Belasting op leegstand van gebouwen en/of woningen voor de aanslagjaren 2014 - 2019 Goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2013 en aangepast in zitting van 24 februari 2014. Gecoördineerde versie Artikel 1 - Definities 1.1 administratie: de administratieve eenheid binnen de gemeentelijke adminstratie die door het gemeentebestuur wordt belast met het beheer van de inventarissen en het leegstandsregister 1.2 gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, dat niet beantwoordt aan de definitie van woning zoals bedoeld onder 1.3 en niet valt onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende de maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten. 1.3 woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande. 1.4 inventarisatiedatum: de datum waarop het gebouw en/of woning voor de eerste maal in het leegstandsregister wordt opgenomen of, zolang het gebouw en/of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de datum van eerste inschrijving. 1.5 leegstaand gebouw (art. 2.2.6 grond- en pandendecreet): een gebouw wordt als leegstaand beschouwd indien meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw. De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane stedenbouwkundige vergunning, melding in de zin van artikel 94 van het decreet Ruimtelijke Ordening, milieuvergunning of melding in de zin van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden. Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont, en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. De bebouwde onroerende goederen die vallen onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 en latere wijzigingen, houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten zijn niet onderworpen aan deze gemeentelijke belasting. 1.6 leegstaande woning/woongelegenheid (art. 2.2.6. grond- en pandendecreet): een woning wordt als leegstaand beschouwd wanneer zij gedurende een termijn van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie of hetzij elke andere door de Vlaamse Regering omschreven functie die een effectief en niet – occasioneel gebruik van de woning met zich meebrengt. 1.7 leegstandsregister: register van leegstaande gebouwen en woningen, zoals bedoeld in boek 2 titel 2 hoofdstuk 3 afd. 2 van het decreet grond- en pandenbeleid 1.8 houder van het zakelijk recht : als houder van het zakelijk recht wordt beschouwd de houder van een van de hierna vermelde zakelijke rechten met betrekking tot een woning/gebouw/woongelegenheid op het ogenblik van de opname in het leegstandsregister: - de volle eigendom; - het recht van opstal of van erfpacht; - het vruchtgebruik. Behoort één van die zakelijke rechten in onverdeeldheid toe aan meer dan één persoon dan wordt iedere persoon uit de onverdeeldheid beschouwd als een houder van het zakelijk recht. Degene die het zakelijk recht zoals hiervoor bepaald overdraagt, is verplicht om binnen de maand na het verlijden van de akte, per aangetekend schrijven aan de administratie een kopie van de notariële akte over te maken. Deze kopie bevat minstens volgende gegevens: • naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht; • datum van de akte, naam en standplaats van de notaris; • nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of gebouw. Bij ontstentenis van deze kennisgeving blijft de overdrager van een zakelijk recht verder beschouwd worden als houder van het zakelijk recht. 1
Art. 2 - Algemene bepalingen §1. Er wordt voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op woonhuizen, kamers, gebouwen en overige woongelegenheden die gedurende minstens 12 opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister te rekenen vanaf de datum van de eerste registratie. Het leegstandsregister wordt opgemaakt en opgebouwd overeenkomstig artikel 2.2.6. van het decreet grond- en pandenbeleid van 27 maart 2009. Het leegstandsregister wordt bijgehouden overeenkomstig de bepalingen van het Programmadecreet 2010 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 30 december 2009 en het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2009 houdende nadere regels betreffende het leegstandsregister. §2. De belasting voor een leegstaand gebouw, woonhuis, kamer en/of overige woongelegenheid is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat het woonhuis, kamer, gebouw en/of overige woongelegenheid gedurende 12 opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister. Zolang het leegstaand gebouw, woonhuis, kamer en/of overige woongelegenheid niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van 12 maanden verstrijkt. Art. 3 - De belastingplichtige § 1. De belasting is verschuldigd door de houder van het zakelijk recht betreffende het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt. § 2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. § 3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan in kennis stellen dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister. Tevens moet hij per aangetekend schrijven een kopie van de notariële akte bezorgen aan de gemeente, binnen 2 maanden na het verlijden van de notariële akte. Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens: • naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel, • datum van de akte, naam en standplaats van de notaris; • nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van §1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd. Art. 4 - Inventaris van woningen en gebouwen die beschouwd worden als leegstaand. 4.1. De inventaris De administratie maakt een register op van leegstaande gebouwen/woningen/woongelegenheden overeenkomstig de bepalingen in boek 2 titel 2 hoofdstuk 3 afd. 2 van het grond- en pandendecreet en het besluit houdende nadere regels betreffende het leegstandsregister 4.2. De inventarisatiedatum De inventarisatie van de leegstaande woningen/gebouwen/woongelegenheden gebeurt op de datum van de opmaak van de administratieve akte tot vaststelling van de leegstand. 4.3. Wijze van opname in leegstandsregister §1 Het vermoeden van leegstand van woningen/gebouwen/woongelegenheid gebeurt, naargelang de categorie, op basis van o.a. volgende indicaties van leegstand: • het gedurende een periode van meer dan 12 maanden ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister • het ontbreken van opname als tweede verblijf (tweede verblijven van inwoners komen niet in aanmerking voor opname in het leegstandsregister) • het ononderbroken aanbieden als “te huur” of “te koop” gedurende een periode van meer dan 12 maanden • het vermoeden van een zo laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat een gebruik in overeenstemming met de woonfunctie of het normale gebruik van het gebouw kan worden uitgesloten • het vermoeden van het gebruik van een woonentiteit als domiciliewoning • de aanvraag om vermindering van onroerende voorheffing naar aanleiding van een leegstand of nonproductiviteit • allerhande gegronde vermoedens en/of getuigenissen • … Alle elementen die in aanmerking komen, worden opgenomen in het verslag tot vaststelling van de leegstand. 2
§2 De ambtenaren van de administratie zijn bevoegd om leegstand van een gebouw/woning/woongelegenheid op te sporen en in een administratieve akte vast te stellen. Onverminderd de toepassing van artikel 89bis van het wetboek van strafvordering, hebben de genoemde ambtenaren toegang tot de gebouwen en/of woningen om alle voor de inventarisatie noodzakelijke opsporingen en vaststellingen te verrichten wanneer het vermoeden bestaat dat een gebouw/woning/woongelegenheid leegstaand is. De bevoegde ambtenaar kan een onderzoek ter plaatse uitvoeren en somt de indicaties van leegstand op in een beschrijvend verslag. Er kunnen eveneens foto’s genomen worden ter aanvulling van het verslag. Als niet kan worden vastgesteld dat de leegstand van de woning/woongelegenheid of gebouw al 12 maanden aanhoudt, wordt een tweede controle uitgevoerd. De zakelijk gerechtigden, zoals bedoeld in 1.8, worden op de hoogte gesteld van de opname in het leegstandregister door de verzending van de administratieve akte en het beschrijvend verslag via beveiligde zending of tegen ontvangstbewijs. 4.4. Beroep tegen vaststelling van leegstand §1 De houder van het zakelijk recht kan beroep aantekenen tegen de vaststelling van leegstand binnen 30 dagen na de kennisgeving. Het beroepschrift moet: • schriftelijk worden ingediend via een beveiligde zending of tegen ontvangstbewijs • ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van de kennisgeving van vaststelling van de leegstand • minstens volgende bevatten: o identiteit en adres van de indiener o verwijzing naar de administratieve akte en gebouw, woning of woongelegenheid waarover het gaat o bewijsstukken waaruit blijkt dat het pand niet leegstaat (alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed, die aantonen dat het gebouw/woning/woongelegenheid effectief gebruikt wordt). Wanneer de vaststelling niet werd betwist of de houder van het zakelijk recht er niet in slaagt het tegenbewijs te leveren binnen de gestelde termijn, neemt de administratie het gebouw/woning/woongelegenheid op in het leegstandsregister op de datum van de administratieve akte. §2 Het College registreert het beroepschrift en meldt de ontvangst aan de indiener. Het College beoordeelt het beroep binnen de 90 dagen (vanaf de dag na de betekening van het beroepschrift). Dit houdt in: • een ontvankelijkheidsonderzoek (enkel mogelijk op basis van datum) • onderzoek naar de gegrondheid van het beroep. Het beroep is ongegrond als de toegang tot het pand geweigerd of verhinderd wordt Het College stelt de indiener in kennis van haar beslissing binnen het gestelde termijn. Indien er geen beslissing wordt genomen binnen de vastgestelde termijn, wordt het beroep gegrond geacht. Indien het beroep niet wordt ingewilligd of er geen tijdig beroep werd ingediend, wordt het pand opgenomen in het leegstandsregister. De datum van opname is de datum van de administratieve akte. 4.5. Schrapping uit het leegstandsregister §1 Woningen/woongelegenheden die voorkomen op het gemeentelijk leegstandsregister worden geschrapt nadat de zakelijk gerechtigde heeft aangetoond dat ze 6 maanden ononderbroken bewoond werden. De schrapping vindt plaats op datum van de effectieve bewoning van de woning. §2 Een gebouw wordt geschrapt uit het leegstandsregister indien de zakelijk gerechtigde aantoont dat meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte van het gebouw meer dan 6 opeenvolgende maanden effectief gebruikt werd overeenkomstig de functie. De schrapping vindt plaats op datum van de effectieve gebruik van meer dan 50% vloeroppervlakte van het gebouw. Art. 5 - Berekening van de belasting De belasting bedraagt: • voor een volledig gebouw of woonhuis: € 1.100. Deze belasting wordt per extra 12 maand dat het gebouw of woonhuis leeg staat, vermeerderd met € 300 tot een maximum van € 5.000 per jaar per leegstaand gebouw of woonhuis. • voor een individuele kamer of studentenkamer zoals gedefinieerd in het kamerdecreet: € 110. Deze belasting wordt per extra 12 maand dat de individuele kamer of studentenkamer leeg staat, vermeerderd met € 30 tot een maximum van € 500 per jaar per leegstaande kamer. • voor elk overig gebouw of woning (appartement, loft, e.d.): € 300. Deze belasting wordt per extra 12 maand dat elk overig gebouw of woning leeg staat, vermeerderd met € 90 tot en maximum van € 1.500 per jaar per leegstaand overig gebouw of woning. Het aantal termijnen van 12 maanden dat een gebouw of woning op de inventaris staat wordt herberekend bij overdracht van het zakelijk recht betreffende het gebouw of de woning. Art. 6 - Vrijstelling van belasting 3
De houder van een zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling moet zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voorleggen aan de administratie. De houder van een zakelijk recht, bedoeld in artikel 1.8., wordt vrijgesteld in de volgende omstandigheden: §1 Vrijstelling voor de eigenaar (bewoner) zonder andere woning. Voorwaarde: • de eigenaar is de laatste bewoner van het geïnventariseerd pand en woont er niet meer wegens verblijf in een erkend tehuis of een psychiatrische instelling of bevindt zich in een vergelijkbare situatie waarbij overmacht kan worden bewezen • de eigenaar is de laatste bewoner van het geïnventariseerd pand en heeft een beperkte handelingsbekwaamheid van gerechtelijke beslissing • en hij/zij bezit geen andere woning. §2 Vrijstelling voor onteigening. Voorwaarde: • het pand ligt in een door de gemeente goedgekeurd onteigeningsplan • of de eigenaar krijgt geen stedenbouwkundige vergunning omdat er een onteigeningsplan wordt voorbereid. De vrijstelling geldt tot aan de effectieve onteigening of stopzetting van het onteigeningsplan. §3 Vrijstelling voor beschermde monumenten en stads- en dorpsgezichten. Voorwaarde: • het pand is beschermd krachtens het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten en latere wijzigingen • en de bevoegde overheid heeft een ingediend dossier voor een restauratiepremie ontvankelijk bevonden, of een attest afgeleverd dat het pand in de huidige toestand mag blijven. Deze vrijstelling geldt zolang het restauratiedossier loopt, of zolang het attest geldt. §4 Vrijstelling als het pand door een ramp getroffen is. Voorwaarde: Het pand is beschadigd en onbruikbaar geworden door een gebeurtenis die zich heeft voorgedaan buiten de wil van de eigenaar. Deze vrijstelling geldt tot drie jaar na datum van de ramp. §5 Vrijstelling wegens bijzondere gevallen van overmacht. Voorwaarde: Het effectieve gebruik van het pand is onmogelijk door een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Deze vrijstelling geldt tot 2 jaar na het einde van de onmogelijkheid van het effectief gebruik. §6 Vrijstelling indien de houder van het zakelijk recht: • een sociale huisvestingsmaatschappij is, die door de VMSW erkend is; • een andere sociale woonorganisatie is; • een autonoom gemeentebedrijf is; • een gemeente, een OCMW of een intergemeentelijke vereniging is. §7 Vrijstelling voor nieuwe eigenaar. Indien de nieuwe eigenaar minder dan 2 jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw/woning/woongelegenheid op voorwaarde dat binnen de vrijstellingsperiode het pand uit het leegstandsregister wordt geschrapt, of dat er intussen een andere vrijstellingsperiode van toepassing is. Deze vrijstelling geldt niet als de verkoper van het pand rechtstreeks of onrechtstreekse controle uitoefent over de vennootschap die het pand of het gebouw koopt. Deze vrijstelling geldt vanaf het jaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht. §8 Vrijstelling voor renovatiewerken. Voorwaarde: • de woning/woongelegenheid of gebouw wordt gerenoveerd blijkens een niet-vervallen stedenbouwkundige vergunning voor stabiliteitswerken of sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van 3 jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning • of het aan de gang zijn van zichtbare structurele verbouwing- of renovatiewerken waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning vereist is • de woning of woongelegenheid maakt voorwerp uit van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel18, §2, van de Vlaamse Wooncode. 4
Ingeval van niet-bewoning binnen de gestelde termijn kan verlenging van deze termijn aangevraagd worden mits een gemotiveerde aanvraag vóór het verstrijken van de vrijstellingstermijn. §9 Vrijstelling bij nieuwbouw. Deze vrijstelling geldt als er binnen een periode van 7 jaar, voorafgaand aan de opname in het leegstandsregister, een stedenbouwkundige vergunning werd afgeleverd voor nieuwbouw van de woning of het gebouw. Art. 7 - Inkohiering 7.1. Inkohiering §1. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het College van burgemeester en schepenen. §2. De belasting moet betaald worden binnen 2 maand na de verzending van het aanslagbiljet. 7.2. Beroepsprocedure bij belasting §1. De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het College van burgemeester en schepenen. Het beroepschrift wordt behandeld in overeenstemming met het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen. §2. Het bezwaarschrift moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. §3. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. §4. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen 15 dagen na de indiening ervan. §5. De heffingsplichtige die in de mogelijkheid werd gesteld om het beroep, vermeld in artikel 2.2.7. §2 van het decreet Grond- en Pandenbeleid van 27 maart 2009, aan te tekenen, kan in het kader van het krachtens voormeld decreet georganiseerde bezwarenprocedure geen excepties inroepen tegen de in het leegstandsregister opgenomen vermeldingen, tenzij de ingeroepen gronden tot bezwaar na de opname van het gebouw of de woning in het leegstandsregister zijn ontstaan.
Patricia Dhondt gemeentesecretaris
Raf De Vos voorzitter gemeenteraad
5