus aan de gemeenteraad om hier ook inkomenscriteria te benoemen. De Eerste Kamer moet de plannen nog goedkeuren. Indien de plannen worden goedgekeurd krijgen gemeenten extra (financiële) mogelijkheden om gericht maatwerk te bieden aan burgers met een chronische ziekte of een beperking. Het maatwerk dient óf via de WMO, óf via de Bijzondere Bijstand worden geboden. Gemeenten ontvangen hiervoor een aanvullend budget van € 45 miljoen in 2014 oplopend tot structureel € 268 miljoen vanaf 2017. Op een later tijdstip zullen we met een voorstel hierover komen.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
21 van 23
Hoofdstuk 5 Samenvatting voorstellen en benodigde middelen Hieronder volgt puntsgewijs een samenvatting van de gedane voorstellen De bedragen van de individuele inkomenstoeslag met ingang van 1 januari 2015 met 25% naar beneden bij te stellen. Dit leidt tot een besparing van € 10.750,De individuele inkomenstoeslag wordt nader uitgewerkt in een verordening en beleidsregels. De individuele toets zal leiden tot een beperking van de doelgroep. Vooralsnog wordt uitgegaan van een besparing van € 2.250,De restrictie dat er voor een maximaal bedrag aan telefoon en internetkosten gedeclareerd kan worden los laten. De maximale vergoeding in de Reductieregeling per kind vast te stellen op € 300,- per jaar. En daarbij expliciet opnemen dat de Reductieregeling ook kan worden besteed aan schoolkosten. De Reductieregeling voor de huidige doelgroep in eigen beheer blijven uitvoeren. De Stichting Leergeld Salland een eenmalige startsubsidie geven van € 5.000,- voor 2014 en € 2.500,- voor het jaar 2015. Hiermee kunnen zij activiteiten opstarten voor de doelgroep met een inkomen hoger dan 110% van de geldende bijstandsnorm. Besluiten om een eenmalig bedrag van € 15.000,- en vanaf 2015 jaarlijks € 5.000,- beschikbaar te stellen voor het opstarten van de inzet van vrijwilligers bij schuldhulpverlening. Na besluitvorming hierover in gesprek gaan met het BAD en lokale partners om te komen tot een uitvoeringsplan. Besluiten om de volgende bedragen beschikbaar te stellen voor extra inzet op schuldhulpverlening en cursussen budgetbeheer; 2014 € 8.000,- voor 2015 € 10.000 en vanaf 2016 € 12.500,- structureel. De website www.wijzeringeldzaken.nl onder de aandacht brengen van onze inwoners. Daarnaast de scholen in onze gemeente vragen mee te doen aan de “Week van het geld”. Hier als gemeente in deze week ook extra aandacht aan besteden. Op grond van voorgaande voorstellen zijn de volgende middelen nodig voor de jaren 2015 en verder. De extra middelen van het rijk voor 2014 ad € 28.000 worden ingezet voor de eenmalige opstartkosten en de extra te verwachten kosten voor schuldhulpverlening. Gelet op de late besluitvorming (pas op 3 november 2014) blijft dit bedrag beschikbaar voor het jaar 2015. Inzet extra middelen 2014 Stichting Leergeld Vrijwilligers Schuldhulp Schuldhulp incl. cursus Reductieregeling Totaal
€ 5.000,€ 15.000,€ 8.000,€ 28.000,-
Uitwerking scenario's Minimabeleid
2015
€ 2.500,€ 5.000,€ 10.000,€ 17.500,€ 35.000,-
2016 € 5.000,€ 12.500,€ 17.500,€ 35.000,-
22 van 23
Besparing op langdurigheidstoeslag 2015 Verlaging bedrag 25% € 10.750,Beperking doelgroep € 2.250,Totaal € 13.000,-
2016
€ 10.750,€ 2.250,€ 13.000,-
De verdeling van de budgetten wordt dan als volgt 2014 2015 2016 2017 Bijzondere bijstand* € 199.123,-* € 206.623,€ 206.623,€ 206.623,Reductieregeling* € 50.000,€ 70.000,€ 70.000,€ 70.000,Langdurigheidstoeslag € 43.000,€ 30.000,€ 30.000,€ 30.000,Schuldhulpverlening € 61.000,€ 63.000,€ 65.500,€ 65.500,Kwijtschelding € 75.000,€ 75.000,€ 75.000,€ 75.000,Stichting leergeld € 5.000,€ 2.500,Vrijwilligers schuldhulp € 15.000,€ 5.000,€ 5.000,€ 5.000,Totaal € 448.123,€ 452.123,€ 452.123,€ 452.123,*Deze bedragen zijn opgebouwd uit de oorspronkelijke raming plus de extra middelen zoals deze door de gemeenteraad zijn toegevoegd. Uitgangspunt is dat de totale lasten van het minimabeleid niet worden overschreden. Mocht dit in de loop van de tijd wel het geval zijn dan volgen er beleidsvoorstellen om binnen de nu afgesproken budgettaire kaders te blijven.
Uitwerking scenario's Minimabeleid
23 van 23