De Vereniging Oud Oegstgeest 1987-2007 3 Uit het archief gelicht 9 Tolhuis en Haarlemmertrekvaart 350 jaar met Oegstgeest verbonden 1 0 Gemeentecentrum Oegstgeest 1 3 Verleden, heden en toekomst van ‘The Good Old ASC’ 1 4 Een eeuw Van der Luyt Transport 1 7 Van DVC tot RADIUS SWOO 2 0 De Pauluskerk vijfenzeventig jaar 2 2 Veertig jaar Lange Voort 2 5 Geschilderd in Oegstgeest 2 7
AVE
Halfjaarlijks tijdschrift 19e jaargang nummer 1 Maart 2007
JUB
UIT G
Oegstgeest
EU
M
over
IL
d e v e r e n i g i n g o u d o e g s tg e e s t p r e s e n t e e r t
Co l o f o n Eindredactie Marise Spieksma-Boezeman
Woord vooraf De Vereniging Oud Oegstgeest bestaat 20 jaar. Een jonge vereniging dus nog.
Bijdragen L. (Bert) Driessen, Carla de GlopperZuijderland, G.L.Chr. Groenveld, Pieter Hellinga, H.A.C. Kamphuisen, Jan M. van der Luijt, Ineke Oele-Kap, C. van Schie, Gerard Schwencke, Miep Smitsloo-de Graaff, H.G.F. Verhoog, M. Visser-van Overeem Beeldverant woording Archief VOO, Archief SWOO, Collectie de Groot, Oegstgeester Courant, Frits Spieksma, Gerard van Velzen, Archief Van der Luyt Vo r m g e v i n g Nenke van Wermeskerken Druk Bemiddelingsbureau T. Blonk, Oegstgeest
v e r e n i g i n g o u d o e g s tg e e s t Bestuur Voorzitter: Harry Vissers Secretaris: Margriet Lugt Penningmeester: Hans Knook Lid: Marieke van Haaren Lid: Marlies de Vroomen-den Boer Lid: Nenke van Wermeskerken S e c r e ta r i a at Nassaulaan 45 2341 EC Oegstgeest Telefoon 071 517 03 02
[email protected] www.oudoegstgeest.nl Contributie: € 15,– per jaar Losse nummers tijdschrift: € 7,50 Ereleden Mr. J.J.L. de Soeten (1994) L. Driessen (1998) Ir. P. Hellinga (2006) Omslag Aquarel van Huize Curium, 46 x 31 cm, geschilderd door Leendert van der Plas (1904-1990), een amateur schilder, die jarenlang in de Waldeck Pyrmontlaan te Oegstgeest gewoond heeft. Linksonder: portret van Jan Hendrik Oort geschilderd door Gerard de Wit.
De betekenis van de cultuurhistorie van een gemeenschap laat zich vooral achteraf vaststellen, bijvoorbeeld bij de herdenking van een jubileum of lustrum. Dat was de leidende gedachte om dit nummer van De Vereniging Oud Oegstgeest presenteert te wijden aan de geschiedenis van een aantal clubs, verenigingen en instituties in Oegstgeest. Zij maken integraal onderdeel uit van de gemeenschap, zijn belangrijk voor de ontwikkeling en vormen er ook een weerslag van. In de bijdragen over de geschiedenis van onze Vereniging blijkt duidelijk hoe burgerinitiatief dat zich verzette tegen sloop van waardevolle panden, mede beeldbepalend voor de gemeenschap, de basis is geweest voor de VOO. In de loop van de jaren zijn vele belangrijke stappen gezet ter behoud en bescherming van gebouwen, dorpsgezichten en de ruimtelijke inrichting van de gemeente. Prachtig geïllustreerd in het boekwerk ‘Mooi Gebouwd’ uit mei 2006. De Vereniging Oud Oegstgeest heeft een verleden van twintig jaar. En volgens ons ook een lange toekomst. Er staan ambitieuze projecten op de agenda, zoals het via internet openstellen van een digitaal fotoarchief uit verschillende bronnen. En het maken van een Oegstgeester Canon, die de betekenis van het verleden voor het heden nog eens onder de aandacht brengt. Ook blijft de Vereniging een belangrijke taak houden in het bewaken van het cultuurhistorische erfgoed en het behoud en versterken van de ruimtelijke kwaliteit in onze gemeente. Een taak die voortdurend van ons vraagt de vinger aan de pols te houden. Er zijn meer clubs of verenigingen, die dit jaar een lustrum vieren, maar die we niet hebben genoemd. Zij komen ongetwijfeld over vijf jaar aan de beurt, als wij ons 25-jarig bestaan vieren. Zij hebben dus nog vijf jaar om zich voor te bereiden op het volgende lustrumnummer. Wij vertrouwen erop dat u dit jubileumnummer met veel genoegen zult lezen. Harry Vissers, voorzitter Vereniging Oud Oegstgeest
Van de redactie Deze uitgave van het tijdschrift van de jubilerende Vereniging Oud Oegstgeest is bijzonder. Immers het verschijnt geheel in kleur, is extra dik en bevat louter jubileum artikelen van jubilerende verenigingen en bedrijven in Oegstgeest. Een medeoprichter en een oud-voorzitter geven een boeiend overzicht van wat er zich in die twintig jaar VOO heeft afgespeeld. Twintig jaar is – historisch gezien – niet echt lang, echter in deze periode heeft de VOO wel een plaats weten te veroveren bij vele Oegstgeestenaren door de talrijke activiteiten, die onze leden en het bestuur samen hebben ondernomen en beleefd. De geschiedenis van de negen andere jubilea is soms verbazingwekkend om te lezen. Overigens er zijn in 2007 natuurlijk meer jubilea te vieren, zoals bijvoorbeeld de Scoutinggroep Derja zeventig jaar of de korfbalvereniging Fiks tachtig jaar. En... er zijn er zeker nog meer! Leest u maar, en u zult verbaasd zijn over al datgene wat zich afgespeeld heeft in Oegstgeest. Marise Spieksma-Boezeman
20 JA 7-
AR
198
De Vereniging Oud Oegstgeest 1987-2007
2007
Deel 1: 1987-1996 door L. (Bert) Driessen Vo o r a f In de jaren zestig en zeventig zijn veel historische verenigingen ontstaan. Immers in die tijd bestond in de bouwwereld weinig of geen aandacht (en dus geen bescherming) voor waardevolle panden laat staan dorpsaanzichten. De gemeente Oegstgeest vormde hierop geen uitzondering. Zonder enige vorm van bescherming verdwenen er in die jaren dan ook regelmatig panden waardoor het aanzicht van Oegstgeest op een aantal plaatsen aanzienlijk veranderde. Al in 1958 waren de hele Schoolstraat, een gedeelte van de Deutzstraat en de Geversstraat in het centrum door afbraak verdwenen. Vervolgens moest in 1976 het karakteristieke pand op de hoek Geversstraat–Terweeweg–Leidsestraatweg ooit bewoond door Kamerlingh Onnes, nota bene plaats maken voor een benzinestation (afb. 1). Echter in november 1976 werd op verzoek van K&O in het Gemeentecentrum een lezing en diapresentatie verzorgd door de heren mr. B.C. van Krieken, drs. H.A.M. van Woerden en L. Driessen, waar ook Jan Wolkers zijn medewerking aan verleende. Het werd heel duidelijk die avond: in Oegstgeest bestond een grote historische belangstelling. Curium In 1977 dreigde het pand ‘Curium’ (t.o. de R.K. Kerk) dat al enige tijd had leeggestaan, gesloopt te worden, evenals enkele andere niet-beschermde panden (zie voorzijde tijdschrift en afb. 2). Een vergeefse poging het pand te sparen gaf mij in februari 1978 voldoende reden en aanleiding te informeren welke gebouwen een beschermde monumentenstatus binnen de
A f b . 1 Begin jaren dertig. Het monumentale pand (huis met koetshuis eraan vast gebouwd) op de hoek van de Geversstraat/ Terweeweg (thans Terweehof). In de achttiende eeuw stond daar het pennemakershuisje. In de late jaren dertig werd in het huis een autobedrijf gevestigd (Rooijakkers) en in het koetshuis verschenen enkele winkels.
A f b . 2 Deze plek bleef bijna 15 jaar leeg.
gemeente Oegstgeest genoten. Op het teleurstellende aantal moest een dringende aanvulling komen. Na overleg met de heren Van Woerden en Van Krieken als bekende plaatselijke historici werd besloten in een open brief aandacht te vragen voor een betere bescherming voor het waardevols dat Oegstgeest toen nog bezat (afb. 3). Als aanvulling op de al bestaande lijst werd door de drie ondertekenaars aan het gemeentebestuur verzocht om bescherming van dertien panden binnen Oegstgeest door deze op een monumentenlijst te plaatsen. De reactie van het gemeentebestuur was niet helemaal afzijdig, maar veel direct resultaat leverde dit echter niet op. Op initiatief van K&O werd in mei 1980 in ‘Het Drieluik’ door de fotograaf Loek de Groot een historische fototen-
A f b . 3 Een beeld uit 1978 in de studeerkamer van ‘Klein Curium’ met drie professionele amateur historici uit Oegstgeest. De heren H.A.M. van Woerden en B.C. van Krieken met in hun midden dhr. L. Driessen.
3
A f b . 4 Het voormalige tolhuisje aan de Dorpsstraat in het ‘Paarse Boekje‘ uit 1987.
toonstelling ingericht. Deze hield zich al enige jaren in zijn zaak actief bezig met het maken en reproduceren van oude foto’s van Oegstgeest. Uit een intekenlijst werd door het bestuur van K&O een aantal personen benaderd om de behoeften voor het bestaan van een historische vereniging eens te onderzoeken. Werkgroep Op 24 april 1982 vond in ‘Het Drieluik’ een eerste oriënterend gesprek plaats, waarbij aanwezig waren, mw. H.A.M. Dijkstra-v.d. Baan, mw. M. Daems-Elshof (beiden namens K&O), mr. B.C. van Krieken, prof.dr. A.E. Cohen, mr. J.J.L. de Soeten, mr. P. Fehmers en L. Driessen. Het resultaat was positief, al werd van het oprichten van een vereniging afgezien, en besloot men voorlopig te beginnen als werkgroep met prof.dr. A.E. Cohen, voorzitter en mr. J.J.L. de Soeten, secretaris. Als voornaamste activiteit zag de werkgroep voorlopig het voortzetten van het ingediende verzoek tot bescherming van de genoemde panden. Daarnaast had men extra aandacht voor de met sloop bedreigde panden in de Dorpsstraat, de nummers 68 en 51 (tolhuisje, afb. 4). Verder wilde men zich ook al inzetten om zoveel mogelijk historisch materiaal te verzamelen. Om de groep wat meer bouwkundige kennis en inhoud te geven werden de architecten A.H.J. Paardekooper en later W. Snieder toegevoegd. Ook prof.ir. J.J. Terwen heeft enige tijd een belangrijk aandeel gehad. Door enige leden van de groep werd een begin gemaakt met een uitgebreid onderzoek binnen de gemeente Oegstgeest naar, niet alleen waardevolle historische, maar ook karakteristieke panden. Het resultaat was een uitgebreide lijst, bij velen nog bekend als het ‘paarse boekje’ met daar in alle panden van welke historische betekenis dan ook. De vergaderingen werden gehouden in ‘Het Drieluik’ en vanaf 1984, als regel eenmaal per maand, op zaterdagmorgen in het intussen fraaie gerestaureerde pand ‘De Olmen’, aan de Geversstraat dat door particulier initiatief van de familie Daems-Elshof gespaard was gebleven voor sloop. De eerder genomen initiatieven bleken niet vergeefs, want op geregelde tijden was er overleg met het gemeentebestuur. Op 28 maart 1987 werd de werkgroep opgeheven, nadat besloten was een vereniging te stichten.
4
De Vereniging Vanuit de werkgroep werd op 25 maart 1987 officieel bij notariële akte de Vereniging Oud Oegstgeest (VOO), opgericht. De oprichtingsvergadering had plaats op 12 april 1987 in het Gemeentecentrum. Naast mr. J.J.L. de Soeten, voorzitter, werden als bestuursleden gekozen mw. H.E.N. Nieuwenhuizen Segaar, secretaris, drs. J.J.P. Matze R.A., penningmeester, A.H.J. Paardekooper en L. Driessen (afb. 5). De doelstelling van de nieuwe vereniging was het bevorderen van de belangstelling voor en het bestuderen van de geschiedenis van Oegstgeest, alsmede de instandhouding van de waardevolle historische panden en monumenten binnen Oegstgeest. Ook werd het behoud van voorwerpen en illustratiemateriaal in het belang van de plaatselijke geschiedenis één van de doelstellingen. In deze eerste vergadering werd duidelijk, dat er geen verzoek zou worden gedaan om gemeentelijke subsidie te verkrijgen, maar dat de inkomsten zouden bestaan uit contributies van de leden. Een groot aantal leden meldde zich direct aan. Een goede start. De nieuwbouwplannen in de Morsebel- en Voorhofpolder, maar ook die rond de oude kernen van Oegstgeest, waar projectontwikkelaars volop actief waren, werden aangemerkt om nauwlettend in de gaten te houden. Een aantal aanwezigen was bereid medewerking te verlenen bij het formeren van een aantal onderafdelingen. Hieruit ontstonden de afdeling inventarisatie gevormd door mw. E. van den Burgh-Werkhoven, mw. M.A.E. Fehmers-Schlatmann en F. Houps, de afdeling historie: mw. M.H.J. van Grevenstein, G.D.M. Schwencke, mw. C.C. de Glopper-Zuijderland, mw. M. van Dort-Clemens en J. Thorn en voor de afdeling illustratie: mw. I. Oele-Kap, L. de Groot en W. Versloot. Vanuit het bestuur functioneerde L. Driessen als coördinator voor alle afdelingen. Vanaf 1989 werden de drie groepen samengevoegd tot één afdeling historie en onderzoek. Eén van de eerste activitei-
A f b . 5 Het VOO-bestuur van het eerste uur, van links naar rechts de heren Matze, Driessen, Paardekooper, mw. Nieuwenhuizen Segaar en dhr. de Soeten (uit Oegstgeester Courant 15 april 1987).
ten bestond uit het aanbieden van de uitgebreide monumentenlijst, aan burgemeester Scheenstra tijdens de raadsvergadering van 22 oktober 1987. In deze monumentenlijst (Voorstel tot aanwijzing van waardevolle gebouwen c.a. oftewel het ‘paarse boekje’) werden waardevolle, karakteristieke en gezichtsbepalende panden van Oegstgeest beschreven. Tevens werd een voorstel voorstel gedaan om, met het oog op de voorgenomen bebouwing van de Dorpsstraat, de oostelijke gevelwand te beschermen en te behouden. In 1988 organiseerde de vereniging niet alleen een rondleiding in de Groene Kerk, maar vervolgens ook een foto-expositie in ‘Het Drieluik’ over de historische panden van Oegstgeest. In dat zelfde jaar droeg A.H.J. Paardekooper zijn bestuursfunctie over aan W. Berting en werd F.H. Ploos van Amstel gekozen als vervanger van L. Driessen, die vervolgens voorzitter werd van de afdeling historie en onderzoek. Intussen was het ledental van de vereniging opgelopen tot ruim 300. De resultaten van historische onderzoeken werden in 1989 voor het eerst gepubliceerd in het halfjaarlijks verschijnende blad van de Vereniging. De leden van de afdeling historie leverden daarvoor belangrijke bijdragen. De eindredactie werd verzorgd door mw. M. van Dort-Clemens en het typewerk door mw. M. Hoogeveen. Het regelmatige overleg tussen de Vereniging en de gemeente leidde er in 1989 toe dat er meer aandacht kwam voor de toegankelijkheid van het gemeentearchief. Bovendien werd er in dat jaar positief gereageerd op de monumentennota. Tijdens de algemene ledenvergadering van 10 april 1990 werd mw. H.E.N. Nieuwenhuizen Segaar als secretaris vervangen door mw. W.M.J. v.d. Drift-Rotteveel, korte tijd later opgevolgd door mw. M.E. la Rivière-Dankmeijer; in 1992 nam mw. A. Koningsveld-den Ouden dit stokje weer over en in 1993 werd dhr. L. Rodenhuis haar opvolger. De Vereniging was in dat jaar volop actief met allerlei ontwikkelingen, zoals o.a. het behoud van vooral karakteristieke locaties, als de Dorpsstraat, Geversstraat, het raadhuis, en het kasteel Endegeest. Ondanks protesten van zowel omwonenden als van de VOO ontstond er een ernstige verstoring en verminking van het oude dorps karakter bij de afbraak en nieuwbouw van een gedeelte van de oostgevelwand in de Dorpsstraat. In datzelfde jaar werden initiatieven genomen om deel te nemen aan monumentendagen, jaarmarkten, de monumentencommissie, prijsvragen in de Oegstgeester Courant, excursies etc. Gesprekken van leden van de afdeling historie met veelal oudere inwoners werden regelmatig op cassette band vastgelegd. De leden ontvingen regelmatig door het bestuur opgestelde nieuwsbrieven met de meest belangrijke en actuele informatie. Tussen 1989 en 1994 verzorgden leden van de afdeling historie regelmatig in de Oegstgeester Courant een puzzelrubriek, met in de oplossing informatie over de van panden binnen Oegstgeest, waarvoor vooral mw. I. Oele-Kap en G.C.
A f b . 6 Het gerenoveerde pand Dorpsstraat 68. De eerste steen dateert van 20 oktober 1888, gelegd door C.C.W. Schuijt (foto 2006).
van Velzen zich bijzonder inzetten. Intussen had de vereniging kans gezien al veel fotomateriaal te verzamelen, de ontstane collectie werd opgezet, uitgebreid en beheerd door mw. I. Oele-Kap. De verenigingsprijs (inzet voor restauratie) werd in 1991 voor het eerst uitgereikt aan de familie Wuisman (Oude Raadhuis) en in 1993 aan de familie Van Werkhoven, Dorpsstraat 68 (afb. 6). Tevergeefs trachtte de vereniging opnieuw plannen voor de bebouwingen aan de oostzijde van de Geversstraat (thans appartementengebouwen ‘Gevershof’) te beïnvloeden teneinde tot een wat evenwichtiger aanzicht te komen. Ook hier moest hoogbouw prevaleren, waardoor opnieuw een stukje Oud Oegstgeest verdween. Het jaar 1994 bracht opnieuw veel activiteiten met zich mee. Er bestond een grote belangstelling voor de rondleidingen die werden verzorgd door de leden van de afdeling historie naar het kasteel Endegeest, de Jelgersmakliniek en de Groene- of Willibrordkerk. De Vereniging was ook aanwezig op de jaarmarkt en deed actief mee aan de Monumentendagen. In overleg met de VOO verschenen van de firma Borkent pentekeningen met plaatselijke historische onderwerpen. Volkomen onverwacht kreeg de vereniging een geweldig verlies te verwerken toen in april 1995 Riet van Dort-Clemens overleed. Een bijzonder trouw lid van de afdeling onderzoek, maar vooral de stuwende kracht en eindredactrice van het tijdschrift. Door ontwikkelingen in de politiek veranderde er in die tijd veel. Zo ontstond er een nieuwe politieke partij, Leefbaar Oegstgeest. Omdat VOO voorzitter mr. J.J.L. de Soeten als raadslid voor die partij werd gekozen zag hij zich genoodzaakt af te treden. In de jaarvergadering van 19 april 1995 werd hij benoemd tot erelid. Als nieuwe voorzitter werd in diezelfde vergadering ir. P. Hellinga benoemd, die tot dan lid was van de CDA fractie in de gemeenteraad. Bronnen ■ Mw. C.C. de Glopper-Zuijderland, archivaris van de gemeente Oegstgeest. ■ Mw. B. de Kanter, archief Vereniging Oud Oegstgeest. ■ Dhr. en mw. Daems- Elshof. ■ Mw. I. Oele-Kap. ■ Particulier archief Bert Driessen.
5
20 JA 7-
AR
198
De Vereniging Oud Oegstgeest 1987-2007
2007
Deel 2: 1996-2006 door Pieter Hellinga H e t t i e n j a r i g b e s ta a n g e v i e r d ; d e J e s s e tentoonstelling Kort na het aantreden van de nieuwe voorzitter vierde de Vereniging Oud Oegstgeest (VOO) het tienjarig bestaan met een tentoonstelling van het werk van de architect Hendrik Jesse (1860-1943) in het toenmalige raadhuis (door hem ontworpen) in het Wilhelminapark. Hij was een productief ontwerper, die met zijn kenmerkende stijl een stempel heeft gedrukt op het Oegstgeest uit de jaren dertig. Een ander bekend Jesse-voorbeeld is het pand Prins Hendriklaan 2. De ledenbezoeken Voor de VOO zijn de ledenbezoeken in de afgelopen jaren een kernactiviteit geworden. De formule is, dat VOO-leden een gezamenlijk bezoek brengen aan een pand, wijk of park in Oegstgeest. Meestal op zaterdagochtend. Deskundigen en betrokkenen verzorgen dan een inleiding en daarna is er een rondleiding of wandeling. Een voorbeeld van een topper (meer dan 175 belangstellenden) was de ontvangst in het Zendingshuis in het vroege voorjaar van 1998. Ook Duinzicht in 1999 trok veel belangstelling. In datzelfde jaar werd ook de Traditiekamer van het (toenmalig) Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf (MEOB) bezocht. Na Zending en Missie was de Marine in een kort tijdsbestek het derde voorbeeld van een mondiaal opererend ’bedrijf’, dat uit Oegstgeest vertrok. In 2002 werden de leden ontvangen op het Europees hoofdkantoor van Nalco. Dat is het grote witte gebouw met een opvallende architectuur nabij het Transferium langs de A44. Daarvóór (in 1999) was er een bezoek aan de nieuwe wijk Poelgeest. De leden trokken op de fiets en onder deskundige begeleiding de wijk in. Aan het eind van de negentiger jaren werd het (toen nog genoemde) Rijnfront onontkoombaar. Archeologisch onderzoek ter plaatse leverde in 2004 de eerste zichtbare
A f b . 1 Het Zwanenbruggetje wordt onthuld, uiteraard in bijzijn van de voorzitter Pieter Hellinga (geheel links).
6
vondsten op. VOO-leden zagen met eigen ogen restanten van een Romeinse aanlegsteiger. Oegstgeest is een groene gemeente en dat moet het blijven. Polders en parken zijn in Oegstgeest onderdeel van dorpsschoon. Daarom werd in de afgelopen jaren ook de Leidse Hout bezocht (2001). In datzelfde jaar was er eveneens een lezing en een rondleiding over het landgoed Rhijngeest. Bij die gelegenheid werd ook het zgn. Zwanenbruggetje in ere hersteld (afb. 1). Groen ‘leeft’ in Oegstgeest. Dit bezoek trok ruim tweehonderd deelnemers. En dan was er in 2005 nog de rondwandeling door de Klaas Hennepoelpolder. Bijna honderd deelnemers waagden de oversteek met de pont en wandelden over de kade naar de in restauratie zijnde molen. Er waren ook nog de twee bezoeken aan de voormalige Jelgersmakliniek. In 1995 vertelde prof. Bastiaans op indrukwekkende wijze van zijn werk in dat gebouw. Later in 1998 leidde de restauratie-architect er ons rond. Hij toonde hoe dit historische pand op verantwoorde wijze van functie te wijzigen was. Een jaar later was de kliniek het huidige gemeentehuis van ons dorp. Het halfjaarlijks tijdschrift Binnen de Vereniging Oud Oegstgeest wordt veel aan historisch onderzoek gedaan door leden, die voornamelijk in de afdeling Historie zijn georganiseerd. Zij zijn de professionele amateurs, die ook steeds zorgdragen voor belangwekkende artikelen in het halfjaarlijks tijdschrift. Het eerste nummer verscheen gestencild in februari ’89 onder de titel ’Vereniging Oud Oegstgeest presenteert: …’. Sindsdien is met vaste regelmaat elk halfjaar een nummer verschenen. De titel is ongewijzigd gebleven en de kwaliteit van de artikelen hoog. Wel is de uitvoering met de tijd en de techniek meegegaan. Het eerste gedrukte nummer kwam in het najaar van 1995 uit. De beslissing daartoe was spannend. Financieel kon de VOO het maar net aan. Het is meer dan goed gekomen. De uitvoering bleef nagenoeg ongewijzigd tot het voorjaar van 2006. Toen werden bij wijze van experiment voor het eerst kleurenpagina’s toegevoegd. Op 20 februari 2001 verscheen er van de hand van Dr. A. Janse een bijzondere uitgave over de middeleeuwse waterburcht in het Irispark. Daarmee werd wezenlijk bijgedragen aan de beschrijving van de vroegste geschiedenis van ons dorp. Bovendien vormde de uitgave een doorslaggevend uitgangspunt voor de vormgeving van het park. De ronde vormen en de omvang van die burcht liggen ten grondslag aan de huidige inrichting met de Verhalenverteller (afb. 2).
A f b . 3 Drie uitgaven van de VOO.
A f b . 2 Op 24 juni 2006 werd de Verhalerverteller onder veel publieke belangstelling onthuld.
N o g m e e r b i j z o n d e r e u i tg a v e n : h e t s t r a at n a m e n b o e k j e In het VOO-tijdschrift was ‘Uw straatnaam verklaard’ een vaste rubriek. In 2003 zijn al die teksten aangevuld en van foto’s voorzien. Halverwege het jaar lag er een complete opzet voor een uitgave in boekvorm. Maar hoe een dergelijke ‘onderneming’ te financieren? Gelukkig wilde de gemeente ruimhartig bijspringen. Maar dan nog restte er een ongedekte rekening van meer dan de jaarlijkse VOObegroting. Was dat wel verantwoord? De oplossing was, dat een groep leden zich bereid verklaarde om risicodragend te participeren. Ze legden allemaal vijfhonderd euro in. Het resultaat? Het straatnamenboekje liep als een trein! Bij het eerdergenoemde ledenbezoek aan Duinzicht ontstond de gedachte van een gedenkboekje als herinnering aan 150 jaar geschiedenis van sociale bewogenheid. Het werd ‘Van Hemelpoort tot Werkplek’, een gezamenlijke uitgave van Bilance en VOO. Het boekwerkje was gratis, maar er was wel een acceptgiro ingesloten voor een kindertehuis in Zuid-Amerika. Na verloop van tijd konden we niet minder dan 5000 gulden overmaken. In het jaar 2000 vierde woningbouwvereniging Buitenlust zijn 75-jarig bestaan. De idealistische mensen van het eerste uur ondervonden veel weerstand. Dat deel van de geschiedenis van Oegstgeest behoorde ook beschreven te worden en daarom werkte de VOO mee (afb. 3). De f otocollectie De Vereniging heeft in de loop der jaren een bijzondere fotocollectie opgebouwd. In 1998 deed zich een unieke kans voor. Na lang wikken en wegen verwierf de Vereniging een unieke verzameling van ruim 500 historische prentbriefkaarten, die de eigenaar door omstandigheden moest afstoten. Zo’n mooie collectie zou toegankelijk moeten zijn. Dat is de motivatie waarom sinds 2003 een groep vrijwilligers doende is om de verzameling stapsgewijs te digitaliseren. Sinds kort gaat dat in nauwe samenwerking met het gemeentelijk archief en de beheerder van de fotocollectie van de bekende Oegstgeestenaar Loek de Groot. Een klus van jaren. Maar het resultaat zal zijn, dat foto’s en prentbriefkaarten elektronisch kunnen worden geraadpleegd.
De Vereniging; een eigen website Wat hebben we er lang naar uitgezien: een eigen website. Tijdens de ledenvergadering in april 2005 was het uiteindelijk zover. Toen ging www.oudoegstgeest.nl officieel de lucht in. Tijdens die ledenvergadering vertelde het initiatief nemende bestuurslid, dat de site toen al bijna duizend keer vanuit tien landen was bezocht. D e r u i m t e l i j k e o n t w i k k e l i n g v a n O e g s tg e e s t Tot zover betreft het een terugblik op de Vereniging zelf. Er is in die tien jaar heel veel ondernomen. In de meeste gevallen mochten we op aandacht de Oegstgeester Courant rekenen. Al onze activiteiten waren erop gericht om Oegstgeestenaren bewust te maken van de schoonheid van hun dorp. In 1997 stond Oegstgeest aan het begin van de bouw van de nieuwe wijk Poelgeest. Die wijk heette toen ’de laatste grote uitbreiding binnen onze gemeentegrenzen’. Onder druk van provincie en buurgemeente moest Oegstgeest om. De VOO restte niets anders dan zich in te zetten voor behoud van de boerderij Zwanenburg langs de Haarlemmertrekvaart, waar nu het bouwplan Van Steenishof is gerealiseerd. Het voorstel tot behoud werd in de gemeenteraad gekoppeld aan de wens om een sociaal-culturele voorziening in de wijk. Het College zegde toe die gedachte te zullen onderzoeken. De afloop laat zich raden. De bouwer was al langer eigenaar van de boerderij en sloopte die voortvarend. Gaande de bouw van Poelgeest werd duidelijk, dat er sprake zou zijn van een groot exploitatietekort. Het was inmiddels 2002. Het gemeentebestuur ging naarstig op zoek naar inkomsten om de schade te beperken. Daarom werd een groslijst opgesteld van plekken binnen de bestaande bebouwing, waar gebouwd zou kunnen worden. Op diezelfde groslijst stond o.a. de groene strook aan de Hofdijck. Hoe was het toch mogelijk? In zijn reactie maakte de VOO, daarin gesteund door veel Oegstgeestenaren, korte metten met deze gedachte. D e g e m e e n t e l i j k e St r u c t u u r v i s i e In de loop der jaren groeide de behoefte aan een grondige discussie over de ruimtelijke toekomst van ons dorp, zeker bij de VOO. Maar waar nog bouwen in het dorp? Het werd tijd, dat Oegstgeest veel actiever stuur ging geven aan zijn ruimtelijke ontwikkeling. Die behoefte werd in 2003/2004
7
door een deel van de gemeenteraad opgepakt. Zo ging de discussie over een nieuwe gemeentelijke Structuurschets van start. De Vereniging was een actieve deelnemer. Dit was immers dé kans om vast te leggen, dat de ruimtelijke karakteristiek (groen en ruim opgezet) van ons dorp niet verder mocht worden aangetast door oneigenlijke bebouwing. De VOO maakte wel duidelijk, dat het niet kiest voor onverkort conserveren van bestaande situaties. Een levend dorp moet zich wel kunnen ontwikkelen. Maar dan wel onder de regie van een actief gemeentebestuur. Het was een hele drukke periode met veel overleg, lobby en inspraak. De eerste concepten lieten nog heel veel ruimte voor verstening. In de uiteindelijke versie is vastgelegd, dat ‘de bestaande kwaliteit, die ons dorp nu zo’n prettige plek maakt om te wonen, werken en recreëren’ behouden moet blijven. Dat uitgangspunt was in ieder geval winst. Een rechtstreeks gevolg was, dat een veel te volumineus bouwplan langs de Almondeweg van tafel ging. En in de discussie over eventuele bebouwing van het ASC-terrein had de Vereniging een heldere randvoorwaarde weten vast te leggen. De goede intenties stonden begin 2005 op papier. Nu de daden nog. D e A S C- d i s c u s s i e De sportvereniging ASC kampt al lang met een ruimteprobleem en wil daarom naar de Overveerpolder verhuizen. Dat dure plan zou moeten worden gefinancierd met woningbouw op de huidige velden. Bij de invulling in 2004 bleek echter, dat er dan meer dan 125 woningen (!) nodig waren. De Vereniging becijferde, dat er binnen de randvoorwaarden van de Structuurvisie ten hoogste 50 à 60 woningen mogelijk zouden zijn. Daar ging de gemeenteraad achter staan en tot zover zouden de VOO en omwonenden, die zich inmiddels als Stichting Behoud Dorpskarakter Oegstgeest (SBDO) hadden georganiseerd, min of meer tevreden kunnen zijn. Maar er lag nog een pijnpunt. Waarom zou die mooie Overveerpolder voor dit doel moeten worden opgeofferd? Er was misschien wel een alternatief in Rijnfront? De hoop vlamde op, toen daar serieus onderzoek naar werd toegezegd. Maar na de verkiezingen van 2006 werd die hoop door een raadsmeerderheid de grond ingeboord. Wordt vervolgd? Het gemeentelijk monumentenbeleid Binnen het College van B&W is Monumenten een eigenstandige portefeuille. Die portefeuille werd in de loop der jaren met wisselende ambitie ingevuld. Met de beleidsnotitie Monumentenzorg 2000+ gaf de toenmalige wethouder een veelbelovende aftrap. Maar hij vertrok kort nadien. Op de ledenvergadering van april 2002 presenteerde zijn opvolgster een eerste inventarisatie waardevolle panden en objecten. Voor de Vereniging brak een intensieve periode aan. Alle panden werden nagelopen/langsgefietst en de lijst werd aangevuld. Toch duurde het nog tot 2005, dat de lijst met gemeentelijke monumenten kon worden vastgesteld. En het Voorbereidingsbesluit t.b.v. de status van
8
A f b . 4 Ludieke actie op 23 oktober 2005; op 6 januari 2006 werd (ondanks toezeggingen) het wachthuisje gesloopt.
Beschermd Dorpsgezicht voor Oranje/Nassaupark en Dorpsstraat (een oude en vurige wens van de Vereniging) werd eerst in 2006 genomen. De deceptie van het wachthuisje op het M E O B -t e r r e i n Bij de zuidelijke toegang tot het MEOB-terrein stond een karakteristiek wachthuisje. Stond, want het is begin 2006 door de eigenaar gesloopt. De VOO heeft zich lang ingespannen om het te bewaren als herinnering aan het voormalig defensiebedrijf. Het had heel functioneel ingepast kunnen worden in verkaveling van het bedrijventerrein. Op een ludieke actie (huisje ingepakt met spandoeken, afb. 4) kwamen heel veel positieve reacties van raadsleden. Maar de eigenaar besliste anders en de gemeente bood weinig weerstand. To t s l o t De Vereniging is ook in zijn tienerjaren ongelooflijk actief geweest. Het overgrote deel van die periode heb ik voorzitter mogen zijn. Bij al die activiteiten en gebeurtenissen horen namen van mensen. Mensen, die hebben gelachen, gestampvoet en gesjouwd (bijv. met dakpannen), maar ook gehuild. Bij leven hoort ook sterven. Sommige mensen bij name noemen, doet vele anderen tekort. Er ligt nu een goede basis in de vorm van een Structuurvisie. Het zal zaak zijn hieraan goed vast te houden. Bijvoorbeeld in actuele discussies over het Hofbrouckerpark en de Essolocatie. De VOO blijft dit alles constructief en kritisch volgen. Want de Vereniging kent een tweeledige doelstelling. Enerzijds is de VOO een oudheidkundige vereniging, anderzijds een platform voor mensen die zich inzetten voor behoud en versterking van karakteristiek Oegstgeest. Daarom is de VOO ook nauw betrokken bij nieuwe ontwikkelingen in het dorp. Het nieuwe kan niet zonder het oude. Bij de uitgave van een nieuwe folder in 2002 werd de VOO daarom gekarakteriseerd als ‘een oudheidkundige vereniging met een eigentijdse missie’. Bronnen ■ Notulen van bestuursvergaderingen van de VOO.
Uit het archief gelicht Door Carl a de Glopper-Zuijderl and In het archief van de gemeente Oegstgeest zijn heel wat archiefstukken te vinden die betrekking hebben op jubilea. Jubilea van ambtenaren, oud-strijders, burgemeesters, sportclubs, winkelcentra, wijken, scholen, noem maar op. Op 28 februari 1925 was er zelfs een jubilerend raadhuis! Reden voor een feestje en een toespraak door burgemeester Van Griethuijsen. Een enkele passage uit die toespraak, waarin natuurlijk vooral werd teruggekeken op de periode 1900-1925, wil ik u in dit jubileumnummer niet onthouden. Allereerst spreekt de burgemeester over de stichting van het gemeentehuis aan het Wilhelminapark: …en viel het vóór dit buitenverblijf [Rhijngeest] gelegen perceel weiland in handen van personen, die er hun voordeel in zagen, het voor villapark in exploitatie te brengen. Na aanleg van wegen, beplant met eiken- en beukenboomen, en het bouwen voor eigen rekening van een paar woningen, bracht hun belang en dat der gemeente mede, dat aldaar een nieuw Gemeentehuis gesticht werd, ter vervanging van het oude, ongelegen en vervallen Raadhuis aan den Achterweg [Wijttenbachweg], en dit kan dan ook wel het begin genoemd worden van de ontwikkeling van Oegstgeest. Dat de exploitatie der bouwterreinen in het nieuwe park niet zoo snel ging als de exploitanten gehoopt hadden, vond voornamelijk zijn oorzaak daarin, dat niet beschikt kon worden over waterleiding en gas, hetgeen meer en meer een eisch des tijds was geworden…Aan eigen exploitatie eener gasfabriek en watervoorziening was voor een gemeente met een bevolking op 1 januari 1900 van 3109 zielen niet te denken en dit te minder wegens de uitgestrektheid der gemeente met verspreid liggende buurtschappen, welke onderling verbonden waren door wegen, waaraan slechts enkele bedrijfswoningen gevonden werden. Men denke slechts aan den Leidschen straatweg (afb. 1) [Rijnsburgerweg, nu Leiden], waaraan in 1900 slechts het tolhuis en een drietal woningen waren gelegen. Natuurlijk blijft ook de annexatie van een gedeelte van de gemeente door Leiden niet onbesproken: …Waar in 1896 een gedeelte van Oegstgeest door Leiden was geannexeerd, was het voor Oegstgeest eene groote teleurstelling, dat in 1908 door Leiden de wensch werd te kennen gegeven, om zich opnieuw een gedeelte van Oegstgeest toe te voegen, waartoe een plan was ontworpen, omvattende den Morsch en het gedeelte van den Warmonderweg tot de Roomsch-Katholieke kerk met inbegrip van ‘Poelgeest’ en de Groenesteeg. Een annexatieplan…in 1909 mislukte. … Daarna…gelukte het na eindelooze correspondentie en vele conferenties den Hooge Morschweg te redden en de voorgestelde grens terug te brengen tot Warmonderweg-Maredijk-Ajaxlaan [Nachtegaallaan, nu Leiden] naar Vinkbrug. In 1920 kwam de nieuwe grensregeling tot stand, waarbij Oegstgeest 1590 inwoners verloor. Tenslotte noemt de burgemeester nog enkele moderne verworvenheden: Ondanks deze moeilijke jaren [1914-1919] voor de Gemeente zijn in hare huishouding groote verbeteringen aange-
A f b . 1 Ingekleurde prentbriefkaart van vóór 1920. Het adres van het huis met de grijze 'torenachtige opzet' op het dak is nu Rijnsburgerweg 41, Leiden ter hoogte van de rotonde Wassenaarseweg/ Kagerstraat.
bracht. Men denke slechts aan de vervanging van den, door een hond getrokken vuilniswagen (afb. 2) door een autodienst, en de stichting van een vuilverbrandingsoven; de verbetering der brandbluschmiddelen door het aanschaffen van een motorbrandspuit en het aanbrengen van brandkranen; de instelling in overleg met Leiden van een keuringdienst van waren en van vee en vleesch. Zijn laatste opmerking klinkt ons wat cryptisch in de moderne oren: Ik meen, dat er reden is met voldoening hierop [de afgelopen 25 jaar] terug te zien en dat met vertrouwen de toekomst onzer Gemeente kan worden tegengegaan.
A f b . 2 De gemeentelijke vuilniswagen rond 1910 met asgaarder K. Wilbrink (reproductie uit ‘Oegstgeest in oude ansichten’ deel 1 van B.C. van Krieken).
De redactie en de afdeling Historie van de VOO willen hun bijzondere dank uitspreken aan mw. drs. C.C. de GlopperZuijderland voor haar bijdragen aan ons tijdschrift. Vanaf het eerste nummer in februari 1989 tot en met heden zijn 37 tijdschriftnummers verschenen. Zesendertig keer heeft zij de rubriek ‘Uit het Archief gelicht’ verzorgd en in het oktobernummer van 1996 heeft zij een gedegen artikel over de Oegstgeester Pannenbakkerijen geschreven. Dank van ons allen!
9
Tolhuis en Haarlemmertrekvaart 350 jaar met Oegstgeest verbonden Door Miep Smitsloo-de Graaff Op de kop af 350 jaar doorsnijdt de Haarlemmertrekvaart Oegstgeest. In dit jubileumjaar wordt bijzonder veel aandacht besteed aan deze vaart, die op vervoersgebied voor ons dorp ooit eenzelfde betekenis had als de snelweg A44 vandaag de dag. Eeuwenlang waren de Hollanders op water aangewezen om zich te verplaatsen. Wegen, zo ze al bestonden, waren vrijwel onbegaanbare, modderige zandpaden. Een uitgebreid netwerk van waterwegen was wel beschikbaar, ook in deze regio. En waar de natuur geen waterwegen had gecreëerd, groef de mens ze eigenhandig. Een gemiddelde boottocht was eeuwenlang een hachelijke onderneming. De (zeil)schepen waren afhankelijk van de weerselementen, die op meren en rivieren vrij spel hadden. Zo speelde het handelsverkeer tussen het noorden en zuiden van Holland zich af via het Haarlemmermeer, waar het danig kon spoken. De behoefte aan een gereglementeerde vaart nam sterk toe in de Gouden Eeuw, waarin de handel tussen de steden bloeide. Vanuit verschillende steden klonk in de 17e eeuw de roep om verbindingen, voorzien van paden waarop paarden de boten onder alle weersomstandigheden vooruit konden ‘jagen’. Amsterdam en Haarlem waren in 1632 de eerste steden die een trekvaart aanlegden om op grote schaal passagiers te vervoeren.
A f b . 1 Een prent van Arie Kunz uit circa 1870, waarop de Haarlemmertrekvaart nabij kasteel Oud Poelgeest zichtbaar is. De jager voert de trekschuit langs een zogeheten rollepaal. Dergelijke palen waren bedoeld om de trekschuit om een scherpe bocht heen te loodsen. De jaaglijn liep vanaf de schuit buiten de rollepaal om, werd naar buiten gedwongen en bleef daardoor naar voren trekken in plaats van opzij (prent Regionaal Archief Leiden).
10
Haarlemmertrekvaart Ook Haarlem en Leiden sloegen in 1657 de handen ineen om de afstand tussen beide steden met een 28,5 kilometer lange trekvaart te overbruggen. Van meet af aan was het de bedoeling de kosten terug te verdienen door het heffen van tol, onder meer vanuit vrijwel identieke tolhuizen in Haarlem en Oegstgeest. Honderden arbeiders begonnen op 15 maart 1657 met louter spier- en paardenkracht met het graven van de Leidsevaart en de Haarlemmertrekvaart. Van Haarlem tot LisseHalfweg (‘halverwege’) wordt de trekvaart ‘Leidsevaart’ genoemd, tussen Lisse en Leiden is de benaming ‘Haarlemmertrekvaart’. Op 1 november, nog geen acht maanden later, trok een paard de eerste trekschuit er al doorheen. De trekvaart kon – al was het graven puur handwerk – relatief bijzonder snel worden aangelegd, omdat er gebruik werd gemaakt van al aanwezige wateren (de Poel bij Warmond, de Mare in Leiden en het Spaarne in Haarlem). Bovendien werkten arbeiders op verschillende plaatsen tegelijk. De trekschuitdienst Haarlem-Leiden was meteen een doorslaand succes. Er was een zomer- en een winterdienst. Tussen medio april en oktober waren er dagelijks negen afvaarten, van oktober tot en met maart waren er acht. Het eerste jaar bracht de vaart ruim 35.000 gulden op. De steden wisten de aanlegkosten, een slordige 450.000 gulden, snel terug te verdienen via de gabellen oftewel de tolgelden. Dankzij de vaart konden passagiers zonder overstappen in één dag heen en weer van en naar Amsterdam en Rotterdam. ‘Onze’ trekvaart werd derhalve een belangrijke ader in het landelijke trekvaartstelsel. In totaal kon men rond 1700 in de Lage Landen zo’n 660 kilometer per trekschuit afleggen. Buitenlanders keken hun ogen uit; het reizen per trekschuit mocht dan niet snel zijn (gemiddeld vijf tot zeven kilometer per uur), efficiënt was het wel, mede doordat alle dienstregelingen van de trekvaarten in den lande op elkaar waren afgestemd. Bovendien was de mens in de 17e en 18e eeuw gewend om de tijd te nemen (afb. 1). Reizen over land, voor zover mogelijk, was sneller, maar veel minder gerieflijk. Koetsen en diligences kenden geen enkele vorm van vering en hotsten door de diepe karrensporen en modderpoelen. Van die vervoermiddelen had de trekschuit dan ook maar weinig concurrentie te duchten. Twee eeuwen lang zou de trekvaart het domein blijven van trekschuit, schipper, jager en trekpaard. Totdat stoom halverwege de 19e eeuw het einde van de trekschuit inleidde. De eerste stoomtrein reed in 1839 en Leiden was – vanwege de gunstige ligging – de derde stad in Nederland die in
A f b . 2 Het Tolhuis nog voor de restauratie, in een sfeervolle, besneeuwde entourage. Eenzaam staat het in een nog weids landschap (foto mw. B. Bertels).
A f b . 3 De tolpalen op 13 januari 1979. Een van de laatste auto’s rijdt in de richting van Sassenheim.
1842 een spoorwegaansluiting kreeg. De teloorgang van de trekschuit was in 1860 een feit. Er is weinig overgebleven van die allereerste trekvaart tussen Amsterdam en Haarlem. Een groot gedeelte van het water en het jaagpad moesten plaatsmaken voor de aanleg van een snelweg. Het is uniek dat de 350 jaar oude waterweg tussen Haarlem en Leiden nog goeddeels intact is.
bepaald hachelijk. Niet zelden kwamen fietsers in het gedrang en (bijna)botsingen waren aan de orde van de dag. Volgens cijfers van de provincie Zuid-Holland, bekendgemaakt in de toespraak van Gedeputeerde Ted Jansen bij de opening van de nieuwe N444, persten in de jaren tachtig 4.000 auto’s en 2.500 fietsers er zich dagelijks door de flessenhals heen. Toen in het begin van de jaren tachtig een fietser bij het Tolhuis overleed na een botsing met een auto, werd de oude weg resoluut afgesloten voor alle autoverkeer (afb. 3). Dat zou zich jarenlang door de smalle Oegstgeester Dorpsstraat moeten wringen. Uiteraard was ook dat smalle straatje daarop niet berekend. Aan die onhoudbare situatie kwam pas in 1988 een einde door de aanleg en reconstructie van de vernieuwde Haarlemmertrekvaartweg, tussen het Postviaduct Sassenheim en de Abtspoelweg. Langs de trekvaart werd een vrijliggend fietspad aangelegd. Het oude jaagpad verloor zijn functie en de Tolhuisenclave werd met een kolossale muur aan het zicht onttrokken. Deze grootscheepse gebiedsverschuiving, waarbij zo’n 60 hectare betrokken was, kwam tot stand door de samenwerking van zandbaron Huib Menten en de provincie Zuid Holland. Menten was al decennia lang eigenaar van de zandput aan de overkant van het Tolhuis, in de voormalige Voorhofpolder. In de volksmond heeft het huidige recreatiegebied decennia lang zijn naam gedragen. Menten verwierf halverwege de jaren tachtig ook het Tolhuis, liet het jarenlang onaangeroerd en verkocht het uiteindelijk in 1998 door aan Menno Smitsloo, een projectontwikkelaar met een grote liefde voor monumenten (afb. 4). Het zou vijf jaar duren voordat hij alle vergunningen ‘rond’ had, maar in 2003 kon Smitsloo beginnen met een grootscheepse restauratie van het pand en van de beeldbepalende tolpalen. Precies op tijd, volgens monumentenarchitect Bob van Beek. “De stal stond op inzakken, de hou-
To l h u i s Datzelfde geldt voor het Tolhuis, in de volksmond ook ‘Het Leidse Hek’ genoemd (afb. 2). Aanvankelijk stond het eenzaam en alleen, in een weids gebied waarin de toren van het Groene Kerkje als baken diende. Inmiddels staat het ingeklemd tussen de N444 en de wijken Haaswijk, Clinckenburgh en Morsebel. Niettemin is het Tolhuis een beeldbepalend punt in het Oegstgeester landschap gebleven. Het monument is ook het enige tastbare bewijs dat er eeuwenlang tol werd geheven voor zowel verkeer over land als over water. Het Tolhuis in Haarlem, dat volgens hetzelfde bestek eveneens in 1657 werd gebouwd, is in 1925 al gesloopt, omdat de Zandvoortselaan verbreed moest worden. De tolpoort is wel bewaard gebleven en fungeert nu als toegangshek van een tennispark in Heemstede. De Provincie noemt het Tolhuis in Oegstgeest dan ook niet voor niets één van de belangrijkste monumenten van Zuid-Holland, aldus Jan Franssen, Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland, in het voorwoord van het boek ‘Tussen Tol en Trekvaart’ van ondergetekende. Het monument blijkt tot de verbeelding van zeer velen te spreken. Dat komt waarschijnlijk doordat het zo’n markant punt is en het jaagpad, inclusief de tolpalen, dé doorgaande verbinding Leiden–Noordwijk zou worden. Dat was geen probleem in de tijd dat paard en wagen en diligence nog reden, maar wel toen het wegverkeer een massale vlucht nam en het jaagpad, c.q. de tolhuispalen, duizenden voertuigen te verwerken kreeg. De situatie werd
11
ten paalfundering was totaal verrot. Het Tolhuis was echt op. Het had niet veel langer moeten duren of er was niets meer te restaureren geweest’’. Ook een deel van het oude jaagpad en de kwijnende flora, werden in ere hersteld. Het monument leidt alweer enige jaren een ‘tweede leven’ als kantoor (oude tolgaarderswoning) en restaurant (de voormalige stal). Huidige functie Economisch heeft de Haarlemmertrekvaart betekenis gehad tot rond 1960. Bollenboeren uit het gebied tussen Haarlem en Sassenheim maakten intensief gebruik van de
vaart voor de aan- en afvoer van bollen en zand. Ook van en naar Leiden werd het nodige getransporteerd, onder meer met de zandschuiten van Van Herwaarden. In het vracht- en personenvervoer heeft de trekvaart sinds medio 1960 geen functie meer. Toch is nooit overwogen om het water te dempen, vanwege het belang ervan. Recreatief heeft de vaart betekenis omdat de pleziervaart dankbaar gebruik maakt van deze doorgaande vaarroute (afb. 6). Ecologisch is de vaart van waarde omdat er bijzondere vogels broeden en zwemmen en de begroeiing op verschillende plekken nog natuurlijk is. De trekvaart fungeert bovendien als boezemwater en is een belangrijke ader bij het aan- en afvoeren van water. Ook het oude jaagpad tussen Haarlem en Leiden is niet meer weg te denken, hoewel het op sommige plaatsen dusdanig door bebouwing is verdrongen dat een trekpaard de totale route niet meer zou kunnen afleggen. Daarvoor zijn teveel obstakels aangebracht.
A f b . 4 In 2002 krijgen de leden van de VOO met Monumentendag de gelegenheid om het nog niet gerestaureerde pand te bezoeken.
Jubileum Aan het jubileum van Tolhuis en de Trekvaart wordt in 2007 veel aandacht geschonken. De auteur van dit artikel heeft onlangs een boek afgerond, waarin de mensen en de historie rond Tolhuis en Trekvaart centraal staan. De geschiedsbeschrijving is gelardeerd met verhalen van personen die ‘iets’ met het monument hebben of er hun voetsporen hebben liggen. Zoals de dochters van de laatste tolgaarder, Piet Ciggaar, mensen die er in de Tweede Wereldoorlog ondergedoken zaten, degenen die er een bedrijfje hadden of er anderszins bij betrokken waren. De grote betekenis van de verschijnselen tol en trekschuit wordt in het boek belicht, evenals de meer recente geschiedenis rond de ontwikkeling van de Klinkenbergerplas en de N444. Het boek verschijnt rond de viering in het voorjaar van 2007. Ook de Stichting Erfgoedhuis zal aandacht besteden aan 350 jaar trekvaart. Zij organiseert in de maand mei een expositie in het Lissese museum ‘De Zwarte Tulp’. Op plaatselijk niveau worden plannen gesmeed om de Oegstgeestenaren (nog) meer bij de vaart te betrekken. De gemeentelijke Kunstadviescommissie en ondergetekende werken initiatieven uit voor fiets- en wandelroutes langs de vaart en een expositie over de trekvaart met betrekking tot onze gemeente. Kortom, de Haarlemmertrekvaart krijgt meer aandacht dan ooit.
12
A f b . 5 Het Tolhuis prijkt sinds de restauratie in volle glorie langs de trekvaart. Het kan weer eeuwen mee (foto Henk Bakker).
A f b . 6 De hedendaagse Haarlemmertrekvaart langs de N444. In de verte zien we de Tolhuisbrug. Bronnen ■ O.m: Regionaal Archief Leiden, Gemeentearchief Oegstgeest, archief Stad-
huis Leiden, website Reg van Dommelen, Hans Vandersmissen (deskundige op scheepvaartgebied), Museum voor Communicatie in Den Haag, Belastingmuseum in Rotterdam, Archief Hoogheemraadschap van Rijnland, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, M. Smitsloo-de Graaff: Tussen Tol en Trekvaart, 350 jaar het monument, de mensen en het water tussen Haarlem en Leiden (2007, in druk).
40 JA
In september 2007 bestaat het gemeentecentrum 40 jaar. De initiatiefnemer, wijlen heer Cox, lid van onze Hervormde Gemeente, ontwikkelde een plan voor een multifunctioneel gebouw. Er bleek grote behoefte te bestaan aan onderdak voor activiteiten op kerkelijk, sociaal, maatschappelijk en cultureel gebied, en niet te vergeten voor de jeugd! De Hervormde Gemeente heeft toen in nauwe samenwerking met andere belanghebbenden, zoals de SWOO, Consultatiebureau, Kruiswerk en Maatschappelijk Werk het nu bestaande gebouw gerealiseerd (afb. 1 en 2). Belangrijk was, dat de Vereniging van Vrijzinnig Hervormden, die behoefte had aan een passende gelegenheid voor hun kerkelijke activiteiten, in belangrijke mate heeft kunnen bijdragen in de bouwkosten in ruil voor het gebruik van de kerkzaal. Er konden nu veel activiteiten worden ontplooid. De behoefte aan uitbreiding deed zich dan ook al snel voelen en in 1975 werd de aanbouw van een vleugel met twee verdiepingen gerealiseerd. In 1995 kwam de wens naar voren om in verband met een opnieuw optre-
7-
AR
Door C. van Schie, voormalig Kerk voogd Gemeentecentrum en M. Visser-van Overeem, huidige Kerkrentmeester Gemeentecentrum
196
Gemeentecentrum Oegstgeest
2007
A f b . 1 Eerste steen van het Gemeentecentrum (ca. 2 m. links van de voordeur aan de Lijtweg).
dend ruimtegebrek een herindeling tot stand te brengen en werd de grote benedenzaal in een aantal kantoorvertrekken getransformeerd. Er werd toen eveneens een aanvang gemaakt met een opknapronde. Nieuwe, gasgestookte c.v., automatische toegangsdeuren en weer wat later ook automatische liftdeuren. Na sluiting van het Groot Proffijt in Haaswijk werd ook aan het Jeugd- en Jongerenwerk en de Operettevereni-
ging De Troubadours onderdak verleend. Een niet volledige opsomming van gebruikers: SWOO (Radius), Thuiszorg Rijn-, Duin- en Bollenstreek (Valent RDB), Kerkgenootschappen. Daarnaast zijn er activiteiten als zang, toneel, yoga, dans, tekenen en schilderen, film, bridge, vergaderingen, KNOlezingen, vluchtelingenwerk. Te veel om allemaal te vermelden. Het regelen van verhuur en de administratie wordt verzorgd door het tevens in het gebouw gehuisveste Kerkelijk Bureau, dat als een spin in het web functioneert. Door een geweldige inzet van elkaar afwisselende beheerders verloopt het proces naar aller tevredenheid. De verantwoordelijkheid voor het geheel ligt bij het College van Kerkrentmeesters van de Hervormde Gemeente Oegstgeest, dat één der leden met het management belast heeft.
A f b . 2 Prentbriefkaart van het pas gebouwde Gemeentecentrum (eind jaren zestig).
13
2-
AR
189
Verleden, heden en toekomst van ‘The Good Old ASC’
5 J
2007
D o o r H .G . F. V e r h o o g , S e c r e ta r i s a f d . v o e t b a l De Ajax Sportman Combinatie, beter bekend als ASC in voetbalkringen en als AJAX Leiden in de cricketwereld, is een sportvereniging met een lange en unieke clubhistorie die zowel in het briefhoofd als op de homepage van de website www.ajaxsc.nl tot uitdrukking komt: ‘Opgericht 1 juni 1892 als Leidsche Cricket- en Football-Club AJAX. Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 23 juli 1896, van 4 november 1903, van 1 februari 1919 en van 16 februari 1967. Sinds 1913 spelend te en sinds 1985 statutair gevestigd te Oegstgeest’ Op 1 juni 2007 viert ASC, dan 115 jaar oud, haar 23e lustrum. Een mijlpaal waar de ASC’ers wel aan gewend geraakt zijn. De laatste decennia kan men geen bericht of verslag over ASC lezen zonder dat daarin de benaming The Good Old wordt gebruikt voor de eerbiedwaardige club uit Oegstgeest. Zelfs in de wekelijkse wedstrijdverslagen kunnen sportjournalisten niet nalaten de ouderdom van de club op die wijze te memoreren. ASC is trots op die benaming; vaak geeft de schrijver in zijn epistel blijk van sympathie voor de vereniging die al zo lang op de sportieve tijdsbalk acte de présence geeft. Gelukkig weten we veel van de roemrijke historie van ASC. De redactie, die het jubileumboek samengestelde ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan in 1992, heeft ongelooflijk veel speurwerk verricht. De latere generaties ASC zijn hen zeer veel dank verschuldigd voor hetgeen zij uit de annalen hebben kunnen opvissen en voor de wijze waarop deze jubileumboekcommissie de geschiedenis heeft opgetekend. Veel gegevens die overigens ook op de website van ASC zijn vermeld, zijn ontleend aan die prachtige uitgave. Het archief van ASC, voor zover ongeschonden door de tijd gekomen, is in 1992 in beheer gegeven aan het Regionaal Archief Leiden (voorheen Gemeente Archief). 1892 Op 1 juni 1892 besluiten ‘enige oud-Six-teeners en RoodWittenaars’ de C.C. AJAX op te richten. Er wordt een veld gehuurd aan de weg naar Zoeterwoude echter (nog) niet om te voetballen maar om cricket te spelen. In 1894 vormen Achilles en Rood Wit de Leidsche Cricket en Voetbal Vereeniging. Ajax wordt gevraagd, maar sluit zich niet aan. De LC en VV wordt in hetzelfde jaar nog opgeheven, omdat de belangrijkste spelers besluiten naar Ajax ‘over te lopen’. De drie clubs gaan samen, alleen de naam van de overkoe-
14
A
11
pelende club is anders: Ajax. De vereniging levert dit jaar ook de eerste cricketers voor het Nederlands team. In totaal zullen elf Ajacieden de kleuren van ons land in precies veertig wedstrijden helpen verdedigen. In 1895 verovert Ajax de eerste titel in de tweede klasse van de Nederlandse Cricket Bond. In dat jaar worden ook de eerste voetbalwedstrijden gespeeld en schrijft de club zich in bij de HVB, de Haagschse Voetbal Bond. 1896 In 1896 wordt de ‘Athletiekvereeniging De Sportman’ opgericht; een vereniging die een grote rol zal spelen in de geschiedenis van de AJAX SPORTMAN COMBINATIE. Een stad als Leiden kende rond de jaren 1880 een groot aantal kleine cricket- en voetbalverenigingen. ‘Sixteen’ bijvoorbeeld was een door enkele gymnasiasten opgerichte kleine cricketclub. Andere bekende clubs in Leiden waren Achilles, Hollandia, Thor, Tavenu (later Lugdunum) en Rood Wit. In die jaren daarna is een aantal clubs verdwenen of in elkaar opgegaan. Allerlei fusies hebben uiteindelijk geleid tot de oprichting van Ajax ‘een vereeniging van studenten en zonen van notabelen’. Een gevolg van de fusie is dat Ajax de beschikking krijgt over het veld achter de villa ‘Pomona’. In de in 1898 gebouwde Villa Pomona, het laatste huis aan de Rijnsburgerweg, dat is ontworpen door de bekende
A f b . 1 Het naamloze straatje tussen de De Kempenaerstraat en de Duivenvoordestraat, vroeger informeel genoemd het Ajaxstraatje, in later jaren het Eibert Oostendorppad.
Leidse architect Hendrik Jesse, woonde Van Eck, de toenmalige vice-voorzitter van de Cricket- en Voetbalvereniging Ajax. Hij stelde het weiland helemaal achter op zijn perceel beschikbaar voor de voetballers van zijn vereniging. In 1920 werd dit Oegstgeestse gebied tot aan de huidige Posthof door de Gemeente Leiden geannexeerd om daar nieuwbouw te kunnen plegen (in 1896 was al het grondgebied van Oegstgeest vanaf de Singel tot aan de Posthof ingepikt). In de jaren 1920-25 werden aan het einde van de Rijnsburgerweg tegen de nieuwe grens Leiden-Oegstgeest de nieuwbouwwijken De Raadsliedenbuurt en De Vogelwijk gebouwd. Na de fusie ontwikkelde zich een bloeiend verenigingsleven met vele sportieve hoogtepunten. Op 12 september 1897 wordt door de cricketers van Ajax de eerste en tot dusver enige landstitel veroverd. In datzelfde jaar doen de voetballers van Ajax hun intrede in de drie clubs tellende Westelijke Tweede Klasse B van de Nederlandsche Voetbal Bond. 1913 Een historisch jaar: Ajax gaat ‘aan De Kempenaerstraat’ voetballen. 1918 Ajax en de Leidsche Athletiek Vereeniging de Sportman besluiten samen als Ajax Sportman Combinatie verder te gaan. De clubnaam ASC was geboren. De leden van Ajax hielden zich met het cricket bezig en de ‘Sportmannen’ beoefenden vooral de voetbalsport. De Sportman voetbalde overigens in de kleuren groenwit!. In 1919 voegde zich nog de club van HBS-leerlingen DSV bij de ASC; een welkome versterking. Een van die HBS-leerlingen was de bekende international Henk Wamsteker. A j a x l a a n t j e o f / e n A j a x s t r a at j e ? Toen De Vogelwijk in 1926 gereed was en de straatnamen werden toegewezen, werd het Ajaxlaantje, naar de twee voetbalvelden van Ajax, later ASC, achter Pomona, onder protest van velen omgedoopt in de Nachtegaallaan. Tot aan 1981 heeft ASC op dat buitenveld zijn ruimtenood kunnen lenigen. De geschiedenis is wat de naamgeving Ajaxlaantje betreft wat onduidelijk; het straatje recht tegenover het huidige ASC-terrein werd namelijk het Ajaxstraatje (afb. 1) genoemd. Volgens een aantal op leeftijd zijnde ASC’ers werd dit straatje gebruikt door de talloze bezoekers die via de tramhalte aan de Rijnsburgerweg hun weg zochten naar de wedstrijden. In de jaren dertig waren er toen nog geen of weinig huizen rond het ASC-terrein gebouwd. De 20e eeuw kende vele hoogte- en dieptepunten. In 1921 speelde ASC topvoetbal; de club promoveert naar de tweede klasse. Twee jaar later promoveert ASC naar de eerste klasse van de Nederlandsche Voetbal Bond. ASC voetbalt dan al aan de het veld aan de Duivenvoordestraat; toen steevast het ASC-terrein aan De Kempenaerstraat genoemd. Timmerman en aannemer De Jongh bouwde een
A f b . 2 Het huidige clubhuis met tribune.
prachtige houten sfeervolle tribune. Ook de cricketers spelen op hoog niveau en belanden in 1924 in de eerste klasse van de NCB. In de jaren dertig namen de prestaties bij de cricket maar vooral bij het voetbal af en wordt ASC qua sportieve prestaties een wat meer modale vereniging. Het verenigingsleven daarentegen heeft zich door de decennia heen echter op een bijzondere manier weten te handhaven. De naam ASC was een synoniem voor feestvieren. Een activiteit die de ASC’ers altijd goed onder de knie hebben gehad. De ASC-revues waren van een hoog gehalte. Vooral aan het eind van de jaren dertig draait de revuemachine op volle toeren. In 1937, ASC viert dan zijn 9e lustrum met de revue ‘Rood Zwart in top‘, uitgevoerd op 5 mei in de Graanbeurs. De ASC-festiviteiten vonden in die hoogtijdagen trouwens toch plaats in de meest prestigieuze etablissementen zoals het Gulden Vlies, ’t Schuttershof, de Stadsgehoorzaal en zelfs de Kroon in Amsterdam. Naast de vele revues organiseerden de ASC’ers allerlei uitstapjes, diners, autorally’s en zelfs artiestendagen. Vlak na de tweede wereldoorlog komt er sportief gezien de klad in; in 1947 degraderen zowel de cricketers als de voetballers en daalt het ledental schrikbarend. ASC was topclub af. Merkwaardig genoeg wordt er een ballotagecommissie opgericht die als doel heeft personen te weren die de naam van ASC in diskrediet zouden kunnen brengen. Tekenend voor de traditie die men in stand wenste te houden was het
15
Overigens de uitslag van ASC-Nederlands Elftal onder leiding van generaal Rinus Michels werd 0-16. Een grote overzichtsfoto van dit gebeuren siert nog steeds het clubgebouw aan de Duivenvoordestraat (afb. 4).
A f b . 3 In de bestuurskamer staat deze passende vergadertafel uit 1986.
streven van het bestuur om ‘onze juniores uitsluitend uit de leerlingen van HBS en Gymnasium te requireren...’. Toch herstelde het sportieve leven zich enigszins. Hoewel, in 1949 degradeert het eerste van Ajax en binnen de vereniging vragen leden zich af of de ‘voor cricket gemaakte hooge kosten nog wel verantwoord zijn’. In 1952 keert Ajax terug op het tweede klasse niveau en vijf jaar later wordt ASC kampioen van de vierde klasse. 1964 is een rampjaar in de clubhistorie. Op 1 juli van dat jaar verwoest een brand de in 1923 gebouwde groene tribune. Een nieuwe tribune wordt in 1966 geopend (afb. 2 en 3). Het hoogtepunt in de geschiedenis van ASC vond plaats in 1992. ASC bestaat dan honderd jaar. Een jubileum dat uitbundig zal worden gevierd. Met een duel tegen het Nederlands elftal en een groot eeuwfeest op Kasteel Oud-Poelgeest als apotheose. Hetgeen niet wegneemt dat de jubileumactiviteiten wel degelijk overschaduwd worden door het overlijden van een voor de vereniging uiterst belangrijke oud-voorzitter. J. Splinter is van 1972-1977 en 19821990 als voorzitter van onschatbare waarde voor de Ajax Sportman Combinatie geweest.
2006 Heden ten dage is ASC een bloeiende, sfeervolle en moderne vereniging met ruim 700 cricket- en voetballeden. Veel tradities zijn verloren gegaan, maar nog altijd wordt de nieuwjaarsreceptie gekenmerkt door stemmig geklede leden waar de champagne (soms) rijkelijk vloeit. ASC kent een grote jeugdafdeling en een geweldige ouderparticipatie. En wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Helaas speelt de cricketafdeling al weer vanaf 1976 op het veld aan de Hofbrouckerlaan (Villa de Krogt, het bekende mooie clubhuis uit 1937 wordt voor het eerst gehuurd in 1991) en bestaat er een soort LAT-relatie tussen de afdeling cricket en de afdeling voetbal. Een onwenselijke situatie voor de omnivereniging. Al jaren koestert de club de wens om met voetbal en cricket op één terrein te komen. Maar de toekomst ziet er zonnig uit; immers op 18 september 2006 heeft de gemeenteraad van Oegstgeest besloten in te stemmen met een verhuizing van ASC-voetbal en Ajax-cricket naar de Overveerpolder. Een locatie voor alle verenigingsactiviteiten op een complex dat aan alle technische en functionele eisen voldoet. Alle ASC’ers kijken nu uit naar het moment waarop de beide afdelingen weer verenigd zullen zijn. Met vol vertrouwen gaan we ons 116e jaar in. Bronnen ■ Het jubileumboek Ajax Sportman Combinatie 1892-1992 uitgegeven t.g.v. het
100-jarig bestaan. ■ De geschiedenis zoals vermeld op de website: www.ajaxsc.nl.
A f b . 4 De voetbalmatch tussen ASC en het Oranjeteam in 1992, gezien vanuit de lucht.
16
0 J
Door Jan M. van der Luijt 1907 De oprichting De oorsprong van de Transportonderneming J. van der Luyt en Zonen BV. is min of meer noodgedwongen ontstaan. Men zou zelfs kunnen schrijven, dat de gemeentelijke overheid hieraan ‘steun’ verleende. Aanvankelijk werkte de grondlegger van dit bedrijf, Jan van der Luit (afb. 1), samen met zijn vrouw op een steenfabriek aan de Mors, maar kwam later als gemeentewerkman in dienst bij de gemeente Oegstgeest, tot hij – na een dienstverband van 41/2 jaar – op 32-jarige leeftijd vernam dat hij niet langer geschikt bevonden werd zijn werk te verrichten. Burgemeester van Griethuijsen, dokter Timmermans en de toenmalige Dominee (in die dagen de drie personen die de draden van het toen genoeglijke dorpse leven in handen hielden) oordeelden, dat de zwakke gezondheid van Jan van der Luijt het niet toestond dat hij zijn werk nog langer deed. Hij werd wegens invaliditeit afgekeurd. In de notulen uit de raadsvergadering van Burgemeester en Wethouders van 12 Maart 1907 staat te lezen ‘naar aanleiding van het bericht van dokter Timmermans is dhr. van der Luit wegens zijn gezondheid ongeschikt voor het bedienen van de vuilniswagen, het wordt goedgekeurd hem eervol ontslag te verlenen behoudens eene tegemoetkoming voor eenigen tijd teneinde eene andere betrekking te zoeken.’ Hij kreeg ƒ 100,– mee, en moest maar zien hoe het verder in ’t leven te rooien. Verder gaf men hem de welgemeende raad mee zich te wenden tot het kerkelijke armbestuur. “Dat nooit” zei Jan van der Luit,“dan werk ik nog liever totdat ik erbij neerval”. Maar daar stond hij dan, zijn baan bij de gemeente kwijt en, met slechts ƒ 100 als gratificatie naar huis gezonden. Pensioen was er toen niet bij en met een gezin van dertien kinderen was het wel haast onmogelijk het hoofd boven water te houden. De grootste kansen zijn voor de mens in het leven weggelegd wanneer hem alles is ontnomen, zo luidt een bekend gezegde. Dit werd bewaarheid aan Van der Luit. Vier dagen na zijn ontslag kocht hij hond, kar en tuig en begon pakjes te bezorgen in de omgeving van Leiden en startte zo een bodedienst tussen Oegstgeest en Leiden. De grondslag voor het tegenwoordige bedrijf was hiermee gelegd. Het was in Maart 1907. A f b . 1 De oprichter Jan van der Luit (1874-1949). De eerste uitbreiding De eerste de beste dag verdiende de nieuwe transportondernemer twee gulden vijftig, bij de gemeente zou hij acht gulden per week hebben gehad. Het hele gezin was enthousiast en het gezinshoofd zag er wel brood in.
7-
AR
190
Een eeuw Van der Luyt Transport
A
10
2007
A f b . 2 Hond en kar werden verwisseld voor paard en wagen.
A f b . 3 Wijttenbachweg 29 (nu nr. 35) rond 1924. Hier staan de echtgenote van Jan van der Luijt, Willempje van der Luijt – Gijben (1875-1960) en de kinderen Pieternella (geb. 1895), Johan (geb. 1912) en Jacob (geb. 1918).
De reizen naar de klanten in Oegstgeest en Leiden werden onderbroken door regelmatig een stevige hap bij de toenmalige eigenaar van het Witte Huis en bij dr. Oort. Beiden waren begaan met het lot van Jan van der Luit. Maar er zat muziek in de zaak want al na tien dagen gebruikte Van der Luit zijn gratificatie van ƒ 100. Hij kocht een hit voor ƒ 80 en een tuig voor ƒ 20, hond en kar werden verwisseld voor paard en wagen (afb. 2). Dit had als gevolg dat er doorlopend een paard door het huis aan de Terweeweg wandelde, want het enige onderkomen voor het beest was het direct achter het huis gelegen schuurtje. Toen de eerste zoon, de 11-jarige Jan, de school verliet, kende hij alle knepen van het vak. Vader Van der Luit kocht een tweede paard en wagen en Jan stapte op de bok. Van der Luit zwoegde en werkte, maar de zaak marcheerde en … z’n kinderen groeide. Zodra een der junioren van school kwam en groot genoeg was om op de bok te klimmen, kocht vader Van der Luit weer een paard en wagen waardoor aan het bedrijf een nieuwe uitbreiding werd gegeven, zodat tenslotte de vader met acht zoons hun krachten gaven aan het steeds groeiende bedrijf. Zo kwamen achtereenvolgens de volgende zonen van school, Adam, Manus, Dirk, Adriaan, Henk, Wim, Marinus, Johan en Jacob. De bodedienst op Leiden werd uitgebreid naar Rotterdam en omstreeks 1913 begon men zich toe te leggen op bloem-
17
A f b . 4 De eerste T-Ford met als bestuurder Jan van der Luijt jr. Het huis links op de achtergrond is Wijtenbachweg 29 (nu nr. 35, gebouwd in 1922). Rechts daarvan een van de oude huizen, die in 1928 vervangen zijn door een drietal nieuwe woningen, de huidige nrs 37, 39 en 41.
pikte. In 1921 kocht hij voor 4.000 gulden een stuk grond met zeven huisjes aan de Wijttenbachweg, nabij de Hofdijck, sloopte deze en liet door Bouw en Woningbureau Proper in 1922 een nieuwe woning met garage bouwen. Deze woning aan de Wijttenbachweg (afb. 3) nu nummer 35, werd in 1928 gevolgd door nog een drietal middenstandswoningen voor zijn zoons Johannes (Jan Jr.) op nr. 37, Dirk op nr. 39 en Marinus op nr. 41, waarmee dit deel van het dorp belangrijk aan aanzien won.
A f b . 5 De Fords van Van der Luyt. Hier gefotografeerd op de Louise de Colignylaan. Het huis op de achtergrond is Terweeweg 5 en 7 (thans 75, 77 en 79, op de voorgrond Anna van Burenlaan 2.
D e v r a c h ta u t o Het jaar 1922 werd met gouden letters geschreven in het geschiedenisboek van het bedrijf. Toen werd namelijk de eerste Ford vrachtauto, een T-Ford (afb. 4), aangeschaft en sindsdien werd geleidelijk op deze moderne wijze van vervoer overgeschakeld. In 1924 was het aantal vrachtauto’s gegroeid tot vijf. In 1926 volgde naast de bodedienst het transport van bloembollen en verhuizingen. Bovendien was de firma de eerste die er toe overging om bloembollen rechtstreeks van de exporteur naar de havens te vervoeren. De Firma Homan, destijds in Oegstgeest,was de eerste client voor dit bollenvervoer.
bollenvervoer en verhuizingen. Het overbrengen van een verhuisboedeltje naar Apeldoorn betekende in die dagen: maandag heen en zaterdag terug. Tijdens de mobilisatiedagen van 1914-1918 kon men Van der Luijt meelzakken van 100 kilo boven in het torentje van het gemeentehuis zien torsen. De Firma Op 1 Januari 1917 werd, getuige de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leiden, opgericht de Firma J. van der Luyt en Zonen te Oegstgeest. Expeditie, sleeperij, handel in zand, tuingrond, kolengruis en zeeschelpen, met als adres Terweeweg 7 en als firmanten Jan van der Luijt en de zonen Johannes, Hermanus en Dirk van der Luijt. De Wijttenbachweg Jan van der Luijt heeft een groot aandeel gehad in de ontwikkeling van de Gemeente Oegstgeest. Hij was het die met paard en wagens, en later met vrachtwagens, de meeste stenen en zand voor de huizenbouw heeft aangevoerd en verder heeft hij een persoonlijke bijdrage geleverd aan de verfraaiing van de gemeente. Aanvankelijk woonde hij aan de Terweeweg op nummer 4 (nu nummer 8) waar zijn paard in die dagen zelf zijn weg vond door de gang en keuken naar de schuur en dan tot vermaak van het gezin het brood van het aanrecht mee-
18
2 5 J a a r Va n d e r L u y t e n Zo n e n In 1932 vierde de firma haar 25-jarig Jubileum en inmiddels was het wagenpark uitgegroeid tot elf vrachtauto’s (afb. 5). De oorlogsjaren Toen kwam de oorlog en zoals op elk terrein van het maatschappelijk leven richtte deze ook in het bedrijf grote schade aan. De bezetter pakte het bedrijf fors aan, legde beslag op tal van zaken en niet minder dan twaalf auto’s werden gevorderd. Dat men het wegvoeren van de auto’s met lede ogen aanzag, behoeft niet te worden verteld. Maar de energie kon door de scheurende hand van de Duitser niet gedoofd worden. Toch is het bedrijf in die slechte jaren gestaag voortgezet en wist men de overblijvende transportmiddelen en arbeidskrachten uit Duitse handen te houden. Men bleef paraat en ondanks deze benarde omstandigheden richtte men het oog naar de toekomst, die nog wel duister was, maar waarin toch altijd het lichtpuntje van de bevrijding te bespeuren was. In het voorjaar van 1945 brandde de garage aan de Wijttenbachweg uit. Vonken uit een gasgenerator waren de oorzaak. Even heerste er wanhoop, maar enkele uren na de brand zat Jan van der Luijt al een tekening uit te werken voor een nieuwe garage. De lang verbeide vrijheid kwam en na de oorlog zijn alle zeilen bijgezet om tot wederopbouw van het bedrijf te komen. De gezamenlijke negen firmanten, Jan van der Luijt met acht zonen, zijn in dit streven bijzonder geslaagd.
I n t e r n at i o n a a l Na de oorlog startte men met een vrachtwagen, een Amerikaanse White, gevolgd door twee Mack’s (afb. 6) en een aantal Fords, veelal overbodig oorlogsmateriaal. Hoewel men reeds in 1927 een vracht rozenstruiken naar Keulen vervoerde, begon het internationale transport pas in 1946. Een historische reis is het transport van bloembollen en levensmiddelen naar Praag en Boedapest geworden, welke door meerdere zijn gevolgd. In juni 1946 werd er kaas vervoerd naar Zwitserland. Al spoedig bleek dat dit land voor dit bedrijf van grote betekenis zou worden. Ten tijde van het 40-jarig jubileum in 1947 was het wagenpark intussen tot acht uitgegroeid, waarvan zes van 23 ton. De dagelijkse leiding berustte toen al bij de zonen Jan en Marinus. Daar waar Jan zich veelal met de binnenlandse transporten en verhuizingen bezig hield, groeide de Internationale Transportonderneming onder leiding van Marinus. Toen Jan van der Luyt in 1949 op 75-jarige leeftijd na een leven van hard werken overleed, bestond er een geregelde dienst op Zwitserland. Van der Luyt bezat acht eigen wagens, varierend van 3 tot 20 ton voor het binnenlands en buitenlands vervoer. Eenmaal per week reed men op Parijs en driemaal per week naar Zwitserland met o.a. kaas en snijbloemen van de Rijnsburgse veiling. Ook werden goederen, die rechtstreeks van de boot uit Amerika werden gehaald, getransporteerd naar het land van de Alpen. Bij dit vervoer werkte men nauw samen met o.a. Natural AG uit Bazel, de ‘Holland Amerika Lijn’, Nievelt Goudriaan, Pakhuismeesteren, Schenker en Nederlands Veem. De uitbreiding van het bedrijf werd geaccentueerd door de overname in 1952 van het expeditiebedrijf ‘Van de Lely’ uit Naaldwijk en in 1955 ‘Van der Tang’ uit Lisse. In 1960 was het wagenpark dermate gegroeid dat de locatie Wijttenbachweg te klein werd. Langs de Rijn nabij de ‘Haagsche Schouw’ werd van de NZH een garage overgenomen. Aan de Wijttenbachweg bleef het kantoor en de afdeling Verhuizingen en Meubelinpakkerij gevestigd, waar men in opdracht van het Zendingshuis van de Hervormde
A f b . 6 De neven Marinus van der Luijt en Jan van der Luit (bijnaam Jantje Cognac) met een van de eerste Mack’s onderweg naar Zwitserland. A f b . 7 De voormalige bollenschuur en het terrein van de firma Van der Luyt aan de Dorpsstraat.
kerk, goederen en inboedels verpakte voor verscheping overzee. Intussen had het bedrijf zich gespecialiseerd in het (internationale) vervoer met koelwagens van snijbloemen, planten, bollen, verse kippen en diverse diepvriesgoederen, naast het transport van verflakken in opdracht van de verffabriek Sikkens N.V. in Sassenheim naar Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Het bedrijf is in de loop der jaren gestaag gegroeid, zelfs dermate groot van omvang geworden, dat in 1976 besloten werd de Wijttenbachweg en de ‘Haagsche Schouw’ te verruilen voor een locatie aan de Dorpsstraat, nl. de voormalige bollenschuur en terreinen van Homan (afb. 7). In 1990 bleek dat ook dit pand aan vervanging toe was (op dat moment werd al parkeerruimte bijgehuurd op de bloemenveiling Flora). Thans beschikt het bedrijf, gelegen aan de Haarlemmerstraatweg, over voldoende ruimte. Veertig geconditioneerde vrachtautowagencombinaties transporteren zowel planten als verse snijbloemen naar Groot Brittanie en..., nog steeds naar het land van de Alpen. In maart van dit jaar is het honderd jaar geleden dat Jan van der Luijt zijn bodedienst tussen Oegstgeest en Leiden begon, en zie nu wat daarvan gekomen is (afb. 8).
A f b . 8 Het huidige bedrijfsterrein van Van der Luyt aan de Haarlemmerstraatweg, de vrachtwagens met het logo van de firma staan in het gelid. Gezien vanaf het Lotte Stam-Beese pad (2007). De Van der Luit(en) en Van der Luijt(en) zijn familie van elkaar. Hoezo deze verschillende schrijfwijze? In de familie doen twee versies de ronde. De eerste luidt: welhaast zeker is Van der Luit de oorspronkelijke naam. De oprichter vond vanaf een bepaald moment dat Van der Luijt als handelsnaam wat chiquer was en heeft een aantal van zijn kinderen aangegeven bij de burgerlijke stand als Van der Luijt. De tweede versie: de burgerlijke stand heeft een fout gemaakt.
Bronnen ■ Auteur is achterkleinzoon van de oprichter J. van der Luit, kleinzoon van
M. van der Luijt, die 40 jaar werkzaam is geweest bij het bedrijf van der Luyt en zoon van J.A. van der Luijt. Grootvader en vader hebben veel detailinformatie aan hun kleinzoon resp. zoon verteld. Bovendien zijn diverse krantenartikelen geraadpleegd.
19
7-
AR
Van DVC tot RADIUS SWOO
196
Stichting Welzijn Ouderen Oegstgeest viert achtste lustrum
40 JA
2007
D o o r G . L .C h r . G r o e n v e l d De tijd vliegt! Als ik het jubileumboekje, uitgegeven in 1992 ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de SWOO, doorblader is het of het maar een jaar of twee geleden was. Maar het zijn er al weer vijftien! In het boekje, samengesteld door toenmalige vrijwilligers, lees ik over de ontstaansgeschiedenis van de Stichting Dienstverleningscentrum Oegstgeest (afgekort tot DVC) in 1967. De stichting heeft immers in de loop der jaren verschillende namen gekend. De oprichtingsakte werd op 2 mei 1967 getekend en de officiële start van de activiteiten vond plaats op 18 november van datzelfde jaar. Daarmee werd de kroon gezet op een vooruitstrevend initiatief dat geheel in de kring van Oegstgeestenaren was genomen.
Kerk en Humanitas sluiten aan bij het initiatief. Hoe zo’n dienstencentrum zou moeten worden georganiseerd en wat voor diensten er zouden moeten worden aangeboden wordt vervolgens door een voorbereidingscommissie onderzocht. Er wordt een hoogleraar Sociologie in de arm genomen. Hij adviseert bij het opstellen van een vragenlijst die aan circa 1400 zelfstandig wonende ouderen in Oegstgeest wordt voorgelegd. Resultaat: de Oegstgeester ouderen zien er wel wat in zo’n dienstencentrum (afb. 1). Als op 18 november 1967 de eerste leidster van het dienstencentrum haar werkzaamheden aanvangt, is Oegstgeest de 15e gemeente in Nederland die zo’n centrum rijk is en daarmee in de voorste gelederen van moderne ouderenzorg loopt.
H o e z at h e t o o k a l w e e r ? Midden jaren zestig neemt dhr. Cox tijdens een vergadering van de Provinciale Diaconie van de Hervormde Gemeente kennis van de wijze waarop in Scandinavië (met name in Denemarken) het ouderenwerk georganiseerd wordt, namelijk door het oprichten van dienstencentra, een tot dan toe onbekend fenomeen in Nederland. Dhr. Cox neemt dit idee mee in de besprekingen die juist op dat moment gestart zijn tussen de Nederlands Hervormde Gemeente en het Groene Kruis. Die besprekingen zijn bedoeld om te komen tot een Gemeentecentrum, waar zowel de Kerk als ook de wijkverpleging een onderkomen in moet vinden. Besloten wordt om de bouwplannen uit te breiden om ook een dienstencentrum te kunnen onderbrengen in dit nieuwe Gemeentecentrum. Andere partijen, zoals de Parochiële Charitas Instelling, de Gereformeerde
Eerste Activiteiten De activiteiten die vanaf 1967 georganiseerd werden waren onder andere de ‘Open Tafel’, waar iedereen (ook op zondag) aan kon schuiven om gezellig samen te eten. De door vrijwilligers gekookte(!) maaltijden werden ook al rondgebracht: een voorloper van Tafeltje Dek Je! Verder werd een zangkoor, een handwerkclub en een eigen bibliotheek opgericht, kwamen er gezellige kaartmiddagen en allengs ook steeds meer cursussen op velerlei gebied. Van het begin af aan spelen vrijwilligers een allesbepalende rol. Mannen en vrouwen melden zich spontaan aan om zich, naast baan of huishouden, in te zetten voor de oudere, vaak afhankelijke medemens. Het is de goede sfeer bij de stichting die velen aantrekt: ieder met zijn eigen gave, talent en mogelijkheden. Zo zijn er mensen die bereid zijn ouderen naar een ziekenhuis te brengen met de eigen auto, ze te helpen bij het doen van boodschappen, tuintjes bij te houden of thuis een plank op te hangen, een vuilnisbak buiten te zetten of een maaltijd aan huis te bezorgen. Al deze diensten vergen steeds meer professionele coördinatie en zodoende groeit de stichting van een ‘eenmansbedrijf’ naar een organisatie met verschillende medewerkers, die ieder een bepaalde sector van het werk beheren. Heel bekend werden de namen van Nel Stikkelorum (de ‘moeder’ van de vrijwilligers), Agaath Juffermans (de organisatrice van alle activiteiten), Tonny van Leeuwen (coördinatrice van de maaltijdvoorzieningen) en Mieke Schmidt (aanspreekbaar voor personenalarmering en tijdelijke opname). De algemene dagelijkse leiding kwam in handen van een ‘Functionaris’ (later directeur). Zij opereerden meer achter de schermen, maar traden namens de organisatie naar buiten als het officiële besprekingen met de overheid betrof, of met belangenorganisaties en samenwerkingspartners.
A f b . 1 Eind jaren zestig brengt dhr. W. Gelderblom het gekookte eten in gamellen rond bij de ouderen. Een vrijwilliger van het eerste uur.
20
A f b . 2 Vandaag de dag is de dorpsbus van de SWOO een bekende verschijning in het dorp.
Achtereenvolgens vervulden mw. Janson, mw. De Goede, mw. Gloerich, dhr. Groenveld en dhr. Verlaan deze positie. Nu, in 2007 na de fusie met Stichting Dienstverlening Leiden, is dhr. Van Rooij de directeur en bestaat het team van medewerkers uit een geheel nieuwe generatie: de dames Smits, Huizen, Lares en Heemskerk. Het ouderenwerk is steeds gefinancierd door lokale, provinciale en rijksoverheid. De voorwaarden om subsidie te krijgen veranderden en daarmee ook de naam en bestuursvorm van de stichting. In 1977 werd de naam veranderd in Stichting Welzijn Ouderen Oegstgeest en traden ook ouderenbonden toe tot het bestuur. De statutaire aanpassingen maakten het mogelijk nu ook in aanmerking te komen voor extra gelden in het kader van het Flankerend Ouderenbeleid. De SWOO gebruikte die gelden om een personenalarmeringssysteem voor zelfstandig wonende ouderen aan te kopen en te beheren en tijdelijke opnames in een verzorgingshuis (bijvoorbeeld na een operatie) mogelijk te maken. Later ontstond er ook een dagopvang voor licht dementerenden. Soms zijn er ook nieuwe activiteiten gestart op basis van de wensen die Oegstgeester groeperingen zelf naar voren brachten. Een heel belangrijk voorbeeld is de ‘Dorpsbus’ die in 1990 ging rijden onder de vlag van de SWOO, maar op initiatief van het onafhankelijke Dorpsberaad Ouderen Oegstgeest (afb. 2). U i tg a n g s p u n t e n e n d o e l g r o e p e n Uitgangspunt bij alle activiteiten en diensten door de jaren heen is er voor te zorgen dat ouderen met het klimmen der jaren toch nog zelf de regie over hun leven blijven voeren om zo lang mogelijk in hun eigen woonomgeving te blijven zonder al te zeer afhankelijk te worden van familie-, buren- of vriendendiensten. Deze uitgangspunten werden steeds van harte ondersteund door de gemeente Oegstgeest, die vanaf het midden van de jaren negentig gaandeweg mede de regie over het beleid van de stichting ging voeren door middel van een nieuwe wijze van financieren: de budgetsubsidiëring. Samen staan sindsdien de stichting en de gemeente sterk bij het vervullen van de wensen en behoeften van de ouderen in de gemeente Oegstgeest. Daarbij wordt aangesloten bij de steeds sneller veranderende samenleving en de daarmee gepaard gaande nieuwe mogelijkheden en uitdagin-
gen. Goede voorbeelden zijn het Computer & Internetcafé dat anno 2007 in het dienstencentrum gevestigd is, de lessen T’ai Chi, Yoga en Nordic Walking die naast de gewone gymnastieklessen zijn ontstaan. Sommige diensten van de op 1 januari 2006 tot stichting RADIUS gefuseerde SWOO zijn een nieuwe verpakking van diensten die vroeger ook al bestonden. Te denken valt aan de Ouderenadviseur, die op verzoek bij ouderen langsgaat om te adviseren en te bemiddelen bij allerhande hulpvragen en eventueel te verwijzen naar andere professionele instellingen. Voor praktische hulp, zoals het maaien van een gazon, het doen van boodschappen, begeleiding naar een ziekenhuis kan nu gebeld worden met het Meldpunt Vrijwillige Dienstverlening, onderdeel van stichting RADIUS SWOO. Vrijwilligers nemen daar de telefoon aan en zorgen ervoor dat in de praktische hulpbehoefte van de oudere hulpvrager voorzien wordt. En wie is die oudere tegenwoordig eigenlijk? Spraken we vroeger van 65-plussers, tegenwoordig is de doelgroep heel divers: iedereen die boven de 55 jaar is kan een beroep doen op de stichting. Een 58-jarige zal een heel andere wens of behoefte hebben dan een 81-jarige. Diensten en activiteiten worden daarom meer dan ooit toegesneden op de uiteenlopende mogelijkheden van al die verschillende groepen ouderen. Dat daarmee ook de kwaliteiten van vrijwilligers in de ondersteuning veranderd zijn moge duidelijk zijn. Zij worden bijvoorbeeld tegenwoordig ingezet bij projecten dagverzorging, bij het invullen van belastingaangiftes en het uitgeven van een eigen Vrijwilligersbulletin. Veertig jaar Als 40-jarige nadert (RADIUS) SWOO nu de middelbare leeftijd. Maar ze is nog even vitaal en dynamisch als in het eerste begin in 1967! Die dynamiek is een samenspel tussen de subsidiegever(s), de vrijwillige dienstverleners en de professionele medewerkers. Het betekent echter ook dat de stichting een aantal van haar oorspronkelijke activiteiten heeft (moeten) afstoten om zich meer op nieuwe zaken te kunnen richten. Ik denk hierbij aan het omvangrijke cursusaanbod waar tussen 1980 en 2002 per jaar honderden Oegstgeestenaren gebruik van maakten. Maar er is ook veel gebleven: bijvoorbeeld het blad Contact, het nieuwsbulletin voor ouderen van de stichting. Ook dit blad, in de volksmond ‘het oranje boekje’ viert dit jaar haar 40-jarig bestaan! Nog steeds is daar halfjaarlijks een keur aan activiteiten in terug te vinden. De jarige (RADIUS) SWOO is ook een beetje ‘Oud Oegstgeest’ geworden nu het 8e lustrum gevierd gaat worden in november 2007. Vele instellingen hebben dit jaar in Oegstgeest een jubileum te vieren. Zij zijn vaak ook al vele jaren geworteld in de Oegstgeester samenleving. Samen horen zij tot het plaatselijk erfgoed. Elke instelling draagt op eigen wijze bij aan de prettige woonomgeving die Oegstgeest biedt. Jubilaris ‘Oud Oegstgeest’ die ons vroeg een bijdrage aan dit blad te leveren, feliciteren wij van harte met het 20-jarig bestaan!
21
Ook de Pauluskerk jubileert dit jaar! Juist vijfenzeventig jaar immers domineert dit monumentale bouwwerk (sinds 2000 rijksmonument) nu de entree van Oegstgeest aan het begin van de Warmonderweg (afb. 1). Voor een buitenstaander misschien een merkwaardige plaats, zo helemaal aan de rand van de gemeente. Maar dat hangt samen met de geschiedenis van Oegstgeest.
A f b . 1 Een prentbriefkaart van de Pauluskerk uit ongeveer 1938.
Eeuwenlang was één kerk voor Oegstgeest genoeg geweest: het historische gebouw in de Kerkbuurt dat nu bekend is als de Groene of Willibrordkerk. Na de Reformatie kwam daar in 1687 nog een kerkje voor het rooms-katholieke deel van de bevolking bij: een verbouwde boerderij in één van de andere buurtschappen, de Vijfhuijsen. Dat het destijds juist daar werd gevestigd, daar kwam geen vooruitziende blik aan te pas. Maar het was wel een goede greep. Want juist in die hoek, inmiddels de ‘Leidse Buurt’ genoemd, begon rond 1900 de uitbouw van de gemeente. De rooms-katholieke parochie zat daar dus goed, temeer omdat zij in 1901 een aanmerkelijk grotere St. Willibrordkerk in gebruik kon nemen. Maar ook de hervormde kerkvoogden waren attent op de onwikkelingen. In 1906 kochten zij aan de Endegeesterstraatweg een stuk grond dat groot genoeg was om er een kerk en een school te bouwen. De school kwam er, en in plaats van een kerk het ‘wijkgebouw Irene’. Daar werd vanaf eind 1914 het merendeel van de hervormde kerkdiensten gehouden. Ook het verenigingsleven kwam daar tot grote bloei. Maar Oegstgeest groeide door. Nadat eerst het Wilhelminapark was gebouwd, met het nieuwe raadhuis, ontwikkelde Rubenkamp het Prins Hendrikpark. Aan de straatweg naar Leiden verrees de ene villa na de andere. Ook de Zendingsschool werd daar gebouwd. Met als gevolg dat Irene al spoedig te klein werd. Een gouden tientje Steeds dringender werd de behoefte gevoeld aan een kerk (en dan graag een echte!) in het nieuwe dorpscentrum. Op
22
19
Door Gerard Schwencke
32
7
De Pauluskerk vijfenzeventig jaar
0
7
JAA
R
5
-2 0
18 januari 1925 werd zelfs een gouden tientje aangetroffen in de collecte, met een briefje ‘Voor het fonds van de nieuw te bouwen kerk’. Deze geste leidde binnen een maand tot een vergadering van kerkenraad en kerkvoogdij, samen met een aantal belangstellende leden van de gemeente. Daar werd met algemene stemmen besloten ‘te trachten tot kerkbouw te komen’. En om antwoord te kunnen geven op de daarop volgende vraag: ‘Hoe zullen we nu daartoe komen?’ werd een commissie gevormd uit kerkenraad en kerkvoogdij. Ook de Chr. Nationale Werkmansbond, die over de accommodatie in Irene had geklaagd, werd uitgenodigd om twee leden af te vaardigen. Een belangrijk punt van overleg in deze commissie was de plaats waar de nieuwe kerk gebouwd zou moeten worden. Gelet op de omvangrijke bouwplannen van de gemeente Leiden in het zojuist geannexeerde, aan de Oegstgeester dorpskern grenzende gebied, leek de omgeving van de Warmonderweg het meest geschikt. Kerkelijk bleef de grens tussen Oegstgeest en Leiden immers bij Posthof, dus al die toekomstige bewoners van Raadsheren- en Vogelbuurt zouden op de te bouwen kerk zijn aangewezen. Aan de Warmonderweg bezat de Zendingsschool nog een braakliggend stuk grond, dat evenwel krachtens een servituut niet bebouwd mocht worden zolang de dames Drost de villa op de hoek van de Leidsestraatweg bewoonden. Deze bleken echter graag bereid van dit recht af te zien, als het om de bouw van een kerk zou gaan. Om geld bijeen te brengen voor de aankoop van deze grond werd al vast ‘een bazaar’ georganiseerd. De opbrengst daarvan getuigde van een groot enthousiasme voor deze zaak bij de gemeenteleden. Maar tot grote teleurstelling van velen toonde de kerkvoogdij (de instantie die voor kerkbouw verantwoordelijk zou zijn) geen enkel initiatief. Enige jaren gingen voorbij zonder dat er iets gebeurde, behalve dat vanuit de gemeente spontane giften bleven binnenkomen. Een vorstelijke gif t Een doorbraak in deze patstelling kwam eind 1928 van de zijde van ‘een onbekende’, die zich bereid verklaarde, het bewuste stuk grond aan de Warmonderweg aan de Hervormde gemeente te schenken, op voorwaarde dat binnen twee jaar na de overdracht de aanbesteding van de bouw zou plaatshebben. Verzet van de president-kerkvoogd noopte de ‘onbekende’ weliswaar dit aanbod in te trekken, maar onder toezegging van een zelfde gebaar ten gunste van een op te richten vereniging, die dan de kerkbouw ter hand zou kunnen nemen. Snel werden nu de al een tijdlang ‘slapende’ commissie en de kerkenraadsleden weer bijeengeroepen. Op 1 februari 1929 besloot deze vergadering dat het inderdaad gewenst was, ‘dat eene vereeniging wordt gesticht tot bouw eener 2de kerk te Oegstgeest. ‘ Men liet er nu geen gras over groeien, want meteen na
DE EERSTE STEEN VAN DEZE KERK WERD GELEGD D E N 3 EN J U L I 1 9 3 1 D O O R HENDRINA ELISABETH DROST NIEMAND KAN EEN ANDER FUNDAMENT LEGGEN DAN HETGEEN GELEGD IS, HETWELK IS JEZUS CHRISTUS 1 COR3, 11
A f b . 2 De eerste steen ingemetseld aan de buitenzijde, rechts van het toegangsportaal.
afloop van deze vergadering besloten de elf aanwezigen zich tot een vereniging te constitueren. Statuten en huishoudelijk reglement (waarvoor een ontwerp al klaar lag) werden vastgesteld en een dagelijks bestuur werd gekozen. Veertien dagen later beraadde men zich al over een naam voor de kerk, over de architect, de geldwerving, het drukken van brochures en over de aard van de kerk: ‘een liturgische kerk’ of ‘een kerk van het woord’? Op 22 juni 1929 ontving de ‘Vereeniging tot het bouwen eener tweede kerk ten behoeve der Nederlandsch Hervormde Gemeente te Oegstgeest’ de koninklijke goedkeuring en daarmee de vereiste rechtspersoonlijkheid. Een merkwaardige stap was vervolgens het verzoek aan H.M. de Koningin om als vereniging te worden geplaatst op de officiële lijst van kerkgenootschappen en zelfstandige kerkelijke gemeenten. Dit leverde namelijk vrijstelling op van het betalen van grondbelasting. Belangrijk, omdat begin 1930 de onderhandelingen met de Zendingsschool resulteerden in overdracht van de grond aan de vereniging. Als architect werd benoemd dhr. F.B. Jantzen F.G. zn., wiens ontwerp op 19 juni 1930 werd aangenomen. De door hem ontworpen kerk vol symboliek zou aan ongeveer 700 personen plaats bieden en de kosten werden geraamd op ƒ 100.000. De bouw van de kerk Het ging nu allemaal heel vlug. Op 17 februari 1931 machtigde de algemene ledenvergadering het bestuur, tot aanbesteding over te gaan zodra de uitgeschreven obligatielening van ƒ 40.000 voltekend zou zijn. Al binnen enkele weken was langs deze weg zelfs ƒ 42.000 bijeen. En zo kon op 21 april 1931 de aanbesteding plaatsvinden. Laagste inschrijver was dhr. W. Mulder uit Oegstgeest, aan wie de bouw werd gegund voor ƒ 73.450.
A f b . 3 De zeven grote ramen aan de noordkant.
Op 4 juli 1931 legde mw. H.E. Drost de eerste steen (afb. 2), een plechtigheid waaraan luister werd bijgezet door het fanfarekorps van de Zendingsschool en de zangvereniging Debora. Ook werd toen de naam bekend gemaakt die de kerk zou krijgen. Pas enkele dagen ervoor was het besluit hierover in de bestuursvergadering gevallen. De band met de Zendingsschool zal aan deze keus niet vreemd zijn geweest. Paulus is immers de naam van een bijbelse figuur die bekend werd als de ‘zendeling’ bij uitstek. De relatie tussen dit kerkgebouw en ‘de Zending’ zou trouwens nog extra accent krijgen door de afbeeldingen in de glas-inloodvensters (afb. 3). De bouw verliep voorspoedig. In het jaarverslag over 1932 lezen we: ‘Het heeft in de kerkelijke gemeente Oegstgeest in dit jaar gejubeld van vreugde en allerwege klonk dankbaarheid dat de Pauluskerk thans in gebruik kon worden genomen.’ en ‘Elken Zondag vult een groote schare het gebouw, zoodat met reden verklaard kan worden, dat de kerk in een behoefte voorziet.’ Op 17 maart 1932 immers was de kerk door ds. T.I. Jansen Schoonhoven ingewijd, ook nu weer met medewerking van de Chr. Zangvereniging Debora en Sangka Madali, het muziekgezelschap van de Zendingsschool. Alleen was het door G. van Leeuwen uit Leiderdorp gebouwde orgel op dat moment nog niet klaar. Maar dat kon op 24 juli 1932 in gebruik worden genomen. Gelukkig was de relatie tussen de vereniging en de kerkvoogdij inmiddels genormaliseerd. Toch bleef de eigendom van het gebouw voorlopig nog bij de vereniging, vanwege de schuld die er bij de ingebruikneming nog op rustte. In 1947 kon ook aan deze ongebruikelijke situatie een einde komen. Wat er aan schuld nog restte werd door de kerkvoogdij overgenomen. En zo kon de kerk, die voor ieders gevoel natuurlijk allang een hervormde kerk was, op 12 maart 1947 officieel aan de kerkvoogdij en daarmee aan de Hervormde gemeente worden overgedragen. Symboliek Zoals gezegd, de architect heeft een gebouw ontworpen dat rijk is aan symboliek. Je moet er een bijzonder oog voor hebben (of door ingewijden erop gewezen worden), anders heb je het niet eens in de gaten. Maar elk detail heeft zijn betekenis, niets is ‘zo maar’. Zo kunnen we in het plafond van de kerkzaal en in het koperen dak van de toren twee opgeheven biddende handen zien. Zij tekenen het gebouw als een huis van
23
A f b . 4 De kansel, doopvont en avondmaalstafel.
gebed. Ook is veelvuldig gebruik gemaakt van de bijbelse getallen 3, 7 en 12. Vooral het getal 3 keert overal terug, vanaf de drie treden voor de ingang tot het aantal wolkenkrabbers, vliegtuigen, stoom- en zeilschepen, kranen, hutten en huizen in de glas-in-loodvensters. De voet van de doopvont heeft zeven golven, de voordeuren hebben zeven ruitjes. De zeven grote ramen links en de zeven grote ramen rechts (afb. 3) zijn verdeeld in twaalven. Oorspronkelijk droegen ook de drie lichtkronen twaalf kaarsen rond een sterkere middenlamp (symboliserend de twaalf apostelen rondom Christus als het Licht der wereld). Uiteraard is het niet toevallig, dat de kansel in de lengte-as van de kerk is geplaatst, in één lijn met de doopvont en de avondmaalstafel (afb. 4). Naar traditioneel-protestantse overtuiging komt de gemeente immers in de eerste plaats samen om Gods Woord te horen, en spreekt God tot ons door het woord van de prediking en de sacramenten van doop en avondmaal. Ook de drie protestantse ambten van herder-en-leraar, ouderling en diaken kregen hun duidelijke plaats in het liturgische centrum: de voorganger in het midden, met ouderlingen en diakenen in de banken (afb. 5) aan weerszijden van de kansel. ß Het motief van de vis, vanaf de eerste eeuw symbool voor Christus, vinden we vanaf de windvaan op de toren tot in de loper op de treden van de kansel. In het kleed rond de avondmaalstafel zijn de Griekse letters Alfa en Omega verwerkt, verwijzend naar God als Begin en Einde van alle dingen. In het handvat van het deksel over de doopvont treffen we naast de vis het Christusmonogram aan, de samenvoeging van de griekse letters X (= CH) en P (= R). De zendingsroeping van de Kerk vond haar uitdrukking in de naam Pauluskerk, maar werd ook uitgebeeld in de grote glas-in-loodvensters. In het noordelijke raam zien we plaatsen die door de apostel Paulus werden bezocht. Het tegenoverliggende raam brengt dit, in zeven taferelen, over naar de moderne tijd, naar de westerse wereld met zijn wolkenkrabbers en zijn industrie, naar de sawahs van Indië en naar donker Afrika. Voor een (klein) deel is de door de architect zo zorgvuldig aangebrachte symboliek inmiddels teniet gedaan. Veelal omdat gewijzigde geloofsbeleving en vernieuwing van de
24
De letters Alpha en Omega.
kerkelijke gebruiken het gewenst maakten de kerkruimte wat anders in te richten. De predikant staat niet meer op eenzame hoogte ver van de samengekomen toehoorders. En ook anderen dan hij (of zij) komen als dat ter zake is aan het woord, bijvoorbeeld om voor te gaan in het gebed of om uitleg te geven van het project waarvoor gecollecteerd zal worden. Verminderd kerkbezoek maakte het mogelijk, een deel van de zitplaatsen op te offeren om ruimte te scheppen voor andere activiteiten en bij voorbeeld voor de rolstoelers die nu regelmatig de vieringen meemaken. Een ruimte waarvan ook de Frans en Portugees sprekende gemeente van immigranten uit Afrika, die hier ’s zondagsmiddags samenkomt, dankbaar gebruik maakt. Nevenruimten Wat de meeste kerkbezoekers zal ontgaan: achter de eigenlijke kerkzaal zijn nog diverse andere ruimten aanwezig. Hier komen bij voorbeeld de kinderen tijdens een deel van de kerkdienst met hun eigen leiding samen in een zogenaamde kindernevendienst. Ook was er een tijdlang een peuterspeelzaal in de nevenruimte ondergebracht. En op de bovenverdieping, ooit de plaats van het kerkelijk bureau van de Hervormde gemeente, huisde vele jaren de hoofdvestiging van de Stichting VluchtelingenWerk Rijnade. Andere bestemmingen schijnen er aan te komen. Zoals het hele kerkgebouw, na vijfenzeventig jaar, op een andere bestemming wacht. Want het samengaan van de Hervormde gemeente en de Gereformeerde kerk van Oegstgeest tot één protestantse gemeente, hoe verheugend ook, had één nadeel: op haar vijfenzeventigste gaat de Pauluskerk (althans voor de hervormde eredienst) dicht.
A f b . 5 De rug van deze banken is versierd met het Oegstgeester wapen. Bronnen ■ Archief van de Hervormde gemeente te Oegstgeest. ■ Archief van de Vereeniging tot het bouwen eener tweede kerk. ■ E.J. Veldhuijzen, De symboliek van de Pauluskerk. 1982 (gestencild).
40 JA
Vo o r g e s c h i e d e n i s Op 9 september 1959 verzoekt de Contact Commissie Middenstand een onderhoud met het Gemeentebestuur van Oegstgeest in verband met geruchten over de plannen een nieuw tweede winkelcentrum te realiseren in de Noordnoordoost hoek nabij de Hofdijck (afb. 1). Men vraagt om hoeveel winkels (ongeveer veertig) het gaat, en of het huur of koop (huur) betreft in een centrale of gespreide bouw in samenhang met woningbouw (centraal met 163 woningen). Men wil ook weten of het gemeentebestuur hierbij regelend optreedt (ja) en of het oude centrum (de De Kempenaerstraat) hierdoor zal worden verdrongen (neen). Deze laatste vraag is natuurlijk de ‘addervraag’, want er komt inderdaad onenigheid. Inleiding Met de bouw van ‘De Haak’ naar het ontwerp van de Maastrichtse architect Schwencke e.a. ontstond vanzelf een grote rij winkels in een hoek van 90 graden, hier en daar afgewisseld door een ruime entree, een groot portiek met brievenbussen dat toegang gaf tot de woonappartementen met een achtergaanderij boven de winkels (afb. 1). Het betreffende gebied werd bij besluit van de Gemeenteraad op 20 september 1961 verkocht aan het Algemeen Mijnwerkersfonds te Heerlen voor een bedrag van ƒ 1.534.719,– voor 33.177 m2 grond (ƒ 46 per m2). De burgemeester H.L. du Boeuff opende op woensdag 1 november 1967 deze locatie aan Irislaan en Lange Voort. De Oegstgeester Courant van vrijdag 27 oktober en 3 november 1967 besteedt daaraan veel aandacht. Er wordt gesproken van een duizendkoppige menigte en een prachtig dagvuurwerk dat om 10.00 uur precies door de burgemeester wordt ontstoken. O u d e Pa s s a g e Het gebied tussen de Lange Voort en de Aert van Nes flat bleef nog jaren (tot midden 1970) een tamelijk woest en ledig gebied alvorens het als Passage aan ‘de Haak’ werd toegevoegd. De recente renovatie richtte zich, zoals wij de laatste twee jaren hebben ervaren vooral op deze oude Passage die nu prachtig is vervangen en uitgebreid tot Ommevoort, waardoor het gebied meer eenheid toont met het ‘Haakse’ gedeelte (afb. 2). Op 3 maart 1998 heeft ‘Winkel beleggingen Nederland b.v.’ (één van de voorlopers van Corio Nederland Retail b.v.) de appartementsrechten van de winkels en toebehoren aan de Korenbloemlaan, de Lange Voort en de Irislaan gekocht van de Stichting Steenkolenmijnen in Limburg. De Stichting Winkelcentrum Lange Voort kwam pas in 1969 in de boeken. In 2007 kunnen wij dus slechts het 40-jarig bestaan van ‘de Haak’ vieren maar voor het uitsteken van de vlag als winkeliersvereniging moet worden gewacht tot 2009.
7-
AR
D o o r H . A .C . K a m p h u i s e n , h .t. v o o r z i t t e r St i c h t i n g W i n k e l i e r s v e r e n i g i n g L a n g e Vo o r t
196
Veertig jaar Lange Voort
2007
A f b . 1 Een tekening van het architectenbureau Schwencke uit Maastricht.
De begingeschiedenis van deze tweede winkeliersvereniging is nogal complex en niet eenvoudig uit de boeken te halen. Vermoedelijk is een zekere schaamte en de behoefte om oude koeien in de sloot te laten daaraan debet. A r c h i e f s t u d i e e n c o n s u ltat i e s Er is een kopie van de oprichtingsstatuten van de ‘Lange Voort’ dd. 12 juni 1969. Dit stuk is verleden door notaris C.J.A. van Loenhoud en goedgekeurd bij KB dd. 11 juli 1969 onder nummer 28.155. De wettelijke oprichtingsdatum (38, in plaats van 40 jaar geleden) is dus 12 juni 1969 na een zeer korte voorbereidingstijd door een kleine groep winkeliers waarbij de laatst gevestigde Van der Eerden (juwelier) in zekere mate het voortouw nam. Het bestuur van Oegstgeest Actief (O.A.) van de winkeliers uit de De Kempenaerstraat eiste controle over het doen en laten van de ongeveer twintig winkeliers van de Lange Voort. Het vooraf inzien van advertentieteksten en controle op gezamenlijk handelen speelde daarbij een belangrijke rol. Gezamenlijk Sint Nicolaas vieren werd vanaf 1968 niet mogelijk en de aanvankelijke gedachte om de twee winkelcentra onder één bestuur te brengen, bijv. onder een aangepast O.A., bleek geheel onbespreekbaar. W e e r s ta n d d o e t g r o e i e n De ‘Langevoorters’ gingen natuurlijk hun eigen gang, zoals mag blijken uit de rekening van ƒ 5.100 gedateerd 27 december 1967 betreffende kerstboomverlichting geleverd door ‘Garant Service n.v. ’ gericht aan dhr. Vrijenhoek. Op 13 mei 1968 is door dertien ‘winkeliers’ een bedrag van ƒ 3.510,95 betaald. Er wordt opgeroepen tot betaling van het resterende bedrag van ƒ 1.589,05 op 13 mei 1968. Op 2 juli 1968 meldt ‘Garant Service n.v.’ dat nog eens vijf deelnemers tezamen een bedrag van ƒ 1.127 overmaakten, waardoor nog een tekort resteerde van ƒ 462,05. Op dat moment telde de ‘Stichting in oprichting’ (want zo mag men deze initiatiefnemers noemen) dus 13 plus 5 (18) deel-
25
A f b . 2 Een gezicht op het gerenoveerde èn het nieuwe deel van het woonwinkelcentrum ‘Lange Voort’ (foto van de auteur).
nemers. Uit een notitie mag worden opgemaakt dat twee leden nog niet tot betaling waren overgegaan, zodat het potentiele aantal deelnemers van het op te richten winkelcentrum bij de start op twintig mag worden gesteld. Het geharrewar deed aan de andere kant de behoefte aan harmonie en samenwerking groeien. Tegen de verdrukking in gaat vaak het best. Bemiddelingspogingen In het gemeentearchief bevindt zich een handgeschreven notitie dd. 15 januari 1969 waarin burgemeester van Eijsinga bemiddelt tussen het bestuur van ‘Oegstgeest Actief’ (de heren Trijselaar, Van Weerden, Paddenburg en Ligtvoet) op verzoek van het aktiecomité van de Lange Voort, bestaande uit Van der Eerden, Rooijakkers en Cuiper. De burgemeester formuleert inleidend dat de samenwerking niet verloopt zoals zou moeten. Er werd na ruim twee uur praten helaas geen verzoening bereikt. De ‘Langevoorters’ werden als raddraaiers getypeerd. In 1968 werd dhr. Rozelaar (Rijnlandse Boekhandel) door het bestuur van O.A. geroyeerd wegens ‘gedragingen indruisend tegen afspraken en doelstellingen der vereniging’. Het gerommel in het bestuur van O.A. zette zich voort en op 12 april 1969 besloot de ledenvergadering van O.A. ‘gezien de ontwikkelingen’ ook dhr. Vrijenhoek (drogist Irislaan 57-59) te royeren. Dhr. Vrijenhoek werd gezien als de centrale man bij de gevoerde advertentie campagne van de ‘Langevoorters’, maar het blijft onduidelijk waarom niet alle dissidenten werden geroyeerd. Het feit dat er nogal wat winkeliers in beide centra actief waren is daaraan vermoedelijk debet. De onenigheid tussen de beide winkeliersverenigingen haalde jaren later, op zaterdag 11 november 1978, de voorpagina van een groot landelijk dagblad onder de titel ‘Ruzie om de Sint’. Een gemeenschappelijk welkom van de kindervriend door twee Oegstgeester winkeliersverenigingen bleek vele jaren onmogelijk. Uit verschillende archiefstukken wordt duidelijk dat de winkeliers van de Lange Voort sinds 1968 regelmatig contact met elkaar hadden, vooral omdat het Bestuur van O.A. zich nogal afwijzend betoonde tegen het ontstaan van een tweede winkelcentrum en zodoende ontstond er als het ware vanzelf een ‘Aktiecomité Lange Voort’ dat op 2 januari 1969 een vergadering uitschreef in ‘De Roode Leeuw’. Tijdens deze bijeenkomst werd Van der Eerden als voorzitter gekozen en kreeg dhr. Rozelaar een zelfde aantal
26
(17) stemmen, dhr. Cuiper kreeg 14 stemmen. Hij werd secretaris en dhr. Rooijakkers penningmeester (7 stemmen); dhr. Vrijenhoek verwierf 11 stemmen. Hij volgde na twee jaar Van der Eerden op als voorzitter. Het is overigens uit de stukken moeilijk op te maken wie welke bestuursfunctie op zich nam en de wisselingen waren nogal groot omdat er, zeker in het begin, zeer veel werk aan de eigen winkel moest worden besteed. De eerste notulen van een bestuursvergadering op 22 april 1969 (gehouden in de Beukenhof) vermelden de volgende bestuurssamenstelling: Van der Eerden (voorzitter), Rozelaar (administrateur), leden Vrijenhoek, Rooijakkers en Van Strien. Het bestuur hield de vaart er in gezien het feit dat al in juni 1969 de officiële statuten konden worden aanvaard. Verenigingsactiviteiten Het doel van de winkeliersvereniging is een bezoek aan het winkelcentrum ‘Lange Voort’ zo aantrekkelijk mogelijk te maken, zodat zoveel mogelijk mensen het bezoeken. De archiefstukken en de kranten tonen overduidelijk dat alle besturen daar jaar in, jaar uit programmatisch intensief mee bezig zijn geweest. Geleidelijk aan ontstond een vast patroon van manifestaties zoals een gratis koffie met taart op moederdag en een regionaal vermaarde kunstmarkt, een geraniummarkt in de lente, ’s zomers een braderie, vaderdag en haring, een modeshow, een presentatie van oldtimers, stoeptekenen, rolstoelwedstrijden, een tentoonstelling na 50 jaar bevrijding door de Canadezen ‘Keep them Rolling’, schaakwedstrijden op de stoep, pannekoeken o.l.v. de Scouting, mosselmarkt in de herfst en veel muziek en tal van winkeliers uit de voedselsector rondgaand met hun vermaarde hapjes. Er kwam zelfs een ‘Oegstgeester Kwartetspel’ en over dat alles, werd en wordt breeduit gepubliceerd, iedere week weer, veelal gratis in de Oegstgeester Courant (met Antoon Koch als onmisbare ambassadeur). En Sinterklaas? De echte, komt alweer vele jaren met zijn Pieten en rijdt dan met de burgemeester en de beide voorzitters in één ‘rijtuigie’ door het dorp, zwaait breeduit en alle kinderen worden verwend, ‘in De Kemp en op de Voort’, precies zoals het hoort. Bronnen ■ Archief Winkeliersvereniging. ■ Archief Gemeente Oegstgeest en consultatie van mw. C. de Glopper. ■ Corio bij monde van Marianne Wesselo. ■ Documenten en foto’s van mw. Rozelaar (Rijnlandse Boekhandel). Mede-
delingen dhr. Antoon Koch. Mededelingen door oud-bestuursleden en mannen van het eerste uur, de heren Van der Burg, Van der Eerden Sr, Klaver Sr (adviseur van het bestuur en kritisch meelezer), Van Strien Sr en de Tombe Sr.
Geschilderd in Oegstgeest Door Ineke Oele-Kap In een jubileum tijdschrift hoort een jubilerende kunstenaar. En die hebben we in Oegstgeest. Niet een kunstenaar die ‘viert’ dat hij vierhonderd jaar geleden is geboren, of tweehonderd jaar terug is overleden, maar een kunstenaar die springlevend en productief is. Gerard de Wit woont en schildert dit jaar veertig jaar in Oegstgeest. Opleiding Gerard de Wit (Den Haag 1931) heeft een zeer gedegen opleiding achter de rug. Zijn eerste schilderlessen kreeg hij van Henk Raab. Toen hij nog op het lyceum zat bezocht hij op zaterdagmiddag en tijdens de schoolvakanties diens academie in Den Haag. Hier leerde hij naar de natuur werken. Na de middelbare school werd hij toegelaten tot de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in zijn geboorteplaats (afb. 1). Tijdens zijn opleiding behaalde hij tevens zijn akte Mo A tekenen. Op voorspraak van Sierk Schröder kreeg hij een beurs van het Klinkenbergfonds, waardoor hij in de gelegenheid werd gesteld enkele maanden aan de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen te studeren. Later werd hij toegelaten tot het Hoger Instituut van de Antwerpse Academie. Ondertussen wist hij ook zijn akte Mo B tekenen te halen. Weer terug in Nederland
A f b . 1 Een jonge Gerard de Wit geschilderd door Sierk Schröder, olieverf op doek, particuliere collectie.
kon hij in zijn onderhoud voorzien door tekenlessen te geven. Eerst op een school in Zetten, later aan het Leidse Visser ’t Hooft Lyceum. Sinds 1985 legt hij zich helemaal op zijn schilderkunst toe. O e g s tg e e s t Inmiddels was Gerard getrouwd met Erika Pruimers, een begaafd aquarelliste. Het gezin De Wit vestigde zich in 1967 in Oegstgeest aan de De Kempenaerstraat en Gerard vond atelierruimte op de zolder van de Terweeschool. In dit atelier – dat hij tot zijn grote verdriet in 1998 heeft moeten verlaten omdat de school de ruimte nodig had – zijn veel van zijn werken ontstaan. Atelierstukken en stillevens, maar ook portretten kwamen hier tot leven. In zijn atelier schilderde hij ook wel samen met anderen. Een goede vriend van Gerard was kunstschilder Arnold Smith (1905-1995), die iedere week te voet (!) van Den Haag naar Oegstgeest kwam om samen met Gerard te werken en ervaringen uit te wisselen. Een andere Oegstgeestenaar waarmee De Wit heeft geschilderd was Matthijs Schreuder (1893-1980), die eveneens in de De Kempenaerstraat woonde. Het samen schilderen gebeurde ook bij het Leids schilder- en tekengenootschap Ars Aemula Naturae, waarvan Gerard lid is en waar hij les gaf in figuurtekenen. Schilderen Het werk van Gerard de Wit past in de klassieke schilderstraditie en wordt wel omschreven als ‘vernieuwend traditioneel’. Hij is altijd zichzelf gebleven. Ook toen er steeds meer belangstelling kwam voor abstracte kunst. Gerard de Wit werkt het liefst in olieverf, in een krachtige, brede toets. Schilderen is voor hem in de eerste plaats observeren. Hij heeft altijd veel gevoel en aandacht voor de uitstraling en de sfeer van het onderwerp. Het gaat hem niet om een fotografische weergave van de realiteit. Zelf ziet hij zijn werk als ‘een samenspel van toegeven aan de natuur en er tegen in gaan’. Hij wordt getroffen door iets uit zijn omgeving, bijvoorbeeld een bepaalde lichtinval. Hij streeft geen decoratief effect na, maar probeert het licht dat wij hier hebben in de kleuren uit te doen komen. Hij probeert iets te ontdekken van de Schepping. Door het schilderen hoopt hij iets van het wonder te zien te krijgen. Dit probeert hij over te brengen op de toeschouwer. In het stilleven krijgen al deze aspecten de ruimte. De voorwerpen kunnen in alle rust worden bestudeerd en verplaatst. Eigenlijk is het niet eens belangrijk welke voorwerpen het onderwerp vormen. De Wit probeert dat wat hij waarneemt boven de materie uit te tillen. In het stilleven in zijn atelier (afb. 2) is te zien hoe het licht speelt met de verschillende vormen en materialen. Het licht wordt door de schilderijlijst op de achtergrond opgevangen en weer-
27
A f b . 2 Stilleven in atelier, olieverf op doek, particuliere collectie. A f b . 3 Gezicht op het Groene Kerkje, olieverf op doek, 140 x 120 cm, 1984, collectie Gemeente Oegstgeest. kaatst, het licht geeft kleur aan de witte kan en doet de glazen flessen fonkelen. Hoe langer men naar het schilderij kijkt, hoe meer kleur men zal zien. Opdrachten Gerard de Wit is een begenadigd portretschilder. Toch vindt hij portretten één van de moeilijkere genres. Want “het moet als schilderij goed zijn en moet nog lijken ook, natuurlijk”. Zijn portretten getuigen evenwel van psychologisch inzicht en vakmanschap. In de loop der jaren kreeg hij menig opdracht van de Leidse universiteit. Scheidende hoogleraren, zoals Daems, Oort (zie omslag) en Landsmeer zijn ter gelegenheid van hun pensionering door hem vereeuwigd. Ook bierbrouwerij Heineken en de Universiteit van Utrecht wisten hem te vinden. Het is belangrijk dat de schilder het model leert kennen, affiniteit met hem krijgt en diens karakteristieke houding weet te treffen. Het model moet daarom een keer of zes, zeven komen om te poseren. Voor modellen die het moeilijk vinden om stil te zitten heeft Gerard de Wit een mooie oplossing bedacht. Hij plaatst een spiegel achter zich, zodat het model kan meekijken. Hoewel een landschap zich niet laat arrangeren zoals een stilleven, trekt Gerard de Wit er toch ook graag op uit om buiten zijn atelier te schilderen. Zijn tochten voerden hem langs de Zeeuwse kust, door Italië en tegenwoordig naar Frankrijk. Schepen in de haven of op open water, een zeewering of strandtaferelen met het gezin zijn terugkerende onderwerpen. In 1983 kreeg Gerard de Wit van de Gemeente Oegstgeest opdracht een schilderij te maken ter gelegenheid van de heropening van het raadhuis in het Wilhelminapark na de verbouwing van 1979-1981. Het schilderij (afb. 3), dat zich nu in de kamer van burgemeester en wethouders van het nieuwe gemeentehuis bevindt, is een gezicht op Oegstgeest met links de Groene Kerk en rechts de Haarlemmertrekvaart met een paar schuiten. Op de voorgrond bloemenvel-
28
den, op de achtergrond de contouren van Haaswijk en de serviceflat aan de President Kennedylaan. Een ontmoeting tussen oud en nieuw Oegstgeest, overkoepeld door een imposante, oer-Hollandse wolkenlucht. Veelzijdig Naast zijn schilderijen en tekeningen heeft Gerard de Wit in de loop der jaren ook ander werk gemaakt. In de jaren zeventig heeft hij glas-in-lood ramen ontworpen voor verschillende kerken. Voor de Grote Kerk in Naarden ontwierp hij een zeven meter hoog venster in het koor. Het ontwerp is gebaseerd op het eeuwenoude zegel van de N.H. kerk, de goede herder voorstellend. Ook voor de Vredeskerk aan de Olmendreef in Vlaardingen ontwierp hij een glas-in-lood raam. In Antwerpen maakte hij muurschilderingen die de havenstad door de tijden heen weergeven. In Oegstgeest restaureerde hij in 1994 de muurschilderingen in de R.K. Willibrordkerk. Deze waren in 1939 ter gelegenheid van het 1200-jarig bestaan van de parochie door Lode Sengers gemaakt. Waardering Het werk van Gerard de Wit is onderscheiden met de Willink-van Collenprijs en bevindt zich in particuliere collecties in binnen- en buitenland. Zijn werk is met grote regelmaat op tentoonstellingen te zien geweest. Solo-exposities waren onder andere te zien in Leiden, Bergen op Zoom en Oegstgeest. Zijn 50-jarig jubileum als kunstschilder in 1998 werd gevierd met een fraaie tentoonstelling bij Martin Seegers Kunstbemiddeling. Soms exposeerde hij zijn werk samen met dat van zijn echtgenote. Eénmaal, in 1994, was er sprake van een echte familieshow in het Oude Raadhuis in Warmond, waar behalve het werk van Gerard en Erika ook sculpturen van zoon Lucas te zien waren. Bronnen ■ Privé archief Gerard de Wit.