NAAR NEDERLAND HANDLEIDING
w w w .n
aa
rn
ed
er
la n
d. n
l
Nederlands - Español
De examenonderdelen Kennis van de Nederlandse Samenleving, Spreekvaardigheid en Leesvaardigheid zijn in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Den Haag) ontwikkeld door Bureau ICE (Culemborg). Naar Nederland is een film in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontwikkeld door Odyssee Producties (Amsterdam) in samenwerking met CINOP. Het materiaal ter voorbereiding op de taalonderdelen is ontwikkeld door Uitgeverij Boom (Amsterdam) in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Vormgeving: JACKY-0, Rotterdam Opmaak: Boekhorst Design, Culemborg Productie en distributie: Uitgeverij Boom, Amsterdam © 2014 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Alle rechten voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
NAAR NEDERLAND
Inhoud Nederlands Examenprogramma basisexamen Inburgering Handleiding in hulptaal Woordenlijst
Inhoud
Nederlands 1. Inleiding Sinds 15 maart 2006 moet een deel van de nieuwkomers die voor langere tijd naar Nederland willen komen en een machtiging tot voorlopig verblijf nodig hebben, het basisexamen inburgering in het buitenland afleggen voor de komst naar Nederland. Het gaat om personen tussen 18 en de pensioengerechtigde leeftijd die een gezin willen vormen met iemand in Nederland of die zich willen herenigen met familieleden die al in Nederland wonen. Ook mensen met een geestelijk beroep zoals imam of predikant, die in Nederland komen werken, moeten het basisexamen inburgering in het buitenland afleggen. Met dit zelfstudiepakket leert u de basis van de Nederlandse taal en maakt u kennis met de Nederlandse samenleving. Daarnaast kunt u zich hiermee voorbereiden op het examen. In deze handleiding krijgt u uitleg over de drie onderdelen van het examen. U leest ook wat u bij elk onderdeel moet doen. Verder krijgt u adviezen over welke (taal)vaardigheden u nodig hebt in het examen en hoe u zich op de drie onderdelen kunt voorbereiden. Naast dit zelfstudiepakket kan ook uw partner die al langere tijd in Nederland woont, u helpen bij uw voorbereiding op het examen. Neem deze handleiding samen door, bekijk met elkaar het materiaal en stel een leerplan op, bespreek in welke volgorde en in welk tempo u de lessen doorneemt. Houd uw partner op de hoogte van uw vorderingen en vraag hem of haar om advies.
2. Het examen Wat wordt er getoetst? Het basisexamen inburgering in het buitenland bestaat uit drie onderdelen. U moet deze drie onderdelen halen om voor het basisexamen inburgering in het buitenland te slagen. Als u een van de onderdelen niet haalt, hoeft u alleen dat onderdeel opnieuw te doen.
1. Examen Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) Dit onderdeel omvat kennisvragen over de Nederlandse samenleving. U moet op de computer in het Nederlands antwoord geven op meerkeuzevragen over foto’s.
2. Examen Spreekvaardigheid Bij dit onderdeel worden alleen mondelinge vaardigheden (luisteren en spreken) getoetst. Het vereiste basisniveau voor luisteren en spreken in de Nederlandse taal is niveau A1. Dit niveau is gebaseerd op het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen.
3. Examen Leesvaardigheid De Nederlandse taal wordt geschreven in het Latijnse schrift. Dit examen meet of u de Nederlandse taal kunt lezen en begrijpen op niveau A1 van het Europees Raamwerk voor Moderne Vreemde Talen.
3. Inhoud van dit pakket Met dit zelfstudiepakket kunt u zich zelfstandig voorbereiden op de drie onderdelen van het examen. In het pakket zitten de volgende materialen die u voor zelfstudie kunt gebruiken: ·· deze handleiding met audio-cd ·· de dvd met de film Naar Nederland ·· het fotoboek Naar Nederland met audio-cd
4
NAAR NEDERLAND
·· ·· ··
het werkboek Naar Nederland, Nederlands voor anderstaligen met audio-cd’s de dvd met het digitale oefenprogramma een inlogcode voor het online oefenprogramma
4. Voorbereiding op het KNS examen De film Naar Nederland Het examen Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) toetst uw kennis over Nederland. Wat u moet weten, is opgenomen in de film Naar Nederland. U ziet daarin hoe mensen in Nederland leven, hoe mensen in Nederland met elkaar omgaan en wat hun gewoonten zijn. Verder leert u praktische zaken die goed zijn om te weten als u in Nederland woont. De film duurt ongeveer 110 minuten en is ingedeeld in de volgende thema’s: 1. Nederland: geografie, vervoer en wonen 2. Geschiedenis 3. Staatsinrichting, politiek en grondwet 4. Nederlandse taal 5. Opvoeding en onderwijs 6. Gezondheidszorg 7. Werk en inkomen
Het fotoboek met honderd vragen Bij de film Naar Nederland hoort een fotoboek met een audio-cd. In het fotoboek ziet u honderd genummerde foto’s met beelden uit de film. Bij elke foto hoort een vraag die u in dezelfde volgorde op de cd hoort. Deze vragen worden in het Nederlands gesteld. De antwoorden zijn ook in het Nederlands. In het fotoboek en op de cd kunt u alle vragen en antwoorden lezen en horen. De antwoorden moet u allemaal kennen als u het examen gaat doen. Het examen bestaat uit dertig vragen die gekozen zijn uit de honderd vragen van het fotoboek en de cd.
Instructie Op de zes dvd’s die in het pakket zitten, staat dezelfde film. Dvd’s 1, 2 en 3 zijn geschikt voor PAL/ SECAM. Dvd’s 4, 5 en 6 zijn geschikt voor NTSC. U kiest voor het systeem dat in uw land gebruikt wordt. U kunt hiervoor de handleiding van uw apparatuur raadplegen of dit op de website www.naarnederland.nl opzoeken. Op de opdruk van de dvd’s staan namen van de steuntalen: Nederlands, Standaard Arabisch, Marokkaans Arabisch, Chinees, Dari, Engels, Frans, Bahasa Indonesia, Koerdisch (Kurmanci), Pasjtoe, Portugees, Russisch, Spaans, Tarifit/Rif-Berber, Thai, Standaard Somalisch, Urdu en Vietnamees. U kiest de dvd waarop uw steuntaal voorkomt. U stelt deze in via de menukeuzefunctie van uw dvdspeler. Daarmee kunt u ook instellen of u de film in zijn geheel bekijkt of per thema. Voor een goede voorbereiding op de toets kunt u het volgende doen: 1. Bekijk de film meerdere malen in uw steuntaal, tot u de inhoud kent. 2. Bekijk de film daarna in de Nederlandse taal. 3. Bekijk de film per thema in uw eigen taal en in het Nederlands. 4. Oefen per thema met de vragen uit het fotoboek. 5. Luister naar de vragen op de cd. Luister naar de antwoorden. 6. Oefen alle vragen net zolang tot u alle antwoorden kent. 7. Oefen de vragen door elkaar heen, niet alleen op volgorde. 8. Bekijk de film nog een keer in het Nederlands. Nu u de vragen kent, zult u veel meer begrijpen.
Nederlands
5
De voorbereiding op het KNS examen vraagt minder tijd dan de voorbereiding op de twee taalexamens. Het is het beste om de voorbereiding op alle onderdelen te combineren. In de film Naar Nederland zitten veel woorden die ook in de taalexamens voorkomen. Door vaak naar de Nederlands gesproken versie van de film te kijken en te luisteren raakt u vertrouwd met de klanken van het Nederlands.
5. Voorbereiding op de taalexamens Werkboek en e-learning Als u de Nederlandse taallessen uit het pakket volgt, leert u lezen, luisteren en spreken in één keer. U bereidt zich tegelijkertijd voor op het examen Spreekvaardigheid en het examen Leesvaardigheid. Voordat u met de echte voorbereiding op de drie onderdelen van het examen kunt beginnen moet u gealfabetiseerd zijn. De Nederlandse taal wordt geschreven met Latijnse letters, net als het Engels, Spaans, Frans of Portugees. In de eerste twintig lessen leert u het Latijnse schrift en alle Nederlandse klanken. U leert hoe u van de letters woorden kunt maken en hoe die klinken. U leert daarbij ook allerlei Nederlandse woorden kennen. Mensen die al gealfabetiseerd zijn in de eigen taal en het Latijnse schrift goed beheersen, kunnen beginnen met les 21. We raden u aan om vooraf wel kennis te nemen van les 1 tot en met 4 en les 20. In deze lessen worden de Nederlandse klanken en letters geoefend. U kunt de lessen op twee manieren doen: 1. U volgt de lessen van het werkboek met de bijbehorende audio-cd’s. Deze 65 lessen zijn een zelfstudiecursus Nederlands. Hiermee leert u hoe u moet lezen, luisteren en spreken. U hebt hiervoor een cd-speler nodig. 2. U doet de lessen op uw computer. Als u een computer hebt, kunt u gebruik maken van het oefenprogramma voor de computer. Dit programma bevat dezelfde lessen als het boek. U kunt het oefenprogramma op uw computer installeren (gebruik hiervoor de dvd) of u kunt het oefenprogramma online volgen (gebruik hiervoor de inlogcode). Het online oefenprogramma heeft als voordeel dat uw partner kan meekijken met uw vorderingen. En dat u de oefeningen zo vaak kunt herhalen als u wilt. Natuurlijk kunt u beide manieren ook combineren.
Instructie werkboek Algemeen ·· Bekijk of lees de instructie boven de oefening goed. Kijk naar het plaatje en het voorbeeld. ·· Niet iedereen hoeft alle oefeningen te doen. Als u analfabeet, laag- of middelbaar opgeleid bent, kunt u de extra, oranje gekleurde blokjes overslaan. Ook hoeft u de oefeningen met een oranje ster niet te maken. ·· Tip: werk met een potlood. Dan kunt u de oefeningen verbeteren en nog een keer doen. ·· Doe de lessen met iemand die de Nederlandse taal kent. Zo controleert u of uw uitspraak goed is. ·· Uw partner kan u helpen met het vertalen van de woorden. In deze handleiding staat de woordenlijst in uw hulptaal. Deze is ook te horen op de cd. Op www.naarnederland.nl kunt u (of uw partner) andere talen downloaden en printen. Voor analfabeten en anders gealfabetiseerden ·· In les 1 tot en met 20 leert u het Latijnse alfabet, de Nederlandse klanken en de eerste Nederlandse woorden. Als u het alfabetiseringsprogramma hebt gedaan, kunt u beginnend lezen in het Nederlands.
6
NAAR NEDERLAND
··
Vanaf les 21 leert u Nederlandse woorden en zinnen spreken, verstaan en lezen. Na les 65 kunt u beide voorbeeldexamens maken.
Voor degenen die het Latijnse schrift al goed beheersen ·· In les 1 tot en met 4 leert u de Nederlandse klanken en in les 20 maakt u kennis met de Nederlandse letters. ·· Vanaf les 21 leert u Nederlandse woorden en zinnen spreken, verstaan en lezen. Na les 65 kunt u de beide voorbeeldexamens maken.
Instructie e-learning ··
··
Bekijk of lees de instructie boven elke oefening goed. U kunt deze in uw eigen taal beluisteren door op het luidsprekertje te klikken. Kijk ook goed naar de voorbeelden waarmee de oefeningen beginnen. Doe de lessen met iemand die de Nederlandse taal kent, bijvoorbeeld uw partner of iemand in uw naaste omgeving. Zo controleert u of uw uitspraak goed is. Deze persoon kan ook inloggen op het online oefenprogramma om te zien hoe ver u met uw lessen bent.
Instructie-iconen oefeningen
lees / kijk / zie
geluid
zeg na / lees / lees hardop
luister / hoor
tel
wijs aan / kies
links naar rechts
omcirkel
boven naar beneden
trek een lijn
vraag
vul woord in
tegenstelling
klik / kies
6. Technische gebruikersinstructie e-learning De Naar Nederland e-learning starten Het computerprogramma bij Naar Nederland kan op twee manieren worden gebruikt: (1) online en (2) door gebruik te maken van de dvd Naar Nederland – e-learning. 1. ·· ·· ·· ·· ·· ··
Gebruik e-learning online gebruik een computer met internettoegang open uw webbrowser ga naar de website www.naarnederland.nl klik op de knop inloggen e-learning voer de code in die u vindt op het papier inloggen e-learning volg verder de instructies op het scherm
2. ·· ·· ·· ··
Gebruik e-learning dvd gebruik een computer met dvd-speler stop de dvd Naar Nederland – e-learning in uw dvd-speler de e-learning wordt automatisch gestart (dit kan een paar minuten duren) volg verder de instructies op het scherm
Nadat u de e-learning hebt gestart opent het scherm met uw persoonlijke instellingen.
Nederlands
7
Op dit scherm kunt u (1) uw naam invoeren, (2) uw hulptaal en (3) uw leerroute kiezen. U kunt kiezen uit drie verschillende leerroutes. ·· Leerroute 1: analfabeten, anders gealfabetiseerden en iedereen die minder dan 6 jaar onderwijs heeft gehad. ·· Leerroute 2: iedereen die een paar jaar voortgezet onderwijs heeft gehad en het Latijnse schrift goed beheerst. ·· Leerroute 3: iedereen die hoogopgeleid is en in ieder geval het voortgezet onderwijs heeft afgerond en het Latijnse schrift goed beheerst. Kies bij twijfel leerroute 1. U kunt altijd van leerroute wisselen als het voor u te snel of te langzaam gaat. Voor vragen over de e-learning kunt u terecht op de website www.naarnederland.nl. Onder de link FAQ vindt u antwoorden op de belangrijkste vragen.
7. Voorbeeldexamens Leesvaardigheid en Spreekvaardigheid Als u alle lessen hebt gedaan, weet u genoeg van het Nederlands om de voorbeeldexamens te maken. Het is belangrijk om te weten welke soorten vragen u op het examen krijgt. In de oefeningen in het werkboek en het computerprogramma hebt u met verschillende vragen geoefend. Als laatste onderdeel van uw voorbereiding kunt u voorbeeldexamens maken. Deze voorbeeldexamens lijken op de echte examens.
Algemene informatie over de voorbeeldexamens Het echte examen gaat via de computer. De voorbeeldexamens Leesvaardigheid (Lezen) en Spreekvaardigheid (Spreken) gaan ook via de computer. Met de voorbeeldexamens kunt u dus ervaren hoe de echte examenonderdelen zullen verlopen. Met het voorbeeldexamen Lezen kunt u proberen of u goed genoeg kunt lezen om het echte examen Lezen te doen. Met het voorbeeldexamen Spreken kunt u proberen of u het Nederlands voldoende kunt verstaan en spreken om het echte examen Spreken te doen. U kunt de voorbeeldexamens voor Lezen en Spreken vinden via de websites www.naarnederland.nl. De voorbeeldexamen zijn gratis. U kunt er zo vaak mee oefenen als u wilt. Wat moet u doen als u een voorbeeldexamen wilt maken? ·· Ga naar de website www.naarnederland.nl. ·· Kies het examen dat u wilt maken: Lezen of Spreken. ·· Lees en luister naar de uitleg en de instructie. ·· Daarna kunt u de vragen maken. Na het examen Lezen krijgt u een score. U kunt dan zien hoe goed u het examen hebt gemaakt. De computer kan het examen Spreken niet beoordelen. U krijgt daarom geen score voor Spreken.
8. Meer informatie De website www.naarnederland.nl bevat nuttige verwijzingen naar verschillende websites met aanvullende informatie. Ook de antwoorden op veel gestelde vragen over dit pakket en het examen kunt u daar vinden. Op www.naarnederland.nl kunt u informatie vinden over hoe u zich bij DUO aanmeldt voor het examen en met wie u contact op kunt nemen als u nog vragen over het examen hebt.
8
NAAR NEDERLAND
Examenprogramma Basisexamen Inburgering*
Examenstof Het basisexamen inburgering heeft tot doel na te gaan of personen die in aanmerking willen komen voor een machtiging tot voorlopig verblijf voldoen aan de eisen op het gebied van de beheersing van de Nederlandse taal en van kennis van de Nederlandse samenleving. In het basisexamen inburgering worden onderzocht: a. de leesvaardigheid in het Nederlands; b. de spreekvaardigheid in het Nederlands; c. de kennis van de Nederlandse samenleving. Het examenprogramma is een uitwerking van de examenstof zoals omschreven in het advies over het niveau van het basisexamen inburgering in het buitenland van de Adviescommissie Normering Inburgeringseisen en de maatregelen uit de brief aan de Tweede Kamer inzake Huwelijks- en gezinsmigratie (2 oktober 2009, Kamerstukken II, 2009-2010, 32175, nr. 1).
Afnamecondities De examenonderdelen Leesvaardigheid, Spreekvaardigheid en Kennis van de Nederlandse Samenleving kunnen worden afgenomen in één zitting. Alle drie de examenonderdelen worden afgenomen via de computer. De opgaven worden in het Nederlands gepresenteerd. De antwoorden van de kandidaten worden automatisch opgeslagen.
Beoordeling De examenonderdelen Leesvaardigheid en Kennis van de Nederlandse samenleving bestaan uit meerkeuzevragen en worden automatisch door de computer beoordeeld. Het examenonderdeel Spreekvaardigheid wordt beoordeeld door menselijke beoordelaars. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt bij het vaststellen van de examens en de daarbij behorende beoordeling, de cesuur vast. De kandidaat is geslaagd voor het basisexamen inburgering indien het resultaat voor alle drie de onderdelen van het examen voldoende is.
LEESVAARDIGHEID Inhoud van het examen Met het examenonderdeel Leesvaardigheid wordt gemeten in hoeverre kandidaten het Latijnse schrift beheersen en geschreven Nederlands kunnen lezen en begrijpen. De items worden in sets geselecteerd uit een grote itembank, zodanig dat elke kandidaat een verschillende combinatie van opgaven krijgt voorgelegd. Het examenonderdeel Leesvaardigheid bestaat uit 2 delen: 1. Technische leesvaardigheid Dit onderdeel kan op twee manieren worden getoetst. In de ene vorm hoort de kandidaat een woord en moet hij kiezen uit vier geschreven antwoordmogelijkheden. In de andere vorm ziet/leest de kandidaat een woord en moet hij kiezen uit vier gesproken antwoordmogelijkheden. De kandidaat moet het juiste antwoord met de muis selecteren. 2. Functionele leesvaardigheid Bij dit onderdeel krijgt de kandidaat op het scherm leesteksten te zien, gekoppeld aan de domeinen werk, opleiding en dagelijks leven uit het Raamwerk NT2. Per leestekst krijgt de kandidaat telkens 2 meerkeuzevragen met 3 of 4 antwoordmogelijkheden. De kandidaat moet het juiste antwoord met de muis selecteren.
*Deze tekst staat op ook de website van DUO: www.inburgeren.nl.
Nederlands
9
De leesteksten in dit onderdeel zijn functioneel van karakter. Het zijn teksten die kandidaten ook in het dagelijks leven kunnen tegenkomen en de vragen die gesteld worden passen bij het leesdoel van de teksten.
Technische leesvaardigheid ∙ woorden horen, alternatieven kiezen ∙ woorden zien, alternatieven kiezen Functionele leesvaardigheid ∙ leesteksten ∙ vragen per tekst
Afnamecondities Het examenonderdeel Leesvaardigheid wordt volledig digitaal afgenomen via de computer. Hierbij wordt een minimaal beroep gedaan op de computervaardigheid van de kandidaat. De kandidaat moet het juiste antwoord aanklikken met de muis, en eveneens met de muis aangeven dat hij naar de volgende vraag wil. Als hij terug wil naar een vorige vraag kan dat ook door een muisklik.
Duur van het examen Het examenonderdeel Leesvaardigheid duurt 35 minuten.
Beoordeling en resultaat Alle antwoorden worden automatisch beoordeeld. Ieder examenonderdeel moet met een voldoende afgerond worden om het resultaat ‘geslaagd’ te krijgen. Het is niet mogelijk om te compenseren. Het eindresultaat van het examen wordt uitgedrukt in een cijfer, een heel getal tussen 1 en 10. Als de kandidaat een van beide onderdelen onvoldoende heeft gemaakt, moet hij beide onderdelen herkansen.
SPREEKVAARDIGHEID Inhoud van het examen Met het examenonderdeel Spreekvaardigheid wordt gemeten in hoeverre kandidaten Nederlands kunnen spreken. Kandidaten moeten vragen beantwoorden en gesproken zinnen afmaken. Het examenonderdeel Spreekvaardigheid bestaat uit 2 delen: 1. Vraag en antwoord De kandidaat krijgt vragen en dient hierbij zelf zijn antwoorden te formuleren. De vragen in dit onderdeel zijn functioneel van karakter, het zijn vragen die kandidaten ook in het dagelijks leven zouden kunnen tegenkomen. Bijvoorbeeld: Wat heeft u gisteren gedaan? Wat eet u graag? Hoe oud bent u? 2. Zinnen afmaken De kandidaat hoort een korte zin, gevolgd door het eerste gedeelte van een zin die door de kandidaat aangevuld moet worden. Een afbeelding op het scherm geeft hulp bij de interpretatie van de situatie die in de eerste zin wordt geschetst. Bijvoorbeeld: Maria eet veel fruit. Zij vindt fruit ..., ondersteund door een afbeelding van een schaal fruit.
10 NAAR NEDERLAND
Spreken A1 - Vraag en antwoord
Toets leider
Spreken A1 - Zinnen afmaken
Foto
Afnamecondities Het examenonderdeel Spreekvaardigheid wordt volledig digitaal afgenomen via de computer. De kandidaat neemt plaats voor een beeldscherm, waarop een video van een menselijke toetsleider zichtbaar is. De toetsleider stelt mondeling vragen, waarbij de kandidaat de uitdrukking en mimiek van de toetsleider op het scherm kan zien. De kandidaat beluistert via de headset de vragen en kan zijn antwoorden vervolgens via de headset inspreken. Bij het tweede onderdeel leest en hoort de kandidaat de vraag en wordt ter ondersteuning bij de vraag een afbeelding getoond. De kandidaat kan zijn antwoord vervolgens via de headset inspreken.
Duur van het examen Het examenonderdeel Spreekvaardigheid duurt 30 minuten.
Beoordeling en resultaat Alle antwoorden van de kandidaat worden beoordeeld door menselijke beoordelaars. Het examen wordt met een gestandaardiseerd beoordelingsmodel door twee beoordelaars beoordeeld op inhoudelijke adequaatheid en een aantal vormaspecten, in lijn met de in het Raamwerk NT2 vermelde criteria voor de taakuitvoering. Het beoordelingsmodel staat gepubliceerd op www.inburgeren.nl. Ieder examenonderdeel moet met een voldoende afgerond worden om het resultaat ‘geslaagd’ te krijgen. Het is niet mogelijk om te compenseren. Het eindresultaat van het examen wordt uitgedrukt in een cijfer, een heel getal tussen 1 en 10. Als de kandidaat een van beide onderdelen onvoldoende heeft gemaakt, moet hij beide onderdelen herkansen.
KENNIS VAN DE NEDERLANDSE SAMENLEVING Inhoud van het examen Het examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving bevat 30 vragen, behorende bij foto’s die geselecteerd zijn uit de film ‘Naar Nederland’. De vragen veronderstellen dat kandidaten kennis genomen hebben van de film ‘Naar Nederland’ (in de eigen taal of in het Nederlands). Het examenonderdeel bevat 30 vragen uit een totale verzameling van 100 vragen. De examenstof bestaat uit de inhoud van de film ‘Naar Nederland’ en de 100 vragen en antwoorden daarbij. De kandidaat kan kennis nemen van alle vragen uit de totale verzameling van 100 vragen via het zelfstudiepakket. Met de film ‘Naar Nederland’, het fotoboek en de bijbehorende DVD (met daarop de langzaam uitgesproken vragen en antwoorden) kunnen kandidaten zich voorbereiden op het examen.
Inhoud van de vragen De vragen hebben betrekking op de kernpunten uit de film ‘Naar Nederland’. Over zeven onderwerpen uit die film zal een kandidaat op het examen één of meerdere vragen gesteld krijgen: 1. Nederland: geografie, vervoer en wonen In dit onderdeel komen onder meer aan bod: de ligging van Nederland in de wereld, de ligging van Nederland in Europa, de ligging van Nederland t.o.v. de zeespiegel, de oppervlakte van Nederland, de
Nederlands
11
bevolkingsdichtheid van Nederland, de wegen in Nederland, de vervoermiddelen in Nederland, de woningen in Nederland. 2. Geschiedenis In dit onderdeel komen onder meer aan bod: Willem van Oranje, de tachtigjarige oorlog, de Gouden Eeuw en de VOC, de Eerste Wereldoorlog, de Tweede Wereldoorlog, enkele naoorlogse ontwikkelingen. 3. Staatsinrichting, politiek en grondwet In dit onderdeel komen onder meer aan bod: democratie, de grondwet, het politieke stelsel, de belangrijkste grondrechten, rechten en verplichtingen, omgangsvormen. 4. De Nederlandse taal en het belang van het leren ervan In dit onderdeel komen onder meer aan bod: de Nederlandse taal, lesmethoden, volwassenenonderwijs. 5. Opvoeding en onderwijs In dit onderdeel komen onder meer aan bod: Nederlandse opvoedmethoden, verantwoordelijkheid voor kinderen, onderwijsvormen. 6. Gezondheidszorg In dit onderdeel komen onder meer aan bod: verplichte ziektekostenverzekering, huisarts en gespecialiseerde artsen, consultatiebureau. 7. Werk en inkomen In dit onderdeel komen onder meer aan bod: wie werken er in Nederland, wanneer en waar moet je werk zoeken, in welke sectoren is er werk, regels sollicitatiegesprek in Nederland.
Aard van de vragen De kandidaat ziet foto’s en leest de vragen. De vragen worden ook uitgesproken in een langzaam spreektempo. De kandidaat ziet en hoort twee antwoordmogelijkheden. De kandidaat moet het juiste antwoord aanklikken met de muis.
Voorbeeldvragen Voorbeeldvraag 1: U ziet de Nederlandse vlag. Wat zijn de kleuren van de Nederlandse vlag? Antwoorden: A) Rood, wit, blauw / B) Rood, wit, oranje Voorbeeldvraag 2: U ziet een foto. Wie is dit? Antwoorden: A) Koningin Maxima / B) Willem van Oranje
Afnamecondities Het examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving wordt volledig digitaal afgenomen via de computer. Het examen bestaat uit 30 items: de kandidaat ziet een foto, hoort de vraag en kiest vervolgens uit twee alternatieven het antwoord. De kandidaat moet het juiste antwoord met de muis selecteren.
Duur van het examen Het examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Samenleving bestaat uit één deel en duurt 30 minuten.
12
NAAR NEDERLAND
Beoordeling en resultaat De beoordeling van het examen wordt automatisch uitgevoerd. Het eindresultaat van het examen uitgedrukt in een cijfer, een heel getal tussen 1 en 10.
Nederlands
13
Español 1. Introducción Desde el 15 de marzo de 2006, un determinado grupo de personas que lleguen por primera vez a los Países Bajos para residir en este país durante largo tiempo y que necesiten un permiso de residencia provisional, deberán hacer el examen básico de integración en el extranjero antes de venir a los Países Bajos. Se trata de las personas cuya edad está comprendida entre los 18 años y la edad de jubilación, que quieran formar una familia con una persona en los Países Bajos o que deseen reunirse con familiares que residan en los Países Bajos. También tienen que hacer el examen básico de integración en el extranjero las personas que tengan una profesión espiritual, tales como los imanes o los predicadores, que vengan a trabajar a los Países Bajos. Con este paquete de autoestudio aprenderá las nociones básicas del idioma neerlandés y entablará conocimiento con la sociedad neerlandesa. Además, con él se puede preparar para el examen. En este texto le explicamos las tres partes de que consta el examen. También podrá ver lo que tiene que hacer en cada parte del examen. Además le asesoramos sobre las competencias (lingüísticas) que debe usted tener para hacer el examen y cómo se puede preparar para hacer las tres partes de éste. Junto a este paquete de autoestudio también puede usted pedir ayuda para preparar el examen a su pareja que resida en los Países Bajos. Lean juntos este manual detenidamente, examinen el material de estudio y establezcan un plan de estudio; decidan en qué orden y con qué ritmo va usted a estudiar las lecciones. Mantenga informada de sus avances a su pareja y pídale consejo.
2. El examen ¿De qué consta el examen? El examen básico de integración en el extranjero consta de tres partes. Para aprobar el examen básico de integración en el extranjero tiene que aprobar las tres partes. Si no aprueba alguna de las partes, solo tendrá que repetir las partes suspendidas.
1. Examen de Conocimientos de la Sociedad Holandesa (KNS) En esta parte se evalúan los conocimientos sobre la sociedad holandesa. Usted tendrá que responder en neerlandés, mediante el ordenador, preguntas de opción múltiple sobre las imágenes que se le mostrarán.
2. Examen Competencia lingüística Expresión Oral En esta parte se examinan solo las competencias orales (comprensión auditiva y expresión oral). El nivel básico requerido en estas habilidades en el idioma neerlandés es el A1. Ese nivel se basa en el Marco Común Europeo de Referencia para las Lenguas
3. Examen Competencia lingüística Lectura La lengua neerlandesa se escribe en el alfabeto latino. Con este examen se evalúa su capacidad de leer y comprender la lengua neerlandesa en el nivel A1 del Marco Común Europeo de Referencia para las Lenguas.
3. Contenido del paquete Con este paquete de autoestudio puede usted preparar por sí mismo las tres partes del examen. En el paquete encontrará los siguientes materiales para preparar el examen: · el manual y el CD de audio
14 NAAR NEDERLAND
· · · · ·
el DVD con el vídeo el álbum de fotos con el CD de audio el libro de ejercicios con los CD de audio el DVD con el programa de ejercicios en formato digital un código de acceso para acceder al programa de ejercicios online
4. Preparación del examen KNS El vídeo Naar Nederland Con el examen Conocimientos de la Sociedad Holandesa (KNS) se evalúan sus conocimientos sobre los Países Bajos. En el vídeo Naar Nederland. se expone todo lo que usted tiene que saber. En él verá cómo vive la gente en los Países Bajos, cómo se relacionan las personas entre ellas en ese país y cuáles son sus costumbres. Además, aprenderá cosas que le vendrán bien saber cuando resida en los Países Bajos. El vídeo dura unos 110 minutos y está dividido en los siguientes temas: 1. Países Bajos: geografía, transporte y vivienda 2. Historia 3. Ordenamiento político, política y Constitución 4. Lengua neerlandesa 5. Educación y enseñanza 6. Asistencia sanitaria 7. Trabajo e ingresos
El álbum de fotos con cien preguntas El vídeo va acompañado de un álbum de fotos y de un CD de audio. El álbum de fotos contiene cien imágenes numeradas, extraídas del vídeo. Cada imagen va acompañada de una pregunta, que escuchará usted en el CD en el mismo orden. Las preguntas son en neerlandés. Las respuestas también deben darse en neerlandés. En el álbum de fotos y en el CD podrá usted leer y escuchar las preguntas y las respuestas. Cuando vaya a hacer el examen deberá usted saberse todas las respuestas. El examen consta de treinta preguntas extraídas de las cien preguntas de que constan el vídeo y el CD.
Instrucciones En los seis DVD de que consta el paquete se incluye el mismo vídeo. Los DVD 1, 2 y 3 son aptos para PAL/SECAM. Los DVD 4, 5 y 6 son aptos para NTSC. Elija el sistema que se use en su país. Para saber qué sistema le corresponde a usted, puede consultar el manual de su aparato o consultarlo en la página web www.naarnederland.nl. En el embalaje del DVD se indican los idiomas que soporta: neerlandés, árabe tradicional, árabe marroquí, chino, darí, inglés, francés, bahasa indonesia, kurdo (kurmanji), pastún, portugués, ruso, español, tarifit/rifeño, tailandés, somalí estándar, urdu y vietnamita Elija el DVD que soporte su idioma. Selecciónelo con la función de selección de idioma de su reproductor de DVD. Al mismo tiempo puede elegir si desea ver el vídeo en su totalidad o por temas. Para prepararse bien para el examen, puede hacer lo siguiente: 1 Vea el vídeo varias veces en su idioma hasta que se familiarice con el contenido. 2 Véalo a continuación en neerlandés. 3. Vea el vídeo tema por tema en su propio idioma y en neerlandés. 4. Haga los ejercicios de cada tema, respondiendo a las preguntas del álbum de fotos. 5. Escuche las preguntas del CD. Escuche las respuestas. 6. Repase todas las preguntas hasta que se sepa todas las respuestas. 7. Repase las preguntas también en orden aleatorio.
Español
15
8. Vea una vez más el vídeo en neerlandés. Ahora que se sabe las respuestas, comprenderá muchas cosas más. La preparación de la parte KNS requiere menos tiempo que la preparación de los dos exámenes lingüísticos. Lo mejor es ir preparándose todas las partes de forma combinada. En el vídeo salen muchas palabras que también salen en los exámenes lingüísticos. Viendo y escuchando a menudo el vídeo en neerlandés se irá acostumbrando al sonido del idioma.
5. Preparación de los exámenes lingüísticos Libro de ejercicios y e-learning Con las lecciones lingüísticas del paquete aprenderá las competencias de lectura, comprensión auditiva y expresión oral a la vez. Los exámenes de Expresión Oral y de Lectura se preparan simultáneamente. Antes de poder empezar la verdadera preparación de las tres partes del examen deberá usted estar alfabetizado. La lengua neerlandesa se escribe en el alfabeto latino, igual que el inglés, el español, el francés o el portugués. En las veinte primeras lecciones aprenderá usted el alfabeto latino y todos los sonidos de la lengua neerlandesa. Aprenderá cómo se construyen con las letras palabras y cómo suenan éstas. Y en ese proceso aprenderá todo tipo de palabras neerlandesas. Los que ya estén alfabetizados en su propio idioma y que dominen el alfabeto latino pueden comenzar por la lección 21. De todos modos, le aconsejamos que antes de empezar atienda a las lecciones 1 a 4 y a la lección 20, porque en esas lecciones se practican los sonidos y las letras del neerlandés. Puede seguir las lecciones de dos maneras: 1 Siguiendo las lecciones del libro de ejercicios junto con los correspondientes CD de audio. Esas 65 lecciones conforman un curso de autoestudio de neerlandés. Con él aprenderá a leer, a entender el neerlandés hablado y a hablar en neerlandés. Para ello necesitará un reproductor de CD. 2 Siguiendo las lecciones en el ordenador. Si dispone de ordenador, puede utilizar el programa de ejercicios para ordenador. Ese programa contiene las mismas lecciones que el libro. Si quiere, puede instalar el programa de ejercicios en su ordenador (con el DVD) o, si lo prefiere, puede seguir el programa online (con el código de acceso). La ventaja del programa online es que su pareja puede ver sus avances según va usted estudiando y que puede usted repetir los ejercicios tantas veces como quiera. Por supuesto, también puede usted combinar ambas modalidades.
Instrucciones del libro de ejercicios General · Observe o lea atentamente las instrucciones que figuran al principio de cada ejercicio. Observe la imagen y el ejemplo. · No todo el mundo tiene que hacer todos los ejercicios. Si usted es analfabeto o tiene estudios básicos o medios, puede saltarse los bloques adicionales marcados en naranja. Tampoco tiene usted que hacer los ejercicios marcados con una estrella naranja. · Consejo: trabaje con lápiz. Así podrá corregir y repetir los ejercicios. · Estudie las lecciones con alguien que sepa neerlandés. De esa manera comprobará si su pronunciación es correcta. · Su pareja le puede ayudar traduciéndole las palabras. En este manual se incluye un glosario en su idioma. Ese vocabulario también lo puede escuchar en el CD. En www.naarnederland.nl puede usted (o su pareja) descargar e imprimir otros idiomas.
16
NAAR NEDERLAND
Para analfabetos y personas con alfabetización en otros alfabetos. · Con las lecciones 1 a 20 aprenderá usted el alfabeto latino, los sonidos del neerlandés y sus primeras palabras en neerlandés. Una vez haya terminado el programa de alfabetización, podrá comenzar a leer sus primeras frases sencillas en neerlandés. · A partir de la lección 21 aprenderá a pronunciar, entender y leer sus primeras palabras en neerlandés. Tras la lección 65 podrá hacer ambos exámenes de ejemplo. Para los que ya dominen el alfabeto latino · En las lecciones 1 a 4 aprenderá los sonidos del neerlandés y en la lección 20 aprenderá las letras del neerlandés. · A partir de la lección 21 aprenderá a pronunciar, entender y leer sus primeras palabras en neerlandés. Tras la lección 65 podrá hacer ambos exámenes de ejemplo.
Instrucciones del e-learning · Observe o lea atentamente las instrucciones que figuran al principio de cada ejercicio. Las podrá oír en su propio idioma pulsando el símbolo del altavoz. Atienda también bien a los ejemplos con los que comienza cada ejercicio. · Estudie las lecciones junto con alguien que sepa neerlandés: su pareja, por ejemplo, o alguien de su entorno. De esa manera comprobará si su pronunciación es correcta. Esa persona también puede entrar en el programa de ejercicios online para ver sus avances.
Ejercicio con los iconos guía lea / mire / vea
sonido
repita / lea / lea en voz alta
pulse / elija
escuche / oiga
cuente
indique / elija
de izquierda a derecha
rodee con un círculo
de arriba hacia abajo
haga una raya
pregunta
complete con la palabra que falta
contradicción
6. Instrucciones técnicas para el usuario del e-learning Comenzar el e-learning El programa de ordenador se puede utilizar de dos maneras: (1) online y (2) con el DVD. 1 Uso del e-learning online · use un ordenador con acceso a Internet · abra su navegador · vaya a la página web www.naarnederland.nl · pulse el botón de iniciar sesión en e-learning · introduzca el código que figura en el papel Inicio de Sesión en e-learning · siga las instrucciones de la pantalla 2 Uso del DVD de e-learning · use un ordenador con reproductor de DVD
Español
17
· · ·
introduzca el DVD en el reproductor de DVD el e-learning comenzará automáticamente (puede tardar un par de minutos en arrancar) siga las instrucciones de la pantalla
Al activar el e-learning se abrirá una pantalla con sus ajustes personales. En esa pantalla puede usted (1) introducir su nombre, (2) su idioma y (3) elegir su ruta lectiva. Puede optar entre tres rutas lectivas diferentes. · Ruta lectiva 1: analfabetos, personas alfabetizadas en otro alfabeto y personas con menos de 6 años de escolarización. · Ruta lectiva 2: personas que hayan cursado varios años de enseñanza secundaria y que dominen el alfabeto latino. · Ruta lectiva 3: personas con educación superior o, en cualquier caso, que hayan acabado la enseñanza secundaria y que dominen el alfabeto latino. Si duda, elija la ruta lectiva 1. Siempre puede cambiar de ruta lectiva si la seleccionada va demasiado lento o demasiado rápido. Si tiene dudas sobre el e-learning, puede visitar la página web www.naarnederland.nl. En el enlace FAQ encontrará respuestas a las preguntas más importantes.
7. Ejemplos de exámenes de las competencias Lectura y Expresión Oral Cuando haya terminado todas las lecciones sabrá suficiente neerlandés como para hacer los exámenes de ejemplo. Es importante saber qué tipo de preguntas se plantean en el examen. Con los ejercicios del libro de ejercicios y con el programa de ordenador ha practicado usted con diferentes preguntas. Ahora puede hacer los ejemplos de examen, como último paso en su preparación. Los ejemplos de examen son del mismo tipo que los exámenes reales.
Información general sobre los ejemplos de examen El examen real se realiza por ordenador. Los ejemplos de examen para las competencias Lectura (leer) y Expresión Oral (hablar) también se hacen por ordenador. Por tanto, con los ejemplos de examen puede usted ver cómo va a ser el examen real. Con el ejemplo de examen Lectura puede comprobar si es usted capaz de leer suficientemente bien como para hacer el examen Lectura real. Con el ejemplo de examen Expresión Oral puede comprobar si entiende y habla el neerlandés suficientemente bien como para hacer el examen Expresión Oral real. Los ejemplos de examen Lectura y Expresión Oral se encuentran en la página web www.naarnederland.nl. Los ejemplos de examen son gratuitos. Puede usted practicar tantas veces como desee.
¿Qué tiene que hacer para practicar con un ejemplo de examen? · · · ·
Vaya a la página web www.naarnederland.nl. Seleccione la prueba que desee hacer: Lectura o Expresión Oral Lea y escuche las explicaciones e instrucciones. A continuación puede responder a las preguntas.
Después de hacer la prueba de Lectura recibirá una calificación. Con ella podrá ver qué tal ha hecho la prueba. El ordenador no puede evaluar la prueba de Expresión Oral. Por eso no recibirá ninguna calificación para la competencia Expresión Oral.
18
NAAR NEDERLAND
8. Más información La página web www.naarnederland.nl contiene útiles referencias a diferentes páginas web con información complementaria. En ella también encontrará respuestas a numerosas preguntas sobre este paquete y sobre el examen. En www.naarnederland.nl encontrará información sobre cómo inscribirse en DUO para hacer el examen y con quién puede usted ponerse en contacto si aún tiene dudas o preguntas sobre el examen.
Español
19
Woordenlijst Holandés Español
Holandés Español
Holandés Español
Les 21 wat is uw naam (de) dag mevrouw (de) goedemiddag kan (kunnen) ik u helpen (helpen) wil (willen) mij graag inschrijven (inschrijven) goed mijn waar woont (wonen) woon (wonen) in Rotterdam
daar vrouw (de) er ze staan (staan) onze kinderen (het kind) die jongen (de) dat meisje (het) o zijn (zijn) jouw leuke ze spelen (spelen) altijd buiten heten (heten) ze zoon (de) dochter (de) oud twaalf bijna elf heb (hebben) geen nog jong 24 (vierentwintig) dertien veertien vijftien zestien zeventien achttien negentien twintig dertig veertig vijftig zestig zeventig tachtig negentig honderd
allí esposa ella están nuestros hijos ese chaval esa niña o tienen tu simpáticos ellos juegan siempre fuera se llaman hijo hija cuantos años doce casi once no tengo no tengo aún joven 24 (veinticuatro) trece catorce quince dieciséis diecisiete dieciocho diecinueve veinte treinta cuarenta cincuenta sesenta setenta ochenta noventa cien
nodig nu alles gezien best wel ruime woning (de) hè eten (het) maken (maken) het toilet (het) beneden gang (de) links licht (het) zit (zitten) rechts
necesitamos ahora todo visto amplia vivienda ¿no? comida preparar el aseo abajo vestíbulo izquierda luz está derecha
Les 23 ons huis (het) dit zien (zien) deur (de) kom (komen) binnen welkom woonkamer (de) keuken (de) achter eten (eten) maar trap (de) zo ga (gaan) naar boven op eerste verdieping (de) badkamer (de) slaapkamers (de) slaapkamer (de) hebben (hebben) hun eigen kamer (de) deze tweede kleine liggen (liggen) ruimte (de) we allerlei spullen (de) dingen (het ding)
nuestra casa este ver puerta pase pase bienvenido sala de estar cocina detrás de comer pase escalera así subes subes subes en primer piso cuatro de baño dormitorio dormitorios tienen su propia habitación ésta segundo pequeño se encuentran espacio nosotros todo género cosas cosas
Les 24 seizoenen (het seizoen) januari Nederland winter (de) dagen (de) kort nachten (de) lang vandaag erg koud toch buiten doe … aan (aandoen) dan dikke jas (de) blijf (blijven) binnen warm april wordt (worden) voorjaar (het) fijn seizoen (het) worden (worden) langer warmer gaan zonder eindelijk lente (de) wat mooi al bloemen (de) juli zomer (de) heerlijk weer (het) niemand draagt (dragen) weken (de) droog vrij want scholen (de school) dicht oktober najaar (het) bladeren (het blad) rood geel regent (regenen) veel nat donker gezellig moet hond (de) kalender (de) februari maart mei juni augustus september
estaciones enero Holanda invierno días cortos noches largas hoy mucho frío a pesar de ello salir ponte entonces caliente abrigo quédate dentro calor abril se hace primavera agradable estación hace más calor más largos más calientes salimos sin por fin primavera que bonito todas flores julio verano muy bueno tiempo nadie lleva semanas sin llover libres porque escuelas cerradas octubre otoño hojas rojo amarillo llueve mucho mojado oscuro agradable tengo perro calendario febrero marzo mayo junio agosto septiembre
weet (weten) de postcode (de) ja hebt (hebben) telefoon (de) nummer (het) dat een makkelijk ook mobiel zeker even denken (denken) wacht (wachten) kijk (kijken) boekje (het) hier staat (staan) het moeilijk vergeet (vergeten) steeds nul één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien
cómo es su nombre hola señora buenas tardes puedo yo le, usted ayudar quisiera me inscribir bueno mi dónde vive vivo en Rótterdam es una ciudad grande y dirección Hoofdstraat (calle principal) sabe el código postal sí tiene teléfono número eso un fácil también móvil sí, por supuesto a ver un momento miro libreta aquí pone difícil olvido siempre cero uno dos tres cuatro cinco seis siete ocho nueve diez
Les 22 vragen (de) kennen (kennen) wij elkaar geloof (geloven) niet jij bij straat (de) zie jou vaak fietsen (fietsen) met hoe heet (heten) ben (zijn) je alleen nee vriend (de) hij
preguntas nos conocemos nos conocemos nos conocemos creo no tú en calle veo te muchas veces en bicicleta con cómo se llama soy tú sola no novio él
en adres (het) Hoofdstraat
20 NAAR NEDERLAND
Holandés Español november december Les 25 De dagen van de week werk (het) lerares (de) school (de) noemen (noemen) juf (de) juffrouw (de) laat begint (beginnen) om half tussen middag (de) tot kwart voor wanneer klaar uur (het) lessen (de) stopt (stoppen) mogen (mogen) opruimen (opruimen) sluit werkt (werken) jouw man (de) bank (de) per soms druk
noviembre diciembre
weekend (het) hoeft (hoeven) nooit te werken (werken) gesloten (sluiten) klok (de) één uur kwart over één half twee kwart voor twee uur (het) een half uur kwartier (het) minuut (de) seconde (de) anderhalf uur agenda (de) maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag ’s ochtends ’s morgens morgen (de) ochtend ’s middags ’s avonds avond (de) ’s nachts nacht (de)
los días de la semana trabajo profesora escuela llaman señorita señorita qué hora? empieza a (a las tres y media) media entre a mediodía hasta la una menos cuarto la una menos cuarto cuándo listo hora clases termina pueden recoger cierro trabaja tu marido banco a la a veces druk met werk = hay mucho trabajo fin de semana tiene nunca que trabajar cerrado reloj a la una la una y cuatro la una y media las dos menos cuarto hora una media hora cuarto de hora minuto segundo una hora y media agenda lunes martes miércoles jueves viernes sábado domingo por la mañana por la mañana mañana (la) mañana (la) por la tarde por la tarde tarde (la) por la noche noche (la)
LES 26 eten (het) drinken (het) iets laten (laten) zitten (zitten) aan tafel (de) raam (het) stoelen (de stoel) zullen (zullen) nemen (nemen) broodje (het) kaas (de) niets anders zoveel honger heb zin in (zin hebben in) zin (de) iets warms
comida beber algo vamos a sentar a mesa ventana sillas vamos a tomar bocadillo queso nada sino cuanto hambre tengo ganas en ganas algo caliente
Holandés Español kop (de) soep (de) lijkt (lijken) me lekker neem (nemen) vlees (het) drinken (drinken) glas (het) melk (de) haal (halen) zal (zullen) je geld (het) geven (geven) gek betalen (betalen) betaal (betalen) volgende keer (de) eet (eten) samen collega’s (de collega) thuis hele (heel) gezin (het) meestal vis (de) groente (de) kip (de) vinden (vinden) ontbijt (het) brood (het) boter (de) kaas (de) kopje (het) thee (de) koffie (de) lunch (de) kop (de) soep (de) gebakken (bakken) ei (het) vlees (het) vis (de) aardappelen (de aardappel) groente (de) glas (het) water (het) Les 27 vroeg uit bed (het) doen (doen) eerst douchen (douchen) trek ... aan (aantrekken) schone (schoon) kleren (de kleren) maak (maken) wakker help (helpen) wassen (wassen) aankleden (aankleden) taak (de) haar (het) ontbijt (het) iedereen behalve langzaam roep (roepen) nou te maakt ... klaar (klaarmaken) lunch (de) oor (het) luisteren (luisteren) nieuws (het) is (zijn) wereld (de) gebeurd (gebeuren) vertrekt (vertrekken) als zijn ruimen .. op (opruimen) breng (brengen) heel programma (het) moe
Holandés Español
tasa sopa parece me me gustaría me tomo carne beber vaso leche voy a cogerlo [zal geven = daré] te dinero dar loco pagar pago siguiente vez como junto con compañeros casa toda familia normalmente pescado verdura pollo gustar desayuno pan mantequilla queso tasa té café almuerzo tasa sopa hecho huevo carne pescado
maar gelukkig koffie (de) kletsen (kletsen) aan het werk wekker (de) tijd (de) om ... te op ... staan (opstaan)
patatas verdura vaso agua
Les 29 beter (goed) mejor hallo hola tijd (de) tiempo ben he ziek enfermo geweest (zijn) estado gelegen (liggen) estado pijn (de) dolor hoofd (het) cabeza armen (de arm) brazos benen (het been) piernas heeft (hebben) ha dokter (de) médico gebeld (bellen) llamado apotheek (de) farmacia om ... te para medicijnen (het medicijn) medicinas halen (halen) recoger voel ... me (zich voelen) me siento herfst (de) otoño door a causa de regen (de) lluvia koude (koud) frío voelen zich (zich voelen) se sienten slecht mal daarom por eso blijven (blijven) se quedan kunt (kunnen) puedes bent (zijn) estás zorgen (zorgen) cuidar drink (drinken) bebe genoeg suficiente thee (de) té water (het) agua bijvoorbeeld por ejemplo adviezen (het advies) consejos huisarts (de) médico leef (leven) vive gezond sano betekent (betekenen) quiere decir beweeg (bewegen) haz ejercicio regelmatig con regularidad wandelen (wandelen) caminar enzovoort etcétera minstens por lo menos
temprano de cama hacer primero duchar ponerse limpia ropa hago despierto ayudo lavar ponerse tarea pelo desayuno todos excepto lento llamo ahora demasiado prepara almuerzo oído escuchamos noticias ha mundo pasado sale si su recogen llevo todo programa cansado
Les 28 nieuwe (nieuw) mensen (de mens) buurt (de) wonen (wonen) familie (de) jongens (de jongen) hoek (de) foto (de) tuin (de) lange (lang) naast haar achternaam (de) oudste (oud) voor moeder (de) midden (het) jongste (jong) ouders (de ouder) grond (de) allemaal blond zoals ziet (zien) gisteren gepraat (praten) aardige (aardig) allebei gemeente (de) net als misschien vriendjes (het vriendje) vriendinnetjes (het vriendinnetje)
pero afortunadamente café charlar a trabajar despertador tiempo para levantarse nuevo gente barrio viven familia chavales esquina foto jardín alto junto a su apellido mayor delante de madre centro más joven padres suelo todos rubio como ves ayer hablado simpática junto ayuntamiento como a lo mejor amigos amigas
Woordenlijst
21
Holandés Español
Holandés Español
Holandés Español
pas op (oppassen) slechte (slecht) gewoontes (de gewoonte) teveel vet rook (roken) weinig alcohol (de) voldoende rust (de)
Frankrijk ken (kennen) Den Haag steden (de stad) wordt (worden) genoemd (noemen) hetzelfde leuk weer films (de film) foto’s (de foto) culturen (de cultuur) komt ... bij (bijkomen) eentje (het)
antwoord (het) geeft (geven) ander voorbeeld (het) vraag (de) noem (noemen) gebouw (het) les (de) krijgen (krijgen) zeggen (zeggen) deel (het) over welke (welk) manier (de) oefenen (oefenen) Nederlanders (de Nederlander) hen praten (praten) luister (luisteren) Nederlandse (Nederlands) radio (de) lees (lezen) mogelijk bedankt (bedanken) wilt (willen) kun (kunnen) voorbeeldexamen website kies oefenexamen (het) belt (bellen) wens (wensen) succes (het)
Les 30 fiets (de) reis (reizen) auto (de) stad (de) vind (vinden) praktisch weg (de) wegen (de weg) rond staat ... stil (stilstaan) rijdt (rijden) groot probleem (het) files (de file) pak (pakken) bus (de) vol plaats (de) halte (de) wachten (wachten) dus liever (graag) nadelen (het nadeel) speciale (speciaal) trouwens hebt (geen) last van last (de) gewoon feit (het) verlies (verliezen) voordeel (het) korte (kort) afstanden (de afstand) waar daar ... in heb je gelijk in (gelijk hebben in) gelijk (het) andere (ander) voordelen (het voordeel) goedkoper (goedkoop) beweging (de) Les 31 weg gaat (gaan) binnenkort Europa over enkele (enkel) maanden (de maand) voordat regelen (regelen) leert (leren) taal (de) toekomst (de) welk land (het) Nederlands moment (het) dat klopt klopt (kloppen) baan (de) hem wat voor doet (doen) als ik vragen mag vragen (vragen) mag (mogen) haven (de) schijnt (schijnen) zwaar verdient (verdienen) redelijk ligt (liggen) eigenlijk dichtbij Duitsland
cuidado malo costumbres demasiado grasiento fumes poco alcohol suficiente reposo bicicleta viajas turismo ciudad parece práctico carretera carreteras alrededor estas parado vas grande problema caravana coges autobús lleno sitio parada esperar pues mejor desventajas especial por lo demás (no) te estorban estorbo simplemente hecho pierdes ventaja pequeño distancias verdad en ello tienes razón razón otro ventajas barato movimiento salido se va dentro de poco Europa en unos meses antes de que hacer aprende idioma futuro qué país holandés momento correcto es correcto puesto él qué hace si me permites la pregunta preguntar puedo puerto parece duro gana bastante está situado en realidad cerca de Alemania
22 NAAR NEDERLAND
Les 32 bent ... jarig (jarig zijn) feestje (het) hoezo veertiende maandag (de) feest (het) begin (het) idee (het) zaterdag (de) oplossing (de) kunnen (kunnen) zondag (de) uitslapen (uitslapen) zaterdagavond (de) geef (geven) negentiende vlak kerst (de) afgesproken (afspreken) komt (komen) vertel (vertellen) eens boodschappen (de boodschap) gaat ... mee (meegaan) alle tassen (de tas) dragen (dragen) handig zo’n sterke (sterk) man (de) ontmoeten (ontmoeten) vrienden (de vriend) verder (ver) besteed (besteden) aandacht (de) daarna zoeken (zoeken) natuur (de) heel wat gevolg (het) zelfs Les 33 waarom omdat voor haar oefent (oefenen) elke (elk) vooral verstaan (verstaan) spreken (spreken) lezen (lezen) belangrijk toets (de) examen (het) bestaat uit onderdelen maakt computer deel hoort (horen) zin afmaken stem (de) zeg ... na (nazeggen) wat vervolgens krijg (krijgen) hoeveel kwartier (het) eenvoudig spreek (spreken) duidelijk
Francia conoces La Haya ciudades es llamado lo mismo agradable otra vez películas fotos culturas hay uno más uno tienes tu cumpleaños fiesta ¿y eso porqué? catorce lunes fiesta principio idea sábado solución pueden domingo dormir hasta tarde el sábado por la noche doy diecinueve inmediatamente navidad quedado vienes dime una vez compras acompaña todas las bolsas llevar práctico como él fuerte hombre nos encontramos con amigos también dedico atención después buscamos naturaleza muchos consecuencia hasta por qué porque para la/le/ella practica cada sobre todo entender hablar leer importante prueba examen consta de componentes hace ordenador parte oyes frase terminar voz repite que a continuación obtienes cuántos cuarto de hora sencillo habla claramente
Les 34 zaterdagochtend (de) van alles vers bruin wit brood (het) het liefst (graag) gesneden (snijden) eieren (het ei) fruit (het) gewone (gewoon) moeten (moeten) cadeautje (het) kopen (kopen) wie vanavond fles (de) wijn (de) chocola (de) daar ... op is ... gek op (gek zijn op) nieuw appartement (het) komen (komen) pas herinner .. me (zich herinneren) langs winkelcentrum (het) steeds maar rechtdoor voorbij kerk (de) meteen rechtsaf zondagmorgen (de) zijn (zijn) was (zijn) gisteravond nogal afgelopen (aflopen) hoeven (hoeven) op op tijd gegaan (gaan) kijken (kijken) televisie (de) zondagochtend (de) prettig vader (de) Les 35 bijzonders (bijzonder) hoe gaat het zo
respuesta da otro ejemplo pregunta llamas edificio clase reciben decir parte sobre qué manera practicar neerlandés ellos hablar escuchar neerlandés radio lee posible gracias quieres puedes ejemplo de examen página web elige examen de prueba llamas deseo éxito sábado por la mañana de todo recién hecho integral blanco pan prefiero cortado huevos fruta normales tenemos que regalo comprar quién esta noche botella vino chocolate le gustar nuevo apartamento llegamos sólo recuerdo pasando por centro comercial sólo recto pasando iglesia inmediatamente a la derecha domingo por la mañana han era ayer por la noche bastante terminó tenemos levantados a tiempo ido miran televisión domingo por la mañana agradable papá especial cómo está muy
Holandés Español
Holandés Español
Holandés Español
clínica ziekenhuis (het) corazón hart (het) opgenomen (opnemen) internada reconocimiento onderzoek (het) sangre bloed (het) onderzocht hacer un reconocimiento (onderzoeken) lástima vervelend cuánto tiempo hoelang unos paar esperamos hopen (hopen) que dat irme ervandoor luego straks a naar ... toe que se mejore het beste lo mejor beste (goed) gracias dank je wel dar la gracias dank (danken) hasta luego tot ziens cuerpo lichaam (het) pelo haar (het) pelos haren (de) cabeza hoofd (het) ojo oog (het) ojos ogen (de) nariz neus (de) oreja oor (het) orejas oren (de) boca mond (de) labio lip (de) labios lippen (de) garganta keel (de) cuello nek (de) schouders (de schouder) hombros pecho borst (de) tripa buik (de) espalda rug (de) brazo arm (de) pierna been (het) brazos armen (de arm) piernas benen (het been) rodilla knie (de) mano hand (de) pie voet (de) manos handen (de hand) pies voeten (de voet) dedo vinger (de) dedo (del pie) teen (de) dedos vingers (de vinger) dedos (del pie) tenen (de teen) médico de cabecera huisarts (de) dentista tandarts (de) llama bel (bellen) médico arts (de) consultorio praktijk (de) cita afspraak (de) a través de via consulta spreekuur (het) hou daar rekening mee (rekening houden met) ten en cuenta con ello daar ... mee cuenta rekening (de) sala de espera wachtkamer (de) hace stelt (stellen) lo más posible zo ... mogelijk sigue volgt (volgen) reducida klein envíe stuurt (sturen) especialista specialist (de)
houdt van (houden van) gustar música muziek (de) fútbol voetbal campo veld (het) se entrenan trainen (trainen) lejos ver allí erheen llevar brengen (brengen) buscar halen (halen) si, cuando als tareas taken (de taak) entiendo begrijp (begrijpen) como net empresa bedrijf (het) graciosa grappige (grappig) afirmación uitspraak (de) voorbeelden ejemplos (het voorbeeld) tareas taken (de taak) además naast boodschappen doen hacer las compras (doen) comida eten (het) klaarmaken (klaarmaken) preparar voor ... zorgen ocuparse de (zorgen voor) limpia schone (schoon) ropa kleren spelletjes (het spelletje) juegos
kiezen (kiezen)
Les 36 derde kind (het) oudere (oud) broers (de broer) zussen (de zus) zelf getrouwd (trouwen) inmiddels leven (het) verandert (veranderen) krijgt (krijgen) uiteraard organiseren (organiseren) zolang beide is ... het geval geval (het) speelt (spelen) piano (de)
tercer hijo mayor hermanos hermanas misma casada ahora vida cambia tienes por supuesto organizar mientras ambos es el caso caso toca piano
Les 37 verplicht volgens wet (de) vanaf leeftijd (de) jaar (het) beginnen (beginnen) eerder leren (leren) belangrijke (belangrijk) zaken (de zaak) tellen (tellen) rekenen (rekenen) geschiedenis (de) vak (het) kennis (de) verleden (het) landen (het land) aarde (de) bekende (bekend) dergelijke (dergelijk) sport (de) bewegen (bewegen) tekenen (tekenen) zingen (zingen) liedjes (het liedje) woorden (het woord) Les 38 talen (de taal) tegenwoordig Engels tijdens zulke (zulk) kring (de) spelletjes (het spelletje) leerkracht (de) onder leiding van onder leiding (de) Engelse gebeurt (gebeuren) groep (de) aangeboden (aanbieden) jong geleerd, oud gedaan geleerd (leren) gedaan (doen) volgen (volgen) onderwijs (het) verschilt (verschillen) van ... tot ... sommigen (sommige) verlaten (verlaten) pas diploma (het) opleiding (de) af zowel ... als universiteit (de) richtingen (de)
obligado según ley desde edad año empiezan antes aprenden importantes cosas contar calcular historia asignatura conocimiento pasado países tierra conocidas semejantes deporte hacen ejercicios dibujar cantan canción palabras idiomas actualmente inglés durante tales círculo juegos profesor bajo la dirección de bajo dirección inglés se hace grupo se ofrece lo que se aprende en la cuna, siempre dura aprendido hecho siguen enseñanza difiere de ... a algunos se van sólo diploma formación listo tanto ... como universidad carreras
escoger
Les 39 wedstrijd (de) voetballen (voetballen) vanochtend winnen (winnen) ervan gedroomd (dromen) hoewel een stuk (het stuk) ouder (oud) dezelfde ploeg (de) jeugd (de) start (starten) gras (het) doel (het) logisch vrij normaal linkerkant (de) lijn (de) centraal helft (de) zwak raakt (raken) bal (de) telkens verkeerd rent (rennen) springt (springen) lukt (lukken) in vorm vorm (de) scherp slapen (slapen) roept (roepen) broer (de) speler (de) schiet (schieten) hard pakt (pakken) handen (de hand) uit laat ... vallen (laten vallen) vallen (vallen) reageert (reageren) vlug Les 40 ruim pauze (de) spelers (de speler) lekkers (lekker) daar ... van energie (de) wat strafschop (de) gouden (goud) kans (de) hoog ruzie (de) lelijk schreeuwen (schreeuwen) vechten (vechten) resultaat (het) willen (willen) kracht (de) verdwijnt (verdwijnen) vies gooit (gooien) tas (de) vloer (de) hoef (hoeven) niks zegt (zeggen) verloren (verliezen) huilen (huilen) kom op (opkomen) beetje (het) flink hoor (horen) hete (heet) douche (de) jullie eindstand (de) LES 41 bellen (bellen)
partido jugar al fútbol esta mañana ganar sobre ello soñado aunque mucho mayor mismo equipo juventud empieza hierba gol lógico bastante normal al lado izquierdo raya centro mitad flojo toca pelota cada vez mal corre brinca le sale bien en forma forma ágil durmiendo grita hermano jugador tira al blanco fuerte coge manos de dejar ... caer caer reacciona rápidamente más pausa jugadores golosinas de eso energía algo penalty de oro oportunidad alto disputa enfadados gritan pelean resultado quieren fuerza desaparece sucios tira bolsa suelo necesito nada dice perdido llorar por favor poco valiente oye caliente ducha vosotros posición final llamar (por teléfono)
Woordenlijst 23
Holandés Español
Holandés Español
Holandés Español
schrijven (schrijven) buitenland (het) hou (houden) contact (het) verschillende (verschillend) manieren (de manier) makkelijker (makkelijk) dan vroeger toen brief (de) sturen (sturen) duur goedkoop gratis computer (de) post (de) pen (de) papier (het) schrijft (schrijven) hand (de) kaartje (het) mailen (mailen) snel gemakkelijk normale (normaal) functie (de) persoonlijk op vakantie vakantie (de) stel je voor (zich voorstellen) iemand gestorven (sterven) liefs hartelijke (hartelijk) groeten (de groet) gauw heer (de) mevrouw (de) hoogachtend (hoogachten)
goedkope (goedkoop) bril (de) tevoren mee zaak (de) ... in ... uit z’n vindt (vinden) interessant ga mee (meegaan) trek ... aan gauw m’n op stap stap (de) ontzettend ongeveer anderhalf prachtige (prachtig) gevonden (vinden) precies goede (goed) maat (de) blauwe (blauw) zware (zwaar) boeken (het boek) gekregen (krijgen) op stelt voor (voorstellen) zouden (zullen) krijgt een kleur kleur (de) gezicht (het) grapje (het) eerlijk boos stom helemaal grappig nooit meer ijsje (het) vraagt (vragen) ikke roepen (roepen) tegelijk vergeten (vergeten) euro’s (de euro) briefje (het) eurocent (de) op portemonnee (de) leeg
barato gafas antes con tienda entramos ... salimos su le parece interesante voy con vosotros me pongo rápido mi sale paso mucho más o menos y media hermosos encontrado exactamente correcta medida azul masivos libros dado agotado prepone podríamos se pone colorada color rostro broma justo enfadado tonto de ninguna manera gracioso nunca más helado pide yo gritan al mismo tiempo olvidado euros nota céntimo de euro no queda monedero vacío
sterk ons juist grote (groot) rol (de) moeilijkste (moeilijk) blijft (blijven) woord (het) verschrikkelijk vreselijk
fuertes nosotros justamente importante papel más difícil sigue siendo palabras terrible horrible
LES 45 leraar (de) studie (de) inderdaad kost ... moeite kost (kosten) moeite (de) volg (volgen) cursus (de) docent (de) leer (leren) zelfstudie (de) gebruik (gebruiken) daar ... in onder andere passages (de passage) materiaal (het) controleert (controleren) uitspreekt (uitspreken) verbetert (verbeteren) uitspraak (de) saai klas (de) leuker (leuk) vriendin (de) toevallig mekaar tenminste proberen (proberen) niveau (het) laag
profesor estudio efectivamente cuesta mucha cuesta mucha sigues cursillo docente aprendo autoformación utilizo allí ... ponen entre otras cosas pasajes material controla pronuncias perfección pronunciación aburrido clase más agradable amiga por casualidad nos como mínimo intentamos nivel bajo
LES 44 bevalt (bevallen) zij meneer (de) China geboren prima lastig absoluut smaak (de) punt (het) gesprek (het) voeren (voeren) Nederlander (de) omhoog waar ... vandaan Turkije tijdje (het) vergelijk (vergelijken) bijzonder zachte (zacht) strenge (streng) sneeuw (de) overal ruiken (ruiken) houd ... van (houden van) kleuren (de kleur) stevige (stevig) wind (de) zee (de) ongewoon gescheiden (scheiden) afval (het) groen grijs daar ... aan wennen sociale (sociaal) band (de)
gusta ellos señor china nacido estupendo difícil en absoluto gusto tema conversación mantener neerlandés arriba de ... dónde Turquía tiempo comparo especial templada riguroso nieve por todas parte huelen gusto colores fuerte viento mar especial selectiva basura verde gris a ello acostumbrarse social lazos
LES 42 op bezoek bezoek (het) uitgenodigd (uitnodigen) collega (de) morgen neemt ... afscheid (afscheidnemen) afscheid (het) is van plan (van plan zijn) plan (het) nadenken (nadenken) agenda (de) gezet (zetten) beloofd (beloven) meenemen (meenemen) koop (kopen) boek (het) hang ... op (ophangen) kast (de) onder meegebracht (meebrengen) pakje (het) platteland (het) gebouwen (het gebouw) bladzijden (de bladzijde) ernaast verhaal (het) prachtig leg (leggen) direct bekijken (bekijken) voorstellen (voorstellen) zus (de) fris pakken (pakken) er ... bij alsof ziet er ... uit (eruit zien) gebakken (bakken) LES 43 ... in mooie (mooi) schoenen (de schoen) broek (de) zoekt (zoeken)
escribir extranjero mantienes contacto diferentes maneras más fácil que antes entonces carta enviar caro barato gratis ordenador correo bolígrafo papel escribes mano billete enviar por e-mail rápido fácil normal función personal de vacaciones vacaciones imagínate alguien muerto cariño afectuoso saludos pronto señor señora atentamente de visita visita invitados compañero mañana se despide despedida tiene el propósito propósito a ver agenda puesto prometido llevar compro libro cuelgo armario debajo de traído paquete campo edificios páginas al lado historia muy bien pongo inmediatamente mirar presentar hermana fresco coger junto a ello como si parece muy rico hecho ... en hermosos zapatos pantalón busco
24 NAAR NEDERLAND
LES 46 onmogelijk imposible ervaring (de) experiencia Duits alemán Frans francés in ieder geval en todo caso ieder todo actief activamente opnieuw de nuevo eenvoudige (eenvoudig) sencillas plaatjes (het plaatje) dibujos tekst (de) texto betekenis (de) significado vertaling (de) traducción probeer (proberen) trata zinnen (de zin) frases onthouden (onthouden) recordar vormen (vormen) son basis (de) base oefeningen (de oefening) ejercicios controleer (controleren) controla fout erróneo herhalen (herhalen) repetir kunst (de) arte uiteindelijk finalmente onderdeel (het) parte gesproken (spreken) hablado teksten (de tekst) textos slagen (slagen) aprobar LES 47 wat ... voor bouw (de) schilder (de) beslist of zo muren (de muur) deuren (de deur) ramen (het raam) beroep (het beroep) van wel bezig serieus naar mijn gevoel gevoel (het) daardoor plezier (het) zoiets ergens
qué construcción pintor ningún o algo por el estilo paredes puertas ventanas profesión que sí ocupados seria a mi parecer parecer gracias a ello placer tal cosa en algún sitio
Holandés Español gelezen (lezen) geldt (gelden) baas directeur (de) minister (de) zo blijkt blijkt (blijken) personeel (het) salaris (het) verzorg (verzorgen) netwerk (het) soort (de/het) verbindingen (de verbinding) computers (de computer) denk (denken) vrouwen (de vrouw) technisch LES 48 mailtje (het) lieve (lief) hoor (horen) ontvangen (ontvangen) maak me ... zorgen (zich zorgen maken) zorgen (de zorg) sinds vrolijk loopt (lopen) hulp (de) jammer genoeg jammer op zichzelf geboorteland (het) prijzen (de prijs) stijgen (stijgen) voortdurend aantal (het) banen (de baan) daalt (dalen) Amerika verdienen (verdienen) biedt (bieden) tot slot slot (het slot) positief bericht (het) baby (de) elk oom (de) schrijf (schrijven) hun ervaringen (de ervaring) verjaardag (de) missen (missen) liefs LES 49 opzoeken (opzoeken) trein (de) informatie (de) daarvoor website (de) gebruiken (gebruiken) site (de) al openbaar vervoer (het) openbaar vervoer (het) afgekort (afkorten) tram (de) metro (de) mijnheer met alle plezier ingewikkeld opent (openen) verschijnt (verschijnen) pagina (de) vult ... in (invullen) station (het) dat wil zeggen vanwaar hieronder naartoe reist (reizen) drukt (drukken) reisadvies (het) extra prijs (de) duurt (duren) red ... mij (zich redden)
leído se aplica jefe director ministro así resulta resulta personal sueldo mantengo red como unas conexiones ordenador opinas mujeres técnicas e-mail querido me gusta saberlo recibir me preocupo preocupaciones desde alegre anda ayuda desafortunadamente pena sola país natal precios suben continuamente número puestos baja América (EE.UU.) ganar ofrece finalmente final positiva noticia bebé cada tío escribe les experiencias cumpleaños echamos de menos cariños buscar tren información para eso página web usar sitio todo el transporte público público transporte abreviado tranvía metro señor con mucho gusto complicado abre aparece página rellene estación de ferrocarril quiere decir desde abajo a viaja presione consejo para el viaje extra precio dura me arreglo
Holandés Español hartelijk dank dank (de) tot uw dienst dienst (de) werkt (werken) LES 50 plaatsen (de plaats) zet ... neer (neerzetten) neer koffers (de koffer) net aangekomen (aankomen) vanuit nacht (de) vliegtuig (het) gezeten (zitten) jullie banken (de bank) zetten (zetten) eventjes ze draaien (draaien) passen (passen) daaronder aardig zo maal (de) spreekt (spreken) merk (merken) moest (moeten) kon (kunnen) conducteur (de) kaartjes (het kaartje) ogenblikje (het) alstublieft waarschijnlijk in orde orde (de) overstappen (overstappen) spoor (het) intercity (de) kant (de) perron (het) minuten (de minuut) uurtje (het) LES 51 vertraging (de) georganiseerd (organiseren) rijden (rijden) treinen (de trein) bussen (de bus) trams (de tram) in het algemeen oorzaak (de) ongeluk (het) bord (het) klinkt (klinken) opeens richting (de) lawaai (het) klachten (de klacht) procent (geen lidwoord) let op (opletten) losse (los) vaste (vast) klant (de) ov-chipkaart (de) reizen (reizen) bestellen (bestellen) internet (het) daaraan werkt LES 52 uitgaan (uitgaan) klaarmaken (klaarmaken) ineens heb ... geen zin in (geen zin hebben in) koken (koken) restaurant (het) over brug (de) lopend (lopen) aantrekken (aantrekken) bruine (bruin)
muchas gracias gracias a su servicio servicio funciona plazas pongo pongo maletas justamente llegado desde noche avión sentada vuestras bancos poner un momento los dar la vuelta caben debajo de ellos simpático así vez hablas noto tuve podía venir revisor billetes momento por favor probablemente está bien orden hacer trasborde vía intercity lado andén minutos hora retraso organizado van trenes autobuses tranvías en general causa accidente letrero se oye de repente dirección ruido quejas por ciento atención individuales fijo cliente tarjeta chip para el transporte público viajar pedir internet a ello funciona salir preparar en una vez no tengo ganas de cocinar restaurante por puente andando ponerme marrón
Holandés Español zwarte (zwart) aandoen (aandoen) ouderen (de oudere) normaal gesproken jonge later (laat) buren (de buurman / de buurvrouw) vertrekken (vertrekken) centrum (het) verbaast (verbazen) lig (liggen) komen ... terug (terugkomen) tegen thuiskomen betekenen (betekenen) discotheek (de) dansen (dansen) concert (het) café (het) voorstelling (de) bioscoop (de) film (de) LES 53 pinnen (pinnen) afdeling (de) heb ... bij me (bij zich hebben) contant overhemd (het) combinatie (de) bij elkaar strip (de) erdoor geduld (het) a.u.b. (alstublieft) bedrag (het) akkoord drukken (drukken) pincode (de) onjuist cijfer (het) gedrukt (drukken) probeert (proberen) betaald (betalen) alweer gelukt (lukken) bon (de) minder (weinig) veilig bij je ... hebben (bij zich hebben) markt (de) krant (de) zak (de) patat (de) echt situaties (de situatie) pin (de) winkels (de winkel) LES 54 beeld (het) erop molen (de) koeien (de koe) stuk (het) vlak nergens bergen (de berg) platteland (het) namelijk verschil (het) westen (het) rest (de) daar ... over Randstad (de) afstand (de) behoorlijk verkeer (het) rustige (rustig) dorpen (het dorp) halve (half) noord zuid nauwelijks west oost gemiddeld vierkante
negro me pongo mayores normalmente joven más tarde vecinos salen centro asombra estoy vuelven hacia llegar a casa decir discoteca bailar concierto taberna función cine película retirar dinero con tarjeta sección llevo con migo al contado camisa combinación juntos cinta magnética por paciencia por favor cuantía acuerdo presionar número personal incorrecto cifra presionado trate pagado ya listo cupón menos seguro llevar mercado periódico cucurucho patatas fritas al contado situaciones tarjeta tiendas imagen en ella molino vacas parte llano ninguna parte montañas campo es decir diferencia occidente resto sobre ello la región del Randstad distancia bastante tráfico tranquilo pueblos medio norte sur a penas oeste este por medio cuadrado
Woordenlijst 25
Holandés Español
Holandés Español
Holandés Español
kilometer (de) mis (missen) echte (echt) eilanden (het eiland) noorden (het) verboden (verbieden) auto’s (de auto) molens (de molen) koeien (de koe) paarden (het paard) schapen (het schaap) boer (de) boerderij (de) stad (de) industrie (de)
groter (groot) is ... te doen zeer keus (de) ooit dorp (het) verhuizen (verhuizen) drukke (druk) voorlopig ... uit zomers (de zomer) zon (de)
bossen (het bos) frisse (fris) lucht (de) hoop (de) vogels (de vogel) beesten (het beest) honden (de hond) katten (de kat) wilde (wild) dieren (het dier) vos (de) spannend park (het) verteld (vertellen) witte (wit)
kilómetro hecho de menos verdadera islas norte prohibido coches molinos bacas caballos ovejas granjero granja ciudad industria
LES 55 dagje (het) día vrije (vrij) libre koningin (de) reina koning rey viert (vieren) celebra men se einde (het) final Tweede Wereldoorlog (de) segunda guerra mundial oorlog (de) guerra mei mayo belt ... op (opbellen) llama iets leuks (leuk) algo divertido bedoel (bedoelen) quiero pretpark (het) parque de atracciones fantastisch fantástico hartstikke muy euro (de) euro persoon (de) persona kwijt te cuesta heen ir terug volver strand (het) playa varen (varen) ir en barco boot (de) barco brede (breed) ancho rivier (de) río ondertussen mientras tanto omgeving (de) alrededores schepen (het schip) barcos geweldig magnífico genieten (genieten) disfrutar geniet (genieten) disfruto voorstel (het) propuesta dacht (denken) pensabas wat dacht je van qué piensas de dinsdag (de) martes onmiddellijk inmediatamente jullie vosotros geregeld (regelen) hecho zorg (zorgen) te ocupas broodjes (het broodje) bocadillos LES 56 vrije tijd werkweek (de) scheelt (schelen) zing (zingen) grootste (groot) hobby (de) onderwerpen (het onderwerp) politiek (de) zwemmen (zwemmen) verkoop (verkopen) middel (het) communicatie (de) me ... voorstellen (zich voorstellen) haast apparaat (het) te koop aangeboden (aanbieden)
ocio semana laboral hace una diferencia canto mayor afición temas política nadar vendo medio comunicación imaginar casi aparato se vende ofrecido
LES 57 geluk (het) fortuna trekken (trekken) migran rijke (rijk) ricos arme (arm) pobres bouwen ... op (opbouwen) empiezan veranderen (veranderen) cambian loopt leeg (leeglopen) se despuebla leeg vacío groeien (groeien) crecen enorm enormemente daarop a ello
26 NAAR NEDERLAND
LES 58 vreemde (vreemd) koekje (het) werkelijk er ... van terwijl voorbeelden (het voorbeeld) hangt (hangen) kalender (de) muur (de) geboortedatum (de) heleboel (de) personen (de persoon) leden (het lid) bedoeld (bedoelen) gekke (gek) plek (de) lijst (de) bedenken (de) raar nemen ... mee (meenemen) kantine (de) te koop gemerkt (merken) houden ... open (openhouden) gordijnen (het gordijn) open doorgaan (doorgaan) afspraken (de afspraak) begrijpen (begrijpen) LES 59 aan de beurt beurt (de) kosten (kosten) gele (geel) reclame (de) bossen (de bos) uzelf mijzelf zomaar blij op de hoogte hoogte (de) dat ligt eraan bestaan (het) dak (het) kwaliteit (de) verschillen (het verschil) dure (duur) artikelen (het artikel) tweedehands duizend risico (het) oude (oud) kapot kijk ... uit (uitkijken) koopt (kopen) vast gebouwd (bouwen) huren (huren) vast maand (de) LES 60 tante (de) bezoeken (bezoeken) wijzen (wijzen) kaart (de) vorig bewaar (bewaren) er ... aan herinneringen (de herinnering) beschrijven (beschrijven) jawel
mayor hay mucha opción un día pueblo mudarse intensa por el momento de ... los veranos sol extraños galleta realmente de ello mientras ejemplos hay calendario pared fecha de nacimiento muchas personas miembros tiene ese fin extraño sitio lista pensar extraño se traen cantina se vende observado tienen abiertas cortinas abiertas seguir citas entender mi turno turno gastos amarillas oferta ramos usted mismo mí sin motivo feliz al corriente altura depende vida techo calidad diferencias caros artículos segunda mano mil(es) riesgo viejos romperse fíjate bien compras seguramente construida alquiler fijo mes tía visitar indicar mapa anterior guardo a ello memorias describir sí
LES 61 fijne (fijn) huizen (het huis) vlakbij bomen (de boom) planten (de plant) breed grasveld (het) voetballers (de voetballer) lopen (lopen) snapt (snappen) problemen (het probleem) recht tegenover studenten (de student) overdag studeren (studeren) wel eens vreselijke (vreselijk) horen (horen) luide (luid) gesprekken (het gesprek) waarbij lachen (lachen) er ... heen laatst wilden (willen) politie (de) werd (worden) rustig blijken (blijken) vriendelijke (vriendelijk) excuses (het excuus) LES 62 weggaan (weggaan) thuisblijven (thuisblijven) anderhalve (anderhalf) vanwege miljoenen (miljoen) op reis meesten (meest) zuiden (het) zoeken ... op (opzoeken) aldoor berichten (het bericht) volle (vol) buitenlanders (de buitenlander) gaan ... weg (weggaan) periode (de) daarnaast toeristen (de toerist) gebied (het) anderen (ander) cultuur (de) beroemde (beroemd) schilders (de schilder) rij (de) bekend museum (het) blijf ... thuis (thuisblijven) overigens enige (enig) besluiten (besluiten) financiële (financieel) redenen (de reden) grap (de) LES 63 namen (de naam) worden (worden) prinses (de) ster (de)
bosques fresco aire mucho pájaros bichos perros gatos salvajes animales zorro emocionante parque contado blanca agradable casas cerca árboles plantas ancho césped futbolista andan entiendes problemas directamente enfrente estudiantes durante el día estudian a veces terrible oímos en voz alta charlas en las que ríen a ... ellos hace poco querían policía se hizo tranquilo resultan amables excusas irse quedarse en casa un ... y medio por millones de viaje la mayoría sur buscan continuamente noticias llenas extranjeros se van periodo además turistas región otros cultura famosos pintores cola famoso museo me quedo en casa por lo demás único deciden económicos razones broma nombres se princesa estrella
Holandés Español figuren (de figuur) techniek (de) kent (kennen) bijzondere (bijzonder) verhalen (het verhaal) daarin beleven (beleven) opa (de) oma (de) zul (zullen) herkennen (herkennen) geheimen (het geheim) plotseling domme (dom) eindigt (eindigen) duidelijke (duidelijk) LES 64 regels (de regel) je aan ... houden (zich houden aan) twijfel (twijfelen) zoek ... op (opzoeken) wees (zijn) voorzichtig tot donker (het) gevaarlijk ongelukken (het ongeluk) bovendien bedoeling (de) voorkómen (voorkómen) last van ... hebben tv (de) gelden (gelden) algemene (algemeen) slaan (slaan) andersom overheid (de) flinke (flink) boete (de) straf (de) echter verstand (het) LES 65 zover papieren (het papier) vooruitgegaan (vooruitgaan) vooruit benieuwd geslaagd (slagen) bereikt tevreden trots dunne (dun) immers soorten (de/het soort) verwachten (verwachten) kilo (de) koffer (de) ziek doodgaan denkt (denken) durft (durven) vliegen (vliegen) voelt (voelen) gevaar (het) bang toestel (het) totdat gaat ... voorbij (voorbijgaan) voorbij gewenst (wensen)
figuras técnica conoce especiales cuentos en estos viven abuelo abuela reconocerás reconocerás secretos de repente tontas termina claro reglas atenerte dudas búscalo ten cuidado hasta oscuridad peligroso accidentes además meta prevenir se molestan el uno al otro televisión hay generales pegar al revés autoridades públicas gorda multa castigo sin embargo juicio llegó el momento papeles progresado hacia adelante curioso aprobado logrado satisfecho orgullosa tenue pues tipos esperar kilo maleta enfermos se mueren piensa atreve ir en avión siente peligro miedo avión hasta pasa pasa te deseo
Woordenlijst 27