MKBA Amsterdam Westpoortwest Eindrapportage
Opdrachtgever: Haven Amsterdam i.s.m. de Milieufederatie Noord-Holland, het Milieucentrum Amsterdam en het Kontakt Milieubeheer Zaanstreek ECORYS Nederland BV i.s.m. CE Delft BECO Groep
Rotterdam, 19 mei 2010
ECORYS Nederland BV Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam
T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected] W www.ecorys.nl K.v.K. nr. 24316726
ECORYS Regio, Strategie & Ondernemerschap T 010 453 87 99 F 010 453 86 50
WH/MS/II18157
Inhoudsopgave
Voorwoord
7
Management samenvatting
9
1 Inleiding 1.1 Achtergrond MKBA Westpoort-west 1.2 Methodologische uitdagingen 1.3 Leeswijzer
13 13 13 14
2 Projectalternatieven 2.1 Geen echt nulalternatief 2.2 Alternatief 1: Westpoort-west havenalternatief 2.3 Alternatief 2: Westpoort-west milieualternatief 2.4 Uitgifte terreinen en goederenstromen in de tijd 2.4.1 Ontwikkeling van de goederenstromen in de tijd 2.4.2 Uitgifte terreinen in de tijd 2.5 Werkgelegenheid en toegevoegde waarde
15 15 15 17 20 20 28 29
3 Effecten, kosten en baten 3.1 Inleiding 3.2 Investeringen en exploitatiekosten 3.3 Kosten sluiscomplex 3.4 Directe effecten 3.4.1 Extra havengelden 3.4.2 Extra erfpacht opbrengsten 3.4.3 Extra wachttijdkosten voor goederen en schepen 3.4.4 Schaalvoordelen zeeschepen 3.4.5 Conclusie directe effecten 3.4.6 Effect van extra sluiscapaciteit (nieuwe zeesluis) in milieualternatief 3.5 Indirecte effecten 3.6 Externe effecten 3.6.1 Inleiding 3.6.2 CO2 emissies 3.6.3 Lokale emissies 3.6.4 Natuurontwikkeling 3.6.5 Totale contante waarde externe effecten 3.6.6 Conclusies milieueffecten 3.6.7 Gevoeligheidsanalyses externe effecten
33 33 33 36 38 38 40 42 43 44 44 48 51 51 53 58 60 64 65 65
WH/MS/II18157
4 Samenvatting en conclusies
71
Bijlagen
81
Achtergrond informatie energievraag en emissie berekeningen
85
Referenties
99
Voorwoord
Deze studie is het resultaat van een bijzondere samenwerking: die tussen Haven Amsterdam, de Milieufederatie Noord-Holland, het Milieucentrum Amsterdam en het Kontakt Milieubeheer Zaanstreek. Zij hebben zich, mede op initiatief en met inbreng van de Stichting Noordzeekanaal-gebied Sterk, Schoon en Slim, de vraag gesteld op welke wijze de Amsterdamse haven een zo goed mogelijk maatschappelijk rendement kan halen. Waarom is dit een bijzondere samenwerking? Dat is omdat deze partijen nogal eens tegenover elkaar leken te staan, waarbij het beeld was dat de een te veel oog had voor economisch rendement en de ander te veel voor milieu en duurzaamheid. In plaats van tegenover elkaar te staan, hebben partijen besloten met elkaar na te gaan in hoeverre het een en het ander te combineren zijn. Vandaar dat in deze studie het maatschappelijk rendement is onderzocht. Deze verkennende studie doet dat door met de methodiek van de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) twee varianten te vergelijken van gronduitgiftebeleid in een deel van de haven. De studie is uitgevoerd door het onderzoeksbureau ECORYS met ondersteuning van de bureaus CE en BECO - en begeleid door ons. De onderzoekers hebben gekeken naar effecten voor financiën, milieu en werkgelegenheid. Gegeven het verkennende karakter is ruimte gelaten voor theoretische aannames. Zo heeft de studie betrekking op een beperkt deel van het havengebied en is geen nulalternatief gemaakt. De studie levert daarom alleen een vergelijking tussen twee alternatieven op, te weten: het alternatief waarin wordt uitgegaan van de bestaande activiteiten in het gebied en van twee nieuwe zeesluizen in IJmuiden; in dit alternatief is o.a. ruimte voor bio-energie, containers, industrie en distributie; het alternatief, waarin het terrein van de bestaande kolenterminal aan de Afrikahaven als nog vrij uitgeefbaar wordt beschouwd en er één nieuwe zeesluis in IJmuiden (ter grootte van de bestaande Noordersluis) komt; in dit alternatief is o.a. ruimte voor duurzame energie (waterstof), ketensluiting, en het vrijhouden van terrein als strategische voorraad. Uit de studie volgt dat in beide alternatieven de maatschappelijke baten opwegen tegen de kosten. Het is nog te vroeg om definitieve conclusies te trekken, maar duidelijk is wel dat áls de markt klaar is voor alternatieve energiestromen, de Amsterdamse haven goede kansen heeft om deze rendabel te exploiteren, dus met zicht op een goed financieel rendement, goed milieurendement en goede werkgelegenheidseffecten. ECORYS heeft daarom aanbevolen een vervolg te geven aan deze verkenning. Immers: er lijken kansen te zijn voor een uitgiftebeleid dat meer ruimte biedt aan milieuvriendelijke goederenstromen. De belangrijkste vraag daarbij is of deze kansen ook financieel verantwoord kunnen worden verzilverd. MKBA Amsterdam Westpoort west
7
Wij hebben begrepen dat alle partijen het kansrijk en interessant genoeg vinden om de bestaande samenwerking te continueren. In eerste instantie zullen zij zich nu gezamenlijk gaan richten op de mogelijkheden voor bio-energie en waterstof. Wij hebben goede hoop dat dit vervolg op deze studie tot de gewenste duurzame ontwikkeling van de Amsterdamse haven kan leiden. Prof. Dr. H. Verbruggen (decaan faculteit economie en bedrijfswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam) Prof. Dr. P. Tordoir (hoogleraar Economische Geografie en Planologie, Universiteit van Amsterdam)
MKBA Amsterdam Westpoort west
8
Management samenvatting
Duurzame groei als uitgangspunt Haven Amsterdam heeft een havenvisie tot 2020 ontwikkeld waarin ‘duurzame groei’ de kern vormt. Daarmee is bedoeld dat de haven zich zo verder ontwikkelt dat deze banen en inkomsten oplevert. Tegelijkertijd wordt er zuinig met ruimte omgegaan en worden de kwaliteit van water, bodem en lucht niet aangetast. De inwoners van Amsterdam gaan de haven meer waarderen als een interessant en aantrekkelijk gebied. De uitgangspunten van deze visie vormen het kader voor de toekomstige inrichting van de haven. Een van de actuele inrichtingsvraagstukken waar Haven Amsterdam voor staat is de verdere ontwikkeling van het gebied Westpoort-west. Het gebied, met vele beeldbepalende havenactiviteiten, beschikt nog over ca 370 hectare vrije kavels, welke Haven Amsterdam de komende 20 jaar wil uitgeven. De inrichting van dit areaal is in feite bepalend voor de wijze waarop de ‘duurzame groei’ van de gehele Amsterdamse haven wordt vormgegeven. Haven Amsterdam zet, binnen de kaders van ‘duurzame groei’, in op doorgroei van bestaande activiteiten, zoals de voedingsindustrie, containeroverslag- en verwerking (value added logistics) en kolenoverslag. De georganiseerde bewoners- en milieubewegingen zetten daar een alternatief tegenover dat nadrukkelijk nog meer het accent legt op duurzame activiteiten. Er is geen plaats meer voor kolenoverslag, maar, beperkt, nog wel voor ruimte-intensieve logistiek en industrie. Een deel van de vrije kavels wordt bewust nog niet uitgegeven, en blijft natuur. Verkennend onderzoek moet inzicht bieden Haven Amsterdam en de bewoners- en milieuorganisaties wensen meer inzicht in de effecten van de twee geschetste inrichtingsvarianten. Niet om direct een besluit te nemen over welke variant wordt uitgevoerd of over het toekennen van subsidies, maar om bij de toekomstige inrichting van Westpoort-west bewust rekening te kunnen houden met de gevolgen voor de regionale economie en de bewoners. Overigens zijn alle partijen zich ervan bewust dat de haven niet alleen een regionale, maar ook een internationale functie heeft, die ook van invloed is op de milieu-effecten. Hierbij gaat het om de effecten op de regionale economie, de kwaliteit van de leefomgeving in de Amsterdamse regio, maar tevens om de investeringen en inkomsten voor Haven Amsterdam zelf (en voor de Gemeente Amsterdam). Daarom is besloten om, met behulp van een kostenbatenanalyse, de effecten voor de Amsterdamse regio inzichtelijke te maken. Een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) is hiervoor een geschikt instrument, omdat alle effecten op dezelfde wijze (in geld uitgedrukt) meegewogen worden.
MKBA Amsterdam Westpoort west
9
Bij de MKBA dient de focus te liggen op de mogelijke toekomstige effecten op de regionale economie en het milieu, indien Westpoort-west wordt ingericht volgens de twee genoemde inrichtingsvarianten. De (essentiële) vraag of er wel voldoende marktvraag en animo bij ondernemers van de geselecteerde activiteiten is om zich op het terrein te vestigen, is in dit stadium van de verkenning nog niet aan de orde. Uiteraard dient dit later wel te worden onderzocht. Methodologische uitdagingen Tijdens de uitvoering van de regionale kosten-batenanalyse bleek een aantal methodologische knelpunten te moeten worden opgelost. Dit is kenmerkend voor een regionale kosten-batenanalyse voor investeringen in nieuwe activiteiten. De belangrijkste uitdagingen lagen in het zo objectief mogelijk toekennen van de kosten en baten van een aantal essentiële (externe) effecten. De positieve effecten op het milieu van activiteiten in de duurzame energie (waterstofproductie) en ketensluiting (o.a. papier recycling) slaan bijvoorbeeld grotendeels neer buiten de Amsterdamse regio en zelfs Nederland. Toch hebben wij deze externe effecten, in nauw overleg met de begeleidingsgroep, volledig toegekend aan de investeringen in Westpoort-west1, omdat dit het enige terrein in de Amsterdamse regio is waar deze activiteiten kunnen plaatsvinden. Zonder investeringen in Westpoort-west zouden de activiteiten dus helemaal niet in Amsterdam kunnen plaatsvinden. De hoogte van de baten van beide alternatieven wordt hier in sterke mate door bepaald. Een tweede uitdaging lag in het toekennen van de kosten en baten van een nieuwe zeesluis bij IJmuiden. De zeesluis blijkt een onderscheidend element in de analyse tussen de twee alternatieven, omdat de sluiscapaciteit bepalend is of er op termijn wel of geen containeroverslag in Westpoort kan worden gerealiseerd. Er zijn verschillende mogelijkheden om met de effecten van de zeesluis om te gaan, waarbij elke optie een arbitrair karakter heeft. Ook hierbij heeft de begeleidingsgroep een keuze gemaakt. Omdat de extra sluiscapaciteit niet alleen voor de goederen van en naar Westpoort-west wordt gebruikt, maar voor alle goederenoverslag van zeeschepen achter de sluis, zijn de kosten toegedeeld naar rato van de overgeslagen tonnen. Deze keuze blijkt vooral bepalend voor de verschillen in de investeringskosten tussen de alternatieven. Een ander methodologisch discussiepunt vormen de effecten op de arbeidsmarkt. Nationaal zijn deze indirecte effecten meestal verwaarloosbaar, maar regionaal kunnen er wel degelijk effecten ontstaan. Dit geldt zeker voor een investering in een havengebied, waardoor er in Amsterdam randvoorwaarden worden gecreëerd om activiteiten aan te trekken en banen te scheppen, die er ander niet waren gekomen. Hierbij gaat het er in een kosten-batenanalyse vooral om of er met de creatie van banen ook extra welvaart wordt gegenereerd. Wij zijn hier voor de banen voor lager opgeleiden wel van uitgegaan, en nemen de arbeidsmarkteffecten van deze banen mee als baat. Wij scharen de arbeidsmarkteffecten onder een van de directe effecten van de ontwikkeling van Westpoort-west.
1
In afwijking van de OEI-leidraad die het Rijk hanteert bij investeringen in infrastructuur.
MKBA Amsterdam Westpoort west
10
Wat zeggen nu de resultaten Een belangrijk inzicht van deze verkenning is dat een inrichting van Westpoort-west met duurzame activiteiten een serieus alternatief blijkt te kunnen zijn voor een inrichting met meer traditionele havenactiviteiten. De maatschappelijke baten liggen voor beide alternatieven per saldo hoger dan de kosten. Dit wordt vooral veroorzaakt door de positieve externe effecten op het milieu in beide alternatieven. De positieve externe effecten van de duurzame activiteiten compenseren de negatieve externe effecten van de extra zeevaart en de extra uitstoot van schadelijke stoffen door de industrie, waarbij wel in ogenschouw moet worden genomen dat een belangrijk deel van de positieve effecten buiten Amsterdam - en zelfs buiten Nederland - wordt gerealiseerd. De verschillen in het saldo van kosten en baten zijn relatief gering, waarbij de omvang van het positieve saldo voor het milieualternatief iets hoger ligt. Belangrijk is dat de extra kosten om het gebied in te richten in beide alternatieven vrijwel niet opwegen tegen de verwachte extra directe inkomsten. Indien Westpoort-west op de meest duurzame wijze wordt ingericht, blijkt het extra lastig om de benodigde investeringen terug te verdienen met erfpacht en havengelden. Dat een gedeelte van het terrein niet wordt uitgegeven, maar natuur blijft, speelt hier ook mee. Indien voor meer containeroverslag wordt gekozen, is het makkelijker de investeringen terug te verdienen, maar dan blijft een relatief forse groei van de overslagvolumes noodzakelijk. Op deze wijze geeft deze vergelijkende kosten-batenanalyse Haven Amsterdam tevens het inzicht in de afweging tussen baten voor het milieu en financiële inkomsten. Naar een selectief uitgiftebeleid Deze verkennende regionale kosten-batenanalyse biedt, zowel Haven Amsterdam als de bewoners- en milieuorganisaties, het inzicht dat nodig is om (wellicht gezamenlijk) een selectief uitgiftebeleid op te gaan zetten dat voldoet aan hun uitgangspunten van ‘duurzame groei’. De kosten-batenanalyse geeft tevens aanknopingspunten om een strategie op te stellen die de geselecteerde (duurzame) activiteiten kan bewegen zich op Westpoort-west te gaan vestigen of uit te breiden. Een expliciete keuze voor een alternatief hoeft zo eigenlijk niet eens gemaakt te worden, hier is de kosten-batenanalyse immers ook niet voor bedoeld. Voorwaarde is uiteraard dat er voldoende ondernemers te vinden zijn die zich op Westpoort-west willen vestigen. Wij raden Haven Amsterdam aan marktanalyses (en evt. business cases) uit te gaan voeren voor een selectie van havenactiviteiten, waarbij de duurzame activiteiten van het milieu- en bewonersalternatief als serieuze kandidaten voor vestiging dienen te worden meegenomen. Tevens raden wij aan om te onderzoeken of bepaalde activiteiten met zeer positieve milieueffecten wellicht toch op andere (niet haven)terreinen gevestigd kunnen worden. Hierdoor kunnen positieve aspecten van beide alternatieven beter benut worden, waardoor de haven zo efficiënt mogelijk wordt ingericht.
MKBA Amsterdam Westpoort west
11
1 Inleiding
1.1
Achtergrond MKBA Westpoort-west Haven Amsterdam, de Milieufederatie NH, het Milieucentrum Amsterdam en het Kontakt Milieubeheer Zaanstreek zijn al enige tijd in overleg over diverse zaken van havenontwikkeling. Zij hebben zich, mede op initiatief en met inbreng van de Stichting Noordzeekanaalgebied Sterk, Schoon en Slim, de vraag gesteld op welke wijze de Amsterdamse haven een zo goed mogelijk maatschappelijk rendement kan halen. Gezamenlijk hebben zij een verkennende studie opgezet om meer objectief inzicht te krijgen in de kosten en baten van de verschillende havenactiviteiten. De Stichting en de Milieufederatie hebben daartoe een milieualternatief ontwikkeld en HA heeft op basis van het eind vorig jaar vastgestelde Havenvisie 2008 -2020 een havenalternatief (ha) opgesteld. Bij het opstellen van de alternatieven is afgesproken dat: het om havenactiviteiten gaat; de bestaande invulling van het studiegebied Westpoort-west (Het studiegebied bevat het havengebied tussen de Machineweg en de Hornweg, zie kaart in de bijlage voor afbakening van het gebied) als uitgangspunt wordt genomen, met dien verstande dat in het milieualternatief het terrein aan de Afrikahaven dat voor kolen wordt gebruikt voor deze studie als vrij uitgeefbaar mag worden beschouwd; in het havenalternatief wordt uitgegaan van een nieuwe, grotere zeesluis en van vervanging van de Noordersluis; in het milieu-alternatief wordt uitgegaan van vervanging van de Noordersluis door een even zo grote sluis, zodanig dat t.t.v. de aanleg de huidige Noordersluis kan worden gebruikt. Het gaat in beide gevallen om een aantrekkelijk vestigingsklimaat te scheppen voor (al dan niet havengerelateerde) bedrijvigheid, maar de bijdrage aan de regionale economie en het milieu zal per alternatief verschillen. Daarom is er een integrale afweging nodig van de beide alternatieven, waarin zowel de regionale economie als het milieu evenwichtig worden meegewogen. Een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) biedt het benodigde inzicht. De resultaten van de uitkomst van de kosten-batenanalyse staan beschreven in dit rapport.
1.2
Methodologische uitdagingen Tijdens de uitvoering van de regionale kosten-batenanalyse bleek een aantal methodologische knelpunten te moeten worden opgelost. Dit is kenmerkend voor een regionale kosten-batenanalyse voor investeringen in nieuwe activiteiten.
MKBA Amsterdam Westpoort west
13
Het gaat om: 1. Het toerekenen van de milieueffecten; 2. Het toerekenen van de effecten van het sluis complex in IJmuiden; 3. Arbeidsmarkteffecten. De belangrijkste uitdagingen lagen in het zo objectief mogelijk toekennen van de kosten en baten van een aantal essentiële (externe) effecten. De positieve effecten op het milieu van activiteiten in de duurzame energie (waterstofproductie) en ketensluiting (o.a. papier recycling) slaan bijvoorbeeld grotendeels neer buiten de Amsterdamse regio en zelfs Nederland. Toch hebben wij deze externe effecten, in nauw overleg met de begeleidingsgroep, volledig toegekend aan de investeringen in Westpoort-west2, omdat dit het enige terrein in de Amsterdamse regio is waar deze activiteiten kunnen plaatsvinden. Zonder investeringen in Westpoort-west zouden de activiteiten dus helemaal niet in Amsterdam kunnen plaatsvinden. De hoogte van de baten van beide alternatieven wordt hier in sterke mate door bepaald. Een tweede uitdaging lag in het toekennen van de kosten en baten van een nieuwe zeesluis bij IJmuiden. De zeesluis blijkt een onderscheidend element in de analyse tussen de twee alternatieven, omdat de sluiscapaciteit bepalend is of er op termijn wel of geen containeroverslag in Westpoort kan worden gerealiseerd. Er zijn verschillende mogelijkheden om met de effecten van de zeesluis om te gaan, waarbij elke optie een arbitrair karakter heeft. Ook hierbij heeft de begeleidingsgroep een keuze gemaakt. Omdat de extra sluiscapaciteit niet alleen voor de goederen van en naar Westpoort-west wordt gebruikt, maar voor alle goederenoverslag van zeeschepen achter de sluis, zijn de kosten toegedeeld naar rato van de overgeslagen tonnen. Deze keuze blijkt vooral bepalend voor de verschillen in de investeringskosten tussen de alternatieven. Een andere methodologisch discussiepunt vormen de effecten op de arbeidsmarkt. Nationaal zijn deze indirecte effecten meestal verwaarloosbaar, maar regionaal kunnen er wel degelijk effecten ontstaan. Dit geldt zeker voor een investering in een havengebied, waardoor er in Amsterdam randvoorwaarden worden gecreëerd om activiteiten aan te trekken en banen te scheppen, die er ander niet waren gekomen. Hierbij gaat het er in een kosten-batenanalyse vooral om of er met de creatie van banen ook extra welvaart wordt gegenereerd. Wij zijn hier voor de banen voor lager opgeleiden wel van uitgegaan, en nemen de arbeidsmarkteffecten van deze banen mee als baat. Wij scharen de arbeidsmarkteffecten onder een van de directe effecten van de ontwikkeling van Westpoort-west.
1.3
Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de projectalternatieven en de bijbehorende programma’s (inclusief de fasering en benutting) toegelicht. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de effecten en baten weergegeven. Deze zijn uitgesplitst naar directe, indirecte en externe effecten. Hoofdstuk 4 bevat de belangrijkste conclusies.
2
In afwijking van de OEI-leidraad
MKBA Amsterdam Westpoort west
14
2 Projectalternatieven
2.1
Geen echt nulalternatief In een kosten-batenanalyse worden projectalternatieven vergeleken met een nulalternatief: de ontwikkeling van het gebied zonder nieuwe plannen en investeringen. In tegenstelling tot MKBA's voor nieuwe infrastructuur is in dit geval geen sprake van een 'beleidsvrij' (nul )alternatief; het gebied zal in alle gevallen gaandeweg worden ontwikkeld. Het gaat in deze kosten-batenanalyse primair om de vergelijking tussen de twee alternatieven onderling, en niet om de score van ieder alternatief tegen een nulalternatief. Wel worden beide alternatieven afgezet tegen het theoretische nulalternatief ‘niets doen’(conform de OEI-leidraad), wat in de praktijk betekent dat de toekomstige kosten en baten worden verdisconteerd tegen het risicovrije rentepercentage van 2,5% met een risico-opslag van 3%. De gehanteerde discontovoet is daarmee 5,5%. De projectalternatieven die met elkaar worden vergeleken zijn het Westpoort-west havenalternatief en het Westpoort-west milieualternatief. Hieronder volgt een beschrijving van de programma’s en uitgangspunten.
2.2
Alternatief 1: Westpoort-west havenalternatief In Amsterdam Westpoort-west is er schaarste ontstaan aan de beschikbaarheid aan haventerreinen. Dit geldt vooral voor natte terreinen. Ook met betrekking tot de milieuruimte moet rekening gehouden worden met de verschillende milieugrenzen waar de haven niet overheen wilt gaan. Om in te spelen op de schaarste aan ruimte en rekening houdend met de beperkingen binnen de milieuruimte is er een havenalternatief opgesteld. Dit havenalternatief sluit aan op een aantal doelstellingen die vanuit de havenvisie van het Havenbedrijf Amsterdam zijn geformuleerd. Er is uitgegaan van het volgende: De kolenterminal in de Afrikahaven wordt volgens plan uitgegeven en benut. Haven Amsterdam breidt het aantal locaties voor kolenterminals niet verder uit, maar zal wel meewerken aan het aantrekken van additionele stromen voor bestaande terminals. Ceres en de tweede fase van Ceres zijn beschikbaar voor de overslag van containers er is geen extra containerterminal gepland in Westpoort. De logistieke activiteiten welke in het Atlaspark plaatsvinden zijn activiteiten die in belangrijke mate gelieerd zijn aan de containerterminals en die er ook op zijn gericht “iets te doen” met de containers (value added logistics) en niet alleen opslag en doorvoer. Haven Amsterdam zal ook op zoek gaan naar partijen (logistieke dienstverleners die in dit profiel passen)
MKBA Amsterdam Westpoort west
15
Haven Amsterdam gaat een deel van de goederen direct doorvoeren naar achterlandhubs als bijvoorbeeld Almere en Lelystad waardoor beschikbare ruimte in de haven beter kan worden benut Tijdelijke natuur heeft geen natuurwaarde, het is expliciet bedoeld om over een aantal jaren aan te wenden voor havenactiviteiten Voor bio-energie wordt een faciliteit als Greenmills voorzien met een deel (tank)opslag en een deel verwerking en bewerking van aangeleverde stoffen (ook over land aan- en afvoer). Haven Amsterdam zet zich in voor het aantrekken van een koel- en vries faciliteit om extra containerlading te kunnen faciliteren en dit ook leidt tot value added activiteiten Een deel van de ruimte voor logistieke activiteiten is ook bestemd voor airport seaport bedrijven, bedrijven die van de lucht- en zeehaven gebruik maken en daardoor een sterkere binding met de regio hebben. Bij het aantrekken van assemblage gaat de voorkeur uit naar een bedrijf als Hitachi, dat ook leveranciers voor onderdelen heeft in de haven en dat werkgelegenheid oplevert, een bedrijf dat past bij de aanwezige supply chain
Eén van de doelstellingen is duurzaamheid. De Amsterdamse haven wil in 2020 één van de meest duurzame havens in Europa zijn. Hiervoor wordt het vrachtvervoer over de weg teruggedrongen ten faveure van het vervoer over water en per spoor. De CO2-uitstoot wordt ingrijpend teruggedrongen en het gebruik van schonere brandstof door schepen wordt gestimuleerd. Om dit te kunnen bewerkstelligen wordt 92 hectare ruimte gereserveerd voor de ontwikkeling van bio-energie (vestiging van een biodiesel fabriek). Het grootste gedeelte hiervan is nat bedrijventerrein. Daarnaast zal 9 hectare in de toekomst voor zogeheten tijdelijke natuur worden gebruikt. In de toekomst wordt een forse groei aan containeroverslag voorzien, zeker na de verbreding van de sluizen in IJmuiden. Om deze groei te kunnen accommoderen is 61 hectare nat bedrijventerrein gereserveerd voor containeroverslag. Naast groei van de containermarkt wordt ook groei voorzien van kolen. Dit blijft de komende decennia noodzakelijk voor de Europese energievoorziening. Verder zal de haven belangrijk blijven als distributiepunt. In het havenalternatief wordt ook ruimte gereserveerd voor industriële activiteiten (46 hectare), waar verdere groei van de voedingsindustrie (met agribulk als ladingstroom) een belangrijk onderdeel is. Tot slot is er ruimte gereserveerd voor bijzondere activiteiten zoals een houthandel, leidingen en de opslag van koel en vries producten.
MKBA Amsterdam Westpoort west
16
Tabel 2.1
Programma Amsterdam Westpoort-west havenalternatief Havenalternatief:
Hectaren (netto)
Bio-energie
Nat
Droog
Totaal
54
38
92
Waarvan: (Tank)opslag
54
Industrie
38
Tijdelijke natuur, na verloop van tijd aangewend voor bio-
9
0
9
Containers
61
0
61
Distributie
0
120
120
Houthandel
0
1
1
Industrie
24
22
46
Assemblage
0
22
0
Voeding
24
0
0
Koel en vries (opslag)
6
0
6
Leidingen
0
2
2
energieopslag
Waarvan:
Puin en recycling
0
4
4
Tijdelijke natuur
2
0
2
Kolen (opslag)
31
0
31
Totaal
187
187
374
In totaal wordt in het havenalternatief 374 ha vrije ruimte in Westpoort-west ingevuld, waarvan de helft op natte terreinen (met directe aansluiting op diep vaarwater) en de helft op droge terreinen. Het havenalternatief gaat uit van de toekomstige uitbreiding van de capaciteit van het sluizencomplex in IJmuiden met een nieuwe schutsluis (zie paragraaf 1.1). Hierdoor ontstaat voldoende capaciteit om de goederenstromen die op bovenstaande terreinen worden overgeslagen te accommoderen.
2.3
Alternatief 2: Westpoort-west milieualternatief Het milieualternatief is een concreet voorstel voor de bestemming van de beschikbare hectares in Westpoort West. Aan het voorstel ligt een aantal uitgangspunten ten grondslag: Een uitbreiding van de container op- en overslag maakt onderdeel uit van het milieualternatief mits vanuit het havenbedrijf actief geselecteerd wordt op zeer intensief ruimtegebruik in combinatie met focus op ‘Value added logistics’ (zie ook volgende bullet)
MKBA Amsterdam Westpoort west
17
Het havenbedrijf gaat actief zoeken naar bedrijven die vallen onder de noemer: ‘Value added logistics’. Hierbij denkt men aan tal van logistieke dienstverleners die waarde toevoegen aan het containervervoer door de containers te openen en de inhoud op één of andere wijze te bewerken en/of distribueren ten behoeve van de eindgebruiker in het (nabije) achterland. Gedacht kan ook worden aan het vercontaineren van bloemen ten behoeve van distributie in Europa als alternatief voor vliegtransport. Kort gezegd het toevoegen van waarde aan de inhoud van de containers die de Amsterdamse haven aandoen. Alleen het doorvoeren van containers is onvoldoende. Het havenbedrijf gaat actief zoeken naar Food en Agribulk bedrijven die hun productie in de Amsterdamse Haven willen vestigen en daarmee veel waarde toevoegen en zorgen voor werkgelegenheid. Gedacht wordt aan de cacao industrie, soja verwerking, etc. Het havenbedrijf gaat inzetten op duurzame energie met aandacht voor biomassa, biobrandstof, waterstof geproduceerd uit lokaal geproduceerde biomassareststromen, etc. Specifieke samenhang is mogelijk in een cluster van duurzame energie, food en agribulk. In Amsterdam wordt in het kader van klimaatbeleid ingezet op waterstof, o.a. in te zetten in het GVB. Waterstof kan geproduceerd worden uit biomassa. Een cluster van bedrijven met enerzijds biomassareststromen (food), biomassaverwerking tot brandstof en waterstofproductie sluit goed op elkaar aan. Waterstofproductie uit biomassa is naar verwachting vanaf ca. 2015 commercieel toepasbaar. Het havenbedrijf gaat inzetten op ketensluiting en grondstofwinning en productie door bedrijven te werven die op innovatieve wijze omgaan met afvalstromen met het oog op het terugwinnen van zoveel mogelijk grondstoffen voor een zo hoogwaardig mogelijke toepassing (geen downcycling maar bij voorkeur upcycling of recycling). Een specifiek voorbeeld is het aantrekken van een papierproducent die papier produceert uit te recyclen papier en houtafval. Als specifieke aanvulling gaat het havenbedrijf zoeken naar een assemblage fabriek die zich specifiek gaat richten op het ombouwen van het wagenpark van het GVB (en anderen) ten behoeve van de toepassing van waterstof. Het havenbedrijf streeft naar een strategische grondvoorraad om enerzijds nu nog niet alle beschikbare grond te vergeven maar ook op de lange termijn nieuwe havenactiviteiten te ontplooien en anderzijds om actief de druk op de groene ruimte tussen de IJmond en de Amsterdamse Haven te beperken.
Het programma behorende bij de invulling van Westpoort West, het milieualternatief, is in de tabel hieronder weergegeven.
MKBA Amsterdam Westpoort west
18
Tabel 2.2
Programma Amsterdam Westpoort-west milieualternatief Westpoort-west Milieualternatief
Logistiek / Value added logistics
Hectaren (netto) Nat
Droog
Totaal
0
64
64
Gerelateerde containers
40
0
40
Cacao / Chocoladefabriek
20
19
39
20
19
39
0
13
13
13
19
33
13
19
33
13
13
26
Bloementransport Lading Splitsers
Food Agribulk
Soja verwerking Zonnebloempitten Andere food Duurzame energie
Biobrandstof uit lokaal geproduceerde reststoffen Biomassa overslag Biobrandstof uit biomassa Waterstof (vanaf 2015)
Ketensluiting
Afvalstoffenverwerking en grondstofwinning
puinbrekers
papierinzameling
hout
kunststoffen
Bouwmaterialen uit reststoffen
stenen uit bagger
rubbermatten uit autobanden
puingrind uit puin
kunststofgranulaat uit kunststofafval
(Non-)ferro recuperatie
Assemblagebedrijven
Papierproductie uit papier en houtafval
7
6
13
Waterstof gebruikende voertuigen, etc.
7
6
13
Strategische voorraad na 2020
55
6
62
Totaal
187
187
374
In het milieualternatief wordt niet alle ruimte volledig ingevuld. Er wordt een strategische voorraad aangehouden van 62 hectaren, voornamelijk op natte terreinen. Het milieualternatief gaat uit van de bestaande capaciteit van het sluizencomplex in IJmuiden, er komt dus geen nieuwe schutsluis. Wel wordt uitgegaan van vervanging van de Noordersluis door een even zo grote sluis, zodanig dat t.t.v. de aanleg de huidige Noordersluis kan worden gebruikt. Hierdoor is er vergeleken met het havenalternatief minder capaciteit om de goederenstromen die op bovenstaande terreinen worden overgeslagen te accommoderen. De strategische voorraad wordt daarom niet uitgegeven. In een gevoeligheidsanalyse is de invloed van het wel meenemen van extra sluiscapaciteit op de resultaten bepaald. NB: de mogelijkheid dat alleen de bestaande sluis wordt vervangen door een grotere, zonder de Noordersluis t.z.t. ook nog eens te vervangen, is niet doorgerekend. MKBA Amsterdam Westpoort west
19
2.4
Uitgifte terreinen en goederenstromen in de tijd De haventerreinen zullen niet allemaal tegelijk worden uitgegeven. Uitgangspunt is dat een terrein wordt uitgegeven zodra er behoefte is vanuit de markt én er nog ruimte gereserveerd is voor een dergelijk type bedrijf. Aangenomen is dat zodra de gereserveerde ruimte voor bijvoorbeeld containeroverslag ‘vol’ is, er geen containeroverslag meer bijkomt, ook al is er vraag vanuit de markt en ruimte op andere terreinen beschikbaar. De marktvraag naar haventerreinen is afgeleid van de vraag naar goederen. De terreinen worden tenslotte gebruikt om goederen aan- en af te voeren en op te slaan of bewerken. In de rapportage ‘Behoefteraming zeehaventerreinen Noordzeekanaalgebied 2007-2040’3 heeft ECORYS al een prognose voor de vraag naar goederenoverslag en de gekoppelde ruimtebehoefte voor het hele havengebied gemaakt. Deze prognose van de vraag naar goederenoverslag is ook gebruikt voor Westpoort-west, aangevuld met gegevens uit de Welvaart en Leefomgeving (WLO) studie van de Nederlandse planbureaus4.
2.4.1
Ontwikkeling van de goederenstromen in de tijd Voor het berekenen van de effecten voor de MKBA is het belangrijk te weten welke type goederenstromen vanaf welk moment op de Westpoort-west terreinen overgeslagen en eventueel bewerkt zullen worden en wanneer deze terreinen uitgegeven worden. De hoeveelheid goederen die per hectare terrein overgeslagen kunnen worden zijn met behulp van kengetallen per sector en goederensoort bepaald. Deze kengetallen zijn in de studie ‘Behoefteraming zeehaventerreinen Noordzeekanaalgebied 2007-2040’ specifiek voor dit havengebied vastgesteld. Vervolgens zijn de hectares zoals bepaald per type activiteit of goederensoort voor het Havenalternatief en het Milieualternatief omgerekend naar tonnen per goederensoort. Dit is allereerst gedaan op basis van de natte terreinen waarop de goederen worden overgeslagen. Voor de analyse van de marktvraag van deze goederen (vervoer over water) is gebruik gemaakt van de prognoses van goederen achter de sluizen uit de behoefteraming zeehaventerreinen Noordzeekanaalgebied 2007-2040. Voor een aantal specifieke stromen uit het milieu-alternatief, die niet in deze studie opgenomen zijn (zoals ketensluiting) is extra informatie uit de WLO studie gebruikt en waar nodig aangevuld o.b.v. expert opinion. De goederenstromen zijn geaggregeerd om aan te sluiten bij bestaande prognoses. De volgende sectoren en gekoppelde goederenstromen zijn relevant voor Westpoort-west en overgenomen uit de eerdere studie: Voedingsmiddelen Agro-industrie Energie & recycling Automotive 3 4
Behoefteraming zeehaventerreinen Noordzeekanaalgebied 2007-2040, ECORYS, 2007. Welvaart en leefomgeving, een scenariostudie voor Nederland in 2040, Centraal Planbureau (CPB), Ruimtelijke Planbureau (RPB) en Milieu- en Natuurplanbureau (MPB), 2006.
MKBA Amsterdam Westpoort west
20
Containers Ketensluiting (nieuw t.o.v. eerdere studie)
De categorieën voedingsmiddelen en agro-industrie zijn samengenomen voor de behoefte analyse, maar wel met aparte groeicijfers. Bij energie & recycling is gekozen om onderscheid te maken tussen kolen (opslag) en bio-energie. In het Milieualternatief is er ruimte voor 8,3 mln. ton aan ketensluiting activiteiten (recycling, etc.). Het is aangenomen dat deze goederen geheel via de binnenvaart, weg en spoor vervoerd worden en niet via de zeezijde aan- of afgevoerd worden. Aannames en randvoorwaarden De eerder genoemde prognoses zijn voor het hele havengebied achter de sluis opgesteld, terwijl we hier alleen naar het westelijk deel van Westpoort kijken. De volgende aannames zijn gemaakt om een prognose voor Westpoort-west te kunnen maken: Een positieve groei in de vraagprognose (vanaf 2010) voor bovengenoemde goederensoorten wordt volledig aan Westpoort-west toegerekend. Van eventuele extra overslag voor deze goederensoorten op bestaande terreinen (intensivering, interne reserves, etc.) is niet uitgegaan om praktische redenen: het gaat om een beperkt aantal terreinen en de resterende capaciteit is lastig te bepalen, maar beperkt. Wanneer de vraagprognose uitwijst dat er een negatieve groei (afname) plaatsvindt, dan is (logischerwijs) aangenomen dat dit ten koste gaat van de bestaande haventerreinen en niet van Westpoort-west. Groei in overige sectoren (olie en chemie, zand en grind, meststoffen en metalen) vindt plaats op de haventerreinen buiten Westpoort-west, zolang daar voldoende capaciteit is. In het havenalternatief kan de potentiële groei van de overslag beperkt worden door de beschikbare (overslag)capaciteit op terreinen. Als de terreinen vol zijn, kan geen verdere groei plaatsvinden. Het havenalternatief gaat uit van de aanleg van een nieuwe grote sluis en daarmee flinke uitbreiding van de sluiscapaciteit. Voordat deze nieuwe capaciteitsgrens wordt bereikt zullen de bestaande haventerreinen volledig zijn benut. De sluiscapaciteit vormt dus geen belemmering in het havenalternatief. In het milieualternatief kan naast de capaciteit van de terreinen ook de sluiscapaciteit voor de zeevaart in IJmuiden een begrenzing geven, aangezien het Milieualternatief uitgaat van de bestaande sluiscapaciteit. Voor het bepalen van de bestaande sluiscapaciteit is aangesloten bij de MIRT verkenning zeesluis IJmuiden5. Aangenomen is dat in het milieualternatief wel alles in het werk wordt gesteld om de bestaande capaciteit optimaal te benutten, waardoor in de situatie zonder nieuwe grote zeesluis het sluizencomplex een capaciteit kent van 101 mln. ton (alternatief Selectiviteit). In zowel het haven- als milieualternatief zal op een gegeven moment de huidige Noordersluis vervangen dienen te worden, omdat deze het einde van de technische levensduur bereikt. Als in het milieualternatief de sluiscapaciteit van het complex wordt bereikt is er flinke congestie ontstaan. De congestie is op dat moment zo hoog dat er geen extra schepen met lading meer door het complex zullen varen. 5
MIRT-Verkenning Zeetoegang IJmond, KBA rapportage, ECORYS, 2008.
MKBA Amsterdam Westpoort west
21
De maximale capaciteit aan vervoerde tonnen door de sluis is dan 101 mln. ton voor alle haventerreinen achter de sluis, waaronder Westpoort-west. Op het moment dat deze grens wordt bereikt is de congestie al zo toegenomen (gemiddelde wachttijden van 3 uur bij de Noordersluis) dat schepen met tijdgevoelige stromen (containers, olieproducten en cruiseschepen) gaan uitwijken naar andere havens. De kosten van wachten zijn voor deze stromen te hoog, (permanent) uitwijken naar andere havens is dan aantrekkelijker. De ruimte die dit oplevert, wordt ingevuld door de groei in minder tijdkritische goederenstromen totdat de capaciteit weer bereikt is. Hierbij blijven de wacht- en passagetijden constant. Het totale volume door de zeesluis blijft daardoor 101 mln. ton. De verdere groei aan (potentiële) lading zal moeten uitwijken om via andere havens van of naar het Noordzeekanaalgebied (NZKG) of andere locatie in het achterland te worden vervoerd. In onderstaande figuur is de situatie grafisch weergegeven. De capaciteit in het havenalternatief met nieuwe sluis (Faciliteren) is 170 mln. ton vanaf realisatie van de nieuwe sluis (voorzien in 2018). Rond 2050 is de capaciteit tijdelijk lager, omdat dan de Noordersluis vervangen dient te worden en gedurende die periode niet beschikbaar is. De sluiscapaciteit in het milieu-alternatief zonder extra sluiscapaciteit (Selectiviteit) is 101 mln. ton. Ook in dit alternatief wordt de Noordersluis vervangen, maar dit gebeurt door de aanleg van een nieuwe sluis met dezelfde afmetingen. Zodra deze gereed is wordt de huidige Noordersluis vervangen en is de capaciteit onveranderd. Door het intensievere gebruik van de Noordersluis in dit alternatief is deze vervanging al tussen 2030 en 2035. Figuur 2.1
Capaciteit van het sluizencomplex in verschillende alternatieven, uitgedrukt in overslag van/naar zeeschepen achter de sluis.
190 170 150 130 110 90 70 2008 2012 2016 2020 2024 2028 2032 2036 2040 2044 2048 2052 2056 2060
Nulalternatief
Selectiviteit
Faciliteren
Bron: ECORYS, 2008, MIRT-Verkenning Zeetoegang IJmond, KBA rapportage
MKBA Amsterdam Westpoort west
22
Overslagcapaciteit op terreinen Westpoort-west Onderstaande tabel presenteert de resultaten van de vertaling van hectares per sector uit de programma’s naar miljoenen tonnen overslag per goederensoort. Hierbij is nog alleen naar de natte stromen (zeevaart en binnenvaart) gekeken. Gepresenteerd is de maximale capaciteit voor overslag, zonder nog rekening te houden met de marktvraag of de capaciteit van het sluizencomplex . Tabel 2.3
Maximale capaciteit voor overslag op Westpoort-west per goederensoort in mln. tonnen (o.b.v. hectares uit programma’s). Goederensoort
Voedingsmiddelen en agro-industrie
Overslag aanbod Westpoort-west (mln. tonnen) Havenalternatief
Milieualternatief
6,9
5,2
Energie & recycling (kolen)
8,1
0
Energie & recycling (bio-energie)
17,6
5,5
Automotive
0
1,7
Containers
18,0
11,7
0
8,3
50,6
32,4
Ketensluiting (binnenvaart) Totaal Bron: ECORYS
Marktvraag naar goederenoverslag (zonder rekening te houden met capaciteit zeesluizen) Onderstaande tabel geeft de extra overgeslagen tonnen weer in het Westpoort-west gebied. Dit is dus de overslag o.b.v. de hectares uit de programma’s. Daarnaast is er ook overslag op de andere bestaande haventerreinen in het havengebied van Amsterdam, dus buiten het studiegebied. Deze overslag is hier niet apart opgenomen. De marktvraag is gebaseerd op de goederenprognoses. Er is onderscheid gemaakt naar de twee WLO-scenario’s: GE en SE. De overslag per sector kan niet hoger zijn dan de capaciteit, lager wel bij achterblijvende vraag. In de cijfers is nog geen rekening gehouden met de sluiscapaciteit (relevant voor het Milieualternatief). Het havenalternatief (H-alt) heeft meer capaciteit dan het milieualternatief (M-alt) en groeit daardoor harder, vooral in het GE-scenario met hogere groei. De extra groei komt vooral van de containers en kolen (H-alt) en van ketensluiting (M-alt). Het GEscenanario kent een hogere groei dan het SE-scenario voor alle goederensoorten. Enige uitzondering is de bio-energie. Deze sector groeit in GE harder tot 2020, daarna is de groei in het SE-scenario hoger door het internationale milieubeleid en resulterende extra verschuiving naar gebruik van meer duurzame energie. Uiteindelijk is in 2040 de overslag in de bio-energie sector hoger in het SE-scenario dan in het GE-scenario. In het SE-scenario is een afname in de vraag naar kolen.
MKBA Amsterdam Westpoort west
23
Tabel 2.4
Extra goederenoverslag (in mln. tonnen) die in Westpoort-west zal plaatsvinden o.b.v. marktvraag (2020 en 2040), uitgaande van voldoende sluiscapaciteit. Goederensoort
Voedingsmiddelen en agro-
Tonnen in 2020
Tonnen in 2040
Tonnen in 2020
Tonnen in 2040
H-alt
H-alt
H-alt
H-alt
M-alt
M-alt
M-alt
M-alt
GE
SE
GE
SE
GE
SE
GE
SE
1,0
0,2
6,9
1,1
1,0
0,2
5,2
1,1
Energie & recycling (kolen)
3,1
0,0
8,1
0,0
-
-
-
-
Energie & recycling (bio-
5,4
3,2
6,9
13,8
5,4
3,2
5,3
5,3
-
-
-
-
0,6
0,3
1,7
1,0
Containers
16,0
6,5
18,0
18,0
11,7
6,5
11,7
11,7
Totaal (zeevaart)
25,5
9,9
39,9
32,9
18,6
10,3
24,1
19,3
-
-
-
-
2,4
2,3
8,3
7,4
25,5
9,9
39,9
32,9
20,9
11,6
32,4
26,7
industrie
energie) Automotive (alleen natte stromen)
Ketensluiting (binnenvaart) Totaal Bron: ECORYS
In onderstaande tabel is aangegeven welk deel van de terreinen per sector gebruikt wordt o.b.v. de marktvraag. Aangenomen is, dat dit het aandeel van de terreinen is, dat ook is uitgegeven. Te zien is dat in het SE-scenario uiteindelijk alleen de terreinen voor containeroverslag (beide alternatieven) en bio-energie (M-alt) vol zijn. Voor de overige terreinen is onvoldoende vraag. In het havenalternatief bereikt in het GE-scenario ook de kolenoverslag de maximale capaciteit, daarnaast zijn de terreinen voor bio-energie dan ook nagenoeg vol. In het milieualternatief zijn alle terreinen vol. De reden hiervoor is de beperktere hoeveelheid beschikbare terreinen in het milieualternatief, hierdoor is de capaciteit van de terreinen eerder volledig bereikt. Tabel 2.5
Aandeel gebruik capaciteit Westpoort-west o.b.v. marktvraag, zonder restrictie van sluiscapaciteit. Goederensoort
Voedingsmiddelen en agro-
Behoefte in 2020
Behoefte in 2040
Behoefte in 2020
Behoefte in 2040
H-alt
H-alt
H-alt
H-alt
M-alt
M-alt
M-alt
M-alt
GE
SE
GE
SE
GE
SE
GE
SE
14%
2%
100%
16%
18%
3%
100%
22%
industrie Energie & recycling (kolen)
38%
0%
100%
0%
-
-
-
-
Energie & recycling (bio-
36%
21%
39%
78%
97%
59%
100%
100%
-
-
-
-
33%
19%
100%
57%
89%
36%
100%
100%
100%
56%
100%
100%
-
-
-
-
29%
28%
100%
89%
53%
21%
83%
68%
65%
39%
100%
82%
energie) Automotive (alleen natte stromen) Containers Ketensluiting Totaal Bron: ECORYS
MKBA Amsterdam Westpoort west
24
Onderstaande grafiek geeft de totale (natte) overslag in beide scenario’s en voor beide alternatieven. De hoogste volumes zijn uiteindelijk voor het havenalternatief. In het SEscenario blijft het havenalternatief lang achter, maar dankzij de extra capaciteit en de voldoende vraag aan vooral bio-energie is de uiteindelijke overslag hoger dan in het milieu-alternatief. Dit laadt zien dat de bandbreedte tussen GE en SE voor het Havenalternatief het grootst is. Het milieualternatief is dus robuuster voor toekomstige ontwikkelingen, maar wel (uiteindelijk) op een lager niveau dan het havenalternatief. Belangrijk is dat hierbij nog geen rekening is gehouden met de beperking door de sluiscapaciteit. Figuur 2.2
Overzicht goederenverwerking in Westpoort-west in GE en SE scenario voor het Havenalternatief en het Milieualternatief (M-Alt zonder restrictie sluiscapaciteit)
Overslag goederen (miljoenen ton) 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 2010
2015
2020 H-Alt GE
2025 M-Alt GE
2030 M-Alt SE
2035
2040
H-Alt SE
Bron: ECORYS
Marktvraag naar goederenoverslag (met restrictie sluiscapaciteit) Niet alleen in Westpoort-west worden goederen overgeslagen die de zeesluizen in IJmuiden passeren. Daarom is voor beide alternatieven gekeken naar de totale goederenoverslag in het Noordzeekanaalgebied achter de zeesluizen. Hierbij is gebruik gemaakt van de prognoses achter de sluis uit de eerder genoemde studie. In het havenalternatief is uitgegaan van extra sluiscapaciteit. Hierdoor is voldoende capaciteit voor alle goederen per zeeschip van en naar Westpoort-west. Zoals al aangegeven is in het milieualternatief de sluiscapaciteit begrensd op 101 mln. ton vervoer. Hierdoor is er uiteindelijk onvoldoende capaciteit om alle zeegaande goederen van en naar Westpoort-west en de andere haventerreinen toe te laten. In het GE-scenario is de maximale capaciteit al bereikt in 2014, in het SE-scenario is dat later in de tijd.
MKBA Amsterdam Westpoort west
25
De huidige overslag achter de sluis (2007) is 68 mln. ton. Hierdoor was er capaciteit voor nog 31 mln. ton aan goederen. Deze capaciteit zal niet alleen voor groei in Westpoortwest worden gebruikt, maar ook voor groei in de overige havengebieden (vooral olie en chemie en zand en grind). Door deze autonome groei blijft de extra capaciteit voor goederen van of naar het studiegebied beperkt tot maximaal 10 mln. ton zeegaande goederen voor Westpoort-west. Als dit volume is bereikt, is ook de totale sluiscapaciteit bereikt en zal de congestie te hoog oplopen. Allereerst zullen de stromen die het meest tijdgevoelig zijn permanent uitwijken naar andere havens, voor het studiegebied gaat het dan om de containers (aangezien deze goederen de hoogste ladingwaarde hebben en daardoor het meest tijdgevoelig zijn). Buiten het studie gebied zullen ook olieproducten en cruiseschepen uitwijken naar andere havens. Deze ruimte wordt weer opgevuld door andere goederen, tot het maximum van de sluiscapaciteit weer bereikt is (de overslag van zeeschepen op Westpoort-west blijft daarmee op ongeveer 10 mln. ton). Alleen de ketensluiting kan verder groeien, aangezien deze goederen per binnenvaart en deels wegvervoer vervoerd worden en daardoor niet de zeesluizen passeren. Onderstaande tabel geeft de gevolgen van de beperking weer. In het milieualternatief nemen de containertonnen af tussen 2020 en 2040 als gevolg van de uitwijk door oplopende wachttijden. In het GE-scenario is hierdoor minder containeroverslag dan in het SE-scenario, de totale overslag verdwijnt zelfs voor 2040, omdat de wachttijden voor de betrokken vervoerders onacceptabel zullen zijn. Hiermee verdwijnt eveneens de aan de containers gerelateerde distributie. Deze terreinen komen daarmee weer beschikbaar, maar zijn niet te gebruiken voor andere zeehavenactiviteiten, omdat de sluiscapaciteit is bereikt. Tabel 2.6
Extra goederenoverslag (in mln. tonnen) die in Westpoort-west zal plaatsvinden o.b.v. marktvraag (2020 en 2040), uitgaande van beperkte sluiscapaciteit in milieualternatief. Goederensoort
Voedingsmiddelen en agro-
Tonnen in 2020
Tonnen in 2040
Tonnen in 2020
Tonnen in 2040
H-alt
H-alt
H-alt
H-alt
M-alt
M-alt
M-alt
M-alt
GE
SE
GE
SE
GE
SE
GE
SE
1,0
0,2
6,9
1,1
1,0
0,2
3,6
1,1
Energie & recycling (kolen)
3,1
0,0
8,1
0,0
-
-
-
-
Energie & recycling (bio-
5,4
3,2
6,9
13,8
5,4
3,2
5,5
5,5
-
-
-
-
0,6
0,3
1,2
1,0
Containers
16,0
6,5
18,0
18,0
3,1
6,3
0,0
2,4
Totaal (zeevaart)
25,5
9,9
39,9
32,9
10,0
10,0
10,3
10,0
industrie
energie) Automotive (alleen natte stromen)
Ketensluiting (binnenvaart) Totaal
-
-
-
-
2,4
2,4
8,3
7,4
25,5
9,9
39,9
32,9
12,4
12,4
18,6
17,4
Bron: ECORYS
MKBA Amsterdam Westpoort west
26
De volgende tabel laat weer het aandeel van de maximale capaciteit zien dat gebruikt wordt op basis van de marktvraag en beperkte capaciteit. Tabel 2.7
Aandeel gebruik capaciteit Westpoort-west o.b.v. marktvraag (2020 en 2040), uitgaande van beperkte sluiscapaciteit in milieualternatief. Goederensoort
Voedingsmiddelen en agro-
Behoefte in 2020
Behoefte in 2040
Behoefte in 2020
Behoefte in 2040
H-alt
H-alt
H-alt
H-alt
M-alt
M-alt
M-alt
M-alt
GE
SE
GE
SE
GE
SE
GE
SE
14%
2%
100%
16%
18%
3%
70%
22%
industrie Energie & recycling (kolen)
38%
0%
100%
0%
-
-
-
-
Energie & recycling (bio-
36%
21%
39%
78%
97%
59%
100%
100%
-
-
-
-
33%
19%
67%
57%
89%
36%
100%
100%
27%
54%
0%
20%
-
-
-
-
29%
28%
100%
89%
53%
21%
83%
68%
38%
38%
58%
54%
energie) Automotive (alleen natte stromen) Containers Ketensluiting (binnenvaart) Totaal Bron: ECORYS
De resultaten in bovenstaande tabel laten zien dat in beide alternatieven en in beiden scenario’s niet 100% van de te alloceren goederenstromen (en dus hectaren) daadwerkelijk ingevuld zal worden. Door de sluiscapaciteitslimiet, de strategische voorraad en de invulling van het terrein (minder containers, geen kolen) in het Milieualternatief kunnen er uiteindelijk minder grote goederenstromen verwerkt worden in Westpoort-west. De onderstaande grafiek laat zien dat het Milieualternatief in beide scenario’s naar een grens toe groeit. Hierdoor liggen de volumes in het Havenalternatief (relatief) tussen de scenario’s GE en SE veel verder uit elkaar dan in het Milieualternatief.
MKBA Amsterdam Westpoort west
27
Figuur 2.3
Overzicht goederenverwerking in Westpoort-west in GE en SE scenario voor het Havenalternatief en het Milieualternatief (M-Alt met restrictie sluiscapaciteit)
45
Overslag goederen (miljoenen ton)
40 35 30 25 20 15 10 5 0 2010
2015
2020 H-Alt GE
2025 M-Alt GE
2030 M-Alt SE
2035
2040
H-Alt SE
Bron: ECORYS
In het bepalen van de kosten en baten is uitgegaan van beperkte sluiscapaciteit in het milieualternatief (geen nieuwe grote sluis, alleen vervanging). In een gevoeligheidsanalyse wordt het effect het wel meenemen van extra sluiscapaciteit op de baten van het milieualternatief getoond. 2.4.2
Uitgifte terreinen in de tijd Uitgifte bedrijfsgronden op Westpoort-west De uitgiftepatronen van de twee alternatieve programma’s van Westpoort-west verschillen van elkaar. De totale uitgifte ligt in het Havenalternatief in de periode tot 2040 circa 100 tot 120 ha hoger dan in het Milieualternatief (vervanging sluis). Onderstaande figuur geeft voor de periode 2010-2040 de uitgifte van Westpoort-west weer. De trapsgewijze uitgifte van de terreinen in het milieu-alternatief worden veroorzaakt door de stapsgewijze uitgifte van terreinen in het bio-energie cluster voor fabrieken à la Greenmills. Iedere keer als de vraag voldoende is toegenomen wordt weer terrein uitgegeven en zo’n fabriek bijgebouwd
MKBA Amsterdam Westpoort west
28
Figuur.2.4
Uitgifte van Westpoort-west in het havenalternatief en Milieualternatief zonder suis, 2010-2040 in ha netto
350 300 250 200 150 100 50 0 2010
2015
2020 H-Alt GE
2025 H-alt SE
2030 M-alt GE
2035
2040
M-alt SE
Bron: ECORYS
Vanwege de beperkingen in de capaciteit van de zeesluis en daarmee de beperkingen in de groei van aan- en toevoer, neemt de uitgifte in het Milieualternatief na 2015 in beperktere mate toe. In het Havenalternatief loopt de uitgifte wel sterker door. Een ander effect van de genoemde beperking is dat er weinig verschil bestaat bij het Milieualternatief tussen het GE en het SE scenario. In beide scenario’s wordt maximaal gebruik gemaakt van de capaciteit van de sluis.
2.5
Werkgelegenheid en toegevoegde waarde Werkgelegenheid en toegevoegde waarde In onderstaande figuur is de werkgelegenheid in de twee alternatieve programma’s van Westpoort-west weergegeven. De verwachte werkgelegenheid is gebaseerd op de eerder in dit hoofdstuk gepresenteerde ontwikkeling van de goederenstromen.
MKBA Amsterdam Westpoort west
29
Figuur 2.5
Werkgelegenheid op Westpoort-west in het Havenalternatief en het Milieualternatief vervanging sluis, 20102040, in aantal werkzame personen
6000
5000
4000
3000
2000
1000
0 2010
2015
2020 H-Alt GE
2025 H-alt SE
2030 M-alt GE
2035
2040
M-alt SE
Bron: ECORYS
Het Havenalternatief creëert meer werkgelegenheid dan het Milieualternatief. Het verschil bedraagt in zowel het GE als het Se scenario circa 1.500 werkzame personen. Dit verschil wordt voor een belangrijk deel verklaart door het feit dat in het Havenalternatief wordt uitgegaan van een nieuwe zeesluis en in het Milieualternatief niet. De nieuwe zeesluis zorgt ervoor dat er meer goederen kunnen worden aangevoerd en afgevoerd en er daarmee ook meer bedrijvigheid en werkgelegenheid ontstaat. Overigens is het ruimtegebruik in het Milieualternatief intensiever dan in het Havenalternatief. Zo werken er in 2040 in het Milieualternatief 18 tot 22 personen per ha en in het Havenalternatief 16 tot 18 personen. In de volgende tabel is de werkgelegenheid op Westpoort-west uitgesplitst naar de verschillende economische activiteiten. Uitgaande van het GE scenario zijn in het Havenalternatief de distributie en de voedingsbranche de belangrijkste werkcreërende onderdelen. In het Milieualternatief ligt het zwaartepunt van de werkgelegenheid bij de ketensluiting en de voedingsbranche. Bij het SE scenario blijft de distributie de grootste werkgever in het Havenalternatief, maar is daarnaast ook de bio-energie belangrijk. In het Milieualternatief blijven de meeste personen werkzaam in de ketensluiting en daarnaast in de bio-energie (incl. waterstof).
MKBA Amsterdam Westpoort west
30
Tabel 2.8
Werkgelegenheid in drie peiljaren voor Havenalternatief en Milieualternatief vervanging sluis, in aantal werkzame personen H-alt GE
Voedingsmiddelen en agro-industrie Energie & recycling (kolen) Energie & recycling (bio-energie) Automotive
H-alt SE
M-alt GE
M-alt SE
2020
2030
2040
2020
2030
2040
2020
2030
2040
2020
2030
2040
154
739
1.431
6
96
190
413
1.589 1.589
71
221
381
64
158
166
0
0
0
-
-
-
-
-
-
268
334
379
177
367
752
555
570
570
334
570
570
176
352
528
176
352
528
62
124
124
35
71
106
Hout/papier
10
20
20
10
20
20
-
-
-
-
-
-
Containers
291
327
327
119
220
327
57
0
0
115
59
44
500
0
0
1.014
515
382
Distributie (incl. VAL) Totaal (zonder ketensluiting) ketensluiting Totaal
2.364 2.657 2.657
963
1.791 2.657
3.327 4.587 5.507 1.451 2.847 4.474 1.587 2.283 2.283 1.569 1.436 1.483 20
48
70
20
48
70
536
1.296 1.869
529
1.233 1.668
3.347 4.635 5.577 1.471 2.895 4.544 2.124 3.579 4.152 2.098 2.669 3.151
Bron: ECORYS
In termen van toegevoegde waarde draagt het Havenalternatief meer bij aan de economie dan het Milieualternatief. Dit hangt in grote mate samen met de grotere werkgelegenheid in dit alternatief. De toegevoegde waarde per hectare ligt in het Milieualternatief wel hoger in het Havenalternatief. Het verschil bedraagt circa € 100.000 tot € 200.000 per hectare. In de onderstaande tabel is de toegevoegde waarde voor de twee alternatieven weergegeven.
MKBA Amsterdam Westpoort west
31
Tabel 2.9
Toegevoegde waarde in drie peiljaren voor Havenalternatief en Milieualternatief vervanging sluis, in € mln. (prijspeil 2008) H-alt GE
Voedingsmiddelen en agro-industrie Energie & recycling (kolen) Energie & recycling (bio-energie) Automotive
H-alt SE
M-alt GE
M-alt SE
2020
2030
2040
2020
2030
2040
2020
2030
2040
2020
2030
2040
12
60
117
0
8
15
34
131
131
6
18
31
5
12
12
0
0
0
-
-
-
-
-
-
23
28
32
15
31
64
47
48
48
28
48
48
9
17
26
9
17
26
3
6
6
2
3
5
Hout/papier
1
2
2
1
2
2
-
-
-
-
-
-
Containers
22
24
24
9
16
24
4
0
0
9
4
3
163
183
183
66
123
183
39
0
0
79
40
30
234
326
396
100
197
314
127
185
185
124
114
118
1
2
3
1
2
3
23
55
80
23
53
71
234
328
399
101
199
317
150
240
264
146
167
189
Distributie (incl. VAL) Totaal (zonder ketensluiting) ketensluiting Totaal Bron: ECORYS
De sectoren met de meeste werkgelegenheid dragen ook het meeste bij aan de toegevoegde waarden. Voor het Havenalternatief zijn dit de distributie, de voedingsbranche en bio-energie. Voor het Milieualternatief betreft het de ketensluiting, de voedingsbranche en bio-energie.
MKBA Amsterdam Westpoort west
32
3 Effecten, kosten en baten
3.1
Inleiding Alternatieve invullingen van de haventerreinen in Westpoort-west hebben invloed op de goederenstromen (maritiem en achterlandvervoer) naar het NZKG-gebied, op de werkgelegenheid en toegevoegde waarde in het gebied en op de natuur- en milieueffecten in het gebied. We onderscheiden de volgende effecten: de effecten gekoppeld aan de goederenstromen zijn directe effecten, de effecten op werkgelegenheid en toegevoegde waarde worden indirecte effecten genoemd en de invloed op natuur- en milieu is onder de externe effecten te vinden. Tevens leiden de verschillende alternatieven tot verschillen in kosten voor de ontwikkeling van het gebied. Hierbij gaat het om de benodigde investeringen en exploitatiekosten en de kosten van het sluiscomplex, welke deels aan Westpoort-west worden toegerekend: De structurele effecten zijn opgesplitst in: Investeringen en exploitatiekosten; Kosten sluiscomplex; Directe effecten; Indirecte effecten Externe effecten. In het navolgende wordt toegelicht hoe deze effecten per stap in kaart worden gebracht en zijn omgezet in kosten en baten. Zoals gebruikelijk in een maatschappelijke kostenbatenanalyse zijn alle toekomstige effecten gedurende de levensduur van het project meegenomen. In de praktijk is dit vertaald in de kosten en baten voor de periode 2010 tot en met 2109. De effecten na 2040 zijn constant gehouden op het niveau van 2040, omdat er geen prognoses na deze periode zijn.
3.2
Investeringen en exploitatiekosten De ontwikkeling van Westpoort-west gaat gepaard met investeringen in het terrein en de benodigde technische infrastructuur. Tevens dient het terrein te worden onderhouden en geëxploiteerd. De investeringskostenkosten zijn bepaald op basis van de volgende typen investeringen: Verwerven en bouwrijp maken terrein; Aanleg spoor; Ontwikkeling ‘scanninglane’ containers; Fly-over; Aanleg kades.
MKBA Amsterdam Westpoort west
33
We zijn er hierbij van uitgegaan dat er, afhankelijk van de marktvraag achter de scenario’s, terreinen bouwrijp worden gemaakt en kades worden aangelegd. In het SEscenario worden dus minder kosten gemaakt dan in het GE-scenario, omdat niet alle grond wordt uitgegeven en er minder kades hoeven te worden aangelegd. Er is uitgegaan van twee investeringsperiodes, waarvan één in 2010 en één in 2020. Dit betekent dus dat deze investeringskostenkosten variëren per alternatief en scenario. De kosten van het spoor, de scanninglane voor containers en de fly-over vinden in elke variant in de beginperiode plaats. De onderhoud- en exploitatiekosten zijn meegenomen vanaf het moment dat er is geïnvesteerd tot en met het jaar 2050. Er zijn de volgende kengetallen en waarden gehanteerd:
Bouwrijp maken, inclusief verwerven
€ 80 per m² bruto terrein
Spoor
€ 4.500.000
Scanninglane containers
€ 6.000.000
Fly-over
€ 3.000.000
Kade aanleg
€ 17.500 per strekkende meter
Onderhoud- en exploitatiekosten
2% van de aanschafwaarde/investeringssom
Discontovoet
5,5 %
Voor de berekening van de investeringen is uitgegaan van de realisatie van de hieronder aangegeven hoeveelheden bruto grond en kade. Hierbij is rekening gehouden met het aanhouden van een strategische reserve (30 ha netto), zodat pieken in de marktvraag kunnen worden opgevangen.
Te realiseren aantal ha bruto Te realiseren meter kade
6 7
6
7
H-alt GE
H-alt SE
M-alt GE
M-alt SE
400
370
250
250
4.600
4.200
2.900
2.900
Bepaald o.b.v. netto-bruto verhouding van 85%, afgerond op tientallen Uitgaande van ca 270 meter kade per 10 ha nat terrein, afgerond op honderdtallen
MKBA Amsterdam Westpoort west
34
Dit leidt tot het volgende overzicht van de kosten: Tabel 3.1
Overzicht investerings- en exploitatiekosten Westpoort-west in mln. € Investeringen (excl. zeesluis)
H-alt GE
H-alt SE
M-alt GE
M-alt SE
zonder sluis
zonder sluis
Ontwikkeling grond
270
210
169
169
Aanleg kade
68
53
43
43
Overige investeringen
13
13
13
13
Totaal investeringen NCW
351
276
224
224
Totaal investeringen (reëel)
415
379
261
261
Onderhoud (2010-2109) NCW
127
100
81
81
Onderhoud gemiddeld per jaar (reëel)
20
18
13
13
Totale kosten NCW
478
376
306
306
Totale kosten nominaal
725
640
458
458
Om de ontwikkeling van het havenalternatief mogelijk te maken, dient er € 380 tot 415 mln. te worden geïnvesteerd. In het milieualternatief zijn de investeringskosten ruim € 260 mln. Aangezien een aantal investeringen later in de tijd (rond 2020) worden gepleegd, is de contante waarde minder, In het havenalternatief € 276-351 mln. en in mileu-alternatief € 224 mln. De onderhoudskosten bedragen circa € 18 - 20 mln. per jaar in het havenalternatief en bijna € 13 mln. in het milieu-alternatief. De contante waarde van de onderhoudskosten bedraagt respectievelijk € 100 tot 130 mln. euro in het havenalternatief en ruim € 80 mln. in het milieu-alternatief. De totale kosten voor investeringen, onderhoud en exploitatie bedragen lopen uiteen van bijna € 380 tot bijna € 480 mln. in het haven-alternatief en ruim € 300 mln. in het milieualternatief. Dit zijn allen contante waardes in het jaar 2009. Geen beperking in sluiscapaciteit Indien de sluiscapaciteit in het mileu-alternatief geen belemmering oplevert, nemen de kosten toe. Er wordt immers meer grond uitgeven, welke moet worden verworven en bouwrijp moet worden gemaakt. Onderstaande tabel geeft een overzicht:
MKBA Amsterdam Westpoort west
35
Tabel 3.2
Overzicht investerings- en exploitatiekosten milieualternatief Westpoort-west in mln. € M-alt GE
M-alt SE
zonder sluis
zonder sluis
M-alt GE
M-alt SE
NCW
224
224
347
277
Kosten totaal (reële waarden)
261
261
415
356
NCW
81
81
125
100
Gemiddeld per jaar (reële waarden)
13
13
20
17
Totale kosten NCW
306
306
472
377
Totale kosten reëel
458
458
723
609
Investeringen (excl. zeesluis)
Onderhoud (t/m/ 2050)
Met sluiscomplex lopen in het GE-scenario de kosten (CW) op tot ruim 470 mln. euro, bijna gelijk aan de kosten volgens het haven-alternatief volgens dat scenario. In het SEscenario is er een bedrag van bijna € 380 mln. euro (CW) nodig voor investeringen, onderhoud en exploitatie van het terrein.
3.3
Kosten sluiscomplex Een belangrijk verschil tussen beide alternatieven is de sluiscapaciteit. In het havenalternatief wordt een nieuwe grote sluis aangelegd (aanname: operationeel in 2018) en rond 2050 wordt de Noordersluis vervangen op de huidige locatie. De Noordersluis is gedurende de vervanging buiten gebruik. In het milieualternatief wordt alleen de Noordersluis vervangen, er komt geen extra schutcapaciteit. Vervanging geschied door het aanleggen van een nieuwe sluis met dezelfde afmetingen als de huidige Noordersluis tussen 2030 en 2035 en vervolgens wordt de Noordersluis gesloten. Vervangen op de huidige locatie is in dit alternatief geen optie, omdat de haven dan vijf jaar niet bereikbaar zou zijn voor grote schepen. Door het intensievere gebruik van de Noordersluis wordt deze niet alleen eerder vervangen, maar zijn de onderhoudskosten vanaf 2035 tot 2050 (vervanging in havenalternatief) ook hoger. In onderstaande tabel zijn de investerings- en onderhoudskosten opgenomen. Deze zijn overgenomen uit de MIRT verkenning zeesluis IJmuiden.
Tabel 3.3
Investeringskosten in het sluiscomplex in de alternatieven (miljoenen Euro 2006, excl. BTW) Alternatief
Kostenpost
Periode
Aanleg- en
Milieualternatief
Verplaatsen zandput
2013-2014
2,6
(Selectiviteit)
Aanleg nieuwe Noordersluis en sluiting oude
2030-2035
444
investeringskosten
Noordersluis Havenalternatief
Aanleg nieuwe grote sluis
2013-2018
632
(Faciliteren)
Vervangingskosten Noordersluis (huidige locatie)
2050-2055
252
Bron: ECORYS o.b.v RWS N-H, Witteveen+Bos
MKBA Amsterdam Westpoort west
36
Tabel 3.4
Jaarlijkse additionele beheer en onderhoud- en exploitatiekosten in het sluiscomplex in de alternatieven (miljoenen Euro 2006, excl. BTW) Alternatief
Kostenpost (jaarlijks)
Beheer- en onderhoudskosten
Milieualternatief
Exploitatie persleiding en afmeren
5,3
Havenalternatief
Nieuwe grote sluis
9,5
(Faciliteren)
Lagere beheer- en onderhoudskosten Noordersluis (2035-
-1,9
(Selectiviteit)
2050) Geen beheer- en onderhoudskosten Noordersluis tijdens
-3,8
vervanging (2050-2055)
Bron: ECORYS o.b.v RWS N-H, Witteveen+Bos
Omdat de extra sluiscapaciteit niet alleen voor de goederen van en naar Westpoort-west wordt gebruikt, maar voor alle goederenoverslag van zeeschepen achter de sluis, zijn de kosten aan het studiegebied toegedeeld naar rato van de overgeslagen tonnen. Het aandeel Westpoort-west in de totale overslag is in beide alternatieven hoger in het SEscenario dan in het GE-scenario. Oorzaak hiervan is dat in het SE-scenario de groei op andere haventerreinen (vooral de overslag van olieproducten) veel lager is. In een gevoeligheidsanalyse is het effect van het toerekenen van alle extra kosten aan het studiegebied bekeken. Tabel 3.5
Prognose goederenoverslag zeevaart in 2040 (mln. ton) achter de sluizen per alternatief en scenario Goederenoverslag 2040 (mln. ton)
Havenalternatief
Milieualternatief
GE
SE
GE
SE
Westpoort-west
39,9
32,9
10,3
10,0
Totaal NZKG achter sluis
194
103
111
80
Aandeel Westpoort-west
21%
32%
9%
12%
Bron: ECORYS
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de extra kosten van het sluiscomplex. Door de wijze van toerekenen zijn de kosten voor Westpoort-west in beide alternatieven hoger in het SE-scenario dan in het GE-scenario. Tabel 3.6
Extra kosten sluiscomplex (mln. €) in contante waarde. Goederensoort
CW Havenalternatief (mln. €)
CW Milieualternatief vervanging sluis (mln. €)
GE
SE
GE
SE
Investeringen (aanleg, vervanging)
601
601
163
163
Onderhoud, exploitatie en beheer
130
130
96
96
Totaal extra kosten
731
731
259
259
Deel Westpoort-west
150
233
24
32
Bron: ECORYS
MKBA Amsterdam Westpoort west
37
De extra kosten variëren van € 150 tot ruim 230 mln. voor het havenalternatief (CW) en van € 24 tot ruim 30 mln. in het milieualternatief (CW).
3.4
Directe effecten Een belangrijk verschil tussen de alternatieven zijn de goederen die overgeslagen zullen worden in de havenbekkens van Westpoort. Omdat het alternatief van de milieu- en bewonersorganisaties meer inzet op minder milieu-belastende, meer toegevoegde waarde genererende activiteiten en gebruik van restproducten dan het alternatief van de Haven van Amsterdam, resulteert dit in andere aan- en afvoer van goederen zowel wat betreft volume als aard van de goederen. De directe effecten van alternatieve invulling van de haventerreinen in Westpoort-west worden uitgedrukt in: Extra havengelden Verschil in opbrengsten erfpacht Transportkostenvoordeel (vnl. wachttijden) Schaalvoordelen zeeschepen Schaalvoordelen havendienstverlening Kosten van investeringen en onderhoud infrastructuur Voor de laatste twee posten, schaalvoordelen en infrastructuur, zijn de baten zeer beperkt, respectievelijk niet bepaald in de kosten-batenanalyse voor een nieuwe sluis. Beide baten hangen vooral samen met de beslissing, wel of geen nieuwe sluis. Bij onbeperkte sluiscapaciteit verschillen de goederenvolumes tussen havenalternatief en milieualternatief te weinig voor significante effecten. Van de schaalvoordelen havendienstverlening is slechts een beperkt deel toe te wijzen aan de goederenstromen in Westpoort-west. Hierdoor is gekozen deze beide posten niet op te nemen in de analyse. De overige vier directe baten zijn hieronder elk beschreven.
3.4.1
Extra havengelden Dit zijn de opbrengsten van de schepen die naar de NZKG havens komen. Het aantal schepen en de overgeslagen volumes verschillen per alternatief en daardoor de havengelden. De verschillen in havengelden vormen netto een extra inkomstenbron voor de havenautoriteiten omdat tegenover deze gelden in beide alternatieven dezelfde inspanning (marginale kosten) van de havenautoriteiten staan. Hierbij geldt overigens dat een deel van de extra inkomsten ten koste kan gaan van andere havens in Nederland. In de mate dat dit het geval is, is er wel sprake van een effect voor het NZKG-gebied, maar slechts van een verdelingseffect voor Nederland als totaal. Deze studie bepaalt de baten voor de regio Amsterdam, daarom zijn alle extra havengelden meegerekend. Hierbij is dus aangenomen dat deze havengelden uiteindelijk worden doorgerekend en dus betaald door partijen of consumenten buiten de regio. Indien een deel door partijen binnen de regio wordt betaald, dan betreft dit een verdelingseffect en geen extra baten.
MKBA Amsterdam Westpoort west
38
Naast havengelden ontvangt de haven ook kadegelden. De opbrengsten aan kadegelden zijn in verhouding tot (zee)havengeld zeer beperkt. Kadegelden worden op de overslag van goederen op openbare kades geheven. Aangezien beide alternatieven niet uitgaan van de aanleg van openbare maar private kades is deze post niet relevant voor de studie. De havengelden zijn zowel voor zeeschepen als voor binnenvaartschepen in kaart gebracht. Voor de binnenvaarthavengelden is gebruikt gemaakt van de modal split van het achterlandvervoer. Er is een gedifferentieerd tarief gehanteerd voor containers en overige goederen bij de zeevaart en voor de binnenvaart. Gezien de vertrouwelijkheid van de tarieven zijn deze hier niet opgenomen. In het Havenalternatief zijn de extra havengelden maximaal €22,9 mln. in 2040 GE. In het GE scenario is de groei tussen 2010 en 2020 het grootst in SE is de groei tussen 2020 en 2040 het grootst. In het Milieualternatief liggen de maximale extra havengelden op €7,2 mln. in 2040 GE. Dit maximum wordt echter al in 2020 bijna bereikt in zowel GE als SE door de beperkte (sluis)capaciteit. Tabel 3.7
Extra havengelden (mln. €) in Westpoort-west in 2020 en 2040 (Milieualternatief alleen vervanging zeesluis). Goederensoort
Zeehavengelden containers
Zichtjaar 2020
Zichtjaar 2040
Zichtjaar 2020
Zichtjaar 2040
H-alt
H-alt
H-alt
H-alt
M-alt
M-alt
M-alt
M-alt
GE
SE
GE
SE
GE
SE
GE
SE
7,5
3,1
8,5
8,5
1,9
3,9
0,0
1,5
Zeehavengelden overig
5,8
2,1
13,5
9,1
4,2
2,3
6,3
4,7
Binnenhavengelden
0,7
0,2
1,0
0,6
0,4
0,4
0,9
0,9
Totaal extra havengelden
14,0
5,4
22,9
18,2
6,5
6,6
7,2
7,0
Bron: ECORYS
In onderstaande tabel is de huidige (contante) waarde van alle toekomstige extra havengelden opgenomen. De toekomstige baten zijn teruggerekend naar nu met behulp van een discontovoet van 5,5%. Het effect hiervan is dat baten in de verre toekomst slechts beperkt meetellen. Tabel 3.8
Extra havengelden in Westpoort-west (in mln. €, contante waarde) Goederensoort
CW Havenalternatief (mln. €)
CW Milieualternatief vervanging sluis (mln. €)
GE
SE
GE
SE
Zeehavengelden containers
107
75
21
34
Zeehavengelden overig
129
69
73
49
Binnenhavengelden
12
5
8
8
Totaal extra havengelden
248
149
102
91
Bron: ECORYS
In onderstaande figuur zijn de jaarlijkse baten in de tijd uitgezet. De baten na 2040 zijn constant verondersteld.
MKBA Amsterdam Westpoort west
39
Figuur 3.1
Extra havengelden in GE en SE voor H-alt en M-alt (alleen vervanging sluis)
€ 25 Havengelden (miljoen €) € 20
€ 15
€ 10
€5
€0 2010
2015
2020 H-Alt GE
2025 H-alt SE
2030 M-alt GE
2035
2040
M-alt SE
Bron: ECORYS
3.4.2
Extra erfpacht opbrengsten Alternatieve invullingen en timing van de goederen op de resterende terreinen van Westpoort-west brengen andere opbrengsten aan erfpacht met zich mee. De extra erfpachtgelden zijn zowel voor natte als droge terreinen berekend waarbij een directe relatie is aangenomen tussen de timing van goederen op natte terreinen en de invulling op droge terreinen. Aangenomen is dat de erfpachtgelden gemiddeld zo’n € 5 per ha. voor natte terreinen en € 10,55 voor droge terreinen bedragen en dat alle extra erfpachtgelden ook daadwerkelijk een extra bate voor de regio zijn (geen verschuiving van geld tussen partijen in de regio).
MKBA Amsterdam Westpoort west
40
Tabel 3.9
Extra erfpacht opbrengsten (mln. €) in Westpoort-west in GE en SE in de zichtjaren 2020 en 2040. (Milieualternatief alleen vervanging zeesluis). Goederensoort
Voedingsmiddelen en agro-
Zichtjaar 2020
Zichtjaar 2040
Zichtjaar 2020
Zichtjaar 2040
H-alt
H-alt
H-alt
H-alt
M-alt
M-alt
M-alt
M-alt
GE
SE
GE
SE
GE
SE
GE
SE
0,2
0,0
1,5
0,2
0,4
0,1
1,5
0,4
Energie & recycling (kolen)
0,6
0,0
1,6
0,0
-
-
-
-
Energie & recycling (bio-
2,0
1,3
2,8
5,6
4,3
2,6
4,4
4,4
Papier en houtindustrie
0,1
0,1
0,1
0,1
-
-
-
-
Automotive
0,8
0,4
2,3
1,3
0,3
0,2
0,7
0,6
Ketensluiting (puin en
0,1
0,1
0,4
0,4
-
-
-
-
Containers
2,7
1,1
3,1
3,1
0,5
1,1
0,0
0,4
Distributie
11,3
4,6
12,7
12,7
1,8
3,6
0,0
1,4
-
-
-
-
2,4
2,4
8,3
7,4
17,7
7,7
24,4
23,3
9,7
9,9
14,9
14,5
industrie
energie)
recycling)
Ketensluiting Totaal Bron: ECORYS
Deze jaarlijkse baten zijn vertaald in de huidige (contante) waarde. Dit geeft de volgende baten. Tabel 3.10
Extra erfpachtgelden in Westpoort-west (in mln. €, contante waarde) Erfpachtgelden
NCW Havenalternatief (mln. €)
NCW Milieualternatief vervanging sluis (mln. €)
Totaal extra erfpachtgelden
GE
SE
GE
SE
282
198
169
159
Bron: ECORYS
MKBA Amsterdam Westpoort west
41
Figuur 3.2
Extra erfpachtgelden in GE en SE voor H-alt en M-alt (vervanging sluis)
€ 30
Erfpachtgelden (miljoen €)
€ 25
€ 20
€ 15
€ 10
€5
€0 2010
2015
2020 H-Alt GE
2025 H-alt SE
2030 M-alt GE
2035
2040
M-alt SE
Bron: ECORYS
3.4.3
Extra wachttijdkosten voor goederen en schepen Doordat in beide alternatieven extra lading en daarmee extra schepen door het sluiscomplex passeren neemt de congestie toe. Aangenomen is, conform de MIRTVerkenning Zeetoegang IJmond, dat in het havenalternatief vanaf 2018 de nieuwe sluis beschikbaar, waardoor de congestie flink daalt, om daarna langzaam weer toe te nemen. Op basis van de maximale overslag op bestaande terreinen wordt de sluiscapaciteit niet bereikt. In het GE-scenario zijn de bestaande terreinen rond 2025 volledig benut en ontstaat vraag naar nieuwe haventerreinen. Bij aanleg en gebruik van nieuwe terreinen kan rond 2035 de capaciteit van het uitgebreide sluiscomplex bereikt worden. In het SEscenario zijn de bestaande terreinen (incl. Westpoort-west) voldoende om in de vraag naar overslag van goederen te voorzien. In het milieualternatief wordt in beide scenario’s de maximale capaciteit van het sluiscomplex bereikt. Hierdoor zijn er flinke wachttijden en daarmee flinke wachtkosten voor de schepen en hun lading. De wachtkosten worden bepaald door het aantal schepen en volume aan lading te vermenigvuldigen met de gemiddelde wachttijd. Dit geeft de totale wachttijd. Deze is vervolgens vermenigvuldigd met de kosten per uur wachten. Deze kosten verschillen per type schip en soort lading. Grotere schepen zijn duurder dan kleinere schepen en hoogwaardige lading (containers) is duurder dan laagwaardige lading (bulkproducten). In het milieu-alternatief zijn de wachttijden hoger dan in het havenalternatief, bovendien zijn de maximale wachttijden in het milieu-alternatief eerder bereikt dan in het havenalternatief. In het GE-alternatief zijn de wachttijden in het milieu-alternatief in 2040 436 min. tegen 346 min. in het havenalternatief (2020: 436 min. resp. 266 min.). De hoeveelheid lading en schepen is echter lager.
MKBA Amsterdam Westpoort west
42
Bovendien worden veel minder containers (SE-scenario) of uiteindelijk zelfs geen containers (GE) overgeslagen en minder grote schepen (deze vervoeren vooral kolen, olieproducten en containers) ingezet. Het uiteindelijke resultaat is dat de wachtkosten in het havenalternatief hoger zijn dan in het milieualternatief, ondanks de lagere wachttijden, zoals gepresenteerd in onderstaande tabel. Tabel 3.11
Extra wachttijdkosten voor goederen en schepen (mln. €) in Westpoort-west in GE en SE in de zichtjaren 2020 en 2040. (Milieualternatief alleen vervanging zeesluis). Kosten
Zichtjaar 2020
Zichtjaar 2040
Zichtjaar 2020
Zichtjaar 2040
H-alt
H-alt
H-alt
H-alt
M-alt
M-alt
M-alt
M-alt
GE
SE
GE
SE
GE
SE
GE
SE
Wachttijdkosten goederen
0,5
0,2
0,6
0,6
0,2
0,2
0,1
0,2
Wachttijdkosten schepen
3,7
1,4
8,1
6,7
1,9
1,9
1,9
1,9
Totaal
4,1
1,6
8,7
7,3
2,1
2,1
2,0
2,0
Bron: ECORYS
Deze jaarlijkse baten zijn vertaald in de huidige (contante) waarde. Dit geeft de volgende (negatieve) baten. Tabel 3.12
Extra baten door wachttijdkosten voor goederen en schepen in Westpoort-west (in mln. €, contante waarde) Wachttijdkosten
CW Havenalternatief (mln. €)
CW Milieualternatief vervanging sluis (mln. €)
GE
SE
GE
SE
Wachttijdkosten schepen
-84
-53
-31
-27
Wachttijdkosten goederen
-8
-5
-1
-3
Totaal
-92
-58
-32
-30
Bron: ECORYS
3.4.4
Schaalvoordelen zeeschepen De aanleg van een nieuwe grotere sluis in het havenalternatief maakt het mogelijk schaalvoordelen te realiseren. De schaalvoordelen zijn overgenomen uit de MIRTVerkenning Zeetoegang IJmond. Schaalvoordelen voor zeeschepen komen voort uit het accommoderen van de inzet van grotere schepen. Omdat er meer lading per schip kan worden vervoerd, hoeven minder schepen worden ingezet, dit betreft met name bulkschepen met kolen en containerschepen. De schaalvoordelen voor containerschepen zijn geheel toegerekend aan Westpoort-west, de schaalvoordelen voor kolenschepen gedeeltelijk. In het SE scenario vindt alle kolenoverslag buiten het studiegebied plaats, in het GE-scenario vindt in 2020 ongeveer 25% in het studiegebied plaats.
MKBA Amsterdam Westpoort west
43
Tabel 3.13
Schaalvoordelen sluiscomplex voor Westpoort-west in contante waarde (mln. €). CW Havenalternatief (mln. €)
CW Milieualternatief vervanging sluis (mln. €)
Totaal schaalvoordelen zeeschepen
GE
SE
GE
SE
13
4
-
-
Bron: ECORYS
3.4.5
Conclusie directe effecten In onderstaande tabel zijn de directe effecten samengevat. De belangrijkste directe baten zijn de extra havengelden, gevolg door de extra erfpachtopbrengsten. De extra wachttijdkosten is een negatieve baat. In het GE-scenario zijn de baten in het havenalternatief ruim € 170 mln. hoger dan in het milieualternatief, in het SE-scenario is dat verschil ruim € 55 mln.
Tabel 3.14
Directe effecten van havenalternatief en milieualternatief (alleen vervanging zeesluis) in Westpoort-west (in mln. €, contante waarde). CW Havenalternatief
CW Milieualternatief
(mln. €)
vervanging sluis (mln.
Verschil
€) GE
SE
GE
SE
GE
SE
Extra havengelden
248
149
Extra erfpachtgelden
282
198
102
91
146
58
169
159
113
39
Extra wachttijdkosten
-92
-58
-32
-30
-60
-28
Schaalvoordelen
13
4
-
-
13
4
Totaal directe effecten
451
293
239
220
212
73
Bron: ECORYS
3.4.6
Effect van extra sluiscapaciteit (nieuwe zeesluis) in milieualternatief Het milieu-alternatief heeft als doel een meer duurzame en hoogwaardige ontwikkeling van de Amsterdamse haven. Omdat het vergroten van de sluiscapaciteit een extra druk geeft op de terreinen, ook van activiteiten die meer negatieve gevolgen voor de leefomgeving hebben en relatief meer laagwaardige zijn, is in het milieu-alternatief geen ruimte voor extra sluiscapaciteit. Nadeel hiervan is dat in het GE-scenario met een hoge vraag naar havenoverslag de overslag van containers en de daaraan gekoppelde waarde toevoegende activiteiten (VAL) onder druk komen te staan en zullen verdwijnen. In deze gevoeligheidsanalyse is bepaald wat het effect is van het vergroten van sluiscapaciteit en het tegelijkertijd handhaven van de belangrijke voorwaarden van dit alternatief: Geen extra capaciteit voor kolenoverslag (‘op slot’) Geen extra haventerreinen buiten Westpoort. De in het alternatief opgenomen strategische reserve dient om eventuele toekomstige vraag naar terreinen (na 2040) te kunnen bedienen, zonder dat aanleg van nieuwe terreinen nodig is.
MKBA Amsterdam Westpoort west
44
Onderstaan zijn de effecten van het wegnemen van de beperking van de sluiscapaciteit door aanleg van een nieuwe zeesluis opgenomen. Extra kosten Als er extra sluiscapaciteit wordt aangelegd, worden de kosten van het milieualternatief gelijk aan die van het havenalternatief op dit punt. Extra havengelden In het GE scenario resulteert dit in een 64% hogere bate (contante waarde) en in SE in een 31% hogere bate. Tabel 3.15
Extra havengelden in Westpoort-west (in mln. €, contante waarde) Goederensoort
CW Havenalternatief
CW Milieualternatief
CW Milieualternatief
(mln. €)
vervanging sluis (mln. €)
extra sluiscap. (mln. €)
GE
SE
GE
SE
GE
SE
Zeehavengelden containers
107
75
21
34
76
60
Zeehavengelden overig
129
69
73
49
80
49
Binnenhavengelden
12
5
8
8
12
10
Totaal extra havengelden
248
149
102
91
167
119
Bron: ECORYS
Figuur 3.3
Extra havengelden in GE en SE voor H-alt, M-alt (alleen vervanging zeesluis) en M-alt (met extra sluiscapaciteit)
€ 25 Havengelden (miljoen €) € 20
€ 15
€ 10
€5
€0 2010 H-Alt GE
2015 H-alt SE
2020 M-alt GE
2025 M-alt SE
2030 M-alt GE (met sluis)
2035
2040
M-alt SE (met sluis)
Bron: ECORYS
Extra erfpacht De extra erfpachtgelden nemen fors toe indien in het Milieualternatief wel de grotere sluis wordt gerealiseerd.
MKBA Amsterdam Westpoort west
45
Tabel 3.16
Extra erfpachtgelden in Westpoort-west (in mln. €, contante waarde) Erfpachtgelden
CW Havenalternatief
CW Milieualternatief
CW Milieualternatief
(mln. €)
vervanging sluis (mln. €)
extra sluiscap. (mln. €)
Totaal extra erfpachtgelden
GE
SE
GE
SE
GE
SE
282
198
169
159
269
214
Bron: ECORYS
Figuur 3.4
Extra erfpachtgelden in GE en SE voor H-alt, M-alt (alleen vervanging zeesluis) en M-alt (met extra sluiscapaciteit)
€ 30
Erfpachtgelden (miljoen €)
€ 25
€ 20
€ 15
€ 10
€5
€0 2010 H-Alt GE
2015 H-alt SE
2020 M-alt GE
2025 M-alt SE
2030 M-alt GE (met sluis)
2035
2040
M-alt SE (met sluis)
Bron: ECORYS
Extra wachtkosten In het milieu-alternatief met extra sluiscapaciteit zijn de wachttijden logischerwijs lager dan in het milieualternatief met bestaande sluiscapaciteit (en ook lager dan in het havenalternatief). Echter, het positieve effect van lagere wachttijden kan in sommige gevallen teniet worden gedaan doordat de hoeveelheid lading en schepen toeneemt. Bovendien worden weer meer containers overgeslagen en dus ook meer grote dure schepen (containers) ingezet. Het uiteindelijke resultaat van lagere wachttijden per schip/ton, maar een grotere hoeveelheid tonnen en (dure)schepen, is dat de wachtkosten met extra sluiscapaciteit in het GE-scenario hoger zijn en in het SE-scenario lager zijn dan in het oorspronkelijke milieualternatief, zoals gepresenteerd in onderstaande tabel.
MKBA Amsterdam Westpoort west
46
Tabel 3.17
Extra wachttijdkosten voor goederen en schepen in Westpoort-west (in mln. €, contante waarde) Wachttijdkosten
CW Havenalternatief
CW Milieualternatief
CW Milieualternatief
(mln. €)
vervanging sluis (mln. €)
extra sluiscap. (mln. €)
GE
SE
GE
SE
GE
SE
Wachttijdkosten schepen
-84
-53
-31
-27
-54
-15
Wachttijdkosten goederen
-8
-5
-1
-3
-7
-2
Totaal extra havengelden
-92
-58
-32
-30
-61
-17
Bron: ECORYS
Extra schaalvoordelen Ook in het milieu-alternatief treden schaalvoordelen op bij aanleg van een grotere zeesluis. De effecten zijn kleiner dan in het havenalternatief, doordat er minder containeroverslag plaatsvindt en geen kolenoverslag. Tabel 3.18
Schaalvoordelen sluiscomplex voor Westpoort-west in contante waarde (mln. €). Schaalvoordelen
CW Havenalternatief
CW Milieualternatief
CW Milieualternatief
(mln. €)
vervanging sluis (mln. €)
extra sluiscap. (mln. €)
schaalvoordelen zeeschepen
GE
SE
GE
SE
GE
SE
13
4
-
-
4
4
Bron: ECORYS
Totaal effect extra sluiscapaciteit In onderstaande tabel is de invloed van extra sluiscapaciteit in het milieualternatief op de directe effecten samengevat. In het GE-scenario zijn de baten met extra capaciteit € 169 mln. hoger, maar de kosten zijn € 155 mln. hoger, waardoor er netto een verbetering van de directe effecten van € 14 mln. optreedt. In het SE-scenario zijn de extra baten € 87 mln. hoger en de extra kosten € 188 mln. hoger dan in de situatie zonder extra sluiscapaciteit, het netto verschil is een verslechtering van bijna € 101 mln. Tabel 3.19
Directe effecten van milieualternatief Westpoort-west met alleen vervanging zeesluis en met extra sluiscapaciteit (in mln. €, contante waarde). CW Milieualternatief
CW Milieualternatief
vervanging sluis (mln.
extra sluiscap. (mln. €)
Verschil
€) GE
SE
GE
SE
GE
SE
Extra directe kosten
-24
-32
-150
-233
-126
-201
Extra havengelden
102
91
167
119
65
28
Extra erfpachtgelden
169
159
269
214
100
55
Extra wachttijdkosten
-32
-30
-61
-17
-29
13
Schaalvoordelen
13
4
-
-
4
4
Totaal directe effecten
228
192
225
83
14
-101
Bron: ECORYS
MKBA Amsterdam Westpoort west
47
3.5
Indirecte effecten Naast de directe effecten kan een investeringsproject ook indirecte effecten generen. Indirecte effecten zijn effecten die optreden omdat de direct betrokkenen hun baten doorgeven aan anderen, bijvoorbeeld door verlaging van de prijzen of een hogere consumptie. In veel gevallen gaat het bij indirecte effecten om verdelingseffecten: bepaalde regio’s of groepen ontvangen baten ten koste van anderen. Daarnaast is er in een beperkt aantal gevallen sprake zijn van welvaartseffecten. Deze doen zich voor wanneer: er landsgrensoverschrijdende effecten zijn; marktimperfecties worden verminderd. Welvaartseffect op de arbeidsmarkt Vanuit de ontwikkeling van Westpoort-west zijn vooral effecten op de arbeidsmarkt te verwachten. Op de arbeidsmarkt is sprake van marktimperfecties vanwege institutionele factoren zoals nationale CAO’s, uitkeringen en belastingen. Ook afstand tot de markt en zoekkosten spelen een belangrijke rol. De creatie van werkgelegenheid op Westpoortwest zoals voorgaand behandelt, werkt door op de arbeidsmarkt en leidt tot werkloosheidsvermindering. Dit leidt tot positieve welvaartseffecten voor verschillende partijen in Nederland. Waardering van werkgelegenheidstoename Zoals voor alle indirecte markten geldt ook voor de arbeidsmarkt dat alleen veranderingen in bestaande marktimperfecties kunnen leiden tot additionele welvaartseffecten. Als er sprake is van een betere aansluiting van de arbeidsvraag op het arbeidsaanbod als gevolg van de ontwikkeling van Westpoort-west is er sprake van een additioneel welvaartseffect. De maatschappelijke waarde van deze extra banen is gelijk aan de extra belastinginkomsten en de vermeden bijstandsuitkeringen8. We onderscheiden de volgende additionele welvaartseffecten: Toename inkomen van werklozen die aan het werk gaan Verminderde uitgave uitkeringen aan werklozen Toename inkomstenbelasting, omdat werklozen nu een hoger inkomen verdienen. Bij de baten per FTE is geen rekening gehouden met de hogere belastingopbrengsten voor het Rijk aangezien de insteek van deze KBA regionaal is. Alleen bij de creatie van arbeidsplaatsen van laag opgeleiden gaan we uit van een welvaartseffect. De arbeidsmarkt in Amsterdam wordt in het algemeen gekenmerkt door krapte9. Dit geldt met name voor middelbaar- en hoog opgeleiden. Voor de haven is voldoende aanbod van goed geschoold technisch personeel van belang. Voor de toekomst wordt voor dit segment van de arbeidsmarkt echter nog meer krapte verwacht10. We gaan er in deze studie dan ook vanuit dat banen voor middelbaar- en hoger opgeleiden op Westpoort-west er toe leiden dat banen elders in de regio worden verdrongen. 8
Dit is de gebruikelijke manier om de waarde van extra werkgelegenheid te bepalen. De Arbeidsmarktmonitor Zuidelijk Noord-Holland, Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs 2007 10 Actieplan Arbeidsmarkt Haven Amsterdam, Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs, 2007 9
MKBA Amsterdam Westpoort west
48
Ofwel, als middelbaar- en hoog opgeleiden niet op Westpoort-west werken, werken ze wel ergens anders in de regio. Er is namelijk voldoende vraag naar deze werknemers. De ontwikkeling van Westpoort-west leidt dan ook niet tot een werkloosheidsreductie voor deze twee groepen en dus ook niet tot een welvaartseffect. Het welvaartseffect per FTE is berekend op basis van de onderstaande uitgangspunten. Tabel 3.18
Aannames ter bepaling welvaartsbaten uit arbeidsmarkteffecten
Bijstandsuitkering
9.385
Euro per jaar
Gemiddeld inkomen laagopgeleide
18.000
Euro (bruto) per jaar
Belastingvrije voet per jaar
6.000
Euro
Belasting per jaar gemiddeld inkomen laagopgeleiden
3.900
Euro per jaar (32,5%)
Belasting bijstandsuitkering
1.100
Euro per jaar (32,5%)
Baten werknemers
8.615
Euro per fte per jaar
Baten gemeenten
9.385
Euro per fte per jaar
Baten per fte regio Amsterdam
18.000
Euro per fte per jaar
Aandeel banen laagopgeleiden op Westpoort Verdringingseffect laagopgeleiden Verdringingseffect middelbaar- en hoog opgeleiden
24
11
%
0
%
100
%
Bron: ECORYS
In de haven van Amsterdam werken vooral middelbaar opgeleiden. We gaan op basis van “De Arbeidsmarktmonitor Zuidelijk Noord-Holland (2007) uit van een aandeel van banen voor laagopgeleiden in de haven van 24 procent. Veel werk in de haven is technisch van aard en door de technologische ontwikkelingen neemt het gevraagde opleidingsniveau toe. De vraag is dan ook of er in de toekomst niet nog meer middelbaar opgeleiden en minder laag opgeleiden op Westpoort-west zullen werken. In de gevoeligheidsanalyse geven we inzicht in de gevolgen voor het welvaartseffect als we uitgaan van een aandeel van banen voor laagopgeleiden van 20 en 15 procent. Uitkomsten Onderstaande tabel geeft de contante waarde van het welvaartseffect op de arbeidsmarkt. Hierbij is het effect van vermindering van werkloosheid geheel toegerekend aan de regio Amsterdam. Bij de berekening van de baten is alleen uitgegaan van de additionele werkgelegenheid in de regio Amsterdam. Verplaatsing van werkgelegenheid van een bestaande werklocatie in Amsterdam naar Westpoort-west leidt niet tot additionele welvaartseffecten. De duur van het effect van een gecreëerde arbeidsplaats is gesteld op 10 jaar. Daarna is er evenwicht op de arbeidsmarkt verondersteld.
11
De Arbeidsmarktmonitor Zuidelijk Noord-Holland, Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs 2007
MKBA Amsterdam Westpoort west
49
Tabel 3.19
Welvaartseffecten arbeidsmarktbaten Alternatieven en scenario’s NCW in € mln.
H-Alt GE
H-Alt SE
M-Alt GE
M-Alt SE
36
23
27
20
Bron: ECORYS
Het grootste effect wordt gerealiseerd in het Havenalternatief bij het GE scenario. Dit is ook de combinatie van alternatief en scenario waarin de meeste werkgelegenheid wordt gecreëerd. Het minste effect treedt op bij het Milieualternatief zonder nieuwe sluis. Gevoeligheidsanalyse indirecte effecten Indien wordt uitgegaan van een aandeel laagopgeleiden in de totale werkgelegenheid op Westpoort-west van 20 respectievelijk 15 procent leidt dit tot de onderstaande baten op de arbeidsmarkt. Tabel 3.20
Welvaartseffecten arbeidsmarktbaten, NCW in € mln. Alternatieven en scenario’s
H-Alt GE
H-Alt SE
M-Alt GE
M-Alt SE
Aandeel laagopgeleiden 20 %
30
20
22
17
Aandeel laagopgeleiden 15%
22
15
17
13
Bron: ECORYS
Door een afname van het aantal laagopgeleiden op Westpoort, neemt ook het welvaartseffect op de arbeidsmarkt af. Dit komt doordat alleen welvaartseffecten optreden bij het creëren van banen voor laagopgeleiden. De capaciteit van het sluiscomplex heeft ook invloed op de arbeidsmarktbaten. De onderstaande tabel geeft dit effect weer voor het milieualternatief. Tabel 3.21
Welvaartseffecten arbeidsmarktbaten, Milieualternatief, met en zonder extra sluis, NCW in € mln. Alternatieven en scenario’s
NCW in € mln.
M-Alt GE
M-Alt SE
M-Alt GE
M-Alt SE
vervanging sluis
vervanging sluis
Geen
Geen
beperkingen
beperkingen
capaciteit
capaciteit
43
29
27
20
Bron: ECORYS
In het geval er geen beperkingen zijn met de capaciteit, neemt het arbeidsmarkteffect toe. Door de extra zeesluis nemen de scheepvaart, gronduitgifte en de werkgelegenheid toe. Afhankelijk van het scenario (GE of SE) neemt het effect toe met € 9 mln. tot € 16 mln. (NCW).
MKBA Amsterdam Westpoort west
50
3.6 3.6.1
Externe effecten Inleiding In deze analyse van de externe effecten zijn de milieueffecten bepaald voor twee alternatieve invullingen van het beschikbare terrein in het Westelijk Havengebied in Amsterdam onder verschillende groeiscenario’s. Deze milieu-effecten zijn vervolgens in geld gewaardeerd. Invulling bedrijventerrein Deze analyse uitgevoerd op basis van een minimum aan informatie over twee beoogde alternatieven, het havenalternatief en het milieualternatief. De resultaten zijn derhalve gebaseerd op een aantal veronderstellingen die deels gezien kunnen worden als een verdere invulling van activiteiten op het haventerrein. Er zijn ook andere mogelijke invullingen denkbaar die afhankelijk zullen zijn het voorgenomen vestigingsbeleid (en invulling) van het havenbedrijf en de regionale vraag naar bedrijventerreinen. Daarom kan de hier gepresenteerde uitkomst van de milieueffecten hooguit gezien worden een indicatie van de mogelijke milieubelasting veroorzaakt of vermeden door de invulling van het terrein. Op basis van beschikbare informatie is onduidelijk: Welke activiteiten plaats precies zouden moeten gaan plaatsvinden; Welke processen toegepast gaan worden; In hoeverre processen geïntegreerd zijn; Of de verwerkingscapaciteit, werkgelegenheid, beslag van ruimte van de veronderstelde activiteiten consistent zijn en overeenkomen met praktijkcijfers; In hoeverre de veronderstelde activiteiten ook passen bij de huidige en toekomstige marktontwikkelingen. Op basis van onze kennis van markten en technologieën hebben we de invulling van de verschillende initiatieven gedefinieerd om daarmee tot een zo volledig mogelijke waardering van effecten te komen. Door de onvolledige uitwerking van beide projectalternatieven, kan deze analyse niet gezien worden als een volwaardige milieueffectrapportage. Toerekening van effecten In een regionale MKBA als deze is het van belang goed te definiëren welke welvaartseffecten kunnen worden toegeschreven aan de betreffende beleidsalternatieven voor Westpoort-west en welke niet. In principe heeft de MKBA alleen betrekking op alle kosten en baten voor de regio en niet voor de Nederlandse samenleving als geheel terwijl er wel neveneffecten in andere regio’s te verwachten zijn. De keuze voor het bieden van ruimte aan minder milieubelastende activiteiten hoeft niet in alle gevallen per saldo tot een verbetering van de milieuwinst te leiden. Immers de belastende activiteit kan elders onderdak vinden waardoor de hoeveelheid milieuwinst per saldo gering is.
MKBA Amsterdam Westpoort west
51
In deze MKBA zijn we ervan uitgegaan dat uitsluitend door toedoen van het bieden van ruimte aan samenhangende activiteiten (ketensluiting, onderlinge samenwerking en uitwisseling van reststromen en restenergie) er een additionele milieuwinst kan ontstaan die baten oplevert voor de regionale Amsterdamse economie. Het is deze milieuwinst die echt op het conto kan worden geschreven van vestigingsbeleid van het Havenbedrijf en de basis zou moeten vormen voor de regionale MKBA. In principe maakt het voor klimaatverandering niet uit op welke geografische locatie broeikasgasemissies worden uitgestoten. Op basis hiervan is het te rechtvaardigen een energiebesparing in het buitenland als baat mee te nemen in de MKBA mits deze valt toe rekenen aan het betreffende alternatief. Tevens zou beargumenteerd kunnen worden dat de gemeente Amsterdam een ambitieuze klimaatdoelstelling heeft en daarbij ook (impliciet) ketenverantwoordelijkheid neemt, bijvoorbeeld voor de lokale productie van bio-energie en biogrondstoffen. Deze redenering is vervolgens uitgewerkt in de volgende praktische toerekenregels: Alleen die vervoersemissies worden meegerekend die zonder de ontwikkelingen in Westpoort onder de alternatieven niet zouden plaatsvinden. Zo is er bij het in kaart brengen van de scheepvaart emissies alleen gekeken naar de afstand die op Nederlands grondgebied wordt afgelegd en wordt niet de hele reis vanaf alle delen van de wereld toegerekend aan Westpoort. De argumentatie hierachter is dat de routekeuze (herkomst-bestemming) van rederijen en verladers niet bepaald zal worden door vestiging in het Amsterdamse havengebied. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanvoer van kolen en food/agri producten, die vrijwel volledig via zeevaart plaatsvindt. Deze redenering is overigens ook van toepassing op de doorvoer van kolen naar het achterland. Alleen de lokale emissies worden meegerekend in de MKBA daar de goederenstroom van Nederland naar Duitsland in ieder geval zal plaatsvinden; de centrales halen anders hun kolen elders uit Nederland. Een lagere CO2 uitstoot buiten het havengebied wordt toegerekend voor zover deze nauw samenhangt met de regionale activiteiten ter plaatse. In het milieualternatief wordt dan ook verondersteld dat er een papier recycling plaatsvindt in het havengebied. Door recycling van lokale aangevoerde gebruikte papierstromen kan primaire houtproductie uit Scandinavië worden gereduceerd. De besparing is dan ook toe te rekenen aan Westpoort. De CO2 winst als gevolg van bio-energieproductie wordt volledig toegerekend aan de betreffende projectalternatieven. Wat betreft bio-energie productie wordt de milieuwinst door uitsparing van fossiele brandstoffen volledig meegenomen. Er wordt verondersteld dat de bio-ethanol en biodiesel productie nodig is voor de lokale Amsterdamse economie op basis van de regionaal vastgestelde klimaatdoelstellingen. Er is een formele doelstelling van 40% CO2 reductie in 2025 ten opzichte van 1990 en voor de energievisie streeft men vooralsnog op -80% CO2 in 2040. Op basis van een ruwe inschatting (zie tekstbox) ligt de totale productie van de bio-energiecentrale wel hoger dan de verwachte vraag in de stad Amsterdam, maar deze bio-energie kan vermoedelijk worden afgezet in de nabijgelegen steden12. De centrale zal afhankelijk zijn van internationale biomassastromen en is dus gebonden aan een diepwaterhaven.
12
Daar er in deze analyse wordt uitgegaan van lokale aanwending van de bio-energie, wordt ook voor de verkeersemissies in deze sector een afstand van 25 km aangehouden voor vervoer, zie punt 1.
MKBA Amsterdam Westpoort west
52
Zoals het er nu naar uitziet is Westpoort de enige mogelijkheid in de regio Amsterdam waar de ontwikkeling van dergelijke activiteiten mogelijk is. Tenslotte is er in Nederland een verplichte bijmeng van biobrandstof en valt te beargumenteren dat de productie in Westpoort niet alleen toerekenbaar maar ook additioneel is. Bio-energieproductie en -afzet in Amsterdam De door de bio-energiecentrale te produceren elektriciteit kan naar verwachting in Amsterdam zelf en anders in de omliggende middelgrote steden worden afgezet. De centrale produceert naar verwachting ongeveer 17 PJe/jaar. De elektriciteitvraag in Amsterdam bedroeg in 2006 zo’n 13 PJe en neemt naar verwachting toe tot ongeveer 19 PJe in 2025 (CE, 2008d). Er wordt in de huidige situatie zo’n 3,5 PJe/jaar aan duurzame energie geleverd uit biomassa (AER) en wind (0,7 PJe). Voor wind is er een potentieel van 3 – 4,5 PJe/jaar aan totale productie; In Diemen en Amsterdam zijn ook gasgestookte eenheden (Dm 23 en Hemweg 7), die respectievelijk zullen worden uitgebreid en vervangen. We schatten de toekomstige productie van deze centrales op ongeveer 15 PJe. Het totale potentieel aan energie uit gas, biomassa en wind, circa 39 PJe/jaar, ligt ongeveer 100% hoger dan de voor 2025 geprognosticeerde vraag in Amsterdam zelf. Om Amsterdam heen liggen echter een aantal middelgrote steden als Haarlem, Hoofddorp en Amstelveen waar geen productievermogen is opgesteld of gepland. Het lijkt ons redelijk om aan te nemen dat het overschot aan de in Amsterdam te produceren elektriciteit in die steden en aan Schiphol kan worden afgezet.
Hieronder worden de fysieke externe effecten onder beide projectalternatieven geïdentificeerd, bepaalt en gewaardeerd. Gezien de inhoudelijke invulling van de projectalternatieven, zijn er drie typen milieueffecten te verwachten. Deze worden in de volgende secties achtereenvolgens besproken: CO2 emissies; Lokale emissies (luchtverontreiniging, stank en geluid); Natuurontwikkeling. 3.6.2
CO2 emissies De invulling van het bedrijventerrein heeft op twee manieren invloed op CO2 emissies, via: Netto energiegebruik op het bedrijventerrein. Enerzijds zullen alle bedrijven die op het terrein worden gehuisvest energie (aardgas, elektra, diesel) nodig hebben voor de uitvoering van bedrijfsactiviteiten (direct effect). Anderzijds kunnen bepaalde activiteiten CO2 uitsparen, zoals installaties die duurzame energie produceren (extern effect). Veranderingen in verkeersstromen in het gebied. Afhankelijk van het type activiteit, zullen er meer of minder vervoeractiviteiten plaatsvinden en kan er een modal shift optreden van energie-intensieve (weg) naar energie-extensieve vervoerswijzen (spoor, water) gerelateerd aan de vervoersprestatie (tonkilometers). Fysieke CO2 emissies door energiegebruik bedrijven In de analyse is eerst op basis van aangeleverde cijfers op het gebied van ruimtebeslag, productie en werkgelegenheid op het bedrijventerrein een schatting gemaakt van energiegebruik en broeikasgasemissies voor wanneer de beide varianten nu in één keer volledig zouden worden gerealiseerd.
MKBA Amsterdam Westpoort west
53
Met behulp van kentallen per werknemer of productiedoorvoer wordt deze energievraag geschat en vervolgens vertaald in termen van jaarlijkse omvang van CO2 uitstoot. De bijlage geeft per sector een volledig overzicht van gehanteerde aannames. Vervolgens zijn deze cijfers gecorrigeerd voor de timing waarmee ze in de periode tot 2040 zullen worden geïmplementeerd. De omvang van de milieu-impact zal immers niet alleen afhangen van het type bedrijven dat zich gaat vestigen op het bedrijventerrein, alswel van de snelheid waarmee bedrijfsactiviteiten zich op het terrein ontwikkelen. Bij de inschatting van de milieueffecten is dan ook rekeninggehouden met de fasering, uitgedrukt in de verschillende groeiscenario’s. Daarnaast is voor energiekostende activiteiten rekening gehouden met reductie in energiegebruik. Het is immers aannemelijk dat bedrijven in de toekomst maatregelen zullen treffen om hun energiegebruik te verminderen. In de periode 2010 - 2015 wordt daarbij enkel uitgegaan van een autonome energiebesparing van 0,7% per jaar (ECN, 2007). Voor de periode daarna wordt de jaarlijkse energiebesparing bepaald conform de verwachtingen uit Schoon en Zuinig. Tussen 2015 en 2020 is dit 1,4%-1,6% per jaar en na 2020 1,7%-2,0% (incl./exclusief non-energetische energiegebruik)13. De CO2 emissies als gevolg van de netto energiegebruik onder de projectalternatieven wordt weergegeven in de volgende figuur. Figuur 3.5 Uitstoot van broeikasgasemissies per jaar als gevolg van de netto energievraag van bedrijven 0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
2045
-500000
-1000000 Netto CO2-emissie (ton/jaar) -1500000
-2000000
-2500000
-3000000
-3500000
-4000000 Jaar Milieualternatief zonder sluis, SE
13
Milieualternatief zonder sluis, GE
Havenalternatief, SE Havenalternatief, GE
Conservatieve inschatting uit ECN (2007) genomen. Gezien de recente uitkomst van de EU onderhandelingen op het gebied van energie- en klimaatbeleid, kan voor de periode tot 2020 worden uitgegaan van het “EU laag” scenario geldt. Daarna wordt een strenger beleid verondersteld, het “EU hoog” scenario.
MKBA Amsterdam Westpoort west
54
Uit figuur 3.5 blijkt dat de volledige invulling van het bedrijventerrein volgens beide alternatieven een jaarlijkse netto CO2 winst opleveren van ruim 3 Mton CO2 eq. Dit komt vooral door de productie van biodiesel en bio-ethanol, waardoor eenzelfde hoeveelheid aan gebruik van fossiele brandstoffen wordt uitgespaard, met een winst van circa 3 Mton op jaarbasis. Er wordt overigens wel aangenomen dat deze activiteit additioneel is t.o.v. wat er nu al (primair) bespaard wordt op fossiele brandstoffen. Daar deze activiteit zich sneller in de tijd ontwikkeld onder het milieualternatief, ligt de jaarlijkse milieuwinst tot 2040 hoger dan onder het havenalternatief bij dezelfde groeiscenario’s. Daarnaast pakt de netto CO2 winst onder het milieualternatief in alle jaren per saldo iets hoger uit omdat er sprake is van ketensluiting in de papierindustrie en waterstofproductie na 2015. In de papiersector wordt uiteindelijk zo’n 0,1 Mton aan CO2 winst behaald. We hebben hierbij aangenomen dat de recycling van papier additioneel is, het regionale inzameling van oud papier betreft en dat hierdoor primaire productie van pulp/papier in Scandinavië uitgespaard wordt. Waterstofproductie levert zo’n 0,02 Mton CO2 winst op in 2040. Fysieke CO2 emissies door vervoersstromen Voor de vervoersemissies zijn de door Ecorys ingeschatte modaliteiten en beschikbare gegevens over afgelegde km’s en vervoerde tonnages, gecombineerd met kentallen voor de uitstoot van CO2, PM10 en NOx per vervoerstype. Tot 2020 zijn de emissiefactoren afkomstig uit CE (2008a). Emissies vanaf 2020 zijn geschat op basis van emissieramingen van het PBL. Figuur 2 geeft een beeld van de ontwikkeling van de emissies en hoe de verschillende alternatieven zich tot elkaar verhouden. Hieruit blijkt dat het milieualternatief niet per definitie schoner is dan het Havenalternatief. De variabele die hier als enige bepalend voor is, is het aantal tonnen aan- en afvoer en dus het groeiscenario.
MKBA Amsterdam Westpoort west
55
Figuur 3.6 Uitstoot van broeikasgasemissies per jaar als gevolg van vervoersstromen 1200000
1000000
CO2-emissie 800000 (ton/jaar)
600000
400000
200000
0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
2045
Jaar Havenalternatief, SE
Havenalternatief, GE
Milieualternatief zonder sluis, SE
Milieualternatief zonder sluis, GE
Totale fysieke impact CO2 emissies Uiteindelijk gaat het om de totale CO2 emissies die de ontwikkeling van het Westpoort gebied onder de twee projectalternatieven met zich meebrengen, dus de vervoer- en bedrijfsemissies samen. Onderstaand figuur geeft het verloop van de totale CO2 emissies door de tijd heen weer. Figuur 3.7 Totale uitstoot van broeikasgasemissies onder de projectalternatieven 0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
2045
-500000 Netto CO2-emissie (ton/jaar)
-1000000
-1500000
-2000000
-2500000
-3000000 Jaar Milieualternatief zonder sluis, SE
MKBA Amsterdam Westpoort west
Milieualternatief zonder sluis, GE
Havenalternatief, SE
Havenalternatief, GE
56
Per saldo treedt er in alle gevallen een CO2 winst op als gevolg van de grote positieve impact van productie van bio-energie op CO2 emissies. Deze weegt ruimschoots op tegen de CO2 uitstoot als gevolg van vervoersstromen. Dit blijkt ook uit onderstaande tabel en figuren waarin de resultaten voor de jaren 2020 en 2040 zijn gepresenteerd. Tabel 3.22
Totale netto CO2 emissies in 2020 en 2040 (Mton)
Zichtjaar 2020
CO2
Figuur 3.8
Zichtjaar 2040
Zichtjaar 2020
Zichtjaar 2040
H-alt
H-alt
H-alt
H-alt
M-alt
M-alt
M-alt
M-alt
GE
SE
GE
SE
GE
SE
GE
SE
-2,44
-1,62
-2,21
-2,48
-2,63
-1,62
-2,37
-2,75
Uitstoot van broeikasgasemissies onder de projectalternatieven voor zichtjaar 2020 (ton CO2) 1000000 500000 0 -500000
Havenalternatief, SEHavenalternatief, GE Milieualternatief zonder sluis, SE
Milieualternatief zonder sluis, GE
-1000000
Bedrijven Vervoer
-1500000 -2000000 -2500000 -3000000 -3500000
Figuur 3.9 Uitstoot van broeikasgasemissies onder de projectalternatieven voor zichtjaar 2040 (ton CO2) 1500000 1000000 500000 0 -500000 Havenalternatief, SEHavenalternatief, GE Milieualternatief zonder sluis, SE -1000000 -1500000
Milieualternatief zonder sluis, GE
Bedrijven Vervoer
-2000000 -2500000 -3000000 -3500000 -4000000
MKBA Amsterdam Westpoort west
57
Waardering CO2 emissies De hierboven beschreven fysieke effecten CO2 emissies worden monetair gewaardeerd met behulp van de schaduwprijzen in onderstaande tabel. Een onderbouwing van deze waarden evenals een korte toelichting op de waardering van externe effecten treft u aan in de bijlage. Tabel 3.23
Gehanteerde schaduwprijzen CO2 (euro per ton)
Periode
Prijs
2010 t/m 2012
20
2013 t/m 2019
30
2020 t/m 2029
55
2030 t/m 2040
70
Bron: CE Delft
Vervolgens is per scenario de contante waarde bepaald van de toekomstige, jaarlijkse CO2 effecten. Deze effecten zijn teruggerekend naar het jaar 2009. De contante waarden zijn opgenomen in de tabel. Tabel 3.24
Contante waarde externe kosten van CO2 (miljoen euro)
Havenalternatief
CO2 emissies
Milieualternatief
GE
SE
GE
SE
- 1.597
-1.611
-1.730
-1.708
Noot: ·negatieve waarde betekent een milieubaat
Hieruit blijkt dat het milieualternatief qua milieueffecten onder beide groeiscenario’s het beste scoort. Dit verschil komt met name door de CO2 winst als gevolg van ketensluiting (papier) en waterstofproductie. Het verschil in milieuprestatie met het havenalternatief is echter relatief klein. De winst als gevolg van bio-energieproductie, aanwezig bij beide alternatieven, is hier de voornaamste oorzaak van. 3.6.3
Lokale emissies Sommige bedrijfsactiviteiten gaan gepaard met de uitstoot van, zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), methaan (CH4) en/of fijn stof (PM10). Zo veroorzaakt de op- en overslag van kolen in het Havenalternatief fijn stof emissies van 0,45 kg/ton (ECN, 1995) en methaan emissies van 0,35 kg/ton (NUON, 2002). Puinbrekers in beide projectalternatieven zullen ook fijn stof emitteren. Daarnaast stoten alle vervoersmodaliteiten ook, in meer of mindere mate, luchtvervuilende emissies uit. Fysieke lokale emissies Met behulp van emissiefactoren uit de literatuur, zijn per projectalternatief de lokale emissies bepaald voor de sectoren bio-energie, kolen en puinbreken. Dit zijn de meest relevante bedrijfssectoren qua uitstoot.
MKBA Amsterdam Westpoort west
58
Onderstaande tabel en figuur tonen de resultaten. Opvallend is dat ook onder het Havenalternatief met SE groeiscenario er geen CH4 emissies zijn omdat de activiteiten rond kolen op- en overslag hier niet ontplooid worden. Verder zijn in 2040 de jaarlijkse SO2 emissies gelijk onder het haven- en milieualternatief omdat deze vrijkomen bij de productie van bio-energie en de invulling hiervan onder beide projectalternatieven gelijk is. De ontwikkeling in productie is echter wel anders, waardoor de emissies tot 2040 van elkaar verschillen. Tabel 3.25
Totale overige emissies in 2020 en 2040 (ton) Zichtjaar 2020 H-alt
Zichtjaar 2040
Zichtjaar 2020
H-alt SE
H-alt GE
H-alt
GE
M-alt
Zichtjaar 2040
M-alt
M-alt
M-alt
SE
GE
SE
GE
SE
SO2
496
141
600
600
584
351
600
600
NOx
2399
765
2771
2592
2363
1442
2389
2250
PM10
17,88
6,19
20,26
12,88
11,19
6,32
10,26
7,38
CH4
0,08
0
2,84
0
0
0
0
0
Figuur 3.10 Overige uitstoot van emissies onder de projectalternatieven 25
Netto PM10-emissie (ton/jaar)
700 600 500 Netto SO2-emissie (ton/jaar) 400 300
20
15
10
5
200 0 2005
100
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
2045
Jaar
0 2005
2010
2015
2020
2025 Jaar
2030
2035
2040
2045
Milieualternatief zonder sluis, SE PM10 breken Milieualternatief zonder sluis, GE PM10 breken Havenalternatief, SE PM10
Milieualternatief zonder sluis, SE Milieualternatief SO2 zonder sluis, GE SO2 Havenalternatief, SE SO2 Havenalternatief, GE SO2
Havenalternatief, GE PM10
3000
3
2500
3
2000
2
1500
2
1000
1
500
1
0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
2045
Jaar M ilieualternatief zonder sluis, SE NOx
Havenalt ernat ief, SE NOx
0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
Jaar Havenalt ernat ief, GE NOx
M ilieualternatief zonder sluis, GE NOx
Havenalternatief, SE CH4 kolen
Havenalt ernatief , GE CH4 kolen
In principe zijn er ook effecten te verwachten op het gebied van geluid en stank. Zo is puinbreken een activiteit die relatief veel geluid produceert. Dergelijke lokale emissies zullen voornamelijk van invloed zijn op de woonkwaliteit. Wij sluiten niet uit dat dergelijke effecten optreden, maar op basis van bestaande resultaten voor WTP MKBA Amsterdam Westpoort west
59
2045
onderzoek rond geluid en stand gelden als er woningen in de onmiddellijke nabijheid staan, i.e. binnen 500 meter (CBP, 2006). Bij een grotere afstand wordt het effect in bestaande studies verwaarloosbaar geacht. Voor de huidige MKBA zijn deze resultaten dan ook niet relevant. Tenslotte is ook het risico op calamiteiten relevant. De opslag van waterstof zal niet zonder risico zijn. Om praktische reden zal dit aspect echter niet verder in de analyse worden meegenomen. Waardering lokale emissies De jaarlijkse lokale emissies worden vervolgens gewaardeerd met behulp van de schaduwprijzen in onderstaande tabel. Voor PM10 worden twee schaduwprijzen gehanteerd, de waarde is afhankelijk van de bron. Verbrandingsemissies zijn veel schadelijker dan verwaaiing van fijn stof, waardoor de schaduwprijs voor verkeersemissies hele malen hoger ligt. Voor meer informatie over gebruikte schaduwprijzen kunt u terecht in de bijlage. Tabel 3.26
Gehanteerde schaduwprijzen lokale emissies (euro per ton) Periode
PM10
PM10
NOx
SO2
bedrijven
verkeer
2010 t/m 2012
56,2
2013 t/m 2019
56,2
937
4
7,2
937
4
7,2
2020 t/m 2029 2030 t/m 2040
56,2
937
4
7,2
56,2
937
4
7,2
Tenslotte worden de jaarlijkse gemonetariseerde effecten gesommeerd en verdisconteerd. Hieruit vloeien de contante waarden van de impact op lokale emissies. Deze zijn opgenomen in de tabel. Tabel 3.27
Contante waarde externe kosten van lokale emissies (miljoen euro) Havenalternatief
CO2 emissies
3.6.4
Milieualternatief
GE
SE
GE
SE
403
229
329
238
Natuurontwikkeling In het milieualternatief wordt een deel van de grond, te weten 62 hectares, aangehouden als strategische voorraad. Er is expliciet voor gekozen deze hectares in te zetten als natuur. Fysieke natuurimpact Aan natuurontwikkeling kunnen tal van (milieu)baten verbonden zijn, zoals aangegeven in de tekstbox. In hoeverre bepaalde baten daadwerkelijk zullen optreden in Westpoortwest, hangt af van de precieze invulling van het betreffende gebied. Deze is onvolledig uitgewerkt, waardoor het lastig om de waarde van natuurontwikkeling te bepalen.
MKBA Amsterdam Westpoort west
60
Wel is duidelijk dat het om een afgeschermd gebied zal gaan dat vermoedelijk braak zal blijven liggen en niet actief zal worden ingezet als natuurgebied voor recreatiedoeleinden. Verder gaat het om (opgespoten) land dat hoger ligt dan het waterniveau in het havengebied. Wij gaan er dan ook vanuit dat de natuur in eerste instantie zal bestaan uit grasland en niet uit riet, slik en schorren. Op de langere termijn zal er loofbos (berken) kunnen groeien, wij veronderstellen dit na 2020 voor een deel (50%) van het gebied. Op basis van deze aannames, veronderstellen wij de volgende natuurfuncties: zuivering van oppervlaktewater door nitraatzuivering, fosfaatafvang en koolstofafbraak/bezinking zuivering van lucht vermindering klimaateffecten door koolstofvastlegging. Baten van natuur Natuur genereert op diverse manieren welvaart voor de maatschappij. De figuur hieronder toont een vaak gehanteerde classificatie van natuurbaten.
Totale economische waarde
Gebruikswaarde
Directe gebruikswaarde
Productiewaarde
Niet-gebruikswaarde
Indirecte gebruikswaarde
Info waarde
Bestaanswaarde
Verervingswaarde
Optie waarde
Regulatie waarde
Bron: naar Ruijgrok (2000)
Allereerst zijn er waarden die samenhangen met het gebruik van de natuur, te weten directe en indirecte gebruikswaarden. Bij directe gebruikswaarde gaat het erom dat ecosystemen goederen leveren, zoals hout, vis en drinkwater (productiewaarde) en recreanten de mogelijkheid bieden natuurschoon te aanschouwen (informatiewaarde). Ook reguleert de natuur het milieu door bijv. CO2 vast te leggen, fijn stof te filteren, geluid te dempen (regulatiewaarde). Ecosystemen hebben hierdoor een indirecte gebruikswaarde en geven bovendien ondersteuning aan directe gebruiksfuncties door bijv. klimaatbeheersing.
Daarnaast kan waarde aan natuur worden toegekend die niet samenhangt met het gebruik ervan. Er bestaat een optiewaarde, waarbij mensen waarde hechten aan natuur omdat ze haar mogelijk in de toekomst nog zullen gebruiken. Ook is er een verervingswaarde. Deze reflecteert de waardering van mensen die natuur willen veiligstellen voor toekomstige generaties. Tenslotte is er ook nog een bestaanswaarde. Hier gaat het erom dat mensen gewoonweg willen dat bepaalde ecosystemen voortbestaan, ongeacht of ze deze wel of niet zullen gebruiken.
MKBA Amsterdam Westpoort west
61
De volgende tabel geeft de baten weer voor de jaren 2020 en 2040. Deze gegevens zijn gebaseerd op het kentallenhandboek van Witteveen en Bos. Deze waarden zijn niet onomstreden, maar vormen het best beschikbare wat op dit moment voorhanden is.
MKBA Amsterdam Westpoort west
62
Tabel 3.28
Natuurbaten in 2020 en 2040 Zichtjaar
Zichtjaar
2020
2040
Waterzuivering (kg stof per jaar) Nitraat
3410
7750
Fosfaat
80,6
660,3
Koolstof
0
201500
PM10
0
3410
NOx
0
6355
SO2
0
5518
124
104,47
Luchtzuivering (kg stof per jaar)
Reductie klimaatverandering (ton stof per jaar) Koolstof
Uit de tabel blijkt dat deze vooral optreden na 2020, wanneer er naast grasland ook loofbos is ontstaan. Wij pretenderen hiermee niet om de volledige natuurwaarde te presenteren, maar om een indicatie te geven op basis van de invulling van het gebied zoals dat er nu ligt. Er kunnen immers baten optreden in de praktijk die nu niet worden meegenomen, zoals de waardering van ruimte. Onder het havenalternatief zijn er gereserveerde hectares die tijdelijk braak blijven liggen. Echter, het bestemmingsplan voor deze grond is al gereed en activiteiten kunnen op ieder moment ontpooit worden. Ook zal het gaan om relatief kleine percelen die tussen de verschillende bedrijven liggen, niet om een afgeschermd gebied. De betreffende hectares wordt dan ook niet aangeduid als natuur met bijbehorende natuurfuncties en zullen niet als zodanig in de MKBA worden meegenomen. Waardering natuurbaten De te verwachten jaarlijkse natuurbaten worden gewaardeerd met behulp van de schaduwprijzen zoals weergegeven in de volgende tabel14. Dit resulteert uiteindelijk in een totale verdisconteerde natuurbate van 3,2 miljoen euro onder het Milieualternatief. Tabel 3.29
Gehanteerde schaduwprijzen (euro per ton) Periode
PM10
Koolstof vastlegging
NOx
SO2
Nitraat
Koolstof afbraak
Euro per ton 2010 t/m
Fosfaat
15
Euro per kg
56,2
72
4
7,2
8,5
2,2
0,15
56,2
108
4
7,2
8,5
2,2
0,15
56,2
199
4
7,2
8,5
2,2
0,15
2012 2013 t/m 2019 2020 t/m 2029
14 15
Voor een nadere onderbouwing van deze prijzen verwijzen wij u wederom naar de bijlage. De schaduwprijs voor koolstofvastlegging in biomassa is afgeleid van CO2 prijzen o.b.v. een omrekeningsfactor van 0,277.
MKBA Amsterdam Westpoort west
63
Periode
PM10
Koolstof vastlegging
2030 t/m
56,2
NOx
SO2
Fosfaat
Nitraat
15
Koolstof afbraak
253
4
7,2
8,5
2,2
0,15
2040
3.6.5
Totale contante waarde externe effecten Zoals besproken in voorgaande secties, zijn er drie typen externe effecten geanalyseerd en gewaardeerd in de MKBA: CO2 emissies; Lokale emissies (luchtverontreiniging, stank en geluid); Natuurontwikkeling. Sommering van deze effecten, geeft de totale contante waarden van de externe effecten onder de diverse projectalternatieven. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel en figuur.
Tabel 3.30
Totale contante waarde milieukosten (miljoen euro) Havenalternatief
Milieualternatief
GE
SE
GE
SE
-1.597
-1.611
-1.730
-1.708
403
229
329
238
Natuur
-
-
3,2
3,2
Totaal
-1194
-1382
-1398
-1466
CO2 emissies Lokale emissies
Noot: ·negatieve waarde betekent een milieubaat
Hieruit blijkt dat het milieualternatief qua milieueffecten onder beide groeiscenario’s het beste scoort. Dit verschil komt vooral door de CO2 winst als gevolg van ketensluiting (papier) en waterstofproductie. Het verschil in milieuprestatie met het havenalternatief is echter relatief klein. De winst als gevolg van bio-energieproductie, aanwezig bij beide alternatieven, is hier de voornaamste oorzaak van.
MKBA Amsterdam Westpoort west
64
Figuur 3.11
Contante waarden totale milieueffecten onder de projectalternatieven
Contante waarde (euro)
€M, SE, geen sluis
M, GE, geen sluis
H, SE
H, GE
€ 200,000,000-
€ 400,000,000-
€ 600,000,000-
€ 800,000,000-
€ 1,000,000,000-
€ 1,200,000,000-
€ 1,400,000,000-
€ 1,600,000,000-
3.6.6
Conclusies milieueffecten In deze MKBA bestaan de externe effecten uit netto milieubaten van ruim 1 miljard euro contante waarde. Er zijn weliswaar emissies als gevolg van bedrijfsactiviteiten en verkeersstromen, maar deze wegen niet op tegen de relatief hoge CO2 winst die behaald wordt door de productie van bio-energie bij beide projectalternatieven. Daarnaast wordt er in het milieualternatief ook nog CO2 winst gerealiseerd door ketensluiting (papier) en waterstofproductie en is er een indicatieve inschatting van natuurbaten opgesteld. Het verschil in milieuprestatie tussen milieu- en havenalternatief blijft echter relatief klein (84 miljoen onder het SE scenario en 200 miljoen onder het GE scenario) doordat bioenergieproductie aanwezig is bij beide alternatieven. Deze resultaten zijn dan ook sterk gebaseerd op de keuze alle bio-energieproductie toe te rekenen aan Westpoort. Deze aanpak is gerechtvaardigd door de veronderstelling dat de energie lokaal zal worden aangewend, de productie van bio-energie zich binnen de regio Amsterdam de komende jaren alleen in het Westpoort gebied zal ontwikkelen en de besparing additioneel is. Hierover is echter discussie mogelijk
3.6.7
Gevoeligheidsanalyses externe effecten Schaduwprijzen CO2 De waardes van toekomstige schaduwprijzen zijn omgeven door onzekerheid en (wetenschappelijke) discussie, vooral voor CO2 .
MKBA Amsterdam Westpoort west
65
Zo zijn de schattingen van preventiekosten afhankelijk van de ontwikkelingen marginale kostencurves, die over het algemeen stijgen over tijd omdat de meest goedkope manieren van reductie als eerste worden genomen (laaghangend fruit). Daarnaast hangen ze af van de gekozen reductiedoelstelling, zoals geïllustreerd in Figuur 8. Bij een ambitieuze doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot 2 graden boven preindustrieel niveau, lopen de preventiekosten op tot 198 Euro per ton in 2050. Figuur 3.12 Aanbevolen schaduwprijzen voor broeikasgasemissies in NEEDS (2008)(Euro 2005 per tonne CO2)
250
200
Euro per ton 150
Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3
100
50
2010
2015
2025
2035
2045
2050
Jaar
Noot: gaat om de volgende scenario’s: 1 Economische kosten-batenanalyse zonder equity weighting. 2 Gebruik van vastgestelde doelstellingen (20% reductie van ghg in 2020). 3 Gebruik van ambitieuze 2 graden doelstelling
Op het gebied van schadekosten zijn tevens grote onzekerheden, hoewel er de laatste jaren meer onderzoek en aandacht aan besteed wordt. Zoals gezegd, geeft tabel 0.2 in de bijlage gemiddelde waardes uit de literatuur: zowel hogere als lagere waardes worden gerapporteerd. Zo komt Watkiss (2005) met relatief hoge schattingen; 77 euro per ton in 2020, 127 euro per ton in 2040 en in 2060 187 euro per ton. Veelal wordt er wel een stijging in schadekosten door de tijd heen verwacht omdat koolstof voor lange tijd in de atmosfeer blijft. Ook reflecteren zij lage discontovoeten door de tijd heen als gevolg van onzekere economische ontwikkeling in de toekomst (CE, 2008c). Om aandacht te besteden aan de onzekerheden rondom schaduwprijzen, is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. De resultaten zijn berekend voor de situatie waarin CO2 prijzen na 2020 20% hoger zijn dan aangenomen. Tabel 3.31
Contante waarde milieukosten onder de projectalternatieven bij 20% hogere CO2 prijzen (miljoen euro, milieualternatief zonder zeesluis) Havenalternatief
CO2 emissies Lokale emissies
Milieualternatief
GE
SE
GE
SE
-1.880
-1.905
-2.038
-2.022
403
229
329
238
MKBA Amsterdam Westpoort west
66
Havenalternatief
Milieualternatief
Natuur
-
-
3,2
3,2
Totaal
-1.477
-1.676
-1.705
-1.779
Uit Tabel 3.31 blijkt dat de milieuwinst met iets meer dan circa 20% toeneemt als gevolg van 20% hogere CO2-prijzen. Dit betekent vice versa dat bij 20% lagere CO2 prijzen, de totale milieubaten met circa 20% zouden afnemen. Met en zonder sluis in M-alternatief Wanneer onder het milieualternatief wel voor een sluis zou worden gekozen, neemt de milieuwinst iets af. Dit blijkt uit bovenstaande tabel. De milieubaat daalt onder het SE scenario naar 96,8% van de huidige waarde en onder het GE scenario naar 88,9%. Tabel 3.32
Contante waarde milieukosten onder de projectalternatieven (miljoen euro) Scenario
CO2
Lokale emissies
Natuur
Totaal
M, SE, geen sluis
-1.708
238
3,2
-1.466
M, SE, sluis
-1.684
259
3,2
-1.420
M, GE, geen sluis
-1.730
329
3,2
-1.398
M, GE, sluis
-1.621
375
3,2
-1.242
H, SE
-1.611
229
-
-1.382
H, GE
-1.597
403
-
-1.194
Met en zonder bio-energie Uit de analyse van fysieke milieueffecten blijkt dat de positieve milieu-impact verbonden aan de productie van bio-energie de resultaten overheerst. Daar de invulling van deze activiteit onder beide projectalternatieven gelijk is, worden de verschillen tussen beide projectalternatieven uiteindelijk dan ook minimaal. Wij hebben dan ook een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd voor de opname van bio-energieproductie als activiteit in Westpoort-west. Fysieke effecten In de situatie dat er geen productie van bio-energie zal plaatsvinden, treedt er door de ontwikkeling van het havengebied een negatieve impact op CO2 emissies op. Zoals blijkt uit de figuur zijn er netto CO2 emissies onder alle projectalternatieven. Dit is een grote verandering t.o.v. de voorgaande analyse waarin er juist een netto CO2 baat optrad. Onderstaande tabel toont de resultaten voor zichtjaren 2020 en 2040 voor de situatie met en zonder bio-energie. Toch scoort het milieualternatief nog steeds beter dan het havenalternatief onder beide groeiscenario’s omdat er een CO2-winst behaald wordt door waterstofproductie en ketensluiting in de papiersector.
MKBA Amsterdam Westpoort west
67
Figuur 3.13 Totale CO2 emissies onder projectalternatieven zonder bio-energie. 1,200,000
Netto CO2-emissie (ton/jaar)
1,000,000
800,000
600,000
400,000
200,000
0 2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
2045
Jaar Milieualternatief zonder sluis, SE
Milieualternatief zonder sluis, GE
Havenalternatief, SE
Havenalternatief, GE
Tabel 3.33 Totale CO2 emissies onder projectalternatieven (Mton CO2 ) Scenario
2020
2040
Met bio-energie
Zonder bio-energie
met
zonder
Milieualternatief zonder sluis, SE
-1.62
0.25
-2.75
0.46
Milieualternatief zonder sluis, GE
-2.63
0.49
-2.37
0.84
Havenalternatief, SE
-1.62
0.26
-2.48
0.69
Havenalternatief, GE
-2.44
0.68
-2.21
0.99
De lokale emissies nemen af omdat er geen uitstoot van NOx en SO2 meer optreedt als gevolg van bedrijfsactiviteiten. Deze waren namelijk verbonden aan de productie van bio-energie. Verder dalen ook de verkeersemissies. Aan de natuurbaten onder het milieualternatief verandert logischerwijs niets. Contante waarde Tabel 3.34 laat zien wat er verandert in de resultaten wanneer bio-energie niet in de projectalternatieven wordt meegenomen. In plaats van milieubaten dienen dan milieukosten in de MKBA te worden meegenomen.
MKBA Amsterdam Westpoort west
68
Tabel 3.34 Contante waarde milieukosten onder projectalternatieven (miljoen euro) Scenario M, SE, geen sluis M, SE, geen sluis, zonder bio-energie M, GE, geen sluis M, GE, geen sluis, zonder bio-energie H, SE H, SE, zonder bio-energie H, GE H, GE, zonder bio-energie
CO2
Lokale emissies
Natuur
Totaal
-1.708
239
3
-1.466
261
86
3
350
-1.730
329
3
-1.398
473
152
3
628
-1.611
229
0
-1.382
345
111
0
456
-1.597
403
0
-1.194
604
240
0
844
Noot: negatieve waarde betekent een milieubaat
MKBA Amsterdam Westpoort west
69
MKBA Amsterdam Westpoort west
70
4 Samenvatting en conclusies
Inleiding Het belangrijkste inzicht van deze verkenning is dat een inrichting van Westpoort-west met duurzame activiteiten een serieus alternatief blijkt te kunnen zijn voor een inrichting met meer traditionele havenactiviteiten. Hieronder worden de belangrijkste resultaten van de verkenning weergegeven en onderbouwd waarom wij tot deze conclusie zijn gekomen. Alternatieve invullingen van de haventerreinen in Westpoort-west hebben invloed op de goederenstromen (maritiem en achterlandvervoer) naar het NZKG-gebied, op de werkgelegenheid en toegevoegde waarde in het gebied en op de natuur- en milieueffecten in het gebied. Tabel 4.1
Aandeel gebruik capaciteit Westpoort-west o.b.v. marktvraag (2020 en 2040), uitgaande van beperkte sluiscapaciteit in milieualternatief. Goederensoort
Voedingsmiddelen en agro-
Behoefte in 2020
Behoefte in 2040
Behoefte in 2020
Behoefte in 2040
H-alt
H-alt
H-alt
H-alt
M-alt
M-alt
M-alt
M-alt
GE
SE
GE
SE
GE
SE
GE
SE
14%
2%
100%
16%
18%
3%
70%
22%
industrie Energie & recycling (kolen)
38%
0%
100%
0%
-
-
-
-
Energie & recycling (bio-
36%
21%
39%
78%
97%
59%
100%
100%
-
-
-
-
33%
19%
67%
57%
89%
36%
100%
100%
27%
54%
0%
20%
-
-
-
-
29%
28%
100%
89%
53%
21%
83%
68%
38%
38%
58%
54%
energie) Automotive (alleen natte stromen) Containers Ketensluiting (binnenvaart) Totaal Bron: ECORYS
In geen van de alternatieven en scenario’s zijn alle beschikbare terreinen uitgegeven. Het tempo van uitgifte wordt bepaald door de marktvraag. In het milieu-alternatief kan niet aan alle marktvraag voldaan worden, doordat er onvoldoende capaciteit is bij het sluiscomplex in IJmuiden om alle lading door te laten. Hierdoor vindt er in het milieualternatief alleen in de beginfase containeroverslag plaats. Zodra de wachttijden voor het sluiscomplex verder beginnen op te lopen zijn containerschepen de eerste die uitwijken naar andere havens. Gevolg is dat in het milieu-alternatief in het GE-scenario alle containeroverslag verdwijnt en in het SE-scenario slechts een deel overblijft.
MKBA Amsterdam Westpoort west
71
We onderscheiden de volgende effecten: de effecten gekoppeld aan de goederenstromen zijn directe effecten, de effecten op werkgelegenheid en toegevoegde waarde worden indirecte effecten genoemd en de invloed op natuur- en milieu is onder de externe effecten te vinden. Tevens leiden de verschillende alternatieven tot verschillen in kosten voor de ontwikkeling van het gebied. Hierbij gaat het om de benodigde investeringen en exploitatiekosten en de kosten van het sluiscomplex, welke deels aan Westpoort-west worden toegerekend: De structurele effecten zijn opgesplitst in: Investeringen en exploitatiekosten; Kosten sluiscomplex; Directe effecten; Indirecte effecten Externe effecten. In het navolgende wordt toegelicht hoe deze effecten per stap in kaart worden gebracht en zijn omgezet in kosten en baten. Alle toekomstige effecten zijn voor de levensduur van het project meegenomen, dit is vertaald in de periode 2010 tot en met 2109. Investeringen en exploitatiekosten De ontwikkeling van Westpoort-west gaat gepaard met investeringen in het terrein en de benodigde technische infrastructuur. Tevens dient het terrein te worden onderhouden en geëxploiteerd. Dit leidt tot het volgende overzicht van de kosten: Tabel 4.2
Overzicht investerings- en exploitatiekosten Westpoort-west in mln. € Investeringen (excl. zeesluis)
H-alt GE
H-alt SE
M-alt GE
M-alt SE
zonder sluis
zonder sluis
Ontwikkeling grond
270
210
169
169
Aanleg kade
68
53
43
43
Overige investeringen
13
13
13
13
Totaal investeringen NCW
351
276
224
224
Totaal investeringen (reëel)
415
379
261
261
Onderhoud (2010-2109) NCW
127
100
81
81
Onderhoud gemiddeld per jaar (reëel)
20
18
13
13
Totale kosten NCW
478
376
306
306
Totale kosten nominaal
725
640
458
458
Om de ontwikkeling van het havenalternatief mogelijk te maken, dient er € 380 tot 415 mln. te worden geïnvesteerd. In het milieualternatief zijn de investeringskosten ruim € 260 mln.16. Aangezien een aantal investeringen later in de tijd (rond 2020) worden gepleegd, is de contante waarde minder, In het havenalternatief € 276-351 mln. en in mileu-alternatief € 224 mln.
16
De kosten voor het ontmantelen van de kolenterminal in de Afrikahaven zin hierbij niet meegenomen. Dit omdat in de MKBA de veronderstelling is opgenomen dat deze terminal er niet is.
MKBA Amsterdam Westpoort west
72
De onderhoudskosten bedragen circa € 18 - 20 mln. per jaar in het havenalternatief en bijna € 13 mln. in het milieu-alternatief. De contante waarde van de onderhoudskosten bedraagt respectievelijk € 100 tot 130 mln. euro in het havenalternatief en ruim € 80 mln. in het milieu-alternatief. De totale kosten voor investeringen, onderhoud en exploitatie bedragen lopen uiteen van bijna € 380 tot bijna € 480 mln. in het haven-alternatief en ruim € 300 mln. in het milieualternatief. Dit zijn allen contante waardes in het jaar 2009. Kosten sluiscomplex Een belangrijk verschil tussen beide alternatieven is de sluiscapaciteit. In het havenalternatief wordt direct een nieuwe grote sluis aangelegd en rond 2050 wordt de Noordersluis vervangen op de huidige locatie. In het milieualternatief wordt alleen de Noordersluis vervangen, er komt geen extra schutcapaciteit. Vervanging geschiedt door het aanleggen van een nieuwe sluis met dezelfde afmetingen als de huidige Noordersluis tussen 2030 en 2035 en vervolgens wordt de Noordersluis gesloten. Door het intensievere gebruik van de Noordersluis wordt deze eerder vervangen. Vervangen op de huidige locatie is in dit alternatief geen optie, omdat de haven dan vijf jaar niet bereikbaar zou zijn voor grote schepen. Omdat de extra sluiscapaciteit niet alleen voor de goederen van en naar Westpoort-west wordt gebruikt, maar voor alle goederenoverslag van zeeschepen achter de sluis, zijn de kosten aan het studiegebied toegedeeld naar rato van de overgeslagen tonnen. Het aandeel Westpoort-west in de totale overslag en dus ook in de kosten is in beide alternatieven hoger in het SE-scenario dan in het GE-scenario. Oorzaak hiervan is dat in het SE-scenario de groei op andere haventerreinen (vooral de overslag van olieproducten) veel lager is. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de extra kosten van het sluiscomplex. Tabel 4.3
Toerekening extra kosten sluiscomplex aan Westpoort-west (mln. €) in contante waarde. Goederensoort
CW Havenalternatief (mln. €)
CW Milieualternatief vervanging sluis (mln. €)
GE
SE
GE
SE
Investeringen (aanleg, vervanging)
601
601
163
163
Onderhoud, exploitatie en beheer
130
130
96
96
Totaal kosten
731
731
259
259
Deel Westpoort-west
150
233
24
32
Bron: ECORYS
De extra kosten variëren van € 150 tot ruim 230 mln. voor het havenalternatief (CW) en van € 24 tot ruim 30 mln. in het milieualternatief (CW). Directe effecten Een belangrijk verschil tussen de alternatieven zijn de goederen die overgeslagen zullen worden in de havenbekkens van Westpoort. De duurzame en hoogwaardige activiteiten van het alternatief van de milieu- en bewonersorganisaties zullen een andere aan- en afvoer van goederen betekenen dan het alternatief van de Haven van Amsterdam, zowel wat betreft volume als aard van de goederen. MKBA Amsterdam Westpoort west
73
De directe effecten van alternatieve invulling van de haventerreinen in Westpoort-west zijn: Extra havengelden Verschil in opbrengsten erf pacht Transportkostenvoordeel (vnl. wachttijden) Schaalvoordelen zeeschepen Schaalvoordelen havendienstverlening Kosten van investeringen en onderhoud infrastructuur Voor de laatste twee posten, schaalvoordelen en infrastructuur, zijn de baten zeer beperkt, respectievelijk niet bepaald in de kosten-batenanalyse voor een nieuwe sluis. Beide baten hangen vooral samen met de beslissing, wel of geen nieuwe sluis. Bij onbeperkte sluiscapaciteit verschillen de goederenvolumes tussen havenalternatief en milieualternatief te weinig voor significante effecten. Van de totale schaalvoordelen is slechts een beperkt deel toe te wijzen aan de goederenstromen in Westpoort. Hierdoor is gekozen deze beide posten niet op te nemen in de analyse. In onderstaande tabel zijn de directe effecten samengevat. De belangrijkste directe baten zijn de extra havengelden, gevolg door de extra erfpachtopbrengsten. De extra wachttijdkosten is een negatieve baat. In het GE-scenario zijn de baten in het havenalternatief ruim € 210 mln. hoger dan in het milieualternatief, in het SE-scenario is dat verschil ruim € 70 mln. Tabel 4.4
Directe effecten van havenalternatief en milieualternatief in Westpoort-west in contante waarden (mln. €). CW Havenalternatief
CW Milieualternatief
(mln. €)
vervanging sluis (mln.
Verschil
€) GE
SE
GE
SE
GE
SE
Extra havengelden
248
149
102
91
146
58
Extra erfpachtgelden
282
198
169
159
113
39
Extra wachttijdkosten
-92
-58
-32
-30
-60
-28
Schaalvoordelen
13
4
-
-
13
4
Totaal directe effecten
451
293
239
220
212
73
w.v. haven- en erfpachtgelden
530
347
271
250
259
97
Bron: ECORYS
Dit resulteert in de volgende uitkomsten voor de financiële stromen van Haven Amsterdam: Tabel 4.5
Financiële stromen van Haven Amsterdam m.b.t. Westpoort-west in contante waarden (mln. €). CW in mln. €
Havenalternatief
CW Milieualternatief
GE
SE
GE
SE
Investerings- en exploitatiekosten
478
376
306
306
Haven- en erfpachtgelden
530
347
271
250
Totaal directe effecten
52
-29
-35
-56
Bron: ECORYS
MKBA Amsterdam Westpoort west
74
Dit overzicht maakt duidelijk dat de erfpacht- en havengelden alleen in het GE-scenario in het Havenalternatief opwegen tegen de benodigde investeringen en kosten voor onderhoud en exploitatie. Indirecte effecten Naast de directe effecten kan een investeringsproject ook indirecte effecten generen. Indirecte effecten zijn effecten die optreden omdat de direct betrokkenen hun baten doorgeven aan anderen, bijvoorbeeld door verlaging van de prijzen of een hogere consumptie. In veel gevallen gaat het bij indirecte effecten om verdelingseffecten: bepaalde regio’s of groepen ontvangen baten ten koste van anderen. Daarnaast is er in een beperkt aantal gevallen sprake zijn van welvaartseffecten. Deze doen zich voor wanneer: er landsgrensoverschrijdende effecten zijn; marktimperfecties worden verminderd. Vanuit de ontwikkeling van Werstpoort zijn vooral effecten op de arbeidsmarkt te verwachten. Op de arbeidsmarkt is sprake van marktimperfecties vanwege institutionele factoren zoals nationale CAO’s, uitkeringen en belastingen. Ook afstand tot de markt en zoekkosten spelen een belangrijke rol. De creatie van werkgelegenheid op Westpoortwest zoals voorgaand behandelt, werkt door op de arbeidsmarkt en leidt tot werkloosheidsvermindering. Dit leidt tot positieve welvaartseffecten voor verschillende partijen in Nederland. Zoals voor alle indirecte markten geldt ook voor de arbeidsmarkt dat alleen veranderingen in bestaande marktimperfecties kunnen leiden tot additionele welvaartseffecten. Als er sprake is van een betere aansluiting van de arbeidsvraag op het arbeidsaanbod als gevolg van de ontwikkeling van Westpoort-west is er sprake van een additioneel welvaartseffect. De maatschappelijke waarde van deze extra banen is gelijk aan de extra belastinginkomsten en de vermeden bijstandsuitkeringen17. We onderscheiden de volgende additionele welvaartseffecten: Toename inkomen van werklozen die aan het werk gaan Verminderde uitgave uitkeringen aan werklozen Toename inkomstenbelasting, omdat werklozen nu een hoger inkomen verdienen. Bij de baten per FTE is geen rekening gehouden met de hogere belastingopbrengsten voor het Rijk aangezien de insteek van deze KBA regionaal is. Onderstaande tabel geeft de contante waarde van het welvaartseffect op de arbeidsmarkt. Hierbij is het effect van vermindering van werkloosheid geheel toegerekend aan de regio Amsterdam. Bij de berekening van de baten is alleen uitgegaan van de additionele werkgelegenheid in de regio Amsterdam. Verplaatsing van werkgelegenheid van een bestaande werklocatie in Amsterdam naar Westpoort-west leidt niet tot additionele welvaartseffecten. De duur van het effect van een gecreëerde arbeidsplaats is gesteld op 10 jaar. Daarna is er evenwicht op de arbeidsmarkt verondersteld.
17
Dit is de gebruikelijke manier om de waarde van extra werkgelegenheid te bepalen.
MKBA Amsterdam Westpoort west
75
Tabel 4.6
Indirecte effecten (welvaartseffecten arbeidsmarktbaten, CW in € mln.)) Alternatieven en scenario’s
Havenalternatief
Milieualternatief (vervanging sluis)
Welvaartseffecten arbeidsmarktbaten
SE
GE
SE
GE
36
23
27
20
Bron: ECORYS
Het grootste effect wordt gerealiseerd in het Havenalternatief bij het GE scenario. Dit is ook de combinatie van alternatief en scenario waarin de meeste werkgelegenheid wordt gecreëerd. Het minste effect treedt op bij het Milieualternatief zonder nieuwe sluis. Externe effecten De fysieke externe effecten onder beide projectalternatieven zijn geïdentificeerd, bepaald en gewaardeerd. Gezien de inhoudelijke invulling van de projectalternatieven, zijn er drie typen milieueffecten te verwachten: CO2 emissies; Lokale emissies (luchtverontreiniging, stank en geluid); Natuurontwikkeling. Deze milieueffecten zijn vervolgens gewaardeerd met behulp van de schaduwprijzen. De contante waarden van de externe effecten zijn opgenomen in onderstaande tabel. Tabel 4.7
Contante waarde milieukosten (miljoen euro) Havenalternatief
CO2 emissies Lokale emissies
Milieualternatief
GE
SE
GE
SE
-1.597
-1.611
-1.730
-1.708
403
229
329
238
Natuur
-
-
3,2
3,2
Totaal
-1.194
-1.382
-1.398
-1.466
Noot: negatieve waarde betekent een milieubaat
Hieruit blijkt dat het milieualternatief qua milieueffecten onder beide groeiscenario’s het beste scoort. Dit verschil komt vooral door de CO2 winst als gevolg van ketensluiting (papier) en vooral de waterstofproductie (bio-energie). Het verschil in milieuprestatie met het havenalternatief is echter relatief klein. De winst als gevolg van bio-energieproductie, aanwezig bij beide alternatieven, is hier de voornaamste oorzaak van. In deze MKBA bestaan de externe effecten uit netto milieubaten van ruim 1 miljard euro contante waarde. Er zijn weliswaar emissies als gevolg van bedrijfsactiviteiten en verkeersstromen, maar deze wegen niet op tegen de relatief hoge CO2 winst die behaald wordt door de productie van bio-energie bij beide projectalternatieven. Daarnaast wordt er in het milieualternatief ook nog CO2 winst gerealiseerd door ketensluiting (papier) en waterstofproductie en is er een indicatieve inschatting van natuurbaten opgesteld. Het verschil in milieuprestatie tussen milieu- en havenalternatief blijft echter relatief klein (84 miljoen onder het SE scenario en 200 miljoen onder het GE scenario) doordat bio energieproductie aanwezig is bij beide alternatieven.
MKBA Amsterdam Westpoort west
76
Deze resultaten zijn dan ook sterk gebaseerd op de keuze alle bio-energieproductie toe te rekenen aan Westpoort. Deze aanpak is gerechtvaardigd door de veronderstelling dat de energie lokaal zal worden aangewend en de besparing additioneel is. Hierover is echter discussie mogelijk/noodzakelijk. Samenvattend overzicht kosten en baten Onderstaande samenvattende tabel vat de baten als gevolg van de kosten, directe, indirecte en externe effecten samen. Tabel 4.8
Samenvattend overzicht kosten en baten Westpoort-west Contante waarden, in € mln.
HA-GE
HA-SE
MA-GE
MA-SE
351
276
224
224
Kosten - Investeringen - Onderhoud & exploitatie
127
100
81
81
Kosten investeringen & exploitatie
478
376
305
305
Toegerekende kosten sluiscomplex
150
233
24
32
Totaal kosten
628
609
329
337
- Erfpacht- en havengelden
530
347
271
250
- Kosten wachten
-92
-58
-32
-30
Baten
- Schaalvoordelen
13
4
-
-
Directe effecten
451
293
239
220
Indirecte effecten - Externe effecten bio-energie
36
23
27
20
2.038
1.838
2.025
1.816
- Overige externe effecten
-844
-456
-627
-350
Externe effecten
1.194
1.382
1.398
1.466
Totaal baten
1.681
1.698
1.664
1.706
Saldo kosten en baten
1.053
1.089
1.335
1.369
Conclusies In deze maatschappelijke kosten-batenanalyse zijn de effecten van beide alternatieve inrichtingsvarianten voor de Amsterdamse regio inzichtelijk gemaakt. Deze effecten hebben betrekking op de regionale economie en het milieu. O.b.v. deze MKBA zijn de volgende conclusies te trekken: In beide alternatieve inrichtingsvarianten wegen de maatschappelijke baten op tegen de kosten. De positieve externe effecten van de duurzame activiteiten compenseren de negatieve externe effecten van de extra zeevaart en de extra uitstoot van schadelijke stoffen door de industrie. Het saldo van de kosten en baten m.b.t. de inrichting van Westpoort-west is zeer positief in alle alternatieven. De verschillen in het saldo van kosten en baten zijn relatief gering, waarbij het saldo voor het milieualternatief wel iets hoger ligt in beide doorgerekende scenario’s. De effecten voor het milieu (externe effecten) zijn zeer positief voor beide alternatieven. Hierbij is aangenomen dat alle gerelateerde externe effecten (wereldwijd) kunnen worden toegerekend aan Westpoort-west, omdat dit het enige terrein in de Amsterdamse regio is waar deze activiteiten kunnen plaatsvinden. MKBA Amsterdam Westpoort west
77
Een belangrijk deel van de positieve effecten wordt dus gerealiseerd buiten Amsterdam en zelfs buiten Nederland. Het milieualternatief scoort op de milieu (externe) effecten onder beide groeiscenario’s het beste. Dit verschil komt vooral door de CO2 winst als gevolg van ketensluiting (papier) en vooral de waterstofproductie (bio-energie). Het verschil in milieuprestatie met het havenalternatief is echter relatief klein. De winst als gevolg van bio-energieproductie, aanwezig bij beide alternatieven, is hier de voornaamste oorzaak van. Belangrijk is dat de extra kosten om het gebied in te richten in beide alternatieven vrijwel niet opwegen tegen de verwachte extra directe inkomsten. De business case (grondexploitatie) blijkt alleen bij hoge economische groei in het havenalternatief positief, in alle andere alternatieven is deze negatief (de kosten wegen niet op tegen de financiële baten). Indien Westpoort-west op de meest duurzame wijze wordt ingericht, blijkt het extra lastig om de benodigde investeringen terug te verdienen met erfpacht en havengelden. Dat een gedeelte van het terrein niet wordt uitgegeven, maar natuur blijft speelt ook mee. Het milieualternatief heeft meer positieve milieu effecten door meer duurzame ontwikkeling, terwijl het haven-alternatief meer financiële baten heeft in de vorm van erfpacht en havengelden. Er zijn relatief beperkte arbeidsmarkteffecten van beide alternatieven. Deze effecten zijn in het havenalternatief gunstiger dan in het milieualternatief. De zeesluis is een onderscheidend element in de analyse tussen de twee alternatieven, omdat de sluiscapaciteit bepalend is of er op termijn wel of geen containeroverslag in Westpoort kan worden gerealiseerd. De effecten van een extra grote zeesluis zijn gebaseerd op de KBA MIRT Verkenning Zeetoegang IJmuiden van ECORYS. Hieruit volgt dat het maatschappelijke saldo van kosten en baten van een nieuwe zeesluis positief is bij hoge groei (in het GE-scenario). Voor het hier gehanteerde scenario met gematigde groei (SE-scenario) is dit saldo niet bepaald. Voor Westpoort-west is een deel van de kosten en baten van een extra zeesluis toegerekend. Voor het SE-scenario is dit gebeurd door een afschaling van de effecten van het GE-scenario. Omdat dit scenario niet is berekend in de sluisstudie, is deze raming indicatief en met een grote onzekerheidsmarge omgegeven. Het toerekenen van een deel van de kosten en baten van de capaciteitsuitbreiding van de zeesluis verandert de conclusies m.b.t. de inrichting van Westpoort-west niet.
Samenvattend blijkt dus dat een inrichting van Westpoort-west met duurzame activiteiten een serieus alternatief kan zijn voor een inrichting met meer traditionele havenactiviteiten. Deze verkennende regionale kosten-batenanalyse geeft zowel Haven Amsterdam als de bewoners- en milieuorganisaties het inzicht dat nodig is om (wellicht gezamenlijk) een selectief uitgiftebeleid op te gaan zetten dat voldoet aan de uitgangspunten van ‘duurzame groei’.
MKBA Amsterdam Westpoort west
78
Aanbevelingen: Er is verder marktonderzoek18 nodig naar de haalbaarheid van de diverse onderzochte activiteiten, waarbij vooral de vernieuwende activiteiten op het gebied van duurzame energie en ketensluiting aan bod dienen te komen. Te baten voor deze activiteiten zijn alleen te behalen als er daadwerkelijk partijen bereid zijn hierin te investeren. Op basis van dit marktonderzoek kan een business case voor deze activiteiten worden opgesteld. Mogelijk kan er een subsidie nodig zijn om de positieve milieu-effecten te behalen, als de business case niet positief zou zijn. Op basis van deze kosten-batenanalyse bevelen wij aan om een strategie op te stellen die de geselecteerde (duurzame) activiteiten kan verleiden zich op Westpoort-west te gaan vestigen of uit te breiden. Bij toepassing van dit selectiviteitbeleid dient een balans gevonden te worden tussen milieueffecten en financiële en arbeidsmarkteffecten. Daar waar activiteiten met zeer positieve milieueffecten toch op andere (niet haven)terreinen gevestigd kunnen worden, verdient dit de aandacht. Hierdoor zouden positieve aspecten van beide alternatieven benut kunnen worden. Verder onderzoek hiernaar bevelen wij aan.
18
Er heeft vooraf geen echte markttoets plaatsgevonden van de in de alternatieven opgenomen activiteiten. Wel is er, tijdens de verwerking van de aangeleverde gegevens, een analyse gemaakt van de markt met behulp van de WLO-scenario’s.
MKBA Amsterdam Westpoort west
79
Bijlagen
MKBA Amsterdam Westpoort west
81
MKBA Amsterdam Westpoort west
82
Kaart gebied
MKBA Amsterdam Westpoort west
83
MKBA Amsterdam Westpoort west
84
Achtergrond informatie energievraag en emissie berekeningen
A.1 Het milieualternatief Logistiek Voor de categorie logistiek is uitgegaan van gemiddelde verbruiken in de groothandel. Het totale verbruik aan elektriciteit en aardgas is berekend aan de hand van het aantal werknemers en de verbruiken per werknemer (CE, 2004b). Containeroverslag Voor containeroverslag is uitgegaan van energiecijfers uit DWA, 2003 De verbruiken omvatten terreinverlichting (11 MWhe/ha/jaar) en gebruik van kranen (5,5 kWhe per container) en van straddle carriers en vorkheftrucks. Dieselgebruik van vorkheftrucks is berekend op basis van de volgende uitgangspunten: Een container weegt gemiddeld 11 ton19; Totale aangevoerde lading is 8,6 Mton/jaar; 780.000 containers per jaar (zie spreadsheet); Er zijn bij continu bedrijf (95% beschikbaarheid) een overslagcapaciteit van 94 containers per uur nodig (aanname); Aantal moves met kadekraan is 20 – 30, 25 gemiddeld (DWA, 2003). Er zijn dus 4 kranen nodig; Elke kraan bedient circa 3 straddle carriers20; Een straddle carrier zal samenwerken met een heftruck voor transport in de loods Straddle carrier en heftruck verbruiken samen circa 35 liter diesel per uur, per combinatie (DWA, 2003) Voedingmiddelen industrie Voor de categorie voedingsmiddelenindustrie is uitgegaan van gemiddelde verbruiken in deze sector. Het totale verbruik aan elektriciteit en aardgas is berekend aan de hand van het aantal werknemers en de verbruiken per werknemer (Ce, 2004b). Op basis van de beschikbare informatie is geen preciezere inschatting te maken. De voeding- en genotmiddelen industrie is zeer divers en energiegebruiken per werknemer, per eenheid product of per eenheid oppervlak verschillen sterk per deelsector zodat een preciezere indeling van terrein, werkgelegenheid of oppervlak naar deelsectoren nodig is voor een preciezere schatting. We kunnen wel de specifieke gebruiken voor verwerking van cacao en soja geven: 19
http://www.wdm.be/mailing_list/nieuwsbrief/Deurganckdok.pdf
20
http://webs.hogent.be/~csys290/Presentaties/Evoluties%20in%20het%20containervervoer%2010032008.pdf
MKBA Amsterdam Westpoort west
85
2,7 GJ aardgas en 0,8 GJe per ton cacaoboon(KWA, 2007); 45 kWhe en 920 MJ aardgas per ton sojaboon.
Biobrandstof en overslag Bij de bio-afdeling is aangenomen dat het een fabriek à la Greenmills betreft, gecombineerd met een op-en overslagterminal voor doorvoer. Het echte Greenmills heeft een oppervlak van 9 hectare, inclusief vergister en energieopwekking (10 MW turbine) en produceert 200 miljoen liter biodiesel per jaar21. Biodiesel heeft een stookwaarde van 37 MJ/kg en een dichtheid van zo’n 0,9 kg/liter (JEC, 2007). We nemen aan dat de fabriek in Westpoort-west vergelijkbaar is met Greenmills en net als Greenmills de eigen energiebehoefte dekt met biogas geproduceerd uit eigen glycerine en door derden aangeleverde reststoffen (swill, GFT, etc). Blijft over een areaal van 30 hectaren voor biomassa op- en overslag. Volgens de spreadsheet wordt jaarlijks 5,5 Mton biomassa getransporteerd. Hiervan is misschien 0,25 – 0,50 Mton de aan de biodieselfabriek toegevoerde grondstoffen. Blijft over ongeveer 5 Mton/jaar aan op-en overgeslagen biomassa. Op- en overslag vergt 40 MJe/ton per twee overslagen22. Ketensluiting Bij ketensluiting moet een groot aantal onderling weinig geïntegreerde/integreerbare activiteiten gaan plaatsvinden op een terrein van 33 + 13 = 46 hectaren. Er wordt transport van 3,7 Mton aan afval opgegeven en transport van 0,14 Mton aan papier uit oud papier en oud hout. Gezien de omvang van de jaarlijks vrijkomende hoeveelheid puin en de jaarlijks gescheiden ingezamelde hoeveelheid kunststoffen zal de resterende 3,7 Mton vrijwel volledig uit puin bestaan. Samenvattend, we zijn van onderstaande hoeveelheden uitgegaan: 3,5 Mton puin; 70 kton oud papier; 70 kton oud hout; 10 kton plastic afval. Het uitgaan van gelijke hoeveelheden oud papier en oud hout is een door ons gemaakte aanname. De verhoudingen kloppen goed met de in Nederland jaarlijks gescheiden ingezamelde hoeveelheden oud papier en oud hout (beide ± 2,6 Mton – zie CE, 2007). Stenen isoleren uit bagger beschouwen we als verwaarloosbare activiteit, waarbij het product waarschijnlijk toch aan de puinbreker wordt toegevoegd. Ook maken van rubber matten uit autobanden is verwaarloosd, voornamelijk bij gebrek aan gegevens over hoeveelheden. Voor het energiegebruik gerelateerd aan verwerking hebben we de volgende uitgangspunten gehanteerd 21 22
http://www.kantersgroep.nl/index.php?option=com_content&task=blogcategory&id=48&Itemid=105 http://www.berr.gov.uk/files/file20737.pdf en www.knnadvies.nl/file2.php?fileID=131
MKBA Amsterdam Westpoort west
86
Puinbreken, inclusief bedrijfsinterne logistiek en mengen van breekfracties kost 4kWhe/ton input en 0,3 liter diesel/ton input (CE Delft, 1997). Houtversnipperen vergt ongeveer 20 MJe/ton (CE Delft, 1997). Het vervolgens mechanisch pulpen van het oud hout voor papierproductie vergt volgens het BAT REF document voor de papierketen 1.650 kWhe en 5.600 MJ stoom per ton (gedroogd) product (zie CE, 2009). Oud papier uitsorteren vergt circa 60 MJe/ton (CE Delft, 1997). Oud papier opnieuw verpulpen vergt 360 kWhe en 675 MJ stoom (BAT REF).
We hebben aangenomen dat de geproduceerde gedroogde pulp of het gedroogde papier product primaire sulfaat productie en eventueel daarmee geïntegreerde papierproductie in Scandinavië zal uitsparen. Conform de kentallen gehanteerd in de verpakkingenbelasting leidt dit tot uitsparing van een CO2-emissie van 1.634 kg/ton pulp. Voor puinbreken is een uitgespaard energiegebruik van 15 MJ/ton product aangehouden (zie CE, 2006). Puinbreken geeft een PM10 emissie van 6 g/ton puin (CE, 2006). Ferro schroot recuperatie Voor deze categorie hebben we vanwege de beschouwde hoeveelheid schroot (0,75 Mton/jaar), het grote aantal mensen (186) en het beperkte oppervlak (13 hectaren) aangenomen dat het enkel handel betreft. Energiegebruik voor handel is verwaarloosd. H2 productie In de Ecorys cijfers is rekening gehouden met een areaal van 13 hectaren voor een fabriek voor de productie van waterstof. We hebben vanwege de testen met waterstofbussen in Amsterdam aangenomen dat de fabriek waterstof voor transport gaat produceren. We hebben verder vanwege de duurzaamheid doelstellingen van de gemeente aangenomen dat de waterstoffabriek waterstof zal gaan produceren door elektrolyse van water met elektriciteit opgewekt met windenergie. Onze inschatting is dat de doelgroep voor de geproduceerde waterstof het wagenpark van de gemeente en het wagenpark van het gemeentelijk vervoersbedrijf (GVB) is. Beide gemeentelijke instellingen verbruiken samen 200 + 100 = ± 300 TJ per jaar (zie CE, 2004a). De gemeente Amsterdam schijnt overigens voor het eigen wagenpark eerder in te zetten op elektrisch vervoer gezien de voorgenomen aanschaf van elektrische voertuigen en scooters. De voor de waterstofproductie benodigde elektrolysecellen kunnen worden aangeschaft bij Statoil Hydro.
MKBA Amsterdam Westpoort west
87
Assemblage H2-voertuigen Voor deze logistiek is uitgegaan van gemiddelde verbruiken bij assemblage van auto's, aanhangwagens en opleggers. Het totale verbruik aan elektriciteit en aardgas is berekend aan de hand van het aantal werknemers en de verbruiken per werknemer (CE, 2004b).
A.2 Het havenalternatief Distributie, containeroverslag, industrie en puinbreken Voor deze activiteiten wordt voor meer informatie verwezen naar voorgaande paragraaf. Voor puinbreken is uitgegaan van een specifiek oppervlak van ongeveer 50 kton/ha, zodat de voor deze aangehouden 4 hectaren areaal overeenkomt met een verwerkingscapaciteit van 200 kton. Kolenoverslag Voor kolenoversag is uitgegaan van een specifiek gebruik van 2 kWhe/ton kolen per overslag (ECN, 1995)23. Het materiaal zal twee maal worden overgeslagen. Op- en overslag veroorzaakt PM emissies van 0,45 kg/ton (ECN, 1995) en methaan emissies van 0,35 kg/ton (NUON, 2002). Houthandel Houthandel valt nog niet goed mee te nemen vanwege het ontbreken van gewichtshoeveelheden. Er zijn geen gegevens over energiegebruik per werknemer beschikbaar. Daarnaast lijkt de activiteit verwaarloosbaar gezien het kleine oppervlak (1 hectare) dat wordt aangehouden voor deze activiteit. Biomassa Voor de biomassa gerelateerde activiteiten hebben we aangenomen dat de activiteiten op dit terrein vooral doorvoer betreft van biomassa voor energiecentrales in het Nederlandse en Duitse achterland. De overslag van biomassa is vergelijkbaar met de huidige doorvoer van steenkool voor Duitse kolencentrales.
23
http://www.ecn.nl/docs/library/report/1995/c95051.pdf
MKBA Amsterdam Westpoort west
88
We hebben aangenomen dat daarnaast een biomassacentrale wordt gerealiseerd. De centrale vervangt in onze analyse de huidige Hemweg 8 kolencentrale met een productiecapaciteit van 630 MWe. Onderstaande foto geeft een indruk van het type centrale en de dimensies ervan.
De centrale: Produceert 4.700 GWhe/jaar; Verbruikt circa 2,5 Mton houtpellets per jaar; Emitteert ongeveer 600 ton SO2 en ongeveer 1.900 ton NOx per jaar. De biomassa centrale spaart conform het Protocol Monitoring Duurzame Energie productie door het gemiddelde elektriciteitspark met een specifieke emissie van 582 g CO2-eq/kWhe.
MKBA Amsterdam Westpoort west
89
MKBA Amsterdam Westpoort west
90
Bronnen
CE, 2004a L.C. den Boer et al Wie doet er mee met MJA-OV? Delft; CE Delft, 2004 CE, 2004b M.J. (Martijn) Blom, K. (Kiek) Singels, F.J. (Frans) Rooijers EPL voor bedrijventerreinen Onderzoek naar nut en haalbaarheid Delft; CE Delft, 2004 CE, 2006 H.J. Croezen Stofemissies in de bouw(keten) Delft; CE Delft, 2007 CE, 2007 M.N. Sevenster et al Milieukentallen van verpakkingen voor de verpakkingenbelasting in Nederland Delft; CE Delft, 2007
ECN, 1995 I.C. Kok et al Milieugerichte LCA van STEG en KV-STEG ECN, Petten, 1995 KWA, 2007 B. Bruinsma Uitgebreide energiestudie (UES) voor de cacao-industrie Amersfoort; KWA, 28 maart 2007 http://www.senternovem.nl/mmfiles/UES%20Cacao%20industrie%2028%20maart%202 007_tcm24-239076.pdf
Websites http://amsterdam.nl/@7876/pagina/
MKBA Amsterdam Westpoort west
91
MKBA Amsterdam Westpoort west
92
Waardering externe effecten
In deze bijlage wordt als eerste het concept economische waardering en de mogelijke waarderingsmethoden kort toegelicht. Vervolgens worden de gehanteerde schaduwprijzen besproken. Introductie economische waardering In economische analyses wordt meestal gebruik gemaakt van marktprijzen om de financiële waardering van goederen en diensten uit te drukken. Echter niet voor alle goederen zijn marktprijzen voorhanden omdat er geen markten voor bestaan. Dit geldt voor milieugoederen. Om toch het milieu op te nemen in economische analyse tools wordt gebruik gemaakt van zogeheten (impliciete) schaduwprijzen. Schaduwprijzen geven de maatschappelijke waarde weer die aan een goed, in dit geval milieukwaliteit, wordt gegeven. Waardering van externe effecten in een MKBA dient volgens de Leidraad MKBA in het milieubeleid (CE, 2007) te gebeuren op basis van de waardering die inwoners van Nederland toekennen aan een reductie van emissies. Emissies zelf zijn echter een abstract gegeven voor de meeste mensen. Daarom wordt de schaduwprijzen veelal op indirect wijze bepaald, door te kijken naar: de kosten om milieuvervuiling te voorkomen, gegeven een bepaalde beleidsdoelstelling (preventiekostenmethodiek), ofwel; de schade die ontstaat ten gevolge van milieuvervuiling (schadekostenmethodiek). Deze schade wordt dan beschouwd als een proxy voor de mate van betalingsbereidheid (“Willingness to Pay”, WTP) van mensen om de emissies te reduceren. Een vermindering van emissies resulteert dan in netto welvaartsbaten door een vermindering van de schade. Preventiekostenmethode Om de waarde voor milieugoederen te bepalen, wordt gekeken naar de gebleken voorkeuren van wat een samenleving wil uitgeven om het milieu te besparen. Bij deze benadering wordt verondersteld dat de politiek de preferenties van de bevolking tot uitdrukking brengt, bijvoorbeeld via milieubeleidsdoelstellingen. Via deze methode wordt een milieuprobleem vervolgens gewaardeerd door te kijken welke kosten gemaakt moeten worden om de gestelde overheidsdoelstellingen te bereiken. De schaduwprijs is dan gelijk aan de kosten van de duurste noodzakelijke maatregel die genomen moet worden om het overheidsdoel te behalen (zie tekstbox). Aan de marge geeft deze schaduwprijs dus de kosten weer die een verandering in de milieudruk veroorzaakt voor de samenleving.
MKBA Amsterdam Westpoort west
93
Als de milieudruk bijvoorbeeld verminderd wordt door een vrijwillige investering in een bedrijf heeft dat voor de samenleving tot gevolg dat die duurste maatregel niet langer (volledig) genomen hoeft te worden. De waarde daarvan voor de samenleving is gelijk aan de schaduwprijs. Voorbeeld bepaling preventiekosten In de onderstaande grafiek staan de marginale kosten van emissiereducerende maatregelen afgezet tegen de emissies in Nederland. De schaduwprijs is gelijk aan de kosten van de maatregel (Y-as) bij het snijpunt van het milieudoel en de curve.
Figuur Bepaling van de schaduwprijs uit een milieudoel en de marginale kostencurve
Kosten maatregelen [€/eq ]
Schaduwprijs
Milieudoel
Emissie [eq]
De emissies per stof worden vervolgens tot milieuthema’s samengevoegd aan de hand van karakterisatiefactoren - een soort van fysieke ruilverhouding voor emissies die tot hetzelfde milieuprobleem bijdragen. Daarbij wordt bijvoorbeeld de verhouding tussen de bijdrage van 1kg SO2, 1kg NH3 en 1kg NOx aan het milieuthema verzuring bepaald.
Schadekostenmethode Bij de schadekostenmethode wordt de milieukwaliteit gewaardeerd door de fysieke schade in te schatten die ontstaat ten gevolge van emissies en andere aanpassingen aan het natuurlijke kapitaal. Het kan hierbij gaan om schade aan:
de menselijke gezondheid (morbiditeit, mortaliteit); machines en gebouwen (waaronder cultureel erfgoed); productie van voedselgewassen (landbouw, vis) en productiegewassen (hout, katoen); overige ecosysteemdiensten (recreatie, herstelfuncties van natuur, intrinsieke waarden, genetische pool t.g.v. biodiversiteit).
Door te veronderstellen dat mensen gecompenseerd willen worden voor deze schade, ontstaat er een impliciete waardering voor milieukwaliteit. Bij de schadekostenmethode gaat de vertaalslag van emissies naar impacts via een tweetrapsraket (zie tekstbox). Voorbeeld bepaling schadekosten Als eerste worden de zogenaamde dosis-effectrelaties geschat. Hiermee wordt de vertaalslag gemaakt tussen emissies en fysieke effecten op, bijvoorbeeld, de menselijke gezondheid. De dosis-effectrelaties zijn sterk afhankelijk van de bron van uitstoot.
MKBA Amsterdam Westpoort west
94
Zo blijkt dat verkeersemissies, omdat deze zich vooral op leefniveau in dichtbevolkt gebied zich voordoen, vele malen schadelijker te zijn dan industriële emissies die veelal door middel van hoge schoorstenen in dunbevolkt gebied worden uitgestoten.
Vervolgens worden de fysieke effecten gemonetariseerd. Dit gebeurt aan de hand van kentallen die in veel studies zijn vastgesteld voor de fysieke effecten van milieuvervuiling. Zo loopt er in Europa sinds 1999 een groot Europees onderzoek (Externe), gefinancierd door de EC, dat probeert vast te stellen hoe ziekte en voortijdige sterfte kan worden gemonetariseerd. Hierbij worden zaken als ziekenhuiskosten, verlies aan arbeidsdagen en leed bij nabestaanden zoveel mogelijk van een prijskaartje voorzien.
In de praktijk is het veelal lastig en tijdrovend om de link tussen emissies en fysieke effecten voor ieder situatie apart vast te stellen. Er wordt dan ook vaak gebruik gemaakt van zogenaamde schadekostenkentallen. Middels aannames wordt dan een directe link geboden tussen bijv. CO2, NOx en PM10 emissies en de waardering van hun impacts op eindpuntniveau. In de toonaangevende studie Externe (2005)24 wordt voor deze aanpak gekozen. Gehanteerde schaduwprijzen Recentelijk wordt het gebruik van preventiekosten steeds meer vervangen door een benadering waarbij de milieuschade direct gewaardeerd wordt, de schadekosten methodiek. Dit gebeurt zowel in de academische wereld als in beleidskringen. Schadekosten komen vooral voort uit de literatuur rondom MKBA’s waarin een prijskaartje wordt gehangen aan de milieuvervuiling. In deze analyses worden, conform diverse handleidingen zoals de leidraad Overzicht Effecten Infrastructuur (OEI) en de Leidraad voor MKBAs van het milieubeleid (CE, 2007) schadekosten als betere benadering gezien voor de effecten op de maatschappelijke welvaart dan de preventiekosten. In deze studie sluiten wij hierbij aan en zullen de meeste fysieke milieu-impacts tegen schadekosten gewaardeerd worden. Hoewel er nog steeds onzekerheid bestaat rond de waardes van schade, zijn er de afgelopen tien jaar steeds meer studies gedaan naar de monetarisering van de impacts, met name op het gebied van menselijke gezondheid. Ook zijn er meta-analyses uitgevoerd waarbij resultaten van tientallen studies zijn samengevoegd en gekeken naar gemeenschappelijke waarden in deze studies. Wij hebben gebruik gemaakt van de meest recente schadekostenkentallen, opgenomen uit EcoSense (2005)25. Deze worden weergegeven in onderstaande tabel. De prijzen voor de waardering van natuurbaten is voor waterzuivering direct overgenomen uit Witteveen en Bos (2006)26.
24
Externe, 2005: Externalities of Energy: Methodology 2005 Update, Edited by P. Bickel and R. Friedrich. Stuttgart : Institut für Energiewirtschaft und Rationelle Energieanwendung – IER Universität Stuttgart, Germany, 2005 25 CE Delft maakt in deze studie geen gebruik van de set schaduwprijzen die zij in 2002 ontwikkeld heeft. Deze prijzen zijn verouderd. 26 Nitraat 2,2 euro per kg, Fosfaat 8,5 euro per kg en koolstof 0,148 euro per kg.
MKBA Amsterdam Westpoort west
95
Tabel 0.1
Schaduwprijzen Stof
Prijs (2008, euro per ton)
PM10 verkeer
937
PM10 bedrijfsactiviteiten
56,23
NOx
4
SO2
7,22
Noten: 1. Prijzen uit 2000 zijn omgerekend naar 2008 m.b.v. een inflatiepercentage van 1,21 procent (Eurostat). 2. Er is onderscheid gemaakt tussen de uitstoot van PM10 door vervoermiddelen en bedrijfsactiviteiten. Bij verkeer gaat het om verbrandingsemissies waarvan de gezondheidsschade velen malen groter. Bij de bedrijven in Westpoort-west zal het niet om verbranding gaan, maar om verwaaing van fijn stof deeltjes.
Uitzonderingen op de regel schadekosten te gebruiken, zijn de CO2 emissies. Waar mogelijk zullen deze emissies gewaardeerd worden tegen preventiekosten, wederom in lijn met de Leidraad MKBA (CE, 2007). Voor deze aanpak zijn twee redenen: Er is indicatie dat klimaatbeleid niet alleen gestoeld is op het verkomen van schade, maar dat andere overwegingen een rol spelen (zie tekstbox). Hierdoor zou een schadekostenbenadering een onderschatting geven van de bereidheid van burgers om voor emissiereductie te betalen. Er is minder onzekerheid rond preventiekosten dan schadekosten, waardoor het gebruik van preventiekosten acceptabeler is vanuit een politiek en praktisch oogpunt. Schades als gevolg van broeikasgassen zijn lastig te bepalen omdat hun effecten zich uitspreiden over een zeer lange tijdsperiode. Hierdoor domineren parameters zoals de discontovoet27 de schattingen, in plaats van de daadwerkelijke schades. Binnen de EU heeft dit geleid tot een preferentie om preventiekosten te gebruiken voor de waardering van broeikasgasemissies (CE, 2008b). Het bestaan van andere preferenties dan het voorkomen van schade In de nutsfunctie van individuen kunnen andere preferenties een rol spelen dan het (voorkomen van) schade. Een voorbeeld is klimaatverandering. Voor Scandinavische landen en Canada pakt klimaatverandering in een MKBA waarschijnlijk gunstig uit doordat het groeiseizoen wordt verlengd, temperatuurgerelateerde sterfte wordt verminderd, energiekosten omlaag gaan, etc. Toch hebben regeringen in die landen besloten tot het voeren van een stringent klimaatbeleid waardoor het waarschijnlijk is dat de directe schade als gevolg van klimaatverandering lager is dan de preventiekosten. Kennelijk zijn de burgers van de Scandinavische landen bereid meer te betalen om klimaatverandering te voorkomen dan op grond van hun eigenbelang kan worden verondersteld.
Het probleem wat hierbij optreedt, is dat de nutsfunctie van individuen andere elementen bevat dan puur alleen de fysieke effecten die optreden als gevolg van klimaatverandering. Altruïstische motieven of ethische grondslagen kunnen niet altijd goed met de schadebenadering worden bepaald. Indien in het nulalternatief de preventiekosten reeds hoger zijn dan de schadekosten kan men ervan uitgaan dat de nutsfunctie van burgers andere elementen bevat dan alleen pure schade.
27
Een discontovoet wordt gebruikt om de contante waarde te berekenen van de maatschappelijke kosten en opbrengsten van een project. De maatschappelijke discontovoet wijkt af van de rentevoet die wordt gebruikt bij het disconteren van particuliere investeringen.
MKBA Amsterdam Westpoort west
96
Om dit te ondervangen dient men bij voorkeur een WTP-onderzoek te laten plaatsvinden naar de betalingsbereidheid van mensen om klimaatverandering te voorkomen. Dit zal echter een tijdrovend en ingewikkeld onderzoek kunnen opleveren. Een alternatief in deze is om de preventiekostenmethodiek te gebruiken waarbij de marginale kosten om beleidsdoelen te halen als uitgangspunt worden genomen. Deze benadering komt erop neer, zoals reeds in de OEI vermeld, dat men aanneemt dat individuele voorkeuren voor het vermijden van negatieve externe effecten kunnen worden vervangen door een collectieve consensus (overheidsbesluiten) over een wenselijk niveau van schadebeperking. De schaduwprijs is dan de waarde die de marginale preventiekostenfunctie aanneemt bij de beleidsdoelstelling. Bron: CE, 2007
Voor CO2 emissies tot 2020 zal in deze MKBA dan ook gebruik gemaakt worden van preventiekosten omdat er voor die periode politieke doelstellingen zijn waaraan preventiekosten gerelateerd kunnen worden: tot 2012 gelden de Kyoto doelstellingen. Hiervoor wordt een prijs verondersteld van 20 euro per ton (overeenkomstig CE, 2008c) recentelijk heeft de EU emissiereductie doelstellingen voor 2020 geformuleerd. Het gaat om 20 tot 30 % reductie t.o.v. 1990 niveaus. Het bereiken van deze post-Kyoto doelstellingen gaat vermoedelijk gepaard met hogere reductiekosten dan de 20 euro per ton verbonden aan het Kyoto target, hoewel inschattingen van verwachte prijzen van emissierechten grofweg tussen de € 7 en € 30 per ton CO2 liggen in de periode 2012 tot 2020. De Europese Commissie zelf schat de gemiddelde CO2-prijs in de periode na 2012 in op circa € 30 per ton CO2 (CE, 2008b). Deze schatting nemen wij in deze studie over. Voor langere termijn (2020 t/m 2040) maken wij gebruik van schadekosten. Er zijn immers geen concrete reductiedoelen voor deze periode vastgesteld die als uitgangspunt voor de bepaling van preventiekosten kunnen dienen. De schadekosten zijn ‘gemiddelde’ waardes, gebaseerd op een meta-analyse (CE, 2008a). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gehanteerde schaduwprijzen voor CO2. Tabel 0.2
Schaduwprijzen CO2 Periode
Prijs per ton CO2 (euro)
2010 t/m 2012
20
2013 t/m 2019
30
2020 t/m 2029
55
2030 t/m 2040
70
Bovengenoemde CO2 schaduwprijzen worden zowel voor het SE als het GE scenario gebruikt. Reden hiervoor is dat de beleidsdoelstellingen tot 2020 niet verschillen onder beide scenario’s. Het verschil tussen beide scenario’s zit immers in de verwachtingen rond de striktheid van toekomstig klimaatbeleid. Daar wij per 2020 overgaan van preventiekosten op schadekosten staan de schaduwprijzen op de lange termijn los van het groeiscenario. Verwachte klimaatdoelstellingen doen er dan niet meer toe.
MKBA Amsterdam Westpoort west
97
Tenslotte sluiten wij voor de waardering van natuurfuncties onder het milieualternatief aan bij het kentallenhandboek van Witteveen en Bos. De monetarisering van effecten op het gebied van natuur, landschap etc. is relatief pril en er is geen consensus over de te hanteren methode voor natuurwaardering. Wij pretenderen daarom niet om de volledige natuurwaarde te presenteren, maar om indicatie te geven op basis van de best beschikbare gegevens.
MKBA Amsterdam Westpoort west
98
Referenties
CE, 2007 S.M. (Sander) de Bruyn, M.J. (Martijn) Blom, A. (Arno) Schroten, M. (Machiel) Mulder Leidraad MKBA in het milieubeleid: Versie 1.0 Delft, CE, 2007 CE, 2008a M. Maibach, C. Schreyer, D. Sutter (INFRAS) H.P. van Essen, B.H. Boon, R. Smokers, A. Schroten (CE Delft) C. Doll (Fraunhofer Gesellschaft – ISI) B. Pawlowska, M. Bak (University of Gdansk) Handbook on estimation of external costs in the transport sector Internalisation Measures and Policies for All external Cost of Transport (IMPACT) Version 1.1 Delft, CE, februari 2008 CE, 2008b Project EnergieAgenda - Green4sure, Werkgroep Hernieuwbare Elektriciteit, Gefaciliteerd door CE Delft, auteurs:, M.J. (Martijn) Blom, C. (Cor) Leguijt, F.J. (Frans) Rooijers Visie op realisering groot aandeel duurzame elektriciteit Synthese van Green4sure en Energieagenda 2020 Delft, CE Delft, September 2008 CE, 2008c Maartje Sevenster, Harry Croezen, Margaret van Valkengoed, Agnieszka Markowska, Ewout Dönszelmann External costs of coal Global estimate Delft, CE Delft, november 2008 CE, 2008d A. (Ab) de Buck, D. (Dagmar) Nelissen, C. (Cor) Leguijt, J.H.B. (Jos) Benner, H.J. (Harry) Croezen Duurzame energie in Amsterdam: kansen aan de horizon, raming van het potentieel voor 2025 CE Delft, Delft, juni 2008
MKBA Amsterdam Westpoort west
99
NEEDS, 2008 P. Preiss, R. Friedrich, V. Klotz Report on the procedure and data to generate averaged/aggregated data’, deliverable No. 1.1 - RS 3a New Energy Externalities Developments for Sustainability (NEEDS) integrated project, Priority 6.1, sub-priority 6.1.3.2.5: Socio-economic tools and concepts for energy strategy Stuttgart: IER, University of Stuttgart, 2008 Watkiss, 2005 P. Watkiss et al. The Social Cost of Carbon (SCC) Review: Methodological Approaches for Using SCC Estimates in Policy Assessment, Final Report November London: UK Defra, 2005
MKBA Amsterdam Westpoort west
100