NOTULEN van de openbare vergadering van de raad der gemeente Hoogeveen, gehouden op donderdag 27 maart, aanvangende om 19.30 uur. Voorzitter: de heer J. Beijering, waarnemend voorzitter. Aanwezig zijn: de heer J. Ballast, mevrouw R. van de Belt, de heren A. Beijering, J. Beijering, B.H. Boersma, J.W. Braam, J. van Dijken, G.H. Fidom, A.W. Hiemstra, L. Hummel, P.W.M. Kok, K.J. van der Laan, A.J. Lensen en H. Loof, mevrouw W.L.M. Mastwijk-Beekhuijzen, de heren G. Metselaar, J.K. Otten en L. Otten, mevrouw A. Poutsma-Jansen, de heer W. van Regteren, mevrouw M.J. Rijkeboer, de heren C. Slottje, K. Smid, J.H. Steenbergen en H.H. Veldman, mevrouw G. VosBaas en de heer F.J. Wagelaar. Afwezig zijn de heer A.H.Th.G. Bottenheft, mevrouw H. Lunenborg en de heren J. de Vrieze en H. van de Weg. Als gasten van de raad zijn aanwezig mevrouw S. de Haan-Brouwer en de heren J. Stoefzand en W. van der Zwaag, wethouders. Griffier: de heer J.P. Wind.
10. Voorstel om in te stemmen met de door het algemeen bestuur van IZA Nederland aanbevolen wijziging van de IZA Nederland-regeling per 1 april 2003. (nr. 03/21) 11. Voorstel inzake parkeren (nr. 03/25A) houdende wijziging van de Legesverordening in verband met invoering leges aanvragen invalidenparkeerplaats (nr. 03/31) en houdende wijziging Verordening Parkeerbelastingen in verband met tariefdifferentiatie langparkeren. (nr. 03/32) 12. Voorstel om in te stemmen met strategische keuze en aanbevelingen in de notitie Risicobeheer (inclusief de notities Risicobeheer en Twee uitrukposten, de uitrukorganisatie en opkomsttijden) brandweer Hoogeveen. (nr. 03/24) 13. Voorstel inzake delegatie van bevoegdheden. (nr. 03/20A) 14. Voorstel inzake vaststellen Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie. (nr. 03/23)
* Agenda: 1. Opening
15. Voorstel inzake vaststellen Verordening regeling voor periodiek onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het bestuur. (nr. 03/26)
2. Vaststellen agenda. 3. Spreekrecht burger. 4. Vragenronde. 5. Notulen van de openbare vergaderingen van 30 januari en 20 februari 2003.
16. Voorstel inzake vaststellen reglement voor het presidium. (nr. 03/28A) 17. Voorstel inzake vaststellen instructie voor de griffier van de gemeente Hoogeveen. (nr. 03/29)
6. Ingekomen stukken.
18. Voorstel inzake commissievoorzitterschappen. (nr. 03/30)
7. Voorstel inzake afwijzing verzoek om planschadevergoeding van de heer J. Pol.(nr. 03/22)
19. Begrotingswijziging(en) van de algemene dienst 2003.
8. Voorstel inzake nemen bekostigingsbesluit Buitenvaart II. (nr. 03/27)
20. Afscheid mevrouw Mastwijk-Beekhuijzen.
9. Voorstel inzake benoeming bestuursleden Stichting Voortgezet Onderwijs Hoogeveen. (nr. 03/19)
1. Opening.
***
De voorzitter (door de vrouwelijke leden van de raad binnengeleid) opent de vergadering en verzoekt een ieder een ogenblik stilte in acht te nemen.
Vergadering van 27 maart 2003
Dat spreker vanavond fungeert als voorzitter, betekent dat de heer Urlings is verhinderd en wel wegens vakantie. Voorts is bericht van verhindering ontvangen van mevrouw Lunenborg en de heren Bottenheft, Van de Weg en De Vrieze. Ook wethouder Leistra zal vanavond niet aanwezig zijn, dit vanwege het 60-jarig huwelijksfeest van zijn schoonouders. De maand maart is dialectmaand. Degenen die dat willen, kunnen vanavond dus ook in het Drents spreken. (Van deze gelegenheid zal door een aantal leden gebruik worden gemaakt.) De heer Wagelaar maakt erop attent dat hij in deze zaal thans een andere plaats inneemt dan voorheen, dit omdat de fractie van Gemeentebelangen het presidium had verzocht ook wat zitplaatsen betreft te komen tot een scheiding tussen haar en spreker. Vandaar dat hij thans naast de heer Slottje is gezeten. Dit wilde hij even zeggen om de voorzitter zoeken te besparen. De heer Braam: "Volgens mij, voorzitter zal niemand de heer Wagelaar over het hoofd zien, wáár hij ook zit." De voorzitter: "Ik dacht al even: 'Wie zìt daar toch?', maar dat bent ù dus, mijnheer Wagelaar." De heer Wagelaar: "U dacht even dat de heer Slottje veranderd was."" De voorzitter: "Nee, die ondergaat niet zo gauw een metamorfose." 2. Vaststellen agenda. De agenda wordt zonder beraadslaging vastgesteld. 3. Spreekrecht burger. Voor gebruikmaking van het spreekrecht zijn geen aanvragen binnengekomen. 4. Vragenronde. De voorzitter deelt mede dat er vragen zullen worden gesteld door de heren Fidom en Steenbergen, mevrouw Van de Belt, mevrouw Poutsma en de heer A. Beijering. De heer Fidom zal niet spreken namens Leefbaar Hoogeveen, maar als raadslid en wel omdat het een zaak betreft die zijn fractiegenoot aangaat. Spreker heeft zijn vragen met toelichting van te voren verspreid. Die toelichting zal hij nu niet helemaal meer voorlezen. Het gaat om het handha-
45
vingsbeleid met betrekking tot het feit dat zijn fractiegenoot een tijd lang een aantal oude tractoren op diens erf gestald heeft gehad. Dat mocht niet en daardoor is er een wat onverkwikkelijke situatie ontstaan, welke uiteindelijk tot een rechtszaak heeft geleid. Zo moet het eigenlijk niet, maar goed, de afloop van die rechtszaak betekende nog niet dat het conflict was opgelost en dat was voor spreker aanleiding om in dezen in het geweer te komen. Dit heeft hem gebracht tot het stellen van de volgende zeven vragen: 1. Reageert de gemeente in dergelijke kwesties op klachten van burgers, of treedt zij eigenmachtig op? 2. Wat was in dit geval de aanleiding? 3. Vindt het college de opgelegde straf – er is een dwangsom van € 20.000 opgelegd, terwijl er ook is gedreigd met beslaglegging op en executieverkoop van de woning – niet buitensporig hoog in verhouding met de aard van de overtreding? 4. Heeft het college vóór het nemen van juridische stappen alles in het werk gesteld om deze kwestie onderling te schikken? 5. Hoe beoordeelt het college de kwaliteit van het juridische advies dat aan de gemeente is gegeven nu de rechter de rechter in eerste instantie in het ongelijk heeft gesteld terwijl er vooraf hoog was opgegeven over het gelijk van de gemeente? 6. Is er naar het oordeel van b. en w. in dezen wel sprake van een efficiënte besteding van tijd en gemeenschapsgeld, aangezien het intussen om een slepende kwestie gaat en de bewuste situatie al bijna een half jaar niet meer bestaat. 7. Is sprekers veronderstelling juist – daar gaat hij van uit – dat in deze zaak volstrekt zonder aanzien des persoons is gehandeld? Spreker is benieuwd naar de antwoorden op deze vragen. De collega-raadsleden wil hij uitnodigen hierover hun mening te geven. Wethouder Van der Zwaag wil voorafgaande aan de beantwoording van de vragen enkele opmerkingen maken. In de schriftelijke inleiding tot de vragen heeft de heer Fidom gezegd over een anoniem gehouden kwestie te willen praten, maar omdat iedereen al weet over wie het gaat, lijkt het spreker beter om maar gewoon te spreken over 'de kwestie-De Vrieze'. In tegenstelling tot wat de heer Fidom zei, wil spreker vaststellen dat de zaak nog onder de rechter is. Hij hoopt dan ook dat de raad er begrip voor heeft dat hij thans niet in detail op deze kwestie kan ingaan, noch wat de inhoud noch wat de strategie betreft. Ten derde constateert spreker dat de heer Fidom in diens schriftelijke inleiding een uitspraak van de voorzieningenrechter niet correct heeft weergegeven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente niet meteen mocht overgaan tot het innen van de dwangsom en wel omdat zij daarbij geen
Vergadering van 27 maart 2003
bijzonder belang zou hebben. Dat is dus heel wat anders dan de bewering dat de rechter de oplegging van de dwangsom niet gerechtvaardigd heeft gevonden; daarover heeft de rechter ook geen uitspraak gedaan. Voorts houdt de uitspraak niet in dat het beslag is opgeheven. Het antwoord op vraag 1 is dat de gemeente handhaaft op basis van eigen waarnemingen en naar aanleiding van signalen die haar bereiken. Zoals de heer Fidom weet, heeft de gemeente in beginsel een handhavingsplìcht. Dit is al diverse malen door rechters uitgesproken; zo nodig kunnen derden dit zelfs van de gemeente afdwingen. De aanleiding in dit geval – vraag 2 – was de overtreding van een aantal voorschriften van het bestemmingsplan. Het antwoord op de vraag of de opgelegde straf niet buitensporig hoog is, luidt ontkennend. Een dwangsom wordt op een zodanige hoogte bepaald dat er aan de ene kant een redelijke verhouding tot het geschonden belang in acht wordt genomen en dat aan de andere kant het beoogde effect moet kunnen worden bereikt. Het bedrag van de dwangsom mag dus niet onredelijk hoog zijn, maar moet ook wel weer zó veel voorstellen dat de overtreder de bereidheid gaat vertonen de overtreding ongedaan te maken. De hoogte van de dwangsom is overigens door de bestuursrechter getoetst en is geen discussiepunt geweest. Betreffende de vraag of er stappen zijn gezet om tot een schikking te komen, meent het college dat aan de overtreder voldoende gelegenheid is geboden om de overtreding ongedaan te maken. De overtreding van de voorschriften van het bestemmingsplan was overigens ook al in bezwaar en door de rechter beoordeeld. Daaruit mag men concluderen dat een schikking op door de gemeente aanvaardbaar te achten voorwaarden niet meer mogelijk was. Het antwoord op vraag 5 hoe het college de kwaliteit van de juridische adviseurs van de gemeente beoordeelt, kan kort zijn: het college beoordeelt die kwaliteit als hoog. Bovendien gaat een groot deel van de vragen van een verkeerde veronderstelling uit. Aangaande vraag 6 neemt spreker aan dat ook de heer Fidom weet dat bij handhaving vaak heel andere overwegingen een rol spelen dan een efficiënte besteding van tijd en geld, temeer daar handhaving zelfs een kerntaak van de overheid is. Dat de overtreding al bijna een half jaar niet meer bestaat, doet feitelijk niet meer ter zake. Elke overtreder krijgt altijd eerst een redelijke termijn om zònder verbeuring van een dwangsom de overtreding ongedaan te maken. Stel nu dat iemand een overtreding heeft begaan en een dwangsom heeft verbeurd, maar de overtreding daarna alsnog ongedaan maakt: als de gemeente die dwangsom dan maar niet meer zou gaan innen, zou het instrument van oplegging van een dwangsom in feite niet meer toepasbaar zijn.
46
Iedere overtreder zou dan immers zijn gang kunnen blijven gaan tot de deurwaarder voor de deur zou staan. Zou iemand met een beroep op de omstandigheid dat er door het alsnog ongedaan maken van de overtreding geen overtreding meer bestaat onder het moeten betalen van een dwangsom uit kunnen komen, dan zou een heel belangrijk handhavingsinstrument niet meer effectief in te zetten zijn. Het antwoord op vraag 7 is dat de veronderstelling van de heer Fidom dat het college in deze zaak zonder aanzien des persoons heeft gehandeld een zéér correcte veronderstelling is. Tot slot: de raad heeft behandeling van het thema 'handhaving' op zijn langetermijnkalender vermeld. Misschien is er veel voor te zeggen om bij dìe gelegenheid, dus los van deze casus die in feite nog onder de rechter is, een dieper gaande discussie te gaan voeren. De heer Fidom is het grootste deel van het antwoord duidelijk, maar één belangrijke vraag is nog niet beantwoord, namelijk de vraag wat in dit geval voor het college de concrete aanleiding is geweest om op te treden. De wethouder heeft nu alleen gezegd dat de gemeente op grond van eigen waarneming of naar aanleiding van ontvangen signalen optreedt. Wethouder Van der Zwaag acht het totaal irrelevant of de gemeente zelf iets heeft geconstateerd of dat zij er door iemand op attent is gemaakt. Feit is dat er een overtreding heeft plaatsgevonden en dáárop is gereageerd. De heer Fidom wil voorts even reageren op wat de wethouder als diens slotwoord zei. Natuurlijk kan er op een ander tijdstip over het handhavingsbeleid als zodanig worden gediscussieerd, maar thans gaat het om dit concrete geval. Er was sprake van het geplaatst zijn van tractoren op een erf; dat was weliswaar geen mooi gezicht, maar door het escaleren van het daarover ontstane conflict is er een buitensporig hoge dwangsom opgelegd en is er een rechtszaak ontstaan. Spreker heeft niet vernomen dat er alles aan is gedaan om het niet zo ver te laten komen. Dat had hem een veel betere manier van behandeling van zo'n zaak geleken. Wethouder Van der Zwaag schrikt een beetje van de gedachte: 'Het gaat maar om wat tractoren en dat is wel of niet een lelijk gezicht', want het betreft hier het overtreden van de voorschriften van een bestèmmingsplan. Hij neemt aan dat de raad vindt dat het college de plicht heeft om, als er een overtreding is geconstateerd, handhavend op te treden. Er treedt dan de normale procedure in werking en in die procedure heeft elke overtreder tal van mogelijkheden om de overtreding ongedaan te maken. Er zijn dus zeker mogelijkheden geweest om het niet zo ver te laten komen als het nu ìs gekomen, maar
Vergadering van 27 maart 2003
de overtreder heeft van die mogelijkheden geen gebruik gemaakt. Het is voor spreker heel moeilijk om gedetailleerd op dit geval in te gaan, daar het juridische spel nog gespeeld wordt. Het is dan heel vreemd wanneer één van de partijen in het openbaar over haar strategie gaat praten. Hij vindt dan ook dat de heer Fidom dit als lid van de raad niet aan hem, spreker, had moeten vragen. De heer Fidom moet zeggen de verwijzing naar de overtreding van de voorschriften van een bestemmingsplan een 'Roomser dan de paus'-gedrag te vinden, wetend dat er bestemmingsplannen zijn die al over hun houdbaarheidsdatum heen zijn. Het lijkt wel een snoeihard gegeven om te zeggen: 'Daaraan hebben wij ons te houden, wij hebben dat maar te handhaven', maar gezien het feit dat legio bestemmingsplannen eigenlijk al verlopen zijn, kan hij deze redenering niet geheel plaatsen. De heer Steenbergen wil voorafgaande aan het stellen van zijn vragen over roken vaststellen dat er geen sprake is van belangenverstrengeling, aangezien hij niet rookt. De fractie van Gemeentebelangen is niet voor het bevorderen van het roken. Zij realiseert zich namelijk dat roken ernstige gevolgen voor de gezondheid kan hebben. Wel maakt zij zich ernstige zorgen over de gevolgen van het rookverbod dat op grond van een wijziging van de tabakswet voor sporthallen en openbare gebouwen is ingesteld. Er is haar via meerdere kanalen ter ore gekomen dat door het rookverbod in openbare gebouwen de omzet in die gebouwen – vooral buurt- en dorpshuizen en sporthallen – sterk is teruggelopen of soms zelfs is gehalveerd. Eén pachter van een sporthal heeft om die reden zelfs de pacht opgezegd. Naar aanleiding hiervan heeft de fractie enkele vragen aan het college en misschien ook wel de andere partijen. 1. Hebben de bedoelde geluiden ook het college bereikt? 2. Hoe reageert het college daarop? 3. Realiseert het college zich welke gevolgen deze situatie kan hebben? 4. Onderneemt het college in dezen actie ten opzichte van de VDG of de VNG? Als het dat al hééft gedaan, wat is daarvan dan het resultaat? 5. Het rookverbod zal voor de gemeente financiële gevolgen hebben als een sporthal daardoor niet meer te verpachten is of als de pachtprijs sterk moet worden verlaagd. Is het college tot een pachtprijsverlaging bereid? Zal de gemeente in voorkomend geval de exploitatie van zo'n gebouw weer zelf ter hand nemen, met alle financiële gevolgen van dien? 6. De mogelijkheid bestaat om in een gebouw door middel van het treffen van voorzieningen een deel voor rokers en een deel voor niet-rokers te bestemmen. Is het college bereid daarvoor financiën uit te trekken?
47
7. Is de raad bereid om de gevolgen van het rookverbod te betalen en aldus voorzieningen in stand te houden? Daarbij moet men zich realiseren dat het rookverbod per 1 januari 2004 nog sterk wordt uitgebreid tot onder meer alle sportkantines. 8. Met name GroenLinks heeft in deze raad sterk aangedrongen op handhaving van het rookverbod. Die fractie heeft zich ongetwijfeld de gevolgen hiervan gerealiseerd en heeft daarvoor ook een passende oplossing gevonden. Zou zij de rest van de raad daarvan deelgenoot kunnen maken? Spreker wil nogmaals zeggen dat Gemeentebelangen het roken niet wil bevorderen, maar van mening is dat men zich wel moet realiseren dat de handhaving van bepaalde voorzieningen in Hoogeveen hierdoor in gevaar kan komen. De fractie wacht nu met belangstelling de antwoorden van het college en de andere partijen af. De voorzitter geeft eerst het woord aan mevrouw Van de Belt, die over hetzelfde onderwerp vragen heeft te stellen. Mevrouw Van de Belt informeert namens GroenLinks naar de vorderingen in de handhaving van het rookverbod in openbare gebouwen. Zij is benieuwd naar het overleg dat wethouder Stoefzand met de beheerders van de buurt- en dorpshuizen heeft gevoerd. Daarover gaan de volgende vragen: 1. Wat zijn de uitkomsten van het overleg? 2. Welke knelpunten zijn daarbij geconstateerd en hoe worden die aangepakt? 3. Is er aan de buurt- en dorpshuizen een termijn gesteld waarbinnen het rookverbod daadwerkelijk zal moeten worden nageleefd? 4. Is er al duidelijkheid over de vraag wie de controle op en de handhaving van het rookverbod moet uitvoeren? 5. Hoe wordt de raad op de hoogte gehouden? Spreekster wil liever niet elke keer in de vragenronde met dezelfde vragen moeten komen. Wethouder Stoefzand zal proberen de eerste zes vragen van de fractie van Gemeentebelangen te beantwoorden. De in vraag 1 bedoelde geluiden zijn ook door het college vernomen, maar bewijzen van de juistheid daarvan heeft het nog niet gezien. Het antwoord op de tweede vraag is dat de nieuwe tabakswet per 1 januari 2003 van kracht is en dat elk buurt- en dorpshuis en de sporthallen op dat feit is gewezen, in eerste instantie door middel van brieven. De plaatselijke overheid heeft tot taak om rijkswetten uit te voeren en vandaar dat in de sporthallen en de Magneet het rookverbod inmiddels ook al van kracht is. Over omzetdalingen als gevolg van de invoering van het rookverbod kan het college niets zeggen, aangezien het nog geen enkele aanwijzing heeft bereikt dat daarvan sprake zou zijn; er hebben het
Vergadering van 27 maart 2003
college alleen signálen bereikt die daarop zouden duiden. Het antwoord op de derde vraag is dan ook dat het college zich de mógelijke gevolgen van de invoering van het rookverbod realiseert, maar nog niet weet of die zich inderdaad voordoen en daarop ook beslist niet wil vooruitlopen. Op de langere termijn zal men de gevolgen beter kunnen beoordelen, en of dat zal moeten leiden tot ingrijpen, ziet men dàn wel. Op vraag 4 is het antwoord dat spreker toevallig zelf in de commissie sport en recreatie van de VNG zit en zo weet dat het rookverbod in de laatstgehouden vergadering van die commissie een agendapunt is geweest. Er is uitvoerig over gediscussieerd en in den lande wordt er ook heel verschillend over gedacht. Problemen als die welke nu in Hoogeveen worden gesignaleerd, zijn ook elders onderwerp van gesprek. Spreker heeft dit vandaag nog gemerkt in een vergadering waarin veel Drentse bestuurders aanwezig waren. De gebouwen waarover het gaat, hebben vaak besturen en medewerkers die bestaan uit vrijwilligers en het is voor hen een heel groot probleem om hun voorzieningen draaiende te houden. Het college gaat niet op voorhand over tot het verlagen van pachtprijzen. Het wacht eerst af hoe de situatie zich ontwikkelt. Als de sporthallen en de buurt- en dorpshuizen het rookverbod geheel hebben doorgevoerd, zal dat best nadelige financiële gevolgen kunnen blijken te hebben, maar daarop kan het college niet vooruitlopen. Voordat dat het geval blijkt te zijn, gaat het college dus niets ondernemen. De beheerders en bestuurders zijn momenteel heel creatief bezig met het zoeken naar oplossingen. Ook het in gebouwen treffen van voorzieningen voor rokers en niet-rokers is geen zaak voor de gemeente. Dit wordt dus overgelaten aan de beheerders en de besturen van de gebouwen. Als zij menen niets te hoeven ondernemen omdat het probleem zich wel vanzelf zal oplossen, is dat aan hen. Het is best mogelijk dat in de toekomst aan de gemeente zal worden verzocht om in dezen de helpende hand te bieden, maar zulke verzoeken zijn tot op heden niet ontvangen. Mevrouw Van de Belt vroeg naar de uitkomsten van het door spreker toegezegde overleg met de beheerders. Dat overleg heeft nog niet plaatsgevonden. Er wordt momenteel gewerkt aan de organisatie van een bijeenkomst met de beheerders van alle buurt- en dorpshuizen – en, wat spreker betreft, ook van de sportkantines – over de tabakswet. Het is nog heel moeilijk om daarvoor een datum te bepalen, want alle agenda's zitten kennelijk tjokvol, maar dit gáát gebeuren. Spreker heeft nu bijna alle buurt- en dorpshuizen bezocht en daarbij is vrijwel altijd ook de tabakswet ter sprake gekomen. Men weet dus wat die wet inhoudt en ook dat zij per 1 januari jl. van kracht is geworden. Ieder bestuur en iedere beheerder worstelt met het probleem dat dit
48
met zich brengt. Het is voorgekomen dat hij met een bestuur van negen leden aan tafel zat en dat acht van hen bleken te roken. Ook heeft hij beheerders horen zeggen: 'Ik verdien hier mijn brood; als het roken in dit gebouw wordt verboden, leg ik het bijltje er bij neer en zoek ik ander werk.' Anderzijds ziet hij óók dat elk buurthuis en elk dorpshuis bezig is met het ontwikkelen van beleid op dit gebied, en daar is hij heel blij mee. Men denkt er dus zeker wel goed over na. De één doet dat wat voortvarender dan de ander, maar men is bezig te bekijken hoe er aan de eisen van de tabakswet kan worden voldaan. In het ene geval heeft men daartoe ook meer mogelijkheden dan in het andere geval. Soms kan men gemakkelijk ruimtes vrijhouden voor rokers en niet-rokers, maar soms kan men dat ook nìet. Overigens geldt momenteel al heel vaak dat er in bijeenkomsten die in de buurt- en dorpshuizen worden belegd niet meer wordt gerookt. Het antwoord op de vraag of er aan de buurt- en dorpshuizen een termijn is gesteld, is dat de tabakswet per 1 januari 2003 van kracht is geworden. Daarmee valt niet te sjoemelen. Het is aan de beheerders en de besturen om de tabakswet te doen naleven. In de gesprekken met de beheerders en de besturen is duidelijk gemaakt dat de Keuringsdienst van Waren de instantie is die de naleving van de tabakswet controleert. Wordt er een overtreding geconstateerd, dan kan dat een vrij forse boete opleveren. Men geeft eerst een waarschuwing, maar gaat vervolgens met oplopende boetes werken. Dit lijkt spreker de beste manier om de tabakswet te handhaven. De heer Steenbergen wil naar aanleiding van dit antwoord twee spreekwoorden aanhalen, namelijk: regeren is vooruitzien, en: als het kalf verdronken is, dempt men de put. Hij vindt dat het college toch wat moet doen met de signalen die nu te vernemen zijn. Als men die signalen laat voor wat zij zijn, zal het tweede spreekwoord van toepassing worden. De heer Braam: "Wat moet het college dan in vredesnaam doen? Het heeft toch de wèt te handhaven?" De heer Steenbergen: "Het college moet actief meedenken over mogelijkheden om de buurt- en dorpshuizen in staat te stellen aan de wet te gaan voldoen. Vele beheerders en besturen zitten wat dit betreft nu met de handen in het haar." Mevrouw Van de Belt gelooft zeker dat er de eerste tijd dat er in de buurt- en dorpshuizen niet meer zal mogen worden gerookt sprake zal zijn van inkomstenderving, maar zij denkt dat dit een kwestie van wennen zal zijn. Voor mensen die willen roken, moet daarvoor wel een aparte gelegenheid komen. Met de heer Steenbergen is zij het eens dat de
Vergadering van 27 maart 2003
gemeente niet tot de beheerders kan zeggen: 'Redt u zich er maar mee', want velen van hen doen dat werk in een ID-baan of doen het er bij. Spreekster weet zelf hoe moeilijk het is om mensen erop te wijzen dat zij in een bepaalde ruimte niet mogen roken. Een beheerder die dat nalaat, zal echter later wel met een boete kunnen worden geconfronteerd. Zij vindt dan ook dat de beheerders in dezen ondersteuning van de gemeente moeten krijgen. Overigens begint er, zo merkt zij, wel steeds meer goede wil te komen, want in steeds meer ruimtes mag nu inderdaad niet gerookt worden, maar velen begrijpen toch nog niet goed hoe het rookverbod precies moet worden nageleefd. Op haar laatste vraag heeft spreekster nog geen antwoord ontvangen, dus de vraag hoe de raad van de vorderingen in dezen op de hoogte zal worden gehouden. Wethouder Stoefzand weet dat regeren vooruitzien is en er wordt met de ontvangen signalen ook wat gedaan. De buurt- en dorpshuizen enzovoort wordt er steeds op gewezen wat de takakswet inhoudt en dat die moet worden nageleefd. Het college heeft er op dit moment nog geen behoefte aan om zelf iets te gaan ondernemen, aangezien men in staat blijkt te zijn de problemen zelf op te lossen. In de meeste buurt- en dorpshuizen bestaan daarvoor ook mogelijkheden. Van de beheerders van gebouwen waarin het niet kan, verwacht het college reacties te vernemen, zodat het weet waar de knelpunten zitten. De raad komt daarbij dan weer in beeld, want het wegnemen van die knelpunten zal niet met een gesloten portemonnaie kunnen gaan. Mevrouw Van de Belt kan ervan op aan dat de raad op de hoogte zal worden gehouden van de ontwikkelingen. De te beleggen informatieavond zal desgewenst ook door leden van de raad kunnen worden bijgewoond. De heer Fidom moet zeggen iets niet meer te snappen. In het antwoord op zìjn vragen zei wethouder Van der Zwaag: 'Wij hebben geen keuze, wij móeten handhavend optreden', maar nu er een andere handhavingskwestie aan de orde is, zegt een andere wethouder: 'Wij weten het nog niet precies, wij worstelen ermee, de wet is per 1 januari van kracht geworden' – drie maanden geleden! – 'wij denken er nog over na, wij zijn in gesprek.' Hoe is dit nu met elkaar te rijmen? Spreker ziet hierin een grote inconsequentie. Wat is het verschil tussen de ene en de andere kwestie? De voorzitter constateert dat de vragen van de heer Fidom al zijn beantwoord. Die moeten gescheiden blijven van de vragen over het rookverbod. De heer Fidom betoogt dat er in het door hem aan de orde gestelde geval is gezegd dat de gemeente móet handhaven en dat er in de thans aan de orde
49
zijnde geheel andere kwestie een totaal ànder verhaal wordt gehouden. Waar is men dan mee bezig? De heer Slottje: "Er is hier sprake van een misverstand." Mevrouw Rijkeboer: "Wij zijn bezig met de vragenronde, niet met een discussie. Ik verzoek de voorzitter hieraan de hand te houden. Anders ga ik naar huis." De heer Fidom: "Er is óók gevraagd om reacties van andere raadsleden." De heer Wagelaar heeft een aanvullende vraag te stellen. Er bestaat in Drenthe een vereniging van dorpshuizen. Zij geeft een periodiek uit en in één van de laatste edities daarvan stond dat dorpshuizen die eigendom zijn van een stichting of vereniging niet onder de tabakswet zouden vallen en dus niet door de geméénte zouden kunnen worden gedwongen tot het instellen van een rookverbod. Klopt dit? Wanneer dit nu niet kan worden gezegd, zal spreker hierop graag de volgende week een schriftelijk antwoord ontvangen. De heer Slottje vraagt of hij goed heeft begrepen dat in het eerste geval, dus de kwestie van het bestemmingsplan, de geméénte de handhavende instantie is en in het tweede geval de Keuringsdienst van Waren. De voorzitter: "Dat hebt u geheel juist begrepen. Dit mocht ook bekend worden verondersteld." Wethouder Stoefzand onderschrijft dit. De instantie die het rookverbod moet doen naleven, is de Keuringsdienst van Waren. In de VNG-commissie is vastgesteld dat in alle openbaar toegankelijke gebouwen, met name gebouwen van de overheid, aan de tabakswet moet worden voldaan. De Stichting Dorpshuizen kan op dit moment nog wel schrijven wat de heer Wagelaar aanhaalde, maar die situatie zal van korte duur zijn. De heer Wagelaar: "Formeel bestaat die situatie nu dus nog wel?" Wethouder Stoefzand: "Ik zal dit nog laten uitzoeken en met een schriftelijk antwoord komen." De heer Wagelaar: "Ook voor de buurt- en dorpshuizen lijkt mij dit heel belangrijk." De voorzitter: "U wordt hierover dus nog nader geïnformeerd, waarmee ik dit onderwerp wil afsluiten."
Vergadering van 27 maart 2003
Mevrouw Poutsma-Jansen stelt vast dat haar vragen het college en de mederaadsleden al bekend zijn. Zij betreffen de presentatie van het rapport "Een maximale score", een rapport dat is gebaseerd op onderzoek naar de onderwijssituatie van Molukse kinderen in Drenthe. Dat onderzoek is geïnitieerd door onder andere de gemeente Hoogeveen – andere opdrachtgevers waren de provincie en de gemeenten Midden-Drenthe en Assen – en het tvprogramma Drents Diep besteedde er dinsdagavond aandacht aan. Uit het rapport van Veenman over een landelijk onderzoek was het al bekend dat de onderwijssituatie van Molukse kinderen niet rooskleurig te noemen was. Van de betrokken gedeputeerde, die dinsdagavond in het genoemde tv-programma aan het woord kwam, heeft spreekster begrepen dat op dit punt de situatie in Drenthe zelfs alarmérend is. Er is vandaag een conferentie gehouden waarin de resultaten van het onderzoek zijn gepresenteerd en de gedane aanbevelingen met vele betrokkenen zijn besproken. Bij de formulering van de vragen was de fractie het programma voor die conferentie nog niet bekend, maar zij heeft begrepen – de uitnodiging voor de conferentie is inmiddels ontvangen – dat de wethouder het rapport vandaag in ontvangst heeft genomen. Naar aanleiding van het voorgaande heeft de fractie van de Chris tenUnie nu de volgende vragen: - wat de geschiedenis van dit onderzoek? - wat is de eerste reactie van het college op het rapport? - hoe en wanneer wil het college de raad kennis laten nemen van het rapport? - hoe wil het college met de in het rapport gedane aanbevelingen in relatie met het gemeentelijk beleid omgaan? De fractie zal het rapport graag op de agenda voor de raad geplaatst zien. Wethouder mevrouw De Haan-Brouwer bevestigt dat het rapport vandaag is gepresenteerd en door het college ook van een eerste reactie is voorzien. Het rapport is overigens niet door haar, maar door collega Van der Zwaag in ontvangst genomen, daar de heer Stoefzand en zij een al lang geleden afgesproken bijeenkomst over rampenbestrijding hadden bij te wonen. De voorzitter: "U hebt uw dag nuttig doorgebracht, begrijp ik. Voor de raad is het van belang dat te weten!" Wethouder mevrouw De Haan-Brouwer vervolgt dat het onderzoek een vervolg is op het in het afgelopen jaar gepresenteerde rapport van J. Veenman "Integratie met de rem erop", dat was gebaseerd op een làndelijk onderzoek naar de leerprestaties van Molukse leerlingen. Op initiatief van de provincie Drenthe is er in samenwerking met de gemeenten Assen, Midden-Drenthe en Hoogeveen aan dat on-
50
derzoek een Drents vervolg gegeven. Veenman concludeerde dat de derde generatie Molukkers in het onderwijs nauwelijks beter presteerde dan de tweede generatie in dezelfde leeftijdscategorie had gedaan. De eerste reactie die het college vandaag op het rapport heeft gegeven, zal spreekster thans in het kort herhalen. Ten eerste zijn de uitkomsten van dit onderzoek niet verrassend. Dit is enerzijds prettig te noemen, want dat zou betekenen dat men hier een redelijke kijk heeft op de onderwijsprestaties van Molukse leerlingen, maar anderzijds moet men bedenken dat de uitkomsten van dit onderzoek kunnen zijn beïnvloed doordat door scholen aangeleverde gegevens onvolledig zijn geweest, iets wat, gelet op de omvang van het onderzoek – het was heel grootscheeps opgezet –, zeker het geval kan zijn geweest. Verder is er in de gemeente Hoogeveen met een relatief kleine en lastig te achterhalen onderzoeksgroep gewerkt. Deze beide aspecten hebben het college doen vaststellen dat het rapport niet volledig en daardoor niet geheel betrouwbaar is. Wel meent het dat het rapport moet worden gezien als een instrument dat op hoofdlijnen een aantal aandachtspunten in beeld brengt. Op basis van dit rapport kan voorts worden vastgesteld dat de onderwijssituatie van Molukse kinderen in Hoogeveen niet alarmerend behoeft te worden genoemd. De gemeente is dan ook van mening dat de in het kader van het onderwijskansenbeleid en het jeugdbeleid uitgezette koers geen aanpassing behoeft. Dit wil niet zeggen dat er niets moet worden veranderd of verbeterd, integendeel, de gemeente zal de uitkomsten van dit onderzoek betrekken bij haar verdere beleidsontwikkeling. Daarbij denkt het college met name aan het gemeentelijk onderwijsachterstandenplan. In het plan 2002-2006, dat het vorig jaar door de raad is vastgesteld, is uitgesproken dat er wordt gestreefd naar het terugdringen van de onderwijsachterstanden onder doelgroepleerlingen, een categorie waartoe ook de Molukse leerlingen behoren. Concreet betekent dit dat er aandacht wordt besteed aan de voor- en vroegschoolse periode, het taalbeleid voor 0- tot 16-jarigen, de begeleiding van de schoolloopbaan, de bestrijding van voortijdige schoolverlating, het ouderbeleid en de sociale competentie. Alle in het rapport "Een maximale score" genoemde aandachtsterreinen zijn hierin terug te vinden. Scholen bepalen in het schoolontwikkelingsplan binnen de vastgestelde kaders zelf de speerpunten in hun beleid. De in het rapport genoemde aanbevelingen komen voor een groot deel terug in het voorgenomen en reeds in uitvoering zijnde GOA-beleid. Waar er nog specifieke aandacht noodzakelijk is, kan dit worden gegeven in het verband van het onderwijskansenbeleid. Op lokaal niveau is dit te volgen via de Drentse monitor, die de ontwikkelingen van de zogeheten gewichtenleerlingen volgt. Wel is het moeilijk om de
Vergadering van 27 maart 2003
Molukse leerlingen er als specifieke groep uit te halen, maar dat geldt voor àlle doelgroepleerlingen. Men kan zich ook afvragen of het wel wenselijk is, aangezien het om heel kleine aantallen gaat. De monitor zal echter op termijn zodanig worden verfijnd dat knelpunten met betrekking tot de 1.9-leerlingen beter zullen kunnen worden geregistreerd. Daaruit zal dan kunnen voortvloeien dat men beter naar specifieke doelgroepen zal kunnen kijken. De Molukse leerlingen zijn vaak ook moeilijk te volgen doordat zij soms onder de 1.0-leerlingen, soms onder de 1.25-leerlingen en soms onder de 1.9leerlingen zijn aan te treffen, want niet allen zijn Nederlander. Een vraag was hoe het college de raad van het rapport kennis wil laten nemen. In het gemeentelijk onderwijskansenplan 2002-2006 is in hoofdstuk 3 onder 'Actuele ontwikkelingen' vermeld dat in de komende periode aandacht zal worden besteed aan onder meer het rapport van Veenman en daarbij zal ook deze Drentse uitbouw worden betrokken. Voorts zal hierop worden teruggekomen in de jaarlijkse nota betreffende de stand van zaken in de uitvoering van het onderwijskansenplan. Zoals gezegd, zijn vele aanbevelingen in het rapport "Een maximale score" terug te vinden in het GOA-plan. Voor de gemeente Hoogeveen betekent dit dat het bestaande beleid kan worden voortgezet, maar ook dat er aandacht aan de uitkomsten van dit rapport zal moeten worden besteed, dit in samenspraak met de scholen, de peuterspeelzalen en de Stichting Salawaku. Mevrouw Poutsma-Jansen zegt de wethouder dank voor haar zeer uitgebreide antwoord. Door die uitgebreidheid komt zij in de verleiding erop te reageren, maar dat zal zij niet doen, aangezien de vragenronde niet voor discussie is bedoeld. Wel wil zij het presidium verzoeken dit rapport op de agenda voor de commissie samenleving te zetten. Verder citeerde de wethouder in haar antwoord op de voorlaatste vraag uit het onderwijskansenplan, maar het ging er spreekster heel simpel om dat zij graag over het rapport zal kunnen gaan beschìkken. Wethouder mevrouw De Haan-Brouwer zal de vandaag door het college gegeven reactie op het rapport samen met dat rapport in de leeskamer ter inzage leggen.
51
terrassen in de Grote Kerkstraat. Wat daar precies geldt, is voor zijn fractie onduidelijk en, naar hij heeft begrepen, ook voor de horecaondernemers aldaar. De eerste vraag is dan ook of er in het verleden, toen de herstructurering van de Grote Kerkstaat aan de orde kwam, op dit punt toezeggingen aan de horecaondernemers zijn gedaan. Ten tweede werd in de krant gezegd dat er voor het hebben van een terras beperkte mogelijkheden bestaan, maar vanavond bleek dat er vier horecagelegenheden zijn met een ingericht terras. Spreker hoort graag hoe het hiermee zit. Wethouder Stoefzand antwoordt dat het college dit onderwerp in zijn vergadering heeft aangehouden in afwachting van het resultaat van het gesprek dat het op 9 april met de betrokken middenstand zal hebben. Er zijn in het verleden géén afspraken gemaakt over het hebben van terrasjes. Wel is dat gebeurd – maar de middenstand had toen een andere samenstelling dan nu – over het parkeren. Zoals gezegd, zal een en ander op 9 april worden besproken en hoe dat gesprek zal uitpakken, kan spreker nu echt niet zeggen. De heer Wagelaar: "Is dat een afspraak met zowel de horecaondernemers als de winkeliers?" Wethouder Stoefzand: "Ja, de gehele middenstand in de Grote Kerkstraat." De heer Smid is wat opgeschrikt door de vraagstelling van de VVD-fractie. Mag hij daaruit begrijpen dat de VVD er nu toe neigt veel meer aandacht te gaan schenken aan de terrasvorming in de Grote Kerkstraat dan aan de parkeergelegenheid aldaar? Hij herinnert zich heel goed de discussies die indertijd zijn gevoerd over de wenselijkheid zo dicht mogelijk bij de voorzieningen te kunnen parkeren, hetgeen dan ten koste zou gaan van de ruimte voor terrassen. Mag hij nu hopen dat de VVD in dezen op een ander spoor is gaan zitten? De heer A. Beijering antwoordt dat hij het absoluut niet over het parkeren in de Grote Kerkstraat heeft gehad. Het is de heer Smìd die dat woord nu in de mond neemt. De heer Smid: "Maar u weet dat er een relatie bestaat tussen de parkeergelegenheid aldaar en…"
Mevrouw Poutsma-Jansen: "Op zijn minst." De voorzitter constateert dat er een toezegging is gedaan. De vraag of het rapport in de commissie samenleving kan worden geagendeerd, komt vast en zeker nog in het presidium aan de orde. De heer A. Beijering geeft te kennen dat hij vragen heeft te stellen naar aanleiding van een artikel dat deze week in de krant is verschenen over de
De heer A. Beijering: "Nee, daarover heb ik het niet gehad. Het gaat ons alleen om het verkrijgen van duidelijkheid over de vergunningen voor het hebben van terrassen." De heer Smid: "U bent niet bereid om nu wat te zeggen over uw standpunt in dezen?"
Vergadering van 27 maart 2003
De heer A. Beijering: "Dat is op dit moment niet aan de orde."
52
7. Voorstel inzake afwijzing verzoek om planschadevergoeding van de heer J. Pol. (nr. 03/22)
De heer Smid: "Dat is heel jammer!" De voorzitter: "Hebt u nog een aanvullende vraag aan de wethouder, heer Beijering?" De heer A. Beijering: "Nee, ik zal verder afwachten wat het gesprek op 9 april oplevert." De heer Fidom: "Ik begrijp nu dat er formeel geen vergunning voor het hebben van een terras bestaat. Dan lijkt mij maar één ding mogelijk: snoeihard handhaven!" Wethouder Stoefzand: "Voor zover ik weet, zijn er geen vergunningen voor afgegeven." De heer Fidom: "Dan weet u wat u nu te doen staat!" De heer A. Beijering vervolgt met het tweede onderwerp waarover hij vragen heeft te stellen, namelijk het parkeren in Pesse. Er is daar in het verleden toegezegd dat er een parkeergelegenheid voor lossen en laden zou komen, maar die toezegging blijkt nu niet te worden nagekomen. Van het college verneemt de fractie graag hoe dat hierop zal reageren. Wethouder Stoefzand begrijpt dat nu wordt gedoeld op de situatie bij Broekman. Er is maandag tussen een deel van het college en de ambtelijke staf over gesproken en vervolgens is de heer Broekman een voorstel gedaan. Een antwoord daarop is er nog niet, maar hij mag aannemen dat, als de heer Broekman met dat voorstel akkoord gaat, het probleem met het laden en lossen en de parkeergelegenheid uit de wereld is. In dat geval worden de parkeerplaatsen zoals die er nu zijn gehandhaafd. De heer A. Beijering: "Het college reageert adequaat. Bedankt." De vragenronde wordt hierop gesloten. 5. Notulen van de openbare vergaderingen van 30 januari en 20 februari 2003. Nadat in de presentielijsten van deze notulen de voorletter A van de heer Loof is vervangen door een H, worden zij zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel besloten. 8. Voorstel inzake nemen bekostigingsbesluit Buitenvaart II. (nr. 03/27) De heer L. Otten heeft wel eens gezegd dat hij, als er in de raad Drents zou mogen worden gesproken, zelfs het woord zou vragen als er haast niets op de agenda zou staan. Het bewaren van het cultureel erfgoed van Hoogeveen en Drenthe, waartoe zeker ook het Drents behoort, moet men namelijk hoog in het vaandel geschreven houden. In het bekostigingsbesluit Buitenvaart II staat een woord dat in het Drents woordenboek niet voorkomt, namelijk 'exploitatieovereenkomst'. Spreker is het ermee eens dat er goed met anderen wordt samengewerkt om tot uitvoering van het bestemmingsplan Buitenvaart II te komen, want zo kan er sprake zijn van een vlotte voortgang in de ontwikkeling van dit industrieterrein. Wethouder Van der Zwaag krijgt een warm gevoel wanneer hij het Drents hoort gebruiken, maar stelt meteen vast dat nu weer blijkt dat een dialect zich niet zo snel ontwikkelt als een echte taal, want bepaalde woorden zijn niet in goed Drents te vertalen. Als goede Drent moet men dan maar accepteren dat die woorden op z'n Nederlands worden uitgesproken. Hij is het er overigens zeker mee eens dat men het Drents hoog in het vaandel geschreven moet houden. Met wat de heer L. Otten voorts zei, kan spreker alleen maar instemmen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop conform het voorstel besloten. 9. Voorstel inzake benoeming bestuursleden Stichting Voortgezet Onderwijs Hoogeveen. (nr. 03/19) 10. Voorstel om in te stemmen met de door het algemeen bestuur van IZA Nederland aanbevolen wijziging van de IZA Nederlandregeling per 1 april 2003. (nr. 03/21) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform deze beide voorstellen besloten.
6. Ingekomen stukken. Het ingekomen stuk wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming voor kennisgeving aangenomen.
11. Voorstel inzake parkeren (nr. 03/25A) houdende wijziging van de Legesverordening in verband met invoering leges aanvragen invalidenparkeerplaats (nr. 03/31) en houdende wijziging Verordening Parkeerbelastingen
Vergadering van 27 maart 2003
in verband met tariefdifferentiatie langparkeren. (nr. 03/32) De heer A. Beijering merkt op dat zijn fractie niet zo gelukkig was met dit voorstel, want uit de behandeling ervan in de commissie bleek duidelijk dat er nogal wat gaat veranderen. Het wordt zo voor het publiek nogal moeilijk om te bepalen hoe er het beste kan worden gehandeld. Zo wordt het surfen tussen de diverse parkeerplaatsen moeilijk, daar men niet overal hetzelfde tarief moet betalen. Men kan daardoor een bekeuring oplopen en daarmee heeft sprekers fractie nogal wat moeite. Als men dit wil voorkomen, zal men een wirwar van borden bij de parkeerautomaten moeten neerzetten waarop alles wordt uitgelegd. De fractie wil van de wethouder graag horen hoe hij dit ziet. De heer Hiemstra geeft te kennen dat het CDA niet ontevreden is over het huidige parkeerbeleid. Zeker het kunnen surfen over de parkeerpleinen betekent een goede service aan de bezoekers van het koopcentrum van Hoogeveen. Dit voorstel gaat onder meer over het aanpassen van de tarieven op drie pleinen, de zogenoemde tariefdifferentiatie. Het doel hiervan is om de directe parkeerdruk uit het koopcentrum te halen. Door het verlagen van de tarieven op enkele pleinen buiten het centrum kan het aldaar parkeren worden gestimuleerd. Of het aan te brengen verschil in de parkeertarieven er daadwerkelijk voor zal zorgen dat o.a. het Beukemaplein en de Markt-noord beter bezet zullen raken, vraagt sprekers fractie zich echter af. Zijn er wat dit betreft ervaringscijfers uit andere gemeenten bekend? Zijn er ook àndere opties bekeken ter stimulering van het parkeren op deze pleinen? In de commissievergadering heeft de CDA-fractie haar zorg geuit over de onoverzichtelijkheid van het nieuwe parkeerbeleid. Er ontstaan nu goedkope en dure parkeerpleinen, pleinen waarop wel of niet lang mag worden geparkeerd en parkeerzones voor vergunninghouders, om enkele voorbeelden te noemen. Er zal straks, zo bleek uit het antwoord op een vraag die de heer Veldman in de commissie stelde, slechts nog gesurfd mogen worden over parkeerpleinen waarvoor een zelfde parkeertarief geldt en welke zijn aangewezen als pleinen voor lang parkeren, of van dure naar goedkope parkeerpleinen. Hoe zal men het de parkeerder duidelijk maken dat deze weg van een duur naar een goedkoop parkeerplein mag surfen, maar niet andersom? Spreker heeft voorts een vraag over een onderwerp dat tot de bevoegdheid van het college behoort; dit zegt hij er maar meteen bij, want anders hoort hij Gert Vos achter zich zeggen: 'Daar heb je niets over te vinden.' Uit het in de commissie omgeving behandelde oorspronkelijke voorstel bleek dat het Van Echtenplein niet langer een plein voor lang parkeren zal zijn; men zal daar dus niet meer naar toe kunnen surfen. De reden daarvan is dat veel
53
medewerkers van omliggende bedrijven met een parkeervergunning voor het gehele jaar op dat plein parkeren, waardoor dit plein al vaak vol was. Door er een plein voor kort parkeren van te maken, kunnen die medewerkers er dus niet langer parkeren. Spreker heeft inmiddels echter begrepen dat men met ingang van 2003 ook niet meer met een vergùnning op het Van Echtenplein mag parkeren. Naar de mening van zijn fractie is hierdoor de aanleiding om van het Van Echtenplein een plein voor kort parkeren te maken komen te vervallen. Graag verneemt hij hierop een reactie van de wethouder. Het moge duidelijk zijn dat de fractie graag ziet dat het Van Echtenplein weer tot een plein voor lang parkeren zal worden gemaakt, maar dan natuurlijk niet voor vergunninghouders, want anders zal weer dezelfde situatie ontstaan als voorheen. Over het heffen van leges voor het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart kan spreker kort zijn: mede gelet op het feit dat mensen die zo'n kaart bezitten vrij mogen parkeren, kan zijn fractie met dit voorstel instemmen. De heer Van der Laan memoreert dat in de vergadering van de commissie omgeving een ander conceptraadsvoorstel ter tafel lag dan het thans aan de orde zijnde voorstel. Op voorstel van de VVD en de ChristenUnie is het conceptraadsvoorstel aangepast en wel op een goede manier. Met de wijziging in de parkeertarieven kan sprekers fractie instemmen. Dit heeft naar haar idee een plezierige bijkomstigheid, namelijk dat er minder over de parkeerpleinen zal worden gesurfd. Het CDA is uitgebreid ingegaan op de vraag hoe er nu op de diverse parkeerpleinen te werk dient te worden gegaan, maar spreker meent dat de raad dit thans helemaal niet wil weten; dat is althans de opvatting van zìjn fractie. Wethouder Stoefzand neemt aan dat de uitspraak van de heer A. Beijering dat de VVD met dit voorstel niet zo gelukkig is, te maken heeft met het feit dat er met verschillende tarieven zal worden gewerkt. Er zal voor slechts drie parkeerpleinen een afwijkend tarief gelden en wel om te bewerkstelligen dat langparkeerders zo ver mogelijk vanaf het centrum zullen gaan parkeren. De voorlichting hierover zal heel duidelijk moeten zijn, zowel op de zuilen op de pleinen als via de kranten, waaronder de dorpsbladen, terwijl er ook in Het Torentje aandacht aan zal worden besteed. Het verheugt spreker dat de heer Hiemstra heeft gezegd dat diens fractie dit parkeerbeleid kan ondersteunen. Die fractie is indertijd zelf met het voorstel gekomen om het surfen over de parkeerpleinen mogelijk te maken en hij heeft ook begrepen dat velen van die mogelijkheid gebruik maken. Gevraagd werd of bekend is dat er in andere gemeenten al ervaring is opgedaan met een parkeer-
Vergadering van 27 maart 2003
beleid als hier nu zal worden ingevoerd. Spreker beschikt niet over desbetreffende gegevens, maar weet wel dat men in Assen, Meppel en Emmen een bevestigend antwoord heeft gekregen op de vraag of langparkeerders naar verder van het centrum gelegen parkeergelegenheden zullen gaan als het parkeren in het centrum wat duurder wordt gemaakt en het daarbij vooral om kort parkeren zal gaan. Het surfen is inderdaad alleen mogelijk van parkeerpleinen met een hoger tarief naar parkeerpleinen met een lager tarief. Anders zou immers iedereen eerst op een parkeerplein met een laag tarief gaan parkeren om vervolgens naar een parkeerterrein met een hoger tarief te gaan. Het is juist andersom bedoeld. Het Van Echtenplein is een plein waarop alleen kort parkeren mogelijk is. Er stonden namelijk altijd veel auto's van werknemers van omliggende winkels en bedrijven geparkeerd. Er nu weer lang parkeren mogelijk gaan maken, lijkt het college geen goede zaak, want de behoefte aan mogelijkheden tot kort parkeren neemt alleen maar toe. Bovendien is er op donderdag op dat plein markt. De opbrengst van de tot nu toe verkochte kaartjes en van het gebruik van de chipknip – de opbrengst van de parkeervergunningen valt hier nog buiten – is in de eerste twee maanden van dit jaar 30 % hoger dan in de eerste twee maanden van het vorig jaar. De heer A. Beijering zegt de wethouder dank voor diens antwoord. Zijn fractie blijft moeilijkheden voorzien wat het van buiten de gemeente komend winkelend publiek betreft, want voor die mensen zal het echt moeilijk zijn om het parkeersysteem in Hoogeveen te begrijpen. Het college krijgt in dezen echter het voordeel van de twijfel. Een vraag naar aanleiding van de hogere opbrengst van 30 % is nog of het juist is dat de gemeente na de verhoging van de parkeertarieven met 50 % nog 20 % te kort komt. De heer Hiemstra onderschrijft de opmerking over de noodzaak van het scheppen van duidelijkheid over de parkeertarieven voor bezoekers die van buiten Hoogeveen komen. Het is mooi dat op de parkeerzuilen zal worden uiteengezet hoe het systeem werkt, maar iemand die een kaartje koopt en in de veronderstelling verkeert daarmee op alle pleinen in Hoogeveen te mogen parkeren, zal niet telkens op een parkeerzuil nakijken of hij daar wel of niet mag parkeren. Spreker wil dan ook graag nog wat horen over de voorlichting over het nieuwe parkeersysteem aan mensen van buiten Hoogeveen. De wethouder wil geen lang parkeren meer op het Van Echtenplein. Met een dagkaart zou men er maximaal een dag mogen staan, terwijl het al niet meer mogelijk is daar te parkeren met een vergunning. Van meerdere dagen na elkaar parkeren kan dus geen sprake zijn. Voor het houden van de
54
weekmarkt is er dan ook geen probleem, want op die dag is het plein gewoon voor parkeerders afgesloten. De heer Van der Laan: "Als u indertijd niet over het surfen over de parkeerpleinen was begonnen, hadden wij nu een probleem minder gehad." De heer Hiemstra: "Het is een luxeprobleem." Wethouder Stoefzand wil eerst de heer Van der Laan nog bedanken voor wat deze in diens eerste termijn heeft gezegd over de aanpassing van het conceptvoorstel. De heer A. Beijering wordt bedankt voor diens instemming met dit voorstel. Wat de hogere opbrengst van 30 % betreft, herinnert spreker eraan te hebben gezegd dat het daarbij alleen gaat om de opbrengst van verkochte tickets en het chipknipgebruik. De opbrengst van de verkoop van parkeervergunningen zit daar dus niet in. Of daarmee de 50 % zal worden bereikt, weet hij nu niet. De parkeertarieven zijn wel per 1 januari met 50 % verhoogd, maar het vergunningparkeren zal nog voor 1 juni moeten worden rondgebreid. De heer Braam brengt in herinnering dat het vorig jaar met de opbrengst van de parkeertarieven niet het begrote bedrag was gehaald. Er is nu dus nog geen enkele indicatie dat men thans het verhóógde begrote bedrag zal gaan halen. De verhoogde opbrengst van 30 % kan dus betekenen dat men daarmee alleen nog maar uitkomt op het voor het vorig jaar begrote bedrag. Wethouder Stoefzand kan nu alleen maar zeggen dat de opbrengst van de verkochte tickets en het chipknipgebruik over de eerste twee maanden van dit jaar in vergelijking met de eerste twee maanden van het vorig jaar met 30 % is gestegen. De heer Braam: "Wij moeten aan het eind van het jaar wel het nu begrote bedrag halen, dus niet slechts 20 % meer dan het verleden jaar behaalde bedrag." Wethouder Stoefzand: "Nee, dat is duidelijk." Inzake het Van Echtenplein herhaalt spreker dat het college dat plein graag voor het kort parkeren beschikbaar wil houden. Wel zou dat plein eventueel bij de mogelijkheid tot surfen kunnen worden betrokken, maar hij heeft niet vernomen dat de raad dit zou wensen. De heer Hiemstra: "Lang parkeren is mogelijk op een plein waarop geen beperkte parkeertijd geldt. Naar een plein voor kort parkeren màg je niet surfen. Het Van Echtenplein vormt nu een uitzondering op alle pleinen en dat verhoogt de duidelijkheid niet."
Vergadering van 27 maart 2003
Wethouder Stoefzand: "Het is inderdaad een uitzondering, maar ik hoop dat wij een ieder duidelijk kunnen maken hoe het parkeersysteem in Hoogeveen in elkaar zit, aan de inwoners via de bladen en aan de bezoekers van buiten op de parkeerzuilen." Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop conform het voorstel besloten. De voorzitter schorst de vergadering.
Schorsing van 20.51 tot 20.55 uur.
De voorzitter heropent de vergadering en stelt aan de orde: 12. Voorstel om in te stemmen met strategische keuze en aanbevelingen in de notitie Risicobeheer (inclusief de notities Risicobeheer en Twee uitrukposten, de uitrukorganisatie en opkomsttijden) brandweer Hoogeveen. (nr. 03/24) De heer Metselaar merkt op dat de CDA-fractie over deze notitie zeer tevreden is. Er staat daarin goed weergegeven welke kant men uit moet. Zorgelijk blijft het dat een deel van de gemeente in voorkomend geval niet op tijd door de brandweer kan worden bereikt. De notitie laat echter zien dat men een aantal zaken wil aanpakken om de opkomsttijden te verkorten. Een opvallend aspect is dat de brandweer en de hulpverleningsdiensten hinder ondervinden van de aanwezigheid van verkeersdrempels op doorgaande routes. Te constateren is dat over het nemen van maatregelen die ten doel hebben de snelheid van het verkeer terug te dringen, geen overleg met de brandweer en de hulpverleningsdiensten wordt gevoerd, en dat is reden tot zorg. Wanneer er in de toekomst snelheidbeperkende maatregelen op doorgaande routes moeten worden genomen, zal het CDA erop toezien dat dat overleg wèl plaatsvindt. In deze notitie is verder te lezen dat er over gemeentelijke plannen en gemeentelijk beleid weinig tot geen overleg met de brandweer en de hulpverleningsdiensten wordt gevoerd. In de commissie konden de portefeuillehouder en het hoofd van de brandweer hierop meteen worden aangesproken. Men stak toen even de handen in de lucht en zei: 'Ik kan niet àlles regelen', maar dat is voor sprekers fractie niet aanvaardbaar. Het moet maar voor elkaar komen, want veiligheid is een belangrijk thema en dat geldt ook voor de afstemming van plannen en beleid. De fractie verzoekt de portefeuillehouder dan ook dit goed te gaan regelen. Verder bestaat er bij de fractie waardering voor deze notitie. Er moeten nu eenmaal keuzes worden gemaakt en zij vindt dat er góede keuzes zijn ge-
55
maakt. Zij wenst de brandweer en het college hiermee veel succes. De heer A. Beijering noemt dit voorstel een duidelijk voorstel. De fractie is het ook eens met de conclusies die in de notitie zijn vermeld. Ook is zij zeer blij dat nu ook het CDA de juistheid inziet van wat de VVD al jaren heeft geroepen, namelijk dat er zo weinig mogelijk drempels op doorgaande wegen moeten worden aangelegd. Het licht breekt nu dus door; een paar jaar geleden was het met betrekking tot dit onderwerp nog geheel donker. Verder zou het college nog eens kritisch samen met de brandweer moeten nagaan waar de knelpunten zich bevinden; misschien kan men daaraan dan nog wat doen. De heer Lensen brengt naar voren dat zijn fractie zich goed in dit voorstel kan vinden. Overigens heeft Gemeentebelangen al veel eerder dan het CDA en de VVD geroepen dat er over het aanbrengen van verkeersdrempels en dergelijke overleg moet worden gepleegd met de brandweer. Dit is nu weer in Elim aan de orde en de fractie verzoekt dan ook om daarover eerst met de brandweer te gaan praten. Wethouder Van der Zwaag is het met de heer Metselaar eens dat het zorgelijk is dat bepaalde delen van de gemeente niet binnen de normtijden kunnen worden bereikt. Er is in de notitie wel een heel pakket aan maatregelen voorgesteld, met name aan het begin van de veiligheidsketen, met als doel de schade minimaal te doen zijn, maar dit blijft een punt van zorg. Alle drie sprekers hebben gewezen op de spanning die altijd optreedt tussen enerzijds het belang van de verkeersveiligheid en anderzijds de snelheid waarmee brandweer en hulpverleningsdiensten zich over de weg moeten kunnen voortbewegen, waarbij de aanwezigheid van verkeersdrempels en andere zaken als hinderlijk wordt ervaren. Degenen die hiermee te maken hebben, dus de mensen van verkeer, de brandweer en de hulpverleningsdiensten, hebben hierover regelmatig contact, met als doel de beide belangen goed op elkaar af te stemmen, maar die spanning zal er altijd blijven. Wanneer alle partijen ervan overtuigd zijn dat afstemmingsoverleg noodzakelijk is, kan men niet de handen in de lucht steken en zeggen: 'Ik kan niet àlles regelen.' Er moet dan vanuit de bestuurlijke verantwoordelijkheid worden vastgesteld dat het wèl moet plaatsvinden. De verkeersdrempels vormen in deze raad altijd een zeer boeiend onderwerp. Wanneer het noodzakelijk is om over bepaalde verkeersdrempels overleg te voeren vanwege de nadelige invloed die zij op de brandveiligheid hebben of kunnen hebben, zal collega Stoefzand van openbare werken, tevens deskundige op drempelgebied, dat overleg met de
Vergadering van 27 maart 2003
portefeuillehouder brandweerzaken zeker entameren. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop conform het voorstel besloten. 13. Voorstel inzake delegatie van bevoegdheden. (nr. 03/20A) De heer Lensen merkt op dat de fractie van Ge meentebelangen met dit voorstel akkoord gaat, maar het wel op prijs zal stellen een overzicht te krijgen van alle items ten aanzien waarvan er bevoegdheden aan het college zijn gedelegeerd. Het aantal gedelegeerde bevoegdheden is namelijk zo groot dat de fractie ze graag eens op een rij gezet wil zien. Kan dit worden toegezegd? Mevrouw Van de Belt heeft een vraag naar aanleiding van de in dit stuk genoemde mogelijkheid voor de raad tot controle-vooraf en de actieve informatieplicht van het college. Het is gemakkelijk om bevoegdheden aan het college te delegeren, maar hoe gaat het college de raad actief over de uitoefening van die bevoegdheden informeren? Spreekster is daar heel benieuwd naar. Wethouder Van der Zwaag kan de heer Lensen toezeggen dat zal worden geprobeerd een overzicht van gedelegeerde bevoegdheden op te stellen. Het actief informeren van de raad over de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden lijkt spreker een onderwerp van overleg voor het presidium en het college. Op dit moment durft hij niet te zeggen op welke wijze dat kan gebeuren; in de commissie kan hierop nog worden teruggekomen. Mevrouw Van de Belt: "Wij gaan daarover dus een afspraak maken." Wethouder Van der Zwaag: "Als u daaraan behoefte hebt, is dat geen enkel probleem, zo lijkt mij, maar ik verwijs hiervoor naar de volgende commissievergadering." Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop conform het voorstel besloten. 14. Voorstel inzake vaststellen Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie. (nr. 03/23) De voorzitter geeft eerst het woord aan de voorzitter van de inmiddels opgeheven werkgroep bestuurlijke vernieuwing. De heer Metselaar komt met een bericht 'van gene zijde'. Dit voorstel is de laatste witte rook die uit de schoorsteen van de werkgroep is gekomen. Het betreft een vast te stellen verordening en een paar
56
suggesties inzake de personele bezetting van de rekenkamercommissie. De verordening regelt onder meer dat de uit de raad te vormen rekenkamercommissie zich kan doen voorzien van de benodigde deskundigheid. In de werkgroep is vrij uitgebreid gesproken over de samenstelling van de rekenkamercommissie, maar eigenlijk is dit vanavond nog niet aan de orde; dat is een kwestie van de tweede fase. Omdat alle fracties bij de voorbereiding van dit voorstel betrokken zijn geweest, meent spreker het hierbij te kunnen laten. De heer Braam memoreert dat in de laatstgehouden commissievergadering uitvoerig is stilgestaan bij de samenstelling van de in te stellen rekenkamercommissie. Zijn fractie heeft ingebracht dat de raad bij de verkiezing van vier leden vooral naar competenties zou moeten kijken. Zij vindt het dan ook jammer dat dit voorstel vooral weer uitgaat van een partijpolitiek bepaalde structuur. In het kader van de bestuurlijke vernieuwing noemt spreker dit een gemiste kans, maar hij begrijpt dat de meerderheid van de raad hier achter staat. Hij wilde dit graag even genotuleerd hebben, want hij kan zich voorstellen dat het wel leuk zal zijn om hierop over enige tijd, als de inzichten in dezen zijn gewijzigd, terug te kunnen komen. De voorzitter: "Dit wordt vast en zeker genotuleerd." De heer Steenbergen stelt vast dat er nog een dis cussiepunt in deze verordening zit en wel betreffende de vraag "in hoeverre ook individuele raadsleden of andere burgers een onderzoek aan de rekenkamercommissie zouden kunnen vragen." Zijn vraag is of de raad wel een verordening kan vaststellen waarin nog een discussiepunt zit. Verder is spreker benieuwd wie in de rekenkamercommissie zitting zullen nemen en wanneer zij gaat functioneren. De heer Smid wil naar aanleiding van de vraag van de opmerking van de heer Braam even het standpunt van de PvdA duidelijk maken. Zijn fractie heeft de opvatting van de ChristenUnie dat er naar competenties moet worden gekeken ondersteund, dit met het oog op de specifieke bekwaamheden die van leden van de rekenkamercommissie worden gevraagd. Tegelijkertijd heeft zij evenwel gezegd zich te kunnen vinden in het argument dat de lidmaatschappen over de college- en de niet-collegepartijen moeten worden verdeeld, gelet op de onpartijdigheid die van de rekenkamercommissie wordt verlangd. Zouden alleen collegepartijen in de rekenkamercommissie vertegenwoordigd zijn, dan zou dat het gezag van die commissie kunnen aantasten. Vandaar deze kanttekening, een kantteke-
Vergadering van 27 maart 2003
57
ning die spreker eveneens graag genotuleerd wil zien.
16. Voorstel inzake vaststellen reglement voor het presidium. (nr. 03/28A)
De heer Metselaar is van mening dat de raad deze verordening kan vaststellen zonder dat er al is bepaald in hoeverre ook individuele raadsleden of andere burgers een onderzoek aan de rekenkamercommissie kunnen vragen. De verordening zegt namelijk dat de rekenkamercommissie zelf de onderzoeksonderwerpen bepaalt. Er moet nog een reglement van orde voor de rekenkamercommissie komen en daarin zal dit punt kunnen worden geregeld.
De heer Ballast is blij dat er na de vele gesprekken die de fractievoorzitters over dit onderwerp hebben gevoerd nu een goed reglement van orde op tafel ligt. De CDA-fractie is er bijzonder mee ingenomen dat de bevoegdheden van het presidium nu duidelijk zijn geregeld. Het presidium kan hierdoor in principe slagvaardiger werken; dat deed het nu ook al, maar het ligt nu ook vast. De fractie wil het presidium hiermee veel succes toewensen.
De heer A. Beijering laat naar aanleiding van de opmerking van de heer Braam over competenties weten dat de VVD van mening is dat die competenties in alle partijen aanwezig is. Wat dat betreft, zal men daarover dus zeker geen moeilijkheden krijgen. De heer Wagelaar sluit zich aan bij de woorden van de heer Smid. Uit de opmerking van de heer Braam over competenties proeft hij dat deze vindt – zonder dit uit te spreken – dat iemand zeer goed moet kunnen rekenen dan wel een bouwkhoudkundige achtergrond moet hebben om in de rekenkamercommissie zitting te kunnen nemen. Spreker is van oordeel dat voor het werk van de rekenkamercommissie ook andere competenties heel belangrijk kunnen zijn. De heer Braam verduidelijkt dat voor zijn fractie iemands competentie belangrijker zijn dan de vraag tot welke partij hij of zij behoort. Er bestaat op het brede maatschappelijke veld veel deskundigheid in deze raad en het zou niet slim zijn om daarvan geen gebruik te maken. Als het bijvoorbeeld over vervoer gaat, acht hij de heer Wagelaar veel competenter dan hijzelf. De heer Wagelaar: "Wij zijn het volledig met elkaar eens, zo blijkt nu." De heer Metselaar: "Ik denk dat de heer Braam zich niet kan voorstellen dat de rekenkamercommissie alleen uit CDA-leden zou gaan bestaan." De heer Braam: "Dat durf ik niet te zeggen!" Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop conform het voorstel besloten. 15. Voorstel inzake vaststellen Verordening regeling voor periodiek onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het bestuur. (nr. 03/26) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel besloten.
De heer Slottje geeft te kennen over dit voorstel zeer verheugd te zijn. Eerder had hij nogal moeite met de vaststelling van het reglement van orde voor deze raad, omdat daarin een presidium ten tonele werd gevoerd zonder dat de taken, bevoegdheden en werkwijze daarvan waren omschreven. Met het nu aan de orde zijnde voorstel komt er voor hem een einde aan een jaar lang bestuurlijk zweet in de handen. Hij is dus blij met dit reglement van orde voor het presidium en ook met de inhoud ervan. Wel is er nog een opmerking te maken over de aanbiedingsbrief, ook al wordt die niet vastgesteld. Daarin staat dat het fractievoorzittersoverleg bijeenkomt als één van de leden of de burgemeester daar om vraagt – het is nu geheel duidelijk geworden met welke zaken men bij dat fractievoorzittersoverleg niet meer behoeft aan te komen –, maar de wèthouders worden daar niet genoemd. De universiteit van Tilburg heeft een evaluatie van de invoering van de dualisering uitgevoerd en daaruit is duidelijk geworden dat wethouders daarmee het minst gelukkig zijn, aangezien zij wat in de lucht zijn komen te hangen. Spreker meent dat men daarmee rekening moet houden, want ook de wethouders maken deel uit van het bestuur. D66 is vanuit democratisch oogpunt van oordeel dat ook wethouders om een bijeenkomst van het fractievoorzittersoverleg moeten kunnen vragen. Zij moeten een eventueel probleem niet alleen via de benoemde burgemeester kunnen aandragen. Als er eenmaal een gekozen burgemeester zal zijn, iemand die met een mandaat een eigen ploeg heeft samengesteld, zal het natuurlijk anders worden, maar dat zal nog wel een aantal jaren duren. De heer Steenbergen verklaart dat ook de fractie van Gemeentebelangen erg blij is dat er nu eindelijk een reglement van orde voor het presidium is. Hiermee worden heel wat misverstanden welke zich in het afgelopen jaar hebben voorgedaan uit de wereld geholpen. De voorzitter kan zich in reactie op wat de heer Slottje heeft gezegd niet voorstellen dat de wethouders ooit in de lucht zouden kunnen komen te hangen. Dat moet natuurlijk niet gebeuren en dat kan de raad ook zelf voorkomen. Zodra de wethouders
Vergadering van 27 maart 2003
gaan zweven, zet de raad hen wel weer met beide benen op de grond, zo neemt hij aan.
58
17. Voorstel inzake vaststellen instructie voor de griffier van de gemeente Hoogeveen. (nr. 03/29)
plaatsvervanger gefungeerd, al was het niet vaak nodig om als zodanig op te treden; zij hebben steeds een goed overleg met elkaar gehad. Voor het plaatsvervangend voorzitterschap van de commissie samenleving zal de heer A. Beijering worden gekandideerd en ook die kandidatuur wil spreker van harte steunen. Ten slotte wil spreker laten weten dat hij zijn ervaring graag ter beschikking wil stellen voor het plaatsvervangend voorzitterschap van de commis sie omgeving. Hij stelt zich dus voor die functie kandidaat. Omdat vervanging bijna nooit nodig is, zou men in dit geval niet te zwaar moeten tillen aan de afspraak dat een fractievoorzitter geen commis sievoorzitter kan zijn.
De heer Ballast merkt op dat het zijn fractie zeer verheugt dat nu de instructie voor de griffier kan worden vastgesteld. Hiermee wordt voldaan aan een wettelijke eis. Het is een duidelijk stuk geworden. De fractie wenst de griffier veel sterkte en wijsheid toe.
De heer Smid vraagt wat de heer Wagelaar dan doet in het geval de voorzitter van de commissie een keer langdurig afwezig moet zijn, bijvoorbeeld wegens ziekte. Zo'n situatie kàn zich natuurlijk voordoen. Wat doet dan de plaatsvervangend voorzitter/tevens fractievoorzitter?
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop conform het voorstel besloten.
De heer Wagelaar: "Dat is iets waarmee u allen bij de keuze van plaatsvervangers rekening moet houden."
De heer Slottje: "Ik bedoelde dat ook de wethouders, als zij dat nodig vinden, om een fractievoorzittersoverleg moeten kunnen verzoeken." De voorzitter: "Uw opmerking is duidelijk." Zonder hoofdelijke stemming wordt hierop conform het voorstel besloten.
18. Voorstel pen.
inzake
commissievoorzitterschap(nr. 03/30)
De heer Ballast herinnert eraan dat de fracties na de verkiezingen de werkafspraak hebben gemaakt dat de fractievoorzitters geen commissievoorzitterschappen zouden gaan bekleden. De CDA-fractie wil hieraan vasthouden. Nu de heer Wagelaar geen deel meer uitmaakt van de fractie van Ge meentebelangen, maar als fractie Wagelaar verder gaat en dus voorzitter van die fractie is, spreekt het dus voor zich dat deze geen voorzitter meer van de commissie omgeving kan zijn. Vandaar dat de fractie voor het verkiezen van een nieuwe voorzitter van die commissie is. De heer Braam sluit zich hierbij aan. Door de afsplitsing van de heer Wagelaar van de fractie van Gemeentebelangen, moet er nu, gelet op de afspraak dat fractievoorzitters geen commissievoorzitter kunnen zijn, een nieuwe voorzitter van de commissie omgeving worden gekozen. De fractie van de ChristenUnie stelt daarvoor de heer Van der Laan kandidaat. De heer Wagelaar is het duidelijk dat hij, gelet op de bedoelde afspraak, na zijn afsplitsing van de fractie van Gemeentebelangen niet langer voorzitter kan zijn van de commissie omgeving, hoezeer dit hem ook spijt. Hij stelt zich daarom niet meer kandidaat, maar stelt vast met ingang van heden als commissievoorzitter te zijn afgetreden. De kandidatuur van de heer Van der Laan steunt hij van harte. Deze heeft in het afgelopen jaar reeds als zijn
De heer Slottje denkt dat er geen onderscheid moet worden gemaakt tussen voorzitters en plaatsvervangend voorzitters en wel precies om de reden die de heer Smid noemt. Bovendien is men als eenmansfractie/volksvertegenwoordiger gehouden over elk onderwerp een oordeel te geven en ook dat verhoudt zich niet met het voorzitterschap of plaatsvervangend voorzitterschap van een commissie. De heer Van Regteren kandideert namens zijn fractie voor het plaatsvervangend voorzitterschap van de commissie samenleving, dat door de fractievoorzitter werd bekleed, de heer A. Beijering. De heer Fidom is enigszins verrast door de uitspraak van de heer Wagelaar dat deze het voorzitterschap van de commissie omgeving opgeeft, omdat hij eerder had begrepen dat de heer Wagelaar dat graag, in afwijking van de werkafspraak, zou behouden. De fractie van Leefbaar Hoogeveen had hem daarin best willen steunen, want de werkafspraak is een richtlijn en dus kan men van geval tot geval bepalen of men daarvan wel of niet zal afwijken. Nu de heer Wagelaar echter kennelijk van diens aanvankelijke standpunt is teruggekomen, is er een nieuwe situatie ontstaan. De heer Wagelaar: "Ik had er geen aanvankelijk standpunt over ingenomen en zeker ook niet in een formele vergadering bekend gemaakt." De heer Fidom: "Volgens mij wel, maar dat doet er ook niet toe; de situatie is nu anders."
Vergadering van 27 maart 2003
De heer Hummel: "Ook volgens mij wel; dat was in de vorige raadsvergadering." De heer Braam: "Het verslag daarvan hebt u voor u liggen." De heer Wagelaar: "Ik heb het verslag gelezen." De heer Steenbergen deelt mede dat zijn fractie de kandidatuur van de heer Van der Laan ondersteunt. Voor het plaatsvervangend voorzitterschap van de commissie omgeving stelt de fractie de heer Lensen kandidaat. De heer Smid voert aan dat de fractie van de PvdA er om inhóudelijke redenen bezwaar tegen heeft dat een fractievoorzitter voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van een commissie is. De kandidatuur van de heer Van der Laan voor het voorzitterschap van de commissie omgeving zal zij van harte ondersteunen. De voorzitter constateert dat, nu de heer Wagelaar diens kandidatuur voor het voorzitterschap van de commissie omgeving heeft ingetrokken, alleen de heer Van der Laan als kandidaat overblijft, zodat deze thans bij acclamatie kan worden benoemd. Aldus wordt besloten. De heer Braam lijkt het goed dat de benoemde en nog te benoemen personen zich even aan de raad presenteren en aangeven hoe zij voorzitter of plaatsvervangend voorzitter willen zijn. De heer Van der Laan acht het voorzitterschap van de commissie omgeving een geweldige uitdaging. Hij meent zich in deze raad niet meer te hoeven introduceren. Hij is nu negen jaar lid van de raad, waarvan acht jaar tevens voorzitter van de fractie die thans de fractie van de ChristenUnie heet. Omdat de fractie vroeger anders heette, kan hij dus zeggen ook ervaring in een andere fractie te hebben opgedaan. Het voorzitterschap van de commissie omgeving spreekt spreker bijzonder aan, omdat die commissie zich bezighoudt met de fysieke voorwaarden voor een goed functionerende samenleving, en daarbij voelt hij zich sterk betrokken. In het duale bestel wordt van de raad verwacht dat deze zich zelfstandig naast het college opstelt en hij zal ook in de commissie omgeving proberen dit te bevorderen. Voorts zal hij, als dat nodig en relevant is, de inwoners van de gemeente Hoogeveen uiteraard zo veel mogelijk bij de beleidsvorming betrekken. In de commissie zelf zal spreker proberen de dis cussie tussen de fracties te stimuleren en te optimaliseren, maar wel zo dat de vergaderingen niet langer zullen duren dan voor de besluitvorming
59
strikt noodzakelijk is. De commissie heeft hierin overigens het laatste woord. Spreker dankt de raad voor het in hem gestelde vertrouwen en hoopt dat het genoegen in de toekomst een genoegen aan beide kanten zal mogen zijn. De voorzitter dankt de heer Van der Laan voor diens presentatie en feliciteert deze met diens benoeming. (Applaus.) Omdat voor de benoeming van een plaatsvervangend voorzitter van de commissie samenleving geen andere kandidaten zijn gesteld dan de heer A. Beijering, kan ook deze bij acclamatie worden benoemd. De heer Slottje: "Het zou aardig zijn als ook de heer A. Beijering even de gelegenheid zou krijgen om te zeggen wat hij met de functie wil en wel vóórdat hij wordt benoemd, opdat wij ons een oordeel kunnen vormen." De heer A. Beijering vindt dat de voorzitter van de commissie een ieder de gelegenheid moet geven zijn of haar standpunt duidelijk te maken en moet proberen daaraan op een goede manier leiding te geven. Zijn er insprekers, dan moeten dezen op een goede manier worden geïntroduceerd. Heel belangrijk acht hij het voorts om de tijd goed in de gaten te houden; het moet toch mogelijk zijn een standpunt in vijf minuten naar voren te brengen. De heer J.K. Otten: "Ik mag dit als voorzitter van de commissie samenleving graag horen. Het lijkt mij goed dat u meteen het diepe ingaat: voor de vergadering op 8 april zal ik mij afmelden!" De heer A. Beijering: "Kijk eens aan; ik moet overigens nog wel worden benoemd." Verder vindt spreker het heel belangrijk dat de voorzitter bij de afsluiting van de behandeling van ieder agendapunt probeert – probeert, want dat valt soms niet mee – kort en krachtig samen te vatten waartoe de discussie heeft geleid. De heer A. Beijering wordt hierop bij acclamatie benoemd. (Applaus.) De voorzitter feliciteert de heer A. Beijering met diens benoeming en wenst hem daarbij succes. Voor het plaatsvervangend voorzitterschap van de commissie omgeving zijn er twee kandidaten en ook zij krijgen thans de gelegenheid voor een korte presentatie. Daarna zal er een schriftelijke stemming moeten volgen. De heer Lensen heeft nog niet zo veel ervaring als lid van de raad. Hij is een man van weinig stof. Wordt hij gekozen, dan zal hij echt als een technisch voorzitter willen fungeren en ook proberen de
Vergadering van 27 maart 2003
60
vergaderingen zo kort mogelijk te doen zijn, want daarvan is hij een groot voorstander.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel besloten.
De heer Wagelaar constateert dat hij in het afgelopen jaar een bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van het voorzitterschap van de commissie omgeving en dat ook die commissie zelf dat heeft gedaan. De wijze waarop hij vergaderingen leidt, is de raad inmiddels dus wel bekend. Hij gaat er vanuit dat het plaatsvervangend voorzitterschap slechts een enkele keer aan de orde zal komen – dat is de praktijk – en meent daarom best kandidaat voor deze functie te kunnen zijn.
De voorzitter brengt onder de aandacht dat hij vanavond beschikt over twee hamers, de één daterend uit 1940, toen dit raadhuis werd geopend, en één die gisteren is ontvangen van het Wereld Natuur Fonds en van duurzaam hout is vervaardigd, dus uit goed hout is gesneden. Deze hamer is gis teren uitgereikt aan de burgemeesters van alle gemeenten in Nederland; wegens afwezigheid van de burgemeester heeft hier spreker deze hamer in ontvangst genomen en wel van een vertegenwoordigster van het WSF, die door enkele schoolkinderen werd vergezeld. De echte voorzitter van de raad zal wel bepalen welke hamer hij in de toekomst zal hanteren.
De heer Ballast wil beklemtonen dat de CDAfractie het standpunt blijft innemen dat het voorzitterschap en het plaatsvervangend voorzitterschap van commissies niet door een fractievoorzitter kunnen worden bekleed. De heer Wagelaar: "Dit hebt u mij ook vóór deze vergadering medegedeeld, maar dat heeft in mijn standpunt geen wijziging gebracht." De voorzitter verzoekt de heer Van Regteren, mevrouw Poutsma-Jansen en de heer Boersma tezamen met de griffier het stembureau te vormen. Om het stembureau in de gelegenheid te stellen zijn werkzaamheden te verrichten, schorst hij de vergadering.
Schorsing van 21.39 tot 21.44 uur.
De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan de voorzitter van het stembureau. De heer Van Regteren deelt mede dat er 27 stembiljetten zijn ingeleverd. Uitgebracht zijn 23 stemmen op de heer A.J. Lensen en 3 stemmen op de heer F.J. Wagelaar, terwijl 1 stem als van onwaarde moet worden beschouwd. De heer Lensen is derhalve benoemd tot plaatsvervangend voorzitter van de commissie omgeving. De voorzitter feliciteert de heer Lensen met diens benoeming. (Applaus.) De heer Lensen dankt de vergadering voor het in hem gestelde vertrouwen. Hij hoopt op een prettige samenwerking met de heer Van der Laan. De voorzitter dankt het stembureau voor de verrichte werkzaamheden en ontbindt het. 19. Begrotingswijziging(en) van de algemene dienst 2003.
De heer A. Beijering: "Wij zijn benieuwd met welke hamer u straks de vergadering besluit." De voorzitter: "Daaraan heb ik nog niet gedacht; ik ben zelf óók benieuwd." 20. Afscheid mevrouw Mastwijk-Beekhuijzen. De voorzitter spreekt als volgt: "Mevrouw Mastwijk, u had vast en zeker niet verwacht dat dit uw laatste raadsvergadering zou zijn. U, leden van de raad en van het college, zult dat evenmin hebben verwacht, ik althans niet. Een maand geleden dacht u dat u nog een aantal jaren actief zou zijn in de raad van Hoogeveen, maar door het resultaat van de statenverkiezingen komt er nu een einde aan, want u bent met een geweldig aantal voorkeursstemmen tot lid van provinciale staten gekozen. U staat met uw aantal voorkeursstemmen op de derde plaats in uw partij en dat is niet niks. Daarmee feliciteer ik u, maar verrassend was het, zowel voor u als voor ons. U bent inmiddels al statenlid en hebt dus heel even beide prachtige volksvertegenwoordigende functies mogen uitoefenen. De vorige week donderdag bent u geïnstalleerd als lid van de staten en tot 1 april bent u ook nog lid van de raad van Hoogeveen. Dit is heel bijzonder; in een persoonlijk gesprek hebt u ook zelf gezegd dit heel bijzonder te vinden. Ik weet ook – maar u krijgt straks de gelegenheid om er zelf wat over te zeggen – dat u het afscheid van de raad, waarvan u vijf jaar deel uitmaakt, een spannend en ook moeilijk moment vindt. U bent op 2 januari 1998 door de toenmalige burgemeester Faber geïnstalleerd en bent vier jaar actief geweest in de commissies volkshuisvesting en welzijn. In de laatste commissie hebt u zich met tal van onderwerpen beziggehouden, maar in het bijzonder met de Wvg, en dat typeerde dat u de band met de mensen in de samenleving heel belangrijk vond. Mis schien is dàt ook wel de oorzaak van het bereikte verkiezingsresultaat, maar in elk geval zijn de di-
Vergadering van 27 maart 2003
recte contacten met de bevolking kenmerkend voor u geweest. U hebt zich ingespannen voor alles wat met de Wvg te maken heeft, maar ook voor het welzijnswerk en het minderhedenbeleid, eerst in de commissie welzijn en later in de commissie samenleving. Verder lag het huisvestingsbeleid u na aan het hart; ook op dat terrein hebt u zich een echte volksvertegenwoordiger betoond. Mevrouw Mastwijk – of Hilma, zoals ik nu wel mag zeggen –, je kunt worden getypeerd als een selfmade politica. Je zei altijd: 'Ik heb twee banen: manager gezinszaken en politica.' Na partijscholing en bestuurlijke activiteiten – je bent jaren actief geweest in het bestuur van het CDA, namelijk als penningmeester en als administrateur van de leden – en scholing als lid van het Katholiek Vrouwengilde en van het CDA Vrouwenberaad heb je op een gegeven moment een plek op de lijst gekregen, met als gevolg dat je op 2 januari 1998 met het politieke ambtswerk in deze raad bent begonnen. Dit eindigt op 1 april. Ik zou er best nog heel wat meer over kunnen zeggen, maar ik weet van jou dat je niet van heel lange toespraken houdt. Jij gaat nu een nieuwe uitdaging aan door politiek actief te worden in een ander gremium. Je mag nu het algemeen belang van de mooie provincie Drenthe dienen. Je woont echter in Hoogeveen en bent hier vele jaren bestuurlijk en politiek actief geweest. Wij hopen dan ook dat je in je afwegingen ten bate van het algemeen belang ambassadeur zult blijven van deze goede gemeente in zuid-Drenthe. Ik wil je bedanken voor alles wat je in de raad voor de burgers van Hoogeveen hebt gedaan en wens je veel succes in je nieuwe ambt. Namens de raad van Hoogeveen wil ik die dank met het aanbieden van een tegeltje onderstrepen. Het ga je goed!" (Applaus.) Mevrouw Mastwijk-Beekhuijzen spreekt als volgt: "Mijnheer de voorzitter, ik wil u hartelijk bedanken voor de warme woorden die u zojuist hebt gesproken. Afscheid nemen is altijd moeilijk, zo ook nu. Toch nog onverwacht en met gemengde gevoelens sta ik hier, maar met zó'n verkiezingsuitslag kan ik moeilijk anders, want heel veel mensen hebben mij hun vertrouwen gegeven. Ik voel mij allereerst volksvertegenwoordiger en dus ga ik nu naar de staten. Ik kijk terug op ruim vijf jaar werken in en met deze raad, vijf jaren met ups en downs, maar over het algemeen heel prettig. Wij hebben met ons allen geprobeerd ons best te doen voor de gemeente Hoogeveen en haar burgers. Als volksvertegenwoordigers moeten wij dit jaar anders werken dan in de afgelopen vier jaar. Het dualisme heeft zijn intrede gedaan en wij zijn nu aan het zoeken naar de beste wijze van invulling daarvan. Ik heb het gevoel dat wij allen er nog een beetje mee worstelen. Eén ding is voor mij echter al wel duidelijk: wij moeten méér met mensen praten en méér de
61
straat op. Ik weet nu dat dit absoluut werkt. Vóór de verkiezingen heb ik alleen en met mijn fractie een aantal dagen op de markt gestaan en daar had ik waardevolle ontmoetingen. Misschien waren die dagen wel de aanzet tot de verkiezingsuitslag zoals die is gaan luiden, want één ding is zeker: vandaag de dag heeft de politiek een gezicht. Mensen stemmen niet meer alleen op een partij, maar ook op iemand die zij kennen uit de buurt of de vereniging of als plaatsgenoot. Moeilijke momenten in de afgelopen jaren waren de periodes van bezuinigingen, vooral de bezuinigingen op de uitgaven voor de Wvg in 1998. De gesprekken die ik toen heb gevoerd om mensen uit te leggen wat er ging gebeuren en waarom, waren zeer waardevol. Dat geldt ook voor de gesprekken die ik heb gevoerd over de coffeeshopproblematiek. Ik vind nog steeds dat de raad de discussie hierover moet heropenen – ik kan dit nu zeggen –, dit niet omdat het CDA voor coffeeshops zou zijn, integendeel, maar omdat de verschijnselen die uit het gebruik van drugs voortvloeien mij zorgen baren. In het verlengde hiervan ben ik ook steeds bezig geweest met het jeugdbeleid. Er is in Hoogeveen nogal wat jeugd die zich verveelt, maar wat rondhangt en zo bij anderen een gevoel van onveiligheid oproept; zie de krant van afgelopen maandag. Er zijn zelfs winkels die om die reden op vrijdagavond sluiten. Mensen voelen zich onveilig en gaan daarom op koopavonden niet meer winkelen, en vervolgens doen winkeliers hun deuren dicht. Ik roep u er daarom toe op om met de SWW aan tafel te gaan zitten om te praten over de wenselijkheid het maatschappelijk werk en het jongerenwerk anders in te vullen en te verdelen. Preventief jongerenwerk is, zo denk ik, één van de aspecten van een beter jeugdbeleid. Voorts roep ik de ondernemers op – ik hoop dat zij nu via Radio Hoogeveen naar ons luisteren – om in Hoogeveen voor meer uitgaansgelegenheden voor jongeren te zorgen. De Mauritshof wordt node gemist. Met alleen te constateren dat er een gevoel van onveiligheid bestaat en met het om die reden sluiten van de winkels lopen wij achter de feiten aan. Wij moeten proberen ze vóór te zijn. Ik had het in het begin over ups en downs. De ups waren dat ik in deze jaren heel veel heb geleerd, zoals Johan al zei. Wat de downs betreft even een geintje: het is mij niet gelukt om in Martin te komen, want het uitstapje in mei gaat voor mij helaas niet meer door. Wel heb ik overigens inmiddels een geldig reisdocument. Als wij met de státen eens op reis gaan, zal het dus niet meer gebeuren dat het niet hebben van een paspoort mij zal verhinderen daaraan deel te nemen. Voorzitter, dit zijn mijn laatste woorden in deze raad. Aan allen, ook aan de ambtenaren, zeg ik dank voor de fijne samenwerking. Heel veel dank zeg ik ook voor alle persoonlijke felicitaties, bloe-
Vergadering van 27 maart 2003
62
men en reacties die ik heb gekregen. Ik hoop dat ik iedereen hier in de toekomst nog vaak zal zien. Ik wens jullie alle goeds toe." (Applaus.) De voorzitter: "Hilma, bedankt voor je afscheidswoorden. Ik dank de gehele raad voor zijn inbreng en sluit deze vergadering met de hamer met het duurzaamheidskeurmerk." (22.00 uur.)
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Hoogeveen op 24 april 2003. De griffier,
De voorzitter,
J.P. Wind.
W.P.M. Urlings.
alg. verslagbureau drexhage c.s.