SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: “Kom, we gaan!”) door sprekers met afasie. Ten tweede wordt onderzocht wat het effect is van het voorkomen van directrede constructies op waargenomen levendigheid en begrijpelijkheid. Ten slotte wordt het verschil in effect tussen directe- en indirecterede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei dat ze wilde gaan) op discoursebegrip bij luisteraars met en zonder afasie in kaart gebracht. De belangrijkste uitkomst van dit onderzoek is dat de directe rede een positief effect heeft op zowel taalproductie als –begrip bij Nederlandse mensen met afasie. In Hoofdstuk 1 worden mogelijke oorzaken van afasie besproken, gevolgd door een beschrijving van hoe afasie taalproductie en –begrip beïnvloedt. Vervolgens wordt uitgelegd hoe sprekers met afasie dit soort talige problemen kunnen compenseren. Daarna worden de belangrijkste bevindingen uit de literatuur over directe- en indirecterede-constructies besproken en, meer specifiek, het gebruik van de directe rede door individuen met afasie. Hoewel er al veel onderzoek is gedaan naar het gebruik en het effect de directe rede in ‘gezonde’ interactie, blijkt uit het literatuuroverzicht dat er weinig bekend is over de rol van de directe rede in de interactie van mensen met afasie. Bovendien heeft voorgaand onderzoek een aantal methodologische beperkingen, zoals een nadruk op Engelstalige interactie, kleine 181
deelnemersaantallen, het ontbreken van een controlegroep en een focus op geschreven in plaats van gesproken taal. Om deze redenen concluderen we dat er, ondanks het grote aantal onderzoeken naar directe-rede-constructies in ‘gezonde’ interactie, aanleiding is voor vervolgonderzoek. Het hoofdstuk eindigt met de formulering van onderzoeksvragen die worden beantwoord in dit proefschrift. In Hoofdstuk 2 wordt het gebruik van directe-rede-constructies in spontane taal van sprekers met en zonder afasie onderzocht. De vraag die centraal staat in dit hoofdstuk, is hoe vaak directe-redeconstructies worden gebruikt en in welke vormen deze voorkomen. Om deze vragen te beantwoorden, worden de relatieve frequenties van directe-rede-constructies uitgerekend en vergeleken binnen en tussen groepen en elicitatietaken. De directe-rede-constructies zijn ingedeeld in de volgende datagestuurde categorieën: spraakcitaten, gedachtencitaten, citaten zonder rapporterend werkwoord en vraagantwoordsequenties. Uit de resultaten blijkt dat beide groepen proefpersonen verschillende vormen van directe-rede-constructies gebruiken, maar dat de proefpersonen met afasie de directe rede vaker gebruiken dan de sprekers zonder afasie. Bovendien bestaat er tussen de groepen sprekers met afasie een verschil in verdeling van directerede-constructies over de verschillende categorieën: Afhankelijk van het type afasie hebben deze sprekers verschillende voorkeuren voor specifieke directe-rede-constructies. Het frequente gebruik van de directe rede door individuen met afasie wordt dan ook toegeschreven aan een adaptatiestrategie om problemen met woordvinding en grammatica te vermijden. In Hoofdstuk 3 wordt het effect van de directe rede in spontane taal van sprekers met en zonder afasie op waargenomen levendigheid en begrijpelijkheid van taal onderzocht. Uit voorgaande studies is gebleken dat de directe rede dikwijls samengaat met onder andere veranderingen
182
Samenvatting
in prosodie, stemkwaliteit en toonhoogte. Omdat vaak wordt beweerd dat dergelijke aanpassingen van intonatie de mate van waargenomen levendigheid van spraak beïnvloedt, wordt verondersteld dat de directe rede een positief effect heeft op waargenomen levendigheid. Verder wordt op basis van voorgaand onderzoek verwacht dat de directe rede een positief effect heeft op begrijpelijkheid, omdat dikwijls wordt beweerd dat levendigheid bijdraagt aan de focus van de luisteraar en de begrijpelijkheid van de inhoud van een boodschap. Uit het onderzoek blijkt dat, zoals verwacht, communicatie als levendiger wordt beschouwd als deze directe-rede-constructies bevat dan wanneer deze geen directe-rede-constructies bevat. Er bestaat echter geen effect op waargenomen begrijpelijkheid. Naar aanleiding van deze bevindingen suggereren we dat het relatief veelvuldige gebruik van de directe rede door mensen met afasie een strategie reflecteert om niet alleen de levendigheid, maar ook de aandacht en betrokkenheid van de luisteraar te vergroten. In Hoofdstuk 4 wordt onderzocht of het gebruik van de directe rede, vergeleken met de indirecte rede, van invloed is op het begrip van Nederlandstalige discourse bij luisteraars met en zonder afasie. Om te onderzoeken wat de effecten zijn van de directe versus de indirecte rede op taalbegrip, hebben we de Direct Speech Comprehension (DISCO) test ontwikkeld. Zoals voorspeld, worden verhalen met de directe rede beter begrepen dan verhalen met de indirecte rede. Hiervoor worden twee mogelijke verklaringen voorgesteld: 1) het positieve effect van de directe rede wordt veroorzaakt door de extra “lagen” in communicatie (veranderingen in toonhoogte, volume, spreeksnelheid, gezichtsuitdrukkingen, pauzes, etc.) die samengaan met de directe rede maar niet de indirecte rede; 2) in het Nederlands is de directe rede makkelijker te begrijpen dan de indirecte rede, omdat de grammaticale structuur van directe-rede-constructies minder complex is dan die van indirecte-rede-constructies. Directe-rede-constructies zijn namelijk
183
niet grammaticaal ingebed en hebben een canonieke woordvolgorde, terwijl indirecte-rede-constructies ingebedde zinnen zijn met een (verplichte) complementeerder (‘dat’) en een niet-canonieke woordvolgorde. In Hoofdstuk 5 wordt een onderzoek gepresenteerd waarin wordt nagegaan welke van de twee verklaringen voor de Nederlandse resultaten correct is. Hiertoe wordt het experiment uitgevoerd met Engelstalige deelnemers met en zonder afasie. Net als in het Nederlands zijn indirecte-rede-constructies in het Engels ingebed. Echter, in tegenstelling tot in het Nederlands, hebben indirecte-redeconstructies in het Engels dezelfde (canonieke) woordvolgorde als directe-rede-constructies, en is de complementeerder optioneel (en doorgaans afwezig). Met de Engelstalige versie van de DISCO-test hebben de effecten van taal (Nederlands versus Engels), groep (afasie versus controle) en conditie (directe versus indirecte rede) onderzocht. Alle drie de variabelen blijken de DISCO-scores te beïnvloeden: de Nederlandse deelnemers presteren beter dan de Engelstalige deelnemers, de gezonde controlegroep heeft hogere scores dan de groep deelnemers met afasie, en de directe-rede-conditie is makkelijker dan de indirecte-rede-conditie. Echter, dit laatstgenoemde effect geldt niet voor Engelstalige luisteraars met afasie: voor deze groep bestaat er geen effect voor conditie. Vanwege het hoofdeffect van conditie in beide talen en de verschillende effecten voor de Nederlandse en Engelstalige deelnemers met afasie, stellen we dat zowel de extra ‘lagen’ in communicatie (zoals veranderingen in intonatie, gezichtsuitdrukkingen en het gebruik van pauzes) als de grammaticale kenmerken van directe- en indirecte rede constructies een rol spelen bij discourse-begrip, maar dat er een extra factor moet zijn die een rol speelt. We suggereren dat de ambigue oppervlaktestructuur van Engelse directe- en indirecte-rede-constructies de afwijkende prestatie van Engelstalige afasiepatiënten kan verklaren.
184
Samenvatting
In Hoofdstuk 6 worden de bevindingen van de onderzoeken uit dit proefschrift onderling en aan voorgaande literatuur gerelateerd. Mensen met afasie produceren meer directe-rede-constructies dan mensen zonder afasie, en we suggereren dat deze relatieve toename een strategie reflecteert waarmee woordvindingsproblemen kunnen worden gemaskeerd en grammaticaal complexe constructies worden vermeden. Daarnaast stellen we dat dit het eerste onderzoek is dat bewijs levert voor de stelling dat directe-rede-constructies positief bijdragen aan de levendigheid van interactie. Verder wordt in dit onderzoek besproken hoe directe-rede-constructies positief bijdragen aan discourse-begrip bij luisteraars met afasie. Ten slotte bespreken we de klinische implicaties van het onderzoek: omdat de directe rede een constructie is die frequent wordt gebruikt door ‘gezonde’ sprekers, kan deze voor sprekers met afasie een natuurlijke strategie vormen om te compenseren voor problemen met woordvinding en grammatica. De directe rede kan worden gebruikt om verbale communicatie aan te vullen of zelfs te vervangen. Door hierbij gebruik te maken van paralinguïstische en non-linguïstische middelen (zoals intonatie, gebaren en lichaamsbewegingen), kan de directe rede bijdragen aan de levendigheid van spraak en een spreker met afasie een sterkere communicatiepartner maken. Het biedt mensen met afasie een natuurlijk, economisch en flexibel taalkundig format, dat kan worden ingezet in uiteenlopende communicatieve contexten. We stellen dan ook dat logopedisten zouden moeten overwegen het gebruik van de directe rede in alledaagse communicatie van individuen met afasie te oefenen. Op vergelijkbare wijze zouden er voordelen kunnen bestaan aan het gebruik van directe-rede-constructies door (gespreks)partners van mensen met afasie, omdat de afgenomen grammaticale complexiteit en de extra non-verbale en paralinguïstische informatie individuen met afasie kunnen helpen bij het begrijpen van een boodschap.
185