ondernemen met ruimte
ondernemen met ruimte Recreatie als motor voor een duurzame leefomgeving.
Auteurs: Peter Henk Steenhuis en Marc van Dijk
tekst
isbn
Peter Henk Steenhuis: www.tekstinstijl.nl Marc van Dijk:
[email protected]
978-90-5059-346-5
begeleiding
Januari 2008
InnovatieNetwerk; Hans Hillebrand VROM; Marijn Bos VROM-raad; Mayke Hoogbergen ontwerp
datum
uitgave
InnovatieNetwerk, Postbus 19197 3501 DD Utrecht, telefoon: 070 378 57 27 www.innovatienetwerk.org
Marieke Peters:
[email protected] fotografie en illustraties
Zie verantwoording pag. 70
Ministerie van VROM, Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag www.vrom.nl
druk
Drukkerij Salsedo, Breda oplage
1000 rapportnr. innovatienetwerk
08.2.171
VROM-raad, Oranjebuitensingel 6 Postbus 30949, 2500 GX Den Haag www.vrom-raad.nl © 2008
i n h o u d s o p g av e Voorwoord..................................................... 4 Dutch Water Dreams, Zoetermeer......................6 Recreatieoord De Panoven, Zevenaar..............14 Loonsche Land, Kaatsheuvel...........................22 Zeilschool en conferentiecentrum De Kikkert, Lemmer.........................................32 Heerlijkheid Heuvelland, regio Zuid-Limburg.......38 Zonnebos, Bussloo........................................ 48 Waterdunen, Nieuwvliet..................................56 Verantwoording........................................70
*
dutch w at e r d r e a m s
* *
*
de kikkert
*
zonnebos
*
de panoven
loonsche land
w at e r d u n e n
*
heerlijkheid heuvelland
voorwoord Het is onze stellige overtuiging dat recreatieondernemers bij kunnen dragen aan een duurzame leefomgeving. Dat is niet alleen in het belang van die leefomgeving en dus de samenleving, maar ook in het belang van de ondernemers. Een aantrekkelijke omgeving is immers goed voor de business. Maar dat is niet voor iedereen zonneklaar. Daarom is het een uitdaging om het wederzijdse belang dat recreatieondernemers en samenleving hebben bij een duurzame leefomgeving, scherp te krijgen. Wat daarbij kan helpen, is inspiratie. Die is in ruime mate te vinden in het voorliggende boekwerk, waarin we zeven succesvolle voorbeelden presenteren.
ruimtelijke kwaliteit onderschreven. Daarom wil het kabinet onderzoeken op welke manier het innovatie binnen de sector kan ondersteunen. De zeven voorbeelden in dit boek laten zien dat ondernemen in vrije tijd inderdaad niet op gespannen voet hoeft te staan met aspecten van een duurzame leefomgeving zoals bijvoorbeeld natuur of een fraai landschap. Een van de geïnterviewde ondernemers zegt letterlijk ‘De natuur is mijn product’. Maar ook zonder zo’n uitspraak wordt duidelijk dat veel ondernemers zaken als een mooie omgeving of cultuurhistorie als belangrijk kapitaalgoed zien.
In het advies ‘Groeten uit Holland’1 biedt de VROM-raad een wenkend perspectief voor het benutten van kansen op het terrein van vrije tijd en toerisme als drager voor ruimtelijke kwaliteit. Ondernemers in vrije tijd en toerisme kunnen, aldus het advies, in potentie bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van gebieden, en hoeven zeker niet als een bedreiging daarvoor te worden gezien. Integendeel. Dit vergt wel een andere manier van denken van overheden, en een andere manier van werken van ondernemers. Een aantal vooroplopende ondernemers heeft hiertoe het initiatief genomen met het Manifest van Hattem, dat begin 2007 aan de toenmalige minister van LNV is aangeboden2 . In de kabinetsreactie op het advies van de VROM-raad wordt de stelling over recreatie en
Maar de voorbeelden gaan verder. Want juist omdat een duurzame leefomgeving zo belangrijk is voor bedrijven, zijn ondernemers bereid daar in te investeren. Zo zien we voorbeelden waarin geïnvesteerd wordt in duurzame energie, het behoud van cultuurhistorie, het laten herleven van verdwenen landschappen, de kwaliteit van een gebied, natuur en waterveiligheid. Vaak gaat het om combinaties en integrale afwegingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat één van de geïnterviewden stelt: “Wij ondernemers zijn niet alleen exploitanten van de grond, we kunnen ook gebiedsontwikkelaars zijn”. Die rol als gebiedsontwikkelaar komt eigenlijk in alle voorbeelden – soms uitdrukkelijk, soms minder - naar voren.
4
Het is voor ondernemers niet gemakkelijk mee te doen aan gebiedsontwikkeling, zo blijkt. Verschillende zaken spelen hierbij een rol. Eén daarvan is de complexe, trage besluitvorming. Illustratief is De Panoven, waarover we lezen dat de eigenaren twintig jaar moesten besteden aan zaken die in één jaar geregeld hadden kunnen worden. Zo extreem is het natuurlijk niet in alle gevallen. Maar ook wanneer besluitvorming sneller verloopt, kan het tempo voor ondernemers nog traag zijn. Zoals bij zeilschool en conferentiecentrum De Kikkert, waar de ondernemer twee jaar moest wachten op een procedure om agrarische grond een recreatieve bestemming te geven, terwijl hij een huizenhoge hypotheek had en zonder bestemmingswijziging geen inkomsten kon genereren.
boeren of natuurbeheerders, zodat een gebied beter toegerust kan worden om recreanten adequaat te bedienen. De verkokering bij overheden maakt het voor ondernemers lastig om het goede loket te vinden en ’de juiste stempels‘ te krijgen. Dat verklaart voor een deel de traagheid van veel projecten. De vele veranderingen van personeel en bestuurders bij de overheden versterken deze traagheid: vaak moet men weer opnieuw beginnen met het ontwikkelen van een netwerk. De verhalen laten zien dat er problemen zijn, maar dat die overwonnen kunnen worden. Een belangrijke les uit de voorbeelden is dat dit lukt met visie, grote volharding, en vallen en opstaan. Gaandeweg - en soms is die weg heel lang – ontwikkelen ondernemers werkwijzen om de barrières te slechten en zo hun prachtige plannen te verwezenlijken. Ook het rijk zet zich hier voor in.
Een ander obstakel betreft de wet- en regelgeving. Hier is het voorbeeld van Het Loonsche Land bij de Efteling veelzeggend. Daar wil men oude landschappen herstellen. Iedereen, inclusief natuurorganisaties, vindt dat een goed plan, maar het kan nu nog niet, want het past niet in de bestaande weten regelgeving. Ook het project De Panoven toont goed hoe regels onbedoelde en ongewenste effecten kunnen hebben. Doel van dit project is behoud van industrieel erfgoed door toerisme. Toch vindt men het niet prettig wanneer dit erfgoed tot monument wordt verheven. Waarom? Omdat daar veel verplichtingen en verboden bij horen, die het onmogelijk maken met het erfgoed ook nog een boterham te verdienen.
Deze zaken komen terug in dit boek. Het laat zien dat recreatieondernemers echt wat voor elkaar kunnen krijgen als ze een duurzame leefomgeving willen combineren met een gezond bedrijf. Dat is niet alleen nuttig om te weten voor ondernemers, maar net zo goed voor beleidsmakers. Wij wensen u als lezer veel inspiratie toe. De opdrachtgevers voor dit project,
Een derde obstakel is wat men noemt verkokering. Daarbij gaat het om de schotten tussen en binnen overheden. Maar evenzeer van belang is de verkokering binnen de sector recreatie en tussen de sector en de rest van de samenleving. Die intra- en intersectorale verkokering maakt het lastig om de recreant, die zijn vrije tijd optimaal wil benutten, goed te bedienen. Om dat voor elkaar te krijgen is namelijk samenwerking nodig tussen aanbieders van recreatieve producten en diensten onderling, zodat een totaalpakket kan worden geboden. En dat is geen sinecure. Maar vaak is ook samenwerking nodig met relatief onbekende partijen in de omgeving, zoals
Drs. A.F. van de Klundert, secretaris VROM-raad Drs. Ing. P. Torbijn, directeur Ministerie van VROM – DG Ruimte Dr. G. Vos, directeur InnovatieNetwerk 1 Groeten uit Holland, qui è fantastico. Advies over vrije tijd, toerisme en ruimtelijke kwaliteit, VROM-raad Advies 055, Den Haag 2006. 2 Zie http://www.innovatienetwerk.org/nl/bibliotheek/nieuws/61/AanbiedingManifestVanHattem.
5
‘als
j e e r t e g e n i n g a at , z e t t e n z e h u n s t e m p e lt j e n i e t ’
d u t c h w at e r d r e a m s zoetermeer, zuid-holland
6
‘a l s
Het begon als een onmogelijk plan, maar het werd een schoolvoorbeeld van voortvarendheid. Tobias Walraven dwong de ambtenarij tot een potje simultaan schaken: stapels vergunningsaanvragen liepen tegelijkertijd. Natuurverenigingen, omwonenden, de gemeente, hij kreeg alle partijen mee in de verwezenlijking van zijn droom: een spectaculaire wildwaterbaan in de open lucht.
j e e r t e g e n i n g a at , z e t t e n z e h u n
s t e m p e lt j e n i e t ’ d u t c h wat e r d r e a m s zoe termeer, zuid - holl and
In zijn oorspronkelijke plan zou van een gemaal in de Zuid-Hollandse Driemanspolder een wildwaterbaan gemaakt worden. Dat ging niet door, de politiek achtte het niet haalbaar. Ondernemer Tobias Walraven liet zich niet uit het veld slaan. De baan kwam er toch, alleen op een andere plaats.
Tobias Walraven, die twee miljoen euro heeft moeten besteden aan onderzoeken, ontheffingen en vergunningen, zonder zekerheid over het eindresultaat: ‘Op een gegeven moment ben je het point of no return al ruim en breed voorbij. En ik geef nou eenmaal niet op. Wat ik in mijn kop heb, gaat gebeuren. Linksom of rechtsom, maar het gaat gebeuren.’ Zonder zijn stugge doorzettingsvermogen had Tobias Walraven nooit gestaan waar hij nu staat, midden op een bruggetje over een woest kolkende rivier in de Hollandse polder. Een aangelegde rivier wel te verstaan, driehonderd meter wild water, inclusief watervalletjes, verraderlijke bochten en stroomversnellingen. Zespersoons rubberboten vol driftig peddelende mannen en vrouwen gaan in ijltempo naar beneden, af en toe valt er – ondanks het geschreeuw van de meevarende instructeurs – iemand overboord. Dan proberen de rafters hun boot enigszins af te remmen, wachten ze even tot de stroming de drenkeling dichterbij brengt en varen ze herenigd weer verder. De baan is een exacte kopie van de wildwaterbaan die in de Chinese hoofdstad Peking zal worden gebruikt tijdens de Olympische Spelen in 2008. Dutch Water Dreams (DWD) is daarmee gepromoveerd tot het trainingscentrum van de Nederlandse kanobond. Voorheen moesten de Nederlandse kanoërs zich in eigen land zien te behelpen met de trage Brabantse Dommel, nu hebben ze een state of the art trainings-
‘Buitenlandse olympische raft- en kanoploegen komen hier regelmatig trainen.’ 8
Hoe heeft het zover kunnen komen? Tobias Walraven had enkele jaren geleden zijn bedrijf SNT verkocht, een conglomeraat van callcenters waarvan hij medeoprichter was. Het heeft inmiddels 46 vestigingen in acht landen en is overgenomen door KPN. Toen een journalist de ondernemer vroeg naar zijn volgende project, had hij geantwoord dat een waterpark hem wel wat leek. Walraven: ‘Ik ben opgegroeid met watersport, mijn vader was kano-instructeur. Maar die opmerking was niet zo serieus bedoeld. Tot ik een tijdje later in de krant las dat het Rijk van plan was om overtollig water te gaan opvangen in de Zuid-Hollandse Driemanspolder, tussen Leidschendam en Zoetermeer. Ineens dacht ik: daar zou je makkelijk een wildwaterbaan bij kunnen maken.
parcours. Het geeft Walravens bedrijf internationale allure. Buitenlandse olympische raft- en kanoploegen komen er regelmatig trainen. Maar ook andere heftige watersporten zijn in Dutch Water Dreams te beoefenen. Je kunt de rivier in je eentje bedwingen, slechts gewapend met helm, wetsuit, zwemvest en een soort plankje – hydrospeed, is niet voor watjes. Binnen bevindt zich de flowrider, een schuin aflopende wand van water waarmee golven van twee tot drie meter kunnen worden opgewekt. De flowrider is het domein van bodyboarders (platgelegen afdalen) en flowboarders (proberen te blijven staan). Walraven: ‘Naast topsporters en fervente watersporters ontvangen we dagelijks recreanten voor wie al deze sporten nog onbekend terrein zijn. Een groot deel van onze klanten bestaat uit werknemers die hier met hun collega’s een dag komen om te ontspannen en aan de teamgeest te werken.’
Het mechanisme van een baan als deze is namelijk heel simpel: je pompt het water een paar meter omhoog, en laat het vervolgens met een flink verloop weer naar beneden stromen.
9
Maar in Zoetermeer zou geen overtollig water worden opgeslagen.
Als je deze baan ontdoet van alle toeters en bellen, is het in feite niet meer dan een grote pomp, een gemaal. Mijn gedachte was: dat gemaal, dat komt daar sowieso, bij dat waterreservoir. Het zal alleen slechts eens in de zoveel jaar gebruikt worden, uitsluitend als de waterstand in de polder te hoog is. Waarom zouden we die pomp niet constant gebruiken, en er een baan omheen leggen? Dan legt het hoogheemraadschap de installatie aan, en wij de baan.
‘Dat klopt, maar dat was ook geen vereiste, eerder een extra dimensie. De gemeente had wél een locatie waar ze mee in haar maag zat. Het Van Tuyllpark, een oud stadspark, waaraan Zoetermeer al twintig jaar geen onderhoud had kunnen of willen plegen. Je kon er nauwelijks lopen door de hondenpoep en je kon er geen kinderen laten spelen. Het was er onveilig.
Ik heb mijn plan voorgelegd aan het hoogheemraadschap van Rijnland. Men was enthousiast, maar men “ging er niet over”. Het hoogheemraadschap verwees me door naar de Provincie Zuid-Holland. Toen bleek al snel dat gemeente, Provinciale Staten en het Rijk drie heel verschillende werelden zijn. Er zitten daar mannetjes die elkaar niks gunnen. De provincie zei: “Het gaat nog wel een paar jaar duren voordat we definitief kunnen zeggen of het zou kunnen, maar wij denken dat het politiek geen haalbaar plan is.”
Bovendien grensde het park aan een flink meer, de Plas van Poot, oorspronkelijk een zandafgraving voor de aanleg van de snelweg, de A12. Het unieke van deze plas is dat hij niet is aangesloten op de riolering. Hij bestaat uit puur regenwater en voldoet daardoor aan de hoogste oppervlaktewatereisen. Complicatie was alleen dat de plas niet van de gemeente was, maar van een oude ondernemersfamilie die hem alsmaar niet wilde verkopen. De gemeente zei tegen mij: als u het – anders dan wij – wél voor elkaar krijgt om dat water te verwerven, dan zijn wij bereid ons park aan u te verkopen. Binnen een halfjaar had ik de koop met deze familie rond. De familie heeft haar grondopbrengst zelfs grotendeels risicodragend geïnvesteerd in mijn project. Ondernemers verstaan elkaar toch het beste.
Toen ben ik teruggegaan naar een lager bestuursniveau. Ik ben gaan praten met de gemeente Zoetermeer. Vanaf dat moment is het plan in een stroomversnelling gekomen.’ Hoe komt het dat uw plan op gemeentelijk niveau wél aansluiting vond?
Ons geluk was dat commerciële en publieke belangen in dit geval prachtig bij elkaar konden worden gebracht. Een uniek sportcomplex als aanwinst voor een onderontwikkeld buitengebied waarin al een zwembad en een ander sportpark lagen.’
Tobias Walraven: ‘In de gemeente Zoetermeer was ik dankzij mijn vorige onderneming geen onbekende. Ik genoot dus bij voorbaat een zeker vertrouwen. Bovendien sloot mijn plan goed aan bij de ambitie van deze gemeente om zich te profileren als sportstad. Zoetermeer had al ervaring met Snow World, de skibaan. Met de aanleg daarvan is een oude lijnzaadvervuiling opgelost.’
Een publiek stadspark werd privé-eigendom. Stuitte dat niet op weerstand? ‘Het park is weliswaar gecommercialiseerd, maar het is wel openbaar gebleven. Iedereen kan hier in en uit lopen, zonder
‘Ik heb iedereen vanaf dag één bij mijn plan betrokken.’ 10
Hoe?
entree te betalen. Je moet wel door onze hoofdingang naar binnen en de route loopt via ons café-restaurant met terras – waar je uiteraard ook een drankje kunt bestellen.
‘Ik heb iedereen er vanaf dag één bij betrokken. Direct na de eerste publieke presentatie van het plan, ben ik om de tafel gegaan met alle mensen die er iets over wilden zeggen. Toen heb ik ze gezegd: dit is het plan en het plan gaat door. Maar dat kan op twee manieren. Ik kan het geld waarover ik beschik, besteden aan de duurste advocaten en alles zonder overleg doordrukken. Ik kan hetzelfde geld ook in overleg met jullie investeren in de omgeving, om het totale plan beter te maken. Aan jullie de keuze.
Je kunt hier fijn wandelen; het versgeplante groen moet nog een beetje groeien, maar het terrein is schoon, veilig en verzorgd. En last but not least: er is iets te zien. Veel mensen komen hier zomaar even een kijkje nemen. Die toegankelijkheid is natuurlijk ook commercieel van belang. Elk bezoek draagt bij aan onze bekendheid. De komst van Dutch Water Dreams betekende een enorme verbetering voor het gebied. Natuurlijk waren er zoals altijd groepen en individuen die daar anders over dachten. Maar ik heb die weerstand vrij snel kunnen overwinnen.’
Dat komt weinig voor, merk je dan. Mensen keken eerst even de kat uit de boom: meent hij dat nou? Maar daarna kwamen de wensen op tafel. Een boer ergerde zich al lang aan een be-
11
een public private partnership, hoewel dit project dat niet is, want er zit geen overheidsgeld in. Alleen de specifieke technische voorzieningen die we hebben getroffen voor de olympische ploeg zijn betaald door het NOC NSF en het ministerie van VWS.
paald bruggetje, waarvan de gemeente ooit had beloofd het weg te halen. Dus hebben wij tegen de gemeente gezegd: als jullie dat bruggetje weghalen, tekent die man geen bezwaar aan tegen onze komst. De naburige scoutingvereniging wilde graag een iets langer asfaltpad en wat extra lantaarnpalen, voor de kinderen die ’s avonds naar huis fietsen. En een picknickveldje met bomen.
Ik wilde van de wildwaterbaan geen publieke voorziening maken, omdat je dan ook met publieke inspraak te maken krijgt. Bovendien: kijk eens hoe gemeentelijke zwembaden en sportaccommodaties functioneren. Die zijn op z’n zachtst gezegd weinig initiatiefrijk, doordat de winstprikkel ontbreekt.
Het zijn kleine wensen, maar ze sorteren groot effect. Recreatieondernemers hebben vaak de neiging penny-wise and pound-foolish te opereren – zuinig in kleine zaken en royaal in grote. Terwijl je de omgeving heel hard nodig hebt. Een royale en sociale opstelling betaalt zich nog terug ook, want tegen onze komst is uiteindelijk niet één enkel bezwaar aangetekend. Zelfs niet door de natuurvereniging, die zich behoorlijk fanatiek inzet voor de plaatselijke aalscholverkolonie. Die bestaat uit zeventien vogels. Op Schiphol worden er in vliegtuigmotoren zeventien per uur vermalen, maar ja. Hier houdt een soort vogelwacht permanent in de gaten of die paar vogels het wel naar hun zin hebben. Moet kunnen, als het zo’n plan maar niet blokkeert. Uiteindelijk is ons grondplan honderd meter opgeschoven voor de rust van de aalscholvers, terwijl die beesten zich tegenwoordig het liefst ophouden bij vuilcontainers en snackbars. Prima. Ook hierbij heeft de gemeente Zoetermeer zich bijzonder verdienstelijk opgesteld. De projectwethouder is meermaals in een bootje gestapt om zich ter plekke te laten informeren over de aanwezige natuur. Alleen al die interesse doet heel veel.’
Ik heb de gemeente behandeld als mijn consultant. Je moet het zo zien: je betaalt als ondernemer tonnen aan leges voor het verkrijgen van vergunningen. Maar dat geld kun je pas terug gaan verdienen als het hele plan gerealiseerd is. Ik zei: als je de bedragen die ik aan jullie betaal zou omrekenen naar een uurtarief, dan zou de gemeente een paar duizend uur aan dit project moeten besteden. Maar die tijd hebben we niet eens: in elf maanden dienen die 27 vergunningen binnen te zijn. Dat alles omdat de bouw twee jaar voor Peking 2008 voltooid moet zijn.’ Dat is gelukt.
Over de gemeente niets dan lof?
‘Ja, maar vraag niet hoe. Normaal gesproken krijg je de ene vergunning pas nadat de andere rond is. Ik zei: we gaan simultaan schaken. We starten gewoon al die processen tegelijkertijd op, anders halen we het nooit. De aanpak was haast bedrijfsmatig.
‘De gemeente heeft er alles aan gedaan om de snelle realisatie van Dutch Water Dreams mogelijk te maken. Bijna als in
Die 27 vergunningen bleken slechts het topje van de ijsberg. Onder die 27 scholen nog eens 131 benodigde ontheffingen,
‘Een royale en sociale opstelling betaalt zich terug: tegen mijn plan tekende niemand bezwaar aan.’ 12
tijdens dat gevecht zetten ze dat verrekte stempeltje niet. En dat stempeltje was mijn enige belang. Dus je betaalt maar weer twintig mille voor zo’n onderzoek en je gaat weer verder. Zo kan ik helaas nog tientallen voorbeelden noemen.
vereiste rapporten en verplichte onderzoeken. In totaal bedroegen de plankosten twee miljoen euro. Ja, het had goedkoper gekund, maar dan had het wel twee jaar langer geduurd. De regelzucht is in Nederland tot een kunst verheven en de uitvoerders hebben zelf niet door hoe tegenstrijdig de regels in de praktijk zijn. Rijkswaterstaat wilde dat ik een mobiliteitsberekening liet uitvoeren. Onderzoeksvraag: “Wat zal de invloed zijn van uw wildwaterbaan op de filevorming op de A12?” Tegelijkertijd wees een andere afdeling van hetzelfde Rijkswaterstaat mijn verzoek om een vermelding op de wegwijzers af. Reden: ik zou veel te weinig bezoekers trekken.
Ik heb veel geluk gehad. Tussen idee en opening zaten uiteindelijk slechts drie jaar. Mijn idee sloot aan op wensen die bij de gemeente al bestonden. En mijn plan was zo vernieuwend en spannend, dat je iedereen er wel enthousiast over kon krijgen. Misschien is dat wel het belangrijkste.’
Ik vond dat deze twee zaken niet met elkaar te rijmen waren. Dat vind ik nog steeds. Maar ik had geen zin om net zo lang te gaan vechten tot Rijkswaterstaat zou bekennen dat het peperdure onderzoek dan ook wel achterwege kon blijven. Want
13
‘de
ruimte reikt verder dan je eigen terrein’
r e c r e at i e o o r d d e p a n o v e n zevenaar, gelderland
14
‘ de
Soms lopen ondernemers mijlenver voor op de overheid. Erna Kruitwagen leidt samen met haar man recreatieoord De Panoven, een industrieel erfgoed dat zij kunnen onderhouden dankzij toerisme. Kruitwagens visie op terrein en omgeving stuitte lang op tegenwerking van politici en beleidsmakers. Maar dat begint te veranderen. Haar plan voor het verbinden van het rivierenlandschap via oude volksverhalen, krijgt bijval.
ruimte reik t verder dan je eigen terrein ’
r e c r e at i e o o r d d e p a n o v e n zevena ar, gelderl and
Twintig jaar lang moesten de eigenaars van recreatieoord De Panoven hun energie besteden aan zaken die in een jaar geregeld hadden kunnen zijn. Ze moesten enorme juridische kosten maken. Toch is het ze gelukt een industrieel erfgoed te behouden en dankzij toerisme te onderhouden.
Erna Kruitwagen: ‘Wij zijn er en we willen er blijven. Maar dat kunnen wij niet in ons eentje realiseren. Als onze omgeving wordt volgebouwd, gaat de natuurbeleving van ons terrein verloren. En wij zijn niet de enige recreatieonderneming waar dat voor geldt. Daarom hebben we een nationaal plan geponeerd dat zo veelzijdig is, dat zowel ondernemers als beleidsmakers erop in kunnen haken. Wij ondernemers zijn niet alleen exploitanten van grond, we kunnen ook gebiedsontwikkelaars zijn.’ Wie zich laat rondleiden over het terrein van Recreatieoord De Panoven (een erfgoed uit 1860), aan de Oude Rijnstrangen bij Zevenaar, betreedt een andere wereld. Een wereld van ver voor Arbo-wet en veiligheidshelm, computer en lopende band. Midden op het veld torent een imposante schoorsteen boven alles uit. De ronde zigzagoven, waarin dakpannen en bakstenen werden gemaakt, stamt uit 1924. Als bezoeker kun je door de oude stookkamers lopen, waarin de allesverzengende hitte heerste die klei in steen moest veranderen. Op de vloer geeft een sierlijk V-vormig patroon van bakstenen golvend de richting aan waarin het vuur zich door de kamers bewoog. Eén keer per jaar, in het najaar, maakte de stoker de oven
‘Wij ondernemers zijn niet alleen exploitanten van grond, we kunnen ook gebiedsontwikkelaars zijn.’ 16
stookklaar, een echt seizoensbedrijf; ’s zomers vormen en drogen en ’s winters bakken. Hij kroop plat op zijn buik het smalle ‘mangat’ in, vlak onder de schoorsteenpijp. Daar maakte hij de afsluiters vast. Het moest in één keer goed gebeuren, want als hij een fout maakte, kon er een lek ontstaan tijdens het stoken. Dan moest hij terug terwijl de vlammen al tekeergingen, en was het in het mansgat tegen de tweehonderd graden. Dan kwam hij met brandblaren weer naar buiten. Daarna stapelde hij vijftien van de twintig stookkamers vol met stenen. Horizontaal en verticaal, opdat het vuur zo goed mogelijk bij iedere steen kon. Want alleen een hardgebakken steen leverde geld op, een zachte steen kon hoogstens aan arme mensen worden verkocht. Daarna maakte hij de buitenwanden dicht met een laag van stenen, zand en nog meer stenen. De hitte mocht alleen door de schoorsteen ontsnappen. En dan kon de fik erin. Met hout, met papier, met turf – ergens moest het vuur beginnen. En dan moest het overslaan, naar de volgende kamer. De stoker dwong de vlammen met behulp van onderdruk de juiste richting in. En als het vuur in de ene kamer bijna uitgewerkt was, was het in de andere op zijn hoogtepunt. Er waren altijd tegelijkertijd stenen in het voorvuur, het hoofdvuur en het navuur. De stoker zag het van boven aan, en las aan de vlammen de temperatuur af. Zo reisde het vuur rond, de hele winter en de hele zomer, dag en nacht, en nooit ging het uit. Op deze wijze bakte de familie Kruitwagen twee miljoen stenen per jaar. Dakpannen, vloertegels, bakstenen. Al driehonderd jaar. Tot er vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw fabrieken kwamen die het sneller konden. Zo veel sneller, dat alle ambachtelijke panovens het in een mum van tijd aflegden. Erna Kruitwagen: ‘De jaarproductie waarmee mijn man Wim hier is geëindigd, kan een hedendaagse fabriek in één week maken. Met een derde van het personeel.’ Al snel na de sluiting in 1983 had Wim Kruitwagen bedacht
17
dat hij de fabriek, de eerste en de enige die de familie ooit in bezit had gekregen, wilde behouden door er een nieuwe bestemming aan te geven. Een museum en recreatieoord moest het worden, waar je kon zien hoe de Hollandse baksteen eeuwenlang gemaakt werd. En waar je er zelf één kon maken. Een mooi idee, maar de realisatie liet even op zich wachten. Erna Kruitwagen: ‘Het heeft tien jaar geduurd voordat de bestemmingsplanwijziging werd goedgekeurd. Vervolgens nog eens tien jaar voordat we alle vergunningen binnen hadden. We hebben ze voor de poorten van de hel weggesleept. Twintig jaar lang hebben we een groot deel van onze energie besteed aan zaken die in een jaar geregeld hadden kunnen zijn. En al die tijd hebben we enorme juridische kosten gemaakt. Dat geld hadden we liever aan ons terrein en aan onze gebouwen besteed.’
zien. Naast de grote oven ligt een museum, een verhuurbare tentoonstellings- en congresruimte en een restaurant. De oude fabrieksgebouwen zijn grotendeels omgebouwd tot moderne slaapzalen voor jongeren, maar ook luxe nachtverblijven voor kleine groepen. In totaal kunnen er tweehonderd personen overnachten, nog afgezien van de bijbehorende camping. Daar kun je ook een Tipi of trekkershut huren en kamperen in de buurt van een kleiput met een eigen biotoop. Er wordt gekanood en gevoetbald, scholieren bakken een steen, er is een sociale werkplaats, een lasserij, een zagerij, een draaierij en een smederij. Hoe kwam het dat de start van De Panoven als recreatieoord zo moeizaam verliep? Erna Kruitwagen: ‘Ons terrein ligt in het hart van het buitengebied van Zevenaar. De gemeente had er andere plannen
Deze moeizame start is overigens niet aan het terrein af te
18
mee, die wilde hier ooit woningen bouwen. Het college van B&W was in die tijd nog domweg tegen alle vormen van recreatie. Daarnaast was er een boer die aasde op een stuk van onze grond. Hij heeft een politieke partij opgericht, waarin hij puur zijn eigen belang nastreefde. Wij hebben flink tegen hem moeten knokken. Tot eind jaren negentig heeft de politiek een obstakel gevormd.
maar groter zal worden, en ook in steeds bredere kring zal worden onderkend. We staan nu al op een Europese lijst van industriële ankerpunten, met het Heineken Experience en de Zaanse Schans.’
‘Zodra een droogloods een monument wordt, mag je er geen spijkertje meer in de muur slaan.’
In de jaren zeventig hebben wij noodgedwongen ruim tweederde van onze grond moeten afstoten, omdat we de verplichte hercultivering niet konden betalen en alle andere mogelijkheden tot exploitatie voor ons werden geblokkeerd. Als we toen hadden geweten wat de toekomstige bestemming zou worden, waren we daar natuurlijk niet zo makkelijk mee akkoord gegaan. Gelukkig hielden we nog ruim zeven hectare over, genoeg om later aan de minimumeis voor toeristische ondernemingen te voldoen.
Waarom laat u er dan niet gewoon een rijksmonument van maken, in plaats van een recreatieoord? ‘De verheffing tot rijksmonument is geen werkelijke bescherming van een gebouw. Twee van onze gebouwen zijn rijksmonument. De rest mag dat juist nooit worden. De beschermde status zuigt namelijk elke economische rentabiliteit uit een gebouw. Zodra zo’n droogloods een monument zou worden, mag je er geen spijkertje meer in de muur slaan. Laat staan dat je zo’n ding dan nog kunt verbouwen met het oog op een nieuwe functie.
‘Elke projectontwikkelaar zou hier dolgraag een betonnen torenflat neerzetten.’
Een monumentale status zou misschien helpen ter voorkoming van sloop, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Want je verwerft er geen economische basis mee die garandeert dat je het gebouw kunt behouden voor de toekomst. Net zo min als met overheidssubsidie. Als je voor het behoud afhankelijk bent van subsidie, ben je volledig overgeleverd aan de grillen van de politiek – wie garandeert je dat je elk jaar steun blijft ontvangen?’
Maar het feit dat wij slechts een relatief klein stuk grond bezitten, maakt het er niet eenvoudiger op om een stem te hebben in de lokale besluitvorming. Men dacht: die vegen we wel even van de kaart. Elke projectontwikkelaar zou hier dolgraag een betonnen torenflat neerzetten.’ Waarom wilde u dan per se op deze plaats blijven?
Hoe wilt u het behoud van het erfgoed dan wél realiseren?
‘Omdat het ons begonnen is om het behoud van de Panoven voor de toekomst. Tot vijftig jaar geleden stonden er honderden van dit soort fabriekjes in het hele land. Anno 2007 is dit de enige ronde zigzagoven van heel Europa. Dit is volstrekt uniek cultuurhistorisch erfgoed, waarvan de waarde alleen
‘Wij hebben van meet af aan ingezet op een economisch gezonde exploitatie. Als je dat voor elkaar krijgt – en daar slagen wij tot nu toe in – bewandel je de enige solide weg tot behoud.
19
De gebouwen zijn onze publiekstrekkers. Een groot deel van de inkomsten uit onze toeristische activiteiten investeren we vervolgens weer in de gebouwen.
‘Inderdaad. Waar het ons om gaat, is dat er duidelijke keuzes worden gemaakt. Als men vindt dat de Panoven behouden moet blijven, dan zal men daar de ruimtelijke consequenties voor moeten dragen. Dan zal het Wiel de Breuly bijvoorbeeld geprivatiseerd moeten worden en deel moeten worden van ons park. Wij zullen de kleinschalige recreatieve exploitatie van die plas hard nodig hebben als aanvulling op onze inkomsten.
Maar om economisch gezond te kunnen blijven, zijn wij ook afhankelijk van factoren die wij niet zelf in de hand hebben. De Panoven kan namelijk alleen voortbestaan bij de gratie van de natuurlijke omgeving. Ons terrein grenst aan het gemeentelijke Panovenpark met voormalige kleiputten en aan het Wiel de Breuly, een plas die is ontstaan door een dijkdoorbraak in 1650. Het is van wezenlijk belang om al deze postzegels als één geheel te beschouwen. Hoe moet dit gebied er over twintig jaar uitzien? Er moet een visie komen, die gedeeld wordt door publieke én private partijen. Aan een dergelijke visie ontbreekt het bij zowel gemeente, provincie als rijk.’
Ons terrein ligt binnendijks. Aan de andere kant van de dijk ligt natuurgebied de Gelderse Poort, dat doorloopt tot in Duitsland. De Panoven fungeert nu al als natuurhistorisch informatiecentrum voor bezoekers van dat gebied, waar wij zelf in investeren en wat we zelf beheren. Dat is een zware belasting, ook daarvoor zouden wij graag eens wat ondersteuning hebben, bijvoorbeeld met educatieve informatie. Zo’n centrum is een goede aanvulling op onze cultuurhistorische wortels. Ons bedrijf wordt zo steeds meer deel van
Dus bent u zelf maar zo’n visie gaan ontwikkelen?
20
de omgeving als geheel, het ontsluit als het ware de lokale geschiedenis en maakt haar beleefbaar voor de bezoeker.
visie moeten vormen. Het zou niet zo moeten zijn dat ruimtelijk ontwikkelingsgeld vrijwel uitsluitend naar organisaties en stichtingen wordt doorgesluisd die aan de overheid gelieerd zijn. Waarom zijn ondernemers zo slecht vertegenwoordigd in de commissies die over dergelijke gelden beslissen? En waarom kan een recreatie-ondernemer voor een gemeente geen serieuze partner zijn als gebiedsontwikkelaar? Tegen ondernemers zou ik willen zeggen: hou op met navelstaren. De ruimte reikt verder dan je eigen terrein.’
Ook de dijken horen daarbij. De dijken zijn de dragers van Nederland, de dragers van onze identiteit. Wij hebben de strijd met het water geleverd, daar staan we om bekend. Ook dat is een deel van het landschap dat we herkenbaar en beleefbaar zouden moeten maken. Dat kan door middel van het vertellen van de geschiedenis van het landschap – hier is de dijk ooit doorgebroken, daar is een dorp verdronken – en het laten horen van de bijbehorende volksverhalen.’ Hoe wilt u dat realiseren? ‘Wij hebben dat neergelegd in onze nationale visie ‘Het blauwe kruis, als rode draad’. Wij zijn hier in Zevenaar namelijk niet de enige die toevallig in een gebied liggen dat zeer rijk is aan verhalen. Elke plas, elke stroom, elke dijk kent zijn historie. De rivieren lopen van zuid naar noord en van oost naar west door Nederland, als een blauw kruis. En de dijken als een rode draad voor alle verhalen die onze identiteit vormen. Inmiddels kunnen mensen bij ons mp3-spelers krijgen, waarmee ze de verhalen (sagen en legenden van de kleiputten en wielen) kunnen beluisteren terwijl ze een fietstocht maken.’ En dat moet ook in de rest van Nederland gebeuren? ‘Ja. Het zou prachtig zijn als dit ook mogelijk is in de rest van het rivierengebied. Ik denk sowieso dat het voor ieder recreatiebedrijf dat in een buitengebied ligt, goed is om intensief naar het omliggende landschap te kijken, en te bezien hoe het bedrijf kan bijdragen aan de herkenbaarheid en beleefbaarheid van dat landschap. ‘Het blauwe kruis, als rode draad’ biedt daar een handreiking voor. Maar ook beleidsmakers kunnen er op inhaken. De essentie is dat publieke en private partijen in dit opzicht niet tegenover elkaar zouden moeten staan, maar samen een
21
‘in
h e t l o o n s c h e l a n d w o r d t d e n at u u r d e at t r a c t i e ’
loonsche land k a at s h e u v e l , n o o r d - b r a b a n t
22
‘ in
‘Wij willen bestaande natuur weghalen om oude natuurwaarden terug te kunnen brengen,’ zegt Ronald van der Zijl, directeur van de Efteling. Natuur vervangen door natuur. De halve provincie in paniek, want dat kan niet, daar bestaan geen regels voor. Als je natuur verwijdert om de grond vol te kunnen bouwen, begrijpt iedereen het meteen. Maar als je zegt: de natuur moet plaatsmaken voor natuur, zegt iedereen: hoe bedoelt u?’
he t lo onsche l and wordt de natuur de
at tr ac tie ’ loonsche l and k a at s h e u v e l , n o o r d - b r a b a n t
De Efteling is het grootste en bekendste attractiepark van Nederland. Minder bekend is de rol die het bedrijf speelt als commerciële natuurontwikkelaar. Zo legde de Efteling een golfbaan aan met een innovatieve en milieuvriendelijke waterhuishouding. Momenteel werkt het bedrijf aan de realisatie van een recreatief natuurgebied waarin verdwenen landschappen zullen herleven.
De Efteling is in 2005 door marktonderzoekers aangewezen als ‘het sterkste merk van Nederland’. Het attractiepark heeft volgens geënquêteerden ‘een vriendelijke uitstraling’, is ‘origineel’ en ‘het entreegeld meer dan waard’. ’s Lands grootste dagrecreatiebedrijf bewaakt dit imago zorgvuldig. ‘Vriendelijk’ betekent – zeker vandaag de dag – ook milieuvriendelijk. Uiteraard is het park met de geliefde sprekende prullenbakken (Papier hier!) natuurminnend. Vol trots loopt Ronald van der Zijl over de speels slingerende wandelpaden van zijn park en wijst hij op de nette borders, het frisse groen en de oude bomen. De Efteling is een Keukenhof in het klein. Elk voorjaar staan er driehonderdduizend bloembollen te bloeien. Na de lente worden de bollen verruild voor eenjarige plantjes. Van der Zijl: ‘Er staat altijd bloeiend spul. Het kost een godsvermogen, maar het publiek vindt het heel plezierig, vooral de oudere mensen.’
‘De oorsprong van de Efteling ligt in het groen.’ De Efteling beschikt over een tuindienst die bestaat uit dertien vaste krachten, in de drukste periodes bijgestaan door eenzelfde aantal seizoenswerkers. ‘Dit is nog echt een park, anders dan de meeste attractie- of themaparken’, zegt Van der Zijl. ‘Disneyland Parijs is een compacte stad. De Efteling is een parkachtig landschap, met flinke loopafstanden, veel
24
groen, veel waterpartijen. Slechts elf procent van het terrein is bebouwd. Dat moet ook zo blijven. Er mag misschien nog een procentje bijgebouwd worden, maar als we daarna nog meer willen, vind ik dat we bestaande dingen moeten gaan slopen. Wij zijn in 1952 begonnen als een sprookjesbos. Het sport- en speelterrein dat er toen al twintig jaar was heette Natuurpark De Efteling. De stichting die eigenaar is van ons bedrijf, heet nog steeds zo. Onze oorsprong ligt in het groen.’
moeten de boel van tijd tot tijd stevig opschonen. De Efteling bestaat nou eenmaal volledig uit aangelegde, beheerste natuur. Maar dat geldt eigenlijk voor alles wat in Nederland natuur heet. Daar wordt vaak nogal spastisch over gedaan, maar zo simpel is het. Allemaal mensenwerk.’ De natuurhuishouding van de Efteling beperkt zich al lang niet meer tot de 65 hectaren van het attractiepark zelf. In de loop der jaren heeft het bedrijf er in de directe omgeving bijna zes keer zoveel grond bij gekocht. In totaal bezit de Efteling nu zo’n 430 hectaren. Daardoor was het park steeds in de gelegenheid om gedroomde uitbreidingen te realiseren, zoals een hotel, een theater en nog een hotel, waar ernstig zieke kinderen met hun gezin mogen verblijven zonder te betalen.
Er is een veelomvattend groenplan, aan de hand waarvan de in het park aanwezige flora gefaseerd op de schop wordt genomen. Honderden bomen in het Sprookjesbos moesten er al aan geloven. Van der Zijl: ‘Als we niets doen, bestaat het park straks uit enkel kale stammen met bovenin een toefje groen en op de bodem een saaie zee van rododendrons. We
25
Vergelijking historische situatie – situatie nu – toekomstige situatie
Maar de meest ambitieuze uitbreiding tot nu toe was zonder meer het 18-holes golfpark, met 95 hectaren ongeveer twee keer zo groot als de standaard voor een dergelijk parcours. ‘Het heeft ons begin jaren ’90 erg veel moeite gekost om de golfbaan aan te kunnen leggen’, zegt Ronald Van der Zijl. ‘Als de Efteling iets wil, wordt dat vaak met argusogen bekeken door grondeigenaren en natuurorganisaties. Want wij zijn in hun ogen de grote kapitalisten. Met name de Brabantse Milieufederatie en Natuurmonumenten waren mordicus tegen – er mocht van die clubs in principe helemaal niets gebouwd worden in het buitengebied. Voor een groot deel is dat baarlijke nonsens. Voordat wij er aan de slag gingen, bestond het gebied voornamelijk uit maïsvelden, met een hoog gehalte aan gier, kunstmest en andere rotzooi. Nu de golfbaan er eenmaal ligt, zijn vriend en vijand het erover eens dat het gebied er enorm op vooruit is gegaan. De baan heeft fraaie waterpartijen en bebossingen. Het aantal verschillende broedende vogelsoorten is er meer dan verdubbeld. Aan de hand van oude kaarten hebben we een verdwenen riviertje in ere hersteld, De Moerse Loop.’
We onttrekken geen water meer aan de bodem, we voegen er water aan toe. Dat ziet niemand, dat weet het publiek niet. Het kost een paar stuivers, maar dan heb je ook wat.’ En nu gaat u een klein natuurgebied aanleggen? ‘Wij willen natuur gaan herstellen zoals die hier in de loop der eeuwen in verschillende stadia aanwezig is geweest. Het gaat om een terrein van zestig hectaren, pal tegen de zuidrand van het attractiepark. Uiteindelijk willen we bij dit ‘Loonsche Land’ ook kleine huisjes bouwen, waar mensen een bezoek aan de Efteling kunnen combineren met de weldadige rust van de natuur. Als ze een hele dag door het park hebben gelopen en tot aan hun knieën versleten zijn, kunnen ze daar heerlijk op krachten komen. Ook dit is een idee dat door een van onze medewerkers bedacht is. Op het terrein, dat momenteel bestaat uit maïsvelden en hopeloos verwaarloosde, rommelige natuur, zijn allerlei sporen te vinden van vroegere begroeiing en kleinschalige bebouwing. Zo zijn er overwoekerde houtwallen, een oude grafheuvel, typisch Brabantse ‘holle wegen’, resten van paden die voorzien waren van prachtige beukenbomen. Dat alles gaan we terugbrengen en weer zichtbaar maken. Er komt weer heide, compleet met schaapskooi, kudde en herder. Er komen velden met allerlei graansoorten. Het bomenbestand wordt gekuist. Wat er niet thuishoort gaat eruit, wat er wel thuishoort wordt er bij geplant. Het hakhout van de houtwallen zal gebruikt worden om te stoken in de huisjes, die de sfeer van het boerenleven uit de tijd van Van Gogh zullen uitademen. De schapenmest gaat op de akkertjes. De bezoekers kunnen er kleine kringlopen zien en ervaren – al wordt het geen museum, maar een stuk levende natuur. De natuur wordt daar de enige attractie. Voor iedereen vrij toegankelijk bovendien.’
Golfparken zijn qua waterverbruik doorgaans niet erg milieuvriendelijk. Ronald Van der Zijl: ‘Ons park wel. Aanvankelijk pompten wij jaarlijks driehonderdduizend kuub grondwater op. Dat gebruikten we voor bevloeiing en voor het op peil houden van de waterpartijen. Maar de bodem droogde uit. Totdat een van onze mensen op het idee kwam om het rioolwater van Kaatsheuvel, dat na een eerste zuivering geloosd werd op de Maas, te gaan hergebruiken. Nu halen we dat water hierheen, door een buis van vijf kilometer. Vervolgens laten we het door de rietvelden ten noorden van de golfbaan lopen. Het riet functioneert als een natuurlijke filter. Daarna vangen we het water weer op en gebruiken we het voor de waterpartijen en attracties in het park en om het park en golfpark te besproeien. Het hele traject wordt constant gecontroleerd door onze medewerkster voor veiligheid, gezondheid en milieu, een Delfts ingenieur.
Zijn de natuurclubs dit keer wel enthousiast? ‘Aanvankelijk waren ze allesbehalve enthousiast. Onze grond
27
ligt grotendeels tussen het landgoed Huis ter Heide en de Loonse en Drunense Duinen, het grootste aaneengesloten natuurgebied van Nederland. Tussen die twee natuurgebieden is een ecologische verbindingszone gepland. Natuurmonumenten en de Brabantse Milieufederatie zagen onze plannen daarom als een bedreiging. We hebben een geschil gehad over het aantal huisjes dat wij gaan bouwen en de compensatie in natuuraanplant die daar tegenover staat. Voor elke boom die je kapt, moet je er 1,6 terugzetten, dat is een provinciale regel. Daar houden wij ons aan. Toch vond de Milieufederatie het niet genoeg. Dat is uitgevochten tot aan de Raad van State, die het heeft teruggeschoven naar de gemeente, wegens een vormfout. Daarna heeft de Efteling met de beide natuurorganisaties een convenant gesloten, waarin precies vastligt welke gronden we gaan bebouwen en welke niet.’
‘Iedereen vindt Het Loonsche Land een goed plan, maar het kan nu nog niet, want het past niet in de bestaande wet- en regelgeving.’
misschien wel het beste bewijs van onze goede wil, want in het Kraanven, het gebied dat wij in die zone bezitten, stonden ooit bungalows van de Efteling. Die zijn jaren geleden gesloopt, maar het bestemmingsplan is sindsdien ongewijzigd gebleven. Op dat stuk grond zouden we vergunningstechnisch dus mogen gaan bouwen. Maar dat doen we niet, omdat wij ook vinden dat die ecologische zone er moet komen. Zodra wij toestemming hebben om op andere plaatsen te bouwen, staan wij het Kraanven af aan Natuurmonumenten.’
Hebt u veel ingeleverd? ‘Oorspronkelijk wilden wij een park dat plaats zou bieden aan 3500 bedden. Dat is teruggebracht tot maximaal 2100, verdeeld over twee gebieden. We beginnen in 2008 met de bouw van 1000 bedden, de rest komt later – afhankelijk van onze bedrijfseconomische situatie en de ontwikkelingen in de markt.
U had een sterke onderhandelingspositie. ‘Ja, maar dat wil niet zeggen dat je die tot het uiterste moet uitbuiten. Als wij hadden vastgehouden aan onze oorspronkelijke plannen, dan hadden de natuurorganisaties daar be-
In het Loonsche Land bouwen we in eerste instantie niets, laat staan in de toekomstige ecologische verbindingszone. Dat is
29
slist bezwaar tegen gemaakt. Of ze het uiteindelijk zouden hebben gewonnen, is een andere vraag. Maar het had hoe dan ook een hoop tijd en geld gekost.
dit is zo’n goed idee, het moet maar kunnen. Toen bleek het ook te kunnen. Ik ga er dus vanuit dat het nu opnieuw zo zal gaan. Het kan toch niet zo zijn dat alle partijen, van natuurorganisaties tot gemeente, Provincie en Rijk enthousiast zijn, maar dat het dan toch niet doorgaat omdat er iemand zegt: het past niet in mijn laatje? Dat zou mesjogge zijn.’
Het heeft niet zoveel zin om elkaar telkens weer te zeggen dat je vindt dat de ander extreme standpunten heeft. Als je elkaars medestander kunt worden in plaats van elkaars tegenstanders, scheelt dat veel. Wij hebben nu een goede onderlinge verhouding, we hebben al veel grond geruild.
Waarom doet u dit allemaal? ‘Het is niet onze corebusiness. Dat is en blijft het exploiteren van het attractiepark. Maar de natuur is ons heel wat waard. Daarbij: wij kunnen alleen een A-merk blijven als alle onderdelen van de bedrijfsvoering op hetzelfde hoge niveau zijn, ook de aspecten die niet zichtbaar zijn voor het grote publiek. Je hebt niets aan een prachtige etalage als de winkel erachter een rotzooi is. Ook zaken rond natuur en milieu moeten dus tiptop in orde zijn. Dat zijn we aan onze stand verplicht. Noblesse oblige.’
In zijn algemeenheid zeg ik: uiteraard moeten we zuinig zijn op onze natuur, maar we moeten het niet overdrijven. Je kunt niet elke vergeet-me-niet langs de kant van de weg beschermen. Toen wij hier begonnen met onze plannen bleek er ineens een dassenburcht te zijn. Die hadden we nooit eerder gezien. De das zelf is overigens nooit waargenomen. Natuurvriendelijkheid is prachtig, maar mensvijandelijkheid is iets anders. We moeten aanvaarden dat we met zestien miljoen mensen in een veel te kleine rivierdelta wonen. Als bedrijf willen wij graag bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van de natuur, maar daar moet wel iets tegenover kunnen staan.’ En nu verloopt het verder soepel? ‘Op één detail na: Het Loonsche Land kan nu nog niet; daarvoor is medewerking van de overheid nodig.’ Pardon? ‘Het past momenteel niet in de bestaande wet- en regelgeving. Je kunt bestaande natuur niet verwijderen om er ‘nieuwe’ natuur aan te leggen. Ik heb er bij het ministerie van LNV op aangedrongen nogmaals naar de mogelijkheden te kijken; ik ben ervan overtuigd dat het wél kan. Ons innovatieve waterplan ‘kon’ aanvankelijk ook niet. Tegelijkertijd zei iedereen:
30
31
‘we
moeten samen vooruit durven kijken’
zeilschool en conferentiecentrum de kikkert lemmer, friesland
32
‘ we
Het terrein ligt er onberispelijk bij. Het gras is weldadig groen en pas gemaaid, de boerderij staat glimmend in de verf, de bedrijfsvlaggen wapperen precies zoals het moet. Boven de dijk doorbreken de zachtjes wiegende masten van een complete vloot valken eigenwijs de horizon van de polder.
moe ten samen vo oruit durven kijken ’
zeil scho ol en conferentiecentrum de kikkert lemmer, friesl and
Derk Glasbergen(56): ‘Ik heb die boerderij in een opwelling gekocht. Een oude Friese stolpboerderij, aan alle kanten vervallen. Er stonden nog koeien in. Maar ik viel meteen voor deze plek. 1979, ik was 27. Ik had in Duitsland gewerkt, hard gewerkt. Een vriend een zaak helpen opbouwen. Ik had tweehonderdduizend gulden bij elkaar gespaard, om zelf iets te kunnen beginnen, ik wist alleen nog niet wát. Tot ik een keer in de file stond. Ineens dacht ik: maar natuurlijk, ik ben al mijn hele leven gek op zeilen, ik heb een zeilboot in Friesland liggen – waarom maak ik daar niet mijn beroep van?
De zeilschool van Derk en Anne Glasbergen heeft tot in het buitenland een goede naam. Toch was gemeentelijke en provinciale steun de afgelopen dertig jaar lang niet altijd vanzelfsprekend. Het ondernemersechtpaar ontdekte dat eerlijke communicatie en actieve betrokkenheid bij lokaal bestuur sleutels zijn voor een goede samenwerking met de overheid. Met gunstige gevolgen voor het omliggende landschap en het bedrijf.
Ik vond dit meteen een superplek, vooral qua ligging. Want ik had toen al veel zeilles gegeven aan de Fluessen. Daar had je altijd hetzelfde probleem. Stond er een stevige zuidwesten wind, en dat gebeurt nogal eens, dan kon je nauwelijks varen. Dan moest je hele dagen binnenblijven met je mensen. Dat heb ik altijd heel vervelend gevonden. Want ja, als je tien keer een knoopje hebt uitgelegd en vijf keer de theorie hebt verteld, dan houdt het wel een keer op. Dus ik zocht een locatie aan klein water, met aansluiting naar groter water. Dan kun je altijd varen. Dat heeft goed gewerkt. Deze polder is een soort eiland; we zijn omringd door drie grote meren. De Groote Brekken, het Brandemeer en het Slotermeer. En dan kun je ook nog makkelijk naar het Tjeukemeer. Zelfs met windkracht acht, negen, in al die 27 jaar hebben we nooit niet kunnen varen. Dat zag ik allemaal meteen voor me, dus ik heb het direct gekocht. Daar had ik eigenlijk mee moeten wachten natuurlijk. Er waren toen al 64 zeilscholen in Nederland. En meneer wil de 65ste openen. Ze zien je aankomen. Op zichzelf vond de
34
gemeente Lemmer het wel een aardig idee, maar ‘zeilscholen maken er altijd zo’n puinhoop van’, zeiden ze. ‘Ik niet, ik ga het netjes doen’, zei ik. ‘Ja, dat zeggen ze allemaal’, zei de gemeente.
tie gebouwd met 21 twee- en vierpersoonskamers, voorzien van eigen douche en toilet. Het terrein van zes hectare omvat ook een aantal sportvelden en een eigen dijk met zelfgebouwde steigers voor de boten.
‘Alles draait om eerlijke communicatie.’
Na de zeer moeizame start, waarbij De Kikkert zelfs een ‘bouwstop’ te verduren kreeg (Glasbergen: ‘de lokale politiek was anti-recreatie’), is de relatie met de overheid in al die jaren langzaam maar zeker steeds verder verbeterd. Het echtpaar hanteert in dit opzicht een duidelijke filosofie: alles draait om eerlijke communicatie.
Toen kwam de eerste procedure: artikel 19. Agrarische grond moest recreatieve grond worden. Nou, dan rol je van de ene ellende in de andere. Het heeft twee jaar geduurd voordat ik mocht beginnen. Twee jaar zitten wachten. Met een huizenhoge hypotheek. Dat had niet veel langer moeten duren Ik had er tweeënhalve ton bij geleend om de boerderij te kunnen kopen. Dan hebben we het nog niet gehad over de investeringen die ik moest doen om de tent te kunnen laten draaien. Achteraf hoorde ik dat iemand uit de buurt, die ook recreatief bezig is, tig keer bezwaar heeft aangetekend tegen mijn komst. Het is maar goed dat ik dat destijds niet heb geweten.’
Anne: ‘De manier waarop Derk met officiële instanties omgaat, heb ik altijd bewonderenswaardig gevonden. Ik moest elke keer weer lachen als ik hem tegen een ambtenaar hoorde zeggen: “Ik ben niet boos, ik ben verdrietig”. Met zijn eerlijkheid opent hij meteen het contact. Wij hebben goed begrepen dat het belangrijk is om je te verplaatsen in de belangen van de overheid.’ Derk: ‘Ja, al moet het wel van twee kanten komen. Toen ik hier volop aan het verbouwen was, kwam er een keer een man van de gemeente naar binnen gelopen, om te vragen of de tapvergunning al in orde was. Ik zei: “Sorry, het komt allemaal goed, maar ik ben nu even bezig”. Dat werd gerespecteerd.’
Derk Glasbergen runt De Kikkert samen met zijn vrouw Anne (43). Hun zeilschool ligt tussen Lemmer en Sloten. Naast de verbouwde stolpboerderij is een moderne hotelaccommoda-
35
geld. Daar onderhield ik nauwe contacten mee.’
Anne: ‘Ik ben vijf jaar voorzitter van het Plaatselijk Belang geweest. Dat is de publieke zaak op microniveau. De meeste Friese dorpen hebben wel zo’n vereniging. Ik vertegenwoordigde onze polder, waarin zo’n dertig boerderijen staan – met uiteraard gedeelde belangen. Aanvankelijk dacht ik: zo’n polder, dat ís gras en dat blijft gras, wat valt daar nou over te bespreken? Maar je kunt veel bereiken als je de krachten bundelt. We hebben bijvoorbeeld een fietstunnel gerealiseerd, een oud gemaalhuisje gerenoveerd en een fietspont nieuw leven ingeblazen. We hebben een klein museumpje opgericht, waar fietsers koffie en thee kunnen krijgen. Alles met provinciale en gemeentelijke gelden. Gaandeweg ontwikkelden we de visie van de polder als het buitengebied, de recreatieve achtertuin van Lemmer. De Commissie Kleine Kernen, waar ik ook in zat, heeft daar heel wat subsidiegeld mee binnengesleept. Er was flink wat te verdelen, want de provincie heeft geld gekregen van Europa, voor de culturele en recreatieve ontwikkeling van Friesland. Uiteindelijk verdeelde het Bureau Plattelandsprojecten dat
Derk: ‘Allemaal prachtig, maar soms staan ze plotseling voor je en dan valt er niet tegenop te communiceren. Zo hadden wij ooit een nieuw afwateringssysteem aangelegd, compleet met septic tanks, opvangbakken waarop de riool van het huis was aangesloten. Een fikse investering, gedaan in overleg met het Waterschap. Komen ze twee jaar later met de mededeling dat het hele systeem weer anders moet. We hadden er dus net 180 duizend gulden in geïnvesteerd, kwam er ineens nog 75 duizend bij.’ Anne: ‘Niet leuk.’ Derk: ‘Terwijl wij het milieu een zeer warm hart toedragen. Het zwemwater moet hier absoluut schoon zijn. Je moet zo de plomp in kunnen springen.’ Anne: ‘Zonder dat je je mond dicht hoeft te houden wegens ronddrijvende drollen.’
36
Derk: ‘Als hier ’s avonds de kikkers kwaken, is dat reclame voor onze toko. Dat horen de mensen tegenwoordig niet meer zo vaak. Dus ik ben heel blij dat het water dat wij lozen nu zo ongeveer van Spa-kwaliteit is. Uiteindelijk is dat hele gelazer over die installatie redelijk goed afgelopen, maar het heeft ons onverantwoord veel geld gekost. Milieumaatregelen, oké, maar waarom moet het zo ongecoördineerd en inconsequent?’ Anne: ‘Het ontbreekt de verschillende overheidsniveaus en de recreatieve ondernemers in dit gebied helaas aan een gemeenschappelijke visie op de ruimte. We hebben wel wat aardige projecten gehad met de gemeente, maar dat zijn altijd korte-termijn-plannen. Daar maak je geen langetermijnbeleid mee. Daarvoor moet je bij het Rijk en de Provincie zijn. De Provincie zou alle krachten moeten bundelen, door goed te kijken wat er leeft bij ondernemers en gemeenten. Soms blijkt dat ineens wél te kunnen. Toen Ed Nijpels commissaris van de Koningin in Friesland werd, heeft hij allerlei toonaangevende bedrijven uitgenodigd om hun ideeën te spuien. Daar waren jachthavens bij, hotels. Wij ook. We hebben toen met z’n allen aangegeven dat er iets moest gebeuren aan de kwaliteit van het Friese merengebied. De boel moest flink gebaggerd worden, en er was dringend behoefte aan meer aquaducten, want de vele bruggen belemmerden de vaarroutes.
Ik geloof in dit soort vernieuwing van binnenuit. De overheid zou op regelmatige basis dit soort brainstormsessies moeten houden, waarbij Provincie, waterschappen en gemeenten samenkomen met het bedrijfsleven. Want kijk, wij zijn verantwoordelijk voor deze zes hectare hier. Wij weten exact wat we willen en wat goed is voor ons bedrijf en voor het landschap, net als andere ondernemers. Wij kunnen de informatie aanleveren die de beleidsmakers nodig hebben. En de beleidsmakers kennen de wettelijke kaders en de budgettaire mogelijkheden. Die communicatie moet je op gang brengen. Dat levert gewoon wat op.’
Mede op grond van die brainstorm is het Friese Merenproject ontstaan. Dat is een miljoenenproject waarin al deze wensen worden uitgevoerd. Voor het toeristisch verkeer en het wegverkeer een enorme verbetering. En de beste manier om de kwaliteit van het gebied te behouden.
Derk: ‘Het zwemwater moet hier absoluut schoon zijn. Je moet zo de plomp in kunnen springen.’ 37
‘heerlijkheid
heuvelland
-
nieuwe brandstof voor gebiedsontwikkeling’ heerlijkheid heuvelland regioproject zuid-limburg
38
‘ heerlijkheid
heuvell and
-
Er zijn recreatieve ondernemers die de verkokering zelf doorbreken. Camille Oostwegel kocht enkele hectaren weidegrond rond één van zijn hotels, en besteedde het beheer ervan vervolgens uit aan de stichting Het Limburgs Landschap. Een win-win-situatie: het landschap wint dankzij de stichting aan kwaliteit en de hoteleigenaar is verzekerd van een rustige en mooie omgeving voor zijn gasten. De natuur komt zo de status en de rentabiliteit van het hotel ten goede en de status en de rentabiliteit van het hotel de natuur.
nieuwe br ands tof
vo or gebiedsont wikkeling ’ heerlijkheid heuvell and regioprojec t zuid -limburg
Hotels kunnen in Limburg deels gaan dienen als onderdeel van nieuwe zorg- en wellnessarrangementen, een alternatieve economie voor het landelijke gebied. Innovatieve ideeën te over, maar de realisatie blijft niet makkelijk. De Tilburgse hoogleraar Vrijetijdwetenschappen Hans Mommaas wijt het aan de verkokering. Hij pleit voor regionale ontwikkelingsbedrijven en een nationaal innovatieplatform voor vrijetijd en toerisme. ‘We moeten dwars door sectoren heen denken.’
De meeste recreatieve ondernemers zijn allang doordrongen van het belang van een schone en natuurlijke omgeving. Maar helaas kan bepaald niet elke ondernemer zo voortvarend en onafhankelijk optreden als de hoteleigenaar die zijn eigen groene omgeving veilig stelt. De meeste bedrijven in de recreatieve sector zijn te klein om op eigen kracht grote investeringen te doen die zich pas op lange termijn terugbetalen. Terwijl er wél dringend behoefte is aan particuliere initiatieven die het landschap onderhouden en versterken. Boeren, vanouds de hoeders van het platteland, trekken zich in de meer kleinschalige gebieden terug. In Zuid-Limburg zou het volgens cijfers van de Provincie binnen de komende twintig jaar zomaar mogelijk zijn dat zestig procent van de boerenbedrijven verdwijnt. En ook het klassieke toerisme – enkel gasten in het hoogseizoen – is toe aan een herpositionering. ‘Er moet in Zuid-Limburg nieuwe bedrijvigheid komen, die het landschap economisch van belang maakt én die het landschap financieel kan dragen’, zegt Mommaas. Maar hoe valt zoiets te realiseren? De provincie Limburg heeft deze vraag vijf jaar geleden neergelegd bij het Limburgs Investerings- en Ontwikkelingsfonds. Het LIOF maakte samen met de Universiteit van Tilburg een inventarisatie van de toeristische keten in de regio. Dat leverde één glashelder inzicht op: ‘Als we iets willen met toerisme en het landschap, dan moet de nieuwe investeringsimpuls van buiten komen. We moeten kapitaalkrachtige ketens zoeken van buiten het landelijke gebied,
40
Waaruit bestaan de vijf projecten?
die verknoopt kunnen worden met toerisme en kleinschalige landbouw.’
Mommaas: ‘De eerste twee projecten zijn gericht op ZuidLimburg als breed gezondheidslandschap, maar dan in een nieuwe hedendaagse vorm, aansluitend op de wens naar een hoogwaardige kwaliteit van leven, dus naar wellness zoals de Amerikanen dat aanduiden. Helende Hellingen draait om curatieve (genezende) zorg. Het idee komt voort uit het feit dat veel hotels een deel van het jaar met onderbezetting kampen, terwijl de ziekenhuizen juist bedden te kort komen. Bovendien willen verzekeraars het ziekenhuisverblijf van hun cliënten graag zo kort mogelijk houden, gezien de hoge kostprijs en moeten ziekenhuizen in toenemende mate onderling concurreren met de kwaliteit van hun dienstverlening. Samen met ondernemers bedachten we een samenwerkingsverband tussen ziekenhuizen en hotels. Bijvoorbeeld: na een heupoperatie in het Orbis ziekenhuis in Sittard op krachten komen in een drie- of vijfsterrenhotel in het Heuvelland, mét goede verzorging uiteraard.
Samen met stedenbouwkundig bureau Urban Unlimited en consultancybureau ZKA ging Mommaas op onderzoek uit. ‘We hebben een nieuwe benadering ontwikkeld, die ruimtelijke ontwikkelingen sneller zou kunnen koppelen aan economische investeringen. Eerst hebben we daartoe geïnventariseerd wat er in het gebied aanwezig is aan economische, sociaal-culturele en natuurwaarden. Daarna bekeken we hoe we die gebiedswaarden konden verbinden met nieuwe, opkomende markten. Dat leidde tot verrassende dwarsverbanden tussen ketens, die we hebben samengevat op ‘kansenkaarten’. Toen zijn we op zoek gegaan naar particuliere spelers die deze kansenkaarten zouden willen benutten. Hen hebben we uitgenodigd aan zogenaamde ‘ondernemerstafels’, om met hun na te gaan hoe we de kansen verder te gelde zouden kunnen brengen.’ Deze benadering past volgens Mommaas bij de verschuiving van de traditionele topdown plannenmakerij naar ontwikkelingsplanologie – waarbij publieke en particuliere belangen meer worden gecombineerd. Mommaas: ‘De overheid kan makkelijk vanuit een ivoren toren een ideaal landschap bedenken. Maar het is zinniger om na te gaan hoe dat ideaalbeeld financieel-economisch gedragen kan worden door enthousiaste marktpartijen.’
Wellness in Weelde, het tweede project, is vergelijkbaar met het eerste, maar draait om gezondheid in een bredere zin: gezondheidscursussen, kuren, fitness- en schoonheidsprogramma’s, spiritualiteit. Deze richting is in het Heuvelland vooral in Valkenburg al sterk vertegenwoordigd. Maar door deze recreatieve faciliteiten te koppelen aan de detailhandel voor gezondheidsproducten en de verzekeringsbranche, ontstaan nieuwe mogelijkheden, bijvoorbeeld in de sfeer van Human Resource Management, voor de jaarlijkse ‘body check’ van werknemers, eventueel in combinatie met het jaarlijkse personeelsuitje.
Onder de werktitel Heerlijkheid Heuvelland kwamen uiteindelijk vijf thema’s boven tafel, die alle gebaseerd zijn op nieuwe, ongebruikelijke combinaties van toerisme, wellness en zorg, landbouw en landschap in Zuid-Limburg.
‘Ondernemers bedachten een samenwerkingsverband tussen ziekenhuizen en hotels: na een heupoperatie in het ziekenhuis op krachten komen in een vijfsterrenhotel.’ 42
ziekenhuis revalidatiecentrum (zorg)hotel Geuldal (kasteel)tuin open tuinen rivieren/beken
Het derde project, Volle Smaken, heeft betrekking op streekproducten. Streekproducten zijn niet alleen bijzonder smakelijk, ze hebben ook om andere redenen veel potentieel. Ze worden vaak op een duurzame wijze geproduceerd en voldoen aan de hedendaagse wens dat het voedsel niet de hele aardbol over is gesleept, met alle CO 2 -uitstoot van dien. Daarnaast bieden ze raakpunten met de lokale culturele identiteit, iets waar regio’s door de globalisering sterker naar verlangen.
land nog weinig waardering. Nederland loopt daarin achter op veel andere Europese landen. Onze opgave was dus om de regionale markt voor streekproducten economisch robuuster te maken, zonder dat dat de productiecapaciteit van de kleinschalige producenten zou overstijgen. Daartoe hebben we de suggestie ontwikkeld om kleine boeren hechter te verbinden aan commerciële maar op niche markten werkende distributeurs. Hier levert de restaurantwereld kansen. Maar recentelijk is bovendien in het centrum van Maastricht een dagelijkse versmarkt geopend, met een speciale afdeling streekproduc-
Overigens genieten Nederlandse streekproducten in eigen 44
ten. Een grote trekker voor de drie tot vier miljoen dagjesmensen die de stad jaarlijks bezoeken.
inmiddels een gespecialiseerd zorghotel gevestigd in ZuidLimburg. En een hotelketen is daadwerkelijk een samenwerking aangegaan met een ziekenhuis. Hun gezamenlijke product is al opgenomen in de polis van een grote verzekeraar. Valkenburg heeft wellness tot speerpunt gemaakt van haar stedelijke ontwikkeling. Op het vlak van ‘Verbonden Velden’ is een onderneming actief. En in Maastricht is het Limburgpreuve plein een succes. Maar de doorontwikkeling van de projecten verloopt minder snel dan we zouden willen.’
Wie vervolgens zin krijgt om een bezoekje te brengen aan de boerderij waar die heerlijke jam of die bijzondere kaas vandaan komt, kan in de nabije toekomst makkelijk de weg vinden via Verbonden Velden. Via een nieuw digitaal netwerk kunnen mensen ter plekke via hun PDA (Personal Digital Assistent) of smartphone informatie opvragen over boerderijen, kastelen, natuurgebieden. Van openingstijden tot educatieve informatie tot vervoersmogelijkheden.
Waardoor komt dat? ‘Dat verschilt per project. Op allerlei terreinen stuit je op nieuwe, nog onbekende problemen, die op hun beurt vragen om creatieve oplossingen. Soms loopt het even stroef doordat het zoeken is naar nieuwe marketingkanalen. Hoe zet je bijvoorbeeld, zoals in het geval van Helende Hellingen, een zorghotel in de markt? Soms gaan de technologische ontwikkelingen zo snel dat het wachten is op het juiste technische platform. Aanvankelijk dachten we bij Verbonden Velden aan een umts-achtige verbinding. Daarvoor zouden in het hele Heuvelland nieuwe palen nodig zijn. Inmiddels kan het gewoon met het bestaande mobiele net. Dus dat scheelt. Soms is de ruimtelijke regelgeving de uitdaging. Bijvoorbeeld bij Goddelijk Leven. Het blijkt in Nederland nog steeds lastig te zijn om monumentale panden in landelijke omgevingen een nieuwe bestemming te geven, zeker als je ze ook nog van binnen grondig moet verbouwen. Dat zijn lange en ingewikkelde trajecten.’
‘Speel in op de vraag van ouderen naar de kwaliteit van leven in de buitengebieden.’ De laatste pilot heet Goddelijk Leven. Met het oog op het behoud van cultureel erfgoed op het platteland zouden monumentale gebouwen kunnen worden ingericht als appartementen voor ouderen: landhuizen, boerenhoeves, kloosters. Er is onder ouderen veel vraag naar aantrekkelijke woonomgevingen in buitengebieden. Waarom daarvoor naar het buitenland? Daar wordt tot nu toe nog opmerkelijk weinig op ingespeeld.’ Gaat het goed met de projecten, vijf jaar na de lancering?
Maar de doelstelling blijft gunstig voor de omgeving?
‘In grote lijnen wel. Veel van de thema’s waren vijf jaar geleden nog behoorlijk nieuw. Nu lijkt het wel of iedereen ermee bezig is, ook buiten ons gebied. En toch zijn wij erin geslaagd om het Heuvelland te onderscheiden van andere plaatsen waar deze ideeën spelen, omdat we alle onderdelen hebben verenigd in een samenhangende visie op het gebied. Daardoor kunnen de activiteiten aan elkaar gekoppeld worden en kunnen ze elkaar versterken. Dat heeft nu al effect: er heeft zich
‘Dat geldt voor alle projecten. De richting is helder. En zoals gezegd: elk probleem daagt weer uit tot nieuwe innovaties. Heerlijkheid Heuvelland is opgezet vanuit de wens om het landschap in de toekomst veilig te stellen door het te verbinden met nieuwe economische kansen. Maar de koppeling van economische en landschapsontwikkeling blijkt niet eenvou-
45
Smaak coöperatie boomgaard wijngaard eko-boer brouwerij sterrenrestaurant bufkes winkel boerenmarkt
Valkenburg
preuvenemint
Maastricht
EFFF preuvenetour
Gulpen
hotelscholen monumentale boerderijen bungalowparken concentratiegebied stedelijk gebied
dig. Het zijn twee gescheiden werelden, die moeilijk bij elkaar komen. Bovendien zit er een gat tussen de tijdshorizon van een gemiddelde MKB-ondernemer en de tijdshorizon van dit soort regionale projecten. Het verbinden van die twee vraagt om sterke bemiddelaars die beide snelheden in de gaten kunnen houden. Toch is het een vraag waar we allang niet meer onderuit kunnen als we het kleinschalige platteland willen behouden: hoe financier je de koe in de wei?’
een gegeven moment twijfel over wie nu de verantwoordelijkheid over het programma moest overnemen. Het programma viel in het overbekende regionale gat. Daarbij komt dat de provincie op dat moment nog te veel gebukt ging onder haar eigen interne verkokering. Juist met het verbinden van ketens tussen landbouw, zorg en toerisme val je tussen wal en schip. Het bleek voor de provincie nog een hele klus om dat integrale werk te organiseren. Er bestaat nog steeds een sterke neiging om de zaak te versnipperen. Daarbij komt dat de provincie terecht dreigt te komen in de dubbelrol van enerzijds toetser van ruimtelijke plannen en anderzijds ontwikkelaar daarvan. Dat kan elkaar bijten.
Wat is het grootste obstakel? ‘Wat ik al zei: het ontbreken van een goede regionale ontwikkelaar. Nadat wij deze projecten hadden opgezet, was er op
46
Een krachtig regionaal ontwikkelingsbedrijf op enige afstand van de Provincie, moet daar verandering in gaan brengen. Vervolgens moet het programma gedragen worden door de belangrijkste trekkers van een programma, zoals een zorgverzekeraar of zorgleverancier, regionale vastgoedontwikkelaars, de bankenwereld. Een kapitaalkrachtige trekker van de karavaan, die aanzien en vertrouwen geniet en die in staat is om dwars door alle kokers en sectoren heen iets te ontwikkelen. Momenteel maakt Heerlijkheid Heuvelland met medewerking van Transforum, het landelijke innovatieprogramma op het vlak van agro en groen, een stevige doorstart.’
Een signaal vanuit Den Haag naar de regio werkt nou eenmaal als een krachtige katalysator. Het leidt er in de meeste gevallen toe dat lagere overheden daarna ook sneller schakelen. Alleen al de verwijzing naar een nationaal overheidsprogramma, versnelt vaak regionaal de vernieuwingsdrang. Dat zou regionale experimenten, zoals Heerlijkheid Heuvelland, zeker ten goede komen.’
‘Nodig is een samenhangend gevoel voor het ‘DNA’ van een gebied.’ En de rijksoverheid dan? ‘De ministeries van LNV, Economische Zaken én VROM zijn alledrie op hun eigen wijze bezig met gebiedsontwikkeling. Men werkt weliswaar intern steeds integraler, maar die integraliteit houdt op bij de eigen sectorgrens. Het geheel blijft vastzitten in allerlei verticale kolommen. Terwijl wij juist zoeken naar horizontale verbindingen. Zo is het beleid ten aanzien van vrijetijd en toerisme verspreid over vijf ministeries, OCW, VWS, LNV, EZ en VROM. Dat loopt dus niet lekker. Ik pleit dan ook voor een meer integraal innovatieplatform voor vrijetijd en toerisme in Den Haag, dat vernieuwingen in de wereld van de vrijetijd wat krachtdadiger kan aanzwengelen en dragen.’ Maar is het Rijk niet juist bezig met decentralisatie? ‘Dat klopt, maar het een is niet met het ander in tegenspraak.
47
‘zonnebos
bussloo wordt nêerlands trots’
zonnebos bussloo, gelderland
48
‘ zonnebos
‘Nederland heeft een goede naam op het gebied van innovatie en duurzaamheid,’ zegt Erik Droogh, directeur van RGV Holding. ‘Maar wat betreft zonne-energie doen we nog niet echt mee. Dat komt doordat we zo weinig ruimte hebben – in andere landen legt men die panelen gewoon in de uitgestrekte weilanden. Dat kan bij ons niet, wij moeten creatiever zijn. Zo is het idee voor Zonnebos Bussloo ontstaan.’
busslo o wordt nêerl ands trot s ’
zonnebos bussloo, gelderl and
Vallen natuur en recreatie te combineren met het winnen van duurzame energie? Volgens Erik Droogh wel. Hij bedacht een verrassende toepassing van zonnepanelen voor een van zijn recreatiegebieden. Een recreatieterrein als innovatiepark, duurzame energie als attractie.
‘Op een slingerende loopbrug lopen bezoekers ontspannen tussen het groen.’ Het zou het begin van een sciencefictionfilm kunnen zijn. De camera zweeft boven een helderblauwe plas, op de oevers staan frisgroene bomen. Dan duiken tussen de boomtoppen vreemdsoortige witte gevaartes op, organisch in hun speelse vormen, maar toch overduidelijk mensenwerk. Op een slingerende loopbrug lopen bezoekers ontspannen tussen het groen, vlakbij de imposante hightech zonnepanelen die in de lucht lijken te zweven. Zonnebos bestaat tot nu toe alleen nog in deze digitale animatie. Als het aan RGV Holding ligt, eigenaar en exploitant van vijftien recreatiegebieden, wordt het bos gerealiseerd in dagrecreatiegebied Bussloo. Het zal bestaan uit 455 ‘bomen’ met spanbetonnen stammen. De kruinen bestaan uit zonnepanelen. De zonnebomen zullen – een beetje zoals echte bomen – variëren in hoogte van vijf tot vijftien meter. Ze worden boven de parkeerplaatsen en langs de wegen in rechte lijnen opgesteld, stuk voor stuk optimaal georiënteerd op de zon. Maar in het bos zullen ze in groepjes verspreid staan, licht verspringend en met open plekken. ‘We spelen in op de nieuwe eisen die mensen stellen aan recreatiegebieden’, zegt Erik Droogh, ‘Alleen een strandje en
50
heeft geleid tot creativiteit. Na een flinke kostenreductie zijn we op zoek gegaan naar nieuwe inkomstenbronnen. We zijn een samenwerking met energieleverancier Eneco aangegaan. Dat bedrijf sponsort enkele van onze fietspaden. Enige tijd terug heeft Eneco interesse getoond in het opwekken van duurzame energie in onze gebieden. Saxion Hogeschool heeft vervolgens een energiescan van onze recreatiegebieden gemaakt. Alle mogelijkheden en onmogelijkheden op een rijtje gezet, van witte steenkool tot windmolens, van biomassa tot warmtekrachtkoppelingen. Zonne-energie sprong er wat mij betreft uit. Ik wilde een manier verzinnen om zonne-energie op te wekken zonder dat dit de bestaande functies van recreatiegebied Bussloo zou schaden.’
een grasveldje is niet meer genoeg, mensen willen iets beleven. Zonnebos biedt daar alle kansen toe. Je kunt een wandeling maken over het boomkroonpad, een route van een kleine kilometer op kruinhoogte met veel speel- en educatieve elementen. Je kunt de uitkijktorens betreden, die een mooi uitzicht bieden over de zonnepanelen, de plas en het recreatiegebied. Ook komt er een restaurant, en een informatiecentrum, zwevend boven het water. Daar kun je relaxen, maar ook van alles te weten komen over duurzame energie.’ Hoe kwam u ertoe om dit plan te ontwikkelen? Erik Droogh: ‘RGV is in 1999 zelfstandig geworden. Daarvoor was het bedrijf een overheidsorgaan. De verzelfstandiging
‘De zonnepanelen functioneren als een glazen dak boven een multifunctioneel terrein.’ 51
En dat is gelukt?
evenementen. Daar worden vaak tenten voor gebouwd. Dat is in de toekomst niet meer nodig: de zonnepanelen functioneren als een glazen dak boven een multifunctioneel terrein.’
‘Ja, dat is wat dit plan zo uniek maakt en zo typisch Nederlands: de meervoudige benutting van de grond. Bovendien past het plan perfect in de omgeving, er treedt geen landschapsvervuiling op. Het gaat weliswaar om zes hectaren zonnepanelen, maar op een terrein van ruim driehonderd hectaren is dat niet overheersend.
En dan elk jaar een nieuwe grasmat leggen? ‘Nee, dankzij het vernuftige ontwerp van de zonnebomen zal het groen rond en onder de panelen uitstekend door kunnen groeien. Het bestaande bos blijft waar het is, er hoeft nauwelijks een boom gekapt te worden. De zonnepanelen worden vervaardigd van een nieuw (semi)transparant materiaal, waar het zonlicht niet door belemmerd wordt. Het regenwater wordt opgevangen in speciale reservoirs, waarna het via sprinklerinstallaties gelijkmatig verdeeld wordt over de bodem.
Bussloo ligt in de driehoek Apeldoorn, Zutphen, Deventer en trekt momenteel één miljoen bezoekers per jaar. Deze bezoekers willen we natuurlijk niet kwijt. Het zou juist mooi zijn als we nog meer mensen konden trekken. Waarschijnlijk lukt dat met een project als Zonnebos moeiteloos. De bestaande recreatiefuncties blijven intact, er komen alleen nog enkele nieuwe dimensies bij. Zo dient Bussloo in zijn huidige vorm elk jaar als terrein voor vele grote en kleine
Ook qua materialen en technieken is Zonnebos dus een innovatief project. Het beton dat we voor de palen op het oog hebben, is het nieuwste van het nieuwste. We hebben al con53
tact met Energie-onderzoek Centrum Nederland (ECN) en de TU Delft. Een gedeelte van het terrein zal als proeftuin fungeren voor het testen van nieuwe zonnepanelen.’
een inkomstenbron zijn. Maar deze inkomsten zijn niet toereikend om de investering te dragen. Het ontwerp is bepaald niet rechttoe rechtaan, het is een architectonisch hoogstandje. Dat vergt extra investeringskracht en durf, want waarom zou je die panelen op palen zetten als je ze ook gewoon in het open veld kunt neerleggen? Omdat je anders die meervoudige functionaliteit van recreatie en educatie zou verliezen. Maar daar moeten we dus wel iets voor over hebben.
U spreekt alsof het allemaal al in kannen en kruiken is. ‘Dat is nog lang niet het geval. We zijn zoals gezegd in gesprek met een aantal potentiële partners. Die zijn eigenlijk allemaal even enthousiast. Ook de gemeente Voorst, waar Bussloo onder valt, vindt het een mooi plan. De provincie heeft Voorst namelijk aangewezen als zoekgebied voor de plaatsing van windmolens. De gemeente is daar niet blij mee, omdat die kolossale molens vaak een enorme landschapsverstoring teweegbrengen. Zonnebos is voor de gemeente een welkom alternatief. Ook Gedeputeerde Staten heeft al interesse getoond.
Helaas heeft de vorige regering de subsidiëring van investeringen in duurzame energie afgeschaft. We zullen dus zelf een manier moeten verzinnen om alle onderzoeken te verrichten die nodig zijn om de precieze kosten te kunnen berekenen en een businessplan te maken. Dat wordt nog ingewikkeld genoeg, want het plan is zo vernieuwend dat het niet in bestaande regelgeving valt. Het is dus ook moeilijk in te schatten wat het hele vergunningentraject gaat kosten.
Vooral wat betreft de financiering zijn er nog heel wat hobbels te nemen. In principe heeft Zonnebos natuurlijk een verdiencapaciteit. Het wekt stroom op. En ook het wandelpad kan
Het beste zou zijn als een minister zou zeggen: Zonnebos
54
meter en zullen in totaal een fotovoltaïsche oppervlakte hebben van zo’n 60.000 vierkante meter. De jaaropbrengst van vijf gigawatt zal genoeg zijn om circa 1400 huishoudens een jaar lang van energie te voorzien.
moet er gewoon komen. In 2009 wordt het wereldcongres van zonne-energie in Nederland gehouden. Misschien kan dat een extra stimulans zijn.’ Waarom zou dit plan moeten worden uitgevoerd?
Toch is dit zeker niet de belangrijkste reden om Zonnebos te realiseren. Essentieel is de educatieve functie: bezoekers kunnen spelenderwijs kennis maken met nieuwe energievormen. Letterlijk, want we willen allerlei spellen aanbieden op en rond het kroonpad. Hoe vang je de meeste zon op? Hoeveel energie kan ik zelf opwekken met bepaalde bewegingen? Het werkt op een aangename manier bewustwording in de hand. Bovendien kan Bussloo andere recreatiegebieden tot voorbeeld zijn.
‘Het belang van duurzame energie behoeft gezien het klimaatvraagstuk geen betoog meer. De Europese Unie heeft zich verplicht om in 2020 een vijfde van de totale energieconsumptie binnen de Unie op te wekken met behulp van duurzame energiebronnen, zoals wind, water en zon. Nederland streeft ernaar in 2010 negen procent van het binnenlandse elektriciteitsverbruik op duurzame wijze te produceren. Bovendien bieden twee van de zes pijlers van het huidige regeringsbeleid met innovatie en duurzaamheid, aanknopingspunten voor dit project.
Nederland heeft nog geen opvallende projecten op het gebied van zonne-energie. We hebben hier en daar wel een paneeltje tegen een geluidswal aangeschroefd, maar we missen een echte blikvanger, een icoon. Met Zonnebos kunnen we ons land in één keer op de kaart zetten.’
Wat betreft de hoeveelheid opgewekte energie zal Zonnebos natuurlijk niet meer zijn dan een flinke druppel op de gloeiende plaat. De paneelkruinen zijn elk 125 tot 150 vierkante
55
‘de
n at u u r i s m i j n p r o d u c t ’
w at e r d u n e n breskens, west-zeeuwsch vlaanderen
56
‘ de
Zijn four wheel drive glijdt met een rustige gang over de Zeeuwse dijken. Langzamer dan het onverschillige bestemmingsverkeer, maar sneller dan de wandelaars en fietsers die willen opgaan in de weidsheid van het land. Arno Boomert 54 jaar ziet wel hoe mooi het allemaal is, maar hij heeft geen tijd om daar lang bij stil te staan. Het moet namelijk nog veel mooier worden. ‘Zie je die knotwilgen? Die zijn zeker honderd jaar oud’, zegt hij terwijl hij een bocht neemt. ‘Er zitten hier ook uilen en ooievaars. En kijk, daar gaat een bruine kiekendief.’ Af en toe klinkt hij als een onvervalste natuurliefhebber. ‘Ik? Welnee. Ik ben zo commercieel als dat ik groot ben.’
natuur is mijn produc t ’
wat e r d u n e n b r e s k e n s , w e s t-z e e u w s c h v l a a n d e r e n
In Zeeland werkt men aan een groot plan waarin de aanleg van nieuwe natuur wordt gecombineerd met mogelijkheden voor ‘natuurgerichte recreatie’. Het plan, Waterdunen, betekent een sterke economische impuls voor het gebied, dat snel vergrijst en waar de werkgelegenheid relatief laag is waardoor jongeren vertrekken. Eén van de initiatiefnemers is de ondernemer Arno Boomert. Vroeger was hij campingeigenaar, tegenwoordig is hij naar eigen zeggen ‘een halve planoloog’. Samen met een investeerder, natuurbeheerders, lokale overheden en vier ministeries werkt hij aan de verwezenlijking van zijn droom: een bungalowpark in een splinternieuw natuurgebied, Waterdunen. Het gaat stapje voor stapje. ‘De zee de ruimte geven, dat ligt gevoelig in Zeeland.’
We rijden over de buitengrens van het uitgestrekte gebied waar Boomert grootse plannen mee heeft. Waar nu groene akkers liggen in de polders, zullen straks krabbetjes en zeesterren zich laten meevoeren met de stroom van de gecontroleerde getijden. Waar nu hekjes staan en sloten lopen, zullen zwermen watervogels vliegen en zal het zoute water dagelijks komen en gaan. En tegen de hoge dijken zullen duinen glooien, met wuivend helmgras in plaats van kaal basalt. Waterdunen is een gewaagd project, het totale budget bedraagt ongeveer tweehonderd miljoen euro. Het omvat de aanleg van driehonderd hectare natuur en recreatienatuur in West-Zeeuws-Vlaanderen. Voor alle aanpassingen in de omgeving en de uitbreidingen van reeds bestaande natuur, moet in totaal ongeveer driehonderdvijftig hectare agrarische grond een andere bestemming krijgen. De kern van het gebied, grotendeels gepland in de Oud-Breskenspolder, bestaat straks uit honderd hectare grasland, struweel en zout-brakke meertjes. Deze inrichting moet Waterdunen bij uitstek geschikt maken als rust- en foerageergebied voor bedreigde kustvogels. Het wordt een knooppunt in de trekvogelroutes tussen Scandinavië en Gibraltar. Dat knooppunt bevindt zich in feite al in het gebied, maar de vogels rusten nu nog grotendeels op platen in de Westerschelde, die gaan verdwijnen doordat de vaargeulen verdiept worden. Wa-
58
terdunen zal dat verlies ruimschoots compenseren.
het zo groot dat ik me steeds meer ging realiseren dat ik het niet alleen kon. En dat uiteindelijk niet ik, maar de minister het lint zal doordoorknippen. Ik ben slechts het mannetje dat alles aan elkaar praat.’
Het vogelgebied moet omringd worden door ongeveer tweehonderd hectare natuur met recreatief medegebruik. Waterdunen is in Zeeland het eerste grote plan waarin de aanleg van nieuwe natuur van meet af aan wordt gecombineerd met mogelijkheden voor ‘natuurgerichte recreatie’.
Hoe is het zover gekomen? Hoe werd een campingeigenaar als Arno Boomert de spin in het web van een miljoenenproject dat naadloos aansluit op de geplande herinrichting van zijn regio? En hoe werd hij als recreatie-ondernemer zo gevoelig voor de natuur? Boomert: ‘Vroeger gooide ik mijn volle asbak zo, hop, naar buiten. Dat kan ik me nu niet meer voorstellen. De natuur is de basis van het recreatieve product van de toekomst. Vandaar dat ik zo pro natuur ben.’
Het oorspronkelijke idee is van Arno Boomert, maar het is allang niet meer van hem alleen, en het plan is ook meermaals grondig veranderd en uitgebreid. Naast Molecaten, de particuliere investeerder waar Boomert voor werkt, is de overheid op alle niveaus betrokken bij het project. Vier ministeries (Verkeer & Waterstaat, VROM, Economische Zaken en Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit) werken eraan mee, plús de gemeente Sluis en de Provincie Zeeland. En dan zijn er nog het Waterschap Zeeuws Vlaanderen en natuurbeheerder Het Zeeuwse Landschap. Boomert: ‘Het is een vreemd proces – ik stapte erin als ondernemer, en gaandeweg werd
Hij stopt de auto en wijst naar de welkomstborden aan de rand van de weg. Daarachter ligt een grote camping. Boomert: ‘Dit is Napoleon Hoeve, dit heb ik gesticht. Vier jaar geleden heb ik het bedrijf verkocht. En nu werk ik mee aan de verplaatsing van de camping in het belang van de veiligheid
‘Vroeger gooide ik mijn volle asbak zo, hop, naar buiten. Dat kan ik me nu niet meer voorstellen. De natuur is de basis van het recreatieve product van de toekomst. Vandaar dat ik zo pro natuur ben.’ 59
duincamping 14 Ha recreatiewoningen 40 Ha slikken 60 Ha geul en ondiep water 42 Ha zilt grasland 46 Ha schorren/zilte graslanden 32 Ha
P
P
zoete natuur 70 Ha grens kernnatuur-recreatienatuur
kustversterking duinen Natuur
Recreatie
Ontsluiting
duinen
geul en ondiep water
duincamping
wegen
kustversterking 200 jaar
slikken (N.A.P. -0.3 tot +0.3m)
recreatiewoningen
onthaalparking (nog nader in te passen)
schorren/zilte graslanden (N.A.P. +0.3 tot +0.6m)
zoekgebied hotel + ontvangst natuur- en recreatiegebied
fietspaden
Kustversterking kustversterking
200 jaar
Water
zilte graslanden (N.A.P. +0.6m tot MV)
afvoer polderwater zoet
recreatiepaden
speelfort
zilt grasland/zoekgebied zilte landbouw
bestaand gemaal
dijk
vuurtoren
oversteekplaats/vlot
duiker
zoete natuur en zoekgebied nieuwe landgoederen (graslanden en struweel met sloten en singels)
inlaat gereduceerd gecontroleerd getij
zoekgebied zone landgoed
uitzichtspunt
loofbomen/bos/bestaande erfbeplanting
kijkduin
aan te passen/her in te richten infrastructuur
duinstruweel
uitbreiding camping Schoneveld
opgaand struweel
aanlegplaats fluisterboot
mogelijkheden verdere landschappelijke, recreatieve of ruimtelijke ontwikkelingen
13 december 2006
Gevarieerd Waterdunen
basis
vogelkijkhut
P
parkeergelegenheid
.
was Napoleon Hoeve een Eurotop-camping, top of the bill. De ANWB gaf ons vijf sterren, en de Duitse zusterorganisatie van de ANWB, de ADAC, gaf ons het predicaat Superplatz. Dat heeft ons heel wat Duitse gasten opgeleverd. We behoorden tot de duurste campings van Nederland, maar ook tot de beste. Het kampeergras had geen tijd om bij te komen, zo hoog was de bezetting. We draaiden meer dan honderd nachten per standplaats.
en toekomst van de recreatie in deze omgeving. Die mensen die daar zitten? Die moeten weg. Dit is juist het probleem van Zeeland: in de jaren zeventig werd de provincie vol gereden met aluminium containers. Die dingen heten niet voor niets stacaravans; ze staan er allemaal nog steeds. En iedereen denkt dat hij daar tot zijn tachtigste in zijn woonwagen kan blijven zitten, aan zijn grasje met tuinkabouter. Maar als Zeeland een nieuwe impuls wil, dan moeten we het radicaal over een andere boeg gooien.’
Uiteindelijk zaten we aan het plafond. Mijn dochter heeft recreatie en toerisme gestudeerd. De meeste ondernemers zouden zo’n bloeiend bedrijf met liefde aan haar hebben overgedragen. Maar ik dacht: zonder enorme investeringen en productvernieuwing kan het in deze vorm alleen maar
Ruim twintig jaar geleden begonnen Arno Boomert en zijn vrouw hun camping aan zee. ‘Wij zijn hier met één gulden begonnen. Ik heb altijd gezegd: ik doe dit tot mijn vijftigste. We hebben dag en nacht gewerkt. Toen ik eind veertig was,
60
Boomert wijst vanuit zijn auto naar een camping aan de rand van de dijk. ‘Hier op de hoek zit een recreatiebedrijf. Het wordt gerund door een jongeman met zijn vrouw en twee kinderen. Hij heeft de zaak van zijn vader overgenomen. Misschien kan hij daar nog wel honderd jaar zitten zonder echt failliet te gaan, maar er zit geen enkele ontwikkeling in. Die man verdient elke dag een brood en een stuk kaas. Daar is-ie zielsgelukkig mee. Dat hij op dezelfde plek drie broden en drie stukken kaas kan verdienen, ontgaat hem. Met al die stacaravans runt hij in feite een veredeld volkstuincomplex, terwijl hij zich op een A-locatie bevindt. De veranderingen in de maatschappij en in het toerisme gaan langs hem heen. Terwijl hij erop in zou kunnen spelen, als hij lef en visie had. Langzaamaan moeten jongens zoals hij gaan beseffen dat we een sprong naar de toekomst moeten maken. We moeten onze gasten meer ruimte geven, en meer kwaliteit bieden.
bergafwaarts gaan. Je moet zorgen dat ook je opvolger expansiemogelijkheden heeft.’ Toen heeft Boomert zijn camping verkocht aan Molecaten, een internationaal opererende onderneming die in Nederland elf recreatiebedrijven exploiteert. Boomert: ‘Molecaten is zeer innovatief. Tien jaar geleden heeft het bedrijf samen met het Wereld Natuur Fonds PAN Parks Foundation opgericht. Die stichting wil een netwerk creëren van goed beschermde Europese natuurgebieden. In deze parken zullen toerisme en natuurbescherming hand in hand gaan. Het doel is niet alleen om de Europese natuur te behouden en uit te breiden, maar ook om het beheer ervan efficiënter te maken, en om locale economieën een impuls te geven. De eerste recreatieve accommodatie die de stichting geopend heeft, bevindt zich in het Fulufjället Nationaal Park in Zweden. Deze vernieuwende aanpak sprak me direct aan.’
61
op zoek naar de big five. Ineens besefte ik: die vogelaars, dat is pure business. De natuur is goud waard. In Waterdunen zouden natuurliefhebbers een smaakvolle, duurzame bungalow kunnen kopen, en gezamenlijk zouden de woningbezitters zorg dragen voor de natuur. Aanvankelijk dacht ik aan tien bungalows per drie hectare.’
Anders zullen we samen met onze stacaravans verroesten en vergaan.’ Nadat Molecaten Boomerts camping had gekocht, is hij in opdracht van dit bedrijf de plannen voor Waterdunen verder gaan ontwikkelen. Boomert: ‘In 1998 heb ik de eerste tekeningen gemaakt. Ik dacht aan een bungalowpark dat midden in hoogwaardige natuur zou komen te liggen. Deels is die natuur er al, deels zouden we hem zelf moeten aanleggen. ‘Zeeuws Vlaanderen voor liefhebbers’, zo zag ik het voor me. Ik heb altijd gefascineerd gekeken naar de duizenden vogelliefhebbers die hier ieder jaar naartoe komen, verdeeld over alle vier de seizoenen, om de trekvogels te bewonderen. Toen ik zelf een keer op safari was in Zuid-Afrika, merkte ik hoe je ook als onwetende toerist de koorts van het beesten spotten te pakken kunt krijgen. Na een paar dagen liep ik in een compleet groene outfit en was ik bereid om voor dag en dauw uit mijn bed te komen en in een jeep de savanne te verkennen,
De ongekend ruime opzet werd iets minder ruim. En Molecaten kreeg van de overheid te horen dat de nieuw te bouwen vakantiewoningen voor het overzicht in één beheer dienden te blijven. Boomert: ‘Dat begrepen wij. Met vierhonderd verschillende eigenaars krijg je nooit één visie op het gebied. Ik was destijds lid van de gebiedscommissie, een regionaal orgaan waarin provinciale en lokale overheden samen met natuurbeheerders en marktpartijen ruimtelijke plannen maken voor de regio. Daar had men wel oren naar Waterdunen.’ Molecaten wilde in grote lijn drie dingen realiseren in en om
62
de Oud-Breskenspolder: vierhonderd bungalows, driehonderd duinkampeerplaatsen op een nieuwe camping en driehonderd hectare nieuwe natuur. Maar Molecaten bleek niet de enige partij te zijn die iets wilde met het gebied. De zeedijk waar Napoleon Hoeve tegenaan ligt, bleek zeer onbetrouwbaar te zijn. De dijk staat op de lijst van acht ‘Prioritair Zwakke Schakels’ van Nederland. Deze zwakke schakels dienen hoe dan ook voor 2012 te worden versterkt – zeewaarts of landinwaarts. Zeewaartse dijkversterking is in dit geval niet mogelijk, omdat vlak bij de kustlijn een tientallen meters diepe vaargeul ligt. Dus bedacht Verkeer & Waterstaat een andere oplossing: een brede duinenrij, aan te leggen achter de bestaande dijk. Kunstmatige duinen vormen een fraaie en duurzame oplossing, waarmee de veiligheid voor tweehonderd jaar gewaarborgd zal zijn. Boomert: ‘Die duinenrij beslaat onder meer het huidige terrein van Napoleon Hoeve.’
Zeeuws-Vlaanderen al geruime tijd een gezamenlijke wens: er moest een kwaliteitsslag gemaakt worden in de ruimtelijke structuur van het gebied. Het Zeeuwse Landschap, een natuurbeheerorganisatie, had daarvoor een bijzonder plan. Door op enkele plaatsen ruimte te geven aan het zeewater, wilde de organisatie zilte natuur ontwikkelen – schorren en zilte graslanden, open water en geulen, duinen, slikken. Omdat Het Zeeuwse Landschap zelf het beheer in handen houdt, zou duurzame ontwikkeling en conservering gegarandeerd zijn. Boomert: ‘Over dit plan bestond al overeenstemming toen Waterdunen werd geïntroduceerd. Het paste precies in de opzet.’ De ruimtelijke verbeteringen zouden ook meteen een economische impuls geven aan de regio, en dat zou bepaald geen overbodige luxe zijn. In de provincie Zeeland verloopt de vergrijzing sneller dan in de rest van Nederland. De werkgelegenheid is relatief laag, waardoor veel jongeren hun geboor-
Daarnaast koesterden verschillende publieke partijen in West-
64
tegrond na de middelbare school definitief verlaten. Boomert: ‘Waterdunen betekent een economische impuls van de eerste orde. Volgens de meest voorzichtige schatting levert het project 283.000 extra verblijfstoeristen per jaar op, plus 150.000 extra dagrecreanten. Op structurele basis zal dit tussen de 150 en 350 extra arbeidsplaatsen opleveren. De economische groei in de regio zal stijgen met minstens 18 tot 24 miljoen euro per jaar.’
werd Waterdunen door het ministerie gepromoveerd tot een ‘voorbeeldproject ontwikkelingsplanologie’. Dat bracht de zaak in een stroomversnelling. We hadden het Haagse enthousiasme vooral te danken aan de inzet en de lobby-activiteiten van de toenmalige gedeputeerde Thijs Kramer. Hij wist als voorzitter van de gebiedscommissie en als leider van de Projectgroep Waterdunen de neuzen dezelfde kant op te krijgen.’
Al met al paste Waterdunen precies in de bestaande wensen en ideeën die voor het gebied bestonden. Maar de schaal waarop in dit geval moest (en moet) worden samengewerkt in een gestroomlijnde synthese tussen overheid en particuliere partijen, is in Nederland nog niet erg gebruikelijk. Boomert: ‘Voor een ondernemer is het niet makkelijk om de overheid te vertrouwen. Politieke bestuurders hebben een beperkte termijn, waardoor ze primair gericht zijn op doelen waarmee ze snel kunnen scoren. Voor een project dat pas over een jaar of tien uitgevoerd gaat worden, zullen ze niet snel hun nek uitsteken. Gelukkig is er het ambtenarenapparaat. Ambtenaren blijven namelijk wél. Ik doe al vijfentwintig jaar zaken met dezelfde ambtenaar ruimtelijke ordening van de gemeente Sluis. De wethouders wisselen, dus telkens liggen de prioriteiten en voorkeuren anders. Maar met die ambtenaar kan ik door één deur.’
Boomert is zeer te spreken over de rol van de provincie. Boomert: ‘Provinciale Staten heeft steeds de regie in handen gehad. Dat is ook niet zo gek, als je bedenkt dat de provincie de kosten voor het hele project voorschiet. We krijgen aanzienlijke ambtelijke ondersteuning. Dat geldt voor de uitvoering van verplichte zaken, zoals de Mer (Milieu Effect Rapportage) – dat is een dik boekwerk geworden, over de vogels, het stof bij de bouw, de effecten van zoute inlaat, de hele rimram. Maar ook het Projectbureau Waterdunen wordt gedeeltelijk door de provincie gefinancierd. Daar werken momenteel vier ambtenaren: één van de gemeente Sluis, één van de Dienst Landelijk Gebied (ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit) en twee van de provincie.’ In totaal investeren de overheidspartijen samen 100 miljoen euro, en de particuliere partijen nog eens dezelfde som. Na ruim negen jaar plannen maken en overleggen, is volgens Boomert nog slechts 7,5 miljoen ongedekt. Als dat gat gedicht is, kan het project eindelijk gerealiseerd worden. Niet echt een lekkere snelheid, voor een ondernemer. Boomert: ‘Van een ondernemer kun je zoiets als dit niet verwachten. In
Politiek Den Haag kreeg vrij snel interesse in het project. Boomert: ‘Toenmalig minister Dekker van Vrom is persoonlijk langsgekomen om zich door ons te laten informeren. Prompt
‘Ik doe al vijfentwintig jaar zaken met dezelfde ambtenaar ruimtelijke ordening van de gemeente Sluis. De wethouders wisselen, dus telkens liggen de prioriteiten en voorkeuren anders. Maar met die ambtenaar kan ik door één deur.’ 65
de tijd dat ik mijn camping nog runde, had ik dit onmogelijk ernaast kunnen doen – het vergaderen, het lobbyen, het praten met alle partijen – mijn werk als adviseur kost me twee à drie dagen per week. Als recreatie-ondernemer slokt je eigen toko al je tijd op. Maar ik ben geen campinghouder meer, ik ben tegenwoordig een halve ambtenaar. Elke ondernemer die morgen aan zo’n project wil beginnen, zal moeten samenwerken. Dat betekent ook: het gedeeltelijk inleveren van je eigen identiteit, je hebt niet alles meer in eigen hand. Je zult ook bereid moeten zijn om de winst en de eer te delen met anderen.’
We hebben natuur- en recreatiegebieden getekend op plattegronden, dwars over de akkers van eigenaren die van niets wisten. Op het moment dat ze ervan hoorden, kregen ze de indruk dat het allemaal al besloten was. Dat heeft kwaad bloed gezet, mensen hebben daardoor de hakken in het zand gezet. En de lokale media en politiek zijn erg gevoelig voor tegenstemmen. Iemand die zich ergens tegen verzet, is op de een of andere manier geloofwaardiger dan iemand die een plan presenteert.’ Een groep van 24 verontruste agrariërs richtte eind 2005 een stichting op, om een blok te vormen tegen de in hun ogen intimiderende plannenmakerij (Stichting Verbeterde Gebiedsaanpak Breskens-Groede). Samen vertegenwoordigden de leden driehonderd hectare land. De stichting en haar sympathisanten staakten met onmiddellijke ingang de verkoop van hun grond, en eisten dat er meer rekening werd gehouden met private belangen. Boomert: ‘Achteraf bezien volkomen begrijpelijk dat die mensen zo reageerden. We hebben over de hoofden van anderen geregeerd. Deels is dat overigens onvermijdelijk. Zo konden we niet vanaf het begin aangeven
Zo positief als Boomert is over de rol van Provinciale Staten en de landelijke politiek, zo weinig heeft hij op met het lokale bestuur. Boomert: ‘Heel vreemd: in Den Haag staat dit project er beter voor dan hier ter plaatse. Maar dat hebben we voor het grootste deel aan onszelf te wijten. We hebben één grove fout gemaakt: de boeren en de andere grondeigenaren hebben we in het begin niet betrokken bij de plannen. En de lokale politiek hebben we ook veel te laat bij onze ideeën betrokken. Dat werkt wantrouwen in de hand.
67
hoe groot het gebied zou worden en waar het precies zou komen te liggen, want dat zou grondspeculatie in de hand hebben gewerkt. Dus werkten we met een groot en steeds veranderend zoekgebied, hetgeen veel onnodige onrust heeft veroorzaakt. Maar we hadden véél eerder de transparantie moeten tonen die we nu alsnog betrachten. We hebben de agrariërs die nu nog niet mee willen werken een mooi aanbod gedaan – ze kunnen bijvoorbeeld deelnemen aan de toekomstige BV Waterdunen. Maar voor een onverzettelijke enkeling zal het wellicht te laat zijn. Elke eigenaar die zijn grond niet verlaat, betekent helaas een verkleining van het toekomstige natuurgebied.’
leden kennelijk niet zo relevant. Dat er misschien enkele boeren brodeloos zouden worden – een effect dat we overigens in onze berekeningen hebben opgenomen – dát is het einde van de wereld! Dan zeggen wij: “Kijk dan, we hebben alles doorgerekend.” Zeggen ze: “Ja, ja, cijfertjes. Daar trappen we niet in.” Dat is een ramp hoor. Dat principiële wantrouwen. We hebben de macht van de lokale kongsi’s onderschat. Als ik nu weer zo’n project zou starten, zou ik ze vanaf de eerste vergadering laten meepraten.’ In politieke discussies heeft Boomert de laatste jaren een nieuwe strategie ontwikkeld, ondanks, of misschien juist dankzij de lokale tegenwind. Boomert: ‘Als recreatie-ondernemer had ik altijd het probleem dat ik eigenlijk niemand vertegenwoordigde, behalve dan de recreanten. Maar die stemmen niet hier, die stemmen thuis. Tegenwoordig kies ik partij voor de natuur. De natuur is de grootste politieke macht van Nederland. Ze is verweven in alle raadsfracties en partijen.’
Dat de grondeigenaren zich verzetten, begrijpt Boomert gezien de gang van zaken volledig. Maar dat de sommige lokale politici zich door dit verzet laten leiden, vindt hij op zijn zachtst gezegd minder logisch. Boomert: ‘Er wordt zelfs ingespeeld op sentimenten over het eeuwenlange gevecht tegen de zee. Terwijl wij helemaal geen zeewering gaan slopen, we gaan juist de zwakste dijk versterken. We maken een gecontroleerde in- en uitlaat voor zeewater, inderdaad. Maar dat betekent niet dat we zomaar een gat in de dijk slaan. Op een gegeven moment was de opstelling van de gemeenteraad: Waterdunen moet er komen, maar alleen als alle grondeigenaars er geheel vrijwillig aan meewerken. Daar hadden wij natuurlijk niets aan. Want door die uitspraak was de vrijwilligheid op slag verdwenen, met als gevolg dat wij de hoogste prijs moeten betalen voor de grond. Het feit dat wij 200 miljoen willen investeren in een achtergebleven gebied, waarmee we de ruimte, de werkgelegenheid en de koopkracht een enorme boost geven, dat vinden de raads-
Er schiet een felgekleurd vogeltje voor de auto langs. Arno Boomert stopt even en draait het raam open. Boomert: ‘Dit soort ervaringen worden steeds minder vanzelfsprekend. Mensen zullen steeds meer moeite gaan doen om dit te beleven, een stuk natuur zoals dit. Dit is uniek. Daar kunnen wij als recreatieondernemers van profiteren. Maar ook voor de natuur is dat van levensbelang: wij zullen de natuur moeten vercommercialiseren om haar te kunnen beschermen en te behouden voor de toekomst. Ik ben van de natuur gaan houden omdat ik commercieel ben opgevoed. Zonder natuur geen product, zonder product geen natuur. De natuur is mijn product.’
‘Tegenwoordig kies ik partij voor de natuur. De natuur is de grootste politieke macht van Nederland. Ze is verweven in alle raadsfracties en partijen.’ 68
verantwoording fotografie
illustraties
Cover, pag. 4: Natuurmonumenten: Martin Stevens Pag. 15, 16, 17, 34, 40, 57, 58, 61, 64, 66, 67, 69, 71: Marieke Peters Pag. 7, 8, 9, 11, 13: Dutch Water Dreams Pag. 18, 20: Recreatieoord De Panoven Pag. 23, 24, 25, 29, 31: de Efteling Pag. 33: Aerophoto Pag. 35, 36, 37: Derkjan Glasbergen, De Kikkert Pag. 49, 50, 52: RGV Holding BV Pag. 59, 62, 63: Stichting Zeeuws Landschap
Cover (achterzijde), pag. 3: Marieke Peters Pag. 26, 28: Buizer, I.M., T. Ekamper, R.G.M. Kwak, F. Langers, R.J.W. Olde Loohuis en A.H.F. Stortelder (2005). Het Loonsche Land; Inrichtingsplan. Alterra. Pag. 39, 41, 43, 44, 46: Urban Unlimited Pag. 51, 53, 54, 55: RGV Holding BV Pag. 60: Projectorganisatie Waterdunen
70
‘Alles draait om eerlijke communicatie.’
d e k i k k e rt
‘De zonnepanelen functioneren als een glazen dak boven een stadion.’
zonnebos
‘Buitenlandse olympische raft- en kanoploegen komen hier regelmatig trainen.’
d u t c h wat e r d r e a m s
‘Elke projectontwikkelaar zou hier dolgraag een betonnen torenflat neerzetten.’
d e pa n ov e n
‘De oorsprong van de Efteling ligt in het groen.’
loonsche land
‘Tegenwoordig kies ik partij voor de natuur. De natuur is de grootste politieke macht van Nederland.
‘Speel in op de vraag van ouderen naar
Ze is verweven in alle raadsfracties
de kwaliteit van leven in de buiten-
en partijen.’
gebieden.’
wat e r d u n e n
heerlijkheid heuvelland