Nieuwsbrief 17e jaargang nummer 3
september 2004
Rotterdam Actiestad 2005
Kranen over de wal Volgend jaar viert de vakcentrale FNV haar eeuwfeest, teruggrijpend op de oprichting van de vakcentrale NVV. Dat gebeurt in het voorjaar in Rotterdam. In deze Maasstad, maar dan in het najaar, organiseert de Vakbondshistorische Vereniging een manifestatie met als aanleiding de grote stakingen in 1970 in de haven en op de scheepswerven. Rotterdam is daarmee nu al Actiestad 2005. In deze VHV-Nieuwsbrief een overzicht van wat er bij de VHV hierover in de maak is. Even gierden bij sommigen de zenuwen door de keel toen bekend werd dat de Socialistische Partij afgelopen augustus onder het motto Staking '79 een stevige bijeenkomst organiseerde die op het eerste zicht verdacht veel overeen kwam met wat er in de VHV-keuken langzaam wordt opgewarmd. Niet dat de SP met het idee aan de haal was gegaan, want dat was zeker niet zo, maar wel rees de vraag of er voor de VHV een jaar later nog veel eer te behalen valt aan een vergelijkbare manifestatie. 'Is het gras niet voor onze voeten weggemaaid?', vroegen leden van de werkgroep VHV-Rotterdam zich af en het antwoord kwam al bijna even snel. Met wat nu in Rotterdam door de SP georganiseerd is kan de VHV op tal van punten haar voordeel doen. Daarnaast is de doelstelling van de VHV niet alleen breder maar ook langer van adem. Nico Sannes, Piet Boogaard,
In dit nummer o.a. pag 3 Dwarsligger pag 3,4 Literatuursignaleringen pag 4,5 Jan Mertens pag 4,5 Uit de geschiedenis van de vakbeweging in Liemers pag 8,9 Diamantwandeling door Amsterdam pag 10 Bijna 100 jaar moderne vakbeweging pag 11 Burchtberichten
Sjaak van der Velden en o.a. Ab van Ispelen gingen dus die zaterdag 28 augustus naar wat nu de scheepswerf 'De Delft' heet aan de Schiehaven. Het gelijknamige historische schip is daar in aanbouw, waarbij net als bij de Batavia in Lelystad tal van oude ambachten zichtbaar worden uitgevoerd. Vroeger was dit een loods van het stuwadoorsbedrijf Müller-Thompson. Een prima locatie voor een bijeenkomst met een hoog reüniegehalte. Er werden dan ook talloze handen geschud met o.a. Henk Roos, oud-kantinebaas Quick Dispatch, Kees van Nimwegen, voorheen bestuurder FNV Bondgenoten en nu vrijwilliger bij het project 'De Delft', waar hij coördinator is voor bezoek en rondleidingen. Verder zagen we natuurlijk Henk Sirre, oudexpeditiebaas bij Deka Transport en de huidige havencoördinator van FNV Bondgenoten Niek Stam, zoals altijd goed bij stem. Ook mevrouw Heintje Vos, inmiddels 80, CPN-raadslid in 1979 van de gemeente Rotterdam, was er bij.
Tevreden SP De SP had de bijeenkomst voortreffelijk georganiseerd en raadslid Theo Cornelis1
sen kon over de opkomst dan ook tevreden zijn. Een mooie locatie, met veel historie, al lijdt de omgeving inmiddels aan kaalslag en nog niet uitgevoerde investeringsplannen. Het gemengd koor viel goed in de smaak en het debat bracht zoals de meeste debatten rumoer & betrokkenheid en weinig oplossingen. Maar met tal van herinneringen was het waarom van de grote staking van 1979 toch weer terug. Het zonnige weer, de Hollandse wolkenlucht, de schittering van de Maas, de broodjes kaas… en dat alles verpakt in een entourage van een aardige foto- en plaktentoonstelling, maakte het geheel van de manifestatie tot een geslaagde reünie.
Meerkamp Maar de VHV-werkgroep Rotterdam wil volgend najaar meer dan dat. Natuurlijk komt er een bijeenkomst en vanzelfsprekend ook een debat waarbij de nieuwswaarde groter moet zijn, maar de werkgroep legt de lat niet zo veel hoger. Wel kiest zij eerder voor een vijfkamp dan voor een enkel atletieknummer. Zo is een belangrijk uitgangspunt van de werkgroep dat we niet alleen omkijken, dus terug-
vervolg op pagina 2
Nieuwsb r i e f
17e jaargang nummer 3, september 2004
vervolg van pagina 1 kijken, maar vooral zullen proberen de verbinding tussen toen, nu en de toekomst te leggen. Wat zijn we er wijzer van geworden en wat kunnen we vertalen naar het heden en hoe ziet het er dan uit? De solidariteit van de jaren zeventig is niet meer dezelfde dan die van vandaag. Natuurlijk weten we dat flexibilisering, internationalisering, het fusieproces (in de haven, op de werven, in de scholen enz.) en de individualisering juist in de afgelopen kwart eeuw nieuwe sporen hebben getrokken. Verder zien wij ook dat het vanzelfsprekende lidmaatschap van de vakbond tot het verleden behoort. Ook valt waar te nemen dat nu door sommigen de bijl aan collectieve afspraken wordt gelegd onder het mom dat iedereen nu geëmancipeerd genoeg is om zijn eigen boontjes te kunnen doppen. Over dergelijke ontwikkelingen zullen we het najaar 2005 in Rotterdam ongetwijfeld hebben. Maar er is méér. In het voorjaar zal de VHV ongetwijfeld aansluiten bij het grote FNVcongres dat in De Doelen wordt georganiseerd. Het eeuwfeest biedt de VHV een kans om haar gezicht te laten zien en de aandacht te vestigen op onze manifestatie, die rond de Havendagen in september zal plaatsvinden.
Samen maar niet alleen In gesprekken met vakcentralebestuurders Lodewijk de Waal en Doekle Terpstra en FNV Bondgenoten-voorzitter Henk van der Kolk is al de aandacht op de manifestatie Kranen over de wal!, zoals de werktitel voorlopig luidt, gevestigd. Eén onderdeel, buiten het debat, mag sowieso op belangstelling rekenen. Dat is de opdracht die de werkgroep zichzelf gegeven heeft om een informatiepakket samen te stellen voor het middelbaar beroepsonderwijs. In dat pakket met een sterk voorlichtend karakter zal de aandacht voor de taak van de vakbonden, de bereikte resultaten van hun inspanningen en de manier waarop ze dat weten te bereiken aan de orde komen.. Het is overigens denkbaar dat ook werkgevers uit de haven en van de werven willen aansluiten bij deze voorlichtingsactiviteit. Voor de VHV-werkgroep staat vast dat een dergelijk werkstuk niet alleen is te doen. Wil iets dergelijks professioneel slagen, dan zal er ondersteuning moeten komen van de zijde van tenminste de vakbonden (centrales) en van bijvoorbeeld de lokale bestuurders. Ook is het denkbaar dat een beroep wordt gedaan op collega's van de Aob (Algemene Onderwijsbond). Het zijn plannen die wij stap voor stap zullen realiseren en het komende jaar zichtbaar maken.
Draaiboek De werkgroep heeft inmiddels voor al die activiteiten een draaiboek opgesteld. Zij is bezig met wat wordt genoemd netwerken om anderen erbij te betrekken. Daar hoort ook fondsenwerving bij. Want ondanks alle vrijwilligersarbeid zijn er nu en straks op zijn minst een aantal externe kosten die toch opgebracht moeten worden. Dekken van die kosten behoort tot één van de taken van de werkgroep. Sjaak van der Velden, Mr. Staking sinds zijn promotie op het onderwerp Arbeidersstrijd 1830 - 1995 en lid van de werkgroep, heeft inmiddels met succes het plan voor een publicatie over de stakingen van 1970 bij een uitgever onder weten te brengen. Dat is een goed bericht waar we later op terug zullen komen. En laten we één verschil met de bijeenkomst van de SP niet vergeten. De VHV-werkgroep Rotterdam wil meer bereiken dan een kortstondige opleving van de belangstelling voor een stukje geschiedenis. De werkgroep wil vooral ook de basis leggen voor langduriger aandacht voor de geschiedenis van de vakbeweging in Rotterdam en omstreken. Hoe, wat en door en met wie staat allemaal nog lang niet vast, maar het begin is er. Wie zich aangesproken voelt of er meer over wil weten kan terecht bij Nico Sannes (010 - 458 12 98;
[email protected]) en Huug Klooster (020 - 627 10 06;
[email protected]). Huug Klooster 2
Kort nieuws Oud NKV-voorlichter Henny ten Brink overleden De op 25 juni 2004 overleden Henny ten Brink heeft een veelzijdige carrière achter de rug. Die speelde zich in, maar vooral buiten de vakbeweging af. In de jaren zestig fluisterde hij als voorlichter van het NKV de toenmalige voorzitter Jan Mertens de zinsnede in die bekend zou worden als 'de 200 van Mertens'. (Zie ook elders in dit blad over Mertens). Ten Brink begon als journalist bij het katholieke dagblad Ons Noorden, stapte daarna over naar persbureau ANP, om na zijn periode als NKV-voorlichter in 1969 hoofdredacteur van Elseviers Weekblad te worden. Vanaf 1972 vervulde hij directiefuncties bij Elsevier-Bonaventura, Hendrik Sijthoff Financiële Bladen en Europers Producties. Verder was hij onder meer lid van de Raad voor de Journalistiek, de Persraad en gemeenteraadslid voor het CDA in Vleuten-De Meern. Henny ten Brink is 77 jaar geworden.
Eerste pennningmeester FNV Jo Kapper overleden Jo(han) Kapper, de eerste penningmeester van de FNV, is op 18 augustus op 86-jarige leeftijd overleden. Ten tijde van de federatievorming was hij penningmeester van het NVV. Later werd hij directeur van De Centrale. Lodewijk de Waal sprak op de crematie en dat was best moeilijk, zo meldt hij op zijn weblog, omdat hij Kapper niet persoonlijk heeft gekend. “Maar rondvraag in ons gebouw bij wat oudere collega's levert toch een vrij betrouwbaar beeld op”, schrijft De Waal verder. “Een rechtzinnige sociaal-democraat, een precieze cijferaar, altijd goed in het pak, soms een beetje veeleisend, maar nooit onredelijk. Als penningmeester en vertegenwoordiger in heel wat instellingen van 'de beweging' was hij een machtig man.”
Oproep plaatselijke publicaties Veel plaatselijke en regionale afdelingen van bonden brengen boeken, brochures of andere publicaties uit. Vaak gebeurt dat naar aanleiding van een jubileum, maar ook uiteenlopende redenen als een terugblik op acties, het afscheid van een functionaris of andere mijlpalen zijn voor (afdelings-)bonden reden om in de pen te klimmen en de achterban te trakteren op een bundel. Een aantal van die locale en regionale geschiedenissen heeft tot nu toe zijn weg gevonden naar het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam, dat deze trouw inventariseert. Uit contacten van VHVbestuurders 'in den lande' blijkt echter dat veel publicaties niet verder komen dan de achterban waar die direct voor zijn bedoeld. Zo dreigt veel 'kleine' vakbondsgeschiedenis op termijn te verdwijnen. De VHV wil daar wat aan doen en roept daarom alle publicisten op om vanaf heden van elke locale of regionale uitgave ten minste één exemplaar naar het secretariaat te sturen. Hopelijk raakt het VHV-postvak op Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam binnenkort goed gevuld. Over de resultaten van deze oproep meer in een volgende Nieuwsbrief.
Anoniem Op het redactie-adres van de VHV werd in september een brief afgeleverd, waarin een onbekende afzender een tirade afstak over het verslag van de laatst gehouden ledenvergadering in de vorige Nieuwsbrief. Wellicht ten overvloede: Reacties van lezers zijn altijd welkom, maar anoniem getier gaat zonder pardon de prullenbak in. Eric-Jan Weterings
Nieuwsb r i e f
17e jaargang nummer 3, september 2004
Literatuursignaleringen
JAN MERTENS
Dwarsl i g g e r
Jan Mertens schrijft in zijn autobiografie Mijn leven als vakbondsman en politicus openhartig over zijn leven en werk. Met alleen maar lagere school bracht Mertens het tot voorzitter van het Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV) en staatssecretaris van Sociale Zaken in het kabinet-Den Uyl. Hij was erop gebeten de betekenis van de katholieke vakbeweging tot zijn recht te laten komen. Met zijn op schrift gestelde herinneringen (bewerkt door Arie Kuiper) heeft hij daar een mooie bijdrage aan geleverd. Mertens rede in Sneek in oktober 1968, waarin hij stelde dat de hele economie in ons land in handen was van rond tweehonderd personen, leidde tot veel ophef. De aanduiding “de tweehonderd van Mertens” heeft de geschiedenisboeken gehaald als standaarduitdrukking om de concentratie van macht in de handen van een beperkte groep aan te duiden. J. Mertens was lid van de Katholieke Volks Partij (KVP, wel de linkervleugel) en daarna (slapend) lid van het CDA. Hoe zou Mertens denken over de salarisverhoging die dit CDA-VVD-kabinet zich al voor de volgende ronde (als die er komt) heeft toebedeeld? De politieke elite die de waarden en normen van de markt overneemt van de financieel-economische top van Nederland? Toen het kabinet-Den Uyl in 1973 aantrad werden de salarissen van ministers en staatssecretarissen verlaagd. De ministers gingen van 125.136 naar 110.000 gulden per jaar en de staatssecretarissen van 102.840 naar 95.000 gulden. Mertens vond het nog een vorstelijke honorering in vergelijking met wat hij bij het NKV kreeg. Als vakbondsbestuurder en als politicus was Mertens nauw betrokken bij de naoorlogse opbouw en stroomlijning van het stelsel van sociale zekerheid. In zijn boek weet hij het belang van sociale zekerheid heel herkenbaar te maken met voorbeelden van individuele burgers. Wat zou Mertens denken van de afbraakpolitiek van de regering op het terrein van de sociale zekerheid momenteel? Zelf denk ik dat hij zich in zijn graf zou omdraaien. Harry Peer
Ron Blom en Theunis Stelling, Niet voor God en niet voor het vaderland. Linkse soldaten, matrozen en hun organisaties tijdens de mobilisatie van ’14-’18 (2004) ISBN 90 5911 467 1, 1.117 pagina’s, € 45,– Dit vuistdikke boek bevat een gedegen dissertatiestudie over die gemobiliseerden die tijdens de Eerste Wereldoorlog tot het inzicht kwamen dat de oorlog plaats moest maken voor internationale solidariteit. Een voorbeeld om aan die gedachte vorm te geven waren de Russische soldatenraden. Veel soldaten wilden niet strijden voor God of Vaderland VHV-leden krijgen tot 15 oktober 2004 5 euro korting op deze publicatie o.v.v. het kortingsnummer 501-12043. Voor meer informatie: Ron Blom: 030-600 88 88 of http://www.uitgeverijaspekt.nl/ Danielle van den Heuvel, ‘Bij uijtlandigheijt van haar man’. Echtgenotes van VOC-zeelieden aangemonsterd voor de Kamer Enkhuizen (1700-1750) (Amsterdam 2004), ISBN 90 5260 156 9, 120 pagina’s, geïllustreerd, € 15,–. Tussen 1602 en 1798 voer de Verenigde Oost-Indische Compagnie met zo’n 4.500 schepen naar de Oost. Met deze schepen vertrokken er jaarlijks vele duizenden mannen uit de Republiek. Een deel van deze mannen liet bij vertrek een vrouw, en soms ook kinderen, achter. Deze achterblijvers moesten in de jaren die volgden zonder echtgenoot en vader het hoofd boven water zien te houden. Dit boek vertelt het verhaal van de echtgenotes van Oost-Indiëvaarders die tussen 1700 en 1750 aanklopten bij de Kamer Enkhuizen van de VOC. Het leven van deze vrouwen was zwaar. Desondanks wisten de meeste zeemansvrouwen zonder hulp van de armenzorg rond te komen. Zowel regelingen getroffen door de VOC als door de stedelijke overheid droegen hieraan bij. Op deze wijze werd een vangnet gecreëerd voor de vele achter-blijvers in de Republiek. Deze studie werd in november 2003 bekroond met de J.R. Bruijnprijs. Erhan Tuskan & Jaap Vogel, Brieven en foto’s van Turkse migranten 1964-1975 (Amsterdam 2004) ISBN 90 5260 140 2, 252 pagina’s, geïllustreerd, € 20,–, Intekenprijs tot 1 oktober 2004: € 15,–.
3
Dit boek, een uitgave in samenwerking met het Inspraakorgaan Turken in Nederland (IOT), staat stil bij het feit dat veertig jaar geleden een wervingsverdrag werd gesloten tussen Nederland en Turkije. Op basis hiervan konden Nederlandse bedrijven tijdelijke arbeidskrachten (‘gastarbeiders’) werven in Turkije. In het boek zijn de eerste ervaringen van de Turkse gastarbeiders in Nederland, in woord en vooral beeld, vastgelegd. Gewone mensen van allerlei achtergronden: mannen en vrouwen, stedelingen en plattelanders, met verschillende beroepen, verschillende godsdienstige overtuigingen en verschillende culturen. Wat waren hun verwachtingen, hun dromen en wat waren de alledaagse ervaringen? Dit alles wil het boek vastleggen voor het nageslacht, waarvoor de verhalen over gastarbeid langzamerhand tot een heel ver verleden beginnen te horen. Brigitte Slot, Iedereen kapitalist. De ontwikkeling van het beleggingsfonds in Nederland gedurende de 20ste eeuw (Amsterdam 2004) ISBN 90 5260 151 8, 544 pagina’s, € 35,– Beleggingsfondsen waren in Nederland al vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw in de kiem aanwezig. De doorbraak van het beleggingsfonds kwam aan het einde van de jaren twintig van de twintigste eeuw, toen in de Nederlandse pers artikelen verschenen over het succes van investment trusts in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. ‘Den kleinkapitalist’ kreeg de mogelijkheid veilig en goedkoop in effecten te beleggen. Na een halve eeuw van langzame ontwikkeling, kwam de groei van de markt voor beleggingsfondsen in de jaren tachtig en negentig in een stroomversnelling. Eén op de vier particuliere huishoudens in Nederland heeft aandelen of participaties in enig beleggingsfonds in bezit. Over de ontwikkeling van het ‘product’ beleggingsfonds en de toenemende populariteit van deze manier van beleggen, is in de Nederlandse economisch-historische literatuur nog nauwelijks aandacht besteed. En dat terwijl beleggingsfondsen voor meer dan een miljoen huishoudens de mogelijkheid geschapen hebben om op indirecte wijze mede-eigendom over de productiemiddelen te verwerven. Ze hebben op deze wijze bijgedragen tot de democratisering van het kapitalistische systeem.
vervolg op pagina 4
Nieuwsb r i e f
17e jaargang nummer 3, september 2004
Een beminnelijke Brabantse vakbondsman in harde Haagse werkelijkheid Gevoel voor detail kan Jan Mertens, de oud-NKV-voorzitter, niet worden ontzegd. Voor het eerst in Groningen wordt hij overmand door een gevoel van vervreemding. In Breda zou een Brabander op de vraag naar de bus naar Hoeven zeer uitvoerig antwoorden en desnoods hulpvaardig meelopen naar de bushalte. Hij ervaart dan echter dat een Groninger als hij iets met twee of drie woorden zou kunnen zeggen, er geen vier of vijf zal gebruiken. Het duurt dan even voor hij de juiste bus naar Den Hoorn, waar hij een spreekbeurt moet vervullen, kan vinden. Toen de voorzitter de avond wilde sluiten zodat hij met de laatste bus terug naar zijn hotel kon, “stond een man op en die zei met een Brabants accent: ‘zolang er hier op Den Hoorn nog n’en auto is, komt die meneer in Groningen.’ "Mijn gevoel van vreemdheid was meteen verdwenen.” vervolg van pagina 3 Jan Mertens, Mijn leven als vakbondsman en politicus. Bewerkt door Arie Kuiper (Memoreeks Uitgeverij Valkhof Pers: Nijmegen 2004) ISBN 90 5625 168 6, 360 pagina’s.
Sjaak van der Velden, Werknemers in actie. Twee eeuwen stakingen, bedrijfsbezettingen en andere acties in Nederland (Amsterdam 2004) ISBN 90 5260 144 5, circa 160 pagina’s, geïllustreerd, € 15,–. De geschiedenis van stakingen in Nederland is er een van hartverscheurende nederlagen naast machtige overwinningen. Tijdens stakingen is gestreden voor rechtvaardigheid en solidariteit en tegen het alleenrecht van economische wetten. Aan het einde van de vorige eeuw behoorden stakingen volgens velen tot het verleden. We leefden midden in de euforie over de Nieuwe Economie die voor eens en voor altijd een einde zou maken aan de oude, met zijn conjunctuurbewegingen en tegenstellingen tussen maatschappelijke groepen. Het werd voorgesteld alsof het kapitalisme definitief was veranderd. De val van de Berlijnse Muur gaf ook voedsel aan deze opvattingen. Er werd zelfs gesproken over het Einde van de Geschiedenis. Vanaf toen zou alles beter worden en ouderwetse zaken als stakingen en klassenstrijd hoorden niet meer bij de nieuwe maatschappij. Het liep allemaal heel anders.
Er zijn maar weinig echte vakbondsautobiografieën. De groten in de Nederlandse vakbeweging komen er niet toe. Een beperkt aantal heeft een bevriende journalist gevonden om zich daarbij te laten helpen. Jan Mertens heeft het helemaal op eigen kracht gedaan. Al moest er een oud-journalist – Arie Kuiper – aan te pas komen om er een hanteerbaar geheel van te maken. Met zijn oog voor detail had Mertens er zelf meer dan 2000 pagina’s voor nodig. Kuiper wist het uiteindelijk te beperken tot een kloek boek van zo’n 350 pagina’s. Hoewel we niet precies weten wat er is weggelaten, is er hoe dan ook een levensbeschrijving overgebleven waarin het persoonlijke leven in een harmonische, maar vooral openhartige samenhang met het openbare leven is gecombineerd. De hoofdpersoon toont zich niet slechts als een scherp waarnemer en criticaster van zijn werkomgeving, maar laat zich kennen als iemand van vlees en bloed.
Zijn grote bekendheid ontleent Jan Mertens aan zijn uitspraken over de groep mensen die in Nederland de touwtjes in handen hebben. Op zaterdagmiddag 19 oktober 1968 zei hij bij het 50-jarig bestaan van het NKV-district Friesland: “In Nederland hebben we in ons economisch bestel te maken met wat ik zou willen noemen een lijnenspel. Onlangs hebben wij gesteld dat de hele economie in ons land in handen is van rond tweehonderd mensen. Van een groep mensen die elkaar goed kent en elkaar frequent ontmoet in verschillende colleges. Het is een even deskundige, financieel sterke als beangstigende groep.” Daarmee was het begrip de Tweehonderd van Mertens geboren. In zijn biografie geeft Mertens dan een schets van de samenleving en de economie van eind jaren zestig, waar deze waarneming naadloos in paste. Maar hij zou zichzelf niet zijn als hij daar niet een menselijke anecdote aan toevoegt. “SER-voorzitter Jan de Pous maakte er een sport van ‘ernstig’ te stellen dat ik hem met mijn ‘tweehonderd’ groot verdriet had berokkend en dat ik een breuk had veroorzaakt tussen hem en zijn vader. Hij had tegen zijn vader, een hardwerkende kweker in Aalsmeer, gezegd dat hij ruzie had met Mertens van het NKV. Waarop zijn vader had geantwoord dat het onmogelijk was ruzie te krijgen met Mertens, die was daarvoor een te beminnelijke en eerlijke man. Als ze werkelijk ruzie hadden, moest dat aan zijn zoon liggen en niet aan Mertens.” Jan Mertens is door en door rooms. Maar uiteindelijk toch degene die voorop gaat in de sloop van de Roomse zuil. De aanleiding daarvoor is de Nacht van Schmelzer, de val van het kabinet-Cals in 1967. Met forse aarzelingen, maar onder grote druk van het NKVbestuur, had hij in 1965 het lidmaatschap van het KVP-bestuur aanvaard. “Een weigering betekende een breuk met de traditie en zou naar buiten worden uitgelegd als een breuk tussen NKV en KVP. Wel oordeelde men dat de verhouding tussen vakbond en politiek nader onderzoek verdiende. Ik honoreerde
Jacques van Gerwen
4
Nieuwsb r i e f
17e jaargang nummer 3, september 2004
het beroep van het verbondsbestuur op de voorwaarden dat in het partijbestuur mijn voorzitterschap van het NKV zou prevaleren en dat als zich een rolconflict zou voordoen ik het lidmaatschap onmiddellijk zou beëindigen.” Dat conflict deed zich sneller voor dan verwacht. “Onbegrijpelijk, zeer teleurstellend en eigenlijk ook onverantwoordelijk”, oordeelt hij in Brandpunt over de KVP-fractie die Cals naar huis stuurde. Om eraan toe te voegen als hem wordt gevraagd naar zijn opvatting over de rol van de aan het NKV verwante KVPfractieleden: “Mijn persoonlijk standpunt is dat er geen cumulatie behoort te zijn tussen politieke functies en functies in de vakbeweging. Dat leidt tot verwarring. En van mijn gezichtspunt uit bekeken vind ik het treurig en spijtig wat er is gebeurd, maar het is voor de verantwoordelijkheid van deze mensen. Zij hebben deze gewetenszaak en zij hebben daarvoor verantwoording af te leggen.” Mertens trekt zich terug uit het KVPbestuur en begint daarmee een ontwikkeling die een eind maakt aan de cumulatie van functies binnen de gehele vakbeweging. De combinatie van vakbondsbestuurder en partijpoliticus, die decennia lang heeft bestaan, is verleden tijd. De Nacht van Schmelzer maakt daarmee de weg vrij voor een steeds intensiever wordende samenwerking tussen NKV en NVV die uiteindelijk in 1976 uitmondt in de FNV. Mertens is gevormd door de harde ‘hogeschool van het leven’. Met zijn ontwapenende charme wist hij zich te bewegen tussen mensen die door afkomst en opleiding een grote voorsprong op hem hadden. Zijn armoedige jeugd, waarin vader – die misschien wel helemaal niet zijn vader was – al snel het gezin had verlaten en moeder de eindjes aan elkaar moest zien te knopen, zijn moeizame opleiding tot typograaf, zijn eerste schreden in de arbeidersbeweging van Breda, zijn eerste confrontaties met de sociale omstandigheden in Brabant en Zeeland, hebben hem niet alleen gevormd. Het waren aspecten die blijvend hebben meegespeeld in de ontwikkeling van zijn denkbeelden, maar waar hij desondanks met roomse blijmoedigheid mee omging. Ooit vroeg SER-voorzitter De Pous hem plagend of hij het geen eer vond om in het illustere gezelschap van kroonleden en andere in het leven geslaagde mensen te verkeren. Mertens: “Ik had mijn antwoord klaar.
‘Ik ben van huis uit een vrome katholieke man en hoop dat te blijven. Ik word daar telkens aan herinnerd als ik het statige gebouw van de SER betreed. Ik heb dan het gevoel dat ik naar de kerk ga. Als ik de trappen heb bestegen en in de hal kom, zie ik de goudvergulde koperen asbakken aan de muren en dan heb ik steeds de neiging mijn hand uit te steken en eerbiedig een kruisteken te maken. Ik zie de algemeen secretaris waardig voortschrijden als een bisschop en waan me in een basiliek. En straks zal ik Zijne Heiligheid de Pous ontmoeten…” Het moet niet eenvoudig zijn geweest voor Arie Kuiper om de overvloedige aantekeningen van Mertens tot een hanteerbaar boek te maken. Als zoon van de oud-vakbondsman Henk Kuiper, moet hij echter zeer vertrouwd zijn geweest met de sfeer waarin Mertens heeft geopereerd. Met enig genoegen moet hij de anecdote hebben laten staan over het diner ter gelegenheid van Kuipers vertrek naar de Rijksverzekeringsbank in 1949. Mertens zei daar: “Kuipers kracht als zijn bestuur5
der lag in zijn langdradigheid, ‘bij al zijn uiteenzettingen begint hij steeds bij Adam en Eva.’ Maar Henk ging er in zijn antwoord serieus op in, wat de stemming nog vrolijker maakte. Hij had kennelijk weinig gevoel voor humor en verweet mij dat ‘de pot de ketel verwijt dat hij zwart ziet.’ We hadden allebei gelijk. Het meesterschap in de beknoptheid hebben wij nooit kunnen verwerven.” Een authentiek vakbondsman heeft zijn zelfportret gemaakt. Sinds de vorming van de FNV heeft Mertens zich beijverd om de inbreng van het NKV zichtbaar te maken en te houden. Om te voorkomen dat de FNV als een rechtstreekse voortzetting zou worden beschouwd van het NVV. Met zijn autobiografie heeft hij daaraan nu zijn ultieme bijdrage geleverd. Jeroen Sprenger
Jan Mertens, Mijn leven als vakbondsman en politicus, bewerkt door Arie Kuiper, Valkhof Pers Nijmegen 2004.
Nieuwsb r i e f
17e jaargang nummer 3, september 2004
Met vlag en vaandel
Uit de geschiedenis van de vakbeweging in de Liemers In het Liemers Museum in Zevenaar was de afgelopen maanden een tentoonstelling van vakbondsvaandels te zien. Voormalig VHV-bestuurder Harry Peer opende die expositie op 11 juli met onderstaande (voor dit blad ingekorte) toespraak. Soms wordt me in het westen van het land gevraagd waar ik oorspronkelijk vandaan kom. Het antwoord – de Liemers – roept altijd verwonderde reacties op. Niemand weet waar dat gebied ligt. Bij de aanduiding: oostelijk van Arnhem, wordt vervolgens meteen de Achterhoek genoemd. Dit is onjuist. De Liemers is de streek tussen de IJssel, de Oude IJssel, de Rijn en de Duitse grens, met eigen typische kenmerken. De Liemers is nu een welvarende regio in Nederland. Ten tijde van de opkomst van de industrialisatie in Nederland rond 1870 was dat beslist anders. Met enkele trefwoorden kunnen we de maatschappelijke toestand in deze omgeving aan het eind van de negentiende eeuw typeren: katholiek, agrarisch en arm. Enkele opmerkingen over de sociale gelaagdheid. Afgezien van wat herenboeren bestond de bestuurlijke elite uit mensen die van elders kwamen. Tussen 1600 en 1800 mochten de katholieken in de Liemers net als elders binnen onze grenzen geen openbare ambten uitoefenen. De autochtone bevolking sprak een eigen dialect – met een mengeling van Saksische en Frankische invloeden – waarmee ze zich bewust wilde onderscheiden van en afzetten tegen nieuwkomers. Aan de onderkant van de maatschappelijke piramide bevond zich een brede laag van dagloners, arbeiders die op het land werkten, in de steenfabrieken aan de rivieren en in de bouw tot aan het Ruhrgebied toe. De boerenstand – de landbouwers – nam een belangrijke plaats in binnen de gemeenschap. De middenstand bestond uit bakkers, slagers, winkeliers, beambten in administratieve beroepen en de kleine ondernemers uit de ambachtelijke nijverheid, kleermakers, wevers, timmerlieden, schoenmakers, enzovoort. Voor die laatste groep was de stap naar een loon-afhankelijke positie snel gemaakt.
Industrialisatie en urbanisatie Met de industrialisatie en urbanisatie van
ons land ontstaat een nieuwe loonafhankelijke klasse. In de Liemers leidden arbeiders nog lang een soort semi-agrarisch bestaan. Een eigen moestuin, wat kippen, konijnen, schapen, enz., vormden een aanvulling op het karige loon. Elders, vooral in de grote steden en in het noorden van het land, was de sociale ellende groot. We kennen de opsomming: gezinnen woonden en werkten soms óók nog in dezelfde armoedige ruimte in kelders, krotten, plaggenhutten of op zolderverdiepingen; lonen waren te laag om van rond te komen; arbeidsdagen die opliepen tot 16 uur per dag, arbeidsweken tot soms wel 100 uur; zware lichamelijke arbeid met grote kans op ongevallen; feodale arbeidsverhoudingen, een klacht of een beleefd verzoek om een iets hoger loon kon tot ontslag leiden. En altijd het spookbeeld van volstrekte armoede bij werkloosheid en ouderdom. Het zijn die achtergronden die arbeiders tot organisatie brengen. De eerste vakbonden zijn vaak ontstaan vanuit hulpfondsen, die werden opgericht voor onderlinge steunverlening bij ziekte, invaliditeit en overlijden.
Alphons Ariëns We noemen een paar bijzondere momenten uit het midden van de negentiende eeuw, die aan het begin stonden van de wijziging in het eeuwenoude sociale patroon in de Liemers. Als eerste het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland in 1853 en als tweede de aanleg van de spoorlijn Arnhem-Oberhausen via Zevenaar in 1856. Het eerste voorval vormde het begin van de emancipatie van de katholieken in ons land en de tweede gebeurtenis vergemakkelijkte de contacten en de mobiliteit met de omringende wereld. Een voorbeeld daarvan: Op maandagochtend vroeg stonden in Zevenaar vele jaren lang honderden arbeiders te wachten op de trein richting Duitsland. Aan het eind van een zware arbeidsweek keerden 6
ze op de zaterdagmiddag weer terug. Katholicisme en vakbeweging in de Liemers vielen met elkaar samen. In een beschouwing als deze mag de betekenis van een priester als Alphons Ariëns voor de emancipatie van de katholieke arbeiders daarom niet ontbreken. Ariëns trad naar voren in Twente tijdens een periode van heftige stakingen: Eerst drie maanden lang in Almelo in 1888 en opnieuw drie maanden in 1890 te Enschede. Op 14 januari 1891 spreekt hij in Enschede voor een gezelschap van ongeveer 300 arbeiders. Op zijn initiatief wordt de RK Twentse Fabrieksarbeidersbond opgericht. Ik zal citeren uit zijn toespraak omdat Ariëns met een aardige beeldspraak de essentie van een vakorganisatie weergeeft. Ariëns: “Gij hebt wel eens een bijenkorf gezien. Daar is een prachtige massa honig opgeborgen, waar den bijen den ganschen winter van smullen, maar ook nog menige lekkerbek zijn hart aan kan ophalen. Wie heeft dien schat verzameld? Die onnoozele kleine dieren, maar omdat zij één aaneengesloten bond vormen: een bond, wier leden optrekken en arbeiden met tucht en orde, een bond met vaste leiders die den toon aangeven. Zoo maken vele kleine één groote (…….)”. De arbeiders moeten die eensgezinde samenwerking als voorbeeld nemen voor
Nieuwsb r i e f
17e jaargang nummer 3, september 2004
de op te richten Fabrieksarbeidersbond: “Deze bond wil Uwe aaneensluiting, opdat gij al te zamen een groote massa honig te zamen zoudt brengen, die U allen ten goede zal komen en waar ook anderen van genieten kunnen. Deze Bond beoogt tevens U tot goede strijders te maken, strijders voor waarheid, vrijheid en recht. Ieder Uwer op zich zelf kan niet veel: Maar allen tezamen zijt gij een groote macht”. Over de materiële belangen merkt Ariëns op: ”Met dit stoffelijk belang bedoel ik, dat de arbeider voeding, kleeding, huisvesting van zich en de zijnen zo goed mogelijk zie te maken, en ook dat hij voor moeilijke dagen, bijvoorbeeld gedwongen werkloosheid, ziekte, en zoo meer, een zekere waarborg krijge”. Over het rechtsbelang zegt Ariëns dat een fabrikant of baas niet onfeilbaar is en zich ook kan vergissen. En als arbeiders in hun recht staan en het niet krijgen is zelfs de werkstaking geoorloofd. Al waarschuwt Ariëns wel indringend voor de ellende die een staking kan veroorzaken.
Rerum Novarum Dan komt paus Leo XIII op 15 mei 1891 met de encycliek Rerum Novarum. De ondertitel is veelzeggend: “Over de toestand van de arbeider”. De encycliek is de eerste grondige beschouwing van de katholieke kerk op de industrialisatie en de sociale gevolgen, namelijk uitbuiting van de massa, bittere armoede en ontkerkelijking. Kerkelijke armenzorg, bidden en filantropische hulp zijn niet meer toereikend om zoveel arme en ontrechte mensen te helpen. De paus sluit optreden van de overheid in de sociale kwestie niet meer uit. De mens mag geen koopwaar zijn en de paus houdt een pleidooi voor sociale wetgeving en maatschappelijke hervorming. De toonzetting van Rerum Novarum is zeer anti-kapitalistisch: “De arbeiders niet verenigd en onverdedigd als zij waren, vielen langzamerhand ten prooi aan onmenselijke praktijken van hun meesters en aan een bandeloze concurrentiezucht. De ellende werd nog vergroot door een allesverslindende woeker, die telkens weer, zij het in andere vormen, door hebzuchtige speculanten wordt bedreven. Hierbij komt het feit dat enkele weinigen nagenoeg de gehele heerschappij verkregen hebben over de arbeidsmarkt en over heel de handel, zodat een zeer klein aantal geldmagnaten een bijna-slavenjuk heeft opgelegd aan de onafzienbare menigte proletariërs”. Dat was taal die aansloeg! Deze
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
passage zou zo uit het Communistisch Manifest (1848) van Karl Marx en Friedrich Engels overgenomen kunnen zijn. Rerum Novarum is een fundament geworden van de katholieke sociale leer en voor de generaties die volgden een inspiratiebron en richtsnoer. De encycliek getuigt van oprechte bezorgdheid over het lot van de arbeidende klasse, maar wierp eveneens een dam op tegen socialisme en liberalisme. Paus Leo XIII
Met de pauselijke encycliek in de hand krijgen katholieke arbeiders, bijgestaan door hun priesters, de gelegenheid zelf vakorganisaties op te richten. In de katholieke geloofsgemeenschap is van oudsher een spanning geweest tussen de conservatieven en de meer sociaal ingestelde gelovigen. Ariëns zelf heeft dat als eerste aan den lijve ondervonden. Ariëns toenemende bekendheid en invloed als sociale voorman stoorde aartsbisschop Van de Wetering. Tot grote verbazing en ontsteltenis van velen tot zelfs buiten katholieke kring werd Ariëns in 1901 ineens onverwachts tot pastoor benoemd in Steenderen, een klein plaatsje, een puur agrarisch dorp. Die overplaatsing werd door tijdgenoten opgevat als maatschappelijke isolatie, de verbanning van een rode priester. Het kleinzielige optreden van de aartsbisschop heeft Ariëns onbedoeld ook een martelaarsrol gegeven, hetgeen blijvend zorgde voor zijn populariteit in arbeiderskringen.
Met Vlag en Vaandel De boeren en tuinders in de agrarische Liemers organiseerden zich het eerst en wel in 1896. Arbeiders volgden snel. Het is me niet bekend wat de oudste vakvereniging is in de Liemers, maar van de tentoongestelde vlaggen en vaandels kunnen we jaartallen aflezen die teruggaan tot het tweede decennium van de twintigste eeuw. Het hoogtepunt van het organisatieleven van katholieke arbeiders, timmerlieden, steenfabriekarbeiders, ambtenaren, transportarbeiders, werknemers in de in7
dustriële bedrijven, enz. ligt in het midden van het zo mooi door Michel van der Plas opgetekende Rijke Roomsche leven, de jaren twintig en dertig en de vijftien na-oorlogse jaren. Elke vakbond had een patroonheilige wiens naam en beeltenis op de stof zijn aangebracht. ‘Sint Joseph’ van de timmerlieden of bouwvakarbeiders is wel de bekendste. De bond had niet alleen hulp van bovenaf, maar werd tevens bijgestaan door een geestelijk adviseur. Ook de katholieke arbeidersjeugd had haar eigen vaandel. Deze lezing is toegespitst op de katholieke arbeidersbeweging, maar in het Liemers Museum zijn ook de vaandels te bewonderen van de Middenstandsvereniging en de Boeren- en Tuindersbond. De overeenkomsten tussen al die vlaggen en vaandels zijn treffend. De beschikbare bronnen laten af en toe iets doorschemeren van concurrentie van buitenaf. Die rivaliteit zien we dan in beroepsgroepen waarbij werknemers van buiten de regio werden aangetrokken, zoals het hogere overheidspersoneel, dat zich verenigde in de ARKA, de RK Ambtenarenvereniging, of bij de Nederlandse Spoorwegen. Op 26 februari 1911 werd in Zevenaar een afdeling opgericht van de RK Spoor- en Tramwegvereniging met als patroonheilige de aartsengel ‘St. Rafael’. Men begon met elf leden. Bij het vijftig jarig bestaan van de afdeling werd teruggeblikt op de beginperiode: “de neutrale bond was hier reeds gevestigd en wij hadden hier danig mee te kampen”. Beide stromingen zijn later opgegaan in de Vervoersbond FNV, nu deel uitmakend van FNV Bondgenoten. De vaandels en vlaggen staan voor beroepstrots en zelfbewustzijn van de betreffende arbeiders en hun verenigingen. Ze stonden naast het bestuur opgesteld bij vergaderingen en werden meegedragen op manifestaties, bedevaarten en in processies. NVV- en CNV bonden beschikten eveneens over vlaggen en vaandels, maar de katholieke blinken toch vooral uit door hun weelde aan materiaal en symboliek. Ik eindig met een citaat uit een artikel van Jan Mertens uit de Volkskrant van 25 augustus 1979: “De geschiedenis van de katholieke arbeidersbeweging wijst op grote sociale bewogenheid, strijd en solidariteit, enorme zelfwerkzaamheid, offers van geld, tijd en leven en op zowel leed als voldoening over wat tot stand werd gebracht voor de lotsverbetering van de werknemers en aan maatschappelijke veranderingen”. Harry Peer
Nieuwsb r i e f
17e jaargang nummer 3, september 2004
Vakbondshistorie op straat
Nieuwe Achtergracht
Diamantwandeling door Amsterdam Amsterdam was eeuwenlang een centrum van de diamantindustrie. Een laatste zichtbare teken daarvan lijken de bussen vol (vooral) Japanse toeristen, die dagelijks worden uitgeladen op bijvoorbeeld het Museumplein om in luxe-showvilla's glimmertjes te komen kijken. Toch heeft de geschiedenis van de branche veel meer sporen in het straatbeeld nagelaten. Het vakbondsmuseum organiseerde op 3 juli een wandeltocht langs een aantal tastbare herinneringen. En waar kon die tocht beter beginnen dan in het vakbondsmuseum aan de Henri Polaklaan, dat in 1901 verrees als kantoor van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond ANDB?
De geschiedenis van dat gebouw is al vaker aan de orde geweest in dit blad, dus die laten we even voor wat ze is. Rondleidster Angelien Joordens staat in het museum even stil bij de vitrines met instrumenten in het souterrain, waarop de kunsthistorica de 25 belangstellenden vanuit de Henri Polaklaan via de Plantage Middenlaan meeneemt naar het Roeterseiland. Dat is thans een wat rommelig gebied, waar de Universiteit van Amsterdam haar bètafaculteiten heeft ondergebracht. Voor een deel zitten de wetenschappers in foeilelijke nieuwbouw en voor een deel in twee gebouwen van de voormalige Diamantslijperij Maatschappij. Karakteristiek aan deze in rode baksteen opgetrokken gebouwen is het grote aantal ramen, dat de diamantbewerkers goed licht op hun arbeid moest verschaffen. Het oudste diamantgebouw van dit complex werd
gebouwd in 1845, waarna in de rest van de 19e en 20e eeuw een groot aantal uitbreidingen volgde. Veel daarvan is inmiddels alweer verdwenen, om plaats te maken voor anonieme nieuwbouw van de universiteit. Uiterlijk in 2015 vertrekken de wetenschappers naar een nieuw complex elders in de stad, waarna kaalslag voor het Roeterseiland dreigt. Voorzover dat de jaren-zestig en -zeventig nieuwbouw uit de twintigste eeuw betreft, zal niemand daar een traan om laten, maar helaas zijn ook de oude diamantgebouwen een potentiële prooi voor de slopershamer. Monumentenbeschermers hebben echter goede hoop dat deze fysieke resten van de diamantindustrie een plaatsje krijgen op de gemeentelijke monumentenlijst.
8
De wandeling gaat verder naar de Nieuwe Achtergracht, waar verschillende panden aan de diamantindustrie herinneren. Zo is nummer 134 volgens een gevelsteen een gebouw van het Leger des Heils (geweest), maar het verrees in 1887 voor een steendiamantslijperij. Even verder, op nummer 104 staat het onderkomen van de voormalige Stoomdiamantslijperij De Eendracht, eveneens uit 1887. Tien jaar eerder waren hier twee grote woonhuizen gebouwd, maar die kregen een nieuwe gevel, indeling en aanbouw en werden vervolgens bedrijfsgebouw. Op de hoek van de Nieuwe Achtergracht en het Weesperplein is thans de GGD gevestigd. Eertijds stond hier de ‘kleine’ diamantbeurs Concordia, maar door diverse verbouwingen is daar weinig meer van herkenbaar. Dit in de volksmond als 'kinnesinnebeursje' bekende complex had aan de overkant van de straat concurrentie van de ‘echte’ diamantbeurs. Op 17 september 1890 was de officiële oprichting van de ‘Vereeniging Beurs voor den Diamanthandel’; de eerste diamantbeurs ter wereld. Anno 2004 is aan de gemankeerde snelweg door Amsterdam die de Weesperstraat is, de schepping van architect Gerrit van Arkel nog een van de weinige panden die de eertijdse sloopwoede van benepen bestuurders heeft doorstaan. Het asymmetrisch vormgegeven complex met torentje, uitgevoerd in natuur- en baksteen, doet sterk ‘Berlagiaans’ aan (vergelijk het bijvoorbeeld met het door Berlage ontworpen vakbondsmuseum). Karakteristiek zijn ook weer de vele ramen. Die waren niet alleen nodig om slijpwerk te doen, maar ook om de ter handel aangeboden diamanten goed te kunnen sorteren. De dienst Milieu van de gemeente Amsterdam mag blij zijn thans in zo'n fraai onderkomen te huizen.
Regen? 3 juli 2004 is een klamme, winderige dag en af en toe melden de wandelaars elkaar een spettertje te voelen. Regen blijft gelukkig uit, zodat de deelnemers aan de tocht – de jongste is elf en de oudste ‘ruim boven de AOW-grens’ – ongehinderd voortstappen naar de Sarphatistraat. We passeren nieuwbouwkantoorgruwel Sarphati Plaza en houden halt bij het ABNAmro-kantoor. Dat was voorheen een vestiging van de Amsterdamse Bank, een van de voorlopers van de huidige multinational. De diamantbranche was sinds in de zeventiende eeuw een groep Portugese joden
Nieuwsb r i e f
17e jaargang nummer 3, september 2004
zijn toevlucht zocht in Amsterdam, een door joden gedomineerde bedrijfstak. Ook in ondersteundende branches wisten zij hun weg te vinden. Zo wist de joodse directeur Van Nierop in de twintigste eeuw van het kantoor van de Amsterdamse Bank aan de Sarphatistraat een centrum van de diamanthandel te maken. In 1996 kwam dit kantoor in het nieuws door de grootste Nederlandse bankfraude aller tijden. De handel in diamanten verliep veelal à contant en door middel van (anonieme) nummerrekeningen. Van dit fraudegevoelige systeem maakte een medewerker van de bank misbruik, wat resulteerde in een verliespost van 175 miljoen gulden. Dat betende het einde van het systeem van nummerrekeningen èn van de bank als diamantkantoor. De tocht gaat verder, de lawaaiige (zelfs op zondagmiddag) Sarphatistraat over, naar de Prof. Tulpstraat, een straatje haaks op het in 1867 geopende chique Amstelhotel. Dit door de rondleidster als ‘gouden randje van de jodenbuurt’ omschreven laantje huisvestte diamantairs die zaken deden met de rijke klanten van het Amstelhotel. De Prof. Tulpstraat is een fraaie getuigenis van het joodsdiamantair leven in Amsterdam. In een aantal huizen zijn nog diamantkluizen te vinden en dubbele keukens om kosjer eten te bereiden. Verder is deze straat een van de weinige overblijfsels van de plannen van de 19e eeuwse arts en weldoener Samuel Sarphati, die – om het heel simpel samen te vatten – met zijn stedebouwkundige plannen een leefbaarder Amsterdam wilde maken.
Prof. Tulpstraat
Parkeernarigheid Nog maar enkele jaren geleden wilde een projectontwikkelaar de Prof. Tulpstraat tegen de vlakte gooien, om op dat terrein een parkeergarage voor het Amstelhotelpubliek te bouwen. Actievoerders van diverse pluimage wisten die vernietiging van erfgoed tegen te houden. De straat is in 2004 voor een deel hersteld en staat gedeeltelijk nog in de steigers. In een betrekkelijk klein stukje Amsterdam waren de wandelaars inmiddels twee uur onderweg. De tocht ging verder, over de Amstel, door de Korte Amstelstraat weer terug naar de Nieuwe Achtergracht. Vandaar ging het verder door de voormalige jodenbuurt, naar andere locaties. Door ruimtegebrek in deze Nieuwsbrief kan deze wandeling-op-papier niet volledig worden weergegeven. Rest nog op te merken dat deze wandeling elk jaar wordt herhaald. Ook het Joods Historisch Museum in Amsterdam organiseert tochten langs deze voor Amsterdam unieke bedrijfstak. Aanbevolen! Eric-Jan Weterings
Tip Over de Amsterdamse diamantindustrie is veel literatuur verschenen. Een aardige kennismaking is 'De Amsterdamse Diamantbeurs' van Simone Lipschitz, van Stadsuitgeverij Amsterdam. Dit fraai gebonden boek van de dochter van een diamantslijper verscheen in 1990. Boekhandel De Slegte heeft er voor een paar euro per stuk in een aantal filialen nog wat exemplaren van beschikbaar. (ISBN 90-6274-047-2).
9
Nieuwsb r i e f
17e jaargang nummer 3, september 2004
Bijna 100 jaar moderne vakbeweging Bijna 100 jaar geleden ging het Nederlands Verbond van Vakverenigingen van start. De Spoorwegstaking van 1903 is daarvoor van doorslaggevende betekenis geweest. In een felle polemiek met de leiding van het Nationaal Arbeids-Secretariaat heeft Henri Polak uiteengezet aan welke criteria een moderne vakbeweging zou moeten voldoen. In de vorige jaargang is de Nieuwsbrief van de Vakbondshistorische Vereniging een serie daarover begonnen. Eerder is al beknopt de ontwikkeling naar de nieuwe vakcentrale geschetst, zijn de mannen naast en achter Polak geportretteerd, is aandacht besteed aan het fenomeen van de stakingskas, de bezoldigde bestuurders en de betekenis van hulpfondsen. In deze aanlevering wordt ingegaan op de relatie met de politiek. In de komende nummers tot aan 2006 besteden we aandacht aan verschillende andere principiële aspecten die bij de oprichting een rol hebben gespeeld, zoals de plaatselijke organisatie, scholing, vorming en cultuur. Als het erop aan komt kan Henri Polak flink om zich heen meppen. Enige demagogie is hem niet vreemd om zijn opvattingen kracht bij te zetten. Maar uitleggen dat de vakbeweging onafhankelijk moet blijven van een politieke partij, terwijl je zelf een van de twaalf apostelen bent van de SDAP en die partij vertegenwoordigt in gemeenteraad en Eerste Kamer, dat is niet zo eenvoudig. In zijn verschillende soorten politiek leert Polak zowel zijn tegenstanders als zijn achterban kennen. Voor de Spoorwegstaking van 1903 zijn er vanuit het NAS en de Sociaal-Democratische Bond (SDB) oproepen te horen om de politiek te verwijderen uit de vakbeweging. Vakverenigingen moeten strikt neutraal zijn en alle illusies over arbeidswetgeving moeten worden uitgebannen. Politici zijn onruststokers, Kamerzetelhengelaars en ze willen van de vakbeweging hun bijwagen maken. Polak heeft wel enig begrip voor de verwijten, maar dan vooral omdat de confessionele politici en vakbeweging zich hieraan schuldig zouden maken. En dat niet zonder succes, want met de Spoorwegstakingen van 1903 “had dus ook de neutraliteit gefaald. De politieke geheel-onthouding (van de NAS-bonden, JS) had niets geholpen. De ‘neutrale’ vakbonden waren, op een enkele uitzondering na, ontzettend verzwakt. Daarentegen waren de kerkelijke vakvereenigingen in alle opzichten vooruit gegaan, mede door het feit, dat zij steeds ijverig aan partij-politiek hadden gedaan, daardoor hunnen politieke partijen op het kussen hadden geholpen en daarvan op hun beurt den gunstigen weerslag hadden ondervonden – want niets heeft meer succes dan het succes.”
Politieke actie Polak onderkent drie vormen van politieke actie door de vakbeweging. Bovenaan zijn lijstje staat de actie van de overheidsbonden, die met een van de worgwetten van 1903 het stakingsrecht is ontnomen. “Dergelijke vakvereenigingen hebben dan ook niet alleen politieke actie te voren, doch zoolang niet alle arbeiders kiesgerechtigd zijn, mede den strijd voor het algemeen kiesrecht te strijden, ten einde hun industriëele optreden zo doeltreffend mogelijk te doen worden.” Als tweede noemt hij acties van bonden die binnen het bedrijfsleven werkzaam zijn, die in enkele bedrijven wel goede resultaten kunnen boeken, maar die niet zonder hulp van de politiek in een hele sector kunnen opleggen. “Immers”, zegt Polak, “zal de vakvereeniging nooit zóó sterk worden, dat zij de afschaffing van den nachtarbeid over het geheele land, tot in de kleinste en meest afgelegen dorpen en gehuchten, zou kunnen bewerkstelligen en handhaven. Maar de wet kan dat wel degelijk.” Als laatste noemt hij grote zaken als voorzieningen bij werkloosheid, ziekte, invaliditeit, ouderdom. “Wat kan daar de vakvereeniging door industriëel optreden aan doen?”, zo vraagt Polak zich rethorisch af. Zijn antwoord is: “door hun invloed te laten gelden op de besturende en vertegenwoordigende lichamen door met elkander, op goed georganiseerde wijze, te agiteeren voor gewenschte hervormingen; door leden van parlement en gemeenteraden, afgevaardigd door de politieke arbeiderspartij, die rechts noch links kijkt en niets uitstaande heeft met laag-politieke bijoogmerken, de middelen te verschaffen, die zij voor hun optreden in die lichamen noodig hebben.”
10
Verschillende functies In zijn combinatie van functies heeft Polak de strijd tussen vakbeweging en politiek menigmaal aan den lijve ondervonden. Als één van de oprichters van de SDAP wordt er door de partij aan hem getrokken om tal van functies te vervullen. Bekwaam kader is dan ook al schaars. Maar als oprichter en voorzitter van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond (ANDB) heeft hij daarvoor nauwelijks tijd. In 1897 laat hij zich overhalen om kandidaat te staan voor de Amsterdamse gemeenteraad – en verliest. Twee jaar later delft hij opnieuw het onderspit. Wel wordt hij korte tijd later, in 1900, voorzitter van de SDAP in Amsterdam. Het komt hem op anonieme verwijten te staan vanuit zijn ANDB. “Na eerst bij hoog en bij laag te hebben verzekerd dat de ANDB op neutraal standpunt stond, nu noemde hij deze vakbond socialistisch.” Polak vindt het nodig dat de vakbeweging de SDAP een handje helpt bij het ijveren voor sociale wetgeving. In 1902 is dat voor hem aanleiding om de statutair vastgelegde politieke neutraliteit op te heffen. Van het NVV wil hij echter niet dat het deelneemt aan acties voor de achturendag. Zelfs verzet hij zich tegen deelname van het NVV aan acties voor het algemeen kiesrecht. Dergelijke acties zijn naar zijn mening te zeer verbonden aan de SDAP. Hij krijgt voor dit verzet echter geen steun van de ANDB. Zijn biograaf Salvator Bloemgarten schrijft: “Opmerkelijk is dat de Bondsraad van de diamantbewerkersbond eerder geneigd was zijn vrijheid van handelen binnen het NVV te beperken dan de medebestuurders van de vakcentrale. Zo stemde een grote meerderheid van de Bondsraad in februari 1908 tegen Polaks dringend advies in vóór het voorstel om bij het NVV aan te dringen op deelname samen met de SDAP aan de actie voor algemeen kiesrecht.” Polak gaat dan ‘om’! Maar dat betekent niet dat het NVV gaat delen in de kosten. Tot verdriet van de SDAP is niet alleen de leiding over de kiesrechtacties voor de partij, maar zijn ook de kosten voor haar. Met de besluitvorming van 1908 komt er weer vaart in de acties voor algemeen kiesrecht. In 1876 is binnen het Algemeen Werklieden Verbond (ANWV) al de vraag opgeworpen of er geen eigen kandidaten zouden moeten worden gesteld bij de Tweede Kamerverkiezingen. Naar aanleiding van de discussie daarover wordt besloten algemeen kiesrecht te gaan
vervolg op pagina 12
Nieuwsb r i e f
17e jaargang nummer 3, september 2004
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
Programma
Schoonheid na het Werk 2004 De Burcht Henri Polaklaan 9, 1018 CP Amsterdam tel: 020 - 624 11 66, fax: 020 - 623 72 31 E-mail:
[email protected] www.deburcht-vakbondsmuseum.nl
Tentoonstellingen De dag kent drie delen Acht uur werk, acht uur ontspanning, acht uur rust De Vereniging van Beeldende Kunstenaars Sint Lucas is opgericht in 1880. In deze tentoonstelling is recent werk te zien van leden van de vereniging. Lang gold als ideale dagindeling acht uren werken, acht uren ontspanning en acht uren rust. In de Burcht is dit ideaal verbeeld door de kunstenaar Richard N. Roland Holst in een drieluik in de bestuurkamer. Hij maakte de symbolische voorstellingen naar aanleiding van het behalen van de achturige werkdag in 1911 door de Amsterdamse diamantbewerkers. Hedendaagse kunstenaars is gevraagd om zich eveneens door dit thema te laten inspireren en speciaal voor deze tentoonstelling nieuw werk te scheppen. Een aantal kunstenaars zal tijdens de museumnacht, op 6 november, aanwezig zijn om een toelichting te geven. De (verkoop)tentoonstelling duurt van 26 september tot en met 7 november Toegang € 2,50 Korting € 1,25 MJK Gratis Lezing bij de tentoonstelling Op zondag 24 oktober om 14.00 uur verzorgt Harry van Vondel, voorzitter van de Vereniging van Beeldende Kunstenaar Sint Lucas, een lezing met lichtbeelden over de bijna 125 jaar oude geschiedenis van Sint Lucas en enkele van haar beroemde leden, zoals Piet Mondriaan, Jan Sluijters en Kees van Dongen. De toegang voor deze lezing is gratis.
Lezingen Alle lezingen beginnen op zondagmiddag om 14.00 uur. De entreeprijs voor elke lezing is € 5 17 oktober - Kopgeld Onderzoeksjournalist Ad van Liempt spreekt over zijn aangrijpende boek Kopgeld. Nederlandse premiejagers op zoek naar joden, 1943. Het boek beschrijft de genadeloze jacht op joodse onderduikers door de zogenoemde Colonne Henneicke, genoemd naar de leider van deze organisatie. De groep bestond uit rond de vijftig Nederlandse collaborateurs die vrijgesteld waren om op joodse onderduikers te jagen: zij kregen ƒ 7,50 per gepakte jood en maakten uiteindelijk ca. 9000 slachtoffers. Het boek schetst een beklemmende wereld waarin ‘gewone’ Nederlandse mannen, vaak maatschappelijk mislukt, bereid bleken om uit zucht naar macht en welstand hun joodse landgenoten uit te leveren aan de Duitse bezetters. 7 november - Hendrik Petrus Berlage en Helene Kröller-Müller Architect Roelof Siegers spreekt in de Burcht over de verhouding tussen architect H.P. Berlage en Helene Kröller-Müller. Berlage was sinds 1913 in dienst van
de Kröller-Müllers en ontwierp verschillende gebouwen voor deze zeer vermogende familie, waaronder het beroemde ‘Holland House’ in Londen. Dat de socialistisch geïnspireerde Berlage voor een kapitalistische familie werkte moge vreemd klinken, het garandeerde Berlage in elk geval een vast inkomen. Verder deelde Helene Kröller-Müller met Berlage dezelfde kunstopvattingen: beiden wilden kunst en schoonheid in de samenleving brengen. Uiteindelijk was het dienstverband bij de Kröller-Müllers te knellend voor Berlage, vooral de bemoeizucht van Helene zat hem dwars. Toen hij in 1919 de opdracht kreeg om het Gemeentemuseum in Den Haag te ontwerpen, kon hij zich aan het dienstverband ontworstelen. Uiteraard zal Siegers ook uitvoerig ingaan op het jachtslot St. Hubertus, dat tussen 1914 en 1920 naar een ontwerp van Berlage voor de Kröller-Müllers werd gebouwd. Siegers (een van de auteurs van een in 2003 verschenen monografie over het jachtslot) zal daarbij ook iets van het exterieur en interieur laten zien door middel van een diapresentatie. 21 november - Piet Paaltjens Neerlandica Marita Mathijsen spreekt over de negentiende eeuwse humoristische dichter met een tragische kant; François HaverSchmidt, beter bekend onder zijn pseudoniem Piet Paaltjens. Mathijsen bezorgde recent (samen met Dick Welsink) een van uitgebreid commentaar voorziene nieuwe uitgave van de grote poëtische klassieker uit de 19e eeuw Snikken en grimlachjes. Zij zal over de biografische feiten spreken en iets vertellen over het poëtische klimaat in HaverSchmidts tijd, de invloeden die hij heeft ondergaan van met name Heine en ingaan op de vraag wat nu het bijzondere was van het werk van HaverSchmidt/Paaltjens. 12 december - Nazim Hikmet Wim van den Munkhof, docent Nederlands en vertaler, spreekt over de grootste dichter en schrijver die Turkije in de 20e eeuw gekend heeft: Nazim Hikmet (1902-1963). Hikmet begon als dichter, maar raakte al snel in de politiek verzeild. In 1921 vluchtte hij vanuit het bezette Istanbul naar Anatolië om daar aan de onafhankelijkheidsstrijd deel te kunnen nemen. Nog datzelfde jaar gaat hij met een vriend naar Moskou om te gaan studeren. Daar maakt hij kennis met het futurisme en constructivisme, die zijn poëzie erg beïnvloedden. Wanneer hij later naar Turkije terugkeert, krijgt hij het regelmatig met de justitiële autoriteiten aan de stok en zit verschillende malen vast. In 1938 wordt hij uiteindelijk veroordeeld tot ruim 28 jaar gevangenisstraf. In gevangenschap schreef hij aan zijn grote epos Mensenlandschappen. In 1950 kreeg hij amnestie, maar voelde zich het volgende jaar genoodzaakt naar Moskou te vluchten, waar hij ook gestorven is en begraven ligt. Nazim Hikmet, die ook toneelstukken en sprookjes schreef, was met zijn communistische overtuiging een sociaal geëngageerd dichter en schrijver, maar zijn werk is ook doordrongen van liefde, verlangen en heimwee.
Excursies Reserveringen en inlichtingen tel: 020-6241166. De excursies worden georganiseerd in samenwerking met de Stichting Aardige Huizen. NB Er is bij de excursie geen lunch inbegrepen.
11
3 oktober - Napoleontisch Amsterdam De Franse Republiek vond zijn Nederlandse tegenhanger in de in 1795 gestichte Bataafse Republiek die het Stadhouderschap van het huis Oranje-Nassau afloste. Met het uitroepen van Napoleons broer Lodewijk Napoleon tot koning van Holland werd Nederland in 1806 een monarchie met Amsterdam als hoofdstad. De nieuwe vorst met zijn hofhouding en de ministeries vestigden zich in de stad. In 1810 werd Nederland onderdeel van het Keizerrijk en in datzelfde jaar maakte Napoleon Bonaparte als keizer een grootse intocht in Amsterdam. De relatief korte Franse heerschappij bracht grote en blijvende veranderingen teweeg in ons staatsbestel en liet ook zijn sporen na in de architectuur van Amsterdam. De excursie bestaat uit een wandeling langs ‘Napoleontisch Amsterdam’ in de oostelijke binnenstad en een bezoek aan het Paleis op de Dam. De wandeling voert langs de Muiderpoort, OranjeNassaukazerne (ooit gebouwd voor Napoleons soldaten), Entrepotdok (het Entrepot was een Frans systeem), Wertheimpark, Hortus Botanicus, Synagoges, het Trippenhuis en hotel The Grand: in 1808 werd het stadhuis op de Dam het ‘Paleis op de Dam’ en werd wat nu The Grand is het nieuwe stadhuis. Na een koffiepauze wordt de excursie afgesloten met een rondleiding door het Paleis op de Dam, dat dankzij Koning Lodewijk Napoleon over een rijke collectie Empire meubilair beschikt. Aanvang: 12.30 uur Start excursie: de Burcht Prijs: € 20,-
Muziek De muziekvoorstellingen beginnen altijd op zondagmiddag om 14.00 uur en worden georganiseerd in samenwerking met het Conservatorium van Amsterdam en zijn gratis (m.u.v. 19 december) voor museumbezoekers: u betaalt dus alleen de entreeprijs van € 2,50 (of een kortingsprijs/MJK gratis) voor het museum. 31 oktober - Strijkkwartet bestaande uit leerlingen van het conservatorium van Amsterdam spelen strijkkwartetten van B. Smetana en W.A. Mozart 14 november - Bardac Harptrio (harp, altviool en fluit) speelt werken van o.a. Glinka, Daan Manneke, Debussy, Diabelli, Vieuxtemps en Ravel 19 december - Joodse motieven als leidsymbool in de Russische muziek Het Chagall Trio voert met sopraan Julia Bronkhorst een programma uit met joods geïnspireerde Russische muziek uit de 20e eeuw. Dimitri Shostakovich (1906-1975) liet zich in veel van zijn composities inspireren door joodse thema’s. Zijn Tweede Trio opus 67 uit 1944 verwijst naar de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog en het lijden van het joodse volk. De finale van het Trio is een beklemmende dodendans, gecomponeerd naar aanleiding van berichten dat de nazi’s hun joodse slachtoffers dwongen te dansen naast hun zelf gedolven graven voor zij geëxecuteerd werden; zoals vaker gebruikte Shostakovich hier herkenbare elementen uit de joodse volksmuziek. In zijn Zeven Romances op gedichten van Alexander Blok opus 127 liet Shostakovich zich inspireren door de symbolist Blok: de thema’s liefde, trouw, eenzaamheid en nadrukkelijk ook de dood komen aan de orde in dit onheilspellende stuk. Solomon Rosovky (1878-1962) was een van de initiatiefnemers van het St. Peterburgs Genootschap voor Joodse Volksmuziek, dat in 1908 werd opgericht door een aantal joodse componisten, aangevoerd door de muziekcriticus, componist en muziekuitgever Joel Engel
vervolg op pagina 12
Nieuwsb r i e f vervolg van pagina 10 bepleiten. In 1885 leidt dat tot een massale actie, die echter slechts tot een marginale wijziging van het kiesrecht leidt. De ervaringen korte tijd later van Ferdinand Domela Nieuwenhuis als eerste arbeidersvertegenwoordiger in de Tweede Kamer (1887-1891) hebben een trauma tot gevolg, niet alleen bij ús Verlosser, maar ook bij partij en beweging rond hem. Polak hoort bij degenen die zich daarvan losmaken, door een meer op de parlementaire arbeid gerichte partij te stichten en door ook binnen de vakbeweging een koers te gaan varen die zich doelbewust wil onttrekken aan de invloed van Domela Nieuwenhuis. Tot en met de Eerste Wereldoorlog blijft de
Colofon De Nieuwsbrief is een uitgave van de Stichting FNV-pers te Amsterdam in opdracht van de VHV en verschijnt vier keer per jaar. 17e jaargang, nr. 3, september 2004 Redactie:
Jacques van Gerwen Harry Peer Jeroen Sprenger Eric-Jan Weterings (eindredactie, tel. 020-6648296) Wim de Vrind (redactiesecretaris, tel. 020 - 640 41 07)
Redactieadres: Palestrinastraat 13HS 1071 LC Amsterdam tel. 020 - 664 82 96
[email protected] Secretariaatsadres VHV: Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam tel. 020 - 624 11 66 Internet
www.vakbondshistorie.nl
Vormgeving:
ACI Ontwerpstudio Amsterdam
Druk:
ISSN 1384-7457
ACI Offsetdrukkerij Amsterdam
17e jaargang nummer 3, september 2004
‘anarchistische beweging’ een te duchten tegenstander.
Rode dinsdagen De kiesrechtbeweging die vanaf 1908 aan kracht wint, draagt bij aan het succes van de sociaal-democratische beweging. In 1911 en 1912 worden er succesvolle Rode dinsdagen georganiseerd, kiesrechtmanifestaties op Prinsjesdag. De mooie verkiezingsuitslag voor de SDAP in 1913 is er een gevolg van. Maar wat betekent dit voor de relatie van vakbeweging en politiek? Frits de Jong Edz. schrijft: “Jaar in jaar uit had het Verbond de partij bij haar acties de helpende hand geleend en ‘de krachtige houding der vakbeweging’ in menig moeilijk conflict had de arbeiders leren vertrouwen op de rustige regelmaat van het parlementaire werk. De verkiezingen waren, zo zou men kunnen stellen, niet in het minst gewonnen door de scharen van het NVV. En toen dan de partij tengevolge van die hulp in haar Kamerfractie groeide en gepolst werd over de regeeringsdeelname, toen werd bij die heftige debatten over regeeringsdeelname
naar het oordeel der vakbeweging niet gevraagd. Het gaat hier om meer dan een politieke zaak alleen, zo zeide men van de zijde van de vakbonden. Gij zijt er uitsluitend ter bevordering van de vakbelangen, zo sprak men van de kant van de partij. Zo ging de partij haar eigen weg.” Het op socialistisch academische gronden negeren van de uitnodiging houdt de SDAP nog 25 jaar buiten de regering… Polak zelf komt met die mooie verkiezingsuitslag in de Tweede Kamer, om twee maanden later over te stappen naar de Eerste Kamer. Volgens Oud en Drees is dat doelbewust beleid geweest. Salvator Bloemgarten denkt dat het een uiting van opportunisme is. Polak schrikt volgens hem, als puntje bij paaltje komt, terug en neemt genoegen met het veel minder tijdrovende Eerste-Kamerlidmaatschap. Bloemgarten: “De ANDB was ten slotte zijn wettige vrouw met wie hij weliswaar van tijd tot tijd flink overhoop lag, maar met wie hij het uiteindelijk toch beter kon vinden dan met de beter ogende maar ook meer frivole Tweede Kamer.” Jeroen Sprenger
vervolg van pagina 11: Schoonheid na het Werk 2004 (1862-1927), die een klassieke joodse muziekstijl wilde creëren. Zij werden in dit streven aangemoedigd door de Russische componist Rimsky-Korsakov. Zij maakten bewerkingen van synagogale en joodse volksmelodieën en verwerkten deze in hun composities. Van Rosovsky wordt het Trio opus 6 uitgevoerd. Het Chagall Trio bestaat uit: Marten Boeken (viool), Alexander Oratovski (cello) en Jeroen Sarphati (piano). Prijs € 12,50 NB dit programma is onder voorbehoud
KnipKaartZingen 19 oktober 15 november (NB dit is een maandagavond) 21 december
Aanvang 19.45 uur. Prijs € 9,– (€ 32,– voor een knipkaart )
Wandelingen De wandelingen beginnen steeds om 14.00 uur en beginnen bij de Burcht, tenzij anders aangegeven. Prijs stadswandeling € 8: gaarne reserveren. De stadswandelingen worden georganiseerd in samenwerking met de Stichting Aardige Huizen. Op aanvraag is ook een stadswandeling op een andere datum mogelijk: inlichtingen bij de Burcht ( 020-6241166). 10 oktober Plan Zuid: Van Muzenplein tot Olympisch Stadion Deze wandeling behandelt het westelijk deel van Berlage’s Plan Zuid, het deel dat bekend staat als Nieuw Zuid. Daarnaast lopen we door de aangrenzende buurt rond het Harmoniehof en het Obrechtplein, het vergeten deel van Plan Zuid. In beide buurten
12
hebben architecten van de zgn. gematigde, late Amsterdamse School een waar museum van bouwkunst uit de jaren ‘20 en ‘30 achtergelaten. Ook Het nieuwe Bouwen kreeg in de jaren ’30 een aantal kansen. En tenslotte de Olympische Spelen van 1928, waarvan uiteraard het stadion het belangrijkste overblijfsel is, een waardige afsluiting van Plan Zuid. Begin wandeling: Muzenplein 24 oktober - Berlage’s 6000 Woningenplan Deze wandeling gaat van noord naar zuid door dit grootschalige plan voor sociale woningbouw in OudWest. We beginnen bij het Mercatorplein, ontworpen door Berlage. In de buurt zien we diens ideeën over het gebruik van lange straatwanden en de geleding van de buurt met doorgaande en rustige straten, afgewisseld met besloten pleinen (‘de straat als huiskamer’). We eindigen op het Hoofddorpplein, dat geïnspireerd is op het Mercatorplein. De hele buurt is gebouwd in de jaren twintig van de 20e eeuw, in een sobere Amsterdamse School-stijl. Alle grote Nederlandse architecten uit die tijd hebben hun bijdrage hieraan geleverd. Begin wandeling: Mercatorplein
Museumnacht 2004 Zaterdag 6 november ‘Diamonds are Forever’ in de Burcht Zangeres, kleinkunstenares en dirigente Pauline van Antwerpen presenteert een sprankelende nacht met meezingers en diep doorleefde levensliederen die allemaal in meer of mindere mate in het teken staan van Diamonds are forever. Elk heel uur tussen 20 en 24 uur is er een half uur meezingen met Pauline van Antwerpen.