NAMEN VAN OMSLUITINGEN IN DE BARONIE VAN BREDA Christ Buiks De Baronie van Breda is een gebied in het westen van de provincie Noord-Brabant,vroeger bestaande uit 16 dorpen en één stad, Breda. In dit gebied heeft een onderzoek naar de toponiemen geleid tot een namenbestand van circa 100.000 veldnamen. Een groot deel ervan is reeds gepubliceerd in een aantal dorpsmonografieën. De namen van omsluitingen zijn verschillend per gebied/dorp en variëren ook in de loop der eeuwen: er bestaat dus een bepaalde 'mode 'ín .Door het enorme aantal toponiemen is het zeer goed mogelijk vergelijkingen tussen dorpen uit te voeren over bijvoorbeeld de frequentie van een bepaald element. Komt bijvoorbeeld heining meer voor in Alphen dan in Princenhage en is het aantal blokken in Oosterhout groter dan in Zundert (procentueel gemeten natuurlijk)? In het onderstaande komen niet alle elementen die op omsluiting duiden aan bod, zoals Bocht, Kamer, Hemel en andere . AKKER. Dit is de naam die betrekking heeft op de dorpsakker, een complex cultuurland van enkele tientallen hektaren, dat elders de namen eng, enk, veld, kouter of es draagt. De naam akker moet vroeger over een groter gebied verspreid zijn geweest dan thans, gezien de plaatsnamen Franeker en Pijnakker. De Vlaamse kouters werden oorspronkelijk ook met akker aangeduid. Nu is een dorpsakker van nature een open gebied waar geen wallen of heggen het uitzicht belemmeren, een typisch 'open field' dus. Toch zien we de dorpsakker van Etten (de Banakker) op 19e eeuwse kaarten druk voorzien van heggen. Zou dat een gevolg zijn van de hoge houtprijzen van rond 1800? Aan de rand van die dorpsakker lag altijd een zware wal, die de akkerschouw, akkergracht of kortweg schouw genoemd werd. Die wal werd namelijk op regelmatige tijden door schout en schepenen geïnspekteerd (geschouwd)met het oog op zwakke plekken, gaten in de wal ,openingen in de begroeiing en dergelijke. Binnen de dorpsakker werden de grenzen van de percelen aangegeven met een verdiepte ploegvoor, een scheikei of een boom op de akkergracht. De dorpsakker is voor een deel zeker ontgonnen uit bos, gezien de rode-toponiemen die men vaak in dit complex aantreft. De betekenis van akker zou zijn 'het omheinde veld'. Binnen de dorpsakker worden wel eens heiningen en bolken aangetroffen: de eerste kunnen door een uitbreiding van de dorpsakker binnen dit complex getrokken zjn, de laatste kunnen van zeer oude datum zijn;zie onder. De functie van de akkergracht was voornamelijk het tegenhouden van loslopend vee, dat immers in de akkers grote schade aan kon richten door vertrapping van het op de velden staande graan. Ook hield de wal+heg de wind tegen , hetgeen verstuiving belemmerde. Het hout werd gebruikt als mutsaard en geriefhout. De oudste vermelding van een akker dateert uit 1297 te Sprundel: Epeltere acker. Hier is akker echter niet een dorpsakker, maar een stuk bouwland in particulier bezit, zoals in duizenden andere akkernamen. BLOK,BOLK,LOK en andere varianten zijn afgeleid van (be)luken 'omsluiten'. Die omsluiting kan zowel bestaan uit sloten als uit wallen. Een blok is meestal een weiland, omgeven door sloten. Maar blok komt ook voor als benaming voor bouwland en later ook in de betekenis van 'perceel' zonder meer. Blokken hebben vaak een behoorlijk groot oppervlak. Bolken liggen dikwijls in de dorpsakker en lijken dan bij een groter en vruchtbaarder perceel te horen. Zijn het overblijfselen van de raatakkers uit de IJzertijd en hebben ze in de loop der tijden hun omwalling verloren? Opvallend is ook dat het meestal kleine percelen zijn ter
grootte van een lopenzaad. De lopenzaad is de oudste oppervlaktemaat in de Baronie. Deze komt voor in drie grootte's: de kleine, de grote en de oude.De kleine is beperkt tot Oosterhout, Gilze en Dongen,terwijl de grote in de andere dorpen van de Baronie gebruikt werd. De oude lopenzaad wordt alleen vermeld in archiefstukken uit Gilze en dan alleen nog vóór het einde van de middeleeuwen. Lok en look komen vooral voor in het zuiden van de Baronie en dan nog maar sporadisch. GRACHT of in oudere teksten graft duidt in de Baronie altijd op een wal. Bij omschrijvingen van een perceel leest men duizenden malen :een perceel ..groot met grachten kanten en holen X bunder.Gracht hoort bij graven. Elders duidt een gracht juist het uitgegravene, de diepte, aan. Bij het aanleggen van een gracht gebruikten de boeren zoden voor de buitenkant en zand voor het binnenste. Dat zand werd voor een deel gehaald uit het hool, een droog slootje dat werd aangelegd aan de buitenzijde van de wal. De meeste grachten waren een halve roede (van 5,6 meter,dus 2,8 m.) breed en mogelijk een meter hoog. Maar er waren ook grachten die wel tien meter breed waren. De grachten waren beplant met drie soorten hout: eik, els en berk,die om de vjf tot zeven jaar werden 'geboscht'. Enkele toponiemen met dit element zijn de Vloeigracht onder Princenhage en de Molengracht onder Teteringen. De eerste is een wal die rondom de nederzetting Overveld lag om de vloed van het Markwater te keren. De gracht zou volgens een verklaring uit de 17e eeuw dateren uit de tijd dat er nog geen dijken langs de Mark lagen. De boeren waren natuurlijk blij met het vruchtbare slib dat uit meer stroomafwaartse gebieden bij vloed werd meegevoerd. De Molengracht was een wal langs het water de Molenvloed ; later de naam van een nederzetting aldaar. HAAG/HEG. Het element haag kan staan voor :'omheind bos, levende haag, bosje ,heg, wildpark' . De oudste vermelding van een naam met het element is de nederzettingsnaam Hage,het later Princenhage,daterend uit 1198. Hage wordt dan omschreven als een indaginem,een wildpark ,van de Heren van Breda. Het zal geen verwondering wekken dat de meeste haagnamen samengesteld werden met namen van bomen als werf (waterwilg), wide (wilg), doorn (mei-of sleedoorn) en wis (twijg,teen). Over de ouderdom van de heggen is veel geschreven . In Engeland zouden heggen bestaan met een leeftijd van meer dan 1000 jaar, maar recent onderzoek in Vlaanderen had als resultaat dat er maar weinig heggen gevonden werden van meer dan een eeuw oud. Een Engelse methode om de ouderdom van heggen te benaderen-de regel van Hooper- luidt: de leeftijd van de heg = het aantal houtige gewassen per 30 yard +30 jaar. Men gaat er hierbij van uit dat zich in een heg in de loop der eeuwen allerlei struiken vestigen zoals lijsterbes, vogelkers, meidoornd, sleedoorn,vuilboom en vele andere. De regel is voor Nederland ,zover bekend ,nog niet getoetst. Dan zou men ook uit een andere bron de leeftijd van de heg moeten kennen, bv.door een gedateerde kaart of een aantekening in een cijnsboek van de ontginningsdatum. De heggen waren bij de verhuur van een boerderij steeds gereserveerd voor de verhuurder. De meeste heggen zijn in de loop van de 20e eeuw gesloopt: het hout was minder waard, mutsaards waren niet meer nodig en het prikkeldraad kon het vee keren. HEINING is in het onderzoeksgebied veruit de meest voorkomende aanduiding voor een omsloten perceel. Het element hangt samen met mnl.haghen. Heiningnamen komen in het westen van Brabant voor en in het oosten tot en met Tilburg. De meeste heiningen dateren uit de late middeleeuwen. De oudste vermelding van een heining stamt uit Oosterhout,1334. De meeste heiningnamen vinden we in het zuiden en oosten van de Baronie. Heiningen zijn veelal grote percelen, bestemd voor de verbouw van rogge, gelegen op de rand van de heide
en ontgonnen uit heide. Veel heiningen zijn genoemd naar de ontginner/eigenaar, terwijl er ook een belangrijk deel is samengesteld met namen van bomen/struiken,de verbouwde gewassen en de grondsoort. Een heitheining is een heining die door de boer omgeven werd met een wal+heg ,maar verder niet ontgonnen werd, omdat de boer hier vrijelijk, namelijk niet gehinderd door de keuren, zoden kon steken, heide kon maaien,zijn schapen kon laten grazen etc. Een heining begroeid met heide dus. HOF is de benaming voor een omheining en alles wat daarbinnen kan liggen:moestuin, boerderij, kasteel, gerechtshof. Het woord gehucht hangt samen met hof(
Nerven, Nijhoven >Nijven). De grote boerderij zal later uitgebreid zijn met meer hoeven, waardoor een gehucht ontstond. De oudste hofnaam in de Baronie is die van een gehucht bij Princenhage : Eindhoven, 1187. Hof komt in de Baronie ook zeer veel voor in zin van een dicht bij de boerderij gelegen met een heg omsloten perceel en dan gebruikt voor de verbouw van haver, vlas, rapen , gras (gaarshof),maar geen rogge. Een groentetuin werd moeshof, cruythof, koolhof of raaphof genoemd.Veel voorkomende hofnamen zijn: Wijthof, Grinthof(grint=bindwilg), Berkhof en Gaarshof Het is mogelijk dat een hof oorspronkelijk een perceel was dat omheind was met een staketsel van in de grond gestoken stokken met daartussen vlechtwerk,een methode die ook werd toegepast bij de constructie van weegten, wanden. Op schilderijen van landschappen in de Kempen uit de 16e eeuw komen deze heiningen vaak voor. Maar dit type heining moet vaak gerepareerd worden en vraagt veel hout. Later waarschijnlijk vrijwel overal vervangen door heggen. INNEEM Een inneem was een perceel dat een landbouwer ontgon op de heide. Hij vroeg eerst toestemming aan de rentmeester van de domeinen , betaalde een koopsom (het voorlijf) een verder een jaarlijkse grondcijns. Het te ontginnen perceel werd aangegeven met kielspitten (twee loodrecht op elkaar staande voortjes op de hoekpunten) en in de loop der jaren met een wal omgeven. Inneem is de opvolger van heining als benaming voor percelen ontgonnen uit de heide. Vaak is het element vervormd tot Hennip ,Himp, of Hinnem. Het element was vooral in gebruik in de 18e eeuw. KAMP is een element dat zowel zeer oud als vrij jong kan zijn; in het laatste geval betreft het meestal bosperken die van een van elders afkomstige rentmeester/boswachter een naam kregen. Kamp houdt men meestal voor verwant met Lat.campus 'open veld', maar Smulders denkt dat er ook een Germaans woord kamp heeft bestaan, dat de betekenis 'omsloten veld' bezat en voor zou komen in de naam Kempen, dat volgens hem 'het land der gelookten' zou betekenen. Kamp komt in elk geval in de Baronie betrekkelijk weinig voor, veel minder dan in het oosten van Noord-Brabant. Kampnamen hebben zowel betrekking op bouwland als weiland. Enkele oude namen met dit element zijn de Hunkamp en de Leverkamp, beide in Oosterhout. Eerstgenoemd perceel lag bij de kerk, het tweede op de Houtse Akker. Hun zal net als in Hunebed en toponiemen als Huneborg bij Weerselo en Hunerberg bij Nijmegen ,wijzen op de indrukwekkende werken die verricht waren om de verschansingen op te richten. Lever hoort waarschijnlijk bij leeuw: begraafplaats POLDER is vrijwel alleen bekend als alluviaal terrein omgeven met dijken,maar in de Baronie komen ook tientallen polders voor op de zandgronden. Deze zandpolders- of heipolders zijn meestal groot van omvang, ze zijn laat ontgonnen en onvruchtbaar. Omdat er
ook een wal omheen lag werden ze ,waarschijnlijk ironisch, vergeleken met de veel vruchtbaardere kleipolders. De oudste vermelding van een heipolder in de Baronie is die van de Krekelpolder onder Princenhage,1443 die Polre.De meeste heipolders dateren uit de 17e of 18e eeuw. Bach, Adolf : Deutsche Namenkunde II:Die Deutschen Ortnamen, 1,2 , Heidelberg (1953) Bont, A.P de: Dialect van Kempenland, deel III:Geografische namen, Assen (1969) Buiks, Chr.: Oude landmaten in de Baronie van Breda ,Brabants Heem 40 (1988), p. 104-119 Buiks, Chr.:Veldnamen en landbouwgeschiedenis in de Baronie van Breda, Noordbrabants Historisch Jaarboek 7 (1990), p.206-243 Buiks, C.J.M. ,K.A.H. W.Leenders: Nederzettingsnamen in het gebied tussen Antwerpen, Turnhout, Geertruidenberg en Willemstad, deel 1-6 (1993) Buiks, Chr.: Akkernamen in de Baronie van Breda, Historisch Geografisch tijdschrift 14 (1996),nr.2, p. 56-63 Buiks,Chr.:Laatmiddeleeuws landschap en veldnamen in de Baronie van Breda, Assen (1997), p.137-149 Buiks,Chr.:Veldnamen in de gemeente Gilze en Rijen, deel 1-2,(2002) Buiks,Chr.:Veldnamen in de gemeente Zundert, deel 1-4(2004) Buiks,Chr.: De oude lopenzaad van Gilze, Historisch Geografisch tijdschrift 22 (2004), p.5864 Camps, H.P.H.:Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312,deel I: De Meierij van 'sHertogenbosch (met de Heerlijkheid Gemert),Den Haag (1979) Cerutti, F.F.X.: Middeleeuwse rechtsbronnen van stad en heerlijkheid Breda, deel 1-3 (1956, 1972,1990) Goossenaerts, J.: De taal van en om het landbouwbedrijf in het N.-W.van de Kempen,Gent (1956/8) Gysseling,M.: Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, NoordFrankrijk en West-Duitsland,voor 1226, deel 1-2, Gent (1960) Hasselt, R.van en A.Weijnen: De plaatsnamen van Roosendaal, Jaarboek 'De Ghulden Roos' 8(1948) Helsen, J.: Toponyica in Kempische grensafbakeningen, Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam,31( 1955) , p.16 e.v. Hoeufft, J.: Proeve van Bredaas Taal-eigen, Breda (1836) Hooper, M.D.: Dating hedges, Area 4 (1970) Hooper, M.D.: Hedges and history,New Scientist (1970), p.598-600 Leenders, K.A.H. W.: Zandpolders, Holland XII (1980), 267 e.v. Moerman, H. J.: Nederlandse plaatsnamen,een overzicht, Nomina Geografica Flandrica, Studiën VII (1956) Molemans, J.: Profiel van de Kempische toponymie, Naamkunde ( (1977), p. 1-50 Molemans, J. m.m.v. J. Mertens: Zonhoven,een historisch-naamkundige studie, Zonhoven (1982) Rackam,Olivier: The history of the countryside (1986), p. 193-195 Sanders, J.G.M. :Het karthuizerklooster 'Het Hollandse Huis', I, Den Bosch (1984) Smulders, F.W.:Campina, Brabants Heem (1960), p. 54-56 Stolte, M.C.P: Polders en polders en polders, Holland 13 (1981), p.114-115 Trommelen,J.R.O. en M.P.E.Trommelen: Tilburgse toponiemen in de 16e eeuw. Een tentative reconstructie en naamsverklaring, Tilburg (1994) Verdam,J. en C.W.Ebbinge Wubben: Middelnederlandsch handwoordenboek, Den Haag (1932)
Vries, J.de: Nederlands etymologisch woordenboek, Leiden , herdruk (1987) Wieberdink, G.L.: Historische atlas van Noord-Brabant, Den Ilp (1989)